Canon IXUS 117 HS Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze
handleiding door, met name het gedeelte
'Veiligheidsmaatregelen'.
Zo leert u de camera juist te gebruiken.
Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog
kunt raadplegen.
2
Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande
onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van
de camera.
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u
de vele functies van de camera gebruiken om foto's met
geavanceerdere instellingen te maken.
Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software
wilt gebruiken.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
U hebt Adobe Reader nodig om de PDF-handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
De inhoud van de verpakking controleren
Batterijlader
CB-2LV/CB-2LVE
Camera Batterij NB-4L
(met kapje)
AV-kabel
AVC-DC400
Interfacekabel
IFC-400PCU
Polsriem
WS-DC11
Canon
garantiesysteemboekje
Introductiehandleiding Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
3
Proefopnamen en disclaimer
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het
auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp
van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere
wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon
garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van
Canon Klantenservice.
LCD-monitor (scherm)
Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze
te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van
een storing.
Lees dit eerst
4
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten....25
O tS
Mooie opnamen maken van mensen
Diverse andere opnamen maken
Opnamen maken met speciale effecten
I
w
P
V
Portretten
(p. 64)
Gezichtsuitdrukkingen
(p. 81)
Kinderen en
dieren (p. 64)
Op het strand
(p. 65)
In de sneeuw
(p. 66)
Nacht Scene
(p. 65)
Onderwater
(p. 65)
Donkere omgeving
(p. 65)
Flora
(p. 65)
Vuurwerk
(p. 66)
Fisheye-effect
(p. 69)
Speels effect
(p. 74)
Miniatuureffect
(p. 70)
Monochroom
(p. 73)
Extra levendige kleuren
(p. 68)
Poster-effect
(p. 68)
Opnamen maken
Scherpstellen op gezichten ..............................................25, 65, 95
Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet
kan worden gebruikt (de flitser uitschakelen)...............................54
Foto’s maken met de zelfontspanner ...............................58, 59, 77
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................57
Een foto maken tijdens het opnemen van een film ......................67
Wat wilt u doen?
5
1
Foto's bekijken .............................................................................28
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................122
Foto's bekijken op een tv ...........................................................130
Foto's bekijken op een computer .................................................33
Snel foto's zoeken......................................................................118
Foto's wissen .......................................................................29, 138
Weergeven
E
Films opnemen.....................................................................30, 107
Films bekijken ..............................................................................32
Opnamen maken van snel bewegende objecten
en deze afspelen in slow motion ................................................110
Films opnemen en bekijken
2
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken .........................................152
Afdrukken
Beelden opslaan op een computer ..............................................33
Opslaan
3
Geluid uitzetten ............................................................................48
De camera gebruiken in het buitenland ...............................15, 171
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................186
Overige
6
In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte
functies van deze camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de
geavanceerde functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk
meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren ........................................ 2
Lees dit eerst....................................... 3
Wat wilt u doen?.................................. 4
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt ................................ 9
Veiligheidsmaatregelen..................... 10
De batterij opladen............................ 14
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen........................................... 16
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar) ............... 17
De batterij en geheugenkaart
plaatsen .......................................... 17
De datum en tijd instellen.................. 20
De taal van het scherm instellen....... 22
Geheugenkaarten formatteren.......... 23
De ontspanknop indrukken ............... 24
Foto's maken (Smart Auto) ............... 25
Beelden bekijken............................... 28
Beelden wissen ................................. 29
Films opnemen.................................. 30
Films bekijken ................................... 32
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken................. 33
Accessoires....................................... 38
Afzonderlijk verkrijgbare
accessoires ..................................... 39
Overzicht van de onderdelen ............ 42
Schermweergave...............................44
Lampje ...............................................45
Menu FUNC. – Basishandelingen .....46
MENU – Basishandelingen................47
De geluidsinstellingen wijzigen..........48
De helderheid van het scherm
aanpassen.......................................50
De standaardinstellingen van
de camera herstellen ....................... 51
De functie spaarstand
(Automatisch Uit).............................52
Klokfuncties .......................................52
De flitser uitzetten .............................. 54
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)................................55
Datum en tijd aan de opname
toevoegen........................................57
De zelfontspanner gebruiken.............58
De resolutie wijzigen (beeldgrootte) ..61
De compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit).................................61
Opnamen maken in diverse
omstandigheden..............................64
Automatisch korte films maken
(Filmsynopsis) .................................67
Effecten toevoegen aan de opname..68
Inhoudsopgave
1 Aan de slag ........................ 13
2 Meer informatie.................. 41
3 Veelgebruikte functies
voor opnamen ....................53
4 Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden ................63
Inhoudsopgave
7
Een gezicht detecteren en opnemen
(Smart Shutter) ............................... 75
Opnamen met lange sluitertijd
maken ............................................. 79
Snel na elkaar continu-opnamen
maken (Snel na elkaar)................... 80
De beste gezichtsuitdrukkingen
vastleggen (Beste beeld selectie)... 81
Opnamen maken met Stitch Hulp..... 82
Opnamen maken in Programma
automatische belichting .................. 84
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)................ 85
De flitser inschakelen ........................ 85
De witbalans aanpassen................... 86
De ISO-waarde wijzigen ................... 88
De helderheid corrigeren en
opnamen maken (i-Contrast).......... 89
De verhouding wijzigen..................... 90
Continu-opnamen maken.................. 91
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors) ..................................... 92
Close-ups maken (macro)................. 94
Objecten op grote afstand
fotograferen (Oneindig)................... 94
De modus AF Frame wijzigen........... 95
Het onderwerp selecteren waarop
u wilt scherpstellen (AF Tracking)... 97
Het autofocuskader vergroten........... 98
Opnamen maken met
AF-vergrendeling ............................ 99
Opnamen maken met Servo AF ..... 100
De meetmethode wijzigen............... 101
Opnamen maken met de
AE-vergrendeling .......................... 102
Opnamen maken met de
FE-vergrendeling...........................102
Opnamen maken met Slow sync..... 103
Rode-ogencorrectie ......................... 104
Controleren op gesloten ogen ......... 105
Opnamen maken via een tv............. 105
Diverse soorten films opnemen .......108
Films opnemen die op een
miniatuurmodel lijken
(Miniatuureffect) ............................ 109
Opnemen super slow-motion film....110
De beeldkwaliteit wijzigen................ 112
Overige opnamefuncties.................. 113
Bewerken.........................................114
Snel naar beelden zoeken............... 118
Beelden bekijken met gefilterd
afspelen ......................................... 120
Diavoorstellingen bekijken...............122
De focus controleren ....................... 124
Beelden vergroten ........................... 125
Elk beeld in een groep bekijken.......126
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle) ..............................128
Beeldovergangen wijzigen...............129
Beelden bekijken op een tv ............. 130
Beelden beveiligen .......................... 134
Beelden wissen................................138
Beelden markeren als favoriet.........140
Beelden indelen in categorieën
(My Category)................................ 142
Beelden roteren ...............................145
5 Zelf instellingen
selecteren ...........................83
6 Diverse functies voor
het opnemen van films ... 107
7 Diverse functies gebruiken
voor afspelen
en bewerken .................... 117
Inhoudsopgave
8
Het formaat van beelden wijzigen... 146
Trimmen .......................................... 147
Effecten toepassen met de functie
My Colors...................................... 148
De helderheid corrigeren
(i-Contrast) .................................... 149
Het rode-ogeneffect corrigeren ....... 150
Beelden afdrukken .......................... 152
Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF).......................................... 159
De camera-instellingen wijzigen ..... 166
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen ......................................... 173
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen ......................................... 176
Aansluiten op het lichtnet.................178
Een Eye-Fi-kaart gebruiken.............179
Problemen oplossen ........................181
Lijst met berichten die op
het scherm verschijnen .................184
Informatieweergave op
het scherm.....................................186
Beschikbare functies per
opnamemodus...............................190
Menu's .............................................196
Afspeelmodus Menu FUNC. Menu..200
Voorzorgsmaatregelen ....................201
Specificaties.....................................202
Index ................................................206
8 Afdrukken......................... 151
9 De camera-instellingen
aanpassen ........................ 165
10 Nuttige informatie...........177
9
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars
van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aangeven en de knop FUNC./SET worden
aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn
: Tips voor het oplossen van problemen
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen
: Aanvullende informatie
(p. xx): Referentiepagina's ('xx' geeft het paginanummer aan)
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Conventies die in deze handleiding
Knop Rechts
Knop FUNC./SET
Knop Omhoog
Knop Links
Knop Omlaag
10
Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsmaatregelen op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires
die u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig
letsel of levensgevaar.
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde geur
afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner
om de apparatuur schoon te maken.
Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater)
of andere vloeistoffen.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt
u contact op met uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice.
Gebruik alleen de aanbevolen batterij.
Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil dat zich heeft opgehoopt
op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen weg met
een droge doek.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur
niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in contact
komen met de contactpunten of stekker.
De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval dat een
batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen,
moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
Veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsmaatregelen
11
Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van elektronische
instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat u de camera gebruikt op
plaatsen waar het gebruik van elektronische apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen
en medische instellingen.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden
van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. Daarnaast kunt u de luidsprekers
beschadigen als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan
schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan leiden
tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd raken.
De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer
iemand hier lang naar kijkt.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan
de apparatuur.
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op een
heldere dag).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten
dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Veiligheidsmaatregelen
12
Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die
vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of
ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het
apparaat voorkomen.
Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit
het stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit
en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een
explosie, wat kan leiden tot brand of schade.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als
u de camera in uw tas stopt.
Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
13
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het
maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar
een computer.
De riem bevestigen/de camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem en doe deze om uw pols om te voorkomen
dat de camera valt tijdens het gebruik.
Houd uw armen tegen uw lichaam gedrukt en houd de camera bij het
maken van opnamen stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers
de flitser niet blokkeren.
1
Riem
14
Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop
is de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
Zorg dat de markering o op de batterij
overeenstemt met die op de oplader en
plaats dan de batterij door deze naar
binnen ( ) en naar beneden ( )
te schuiven.
Laad de batterij op.
Voor CB-2LV: kantel de stekker ( )
naar buiten en steek de oplader in een
stopcontact ( ).
Voor CB-2LVE: sluit het netsnoer aan op
de oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat oranje branden en
het opladen begint.
Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen duurt
ongeveer 1 uur en 30 minuten.
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen ( ) en omhoog
( ) te schuiven.
De batterij opladen
CB-2LV
CB-2LVE
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij
te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
De batterij opladen
15
Geschat aantal opnamen
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden,
kleiner dan hierboven is aangegeven.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading van
de batterij aangeeft.
Aantal opnamen
Circa 230
Afspeeltijd
Circa 5 uur
Weergave Betekenis
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op.
'Vervang \ Verwissel accu' Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de oplader efficiënt gebruiken
Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig
het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een niet
helemaal lege batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit
de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V
(50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische
transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem.
Als de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past,
moet u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur verstreken.
Koop dan een nieuwe batterij.
Plaats het klepje zodanig op een geladen
batterij dat de markering o zichtbaar is.
16
Als u uw camera afdankt, moet u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij
verwijderen voor recycling volgens de lokale voorschriften.
Draai de schroeven van
de behuizing los.
Open het klepje van de aansluitingen.
Draai de schroeven van de behuizing
op de zijkanten en de onderkant los.
Verwijder de kleppen van
de voor- en achterkant.
Verwijder eerst de klep van de achterkant.
Verwijder daarna de klep van de voorkant.
Verwijder de batterij.
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen
Raak het gemarkeerde gebied nooit aan.
Dit kan leiden tot een zware elektrische schok.
Raak dit gebied nooit aan!
Verwijder nooit de camerabehuizing om een
andere reden dan om de interne oplaadbare
lithiumbatterij te verwijderen voor recycling,
wanneer u de camera afdankt.
17
De onderstaande kaarten kunnen zonder capaciteitsbeperkingen
worden gebruikt.
SD-geheugenkaarten*
SDHC-geheugenkaarten*
SDXC-geheugenkaarten *
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
Eye-Fi-kaarten
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken
sommige kaarten mogelijk niet goed.
Info over Eye-Fi-kaarten
Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht)
wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een
Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor
het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de
kaart niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied
mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart
(afzonderlijk verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Duw het schuifje
omhoog totdat u een klik hoort.
Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden
SDXC-geheugenkaarten mogelijk zelfs niet herkend als u een kaartlezer
gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem
SDXC-geheugenkaarten ondersteunt.
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
De batterij en geheugenkaart plaatsen
De batterij en geheugenkaart plaatsen
18
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten ( ) en
omhoog ( ) om het te openen.
Plaats de batterij.
Duw de batterijvergrendeling in de richting
van de pijl en plaats de batterij op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Zorg dat u de batterij in de juiste richting
plaatst, anders klikt deze niet goed vast.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
Aansluitpunten Batterijver-
grendeling
Aansluitpunten
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
SD-, SDHC-, SDXC-geheugenkaarten en Eye-Fi-kaarten hebben een schuifje
voor schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt
op het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen
of wissen.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
19
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
vandepijl.
De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen tot
u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Aantal opnamen per geheugenkaart
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-
instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Geheugenkaart
4 GB 16 GB
Aantal opnamen
Circa 1231 Circa 5042
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in
de opnamemodus is ingesteld (p. 25).
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
20
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor
het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw
opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen op om een waarde
in te stellen.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
Als u op de ON/OFF-knop drukt,
wordt de camera uitgeschakeld.
De datum en tijd instellen
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
Zomertijd instellen
Als u bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op de instelling
kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld.
De datum en tijd instellen
21
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Datum/Tijd]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Volg stap 2 en 3 op p. 20 om de instelling
te wijzigen.
Druk op de knop n om het menu
te sluiten.
Datum/tijd-batterij
De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) die de
datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere
batterij is verwijderd.
Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 39), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur
worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/Tijd] als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 20 om de datum en tijd in te stellen.
22
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop m ingedrukt terwijl u op
de knop n drukt.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr om een taal
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
De taal van het scherm instellen
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en
de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok
te sluiten en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken
en [Taal] te selecteren op het tabblad 3.
23
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een
geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de
gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als
u een geheugenkaart gaat formatteren.
Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 179) gaat formatteren, moet u de software van
de kaart op een computer installeren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Formateren]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Kies [OK].
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen op om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
De geheugenkaart wordt geformatteerd.
Geheugenkaarten formatteren
De ontspanknop indrukken
24
Voltooi het formatteren.
Als het formatteren is voltooid, verschijnt
op het scherm de melding [Geheugenkaart
is geformatteerd].
Druk op de knop m.
Druk de ontspanknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk
de knop daarna volledig in om de foto te maken.
Druk de knop half in (Druk lichtjes
om de focus in te stellen).
Druk lichtjes totdat u tweemaal een
piepgeluid hoort en er AF-kaders
verschijnen waarop de camera scherpstelt.
Druk de knop volledig in (Druk
volledig in om de foto te maken).
U hoort het geluid van de sluiter als
de opname wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de
gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie
op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige
inhoud wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien
van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek
vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit,
om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven
op de geheugenkaart.
Voer een Low Level Format (p. 167) van de geheugenkaart uit als de
camera niet goed werkt, als de opname-/leessnelheid van een
geheugenkaart is afgenomen, als het maken van continu-opnamen
langzamer gaat of als het opnemen van een film plotseling wordt
afgebroken.
De ontspanknop indrukken
Foto's maken (Smart Auto)
25
De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen,
zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt
laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera kan
ook gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, waarna de
kleur en helderheid optimaal worden ingesteld.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
Het opstartscherm verschijnt.
Selecteer de modus A.
Stel de modusschakelaar in op A.
Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze
de compositie bepaalt.
Het pictogram voor de ingestelde
compositie wordt weergegeven rechts
boven in het scherm.
De camera stelt scherp op gedetecteerde
onderwerpen en geeft kaders weer rond
deze onderwerpen .
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u de ontspanknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege
te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
Foto's maken (Smart Auto)
Foto's maken (Smart Auto)
26
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar i (telelens)
duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat
dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j
(groothoek) duwt, zoomt u uit op het
onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
(De zoombalk, die de zoompositie
aangeeft, verschijnt op het scherm.)
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp
te stellen.
Wanneer de camera scherpstelt, hoort u
tweemaal een piepgeluid en verschijnen er
AF-kaders waarop de camera scherpstelt.
Als de camera op meerdere punten
scherpstelt, verschijnen er meerdere
AF-kaders.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
De foto verschijnt circa twee seconden
op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de ontspanknop drukken om
een volgende foto te maken.
Zoombalk
AF-kader
Foto's maken (Smart Auto)
27
Wat als...
Wat als de kleur en helderheid van de opnamen niet worden weergegeven
zoals verwacht?
Het weergegeven compositiepictogram (p. 187) past niet bij de werkelijke
compositie. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus
G
(p. 83).
Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Er verschijnt een wit kader rond het gezicht of het onderwerp dat wordt gedetecteerd
als het hoofdonderwerp. Rond de andere gedetecteerde gezichten verschijnt een
grijs kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik.
Als het onderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen het
witte kader zichtbaar.
Wat als er geen kader verschijnt rond het onderwerp dat u wilt opnemen?
Wellicht wordt het onderwerp niet gedetecteerd en verschijnen er kaders in de
achtergrond. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus
G
(p. 83).
Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de ontspanknop half indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt
gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast
(Servo AF).
Wat als er een knipperende verschijnt?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en daardoor
het beeld onscherp maken.
Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
Als u op de knop
p
drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle
camerageluiden uitgeschakeld. Om het geluid in te schakelen, drukt u op de knop
n
, selecteert u [mute] op het tabblad
3
en drukt u vervolgens op de knoppen
qr
om [Uit] te selecteren.
Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is
ongeveer 30 cm – 4,0 m van het uiteinde van de lens met een maximale
groothoekinstelling (
j
), en ongeveer 50 cm – 2,0 m van het uiteinde van de lens
met een maximale telelens (
i
).
Wat als de camera één keer piept wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt?
Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Loop, als de camera in de maximale
groothoekinstelling (
j
staat, ongeveer 3 cm of meer weg van uw onderwerp en
maak de opname. Loop ongeveer 50 cm of meer weg als de camera in de maximale
telelensinstelling (
i
) staat.
Wat als het lampje gaat branden wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het
lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
Wat als het pictogram
h
knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen.
Beelden bekijken
28
U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op de knop
q
drukt, doorloopt u de
beelden van het nieuwste beeld naar
het oudste.
Als u op de knop
r
drukt, doorloopt u de
beelden van het oudste beeld naar het
nieuwste.
Als u de knoppen
qr
ingedrukt houdt, worden
de beelden achter elkaar weergegeven, zodat
u ze snel kunt doorzoeken. Druk op de knop
m
om terug te keren naar de enkelvoudige
weergave (p. 118).
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken.
Als u nogmaals op de knop
1
drukt terwijl de
lens wordt ingetrokken, wordt de camera
uitgeschakeld.
Wat als er rechts boven in het scherm een pictogram verschijnt?
Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in het
scherm. Zie 'Compositiepictogrammen' (p. 187) voor meer informatie over
de pictogrammen die verschijnen.
Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking)
Nadat u op de knop o hebt gedrukt en wordt weergegeven, richt u de camera zo
dat op het onderwerp staat waarop u wilt scherpstellen. Houd de ontspanknop half
ingedrukt totdat er een blauw kader wordt weergegeven waarin de scherpstelling en
de belichting blijven behouden (Servo AF). Druk de ontspanknop helemaal in om de
opname te maken.
Beelden bekijken
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de ontspanknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar
de opnamemodus.
29
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen qr om een beeld
weer te geven dat u wilt wissen.
Wis het beeld.
Druk eerst op de knop
m
en vervolgens
op de knoppen op om a te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
[Wissen?] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr om [Wissen]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u wilt afsluiten maar het beeld niet wilt
wissen, drukt u op de knoppen qr om
[Stop] te selecteren. Daarna drukt u
op de knop m.
Beelden wissen
30
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen
op de filmknop hoeft te drukken om te filmen.
Als u de camera gedurende lange tijd gebruikt, kan deze warm worden.
Dit is niet het gevolg van een storing.
Selecteer de modus A.
Stel de modusschakelaar in op A.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar
i
duwt, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar
j
duwt, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Boven en onder in het scherm verschijnen
zwarte balken. Deze gebieden kunnen
worden niet opgenomen.
U hoort één pieptoon, de camera begint
met de filmopname en op het scherm
verschijnen [ REC] en de verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de filmknop.
Films opnemen
Resterende tijd
Verstreken tijd
Films opnemen
31
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar
worden de helderheid en de kleurtoon
automatisch aangepast.
Raak de microfoon niet aan tijdens
de opname.
Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de filmknop. Het geluid van
de knoppen wordt in de film opgenomen.
Stop de opname.
Druk opnieuw op de filmknop.
De camera geeft twee pieptonen en stopt
met opnemen.
De film wordt naar de geheugenkaart
weggeschreven.
De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Opnametijd
De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
De maximale cliplengte is ongeveer 10 minuten.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of
hoger gebruiken.
Microfoon
In- en uitzoomen tijdens de opname.
Als u tijdens de opname op de zoomknop drukt, zoomt u in of uit op het
onderwerp. Films die zijn gemaakt met een blauwe zoomfactor, zijn echter grof.
De bedieningsgeluiden worden opgenomen.
U kunt een film opnemen door op de filmknop te drukken, ook als de
modusschakelaar in een andere stand dan 4 staat (p. 107).
Geheugenkaart
4GB 16GB
Opnametijd
Circa 14 min. 53 sec. Circa 1 uur 1 min. 0 sec.
32
U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
Druk op de knoppen qr om een film
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Speel de film af.
Druk op de knoppen op om te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
De film wordt afgespeeld.
Als u op de knop m drukt, wordt de film
gepauzeerd en verschijnt het
filmbedieningspaneel. Druk op de
knoppen qr om (afspelen) te
selecteren, en druk vervolgens op de knop
m om het afspelen te hervatten.
Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
Na het einde van de film verschijnt .
Films bekijken
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
33
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een
andere compacte digitale camera van Canon was meegeleverd, installeert u de
software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie
wordt overschreven.
Systeemvereisten
Windows
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van
de computer.
Hoe kan ik films afspelen op een computer?
Installeer de meegeleverde software (p. 34).
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave
kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de
computercapaciteit.
Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart
te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen. Voor
geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie.
Besturingssysteem
Windows 7
Windows Vista Service Pack 1 en 2
Windows XP Service Pack 3
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core2 Duo 2,6 GHz of hoger
(films)
RAM
Windows 7 (64 -bits): 2 GB of meer
Windows 7 (32 -bits), Windows Vista (64 -bits, 32 -bits):
1 GB of meer
(foto's), 2 GB of meer (films)
Windows XP: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer*
Filmuploader voor YouTube: 30 MB of meer
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer
om te bekijken
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
34
Macintosh
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5)
gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd in het cd-romstation
van de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom
(Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk)
(p. 2) in het cd-romstation van
de computer.
Start de installatie.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies -op het
scherm om verder te gaan met
de installatie.
Als het scherm [User Account Control/
Beheer gebruikersaccount] wordt
weergegeven, volgt u de instructies
op het scherm om verder te gaan.
Besturingssysteem
Mac OS X (v10.5 – v10.6)
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Intel Processor (foto's), Core 2 Duo 2.6 GHz of hoger (films)
RAM Mac OS X v10.6: 1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Mac OS X v10.5: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
ImageBrowser: 250 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer
Filmuploader voor YouTube: 30 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
35
Als de installatie is voltooid, klikt u op
[Restart/Opnieuw starten] of [Finish/
Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd in het cd-romstation
van de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom
(Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2)
in het cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
Dubbelklik op op de cd.
Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder te gaan
met de installatie.
Sluit de camera aan op
de computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje en steek de kleinste stekker
van de meegeleverde interfacekabel (p. 2)
stevig in de aansluiting van de camera in de
aangegeven richting.
Steek de grote stekker van de
interfacekabel in de computer. Raadpleeg
de handleiding van de computer voor meer
informatie over de aansluiting.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
36
Open CameraWindow.
Windows
Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden].
CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt,
klikt u op het menu [Start] en selecteert u
[All Programs/Alle programma's], gevolgd
door [Canon Utilities], [CameraWindow]
en [CameraWindow].
Macintosh
Wanneer er een verbinding tot stand is
gebracht tussen de camera en de
computer, wordt CameraWindow
weergegeven.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u
op het pictogram CameraWindow in de
taakbalk onder aan het bureaublad.
Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow
weer te geven.
Klik op op de taakbalk.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het
programma te wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op .
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
37
Beelden downloaden en bekijken
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-overgedragen beelden
importeren].
Alle beelden die nog niet zijn
overgedragen, worden nu naar de
computer overgedragen. Overgedragen
beelden worden gesorteerd op datum en
opgeslagen in afzonderlijke submappen in
de map Afbeeldingen.
Sluit CameraWindow wanneer de
beeldoverdracht voltooid is.
Schakel de camera uit en verwijder
de kabel.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het bekijken van
beelden op een computer.
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de beeldoverdrachtfunctie
downloaden door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer.
Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:
Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele
minuten duren voordat u beelden kunt downloaden.
Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in
horizontale richting gedownload.
Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het
downloaden naar een computer.
Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of
beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte
besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.
Mogelijk zijn ook enkele functies in de meegeleverde software niet
beschikbaar, zoals het bewerken van films en beeldoverdracht naar
de camera.
38
Accessoires
Meegeleverd bij de camera
Polsriem
WS-DC11
Batterij NB-4L
met kapje*
Batterijlader
CB-2LV/CB-2LVE*
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
*Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
USB-kaartlezer
Windows/
Macintosh
Geheugenkaart
Canon PictBridge-compatibele printers
TV
High-Definition TV
HDMI-kabel HTC-100
Interfacekabel
IFC-400PCU*
AV-kabel AVC-DC400*
39
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in
sommige regio's.
Voedingen
Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE
Een oplader om de batterij NB-4L
op te laden.
Batterij NB-4L
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Voedingsadapterset ACK-DC60
Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
computer of printer. U kunt op deze manier
niet de batterij in de camera opladen.
Flitser
Krachtige flitser HF-DC1
Met deze losse flitser kunt u foto-
onderwerpen vastleggen die te ver weg
zijn om door de ingebouwde flitser te
worden belicht.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
U kunt ook de voedingsadapterset ACK-DC10 gebruiken.
Accessoires gebruiken in het buitenland
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden met
een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit
kan leiden tot beschadigingen.
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR
EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE
BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
40
Overige accessoires
HDMI-kabel HTC-100
Gebruik deze kabel om de camera aan
te sluiten op de HDMI
-aansluiting van
een hdtv.
Waterdichte behuizing WP-DC39
Gebruik deze behuizing voor het maken van
foto’s onder water tot op een diepte van
40 meter, voor het maken van foto's in de
regen, op het strand en op skipistes.
Waterdichte behuizing WP-DC310L
Gebruik deze behuizing voor het maken van
foto’s onder water tot op een diepte van
3 meter, voor het maken van foto's in de
regen, op het strand en op skipistes.
Printers
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel bij
u in de buurt waar Canon-producten
worden verkocht.
SELPHY-serie
Inkjetprinters
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die
worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van
accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen
betaling kunt laten uitvoeren.
41
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
2
42
Modusschakelaar
Met de modusschakelaar wijzigt u de opnamemodus.
Overzicht van de onderdelen
Microfoon (p. 31)
Lens
Luidspreker
Zoomknop
Opnamen maken: i (telelens) /
j (groothoek) (pp. 26, 30, 55)
Afspelen: k (vergroten) / g (index)
(pp. 118, 125)
Ontspanknop (p. 24)
ON/OFF-knop (p. 20)
Modusschakelaar
Lampje (pp. 58, 77, 173)
Flitser (pp. 54, 85)
Aansluiting statief
Klepje gelijkstroomkoppeling
Geheugenkaartsleuf / batterijklepje
(p. 17)
U kunt de camera instellingen laten selecteren voor
volledig automatische opnamen (p. 25).
U kunt opnamen maken met de beste instellingen voor
de compositie (p. 64) of u kunt zelf instellingen kiezen om
diverse soorten foto's te maken (pp. 53, 83).
Overzicht van de onderdelen
43
Scherm (LCD-monitor)
(pp. 44, 186, 188)
Filmknop (pp. 30, 107)
A/V OUT (audio/video-uitgang)- /
DIGITAL-aansluiting (pp. 35, 130, 152)
HDMI-aansluiting (p. 131)
Riembevestigingspunt (p. 13)
b (belichtingscompensatie) (p. 85) /
o-knop
e (macro) (p. 94) / q-knop
m FUNC./SET-knop (p. 46)
h (Flitser) (pp. 85, 103) / r-knop
l (weergaveknop) (p. 44) / p-knop
Lampje (p. 45)
1 (afspeelknop) (pp. 28, 117)
n-knop (p. 47)
44
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop p. Zie p. 186 voor details
over de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnamen maken
Afspelen
Schermweergave
Geen informatieweergaveInformatieweergave
U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op
de knop p te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die als
eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en dan
[terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 174).
Focuscontrole-
weergave (p. 124)
Uitgebreide
informatieweergave
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Lampje
45
Schermweergave in donkere opnameomstandigheden
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm
automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren
(nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en
de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter
verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het
onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed
op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing tijdens afspelen
In de Uitgebreide informatieweergave (p. 44) knipperen de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
De grafiek die verschijnt in de Uitgebreide
informatieweergave (p. 188) wordt
histogram genoemd. Het histogram toont
de distributie van de helderheid van een
beeld in horizontale richting en de sterkte
van de helderheid in verticale richting.
Als de grafiek meer naar rechts staat, is de
opname helder. Staat de grafiek meer naar
links, dan is de opname donker. Op deze
manier kunt u de belichting beoordelen.
Het lampje aan de achterkant van de camera (p. 43) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
Helder
Donker
Hoog
Laag
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt Aangesloten op een computer (p. 35)/Display uit (p. 171)
Knippert
Bij het opstarten van de camera, bij opnemen/lezen/
overdragen van gegevens, tijdens opnamen met lange
sluitertijd (p. 79)
Als het lampje groen knippert, mag u de stroom niet uitschakelen, het
klepje van de geheugenkaartsleuf/batterijhouder openen, of de camera
schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of
storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
Lampje
46
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen.
De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus
of afspeelmodus (pp. 190197).
Open het menu FUNC.
Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren en druk vervolgens
op de knop m of de knop r.
Als u bepaalde menu-items kiest, worden
er op het scherm vervolgopties
weergegeven.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren.
U kunt ook instellingen selecteren door
op de knop n te drukken bij opties
waarbij wordt weergegeven.
Druk op de knop q om terug te gaan naar
de menu-items.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
Het opnamescherm keert terug en u ziet
de geselecteerde instelling op het
LCD-scherm.
Menu FUNC. – Basishandelingen
Menu-items
Beschikbare opties
47
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen
(1). De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de
afspeelmodus (pp. 196199).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Beweeg de zoomknop of druk op
de knopppen qr om een tabblad
te selecteren.
Kies een item.
Druk op de knoppen op om een item
te kiezen.
Bij sommige items moet u op de knop m
of r drukken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
MENU – Basishandelingen
48
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [mute] te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop p ingedrukt te
houden terwijl u de camera inschakelt.
Als u de camerageluiden dempt, wordt het geluid ook gedempt als u films
afspeelt (p. 32). Drukt u op de knop o bij het afspelen van een film,
dan wordt het geluid afgespeeld en kunt u het volume regelen met
de knoppen op.
De geluidsinstellingen wijzigen
49
Het volume aanpassen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Volume]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen op om een item
te selecteren en druk vervolgens op
de knoppen qr om het volume aan
te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
50
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren aanpassen.
Via het menu
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om
[LCD Helderheid] te selecteren.
Pas de helderheid aan.
Druk op de knoppen qr om de helderheid
aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
Via de knop p
Druk langer dan één seconde op
de knop p.
Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
Druk nogmaals langer dan één seconde
op de knop p om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
De helderheid van het scherm aanpassen
De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm
de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3,
kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop p.
51
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Reset alle].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Reset alle]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
De standaardinstellingen van
de camera herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
[Datum/Tijd] (p. 21), [Taal] (p. 22), [Video Systeem] (p. 130), [Tijdzone] (p. 171)
en het geregistreerde beeld voor [opstart scherm] (p. 168) op het tabblad 3.
De vastgelegde gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 86).
De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent (p. 71) of Kleur Wissel (p. 72).
De opnamemodi die zijn ingesteld terwijl de modusschakelaar was ingesteld
op 4 (pp. 63, 107).
52
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van
is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnamen maken
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet
is ingetrokken en u de ontspanknop half indrukt (p. 24), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken.
Spaarstand tijdens afspelen
De camera wordt uitgeschakeld nadat deze ongeveer 5 minuten lang niet
is gebruikt.
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen qr om de
weergavekleur aan te passen.
Druk nogmaals op m om de
klokweergave te annuleren.
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 170).
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 171).
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
Klokfuncties
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt
u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
53
Veelgebruikte functies
voor opnamen
In dit hoofdstuk wordt het gebruik van veelgebruikte functies uitgelegd,
zoals de zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
modus A. Wanneer u opnamen maakt in een andere modus,
controleert u welke functies beschikbaar zijn in die modus (pp. 190195).
3
54
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
Druk op de knoppen qr om ! te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Nadat dit is ingesteld, verschijnt ! op
het scherm.
Om de flitser weer aan te zetten volgt
u de bovenstaande stappen om
te selecteren.
De flitser uitzetten
Wat als er een knipperende verschijnt?
Als u de ontspanknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar
onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, verschijnt een knipperende op het
scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen.
55
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot maximaal 16x
(bij benadering) en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om
te vergroten met de optische zoom.
De beelden kunnen echter grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 61) en de
gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert. De zoomfactor
wordt weergegeven op het scherm als
u de zoomknop loslaat.
Duw de zoomknop weer naar i.
De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
Zoomfactor
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom]
te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit].
Als u de optische zoom in combinatie met de digitale zoom gebruikt, is de
brandpuntafstand ongeveer 28 – 448 mm, en 28 – 112 mm als u alleen
de optische zoom gebruikt (alle brandpuntafstanden zijn equivalent aan
35 mm).
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
56
Digitale Tele-converter
Een lens die u op de camera kunt bevestigen om de brandpuntsafstand te
vergroten met een factor van ongeveer 1,5x of ongeveer 2,0x. Hierdoor is een
snellere sluitertijd mogelijk, en is er minder kans op camerabeweging dan als
u alleen de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) gebruikt met dezelfde
zoomfactor.
De beelden kunnen echter grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 61) van
of en de gebruikte zoomfactor.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Digitale Zoom].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 4
te selecteren.
Druk op de knoppen op om
[Digitale Zoom] te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om een
vergroting te selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar
de standaard digitale zoomfunctie.
De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x]
zijn ongeveer 42,0 – 168 mm en ongeveer 56,0 – 224 mm (equivalent
aan 35 mm).
U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
De sluitertijden zijn wellicht hetzelfde bij de maximale telelensinstelling
i en als u inzoomt op het onderwerp volgens stap 2 op p. 55.
57
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen.
Controleer dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 20).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum stempel].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 4
te selecteren.
Druk op de knoppen op om
[Datum stempel] te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om [Datum]
of [Datum & Tijd] te selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
Na de instelling verschijnt [DATUM]
op het scherm.
Maak de opname.
De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit]
bij stap 3.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
De zelfontspanner gebruiken
58
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de
fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden
nadat de ontspanknop is ingedrukt.
Selecteer Ò.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Druk op de knoppen op om Ò te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Na het instellen verschijnt Ò op
het scherm.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
Als de zelfontspanner start, knippert het
lampje en hoort u het geluid van de
zelfontspanner.
Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en
het geluid (het lampje blijft branden terwijl
er wordt geflitst).
U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en
afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter
doet bij beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum
en tijd tweemaal worden afgedrukt.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 159) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
Gebruik de printerfuncties (p. 151) om af te drukken.
De zelfontspanner gebruiken
De zelfontspanner gebruiken
59
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op
de knop n.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
in stap 1 op p. 58.
Camerabeweging vermijden met
de zelfontspanner
De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de
ontspanknop is ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Selecteer Î.
Volg stap 1 op p. 58 om Î te selecteren.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Î op het scherm.
Volg stap 2 op p. 58 om de opname
te maken.
De zelfontspanner aanpassen
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Druk op de knoppen op om $ te
selecteren en druk vervolgens op
de knop n.
U kunt de vertraging en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 59).
De zelfontspanner gebruiken
60
Selecteer de instellingen.
Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Foto's] te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een waarde
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Volg stap 2 op p. 58 om de opname
te maken.
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste
opname gemaakt.
Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt,
kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het
lampje en het zelfontspannergeluid twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje blijft branden indien er wordt geflitst).
61
U kunt kiezen uit vijf instellingen voor de resolutie.
Selecteer de resolutie-instelling.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u in
de stappen 1 – 2.
U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal).
Selecteer de compressie-
verhouding.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling,selecteert u
in de stappen 1 – 2.
De resolutie wijzigen (beeldgrootte)
De compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit)
De compressieverhouding wijzigen (beeldkwaliteit)
62
Waarden voor resolutie en compressieverhouding
(bij benadering) (voor een verhouding van 4:3)
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op een verhouding van 4:3. Als u de verhouding
wijzigt (p. 90), kunnen er meer opnamen worden gemaakt omdat de gegevensgrootte
per opname kleiner is dan bij opnamen van 4:3. Aangezien opnamen van 16:9
echter een instelling van 1920 x 1080 pixels hebben, wordt de gegevensgrootte hiervan
hoger dan opnamen van 4:3.
Geschatte waarden voor het papierformaat (voor een
verhouding van 4:3)
Voor het verzenden van foto’s als
e-mailbijlage.
Resolutie
Compressie-
verhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschat aantal kB)
Aantal opnamen per
geheugenkaart
(bij benadering)
4 GB 16 GB
(Groot)
12M/4000x3000
3.084 1231 5042
1.474 2514 10295
(Medium 1)
6M/2816x2112
1.620 2320 9503
780 4641 19007
(Medium 2)
2M/1600x1200
558 6352 26010
278 12069 49420
(Klein)
0.3M/640x480
150 20116 82367
84 30174 123550
A2 (420 x 594 mm)
A3 – A5 (297 x 420 –
148 x 210 mm)
130 x 180 mm
Briefkaartformaat
90 x 130 mm
63
Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u effecten toevoegt en opnamen
maakt in diverse omstandigheden.
4
64
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Stel de camera in op de modus 4.
Stel de modusschakelaar in op 4.
Kies een opnamemodus.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om G te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Druk op de knoppen op om de gewenste
modus te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
V Foto’s maken van kinderen of
dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
Loop ongeveer 1 meter of meer weg van
uw onderwerp en maak de opname.
Opnamen maken in diverse
omstandigheden
Opnamen maken in diverse omstandigheden
65
Opnamen bij nacht zonder statief
maken (Nachtscene handm)
Hiermee kunt u mooie foto's maken van
nachtelijke stadsgezichten door het
combineren van verschillende continu-
opnamen om camerabewegingen en ruis
te verminderen.
Bij gebruik van een statief maakt u
opnamen in de modus A (p. 25).
Opnamen maken bij weinig licht
(Donkere omgeving)
Hiermee kunt u opnamen maken in een
donkere omgeving, met gereduceerde
camerabewegingen en onscherpe
weergave.
w Strandfoto's maken (Strand)
Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
S Onderwateropnamen maken
(Onderwater)
In combinatie met de waterdichte
behuizing WP-DC (afzonderlijk
verkrijgbaar) (p. 40) maakt u in deze
modus foto's met natuurlijke kleuren van
onderwaterleven en -landschappen.
U kunt de witbalans handmatig aanpassen
(p. 87).
OFoto's maken van flora (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
66
P Mensen in de sneeuw fotograferen
(Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
Houd de camera in de modus stevig vast tijdens het maken van
opnamen, omdat er meerdere foto’s na elkaar worden genomen.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera
niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel
daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief
(p. 175).
In de modus wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels).
In de modi V, of S kunnen de opnamen grof lijken omdat de
ISO-waarde (p. 88) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden
te passen.
Als de camera te veel beweegt bij de opnamen in de modus kunnen
de foto’s, afhankelijk van de opnameomstandigheden, mogelijk niet
worden gecombineerd of ontstaat wellicht niet het verwachte resultaat.
67
U kunt een korte film van een dag maken door alleen foto's te maken.
Elke keer als u een foto maakt, wordt de scène van vlak vóór uw foto
opgenomen als een film. Alle films die op die dag zijn opgenomen,
worden als één bestand opgeslagen.
Selecteer .
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om een
foto te maken.
Er wordt een film van ongeveer 2 – 4 sec.
opgenomen vlak voordat de foto wordt
gemaakt.
Automatisch korte films maken
(Filmsynopsis)
Wat als er geen film wordt opgenomen?
Als u een foto maakt vlak nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus hebt
geselecteerd of de camera op een andere wijze hebt bediend, wordt er wellicht geen
film opgenomen.
Films bekijken die zijn gemaakt met Filmsynopsis
U kunt de films die zijn gemaakt in de modus , selecteren om deze te bekijken
(p. 119).
Aangezien u zowel foto's maakt als films opneemt, raakt de batterij sneller
leeg dan met A.
De beeldkwaliteit wordt ingesteld op voor films die zijn opgenomen
in de modus .
In de volgende gevallen worden de films opgeslagen als afzonderlijke
bestanden, ook als ze op dezelfde dag zijn opgenomen in de modus .
- Zodra het clipbestand 4 GB groot is of zodra u ongeveer 1 uur lang
hebt opgenomen
- Als de film is beveiligd (p. 134)
- Als de Tijdzone-instelling is gewijzigd (p. 171)
- Als u een nieuwe folder hebt gemaakt (p. 170)
Als u de camera bedient tijdens het opnemen van een film, worden
de camerageluiden opgenomen in de film.
De camera maakt geen geluid, zoals bij het half indrukken van de
ontspanknop en het bedienen van de knoppen of de zelfontspanner
(p. 166).
68
U kunt diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
Kies een opnamemodus.
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
een opnamemodus te selecteren.
Maak de opname.
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
Hiermee maakt u foto's in levendige,
intense kleuren.
Foto's maken met poster-effect
(Poster-effect)
Hiermee kunt u foto's maken die lijken
op oude posters of illustraties.
Effecten toevoegen aan de opname
Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen
in de modi , , , en , kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Effecten toevoegen aan de opname
69
Opnamen maken met het effect van
een visooglens (Fisheye-effect)
U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Kies .
Volg stap 1–2 op p. 64 om
te selecteren.
Kies een effectniveau.
Druk langer dan één seconde op
de knop n.
[Effectniveau] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr om een
effectniveau te selecteren en druk
vervolgens op de knop n.
U kunt het effect op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Effecten toevoegen aan de opname
70
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect
van een miniatuurmodel krijgt.
Kies .
Volg stap 1–2 op p. 64 om
te selecteren.
Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk langer dan één seconde op
de knop n.
Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen en druk op de
knoppen op om de kaderpositie te
wijzigen. Druk vervolgens op de
knop n.
Maak de opname.
Als u bij stap 2 op de knoppen qr drukt, schakelt u naar de verticale
richting van het kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen
wijzigen door nogmaals op de knoppen qr te drukken. Druk op de
knoppen op om het kader weer in de horizontale richting te zetten.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Vergeet niet een afspeelsnelheid in te stellen voordat u een film opneemt
met het miniatuureffect (p. 109).
Effecten toevoegen aan de opname
71
De kleur wijzigen en opnamen maken
U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof
worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
Volg stap 1–2 op p. 64 om T te
selecteren.
Druk langer dan één seconde
op de knop n.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
Kleur Accent worden afwisselend
weergegeven.
De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Druk op de knoppen op om het
gewenste kleurengamma te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
Opgenomen kleur
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
Effecten toevoegen aan de opname
72
Kleur wisselen
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
Volg stap 1–2 op p. 64 om
Y
te selecteren.
Druk langer dan één seconde
op de knop n.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden afwisselend
weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop r.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Effecten toevoegen aan de opname
73
Geef het kleurengamma
op dat u wilt wisselen.
Druk op de knoppen op om het te
wijzigen kleurengamma aan te passen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
Opnamen maken in Monochroom
U kunt opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw-wit.
Selecteer .
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen.
Selecteer een kleurtoon.
Druk langer dan één seconde op
de knop n.
[Kleurtoon] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr om een effect
te selecteren en druk vervolgens op
de knop n.
U kunt de kleurtoon op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
Zwart/wit
Voor opnamen in zwart-wit.
Sepia
Voor opnamen met sepiatonen.
Blauw Voor opnamen in blauw-wit.
Effecten toevoegen aan de opname
74
Opnamen maken met een speels effect
(Speels effect)
Met dit effect worden de hoeken van het beeld donkerder en onscherper en
wordt de kleur gewijzigd zodat het lijkt alsof de foto is gemaakt met een
speelgoedcamera.
Selecteer .
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen.
Selecteer een kleurtoon.
Druk langer dan één seconde op
de knop n.
Druk op de knoppen qr om een effect
te selecteren en druk vervolgens op
de knop n.
U kunt de kleur op het scherm controleren.
Maak de opname.
Standaard
De beelden lijken gemaakt met een speelgoedcamera.
Warm
Beelden hebben een warmere toon dan met [Standaard].
Koel Beelden hebben een koelere toon dan met [Standaard].
75
Een glimlach detecteren en opnemen
De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd,
ook zonder dat u op de ontspanknop drukt.
Kies .
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen, en druk daarna langer dan
één seconde op de knop n.
Druk op de knoppen qr om te
selecteren en druk vervolgens op
de knop n.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
Richt de camera op een persoon.
Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een foto gemaakt.
Druk op de knop p om de lachdetectie te
pauzeren. Druk nogmaals op de knop p
om de lachdetectie te hervatten.
Een gezicht detecteren en opnemen
(Smart Shutter)
Wat als een glimlach niet wordt gedetecteerd?
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht
en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.
Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
U kunt ook foto’s maken door gewoon de ontspanknop in te drukken.
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
76
De knipoogdetectie gebruiken
Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop volledig in.
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt
gedetecteerd.
Kies .
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen, en druk daarna langer dan
één seconde op de knop n.
Druk op de knoppen qr om te
selecteren en druk vervolgens op
de knop n.
Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of er een groen kader verschijnt
rondom het gezicht van de persoon die
zal knipogen.
Druk de ontspanknop helemaal in.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Glimlach voor foto].
Het lampje gaat knipperen en u hoort
het geluid van de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer
twee seconden nadat een knipoog is
gedetecteerd van de persoon binnen
het kader.
Druk op de knop n om het aftellen
te annuleren.
Wat als een knipoog niet wordt gedetecteerd?
Knipoog langzaam.
Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren
of een hoed, of als diegene een bril draagt.
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
77
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw
gezicht wordt gedetecteerd (p. 95). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto
te maken waar de fotograaf zelf ook op staat.
Kies .
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen, en druk daarna langer dan
één seconde op de knop n.
Druk op de knoppen qr om te
selecteren en druk vervolgens op
de knop n.
Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en of
de andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de ontspanknop helemaal in.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.
Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook gedetecteerd als
een knipoog.
Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer
15 seconden ontgrendeld.
Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de
ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat
een persoon in de compositie komt en knipoogt.
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
78
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
Als de camera een nieuw gezicht
detecteert, worden het geknipper en het
geluid van de zelfontspanner versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en twee seconden later wordt
de sluiter ontgrendeld.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op
de knop n.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
79
U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met
een lange sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief
bevestigen zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp
kan worden.
Selecteer .
Volg stap 1–2 op p. 64 om te selecteren.
Selecteer de sluitertijd.
Druk op de knop o.
Druk op de knoppen qr om de sluitertijd
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Bevestig de belichting.
Als u de ontspanknop half indrukt,
verschijnt de belichting voor de
geselecteerde sluitertijd op het scherm.
Opnamen met lange sluitertijd maken
De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van
het scherm bij stap 3 toen de ontspanknop half werd ingedrukt.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden
bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor
is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten
voordat u de volgende opname kunt maken.
Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 175).
Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt,
stelt u de flitser in op
! en maakt u de opname.
80
U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer
8,2 beelden per seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt.
Kies .
Volg stap 1–2 op p. 64 om te selecteren.
Maak de opname.
Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
Beelden die worden weergegeven tijdens
het afspelen
Aangezien elke set doorlopende beelden één groep vormt, wordt alleen het
eerste beeld van die groep weergegeven. Om aan te geven dat het beeld
onderdeel is van een groep, verschijnt in de linkerbovenhoek van
het scherm.
Snel na elkaar continu-opnamen maken
(Snel na elkaar)
Er wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels).
De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste opname.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, camera-instellingen en de
zoompositie kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van
opnamen of daalt de opnamesnelheid.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.
Als u een gegroepeerd beeld wist (p. 138), worden ook alle andere beelden
in die groep gewist. Denk goed na voordat u beelden wist.
Als u beelden afzonderlijk wilt afspelen (p. 126), kunt u de groepering
annuleren (p. 127).
Als u een gegroepeerd beeld beveiligt (p. 134) , worden alle beelden in die
groep beveiligd.
Als u gegroepeerde beelden afspeelt met Gefilterd afspelen (p. 120) of
Smart Shuffle (p. 128), wordt de groepering tijdelijk opgeheven en worden
de beelden afzonderlijk afgespeeld.
U kunt gegroepeerde beelden niet markeren als favoriet (p. 140), bewerken
(pp. 145150), categoriseren (p. 142), afdrukken (p. 152) of een aantal
afdrukken van de beelden instellen (p. 161).
Speel de gegroepeerde beelden afzonderlijk af (p. 126) of annnuleer
de groepering (p. 127) voordat u het bovenstaande probeert.
81
De camera maakt vijf doorlopende opnamen, detecteert vervolgens
verschillende aspecten van de opname, zoals gezichtsuitdrukkingen en slaat
slechts één beeld op dat als beste uit de bus komt.
Kies .
Volg stap 1–2 op p. 64 om
te selecteren.
Maak de opname.
De camera maakt vijf continu-opnamen
wanneer de ontspanknop helemaal wordt
ingedrukt. Er wordt slechts één foto
opgeslagen.
De beste gezichtsuitdrukkingen
vastleggen (Beste beeld selectie)
Er wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels).
De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de
eerste opname.
Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van
de opnameomstandigheden.
82
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die
u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen
tot één panoramisch beeld.
Selecteer x of v.
Volg stap 1–2 op p. 64 om x of v
te selecteren.
Maak de eerste opname.
De belichting en witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Maak de volgende opnamen.
Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens
het samenvoegen van de opnamen.
U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde
manier.
Voltooi de opname.
Druk op de knop m.
Voeg de beelden samen
op een computer.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen
van beelden.
Opnamen maken met Stitch Hulp
Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 105).
83
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4 en dat de camera in de modus G is gezet.
G staat voor 'programma automatische belichting'.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 190197).
In 'De witbalans handmatig corrigeren' (p. 87) wordt aangenomen dat
de camera in de modus S is gezet.
5
84
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen
aan uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Het focusbereik is ongeveer 5 cm – oneindig met een maximale
groothoekinstelling (j), en ongeveer 50 cm – oneindig met een maximale
telelens (i).
Selecteer de modus G.
Volg stap 1–2 op p. 64 om G te selecteren.
Pas de instellingen naar wens aan
(pp. 85105).
Maak de opname.
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de ontspanknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan
worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
De flitser inschakelen (p. 85)
Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 88)
85
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Selecteer de belichtings-
compensatiemodus.
Druk op de knop o.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm, druk op de knoppen
qr om de helderheid aan te passen en
druk vervolgens op de knop m.
De belichtingscompensatie verschijnt
op het scherm.
U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt.
De werkzame flitsafstand is ongeveer 30 cm – 4,0 m met een maximale
groothoekinstelling (j), en ongeveer 50 cm – 2,0 m met een maximale
telelens (i).
Selecteer h.
Druk eerst op de knop r en gebruik
daarna de knoppen qr om h te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt h op het scherm.
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)
De flitser inschakelen
86
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.
Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar
is op de opnamelocatie.
Selecteer bij stap 2 hierboven.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met
een vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop n.
De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De witbalans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld
voor de opnameomstandigheden.
Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.
Bewolkt
Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schemering of
de schaduw.
Lamplicht
Voor opnamen bij lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht
dat bestaat uit 3 golflengten.
TL licht
Voor opnamen bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht
dat bestaat uit drie golflengten.
TL licht H
Voor opnamen bij daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat
uit 3 golflengten.
Custom U kunt zelf een aangepaste witbalans instellen.
De witbalans aanpassen
87
De witbalans handmatig corrigeren
U kunt de witbalans handmatig aanpassen in de modus S (p. 65).
Deze aanpassing heeft hetzelfde effect als wanneer u een in de winkel
verkrijgbaar kleurcompensatiefilter gebruikt.
Selecteer S.
Volg stap 1–2 op p. 64 om S
te selecteren.
Selecteer de witbalans.
Druk eerst op de knop m en gebruik
daarna de knoppen op om te
selecteren. Druk vervolgens nogmaals
op de knop m.
Wijzig de instelling.
Beweeg de zoomknop en pas de
correctiehoeveelheid B of A aan.
Druk op de knop m.
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camerainstellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
B staat voor blauw en A voor amber.
U kunt de witbalans ook handmatig corrigeren door gegevens voor een
aangepaste witbalans vast te leggen (p. 86) en daarna de bovenstaande
stappen te volgen.
Na aanpassing van het correctieniveau blijven de aanpassingen
behouden, zelfs als u de instelling voor de witbalans in stap 2 wijzigt.
De aanpassingen worden wel gereset als de gegevens voor
een aangepaste witbalans worden vastgelegd.
88
Selecteer de ISO-waarde.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus
en –omstandigheden.
Laag
Hoog
Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.
Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering.
Voor opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker.
De ISO-waarde wijzigen
Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
grof lijken.
Als de camera is ingesteld op , kunt u de ontspanknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
89
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van
opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het
gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken
van de opname automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het
scherper wordt.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Auto] te selecteren.
Na de instelling verschijnt @ op
het scherm.
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 149).
90
U kunt de breedte-hoogteverhouding van een beeld wijzigen.
Kies .
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Nadat dit is ingesteld, verandert de
schermverhouding.
De verhouding wijzigen
Dezelfde verhouding als hdtv’s voor de weergave op breedbeeld hdtv’s.
Dezelfde verhouding als 35-mm film voor het afdrukken van afbeeldingen
op 130 x 180 mm of briefkaartformaat.
Dezelfde verhouding als het scherm van deze camera voor het afdrukken
van afbeeldingen op 90 x 130 mm tot diverse A-papierformaten.
Een vierkante verhouding.
De digitale zoomfunctie (p. 55) is alleen beschikbaar in .
91
U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer
3,4 beelden/seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt.
Selecteer een transportmodus.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om W te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Na de instelling verschijnt W op
het scherm.
Maak de opname.
Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
Continu-opnamen maken
Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner
(pp. 58, 59).
De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 65).
Voor continu-opnamen zijn de scherpstelling en de belichting
vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden en de camera-instellingen
kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van opnamen
of daalt de opnamesnelheid.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.
Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.
92
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto bijvoorbeeld wijzigen
in sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor een levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Hiermee maakt u een beeld sepiakleurig.
Zwart/wit Hiermee maakt u beelden in zwart-wit.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig
Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense,
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, kleurverzadiging,
enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 93).
U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 86).
In en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af
van de huidskleur.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
93
Custom Kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood,
groen, blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen
op 5 verschillende niveaus.
Volg stap 2 op p. 92 om te selecteren
en druk daarna op de knop n.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en gebruik vervolgens
de knoppen qr om een waarde
te selecteren.
Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of donkerder
(huidtint) het effect wordt, en hoe meer
deze waarde naar links ligt, hoe zwakker
of lichter (huidtint) het effect wordt.
Druk op de knop n om de instelling
te voltooien.
94
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem
dichtbij. Het mogelijke scherpstelbereik is ongeveer 3 – 50 cm vanaf het
uiteinde van de lens met een maximale groothoekinstelling (j).
Selecteer e.
Druk eerst op de knop q en druk daarna
op de knoppen qr om e te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Na de instelling verschijnt e op
het scherm.
Wanneer het moeilijk is om scherp te stellen omdat uw opname zowel
onderwerpen dichtbij als verder weg bevat, kunt u het scherpstelbereik
wijzigen voor een betrouwbare focus op alleen de onderwerpen op grote
afstand (ongeveer 3 m of meer vanaf de camera).
Selecteer u.
Druk eerst op de knop q en gebruik
daarna de knoppen qr om u te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Na de instelling verschijnt u op
het scherm.
Close-ups maken (macro)
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer de camera bij macro-opnamen op een statief te zetten en opnamen te
maken met Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp
wordt (p. 59).
e wordt grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk, en er wordt
niet scherpgesteld.
Objecten op grote afstand fotograferen
(Oneindig)
95
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van
de opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk op de knop n om [AF Frame] te
selecteren op het tabblad 4. Druk daarna
op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Gezichts-AiAF
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.
Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
De modus AF Frame wijzigen
Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit
kader) worden weergegeven, verschijnen er maximaal 9 groene kaders
in de gebieden waar de camera op scherpstelt wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd wanneer Servo AF (p. 100) is
ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het midden van het scherm
als u de ontspanknop half indrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
- onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij;
- onderwerpen die donker of licht zijn;
- gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
De modus AF Frame wijzigen
96
AF Tracking
U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen,
en vervolgens de opname maken (p. 97).
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt
scherpstellen op een bepaald punt.
De compositie van de opname wijzigen met
de focusvergrendeling
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de
ontspanknop half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en
de opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld, en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of het AF-kader op het
onderwerp groen is.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de ontspanknop half in en beweeg
de camera om een nieuwe compositie
te maken voor de opname.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in.
U kunt het AF-kader kleiner maken
Druk op de knop n en selecteer [AF kader afm.] op het tabblad 4.
Selecteer vervolgens [Klein].
Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 55)
of de Digitale Tele-converter (p. 56) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt .
97
U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen,
en vervolgens de opname maken.
Selecteer [AF Tracking].
Druk op de knop n om [AF Frame] te
selecteren op het tabblad 4. Druk daarna
de knoppen qr om [AF Tracking]
te selecteren.
verschijnt in het midden van
het scherm.
Selecteer het onderwerp waarop
u wilt scherpstellen.
Richt de camera zo dat op het
onderwerp staat waarop u wilt
scherpstellen en druk op de knop q.
De camera piept en verschijnt zodra
er een onderwerp is gedetecteerd.
De camera blijft het onderwerp binnen
een bepaald bereik volgen, zelfs als het
onderwerp beweegt.
Als het onderwerp niet door de camera
wordt gedetecteerd, verschijnt op
het scherm.
Druk nogmaals op de knop q als u het
volgen wilt annuleren.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in. verschijnt
in een blauw kader dat het onderwerp
volgt terwijl de scherpstelling en de
belichting worden aangepast (Servo AF)
(p. 100).
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
Zelfs nadat de opname is gemaakt,
verschijnt en blijft de camera het
onderwerp volgen.
Het onderwerp selecteren waarop
u wilt scherpstellen (AF Tracking)
Het autofocuskader vergroten
98
Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt
u de scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop n en selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de ontspanknop half in.
In [Gezichts-AiAF] (p. 95) wordt het
gezicht dat als hoofdonderwerp is
gedetecteerd, vergroot weergegeven.
In [Centrum] (p. 96) wordt de inhoud van
het centrale AF-kader vergroot
weergegeven.
De camera detecteert een onderwerp, zelfs wanneer u de ontspanknop
half ingedrukt houdt zonder op de knop q te drukken. Nadat de opname
is gemaakt, verschijnt in het midden van het scherm.
Servo AF (p. 100) is ingesteld op [Aan].
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is, te
snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond
te gering is.
Niet beschikbaar in e of u.
Het autofocuskader vergroten
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAF] als er geen gezicht
wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In
[Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 55) of de
Digitale Tele-converter (p. 56), AF Tracking (p. 97), Servo AF (p. 100)
of een tv als scherm gebruikt (p. 105).
99
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de ontspanknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de ontspanknop half ingedrukt
en druk op de knop q.
De scherpstelling wordt vergrendeld
en % verschijnt op het scherm.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt
de scherpstelling ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met AF-vergrendeling
100
Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Stel scherp.
De scherpstelling en belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt.
Opnamen maken met Servo AF
In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet
blauw, ook niet als u de ontspanknop half indrukt. U kunt in dat geval
de scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de
sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger
van de ontspanknop en druk deze opnieuw half in.
In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling.
De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in de
modus Servo AF.
De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt
(pp. 58, 59).
101
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van
achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader)
in het midden van het scherm.
102
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling
en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor
'Auto Exposure' (automatische belichting).
Selecteer ! (p. 54).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt.
Als & verschijnt, is de belichting
vergrendeld.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt & en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Net als met de AE-vergrendeling (p. 102) kunt u de belichting vergrendelen
voor het maken van opnamen met de flitser. FE staat voor 'Flash Exposure'
(flitsbelichting).
Selecteer h (p. 85).
Vergrendel de flitsbelichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt.
De flitser gaat af en wanneer (
verschijnt, wordt de flitsuitvoer
vastgehouden.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt ( en wordt
de flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
103
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de
camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond
die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Selecteer .
Druk eerst op de knop r en druk daarna
op de knoppen qr om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de ontspanknop stopt.
Opnamen maken met Slow sync
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus]
in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 175).
104
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser
zijn gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen op om [Rode-Ogen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Œ op het scherm.
Rode-ogencorrectie
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan
rode ogen. Bijvoorbeeld als rode make-up rond de ogen is gebruikt.
U kunt opgeslagen beelden ook corrigeren (p. 149).
Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt en
vervolgens op de knop n.
105
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht
hebben, wordt op het scherm weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
Druk op de knop n om
[Knipperdetectie] te selecteren op het
tabblad 4. Druk daarna op de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
Als een persoon met gesloten ogen wordt
gedetecteerd, verschijnen een kader
en op het scherm.
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen in
'Beelden bekijken op een tv' (p. 130).
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
Controleren op gesloten ogen
Deze functie is alleen beschikbaar voor de laatste gemaakte opname
indien het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer in de modus
of $.
Niet beschikbaar in de modus W.
Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100
(apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv.
Opnamen maken via een tv
106
107
Diverse functies voor
het opnemen van films
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten
'Films opnemen' en 'Films bekijken' in hoofdstuk 1. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt voor het opnemen en
bekijken van films.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4.
In het laatste deel van het hoofdstuk wordt het afspelen en bewerken van
films behandeld. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop 1 hebt
gedrukt om de afspeelmodus te activeren.
6
108
Net als bij foto's kunt u de camera de beste instellingen voor de compositie
laten selecteren of diverse effecten toevoegen tijdens het opnemen van films.
Kies een opnamemodus.
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
een opnamemodus te selecteren.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Afhankelijk van de opnamemodus of de
beeldkwaliteit (p. 112) die u kiest voor de
film, kunnen er zwarte balken verschijnen
aan de boven- en onderkant van het
scherm. Deze gebieden worden niet
vastgelegd bij de opname.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
Overige opnamemodi
U kunt de volgende soorten films opnemen in de modus .
Diverse soorten films opnemen
I Portret p. 64 Y Kleur wisselen p. 72
Miniatuureffect p. 109 w Strand p. 65
Monochroom p. 73 S Onderwater p. 65
Extra levendig p. 68 O Flora p. 65
Poster-effect p. 68 P Sneeuw p. 66
T Kleur Accent p. 71 t Vuurwerk p. 66
Super slow-
motion film
Snel bewegende objecten opnemen en deze afspelen in slow
motion (p. 110).
U kunt ook films opnemen in andere opnamemodi door op de filmknop
te drukken.
Bepaalde instellingen die zijn gemaakt in het menu FUNC. en de
opnamemenu's, zullen dan automatisch worden gewijzigd naar
instellingen voor filmopnamen.
Ook in de modus kunt u foto's maken door de ontspanknop
in te drukken. Dit is echter niet mogelijk tijdens een filmopname.
109
U kunt films opnemen die op een bewegend miniatuurmodel lijken. U maakt
het miniatuurmodeleffect door de bovenste en onderste delen van de
opname te selecteren die onscherp worden gemaakt. Ook selecteert u de
afspeelsnelheid zodat mensen en objecten in de opname snel bewegen
tijdens het afspelen. Er wordt geen audio opgenomen.
Kies .
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te kiezen.
Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk langer dan één seconde op de
knop n.
Beweeg de zoomknop om de grootte
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen op om de kaderpositie
te wijzigen.
Selecteer een afspeelsnelheid.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr om een
afspeelsnelheid te selecteren.
Druk op de knop m om de instelling
te voltooien en terug te keren naar
het opnamescherm.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
Afspeelsnelheden en geschatte afspeeltijden (voor clips
van 1 minuut)
Films opnemen die op een miniatuurmodel
lijken (Miniatuureffect)
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
Opnemen super slow-motion film
110
U kunt een opname maken van snel bewegende objecten en deze afspelen
in slow motion. Er wordt geen audio opgenomen.
Kies .
Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om
te kiezen.
Selecteer het aantal beelden.
Druk op de knoppen
m
om te
selecteren en druk vervolgens nogmaals
op de knop
m
.
Kies het aantal beelden per seconde
en druk vervolgens op de knop m.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
De balk met de opnametijd verschijnt.
De maximale cliplengte is ongeveer
30 seconden.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
De beeldkwaliteit wordt ingesteld op als u een verhouding kiest
van , en op als u een verhouding kiest van (p. 90).
Als u bij stap 2 op de knoppen qr drukt, schakelt u naar de verticale
richting van het kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen,
wijzigen door nogmaals op de knoppen qr te drukken. Druk op de
knoppen op om het kader weer in de horizontale richting te zetten.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Opnemen super slow-motion film
Opnemen super slow-motion film
111
Aantal beelden en afspeelsnelheden (voor clips
van 30 seconden)
Aantal beelden Afspeeltijd
240 bps Circa 4 min.
120 bps Circa 2 min.
Bekijken super slow-motion film
De film wordt afgespeeld in slow motion wanneer u stap 1 tot en met 3 volgt
op p. 32.
U kunt de afspeelsnelheid van films opgenomen in de modus wijzigen met
de meegeleverde software. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
De resolutie wordt ingesteld op bij opnamen in en op bij
opnamen in .
De scherpstelling, belichting en witbalans worden ingesteld wanneer
u op de filmknop drukt.
112
U kunt kiezen uit 4 verschillende instellingen voor de beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor
de beeldkwaliteit.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Beeldkwaliteit en opnametijd per geheugenkaart
Volgens de testnormen van Canon.
Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er
ongeveer 10 minuten lang is opgenomen in of , en ongeveer 1 uur in of .
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
De beeldkwaliteit wijzigen
Beeld-
kwaliteit
Resolutie, aantal
beelden
Beschrijving
Capaciteit geheugenkaart
4GB 16 GB
1920 x 1080 pixels,
24 beelden/sec.
Voor filmopnamen van full
HD-kwaliteit.
Circa
14 min.
53 sec.
Circa
1 uur 1 min.
0sec.
1280 x 720 pixels,
30 beelden/sec.
Voor filmopnamen van
HD-kwaliteit.
Circa
21 min.
23 sec.
Circa
1 uur 27 min.
37 sec.
640 x 480 pixels,
30 beelden/sec.
De beeldkwaliteit is hoger
in vergelijking met , maar
de opnametijd is korter.
Circa
46 min.
46 sec.
Circa
3 uur 11 min.
32 sec.
320 x 240 pixels,
30 beelden/sec.
Omdat de bestandsgrootte
klein is, kunt u langer
opnemen maar is de
beeldkwaliteit wel lager.
Circa
2 uur 23 min.
41 sec.
Circa
9 uur 48 min.
19 sec.
Boven en onder in het scherm verschijnen zwarte balken in of .
Deze gebieden worden niet vastgelegd bij de opname.
113
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. Sommige functies zijn echter wellicht niet beschikbaar of hebben geen
effect, afhankelijk van de opnamemodus.
Nader inzoomen op het onderwerp
De optische zoomfunctie is niet beschikbaar bij het maken van opnamen.
Stel de optische zoomfunctie in voordat u de opname start.
De zelfontspanner gebruiken (p. 58)
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner (p. 59)
Close-ups maken (Macro) (p. 94)
Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) (p. 94)
De witbalans aanpassen (p. 86)
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 92)
Opnamen maken via een tv (p. 105)
Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 99)
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 173)
Raster weergeven (p. 174)
Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 175)
Overige opnamefuncties
114
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden.
Selecteer *.
Volg stap 1–3 op p. 32 om * te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen op en selecteer
of .
Als u op de knoppen qr drukt om te
verplaatsen, verschijnt op punten waar
de film kan worden bewerkt. Als u
selecteert, kunt u het begin van de film
bijsnijden vanaf . Als u selecteert,
kunt u het einde van de film bijsnijden
vanaf .
Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen
het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de linkerzijde bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte
vanaf het dichtstbijzijnde aan de
rechterzijde wordt bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd.
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen op om (afspelen)
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m. De bewerkte film wordt
afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u
op op en selecteert u . Druk eerst op de
knop m en druk daarna op de knoppen qr
om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Bewerken
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
Bewerken
115
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen op om te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
De film wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt, zijn de bewerkte films
mogelijk niet opgeslagen.
Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij
of een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 39).
116
117
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de
camera bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (pp. 146150) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
7
118
Naar beelden zoeken in de Indexweergave
U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer
te geven.
Duw de zoomknop naar g.
De beelden worden weergegeven in
een index.
Het aantal beelden neemt toe elke keer
wanneer u de zoomknop naar g duwt.
Het aantal beelden neemt af elke keer
wanneer u de zoomknop naar k duwt.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om een
beeld te selecteren.
Er wordt een oranje kader weergegeven
om het geselecteerde beeld.
Druk op de knop m om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Naar beelden zoeken door te bladeren
Als u langer dan één seconde op de knoppen qr drukt, worden de beelden
achter elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook
vooruitspringen op basis van de opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
Als u op de camera de enkelvoudige
weergave instelt en langer dan één
seconde op de knoppen qr drukt,
verschijnt het scherm dat links wordt
weergegeven. Druk op de knoppen qr
om een beeld te selecteren.
Druk op de knop m om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Druk tijdens het bladeren op de knoppen
op om naar beelden te zoeken op basis
van de opnamedatum.
Snel naar beelden zoeken
Snel naar beelden zoeken
119
Films bekijken die zijn gemaakt
met Filmsynopsis
U kunt de films die zijn gemaakt in de modus , selecteren op datum (p. 67)
om deze te bekijken.
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een filmdatum.
Druk op de knoppen op.
Speel de film af.
Druk op de knop m.
De film wordt afgespeeld.
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert
u [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit].
120
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken
met een opgegeven filter. U kunt ook alle beelden tegelijk beveiligen (p. 134)
of wissen (p. 138) terwijl ze worden gefilterd.
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en daarna op
de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een filter.
Druk op de knoppen op om een filter
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Bekijk de gefilterde beelden.
Druk op de knoppen op om een filter
voor afspelen te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m
(behalve voor ).
Gefilterd afspelen wordt gestart en er
wordt een geel kader weergegeven.
Als u op de knoppen qr drukt, worden
alleen de geselecteerde doelbeelden
weergegeven.
Als u bij stap 2 selecteert, wordt
gefilterd afspelen geannuleerd.
Zoekfilters
Beelden bekijken met gefilterd afspelen
Favorieten Geeft de beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 140).
Opnamedatum Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn opgenomen.
My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 142).
Foto/film
Geeft foto's of films weer, of films die zijn gemaakt in de
modus .
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd.
;
Beelden bekijken met gefilterd afspelen
121
Gefilterd afspelen
In gefilterd afspelen (stap 3) kunt u gefilterde beelden bekijken met 'Snel naar
beelden zoeken' (p. 118) 'Diavoorstellingen bekijken' (p. 122) en 'Beelden
vergroten' (p. 125). U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de
bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 134), 'Beelden wissen' (p. 138)
of 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 159) als u alle gefilterde
beelden selecteert.
Als u echter een andere categorie kiest (p. 142) of een beeld bewerkt en opslaat
als een nieuw beeld (p. 146), wordt er een bericht weergegeven en wordt gefilterd
afspelen geannuleerd.
122
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u automatisch
afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer ..
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om . te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een overgangseffect.
Druk op de knoppen op om een effect
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld..] verschijnt.
In gefilterd afspelen (p. 120) worden alleen
beelden afgespeeld die overeenkomen
met een filter.
U kunt de diavoorstelling onderbreken
of opnieuw starten door nogmaals op
de knop m te drukken.
Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
Diavoorstellingen bekijken
Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt, verandert het beeld.
Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller door de beelden
bladeren.
De spaarstand (p. 52) werkt niet tijdens diavoorstellingen.
Diavoorstellingen bekijken
123
Instellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt
overgangseffecten en de weergavetijd van diabeelden wijzigen.
U kunt kiezen uit zes overgangseffecten voor het wisselen van beelden.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop n, selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1
en druk op de knop m.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op om een item
te selecteren en druk vervolgens op
de knoppen qr om de instelling aan
te passen.
Als u [Start] selecteert en op de knop m
drukt, wordt de diavoorstelling volgens
uw instellingen gestart.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
124
U kunt bij het opgenomen beeld het gedeelte binnen het AF-kader vergroten
om de scherpstelling te controleren.
Druk op de knop p om naar de
focuscontroleweergave te gaan
(p. 44).
Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader zich bevond toen de focus
werd ingesteld.
Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
Het scherm links wordt weergegeven.
Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere
kaders worden weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau
of de locatie.
Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
De focus controleren
De focuscontroleweergave is echter niet beschikbaar voor films.
125
Duw de zoomknop k.
De schermweergave zoomt in op het
beeld. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een
maximale factor van circa 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden om
terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
Wanneer op het scherm wordt
