Documenttranscriptie
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
• Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door.
• Bewaar de handleiding, zodat u deze later nog kunt raadplegen.
De inhoud van de verpakking controleren
Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de onderstaande
onderdelen bevat. Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de
leverancier van het product.
Camera
Batterij NB-4L
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LV/CB-2LVE
Interfacekabel
IFC-400PCU
AV-kabel
AVC-DC400
Polsriem WS-DC7
Introductiehandleiding
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Canon
garantiesysteemboekje
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk.
• Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de vele functies van de
camera gebruiken om foto's met geavanceerdere instellingen te maken.
• Handleiding voor persoonlijk afdrukken
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten
op een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken.
• Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken.
• Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
• U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt de
Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer (alleen
noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
2
Lees dit eerst
Proefopnamen
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het
auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp
van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere
wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Zie het Canon garantiesysteemboekje bij de camera voor meer informatie
over de garantie op de camera. Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje
voor de contactgegevens van de Canon Klantenservice.
LCD-scherm
• Het LCD-scherm is gemaakt van gehard glas, maar kan bij harde schokken
breken. Lees de veiligheidsvoorschriften (p. 9) goed door. Wees voorzichtig
als het glas breekt zodat u zich niet verwondt aan de scherven.
• Voor het vervaardigen van het LCD-scherm zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
• Er zit mogelijk een dunne plastic laag over het LCD-scherm om dit te
beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera in gebruik neemt.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van
een storing.
3
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten . . . . . 25
Opnamen maken in speciale omstandigheden . . . . . . . . . . . . . 56 – 58
Mooie opnamen maken van mensen
I
Portretten
(p. 56)
F
Bij nacht
(p. 56)
V
w
Kinderen en dieren Op het strand
(p. 57)
(p. 57)
P
In de sneeuw
(p. 58)
Diverse andere opnamen maken
’
Binnen
(p. 57)
t
Vuurwerk
(p. 58)
S
Onderwater
(p. 57)
Weinig licht
(p. 57)
Scherpstellen op gezichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 61, 62, 63, 87
Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan
worden gebruikt (de flitser uitschakelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Foto’s waarop ik ook sta (zelfontspanner) . . . . . . . . . 62, 63, 69, 82, 83
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen. . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . . . . 74
Sepiakleurige of zwart-witfoto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Effecten toevoegen en opnamen maken (fisheye-effect,
miniatuur-effect) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
De grootte wijzigen van de opname (pixels opnemen) . . . . . . . . . . . 75
Continu foto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
De ISO-waarde wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Scherpstellen op bewegende onderwerpen (Servo AF) . . . . . . . . . . 89
Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast) . . . . . . . . . . . . 93
4
Wat wilt u doen?
1
Weergeven
Mijn foto's bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling). . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Foto's bekijken op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117, 118
Foto's bekijken op een computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Snel foto's zoeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110, 111
Foto's wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30, 123
Foto's beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
E
Films maken en bekijken
Films opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33, 106
2
Print
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Opslaan
Beelden opslaan op een computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
3
Overige
Geluid uitzetten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
De camera gebruiken in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 148
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven . . . . . . . . . . . . . 162
5
Inhoudsopgave
De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte
functies van deze camera. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde
functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren ....................................2
Lees dit eerst .....................................3
Wat wilt u doen? ................................4
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt.............................8
Veiligheidsvoorschriften.....................9
1 Aan de slag ....................13
De batterij opladen...........................14
Geheugenkaarten formatteren
(afzonderlijk verkrijgbaar) ............16
De interne oplaadbare
lithiumbatterij recycleren..............16
De batterij en geheugenkaart
plaatsen.......................................17
De datum en tijd instellen ................20
De taal van het scherm instellen......22
Geheugenkaarten formatteren.........23
De sluiterknop indrukken .................24
Foto's maken (Smart Auto) ..............25
Beelden bekijken .............................29
Beelden wissen................................30
Films opnemen ................................31
Films bekijken ..................................33
Beelden downloaden naar een
computer voor weergave.............35
Accessoires .....................................39
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires ...40
2 Meer informatie..............43
Overzicht van de onderdelen...........44
Schermweergave.............................46
Lampje .............................................47
Menu FUNC. – Basishandelingen ...48
MENU – Basishandelingen..............49
De geluidsinstellingen wijzigen ........50
De helderheid van het scherm wijzigen....51
6
De standaardinstellingen van de
camera herstellen ....................... 52
Low Level Format uitvoeren
op geheugenkaart....................... 53
De spaarstandfunctie
(Automatisch Uit) ........................ 54
Klokfuncties..................................... 54
3 Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies.....55
Opnamen maken in diverse
omstandigheden ......................... 56
Effecten toevoegen en opnamen
maken ......................................... 59
Een glimlach detecteren en een
opname maken ........................... 61
Knipoogdetectie gebruiken.............. 62
De gezicht-zelfontspanner gebruiken ... 63
De flitser uitzetten ........................... 65
Inzoomen op onderwerpen
(Digitale zoom)............................ 66
Datum en tijd aan de opname
toevoegen ................................... 68
De zelfontspanner gebruiken .......... 69
4 Zelf instellingen
selecteren.......................71
Opnamen maken in Programma
automatische belichting .............. 72
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie) ............ 73
De flitser inschakelen ...................... 73
Close-ups maken (macro)............... 74
Onderwerpen op grote afstand
fotograferen (oneindig) ............... 74
De resolutie wijzigen
(beeldgrootte) ............................. 75
Inhoudsopgave
De compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit)............................ 75
De ISO-waarde wijzigen ................. 77
De witbalans aanpassen................. 78
Continu-opnamen maken................ 80
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors) ................................. 81
Opnamen maken met de
2 seconden-zelfontspanner ........ 82
De zelfontspanner aanpassen ........ 83
Opnamen maken via een tv ............ 84
De compositie van de
opname wijzigen met
de focusvergrendeling ................ 84
5 Haal meer uit uw
camera............................85
De modus AF Frame wijzigen......... 86
Het autofocuskader vergroten......... 87
Opnamen maken met
AF lock........................................ 88
Opnamen maken met Servo AF ..... 89
De meetmethode wijzigen............... 90
Opnamen maken met de
AE lock ....................................... 91
Opnamen maken met de
FE lock........................................ 91
Opnamen maken met langzame
synchronisatie............................. 92
De helderheid corrigeren en
opnamen maken (i-Contrast)...... 93
Rode-ogencorrectie ........................ 94
Controleren op gesloten ogen......... 95
Opnamen met lange
sluitertijd maken.......................... 96
De kleur wijzigen en
opnamen maken......................... 97
Opnamen maken met Stitch-hulp ... 100
6 Diverse functies voor het
opnemen van films........ 101
Overige opnamefuncties ............... 105
Afspeelfuncties .............................. 106
Bewerken ...................................... 107
7 Diverse functies
gebruiken voor afspelen
en bewerken..................109
Snel naar beelden zoeken............. 110
Beelden bekijken met de
filterweergave............................ 111
Diavoorstellingen bekijken............. 113
De focus controleren ..................... 115
Beelden vergroten ......................... 116
Beeldovergangen wijzigen ............ 116
Beelden bekijken op een tv ........... 117
Beelden weergeven op
een hdtv .................................... 118
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle).......................... 119
Beelden beveiligen ........................ 120
Alle beelden wissen....................... 123
Beelden indelen in categorieën
(My Category) ........................... 125
Beelden markeren als favoriet....... 127
Beelden roteren............................. 129
Het formaat van beelden wijzigen... 130
Trimmen ........................................ 131
Effecten toepassen met
de functie My Colors ................. 132
De helderheid corrigeren
(i-Contrast) ................................ 133
Het rode-ogeneffect corrigeren ..... 134
8 Afdrukken.....................135
Beelden afdrukken ........................ 136
Afdrukken via de afdruklijst
(DPOF)...................................... 138
Beelden selecteren voor
afdrukken (DPOF)..................... 140
De filmmodus wijzigen .................. 102
De beeldkwaliteit wijzigen ............. 103
AE lock/belichting.......................... 104
7
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt
9 De camera-instellingen
aanpassen ....................143
De camera-instellingen wijzigen ....144
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen......................................150
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen......................................153
10 Nuttige informatie ......155
Aansluiten op het lichtnet .............. 156
Problemen oplossen ..................... 157
Lijst met berichten die op het
scherm verschijnen................... 160
Informatieweergave op
het scherm ................................ 162
Beschikbare functies per
opnamemodus .......................... 164
Menu's........................................... 166
Voorzorgsmaatregelen.................. 170
Specificaties .................................. 171
Index ............................................. 175
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
• In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars
van de camera voorstellen.
• Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
• De knoppen die een richting aanduiden en de knop FUNC./SET worden
aangeduid met de volgende pictogrammen.
(Knop Omhoog)
(Knop FUNC./SET)
(Knop Rechts)
(Knop Links)
(Knop Omlaag)
•
: tips voor het oplossen van problemen.
•
: suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen.
•
: zaken waarmee u voorzichtig moet zijn.
•
: aanvullende informatie.
• (p. xx): Referentiepagina's. "xx" geeft het paginanummer aan.
• In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
• De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
8
Veiligheidsvoorschriften
• Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt.
Bedien de camera altijd zoals wordt beschreven in de handleiding.
• De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of
bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
• Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die
u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel of
levensgevaar.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de
apparatuur.
Waarschuwing
Camera
• Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd
vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
• Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Geheugenkaart: Gevaarlijk indien deze wordt ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk
contact op met uw huisarts.
• Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen tenzij hiervoor
expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding.
• Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
• Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners
om de apparatuur schoon te maken.
• Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
• Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Gebruik van andere voedingsbronnen kan brand of elektrische schokken veroorzaken.
9
Veiligheidsvoorschriften
Batterij en batterijlader
• Gebruik alleen de aanbevolen batterijen.
• Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
• Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of
andere vloeistoffen.
• Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen.
• Laat de batterij niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Dit kan leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de omgeving
kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding
met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met
water en medische hulp inschakelen.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt
u contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
• Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden.
• Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied
eromheen.
• Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
• Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van
het stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de
apparatuur niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet
volledig in het stopcontact is geplaatst.
• Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) in
contact komen met de contactpunten of stekker van de oplader.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Andere waarschuwingen
• Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u bovendien
de luidsprekers beschadigen. Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon
draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt.
Voorzichtig
• Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan
schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
• Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan de camera beschadigen of verwondingen veroorzaken.
• Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan
leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Hoge temperaturen
kunnen ook de behuizing vervormen.
10
Veiligheidsvoorschriften
• De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer
iemand hier lang naar kijkt.
• Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Voorzichtig
• Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
• Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
• Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die
vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of
ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het
apparaat voorkomen.
• Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze
uit het stopcontact.
• Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit
en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
• Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
• Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie.
• Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een
explosie, wat kan leiden tot brand of ander letsel.
• Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Hierdoor kan het LCD-scherm beschadigd raken of kunnen er storingen in de werking van
het scherm optreden.
• Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het LCD-scherm als
u de camera in uw tas stopt.
• Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Hierdoor kan het LCD-scherm beschadigd raken of kunnen er storingen in de werking van
het scherm optreden.
11
12
1
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken, wissen en afdrukken
van de gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt
het maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar
een computer.
De riem bevestigen/de camera vasthouden
• Bevestig de meegeleverde riem aan de camera en draag deze om uw
pols tijdens het maken van opnamen, om te voorkomen dat u de camera
laat vallen.
• Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan
weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren.
Riem
13
De batterij opladen
Gebruik de meegeleverde lader om de batterij op te laden. Bij aankoop is de
batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
● Zorg dat de markering S op de batterij
overeenkomt met de markering op de
lader en plaats vervolgens de batterij door
deze naar binnen
en naar beneden
te schuiven.
Laad de batterij op.
● Voor CB-2LV: kantel de stekker naar
CB-2LV
CB-2LVE
buiten
en steek deze in een
stopcontact
.
● Voor CB-2LVE: sluit het netsnoer aan
op de batterijlader en steek het andere
uiteinde in een stopcontact.
X Het oplaadlampje gaat rood branden en
het opladen begint.
● Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het laden duurt
ongeveer 1 uur en 30 minuten.
Verwijder de batterij.
● Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen
en omhoog
te schuiven.
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij te
beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
14
De batterij opladen
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering)
Aantal opnamen
230
6
Afspeeltijd (uren)
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de
CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
• Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden,
kleiner dan hierboven is aangegeven.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht om de resterende
lading van de batterij aan te geven.
Weergave
Betekenis
Voldoende opgeladen.
Lets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(knippert rood)
Bijna leeg. Laad de batterij op.
"Vervang\Verwissel accu"
Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de lader efficiënt gebruiken
• Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
Plaats het klepje zodanig op een geladen
batterij dat de markering S zichtbaar is.
• De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt.
Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een
batterij die niet volledig leeg is een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt,
kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
• U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V
(50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische
transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
• De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem.
Als de batterij echter zodanig opzwelt dat ze niet meer in de camera past, moet
u contact opnemen met een helpdesk van Canon Klantenservice.
• Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt.
Koop dan een nieuwe batterij.
15
Geheugenkaarten formatteren
(afzonderlijk verkrijgbaar)
•
•
•
•
•
•
SD-geheugenkaarten (2 GB en minder)*
SDHC-geheugenkaarten (meer dan 2 GB, maximaal 32 GB)*
SDXC-geheugenkaarten (meer dan 32 GB)*
MultiMediaCard-geheugenkaarten
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
* Deze geheugenkaart is compatibel met de SD-standaarden. Sommige kaarten
werken mogelijk niet goed, afhankelijk van het gebruikte kaartmerk.
Afhankelijk van het besturingssysteem van uw computer worden
SDXC-geheugenkaarten mogelijk niet herkend wanneer u een kaartlezer
gebruikt. Controleer vooraf of deze functie wordt ondersteund door uw
besturingssysteem.
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recycleren
Als u de camera wilt weggooien, dient u eerst de interne oplaadbare
lithiumbatterij te verwijderen en recycleren overeenkomstig plaatselijke
voorschriften.
Draai de schroeven van de
behuizing los.
● Draai de schroeven van de behuizing aan
de zijkanten en onderzijde los.
Raak de flitser nooit aan!
Verwijder de voorkant.
● Verwijder de voorkant door deze
onderaan op te tillen.
Raak de flitser nooit aan. Anders
kunt u een elektrische schok
oplopen door het hoge voltage.
16
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Raak dit gedeelte nooit aan!
Verwijder de batterij.
Raak het gebied dat in de afbeelding
is gemarkeerd nooit aan. Anders
kunt u een elektrische schok
oplopen door het hoge voltage.
Verwijder de camerabehuizing alleen wanneer u de interne
oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen zodat u deze batterij
kunt recycleren voordat u de camera weggooit.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk
verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
● Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging bevat, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Duw het
schuifje omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
● Schuif het klepje naar buiten
omhoog
en
om het te openen.
17
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de batterij.
● Plaats de batterij op de afgebeelde wijze
totdat deze vastklikt.
● Zorg dat u de batterij in de juiste richting
plaatst, anders klikt deze niet goed vast.
Aansluitpunten
Plaats de geheugenkaart.
● Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
● Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Aansluitpunten
Sluit het klepje.
● Sluit het klepje
en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt
.
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten hebben een schuifje voor
schrijfbeveiliging. Als dit schuifje is ingesteld op vergrendeld, verschijnt op het
scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen.
18
De batterij en geheugenkaart plaatsen
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
● Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting van
de pijl.
X De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
● Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Geheugenkaart
Aantal opnamen
4 GB
1058
16 GB
4334
• Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camerainstellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de
opnamemodus is ingesteld (p. 25).
Aantal opnamen dat
kan worden gemaakt
19
De datum en tijd instellen
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera
voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw
opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het
belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
● Druk op de knop ON/OFF.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
● Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
● Druk op de knoppen op om een waarde
in te stellen.
Voltooi de instelling.
● Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
● Als u op de knop ON/OFF drukt, wordt de
camera uitgeschakeld.
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
Instellingen voor zomertijd
Als u bij stap 2
selecteert en met behulp van de knoppen op de instelling
selecteert, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld.
20
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open de menulijst.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [Datum/Tijd]
te selecteren en druk op de knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
● Volg stap 2 en 3 op p. 20 om de instelling
te wijzigen.
● Als u op de knop n drukt, wordt het
menu gesloten.
Datum/tijd-batterij
• De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij. Dit is een reservebatterij
die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de
andere batterij is verwijderd.
• Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 40), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur
worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
• Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 20 om de datum en tijd in te stellen.
21
De taal van het scherm instellen
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
● Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
● Houd de knop m ingedrukt terwijl u op de
knop n drukt.
