Montage
11
6. Controleer nu de schuinstand van de maaier, zie
Schuinstand van de maaier (lengterichting),
blz. 11.
38 tot 76 mm (1.5–3”) maaihoogtebereik
Wanneer het maaihoogtebereik van de maaieenheid is
ingesteld op 38 tot 76 mm (1.5–3”) staan de rijwielen
achter in contact met de grond. Voor dit
maaihoogtebereik is er geen instelling van de
horizontale stand, zie Schuinstand van de maaier
(lengterichting).
Schuinstand van de maaier
(lengterichting)
Controleer elke keer als u de maaieenheid installeert
de schuinstand van de maaier (lengterichting).
Voordat u de schuinstand controleert, brengt u de
voor- en achterbanden op de juiste spanning: 138 kPa
(20 psi). Als het uiteinde van het voorste maaimes
niet 0–9,5 mm (0–3/8”) lager is dan het uiteinde van
het achterste maaimes, stel de schuinstand van de
maaimessen dan in aan de hand van de volgende
instructies.
1. Parkeer de machine op een vlakke en horizontale
ondergrond. Maaikoppeling (aftakas)
uitschakelen, parkeerrem in werking stellen en
contactsleutel in de stand “OFF” draaien om de
motor af te zetten. Contactsleutel verwijderen.
2. Controleer de horizontale stand van de messen
als u dat nog niet hebt gedaan, zie Horizontaal
stellen van de maaier (dwarsrichting), blz. 10.
3. Stel de draaiknop voor de werktuighoogte
dusdanig in dat de maaihoogte zich in het
midden van het maaibereik bevindt en laat de
hefinrichting zakken.
4. Draai de maaimessen voorzichtig rond tot deze
naar voren en naar achteren wijzen (Fig. 15).
5. Meet de afstand tussen het uiteinde van het
voorste maaimes (Fig. 15) en het uiteinde van
het achterste maaimes tot de vlakke ondergrond.
Als het uiteinde van het voorste maaimes niet
0–9,5 mm (0–3/8”) lager is dan het uiteinde van
het achterste mes, stel dan de instelling-
koppelingen aan de voorzijde bij.
1078
1
2
3
4
4
Voorzijde
Figuur 15
1. Maaimes van voorzijde
naar achterzijde
2. Meet uiteinde voorste
maaimes
3. Meet uiteinde achterste
maaimes
4. Hier meten
6. Voor het instellen van de schuinstand van de
maaimessen de borgmoeren aan de voorste
instelbare koppelingen losmaken (Fig. 16).
7. Verdraai de bout aan de voorste instelbare
koppelingen om de schuinstand van de
maaimessen in te stellen (Fig. 16).
NB.: Om de voorzijde van de maaiheid
hoger in te stellen, maakt u de
instelbare koppelingen korter door de
bouten rechtsom te verdraaien. Stel
beide zijden gelijk in.