weergegeven, drukt u op de knop m om
over te schakelen naar . Druk op de
knoppen qr om tussen de ingezoomde
beelden te schakelen. Druk nogmaals op
de knop m om terug te keren naar
de oorspronkelijke instelling.
Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
Druk in de vergrote weergave op de knop n om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Films kunnen niet worden vergroot.
126
Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus (p. 80) , kunnen ook
afzonderlijk worden bekeken.
Selecteer een beeldgroep.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te kiezen dat weergeeft.
Kies .
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Bekijk elk beeld in de groep.
Als u op de knoppen qr drukt, worden
alleen de geselecteerde doelbeelden
weergegeven.
Druk eerst op de knop m, druk op de
knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop m
om het afspelen van de groep
te annuleren.
Elk beeld in een groep bekijken
Groep afspelen
Bij Groep afspelen (stap 3 hierboven) kunt u de functies van het menu FUNC.
gebruiken, die verschijnen wanneer u drukt op de knop m, en u kunt beelden
zoeken (p. 118) en vergroten (p. 125). U kunt alle beelden in een groep tegelijk
verwerken met de bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 134), 'Beelden wissen'
(p. 138) of 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 159) als u een set
gegroepeerde beelden selecteert.
Elk beeld in een groep bekijken
127
Groepering van beelden opheffen
Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus , kunnen ook
afzonderlijk worden bekeken als u de groepering opheft.
Selecteer [Beelden groep.].
Druk op de knop n om [Beelden
groep.] op het tabblad 1 te selecteren.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen qr om [Uit]
te selecteren.
Druk op de knop n om de instelling
te voltooien en de beelden opnieuw
afzonderlijk af te spelen.
De groepering van de gegroepeerde
beelden die zijn gemaakt in de modus ,
wordt opgeheven zodat u de beelden
afzonderlijk kunt bekijken.
Om de beelden weer te groeperen, volgt
u de bovenstaande stappen om [Aan]
te selecteren.
De groepering kan niet worden opgeheven terwijl u beelden afzonderlijk
afspeelt (p. 126).
128
De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier beelden
zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen.
Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities.
Kies .
Druk eerst op de knop m en gebruik
daarna de knoppen op om te
selecteren. Druk vervolgens opnieuw
op de knop m.
Er verschijnen vier beelden als
mogelijkheid.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om het beeld
te selecteren dat u wilt weergeven.
Het gekozen beeld verschijnt in het
midden, en de volgende vier
mogelijkheden verschijnen.
Als u op de knop m drukt, verschijnt het
middelste beeld op volle grootte. Druk
nogmaals op de knop m om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle)
U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera
zijn gemaakt.
is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera
zijn gemaakt
- als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle
- tijdens gefilterd afspelen
129
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in
de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer
[Overgang] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om een overgangseffect te selecteren.
Beeldovergangen wijzigen
130
Beelden bekijken op een normale tv
Met de meegeleverde AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op een
televisie om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond
in de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze
in op de ingang waarop de kabel
is aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent, schakelt u de camera
en de tv uit en verwijdert u de kabel.
Beelden bekijken op een tv
Geel
Zwart
Geel
Wit of zwart
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven
op de televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop
n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste
videosysteem in te stellen.
Beelden bekijken op een tv
131
Beelden bekijken op een hdtv
Met de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 kunt u de camera aansluiten
op een hdtv om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker volledig in
de HDMI-ingang van de tv.
Geef beelden weer.
Volg stap 3 en 4 op p. 130 om de beelden
weer te geven.
De bijgeleverde AV- en interfacekabel en de apart verkrijgbare HDMI-kabel
HTC-100 kunnen niet gelijktijdig op de camera worden aangesloten.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten
op een hdtv.
Beelden bekijken op een tv
132
De afstandsbediening van een tv gebruiken
om de camera te bedienen
Als u de camera aansluit op een met HDMI CEC compatibele tv, kunt u
de afstandsbediening van de tv gebruiken om de camera te bedienen
en beelden af te spelen of diavoorstellingen te bekijken.
Mogelijk moet u op sommige tv's een aantal instellingen maken. Raadpleeg
de handleiding van de tv voor meer informatie.
Selecteer [Ctrl via HDMI].
Druk op de knop n en selecteer
[Ctrl via HDMI] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Sluit de camera aan op de tv.
Volg stap 1 en 2 op p. 131 om de camera
op de tv aan te sluiten.
Geef beelden weer.
Schakel de tv in en druk op knop 1 van
de camera.
Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Gebruik de afstandsbediening
van de tv.
Druk op de knoppen qr van de
afstandsbediening om een beeld
te selecteren.
Druk op de knop OK/Selecteren om het
bedieningspaneel van de camera te
bekijken. Druk op de knoppen qr om een
item te selecteren en druk vervolgens
opnieuw op de knop OK/Selecteren.
Beelden bekijken op een tv
133
Overzicht van het bedieningspaneel van de camera
weergegeven op de tv
Terug Het menu wordt gesloten.
Groep afspelen
Groepen beelden die snel na elkaar zijn opgenomen,
worden afgespeeld (verschijnt alleen als u gegroepeerde
beelden selecteert).
Film afspelen
Er wordt een film afgespeeld (wordt alleen weergegeven
als een film is gekozen).
.
Diavoorstelling
Beelden worden automatisch afgespeeld. U kunt tijdens
het afspelen op de knoppen qr van de afstandsbediening
drukken om van beeld te veranderen.
Index afspelen De beelden worden weergegeven in een index.
l
Weergave wijzigen De schermweergave wordt gewijzigd (p. 44).
Als u de knoppen op de camera bedient, kunt u de camera niet langer met
de afstandsbediening van de tv bedienen. Dit kan pas weer als u bent
teruggekeerd naar de enkelvoudige weergave.
Via sommige tv's kan de camera mogelijk niet correct worden bediend,
zelfs niet als ze compatibel zijn met HDMI CEC.
134
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met
de camera kunnen worden gewist (pp. 29, 138).
Beveilig het beeld.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om : te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
[Beveiligd] verschijnt op het scherm.
Om de beveiliging op te heffen, volgt u de
bovenstaande stap om nogmaals :
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Via het menu
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop n om [Beveilig]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op om
een selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar
het menuscherm.
Beelden beveiligen
Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 23, 167), worden beveiligde
beelden ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist.
Beelden beveiligen
135
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selecteer].
Volg stap 2 op op p. 134 om [Selecteer]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Beveilig het beeld.
Als u op de knop n drukt,
verschijnt een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Als u de opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3
hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
Beelden beveiligen
136
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 134 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop r, selecteer
[Laatste beeld] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
U kunt geen beelden vóór het eerste
beeld selecteren.
Beelden beveiligen
137
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 134 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op om [Beveilig]
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt
geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd.
138
U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste
beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist.
Beveiligde beelden (p. 134) kunt u niet wissen.
Kies een Selectiemethode
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n, selecteer
[Wissen] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op om een
selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Als u stap 2 op p. 135 volgt om beelden
te selecteren, verschijnt een op
het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Beelden wissen
Beelden wissen
139
Wis de beelden.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 138 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 136 uit om beelden
te selecteren.
Wis de beelden.
Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 138 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
140
Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze
beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren
en ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 120).
Kies de instelling.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
\
[Gemarkeerd als favoriet] verschijnt op
het scherm.
Om de beveiliging op te heffen, volgt u
de bovenstaande stap om opnieuw
te selecteren en drukt u vervolgens op
de knop m.
Via het menu
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop n om [Favorieten]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
markering van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Beelden markeren als favoriet
Beelden markeren als favoriet
141
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd
als favoriet.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren
( ) (behalve films).
142
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in gefilterd afspelen (p. 120) en alle beelden tegelijk verwerken met
behulp van de onderstaande functies.
'Diavoorstellingen bekijken' (p. 122), 'Beelden beveiligen' (p. 134),
'Beelden wissen' (p. 138), 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)'
(p. 159)
Selecteer ;.
Druk eerst op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om ; te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen op om een categorie
te selecteren en druk op de knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld
aan de hand van de opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen
in I of V.
: Beelden die worden gedetecteerd als , of in de modus A,
of beelden die zijn opgenomen in of O.
: Beelden die zijn opgenomen in w, S, P, t.
Beelden indelen in categorieën
(My Category)
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat u
stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als My Category.
Beelden indelen in categorieën (My Category)
143
Via het menu
Selecteer [My Category].
Druk op de knop n, selecteer
[My Category] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op om
een selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen op om een
categorie te selecteren en druk op
de knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Beelden indelen in categorieën (My Category)
144
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 143 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 136 uit om beelden
te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk op de knop p om een item te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om een categorie te kiezen.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop p om [Selecteer] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u stap 4 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd
als My Category.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
145
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer \.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om \ te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr om het beeld 9
in de geselecteerde richting te draaien.
Druk op de knop m om de instelling
te voltooien.
Via het menu
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop n om [Roteren]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt
het beeld 90° geroteerd.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Beelden roteren
Films die zijn opgenomen met of kunnen niet worden geroteerd.
Beelden kunnen niet worden gedraaid (p. 176) als u [Autom. draaien]
op [Uit] hebt gezet.
146
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en
de gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n om [Veranderen]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop
m
.
[Nieuw beeld opslaan?] verschijnt op
het scherm.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
[Nieuw beeld weergeven?] op het scherm.
Druk op de knoppen qr om [Ja] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Het opgeslagen beeld wordt weergegeven.
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
Beelden die in stap 3 als zijn opgeslagen, kunnen niet worden bewerkt.
Films kunnen niet worden bewerkt.
147
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop n om [Trimmen]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Pas het snijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
Als u de zoomknop beweegt, kunt
u de grootte van het kader wijzigen.
Met de knoppen opqr kunt u het
kader verplaatsen.
Als u drukt op de knop m, kunt
u de richting van het kader wijzigen.
Druk op de knop n.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 146.
Trimmen
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na bijsnijden
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 62) of beelden
die zijn omgezet naar (p. 146) kunnen niet worden bewerkt.
Beelden die kunnen worden veranderd, hebben na verandering dezelfde
breedte-hoogteverhouding.
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
Films kunnen niet worden bewerkt.
148
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan
als een nieuw beeld. Zie p. 92 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop n, selecteer
[My Colors] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 146.
Effecten toepassen met de functie
My Colors
Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan
afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie
My Colors (p. 92).
De instellingen van My Colors kunnen niet worden toegepast op films.
149
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele
beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de
camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier
correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 146.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet juist aangepast.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het
grof worden.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg
is gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
Films kunnen niet worden aangepast.
150
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop n en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop m.
Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
gecorrigeerd en er wordt een kader
weergegeven om het gecorrigeerde
gedeelte.
U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van de
procedures die worden beschreven in
'Beelden vergroten' (p. 125).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Druk op de knoppen opqr om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Volg stap 5 op p. 146.
Het rode-ogeneffect corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-
gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
Films kunnen niet worden aangepast.
151
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een Canon PictBridge-
compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbare).
Canon PictBridge-compatibele printers
In dit hoofdstuk gebruiken we de Canon SELPHY CP-printers in de
beschrijvingen. De afgebeelde schermen en beschikbare functies kunnen
verschillen per printer. Raadpleeg ook de handleiding van de printer.
8
152
Easy Print
U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met
behulp van de meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer
die compatibel is met PictBridge (p. 2).
Schakel de camera en de printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleinste
stekker stevig in de aansluiting van de
camera in de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Selecteer 2.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om 2 te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Beelden afdrukken
Beelden afdrukken
153
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op om [Print] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de interfacekabel.
Zie p. 40 voor Canon PictBridge-compatibele printers
(afzonderlijk verkrijgbaar).
Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon
PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
Beelden afdrukken
154
Afdrukinstellingen kiezen
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stap 1 – 6 op p. 152 om het links
afgebeelde scherm weer te geven.
Selecteer een menu-optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren.
Selecteer de instellingen van
de opties.
Druk op de knoppen qr om de optie
in te stellen.
* Verschijnt alleen indien aangesloten op Inkjet-printers.
Standaard Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.
Datum Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
File No. Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Beide
Hiermee worden de datum en het bestandsnummer
afgedrukt.
Uit
Standaard Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.
Uit
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt
om de afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
R-Ogen2*
Hiermee worden [NR], [Gez. ] en [R-Ogen1]
gebruikt om het beeld te corrigeren.
Levendig*
Het groen in bomen en het blauw in luchten
en oceanen wordt levendiger.
NR* Hiermee wordt beeldruis verminderd.
Vivid+NR*
Hiermee worden [Levendig] en [NR] gebruikt
om het beeld te corrigeren.
Gez. *
Hiermee wordt de helderheid gecorrigeerd voor
donkere gezichten, die bijvoorbeed van achteren
zijn belicht.
Copieën Kies het gewenste aantal exemplaren.
Trimmen
Kies het af te drukken gebied.
papier inst.
Hiermee stelt u het papierformaat en de indeling in.
Beelden afdrukken
155
Trimmen en afdrukken (Trimmen)
U kunt een deel van een beeld uitsnijden en dit afdrukken.
Selecteer [Trimmen].
Volg stap 1 – 2 op p. 154 om [Trimmen]
te selecteren en druk daarna op de
knop m button.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
Kies het snijgebied.
Als u de zoomknop beweegt, kunt
u de grootte van het kader wijzigen.
Druk op de knoppen opqr om
de kaderpositie aan te passen.
Druk op de knop m om het kader
te roteren.
Druk eerst op de knop n en daarna
op de knoppen op om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Druk de beelden af.
Volg stap 7 op p. 153 om af te drukken.
Wellicht kunt u beelden niet bijsnijden; dit is afhankelijk van de
verhouding en de grootte.
Als u foto's met toegevoegde datums bijsnijdt, wordt de datum wellicht
niet goed weergegeven.
Beelden afdrukken
156
Het papierformaat en de indeling voor de afdruk selecteren
Selecteer [papier inst.].
Volg stap 1 – 2 op p. 154 om [papier inst.]
te selecteren, en druk daarna op
de knop m.
Kies een papierformaat.
Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en druk daarna op de knop m.
Kies een papiersoort.
Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en druk daarna op de knop m.
Kies een indeling.
Druk op de knoppen op om een indeling
te kiezen en druk daarna op de knop m.
Druk op de knoppen qr om het aantal
afdrukken in te stellen wanneer u [N-plus]
hebt geselecteerd.
Druk de beelden af.
Beelden afdrukken
157
Beschikbare indelingen
ID-foto's afdrukken
Kies [ID Foto].
Volg stap 1 – 4 op p. 156 om [ID Foto] te
selecteren, en druk daarna op de knop m.
Selecteer de lengte en breedte.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen qr om de lengte
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Kies het afdrukgebied.
Volg stap 2 op p. 155 om het afdrukgebied
te selecteren.
Druk de beelden af.
Standaardinstelling Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.
Randen Voor afdrukken met een rand.
Randloos Voor afdrukken zonder rand.
N-plus
Bepaalt hoeveel exemplaren van een beeld op een vel papier
worden afgedrukt.
ID Foto
Voor het afdrukken van ID-foto's.
U kunt alleen beelden selecteren met dezelfde resolutie als de
ingestelde opname-resolutie van de camera, L (Groot) en met
een verhouding van 4:3.
Vaste afm.
Kies het afdrukformaat.
U kunt kiezen uit 90 x 130 mm, briefkaartformaat en breed papier.
Beelden afdrukken
158
Films afdrukken
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stap 1 – 6 op p. 152 om een film te
selecteren en het links afgebeelde scherm
weer te geven.
Selecteer een afdrukmethode.
Druk op de knoppen op om te
selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr om een afdrukmethode
te selecteren.
Druk de beelden af.
Afdrukmethoden voor films
Enkel De momenteel getoonde scène wordt afgedrukt als een foto.
Reeks
Een reeks beelden vanaf een opgegeven scène wordt afgedrukt op één
vel papier. Als [Onderschrift] is ingesteld op [Aan], kunt u tegelijk het
map- en bestandsnummer en de verstreken tijd van het kader afdrukken.
Als u tijdens het afdrukken op de knop m drukt, wordt het afdrukken
geannuleerd.
U kunt de opties [ID Foto] en [Reeks] niet selecteren op PictBridge-
compatibele Canon-printers vanaf CP720/CP730 of eerdere modellen.
159
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om
af te drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te
specificeren, zodat deze samen kunnen worden afgedrukt (p. 163) of worden
verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan de
DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Beelden toevoegen aan een afdruklijst
via het menu FUNC.
Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden
toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) in het menu FUNC.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer 2 (films zijn
uitgesloten).
Druk op de knoppen op om 2
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Voeg beelden toe aan
de afdruklijst.
Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken te selecteren, druk vervolgens
op de knoppen qr om [Toevoegen] te
selecteren en druk op de knop
m
.
U kunt geen films selecteren.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
160
Afdrukinstellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd
voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop n om [Print
instellingen] te selecteren op het tabblad
2. Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren en gebruik vervolgens
de knoppen qr om een optie te
selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar
het menuscherm.
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u 1 foto per pagina af.
Index
Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden
per pagina af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten
afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF data
Aan
Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken
verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
instellingen te verwerken in de afdrukken.
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met
afdrukinstellingen van een andere camera. Als u de instellingen wijzigt
met deze camera, kunnen alle eerdere instellingen worden vervangen.
Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum
tweemaal af.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
161
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop n om [Sel. beeld
& aantal] te selecteren op het tabblad 2.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
Als u beelden selecteert in [Index],
verschijnt op het scherm. Druk
opnieuw op de knop m om de selectie
van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken in te stellen (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden
en het aantal afdrukken van elk beeld
te selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
de af te drukken beelden selecteren
(zoals getoond in stap 2).
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie
[Datum/Tijd] op het tabblad 3, dat u kunt selecteren nadat u op de knop
n hebt gedrukt (p. 20).
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
162
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 1 op p. 161 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer de beelden.
Volg stap 2 – 3 op p. 136 om beelden
te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen op om [Opdracht]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Instellen dat alle beelden één keer
worden afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 1 op p. 161 uit om [Sel. alle
beelden] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
Voer stap 1 op p. 161 uit en selecteer
[Wis alle selecties]. Druk vervolgens
op de knop m.
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
163
Geselecteerde beelden afdrukken (DPOF)
Wanneer u beelden hebt toegevoegd aan de
afdruklijst (pp. 159162), verschijnt het links
afgebeelde scherm als u de camera aansluit op
een PictBridge-compatibele printer. Druk op de
knoppen op om [Print nu] te selecteren, en druk
vervolgens op de knop m om de beelden die zijn
toegevoegd aan de afdruklijst, eenvoudig af
te drukken.
Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start,
begint het afdrukken bij de volgende afdruk.
164
165
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en
veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe
u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
9
166
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad
3
(p. 47).
Geluiden wijzigen
U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.
Selecteer [Geluidsopties] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Hints en tips uitschakelen
Wanneer u een item selecteert in het menu FUNC. (p. 46) of MENU (p. 47),
wordt er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt
deze functie uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De camera-instellingen wijzigen
1
Vooringestelde geluiden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde geluiden
U kunt de meegeleverde software
gebruiken om de geluiden te wijzigen
(p. 2).
Zelfs als u het sluitergeluid wijzigt, heeft dit geen effect in (p. 80).
De camera-instellingen wijzigen
167
Low Level Format geheugenkaart
Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout]
verschijnt, als de camera niet goed werkt, als u denkt dat de opname-/
leessnelheid van een geheugenkaart is afgenomen, of als het opnemen van
een film plotseling wordt afgebroken. Aangezien u de gewiste gegevens niet
kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat
formatteren.
Selecteer [Low Level Format].
Kies [Formateren] en druk vervolgens
op de knop m.
Druk op de knoppen op om [Low Level
Format] te selecteren en druk vervolgens
op de knoppen qr om weer te geven.
Druk op de knoppen opqr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Start de Low Level Format.
Druk op de knoppen op om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
De Low Level Format wordt uitgevoerd.
Als de Low Level Format is voltooid,
verschijnt op het scherm de melding
[Geheugenkaart is geformatteerd].
Voltooi de Low Level Format.
Druk op de knop m.
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 23),
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
De camera-instellingen wijzigen
168
Het opstartscherm wijzigen
U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera
inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk op
de knop
m
.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Opgeslagen beelden vastleggen
als opstartscherm
Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een
beeld vastleggen.
Selecteer [opstart scherm] en druk
op de knop m.
Druk op de knoppen qr om [2] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op m
om de registratie te voltooien.
Geen opstartbeeld
1
Vooringestelde beelden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde beelden
U kunt vastgelegde beelden instellen en
de meegeleverde software gebruiken om
de beelden te wijzigen.
Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als
u een nieuw opstartbeeld registreert.
De camera-instellingen wijzigen
169
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers
wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde
software
U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde
software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
Continu
Ook als u opnamen maakt met
een nieuwe geheugenkaart,
krijgen de bestanden steeds een
oplopend nummer totdat u een
opname maakt en opslaat met
het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe map
maakt, begint de bestands-
nummering weer bij 0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u
opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de
geheugenkaart vóór gebruik (p. 23).
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
De camera-instellingen wijzigen
170
Mappen maken volgens opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.
U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
Selecteer [Maak folder] en druk
vervolgens op de knoppen qr
om [Dagelijks] te selecteren.
Beelden worden opgeslagen in mappen
die op elke opnamedatum worden
gemaakt.
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 28). Als u wilt
dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt,
zet u de tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 52) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op om
[Automatisch Uit] te selecteren. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Uit]
te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u eraan denken de camera na
gebruik uit te schakelen.
De camera-instellingen wijzigen
171
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 52). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op om [Display uit]
te selecteren. Gebruik vervolgens de
knoppen qr om een tijd te selecteren.
Het is raadzaam een tijd onder [1 min]
te selecteren om de batterij te sparen.
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en
tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones
van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en
tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen.
Stel de thuistijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op
de knop
m
.
Als u dit voor het eerst instelt, controleert
u eerst of het links afgebeelde scherm
verschijnt en drukt u vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om de tijdzone
voor thuis te selecteren.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale
tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op
om te selecteren.
Druk op de knop m.
De camera-instellingen wijzigen
172
Stel de wereldtijdzone in.
Druk op de knoppen op om [ Wereld]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om de
wereldtijdzone te selecteren.
U kunt de zomertijd op dezelfde manier
instellen als bij stap 1.
Druk op de knop m.
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op de knoppen op om [ Wereld]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
verschijnt op het opnamescherm
(p. 186).
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 20), worden de datum
en tijd voor de optie [ Thuis] automatisch gewijzigd.
173
Als u de modusschakelaar instelt op 4 en de modus op G, kunt u de
instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 47).
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de ontspanknop half indrukt. U kunt dit
licht uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het licht voor rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een
donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk op
de knop
m
.
Druk op de knoppen op om [Lamp Aan]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in deze sectie wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 190197).
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
174
De weergaveduur van het beeld meteen
na de opname wijzigen
U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname
worden weergegeven.
Selecteer [Bekijken] en druk op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
meteen na de opname wijzigen
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname
wijzigen.
Selecteer [Terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Raster weergeven
U kunt tijdens opnamen een raster weergeven op het scherm met verticale en
horizontale rasterlijnen.
Selecteer [Raster] en druk op de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
2–10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde tijd
lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven totdat
u de ontspanknop half indrukt.
Uit
De beelden worden niet
weergegeven.
Uit Geeft alleen het beeld weer.
Details
Uitgebreide informatieweergave (p. 188).
Focus
check
Het gebied binnen het AF-kader wordt
vergroot weergegeven, zodat u de focus
kunt controleren. De procedure is
hetzelfde als in 'De focus controleren'
(p. 124).
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
175
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Selecteer [IS modus] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan.
U kunt het resultaat meteen
controleren op het scherm,
waardoor u gemakkelijk de
compositie of de focus kunt
controleren en bijstellen.
Bij het opnemen van films worden
tevens sterke camerabewegingen
verminderd, bijvoorbeeld als
u loopt (Dynamische modus).
Opname*
Beeldstabilisatie is alleen actief
op het moment van de opname.
Pan*
Beeldstabilisatie compenseert
alleen op- en neerwaartse
camerabewegingen. Deze optie
wordt aanbevolen voor het
maken van opnamen van
voorwerpen die horizontaal
bewegen.
Uit
* De instelling wordt gewijzigd in [Continu]
als u films opneemt.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera
op een statief.
Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.
Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.
176
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1
te drukken (p. 47).
Het beeld selecteren waarmee
het afspelen begint
Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
De functie Automatisch draaien uitschakelen
Als u beelden afspeelt op de camera, worden beelden die in verticale richting
zijn opgenomen automatisch gedraaid en verticaal weergegeven.
U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Autom. draaien] en druk op
de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
Laatst gez
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
Beelden kunnen niet worden gedraaid (p. 145) als u [Autom. draaien]
op [Uit] hebt gezet. Gedraaide beelden verschijnen dan ook in hun
oorspronkelijke richting.
In Smart Shuffle (p. 128) worden beelden die verticaal zijn opgenomen
ook verticaal weergeven, ook als [Autom. draaien] is ingesteld op
[Uit],terwijl gedraaide beelden in de gedraaide richting worden
weergegeven.
177
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset
en Eye-Fi-kaart (beide afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken.
Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen
en een lijst met functies en items die op het scherm verschijnen.
10
178
Als u de voedingsadapterset ACK-DC60 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over
de lading in de batterij.
Schakel de camera uit.
Plaats de koppeling.
Volg stap 2 op p. 18 om het klepje te
openen, en plaats de koppeling op de
afgebeelde wijze tot deze vastklikt.
Volg stap 5 op p. 18 om het klepje
te sluiten.
Sluit het snoer aan op
de koppeling.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens
het andere uiteinde in een stopcontact.
Schakel de camera in als u deze
wilt gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Aansluiten op het lichtnet
Aansluitpunten
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld.
Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera
beschadigd raken.
U kunt ook de voedingsadapterset ACK-DC10 (afzonderlijk verkrijgbaar)
gebruiken.
179
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van de
Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 17).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt
u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer
of uploaden naar een webservice.
Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie
over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht
van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt
u contact op met de fabrikant.
Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus
controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het
afspeelscherm (korte informatieweergave).
verschijnt in de overgedragen beelden.
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 180), kan de Eye-Fi-kaart nog steeds
radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt voordat
u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven verboden is,
zoals ziekenhuizen en vliegtuigen.
Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u
de instellingen van de kaart of de computer.
Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie.
Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even
duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de beeldoverdracht
worden onderbroken.
Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.
Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt u oplossen
door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
(Grijs) Niet verbonden
(Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt
(Wit) Stand-by voor overdracht
(Bewegend) Bezig met overdracht
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en
weer aan. Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem
met de kaart.)
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
180
Verbindingsgegevens controleren
U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart
controleren.
Selecteer [Verbindingsinfo].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op om
[Verbindingsinfo] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Het verbindingsinfoscherm verschijnt.
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op om [Eye-Fi
trans.] te selecteren. Druk vervolgens
op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden (p. 52).
Als u kiest, wordt de Eye-Fi verbinding verbroken. Als u een andere
opnamemodus kiest of de afspeelmodus opent, wordt de Eye-Fi
verbinding weer geopend. Films die zijn gemaakt met de functie
Filmsynopsis, kunnen dan echter opnieuw worden overgedragen.
Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt?
[Eye-Fi instellingen] verschijnt alleen als er een Eye-Fi-kaart in de camera
is geplaatst.
Als de Eye-Fi-kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u de
verbindingsstatus van de kaart niet controleren en kunt u [Eye-Fi trans.]
niet instellen op [Uit] als het schuifje is ingesteld op vergrendeld.
181
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt
vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is (p. 15).
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 18).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.
Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera
in en weer uit (p. 18).
Tv-weergave
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 130).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk in de afspeelmodus (p. 22) de ontspanknop half in (p. 24).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 45).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar
wel in films worden opgenomen.
Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren en kan een
horizontale balk verschijnen.
Een knipperende h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden
gemaakt, ook al wordt de ontspanknop helemaal ingedrukt (p. 27).
verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (p. 54).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 175).
Stel de flitser in op h (p. 85).
Verhoog de ISO-waarde (p. 88).
Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief (p. 175).
Het beeld is wazig.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 24).
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 202).
Problemen oplossen
Problemen oplossen
182
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 173).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 96, 99).
Ook als u de ontspanknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet
en stelt de camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en
de ontspanknop half indrukt, of als u de ontspanknop meerdere malen half indrukt,
verschijnt het AF-kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Stel de flitser in op h (p. 85).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 85).
Pas het beeld aan met i-Contrast (pp. 89, 149).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (pp. 101, 102).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Stel de flitser in op ! (p. 54).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 85).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (pp. 101, 102).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 27).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 85).
Verhoog de ISO-waarde (p. 88).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 85).
Stel de flitser in op ! (p. 54).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met
de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen
in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 88).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als
u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (pp. 65, 66).
Ogen worden rood weergegeven (p. 104).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 173). Als u opnamen maakt met de flitser, gaat de lamp
(aan de voorkant van de camera) aan (p. 42) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl
de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is
doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten
als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
Corrigeer beelden met rode-ogencorrectie (p. 150).
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag
of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 167).
Problemen oplossen
183
Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg
'Beschikbare functies per opnamemodus' en 'Opnamemenu' (pp. 190197).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven,
heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 23, 31).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.
De camera heeft onvoldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen:
Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 167).
Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 112).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 112).
De zoomfunctie werkt niet (p. 113).
Het onderwerp lijkt vervormd.
Het onderwerp lijkt vervormd als het tijdens het opnemen snel langs de camera beweegt.
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden
of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over
mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart waarop een Low Level Format is uitgevoerd met deze
camera (p. 167).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het
afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen
of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen
wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
Druk op de knop
1
om de afspeelmodus te activeren. Houd de knop
n
ingedrukt
en druk vervolgens tegelijkertijd op de knoppen
o
en
m
. Druk in het scherm dat wordt
weergegeven op de knoppen
qr
om [B] te selecteren. Druk vervolgens op de knop
m
.
Eye-Fi-kaart
Kan geen beelden overdragen (p. 179).
184
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart
in de juiste richting (p. 18).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart
of Eye-Fi-kaart is ingesteld op 'LOCK'. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging
(p. 17).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart
in de juiste richting om opnamen te maken (p. 18).
Geheugenkaart fout (p. 167)
Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste
richting is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice (p. 18).
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 25, 30,
53, 83, 107) of beelden te bewerken (pp. 146150). Wis de beelden (pp. 29, 138)
om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 17).
Vervang \ Verwissel de accu (p. 17)
Geen beeld.
Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 134)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI/
RAW afspelen
Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet
worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet
aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 125), af te spelen in Smart
Shuffle (p. 128), te markeren als favoriet (p. 140), te roteren (p. 145), te bewerken
(pp. 146150), toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 168), te categoriseren (p. 142)
of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 159).
Gegroepeerde beelden kunnen niet worden verwerkt (p. 80).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden vergroot, afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd,
bewerkt, toegewezen aan het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan
een afdruklijst.
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
185
Films kunnen niet worden vergroot (p. 125), afgespeeld in Smart Shuffle (p. 128),
bewerkt (pp. 146150), toegevoegd aan een afdruklijst (p. 159) of toegewezen aan het
opstartscherm (p. 168).
Ongeldig selectiebereik
Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 136, 139, 144, 162) hebt u geprobeerd een
beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een
laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder
dan 998 beelden (p. 161).
Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 161).
U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 134), Wissen (p. 138),
Favorieten (p. 140), My Category (p. 142) of Print instellingen (p. 159).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.
Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met
dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is
bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 169) of formatteer
de geheugenkaart (p. 23).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de
camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (Foutnummer)
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet
vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact
op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met
de camera.
Bestandsfout
Foto's van andere camera's of beelden die zijn gewijzigd met behulp van
computersoftware, kunnen wellicht niet worden afgedrukt.
Print fout
Controleer de instellingen van het papierformaat. Als dit bericht verschijnt terwijl de
instellingen correct zijn, zet u de printer uit en weer aan en maakt u de instellingen
opnieuw.
Absorptiekussen inkt vol
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice voor een vervangend
inkt-absorptiekussen.
186
Opname (informatieweergave)
* : Standaard, : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en
worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen
wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden
automatisch kan roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk
niet naar behoren.
Informatieweergave op het scherm
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Camerastand*
Witbalans (p. 86)
My Colors (p. 92)
Transportmodus (p. 91)
Raster (p. 174)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 27)
Meetmethode (p. 101)
Beeldkwaliteit
(Compressie) (p. 61) /
Resolutie (pp. 61, 112)
Aantal opnamen (p. 62)
Zelfontspanner
(pp. 58, 59)
Beeldkwaliteit (films)
(p. 112)
Resterende tijd (p. 112)
Digitale zoom
(p. 55)
/
Digitale Tele-converter
(p. 56)
Scherpstelbereik (p. 94),
AF lock (p. 99)
Opnamemodus (p. 190),
Compositiepictogram
(p. 187)
Flitsermodus
(pp. 54, 85, 103)
Rode-ogencorrectie
(p. 150)
AF-kader (p. 95)
Spotmetingpuntkader
(p. 101)
Datum stempel (p. 57)
ISO-waarde (p. 88)
Eye-Fi verbindingsstatus
(p. 179)
AE-vergrendeling
(p. 102), FE-vergrendeling
(p. 102)
Sluitertijd
Beeldstabilisatie (p. 175) /
Tijdzone (p. 171)
Diafragmawaarde
Belichtingscompensatie
(p. 85)
i-Contrast (p. 89)
Super slow-motion film
(p. 110)
Zoombalk (p. 26)
Knipperdetectie (p. 105)
Informatieweergave op het scherm
187
Compositiepictogrammen
In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de
vastgestelde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld
en worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur
voor het onderwerp.
* Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst.
Onderwerp Mensen
Niet-menselijke
onderwerpen
Achter-
grondkleur
pictogram
Achtergrond
In bewe-
ging
Met veel
schaduw
in het
gezicht
In bewe-
ging
Van
dichtbij
Helder
Grijs
Tegenlicht
Inclusief
blauwe
luchten
Lichtblauw
Tegenlicht
Zonsonder-
gangen
Oranje
Spotlight
Donkerblauw
Donker
Met een
statief
*— *
Informatieweergave op het scherm
188
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Films (p. 32), Snel na
elkaar (p. 80), Afdruklijst
(p. 159)
My Category (p. 142)
Opnamemodus (p. 190)
ISO-waarde (p. 88),
Afspeelsnelheid (Films)
(p. 109)
Belichtingscompensatie
(p. 85)
Witbalans (p. 86)
Histogram (p. 45)
Groep afspelen (p. 126),
Beeld bewerken
(pp. 146 150)
Compressie
(beeldkwaliteit) (p. 61)
Pixels opnemen
(pp. 61, 112),
MOV (Films)
Eye-Fi-overdracht
voltooid (p. 179)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Meetmethode (p. 101)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 169)
Nummer van
weergegeven beeld /
Totaal aantal beelden
Sluitertijd (Foto's),
Beeldkwaliteit / Aantal
beelden (Films) (p. 112)
Diafragmawaarde
i-Contrast (pp. 89, 149)
Flitser (p. 85)
Scherpstelbereik (p. 94)
Bestandsgrootte
(pp. 62, 112)
Foto's: Resolutie (p. 61)
Films: Filmlengte (p. 112)
Beveilig (p. 134)
Favorieten (p. 140)
My Colors (pp. 92, 148)
Rode-ogencorrectie
(pp. 104, 150)
Opnamedatum en -tijd
(p. 20)
Informatieweergave op het scherm
189
Overzicht van het filmbedieningspaneel in 'Films bekijken'
(p. 32)
* Het beeld verschijnt ongeveer 4 sec. voor of na het huidige beeld.
Afsluiten
Afspelen
Afspelen in slow motion (U kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr.
Geluid wordt niet afgespeeld.)
Achteruit springen* (Gaat door met terugspoelen als u de knop m ingedrukt
houdt.)
Vorig beeld (Terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Volgend beeld (Vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Vooruit springen* (Gaat door met vooruitspoelen als u de knop m
ingedrukt houdt.)
Bewerken (p. 114)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer
(p. 152).
Tijdens het afspelen van de film kunt u vooruit of achteruit springen door
op de knoppen qr te drukken.
*
190
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
A
4
G I V
Functie
Belichtingscompensatie (p. 85) 
AE-vergrendeling/FE-vergrendeling
*1
(p. 102) —————
Scherpstelbereik (p. 94)