X Het instellingenscherm wordt
weergegeven.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
● Druk op de knoppen opqr om een taal
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en
de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de
klok te sluiten en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te
drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal]
te selecteren.
22
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken of een geheugenkaart die
is geformatteerd in een ander apparaat, moet u de kaart formatteren met deze
camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden
alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt
herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om
[Formateren] te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Formatteer de geheugenkaart.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Er wordt een bevestigingsscherm
weergegeven.
● Druk op de knoppen op om [OK] te
selecteren en druk op de knop m.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
X Na het formatteren wordt [Geheugenkaart
is geformatteerd] weergegeven op het
scherm.
● Druk op de knop m.
Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op
de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op de kaart en
garandeert niet dat de inhoud volledig wordt gewist. Wees voorzichtig bij het
downloaden of weggooien van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen,
zoals het fysiek vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart
weggooit, om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
23
De sluiterknop indrukken
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op
de geheugenkaart.
De sluiterknop indrukken
Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de
knop daarna helemaal in om de opname te maken.
Druk de knop half in (om scherp
te stellen).
● Druk de knop half in totdat de camera
tweemaal piept en AF-kaders worden
weergegeven op het punt waarop de
camera is scherpgesteld.
Druk de knop volledig in (om de
opname te maken).
X U hoort het geluid van de sluiter als de
opname wordt gemaakt.
● Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
• Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
• Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u een opname maakt zonder de sluiterknop half in te drukken, is het
beeld wellicht onscherp.
24
Foto's maken (Smart Auto)
De camera kan de onderwerp- en opnameomstandigheden bepalen, zodat
u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten
selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken.
De camera kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch
scherpstellen, waarna de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld.
Schakel de camera in.
● Druk op de knop ON/OFF.
X Het opstartscherm verschijnt.
Selecteer de modus A.
● Stel de modusschakelaar in op A.
● Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze de
compositie bepaalt.
X Het pictogram voor de ingestelde
compositie wordt weergegeven in de
rechterbovenhoek van het scherm.
X De camera stelt scherp op gedetecteerde
gezichten en geeft kaders weer rond deze
gezichten.
Kies de compositie.
● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt
Zoombalk
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar j draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner
lijkt (de zoombalk wordt weergegeven).
Stel scherp.
● Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
25
Foto's maken (Smart Auto)
X Wanneer de camera scherpstelt, hoort
u tweemaal een piepgeluid en er worden
AF-kaders weergegeven waarop de
camera heeft scherpgesteld.
Verschillende AF-kaders worden
weergegeven wanneer de camera is
scherpgesteld op meer dan één punt.
AF-kader
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop helemaal in.
X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
X De foto verschijnt gedurende enkele
seconden op het scherm.
● Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de sluiterknop drukken om
een volgende foto te maken.
26
Foto's maken (Smart Auto)
Compositiepictogrammen
De camera geeft automatisch een pictogram weer voor de bepaalde
compositie en stelt vervolgens automatisch de focus in en selecteert de
optimale instellingen voor de helderheid en kleur voor het onderwerp.
Achtergrond
Onderwerp
Inclusief blauwe
Zonsonluchten
derganTegenTegengen
licht
licht
Helder
Mensen
Donker
Met een
statief
—
In beweging
—
*
—
—
Niet-menselijke
onderwerpen/
landschappen
*
Onderwerpen van
dichtbij
Achtergrondkleur
pictogram
—
Grijs
Lichtblauw
Oranje
—
Donkerblauw
* Wordt weergegeven wanneer de compositie donker is en de camera aan een
statief is bevestigd.
Onder bepaalde omstandigheden past het weergegeven pictogram niet
bij de werkelijke compositie. Dit gebeurt met name wanneer er een
oranje of blauwe achtergrond is (bijvoorbeeld een muur);
of het
pictogram "Inclusief blauwe luchten" wordt weergegeven, waardoor
u geen foto's kunt maken met de juiste kleur. Probeer in dat geval
opnamen te maken in de modus G (p. 72).
27
Foto's maken (Smart Auto)
Wat als...
• Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van
het hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs
kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik (p. 86).
Als het hoofdonderwerp beweegt, worden echter grijze kaders weergegeven.
• Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de sluiterknop half indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd.
De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast (Servo AF).
• Wat als het lampje oranje knippert en
knippert op het scherm?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en
daardoor het beeld onscherp maken.
• Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle
camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het
geluid in te schakelen, drukt u op de knop n, selecteert u het tabblad 3 en
vervolgens de optie [mute]. Druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
• Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Duw de zoomknop naar j
en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera bevindt zich in
de maximale groothoekinstelling en u kunt opnamen maken binnen het
effectieve flitsbereik van ongeveer 30 cm – 4,0 m.
Duw de zoomknop naar i en houd de knop vast tot de lens niet meer
beweegt. De camera bevindt zich in de maximale telelensinstelling en u kunt
opnamen maken binnen het effectieve flitsbereik van ongeveer 50 cm – 2,0 m.
• Wat als de camera één keer piept wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt?
Het onderwerp is te dichtbij. Duw de zoomknop naar j en houd de knop
vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale
groothoekinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer
3 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden.
Duw de zoomknop naar i en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt.
De camera staat nu in de maximale telelensinstelling en u kunt scherpstellen op
onderwerpen die zich ongeveer 80 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden.
• Wat als het lampje gaat branden wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken,
kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
• Wat als het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen.
28
Beelden bekijken
U kunt de foto's die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
● Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
● Als u op de knop q drukt, doorloopt
u de beelden in omgekeerde volgorde
van opname, van het nieuwste beeld naar
het oudste.
● Als u op de knop r drukt, doorloopt
u de beelden in volgorde van opname,
van het oudste beeld naar het nieuwste.
● De beelden wisselen sneller als
u de knoppen qr ingedrukt houdt.
● Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken.
● Als u nogmaals op de knop 1 drukt
terwijl de lens is ingetrokken, wordt de
stroom uitgeschakeld.
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de sluiterknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar
de opnamemodus.
29
Beelden wissen
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
● Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
● Druk op de knoppen qr om een beeld
weer te geven dat u wilt wissen.
Wis het beeld.
● Druk op de knop p.
X [Wissen ?] verschijnt.
● Druk op de knoppen qr om [Wissen]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
● Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op
de knoppen qr om [Stop] te selecteren
en drukt u vervolgens op de knop m.
30
Films opnemen
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog
op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen.
Als u de camera een lange tijd gebruikt, kan deze warm worden. Dit is niet
het gevolg van een storing.
Selecteer de modus E.
● Stel de modusschakelaar in op E.
Opnametijd
Stel de compositie samen.
● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar j draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Stel scherp.
● Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen.
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop helemaal in.
31
Films opnemen
Verstreken tijd
X De camera begint met de filmopname en
op het scherm verschijnen [ REC] en de
verstreken tijd.
● Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de sluiterknop.
● Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar
worden de helderheid en de kleurtoon
automatisch aangepast.
● Raak de microfoon niet aan tijdens
de opname.
● Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de sluiterknop. Het geluid van
de knoppen wordt in de film opgenomen.
Microfoon
Stop de opname.
● Druk de sluiterknop nogmaals helemaal in.
X De camera geeft één pieptoon en stopt
met opnemen.
X De film wordt naar de geheugenkaart
weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Het onderwerp vergroten tijdens de opname
Als u de zoomknop naar i draait, zoomt u in op het onderwerp.
De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen en de film kan grof lijken.
Geschatte opnametijden
Geheugenkaart
Opnametijd
4 GB
21 min. 23 sec.
16 GB
1 uur 27 min. 37 sec.
• Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
• De maximale cliplengte is ongeveer tien minuten.
• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of
hoger gebruiken.
32
Films bekijken
U kunt de films die u hebt gemaakt, op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
● Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
X
wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
● Druk op de knoppen qr om een film te
selecteren.
Speel de film af.
● Druk op de knop m, druk op de knoppen
op om
te selecteren en druk
nogmaals op de knop m.
X De film wordt afgespeeld.
● Als u nogmaals op de knop m drukt,
wordt de film onderbroken en het
bedieningspaneel weergegeven. Druk op
de knoppen qr om
(Afspelen) te
selecteren en druk op de knop m om het
afspelen te hervatten.
● Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
X Na het einde van de film verschijnt
.
33
Films bekijken
Wat als u geen films kunt afspelen op een computer?
• Installeer de software (p. 36).
• Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave
kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de
computercapaciteit.
• Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart
te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen. Voor
geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie.
34
Beelden downloaden naar een computer
voor weergave
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar
een computer te downloaden zodat u deze kunt bekijken. Als u ZoomBrowser
EX/ImageBrowser al gebruikt, installeert u de software van de meegeleverde
cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven.
Systeemvereisten
Windows
Windows 7
Besturingssysteem Windows Vista (inclusief Service Pack 1 en 2)
Windows XP Service Pack 2, Service Pack 3
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
Computermodel
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
Beelden weergeven: Pentium 1,3 GHz of sneller
CPU
Films weergeven: Core2 Duo 1,66 GHz of sneller
Windows 7 (64 bits): 2 GB of meer
Windows 7 (32 bits), Windows Vista: 1 GB of meer
RAM
Windows XP: beelden weergeven: 512 MB of meer, films
weergeven: 1 GB of meer
Interface
USB
Vrije ruimte op de ZoomBrowser EX: 200 MB of meer*
vaste schijf
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave
1.024 x 768 pixels of hoger
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer.
Macintosh
Besturingssysteem Mac OS X (v10.4 – v10.6)
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
Computermodel
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
Beelden weergeven: PowerPC G4/G5- of Intel-processor
CPU
Films weergeven: Core Duo 1,66 GHz of sneller
Mac OS X v10.4 – v10.5: beelden weergeven: 512 MB of meer,
films weergeven: 1 GB of meer
RAM
Mac OS X v10.6: 1 GB of meer
Interface
USB
Vrije ruimte op de ImageBrowser: 300 MB of meer
vaste schijf
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave
1.024 x 768 pixels of hoger
35
Beelden downloaden naar een computer voor weergave
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd in het cd-romstation van
de computer.
● Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd
DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2)
in het cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
● Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies op het
scherm om verder te gaan met de installatie.
● Als het scherm [User Account Control/
Beheer gebruikersaccount] wordt
weergegeven, volgt u de instructies op het
scherm om verder te gaan.
Als de installatie is voltooid, klikt
u op [Restart/Opnieuw starten] of
[Finish/Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
● Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd in het cd-romstation van
de computer.
● Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd
DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2)
in het cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
● Dubbelklik op
op de cd.
36
Beelden downloaden naar een computer voor weergave
● Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder
te gaan met de installatie.
Sluit de camera aan op de
computer.
● Schakel de camera uit.
● Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
● Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de
computer voor meer informatie over de
aansluiting.
Schakel de camera in.
● Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Open CameraWindow.
Windows
● Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden].
X CameraWindow verschijnt.
● Als CameraWindow niet verschijnt,
klikt u op het menu [Start] en selecteert
u [All Programs/Alle programma's],
gevolgd door [Canon Utilities],
[CameraWindow] en [CameraWindow].
Macintosh
X Wanneer er een verbinding tot stand is
gebracht tussen de camera en de
computer, wordt CameraWindow
weergegeven.
● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het pictogram CameraWindow in
de taakbalk onder aan het bureaublad.
37
Films bekijken
Voer in Windows 7 de volgende stappen uit om CameraWindow weer
te geven.
• Klik op
op de taakbalk.
• Klik in het weergegeven scherm op de koppeling
om het
programma te wijzigen.
• Klik op [Downloads Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik op [OK].
• Dubbelklik op
.
Beelden downloaden en weergeven
● Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-overgedragen beelden
importeren].
X Alle beelden die nog niet zijn overgedragen,
worden nu naar de computer overgedragen.
Overgedragen beelden worden gesorteerd
op datum en opgeslagen in afzonderlijke
submappen in de map Afbeeldingen.
● Wanneer [Image import complete./Beelden
geïmporteerd.] wordt weergegeven, klikt u
op [OK] en op [X] om CameraWindow te
sluiten.
● Schakel de camera uit en verwijder de kabel.
● Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
overige bewerkingen.
U kunt uw camerabeelden downloaden zonder de meegeleverde
software te installeren door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op
de computer. Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:
• Nadat u de camera hebt aangesloten, kan het enkele minuten duren
voordat u beelden kunt downloaden.
• Films worden wellicht niet goed gedownload.
• Beelden die in verticale positie zijn opgenomen, worden mogelijk in
horizontale positie gedownload.
• Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het
downloaden naar een computer.
• Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of
beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte
besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.
38
Accessoires
Meegeleverd met camera
Polsriem
WS-DC7
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Batterij NB-4L*
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LV/CB-2LVE*
AV-kabel
AVC-DC400*
Interfacekabel
IFC-400PCU*
Geheugenkaart
*Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
Kaartlezer
Windows/Macintosh
Canon PictBridge-compatibele printers
Compact Photo Printers
(SELPHY-serie)
Inkjetprinters
Zie de gebruikershandleiding bij de printer voor meer informatie over de
printer en interfacekabels.
Tv/video
HDMI-kabel HTC-100
Hdtv
39
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige accessoires
worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige regio's.
Voedingen
Voedingsadapterset ACK-DC60
Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
computer of printer. U kunt op deze manier
niet de batterij in de camera opladen.
De voedingsadapterset ACK-DC10 kan ook
worden gebruikt.
Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE
Een adapter voor het opladen van de batterij
NB-4L.
Batterij NB-4L
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJ WORDT VERVANGEN DOOR EEN
ONJUIST TYPE BATTERIJ.
HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE
VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Accessoires gebruiken in het buitenland
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden
met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het
stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in
het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot
beschadigingen.
40
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
Flitser
Canon krachtige flitser HF-DC1
Met deze extra flitser die op de camera kan
worden bevestigd, kunt u foto-onderwerpen
vastleggen die te ver weg zijn om door de
ingebouwde flitser te worden belicht.
Overige accessoires
Waterdichte behuizing WP-DC37
Gebruik deze behuizing voor het maken
van foto's onder water tot op een diepte van
40 meter, voor het maken van foto's in de
regen, op het strand en op skipistes.
HDMI-kabel HTC-100
Gebruik deze kabel om de camera aan te
sluiten op de HDMI™-aansluiting van een hdtv.
Printer
SELPHY-serie
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printers, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer te
gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel bij
u in de buurt waar Canon-producten worden
verkocht.
Inkjetprinters
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand enzovoort, die worden
veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage
en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is
op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn
vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
41
42
2
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de
informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
43
Overzicht van de onderdelen
Lampje (pp. 61 – 63, 69, 150)
Lens
Sluiterknop (p. 24)
Zoomknop
Opnemen: i (telelens)/
j (groothoek) (p. 25)
Afspelen: k (vergroten)/
g (index) (pp. 110, 116)
Knop ON/OFF (p. 20)
Luidspreker
Microfoon (p. 32)
Flitser (pp. 65, 73, 92)
Aansluiting statief
Klepje gelijkstroomkoppeling (p. 156)
Klepje geheugenkaartsleuf/
batterijhouder (p. 17)
Riembevestigingspunt (p. 13)
Modusschakelaar
Met de modusschakelaar wijzigt u de opnamemodus.
U kunt de camera instellingen laten
selecteren voor volledig automatische
opnamen (p. 25).
U kunt opnamen maken met de beste
instellingen voor de compositie (p. 56) of
zelf instellingen kiezen om verscheidene
typen foto's te maken (pp. 55, 71, 85).
Voor het opnemen van films (pp. 31, 101).
44
Overzicht van de onderdelen
Lampje (p. 47)
Scherm (LCD-monitor) (p. 46)
Knop 1 (Afspelen) (pp. 29, 109)
HDMI-aansluiting (p. 118)
A/V OUT- (audio/video-uitgang) (p. 117)/
DIGITAL-aansluiting (pp. 37, 136)
Modusschakelaar (p. 44)
Knop n (p. 49)
Knop l (Weergave) (p. 46)
Knop b (Belichtingscompensatie)
(p. 73)/o
Knop e (Macro) (p. 74)/u (Oneindig)
(p. 74)/q
Knop m FUNC./SET (Functie/Instellen)
(p. 48)
Knop h (Flitser) (pp. 65, 73, 92)/r
Knop Q (Zelfontspanner) (pp. 69, 82, 83)/
a (1 beeld wissen) (p. 30)/p
45
Schermweergave
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop l Raadpleeg p. 162
voor details over de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnamen maken
Informatieweergave
Geen informatieweergave
Afspelen
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Uitgebreide
informatieweergave
Focuscontroleweergave
(p. 115)
U kunt ook schakelen tussen weergaven door gelijk na de opname op de
knop l te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die
als eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken, het
tabblad 4 te kiezen en vervolgens de instelling [terugkijken] (p. 151).