————
————
Flitser (pp. 54, 85, 103)


*2
—————

AF lock (p. 99) —————
Schermweergave (p. 44)
Geen informatieweergave
———
Informatieweergave

Menu FUNC.
Meetmethode (p. 101)

—————
—————
My Colors (p. 92)

——
——
*4
——
*4
——
——
——
——
——
——
——
*5
——
e
u
h
!
Beschikbare functies per opnamemodus
191
4
TY w S O P t xv
——
—————————— ——————
 
  
  
——— ———
————  
—————————— —————
*3
 
—————————— ————— ——
———— 
 
Menu FUNC.
 
—————————— ——————
—————————— ——————
 
—————————— —————
—————————— —————
—————————— —————
—————————— —————
—————————— —————
—————————— —————
—————————— —————
—————————— —————
—————————— —————
—————————— —————
—————————— —————
Beschikbare functies per opnamemodus
192
Opnamemodi
A
4
G I V
Functie
Menu FUNC.
Witbalans (p. 86)

——
——
——
——
——
*6
——
Witbalanscorrectie onderwater (p. 87) ———————
ISO-waarde (p. 88)

—————
—————
—————
—————
—————
—————
Zelfontspanner (pp. 58, 59)

———
———
———
Instellingen zelfontspanner (p. 59)
Vertraging
*7
———
Foto's
*8
 ———
Transportmodus (p. 91)

———
Verhouding (Foto’s) (p. 90)  
Pixels opnemen (p. 61)



———————

Ò
Î
$
W
Beschikbare functies per opnamemodus
193
4
TY w S O P t xv
Menu FUNC.
 
 —————— —————
 —————— —————
 —————— —————
 —————— —————
 —————— —————
 —————— ———
—————————— ————
 
—————————— ——————
—————————— ——————
—————————— ——————
—————————— ——————
—————————— ——————
—————————— ——————
 
—— 
—— 
—— 
—— 
——  ——
—— 
  ———
—————
*9
  ——
—— 
———————
———————
 —————— ——————
———————
Beschikbare functies per opnamemodus
194
Opnamemodi
A
4
G I V
Functie
Menu FUNC.
Compressieverhouding (p. 61)


Beeldkwaliteit (films)
(pp. 110, 112)




———————
———————
*1 FE-vergrendeling niet beschikbaar indien ingesteld op !.
*2 Kan niet worden geselecteerd, maar gaat naargelang de omstandigheden naar .
*3 Kan niet worden geselecteerd, maar gaat naar als de flitser afgaat.
*4 Witbalans kan niet worden geselecteerd.
*5 U kunt contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtint instellen in 5 niveaus.
*6 Niet beschikbaar in x en v.
*7 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in modi waarin het aantal beelden niet kan worden ingesteld.
*8 Ingesteld op 1 beeld in modi waarin het aantal beelden niet kan worden ingesteld.
*9 Alleen en zijn beschikbaar.
Beschikbare functies per opnamemodus
195
4
TY w S O P t xv
Menu FUNC.
 
 
 
 
 
 
—————————— ——————
—————————— ——————
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
196
4 Opnamemenu
Menu's
Opnamemodi
A
4
G I V
Functie
AF Frame (p. 95)
Gezichts-AiAF
*1

AF Tracking
*2
———
Centrum ———
AF kader afm.
*3
(p. 96)
Normaal ———
Klein ———
Digitale Zoom (p. 55)
Standaard 
Uit 
1.5x 
2.0x 
AF-Punt Zoom (p. 98)
Aan  
Uit 
Servo AF (p. 100)
Aan ———
Uit
*4
 
AF-hulplicht (p. 173)
Aan 
Uit  
Flits Instellingen (pp. 104, 174)
Rode-Ogen
Aan 
Uit 
Lamp Aan
Aan 
Uit 
i-Contrast (p. 89)
Uit 
Automatisch —————
Bekijken (p. 174)
Uit 
2 sec. 
3–10 sec. 
Vastzetten 
terugkijken (p. 174)
Uit 
Details 
Focus check 
Knipperdetectie (p. 105)
Aan 
Uit 
Raster (p. 174)
Aan 
Uit 
IS modus (p. 175)
Continu 
Opname 
Pan 
Uit 
Datum stempel (p. 57)
Uit 
Datum 
Datum & Tijd 
*1 De werking verschilt afhankelijk van de opnamemodus, wanneer er geen gezichten worden gedetecteerd.
*2 Alleen beschikbaar door te drukken op de knop
o
(p. 28). *3 Beschikbaar wanneer het AF-kader is ingesteld op [Centrum].
Menu's
197
4
TY w S O P t xv
—— 
—— ———  ——
—— 
—— 
—— —— 
———————  ——
 
———————  ——
———————  ——
 ———  ——
 
——— ——— ———
 
  
 
——— ——————  ——
———  
———  
———  
——  
 ——
———— ————
 
 
 
 
 
  ——
  ——
——— ———— ———
 
 
 
 
  
  
  
 
——————————  ——
——————————  ——
*4 [Aan] wanneer bewegende personen worden gedetecteerd in A.
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Menu's
198
3 Menu Instellen
Item Beschrijving Zie pagina
mute Aan/Uit* p. 48
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 49
Geluidsopties De geluiden instellen voor elke
camerabewerking.
p. 166
Hints en tips Aan*/Uit p. 166
LCD Helderheid De helderheid van het scherm aanpassen
(5 niveaus).
p. 50
opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartbeeld. p. 168
Formateren Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
pp. 23, 167
Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 169
Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 170
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 170
Spaarstand Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
pp. 52, 170,
171
Tijdzone Thuis*/Wereld p. 171
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 21
Video Systeem NTSC/PAL p. 130
Ctrl via HDMI Inschakelen/Uitschakelen* p. 132
Eye-Fi instellingen Eye-Fi verbindingsinstellingen (verschijnt alleen
als een Eye-Fi-kaart is geplaatst)
p. 179
Taal Weergavetaal selecteren. p. 22
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 51
* Standaardinstelling
Menu's
199
1 Menu Afspelen
2 Menu Print
Item Beschrijving Zie pagina
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 122
Wissen Beelden wissen (Selectie, Select. reeks,
Alle beelden).
p. 138
Beveilig Beelden beveiligen (Selectie, Select. reeks,
Alle beelden).
p. 134
Roteren Beelden draaien. p. 145
Favorieten Beelden markeren als favoriet of de markering
opheffen.
p. 140
My Category Beelden indelen in categorieën (Selectie,
Select. reeks).
p. 142
i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's corrigeren. p. 149
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 150
Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 147
Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 146
My Colors Kleuren in foto's aanpassen. p. 148
Beeld scrollen Aan*/Uit p. 118
Beelden groep. Aan*/Uit p. 127
Autom. draaien Aan*/Uit p. 176
Ga verder Laatst gez*/Laatste f. p. 176
Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 129
* Standaardinstelling
Item Beschrijving Zie pagina
Print Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten
op een printer).
Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 161
Select. Reeks Eerste en laatste beeld selecteren van een
reeks die u wilt afdrukken.
p. 162
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 162
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 162
Afdrukinstellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 160
200
Item Beschrijving Zie pagina
Roteren De weergegeven beelden draaien. p. 145
Print instellingen Instellingen voor het afdrukken van het
weergegeven beeld ([Print]) selecteren of
uitschakelen. Verschijnt als de camera is
aangesloten op de printer.
p. 159
Beveilig Het weergegeven beeld beveiligen of de
beveiliging opheffen.
p. 134
Favorieten Weergegeven beelden markeren als favoriet,
of de markering opheffen.
p. 140
Wissen Het weergegeven beeld wissen. p. 138
Groep afspelen Beelden die snel na elkaar zijn gemaakt,
één voor één afspelen.
p. 126
Film afspelen De film afspelen. p. 32
Filmsynopsis afspelen Films afspelen die in de modus Filmsynopsis
zijn gemaakt.
p. 119
Smart Shuffle Smart Shuffle starten. p. 128
Gefilterd afspelen Filter voor weergegeven beeld activeren/
annuleren.
p. 120
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 122
My Category Beelden indelen in categorieën. p. 142
Afspeelmodus Menu FUNC. Menu
201
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica.
Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm,
wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven
of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme
omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van
de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een
luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de
temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit
de tas haalt.
Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen
met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder
de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt
voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Voorzorgsmaatregelen
202
Beeldsensor
Effectieve pixels in camera .............Ongeveer 12,1 miljoen pixels
Lens
Brandpuntafstand............................4x zoom: 5.0 (G) – 20.0 (T) mm
(equivalent aan 35 mm: 28 (G) – 112 (T) mm)
Scherpstelbereik .............................3 cm – oneindig (G), 50 cm – oneindig (T)
Macro 3 – 50 cm (G)
Beeldstabilisatiesysteem.....................Type lensverschuiving
Beeldprocessor ..................................DIGIC 4
LCD-monitor
Type ................................................TFT-kleurenmonitor (breedbeeld)
Formaat...........................................7,6 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels ..............................Ongeveer 230.000 pixels
Verhouding......................................4:3
Functies ..........................................Aanpassing helderheid (5 niveaus), Quick-bright LCD
Focus
Controlesysteem .............................Autofocus: Per beeld (continu in automatische modus),
Servo AF/Servo AE
AF Frame ........................................Gezichts-AiAf, AF Tracking, Centrum
Meetsysteem.......................................Deelmeting, Centrummeting, Spot
Belichtingscompensatie
(Foto’s) /
Belichting (Films).................................±2 stops met stappen van 1/3
ISO-waarde
(standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex)..............Auto, ISO 100/200/400/800/1600/3200 (in de P-modus)
Witbalans.............................................Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,
Custom
Sluitertijd..............................................1 – 1/1500 sec.
15 – 1/1500 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Diafragma
Type ................................................Rond (wordt samen met ND filter gebruikt)
f/nummer.........................................f/2.8 – f/8.0 (G), f/5.9 – f/17 (T)
Flitser
Modi ................................................Auto, Aan, Slow sync, Uit
Bereik..............................................30 cm – 4,0 m (G), 50 cm – 2,0 m (T)
Specificaties
Specificaties
203
Opnamemodi.......................................Auto, P, Filmsynopsis, Portret, Kinderen & dieren,
Smart Shutter
*
, Snel na elkaar, Beste beeld selectie,
Nachtscene handm, Donkere omgeving, Fisheye-effect,
Miniatuureffect, Speels effect, Monochroom, Extra
levendig, Poster-effect, Kleur Accent, Kleur wissel,
Strand, Onderwater, Flora, Sneeuw, Vuurwerk,
Lange sluiter, Stitch Hulp, Super slow-motion film
Druk op de filmknop om films op te nemen.
* Glimlach, Knipoogdetectie, Gezicht-zelfontspanner
Digitale Zoom ......................................Foto's/films: Ongeveer 4,0x
(tot ongeveer 16x in combinatie met de optische
zoomfunctie) Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter
Continu-opnamen maken
Modus .............................................Normaal
Snelheid (normaal)..........................Ongeveer 3,4 beelden/sec. (in de P-modus)
Ongeveer 8,2 beelden/sec. (in de modus Snel na elkaar)
Aantal opnamen (bij benadering)
(CIPA-normen) ....................................Ongeveer 230
Opnamemedia.....................................SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC-
geheugenkaart, MultiMediaCard, MMCplus-kaart,
HC MMCplus-kaart
Bestandstype.......................................Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto’s ..............................................Exif 2.3 (JPEG)
Films................................................Films: MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens:
Linear PCM (monauraal))
Aantal opnamepixels (resolutie)
Foto´s ..............................................16:9
Groot: 4000 x 2248, Medium 1: 2816 x 1584, Medium 2:
1920 x 1080, Klein: 640 x 360
3:2
Groot: 4000 x 2664, Medium 1: 2816 x 1880, Medium 2:
1600 x 1064, Klein: 640 x 424
4:3
Groot: 4000 x 3000, Medium 1: 2816 x 2112, Medium 2:
1600 x 1200, Klein: 640 x 480
1:1
Groot: 2992 x 2992, Medium 1: 2112 x 2112, Medium 2:
1200 x 1200, Klein: 480 x 480
Specificaties
204
Films ...............................................Super slow-motion film:
640 x 480 (120 bps
*3
bij opnamen, 30 bps
*2
bij afspelen),
320 x 240 (240 bps
*4
bij opnamen, 30 bps
*2
bij afspelen)
Miniatuureffect:
1280 x 720
*5
, 640 x 480
*5
Andere films dan Super slow-motion film of met
Miniatuureffect:
1920 x 1080 pixels (24 bps
*1
), 1280 x 720 (30 bps
*2
),
640 x 480 (30 bps
*2
), 320 x 240 (30 bps
*2
)
*1 Werkelijk aantal is 119,88 bps.
*2 Werkelijk aantal is 29,97 bps.
*3 Werkelijk aantal is 239,76 bps.
*4 Opnamen maken: 6 bps/3 bps/1,5 bps,
Afspelen: 30 bps
*2
*5 Werkelijk aantal is 23,976 bps.
Interface ..............................................Hi-speed USB
HDMI-uitvoer
Analoge audio/invoer (monauraal)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Standaard voor direct afdrukken ......... PictBridge
Voeding ..............................................Batterij NB-4L
Compacte voedingsadapter CA-DC10 (indien gebruikt
met DC/koppeling DR-10)
Afmetingen (CIPA-normen).................93,1 x 55,9 x 19,9 mm
Gewicht (volgens CIPA-normen).........Ongeveer 140 g (incl. batterij en geheugenkaart)
Ongeveer 121 g (alleen camerabehuizing)
Specificaties
205
Batterij NB-4L
Type.....................................................Oplaadbare lithium-ionbatterij
Spanning .............................................3,7 V DC
Capaciteit.............................................760 mAh
Oplaadcycli..........................................Ongeveer 300 x
Bedrijfstemperatuur .............................0 – 40 °C
Afmetingen ..........................................35,4 x 40,3 x 5,9 mm
Gewicht................................................Ongeveer 17 gram
Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE
Nominale invoer...................................100 – 240 V AC (50/60 Hz), 0,1 A (100 V) – 0,06 A
(240 V)
Nominale uitvoer..................................4,2 V DC, 0,65 A
Oplaadduur..........................................Ongeveer 1 uur en 30 minuten
Bedrijfstemperatuur .............................0 – 40 °C
Afmetingen ..........................................53,0 x 86,0 x 19,5 mm
Gewicht................................................Ongeveer 60 g (CB-2LV) Ongeveer 55 g (CB-2LVE,
excl. netsnoer)
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
206
A
Aangepaste witbalans .............................. 86
Aansluiting................ 35, 130, 131, 152, 178
Accessoires.............................................. 39
AE-vergrendeling.................................... 102
AF Scherpstellen
AF Tracking........................................ 28, 97
Afdrukken ............................................... 152
AF-kaders........................................... 26, 95
AF-Punt Zoom.......................................... 98
Afspelen Bekijken
Afspelen met overgangseffecten............ 129
AF-vergrendeling.............................. 99, 186
Alle beelden wissen................................ 139
AUTO-modus (Opnamemodus) ............... 25
AV-kabel............................................. 2, 130
B
Batterij
Oplaadlampje .................................... 15
Opladen............................................. 14
Spaarstand ........................ 52, 170, 171
Batterijlader .......................................... 2, 39
Beelden
Afspelen Bekijken
Beelden wissen ......................... 29, 138
Beveiligen........................................ 134
Bewerken Bewerken
Weergaveduur................................. 174
Beelden bekijken op een tv .................... 130
Beelden markeren als favoriet................ 140
Beelden wissen ................................ 29, 138
Beeldkwaliteit Compressieverhouding
Bekijken
Beeld scrollen.................................. 118
Beelden op een tv............................ 130
Diavoorstelling................................. 122
Enkelvoudige weergave .................... 28
Gefilterd afspelen ............................ 120
Indexweergave ................................ 118
Smart Shuffle................................... 128
Vergrote weergave .......................... 125
Belichting
AE-vergrendeling............................. 102
Correctie ............................................ 85
FE-vergrendeling............................. 102
Bestandsnummering .............................. 169
Beveiligen............................................... 134
Bewerken
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken) .................. 146
i-Contrast......................................... 149
My Colors ........................................ 148
Rode-ogencorrectie......................... 150
Trimmen .......................................... 147
Bijgesloten items Accessoires
C
Camera
De camera vasthouden ..................... 13
Standaardinstellingen ........................ 51
Camerabeweging ....................... 27, 54, 175
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ......... 2
Centrum (modus AF Frame) .................... 96
Compressie (beeldkwaliteit) ..................... 61
Continu-opnamen maken ......................... 91
Beste beeld selectie .......................... 81
Snel na elkaar.................................... 80
D
Datum en tijd Datum/Tijd
Datum/Tijd
Instelling ............................................ 20
Toevoegen aan beeld........................ 57
Wereldklok....................................... 171
Wijzigen ............................................. 21
Diavoorstelling........................................ 122
Digitale Tele-converter ............................. 56
Digitale Zoom ........................................... 55
Donkere omgeving (opnamemodus)........ 65
DPOF ..................................................... 159
Dynamische modus................................ 175
E
Extra levendig (opnamemodus) ............... 68
Eye-Fi-kaart...................................... 17, 179
Index
Index
207
F
Fabrieksinstellingen Standaardinstellingen
FE-vergrendeling............................ 102, 186
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
aantal beelden)................................ 112
Bekijken (Afspelen)............................ 32
Bewerken......................................... 114
Opnametijd ................................ 31, 112
Filmsynopsis (opnamemodus).................. 67
Fisheye-effect (opnamemodus)................ 69
Flitser
Aan .................................................... 85
Slow sync......................................... 103
Uit ...................................................... 54
Flora (opnamemodus) .............................. 65
Focus check ........................................... 124
Focusvergrendeling.................................. 96
Formaat wijzigen
(beelden kleiner maken)......................... 146
Formatteren (geheugenkaart)........... 23, 167
Formatteren Geheugenkaarten
formatteren
Foutmeldingen........................................ 184
G
Geheugenkaarten..................................... 17
Beschikbare opnamen................. 19, 62
Formatteren ............................... 23, 167
Opnametijd ........................................ 31
Geluidsinstellingen ................................... 48
Gezichts-AiAF (modus AF Frame) ........... 95
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) ....................................... 77
Glimlach (opnamemodus) ........................ 75
I
i-Contrast.......................................... 89, 149
Interfacekabel............................... 2, 35, 152
ISO-waarde ...................................... 88, 186
K
Kinderen & dieren (opnamemodus).......... 64
Kleur Wissel (opnamemodus) .................. 72
Kleuraccent (opnamemodus) ................... 71
Klokfuncties .............................................. 52
Knipoogdetectie (opnamemodus)............. 76
Knipperdetectie....................................... 105
L
Lampje.................................. 42, 43, 45, 173
Lange sluiter (opnamemodus).................. 79
LCD-monitor Scherm
Lichtnet ................................................... 178
M
Macro (AF-instelling) ................................ 94
Meetmethode.......................................... 101
Menu
Basishandelingen .............................. 47
Lijst .................................................. 196
Menu FUNC.
Lijst .................................................. 200
Menu.................................................. 46
Miniatuureffect (opnamemodus)....... 70, 109
Monochroom (opnamemodus) ................. 73
MultiMediaCard/MMCplus
Geheugenkaarten
My Category ........................................... 142
My Colors (Afspelen) .............................. 148
My Colors (opname) ................................. 92
N
Nachtscene handm.
(opnamemodus) ....................................... 65
O
Onderwater (opnamemodus).................... 65
Oneindig (AF-instelling)............................ 94
Opnamen maken
Aantal opnamen..................... 15, 19, 62
Opname Info.................................... 186
Opnamedatum en -tijd Datum/Tijd
Opnametijd ........................................ 31
Opnamen maken via een tv.................... 105
Overzicht van de onderdelen.................... 42
Index
208
P
P (opnamemodus).................................... 84
PictBridge......................................... 40, 152
Polsriem Riem
Portret (opnamemodus) ........................... 64
Poster-effect (opnamemodus).................. 68
Problemen oplossen............................... 181
Programma automatische belichting........ 84
R
Raster............................................. 174, 186
Reizen naar het buitenland ........ 15, 39, 171
Resolutie (beeldgrootte) ........................... 61
Riem..................................................... 2, 13
Rode-Ogen Corr..................................... 104
Rode-ogencorrectie................................ 150
Roteren................................................... 145
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven......................................... 44
Informatieweergave................. 186, 188
Menu Menu FUNC., Menu
Taal van LCD-scherm........................ 22
Scherpstelbereik
Macro................................................. 94
Oneindig ............................................ 94
Scherpstellen
AF-kaders.................................... 26, 95
AF-Punt Zoom ................................... 98
AF-vergrendeling............................... 99
Servo AF.......................................... 100
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart
Geheugenkaarten
Sepiakleurig.............................................. 92
Servo AF ................................................ 100
Smart Shuffle.......................................... 128
Sneeuw (opnamemodus) ......................... 66
Software
Beelden downloaden naar
een computer om te bekijken ............ 33
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk... 2
Installatie ........................................... 34
Softwarehandleiding............................ 2
Spaarstand............................... 52, 170, 171
Speels effect (opnamemodus) ................. 74
Standaardinstellingen............................... 51
Stitch Hulp (opnamemodus)..................... 82
Strand (opnamemodus)............................ 65
Super slow motion (opnamemodus)....... 110
T
Taal van LCD-scherm .............................. 22
Transportmodus ....................................... 91
Trimmen ................................................. 147
V
Vergrote weergave................................. 125
Verhouding............................................... 90
Video Films
Voeding Batterij, voedingsadapterset
Voedingsadapterset ......................... 39, 178
Vuurwerk (opnamemodus) ....................... 66
W
Wereldklok.............................................. 171
Witbalans.................................................. 86
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner ............. 58
2 seconden-zelfontspanner ............... 59
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) ................................ 77
Knipoogdetectie (opnamemodus)...... 76
Vertraging en aantal opnamen
wijzigen.............................................. 59
Zoomen ........................................ 26, 30, 55
Zwart-witfoto's .......................................... 92
CEL-SQ6PA280 © CANON INC. 2011
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.

Documenttranscriptie

Gebruikershandleiding • Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door, met name het gedeelte 'Veiligheidsmaatregelen'. • Zo leert u de camera juist te gebruiken. • Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog kunt raadplegen. NEDERLANDS De inhoud van de verpakking controleren Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande onderdelen bevat. Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van de camera. Camera Batterij NB-4L (met kapje) Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE Interfacekabel IFC-400PCU AV-kabel AVC-DC400 Polsriem WS-DC11 Introductiehandleiding Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk Canon garantiesysteemboekje De handleidingen gebruiken Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk. • Gebruikershandleiding (deze handleiding) Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de vele functies van de camera gebruiken om foto's met geavanceerdere instellingen te maken. • Softwarehandleiding Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken. • Een geheugenkaart is niet bijgesloten. • U hebt Adobe Reader nodig om de PDF-handleidingen te openen. U kunt de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer (alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten). 2 Lees dit eerst Proefopnamen en disclaimer Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten. Schending van het auteursrecht De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik. Garantiebeperkingen Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd. Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van Canon Klantenservice. LCD-monitor (scherm) • Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen invloed op het beeld dat wordt vastgelegd. • Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag voordat u de camera gaat gebruiken. Temperatuur van de camerabehuizing Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing. 3 Wat wilt u doen? 4 Opnamen maken  Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten....25 Mooie opnamen maken van mensen I Portretten (p. 64) w V Kinderen en Gezichtsuitdrukkingen Op het strand dieren (p. 64) (p. 81) (p. 65) Diverse andere opnamen maken Nacht Scene (p. 65) Donkere omgeving (p. 65) S Onderwater (p. 65) O Flora (p. 65) P In de sneeuw (p. 66) t Vuurwerk (p. 66) Opnamen maken met speciale effecten Fisheye-effect (p. 69) Miniatuureffect (p. 70) Speels effect (p. 74) Monochroom (p. 73) Extra levendige kleuren (p. 68) Poster-effect (p. 68)  Scherpstellen op gezichten ..............................................25, 65, 95  Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan worden gebruikt (de flitser uitschakelen)...............................54  Foto’s maken met de zelfontspanner ...............................58, 59, 77  De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................57  Een foto maken tijdens het opnemen van een film ......................67 4 Wat wilt u doen? Weergeven 1  Foto's bekijken .............................................................................28  Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................122  Foto's bekijken op een tv ...........................................................130  Foto's bekijken op een computer .................................................33  Snel foto's zoeken......................................................................118  Foto's wissen .......................................................................29, 138 Films opnemen en bekijken E  Films opnemen.....................................................................30, 107  Films bekijken ..............................................................................32  Opnamen maken van snel bewegende objecten en deze afspelen in slow motion ................................................110 Afdrukken 2  Snel en gemakkelijk foto's afdrukken.........................................152 Opslaan  Beelden opslaan op een computer ..............................................33 Overige 3  Geluid uitzetten ............................................................................48  De camera gebruiken in het buitenland ...............................15, 171  Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................186 5 Inhoudsopgave In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte functies van deze camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert. De inhoud van de verpakking controleren ........................................ 2 Lees dit eerst....................................... 3 Wat wilt u doen?.................................. 4 Conventies die in deze handleiding worden gebruikt ................................ 9 Veiligheidsmaatregelen..................... 10 1 Aan de slag ........................ 13 De batterij opladen ............................ 14 De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen........................................... 16 Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) ............... 17 De batterij en geheugenkaart plaatsen .......................................... 17 De datum en tijd instellen.................. 20 De taal van het scherm instellen....... 22 Geheugenkaarten formatteren.......... 23 De ontspanknop indrukken ............... 24 Foto's maken (Smart Auto) ............... 25 Beelden bekijken............................... 28 Beelden wissen ................................. 29 Films opnemen.................................. 30 Films bekijken ................................... 32 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken................. 33 Accessoires....................................... 38 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires ..................................... 39 2 Meer informatie.................. 41 Overzicht van de onderdelen ............ 42 6 Schermweergave...............................44 Lampje ...............................................45 Menu FUNC. – Basishandelingen .....46 MENU – Basishandelingen................47 De geluidsinstellingen wijzigen..........48 De helderheid van het scherm aanpassen .......................................50 De standaardinstellingen van de camera herstellen.......................51 De functie spaarstand (Automatisch Uit) .............................52 Klokfuncties .......................................52 3 Veelgebruikte functies voor opnamen ....................53 De flitser uitzetten ..............................54 Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) ................................55 Datum en tijd aan de opname toevoegen........................................57 De zelfontspanner gebruiken.............58 De resolutie wijzigen (beeldgrootte) ..61 De compressieverhouding wijzigen (beeldkwaliteit).................................61 4 Effecten toevoegen en opnamen maken in diverse omstandigheden ................63 Opnamen maken in diverse omstandigheden..............................64 Automatisch korte films maken (Filmsynopsis) .................................67 Effecten toevoegen aan de opname..68 Inhoudsopgave Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter) ............................... 75 Opnamen met lange sluitertijd maken ............................................. 79 Snel na elkaar continu-opnamen maken (Snel na elkaar)................... 80 De beste gezichtsuitdrukkingen vastleggen (Beste beeld selectie)... 81 Opnamen maken met Stitch Hulp..... 82 Opnamen maken met de FE-vergrendeling...........................102 Opnamen maken met Slow sync.....103 Rode-ogencorrectie .........................104 Controleren op gesloten ogen .........105 Opnamen maken via een tv.............105 5 Zelf instellingen selecteren ...........................83 Diverse soorten films opnemen .......108 Films opnemen die op een miniatuurmodel lijken (Miniatuureffect) ............................109 Opnemen super slow-motion film ....110 De beeldkwaliteit wijzigen................112 Overige opnamefuncties..................113 Bewerken.........................................114 Opnamen maken in Programma automatische belichting .................. 84 De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie)................ 85 De flitser inschakelen ........................ 85 De witbalans aanpassen................... 86 De ISO-waarde wijzigen ................... 88 De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast).......... 89 De verhouding wijzigen..................... 90 Continu-opnamen maken.................. 91 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) ..................................... 92 Close-ups maken (macro)................. 94 Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig)................... 94 De modus AF Frame wijzigen........... 95 Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking)... 97 Het autofocuskader vergroten........... 98 Opnamen maken met AF-vergrendeling ............................ 99 Opnamen maken met Servo AF ..... 100 De meetmethode wijzigen............... 101 Opnamen maken met de AE-vergrendeling .......................... 102 6 Diverse functies voor het opnemen van films ... 107 7 Diverse functies gebruiken voor afspelen en bewerken .................... 117 Snel naar beelden zoeken...............118 Beelden bekijken met gefilterd afspelen .........................................120 Diavoorstellingen bekijken...............122 De focus controleren .......................124 Beelden vergroten ...........................125 Elk beeld in een groep bekijken.......126 Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle) ..............................128 Beeldovergangen wijzigen...............129 Beelden bekijken op een tv .............130 Beelden beveiligen ..........................134 Beelden wissen................................138 Beelden markeren als favoriet.........140 Beelden indelen in categorieën (My Category)................................142 Beelden roteren ...............................145 7 Inhoudsopgave Het formaat van beelden wijzigen... 146 Trimmen .......................................... 147 Effecten toepassen met de functie My Colors...................................... 148 De helderheid corrigeren (i-Contrast) .................................... 149 Het rode-ogeneffect corrigeren ....... 150 8 Afdrukken......................... 151 Beelden afdrukken .......................... 152 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF).......................................... 159 9 De camera-instellingen aanpassen ........................ 165 De camera-instellingen wijzigen ..... 166 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen ......................................... 173 Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen ......................................... 176 8 10 Nuttige informatie...........177 Aansluiten op het lichtnet.................178 Een Eye-Fi-kaart gebruiken.............179 Problemen oplossen ........................181 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen .................184 Informatieweergave op het scherm.....................................186 Beschikbare functies per opnamemodus...............................190 Menu's .............................................196 Afspeelmodus Menu FUNC. Menu..200 Voorzorgsmaatregelen ....................201 Specificaties.....................................202 Index ................................................206 Conventies die in deze handleiding • In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars van de camera voorstellen. • Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ]. • De knoppen die een richting aangeven en de knop FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen. Knop Omhoog Knop Links Knop FUNC./SET Knop Rechts Knop Omlaag • : Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn • : Tips voor het oplossen van problemen • : Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen • : Aanvullende informatie • (p. xx): Referentiepagina's ('xx' geeft het paginanummer aan) • In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de standaardinstellingen hebben. • De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende term geheugenkaarten. 9 Veiligheidsmaatregelen • Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door voordat u het product gebruikt. Gebruik het product altijd op de juiste wijze. • De veiligheidsmaatregelen op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen. • Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die u gebruikt. Waarschuwing Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel of levensgevaar. • Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen. Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt. • Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen. Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking. • • • • Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening. Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen. Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten. Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is gevallen of op een andere wijze is beschadigd. • Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont. • Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner om de apparatuur schoon te maken. • Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere vloeistoffen. • Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen. Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand. Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij. Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u contact op met uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice. • Gebruik alleen de aanbevolen batterij. • Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur. • Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil dat zich heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen weg met een droge doek. • Raak het netsnoer niet aan met natte handen. • Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het stopcontact is geplaatst. • Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in contact komen met de contactpunten of stekker. De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water. 10 Veiligheidsmaatregelen • Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is toegestaan. De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van elektronische instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat u de camera gebruikt op plaatsen waar het gebruik van elektronische apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen en medische instellingen. • Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die hiervoor geschikt is. Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. Daarnaast kunt u de luidsprekers beschadigen als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel. • Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt. • Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt. Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen. • Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld. Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken. • Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt wanneer u een foto maakt. Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben. • Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen: - plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan; - plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C; - vochtige of stoffige plaatsen. Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd raken. • De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer iemand hier lang naar kijkt. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur. • Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op een heldere dag). Dit kan de beeldsensor beschadigen. • Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt. Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden. 11 Veiligheidsmaatregelen • Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen. Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het apparaat voorkomen. • Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt. Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken. • Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij. Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie. • Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit het stopcontact. • Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen zoals een stuk textiel. Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan. • Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren. Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een explosie, wat kan leiden tot brand of schade. • Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt. Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm. • Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de camera in uw tas stopt. • Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera. Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm. 12 1 Aan de slag Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar een computer. De riem bevestigen/de camera vasthouden • Bevestig de meegeleverde riem en doe deze om uw pols om te voorkomen dat de camera valt tijdens het gebruik. • Houd uw armen tegen uw lichaam gedrukt en houd de camera bij het maken van opnamen stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren. Riem 13 De batterij opladen Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop is de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen. Verwijder het klepje. Plaats de batterij.  Zorg dat de markering o op de batterij overeenstemt met die op de oplader en plaats dan de batterij door deze naar binnen ( ) en naar beneden ( ) te schuiven. Laad de batterij op.  Voor CB-2LV: kantel de stekker ( ) CB-2LV CB-2LVE naar buiten en steek de oplader in een stopcontact ( ).  Voor CB-2LVE: sluit het netsnoer aan op de oplader en steek het andere uiteinde in een stopcontact.  Het oplaadlampje gaat oranje branden en het opladen begint.  Als de batterij volledig is opgeladen, wordt het oplaadlampje groen. Het opladen duurt ongeveer 1 uur en 30 minuten. Verwijder de batterij.  Haal het netsnoer van de batterijlader uit het stopcontact en verwijder de batterij door deze naar binnen ( ) en omhoog ( ) te schuiven. Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen. 14 De batterij opladen Geschat aantal opnamen Aantal opnamen Circa 230 Afspeeltijd Circa 5 uur • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association). • Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden, kleiner dan hierboven is aangegeven. Batterij-oplaadlampje Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading van de batterij aangeeft. Weergave Betekenis Voldoende opgeladen. Iets leger, maar nog voldoende opgeladen. (Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op. 'Vervang \ Verwissel accu' Leeg. Laad de batterij opnieuw op. De batterij en de oplader efficiënt gebruiken • Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor. Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet worden gebruikt. Plaats het klepje zodanig op een geladen batterij dat de markering o zichtbaar is. • De batterij een lange tijd bewaren: Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een niet helemaal lege batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen. • U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken. De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen. • De batterij kan plaatselijk wat opzwellen. Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem. Als de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, moet u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice. • Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur verstreken. Koop dan een nieuwe batterij. 15 De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen Als u uw camera afdankt, moet u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij verwijderen voor recycling volgens de lokale voorschriften. Draai de schroeven van de behuizing los.  Open het klepje van de aansluitingen.  Draai de schroeven van de behuizing op de zijkanten en de onderkant los. Verwijder de kleppen van de voor- en achterkant.  Verwijder eerst de klep van de achterkant.  Verwijder daarna de klep van de voorkant. Raak het gemarkeerde gebied nooit aan. Dit kan leiden tot een zware elektrische schok. Raak dit gebied nooit aan! Verwijder de batterij. Verwijder nooit de camerabehuizing om een andere reden dan om de interne oplaadbare lithiumbatterij te verwijderen voor recycling, wanneer u de camera afdankt. 16 Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) De onderstaande kaarten kunnen zonder capaciteitsbeperkingen worden gebruikt. • SD-geheugenkaarten* • SDHC-geheugenkaarten* • SDXC-geheugenkaarten * • MultiMediaCards • MMCplus-geheugenkaarten • HC MMCplus-geheugenkaarten • Eye-Fi-kaarten * Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken sommige kaarten mogelijk niet goed. Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden SDXC-geheugenkaarten mogelijk zelfs niet herkend als u een kaartlezer gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem SDXC-geheugenkaarten ondersteunt. Info over Eye-Fi-kaarten Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht) wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart. Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de kaart niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart. De batterij en geheugenkaart plaatsen Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar). Controleer het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart.  Als de geheugenkaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen opnamen maken als het schuifje is ingesteld op vergrendeld. Duw het schuifje omhoog totdat u een klik hoort. 17 De batterij en geheugenkaart plaatsen Open het klepje.  Schuif het klepje naar buiten ( ) en omhoog ( ) om het te openen. Plaats de batterij.  Duw de batterijvergrendeling in de richting van de pijl en plaats de batterij op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.  Zorg dat u de batterij in de juiste richting plaatst, anders klikt deze niet goed vast. Aansluitpunten Batterijvergrendeling Plaats de geheugenkaart.  Plaats de geheugenkaart op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.  Plaats de geheugenkaart in de juiste richting. Als u de geheugenkaart in de verkeerde richting probeert te plaatsen, kunt u de camera beschadigen. Aansluitpunten Sluit het klepje.  Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan terwijl u het naar binnen schuift, totdat het vastklikt ( ). Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt? SD-, SDHC-, SDXC-geheugenkaarten en Eye-Fi-kaarten hebben een schuifje voor schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt op het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen. 18 De batterij en geheugenkaart plaatsen De batterij en geheugenkaart verwijderen Verwijder de batterij.  Open het klepje en duw de batterijvergrendeling in de richting van de pijl.  De batterij wipt nu omhoog. Verwijder de geheugenkaart.  Duw de geheugenkaart naar binnen tot u een klik hoort en laat de kaart langzaam los.  De geheugenkaart wipt nu omhoog. Aantal opnamen per geheugenkaart Geheugenkaart Aantal opnamen 4 GB Circa 1231 16 GB Circa 5042 • Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camerainstellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt. Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken? U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de opnamemodus is ingesteld (p. 25). Aantal opnamen dat kan worden gemaakt 19 De datum en tijd instellen Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het belangrijk dat u deze instelt. Schakel de camera in.  Druk op de knop ON/OFF.  Het scherm Datum/Tijd verschijnt. Stel de datum en tijd in.  Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren.  Druk op de knoppen op om een waarde in te stellen. Voltooi de instelling.  Druk op de knop m.  Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld, wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.  Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt de camera uitgeschakeld. Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt. Zomertijd instellen Als u bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld. 20 De datum en tijd instellen Datum en tijd wijzigen U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen. Open het menu.  Druk op de knop n. Selecteer [Datum/Tijd].  Beweeg de zoomknop om het tabblad 3 te selecteren.  Druk op de knoppen op om [Datum/Tijd] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Wijzig de datum en/of de tijd.  Volg stap 2 en 3 op p. 20 om de instelling te wijzigen.  Druk op de knop n om het menu te sluiten. Datum/tijd-batterij • De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere batterij is verwijderd. • Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit (afzonderlijk verkrijgbaar, p. 39), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld. • Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/Tijd] als u de camera inschakelt. Volg de stappen op p. 20 om de datum en tijd in te stellen. 21 De taal van het scherm instellen U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven. Selecteer de afspeelmodus.  Druk op de knop 1. Open het instellingenscherm.  Houd de knop m ingedrukt terwijl u op de knop n drukt. Stel de taal van het LCD-scherm in.  Druk op de knoppen opqr om een taal te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt ingesteld, wordt het instellingenscherm gesloten. Wat als de klok verschijnt als ik op m druk? De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok te sluiten en herhaalt u stap 2. U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken en [Taal] te selecteren op het tabblad 3. 22 Geheugenkaarten formatteren Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart formatteren met deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 179) gaat formatteren, moet u de software van de kaart op een computer installeren. Open het menu.  Druk op de knop n. Selecteer [Formateren].  Beweeg de zoomknop om het tabblad 3 te selecteren.  Druk op de knoppen op om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Kies [OK].  Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Formatteer de geheugenkaart.  Druk op de knoppen op om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  De geheugenkaart wordt geformatteerd. 23 De ontspanknop indrukken Voltooi het formatteren.  Als het formatteren is voltooid, verschijnt op het scherm de melding [Geheugenkaart is geformatteerd].  Druk op de knop m. Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige inhoud wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid. • De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op de geheugenkaart. • Voer een Low Level Format (p. 167) van de geheugenkaart uit als de camera niet goed werkt, als de opname-/leessnelheid van een geheugenkaart is afgenomen, als het maken van continu-opnamen langzamer gaat of als het opnemen van een film plotseling wordt afgebroken. De ontspanknop indrukken Druk de ontspanknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de knop daarna volledig in om de foto te maken. Druk de knop half in (Druk lichtjes om de focus in te stellen).  Druk lichtjes totdat u tweemaal een piepgeluid hoort en er AF-kaders verschijnen waarop de camera scherpstelt. Druk de knop volledig in (Druk volledig in om de foto te maken).  U hoort het geluid van de sluiter als de opname wordt gemaakt.  Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid hoort, aangezien op dat moment de foto wordt gemaakt. 24 Foto's maken (Smart Auto) Kan het geluid van de sluiter langer duren? • Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter korter of langer duren. • Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen beeld onscherp zijn. Als u de ontspanknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp. Foto's maken (Smart Auto) De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen, zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, waarna de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld. Schakel de camera in.  Druk op de knop ON/OFF.  Het opstartscherm verschijnt. Selecteer de modus A.  Stel de modusschakelaar in op A.  Als u de camera op het onderwerp richt, maakt de camera geluid omdat deze de compositie bepaalt.  Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in het scherm.  De camera stelt scherp op gedetecteerde onderwerpen en geeft kaders weer rond deze onderwerpen . 25 Foto's maken (Smart Auto) Kies de compositie.  Als u de zoomknop naar i (telelens) Zoombalk duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j (groothoek) duwt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. (De zoombalk, die de zoompositie aangeeft, verschijnt op het scherm.) Stel scherp.  Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.  Wanneer de camera scherpstelt, hoort u tweemaal een piepgeluid en verschijnen er AF-kaders waarop de camera scherpstelt. Als de camera op meerdere punten scherpstelt, verschijnen er meerdere AF-kaders. AF-kader Maak de opname.  Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.  Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt vastgelegd. Als er weinig licht is, wordt de flitser automatisch geactiveerd.  De foto verschijnt circa twee seconden op het scherm.  Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt u al op de ontspanknop drukken om een volgende foto te maken. 26 Foto's maken (Smart Auto) Wat als... • Wat als de kleur en helderheid van de opnamen niet worden weergegeven zoals verwacht? Het weergegeven compositiepictogram (p. 187) past niet bij de werkelijke compositie. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 83). • Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een onderwerp richt? Er verschijnt een wit kader rond het gezicht of het onderwerp dat wordt gedetecteerd als het hoofdonderwerp. Rond de andere gedetecteerde gezichten verschijnt een grijs kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik. Als het onderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen het witte kader zichtbaar. • Wat als er geen kader verschijnt rond het onderwerp dat u wilt opnemen? Wellicht wordt het onderwerp niet gedetecteerd en verschijnen er kaders in de achtergrond. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 83). • Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de ontspanknop half indrukt? Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast (Servo AF). • Wat als er een knipperende verschijnt? Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en daardoor het beeld onscherp maken. • Wat als de camera geen enkel geluid maakt? Als u op de knop p drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden uitgeschakeld. Om het geluid in te schakelen, drukt u op de knop n, selecteert u [mute] op het tabblad 3 en drukt u vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. • Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname? Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is ongeveer 30 cm – 4,0 m van het uiteinde van de lens met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer 50 cm – 2,0 m van het uiteinde van de lens met een maximale telelens (i). • Wat als de camera één keer piept wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt? Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Loop, als de camera in de maximale groothoekinstelling (j staat, ongeveer 3 cm of meer weg van uw onderwerp en maak de opname. Loop ongeveer 50 cm of meer weg als de camera in de maximale telelensinstelling (i) staat. • Wat als het lampje gaat branden wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt? Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving. • Wat als het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken? De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen. 27 Beelden bekijken Wat als er rechts boven in het scherm een pictogram verschijnt? Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in het scherm. Zie 'Compositiepictogrammen' (p. 187) voor meer informatie over de pictogrammen die verschijnen. Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking) Nadat u op de knop o hebt gedrukt en wordt weergegeven, richt u de camera zo dat op het onderwerp staat waarop u wilt scherpstellen. Houd de ontspanknop half ingedrukt totdat er een blauw kader wordt weergegeven waarin de scherpstelling en de belichting blijven behouden (Servo AF). Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. Beelden bekijken U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken. Selecteer de afspeelmodus.  Druk op de knop 1.  De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer een beeld.  Als u op de knop q drukt, doorloopt u de     beelden van het nieuwste beeld naar het oudste. Als u op de knop r drukt, doorloopt u de beelden van het oudste beeld naar het nieuwste. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, worden de beelden achter elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. Druk op de knop m om terug te keren naar de enkelvoudige weergave (p. 118). Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer ingetrokken. Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl de lens wordt ingetrokken, wordt de camera uitgeschakeld. Overschakelen naar de opnamemodus Als u de ontspanknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar de opnamemodus. 28 Beelden wissen U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist. Selecteer de afspeelmodus.  Druk op de knop 1.  De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer het beeld dat u wilt wissen.  Druk op de knoppen qr om een beeld weer te geven dat u wilt wissen. Wis het beeld.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om a te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m.  [Wissen?] verschijnt op het scherm.  Druk op de knoppen qr om [Wissen] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Het getoonde beeld wordt gewist.  Als u wilt afsluiten maar het beeld niet wilt wissen, drukt u op de knoppen qr om [Stop] te selecteren. Daarna drukt u op de knop m. 29 Films opnemen De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen op de filmknop hoeft te drukken om te filmen. Als u de camera gedurende lange tijd gebruikt, kan deze warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing. Selecteer de modus A.  Stel de modusschakelaar in op A. Resterende tijd Kies de compositie.  Als u de zoomknop naar i duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j duwt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. Maak de opname.  Druk op de filmknop.  Boven en onder in het scherm verschijnen Verstreken tijd 30 zwarte balken. Deze gebieden kunnen worden niet opgenomen.  U hoort één pieptoon, de camera begint met de filmopname en op het scherm verschijnen [ REC] en de verstreken tijd.  Als de opname is begonnen, haalt u uw vinger van de filmknop. Films opnemen  Als u tijdens de opname de compositie wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar worden de helderheid en de kleurtoon automatisch aangepast.  Raak de microfoon niet aan tijdens de opname.  Gebruik tijdens de opname geen andere knoppen dan de filmknop. Het geluid van de knoppen wordt in de film opgenomen. Microfoon Stop de opname.  Druk opnieuw op de filmknop.  De camera geeft twee pieptonen en stopt met opnemen.  De film wordt naar de geheugenkaart weggeschreven.  De opname stopt automatisch wanneer de geheugenkaart vol is. In- en uitzoomen tijdens de opname. Als u tijdens de opname op de zoomknop drukt, zoomt u in of uit op het onderwerp. Films die zijn gemaakt met een blauwe zoomfactor, zijn echter grof. De bedieningsgeluiden worden opgenomen. U kunt een film opnemen door op de filmknop te drukken, ook als de modusschakelaar in een andere stand dan 4 staat (p. 107). Opnametijd Geheugenkaart Opnametijd 4 GB Circa 14 min. 53 sec. 16 GB Circa 1 uur 1 min. 0 sec. • De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • De maximale cliplengte is ongeveer 10 minuten. • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of hoger gebruiken. 31 Films bekijken U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken. Selecteer de afspeelmodus.  Druk op de knop 1.  De laatst gemaakte opname verschijnt.  wordt weergegeven op films. Selecteer een film.  Druk op de knoppen qr om een film te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Speel de film af.  Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  De film wordt afgespeeld.  Als u op de knop m drukt, wordt de film gepauzeerd en verschijnt het filmbedieningspaneel. Druk op de knoppen qr om (afspelen) te selecteren, en druk vervolgens op de knop m om het afspelen te hervatten.  Druk op de knoppen op om het volume aan te passen.  Na het einde van de film verschijnt . 32 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Hoe kan ik films afspelen op een computer? Installeer de meegeleverde software (p. 34). • Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de computercapaciteit. • Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen. Voor geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie. Beelden downloaden naar een computer om te bekijken U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een andere compacte digitale camera van Canon was meegeleverd, installeert u de software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven. Systeemvereisten Windows Besturingssysteem Computermodel CPU RAM Interface Vrije ruimte op de vaste schijf Weergave Windows 7 Windows Vista Service Pack 1 en 2 Windows XP Service Pack 3 Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core2 Duo 2,6 GHz of hoger (films) Windows 7 (64 -bits): 2 GB of meer Windows 7 (32 -bits), Windows Vista (64 -bits, 32 -bits): 1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films) Windows XP: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films) USB ZoomBrowser EX: 200 MB of meer CameraWindow: 150 MB of meer* Filmuploader voor YouTube: 30 MB of meer PhotoStitch: 40 MB of meer 1.024 x 768 pixels of hoger * Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer. 33 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Macintosh Besturingssysteem Computermodel CPU RAM Interface Vrije ruimte op de vaste schijf Weergave Mac OS X (v10.5 – v10.6) Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. Intel Processor (foto's), Core 2 Duo 2.6 GHz of hoger (films) Mac OS X v10.6: 1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films) Mac OS X v10.5: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films) USB ImageBrowser: 250 MB of meer CameraWindow: 150 MB of meer Filmuploader voor YouTube: 30 MB of meer PhotoStitch: 50 MB of meer 1.024 x 768 pixels of hoger Voorbereidingen In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt. Installeer de software. Windows Plaats de cd in het cd-romstation van de computer.  Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-romstation van de computer. Start de installatie.  Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie] en volg de instructies -op het scherm om verder te gaan met de installatie.  Als het scherm [User Account Control/ Beheer gebruikersaccount] wordt weergegeven, volgt u de instructies op het scherm om verder te gaan. 34 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Als de installatie is voltooid, klikt u op [Restart/Opnieuw starten] of [Finish/ Voltooien]. Verwijder de cd-rom.  Verwijder de cd-rom wanneer uw bureaubladscherm verschijnt. Macintosh Plaats de cd in het cd-romstation van de computer.  Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-romstation van de computer. Start de installatie.  Dubbelklik op op de cd.  Klik op [Install/Installeren] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. Sluit de camera aan op de computer.  Schakel de camera uit.  Open het klepje en steek de kleinste stekker van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting.  Steek de grote stekker van de interfacekabel in de computer. Raadpleeg de handleiding van de computer voor meer informatie over de aansluiting. Schakel de camera in.  Druk op 1 om de camera aan te zetten. 35 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Open CameraWindow. Windows  Klik op [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/ Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden].  CameraWindow verschijnt.  Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [All Programs/Alle programma's], gevolgd door [Canon Utilities], [CameraWindow] en [CameraWindow]. Macintosh  Wanneer er een verbinding tot stand is gebracht tussen de camera en de computer, wordt CameraWindow weergegeven.  Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het pictogram CameraWindow in de taakbalk onder aan het bureaublad. Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow weer te geven. Klik op op de taakbalk. In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het programma te wijzigen. Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] en klik op [OK]. Dubbelklik op . 36 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Beelden downloaden en bekijken  Klik op [Import Images from Camera/ Beelden importeren van camera] en vervolgens op [Import Untransferred Images/Niet-overgedragen beelden importeren].  Alle beelden die nog niet zijn overgedragen, worden nu naar de computer overgedragen. Overgedragen beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen in afzonderlijke submappen in de map Afbeeldingen.  Sluit CameraWindow wanneer de beeldoverdracht voltooid is.  Schakel de camera uit en verwijder de kabel.  Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer informatie over het bekijken van beelden op een computer. U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de beeldoverdrachtfunctie downloaden door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer. Hierbij gelden echter de volgende beperkingen: • Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele minuten duren voordat u beelden kunt downloaden. • Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in horizontale richting gedownload. • Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het downloaden naar een computer. • Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software. • Mogelijk zijn ook enkele functies in de meegeleverde software niet beschikbaar, zoals het bewerken van films en beeldoverdracht naar de camera. 37 Accessoires Meegeleverd bij de camera Polsriem WS-DC11 Batterij NB-4L met kapje* Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE* AV-kabel AVC-DC400* Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk Interfacekabel IFC-400PCU* *Ook afzonderlijk verkrijgbaar. Geheugenkaart USB-kaartlezer Windows/ Macintosh Canon PictBridge-compatibele printers TV HDMI-kabel HTC-100 38 High-Definition TV Afzonderlijk verkrijgbare accessoires De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige regio's. Voedingen Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE  Een oplader om de batterij NB-4L op te laden. Batterij NB-4L  Oplaadbare lithium-ionbatterij. Voedingsadapterset ACK-DC60  Met deze set kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of wanneer u de camera aansluit op een computer of printer. U kunt op deze manier niet de batterij in de camera opladen. U kunt ook de voedingsadapterset ACK-DC10 gebruiken. Accessoires gebruiken in het buitenland De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen. VOORZICHTIG ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR. Flitser Krachtige flitser HF-DC1  Met deze losse flitser kunt u fotoonderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om door de ingebouwde flitser te worden belicht. 39 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires Overige accessoires HDMI-kabel HTC-100  Gebruik deze kabel om de camera aan te sluiten op de HDMI™-aansluiting van een hdtv. Waterdichte behuizing WP-DC39  Gebruik deze behuizing voor het maken van foto’s onder water tot op een diepte van 40 meter, voor het maken van foto's in de regen, op het strand en op skipistes. Waterdichte behuizing WP-DC310L  Gebruik deze behuizing voor het maken van foto’s onder water tot op een diepte van 3 meter, voor het maken van foto's in de regen, op het strand en op skipistes. Printers SELPHY-serie Canon PictBridge-compatibele printers  Als u uw camera aansluit op een Canon PictBridge-compatibele printer, kunt u uw beelden afdrukken zonder een computer te gebruiken. Ga voor meer informatie naar een winkel bij u in de buurt waar Canon-producten worden verkocht. Inkjetprinters Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen. Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren. 40 2 Meer informatie Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik. 41 Overzicht van de onderdelen Microfoon (p. 31) Lens Luidspreker Zoomknop Opnamen maken: i (telelens) / j (groothoek) (pp. 26, 30, 55) Afspelen: k (vergroten) / g (index) (pp. 118, 125) Ontspanknop (p. 24) ON/OFF-knop (p. 20) Modusschakelaar Lampje (pp. 58, 77, 173) Flitser (pp. 54, 85) Aansluiting statief Klepje gelijkstroomkoppeling Geheugenkaartsleuf / batterijklepje (p. 17) Modusschakelaar Met de modusschakelaar wijzigt u de opnamemodus. U kunt de camera instellingen laten selecteren voor volledig automatische opnamen (p. 25). U kunt opnamen maken met de beste instellingen voor de compositie (p. 64) of u kunt zelf instellingen kiezen om diverse soorten foto's te maken (pp. 53, 83). 42 Overzicht van de onderdelen Scherm (LCD-monitor) (pp. 44, 186, 188) Filmknop (pp. 30, 107) A/V OUT (audio/video-uitgang)- / DIGITAL-aansluiting (pp. 35, 130, 152) HDMI-aansluiting (p. 131) Riembevestigingspunt (p. 13) b (belichtingscompensatie) (p. 85) / o-knop e (macro) (p. 94) / q-knop m FUNC./SET-knop (p. 46) h (Flitser) (pp. 85, 103) / r-knop l (weergaveknop) (p. 44) / p-knop Lampje (p. 45) 1 (afspeelknop) (pp. 28, 117) n-knop (p. 47) 43 Schermweergave Heen en weer schakelen tussen weergaven U kunt de schermweergave wijzigen met de knop p. Zie p. 186 voor details over de informatie die op het scherm verschijnt. Opnamen maken Informatieweergave Geen informatieweergave Afspelen Geen informatieweergave Korte informatieweergave Uitgebreide informatieweergave Focuscontroleweergave (p. 124) U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op de knop p te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die als eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en dan [terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 174). 44 Lampje Schermweergave in donkere opnameomstandigheden Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld. Overbelichtingswaarschuwing tijdens afspelen In de Uitgebreide informatieweergave (p. 44) knipperen de overbelichte gedeelten van het beeld op het scherm. Histogram tijdens afspelen Hoog Laag Donker Helder  De grafiek die verschijnt in de Uitgebreide informatieweergave (p. 188) wordt histogram genoemd. Het histogram toont de distributie van de helderheid van een beeld in horizontale richting en de sterkte van de helderheid in verticale richting. Als de grafiek meer naar rechts staat, is de opname helder. Staat de grafiek meer naar links, dan is de opname donker. Op deze manier kunt u de belichting beoordelen. Lampje Het lampje aan de achterkant van de camera (p. 43) brandt of knippert afhankelijk van de status van de camera. Kleur Status Brandt Groen Knippert Bedieningsstatus Aangesloten op een computer (p. 35)/Display uit (p. 171) Bij het opstarten van de camera, bij opnemen/lezen/ overdragen van gegevens, tijdens opnamen met lange sluitertijd (p. 79) Als het lampje groen knippert, mag u de stroom niet uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf/batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart. 45 Menu FUNC. – Basishandelingen Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen. De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus of afspeelmodus (pp. 190 – 197). Open het menu FUNC.  Druk op de knop m. Selecteer een menu-item.  Druk op de knoppen op om een menu- Beschikbare opties Menu-items item te selecteren en druk vervolgens op de knop m of de knop r.  Als u bepaalde menu-items kiest, worden er op het scherm vervolgopties weergegeven. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren.  U kunt ook instellingen selecteren door op de knop n te drukken bij opties waarbij wordt weergegeven.  Druk op de knop q om terug te gaan naar de menu-items. Voltooi de instelling.  Druk op de knop m.  Het opnamescherm keert terug en u ziet de geselecteerde instelling op het LCD-scherm. 46 MENU – Basishandelingen U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend in tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen (1). De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de afspeelmodus (pp. 196 – 199). Open het menu.  Druk op de knop n. Selecteer een tabblad.  Beweeg de zoomknop of druk op de knopppen qr om een tabblad te selecteren. Kies een item.  Druk op de knoppen op om een item te kiezen.  Bij sommige items moet u op de knop m of r drukken om een submenu te openen waarin u de instelling kunt wijzigen. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Voltooi de instelling.  Druk op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. 47 De geluidsinstellingen wijzigen U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen. Geluiden dempen Open het menu.  Druk op de knop n. Selecteer [mute].  Beweeg de zoomknop om het tabblad 3 te selecteren.  Druk op de knoppen op om [mute] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren.  