46
Lampje
Schermweergave in donkere omgevingen tijdens opnamen
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCDscherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren
(de nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm
en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter
verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het
onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen
invloed op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de "Uitgebreide informatieweergave" (p. 46) knipperen de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
Hoog
Laag
Donker
Helder
● De grafiek die verschijnt in de
"Uitgebreide informatieweergave" (p. 46),
wordt het histogram genoemd. Het
histogram toont de distributie van de
helderheid van een beeld in horizontale
richting en de sterkte van de helderheid in
verticale richting. Als de grafiek meer naar
rechts staat, is de opname helder. Staat
de grafiek meer naar links, dan is de
opname donker. Op deze manier kunt
u de belichting beoordelen.
Lampje
Het lampje aan de achterkant van de camera (p. 45) branden of knipperen
afhankelijk van de status van de camera.
Kleur
Groen
Oranje
Status
Brandt
Knippert
Brandt
Knippert
Bedieningsstatus
Opname is voorbereid/scherm uit (p. 148)
Beeldgegevens opnemen/lezen/overbrengen
Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan)
Waarschuwing: camera beweegt (p. 65)
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of opgehaald
van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag dan
NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf of
de batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze
acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de
camera of de geheugenkaart.
47
Menu FUNC. – Basishandelingen
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen. De menuitems en -opties zijn afhankelijk van de modus (pp. 164 – 167).
U kunt het menu FUNC. ook gebruiken in de afspeelmodus.
Open het menu FUNC.
● Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren en druk op de knop m.
● Afhankelijk van het menu zijn het scherm
en de menu-items anders.
Beschikbare opties
Menu-items
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren.
● U kunt ook instellingen selecteren door op
de knop l te drukken bij opties
waarbij
wordt weergegeven.
● Druk op de knop q om terug te gaan naar
het menu.
Voltooi de instelling.
● Druk op de knop m.
48
MENU – Basishandelingen
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1).
De beschikbare menu-items zijn afhankelijk van de modus (pp. 164 – 167).
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
● Druk op de knoppen qr of duw de
zoomknop naar links of naar rechts om
een tabblad te selecteren.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen op om een menuitem te selecteren.
● Bij sommige items moet u op de knop m
of de knop r drukken om een submenu te
openen waarin u de instelling kunt
wijzigen.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
Voltooi de instelling.
● Druk op de knop n.
X Het normale scherm verschijnt opnieuw.
49
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [mute] te
selecteren en druk op de knoppen qr om
[Aan] te selecteren.
● Druk op n om terug te keren naar het
normale scherm.
Het volume aanpassen
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [Volume]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Pas het volume aan.
● Druk op de knoppen op om een item te
selecteren en druk op de knoppen qr om
het volume aan te passen.
● Druk tweemaal op n om terug te
keren naar het normale scherm.
50
De helderheid van het scherm wijzigen
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Via het menu
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [LCD
Helderheid] te selecteren.
Helderheid aanpassen.
● Druk op de knoppen qr om de
helderheid aan te passen.
● Druk tweemaal op n om terug te
keren naar het normale scherm.
Met de knop l
● Druk meer dan een seconde lang op de
knop l
X Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
● Druk nogmaals langer dan een seconde
op de knop l om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
• De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de
helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
• Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt
u de helderheid niet wijzigen met de knop l
51
De standaardinstellingen van de camera
herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Reset alle].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [Reset alle]
te selecteren en druk op de knop m.
Herstel de instellingen.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
• De functies [Datum/Tijd] (p. 20) op het tabblad 3, [Taal] (p. 22), [Video
Systeem] (p. 168), [Tijdzone] (p. 148), en het geregistreerde beeld voor
[opstart scherm] (p. 145).
• De opgeslagen gegevens voor een gebruikers witbalans (p. 79).
• Kleuren die zijn gekozen in Kleur Accent (p. 97) of Kleur Wissel (p. 98).
52
Low Level Format uitvoeren op geheugenkaart
Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid van een
geheugenkaart is verminderd. Door het uitvoeren van een Low Level Format op een
geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens
niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een Low Level Format uitvoert.
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om
[Formateren] te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Voer de Low Level Format uit.
● Druk op de knoppen op om [Low Level
Format] te selecteren en druk op de
knoppen qr om
weer te geven.
● Druk op de knoppen opqr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de knop m.
X Er wordt een bevestigingsscherm weergegeven.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk op de knop m.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
X Wanneer de Low Level Format is voltooid, wordt
[Geheugenkaart geformatteerd] weergegeven.
● Druk op de knop m.
Over Low Level Formats
Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt of als de camera niet goed werkt,
kan het probleem mogelijk worden opgelost door een Low Level Format uit te
voeren. Kopieer eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer of
een ander apparaat voordat u een Low Level Format uitvoert.
53
De spaarstandfunctie (Automatisch Uit)
• Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren,
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
• U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop]
te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens
gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken.
De spaarstandfunctie (Automatisch Uit)
Om de batterij te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld als er
gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnemen
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang niet is gebruikt.
Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het
scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken en u de sluiterknop half
indrukt (p. 24), wordt het scherm weer ingeschakeld en kunt u weer opnemen.
Spaarstand tijdens afspelen
De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang niet is gebruikt.
• U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 148).
• U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt uitgeschakeld (p. 148).
Klokfuncties
U kunt kijken hoe laat het is.
● Houd de knop m ingedrukt.
X De huidige tijd verschijnt.
● Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen qr om de
weergavekleur aan te passen.
● Druk op m om de klokweergave te annuleren.
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt u
op de knop ON/OFF om de klok weer te geven.
54
3
Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale omstandigheden
en het gebruik van basisfuncties, zoals de zelfontspanner.
• Als u een opnamemodus selecteert die overeenkomt met de speciale
omstandigheden waarin u een opname wilt maken, selecteert de camera
automatisch de benodigde instellingen. U hoeft alleen nog op de
sluiterknop te drukken om een optimale foto te maken.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is
ingesteld op A voor "De flitser uitzetten" (p. 65) tot "De zelfontspanner
gebruiken" (p. 69). Wanneer u opnamen maakt in een andere modus
dan A, controleert u welke functies beschikbaar zijn in die modus
(pp. 164 – 167).
55
Opnamen maken in diverse omstandigheden
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Stel de modusschakelaar in
op 4 (p. 44).
Selecteer de opnamemodus.
● Druk eerst op de knop m en gebruik
daarna de knoppen op om G te
selecteren. Druk vervolgens nogmaals op
de knop m.
● Druk op de knoppen op om de
gewenste modus te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Maak een opname.
IPortretten fotograferen (Portret)
● Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
FFoto's maken bij nacht
(Night Snapshot)
● Hiermee kunt u mooie foto's maken
van nachtelijke stadsgezichten of van
personen tegen een nachtelijke
achtergrond.
● Als u de camera stevig vasthoudt, kunt
u ook zonder statief scherpe foto's maken.
56
Opnamen maken in diverse omstandigheden
VFoto's maken van kinderen of
dieren (Kinderen & dieren)
● Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
’Binnenshuis foto's maken
(Binnen)
● Hiermee maakt u binnenshuis mooie
foto's met natuurlijke kleuren.
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig omgevingslicht)
● Afhankelijk van de compositie worden de
ISO-waarde en de sluitersnelheid hoger
dan in de modus A, zodat u opnamen
kunt maken in een donkere omgeving,
met gereduceerde camerabeweging en
onscherpe weergave.
● Een opnameresolutie van
wordt
weergegeven en het beeld wordt
vastgesteld op 2144 x 1608 pixels.
wStrandfoto's maken (Strand)
● Hiermee maakt u foto's van helder
belichte mensen op zandstranden waarop
het zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
SOnderwateropnamen maken
(Onderwater)
● In combinatie met de waterdichte
behuizing WP-DC37 (afzonderlijk
verkrijgbaar) maakt u in deze modus
foto's met natuurlijke kleuren van
onderwaterleven en -landschappen.
57
Opnamen maken in diverse omstandigheden
OFoto's maken van flora (Flora)
● Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren
of bloesem) in levendige kleuren
vastleggen.
PMensen in de sneeuw
fotograferen (Sneeuw)
● Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen een
besneeuwde achtergrond.
tFoto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
● Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in
levendige kleuren.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera
niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Daarnaast
moet u [IS modus] op [Uit] zetten (p. 152).
In de modus F, V, ’ of S kunnen de opnamen grof lijken omdat de
ISO-waarde (p. 77) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden
te passen.
Modi voor andere composities
Naast de hierboven beschreven modi zijn ook de volgende compositiemodi beschikbaar.
•
Smart Shutter
Glimlach (p. 61)
Knipoogdetectie (p. 62)
Gezicht-zelfontspanner (p. 63)
• T Kleur Accent (p. 97)
• Y Kleur Wissel (p. 98)
•
Fisheye-effect (p. 59)
•
Miniatuur-effect (p. 60)
• ≈ Lange sluiter (p. 96)
• xv Stitch Hulp (p. 100)
58
Effecten toevoegen en opnamen maken
U kunt diverse effecten toevoegen tijdens een opname.
Opnamen maken met de effecten van een
fisheye-lens (Fisheye-effect)
Hiermee kunt u opnamen maken met het vervormende effect van een
fisheye-lens.
Selecteer
.
● Selecteer
in stap 1 – 2 op p. 56.
Selecteer een effect.
● Druk op de knop l
X [Effectniveau] verschijnt op het scherm.
● Druk op de knoppen qr om een
effectniveau te selecteren en druk op de
knop l
X U kunt het effect controleren op het scherm.
Maak de opname.
Probeer eerst een paar testopnamen, omdat u mogelijk niet de verwachte
resultaten verkrijgt afhankelijk van de opnameomstandigheden.
59
Effecten toevoegen en opnamen maken
Opnamen maken die eruitzien als een
miniatuurmodel (Miniatuur-effect)
Vervaagt geselecteerde delen boven en onder aan een beeld om het effect
van een miniatuurmodel te creëren.
Selecteer
.
● Selecteer
in stap 1 – 2 op p. 56.
Selecteer het gebied dat de focus
moet krijgen.
● Druk op de knop l
X Een wit kader (het gedeelte dat niet is
vervaagd) wordt weergegeven op het
scherm.
● Verplaats de zoomknop om de kadergrootte
te wijzigen en druk op de knoppen op om
de positie van het kader te wijzigen.
● Druk op de knop l
Maak de opname.
• Als u de camera verticaal houdt, verandert de stand van het kader.
• Probeer eerst een paar testopnamen, omdat u mogelijk niet de verwachte
resultaten verkrijgt afhankelijk van de opnameomstandigheden.
60
Een glimlach detecteren en een opname maken
De camera maakt een opname zelfs zonder dat u op de sluiterknop drukt,
wanneer een glimlach wordt gedetecteerd.
Selecteer
.
● Selecteer
in stap 1 – 2 op p. 56, en
druk op de knop l
● Druk op de knoppen qr om
te
selecteren en druk vervolgens op de
knop l
X De opnamen wordt voorbereid en
[Lachdetectie aan] wordt weergegeven.
● Telkens wanneer de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een opname gemaakt.
● Als u op de knop p drukt, wordt
lachdetectie onderbroken. Als u nogmaals
op de knop p drukt, wordt lachdetectie
hervat.
Wat als een glimlach niet wordt herkend?
Een glimlach is eenvoudiger te detecteren als het onderwerp naar de camera
kijkt en zijn mond voldoende opent om enkele tanden te laten zien tijdens het
glimlachen.
Het aantal opnamen wijzigen
Druk op de knop l en druk op de knoppen op om het aantal opnamen te
selecteren. Druk op de knop l om de instelling te wijzigen.
• U moet overschakelen naar een andere modus wanneer u de foto hebt
gemaakt. Anders blijft de camera foto's maken zodra een glimlach
wordt gedetecteerd.
• U kunt ook een opname maken door op de sluiterknop te drukken.
61
Knipoogdetectie gebruiken
Richt de camera op het onderwerp en druk de sluiterknop volledig in. De camera
maakt een opname ongeveer twee seconden nadat een knipoog is gedetecteerd.
Selecteer
.
● Selecteer
in stap 1 – 2 op p. 56 en
druk op de knop l
● Druk op de knoppen qr om
te
selecteren en druk vervolgens op de
knop l
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
● Controleer of er een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht van de
persoon die de knipoog geeft.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor
opnamen en [Glimlach voor foto] wordt
weergegeven op het scherm.
Kijk naar de camera en geef een
knipoog.
● De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee
seconden nadat een knipoog is gedetecteerd
bij de persoon met een kader rond zijn gezicht.
● Druk op de knop p als u het aftellen wilt
annuleren.
Wat als een knipoog niet wordt herkend?
• Geef langzaam een knipoog.
• Een knipoog wordt mogelijk niet gedetecteerd als ogen zijn bedekt door haar of
een hoed, of wanneer iemand een bril draagt.
Het aantal opnamen wijzigen
Voor het venster in stap 1 drukt u op de knop l Druk vervolgens op
de knoppen op om het aantal opnamen te wijzigen. Druk op de knop l
om de instelling te bevestigen.
62
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
• Als u beide ogen sluit, wordt dit ook herkend als een knipoog.
• Als een knipoog niet wordt herkend, wordt de sluiter ongeveer
15 seconden later ontgrendeld.
• Als er zich geen mensen in beeld bevinden wanneer u de sluiterknop
volledig indrukt, wordt de opname gemaakt nadat iemand het beeld
binnenloopt en knipoogt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Als u een foto wilt maken waar de fotograaf ook op staat, zoals een
groepsfoto, stelt u de compositie van de opname in en drukt u op de
sluiterknop. De opname wordt gemaakt ongeveer twee seconden nadat
u het beeld bent binnengelopen en uw gezicht wordt gedetecteerd (p. 86).
Selecteer
.
● Selecteer
in stap 1 – 2 op p. 56 en
druk op de knop l
● Druk op de knoppen qr om
te
selecteren en druk vervolgens op de
knop l
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
● Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en of de
andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
X Het lampje gaat branden en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
63
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
X Als de camera een nieuw gezicht
detecteert, worden het geknipper en het
geluid versneld (het lampje blijft branden
wanneer er wordt geflitst), en twee
seconden later wordt de sluiter
ontgrendeld.
● Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de
knop p.
Het aantal opnamen wijzigen
Voor het venster in stap 1 drukt u op de knop l Druk vervolgens op de
knoppen op om het aantal opnamen te wijzigen. Druk op de knop l
om de instelling te bevestigen.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
64
De flitser uitzetten
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
● Druk op de knoppen qr om ! te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Na de instelling verschijnt ! op het
scherm.
● Als u de flitser weer wilt inschakelen, volgt
u de bovenstaande stappen om
weer
in te stellen.
Wat als het lampje oranje knippert en er een knipperende
verschijnt?
Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar
onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en
verschijnt een knipperende
op het scherm. Bevestig de camera op een
statief zodat de camera niet kan bewegen.
65
Inzoomen op onderwerpen
(Digitale zoom)
Met de digitale zoom kunt u inzoomen op een maximale equivalent van 16x
en onderwerpen vastleggen die zich op te grote afstand bevinden voor de
optische zoom. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de
instelling van de resolutie (p. 75) en de gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
● Houd de knop vast totdat het zoomen stopt.
X Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert, en de zoomfactor wordt
weergegeven wanneer u de zoomknop loslaat.
Duw de zoomknop weer naar i.
X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Wat als de zoomfactor blauw wordt weergegeven?
Beelden met een blauwe zoomfactor worden grof weergegeven.
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n. Selecteer
vervolgens het tabblad 4 en selecteer daarna [Digitale Zoom] en de optie [Uit].
De equivalente brandpuntafstand bij gebruik van de optische zoom is
28 – 112 mm en de equivalente brandpuntafstand bij gebruik van de
digitale zoom is 112 – 448 mm (equivalent aan 35 mm).
66
Inzoomen op onderwerpen (Digitale zoom)
Digitale teleconverter
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent
van 1.7x of 2.1x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe
opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief
digitale zoom) met dezelfde zoomfactor.
De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van de
resolutie (p. 75) en de instellingen van de digitale teleconverter.
Selecteer [Digitale Zoom].
● Druk op de knop n.
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
4 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [Digitale
Zoom] te selecteren.
Accepteer de instelling.
● Druk op de knoppen qr om de
zoomfactor te selecteren.
● Druk op n om terug te keren naar het
opnamescherm.
X Het beeld wordt vergroot en de
zoomfactor verschijnt op het scherm.
● Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar de
standaard digitale zoomfunctie.
Wat als de zoomfactor blauw wordt weergegeven?
• Als u [1.7x] gebruikt bij een resolutie-instelling van
of
beeld (de zoomfactor wordt blauw weergegeven).