Druk op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. • U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop p ingedrukt te houden terwijl u de camera inschakelt. • Als u de camerageluiden dempt, wordt het geluid ook gedempt als u films afspeelt (p. 32). Drukt u op de knop o bij het afspelen van een film, dan wordt het geluid afgespeeld en kunt u het volume regelen met de knoppen op. 48 De geluidsinstellingen wijzigen Het volume aanpassen Open het menu.  Druk op de knop n. Selecteer [Volume].  Beweeg de zoomknop om het tabblad 3 te selecteren.  Druk op de knoppen op om [Volume] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Pas het volume aan.  Druk op de knoppen op om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om het volume aan te passen.  Druk tweemaal op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. 49 De helderheid van het scherm aanpassen U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren aanpassen. Via het menu Open het menu.  Druk op de knop n. Selecteer [LCD Helderheid].  Beweeg de zoomknop om het tabblad 3 te selecteren.  Druk op de knoppen op om [LCD Helderheid] te selecteren. Pas de helderheid aan.  Druk op de knoppen qr om de helderheid aan te passen.  Druk tweemaal op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. Via de knop p  Druk langer dan één seconde op de knop p.  Het scherm krijgt de maximale helderheid, ongeacht de instelling op het tabblad 3.  Druk nogmaals langer dan één seconde op de knop p om de oorspronkelijke helderheid van het scherm te herstellen. • De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3. • Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop p. 50 De standaardinstellingen van de camera herstellen Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen van de camera herstellen. Open het menu.  Druk op de knop n. Selecteer [Reset alle].  Beweeg de zoomknop om het tabblad 3 te selecteren.  Druk op de knoppen op om [Reset alle] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Herstel de instellingen.  Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  De standaardinstellingen van de camera worden hersteld. Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld? • [Datum/Tijd] (p. 21), [Taal] (p. 22), [Video Systeem] (p. 130), [Tijdzone] (p. 171) en het geregistreerde beeld voor [opstart scherm] (p. 168) op het tabblad 3. • De vastgelegde gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 86). • De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent (p. 71) of Kleur Wissel (p. 72). • De opnamemodi die zijn ingesteld terwijl de modusschakelaar was ingesteld op 4 (pp. 63, 107). 51 De functie spaarstand (Automatisch Uit) Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt. Spaarstand tijdens opnamen maken Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken en u de ontspanknop half indrukt (p. 24), wordt het scherm weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken. Spaarstand tijdens afspelen De camera wordt uitgeschakeld nadat deze ongeveer 5 minuten lang niet is gebruikt. • U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 170). • U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt uitgeschakeld (p. 171). Klokfuncties U kunt kijken hoe laat het is.  Houd de knop m ingedrukt.  De huidige tijd verschijnt.  Als u de camera verticaal houdt wanneer u de klokfunctie gebruik, schakelt het scherm over naar verticale weergave. Druk op de knoppen qr om de weergavekleur aan te passen.  Druk nogmaals op m om de klokweergave te annuleren. Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven. 52 3 Veelgebruikte functies voor opnamen In dit hoofdstuk wordt het gebruik van veelgebruikte functies uitgelegd, zoals de zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de modus A. Wanneer u opnamen maakt in een andere modus, controleert u welke functies beschikbaar zijn in die modus (pp. 190 – 195). 53 De flitser uitzetten U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat. Druk op de knop r. Selecteer !.  Druk op de knoppen qr om ! te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Nadat dit is ingesteld, verschijnt ! op het scherm.  Om de flitser weer aan te zetten volgt u de bovenstaande stappen om te selecteren. Wat als er een knipperende verschijnt? Als u de ontspanknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, verschijnt een knipperende op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen. 54 Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot maximaal 16x (bij benadering) en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische zoom. De beelden kunnen echter grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 61) en de gebruikte zoomfactor. Duw de zoomknop naar i.  Houd de zoomknop vast totdat het zoomen stopt.  Het inzoomen stopt wanneer de grootst mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het beeld niet verslechtert. De zoomfactor wordt weergegeven op het scherm als u de zoomknop loslaat. Zoomfactor Duw de zoomknop weer naar i.  De digitale zoomfunctie zoomt nog verder in op het onderwerp. De digitale zoom uitzetten Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom] te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit]. Als u de optische zoom in combinatie met de digitale zoom gebruikt, is de brandpuntafstand ongeveer 28 – 448 mm, en 28 – 112 mm als u alleen de optische zoom gebruikt (alle brandpuntafstanden zijn equivalent aan 35 mm). 55 Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) Digitale Tele-converter Een lens die u op de camera kunt bevestigen om de brandpuntsafstand te vergroten met een factor van ongeveer 1,5x of ongeveer 2,0x. Hierdoor is een snellere sluitertijd mogelijk, en is er minder kans op camerabeweging dan als u alleen de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) gebruikt met dezelfde zoomfactor. De beelden kunnen echter grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 61) van of en de gebruikte zoomfactor. Open het menu.  Druk op de knop n. Selecteer [Digitale Zoom].  Beweeg de zoomknop om het tabblad 4 te selecteren.  Druk op de knoppen op om [Digitale Zoom] te selecteren. Selecteer de instelling.  Druk op de knoppen qr om een vergroting te selecteren.  Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het opnamescherm.  Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor verschijnt op het scherm.  Selecteer [Digitale Zoom] en de optie [Standaard] om terug te keren naar de standaard digitale zoomfunctie. • De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x] zijn ongeveer 42,0 – 168 mm en ongeveer 56,0 – 224 mm (equivalent aan 35 mm). • U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie gebruiken. • De sluitertijden zijn wellicht hetzelfde bij de maximale telelensinstelling i en als u inzoomt op het onderwerp volgens stap 2 op p. 55. 56 Datum en tijd aan de opname toevoegen U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 20). Open het menu.  Druk op de knop n. Selecteer [Datum stempel].  Beweeg de zoomknop om het tabblad 4 te selecteren.  Druk op de knoppen op om [Datum stempel] te selecteren. Selecteer de instelling.  Druk op de knoppen qr om [Datum] of [Datum & Tijd] te selecteren.  Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het opnamescherm.  Na de instelling verschijnt [DATUM] op het scherm. Maak de opname.  De datum of tijd van de opname wordt weergegeven in de rechterbenedenhoek van het beeld.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit] bij stap 3. 57 De zelfontspanner gebruiken U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter doet bij beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum en tijd tweemaal worden afgedrukt. • Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 159) om af te drukken. • Gebruik de meegeleverde software om af te drukken. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie. • Gebruik de printerfuncties (p. 151) om af te drukken. De zelfontspanner gebruiken De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat de ontspanknop is ingedrukt. Selecteer Ò.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m.  Druk op de knoppen op om Ò te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Na het instellen verschijnt Ò op het scherm. Maak de opname.  Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in.  Als de zelfontspanner start, knippert het lampje en hoort u het geluid van de zelfontspanner.  Twee seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld, versnellen het geknipper en het geluid (het lampje blijft branden terwijl er wordt geflitst). 58 De zelfontspanner gebruiken  Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen al is begonnen, drukt u op de knop n.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u in stap 1 op p. 58. U kunt de vertraging en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 59). Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de ontspanknop is ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Selecteer Î.  Volg stap 1 op p. 58 om Î te selecteren.  Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt Î op het scherm.  Volg stap 2 op p. 58 om de opname te maken. De zelfontspanner aanpassen U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen (1 – 10 opnamen) instellen. Selecteer $.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m.  Druk op de knoppen op om $ te selecteren en druk vervolgens op de knop n. 59 De zelfontspanner gebruiken Selecteer de instellingen.  Druk op de knoppen op om [Vertraging] of [Foto's] te selecteren.  Druk op de knoppen qr om een waarde te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Volg stap 2 op p. 58 om de opname te maken. Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer? • De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname gemaakt. • Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden. • Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen. Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het lampje en het zelfontspannergeluid twee seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld (het lampje blijft branden indien er wordt geflitst). 60 De resolutie wijzigen (beeldgrootte) U kunt kiezen uit vijf instellingen voor de resolutie. Selecteer de resolutie-instelling.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.  De instelling verschijnt op het scherm.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u de stappen 1 – 2. in De compressieverhouding wijzigen (beeldkwaliteit) U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding (beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal). Selecteer de compressieverhouding.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.  De instelling verschijnt op het scherm.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling,selecteert u in de stappen 1 – 2. 61 De compressieverhouding wijzigen (beeldkwaliteit) Waarden voor resolutie en compressieverhouding (bij benadering) (voor een verhouding van 4:3) Resolutie Compressieverhouding Gegevensgrootte van 1 opname (geschat aantal kB) Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering) 4 GB 16 GB (Groot) 12M/4000x3000 3.084 1231 5042 1.474 2514 10295 (Medium 1) 6M/2816x2112 1.620 2320 9503 780 4641 19007 (Medium 2) 2M/1600x1200 558 6352 26010 278 12069 49420 (Klein) 0.3M/640x480 150 20116 82367 84 30174 123550 • De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen. • De waarden in de tabel zijn gebaseerd op een verhouding van 4:3. Als u de verhouding wijzigt (p. 90), kunnen er meer opnamen worden gemaakt omdat de gegevensgrootte per opname kleiner is dan bij opnamen van 4:3. Aangezien opnamen van 16:9 echter een instelling van 1920 x 1080 pixels hebben, wordt de gegevensgrootte hiervan hoger dan opnamen van 4:3. Geschatte waarden voor het papierformaat (voor een verhouding van 4:3) A2 (420 x 594 mm) A3 – A5 (297 x 420 – 148 x 210 mm) 130 x 180 mm Briefkaartformaat 90 x 130 mm 62  Voor het verzenden van foto’s als e-mailbijlage. 4 Effecten toevoegen en opnamen maken in diverse omstandigheden In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u effecten toevoegt en opnamen maakt in diverse omstandigheden. 63 Opnamen maken in diverse omstandigheden Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen voor het soort opname dat u wilt maken. Stel de camera in op de modus 4.  Stel de modusschakelaar in op 4. Kies een opnamemodus.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om G te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m.  Druk op de knoppen op om de gewenste modus te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Maak de opname. I Portretten fotograferen (Portret)  Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer u mensen fotografeert. V Foto’s maken van kinderen of dieren (Kinderen & dieren)  Hiermee kunt u foto's maken van bewegende onderwerpen, zoals kinderen en dieren, zodat u geen enkel leuk moment hoeft te missen.  Loop ongeveer 1 meter of meer weg van uw onderwerp en maak de opname. 64 Opnamen maken in diverse omstandigheden Opnamen bij nacht zonder statief maken (Nachtscene handm)  Hiermee kunt u mooie foto's maken van nachtelijke stadsgezichten door het combineren van verschillende continuopnamen om camerabewegingen en ruis te verminderen.  Bij gebruik van een statief maakt u opnamen in de modus A (p. 25). Opnamen maken bij weinig licht (Donkere omgeving)  Hiermee kunt u opnamen maken in een donkere omgeving, met gereduceerde camerabewegingen en onscherpe weergave. w Strandfoto's maken (Strand)  Hiermee maakt u foto's van helder belichte mensen op zandstranden waarop het zonlicht sterk wordt gereflecteerd. S Onderwateropnamen maken (Onderwater)  In combinatie met de waterdichte behuizing WP-DC (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 40) maakt u in deze modus foto's met natuurlijke kleuren van onderwaterleven en -landschappen.  U kunt de witbalans handmatig aanpassen (p. 87). O Foto's maken van flora (Flora)  Hiermee kunt u bomen en gebladerte (bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of bloesem) in levendige kleuren vastleggen. 65 Opnamen maken in diverse omstandigheden P Mensen in de sneeuw fotograferen (Sneeuw)  Hiermee maakt u heldere foto's met natuurlijke kleuren van mensen tegen een besneeuwde achtergrond. t Foto's maken van vuurwerk (Vuurwerk)  Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in levendige kleuren. • Houd de camera in de modus stevig vast tijdens het maken van opnamen, omdat er meerdere foto’s na elkaar worden genomen. • In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 175). • In de modus wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels). • In de modi V, of S kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-waarde (p. 88) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen. • Als de camera te veel beweegt bij de opnamen in de modus kunnen de foto’s, afhankelijk van de opnameomstandigheden, mogelijk niet worden gecombineerd of ontstaat wellicht niet het verwachte resultaat. 66 Automatisch korte films maken (Filmsynopsis) U kunt een korte film van een dag maken door alleen foto's te maken. Elke keer als u een foto maakt, wordt de scène van vlak vóór uw foto opgenomen als een film. Alle films die op die dag zijn opgenomen, worden als één bestand opgeslagen. Selecteer .  Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om te kiezen. Maak de opname.  Druk de ontspanknop helemaal in om een foto te maken.  Er wordt een film van ongeveer 2 – 4 sec. opgenomen vlak voordat de foto wordt gemaakt. Wat als er geen film wordt opgenomen? Als u een foto maakt vlak nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus hebt geselecteerd of de camera op een andere wijze hebt bediend, wordt er wellicht geen film opgenomen. Films bekijken die zijn gemaakt met Filmsynopsis U kunt de films die zijn gemaakt in de modus (p. 119). , selecteren om deze te bekijken • Aangezien u zowel foto's maakt als films opneemt, raakt de batterij sneller leeg dan met A. • De beeldkwaliteit wordt ingesteld op voor films die zijn opgenomen in de modus . • In de volgende gevallen worden de films opgeslagen als afzonderlijke bestanden, ook als ze op dezelfde dag zijn opgenomen in de modus . - Zodra het clipbestand 4 GB groot is of zodra u ongeveer 1 uur lang hebt opgenomen - Als de film is beveiligd (p. 134) - Als de Tijdzone-instelling is gewijzigd (p. 171) - Als u een nieuwe folder hebt gemaakt (p. 170) • Als u de camera bedient tijdens het opnemen van een film, worden de camerageluiden opgenomen in de film. • De camera maakt geen geluid, zoals bij het half indrukken van de ontspanknop en het bedienen van de knoppen of de zelfontspanner (p. 166). 67 Effecten toevoegen aan de opname U kunt diverse effecten toevoegen aan uw opnamen. Kies een opnamemodus.  Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om een opnamemodus te selecteren. Maak de opname. Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen in de modi , , , en , kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. Opnamen maken in levendige kleuren (Extra levendig)  Hiermee maakt u foto's in levendige, intense kleuren. Foto's maken met poster-effect (Poster-effect)  Hiermee kunt u foto's maken die lijken op oude posters of illustraties. 68 Effecten toevoegen aan de opname Opnamen maken met het effect van een visooglens (Fisheye-effect) U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens. Kies .  Volg stap 1–2 op p. 64 om te selecteren. Kies een effectniveau.  Druk langer dan één seconde op de knop n.  [Effectniveau] verschijnt op het scherm.  Druk op de knoppen qr om een effectniveau te selecteren en druk vervolgens op de knop n.  U kunt het effect op het scherm controleren. Maak de opname. 69 Effecten toevoegen aan de opname Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect van een miniatuurmodel krijgt. Kies .  Volg stap 1–2 op p. 64 om te selecteren.  Op het scherm verschijnt een wit kader rondom het gebied dat scherp blijft. Kies het gebied waarop u wilt scherpstellen.  Druk langer dan één seconde op de knop n.  Beweeg de zoomknop om de grootte van het kader te wijzigen en druk op de knoppen op om de kaderpositie te wijzigen. Druk vervolgens op de knop n. Maak de opname. • Als u bij stap 2 op de knoppen qr drukt, schakelt u naar de verticale richting van het kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen wijzigen door nogmaals op de knoppen qr te drukken. Druk op de knoppen op om het kader weer in de horizontale richting te zetten. • Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen. • Vergeet niet een afspeelsnelheid in te stellen voordat u een film opneemt met het miniatuureffect (p. 109). 70 Effecten toevoegen aan de opname De kleur wijzigen en opnamen maken U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt. Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht. Kleur Accent U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie te wijzigen in zwart-wit. Selecteer T.  Volg stap 1–2 op p. 64 om T te selecteren. Druk langer dan één seconde op de knop n.  Het ongewijzigde beeld en het beeld met Kleur Accent worden afwisselend weergegeven.  De standaardinstelling voor de accentkleur is groen. Geef de kleur op.  Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop q.  De opgegeven kleur wordt opgenomen. Geef het kleurengamma op. Opgenomen kleur  Druk op de knoppen op om het gewenste kleurengamma te wijzigen.  Selecteer een negatieve waarde om het kleurengamma te beperken. Selecteer een positieve waarde om het kleurengamma uit te breiden met gelijksoortige kleuren.  Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het opnamescherm. Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren. 71 Effecten toevoegen aan de opname Kleur wisselen Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen. Selecteer Y.  Volg stap 1–2 op p. 64 om Y te selecteren. Druk langer dan één seconde op de knop n.  Het ongewijzigde beeld en het beeld met de gewisselde kleur worden afwisselend weergegeven.  Standaard wordt groen omgezet in grijs. Geef de kleur op die u wilt wisselen.  Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop q.  De opgegeven kleur wordt opgenomen. Geef de doelkleur op.  Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop r.  De opgegeven kleur wordt opgenomen. 72 Effecten toevoegen aan de opname Geef het kleurengamma op dat u wilt wisselen.  Druk op de knoppen op om het te wijzigen kleurengamma aan te passen.  Selecteer een negatieve waarde om het kleurengamma te beperken. Selecteer een positieve waarde om het kleurengamma uit te breiden met gelijksoortige kleuren.  Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het opnamescherm. • Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken. Opnamen maken in Monochroom U kunt opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw-wit. Selecteer .  Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om te kiezen. Selecteer een kleurtoon.  Druk langer dan één seconde op de knop n.  [Kleurtoon] verschijnt op het scherm.  Druk op de knoppen qr om een effect te selecteren en druk vervolgens op de knop n.  U kunt de kleurtoon op het scherm controleren. Maak de opname. Zwart/wit Voor opnamen in zwart-wit. Sepia Voor opnamen met sepiatonen. Voor opnamen in blauw-wit. Blauw 73 Effecten toevoegen aan de opname Opnamen maken met een speels effect (Speels effect) Met dit effect worden de hoeken van het beeld donkerder en onscherper en wordt de kleur gewijzigd zodat het lijkt alsof de foto is gemaakt met een speelgoedcamera. Selecteer .  Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om te kiezen. Selecteer een kleurtoon.  Druk langer dan één seconde op de knop n.  Druk op de knoppen qr om een effect te selecteren en druk vervolgens op de knop n.  U kunt de kleur op het scherm controleren. Maak de opname. Standaard De beelden lijken gemaakt met een speelgoedcamera. Warm Beelden hebben een warmere toon dan met [Standaard]. Beelden hebben een koelere toon dan met [Standaard]. Koel 74 Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter) Een glimlach detecteren en opnemen De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd, ook zonder dat u op de ontspanknop drukt. Kies .  Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om te kiezen, en druk daarna langer dan één seconde op de knop n.  Druk op de knoppen qr om te selecteren en druk vervolgens op de knop n.  De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Lachdetectie aan]. Richt de camera op een persoon.  Elke keer als de camera een glimlach detecteert, gaat het lampje branden en wordt een foto gemaakt.  Druk op de knop p om de lachdetectie te pauzeren. Druk nogmaals op de knop p om de lachdetectie te hervatten. Wat als een glimlach niet wordt gedetecteerd? Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn. Het aantal opnamen wijzigen Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op. • Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach. • U kunt ook foto’s maken door gewoon de ontspanknop in te drukken. 75 Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter) De knipoogdetectie gebruiken Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop volledig in. De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt gedetecteerd. Kies .  Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om te kiezen, en druk daarna langer dan één seconde op de knop n.  Druk op de knoppen qr om te selecteren en druk vervolgens op de knop n. Kies de compositie en druk de ontspanknop half in.  Controleer of er een groen kader verschijnt rondom het gezicht van de persoon die zal knipogen. Druk de ontspanknop helemaal in.  De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Glimlach voor foto].  Het lampje gaat knipperen en u hoort het geluid van de zelfontspanner. Kijk naar de camera en knipoog.  De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een knipoog is gedetecteerd van de persoon binnen het kader.  Druk op de knop n om het aftellen te annuleren. Wat als een knipoog niet wordt gedetecteerd? • Knipoog langzaam. • Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren of een hoed, of als diegene een bril draagt. 76 Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter) Het aantal opnamen wijzigen Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op. • Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook gedetecteerd als een knipoog. • Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld. • Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat een persoon in de compositie komt en knipoogt. De gezicht-zelfontspanner gebruiken De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw gezicht wordt gedetecteerd (p. 95). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto te maken waar de fotograaf zelf ook op staat. Kies .  Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om te kiezen, en druk daarna langer dan één seconde op de knop n.  Druk op de knoppen qr om te selecteren en druk vervolgens op de knop n. Kies de compositie en druk de ontspanknop half in.  Controleer of het gezicht waarop is scherpgesteld groen omkaderd is en of de andere gezichten wit omkaderd zijn. Druk de ontspanknop helemaal in.  De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar camera om aftellen te starten].  Het lampje gaat knipperen en u hoort het geluid van de zelfontspanner. 77 Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter) Ga bij de anderen staan en kijk naar de camera.  Als de camera een nieuw gezicht detecteert, worden het geknipper en het geluid van de zelfontspanner versneld (het lampje blijft branden wanneer er wordt geflitst), en twee seconden later wordt de sluiter ontgrendeld.  Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen al is begonnen, drukt u op de knop n. Het aantal opnamen wijzigen Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op. Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld. 78 Opnamen met lange sluitertijd maken U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met een lange sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief bevestigen zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Selecteer ≈.  Volg stap 1–2 op p. 64 om ≈ te selecteren. Selecteer de sluitertijd.  Druk op de knop o.  Druk op de knoppen qr om de sluitertijd te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Bevestig de belichting.  Als u de ontspanknop half indrukt, verschijnt de belichting voor de geselecteerde sluitertijd op het scherm. • De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van het scherm bij stap 3 toen de ontspanknop half werd ingedrukt. • Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten voordat u de volgende opname kunt maken. • Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 175). Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt, stelt u de flitser in op ! en maakt u de opname. 79 Snel na elkaar continu-opnamen maken (Snel na elkaar) U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer 8,2 beelden per seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. Kies .  Volg stap 1–2 op p. 64 om te selecteren. Maak de opname.  Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's. • Er wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels). • De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste opname. • Afhankelijk van de opnameomstandigheden, camera-instellingen en de zoompositie kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van opnamen of daalt de opnamesnelheid. • Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen. Beelden die worden weergegeven tijdens het afspelen Aangezien elke set doorlopende beelden één groep vormt, wordt alleen het eerste beeld van die groep weergegeven. Om aan te geven dat het beeld onderdeel is van een groep, verschijnt in de linkerbovenhoek van het scherm. Als u een gegroepeerd beeld wist (p. 138), worden ook alle andere beelden in die groep gewist. Denk goed na voordat u beelden wist. • Als u beelden afzonderlijk wilt afspelen (p. 126), kunt u de groepering annuleren (p. 127). • Als u een gegroepeerd beeld beveiligt (p. 134) , worden alle beelden in die groep beveiligd. • Als u gegroepeerde beelden afspeelt met Gefilterd afspelen (p. 120) of Smart Shuffle (p. 128), wordt de groepering tijdelijk opgeheven en worden de beelden afzonderlijk afgespeeld. • U kunt gegroepeerde beelden niet markeren als favoriet (p. 140), bewerken (pp. 145 – 150), categoriseren (p. 142), afdrukken (p. 152) of een aantal afdrukken van de beelden instellen (p. 161). Speel de gegroepeerde beelden afzonderlijk af (p. 126) of annnuleer de groepering (p. 127) voordat u het bovenstaande probeert. 80 De beste gezichtsuitdrukkingen vastleggen (Beste beeld selectie) De camera maakt vijf doorlopende opnamen, detecteert vervolgens verschillende aspecten van de opname, zoals gezichtsuitdrukkingen en slaat slechts één beeld op dat als beste uit de bus komt. Kies .  Volg stap 1–2 op p. 64 om te selecteren. Maak de opname.  De camera maakt vijf continu-opnamen wanneer de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt. Er wordt slechts één foto opgeslagen. • Er wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels). • De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste opname. • Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de opnameomstandigheden. 81 Opnamen maken met Stitch Hulp Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen tot één panoramisch beeld. Selecteer x of v.  Volg stap 1–2 op p. 64 om x of v te selecteren. Maak de eerste opname.  De belichting en witbalans worden ingesteld bij de eerste opname. Maak de volgende opnamen.  Zorg dat de tweede opname de eerste opname gedeeltelijk overlapt.  Kleine verschuivingen in de overlappende delen worden gecorrigeerd tijdens het samenvoegen van de opnamen.  U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde manier. Voltooi de opname.  Druk op de knop m. Voeg de beelden samen op een computer.  Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer informatie over het samenvoegen van beelden. Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 105). 82 5 Zelf instellingen selecteren In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op 4 en dat de camera in de modus G is gezet. • G staat voor 'programma automatische belichting'. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 190 – 197). • In 'De witbalans handmatig corrigeren' (p. 87) wordt aangenomen dat de camera in de modus S is gezet. 83 Opnamen maken in Programma automatische belichting U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan uw voorkeuren. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). Het focusbereik is ongeveer 5 cm – oneindig met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer 50 cm – oneindig met een maximale telelens (i). Selecteer de modus G.  Volg stap 1–2 op p. 64 om G te selecteren. Pas de instellingen naar wens aan (pp. 85 – 105). Maak de opname. Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden weergegeven? Als u de ontspanknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen: • De flitser inschakelen (p. 85) • Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 88) 84 De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie) U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2. Selecteer de belichtingscompensatiemodus.  Druk op de knop o. Pas de helderheid aan.  Kijk naar het scherm, druk op de knoppen qr om de helderheid aan te passen en druk vervolgens op de knop m.  De belichtingscompensatie verschijnt op het scherm. De flitser inschakelen U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt. De werkzame flitsafstand is ongeveer 30 cm – 4,0 m met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer 50 cm – 2,0 m met een maximale telelens (i). Selecteer h.  Druk eerst op de knop r en gebruik daarna de knoppen qr om h te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.  Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt h op het scherm. 85 De witbalans aanpassen Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden. Selecteer de witbalansfunctie.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.  De instelling verschijnt op het scherm. Auto Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de opnameomstandigheden. Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden. Bewolkt Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schemering of de schaduw. Lamplicht Voor opnamen bij lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten. TL licht Voor opnamen bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten. TL licht H Voor opnamen bij daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten. Custom U kunt zelf een aangepaste witbalans instellen. Aangepaste witbalans U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie. Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar is op de opnamelocatie.  Selecteer bij stap 2 hierboven.  Zorg dat het hele scherm is gevuld met een vlak, witgekleurd onderwerp en druk vervolgens op de knop n.  De schermtint verandert terwijl de witbalansgegevens worden ingesteld. 86 De witbalans aanpassen De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de camerainstellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd. De witbalans handmatig corrigeren U kunt de witbalans handmatig aanpassen in de modus S (p. 65). Deze aanpassing heeft hetzelfde effect als wanneer u een in de winkel verkrijgbaar kleurcompensatiefilter gebruikt. Selecteer S.  Volg stap 1–2 op p. 64 om S te selecteren. Selecteer de witbalans.  Druk eerst op de knop m en gebruik daarna de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Wijzig de instelling.  Beweeg de zoomknop en pas de correctiehoeveelheid B of A aan.  Druk op de knop m. • B staat voor blauw en A voor amber. • U kunt de witbalans ook handmatig corrigeren door gegevens voor een aangepaste witbalans vast te leggen (p. 86) en daarna de bovenstaande stappen te volgen. • Na aanpassing van het correctieniveau blijven de aanpassingen behouden, zelfs als u de instelling voor de witbalans in stap 2 wijzigt. De aanpassingen worden wel gereset als de gegevens voor een aangepaste witbalans worden vastgelegd. 87 De ISO-waarde wijzigen Selecteer de ISO-waarde.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.  De instelling verschijnt op het scherm. Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus en –omstandigheden. Laag Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden. Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering. Hoog Voor opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker. De ISO-waarde wijzigen • Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter. • Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter grof lijken. Als de camera is ingesteld op , kunt u de ontspanknop half indrukken om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien. 88 De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast) De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden, die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken van de opname automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. Selecteer [i-Contrast].  Druk op de knop n en selecteer [i-Contrast] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Auto] te selecteren.  Na de instelling verschijnt @ op het scherm. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting mogelijk niet juist aangepast. • U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 149). 89 De verhouding wijzigen U kunt de breedte-hoogteverhouding van een beeld wijzigen. Kies .  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.  Nadat dit is ingesteld, verandert de schermverhouding. Dezelfde verhouding als hdtv’s voor de weergave op breedbeeld hdtv’s. Dezelfde verhouding als 35-mm film voor het afdrukken van afbeeldingen op 130 x 180 mm of briefkaartformaat. Dezelfde verhouding als het scherm van deze camera voor het afdrukken van afbeeldingen op 90 x 130 mm tot diverse A-papierformaten. Een vierkante verhouding. De digitale zoomfunctie (p. 55) is alleen beschikbaar in 90 . Continu-opnamen maken U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer 3,4 beelden/seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. Selecteer een transportmodus.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen op om W te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Na de instelling verschijnt W op het scherm. Maak de opname.  Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's. • Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (pp. 58, 59). • De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 65). • Voor continu-opnamen zijn de scherpstelling en de belichting vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. • Afhankelijk van de opnameomstandigheden en de camera-instellingen kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van opnamen of daalt de opnamesnelheid. • Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen. • Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen. 91 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto bijvoorbeeld wijzigen in sepia of zwart-wit. Selecteer My Colors.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.  De instelling verschijnt op het scherm. My Colors uit — Levendig De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging, voor een levendige impressie. Neutraal Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt. Sepia Hiermee maakt u een beeld sepiakleurig. Zwart/wit Hiermee maakt u beelden in zwart-wit. Positief Film Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense, natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's. Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto. Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto. Levendig Blauw Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger. Levendig Groen Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger. Levendig Rood Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode onderwerpen levendiger. Custom Kleur U kunt het contrast, de scherpte, kleurverzadiging, enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 93). • U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 86). • In en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de huidskleur. 92 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) Custom Kleur U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus.  Volg stap 2 op p. 92 om te selecteren en druk daarna op de knop n.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om een waarde te selecteren.  Hoe meer de waarde die u selecteert naar rechts ligt, hoe sterker of donkerder (huidtint) het effect wordt, en hoe meer deze waarde naar links ligt, hoe zwakker of lichter (huidtint) het effect wordt.  Druk op de knop n om de instelling te voltooien. 93 Close-ups maken (macro) U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem dichtbij. Het mogelijke scherpstelbereik is ongeveer 3 – 50 cm vanaf het uiteinde van de lens met een maximale groothoekinstelling (j). Selecteer e.  Druk eerst op de knop q en druk daarna op de knoppen qr om e te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.  Na de instelling verschijnt e op het scherm. De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst. Hoe kan ik betere close-ups maken? Probeer de camera bij macro-opnamen op een statief te zetten en opnamen te maken met Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 59). e wordt grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk, en er wordt niet scherpgesteld. Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) Wanneer het moeilijk is om scherp te stellen omdat uw opname zowel onderwerpen dichtbij als verder weg bevat, kunt u het scherpstelbereik wijzigen voor een betrouwbare focus op alleen de onderwerpen op grote afstand (ongeveer 3 m of meer vanaf de camera). Selecteer u.  Druk eerst op de knop q en gebruik daarna de knoppen qr om u te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.  Na de instelling verschijnt u op het scherm. 94 De modus AF Frame wijzigen U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van de opname. Selecteer [AF Frame].  Druk op de knop n om [AF Frame] te selecteren op het tabblad 4. Druk daarna op de knoppen qr om een optie te selecteren. Gezichts-AiAF • Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen. • Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven. • Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik. • Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt. • Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit kader) worden weergegeven, verschijnen er maximaal 9 groene kaders in de gebieden waar de camera op scherpstelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. • Als er geen gezicht wordt gedetecteerd wanneer Servo AF (p. 100) is ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het midden van het scherm als u de ontspanknop half indrukt. • Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend: - onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij; - onderwerpen die donker of licht zijn; - gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten waarvan een deel is verborgen. • De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren als gezichten. • Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet. 95 De modus AF Frame wijzigen AF Tracking U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens de opname maken (p. 97). Centrum Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen op een bepaald punt. U kunt het AF-kader kleiner maken • Druk op de knop n en selecteer [AF kader afm.] op het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Klein]. • Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 55) of de Digitale Tele-converter (p. 56) gebruikt. Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt . De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd. Stel scherp.  Zorg dat het gewenste object is gecentreerd en scherpgesteld, en druk de ontspanknop half in.  Controleer of het AF-kader op het onderwerp groen is. Maak een nieuwe compositie.  Druk de ontspanknop half in en beweeg de camera om een nieuwe compositie te maken voor de opname. Maak de opname.  Druk de ontspanknop helemaal in. 96 Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking) U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens de opname maken. Selecteer [AF Tracking].  Druk op de knop n om [AF Frame] te selecteren op het tabblad 4. Druk daarna de knoppen qr om [AF Tracking] te selecteren.  verschijnt in het midden van het scherm. Selecteer het onderwerp waarop u wilt scherpstellen.  Richt de camera zo dat op het onderwerp staat waarop u wilt scherpstellen en druk op de knop q.  De camera piept en verschijnt zodra er een onderwerp is gedetecteerd. De camera blijft het onderwerp binnen een bepaald bereik volgen, zelfs als het onderwerp beweegt.  Als het onderwerp niet door de camera wordt gedetecteerd, verschijnt op het scherm.  Druk nogmaals op de knop q als u het volgen wilt annuleren. Maak de opname.  Druk de ontspanknop half in. verschijnt in een blauw kader dat het onderwerp volgt terwijl de scherpstelling en de belichting worden aangepast (Servo AF) (p. 100).  Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.  Zelfs nadat de opname is gemaakt, verschijnt en blijft de camera het onderwerp volgen. 97 Het autofocuskader vergroten • De camera detecteert een onderwerp, zelfs wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt zonder op de knop q te drukken. Nadat de opname is gemaakt, verschijnt in het midden van het scherm. • Servo AF (p. 100) is ingesteld op [Aan]. • Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is, te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond te gering is. • Niet beschikbaar in e of u. Het autofocuskader vergroten Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de scherpstelling controleren. Selecteer [AF-Punt Zoom].  Druk op de knop n en selecteer [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Controleer de scherpstelling.  Druk de ontspanknop half in.  In [Gezichts-AiAF] (p. 95) wordt het gezicht dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd, vergroot weergegeven.  In [Centrum] (p. 96) wordt de inhoud van het centrale AF-kader vergroot weergegeven. Wat als de weergave niet wordt vergroot? De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAF] als er geen gezicht wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen. De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 55) of de Digitale Tele-converter (p. 56), AF Tracking (p. 97), Servo AF (p. 100) of een tv als scherm gebruikt (p. 105). 98 Opnamen maken met AF-vergrendeling U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de ontspanknop loslaat. Vergrendel de focus.  Houd de ontspanknop half ingedrukt en druk op de knop q.  De scherpstelling wordt vergrendeld en % verschijnt op het scherm.  Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt de scherpstelling ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. 99 Opnamen maken met Servo AF Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende onderwerpen zonder iets te missen. Selecteer [Servo AF].  Druk op de knop n en selecteer [Servo AF] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Stel scherp.  De scherpstelling en belichting blijven behouden als het blauwe AF-kader wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt. • In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen. • In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet blauw, ook niet als u de ontspanknop half indrukt. U kunt in dat geval de scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader. • Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger van de ontspanknop en druk deze opnieuw half in. • In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling. • De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in de modus Servo AF. • De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (pp. 58, 59). 100 De meetmethode wijzigen U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden. Selecteer de meetmethode.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.  De instelling verschijnt op het scherm. Deelmeting Voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden. Gem. centrum De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend, meeting maar het midden krijgt meer nadruk. Spot Er wordt alleen gemeten binnen het in het midden van het scherm. (spotmetingpuntkader) 101 Opnamen maken met de AE-vergrendeling U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor 'Auto Exposure' (automatische belichting). Selecteer ! (p. 54). Vergrendel de belichting.  Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop o terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt.  Als & verschijnt, is de belichting vergrendeld.  Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt & en wordt de automatische belichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. Opnamen maken met de FE-vergrendeling Net als met de AE-vergrendeling (p. 102) kunt u de belichting vergrendelen voor het maken van opnamen met de flitser. FE staat voor 'Flash Exposure' (flitsbelichting). Selecteer h (p. 85). Vergrendel de flitsbelichting.  Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop o terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt.  De flitser gaat af en wanneer ( verschijnt, wordt de flitsuitvoer vastgehouden.  Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt ( en wordt de flitsbelichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. 102 Opnamen maken met Slow sync Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser. Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken. Selecteer ….  Druk eerst op de knop r en druk daarna op de knoppen qr om … te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.  Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt … op het scherm. Maak de opname.  Ook als u de flitser gebruikt, mag het hoofdonderwerp niet bewegen totdat het geluid van de ontspanknop stopt. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 175). 103 Rode-ogencorrectie U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn gemaakt. Selecteer [Flits Instellingen].  Druk op de knop n en selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer de instelling.  Druk op de knoppen op om [Rode-Ogen] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren.  Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt Œ op het scherm. Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan rode ogen. Bijvoorbeeld als rode make-up rond de ogen is gebruikt. • U kunt opgeslagen beelden ook corrigeren (p. 149). • Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt en vervolgens op de knop n. 104 Controleren op gesloten ogen Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht hebben, wordt op het scherm weergegeven. Selecteer [Knipperdetectie].  Druk op de knop n om [Knipperdetectie] te selecteren op het tabblad 4. Druk daarna op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Maak de opname.  Als een persoon met gesloten ogen wordt gedetecteerd, verschijnen een kader en op het scherm. • Deze functie is alleen beschikbaar voor de laatste gemaakte opname indien het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer in de modus of $. • Niet beschikbaar in de modus W. Opnamen maken via een tv U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer u opnamen maakt. • Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen in 'Beelden bekijken op een tv' (p. 130). • Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm. Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100 (apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv. 105 106 6 Diverse functies voor het opnemen van films Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten 'Films opnemen' en 'Films bekijken' in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt voor het opnemen en bekijken van films. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op 4. • In het laatste deel van het hoofdstuk wordt het afspelen en bewerken van films behandeld. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop 1 hebt gedrukt om de afspeelmodus te activeren. 107 Diverse soorten films opnemen Net als bij foto's kunt u de camera de beste instellingen voor de compositie laten selecteren of diverse effecten toevoegen tijdens het opnemen van films. Kies een opnamemodus.  Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om een opnamemodus te selecteren. Maak de opname.  Druk op de filmknop.  Afhankelijk van de opnamemodus of de beeldkwaliteit (p. 112) die u kiest voor de film, kunnen er zwarte balken verschijnen aan de boven- en onderkant van het scherm. Deze gebieden worden niet vastgelegd bij de opname.  Druk nogmaals op de filmknop om de opname te stoppen. I Portret p. 64 Y Kleur wisselen p. 72 Miniatuureffect p. 109 w Strand p. 65 Monochroom p. 73 S Onderwater p. 65 Extra levendig p. 68 O Flora p. 65 Poster-effect p. 68 P Sneeuw p. 66 T Kleur Accent p. 71 t Vuurwerk p. 66 Overige opnamemodi U kunt de volgende soorten films opnemen in de modus Super slowmotion film . Snel bewegende objecten opnemen en deze afspelen in slow motion (p. 110). • U kunt ook films opnemen in andere opnamemodi door op de filmknop te drukken. • Bepaalde instellingen die zijn gemaakt in het menu FUNC. en de opnamemenu's, zullen dan automatisch worden gewijzigd naar instellingen voor filmopnamen. • Ook in de modus kunt u foto's maken door de ontspanknop in te drukken. Dit is echter niet mogelijk tijdens een filmopname. 108 Films opnemen die op een miniatuurmodel lijken (Miniatuureffect) U kunt films opnemen die op een bewegend miniatuurmodel lijken. U maakt het miniatuurmodeleffect door de bovenste en onderste delen van de opname te selecteren die onscherp worden gemaakt. Ook selecteert u de afspeelsnelheid zodat mensen en objecten in de opname snel bewegen tijdens het afspelen. Er wordt geen audio opgenomen. Kies .  Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te kiezen.  Op het scherm verschijnt een wit kader rondom het gebied dat scherp blijft. Kies het gebied waarop u wilt scherpstellen.  Druk langer dan één seconde op de knop n.  Beweeg de zoomknop om de grootte van het kader te wijzigen en druk op de knoppen op om de kaderpositie te wijzigen. Selecteer een afspeelsnelheid.  Druk op de knop m.  Druk op de knoppen qr om een afspeelsnelheid te selecteren.  Druk op de knop m om de instelling te voltooien en terug te keren naar het opnamescherm. Maak de opname.  Druk op de filmknop.  Druk nogmaals op de filmknop om de opname te stoppen. Afspeelsnelheden en geschatte afspeeltijden (voor clips van 1 minuut) Snelheid Afspeeltijd Circa 12 sec. Circa 6 sec. Circa 3 sec. 109 Opnemen super slow-motion film • De beeldkwaliteit wordt ingesteld op als u een verhouding kiest van , en op als u een verhouding kiest van (p. 90). • Als u bij stap 2 op de knoppen qr drukt, schakelt u naar de verticale richting van het kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen, wijzigen door nogmaals op de knoppen qr te drukken. Druk op de knoppen op om het kader weer in de horizontale richting te zetten. • Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen. • Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. Opnemen super slow-motion film U kunt een opname maken van snel bewegende objecten en deze afspelen in slow motion. Er wordt geen audio opgenomen. Kies .  Volg de stappen 1 – 2 op p. 64 om te kiezen. Selecteer het aantal beelden.  Druk op de knoppen m om te selecteren en druk vervolgens nogmaals op de knop m.  Kies het aantal beelden per seconde en druk vervolgens op de knop m. Maak de opname.  Druk op de filmknop.  De balk met de opnametijd verschijnt. De maximale cliplengte is ongeveer 30 seconden.  Druk nogmaals op de filmknop om de opname te stoppen. 110 Opnemen super slow-motion film Aantal beelden en afspeelsnelheden (voor clips van 30 seconden) Aantal beelden Afspeeltijd 240 bps Circa 4 min. 120 bps Circa 2 min. Bekijken super slow-motion film • De film wordt afgespeeld in slow motion wanneer u stap 1 tot en met 3 volgt op p. 32. • U kunt de afspeelsnelheid van films opgenomen in de modus wijzigen met de meegeleverde software. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie. • De resolutie wordt ingesteld op bij opnamen in en op bij opnamen in . • De scherpstelling, belichting en witbalans worden ingesteld wanneer u op de filmknop drukt. 111 De beeldkwaliteit wijzigen U kunt kiezen uit 4 verschillende instellingen voor de beeldkwaliteit. Kies de instelling voor de beeldkwaliteit.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.  De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op het scherm. Beeldkwaliteit en opnametijd per geheugenkaart Beeld- Resolutie, aantal kwaliteit beelden Beschrijving 1920 x 1080 pixels, Voor filmopnamen van full 24 beelden/sec. HD-kwaliteit. 1280 x 720 pixels, Voor filmopnamen van 30 beelden/sec. HD-kwaliteit. Capaciteit geheugenkaart 4 GB Circa 14 min. 53 sec. 16 GB Circa 1 uur 1 min. 0 sec. Circa 21 min. 23 sec. Circa 1 uur 27 min. 37 sec. Circa 46 min. 46 sec. Circa 3 uur 11 min. 32 sec. 640 x 480 pixels, 30 beelden/sec. De beeldkwaliteit is hoger in vergelijking met , maar de opnametijd is korter. 320 x 240 pixels, 30 beelden/sec. Omdat de bestandsgrootte Circa Circa klein is, kunt u langer 2 uur 23 min. 9 uur 48 min. opnemen maar is de 19 sec. 41 sec. beeldkwaliteit wel lager. • Volgens de testnormen van Canon. • Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er ongeveer 10 minuten lang is opgenomen in of , en ongeveer 1 uur in of . • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of hoger gebruiken. Boven en onder in het scherm verschijnen zwarte balken in Deze gebieden worden niet vastgelegd bij de opname. 112 of . Overige opnamefuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. Sommige functies zijn echter wellicht niet beschikbaar of hebben geen effect, afhankelijk van de opnamemodus. • Nader inzoomen op het onderwerp De optische zoomfunctie is niet beschikbaar bij het maken van opnamen. Stel de optische zoomfunctie in voordat u de opname start. • De zelfontspanner gebruiken (p. 58) • Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner (p. 59) • Close-ups maken (Macro) (p. 94) • Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) (p. 94) • De witbalans aanpassen (p. 86) • De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 92) • Opnamen maken via een tv (p. 105) • Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 99) • Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 173) • Raster weergeven (p. 174) • Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 175) 113 Bewerken U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden. Selecteer *.  Volg stap 1–3 op p. 32 om * te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Het filmbewerkingspaneel en de balk met bewerkingsfuncties worden weergegeven. Filmbewerkingspaneel Stel het bewerkingsbereik in.  Druk op de knoppen op en selecteer of .  Als u op de knoppen qr drukt om Bewerkingsbalk voor films te verplaatsen, verschijnt op punten waar de film kan worden bewerkt. Als u selecteert, kunt u het begin van de film bijsnijden vanaf . Als u selecteert, kunt u het einde van de film bijsnijden vanaf .  Zelfs als u verplaatst naar een punt waar niet wordt weergegeven, wordt alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de linkerzijde bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. Controleer de bewerkte film.  Druk op de knoppen op om (afspelen) te selecteren en druk vervolgens op de knop m. De bewerkte film wordt afgespeeld.  Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt bewerken.  Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op op en selecteert u . Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen qr om [OK] te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. 114 Bewerken Sla de bewerkte film op.  Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Druk op de knoppen qr om [Nieuw bestand] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  De film wordt opgeslagen als een nieuw bestand. • Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt dan gewist. • Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen [Overschrijven] selecteren. • Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt, zijn de bewerkte films mogelijk niet opgeslagen. • Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 39). 115 116 7 Diverse functies gebruiken voor afspelen en bewerken In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. • Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera bedient. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt. • De bewerkingsfunctie (pp. 146 – 150) kan niet worden gebruikt als er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart. 117 Snel naar beelden zoeken Naar beelden zoeken in de Indexweergave U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer te geven. Duw de zoomknop naar g.  De beelden worden weergegeven in een index.  Het aantal beelden neemt toe elke keer wanneer u de zoomknop naar g duwt.  Het aantal beelden neemt af elke keer wanneer u de zoomknop naar k duwt. Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen opqr om een beeld te selecteren.  Er wordt een oranje kader weergegeven om het geselecteerde beeld.  Druk op de knop m om het geselecteerde beeld afzonderlijk weer te geven. Naar beelden zoeken door te bladeren Als u langer dan één seconde op de knoppen qr drukt, worden de beelden achter elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de opnamedatum (beeld scrollen). Selecteer een beeld.  Als u op de camera de enkelvoudige weergave instelt en langer dan één seconde op de knoppen qr drukt, verschijnt het scherm dat links wordt weergegeven. Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren.  Druk op de knop m om terug te keren naar de enkelvoudige weergave.  Druk tijdens het bladeren op de knoppen op om naar beelden te zoeken op basis van de opnamedatum. 118 Snel naar beelden zoeken Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert u [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit]. Films bekijken die zijn gemaakt met Filmsynopsis U kunt de films die zijn gemaakt in de modus om deze te bekijken. Selecteer , selecteren op datum (p. 67) .  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een filmdatum.  Druk op de knoppen op. Speel de film af.  Druk op de knop m.  De film wordt afgespeeld. 119 Beelden bekijken met gefilterd afspelen Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken met een opgegeven filter. U kunt ook alle beelden tegelijk beveiligen (p. 134) of wissen (p. 138) terwijl ze worden gefilterd. Selecteer ‚.  Druk eerst op de knop m en daarna op de knoppen op om ‚ te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een filter.  Druk op de knoppen op om een filter te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Bekijk de gefilterde beelden.  Druk op de knoppen op om een filter voor afspelen te selecteren. Druk vervolgens op de knop m (behalve voor ).  Gefilterd afspelen wordt gestart en er wordt een geel kader weergegeven.  Als u op de knoppen qr drukt, worden alleen de geselecteerde doelbeelden weergegeven.  Als u bij stap 2 selecteert, wordt gefilterd afspelen geannuleerd. Zoekfilters Favorieten Geeft de beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 140). Opnamedatum Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn opgenomen. ; My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 142). Foto/film Geeft foto's of films weer, of films die zijn gemaakt in de modus . Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren? Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd. 120 Beelden bekijken met gefilterd afspelen Gefilterd afspelen In gefilterd afspelen (stap 3) kunt u gefilterde beelden bekijken met 'Snel naar beelden zoeken' (p. 118) 'Diavoorstellingen bekijken' (p. 122) en 'Beelden vergroten' (p. 125). U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 134), 'Beelden wissen' (p. 138) of 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 159) als u alle gefilterde beelden selecteert. Als u echter een andere categorie kiest (p. 142) of een beeld bewerkt en opslaat als een nieuw beeld (p. 146), wordt er een bericht weergegeven en wordt gefilterd afspelen geannuleerd. 121 Diavoorstellingen bekijken Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven. Selecteer ..  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om . te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een overgangseffect.  Druk op de knoppen op om een effect te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.  De diavoorstelling begint enkele seconden nadat [Laden van beeld..] verschijnt.  In gefilterd afspelen (p. 120) worden alleen beelden afgespeeld die overeenkomen met een filter.  U kunt de diavoorstelling onderbreken of opnieuw starten door nogmaals op de knop m te drukken.  Druk op de knop n om de diavoorstelling te beëindigen. • Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt, verandert het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller door de beelden bladeren. • De spaarstand (p. 52) werkt niet tijdens diavoorstellingen. 122 Diavoorstellingen bekijken Instellingen wijzigen U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt overgangseffecten en de weergavetijd van diabeelden wijzigen. U kunt kiezen uit zes overgangseffecten voor het wisselen van beelden. Selecteer [Diavoorstelling].  Druk op de knop n, selecteer [Diavoorstelling] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een instelling.  Druk op de knoppen op om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om de instelling aan te passen.  Als u [Start] selecteert en op de knop m drukt, wordt de diavoorstelling volgens uw instellingen gestart.  Druk op de knop n om terug te keren naar het menuscherm. U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect]. 123 De focus controleren U kunt bij het opgenomen beeld het gedeelte binnen het AF-kader vergroten om de scherpstelling te controleren. Druk op de knop p om naar de focuscontroleweergave te gaan (p. 44).  Er verschijnt een wit kader waar het AF-kader zich bevond toen de focus werd ingesteld.  Een grijs kader verschijnt rond een gezicht dat tijdens de weergave wordt herkend.  Het gebied binnen het oranje kader wordt vergroot weergegeven. Schakel tussen kaders.  Duw de zoomknop één keer naar k.  Het scherm links wordt weergegeven.  Druk op de knop m om naar een ander kader te gaan wanneer er meerdere kaders worden weergegeven. Wijzig het vergrotingsniveau of de locatie.  Wijzig de grootte van de weergave met behulp van de zoomknop en gebruik de knoppen opqr om de weergavepositie te wijzigen terwijl u de focus controleert.  Druk op de knop n om terug te gaan naar stap 1. De focuscontroleweergave is echter niet beschikbaar voor films. 124 Beelden vergroten Duw de zoomknop k.  De schermweergave zoomt in op het beeld. Als u de zoomknop vasthoudt, wordt er verder ingezoomd tot een maximale factor van circa 10x.  Met de knoppen opqr kunt u de locatie van het weergegeven gebied aanpassen.  Duw de zoomknop naar g om uit te Geschatte locatie van weergegeven gebied zoomen, of blijf de knop vasthouden om terug te keren naar de enkelvoudige weergave.  Wanneer op het scherm wordt weergegeven, drukt u op de knop m om over te schakelen naar . Druk op de knoppen qr om tussen de ingezoomde beelden te schakelen. Druk nogmaals op de knop m om terug te keren naar de oorspronkelijke instelling. • Druk in de vergrote weergave op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. • Films kunnen niet worden vergroot. 125 Elk beeld in een groep bekijken Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus afzonderlijk worden bekeken. (p. 80) , kunnen ook Selecteer een beeldgroep.  Druk op de knoppen qr om een beeld te kiezen dat Kies weergeeft. .  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Bekijk elk beeld in de groep.  Als u op de knoppen qr drukt, worden alleen de geselecteerde doelbeelden weergegeven.  Druk eerst op de knop m, druk op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m om het afspelen van de groep te annuleren. Groep afspelen Bij Groep afspelen (stap 3 hierboven) kunt u de functies van het menu FUNC. gebruiken, die verschijnen wanneer u drukt op de knop m, en u kunt beelden zoeken (p. 118) en vergroten (p. 125). U kunt alle beelden in een groep tegelijk verwerken met de bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 134), 'Beelden wissen' (p. 138) of 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 159) als u een set gegroepeerde beelden selecteert. 126 Elk beeld in een groep bekijken Groepering van beelden opheffen Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus , kunnen ook afzonderlijk worden bekeken als u de groepering opheft. Selecteer [Beelden groep.].  Druk op de knop n om [Beelden groep.] op het tabblad 1 te selecteren. Selecteer een instelling.  Druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.  Druk op de knop n om de instelling te voltooien en de beelden opnieuw afzonderlijk af te spelen.  De groepering van de gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus , wordt opgeheven zodat u de beelden afzonderlijk kunt bekijken.  Om de beelden weer te groeperen, volgt u de bovenstaande stappen om [Aan] te selecteren. De groepering kan niet worden opgeheven terwijl u beelden afzonderlijk afspeelt (p. 126). 127 Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle) De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld. Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier beelden zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities. Kies .  Druk eerst op de knop m en gebruik daarna de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m.  Er verschijnen vier beelden als mogelijkheid. Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen opqr om het beeld te selecteren dat u wilt weergeven.  Het gekozen beeld verschijnt in het midden, en de volgende vier mogelijkheden verschijnen.  Als u op de knop m drukt, verschijnt het middelste beeld op volle grootte. Druk nogmaals op de knop m om terug te keren naar de oorspronkelijke weergave.  Druk op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. • U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera zijn gemaakt. • is niet beschikbaar in de volgende situaties: - als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera zijn gemaakt - als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle - tijdens gefilterd afspelen 128 Beeldovergangen wijzigen U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de enkelvoudige weergave. Selecteer [Overgang].  Druk op de knop n en selecteer [Overgang] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knoppen qr om een overgangseffect te selecteren. 129 Beelden bekijken op een tv Beelden bekijken op een normale tv Met de meegeleverde AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op een televisie om opgenomen beelden te bekijken. Schakel de camera en de tv uit. Sluit de camera aan op de tv.  Open het klepje van de aansluiting en steek de stekker van de kabel volledig in de aansluiting van de camera. Wit of zwart Geel  Steek de kabelstekker helemaal in de video-ingangen, zoals wordt getoond in de afbeelding. Geel Zwart Zet de televisie aan en stel deze in op de ingang waarop de kabel is aangesloten. Schakel de camera in.  Druk op 1 om de camera aan te zetten.  Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er wordt niets weergegeven op het scherm van de camera).  Als u klaar bent, schakelt u de camera en de tv uit en verwijdert u de kabel. Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de televisie? Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste videosysteem in te stellen. 130 Beelden bekijken op een tv Beelden bekijken op een hdtv Met de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 kunt u de camera aansluiten op een hdtv om opgenomen beelden te bekijken. Schakel de camera en de tv uit. Sluit de camera aan op de tv.  Open het klepje van de aansluiting en steek de stekker van de kabel volledig in de aansluiting van de camera.  Steek de kabelstekker volledig in de HDMI-ingang van de tv. Geef beelden weer.  Volg stap 3 en 4 op p. 130 om de beelden weer te geven. De bijgeleverde AV- en interfacekabel en de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 kunnen niet gelijktijdig op de camera worden aangesloten. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden. Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten op een hdtv. 131 Beelden bekijken op een tv De afstandsbediening van een tv gebruiken om de camera te bedienen Als u de camera aansluit op een met HDMI CEC compatibele tv, kunt u de afstandsbediening van de tv gebruiken om de camera te bedienen en beelden af te spelen of diavoorstellingen te bekijken. Mogelijk moet u op sommige tv's een aantal instellingen maken. Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie. Selecteer [Ctrl via HDMI].  Druk op de knop n en selecteer [Ctrl via HDMI] op het tabblad 3. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Sluit de camera aan op de tv.  Volg stap 1 en 2 op p. 131 om de camera op de tv aan te sluiten. Geef beelden weer.  Schakel de tv in en druk op knop 1 van de camera.  Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er wordt niets weergegeven op het scherm van de camera). Gebruik de afstandsbediening van de tv.  Druk op de knoppen qr van de afstandsbediening om een beeld te selecteren.  Druk op de knop OK/Selecteren om het bedieningspaneel van de camera te bekijken. Druk op de knoppen qr om een item te selecteren en druk vervolgens opnieuw op de knop OK/Selecteren. 132 Beelden bekijken op een tv Overzicht van het bedieningspaneel van de camera weergegeven op de tv . Terug Het menu wordt gesloten. Groep afspelen Groepen beelden die snel na elkaar zijn opgenomen, worden afgespeeld (verschijnt alleen als u gegroepeerde beelden selecteert). Film afspelen Er wordt een film afgespeeld (wordt alleen weergegeven als een film is gekozen). Diavoorstelling Beelden worden automatisch afgespeeld. U kunt tijdens het afspelen op de knoppen qr van de afstandsbediening drukken om van beeld te veranderen. Index afspelen De beelden worden weergegeven in een index. l Weergave wijzigen De schermweergave wordt gewijzigd (p. 44). • Als u de knoppen op de camera bedient, kunt u de camera niet langer met de afstandsbediening van de tv bedienen. Dit kan pas weer als u bent teruggekeerd naar de enkelvoudige weergave. • Via sommige tv's kan de camera mogelijk niet correct worden bediend, zelfs niet als ze compatibel zijn met HDMI CEC. 133 Beelden beveiligen U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de camera kunnen worden gewist (pp. 29, 138). Beveilig het beeld.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om : te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m.  [Beveiligd] verschijnt op het scherm.  Om de beveiliging op te heffen, volgt u de bovenstaande stap om nogmaals : te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 23, 167), worden beveiligde beelden ook gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist. Via het menu Selecteer [Beveilig].  Druk op de knop n om [Beveilig] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een selectiemethode.  Druk op de knoppen op om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.  Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het menuscherm. 134 Beelden beveiligen Afzonderlijke beelden selecteren Kies [Selecteer].  Volg stap 2 op op p. 134 om [Selecteer] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer de beelden.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  verschijnt op het scherm.  Druk opnieuw op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. verdwijnt dan.  Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. Beveilig het beeld.  Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm.  Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Als u de opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd. 135 Beelden beveiligen Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks].  Voer stap 2 op p. 134 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer het eerste beeld.  Druk op de knop m.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer het laatste beeld.  Druk op de knop r, selecteer [Laatste beeld] en druk op de knop m.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  U kunt geen beelden vóór het eerste beeld selecteren. 136 Beelden beveiligen Beveilig de beelden.  Druk op de knop p, selecteer [Beveilig] en druk op de knop m. Alle beelden selecteren Selecteer [Alle beelden].  Voer stap 2 op p. 134 uit om [Alle beelden] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Beveilig de beelden.  Druk op de knoppen op om [Beveilig] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door [Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd. 137 Beelden wissen U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 134) kunt u niet wissen. Kies een Selectiemethode Selecteer [Wissen].  Druk op de knop n, selecteer [Wissen] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een selectiemethode.  Druk op de knoppen op om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.  Druk op de knop n om terug te keren naar het menuscherm. Afzonderlijke beelden selecteren Kies [Selectie].  Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te kiezen en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld.  Als u stap 2 op p. 135 volgt om beelden te selecteren, verschijnt een op het scherm.  Druk opnieuw op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. verdwijnt dan.  Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. 138 Beelden wissen Wis de beelden.  Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm.  Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks].  Voer stap 2 op p. 138 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer de beelden.  Voer stap 2 en 3 op p. 136 uit om beelden te selecteren. Wis de beelden.  Druk op de knop p om [Wissen] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Alle beelden selecteren Selecteer [Alle beelden].  Voer stap 2 op p. 138 uit om [Alle beelden] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Wis de beelden.  Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. 139 Beelden markeren als favoriet Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren en ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 120). Kies de instelling.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. \  [Gemarkeerd als favoriet] verschijnt op het scherm.  Om de beveiliging op te heffen, volgt u de bovenstaande stap om opnieuw te selecteren en drukt u vervolgens op de knop m. Via het menu Selecteer [Favorieten].  Druk op de knop n om [Favorieten] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  verschijnt op het scherm.  Druk nogmaals op de knop m om de markering van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt .  Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. 140 Beelden markeren als favoriet Voltooi de instelling.  Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm.  Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als favoriet. Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren ( ) (behalve films). 141 Beelden indelen in categorieën (My Category) U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie weergeven in gefilterd afspelen (p. 120) en alle beelden tegelijk verwerken met behulp van de onderstaande functies. • 'Diavoorstellingen bekijken' (p. 122), 'Beelden beveiligen' (p. 134), 'Beelden wissen' (p. 138), 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 159) Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld aan de hand van de opnameomstandigheden. : Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen in I of V. : Beelden die worden gedetecteerd als , of in de modus A, of beelden die zijn opgenomen in of O. : Beelden die zijn opgenomen in w, S, P, t. Selecteer ;.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om ; te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Selecteer een categorie.  Druk op de knoppen op om een categorie te selecteren en druk op de knop m. verschijnt op het scherm.  Druk opnieuw op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. verdwijnt dan.  Voltooi de instelling.  Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm.  Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als My Category. 142 Beelden indelen in categorieën (My Category) Via het menu Selecteer [My Category].  Druk op de knop n, selecteer [My Category] op het tabblad 1 en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een selectiemethode.  Druk op de knoppen op om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.  Druk op de knop n om terug te keren naar het menuscherm. Afzonderlijke beelden selecteren Kies [Selectie].  Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te kiezen en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren. Selecteer een categorie.  Druk op de knoppen op om een categorie te selecteren en druk op de knop m.  verschijnt op het scherm.  Druk opnieuw op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. verdwijnt dan.  Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. 143 Beelden indelen in categorieën (My Category) Voltooi de instelling.  Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm.  Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat u stap 4 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als My Category. Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks].  Voer stap 2 op p. 143 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer de beelden.  Voer stap 2 en 3 op p. 136 uit om beelden te selecteren. Selecteer een categorie.  Druk op de knop p om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om een categorie te kiezen. Voltooi de instelling.  Druk op de knop p om [Selecteer] te kiezen en druk vervolgens op de knop m. Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden in de categorie [Select. Reeks] opheffen. 144 Beelden roteren U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan. Selecteer \.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om \ te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. Draai het beeld.  Druk op de knoppen qr om het beeld 90° in de geselecteerde richting te draaien.  Druk op de knop m om de instelling te voltooien. Via het menu Selecteer [Roteren].  Druk op de knop n om [Roteren] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Draai het beeld.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren.  Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt het beeld 90° geroteerd.  Druk op de knop n om terug te keren naar het menuscherm. • Films die zijn opgenomen met of kunnen niet worden geroteerd. • Beelden kunnen niet worden gedraaid (p. 176) als u [Autom. draaien] op [Uit] hebt gezet. 145 Het formaat van beelden wijzigen U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand. Selecteer [Veranderen].  Druk op de knop n om [Veranderen] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeldformaat.  Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m.  [Nieuw beeld opslaan?] verschijnt op het scherm. Sla het nieuwe beeld op.  Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. Geef het nieuwe beeld weer.  Als u op de knop n drukt, verschijnt [Nieuw beeld weergeven?] op het scherm.  Druk op de knoppen qr om [Ja] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Het opgeslagen beeld wordt weergegeven. • U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie. • Beelden die in stap 3 als zijn opgeslagen, kunnen niet worden bewerkt. • Films kunnen niet worden bewerkt. 146 Trimmen U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een nieuw beeldbestand. Selecteer [Trimmen].  Druk op de knop n om [Trimmen] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. Snijgebied  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Pas het snijgebied aan.  Er verschijnt een kader rond het gedeelte van het beeld dat u wilt bijsnijden.  Het oorspronkelijke beeld verschijnt Weergave van snijgebied Resolutie na bijsnijden linksboven en het bijgesneden beeld rechtsonder.  Als u de zoomknop beweegt, kunt u de grootte van het kader wijzigen.  Met de knoppen opqr kunt u het kader verplaatsen.  Als u drukt op de knop m, kunt u de richting van het kader wijzigen.  Druk op de knop n. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer.  Volg stap 4 en 5 op p. 146. • Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 62) of beelden die zijn omgezet naar (p. 146) kunnen niet worden bewerkt. • Beelden die kunnen worden veranderd, hebben na verandering dezelfde breedte-hoogteverhouding. • De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het oorspronkelijke beeld. • Films kunnen niet worden bewerkt. 147 Effecten toepassen met de functie My Colors U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als een nieuw beeld. Zie p. 92 voor meer informatie over elk menu-item. Selecteer [My Colors].  Druk op de knop n, selecteer [My Colors] op het tabblad 1 en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer.  Volg stap 4 en 5 op p. 146. Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur. • De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 92). • De instellingen van My Colors kunnen niet worden toegepast op films. 148 De helderheid corrigeren (i-Contrast) De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand. Selecteer [i-Contrast].  Druk op de knop n en selecteer [i-Contrast] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een optie.  Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer.  Volg stap 4 en 5 op p. 146. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting niet juist aangepast. • Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof worden. Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is gecorrigeerd? Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan. Films kunnen niet worden aangepast. 149 Het rode-ogeneffect corrigeren U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan als nieuwe bestanden. Selecteer [Rode-Ogen Corr.].  Druk op de knop n en selecteer [Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren. Corrigeer het beeld.  Druk op de knop m.  Het gebied met rode ogen dat door de camera wordt gedetecteerd, wordt gecorrigeerd en er wordt een kader weergegeven om het gecorrigeerde gedeelte.  U kunt het beeld vergroten of het formaat van het beeld wijzigen met behulp van de procedures die worden beschreven in 'Beelden vergroten' (p. 125). Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer.  Druk op de knoppen opqr om [Nieuw bestand] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand.  Volg stap 5 op p. 146. • Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd. • Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het nietgecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist. • Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven. Films kunnen niet worden aangepast. 150 8 Afdrukken In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een Canon PictBridgecompatibele printer (afzonderlijk verkrijgbare). Canon PictBridge-compatibele printers • In dit hoofdstuk gebruiken we de Canon SELPHY CP-printers in de beschrijvingen. De afgebeelde schermen en beschikbare functies kunnen verschillen per printer. Raadpleeg ook de handleiding van de printer. 151 Beelden afdrukken Easy Print U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met behulp van de meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge (p. 2). Schakel de camera en de printer uit. Sluit de camera aan op de printer.  Open het klepje en steek de kleinste stekker stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting.  Steek de grote kabelstekker in de printer. Raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie over de aansluiting. Schakel de printer in. Schakel de camera in.  Druk op 1 om de camera aan te zetten. Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren. Selecteer 2.  Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om 2 te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m. 152 Beelden afdrukken Druk de beelden af.  Druk op de knoppen op om [Print] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Het afdrukken wordt gestart.  Als u nog meer beelden wilt afdrukken, herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken is voltooid.  Wanneer u klaar bent met afdrukken, schakelt u de camera en de printer uit en verwijdert u de interfacekabel. • Zie p. 40 voor Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar). • Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar). 153 Beelden afdrukken Afdrukinstellingen kiezen Sluit de camera aan op de printer.  Volg stap 1 – 6 op p. 152 om het links afgebeelde scherm weer te geven. Selecteer een menu-optie.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren. Selecteer de instellingen van de opties.  Druk op de knoppen qr om de optie in te stellen. Standaard Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt. Datum Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt. File No. Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt. Hiermee worden de datum en het bestandsnummer afgedrukt. Beide Uit — Standaard Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt. Uit — Aan Hiermee wordt opname-informatie gebruikt om de afdrukinstellingen te optimaliseren. R-Ogen1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd. R-Ogen2* Hiermee worden [NR], [Gez. ] en [R-Ogen1] gebruikt om het beeld te corrigeren. Levendig* Het groen in bomen en het blauw in luchten en oceanen wordt levendiger. NR* Hiermee wordt beeldruis verminderd. Vivid+NR* Hiermee worden [Levendig] en [NR] gebruikt om het beeld te corrigeren. Gez. Hiermee wordt de helderheid gecorrigeerd voor donkere gezichten, die bijvoorbeed van achteren zijn belicht. * Copieën Kies het gewenste aantal exemplaren. Trimmen — Kies het af te drukken gebied. papier inst. — Hiermee stelt u het papierformaat en de indeling in. * Verschijnt alleen indien aangesloten op Inkjet-printers. 154 Beelden afdrukken Trimmen en afdrukken (Trimmen) U kunt een deel van een beeld uitsnijden en dit afdrukken. Selecteer [Trimmen].  Volg stap 1 – 2 op p. 154 om [Trimmen] te selecteren en druk daarna op de knop m button.  Er verschijnt een kader rond het gedeelte van het beeld dat u wilt bijsnijden. Kies het snijgebied.  Als u de zoomknop beweegt, kunt u de grootte van het kader wijzigen.  Druk op de knoppen opqr om de kaderpositie aan te passen.  Druk op de knop m om het kader te roteren.  Druk eerst op de knop n en daarna op de knoppen op om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Druk de beelden af.  Volg stap 7 op p. 153 om af te drukken. • Wellicht kunt u beelden niet bijsnijden; dit is afhankelijk van de verhouding en de grootte. • Als u foto's met toegevoegde datums bijsnijdt, wordt de datum wellicht niet goed weergegeven. 155 Beelden afdrukken Het papierformaat en de indeling voor de afdruk selecteren Selecteer [papier inst.].  Volg stap 1 – 2 op p. 154 om [papier inst.] te selecteren, en druk daarna op de knop m. Kies een papierformaat.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk daarna op de knop m. Kies een papiersoort.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk daarna op de knop m. Kies een indeling.  Druk op de knoppen op om een indeling te kiezen en druk daarna op de knop m.  Druk op de knoppen qr om het aantal afdrukken in te stellen wanneer u [N-plus] hebt geselecteerd. Druk de beelden af. 156 Beelden afdrukken Beschikbare indelingen Standaardinstelling Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt. Randen Voor afdrukken met een rand. Randloos Voor afdrukken zonder rand. N-plus Bepaalt hoeveel exemplaren van een beeld op een vel papier worden afgedrukt. ID Foto Voor het afdrukken van ID-foto's. U kunt alleen beelden selecteren met dezelfde resolutie als de ingestelde opname-resolutie van de camera, L (Groot) en met een verhouding van 4:3. Vaste afm. Kies het afdrukformaat. U kunt kiezen uit 90 x 130 mm, briefkaartformaat en breed papier. ID-foto's afdrukken Kies [ID Foto].  Volg stap 1 – 4 op p. 156 om [ID Foto] te selecteren, en druk daarna op de knop m. Selecteer de lengte en breedte.  Druk op de knoppen op om een optie te selecteren.  Druk op de knoppen qr om de lengte te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Kies het afdrukgebied.  Volg stap 2 op p. 155 om het afdrukgebied te selecteren. Druk de beelden af. 157 Beelden afdrukken Films afdrukken Sluit de camera aan op de printer.  Volg stap 1 – 6 op p. 152 om een film te selecteren en het links afgebeelde scherm weer te geven. Selecteer een afdrukmethode.  Druk op de knoppen op om te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om een afdrukmethode te selecteren. Druk de beelden af. Afdrukmethoden voor films Enkel De momenteel getoonde scène wordt afgedrukt als een foto. Reeks Een reeks beelden vanaf een opgegeven scène wordt afgedrukt op één vel papier. Als [Onderschrift] is ingesteld op [Aan], kunt u tegelijk het map- en bestandsnummer en de verstreken tijd van het kader afdrukken. • Als u tijdens het afdrukken op de knop m drukt, wordt het afdrukken geannuleerd. • U kunt de opties [ID Foto] en [Reeks] niet selecteren op PictBridgecompatibele Canon-printers vanaf CP720/CP730 of eerdere modellen. 158 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze samen kunnen worden afgedrukt (p. 163) of worden verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). U kunt geen films selecteren. Beelden toevoegen aan een afdruklijst via het menu FUNC. Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) in het menu FUNC. Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer 2 (films zijn uitgesloten).  Druk op de knoppen op om 2 te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Voeg beelden toe aan de afdruklijst.  Druk op de knoppen op om het aantal afdrukken te selecteren, druk vervolgens op de knoppen qr om [Toevoegen] te selecteren en druk op de knop m. 159 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) Afdrukinstellingen U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken. Selecteer [Print instellingen].  Druk op de knop n om [Print instellingen] te selecteren op het tabblad 2. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een instelling.  Druk op de knoppen op om een menuitem te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om een optie te selecteren.  Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het menuscherm. Standaard Afdruktype Datum File No. Wis DPOF data Hiermee drukt u 1 foto per pagina af. Index Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af. Beide Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt. Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt. Uit — Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt. Uit — Aan Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd. Uit — • Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen te verwerken in de afdrukken. • kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van een andere camera. Als u de instellingen wijzigt met deze camera, kunnen alle eerdere instellingen worden vervangen. • Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum tweemaal af. 160 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) • Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.] niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld. • De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie [Datum/Tijd] op het tabblad 3, dat u kunt selecteren nadat u op de knop n hebt gedrukt (p. 20). Het aantal exemplaren selecteren Selecteer [Sel. beeld & aantal].  Druk op de knop n om [Sel. beeld & aantal] te selecteren op het tabblad 2. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  U kunt het aantal af te drukken exemplaren instellen.  Als u beelden selecteert in [Index], verschijnt op het scherm. Druk opnieuw op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. verdwijnt dan. Stel het aantal afdrukken in.  Druk op de knoppen op om het aantal afdrukken in te stellen (maximaal 99).  Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het aantal afdrukken van elk beeld te selecteren.  Voor indexafdrukken kunt u het aantal afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af te drukken beelden selecteren (zoals getoond in stap 2).  Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het menuscherm. 161 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks].  Voer stap 1 op p. 161 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer de beelden.  Volg stap 2 – 3 op p. 136 om beelden te selecteren. Kies de afdrukinstellingen.  Druk op de knoppen op om [Opdracht] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Instellen dat alle beelden één keer worden afgedrukt Selecteer [Sel. alle beelden].  Voer stap 1 op p. 161 uit om [Sel. alle beelden] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Kies de afdrukinstellingen.  Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Alle selecties wissen Selecteer [Wis alle selecties].  Voer stap 1 op p. 161 uit en selecteer [Wis alle selecties]. Druk vervolgens op de knop m. Alle selecties worden gewist.  Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. 162 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) Geselecteerde beelden afdrukken (DPOF) • Wanneer u beelden hebt toegevoegd aan de afdruklijst (pp. 159 – 162), verschijnt het links afgebeelde scherm als u de camera aansluit op een PictBridge-compatibele printer. Druk op de knoppen op om [Print nu] te selecteren, en druk vervolgens op de knop m om de beelden die zijn toegevoegd aan de afdruklijst, eenvoudig af te drukken. • Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start, begint het afdrukken bij de volgende afdruk. 163 164 9 De camera-instellingen aanpassen U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren. In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen. 165 De camera-instellingen wijzigen U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3 (p. 47). Geluiden wijzigen U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.  Selecteer [Geluidsopties] en druk op de knop m.  Druk op de knoppen op om een menuitem te selecteren.  Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 1 Vooringestelde geluiden (kunnen niet worden gewijzigd) 2 Vooringestelde geluiden U kunt de meegeleverde software gebruiken om de geluiden te wijzigen (p. 2). Zelfs als u het sluitergeluid wijzigt, heeft dit geen effect in (p. 80). Hints en tips uitschakelen Wanneer u een item selecteert in het menu FUNC. (p. 46) of MENU (p. 47), wordt er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt deze functie uitschakelen.  Selecteer [Hints en tips] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 166 De camera-instellingen wijzigen Low Level Format geheugenkaart Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, als de camera niet goed werkt, als u denkt dat de opname-/ leessnelheid van een geheugenkaart is afgenomen, of als het opnemen van een film plotseling wordt afgebroken. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. Selecteer [Low Level Format].  Kies [Formateren] en druk vervolgens op de knop m.  Druk op de knoppen op om [Low Level Format] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om weer te geven.  Druk op de knoppen opqr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Start de Low Level Format.  Druk op de knoppen op om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  De Low Level Format wordt uitgevoerd.  Als de Low Level Format is voltooid, verschijnt op het scherm de melding [Geheugenkaart is geformatteerd]. Voltooi de Low Level Format.  Druk op de knop m. • Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 23), omdat alle opgenomen gegevens worden gewist. • U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken. 167 De camera-instellingen wijzigen Het opstartscherm wijzigen U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera inschakelt.  Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop m.  Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Geen opstartbeeld 1 Vooringestelde beelden (kunnen niet worden gewijzigd) 2 Vooringestelde beelden U kunt vastgelegde beelden instellen en de meegeleverde software gebruiken om de beelden te wijzigen. Opgeslagen beelden vastleggen als opstartscherm Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een beeld vastleggen.  Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop m.  Druk op de knoppen qr om [2] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m om de registratie te voltooien. Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als u een nieuw opstartbeeld registreert. 168 De camera-instellingen wijzigen Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde software U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie. De bestandsnummering wijzigen Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.  Selecteer [Bestandnr.] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Ook als u opnamen maakt met een nieuwe geheugenkaart, krijgen de bestanden steeds een oplopend nummer totdat u een opname maakt en opslaat met het nummer 9999. Auto reset Als u een nieuwe geheugenkaart gebruikt of een nieuwe map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001. • Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de geheugenkaart vóór gebruik (p. 23). • Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of afbeeldingstypen. 169 De camera-instellingen wijzigen Mappen maken volgens opnamedatum Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt. U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.  Selecteer [Maak folder] en druk vervolgens op de knoppen qr om [Dagelijks] te selecteren.  