• Als u [2.1x] gebruikt bij een resolutie-instelling van
,
het beeld (de zoomfactor wordt blauw weergegeven).
, verslechtert het
of
, verslechtert
• De respectieve equivalente brandpuntafstanden bij gebruik van [1.7x] en
[2.1x] zijn 47,6 – 190,4 mm en 58,8 – 235,2 mm (equivalent van 35 mm).
• U kunt de digitale teleconverter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
67
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer
dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 20).
Selecteer [Datum stempel].
● Druk op de knop n.
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
4 te selecteren.
● Druk op de knoppen op om [Datum
stempel] te selecteren.
Accepteer de instelling.
● Druk op de knoppen qr om [Datum] of
[Datum & Tijd] te selecteren.
● Druk op n om terug te keren naar het
opnamescherm.
X Na de instelling verschijnt [DATUM] op het
scherm.
Maak de opname.
X De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2.
U kunt de opnamedatum als volgt toevoegen aan en afdrukken op beelden
zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter doet bij beelden met een
ingesloten datum en tijd, worden de datum en tijd soms tweemaal afgedrukt.
• Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 138) om af te drukken.
• Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
• Gebruik de printerfuncties om af te drukken.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor
gedetailleerde informatie.
68
De zelfontspanner gebruiken
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken
waar de fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer
10 seconden nadat de sluiterknop is ingedrukt.
Druk op de knop p.
Selecteer Ò.
● Druk op de knoppen op om Ò te
selecteren en druk op de knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt Ò op het scherm.
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op
het onderwerp en druk de knop daarna volledig in.
X Als de zelfontspanner start, knippert het lampje
en hoort u het geluid van de zelfontspanner.
X Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en het geluid
(het lampje blijft branden terwijl er wordt geflitst).
● Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen
al is begonnen, drukt u op de knop p.
● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u
bij stap 2.
U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 83).
69
70
4
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4 en dat de camera in de modus G is gezet.
• G staat voor programma automatische belichting.
• Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (pp. 164 – 167).
71
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan
uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Stel de modusschakelaar in
op 4 (p. 44).
Selecteer G.
● Kies G in stap 2 op p. 56 en druk op
de knop m.
Pas de instellingen aan uw
wensen aan (pp. 73 – 83).
Maak de opname.
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden
verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven.
Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
• De flitser inschakelen (p. 73)
• Een hogere ISO-waarde kiezen (p. 77)
72
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie)
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van -2 tot +2.
Selecteer de
belichtingscompensatiemodus.
● Druk op de knop o.
Pas de helderheid aan.
● Kijk naar het scherm en draai aan de
knoppen qr om de helderheid aan te
passen en druk op de knop m.
X De belichtingscompensatie verschijnt op
het scherm.
De flitser inschakelen
Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. Met een maximale
groothoekinstelling is het flitsbereik ongeveer 30 cm – 4,0 m, en met een
maximale telelens ongeveer 50 cm – 2,0 m.
Selecteer h.
● Druk eerst op de knop r en gebruik
daarna de knoppen qr om h te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X Na de instelling verschijnt h op het
scherm.
73
Close-ups maken (macro)
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem
dichtbij. Het scherpstelbereik (het afstandbereik vanaf uw onderwerp)
is ongeveer 3 – 50 cm vanaf het uiteinde van de lens (als de zoomknop
naar j is geduwd totdat de lens niet meer beweegt en dus de maximale
groothoekinstelling van de lens is bereikt).
Selecteer e.
● Druk eerst op de knop q en gebruik daarna
de knoppen qr om e te selecteren. Druk
vervolgens op de knop m.
X Na de instelling wordt e weergegeven
op het scherm.
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
Over de zoombalk
• Als u de zoomknop verschuift, wordt de zoombalk op het scherm
weergegeven. Als u opneemt in de macromodus, kan de camera niet
scherpstellen binnen het bereik van de gele balk.
• Als u zoomt binnen het bereik van de gele balk, wordt e grijs weergegeven en
vindt de opname plaats met
.
Onderwerpen op grote afstand
fotograferen (oneindig)
Wanneer u moeilijk kunt scherpstellen omdat uw opname onderwerpen bevat
die zich zowel op grote afstand als dichtbij bevinden, kunt u het scherpstelbereik
(het afstandsbereik vanaf het onderwerp) wijzigen zodat u betrouwbaarder kunt
scherpstellen op onderwerpen op grote afstand (3 m of meer vanaf de camera).
Selecteer u.
● Druk eerst op de knop q en gebruik daarna
de knoppen qr om u te selecteren. Druk
vervolgens op de knop m.
X Na de instelling wordt u weergegeven op
het scherm.
74
De resolutie wijzigen
(beeldgrootte)
U kunt kiezen uit zes resolutie-instellingen (beeldgrootte).
Selecteer de resolutie-instelling.
● Druk op de knop m, druk op de knoppen
op om
te selecteren en druk
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en druk op de knop m.
X De geselecteerde instelling wordt
weergegeven op het scherm.
Als u
selecteert, kunt u de de digitale zoom (p. 66) of de digitale
teleconverter (p. 67) niet gebruiken.
De compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit)
U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren:
(Fijn),
(Normaal).
Selecteer de
compressieverhouding.
● Druk op de knop m, druk op de knoppen
op om
te selecteren en druk
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en druk op de knop m.
X De geselecteerde instelling wordt
weergegeven op het scherm.
75
De compressieverhouding wijzigen (beeldkwaliteit)
Geschatte waarden voor resolutie en compressieverhouding
Resolutie
Compressieverhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal mogelijke
opnamen
4 GB
16 GB
(Hoog)
14M/4320 x 3240
3.597
1058
4334
1.719
2194
8985
(Normaal 1)
9M/3456 x 2592
2.302
1652
6769
1.100
3352
13727
(Normaal 2)
5M/2592 x 1944
1.395
2681
10981
695
5247
21486
(Normaal 3)
2M/1600 x 1200
558
6352
26010
278
12069
49420
(Laag)
0.3M/640 x 480
150
20116
82367
84
30174
123550
2.700
1403
5746
1.291
2873
11766
(Breedbeeld)
4320 x 2432
• De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
Gemiddelde waarden voor papiergrootte
A2
A3
A4, Letter-formaat
12,7 x 17,9 cm
Briefkaartformaat
8,9 x 12,7 cm
76
●
Geschikt om foto's te verzenden als
e-mailbijlagen.
●
Voor afdrukken op breed papier.
De ISO-waarde wijzigen
Selecteer de ISO-waarde.
● Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om
te selecteren.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en druk op de knop m.
X De geselecteerde instelling wordt
weergegeven op het scherm.
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de
opnamemodus en -omstandigheden.
Laag Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt, schemerig
Hoog Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker
De ISO-waarde wijzigen
• Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
• Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
grof lijken.
• Als de camera is ingesteld op
, kunt u de sluiterknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
• Als u de camera instelt op
(p. 57), wordt automatisch een hogere
ISO-waarde ingesteld dan in de modus A afhankelijk van de
compositie.
77
De witbalans aanpassen
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
● Druk op de knop m, druk op de knoppen
op om
te selecteren en druk
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De geselecteerde instelling wordt
weergegeven op het scherm.
Auto
Dag Licht
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt
Bewolkt, in de schemering of de schaduw
Lamplicht
TL licht
78
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden
Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit
3 golflengten
Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of
koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten
TL licht H
Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten
Custom
U stelt zelf een aangepaste witbalans in
De witbalans aanpassen
Gebruikers Witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.
Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar
is op de opnamelocatie.
● Selecteer
in stap 2 op p. 78.
● Zorg dat het hele scherm is gevuld met
een vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop l
X De schermtint verandert nadat de
witbalansgegevens zijn geregistreerd.
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt
vastgelegd.
79
Continu-opnamen maken
U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van gemiddeld
0,7 beelden/seconde terwijl u de sluiterknop volledig ingedrukt houdt.
Selecteer een transportmodus.
● Druk op de knop m, druk op de knoppen
op om
te selecteren en druk
nogmaals op de knop m.
● Druk op de knoppen op om W te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Maak de opname.
X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
• Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (pp. 69, 82, 83)
of
(pp. 61 – 63).
• De snelheid van continue opnamen neemt toe in de modus
(p. 57)
• Voor continu-opnamen zijn de scherpstelling en de belichting
vergrendeld wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt.
• Bij een bepaalde interval kunnen foto's niet worden vastgelegd en kan de
opnamesnelheid afnemen, afhankelijk van de opnameomstandigheden
en de camera-instellingen.
• Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid afnemen.
• Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.
80
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors)
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
● Druk op de knop m, druk op de knoppen
op om
te selecteren en druk
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en druk op de knop m.
X De geselecteerde instelling wordt
weergegeven op het scherm.
My Colors uit
Levendig
Neutraal
Sepia
—
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor een levendige impressie.
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit
Voor zwart-witfoto's.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig
Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense,
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint
Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
Levendig Groen
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
Levendig Rood
onderwerpen levendiger.
U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging,
Aangepaste kleur
enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 79).
Levendig Blauw
• U kunt de witbalans niet instellen in de modus
en
(p. 78).
• In de modus
en
kunnen ook andere kleuren dan huidtinten
worden gewijzigd. Mogelijk krijgt u echter niet het verwachte resultaat.
Dit hangt af van de huidskleur.
81
Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner
Aangepaste kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte, kleurverzadiging, rode,
groene, blauwe en huidkleurige tinten voor een opname selecteren en
instellen op vijf verschillende niveaus.
● Volg stap 2 op p. 78 om
te selecteren
en druk op de knop l
● Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om een waarde te selecteren.
● Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker/dieper/donkerder
(huidtint) het effect wordt, en hoe meer
deze waarde naar links ligt, hoe zwakker/
lichter/blanker (huidtint) het effect wordt.
● Druk op de knop l om de instelling
te bevestigen.
Opnamen maken met de 2 secondenzelfontspanner
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat u op de
sluiterknop hebt gedrukt, waarmee wordt voorkomen dat de camera
beweegt wanneer u op de sluiterknop drukt.
Selecteer Î.
● Druk op de knop p, druk op de knoppen
op om Î te selecteren en druk op de
knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt Î op het scherm.
● Volg stap 3 op p. 69 om opnamen te
maken.
82
De zelfontspanner aanpassen
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen (1 – 10 opnamen)
instellen.
Selecteer $.
● Druk op de knop p, druk op de knoppen
op om $ te selecteren en druk op de
knop n.
Selecteer de instellingen.
● Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Beelden] te selecteren.
● Druk op de knoppen qr om een waarde
te selecteren en druk op de knop m.
● Volg stap 3 op p. 69 om opnamen te
maken.
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
• De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname
gemaakt.
• Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid en
het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
• Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
• Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen
de opnamen langer worden.
• Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met
opnemen.
83
Opnamen maken via een tv
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
• Sluit de camera aan op een tv zoals is beschreven in "Beelden bekijken
op een tv" (p. 117).
• Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100
(apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv.
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling
De scherpstelling en belichting zijn vergrendeld wanneer u de sluiterknop
half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname
maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
● Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld, en druk
de sluiterknop half in.
● Controleer of het AF-kader groen is.
Maak een nieuwe compositie.
● Druk de sluiterknop half in en maak een
nieuwe compositie voor de opname.
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop helemaal in.
84
5
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4 en dat de camera is ingesteld op de modus G.
• In de gedeelten "Opnamen met lange sluitertijd maken" (p. 96), "De kleur
wijzigen en opnamen maken" (p. 97) en "Opnamen maken met Stitchhulp" (p. 100) wordt verondersteld dat u de modusschakelaar hebt
ingesteld op 4 en bijbehorende modus hebt geselecteerd.
• Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (pp. 164 – 167).
85
De modus AF Frame wijzigen
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de omstandigheden
van de opname.
Selecteer [AF Frame].
● Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens
het menu-item [AF Frame]. Druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Gezichts-AiAf
• Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, de
belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen
) instellen.
• Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
• Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.
• Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt. Als er geen
gezicht wordt gedetecteerd wanneer Servo AF (p. 89) is ingesteld op
[Aan], wordt midden op het scherm het AF-kader weergegeven.
• Als een gezicht niet wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen witte
kaders) worden weergegeven, worden er maximaal negen groene
kaders weergegeven in de gebieden waar de camera op scherpstelt
wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt.
• Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
• onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij;
• onderwerpen die donker of licht zijn;
• gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
• De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
• Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt
scherpstellen op een bepaald punt.
86
Het autofocuskader vergroten
U kunt het AF-kader kleiner maken
• Druk op de knop n en selecteer het tabblad 4. Selecteer vervolgens het
menu-item [AF kader afm.] en de optie [Klein].
• De instelling wordt vastgelegd op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 66)
of digitale teleconverter (p. 67) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt
.
Het autofocuskader vergroten
Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de
scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
● Druk op de knop n en selecteer het
tabblad 4. Selecteer vervolgens het
menu-item [AF-Punt Zoom]. Druk op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
● Druk de sluiterknop half in.
X In [Gezichts-AiAf] (p. 86) wordt het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
vergroot weergegeven.
X In [Centrum] (p. 86) wordt de inhoud van
het gecentreerde AF-kader vergroot
weergegeven.
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAf] als er geen gezicht kan
worden gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm.
In [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 66), de digitale teleconverter
(p. 67) of Servo AF (p. 89) gebruikt of als de camera is aangesloten op een tv (p. 84).
87
Opnamen maken met AF lock
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
● Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk
op de knop q.
X De scherpstelling wordt vergrendeld en
% wordt op het scherm weergegeven.
● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt
de scherpstelling ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
88
Opnamen maken met Servo AF
Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
● Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Stel scherp.
● De scherpstelling en de belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de sluiterknop
half indrukt.
• In sommige omstandigheden kan de camera wellicht niet scherpstellen.
• Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de
sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger
van de sluiterknop en druk deze opnieuw half in.
• Bij weinig licht worden AF-kaders mogelijk niet blauw weergegeven,
zelfs niet nadat u de sluiterknop half hebt ingedrukt. In dit geval worden
de scherpstelling en belichting vergrendeld.
• De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in de
modus Servo AF.
• Niet beschikbaar wanneer u de zelfontspanner gebruikt (pp. 69, 82, 83).
89
De meetmethode wijzigen
U kunt de modus Lichtmeting (functie voor meten van de helderheid)
aanpassen aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de modus Lichtmeting.
● Druk op de knop m, druk op de knoppen
op om
te selecteren en druk
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en druk op de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die
van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
meeting
maar het midden krijgt meer nadruk.
Er wordt alleen gemeten binnen het
(spotmetingpuntkader)
Spot
in het midden van het scherm.
Deelmeting
90
Opnamen maken met de AE lock
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling
en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen.
AE staat voor "Auto Exposure" (automatische belichting).
Vergrendel de belichting.
● Richt de camera op het onderwerp en
druk op de knop o terwijl u de sluiterknop
half ingedrukt houdt.
X Als & verschijnt, is de belichting
vergrendeld.
● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt & en
wordt de automatische belichting
ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met de FE lock
Net als met de AE lock kunt u de belichting vergrendelen voor het maken
van opnamen met de flitser. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE.
Dit staat voor "Flash Exposure".
Selecteer h (p. 73).
Vergrendel de flitsbelichting.
● Richt de camera op het onderwerp en
druk op de knop o terwijl u de sluiterknop
half ingedrukt houdt.
X De flitser gaat af en wanneer ( verschijnt,
wordt de flitsuitvoer vastgehouden.
● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt ( en
wordt de FE ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
91
Opnamen maken met langzame
synchronisatie
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als
u de camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond
die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Selecteer ….
● Druk eerst op de knop r, druk op de
knoppen qr om … te selecteren en druk
nogmaals op de knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt … op het scherm.
Maak de opname.
● Ook als u de flitser gebruikt, mag het
onderwerp niet bewegen totdat het geluid
van de sluiterknop stopt.
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel [IS modus] in op [Uit] als
u opnamen maakt met een statief (p. 152).
92
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van
opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het
gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken
van de opname automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het
scherper wordt.
Selecteer [i-Contrast].
● Druk op de knop n en selecteer het
tabblad 4. Selecteer vervolgens het
menu-item [i-Contrast]. Druk op de
knoppen qr om [Auto] te selecteren.
X Na de instelling verschijnt @ op het
scherm.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 133).
93
Rode-ogencorrectie
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn
gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
● Druk op de knop n om [Flits
Instellingen] te selecteren op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Wijzig de instelling.
● Druk op de knoppen op om [Rode-Ogen]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
X Na de instelling verschijnt Œ op het
scherm.
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan
rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
• U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 134).
• Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt
en vervolgens op de knop n.
94
Controleren op gesloten ogen
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht
hebben, wordt
weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
● Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens het
menu-item [Knipperdetectie]. Druk op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
X Als een persoon met gesloten ogen
wordt gedetecteerd, verschijnt er een
kader en
.
• In de modus
of $ is deze functie alleen beschikbaar voor de laatste
opname wanneer het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer.
• Niet beschikbaar in de modus W.
95
Opnamen met lange sluitertijd maken
U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met
een lange sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief
bevestigen zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld
onscherp kan worden.
Selecteer ≈.
● Voer stap 1 en 2 op p. 56 uit om ≈ te
selecteren.
Selecteer de sluitertijd.
● Druk op de knop o.
● Druk op de knoppen qr om de sluitertijd
te selecteren en druk vervolgens op m.
Bevestig de belichting.
● Als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt
de belichting voor de geselecteerde
sluitertijd op het scherm.
• De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van het
scherm bij stap 3 toen de sluiterknop half werd ingedrukt.
• Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de
beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname.
Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet
wachten voordat u de volgende opname kunt maken.
• Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief
(p. 152).
Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt, stelt
u de flitser in op ! en maakt u een opname.
96
De kleur wijzigen en opnamen maken
U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof
worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de
compositie te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
● Volg stap 1 – 2 op p. 56 om T te selecteren.
Druk op de knop l
X Het ongewijzigde beeld en het beeld met
het aangepaste kleuraccent worden beide
weergegeven.
● De standaardinstelling voor de
accentkleur is groen.
Geef de kleur op.
● Plaats het middelste kader zo dat het is
gevuld met de gewenste kleur. Druk
vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Opgenomen kleur
● Druk op de knoppen op om het
gewenste kleurengamma te wijzigen.
● Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma uit
te breiden met gelijksoortige kleuren.
● Druk op l om de instelling te
bevestigen en terug te keren naar het
opnamescherm.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
97
De kleur wijzigen en opnamen maken
Kleur Wissel
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
● Volg stap 1 – 2 op p. 56 om Y te
selecteren.
Druk op de knop l
X Het ongewijzigde beeld en het beeld
met de gewisselde kleur worden beide
weergegeven.
● Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
● Plaats het middelste kader zo dat het is
gevuld met de gewenste kleur. Druk
vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
● Plaats het middelste kader zo dat het is
gevuld met de gewenste kleur. Druk
vervolgens op de knop r.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
98
De kleur wijzigen en opnamen maken
Geef het kleurengamma op dat
u wilt wisselen.
● Druk op de knoppen op om het
gewenste kleurengamma te wijzigen.
● Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer
een positieve waarde om het
kleurengamma uit te breiden met
gelijksoortige kleuren.
● Druk op l om de instelling te
bevestigen en terug te keren naar het
opnamescherm.
• Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
99
Opnamen maken met Stitch-hulp
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die
u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen
tot één panoramisch beeld.
Selecteer x of v.
● Voer stap 1 en 2 op p. 56 uit om x of v
te selecteren.
Maak de eerste opname.
X De belichting en de witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Maak de volgende opnamen.
● Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
● Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens het
samenvoegen van de opnamen.
● U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde
manier.
Voltooi de opname.
● Druk op de knop m.
Voeg de beelden samen op een
computer.
● Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen
van beelden.
Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 84).
100
6
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk bevat meer geavanceerde informatie dan de gedeelten
"Films opnemen" en "Films bekijken" in hoofdstuk 1.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op E.
• Druk op 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u films afspeelt of
bewerkt.
101
De filmmodus wijzigen
U kunt kiezen uit drie filmmodi.
Stel de modusschakelaar in op E.
Selecteer een filmmodus.
● Druk op de knop m, druk op de knoppen
op om E te selecteren en druk op de
knop m.
● Druk op de knoppen op om een modus
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
E
Standaard
De normale modus.
>
Kleur Accent
z
Kleur Wissel
In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle
kleuren behalve de geselecteerde kleur omzetten in zwart-wit,
of de geselecteerde kleur omzetten in een andere kleur.
Zie "De kleur wijzigen en opnamen maken" (p. 97) voor details.
In sommige omstandigheden worden kleuren niet weergegeven zoals
verwacht in de modi > en z.
102
De beeldkwaliteit wijzigen
U kunt kiezen uit drie instellingen voor beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor de
beeldkwaliteit.
● Druk op de knop m, druk op de knoppen
op om
knop m.
te selecteren en druk op de
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Beeldkwaliteittabel
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Beschrijving
1280 x 720 pixels (30 beelden/sec.) Voor filmopnamen van high-definitionkwaliteit.
640 x 480 pixels (30 beelden/sec.) Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit.
In dit geval is de opnameresolutie lager,
320 x 240 pixels (30 beelden/sec.) waardoor de beeldkwaliteit grof lijkt vergeleken
met
, maar u kunt drie keer zo lang opnemen.
Geschatte opnametijd
Beeldkwaliteit
Opnametijd
4 GB
16 GB
21 min. 23 sec.
1 uur 27 min. 37 sec.
46 min. 46 sec.
3 uur. 11 min. 32 sec.
2 uur. 23 min. 41 sec.
9 uur. 48 min. 19 sec.
• Volgens de testnormen van Canon.
• Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er
ongeveer 10 minuten lang is opgenomen in
of ongeveer 1 uur in
of
.
• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of
hoger gebruiken.
103
AE lock/belichting
U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een
bereik van ±2 voordat u een opname maakt.
Stel scherp.
● Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen.
Vergrendel de belichting.
● Nadat u de sluiterknop hebt losgelaten,
drukt u op de knop o om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
● Druk nogmaals op de knop o om de
vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
● Kijk naar het scherm en druk op de
knoppen qr om de helderheid in te
stellen.
Maak een opname.
104
Overige opnamefuncties
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. In de modi > of z kunnen de functies die zijn voorzien van een * op
dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
• Inzoomen op onderwerpen (Digitale zoom) (p. 66)
U kunt de digitale zoomfunctie tijdens het opnemen gebruiken, maar de optische
zoomfunctie kan niet worden gebruikt.
Als u opnamen wilt maken met de maximale zoomfactor, moet u voordat
u opnamen maakt de optische zoomfunctie instellen op het maximumniveau.
Het geluid van het zoomen wordt opgenomen.
• De zelfontspanner gebruiken (p. 69)*
• Close-ups maken (macro) (p. 74)*
• Onderwerpen op grote afstand fotograferen (oneindig) (p. 74)*
• De witbalans aanpassen (p. 78)
• De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 81)
• Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner (p. 82)*
• Opnamen maken via een tv (p. 84)*
• Opnamen maken met AF lock (p. 88)
• Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 150)*
• De sjabloon weergeven (p. 152)*
[Uitsnede] is niet beschikbaar.
• Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 152)*
U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit].
105
Afspeelfuncties
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Beelden wissen (p. 30)
Snel naar beelden zoeken (p. 110)
Beelden bekijken met de filterweergave (p. 111)
Diavoorstellingen bekijken (p. 113)
Beeldovergangen wijzigen (p. 116)
Beelden bekijken op een tv (p. 117)
Beelden weergeven op een hdtv (p. 118)
Beelden beveiligen (p. 120)
Alle beelden wissen (p. 123)
Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 125)
Beelden roteren (p. 129)
Overzicht van filmbedieningspaneel in "Films bekijken" (p. 33)
Uit
Afspelen
Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr;
geluid wordt niet afgespeeld)
Het eerste beeld weergeven
Vorig beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt)
Het laatste beeld weergeven
*
Bewerken (p. 107)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer (p. 136).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde
informatie.
106
Bewerken
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden in stappen van
één seconde.
Selecteer *.
● Selecteer in stap 3 op p. 33 * in het
weergegeven filmbedieningspaneel en
druk op de knop m.
X Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Filmbewerkingspaneel
Stel het bewerkingsbereik in.
● Druk op de knoppen op en selecteer
of
.
● Druk op de knoppen qr om
Bewerkingsbalk voor films
te
verplaatsen.
wordt weergegeven bij
elk interval van één seconde Als u
selecteert, kunt u het begin van de film
bijsnijden vanaf
. Als u
selecteert,
kunt u het einde van de film bijsnijden
vanaf
.
X Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen
het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de linkerzijde bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte
vanaf het dichtstbijzijnde
aan de
rechterzijde wordt bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd.
X Het gedeelte dat met is aangegeven,
is het deel van de film dat behouden blijft
na het bijsnijden.
107
Bewerken
Controleer de bewerkte film.
● Druk op de knoppen op om
(afspelen)
te selecteren en druk vervolgens op m.
De bewerkte film wordt afgespeeld.
● Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
● Als u de bewerking wilt annuleren, drukt
u op op en selecteert u
. Druk eerst
op de knop m en gebruik daarna de
knoppen qr om [OK] te selecteren. Druk
vervolgens nogmaals op de knop m.
Sla de bewerkte film op.
● Druk op de knoppen op om
te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
● Druk op de knoppen opqr om
[Nieuw bestand] te selecteren en druk
op de knop m.
X De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
• Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
• Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
• Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt u de
bewerkte film mogelijk niet opslaan. Gebruik daarom tijdens het
bewerken van films een volledig opgeladen batterij of de afzonderlijk
verkrijgbare voedingsadapterset (p. 156).
108
7
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
• Druk op 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera
bedient.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn
gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
• De bewerkingsfunctie (pp. 130 – 134) kan niet worden gebruikt als er
niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
109
Snel naar beelden zoeken
Naar beelden zoeken in de indexweergave
Door meerdere beelden tegelijk weer te geven, kunt u snel het beeld vinden
dat u zoekt.
Duw de zoomknop naar g.
X De beelden worden weergegeven in
een index.
● Duw de zoomknop naar g om het aantal
beelden uit te breiden. Het aantal beelden
neemt elke keer toe wanneer u tegen de
zoomknop duwt.
● Duw de zoomknop naar k om het aantal
beelden te verkleinen. Het aantal beelden
neemt elke keer af wanneer u tegen de
zoomknop duwt.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen opqr om een
beeld te selecteren.
X Er wordt een oranje kader weergegeven
om het geselecteerde beeld.
● Druk op de knop m om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Zoeken in een groot aantal beelden
Als u de zoomknop herhaaldelijk naar g beweegt, kunt u een index met
maximaal 100 beelden weergeven. Als u de zoomknop nogmaals naar g
beweegt, verschijnt er een oranje kader rondom alle beelden en kunt u snel
zoeken door met de knoppen op tussen sets van 100 beelden te schakelen.
110
Naar beelden zoeken door te bladeren
Als u langer dan één seconde op de knoppen qr drukt, worden de beelden
achter elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook
vooruitspringen op basis van de opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
● Als u de enkelvoudige weergave instelt
en langer dan één seconde op de
knoppen qr drukt, verschijnt het scherm
dat links wordt weergegeven.
● Druk op de knop m om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
● Als u op de knoppen op drukt in een
scrollend scherm, kunt u naar beelden
zoeken op basis van de opnamedatum.
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert
u vervolgens [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u [Uit].
Beelden bekijken met de filterweergave
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en
bekijken met een opgegeven filter. U kunt ook alle gefilterde beelden
tegelijkertijd beveiligen (p. 120) of verwijderen (p. 123).
Selecteer ‚.
● Druk op de knop m om ‚ te selecteren
in het menu FUNC. en druk nogmaals op
de knop m.
Selecteer een filter.
● Druk op de knoppen op om een filter
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
111
Beelden bekijken met de filterweergave
Bekijk de gefilterde beelden.
● Druk op de knoppen op om een
afspeelfilter te selecteren en druk
vervolgens op de knop m button
(behalve voor
).
X De filterweergave wordt gestart en er
wordt een geel kader weergegeven.
● Als u op de knoppen qr drukt, worden
alleen geselecteerde doelbeelden
weergegeven.
● Als u bij stap 2
selecteert, wordt de
filterweergave geannuleerd.
Zoekfilters
Favorieten
Geeft beelden gemarkeerd als favorieten weer (p. 127)
Opnamedatum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn
opgenomen
; My Category
Bestandstype
Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 125)
Geeft alleen foto's of films weer
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filters die geen beelden bevatten, kunnen niet worden geselecteerd.
Filterweergave
U kunt beelden filteren tijdens een diavoorstelling (p. 113) zodat alleen bepaalde
beelden worden weergegeven. In de filterweergave kunt u ook de volgende
functies gebruiken om alle gefilterde beelden tegelijk te verwerken.
• "Beelden beveiligen" (p. 120), "Alle beelden wissen" (p. 123), "Beelden
selecteren voor afdrukken (DPOF)" (p. 140)
112
Diavoorstellingen bekijken
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch
afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer ..
● Druk op de knop m om . te selecteren
in het menu FUNC. en druk nogmaals op
de knop m.
Selecteer een overgangseffect.
● Druk op de knoppen op om een effect
te selecteren en druk op de knop m.
X De diavoorstelling begint enkele
seconden nadat [Laden van beeld...]
verschijnt.
● In de filterweergave (p. 111) worden
alleen beelden weergegeven die
overeenkomen met een filter.
● U kunt de diavoorstelling onderbreken/
opnieuw starten door nogmaals op de
knop m te drukken.
● Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
• Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt, verandert het beeld.
Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller door de beelden
bladeren.
• De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 54).
113
Diavoorstellingen bekijken
Instellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt
overgangseffecten en de weergavetijd van diabeelden wijzigen. U kunt
kiezen uit zes overgangseffecten voor het wisselen van beelden.
Selecteer [Diavoorstelling].
● Druk op de knop n om
[Diavoorstelling] te selecteren op het
tabblad 1. Druk vervolgens op de
knop m.
Kies de instelling.
● Druk op de knoppen op om een item
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om de instelling aan te
passen.
● Als u [Start] selecteert en op de knop m
drukt, wordt de diavoorstelling volgens
uw instellingen gestart.
● Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
114
De focus controleren
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus
te controleren.
Druk op de knop l en ga naar
de focuscontroleweergave (p. 46).
X Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader of het gezicht zich bevond toen
de focus werd ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een
gezicht dat tijdens de weergave wordt
herkend.
X Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
● Duw de zoomknop één keer naar k.
X Het scherm links wordt weergegeven
● Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere
kaders worden weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau of
de locatie.
● Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop, en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
● Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
115
Beelden vergroten
Duw de zoomknop naar k.
● De weergave zoomt in op het beeld en
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
wordt weergegeven. Als u de
zoomknop vasthoudt, wordt er verder
ingezoomd tot een maximale factor
van 10x.
● Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
● Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden om
terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
● Wanneer
op het scherm wordt
weergegeven, drukt u op de knop m om
over te schakelen naar
. Druk op de
knoppen qr om tussen de ingezoomde
beelden schakelen. Druk nogmaals op de
knop m om terug te keren naar
.
Beeldovergangen wijzigen
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in
de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
● Druk op de knop n en selecteer het
tabblad 1. Selecteer vervolgens
[Overgang] en gebruik de knoppen qr
om een overgangseffect te selecteren.
116
Beelden bekijken op een tv
Met de meegeleverde AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op een
televisie om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
● Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Wit of zwart
Geel
● Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond in de
afbeelding.
Geel
Zwart
Zet de televisie aan en stel deze in
op de ingang waarop de kabel is
aangesloten.
Schakel de camera in.
● Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
● Als u klaar bent, schakelt u de camera
en de tv uit en verwijdert u de kabel.
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de
televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de
knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het
juiste videosysteem in te stellen.
117
Beelden weergeven op een hdtv
Gebruik de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 om de camera aan te
sluiten op een hdtv voor een nog betere kijkbelevenis.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
● Open het klepje en steek de stekker van
de kabel volledig in de HDMI-aansluiting
van de camera.
● Steek de kabelstekker volledig in de
HDMI-aansluiting van de tv.
● Voer stap 3 en 4 op p. 117 uit om de
beelden weer te geven.
De bijgeleverde AV- en interfacekabel en de apart verkrijgbare
HDMI-kabel HTC-100 kunnen niet gelijktijdig op de camera worden
aangesloten. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is
aangesloten op een hdtv.
118
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle)
De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van deze beelden kiest, kiest de camera nog vier beelden zodat
u de beelden in een willekeurige volgorde kunt afspelen.
Dit werkt het beste als u veel opnamen van diverse composities maakt.
Selecteer
.
● Druk op de knop m om
te selecteren
in het menu FUNC. en druk nogmaals op
de knop m.
X Vier beelden worden weergegeven als
mogelijke optie.
Selecteer het beeld.
● Druk op de knoppen opqr om te
selecteren welk beeld u vervolgens wilt
weergeven.
X Het geselecteerde beeld wordt in het
midden weergegeven en de volgende
vier opties worden weergegeven.
● Als u op de knop m drukt, wordt het
middelste beeld op volledige grootte
weergegeven. Druk nogmaals op de
knop m om de oorspronkelijke weergave
te herstellen.
● Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
• Alleen foto's die met deze camera zijn gemaakt, worden afgespeeld in
Slimme shuffle.
• Smart Shuffle is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- Als de geheugenkaart minder dan 50 beelden bevat die met deze
camera zijn vastgelegd.
- Als u andere beelden afspeelt dan de opties die de camera heeft
geselecteerd.
- Tijdens de filterweergave.
119
Beelden beveiligen
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de
camera kunnen worden gewist (pp. 30, 123).
Selecteer :.
● Druk op de knop m om : te selecteren,
in het menu FUNC., en druk nogmaals op
de knop m.
X Als de beveiliging is toegepast, wordt
weergegeven.
● Tik nogmaals op : in het menu FUNC.
en druk op de knop m als u een foto wilt
ontgrendelen.
Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 23, 53), worden beveiligde
beelden ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist.
Via het menu
Selecteer [Beveilig].
● Druk op de knop n om [Beveilig]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
● Druk op de knoppen op om een
selectiemethode te selecteren en druk
op de knop m.
● Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
120
Beelden beveiligen
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
● Voer stap 2 op p. 120 uit om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop m.
● Druk op de knoppen qr om het beeld te
selecteren en druk op de knop m.
op het
scherm.
● Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt
.
● Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
X Na de instelling verschijnt
Druk op de knop n.
Beveilig.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
● Voer stap 2 op p. 120 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk op de
knop m.
Selecteer het eerste beeld.
● Druk op de knop m.
121
Beelden beveiligen
● Druk op de knoppen qr om een beeld te
selecteren en druk op de knop m.
Selecteer het laatste beeld.
● Druk op de knop r om [Laatste beeld]
te selecteren en druk op de knop m.
● Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk op de knop m.
● U kunt geen beelden vóór het eerste
beeld selecteren.
Beveilig beelden.
● Druk op de knop p om [Beveilig] te
selecteren en druk op de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
● Voer stap 2 op p. 120 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op de knop m.
Beveilig de beelden.
● Druk op de knoppen op om [Beveilig] te
selecteren en druk op de knop m.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt
geselecteerd, of in stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd.
122
Alle beelden wissen
U kunt alle beelden tegelijk wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden
hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 120)
kunnen niet worden gewist.
Selecteer [Wissen].
● Druk op de knop n om [Wissen]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
● Druk op de knoppen op om een
selectiemethode te selecteren en druk
op de knop m.
● Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
● Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie]
te selecteren en druk op de knop m.
● Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk op de knop m.
op het
scherm.
● Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt
.
● Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
X Na de instelling verschijnt
123
Alle beelden wissen
Druk op de knop n.
Wis de beelden.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk op de knop m.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
● Voer stap 2 op p. 123 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk op de
knop m.
● Voer stap 2 en 3 op pp. 121 – 122 uit om
de beelden weer te geven.
Wis de beelden.
● Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
● Voer stap 2 op p. 123 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op de knop m.
Wis de beelden.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk op de knop m.
124
Beelden indelen in categorieën
(My Category)
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in de filterweergave (p. 111) en alle beelden tegelijk verwerken
met behulp van de onderstaande functies.
• "Diavoorstellingen bekijken" (p. 113), "Beelden beveiligen" (p. 120), "Alle beelden
wissen" (p. 123), "Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)" (p. 140)
Selecteer ;.
● Druk op de knop m om ; te selecteren
in het menu FUNC. en druk daarna
nogmaals op de knop m.
Selecteer een categorie.
● Druk op de knoppen op om een categorie
te selecteren en druk op de knop m.
op het
scherm.
● Na de instelling verschijnt
Kies de instelling.
● Als u op de knop n drukt, wordt
[Wijzigingen accepteren?] weergegeven.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Als u de opnamemodus wijzigt of de stroom uitschakelt voordat de bewerkingen
in stap 3 zijn uitgevoerd, worden de beelden niet toegewezen aan een categorie.
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën
ingedeeld aan de hand van de opnameomstandigheden.
•
: beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn
opgenomen in I, F of V.
•
: beelden die worden gedetecteerd als
,
of
in de
modus A of beelden die zijn opgenomen in O.
•
: beelden die zijn opgenomen in ’, w, S, P of t.
125
Beelden indelen in categorieën (My Category)
Via het menu
Selecteer [My Category].
● Druk op de knop n om [My Category]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
● Druk op de knoppen op om een
selectiemethode te selecteren en druk op
de knop m.
● Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
● Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop m.
● Druk op de knoppen qr om beelden te
selecteren.
● Druk op de knoppen op, selecteer een
categorie en druk op de knop m.
X Na de instelling verschijnt
op het scherm.
● Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van de categorie ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt
.
● Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Druk op de knop n.
Kies de instelling.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
126
Beelden markeren als favoriet
Selecteer Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
● Voer stap 2 op p. 126 uit om [Select. Reeks]
te selecteren en druk op de knop m.
● Voer stap 2 en 3 op pp. 121 – 122 uit om
de beelden weer te geven.
● Druk op de knop p, selecteer het item en
druk op de knoppen qr om een categorie
te kiezen.
Voltooi de instellingen.
● Druk op de knop p om [Select.] te
selecteren en druk op de knop m.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 2, kunt u de selectie van alle
beelden in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
Beelden markeren als favoriet
Wanneer u foto's als favoriet markeert, kunt u deze foto's eenvoudig
categoriseren. U kunt ook foto's filteren die u wilt weergeven, beveiligen
of wissen (p. 111).
Selecteer
.
● Druk op de knop m om
te selecteren
in het menu FUNC. en druk nogmaals op
de knop m.
X Na de instelling verschijnt
op het
scherm.
● Als u de markering van het beeld wilt
opheffen, selecteert u nogmaals
in het
menu FUNC. en drukt u op de knop m.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde foto's
overbrengt naar de computer, worden aan deze foto's drie sterren
toegewezen (
) (behalve voor Film).
127
Beelden markeren als favoriet
Via het menu
Selecteer [Favorieten].
● Druk op de knop n om [Favorieten]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer de beelden.
● Druk op de knoppen qr om een beeld te
selecteren en druk op de knop m.
op het
scherm.
● Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van de beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt
.
● Herhaal de hierboven beschreven procedure
als u meerdere beelden wilt selecteren.
X Na de instelling verschijnt
Kies de instelling.
● Als u op de knop n drukt, wordt
[Wijzigingen accepteren?] weergegeven.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
128
Beelden roteren
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer \.
● Druk op de knop m om \ te selecteren
in het menu FUNC. en druk daarna
nogmaals op de knop m.
Draai het beeld.
● Druk op de knoppen qr om het beeld 90°
in de geselecteerde richting te draaien.
● Druk op de knop m om de instelling vast
te leggen.
Het menu gebruiken
Selecteer [Roteren].
● Druk op de knop n om [Roteren] te
selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Draai het beeld.
● Druk op de knoppen qr om een beeld te
selecteren.
X Elke keer dat u op de knop m drukt,
wordt het beeld 90° gedraaid.
● Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Films met een resolutie van
kunnen niet worden gedraaid.
129
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de
gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
● Druk op de knop n om [Veranderen]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om een beeld te
selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een beeldformaat.
● Druk op de knoppen qr om een beeld te
selecteren en druk op de knop m.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
Sla het nieuwe beeld op.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
● Na een druk op de knop n verschijnt
het scherm [Nieuw beeld weergeven?].
● Druk op de knoppen qr om [Ja] te
selecteren en druk op de knop m.
X Het opgeslagen beeld wordt
weergegeven.
• U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
• Beelden met een opnameresolutie van
(p. 76) of een set als
in stap 3 kunnen niet worden bewerkt.
130
Trimmen
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
● Druk op de knop n om [Trimmen] te
selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om een beeld te
Snijgebied
selecteren en druk op de knop m.
Pas het snijgebied aan.
X Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
X Het oorspronkelijke beeld verschijnt linksboven
en het bijgesneden beeld rechtsonder.
● U kunt het kader kleiner of groter maken door
de zoomknop naar links of rechts te duwen.
● Met de knoppen opqr kunt u het kader
Weergave van snijgebied
Resolutie na
bijsnijden
verplaatsen.
● Met de knop l wijzigt u de kadergrootte.
● In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door op de knop m te drukken.
● Druk op de knop n.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
● Volg stap 4 en 5 op p. 130.
• Foto's die zijn gemaakt met een resolutie van
of
(p. 76) of foto's
waarvan het formaat is ingesteld op
(p. 130) kunnen niet worden
bewerkt.
• De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden
veranderd, is 4:3 (voor een verticaal beeld 3:4).
• De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
131
Effecten toepassen met de functie
My Colors
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als
een nieuw beeld. Zie p. 81 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
● Druk op de knop n om [My Colors]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om een beeld te
selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een menuoptie.
● Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
X Het beeld wordt weergegeven met het
gekozen effect.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
● Volg stap 4 en 5 op p. 130.
• Als u de kleur van een beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit
geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
• De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan
afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie
My Colors (p. 81).
132
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld
niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de camera
gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt vier correctieniveaus selecteren:
[Auto], [Laag], [Medium] of [Hoog]. Gecorrigeerde beelden worden opgeslagen
als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
● Druk op de knop n om [i-Contrast]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
● Volg stap 4 en 5 op p. 130.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg
is gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Medium] of [Hoog] en pas het beeld aan.
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de correctie
niet geschikt.
• Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan de kwaliteit
afnemen.
133
Het rode-ogeneffect corrigeren
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
● Druk op de knop n om [Rode-Ogen
Corr.] te selecteren op het tabblad 1 en
druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om een beeld te
selecteren.
Corrigeer het beeld.
● Druk op de knop m.
X Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
gecorrigeerd en er wordt een kader
weergegeven om het gecorrigeerde
gedeelte.
● U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van de
procedures die worden beschreven in
"Beelden vergroten" (p. 116).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
● Druk op de knoppen opqr om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
● Volg stap 5 op p. 130.
• Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
• Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde
beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke
beeld wordt dan gewist.
• Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
134
8
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een PictBridge-compatibele
printer (afzonderlijk verkrijgbaar, p. 41). Zie ook de Handleiding voor
persoonlijk afdrukken.
Canon PictBridge-compatibele printers
SELPHY-serie
Inkjetprinters
135
Beelden afdrukken
U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera met
behulp van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) aansluit op een printer die
compatibel is met PictBridge.
Schakel de camera en de printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
● Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
● Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
● Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken.
● Druk op de knoppen qr om een beeld te
selecteren.
136
Beelden afdrukken
Druk de beelden af.
● Druk op de knop m om 2 te selecteren
in het menu FUNC. en druk nogmaals op
de knop m.
X Het scherm Print instellingen verschijnt.
● Druk op de knoppen op om [Print] te
selecteren en druk op de knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
● Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
● Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit en
verwijdert u de interfacekabel.
• Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer
informatie over afdrukken.
• Zie p. 41 voor PictBridge-compatibele Canon-printers. Indexafdrukken
zijn niet beschikbaar op de printers CP710/CP510/CP500/CP400/
CP330/CP300/CP220/CP200.
137
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)
Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden
toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) via het menu op de knop ø
U kunt eenvoudig afdrukken vanaf een afdruklijst door uw camera en printer
aan te sluiten. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen
(Digital Print Order Format).
Snel beelden toevoegen aan de afdruklijst
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om het beeld te
selecteren.
Selecteer 2 (video's worden
uitgesloten).
● Druk op de knop m, druk daarna op de
knoppen op om 2 te selecteren en
druk nogmaals op de knop m.
De afdruklijst.
● Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken te selecteren, druk vervolgens
op de knoppen qr om [Toevoegen] te
selecteren en druk op de knop m.
● Als u het toevoegen van beelden wilt
annuleren, selecteert u de toegevoegde
beelden en drukt u op de knop m.
Selecteer 2 in het menu FUNC., druk
vervolgens op de knop m en druk op
de knoppen qr om [Verwijderen] te
selecteren. Druk vervolgens nogmaals
op m.
138
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)
Toegevoegde beelden afdrukken
In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie
Canon SELPHY.
Aantal af te drukken
exemplaren
Sluit de camera aan op de printer.
● Volg stap 1 – 4 op p. 136.
Druk de beelden af.
● Druk op de knoppen op om [Print nu] te
selecteren en druk op de knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
● Als u het afdrukken onderbreekt en
opnieuw start, begint het afdrukken bij
de volgende afdruk.
139
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken
en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze
samen kunnen worden afgedrukt of worden verwerkt in een fotozaak. Deze
selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Print instellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen
worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
● Druk op de knop n om [Print
instellingen] te selecteren op het tabblad
2. Druk vervolgens op de knop m.
Wijzig de instellingen.
● Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren en druk op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
X Druk op n om de instellingen te bevestigen
en terug te keren naar het menuscherm.
Standaard Hiermee drukt u één foto per pagina af.
Afdruktype
Datum
File No.
Wis DPOF data
Index
Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Aan
Uit
Aan
Uit
Aan
Uit
Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
–
Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
–
Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.
–
• Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
instellingen te verwerken in het afdrukresultaat.
•
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met
afdrukinstellingen van een andere camera. Deze instellingen worden
overschreven door de instellingen die u opgeeft op uw camera.
• Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum
tweemaal af.
140
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
• Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en
[File No.] niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
• De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de
functie [Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 21).
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
● Druk op de knop n om [Sel. beeld &
aantal] te selecteren op het tabblad 2.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om een beeld te
selecteren en druk op de knop m.
X U kunt het aantal af te drukken
exemplaren instellen.
● Als u [Index] selecteert, verschijnt
op
het scherm. Druk nogmaals op de knop m
om de selectie van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt
.
Stel het aantal afdrukken in.
● Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken in te stellen (maximaal 99).
● Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en
het aantal afdrukken van elk beeld te
selecteren.
● Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
de af te drukken beelden selecteren.
● Druk op n om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
141
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
● Selecteer [Select. Reeks] bij stap 1 op
p. 141 en druk vervolgens op de knop m.
● Selecteer beelden volgens stap 2 en 3 op
pp. 121 – 122.
Configureer de afdrukinstellingen.
● Druk op de knoppen op, selecteer
[Opdracht] en druk op de knop m.
Instellen dat alle beelden één keer worden afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
● Selecteer [Sel. alle beelden] bij stap 1 op
p. 141 en druk vervolgens op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk op de knop m.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
● Selecteer [Wis alle selecties] bij stap 1 op
p. 141 en druk vervolgens op de knop m.
Alle selecties worden gewist.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk op de knop m.
142
9
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
Het eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en
veelgebruikte functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen
voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
143
De camera-instellingen wijzigen
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3 (p. 49).
Geluiden wijzigen
U kunt elk bedieningsgeluid van de camera wijzigen.
● Selecteer [Geluidsopties] en druk op de
knop m.
● Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren.
● Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
1
2
Vooringestelde geluiden.
(kan niet worden gewijzigd)
Vooringestelde geluiden.
U kunt de meegeleverde software gebruiken
om de geluiden te wijzigen (p. 2).
Hints en tips uitschakelen
Wanneer u een item selecteert in het menu FUNC. (p. 48) of MENU (p. 49),
wordt er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt
deze functie uitschakelen.
● Selecteer [Hints en tips] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
144
De camera-instellingen wijzigen
Het opstartbeeld wijzigen
U kunt het opstartbeeld uitschakelen dat wordt weergegeven wanneer u de
camera inschakelt.
● Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop m.
● Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
Geen opstartscherm.
1
Vooringestelde beelden.
(kan niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde beelden.
U kunt vastgelegde beelden instellen en
de meegeleverde software gebruiken om
de beelden te wijzigen.
Een vastgelegd beeld instellen als opstartbeeld
Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet,
kunt u geluiden en beelden vastleggen.
● Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop m.
● Druk op de knoppen qr om [2] te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
● Druk op de knoppen qr om een beeld te
selecteren en druk op de knop m.
● Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op m om
de registratie te voltooien.
145
De camera-instellingen wijzigen
Geluiden en het opstartbeeld registreren met de
meegeleverde software
U kunt geluiden en opstartbeelden registreren die worden geleverd met software
bij de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
Eventueel eerder geregistreerde opstartbeelden worden overschreven
als u een nieuw opstartbeeld registreert.
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2000 opnamen.
U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
● Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Continu
Auto reset
Ook als u opnamen maakt met
een nieuwe geheugenkaart,
krijgen de bestanden steeds
een oplopend nummer totdat
u een opname maakt en
opslaat met het nummer 9999.
Als u een nieuwe
geheugenkaart gebruikt of een
nieuwe map maakt, begint de
bestandsnummering weer
bij 0001.
• Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u
opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de
geheugenkaart vóór gebruik (pp. 23, 53).
• Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
146
De camera-instellingen wijzigen
Mappen maken volgens opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.
U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
● Selecteer [Maak folder] en druk op de
knoppen qr om [Dagelijks] te selecteren.
● Beelden worden opgeslagen in mappen die
op elke opnamedatum worden gemaakt.
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 29). Als u wilt
dat de lens direct wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt, stelt
u de optie Lens intrekken in op [0 sec.].
● Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
147
De camera-instellingen wijzigen
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 54) instellen op [Uit]. De instelling [Aan]
wordt aanbevolen om de batterij te sparen.
● Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
● Druk op de knoppen op om
[Automatisch Uit] te selecteren. Gebruik
vervolgens de knoppen qr om [Uit] te
selecteren.
● Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u eraan denken de camera na
gebruik uit te schakelen.
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoelang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 54). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
● Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
● Druk op de knoppen op om [Display uit]
te selecteren. Gebruik vervolgens de
knoppen qr om een tijd te selecteren.
● Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.]
te selecteren om de batterij te sparen.
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum
en tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de
tijdzones van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datumen tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen.
148
De camera-instellingen wijzigen
Stel de thuistijdzone in.
● Selecteer [Tijdzone] en druk op de
knop m.
● Als u dit voor het eerst instelt, controleert
u eerst of het links afgebeelde scherm
verschijnt en drukt u vervolgens op de
knop m.
● Druk op de knoppen qr om de
thuistijdzone te selecteren en druk
vervolgens op de knop m. Als u de
zomertijd wilt instellen (normale tijd plus
1 uur), gebruikt u de knoppen op om
te selecteren.
Stel de wereldtijdzone in.
● Druk op de knoppen op om [
Wereld]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
● Druk op de knoppen qr om de
bestemmingstijdzone te selecteren en
druk vervolgens op de knop m.
● U kunt de zomertijd op dezelfde manier
instellen als bij stap 1.
Selecteer de wereldtijdzone.
● Druk op de knoppen op om [
Wereld]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X
verschijnt in de [Tijdzone] of het
opnamescherm (p. 162).
Als u in de instelling
(p. 20) wijzigt, worden de datum en tijd voor de
optie [
Thuis] automatisch gewijzigd.
149
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
Als u de modusschakelaar op 4 en de modus op G instelt, kunt u de
instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 49).
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (pp. 164 – 167).
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt. U kunt dit
licht uitzetten.
● Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De functie Rode-ogenreductie uitschakelen
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een
donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
● Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de
knop m.
● Druk op de knoppen op om [Lamp Aan]
te selecteren. Gebruik vervolgens de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
150
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
De weergaveduur van het beeld direct na de
opname wijzigen
U kunt instellen hoe lang de beelden na het maken van de opname worden
weergegeven.
● Selecteer [Bekijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
2 – 10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde
tijd lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven
totdat u de sluiterknop half indrukt.
Uit
Er wordt geen beeld weergegeven
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
direct na de opname wijzigen
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven na de opname
wijzigen.
● Selecteer [terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Uit
Geeft alleen het beeld weer.
Geeft gedetailleerde informatie
weer (p. 46).
Het gebied binnen het AF-kader
wordt vergroot weergegeven,
Focus check zodat u de focus kunt controleren.
De procedure is hetzelfde als in
"De focus controleren" (p. 115).
Details
151
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
De sjabloon weergeven
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van 3:2,
om het afdrukbare gebied voor een briefkaart aan te duiden.
● Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Een raster wordt over de weergave
geplaatst.
Boven en onder in de weergave
verschijnen grijze balken. Dit gebied
Uitsnede
wordt niet afgedrukt als u afdrukt op
papier met een verhouding van 3:2.
De rasterlijnen en de hulplijn voor de
Beide
uitsnede worden beide weergegeven.
Raster
• In de modus
kunt u [Uitsnede] of [Beide] niet instellen.
• De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
• De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn
gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de
gedeelten in de grijze gebieden.
Instellingen van de IS-modus wijzigen
● Selecteer [IS modus] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Continu
Opname
Pan
Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt
het resultaat meteen controleren op het
scherm, waardoor u gemakkelijk de
compositie of de focus kunt controleren
en bijstellen.
Beeldstabilisatie is alleen actief op
het moment van de opname.
Beeldstabilisatie compenseert alleen
op-en neerwaartse camerabewegingen.
Deze optie wordt aanbevolen voor het
maken van opnamen van voorwerpen
die horizontaal bewegen.
• Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Stel
IS modus in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op een statief.
• Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.
Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.
152
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1 te
drukken (p. 49).
Het beeld selecteren waarmee het afspelen
begint
● Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Laatst gez
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
153
154
10
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset
(afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken. Daarnaast bevat het
hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen, een lijst met functies
en een lijst met items die op het scherm verschijnen. Verder vindt
u aan het einde de index.
155
Aansluiten op het lichtnet
Als u de voedingsadapterset ACK-DC60 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over
het batterijniveau.
Schakel de camera uit.
Plaats de koppeling.
● Open het klepje (p. 17) en plaats de
koppeling op de afgebeelde wijze totdat
deze vastklikt.
● Sluit het klepje (p. 18).
Aansluitpunten
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
● Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
● Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens het
andere uiteinde in een stopcontact.
● U kunt de camera inschakelen en
gebruiken.
● Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is
ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera
beschadigd raken.
De voedingsadapterset ACK-DC10 kan ook worden gebruikt.
156
Problemen oplossen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als u met de
onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de helpdesk van
Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de knop ON/OFF drukt.
•
•
•
•
Controleer of de batterij niet leeg is (p. 15).
Controleer of de batterij juist is geplaatst (p. 18).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 18).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de
polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
• Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Verwarm de batterij,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
• Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit het klepje
van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en opnieuw uit (p. 18).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 117).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
• Druk in de afspeelmodus (p. 29) de sluiterknop half in (p. 24).
De weergave op het scherm is niet goed op donkere plaatsen (p. 47).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto's worden vastgelegd,
maar wel in films worden opgenomen.
• Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm
donkerder worden.
• Als u opnamen maakt bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren.
• Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk
(paarsachtig rood) verschijnen op het scherm.
h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden
gemaakt, ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 28).
verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (pp. 28, 65).
•
•
•
•
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 152).
Stel de flitser in op h (p. 73).
Verhoog de ISO-waarde (p. 77).
Plaats de camera op een statief.
157
Problemen oplossen
Het beeld is wazig.
• Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de
knop daarna volledig in om een foto te maken (p. 24).
• Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 171).
• Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 150).
• Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro enzovoort), niet zijn ingesteld.
• Maak een foto met de focus- AF lock (pp. 84, 88).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet
en stelt de camera niet scherp.
• Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en
de sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt,
verschijnt het kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
•
•
•
•
Stel de flitser in op h (p. 73).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 73).
Pas het beeld aan met i-Contrast (pp. 93, 133).
Gebruik AE lock of gebruik spotmeting om foto's te maken (pp. 91, 90).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
•
•
•
•
Stel de flitser in op ! (p. 65).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 73).
Gebruik AE lock of gebruik spotmeting om foto's te maken (pp. 91, 90).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 28).
• Verhoog de ISO-waarde (p. 77).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 73).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 73).
• Stel de flitser in op ! (p. 65).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak
met de flitser.
• Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
• Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 77).
• Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als
u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (p. 77).
Ogen worden rood weergegeven (p. 94).
• Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 150). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp
(aan de voorkant van de camera) (p. 44) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de
camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is
doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten
als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag
of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
• Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 53).
158
Problemen oplossen
U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC.
• Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus (pp. 164 – 167).
Wat als ik de modusschakelaar of knoppen niet kan gebruiken?
• Wanneer u de camera inschakelt en op de knop ON/OFF indrukt terwijl
u andere knoppen ingedrukt houdt, kunt u mogelijk de modusschakelaar of
bepaalde knoppen niet gebruiken vanwege een speciale modus voor de
waterdichte behuizing (afzonderlijk verkrijgbaar).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven,
heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 32, 103).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch
beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen:
• Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 53).
• Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 103).
• Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 103).
De zoomfunctie werkt niet.
• U kunt de digitale zoomfunctie tijdens het opnemen gebruiken, maar niet de
optische zoomfunctie (p. 105).
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
• Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt
u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding
voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
• Gebruik een geheugenkaart die op deze camera is geformatteerd (pp. 23, 53).
• Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid,
kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken.
• Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden
wegvallen of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Computer
Kan beelden niet overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te
verlagen wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
• Houd de knop n ingedrukt en houd vervolgens tegelijkertijd de knoppen o
en m ingedrukt. Selecteer [B] wanneer dit wordt weergegeven op het scherm
en druk op de knop m.
159
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
• De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de
geheugenkaart in de juiste richting (p. 18).
Geheugenkaart op slot
• Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart
is ingesteld op "LOCK". Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 18).
Kan niet opnemen
• U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd
of de geheugenkaart niet goed is geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de
juiste richting om een opname te maken (p. 18).
Geheugenkaart fout (p. 53)
• Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting is
geïnstalleerd, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice (p. 18).
Te weinig kaartruimte
• De geheugenkaart bevat onvoldoende ruimte om opnamen te maken (pp. 25, 55, 71, 85)
of beelden te bewerken (pp. 130 – 134). Wis de beelden (pp. 30, 109) om ruimte te
maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 19).
Vervang\Verwissel accu (p. 18)
Geen beeld.
• Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 120)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI
afspelen
• Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet
worden weergegeven.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd
of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/
Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat.
toekennen
• Het is niet mogelijk om incompatibele beelden te vergroten (p. 116), als favoriet
te markeren (p. 127), te roteren (p. 129), te bewerken (pp. 130 – 134), toe te
wijzen aan het beginscherm (p. 145), te categoriseren (p. 125) of toe te voegen
aan een afdruklijst (pp. 136, 138).
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam
is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet
worden vergroot, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het beginscherm,
gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst.
• Het is niet mogelijk om films te vergroten (p. 116), te bewerken (pp. 130 – 134),
toe te voegen aan een afdruklijst (pp. 138, 140) of toe te wijzen aan het
beginscherm (p. 145).
160
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
Ongeldig selectiebereik
• Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 121, 124, 127) hebt u geprobeerd
een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd
een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
• U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Kies minder
dan 998 beelden (p. 141).
• Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het
aantal geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 141).
• U hebt 501 of meer beelden gekozen in Beveilig (p. 120), Wissen (p. 123),
My Category (p. 125) en Favorieten (p. 127).
Communicatie fout
• Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden
afgedrukt vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op
de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.
Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
• De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat
met dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal
bestanden is bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset]
(p. 146) of formatteer de geheugenkaart (pp. 23, 53).
Lens fout
• Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of
als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
• Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met de helpdesk van
Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (foutnummer)
• Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld
mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
• Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt
u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een
probleem is met de camera.
161
Informatieweergave op het scherm
Opname (informatieweergave)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Camerastand*
Witbalans (p. 78)
My Colors (p. 81)
i-Contrast (p. 93)
Transportmodus (p. 80)
Waarschuwing voor
bewegende camera
(p. 157)
Lichtmeetmodi (p. 90)
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit)
(pp. 75, 103)
Resolutie (p. 75)
*
Foto's: Resterend aantal
opnamen (pp. 19, 76)
Films: Resterende tijd/
verstreken tijd (pp. 32, 103)
Zelfontspanner
(pp. 69, 82, 83)
AF-kader (pp. 26, 86)
Spotmetingpunt (p. 90)
Digitale zoom (p. 66)/
digitale teleconverter
(p. 67)
Scherpstelbereik (p. 74),
AF lock (p. 88)
Opnamemodus (p. 44)
Knipperdetectie (p. 95)
Flits mode (pp. 65, 73, 92)
Rode-Ogen Corr. (p. 94)
Datumstempel (p. 68)
ISO-waarde (p. 77)
Disp. Sjabloon (p. 152)
AE lock (p. 91),
FE lock (p. 91)/
belichting (p. 104)
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Belichtingscompensatie
(p. 73)
Zoombalk (p. 25)
Beeldstabilisatie (p. 152)
Tijdzone (p. 148)
: Standaard,
: Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en
worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen
wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden
automatisch kan roteren voor de juiste weergave. Wanneer de camera recht omhoog
of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet naar behoren.
162
Informatieweergave op het scherm
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Afdruklijst (p. 138)
My Category (p. 125)
Opnamemodus (p. 44)
ISO-waarde (p. 77)
Belichtingscompensatie
(p. 73), belichting (p. 104)
Witbalans (p. 78)
Histogram (p. 47)
Beeld bewerken
(pp. 130 – 134)
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit) (p. 75),
(films) (p. 103)
Resolutie (p. 75)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Lichtmeetmodi (p. 90)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 146)
Nummer van
weergegeven beeld/
totaal aantal beelden
Sluitertijd
Diafragmawaarde,
beeldkwaliteit (films)
(p. 103)
Flitser (pp. 73, 92)
i-Contrast (pp. 93, 133)
Scherpstelbereik (p. 74)
Bestandsgrootte (p. 76)
Foto's: Resolutie (p. 76)
Films: filmlengte (p. 103)
Beveilig (p. 120)
Favorieten (p. 127)
My Colors (pp. 81, 125)
Rode-ogencorrectie
(pp. 94, 134)
Opnamedatum en -tijd
(p. 20)
163
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
4
A
G
I
F
Belichtingscompensatie (p. 73)
—
{
{
{
{
AE lock (pp. 91, 104)/FE lock (p. 91)
—
{
—
—
—
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
—
{
—
—
—
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
h
—
{
{
{
{
…
*3
{
—
*4
—
Functie
e
Scherpstelbereik (p. 74)
u
AF lock (p. 88)
Flitser (pp. 65, 73, 92)
!
Zelfontspanner (pp. 69, 82, 83)
V
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Ò Î
{
{
{
{
{
$ *2
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Schermweergave (p. 84)
Menu FUNC.
Lichtmeting (p. 90)
My Colors (p. 81)
*5
Witbalans (p. 78)
ISO-waarde (p. 77)
Transport mode (p. 80)
Pixels opnemen (pp. 75, 103)
Compressieverhouding (beeldkwaliteit)
(p. 75)
W
{
{
{
{
{
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
*1 FE lock niet beschikbaar, belichting beschikbaar.
*2 Mogelijke instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden].
*3 Langzame synchronisatie automatisch ingesteld.
*4 … wanneer flitser is ingesteld op [Aan].
*5 Witbalans kan niet worden geselecteerd in
.
164
Beschikbare functies per opnamemodus
4
’
TY
E
w
S
O
P
t
≈
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
xv E
{
—
>z
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
—
—
{
—
—
—
{
{
*1
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
{
—
—
—
{
—
—
—
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
*4
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
Menu FUNC.
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
{
—
—
—
—
—
—
—
—
{
*6
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
—
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
*8
—
—
—
*7
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld
— Kan niet worden geselecteerd
*6 Witbalansgegevens kunnen niet worden vastgelegd.
*7 Ingesteld op
.
*8
kan niet worden geselecteerd.
165
Menu's
4 Opnamemenu
Opnamemodi
4
A
F
V
Gezichts-AiAf
{
{
{
{
{
Centrum
—
{
{
{
{
Normaal/Klein
—
{
—
—
—
Standaard
{
{
{
{
{
Uit
{
{
{
{
{
Digitale Tele-converter (1.7x/2.1x)
{
{
{
{
{
AF-Punt Zoom (p. 87)
Aan/Uit
{
{
{
{
{
Servo AF (p. 89)
Aan/Uit
*2
{
{
{
{
AF-hulplicht (p. 150)
Aan/Uit
{
{
{
{
{
Flits Instellingen
(pp. 94, 150)
Rode-Ogen
Aan/Uit
{
{
{
{
{
Lamp Aan
Aan/Uit
{
{
{
{
{
i-Contrast (p. 93)
Auto/Uit
*3
{
—
—
—
Bekijken (p. 151)
Uit/2-10 sec./Vastzetten
{
{
{
{
{
terugkijken (p. 151)
Uit/Details/Focus check
{
{
{
{
{
Knipperdetectie (p. 95)
Aan/Uit
{
{
{
{
{
Uit/Raster
{
{
{
{
{
Uitsnede/Beide
{
{
{
{
{
Continu/Uit
*4
{
{
{
{
Opname/Pan
—
{
{
{
{
Uit/Datum/Datum & Tijd
{
{
{
{
{
Functie
AF Frame (p. 86)
AF-kader afm. (p. 87)
Digitale zoom (p. 66)
Disp. Sjabloon (p. 152)
IS modus (p. 152)
Datum stempel (p. 68)
*1 Alleen AiAF.
*2 [Aan] wanneer beweging wordt gedetecteerd.
*3 Altijd [Automatisch].
*4 Altijd [Continu].
166
G
I
Menu's
4
’
TY
E
w
S
O
P
t
≈
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
—
{
xv E
—
*1
>z
*1
{
—
—
—
—
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
—
{
—
—
—
{
—
—
—
{
{
—
—
{
{
{
{
—
{
—
—
—
{
*4
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
—
{
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
—
—
—
—
—
*3
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
—
—
{
—
{
{
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd
167
Menu's
3 Menu Instellen
Item
Opties/overzicht
Zie pagina
mute
Aan/Uit*
p. 50
Volume
Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus).
p. 50
Geluidsopties
De geluiden instellen voor elke
camerabewerking.
p. 144
Hints en tips
Aan*/Uit
p. 144
LCD Helderheid
Instellen binnen een bereik van ±2.
p. 51
opstart scherm
Een beeld toevoegen als opstartafbeelding.
p. 145
Formateren
Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
pp. 23, 53
Bestandnr.
Continu*/Auto reset
p. 146
Maak folder
Maandelijks*/Dagelijks
p. 147
Lens intrekken
1 min.*/0 sec.
p. 147
spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
Tijdzone
Thuis*/Wereld
Datum/Tijd
Datum- en tijdinstellingen
p. 20
Video Systeem
NTSC/PAL
p. 117
Taal
Weergavetaal selecteren.
p. 22
Reset alle
Standaardinstellingen van camera herstellen.
p. 52
* Standaardinstelling
168
pp. 54, 148
p. 148
Menu's
1 Menu Afspelen
Item
Opties/overzicht
Zie pagina
Diavoorstelling
Beelden automatisch afspelen
p. 113
Wissen
Beelden wissen.
p. 123
Beveilig
Beelden beveiligen.
p. 120
Roteren
Beelden draaien.
p. 129
Favorieten
Hiermee markeert of demarkeert u beelden als
favoriet.
p. 127
My Category
Beelden indelen in categorieën.
p. 125
i-Contrast
Donkere delen en contrast van foto's
corrigeren.
p. 133
Rode-Ogen Corr.
Rode ogen in foto's corrigeren.
p. 134
Trimmen
Delen van foto's bijsnijden.
p. 131
Veranderen
Grootte van foto's veranderen en deze opslaan.
p. 130
My Colors
Kleuren in foto's aanpassen.
p. 125
Beeld scrollen
Aan*/Uit
p. 111
Ga verder
Laatst gez.*/Laatste f.
p. 153
Overgang
Fade*/Schuiven 1/Schuiven 2/Uit
p. 116
* Standaardinstelling
2 Menu Afdrukken
Item
Print
Sel. beeld & aantal
Select. Reeks
Opties/overzicht
Afdrukscherm weergeven.
Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
Eerste en laatste beeld selecteren van een
reeks die u wilt afdrukken.
Zie pagina
p. 136
p. 141
p. 142
Sel. alle beelden
Alle beelden selecteren voor afdrukken.
p. 142
Wis alle selecties
Alle instellingen voor afdrukken annuleren.
p. 142
Print instellingen
Hiermee stelt u de afdrukstijl in.
p. 140
169
Voorzorgsmaatregelen
• Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
• Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
• Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het scherm of als
er vuil op vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een
brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken.
• Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
• Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als er
vuil blijft zitten, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk van
Canon Klantenservice zoals is vermeld in uw garantiesysteemboekje.
• Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een
warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en
buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
• Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft
gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd
raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht
volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
170
Specificaties
Effectieve pixels in camera. . . . . . . . . . . Ongeveer 14,1 miljoen
Beeldsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1/2,3-CCD (totaal aantal pixels:
ongeveer 14,5 miljoen)
Lens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5,0 (G) – 20,0 (T) mm
overeenkomstig 35mm-filmbereik: 28 (G) – 112 (T) mm
f/2,8 (G) – f/5,9 (T)
Zoomvergroting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 4,0x (Maximaal ongeveer 16x in combinatie
met de digitale zoom)
LCD-scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6,9 cm (2,7 inch) LCD-kleurenscherm (TFT)
Ongeveer 230.000 pixels, beeldbereik
ongeveer 100%
Modus AF Frame . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gezichts-AiAf/Centrum
Servo AF. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aan/Uit
Scherpstelbereik
(vanaf de voorkant van de lens) . . . . . . . Auto: 3 cm – oneindig (G)/80 cm – oneindig (T)
Normaal: 5 cm – oneindig (G)/80 cm – oneindig (T)
Macro: 3 – 50 cm (G)
Oneindig: 3 m – oneindig
Kinderen & dieren: 1 m – oneindig
Sluiter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mechanische sluiter en elektronische sluiter samen
Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 – 1/1500 sec.
15 – 1/1500 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Beeldstabilisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Type lensverschuiving
Meetsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Deelmeting, Gem. centrum meeting of Spot
Belichtingscompensatie . . . . . . . . . . . . . ±2 stops in stappen van 1/3 stop
ISO-waarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Automatisch, ISO 80/100/200/400/800/1600
(standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex)
Witbalans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,
Custom
Ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Aan, langzame synchronisatie, Uit
* Beschikbare instellingen: Rode-Ogen Correctie/
Rode ogen reductie/FE lock
Bereik ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . 30 cm – 4,0 m (G)/
50 cm – 2,0 m (T)
Opnamemodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Automatisch, Programma AE, Portret, Night Snapshot,
Kinderen & dieren, Binnen, Smart Shutter (Glimlach,
Knipoogdetectie, Zelfontspanner gezicht), Weinig licht,
Kleur Accent, Kleur Wissel, Fisheye-effect, Miniatuureffect, Strand, Onderwater, Flora, Sneeuw, Vuurwerk,
Lange sluiter, Stitch Hulp, Film
Filmmodi: Standaard, Kleuraccent, Kleurwissel
Continu-opnamen . . . . . . . . . . . . . . . . . . Normaal: ongeveer 0,7 beelden/sec.
Weinig licht: ongeveer 2,6 beelden/sec.
Zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 10 sec./2 sec. vertraging, Handmatige
Timer
i-Contrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto/Uit
Opnamemedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXCgeheugenkaart, MultiMediaCard, MMCplusgeheugenkaart, HC MMCplus -geheugenkaart
171
Specificaties
Bestandstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Foto's: Exif 2.2 (JPEG)
Films: MOV (beeldgegevens: H.264, audiogegevens:
Linear PCM) (Mono)
Aantal opnamepixels (resolutie)
(Foto's) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoog: 4.320 x 3.240 pixels
Normaal 1: 3.456 x 2.592 pixels
Normaal 2: 2.592 x 1.944 pixels
Normaal 3: 1.600 x 1.200 pixels
Laag: 640 x 480 pixels
Breedbeeld: 4.320 x 2.432 pixels
(films). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.280 x 720 pixels (30 beelden/sec.*)
640 x 480 pixels (30 beelden/sec.*)
320 x 240 pixels (30 beelden/sec.*)
* Werkelijk aantal beelden is 29,97 frames/sec.
Compressie (foto's) . . . . . . . . . . . . . . . . Fijn, Normaal
Aantal mogelijke opnamen (volgens CIPA-norm)
Ongeveer 230 beelden
Afspeelfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enkelvoudige weergave, Film, Vergroot focus,
Index, Vergrote weergave, Gefilterd afspelen,
Diavoorstelling, Beeld scrollen, Smart Shuffle
Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . Wissen, Beveilig, My Category, Favorieten,
Veranderen, My Colors, iContrast, Trimmen, Roteren,
Rode-Ogen Corr.
Type Direct Print . . . . . . . . . . . . . . . . . . PictBridge-compatibel
Interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Digitale in-/uitvoer:
Hi-Speed USB (compatibel met mini-B)*
HDMI (HDMI-miniaansluiting)
Analoge audio-uitgang: mono*
Analoge video-uitgang: NTSC/PAL kan worden
geselecteerd*
* Speciale connector (vrouwtje) met geïntegreerd type
digitale audio en video.
Communicatie-instellingen . . . . . . . . . . MTP, PTP
Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Batterij NB-4L (oplaadbare litium-ionbatterij),
voedingsadapterset ACK-DC60 (afzonderlijk
verkrijgbaar)
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . 0 – 40 °C
Luchtvochtigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 – 90%
Afmetingen (volgens CIPA-norm) . . . . . 92,2 x 56,1 x 17,8 mm
Gewicht (volgens CIPA-norm). . . . . . . . Ongeveer 133 g (inclusief batterij en geheugenkaart)
Ongeveer 114 g (alleen camerabehuizing)
172
Specificaties
Batterij NB-4L
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oplaadbare lithium-ionbatterij
Voltage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3,7 V DC
Capaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 760 mAh
Oplaadcycli. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 300 keer
Bedieningstemperatuur . . . . . . . . . . . . . 0 – 40 °C
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35,4 x 40,3 x 5,9 mm
Gewicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 17 g
Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE
Nominaal ingangsvermogen. . . . . . . . . . 100 – 240 V AC (50/60 Hz), 0,1 A (100 V) – 0,06 A
(240 V)
Nominaal uitgangsvermogen . . . . . . . . . 4,2 V DC, 0,65 A
Oplaadtijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 1 uur 30 min.
Bedieningstemperatuur . . . . . . . . . . . . . 0 – 40 °C
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53,0 x 86,0 x 19,5 mm
Gewicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 60 g (CB-2LV)
Ongeveer 55 g (CB-2LVE, exclusief netsnoer)
• Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
• De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
173
174
Index
A
Aansluiting ................................. 37, 117, 136
Aantal opnamen .................................. 15, 76
Accessoires ............................................... 39
AE lock ..............................................91, 104
AF lock....................................................... 88
Afdrukken ................................................ 136
AF-kaders ..................................................26
Afspeelknop......................................... 29, 45
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten ............. 116
Alle beelden wissen................................. 123
Apparatuur...................................................2
De camera vasthouden .......................... 13
Standaardinstellingen............................. 52
AV-kabel...................................................... 2
B
Batterij
Batterijlader ........................................ 2, 14
Oplaadlampje ......................................... 15
Opladen ................................................. 14
Set van batterij en oplader ..................... 40
Spaarstand.....................................54, 148
Batterijlader ............................................... 14
Beeld scrollen .......................................... 111
Beelden
Afspelen J Bekijken
Beelden wissen .............................. 30, 123
Beveilig................................................. 120
Bewerken J Bewerken
Weergaveduur...................................... 151
Beelden bekijken op een tv ............. 117, 118
Beelden roteren ....................................... 129
Beelden wissen ................................. 30, 123
Beeldkwaliteit (compressieverhouding)........ 75
Bekijken (Afspelen)
Beelden op een tv ........................ 117, 118
Diavoorstelling...................................... 113
Enkelvoudige weergave ......................... 29
Indexweergave..................................... 110
Vergrote weergave............................... 116
Belichting
AE lock ...........................................91, 104
Compensatie ..........................................73
Correctie.................................................73
FE lock ...................................................91
Verschuiving.........................................104
Bestandsnummering................................146
Beveilig ....................................................120
Bewerken
Beelden roteren....................................129
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken).......................130
i-Contrast..............................................133
Rode-ogencorrectie..............................134
Trimmen ...............................................131
Binnen (modus voor speciale opnamen) ..... 57
Breed (Resolutie).................................75, 76
Briefkaartformaat .......................................76
C
Camerabeweging ..............................65, 152
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk...........2
Centrum.....................................................86
Compressie J Beeldkwaliteit
Continu-opnamen maken ..........................80
D
Datum en tijd
Instelling .................................................20
Instellingen .............................................20
Toevoegen aan beeld ............................68
Wijzigen..................................................21
Datum en tijd J Datum/Tijd
Diavoorstelling .........................................113
Digitale teleconverter.................................67
Digitale zoom.............................................66
DPOF...............................................138, 140
F
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
Favorieten................................................127
FE lock.......................................................91
175
Index
Film
Bekijken (Afspelen) ........................ 33, 106
Bewerken ............................................. 107
Modus .................................................. 102
Opnametijd........................................... 103
Resolutie .............................................. 103
Filterweergave......................................... 111
Fisheye-effect (modus voor
speciale opnamen) .................................... 59
Flitser
Inschakelen............................................ 73
Langzame synchronisatie ...................... 92
Uitzetten................................................. 65
Focuscontrole.......................................... 115
Focusvergrendeling................................... 84
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken).......................... 130
Formatteren (geheugenkaart) ............. 23, 53
Formateren J Geheugenkaart, Formatteren
Foutmeldingen......................................... 160
G
Geheugenkaart J Kaart
Geheugenkaarten................................ 16, 17
Beschikbare opnamen ..................... 19, 76
Formatteren ..................................... 23, 53
Geluidsinstellingen .................................... 50
Gezichts-AiAf............................................. 86
H
Handleiding voor persoonlijk afdrukken ...... 2
Handmatig
Witbalans ............................................... 78
Histogram .................................................. 47
I
i-Contrast........................................... 93, 133
Inhoud van de verpakking J Accessoires
Interfacekabel.............................................. 2
ISO-waarde ............................................... 77
K
Kinderen & dieren (modus voor
speciale opnamen) .................................... 57
Kleur Accent (modus voor
speciale opnamen) ............................ 97, 102
Kleur Wissel (modus voor
176
speciale opnamen) ............................ 98, 102
Klokfunctie................................................. 54
Knipperdetectie ......................................... 95
Knop ON/OFF ........................................... 44
L
Lampje................................... 44, 47, 69, 150
Lentebloesem/herfstbladeren
(modus voor speciale opnamen) ............... 58
Lichtmetingmodus ..................................... 90
Lichtnet.................................................... 156
M
Macro ........................................................ 74
MENU
Basishandelingen................................... 49
Lijst....................................................... 166
Menu FUNC.
Basishandelingen................................... 48
Lijst....................................................... 164
Miniatuur-effect (modus voor
speciale opnamen) .................................... 60
MultiMediaCard/MMCplus/HC MMCplusgeheugenkaart J Geheugenkaart
My Category ............................................ 125
My Colors .................................................. 81
N
Night Snapshot (modus voor
speciale opnamen) .................................... 56
O
Onderwater (modus voor
speciale opnamen) .................................... 57
Oneindig .................................................... 74
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opnamen maken via een tv ...................... 84
Overzicht van de onderdelen .................... 44
P
Panoramische foto's ................................ 100
Polsriem J Riem
Portret (modus voor speciale opnamen)...... 56
Printer........................................................ 39
Printinstellingen (DPOF).......................... 138
Problemen oplossen................................ 157
Programma automatische belichting ......... 72
Index
R
Raster ...................................................... 152
Reizen naar het buitenland.............. 148, 149
Resolutie (beeldgrootte) ............................ 75
Rode ogen
Automatische correctie........................... 94
Correctie............................................... 134
Reductie ............................................... 150
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven.............................................. 46
Taal van LCD-scherm ............................ 22
Scherpstellen
AF lock ................................................... 88
AF-kaders............................................... 26
AF-Punt Zoom........................................87
Modus AF Frame ................................... 86
Servo AF ................................................ 89
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J
Geheugenkaart
Sepiakleurig............................................... 81
Servo AF.................................................... 89
Sjabloon weergeven ................................ 152
Sluiterknop................................................. 24
Smart Shuffle........................................... 119
Smart Shutter
Gezicht-zelfontspanner .......................... 63
Knipoogdetectie ..................................... 62
Smart Shutter (modus voor speciale
opnamen) .................................................. 61
Sneeuw (modus voor speciale opnamen).... 58
Software
Beelden downloaden naar een
computer voor weergave........................ 35
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ........ 2
Softwarehandleiding.................................2
Spaarstand ........................................ 54, 148
Standaardinstellingen ................................ 52
Stitch-hulp (modus voor
speciale opnamen) .................................. 100
Strand (modus voor speciale opnamen) ...... 57
Tijdzone ...........................................148, 149
Toon (witbalans) ........................................78
Trimmen ..................................................131
U
Uitsnede ..................................................152
V
Vergrote weergave ..................................116
Verwijderen J Wissen
Video J Films
Voeding J Batterij
Voedingsadapterset...........................40, 156
Vuurwerk (modus voor
speciale opnamen) ....................................58
W
Weinig omgevingslicht (modus voor
speciale opnamen) ....................................57
Wereldklok...............................................148
Witbalans...................................................78
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner..................69
2 seconden-zelfontspanner....................82
Gezicht-zelfontspanner ..........................63
Knipoogdetectie .....................................62
Vertraging en
aantal opnamen wijzigen........................83
Zoomen .........................................25, 31, 66
Zwart-witfoto's............................................81
T
Taal van LCD-scherm................................ 22
177
Disclaimer
• Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
• Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
• De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
• We hebben geprobeerd ervoor te zorgen dat de informatie in deze
handleiding volledig en accuraat is. Als u fouten of weglatingen
opmerkt, neem dan contact op met de Canon Klantenservice die
wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
• Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de
producten.
CEL-SP1TA280
© CANON INC. 2010