Beelden worden opgeslagen in mappen die op elke opnamedatum worden gemaakt. De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 28). Als u wilt dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt, zet u de tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.].  Selecteer [Lens intrekken] en druk op de knoppen qr om [0 sec.] te selecteren. De spaarstandfunctie uitschakelen U kunt de spaarstandfunctie (p. 52) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt aanbevolen om de batterij te sparen.  Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m.  Druk op de knoppen op om [Automatisch Uit] te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.  Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet u eraan denken de camera na gebruik uit te schakelen. 170 De camera-instellingen wijzigen Spaarstand van het scherm instellen U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt uitgeschakeld (p. 52). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].  Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m.  Druk op de knoppen op om [Display uit] te selecteren. Gebruik vervolgens de knoppen qr om een tijd te selecteren.  Het is raadzaam een tijd onder [1 min] te selecteren om de batterij te sparen. De wereldklok gebruiken Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen. Stel de thuistijdzone in.  Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop m.  Als u dit voor het eerst instelt, controleert u eerst of het links afgebeelde scherm verschijnt en drukt u vervolgens op de knop m.  Druk op de knoppen qr om de tijdzone voor thuis te selecteren.  Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op om te selecteren.  Druk op de knop m. 171 De camera-instellingen wijzigen Stel de wereldtijdzone in.  Druk op de knoppen op om [ Wereld] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  Druk op de knoppen qr om de wereldtijdzone te selecteren.  U kunt de zomertijd op dezelfde manier instellen als bij stap 1.  Druk op de knop m. Selecteer de wereldtijdzone.  Druk op de knoppen op om [ Wereld] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.  verschijnt op het opnamescherm (p. 186). Als u in de instelling en tijd voor de optie [ 172 de datum of tijd wijzigt (p. 20), worden de datum Thuis] automatisch gewijzigd. Instellingen voor opnamefuncties wijzigen Als u de modusschakelaar instelt op 4 en de modus op G, kunt u de instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 47). Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in deze sectie wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 190 – 197). Het AF-hulplicht uitschakelen Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in omstandigheden met weinig licht als u de ontspanknop half indrukt. U kunt dit licht uitzetten.  Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. De functie Rode-ogenreductie uitzetten Het licht voor rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.  Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de knop m.  Druk op de knoppen op om [Lamp Aan] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 173 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen De weergaveduur van het beeld meteen na de opname wijzigen U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname worden weergegeven.  Selecteer [Bekijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Geeft de beelden de ingestelde tijd lang weer. Het beeld wordt weergegeven totdat Vastzetten u de ontspanknop half indrukt. De beelden worden niet Uit weergegeven. 2–10 sec. De wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname wijzigen U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname wijzigen.  Selecteer [Terugkijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Uit Geeft alleen het beeld weer. Details Uitgebreide informatieweergave (p. 188). Focus check Het gebied binnen het AF-kader wordt vergroot weergegeven, zodat u de focus kunt controleren. De procedure is hetzelfde als in 'De focus controleren' (p. 124). Raster weergeven U kunt tijdens opnamen een raster weergeven op het scherm met verticale en horizontale rasterlijnen.  Selecteer [Raster] en druk op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. 174 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname. Instellingen van de IS-modus wijzigen  Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt het resultaat meteen controleren op het scherm, waardoor u gemakkelijk de compositie of de focus kunt controleren en bijstellen. Bij het opnemen van films worden tevens sterke camerabewegingen verminderd, bijvoorbeeld als u loopt (Dynamische modus). Opname* Beeldstabilisatie is alleen actief op het moment van de opname. Pan* Beeldstabilisatie compenseert alleen op- en neerwaartse camerabewegingen. Deze optie wordt aanbevolen voor het maken van opnamen van voorwerpen die horizontaal bewegen. Uit — * De instelling wordt gewijzigd in [Continu] als u films opneemt. • Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op een statief. • Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt. Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt. 175 Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1 te drukken (p. 47). Het beeld selecteren waarmee het afspelen begint  Selecteer [Ga verder] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Laatst gez De weergave wordt hervat met de laatst bekeken opname. Laatste f. De weergave wordt hervat met de laatst gemaakte opname. De functie Automatisch draaien uitschakelen Als u beelden afspeelt op de camera, worden beelden die in verticale richting zijn opgenomen automatisch gedraaid en verticaal weergegeven. U kunt deze functie uitschakelen.  Selecteer [Autom. draaien] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. • Beelden kunnen niet worden gedraaid (p. 145) als u [Autom. draaien] op [Uit] hebt gezet. Gedraaide beelden verschijnen dan ook in hun oorspronkelijke richting. • In Smart Shuffle (p. 128) worden beelden die verticaal zijn opgenomen ook verticaal weergeven, ook als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit],terwijl gedraaide beelden in de gedraaide richting worden weergegeven. 176 10 Nuttige informatie In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset en Eye-Fi-kaart (beide afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken. Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen en een lijst met functies en items die op het scherm verschijnen. 177 Aansluiten op het lichtnet Als u de voedingsadapterset ACK-DC60 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt, kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over de lading in de batterij. Schakel de camera uit. Plaats de koppeling.  Volg stap 2 op p. 18 om het klepje te openen, en plaats de koppeling op de afgebeelde wijze tot deze vastklikt.  Volg stap 5 op p. 18 om het klepje te sluiten. Aansluitpunten Sluit het snoer aan op de koppeling.  Open het klepje en steek de stekker helemaal in de koppeling. Sluit het netsnoer aan.  Sluit het netsnoer aan op de compacte voedingsadapter en steek vervolgens het andere uiteinde in een stopcontact.  Schakel de camera in als u deze wilt gebruiken.  Wanneer u de camera niet meer gebruikt, schakelt u de camera uit en haalt u het netsnoer uit het stopcontact. Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken. U kunt ook de voedingsadapterset ACK-DC10 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruiken. 178 Een Eye-Fi-kaart gebruiken Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van de Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 17). Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of uploaden naar een webservice. Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt u contact op met de fabrikant. Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt. • Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 180), kan de Eye-Fi-kaart nog steeds radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt voordat u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven verboden is, zoals ziekenhuizen en vliegtuigen. • Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de instellingen van de kaart of de computer. Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie. • Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de beeldoverdracht worden onderbroken. • Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden. • Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik. • De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt u oplossen door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten. Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het afspeelscherm (korte informatieweergave). (Grijs) Niet verbonden (Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt (Wit) Stand-by voor overdracht (Bewegend) Bezig met overdracht Onderbroken Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en weer aan. Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem met de kaart.) verschijnt in de overgedragen beelden. 179 Een Eye-Fi-kaart gebruiken • De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden (p. 52). • Als u kiest, wordt de Eye-Fi verbinding verbroken. Als u een andere opnamemodus kiest of de afspeelmodus opent, wordt de Eye-Fi verbinding weer geopend. Films die zijn gemaakt met de functie Filmsynopsis, kunnen dan echter opnieuw worden overgedragen. Verbindingsgegevens controleren U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart controleren. Selecteer [Verbindingsinfo].  Druk op de knop n en selecteer [Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3. Druk vervolgens op de knop m.  Druk op de knoppen op om [Verbindingsinfo] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.  Het verbindingsinfoscherm verschijnt. Eye-Fi-overdracht uitschakelen U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen. Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].  Druk op de knop n en selecteer [Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3. Druk vervolgens op de knop m.  Druk op de knoppen op om [Eye-Fi trans.] te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt? [Eye-Fi instellingen] verschijnt alleen als er een Eye-Fi-kaart in de camera is geplaatst. Als de Eye-Fi-kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u de verbindingsstatus van de kaart niet controleren en kunt u [Eye-Fi trans.] niet instellen op [Uit] als het schuifje is ingesteld op vergrendeld. 180 Problemen oplossen Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd. Voeding Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt. • • • • Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is (p. 15). Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18). Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 18). Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw. De batterij is snel leeg. • Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen. De lens wordt niet ingetrokken. • Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en weer uit (p. 18). Tv-weergave Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 130). Opnamen maken Er kunnen geen opnamen worden gemaakt. • Druk in de afspeelmodus (p. 22) de ontspanknop half in (p. 24). De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 45). De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen. Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel in films worden opgenomen. • Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren en kan een horizontale balk verschijnen. Een knipperende h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt, ook al wordt de ontspanknop helemaal ingedrukt (p. 27). verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (p. 54). • • • • Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 175). Stel de flitser in op h (p. 85). Verhoog de ISO-waarde (p. 88). Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 175). Het beeld is wazig. • Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in om een opname te maken (p. 24). • Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 202). 181 Problemen oplossen • Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 173). • Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld. • Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 96, 99). Ook als u de ontspanknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt de camera niet scherp. • Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de ontspanknop half indrukt, of als u de ontspanknop meerdere malen half indrukt, verschijnt het AF-kader en stelt de camera scherp. Het onderwerp is te donker. • • • • Stel de flitser in op h (p. 85). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 85). Pas het beeld aan met i-Contrast (pp. 89, 149). Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (pp. 101, 102). Het onderwerp is te licht (overbelicht). • • • • Stel de flitser in op ! (p. 54). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 85). Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (pp. 101, 102). Verminder de belichting van het onderwerp. Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 27). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 85). • Verhoog de ISO-waarde (p. 88). De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 85). • Stel de flitser in op ! (p. 54). Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser. • Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht. Het beeld is onzuiver of korrelig. • Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 88). • Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (pp. 65, 66). Ogen worden rood weergegeven (p. 104). • Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 173). Als u opnamen maakt met de flitser, gaat de lamp (aan de voorkant van de camera) aan (p. 42) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan. • Corrigeer beelden met rode-ogencorrectie (p. 150). Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het maken van continu-opnamen gaat langzamer. • Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 167). 182 Problemen oplossen Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC. • Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg 'Beschikbare functies per opnamemodus' en 'Opnamemenu' (pp. 190 – 197). Films opnemen De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt. • Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 23, 31). verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd. De camera heeft onvoldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen: • Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 167). • Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 112). • Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 112). De zoomfunctie werkt niet (p. 113). Het onderwerp lijkt vervormd. • Het onderwerp lijkt vervormd als het tijdens het opnemen snel langs de camera beweegt. Afspelen Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld. • Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen. Het afspelen stopt of het geluid valt weg. • Gebruik een geheugenkaart waarop een Low Level Format is uitgevoerd met deze camera (p. 167). • Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken. • Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films. Computer Kan geen beelden overdragen naar een computer. Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer. • Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te activeren. Houd de knop n ingedrukt en druk vervolgens tegelijkertijd op de knoppen o en m. Druk in het scherm dat wordt weergegeven op de knoppen qr om [B] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Eye-Fi-kaart Kan geen beelden overdragen (p. 179). 183 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende oplossingen proberen. Geen geheugenkaart • De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting (p. 18). Geheugenkaart op slot • Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart of Eye-Fi-kaart is ingesteld op 'LOCK'. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 17). Kan niet opnemen • U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (p. 18). Geheugenkaart fout (p. 167) • Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice (p. 18). Te weinig kaartruimte • Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 25, 30, 53, 83, 107) of beelden te bewerken (pp. 146 – 150). Wis de beelden (pp. 29, 138) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 17). Vervang \ Verwissel de accu (p. 17) Geen beeld. • Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven. Beveiligd! (p. 134) Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI/ RAW afspelen • Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden weergegeven. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden weergegeven. Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/ Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld. • Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 125), af te spelen in Smart Shuffle (p. 128), te markeren als favoriet (p. 140), te roteren (p. 145), te bewerken (pp. 146 – 150), toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 168), te categoriseren (p. 142) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 159). • Gegroepeerde beelden kunnen niet worden verwerkt (p. 80). • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot, afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst. 184 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen • Films kunnen niet worden vergroot (p. 125), afgespeeld in Smart Shuffle (p. 128), bewerkt (pp. 146 – 150), toegevoegd aan een afdruklijst (p. 159) of toegewezen aan het opstartscherm (p. 168). Ongeldig selectiebereik • Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 136, 139, 144, 162) hebt u geprobeerd een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam. Selectielimiet bereikt • U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder dan 998 beelden (p. 161). • Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 161). • U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 134), Wissen (p. 138), Favorieten (p. 140), My Category (p. 142) of Print instellingen (p. 159). Communicatie fout • Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken. Fout in benaming. • De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 169) of formatteer de geheugenkaart (p. 23). Lens fout • Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht. • Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens. Camerafout gedetecteerd (Foutnummer) • Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus. • Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de camera. Bestandsfout • Foto's van andere camera's of beelden die zijn gewijzigd met behulp van computersoftware, kunnen wellicht niet worden afgedrukt. Print fout • Controleer de instellingen van het papierformaat. Als dit bericht verschijnt terwijl de instellingen correct zijn, zet u de printer uit en weer aan en maakt u de instellingen opnieuw. Absorptiekussen inkt vol • Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice voor een vervangend inkt-absorptiekussen. 185 Informatieweergave op het scherm Opname (informatieweergave) Batterij-oplaadlampje (p. 15) Camerastand* Witbalans (p. 86) My Colors (p. 92) Transportmodus (p. 91) Raster (p. 174) Waarschuwing: camera beweegt (p. 27) Meetmethode (p. 101) Beeldkwaliteit (Compressie) (p. 61) / Resolutie (pp. 61, 112) Aantal opnamen (p. 62) Zelfontspanner (pp. 58, 59) * Beeldkwaliteit (films) (p. 112) Resterende tijd (p. 112) Digitale zoom (p. 55) / Digitale Tele-converter (p. 56) Scherpstelbereik (p. 94), AF lock (p. 99) Opnamemodus (p. 190), Compositiepictogram (p. 187) Flitsermodus (pp. 54, 85, 103) Rode-ogencorrectie (p. 150) AF-kader (p. 95) Spotmetingpuntkader (p. 101) Datum stempel (p. 57) ISO-waarde (p. 88) Eye-Fi verbindingsstatus (p. 179) AE-vergrendeling (p. 102), FE-vergrendeling (p. 102) Sluitertijd Beeldstabilisatie (p. 175) / Tijdzone (p. 171) Diafragmawaarde Belichtingscompensatie (p. 85) i-Contrast (p. 89) Super slow-motion film (p. 110) Zoombalk (p. 26) Knipperdetectie (p. 105) : Standaard, : Verticale stand Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave. Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet naar behoren. 186 Informatieweergave op het scherm Compositiepictogrammen In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de vastgestelde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld en worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur voor het onderwerp. Onderwerp Niet-menselijke onderwerpen Mensen Met veel In bewe- schaduw in het ging gezicht Achtergrond In bewe- Van ging dichtbij Achtergrondkleur pictogram Helder Grijs Tegenlicht — Inclusief blauwe luchten Lichtblauw Tegenlicht — Zonsondergangen — — Oranje Spotlight Donker Met een statief Donkerblauw * — * — * Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst. 187 Informatieweergave op het scherm Afspelen (uitgebreide informatieweergave) Films (p. 32), Snel na elkaar (p. 80), Afdruklijst (p. 159) My Category (p. 142) Opnamemodus (p. 190) ISO-waarde (p. 88), Afspeelsnelheid (Films) (p. 109) Belichtingscompensatie (p. 85) Witbalans (p. 86) Histogram (p. 45) Groep afspelen (p. 126), Beeld bewerken (pp. 146 – 150) Compressie (beeldkwaliteit) (p. 61) 188 Pixels opnemen (pp. 61, 112), MOV (Films) Eye-Fi-overdracht voltooid (p. 179) Batterij-oplaadlampje (p. 15) Meetmethode (p. 101) Mapnummer – bestandsnummer (p. 169) Nummer van weergegeven beeld / Totaal aantal beelden Sluitertijd (Foto's), Beeldkwaliteit / Aantal beelden (Films) (p. 112) Diafragmawaarde i-Contrast (pp. 89, 149) Flitser (p. 85) Scherpstelbereik (p. 94) Bestandsgrootte (pp. 62, 112) Foto's: Resolutie (p. 61) Films: Filmlengte (p. 112) Beveilig (p. 134) Favorieten (p. 140) My Colors (pp. 92, 148) Rode-ogencorrectie (pp. 104, 150) Opnamedatum en -tijd (p. 20) Informatieweergave op het scherm Overzicht van het filmbedieningspaneel in 'Films bekijken' (p. 32) Afsluiten Afspelen Afspelen in slow motion (U kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr. Geluid wordt niet afgespeeld.) Achteruit springen* (Gaat door met terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.) Vorig beeld (Terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.) Volgend beeld (Vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.) Vooruit springen* (Gaat door met vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.) * Bewerken (p. 114) Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer (p. 152). * Het beeld verschijnt ongeveer 4 sec. voor of na het huidige beeld. Tijdens het afspelen van de film kunt u vooruit of achteruit springen door op de knoppen qr te drukken. 189 Beschikbare functies per opnamemodus 4 Opnamemodi A Functie G I V Belichtingscompensatie (p. 85) —        AE-vergrendeling/FE-vergrendeling *1 (p. 102) —   — — — — — Scherpstelbereik (p. 94) Flitser (pp. 54, 85, 103)         e —    — — — — u —    — — — —         —        — h … *2   — — — — !         —   — — — — — Geen informatieweergave      — — — Informatieweergave         AF lock (p. 99) Schermweergave (p. 44) Menu FUNC. Meetmethode (p. 101)          — — — — — — —   — — — —         —   — —    —   — —    *4 —   — —    *4 —   — —    —   — —    My Colors (p. 92) *5 190  — —   — —    —   — —    —   — —    —   — —    —   — —    —   — —    Beschikbare functies per opnamemodus 4 S O P t ≈ xv  —        — TY w —      —  — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —                                   —                   —    — — —             — — — — — — — —            —   — — — — — — — — — — — — — — — — — *3  —                   — — — — — — — — — — — — — — — — —  — —     — — — —   —       —                                        — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —                    — — — — — — — — — — — — — — — —   — — — — — — — — — — — — — — — — —   — — — — — — — — — — — — — — — — —   — — — — — — — — — — — — — — — — —   — — — — — — — — — — — — — — — — —   — — — — — — — — — — — — — — — — —   — — — — — — — — — — — — — — — — —   — — — — — — — — — — — — — — — — —   — — — — — — — — — — — — — — — — —   — — — — — — — — — — — — — — — — —   — — — — — — — — — — — — — — — — —   — Menu FUNC. 191 Beschikbare functies per opnamemodus 4 Opnamemodi A Functie G I V Menu FUNC. Witbalans (p. 86) *6 Witbalanscorrectie onderwater (p. 87) ISO-waarde (p. 88) Zelfontspanner (pp. 58, 59) Instellingen zelfontspanner (p. 59) Transportmodus (p. 91) Verhouding (Foto’s) (p. 90) Pixels opnemen (p. 61) 192         —   — —    —   — —    —   — —    —   — —    —   — —    —   — —    — — — — — — — —         —   — — — — — —   — — — — — —   — — — — — —   — — — — — —   — — — — — — —   — — — —         Ò      — — — Î      — — — $ Vertraging*7      — — —      — — — Foto's*8   —   — — —         —  —   — — —   —                              — — — — — — — —         W Beschikbare functies per opnamemodus 4 TY w S O P t ≈ xv Menu FUNC.                      —  — — — — — — — — — — — —   —   —  — — — — — — — — — — — —   —   —  — — — — — — — — — — — —   —   —  — — — — — — — — — — — —   —   —  — — — — — — — — — — — —   —   —  — — — — — — — —  — — —   — — — — — — — — — — — — —  — — — — — —                    — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —                    — —                  — —                  — —                  — —                  — —                — — — —                    —              — — — — — — — — *9 —           — — — —  —                — — — — — — —             — — — — — — —               —  — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —             193 Beschikbare functies per opnamemodus 4 Opnamemodi A Functie G I V Menu FUNC. Compressieverhouding (p. 61) Beeldkwaliteit (films) (pp. 110, 112)                                                 — — — — — — — — — — — — — — — — *1 FE-vergrendeling niet beschikbaar indien ingesteld op !. *2 Kan niet worden geselecteerd, maar gaat naargelang de omstandigheden naar …. *3 Kan niet worden geselecteerd, maar gaat naar … als de flitser afgaat. *4 Witbalans kan niet worden geselecteerd. *5 U kunt contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtint instellen in 5 niveaus. *6 Niet beschikbaar in x en v. *7 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in modi waarin het aantal beelden niet kan worden ingesteld. *8 Ingesteld op 1 beeld in modi waarin het aantal beelden niet kan worden ingesteld. *9 Alleen en zijn beschikbaar. 194 Beschikbare functies per opnamemodus 4 TY w S O P t ≈ xv Menu FUNC.                                            —             —                   —                   —      —             — — — — — — — — — — — — — — — — — — —  — — — — — — — — — — — — — — — — — —   Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd. 195 Menu's 4 Opnamemenu 4 Opnamemodi A Functie AF Frame (p. 95) AF kader afm.*3 (p. 96) Digitale Zoom (p. 55) AF-Punt Zoom (p. 98) Servo AF (p. 100) AF-hulplicht (p. 173) Gezichts-AiAF*1 AF Tracking Centrum Normaal Klein Standaard Uit 1.5x 2.0x Aan Uit Aan Uit*4 Aan Uit Rode-Ogen Flits Instellingen (pp. 104, 174) Lamp Aan i-Contrast (p. 89) Bekijken (p. 174) terugkijken (p. 174) Knipperdetectie (p. 105) Raster (p. 174) IS modus (p. 175) Datum stempel (p. 57) Uit Automatisch Uit 2 sec. 3–10 sec. Vastzetten Uit Details Focus check Aan Uit Aan Uit Continu Opname Pan Uit Uit Datum Datum & Tijd  *2 Aan Uit Aan Uit — — —       —        —              — — —    G                                         —        —  —                            I V                     —                            —   —        —                    — — — —       —   —      —                    — — — —       —         —                    — — — —       —         —                   *1 De werking verschilt afhankelijk van de opnamemodus, wanneer er geen gezichten worden gedetecteerd. *2 Alleen beschikbaar door te drukken op de knop o (p. 28). *3 Beschikbaar wanneer het AF-kader is ingesteld op [Centrum]. 196 Menu's 4 TY w      —  — —   —    — — — — —         —         — —  — — — — —  — —   —    — — — — —         —         — —  — — — — —  — — —  —    — — — —  —        —     — — —  — —      —  — —           —                  — — — —   — —  — — —  —    —     —        —         — — — — — — — —  — — —  —    —     —        —         — —  —    —  — — —  —    —     —        —         — —                —     —        —         — —                —     —                 — —                —     —                 — —      —  — —       —     —                 — —                     —                   S O P t ≈ xv                    —         —                               —                                       —                   — —   —     —  —  —  — — — —  —        —                      —         —        —           — —   — —  — — —  —    —     —      — — —  —       — —  —    —  — — —  — —   — — — — — — — — — — — — — —     — —   — — *4 [Aan] wanneer bewegende personen worden gedetecteerd in A.  Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd. 197 Menu's 3 Menu Instellen Item Beschrijving Zie pagina mute Aan/Uit* Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 48 p. 49 Geluidsopties De geluiden instellen voor elke camerabewerking. p. 166 Hints en tips Aan*/Uit p. 166 LCD Helderheid De helderheid van het scherm aanpassen (5 niveaus). p. 50 opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartbeeld. Formateren Een geheugenkaart formatteren waarbij alle gegevens worden verwijderd. Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 169 Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 170 Lens intrekken 1 min.*/0 sec. Spaarstand Automatisch Uit: Aan*/Uit Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min p. 168 pp. 23, 167 p. 170 pp. 52, 170, 171 Tijdzone Thuis*/Wereld Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 21 Video Systeem NTSC/PAL p. 130 Ctrl via HDMI Inschakelen/Uitschakelen* p. 132 Eye-Fi instellingen Eye-Fi verbindingsinstellingen (verschijnt alleen als een Eye-Fi-kaart is geplaatst) p. 179 Taal Weergavetaal selecteren. p. 22 Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 51 * Standaardinstelling 198 p. 171 Menu's 1 Menu Afspelen Item Beschrijving Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen Zie pagina p. 122 Wissen Beelden wissen (Selectie, Select. reeks, Alle beelden). p. 138 Beveilig Beelden beveiligen (Selectie, Select. reeks, Alle beelden). p. 134 Roteren Beelden draaien. p. 145 Favorieten Beelden markeren als favoriet of de markering opheffen. p. 140 My Category Beelden indelen in categorieën (Selectie, Select. reeks). p. 142 i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's corrigeren. p. 149 Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 150 Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 147 Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 146 My Colors Kleuren in foto's aanpassen. p. 148 Beeld scrollen Aan*/Uit p. 118 Beelden groep. Aan*/Uit p. 127 Autom. draaien Aan*/Uit p. 176 Ga verder Laatst gez*/Laatste f. p. 176 Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 129 * Standaardinstelling 2 Menu Print Item Beschrijving Zie pagina Print Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten op een printer). — Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken. p. 161 Select. Reeks Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks die u wilt afdrukken. p. 162 Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 162 Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 162 Afdrukinstellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 160 199 Afspeelmodus Menu FUNC. Menu Item Beschrijving Zie pagina Roteren De weergegeven beelden draaien. p. 145 Print instellingen Instellingen voor het afdrukken van het weergegeven beeld ([Print]) selecteren of uitschakelen. Verschijnt als de camera is aangesloten op de printer. p. 159 Beveilig Het weergegeven beeld beveiligen of de beveiliging opheffen. p. 134 Favorieten Weergegeven beelden markeren als favoriet, of de markering opheffen. p. 140 Wissen Het weergegeven beeld wissen. p. 138 Groep afspelen Beelden die snel na elkaar zijn gemaakt, één voor één afspelen. p. 126 Film afspelen De film afspelen. p. 32 Filmsynopsis afspelen Films afspelen die in de modus Filmsynopsis zijn gemaakt. p. 119 Smart Shuffle Smart Shuffle starten. p. 128 Gefilterd afspelen Filter voor weergegeven beeld activeren/ annuleren. p. 120 Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 122 My Category Beelden indelen in categorieën. p. 142 200 Voorzorgsmaatregelen • Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten. • Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde beeldgegevens. • Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken. • Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camera of het scherm schoon te maken. • Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje. • Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de tas haalt. • Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt. 201 Specificaties Beeldsensor Effectieve pixels in camera ............. Ongeveer 12,1 miljoen pixels Lens Brandpuntafstand............................ 4x zoom: 5.0 (G) – 20.0 (T) mm (equivalent aan 35 mm: 28 (G) – 112 (T) mm) Scherpstelbereik ............................. 3 cm – oneindig (G), 50 cm – oneindig (T) • Macro 3 – 50 cm (G) Beeldstabilisatiesysteem ..................... Type lensverschuiving Beeldprocessor .................................. DIGIC 4 LCD-monitor Type ................................................ TFT-kleurenmonitor (breedbeeld) Formaat........................................... 7,6 cm (3,0 inch) Effectieve pixels .............................. Ongeveer 230.000 pixels Verhouding...................................... 4:3 Functies .......................................... Aanpassing helderheid (5 niveaus), Quick-bright LCD Focus Controlesysteem ............................. Autofocus: Per beeld (continu in automatische modus), Servo AF/Servo AE AF Frame ........................................ Gezichts-AiAf, AF Tracking, Centrum Meetsysteem ....................................... Deelmeting, Centrummeting, Spot Belichtingscompensatie (Foto’s) / Belichting (Films)................................. ±2 stops met stappen van 1/3 ISO-waarde (standaarduitvoergevoeligheid, aanbevolen belichtingsindex) .............. Auto, ISO 100/200/400/800/1600/3200 (in de P-modus) Witbalans............................................. Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H, Custom Sluitertijd.............................................. 1 – 1/1500 sec. 15 – 1/1500 sec. (volledig sluitertijdbereik) Diafragma Type ................................................ Rond (wordt samen met ND filter gebruikt) f/nummer......................................... f/2.8 – f/8.0 (G), f/5.9 – f/17 (T) Flitser Modi ................................................ Auto, Aan, Slow sync, Uit Bereik.............................................. 30 cm – 4,0 m (G), 50 cm – 2,0 m (T) 202 Specificaties Opnamemodi .......................................Auto, P, Filmsynopsis, Portret, Kinderen & dieren, Smart Shutter*, Snel na elkaar, Beste beeld selectie, Nachtscene handm, Donkere omgeving, Fisheye-effect, Miniatuureffect, Speels effect, Monochroom, Extra levendig, Poster-effect, Kleur Accent, Kleur wissel, Strand, Onderwater, Flora, Sneeuw, Vuurwerk, Lange sluiter, Stitch Hulp, Super slow-motion film • Druk op de filmknop om films op te nemen. * Glimlach, Knipoogdetectie, Gezicht-zelfontspanner Digitale Zoom ......................................Foto's/films: Ongeveer 4,0x (tot ongeveer 16x in combinatie met de optische zoomfunctie) Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter Continu-opnamen maken Modus .............................................Normaal Snelheid (normaal)..........................Ongeveer 3,4 beelden/sec. (in de P-modus) Ongeveer 8,2 beelden/sec. (in de modus Snel na elkaar) Aantal opnamen (bij benadering) (CIPA-normen) ....................................Ongeveer 230 Opnamemedia .....................................SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXCgeheugenkaart, MultiMediaCard, MMCplus-kaart, HC MMCplus-kaart Bestandstype.......................................Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard, compatibel met DPOF (versie 1.1) Gegevenstype Foto’s ..............................................Exif 2.3 (JPEG) Films................................................Films: MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens: Linear PCM (monauraal)) Aantal opnamepixels (resolutie) Foto´s ..............................................16:9 Groot: 4000 x 2248, Medium 1: 2816 x 1584, Medium 2: 1920 x 1080, Klein: 640 x 360 3:2 Groot: 4000 x 2664, Medium 1: 2816 x 1880, Medium 2: 1600 x 1064, Klein: 640 x 424 4:3 Groot: 4000 x 3000, Medium 1: 2816 x 2112, Medium 2: 1600 x 1200, Klein: 640 x 480 1:1 Groot: 2992 x 2992, Medium 1: 2112 x 2112, Medium 2: 1200 x 1200, Klein: 480 x 480 203 Specificaties Films ............................................... Super slow-motion film: 640 x 480 (120 bps*3 bij opnamen, 30 bps*2 bij afspelen), 320 x 240 (240 bps*4 bij opnamen, 30 bps*2 bij afspelen) Miniatuureffect: 1280 x 720*5, 640 x 480*5 Andere films dan Super slow-motion film of met Miniatuureffect: 1920 x 1080 pixels (24 bps*1), 1280 x 720 (30 bps*2), 640 x 480 (30 bps*2), 320 x 240 (30 bps*2) *1 Werkelijk aantal is 119,88 bps. *2 Werkelijk aantal is 29,97 bps. *3 Werkelijk aantal is 239,76 bps. *4 Opnamen maken: 6 bps/3 bps/1,5 bps, Afspelen: 30 bps*2 *5 Werkelijk aantal is 23,976 bps. Interface .............................................. Hi-speed USB HDMI-uitvoer Analoge audio/invoer (monauraal) Analoge video-uitgang (NTSC/PAL) Standaard voor direct afdrukken ......... PictBridge Voeding .............................................. Batterij NB-4L Compacte voedingsadapter CA-DC10 (indien gebruikt met DC/koppeling DR-10) Afmetingen (CIPA-normen) ................. 93,1 x 55,9 x 19,9 mm Gewicht (volgens CIPA-normen)......... Ongeveer 140 g (incl. batterij en geheugenkaart) Ongeveer 121 g (alleen camerabehuizing) 204 Specificaties Batterij NB-4L Type.....................................................Oplaadbare lithium-ionbatterij Spanning .............................................3,7 V DC Capaciteit.............................................760 mAh Oplaadcycli..........................................Ongeveer 300 x Bedrijfstemperatuur .............................0 – 40 °C Afmetingen ..........................................35,4 x 40,3 x 5,9 mm Gewicht................................................Ongeveer 17 gram Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE Nominale invoer...................................100 – 240 V AC (50/60 Hz), 0,1 A (100 V) – 0,06 A (240 V) Nominale uitvoer..................................4,2 V DC, 0,65 A Oplaadduur..........................................Ongeveer 1 uur en 30 minuten Bedrijfstemperatuur .............................0 – 40 °C Afmetingen ..........................................53,0 x 86,0 x 19,5 mm Gewicht................................................Ongeveer 60 g (CB-2LV) Ongeveer 55 g (CB-2LVE, excl. netsnoer) • Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon. • De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder kennisgeving. 205 Index A Aangepaste witbalans .............................. 86 Aansluiting................ 35, 130, 131, 152, 178 Accessoires .............................................. 39 AE-vergrendeling.................................... 102 AF  Scherpstellen AF Tracking ........................................ 28, 97 Afdrukken ............................................... 152 AF-kaders........................................... 26, 95 AF-Punt Zoom .......................................... 98 Afspelen  Bekijken Afspelen met overgangseffecten............ 129 AF-vergrendeling.............................. 99, 186 Alle beelden wissen................................ 139 AUTO-modus (Opnamemodus) ............... 25 AV-kabel............................................. 2, 130 B Batterij Oplaadlampje .................................... 15 Opladen ............................................. 14 Spaarstand ........................ 52, 170, 171 Batterijlader .......................................... 2, 39 Beelden Afspelen  Bekijken Beelden wissen ......................... 29, 138 Beveiligen ........................................ 134 Bewerken  Bewerken Weergaveduur ................................. 174 Beelden bekijken op een tv .................... 130 Beelden markeren als favoriet................ 140 Beelden wissen ................................ 29, 138 Beeldkwaliteit  Compressieverhouding Bekijken Beeld scrollen .................................. 118 Beelden op een tv............................ 130 Diavoorstelling ................................. 122 Enkelvoudige weergave .................... 28 Gefilterd afspelen ............................ 120 Indexweergave ................................ 118 Smart Shuffle................................... 128 Vergrote weergave .......................... 125 206 Belichting AE-vergrendeling............................. 102 Correctie ............................................ 85 FE-vergrendeling ............................. 102 Bestandsnummering .............................. 169 Beveiligen............................................... 134 Bewerken Formaat veranderen (beelden kleiner maken) .................. 146 i-Contrast ......................................... 149 My Colors ........................................ 148 Rode-ogencorrectie ......................... 150 Trimmen .......................................... 147 Bijgesloten items  Accessoires C Camera De camera vasthouden ..................... 13 Standaardinstellingen ........................ 51 Camerabeweging ....................... 27, 54, 175 Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ......... 2 Centrum (modus AF Frame) .................... 96 Compressie (beeldkwaliteit) ..................... 61 Continu-opnamen maken ......................... 91 Beste beeld selectie .......................... 81 Snel na elkaar.................................... 80 D Datum en tijd  Datum/Tijd Datum/Tijd Instelling ............................................ 20 Toevoegen aan beeld........................ 57 Wereldklok....................................... 171 Wijzigen ............................................. 21 Diavoorstelling........................................ 122 Digitale Tele-converter ............................. 56 Digitale Zoom ........................................... 55 Donkere omgeving (opnamemodus) ........ 65 DPOF ..................................................... 159 Dynamische modus................................ 175 E Extra levendig (opnamemodus) ............... 68 Eye-Fi-kaart...................................... 17, 179 Index F K Fabrieksinstellingen  Standaardinstellingen FE-vergrendeling ............................ 102, 186 Films Beeldkwaliteit (resolutie/ aantal beelden) ................................ 112 Bekijken (Afspelen)............................ 32 Bewerken......................................... 114 Opnametijd ................................ 31, 112 Filmsynopsis (opnamemodus).................. 67 Fisheye-effect (opnamemodus)................ 69 Flitser Aan .................................................... 85 Slow sync......................................... 103 Uit ...................................................... 54 Flora (opnamemodus) .............................. 65 Focus check ........................................... 124 Focusvergrendeling .................................. 96 Formaat wijzigen (beelden kleiner maken) ......................... 146 Formatteren (geheugenkaart)........... 23, 167 Formatteren  Geheugenkaarten formatteren Foutmeldingen........................................ 184 Kinderen & dieren (opnamemodus).......... 64 Kleur Wissel (opnamemodus) .................. 72 Kleuraccent (opnamemodus) ................... 71 Klokfuncties .............................................. 52 Knipoogdetectie (opnamemodus)............. 76 Knipperdetectie....................................... 105 G Geheugenkaarten..................................... 17 Beschikbare opnamen ................. 19, 62 Formatteren ............................... 23, 167 Opnametijd ........................................ 31 Geluidsinstellingen ................................... 48 Gezichts-AiAF (modus AF Frame) ........... 95 Gezicht-zelfontspanner (opnamemodus) ....................................... 77 Glimlach (opnamemodus) ........................ 75 I i-Contrast .......................................... 89, 149 Interfacekabel ............................... 2, 35, 152 ISO-waarde ...................................... 88, 186 L Lampje.................................. 42, 43, 45, 173 Lange sluiter (opnamemodus).................. 79 LCD-monitor  Scherm Lichtnet ................................................... 178 M Macro (AF-instelling) ................................ 94 Meetmethode.......................................... 101 Menu Basishandelingen .............................. 47 Lijst .................................................. 196 Menu FUNC. Lijst .................................................. 200 Menu.................................................. 46 Miniatuureffect (opnamemodus)....... 70, 109 Monochroom (opnamemodus) ................. 73 MultiMediaCard/MMCplus  Geheugenkaarten My Category ........................................... 142 My Colors (Afspelen) .............................. 148 My Colors (opname) ................................. 92 N Nachtscene handm. (opnamemodus) ....................................... 65 O Onderwater (opnamemodus).................... 65 Oneindig (AF-instelling) ............................ 94 Opnamen maken Aantal opnamen..................... 15, 19, 62 Opname Info .................................... 186 Opnamedatum en -tijd  Datum/Tijd Opnametijd ........................................ 31 Opnamen maken via een tv.................... 105 Overzicht van de onderdelen.................... 42 207 Index P P (opnamemodus).................................... 84 PictBridge ......................................... 40, 152 Polsriem  Riem Portret (opnamemodus) ........................... 64 Poster-effect (opnamemodus).................. 68 Problemen oplossen............................... 181 Programma automatische belichting ........ 84 R Raster............................................. 174, 186 Reizen naar het buitenland ........ 15, 39, 171 Resolutie (beeldgrootte) ........................... 61 Riem ..................................................... 2, 13 Rode-Ogen Corr..................................... 104 Rode-ogencorrectie................................ 150 Roteren................................................... 145 S Scherm Heen en weer schakelen tussen weergaven ......................................... 44 Informatieweergave ................. 186, 188 Menu  Menu FUNC., Menu Taal van LCD-scherm........................ 22 Scherpstelbereik Macro................................................. 94 Oneindig ............................................ 94 Scherpstellen AF-kaders .................................... 26, 95 AF-Punt Zoom ................................... 98 AF-vergrendeling ............................... 99 Servo AF.......................................... 100 SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart  Geheugenkaarten Sepiakleurig.............................................. 92 Servo AF ................................................ 100 Smart Shuffle.......................................... 128 Sneeuw (opnamemodus) ......................... 66 Software Beelden downloaden naar een computer om te bekijken ............ 33 Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk... 2 Installatie ........................................... 34 Softwarehandleiding ............................ 2 208 Spaarstand ............................... 52, 170, 171 Speels effect (opnamemodus) ................. 74 Standaardinstellingen............................... 51 Stitch Hulp (opnamemodus)..................... 82 Strand (opnamemodus)............................ 65 Super slow motion (opnamemodus)....... 110 T Taal van LCD-scherm .............................. 22 Transportmodus ....................................... 91 Trimmen ................................................. 147 V Vergrote weergave ................................. 125 Verhouding ............................................... 90 Video  Films Voeding  Batterij, voedingsadapterset Voedingsadapterset ......................... 39, 178 Vuurwerk (opnamemodus) ....................... 66 W Wereldklok.............................................. 171 Witbalans.................................................. 86 Z Zelfontspanner 10 seconden-zelfontspanner ............. 58 2 seconden-zelfontspanner ............... 59 Gezicht-zelfontspanner (opnamemodus) ................................ 77 Knipoogdetectie (opnamemodus)...... 76 Vertraging en aantal opnamen wijzigen.............................................. 59 Zoomen ........................................ 26, 30, 55 Zwart-witfoto's .......................................... 92 Disclaimer • Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden bewaard zonder toestemming van Canon. • Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. • De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins afwijken van het werkelijke apparaat. • Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten. CEL-SQ6PA280 © CANON INC. 2011
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209

Canon IXUS 117 HS Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor