Gardena Smart SILENO City 500 de handleiding

Type
de handleiding
gardena.com
Gebruiksaanwijzing
SILENO city, smart SILENO city
SILENO life, smart SILENO life
InDesign P01 omslag P01_P02_a5.indd 1InDesign P01 omslag P01_P02_a5.indd 1
Inhoud
1 Inleiding
1.1 Inleiding.................................................................3
1.2 Productoverzicht................................................... 4
1.3 Symbolen op het product...................................... 5
1.4 Symbolen op het display....................................... 5
1.5 Symbolen op de accu............................................6
1.6 Algemene gebruiksinstructies............................... 6
1.7 Overzicht menustructuur 1.................................... 7
1.8 Overzicht menustructuur 2.................................... 8
1.9 Display.................................................................. 9
1.10 Toetsenbord ....................................................... 9
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidsinformatie........................................... 10
2.2 Veiligheidsdefinities.............................................11
2.3 Veiligheidsinstructies voor bediening.................. 11
3 Installatie
3.1 Inleiding - installatie.............................................15
3.2 Belangrijkste onderdelen voor de installatie........15
3.3 Algemene voorbereidingen................................. 15
3.4 Vóór de installatie van de draden........................15
3.5 Montage van het product.................................... 20
3.6 De draad positioneren met krammen..................22
3.7 De begrenzingsdraad of geleidingsdraad
ingraven.................................................................... 23
3.8 De begrenzingsdraad of geleidingsdraad
verlengen.................................................................. 23
3.9 Na de installatie van het product.........................23
3.10 De productinstellingen uitvoeren.......................24
4 Werking
4.1 De knop ON/OFF................................................ 32
4.2 Product starten....................................................32
4.3 Bedieningsmodi...................................................32
4.4 Product stoppen.................................................. 33
4.5 Het product uitschakelen.....................................33
4.6 De accu opladen................................................. 34
4.7 Maaihoogte aanpassen.......................................34
5 Onderhoud
5.1 Introductie - onderhoud....................................... 35
5.2 Product reinigen.................................................. 35
5.3 Messen vervangen..............................................36
5.4 Firmware-update................................................. 36
5.5 Accu.................................................................... 37
5.6 Winterbeurt..........................................................37
6 Probleemoplossing
6.1 Introductie - problemen oplossen........................39
6.2 Foutmeldingen.................................................... 40
6.3 Informatiemeldingen............................................44
6.4 Indicatielampje in het laadstation........................ 45
6.5 Symptomen......................................................... 46
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen....................... 47
7 Vervoer, opslag en verwerking
7.1 Transport.............................................................50
7.2 Opslag.................................................................50
7.3 Afvoeren..............................................................50
8 Technische gegevens
8.1 Technische gegevens......................................... 51
9 Garantie
9.1 Garantievoorwaarden..........................................54
10 EG verklaring van overeenstemming
10.1 EG verklaring van overeenstemming................ 55
2 1298 - 007 - 16.09.2020
1 Inleiding
1.1 Inleiding
Serienummer:
PIN-code:
Productregistratiecode:
Het serienummer staat op het productplaatje en op de productverpakking.
Gebruik het serienummer om uw product te registreren op www.gardena.com.
1.1.1 Ondersteuning
Neem contact op met uw GARDENA Central Service
voor ondersteuning met betrekking tot het GARDENA-
product.
1.1.2 Productbeschrijving
Let op: GARDENA werkt het uiterlijk en de werking
van producten regelmatig bij. Zie
Ondersteuning op
pagina 3
.
Het product is een robotmaaier. Het product bevat een
accu en maait het gras automatisch. Hierbij wisselen
maaien en laden elkaar continu af. Het
bewegingspatroon is willekeurig, wat betekent dat het
gazon gelijkmatig en met minder slijtage wordt gemaaid.
De begrenzingsdraad en de geleidingsdraad regelen de
beweging van het product binnen het werkgebied.
Sensoren in het product detecteren wanneer het product
de begrenzingsdraad nadert. De voorzijde van het
product rijdt altijd een bepaalde afstand voorbij de
begrenzingsdraad voordat het product omkeert.
Wanneer het product een obstakel raakt of de
begrenzingsdraad nadert, kiest het een nieuwe richting.
De gebruiker selecteert de instellingen voor de werking
met de toetsen op het toetsenblok. Het display toont de
geselecteerde en mogelijke instellingen voor de werking,
en de bedrijfsmodus van het product.
1.1.2.1 Maaitechniek
Het product is emissievrij, gebruiksvriendelijk en
bespaart energie. Deze regelmatige maaitechniek
verbetert de kwaliteit van het gras en vermindert het
gebruik van meststoffen. Het gras hoeft niet te worden
verzameld.
1.1.2.2 Laadstation zoeken
Het product werkt totdat de accu bijna leeg is.
Vervolgens volgt het de geleidingsdraad naar het
laadstation. De geleidingsdraad wordt vanaf het
laadstation naar bijvoorbeeld een afgelegen deel van
het werkgebied of door een smalle doorgang gelegd. De
geleidingsdraad wordt aangesloten op de
begrenzingsdraad waardoor de robotmaaier het
laadstation veel gemakkelijker en sneller kan vinden.
1298 - 007 - 16.09.2020 Inleiding - 3
1.2 Productoverzicht
1
5
4
3
9
28
21
27
10
22
23
29
26
30
25
24
19
6
8
7
2
18
15
14
17
16
20
13
12
11
De nummers in de afbeelding geven het volgende aan:
1. Behuizing
2. Klep voor display en toetsenbord
3. Stopknop
4. Achterwiel (SILENO city)/achterwielen (SILENO
life)
5. Voorwielen
6. Laadstation
7. Contactplaten
8. Led voor controle van de werking van het
laadstation, de begrenzingsdraad en de
geleidingsdraad
9. Maaihoogte-instelling
10. Productplaatje
11. Display
12. Toetsenbord
13. Knop ON/OFF
14. Maaisysteem
15. Maaischijf
16. Hendel
17. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
18. Accudeksel
19. Voeding
1
20. Lusdraad voor begrenzings- lus en geleidings-
draad
21. Koppelingen voor de lusdraad
22. Haringen
23. Connector voor de lusdraad
24. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
1
Het uiterlijk kan afhankelijk van de markt verschillen.
4 - Inleiding 1298 - 007 - 16.09.2020
25. Meetlat als hulpmiddel bij het installeren van de
begrenzingsdraad (de meetlat wordt van de doos
losgemaakt)
26. voeding Smart Gateway (alleen voor smart-model)
27. Laagspanningskabel
28. Smart Gateway (alleen voor smart-model)
29. LAN-kabel Smart Gateway (alleen voor smart-
model)
30. Bedieningshandleiding en beknopte handleiding
1.3 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op het product. Bestudeer ze
zorgvuldig.
WAARSCHUWING: Lees de
gebruikersinstructies voordat
u het product gebruikt.
WAARSCHUWING: Schakel
het product uit voordat u
werkzaamheden aan het pro-
duct uitvoert of het product
optilt.
WAARSCHUWING: Bewaar
een veilige afstand tot het
product als dit in gebruik is.
Houd uw handen en voeten
uit de buurt van de roterende
messen.
WAARSCHUWING: Ga niet
op het product zitten of staan.
Plaats uw handen of voeten
nooit in de buurt van of onder
het product.
Gebruik een losse voeding
zoals aangegeven op het ty-
peplaatje naast het symbool.
Dit product voldoet aan de
geldende EG- richtlijnen.
Het is niet toegestaan om dit product als
normaal huishoudelijk afval af te voeren.
Zorg dat het product wordt gerecycled
volgens de lokale wettelijke voorschriften.
De laagspanningskabel mag niet worden
ingekort, verlengd of gesplitst.
Gebruik geen trimmer in de buurt van de
laagspanningskabel. Wees voorzichtig bij
het knippen van randen waar de kabels
liggen.
1.4 Symbolen op het display
Het schemamenu wordt gebruikt om in te
stellen wanneer het product het gazon
maait.
De functie SensorControl past
automatisch de maai-intervallen aan de
grasgroei aan.
Het menu Instellingen wordt gebruikt om
de algemene productinstellingen in te
stellen.
Alleen voor smart SILENO city en smart
SILENO life.
Het GARDENA smart system maakt
draadloze interactie mogelijk tussen uw
smart product en het GARDENA smart
system.
Het product maait het gras niet door de
schemafunctie.
Het product overschrijft de schemafunctie.
De accu-indicator geeft de laadstatus van
de accu aan. Wanneer het product wordt
opgeladen, knippert het symbool.
Het product bevindt zich in het
laadstation, maar de accu wordt niet
opgeladen.
Het product staat in de ECO-modus.
1298 - 007 - 16.09.2020 Inleiding - 5
1.5 Symbolen op de accu
Lees de gebruikersinstructies goed door.
Dank de accu niet af door deze in een
vuur te gooien en stel de accu niet bloot
aan een warmtebron.
Dompel de accu niet onder in water.
1.6 Algemene gebruiksinstructies
Voor het gemak wordt het volgende systeem in de
bedieningshandleiding gebruikt:
Cursief
gedrukte tekst geeft teksten aan die
worden weergegeven op het display of is een
verwijzing naar een ander gedeelte in de
bedieningshandleiding.
Vet gedrukte tekst geeft de knoppen op het
product aan.
Tekst gedrukt in
HOOFDLETTERS
en
cursieve
letters
verwijst naar de verschillende bedrijfsmodi
die beschikbaar zijn in het product.
6 - Inleiding 1298 - 007 - 16.09.2020
1.7 Overzicht menustructuur 1
Schema
Weekoverzicht
Periode 1
Periode 2 Kopiëren
Zo
Huidige
dag
Heel de week
ZaVrDoWoDiMaAlle
dagen
Resetten
* smart SILENO city en smart SILENO life
Wizard Uitgebreid
smart system*
Goed Matig Slecht
Verbonden
Ja/Nee
Signaal-
sterkte
Status
Uitsluiten
apparaat
SensorControl
Laag/mid./hoog
Maaitijd
Gebruik
SensorControl
1298 - 007 - 16.09.2020 Inleiding - 7
1.8 Overzicht menustructuur 2
Instellingen
Tijd &
datum
Ingestelde
tijd
Ingestelde
datum
Tijdnotatie Datumnotatie
Taal
Land
Alle gebruikers-
instellingen
resetten
Info
Veiligheid Tuindekking Installatie
Algemeen
Laag Midden*
Wijzig
pincode
Nieuw
lussignaal
Veiligheidsniveau Uitgebreid
Gebied 1-3
Hoe?
Hoe
vaak?
Hoe
ver?
Uitschakelen
ResettenTesten
Meer
Uitgangssituatie
Rijd over
draad
ECO-
modus
Maaierhuis
Hoog
* SILENO life, smart SILENO life
Vorstsensor
Eenheid
In doorgang
maaien
8 - Inleiding 1298 - 007 - 16.09.2020
1.9 Display
Op het display op het product wordt informatie over de
instellingen van het product weergegeven.
Om toegang te krijgen tot het display drukt u op de knop
STOP en opent u de klep.
1.10 Toetsenbord
Met het toetsenbord op het product kan de gebruiker
navigeren in het menu. Om toegang te krijgen tot het
toetsenblok, drukt u op de knop STOP en opent u de
klep.
Gebruik de knop ON/OFF (A) om het product in en
uit te schakelen. Het indicatielampje op het
toetsenbord is een belangrijke statusindicator. Zie
Het indicatielampje op pagina 32
.
Gebruik de knop Start (B) om het product te
starten.
Gebruik de knop Menu (C) om naar het
hoofdmenu te gaan.
Let op: De knop Menu wordt ook gebruikt als
een knop voor Terug om omhoog te gaan in de
menulijsten.
Gebruik de knop Mode (D) om de bedrijfsmodus te
selecteren.
Gebruik de knop OK (E) om de instellingen te
bevestigen die u in de menu's selecteert.
Gebruik de pijltoetsen (F) voor navigatie in het
menu. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag om
de pincode, de tijd en de datum in te voeren.
A
B
D
C
E
F
1298 - 007 - 16.09.2020
Inleiding - 9
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidsinformatie
2.1.1 BELANGRIJK. ZORGVULDIG LEZEN
VOOR GEBRUIK. BEWAREN OM LATER
TE KUNNEN RAADPLEGEN
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken met andere
mensen of beschadigingen van hun eigendommen.
Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen
(waaronder kinderen) met fysieke, zintuiglijke of geestelijke
beperkingen (die van invloed kunnen zijn op het veilig bedienen
van het product), of een gebrek aan kennis en ervaring, tenzij ze
begeleiding bij of aanwijzingen voor het gebruik van het apparaat
hebben ontvangen van een persoon die verantwoordelijk is voor
hun veiligheid.
Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
ouder en andere personen die ondanks hun fysieke, sensorische
of geestelijke handicap of gebrek aan ervaring en kennis onder
toezicht of instructie van een verantwoordelijke persoon in staat
zijn veilig gebruik te maken van het apparaat en op de hoogte zijn
van alle gevaren. Er kunnen plaatselijke regels zijn met betrekking
tot de minimumleeftijd voor het bedienen van dit apparaat.
Kinderen mogen het apparaat niet zonder toezicht reinigen of
onderhouden.
Sluit de voeding nooit aan op een stopcontact als de stekker of het
snoer beschadigd is. Een versleten of beschadigd snoer verhoogt
het risico op een elektrische schok.
Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Onjuist
gebruik kan leiden tot elektrische schokken, oververhitting of
lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Spoelen met
water/neutralisatiemiddel in geval van lekkage van elektrolyt.
Raadpleeg een arts in geval van contact met de ogen.
10
- Veiligheid 1298 - 007 - 16.09.2020
Gebruik alleen originele accu's die door de fabrikant worden
aanbevolen. De veiligheid van het product kan niet worden
gegarandeerd met niet-originele accu's. Gebruik geen niet-
oplaadbare accu's.
Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de
accu wordt verwijderd.
WAARSCHUWING: Het
product kan gevaarlijk
zijn wanneer het
verkeerd wordt gebruikt.
WAARSCHUWING:
Gebruik het product niet
als personen, met name
kinderen, of huisdieren
zich in het werkgebied
bevinden.
WAARSCHUWING:
Houd uw handen en
voeten uit de buurt van
de roterende messen.
Plaats uw handen of
voeten nooit in de buurt
van of onder het product
wanneer het is
ingeschakeld.
WAARSCHUWING:
Roep bij letsel of een
ongeval medische hulp
in.
2.2 Veiligheidsdefinities
Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en
opmerkingen worden gebruikt om te wijzen op
belangrijke delen van de handleiding.
WAARSCHUWING: Wordt gebruikt
om te wijzen op de kans op ernstig of fataal
letsel voor de gebruiker of omstanders
wanneer de instructies in de handleiding niet
worden gevolgd.
OPGELET: Wordt gebruikt indien er
een risico bestaat op schade aan het
product en andere eigendommen of aan de
omgeving wanneer de instructies in de
handleiding niet worden gevolgd.
Let op: Geven verdere informatie die nodig is in een
bepaalde situatie.
2.3 Veiligheidsinstructies voor
bediening
2.3.1 Gebruik
Het product mag uitsluitend worden gebruikt in
combinatie met door de fabrikant aanbevolen
apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. De
instructies van de fabrikant over bediening/
onderhoud moeten nauwkeurig worden gevolgd.
Er moeten waarschuwingsborden worden
geplaatst rondom het werkgebied van het product
als het in openbare gebieden wordt gebruikt. De
borden moeten de volgende tekst bevatten:
Waarschuwing! Automatische gazonmaaier! Blijf
uit de buurt van de machine! Houd toezicht op
kinderen!
1298 - 007 - 16.09.2020
Veiligheid - 11
Waarschuwing!
Automatische gazonmaaier!
Blijf uit de buurt van de machine!
Houd toezicht op kinderen!
Waarschuwing!
Automatische gazonmaaier!
Blijf uit de buurt van de machine!
Houd toezicht op kinderen!
Gebruik de parkeermodus, zie
Parkeren op pagina
33
of schakel het product uit wanneer personen,
vooral kinderen, of huisdieren zich in het
werkgebied bevinden. Het verdient aanbeveling
het product te programmeren voor gebruik tijdens
uren wanneer geen activiteit in het gebied
plaatsvindt, bijvoorbeeld 's nachts. Zie
Het schema
instellen op pagina 25
. Houd er rekening mee dat
bepaalde dieren, bijvoorbeeld egels, 's nachts
actief zijn. Deze diersoorten kunnen potentieel
gewond raken door het product.
Het product mag uitsluitend worden bediend,
onderhouden en gerepareerd door personen die
volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken
van en veiligheidsregels voor het product. Lees de
bedieningshandleiding zorgvuldig door en zorg dat
u de instructies hebt begrepen voordat u het
product gebruikt.
Het is niet toegestaan het originele ontwerp van
het product aan te passen. Alle wijzigingen zijn op
eigen risico.
Controleer of er geen vreemde voorwerpen zoals
stenen, takken, gereedschappen of speelgoed op
het gazon aanwezig zijn. Als de messen vreemde
voorwerpen raken, kunnen de messen beschadigd
raken. Schakel altijd eerst het product uit met de
knop ON/OFF voordat u een blokkade verwijdert.
Controleer het product op schade voordat u het
opnieuw start.
Als het apparaat abnormaal gaat trillen. Schakel
het product altijd eerst uit met de hoofdschakelaar
of met de knop ON/OFF voordat u het product op
schade controleert of het opnieuw start.
Start het product volgens de instructies. Wanneer
het product is ingeschakeld, dient u ervoor te
zorgen dat u uw handen en voeten uit de buurt van
de roterende messen houdt. Plaats uw handen of
voeten nooit onder het product.
Raak nooit bewegende gevaarlijke onderdelen,
zoals de maaischijf, aan voordat de maaier
volledig tot stilstand is gekomen.
Til het product nooit op en draag het niet rond
terwijl het is ingeschakeld.
Sta niet toe dat het product wordt gebruikt door
personen die niet weten hoe het werkt en zich
gedraagt.
Het product mag nooit in aanraking komen met
personen of andere levende wezens. Als een
persoon of ander levend wezen in de baan van het
product komt, moet dit onmiddellijk worden
gestopt. Zie
Product stoppen op pagina 33
.
Zet niets boven op het product of het laadstation.
Voorkom dat het product wordt gebruikt wanneer
de kap, maaischijf of behuizing beschadigd is. De
maaier mag ook niet worden gebruikt als de
messen, schroeven, moeren of kabels defect zijn.
Sluit nooit een beschadigde kabel aan en raak
deze ook niet aan voordat de kabel is
losgekoppeld van de voeding.
Gebruik het product niet als de knoppen ON/OFF
en STOP niet werken.
Schakel het product altijd uit met de knop ON/OFF
wanneer het product niet in gebruik is. Het product
kan alleen worden gestart als het product is
ingeschakeld met de knop ON/OFF en de juiste
pincode is ingevoerd.
GARDENA staat niet garant voor volledige
compatibiliteit tussen het product en andere typen
draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen,
radio- zenders, ringleidingen, ondergrondse
elektrische afrasteringen of dergelijke.
Metalen voorwerpen in de bodem (zoals
wapeningsnetten of antimollennetten) kunnen de
robotmaaier tot stilstand brengen. De metalen
voorwerpen kunnen storing van het lussignaal
veroorzaken en de robotmaaier tot stilstand
brengen.
Bedrijfs- en opslagtemperatuur is 0-50 °C/32-122
°F. Temperatuurbereik voor het opladen is 0-45
°C/32-113 °F. Te hoge temperaturen kunnen
schade aan het product veroorzaken.
12
- Veiligheid 1298 - 007 - 16.09.2020
2.3.2 Veiligheid bij accu's
WAARSCHUWING: Lithium-
ionaccu's kunnen ontploffen of brand
veroorzaken, indien gedemonteerd,
kortgesloten, blootgesteld aan water, brand
of hoge temperaturen. Behandel de accu
voorzichtig, demonteer de accu niet, open
de accu niet en voorkom elektrisch/
mechanisch misbruik. Zet een accu niet in
direct zonlicht.
Voor meer informatie over de accu, raadpleeg
Accu op
pagina 37
2.3.3 Het product optillen en verplaatsen
WAARSCHUWING: Het product
moet worden uitgeschakeld voordat het
wordt opgetild. Het product is uitgeschakeld
wanneer het indicatielampje op het
toetsenblok niet brandt.
OPGELET: Til het product niet op als
het in het laadstation is geparkeerd.
Hierdoor kan het laadstation en/of het
product worden beschadigd. Druk op STOP
en trek het product uit het laadstation
voordat u het optilt.
Voor het veilig verplaatsen uit of binnen het werkgebied:
1. Druk op de knop STOP om het product te stoppen.
2. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF en zorg
ervoor dat het product is uitgeschakeld. Controleer
of het indicatielampje op het toetsenblok niet
brandt. Dit betekent dat het product is
uitgeschakeld. Zie
Indicatielampje in het
laadstation op pagina 45
.
3. Draag het product aan de hendel met de
maaischijf uit de buurt van uw lichaam.
2.3.4 Onderhoud
WAARSCHUWING: Het product
moet worden uitgeschakeld voordat er
onderhoudswerkzaamheden aan worden
uitgevoerd. Het product is uitgeschakeld
wanneer het indicatielampje op het
toetsenblok niet brandt.
WAARSCHUWING: Ontkoppel het
laadstation met de stekker voordat u
reinigings- of onderhoudswerkzaamheden
verricht aan het laadstation of de lusdraad.
1298 - 007 - 16.09.2020 Veiligheid - 13
OPGELET: Reinig het product niet met
een hogedrukspuit. Gebruik geen
oplosmiddelen voor reiniging.
Inspecteer het product wekelijks en vervang
beschadigde of versleten onderdelen. Zie
Onderhoud op
pagina 35
.
2.3.5 Bij onweer
Om het risico op schade aan de elektrische
componenten in het product en het laadstation te
beperken, adviseren we om alle aansluitingen op het
laadstation (voeding, begrenzingsdraad en
geleidingsdraad) los te koppelen als er kans op onweer
is.
1. Markeer de draden om eenvoudig opnieuw
verbinding te maken. De aansluitingen op het
laadstation zijn gemarkeerd met R, L en GUIDE.
2. Koppel alle aangesloten kabels en de voeding los.
3. Sluit alle kabels en de voeding weer aan als er
geen onweer meer dreigt. Het is belangrijk dat elke
draad op de juiste plaats wordt aangesloten.
14
- Veiligheid 1298 - 007 - 16.09.2020
3 Installatie
3.1 Inleiding - installatie
Zie www.gardena.com voor meer informatie over de
installatie en instructievideo's.
Wij raden u aan de firmware bij te werken voordat u het
product installeert, om er zeker van te zijn dat het
product de nieuwste firmware heeft. Zie
Firmware-
update op pagina 36
.
WAARSCHUWING: Zorg dat u het
hoofdstuk over veiligheid hebt gelezen en
begrepen voordat u het product installeert.
OPGELET: Gebruik originele
reserveonderdelen en origineel
installatiemateriaal.
3.2 Belangrijkste onderdelen voor de
installatie
De installatie bestaat uit de volgende onderdelen:
Een robotmaaier die het gazon automatisch maait.
Een laadstation met 3 functies:
Controlesignalen door de begrenzingsdraad
verzenden.
Controlesignalen langs de geleidingsdraad
sturen, zodat het product de geleidingsdraad
naar specifieke afgelegen gebieden in de tuin
kan volgen en terug kan keren naar het
laadstation.
Het product opladen.
Een voeding, die is aangesloten tussen het
laadstation en een stopcontact van 100-240 V.
De lusdraad, die langs de randen van het
werkgebied wordt gelegd en ook rondom
voorwerpen en planten die de robotmaaier niet
mag raken. De lusdraad dient als
begrenzingsdraad en ook als geleidingsdraad.
3.3 Algemene voorbereidingen
OPGELET:
Gaten met water in het
gazon kunnen schade aan het product
veroorzaken.
Let op: Lees het hoofdstuk Installatie volledig door
voordat u met de installatie begint. De wijze waarop de
installatie is uitgevoerd, bepaalt hoe goed het product
functioneert. Het is daarom belangrijk om de installatie
zorgvuldig te plannen.
Maak een blauwdruk van het werkgebied en neem
hierin alle obstakels op. Zo vindt u eenvoudiger de
beste posities voor het laadstation, de
begrenzingsdraad en de geleidingsdraad.
Breng een markering aan op de blauwdruk waar
het laadstation, de begrenzingsdraad en de
geleidingsdraad moeten worden geplaatst.
Breng een markering op de blauwdruk aan waar
de geleidingsdraad aansluit op de
begrenzingsdraad. Zie
De geleidingsdraad
installeren op pagina 22
.
Vul de gaten in het gazon.
Maai het gras voordat u het product installeert.
Zorg ervoor dat het gras maximaal 4 cm/1.6 inch
is.
Let op: De eerste weken na installatie kan het
waargenomen geluidsniveau bij het maaien van het gras
hoger zijn dan verwacht. Wanneer het product het gras
enige tijd heeft gemaaid, is het waargenomen
geluidsniveau veel lager.
3.4 Vóór de installatie van de draden
U kunt kiezen om de draden met staken te bevestigen of
om ze in te graven. U kunt de 2 procedures voor
hetzelfde werkgebied gebruiken.
OPGELET: Graaf de begrenzingsdraad
en de geleidingsdraad in indien u een
verticuteermachine gebruikt in het
werkgebied om te voorkomen dat ze
beschadigd raken.
3.4.1 Onderzoeken waar het laadstation
moet worden geplaatst
Zorg voor minimaal 2 m/6.6 ft vrije ruimte vóór het
laadstation. Zie
Onderzoeken waar de
geleidingsdraad moet worden gelegd op pagina
20
.
Houd een minimum aan van 30 cm / 12 inch vrije
ruimte rechts en links van het midden van het
laadstation.
1298 - 007 - 16.09.2020
Installatie - 15
60- cm / 24- in.
Plaats het laadstation in de buurt van een
stopcontact.
Plaats het laadstation op een vlakke ondergrond.
De bodemplaat van het laadstation mag niet
gebogen zijn.
Max 5 cm /2"
Max 5 cm /2"
Max +/- 2 cm / 0.8 in.
Als het werkgebied twee delen heeft die zijn
gescheiden door een steile helling, raden wij aan
het laadstation op het laagste deel te plaatsen.
Plaats het laadstation in een gebied met
bescherming tegen de zon.
Als het laadstation op een eiland is geplaatst, dient
u ervoor te zorgen dat u de geleidingsdraad met
het eiland verbindt. Zie
Een eiland maken op
pagina 19
.
3.4.2 Onderzoeken waar de voeding moet
worden geplaatst
WAARSCHUWING: U mag de
laagspanningskabel niet doorsnijden of
verlengen. Er bestaat een gevaar voor
elektrische schokken.
OPGELET: Zorg ervoor dat de messen
op het product niet de laagspanningskabel
doorsnijden.
OPGELET: Plaats de
laagspanningskabel niet in een spoel of
onder de plaat van het laadstation. De
bobine veroorzaakt interferentie met het
signaal van het laadstation.
Plaats de voeding in een gebied met een dak en
bescherming tegen de zon en de regen.
Plaats de voeding in een gebied met een goede
luchtstroom.
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer u de
voeding aansluit op het stopcontact.
Laagspanningskabels van verschillende lengtes zijn
verkrijgbaar als accessoires.
16
- Installatie 1298 - 007 - 16.09.2020
3.4.3 Onderzoeken waar u de
begrenzingsdraad plaatst
OPGELET: Er dient een obstakel van
minimaal 15 cm/6 inch hoog tussen de
begrenzingsdraad en waterpartijen,
hellingen, afgronden of openbare wegen te
staan. Dit voorkomt schade aan het product.
OPGELET: Laat het product niet
werken op grind.
OPGELET: Maak geen scherpe
bochten wanneer u de begrenzingsdraad
installeert.
OPGELET: Voor een zorgvuldige
werking zonder geluid isoleert u alle
obstakels zoals bomen, wortels en stenen.
De begrenzingsdraad moet als een lus om het
werkgebied worden geplaatst. De sensoren in het
product detecteren wanneer het product de
begrenzingsdraad nadert en het product een andere
richting selecteert. Alle delen van het werkgebied
moeten zich op maximaal 15 m/50 ft van de
begrenzingsdraad bevinden.
Om de verbinding tussen de geleidingsdraad en de
begrenzingsdraad eenvoudiger te maken, is het
raadzaam een oogje te maken op de plaats waar de
geleidingsdraad wordt aangesloten. Maak het oogje met
circa 20 cm/8 inch van de begrenzingsdraad.
Let op:
Maak een blauwdruk van het werkgebied
voordat u de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad
installeert.
D
E
B
C
F
A
Plaats de begrenzingsdraad rond de hele
werkzone (A). Pas de afstand tussen de
begrenzingsdraad en de obstakels aan.
Zet de begrenzingsdraad 35 cm/14 inch (B) van
een hindernis af die meer dan 5 cm/2 inch hoog is.
35 cm /14
"
> 5 cm / 2
"
Zet de begrenzingsdraad 30 cm/12 inch (C) van
een obstakel af dat 1-5 cm/0.4-2 inch hoog is.
1-5 cm / 0.4 - 2"
30 cm / 12"
Zet de begrenzingsdraad 10 cm/4 inch (D) van een
hindernis af die kleiner is dan 1 cm/0.4 inch.
1298 - 007 - 16.09.2020
Installatie - 17
10 cm / 4"
max 1 cm / 0.4"
Als u een tegelpad op niveau van het gazon hebt,
plaatst u de begrenzingsdraad lager dan de tegels.
Let op: Indien het tegelpad minimaal 30 cm/12
inch breed is, gebruikt u de fabrieksinstelling voor
de functie
Rijd over draad
om al het gras naast het
tegelpad te maaien. Zie
De functie Rijd over draad
instellen op pagina 29
.
Als u een eiland maakt, zet u de
begrenzingsdraden die naar en van het eiland
lopen dicht bij elkaar (E). Plaats de kabels in
dezelfde staak. Zie
Een eiland maken op pagina
19
.
Maak een oogje (F) op de plaats waar de
geleidingsdraad met de begrenzingsdraad moet
worden verbonden.
3.4.3.1 De begrenzingsdraad op een helling plaatsen
Het product kan gebruikt worden op hellingen van 35%.
Hellingen die te steil zijn, moeten worden geïsoleerd met
de begrenzingsdraad. De hellingsgraad (%) wordt
berekend als hoogte per m. Voorbeeld: 10 cm/100 cm =
10%.
10 cm/4"
100 cm/40"
10%
Voor hellingen steiler dan 35% binnen het
werkgebied isoleert u de helling met
begrenzingsdraad.
Voor hellingen steiler dan 10% langs de buitenrand
van het gazon plaatst u de begrenzingsdraad 20
cm/8 inch (A) van de rand.
A
>10%
0-25%
Voor hellingen grenzend aan een openbare weg
plaatst u een obstakel van minimaal 15 cm /6 inch
langs de buitenrand van de helling. U kunt een
muur of hek als obstakel gebruiken.
3.4.3.2 Doorgangen
Een doorgang is een sectie met begrenzingsdraad aan
elke kant die 2 delen van het werkgebied verbindt. De
afstand tussen de begrenzingsdraad moet aan elke kant
van de doorgang minimaal 60 cm/24 inch bedragen.
Let op: Als een doorgang minder dan 2 m/6.5 ft
breed is, installeert u een geleidingsdraad door de
doorgang.
De aanbevolen minimumafstand tussen de
geleidingsdraad en de begrenzingsdraad is 30 cm/12
inch. Het product loopt altijd links van de
geleidingsdraad, gezien in de richting van het
laadstation. Het is raadzaam om te zorgen voor zo veel
mogelijk vrije ruimte links van de geleidingsdraad (A).
>1 m / 3.3 ft
A
>30 cm / 12"
>60 cm / 24"
18
- Installatie 1298 - 007 - 16.09.2020
3.4.3.3 Een eiland maken
OPGELET: Kruis geen gedeelte van de
begrenzingsdraad over een ander gedeelte.
De begrenzingsdraadgedeelten moeten
evenwijdig lopen.
OPGELET: Kruis de geleidingsdraad
niet over de begrenzingsdraad.
OPGELET: Isoleer of verwijder
obstakels die lager zijn dan 15 cm/5.9 inch.
Isoleer of verwijder obstakels met een lichte
helling, zoals stenen, bomen en wortels. Dit
voorkomt schade aan de messen van het
product.
Isoleer gebieden in het werkgebied met de
begrenzingsdraad om een eiland te maken. We raden
aan alle stabiele objecten in het werkgebied te isoleren.
Sommige obstakels kunnen tegen een botsing, zoals
bomen en struiken die hoger zijn dan 15 cm/5.9 inch.
Het product botst tegen het obstakel en selecteert
vervolgens een nieuwe richting.
Plaats de begrenzingsdraad op en rond het
obstakel om een eiland te maken.
Plaats de 2 stukken begrenzingsdraad die naar en
van het eiland lopen dicht bij elkaar. Hierdoor loopt
het product over de draad.
Zet de 2 stukken begrenzingsdraad in dezelfde
staak vast.
3.4.3.4 Een bijgebied maken
Maak een bijgebied (B) als het werkgebied 2 gebieden
heeft die niet zijn verbonden met een doorgang. Het
werkgebied met het laadstation is het hoofdgebied (A).
Let op: Het product moet handmatig worden
verplaatst tussen het hoofdgebied en het secundaire
gebied.
B
A
Plaats de begrenzingsdraad rond het bijgebied (B)
om een eiland te maken. Zie
Een eiland maken op
pagina 19
.
Let op:
De begrenzingsdraad moet als 1 lus
rond het gehele werkgebied (A + B) worden
geplaatst.
Let op: Wanneer het product gras maait in het
bijgebied, moet de modus
Bijgebied
worden
geselecteerd. Zie
Bijgebied op pagina 33
.
1298 - 007 - 16.09.2020 Installatie - 19
3.4.4 Onderzoeken waar de
geleidingsdraad moet worden gelegd
Leg de geleidingsdraad van het laadstation door het
werkgebied en sluit deze aan op de begrenzingsdraad.
De installatie van de geleidingsdraad is belangrijk voor
een succesvolle geleidingskalibratie, zie
Geleidingskalibratie op pagina 24
.
F
D
C E
A
B
Plaats de geleidingsdraad in een lijn op minimaal 1
m/3.3 ft afstand vóór het laadstation (A).
Plaats de geleidingsdraad minimaal 30 cm /1 inch
van de begrenzingsdraad (B).
Startpunt (C). Zie
Start punt op pagina 28
.
Minimale afstand 60 cm/2 ft. loodrecht op de
geleidingsdraad (D). Als de afstand kleiner is,
wordt het kalibratieproces onderbroken. Voor de
grootst mogelijke doorrijbreedte moet een
minimale afstand van 1.35 m / 4.5 ft worden
aangehouden. Zie
Geleidingskalibratie op pagina
24
.
Waar de geleidingsdraad op de begrenzingsdraad
is aangesloten (E).
Doorrijbreedte (F). Het product loopt altijd links van
de geleidingsdraad, gezien in de richting van het
laadstation. Zorg voor zo veel mogelijk vrije ruimte
links van de geleidingsdraad.
Let op:
Het product beweegt altijd binnen de
doorrijbreedte, maar de afstand tot de
geleidingsdraad wordt afgewisseld.
3.4.5 Voorbeelden van werkgebieden
Als het laadstation in een klein gebied (A) wordt
geplaatst, zorgt u ervoor dat de afstand tot de
begrenzingsdraad minimaal 2 m/6.6 ft vóór het
laadstation bedraagt.
Als het werkgebied een doorgang (B) zonder
geleidingsdraad heeft, is de minimale afstand
tussen de begrenzingsdraden 2 m / 6.5 ft. Als er
wel een geleidingsdraad is aangebracht in de
doorgang, is de minimale afstand tussen de
geleidingsdraden 60 cm / 24 inch. Gebruik de
functie
Maaien in een doorgang
om de doorgang
te maaien, zie
Tuindekking en Maaien in een
doorgang op pagina 27
.
Als het werkgebied gebieden heeft die door middel
van een smalle doorgang (B) met elkaar zijn
verbonden, kunt u het product zodanig instellen
dat dit eerst de geleidingsdraad volgt en deze dan
na een bepaalde afstand (C) verlaat. De
instellingen kunnen worden gewijzigd in
Tuindekking en Maaien in een doorgang op pagina
27
.
Indien het werkgebied een bijgebied (D) omvat,
raadpleegt u
Bijgebied op pagina 33
. Zet het
product in het bijgebied en selecteer
de modus
Bijgebied
.
B
D
A
C
3.5 Montage van het product
3.5.1 Installatiegereedschappen
Hamer/kunststof hamer: om het plaatsen van de
krammen te vereenvoudigen.
Kantensnijder/rechte spade: om de
begrenzingsdraad te begraven.
Combinatietang: voor het knippen van de
begrenzingsdraad en het samenknijpen van de
connectoren.
Instelbare tang: voor het samenknijpen van de
koppelingen.
20
- Installatie 1298 - 007 - 16.09.2020
3.5.2 Laadstation monteren
WAARSCHUWING: Volg de
nationale voorschriften voor elektrische
veiligheid.
WAARSCHUWING: Het product
mag alleen worden gebruikt met de
voedingseenheid die is geleverd door
GARDENA.
WAARSCHUWING: Zet de voeding
niet op een hoogte waar er een risico
bestaat dat deze in het water komt te staan.
Zet de voeding niet op de grond.
WAARSCHUWING: Kapsel de
voeding niet in. Condenswater kan de
voeding beschadigen en het risico op
elektrische schokken vergroten.
WAARSCHUWING: Risico van
elektrische schok. Gebruik altijd een
aardlekschakelaar (RCD) bij het aansluiten
van de voeding op het stopcontact. Van
toepassing voor USA/Canada. Als de
voedingseenheid buiten is opgesteld: Risico
van elektrische schok. Alleen aansluiten op
een afgedekt GFCI-stopcontact (RCD),
klasse A, dat voorzien is van een behuizing
die waterdicht is, ongeacht of de kap van de
aansluitstekker is geplaatst.
OPGELET: Het is niet toegestaan om
nieuwe gaten in de plaat van het laadstation
te maken.
OPGELET: Plaats uw voeten niet op de
bodemplaat van het laadstation.
WAARSCHUWING: De
voedingskabel en verlengkabel moeten zich
buiten het werkgebied bevinden om schade
aan de kabels te voorkomen.
Gebruik bij het aansluiten van de voeding altijd een
stopcontact dat is aangesloten op een
aardlekschakelaar (RCD).
1. Lees en begrijp de instructies over waar u het
laadstation moet plaatsen. Zie
Onderzoeken waar
het laadstation moet worden geplaatst op pagina
15
.
2. Plaats het laadstation in het geselecteerde gebied.
Let op: Bevestig het laadstation pas met de
schroeven aan de grond als de geleidingsdraad is
geïnstalleerd. Zie
De geleidingsdraad installeren
op pagina 22
.
3. Sluit de laagspanningskabel aan op het
laadstation.
4. Zet de voeding op een minimale hoogte van 30
cm/12 inch.
min 30 cm / 12”
5. Sluit de voedingskabel aan op een stopcontact van
100-240 V.
Let op: Wanneer het laadstation is aangesloten,
kunt u het product opladen. Plaats het product in
het laadstation terwijl de begrenzingsdraad en de
geleidingsdraad worden gelegd. Schakel het
product in. Zie
De knop ON/OFF op pagina 32
.
Ga pas verder met de productinstellingen als de
installatie is voltooid.
6. Plaats de laagspanningskabel met staken in de
grond of graaf de kabel in. Zie
De draad
positioneren met krammen op pagina 22
of
De
begrenzingsdraad of geleidingsdraad ingraven op
pagina 23
.
7. Sluit de draden aan op het laadstation nadat de
installatie van de begrenzingsdraad en de
geleidingsdraad is voltooid. Zie
De
begrenzingsdraad installeren op pagina 21
en
De
geleidingsdraad installeren op pagina 22
.
8. Bevestig het laadstation aan de grond met de
meegeleverde schroeven nadat de
geleidingsdraad is geïnstalleerd. Zie
De
geleidingsdraad installeren op pagina 22
.
3.5.3 De begrenzingsdraad installeren
OPGELET:
Wikkel resterende draad
niet op tot een spoel. De spoel veroorzaakt
interferentie met het product.
1298 - 007 - 16.09.2020 Installatie - 21
1. Plaats de begrenzingsdraad rond het volledige
werkgebied. Start en voltooi de installatie achter
het laadstation.
2. Open de connector en leg de begrenzingsdraad in
de connector.
3. Sluit de connector met een tang.
4. Snijd de begrenzingsdraad 1-2 cm/0.4-0.8 inch
boven elke connector.
5. Druk de rechterconnector op de metalen pen van
het laadstation met de markering "R".
6. Druk de linkerconnector op de metalen pen van
het laadstation met de markering "L".
3.5.4 De geleidingsdraad installeren
OPGELET:
Een tweeaderige kabel of
een kroonsteentje geïsoleerd met
isolatietape levert geen adequate lassen op.
Het vocht in de grond zorgt ervoor dat de
draden gaan oxideren, waardoor het circuit
na een tijdje wordt onderbroken.
1. Open de connector en leg de draad in de
connector.
2. Sluit de connector met een tang.
3. Knip de geleidingsdraad 1-2 cm/0.4-0.8 inch boven
elke connector af.
4. Druk de geleidingsdraad door de sleuf in de plaat
van het laadstation.
5. Druk de connector op de metalen pen van het
laadstation met de markering "G".
6. Ontkoppel het laadstation van het stopcontact.
7. Plaats het uiteinde van de geleidingsdraad in het
oogje op de begrenzingsdraad.
8. Knip de begrenzingsdraad door met een
draadtang.
9. Sluit de geleidingsdraad met behulp van een
koppeling op de begrenzingsdraad aan.
a) Plaats de 2 uiteinden van de
begrenzingsdraad en het uiteinde van de
geleidingsdraad in de koppeling.
Let op: Zorg ervoor dat u de
draaduiteinden kunt zien door het
transparante gedeelte van de koppeling.
b) Duw met een waterpomptang op het dopje
van de koppeling om de draden in de
koppeling te bevestigen.
10. Bevestig de geleidingsdraad aan de grond met
behulp van staken of begraaf de geleidingsdraad
in de grond. Zie
De draad positioneren met
krammen op pagina 22
of
De begrenzingsdraad
of geleidingsdraad ingraven op pagina 23
.
11. Sluit het laadstation aan op het stopcontact.
3.6 De draad positioneren met
krammen
OPGELET:
Zorg ervoor dat de staken
de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad
tegen de grond houden.
22 - Installatie 1298 - 007 - 16.09.2020
OPGELET: De kabelisolatie kan
beschadigd raken wanneer het gras meteen
na de installatie te kort wordt gemaaid.
Beschadigingen aan de isolatie zorgen
soms pas weken of maanden later voor
problemen.
1. Plaats de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad
op de grond.
2. Zet de staken maximaal 100 cm/40 inch van
elkaar.
3. Bevestig de staken in de grond met een (kunststof)
hamer.
Let op: De draad is na enkele weken overgroeid met
gras en niet meer zichtbaar.
3.7 De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad ingraven
Snijd met een kantsnijder of een rechte schop een
groef in de grond.
Plaats de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad
1-20 cm/0.4-8 inch in de grond.
3.8 De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad verlengen
Let op: Verleng de begrenzingsdraad of
geleidingsdraad als deze te kort is voor het werkgebied.
Gebruik originele reserveonderdelen, bijvoorbeeld
koppelingen.
1. Ontkoppel het laadstation van het stopcontact.
2. Knip de begrenzingsdraad of geleidingsdraad af
met een draadtang op de plaats waar het
verlengstuk moet worden geplaatst.
3. Voeg draad toe aan de locatie waar het
verlengstuk moet worden geplaatst.
4. Plaats de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad
in positie.
5. Plaats de draaduiteinden in een koppeling.
Let op:
Zorg ervoor dat u de uiteinden van de
begrenzingsdraad of de geleidingsdraad door het
transparante gedeelte van de koppeling heen kunt
zien.
6. Duw met een waterpomptang op het dopje van de
koppeling om de draden in de koppeling te
bevestigen.
7. Positioneer de begrenzingsdraad of de
geleidingsdraad met staken.
8. Sluit het laadstation aan op het stopcontact.
3.9 Na de installatie van het product
3.9.1 Visuele controle van het laadstation
uitvoeren
1. Controleer of de led-indicator op het laadstation
groen brandt.
2. Als de led-indicator niet groen is, controleert u de
installatie. Zie
Indicatielampje in het laadstation op
pagina 45
en
Laadstation monteren op pagina 21
.
3.9.2 De basisinstellingen uitvoeren
Voordat u het product voor de eerste keer gaat
gebruiken, moet u de basisinstellingen opgeven.
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Druk 3 seconden lang op de knop AAN/UIT.
Let op:
Als de accu bijna leeg is, moet het
product worden opgeladen voordat u het product
kunt inschakelen.
3. Druk op de pijltoetsen en de knop OK. Selecteer
taal, land, datum, tijd en stel een pincode in.
Let op:
Het is niet mogelijk om 0000 als pincode
te gebruiken.
1298 - 007 - 16.09.2020 Installatie - 23
4. Druk op de knop Start en sluit de klep om de
geleidingskalibratie te starten.
Let op: Als de accu bijna leeg is, moet het
product de accu's opladen voordat de
geleidingskalibratie wordt gestart. Zie
Geleidingskalibratie op pagina 24
.
3.9.3 Geleidingskalibratie
Het kalibratieproces verloopt automatisch en stelt een
zo breed mogelijke doorrijbreedte in om spoorvorming
op het gazon te verminderen.
Let op: Het product beweegt altijd binnen de
doorrijbreedte, maar de afstand tot de geleidingsdraad
wordt afgewisseld.
De geleidingskalibratie begint wanneer het product zich
bij het beginpunt bevindt. Het product beweegt links
loodrecht van de geleidingsdraad af op een maximale
afstand van 1.35 m/4.4 ft. of tot het de
begrenzingsdraad of een obstakel raakt. Links betekent
aan uw linkerkant als u recht vooruit naar het laadstation
kijkt. Deze afstand wordt ingesteld als de maximale
doorrijbreedte en de geleidingskalibratie is voltooid. Het
product beweegt langs de geleidingsdraad om te testen
of het de geleidingsdraad kan volgen. Het product volgt
de geleidingsdraad naar het punt waar de
geleidingsdraad op de begrenzingsdraad is
aangesloten. Het product begint te maaien wanneer het
zich aan de begrenzingsdraad bevindt.
3.9.3.1 De geleidingskalibratie opnieuw uitvoeren
1. Houd de knop Terug 3 seconden ingedrukt om het
menu
Snelle info
te openen.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Geavanceerd > Kalibreren >
Geleidingskalibratie
te doorlopen.
3. Plaats het product in het laadstation.
4. Druk op de knop Start om de automatische
kalibratie uit te voeren.
3.10 De productinstellingen uitvoeren
Stel met het bedieningspaneel alle instellingen voor het
product in. Het bedieningspaneel heeft een display en
een toetsenbord, en alle functies zijn toegankelijk via de
menu's. De functies hebben fabrieksinstellingen die van
toepassing zijn voor de meeste werkgebieden, maar de
instellingen kunnen worden aangepast aan de
omstandigheden van elk werkgebied.
3.10.1 Menustructuur
Het hoofdmenu bevat het volgende:
Schema
SensorControl
Smart system (alleen voor smart SILENO city en
smart SILENO life)
Instellingen
Zie
Overzicht menustructuur 1 op pagina 7
en
Overzicht
menustructuur 2 op pagina 8
.
3.10.2 Toegang krijgen tot het menu
1. Druk op STOP.
2. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag en de knop
OK om de pincode in te voeren.
3. Druk op MENU.
3.10.3 De schema-instellingen uitvoeren
U kunt het schema op twee manieren instellen:
Het schema instellen met behulp van de wizard.
Zie
Wizard op pagina 24
.
Het schema instellen in het menu Geavanceerd.
Zie
Het schema instellen op pagina 25
.
Let op: Voor een optimaal resultaat mag het gazon
niet te vaak worden gemaaid. Als u het product te veel
laat maaien, kan het gazon er geplet uitzien. Ook wordt
het product blootgesteld aan onnodige slijtage.
3.10.3.1 Wizard
De wizard is een snelle tool om geschikte schema-
instellingen voor uw gazon te vinden.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Schema > Wizard
te doorlopen.
3. Voer de geschatte grootte van uw gazon in. Het is
niet mogelijk om een groter gazon in te voeren dan
de maximale werkcapaciteit.
4. Druk op OK om de grootte van het gazon te
bevestigen. Bij het invoeren van de grootte van uw
gazon komt de wizard met een geschikt dagelijks
schema (zie stap 7) of vraagt om gegevens voor
inactieve dagen.
5. Kies welke dag(en) het product inactief moet zijn.
Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag om tussen
dagen te wisselen.
6. Druk op OK om de gekozen inactieve dag(en) te
bevestigen.
7. De wizard stelt een dagelijks schema voor de
actieve dagen voor. Als u het schema-interval naar
eerder of later op de dag wilt verplaatsen, drukt u
op de pijltoetsen omhoog/omlaag.
8. Druk op OK om het dagschema te bevestigen. Er
wordt een overzicht van het dagelijkse schema
24
- Installatie 1298 - 007 - 16.09.2020
weergegeven. Druk op OK om terug te gaan naar
het hoofdmenu.
Let op: Als u de schema-instellingen voor bepaalde
werkdagen wilt wijzigen, gebruikt u het menu
Schema >
Geavanceerd
.
3.10.3.2 Het schema instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Schema > Geavanceerd >
Overzicht
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de dag
te selecteren.
4. Gebruik de pijltoets links om de periode te
selecteren.
5. Druk op de knop OK.
6. Bereken de geschikte bedrijfsuren. Zie
Een
schatting van de benodigde bedrijfstijd maken op
pagina 25
.
7. Voer de tijd in met de pijltoetsen. Het product kan
het gras 1 of 2 perioden per dag maaien.
8. Als het product op een bepaalde dag niet moet
maaien, maakt u de selectie van het vakje naast
de 2 perioden ongedaan.
3.10.3.3 Een schatting van de benodigde bedrijfstijd
maken
Als het werkgebied kleiner is dan de maximale
productcapaciteit, stelt u het schema in om schade aan
het gazon en slijtage van het product te verminderen.
Het product heeft een maximale maaitijd per dag. U kunt
de bedrijfstijd van het product in het schema instellen.
De bedrijfstijd omvat maaien, zoeken en opladen. De
bedrijfstijd kan om veel redenen verschillen, bijvoorbeeld
de indeling van het werkgebied, de grasgroei en de
leeftijd van de accu. Wanneer het product de maximale
maaitijd per dag heeft bereikt, wordt het bericht
Vandaag maaien voltooid
weergegeven op het display
van het product.
De onderstaande tabel vermeldt de aanbevolen
bedrijfstijden voor enkele voorbeelden van
werkgebieden. Als het resultaat niet bevredigend is,
moet u de bedrijfstijd verlengen.
SILENO city
Gebied, m
2
Aanbevolen be-
drijfstijd, h
250 6-7
500 13-15
SILENO life Gebied, m
2
Aanbevolen be-
drijfstijd, h
250 3-4
500 7-8
750 12-13
1000 16-17
1250 21-22
3.10.3.4 De schema-instelling kopiëren
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Schema > Geavanceerd >
Overzicht > Kopiëren
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
schema-instelling te kopiëren. U kunt de schema-
instellingen van dag tot dag of voor de volledige
week kopiëren.
3.10.3.5 De schema-instelling herstellen
U kunt alle schema-instellingen verwijderen en de
fabrieksinstelling gebruiken.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Schema > Geavanceerd >
Overzicht > Reset
te doorlopen.
a) Druk op de pijltoetsen om
Huidige dag
te
selecteren om alleen de huidige dag terug te
zetten naar de fabrieksinstellingen.
b) Druk op de pijltoetsen om
Heel de week
te
selecteren om alle schema-instellingen terug
te zetten naar de fabrieksinstellingen.
3. Druk op de knop OK.
3.10.4 SensorControl
1298 - 007 - 16.09.2020
Installatie - 25
SensorControl
past de maaitijd automatisch aan de
groei van het gras aan. Het product mag niet meer dan
volgens de schema-instellingen worden gebruikt.
Let op: Bij gebruik van
SensorControl
is het
raadzaam om zoveel mogelijk bedrijfstijd beschikbaar te
maken voor
SensorControl
. Beperk het schema niet
meer dan nodig is.
De eerste activiteit van de dag wordt ingesteld op basis
van de schema-instellingen. Het product voltooit altijd 1
maaicyclus en vervolgens selecteert
SensorControl
of
het product blijft werken of niet.
Let op:
SensorControl
wordt gereset als het product
langer dan 50 uur stilstaat of als een
Reset van alle
gebruikersinstellingen
wordt uitgevoerd.
SensorControl
blijft ongewijzigd als een
Reset van schema-instellingen
wordt uitgevoerd.
3.10.4.1 SensorControl instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
SensorControl > SensorControl
gebruiken
te doorlopen.
3. Druk op de knop OK om de functie
SensorControl
te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
3.10.4.2 Frequentie SensorControl instellen
Stel in hoe vaak het product het gras moet maaien
wanneer
SensorControl
in gebruik is. Er zijn 3
frequentieniveaus:
Laag, Midden
en
Hoog
. Hoe hoger
de frequentie, hoe gevoeliger het product is voor de
grasgroei. Dat betekent dat het product langer mag
werken als de grasgroei hoog is.
Let op:
Als de maairesultaten bij gebruik van de
SensorControl
niet optimaal zijn, kan het nodig zijn om
de schema-instellingen aan te passen. Beperk het
schema niet meer dan nodig is. Controleer ook of de
maaischijf schoon is en of de messen in goede staat
verkeren.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
SensorControl > Maaitijd
te
doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de frequentie
Laag,
Midden
of
Hoog
te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
3.10.5 Beveiligingsniveau
Er zijn 2 beveiligingsniveaus voor SILENO city en 3
beveiligingsniveaus voor SILENO life.
Werking Laag
Midden
(SILENO life)
Hoog
(SILENO city)
Hoog
(SILENO life)
Alarm
X
Pincode
X X
Tijdsslot
X X X
Alarm
- Een alarm gaat af als de pincode niet
binnen 10 seconden wordt ingevoerd nadat op de
knop STOP is gedrukt. Het alarm gaat ook af
wanneer het product wordt opgetild. Het alarm
stopt wanneer de pincode wordt ingevoerd.
Pincode
- de juiste pincode moet worden
ingevoerd om toegang te krijgen tot de
menustructuur van het product. Wanneer 5 keer
achter elkaar de verkeerde pincode wordt
ingevoerd, wordt het product enige tijd
vergrendeld. De vergrendeling wordt voor elke
nieuwe onjuiste poging verlengd.
Tijdsslot
- het product wordt vergrendeld als de
pincode 30 dagen niet is ingevoerd. Voer de
pincode in om toegang te krijgen tot het product.
3.10.5.1 Het beveiligingsniveau instellen
Selecteer 1 van de beveiligingsniveaus voor uw product.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Beveiliging >
Beveiligingsniveau
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om het
beveiligingsniveau te selecteren.
4. Druk op de knop OK.
3.10.5.2 Beveiliging - Geavanceerd
Een nieuw lussignaal maken
Het lussignaal wordt willekeurig geselecteerd om een
unieke koppeling tussen het product en het laadstation
te creëren. In uitzonderlijke gevallen kan het nodig zijn
om een nieuw signaal te maken, bijvoorbeeld als twee
aangrenzende installaties signalen gebruiken die erg op
elkaar lijken.
1. Plaats het product in het laadstation.
26
- Installatie 1298 - 007 - 16.09.2020
2. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Beveiliging >
Geavanceerd > Nieuw lussignaal
te doorlopen.
4. Wacht op de bevestiging dat het lussignaal is
gemaakt. Dit duurt gewoonlijk ongeveer 10
seconden.
De pincode wijzigen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Beveiliging >
Geavanceerd > Pincode wijzigen
te doorlopen.
3. Voer de nieuwe pincode in.
4. Druk op de knop OK.
5. Voer de nieuwe pincode opnieuw in.
6. Druk op de knop OK.
7. Noteer de nieuwe pincode. Zie
Inleiding op pagina
3
.
3.10.6 Tuindekking en Maaien in een
doorgang
Als het werkgebied afgelegen delen bevat die via smalle
doorgangen met elkaar zijn verbonden, zijn de functies
Tuindekking
en
Maaien in een doorgang
handig om alle
delen van het gazon goed te maaien. De functie
Tuindekking
wordt gebruikt om het product te geleiden
naar verafgelegen delen van het werkgebied. De functie
CorridorCut
wordt gebruikt voor het maaien van smalle
doorgangen. Er moet een geleidingsdraad geïnstalleerd
zijn om deze functies te kunnen gebruiken. U kunt
maximaal 3 afgelegen delen instellen.
Met de functie
Tuindekking
volgt het product eerst de
geleidingsdraad, om deze vervolgens na een bepaalde
afstand te verlaten om het gazon te gaan maaien.
De functie
CorridorCut
is geschikt voor het maaien van
smalle doorgangen met een breedte van 60 cm - 1.5 m /
23 inch - 4.9 ft. Het product beweegt in een patroon om
de doorgangsbreedte te bestrijken. Het product start met
CorridorCut
op de ingestelde afstand van het
laadstation. Wanneer het product het einde van de
smalle doorgang bereikt, gaat het product door met het
gazon op de normale wijze te maaien.
Gebied A, ongeveer 50%
Gebied B, ongeveer 30%
Gebied C, ongeveer 20%
A
C
B
3.10.6.1 Functie Tuindekking instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
1-3
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoets om het gebied te selecteren.
4. Druk op de knop OK.
5. Meet de afstand van het laadstation naar het begin
van het gebied. Meet langs de geleidingsdraad.
Zie
De afstand van het laadstation meten op
pagina 28
.
6. Druk op de pijltoetsen om de afstand te selecteren,
gemeten in m.
7. Druk op de knop OK.
8. Gebruik de pijltoetsen om het percentage van de
maaitijd te selecteren dat het product het gebied
moet maaien. Het percentage is gelijk aan het
percentage van het gebied ten opzichte van het
volledige werkgebied.
a) Meet het gebied.
b) Deel het gemeten gebied door het totale
werkgebied.
c) Zet het resultaat om in een percentage.
Let op:
De som van gebied 1-3 moet 100% of
minder zijn. Als de som minder is dan 100%, volgt
het product soms nauwgezet de geleidingsdraad
en begint dan bij het beginpunt te maaien. Zie
Start punt op pagina 28
.
9. Druk op de knop TERUG.
1298 - 007 - 16.09.2020
Installatie - 27
3.10.6.2 De functie Maaien in een doorgang instellen
Let op: Om te voorkomen dat het gras in de smalle
doorgang afgesleten raakt GARDENA, is het raadzaam
om een laag percentage in te stellen voor de functie
Maaien in een doorgang
.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
1-3
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om het gebied te selecteren.
4. Druk op de knop OK.
5. Meet de afstand van het laadstation naar het begin
van de smalle doorgang. Meet langs de
geleidingsdraad. Zie
De afstand van het
laadstation meten op pagina 28
.
Let op: Zorg ervoor dat de afstand tot
Maaien in
een doorgang
binnen de smalle doorgang is
ingesteld.
6. Druk op de pijltoetsen om de afstand te selecteren.
7. Druk op de knop OK.
8. Gebruik de pijltoetsen om het percentage van de
maaitijd te selecteren die het product in het gebied
moet maaien.
9. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
Meer >
Maaien in een doorgang
te selecteren.
10. Druk op OK om
Maaien in een doorgang
te
activeren.
11. Druk op de knop TERUG.
3.10.6.3 De functie Tuindekking testen
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Voer stap 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het menu
op pagina 24
.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
1-3 > Meer > Testen
te doorlopen.
4. Druk op de knop OK.
5. Druk op de knop START.
6. Sluit de klep.
7. Zorg ervoor dat het product het gebied kan vinden.
3.10.6.4 De afstand van het laadstation meten
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
1-3 > Hoe ver?
te doorlopen.
4. Gebruik de
pijltoetsen om 500 m/540 yd als
afstand in te stellen.
5. Druk op de knop OK.
6. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
1-3 > Meer > Testen
te doorlopen.
7. Druk op de knop OK.
8. Druk op de knop STOP wanneer het product op de
afstand is die u selecteert om te meten. De afstand
wordt weergegeven in het display.
3.10.6.5 De functie Tuindekking uit- of inschakelen
Hiermee schakelt u de functie
Tuindekking
in of uit voor
elk gebied.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
1-3 > Uitschakelen
te doorlopen.
3. Druk op de knop OK.
4. Druk op de knop TERUG.
3.10.6.6 De instellingen Tuindekking terugzetten
U kunt de instellingen
Tuindekking
voor elk gebied
terugzetten en de fabrieksinstelling gebruiken.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
1-3 > Meer > Resetten
te doorlopen.
3. Druk op de knop OK.
3.10.7 Start punt
Via deze functie bepaalt u hoe ver het product vanuit het
laadstation langs de geleidingsdraad rijdt voordat het
met maaien begint. De fabrieksinstelling is 60 cm/2 ft. en
de maximale afstand is 300 cm/10 ft.
Let op:
Het product volgt nauwkeurig de
geleidingsdraad van het laadstation naar het startpunt.
Houd een zo kort mogelijk afstand aan tot het startpunt
om het risico op spoorvorming op het gazon te
verminderen.
Als het laadstation in een krappe ruimte is geplaatst,
bijvoorbeeld onder een veranda, is het belangrijk om
een goed startpunt te kiezen om het proces van
geleidingskalibratie optimaal te laten verlopen. Zie
Geleidingskalibratie op pagina 24
.
28
- Installatie 1298 - 007 - 16.09.2020
B
A
A) Startpunt
B) Minimale afstand 60 cm/2 ft (loodrecht op de
geleidingsdraad). Als de afstand kleiner is, wordt het
kalibratieproces onderbroken. Voor de grootst mogelijke
doorrijbreedte moet een minimale afstand van 1.35 m /
4.5 ft worden aangehouden. Zie
Geleidingskalibratie op
pagina 24
.
3.10.7.1 Het beginpunt instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Installatie > Startpunt
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de afstand in cm te
specificeren.
4. Druk op de knop TERUG.
3.10.8 De functie Rijd over draad
De voorzijde van het product beweegt zich altijd over
een bepaalde afstand langs de begrenzingsdraad
voordat het product weer naar het werkgebied beweegt.
De fabrieksinstelling is 32 cm/ 12 inch. U kunt een
afstand van 20-40 cm/ 8-15 inch selecteren.
Let op:
Als de afstand voor de functie
Rijd over draad
wordt gewijzigd, verandert de afstand overal in het
werkgebied langs de begrenzingsdraad.
3.10.8.1 De functie Rijd over draad instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Installatie > Rijd over
draad
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de afstand in te stellen.
4. Druk op de knop TERUG.
3.10.9 ECO-modus
Wanneer de
ECO-modus
is geactiveerd, schakelt deze
het signaal uit in de begrenzingslus, de geleidingsdraad
en het laadstation wanneer het product geparkeerd staat
of wordt opgeladen.
Let op:
Gebruik de
ECO-modus
om energie te
besparen en interferentie met andere apparatuur, zoals
ringleidingen of garagedeuren, te voorkomen.
Let op: Om het product handmatig in het werkgebied
te starten, drukt u op de knop STOP voordat u het
product uit het laadstation verwijdert. Zo niet, dan kan
het product niet worden gestart in het werkgebied.
3.10.9.1 De ECO-modus instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Installatie > ECO-
modus
te doorlopen.
3. Druk op OK om de
ECO-modus
te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
3.10.10 Botsingen met het maaierhuis
vermijden
Als u een maaierhuis hebt geïnstalleerd (beschikbaar
als accessoire), neemt de slijtage van het product en het
maaierhuis af wanneer u
Botsingen tegen het huis
vermijden
selecteert.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Installatie >
Maaierhuis > Botsingen tegen het huis vermijden
te doorlopen.
3. Druk op de knop TERUG.
Let op:
Als
Botsingen tegen het huis vermijden
is
geselecteerd, kan dit ertoe leiden dat het gras rond het
laadstation niet wordt gemaaid.
3.10.11 Vorstsensor
Het gras is extra gevoelig voor slijtage als het terrein
met rijp is bedekt. Als de
vorstsensor
is geactiveerd,
mag het product het gras niet maaien als de
temperatuur lager is dan 5 °C / 41 °F.
Let op:
De vorstsensor bevindt zich in het chassis en
er kan een vertraging zijn ten opzichte van de
omgevingstemperatuur.
3.10.11.1 De vorstsensor instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Installatie >
Vorstsensor
te doorlopen.
1298 - 007 - 16.09.2020
Installatie - 29
3. Druk op OK om de
Vorstsensor
te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
3.10.12 Algemeen
In
Algemeen
kunt u de algemene instellingen van het
product wijzigen.
3.10.12.1 De datum en tijd instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen > Tijd en
datum
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de tijd in te stellen en
druk vervolgens op de knop TERUG.
4. Gebruik de pijltoetsen om de datum in te stellen en
druk vervolgens op de knop TERUG.
5. Gebruik de pijltoetsen om de tijdnotatie in te stellen
en druk vervolgens op de knop TERUG.
6. Gebruik de pijltoetsen om de datumnotatie in te
stellen en druk vervolgens op de knop TERUG.
3.10.12.2 De taal instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen > Taal
te
doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de taal te selecteren en
druk vervolgens op de knop TERUG.
3.10.12.3 Het land instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen > Land
te
doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om het land te selecteren en
druk vervolgens op de knop TERUG.
3.10.12.4 Eenheid instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen > Eenheid
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de eenheid te selecteren
en druk vervolgens op de knop TERUG.
3.10.12.5 Alle gebruikersinstellingen resetten
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen > Alle
gebruikersinstellingen resetten
te doorlopen.
3. Gebruik de
pijl naar rechts om
Doorgaan met het
resetten van alle gebruikersinstellingen?
te
selecteren.
4. Druk op OK om alle gebruikersinstellingen te
resetten.
Let op:
Beveiligingsniveau, Pincode, Lussignaal,
Berichten, Datum en tijd, Taal
en
Landinstellingen
worden niet gereset.
3.10.12.6 Het menu Over
Het menu
Over
geeft informatie weer over het product,
bijvoorbeeld het serienummer en de firmwareversies.
3.10.13 GARDENA smart system
Alleen voor smart SILENO city en smart SILENO life.
Let op: Zorg ervoor dat het smart product volledig is
geïnstalleerd voordat u dit opneemt in de GARDENA
smart system-app. Zie
Installatie op pagina 15
.
Het product kan verbinding maken met mobiele
apparaten waarop de GARDENA smart system-app is
geïnstalleerd. Het GARDENA smart system maakt
draadloze interactie mogelijk tussen uw smart product
en het GARDENA smart system.
In het smart system-menu van het product kunt u:
uw smart product opnemen in of uitsluiten van de
GARDENA smart system-app.
de status van de draadloze verbinding met het
smart system controleren.
Wanneer het smart product deel uitmaakt van het smart
system, zijn sommige menu's in het display van het
product uitgeschakeld. U kunt nog steeds alle
instellingen in het product zien, maar sommige daarvan
kunnen alleen worden gewijzigd met de GARDENA
smart system-app. De volgende instellingen in de
menuselectie van het smart product worden
geblokkeerd:
Schema
Tijd & datum
Taal
Land
3.10.13.1 Integratiemodus activeren instellen
Ga als volgt te werk om uw smart product in de
GARDENA smart system-app te integreren:
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
30
- Installatie 1298 - 007 - 16.09.2020
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om naar het
menu
smart system
te gaan.
3. Gebruik de pijltoets rechts en de knop OK om
Ja
te
selecteren voor de functie
Integratiemodus
activeren
.
4. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag om de
pincode in te voeren en druk op de knop OK.
5. De integratiecode wordt weergegeven in het
display van het product.
6. Volg de instructies in de GARDENA smart system-
app.
De procedure voor het opnemen kan meerdere minuten
duren. Zodra het opnemen is gelukt, keert u automatisch
terug naar het beginscherm van het product. Indien het
opnemen om de een of andere reden mislukt, probeer
het dan opnieuw.
3.10.13.2 Integratie in de app
De integratie van alle GARDENA smart-apparaten vindt
plaats via de smart system app.
De GARDENA smart system-app downloaden
1. Download de GARDENA smart system-app uit App
Store of Google Play.
2. Open de app en registreer uzelf als gebruiker.
3. Meld u aan en kies
Apparaat integreren
op de
startpagina in de app.
4. Volg de instructies in de app.
Let op: De smart gateway heeft een
internetverbinding nodig om het product in de app te
kunnen opnemen.
3.10.13.3 Apparaat uitsluiten selecteren
Als u het apparaat uitsluit, is er geen communicatie
tussen het product en het GARDENA smart system.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Apparaat uitsluiten
te
doorlopen.
3. Druk op de knop OK.
Let op:
Het product moet handmatig worden
verwijderd uit de lijst van producten in de GARDENA
smart system-app.
3.10.13.4 De status van het GARDENA smart system
controleren
Wanneer het product is verbonden met de smart system
gateway, kunt u de verbindingsstatus controleren.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 24
.
2. Gebruik de
pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
smart system > Status
te
doorlopen.
Let op: De
Status
is verbonden
Ja
of niet verbonden
Nee
. De
signaalsterkte
is
Goed, Matig
of
Slecht
. Plaats
het laadstation op een locatie met
Signaalsterkte - Goed
voor optimale prestaties van het smart system.
1298 - 007 - 16.09.2020 Installatie - 31
4 Werking
4.1 De knop ON/OFF
WAARSCHUWING: Lees de
veiligheidsinstructies zorgvuldig door
voordat u het product start.
WAARSCHUWING: Houd uw
handen en voeten uit de buurt van de
roterende messen. Plaats uw handen of
voeten niet in de buurt van of onder de
machine wanneer de maaimotor draait.
WAARSCHUWING: Gebruik het
product niet als personen, met name
kinderen, of huisdieren zich in het
werkgebied bevinden.
Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF om het
product in te schakelen. Het product is actief
wanneer het indicatielampje op het toetsenblok
brandt.
Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF om het
product uit te schakelen.
Het product is in de energiebesparende modus als
het indicatielampje knippert. Druk 3 seconden lang
op de knop ON/OFF om het product in te
schakelen.
4.1.1 Het indicatielampje
WAARSCHUWING:
Het is alleen
veilig om een inspectie of onderhoud aan
het product uit te voeren als dit is
uitgeschakeld. Het product is uitgeschakeld
wanneer het lampje op het toetsenblok niet
brandt.
Het indicatielampje op het toetsenblok is een belangrijke
statusindicator:
Het product is actief als het indicatielampje continu
brandt.
Het product is in de energiebesparende modus als
het indicatielampje knippert. Druk 3 seconden lang
op de knop ON/OFF om het product weer te
activeren.
Het product is uitgeschakeld wanneer het
indicatielampje niet brandt.
4.2 Product starten
1. Open de klep voor het toetsenbord.
2. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF. Het
display wordt verlicht.
3. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag en de knop
OK om de pincode in te voeren.
4. Selecteer de gewenste bedieningsmodus en
bevestig deze met de knop OK. Zie
Bedieningsmodi op pagina 32
.
5. Sluit de klep.
Let op:
De eerste weken na installatie kan het
waargenomen geluidsniveau bij het maaien van het gras
hoger zijn dan verwacht. Wanneer het product het gras
enige tijd heeft gemaaid, is het waargenomen
geluidsniveau veel lager.
4.3 Bedieningsmodi
Druk op de knop Modus om de volgende
bedieningsmodi te selecteren:
Hoofdgebied
Bijgebied
Parkeren
Parkeren / Schema
Negeer schema
Intens maaien
32
- Werking 1298 - 007 - 16.09.2020
4.3.1 Hoofdgebied
Hoofdgebied
is de standaardbedieningsmodus waarbij
het product automatisch maait en wordt opgeladen.
4.3.2 Bijgebied
Voor het maaien van bijgebieden moet de
bedieningsmodus
Bijgebied
worden geselecteerd. In
deze modus moet de gebruiker het product handmatig
verplaatsen tussen het hoofdgebied en het bijgebied.
Het product maait gedurende een geselecteerde
periode, of totdat de accu leeg is. Als de accu leeg is,
stopt het product en wordt het bericht
Moet handmatig
worden laden
weergegeven op het display van het
product. Plaats het product in het laadstation om de
accu op te laden. Als de accu is opgeladen, komt het
product uit het laadstation en stopt het. Het product is nu
klaar om te beginnen met werken, maar heeft eerst
bevestiging van de gebruiker nodig. In de modus
Bijgebied
is het product gedurende een geselecteerde
periode actief, of totdat de accu leeg is.
Let op:
Als u het hoofdgebied wilt maaien nadat de
accu is opgeladen, zet u het product in de modus
Hoofdgebied
voordat u het product in het laadstation
plaatst.
4.3.3 Parkeren
De bedieningsmodus
Parkeren
betekent dat het product
terugkeert naar het laadstation, waar het blijft totdat een
andere bedieningsmodus wordt geselecteerd.
4.3.4 Parkeren/Schema
De bedieningsmodus
Parkeren/Schema
betekent dat
het product terugkeert naar het laadstation, waar het
blijft tot het volgende schema. Als het product de
maximale maaitijd per dag heeft bereikt, begint het de
volgende dag opnieuw te maaien. Zie
Een schatting van
de benodigde bedrijfstijd maken op pagina 25
.
4.3.5 Negeer schema
Selecteer
Negeer schema
om de schema-instellingen
tijdelijk te negeren. U kunt ervoor kiezen om de schema-
instellingen gedurende 3 uur te negeren. Het product
kan niet worden ingesteld om langer te maaien dan de
maximale maaitijd per dag.
4.3.6 Intens maaien
De functie
Intens maaien
wordt geactiveerd met de knop
START en is handig voor het snel maaien van een
gebied waar het gras minder gemaaid is dan in andere
delen van het terrein. U moet het product handmatig
verplaatsen naar het gekozen gebied.
Intens maaien betekent dat het product in een
spiraalvormig patroon maait om het gras te maaien in
het gebied waar het is gestart. Wanneer dit is gebeurd,
schakelt het product automatisch terug naar
Hoofdgebied
of
Bijgebied
.
4.4 Product stoppen
1. Druk op de knop STOP boven op het product.
Het product stopt en de maaimotor stopt.
4.5 Het product uitschakelen
1. Druk op STOP.
2. Open de klep.
3. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF.
4. Het product wordt uitgeschakeld.
5. Controleer of het indicatielampje op het
toetsenblok niet brandt.
1298 - 007 - 16.09.2020
Werking - 33
4.6 De accu opladen
WAARSCHUWING: Laad het
product alleen op met een laadstation dat
daarvoor bedoeld is. Onjuist gebruik kan
leiden tot elektrische schokken,
oververhitting of lekkage van corroderende
vloeistof uit de accu.
Bij lekkage van elektrolyt spoelt u deze weg
met water. Raadpleeg onmiddellijk een arts
indien de elektrolyt in aanraking komt met
uw ogen etc.
Wanneer het product nieuw is of langere tijd is
opgeslagen, is de accu mogelijk leeg en moet deze vóór
gebruik worden geladen. In de modus
Hoofdgebied
wisselt het product automatisch tussen maaien en
opladen.
1. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF om het
product te starten.
2. Plaats het product in het laadstation. Schuif het
product zo ver mogelijk naar binnen om voor een
goed contact tussen het product en het laadstation
te zorgen. Zie Contact- en laadplaatjes in
Productoverzicht op pagina 4
3. Op het display wordt aangegeven dat de accu
wordt opgeladen.
4.7 Maaihoogte aanpassen
OPGELET:
In de eerste week na een
nieuwe installatie moet de maaihoogte
worden ingesteld op MAX om schade aan
de lusdraad te voorkomen. Hierna kan de
maaihoogte elke week geleidelijk worden
verlaagd totdat de gewenste maaihoogte is
bereikt.
De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2 cm/
0.8 inch) tot MAX (5 cm/2 inch).
4.7.1 De maaihoogte aanpassen
1. Druk op de knop STOP om het product te stoppen.
2. Open de klep.
3. Draai de knop in de gewenste stand.
Draai rechtsom om de maaihoogte te
verhogen.
Draai linksom om de maaihoogte te verlagen.
4. Sluit de klep.
34 - Werking 1298 - 007 - 16.09.2020
5 Onderhoud
5.1 Introductie - onderhoud
WAARSCHUWING: Het product
moet worden uitgeschakeld voordat er
onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd. Het product is uitgeschakeld
wanneer de led-statusindicator niet brandt.
WAARSCHUWING: Draag
veiligheidshandschoenen.
Voor een betere werking en langere levensduur,
controleert en reinigt u het product regelmatig en
vervangt u versleten onderdelen. Alle onderhoud en
reparaties moeten worden uitgevoerd volgens de
instructies van GARDENA. Zie
Garantie op pagina 54
.
Na de ingebruikname van het product moet u de
maaischijf en de messen één keer per week
inspecteren. Als de mate van slijtage in deze periode
laag is, kan het controle-interval worden vergroot.
Het is belangrijk dat de maaischijf soepel draait. De
randen van de messen mogen niet beschadigd zijn. De
levensduur van de messen kan sterk uiteenlopen en
hangt bijvoorbeeld af van:
de rijtijd en de grootte van het werkgebied.
de grassoort en seizoensgebonden groei.
grond, zand en het gebruik van kunstmest.
de aanwezigheid van voorwerpen zoals
dennenappels, afgewaaide vruchten, speelgoed,
gereedschap, stenen, wortels en dergelijke.
De normale levensduur is 4 tot 7 weken bij gebruik
onder gunstige voorwaarden. Zie
Messen vervangen op
pagina 36
voor het vervangen van de messen.
Let op:
Werken met botte messen geeft een slechter
maairesultaat. Het gras wordt niet goed gemaaid en er
is meer energie nodig, waardoor het product een kleiner
oppervlak dan normaal kan maaien.
5.2 Product reinigen
OPGELET:
Reinig het product niet met
een hogedrukspuit. Gebruik geen
oplosmiddelen voor reiniging.
Het product werkt niet naar behoren op hellingen als de
wielen door gras worden geblokkeerd. Gebruik een
zachte borstel om het product schoon te maken.
GARDENA adviseert een speciale set voor reiniging en
onderhoud als accessoire. Neem contact op met uw
GARDENA Central Service.
5.2.1 Chassis en maaischijf
Inspecteer de maaischijf en de messen één keer per
week.
1. Druk op STOP.
2. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF om het
product uit te schakelen.
3. Controleer of het indicatielampje op het
toetsenblok niet brandt.
4. Als het product vuil is, maakt u het schoon met een
borstel of een waterslang. Gebruik geen
hogedrukreiniger.
5. Til het product op z'n kant.
6. Reinig de maaischijf en het chassis met
bijvoorbeeld een afwasborstel. Controleer ook of
de maaischijf vrij kan draaien ten opzichte van de
voetbeschermer. Controleer ook of de messen
intact zijn en vrij kunnen draaien.
5.2.2 Wielen
Reinigen rondom de wielen. Gras op de wielen kan van
invloed zijn op de wijze waarop het product op hellingen
werkt.
5.2.3 De behuizing van het product
Gebruik een vochtige, zachte spons of doek om de
behuizing van het product te reinigen. Als de behuizing
van het product vuil is, gebruik dan een milde
zeepoplossing om deze te reinigen.
5.2.4 Laadstation
WAARSCHUWING:
Ontkoppel het
laadstation met de stekker voordat u
onderhoudswerkzaamheden verricht, of het
laadstation of de voeding reinigt.
Ontdoe het laadstation regelmatig van gras, bladeren,
takjes en andere objecten die het dokken kunnen
belemmeren.
1298 - 007 - 16.09.2020
Onderhoud - 35
5.3 Messen vervangen
WAARSCHUWING: Gebruik altijd
messen en schroeven van het juiste type.
GARDENA kan de veiligheid alleen
garanderen als originele messen worden
gebruikt. Als u alleen de messen vervangt
en de schroef opnieuw gebruikt, kan er
slijtage aan de schroef optreden tijdens het
maaien. De messen kunnen vervolgens uit
de behuizing losraken en ernstig letsel
veroorzaken.
Vervang veiligheidshalve versleten of beschadigde
onderdelen. Zelfs als de messen intact zijn, moeten ze
regelmatig worden vervangen voor het beste
maairesultaat en een laag energieverbruik. De 3
messen en de schroeven moeten allemaal op hetzelfde
moment worden vervangen zodat het maaisysteem
uitgebalanceerd blijft. Gebruik originele messen van
GARDENA waarop het H-logo met het kroontje staat,
raadpleeg
Garantie op pagina 54
.
5.3.1 Messen vervangen
1. Druk op STOP.
2. Open de klep.
3. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF om het
product uit te schakelen.
4. Controleer of het indicatielampje op het
toetsenbord niet brandt.
5. Draai het product ondersteboven. Plaats het
product op een zachte en schone ondergrond om
krassen op de behuizing en de klep te voorkomen.
6. Verwijder de 3 schroeven. Gebruik een platte of
kruiskopschroevendraaier.
7. Verwijder alle messen en schroeven.
8. Breng nieuwe messen en schroeven aan.
9. Controleer of de messen vrij kunnen draaien.
5.4 Firmware-update
Als het onderhoud wordt uitgevoerd door de
klantenservice van GARDENA, worden beschikbare
firmware-updates door de servicemonteur naar het
product gedownload. Eigenaren van GARDENA-
producten kunnen de firmware updaten als dit door
GARDENA wordt geïnitieerd. Geregistreerde gebruikers
zullen in dat geval op de hoogte gesteld worden.
5.4.1 De firmware bijwerken
1. Open de accuklep. Zie
Accu vervangen op pagina
37
.
2. Sluit een USB-printerkabel (USB A- en USB B-
contacten) aan op het product en op uw computer.
De USB-printerkabel is verkrijgbaar als accessoire.
3. Ga naar www.gardena.com, zoek en download het
firmware-updateprogramma en volg de instructies.
4. Verwijder de USB-printerkabel en sluit de
accuklep.
36
- Onderhoud 1298 - 007 - 16.09.2020
5.5 Accu
WAARSCHUWING: Laad het
product alleen op met een laadstation dat
daarvoor bedoeld is. Onjuist gebruik kan
leiden tot elektrische schokken,
oververhitting of lekkage van corroderende
vloeistof uit de accu. Bij lekkage van
elektrolyt spoelt u deze weg met water.
Raadpleeg onmiddellijk een arts indien de
elektrolyt in aanraking komt met uw ogen
etc.
WAARSCHUWING: Gebruik alleen
originele accu's die door de fabrikant worden
aanbevolen. De veiligheid van het product
kan niet worden gegarandeerd met andere
accu's. Gebruik geen niet-oplaadbare
batterijen.
OPGELET: De accu moet een
volledige cyclus worden geladen vóór de
winteropslag. Als de accu niet volledig is
opgeladen, kan hij beschadigd raken en in
sommige gevallen onbruikbaar worden.
Als de rijtijd van het product tussen twee laadbeurten
korter dan is normaal, geeft dit aan dat de accu oud
wordt en uiteindelijk moet worden vervangen.
Let op:
De levensduur van de accu hangt af van de
lengte van het seizoen en het aantal uren dat het
product dagelijks actief is. Een lang seizoen of veel
bedrijfsuren per dag betekent dat de accu vaker moet
worden vervangen. De accu is in orde zolang het
product blijft zorgen voor een goed gemaaid gazon.
5.5.1 Accu vervangen
WAARSCHUWING:
Het apparaat
moet zijn losgekoppeld van de voeding
wanneer de accu wordt verwijderd.
1. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF om het
product uit te schakelen. Controleer of het
indicatielampje op het toetsenblok niet brandt.
2. Stel de maaihoogte in op MIN.
3. Draai het product ondersteboven. Plaats het
product op een zachte en schone ondergrond om
krassen op het chassis en de afdekking van het
display te voorkomen.
4. Reinig de zone rond het batterijdeksel.
5. Draai de schroeven (Torx 20) van het accudeksel
los en verwijder het accudeksel.
6. Maak de vergrendeling van de connector (A) los
en trek hem omhoog.
B
A
B
OPGELET: Trek niet aan de
kabels.
7. Maak de vergrendeling van de accu los en til de
accu (B) op.
8. Plaats de nieuwe accu in het product.
Let op:
Plaats het accudeksel zonder de kabels
vast te klemmen. Als de afdichting op het
accudeksel zichtbaar beschadigd is, moet het
volledige accudeksel worden vervangen.
9. Sluit de kabel aan.
10. Draai de schroeven (Torx 20) van het accudeksel
voorzichtig vast.
5.6 Winterbeurt
Breng uw product voor een servicebeurt naar uw
GARDENA Central Service Station voordat u het stalt
voor de winter. Regelmatig winteronderhoud houdt het
product in goede staat en zorgt ervoor dat dit het nieuwe
seizoen optimaal en storingvrij kan beginnen.
Een servicebeurt omvat gewoonlijk het volgende:
Grondige reiniging van de behuizing, het chassis,
de maaischijf en alle andere bewegende delen.
1298 - 007 - 16.09.2020
Onderhoud - 37
Testen van de functies en componenten van het
product.
Controle en eventuele vervanging van aan slijtage
onderhevige onderdelen, zoals messen en lagers.
Testen van de accucapaciteit van het product en
een aanbeveling voor vervanging van de accu
indien nodig.
Als er nieuwe firmware beschikbaar is, wordt het
product bijgewerkt.
38 - Onderhoud 1298 - 007 - 16.09.2020
6 Probleemoplossing
6.1 Introductie - problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u informatie en hulp met betrekking tot storingen en symptomen van het product. Meer
informatie en veelgestelde vragen vindt u op www.gardena.com.
6.1.1 Het menu Snelle info weergeven
Technische gegevens, waarden en informatie over de
geschiedenis van het product vindt u in het menu
Snelle
info
. Als u met een medewerker van GARDENA Central
Service spreekt over de oplossing voor een probleem,
kunt u gevraagd worden om de informatie in dit menu
weer te geven.
Houd de Menu-knop 3 seconden ingedrukt om het
Snelle info
-menu te openen.
1298 - 007 - 16.09.2020 Probleemoplossing - 39
6.2 Foutmeldingen
De foutmeldingen in de onderstaande tabel worden weergegeven op het display van het product. Neem contact op
met uw GARDENA-vertegenwoordiger als dezelfde melding vaak wordt weergegeven.
Melding Oorzaak Actie
Wielmotor geblok-
keerd, links/rechts
Er zit gras of ander materiaal rond het aan-
drijfwiel.
Verwijder gras of ander materiaal.
Maaisysteem geblok-
keerd
Er zit gras of ander materiaal rond de maai-
schijf.
Verwijder gras of ander materiaal.
De maaischijf bevindt zich in water. Verplaats het product en neem maatregelen
om het ophopen van water in het werkgebied
te voorkomen.
Het gras is te lang. Maai het gras voordat u het product instal-
leert. Zorg ervoor dat het gras maximaal 4
cm/1.6 inch is.
Vastgelopen
Het product bevindt zich achter een aantal
obstakels in een klein gebied.
Verwijder de obstakels of plaats de begren-
zingsdraad rond het obstakel om een eiland
te maken. Zie
Een eiland maken op pagina
19
.
Buiten maaigebied
Een gedeelte van de begrenzingsdraad is
over het andere gedeelte van de begren-
zingsdraad naar het laadstation gelegd.
Controleer of de begrenzingsdraad correct is
aangesloten.
De begrenzingsdraad ligt te dicht bij de rand
van het werkgebied.
Controleer of de begrenzingsdraad correct is
aangebracht. Zie
De begrenzingsdraad in-
stalleren op pagina 21
.
Het werkgebied is erg steil voor de begren-
zingslus.
De begrenzingsdraad is in de verkeerde rich-
ting om een eiland heen gelegd.
Interferentie in de begrenzingsdraad door
metalen voorwerpen zoals hekwerk, wape-
ningsstaal of ondergrondse kabels in de
buurt.
Verleg de begrenzingsdraad.
Het product kan het juiste lussignaal niet vin-
den vanwege interferentie met een lussig-
naal van een andere productinstallatie in de
buurt.
Plaats het product in het laadstation en ge-
nereer een nieuw lussignaal.
Lege accu
Het product kan het laadstation niet vinden. Verander de positie van de begeleidings-
draad. Zie
De geleidingsdraad installeren op
pagina 22
.
De levensduur van de accu is verstreken. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 37
.
De antenne van het laadstation is defect. Controleer of het indicatielampje in het laad-
station rood knippert. Zie
Indicatielampje in
het laadstation op pagina 45
.
De laadplaatjes op het product of de contact-
plaatjes op het laadstation zijn defect als ge-
volg van corrosie.
Reinig de laad- en contactplaatjes met fijn
schuurlinnen. Indien het probleem zich blijft
voordoen, neem dan contact op met uw er-
kende servicemonteur.
40 - Probleemoplossing 1298 - 007 - 16.09.2020
Melding Oorzaak Actie
Verkeerde pincode
Er is een verkeerde pincode ingevoerd. Er
zijn 5 pogingen toegestaan voor het invoeren
van de juiste pincode. Daarna wordt het
toetsenbord gedurende enige tijd vergren-
deld.
Voer de juiste pincode in. Neem contact op
met de klantenservice van GARDENA als u
de pincode bent vergeten.
Geen aandrijving
Het product is ergens in vastgeraakt en slipt. Maak het product vrij en verhelp de oorzaak
van het probleem. Als nat gras de oorzaak is,
wacht dan tot het gazon droog is voordat u
het product opnieuw gebruikt.
Het werkgebied bevat een steile helling. Steile hellingen moeten worden geïsoleerd.
Zie
Onderzoeken waar u de begrenzings-
draad plaatst op pagina 17
.
De geleidingsdraad is niet diagonaal gelegd
op de helling.
Zorg ervoor dat de geleidingsdraad diago-
naal over de helling wordt aangebracht. Zie
Onderzoeken waar de geleidingsdraad moet
worden gelegd op pagina 20
.
Wielmotor overbe-
last, links/rechts
Er zit gras of ander materiaal rond het aan-
drijfwiel.
Verwijder gras of materiaal van het aandrijf-
wiel.
Probleem met bots-
sensor, voor/achter
De behuizing van het product kan niet vrij
rond het chassis bewegen.
Controleer of de behuizing van het product
vrij rond het chassis kan bewegen. Indien het
probleem zich blijft voordoen, neem dan con-
tact op met uw erkende servicemonteur.
Alarm! Maaier uitge-
schakeld
Het alarm is geactiveerd omdat het product
is uitgeschakeld.
Pas het beveiligingsniveau aan in het menu
Veiligheid
. Zie
Beveiliging - Geavanceerd op
pagina 26
.
Alarm! Maaier ge-
stopt
Het alarm is geactiveerd omdat het product
is gestopt.
Alarm! Maaier opge-
tild
Het alarm is geactiveerd omdat het product
is opgetild.
Alarm! Maaier gekan-
teld
Het alarm is geactiveerd omdat het product
is gekanteld.
Laadstation geblok-
keerd
Er is geen goed contact tussen de laadplaa-
tjes op het product en de contactplaatjes op
het laadstation. Het product heeft een aantal
pogingen gedaan om op te laden.
Plaats het product in het laadstation en con-
troleer of de laadplaatjes en de contactplaa-
tjes contact maken.
Een voorwerp verhindert dat het product het
laadstation inrijdt.
Verwijder het voorwerp.
Het laadstation is gekanteld of verbogen. Zet de bodemplaat op een vlakke onder-
grond.
De geleidingsdraad is niet correct geïnstal-
leerd.
Breng de geleidingsdraad op de juiste wijze
aan. Zie
De geleidingsdraad installeren op
pagina 22
.
Vast in laadstation
Een voorwerp verhindert dat het product het
laadstation uitrijdt.
Verwijder het voorwerp.
Op zijn kop
Het product bevindt zich in een verkeerde
positie, het product kantelt te veel of staat
ondersteboven.
Plaats het product in de juiste positie.
1298 - 007 - 16.09.2020 Probleemoplossing - 41
Melding Oorzaak Actie
Moet handmatig la-
den
Het product staat in de bedieningsmodus
Bij-
gebied
.
Plaats het product in het laadstation.
Volgende start
hh:mm
De schema-instelling belet het product om te
werken.
Wijzig de schema-instellingen. Zie
De sche-
ma-instellingen uitvoeren op pagina 24
.
Het product heeft gemaaid gedurende de
maximale maaitijd per dag.
Normaal gebruik van het product.
De tijd of datum van het product is onjuist. Stel de tijd of datum in. Zie
De datum en tijd
instellen op pagina 30
.
De maaiwerkzaam-
heden voor vandaag
zijn afgerond
Het product heeft gemaaid gedurende de
maximale maaitijd per dag.
Normaal gebruik van het product. Zie
Een
schatting van de benodigde bedrijfstijd ma-
ken op pagina 25
.
Opgetild
De tilsensor is geactiveerd omdat het product
is opgetild.
Controleer of de behuizing van het product
vrij rond het chassis kan bewegen. Verwijder
of creëer een eiland rondom voorwerpen die
er mogelijk de oorzaak van zijn dat het chas-
sis wordt opgetild. Indien het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op met uw
erkende servicemonteur.
Aandrijfwielprobleem,
rechts/links
Er zit gras of ander materiaal rond het aan-
drijfwiel.
Reinig de wielen en het gebied rondom de
wielen.
Elektronisch pro-
bleem
Tijdelijk probleem met de elektronica of firm-
ware van het product.
Start het product opnieuw op. Indien het pro-
bleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met uw erkende servicemonteur.
Lussensorprobleem,
voor/achter
Kantelsensorpro-
bleem
Tijdelijk probleem
Onjuiste subappa-
raatcombinatie
Tijdelijk accupro-
bleem
Veiligheidsfunctie de-
fect
Probleem met laad-
systeem
Verkeerd type accu. Gebruik originele accu's die door de fabrikant
worden aanbevolen.
Accuprobleem
Tijdelijk probleem met de accu of firmware
van het product.
Start het product opnieuw op. Indien het pro-
bleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met uw erkende servicemonteur.
Verkeerd type accu. Gebruik originele accu's die door de fabrikant
worden aanbevolen.
Accutemperatuur bui-
ten de limietwaarden
De temperatuur in de accu is te hoog of te
laag om het maaien te starten.
Het product begint te maaien wanneer de
temperatuur binnen de limietwaarden ligt.
Laadstroom te hoog
Onjuiste of defecte voeding. Start het product opnieuw op. Indien het pro-
bleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met uw erkende servicemonteur.
42 - Probleemoplossing 1298 - 007 - 16.09.2020
Melding Oorzaak Actie
Verbindingsprobleem
Probleem op de connectiviteitsprintplaat in
het product.
Start het product opnieuw op. Indien het pro-
bleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met uw erkende servicemonteur.
Verbindingsinstellin-
gen hersteld
De verbindingsinstellingen zijn hersteld van-
wege een storing.
Controleer de verbindingsinstellingen en wij-
zig de instellingen indien nodig.
Kwaliteit signaal
slecht
De connectiviteitsprintplaat in het product is
verkeerd aangebracht.
Controleer of de connectiviteitsprintplaat cor-
rect is aangebracht. Indien het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op met uw
erkende servicemonteur.
Het product bevindt zich in een verkeerde
positie, de behuizing van het product is naar
beneden gericht of gekanteld.
Plaats het product in de juiste positie.
Melding Oorzaak Actie
Geen lussignaal
De voedings- of laagspanningskabel is niet
aangesloten.
Als de led-statusindicator op het laadstation
niet brandt, betekent dit dat er geen voeding
is. Controleer de aansluiting op het stopcon-
tact en de aardlekschakelaar. Controleer of
de laagspanningskabel is aangesloten op het
laadstation.
De voedings- of laagspanningskabel is be-
schadigd of niet aangesloten.
Vervang de voeding of de laagspanningska-
bel.
De begrenzingsdraad is niet aangesloten op
het laadstation.
Sluit de begrenzingsdraad aan op het laad-
station. Vervang de stekkers indien deze be-
schadigd zijn. Zie
De begrenzingsdraad in-
stalleren op pagina 21
.
De begrenzingsdraad is beschadigd. Controleer de led-statusindicator op het laad-
station. Als de begrenzingsdraad beschadigd
is, vervangt u het beschadigde gedeelte door
een nieuwe begrenzingsdraad.
Het product heeft geprobeerd te starten,
maar bevindt zich niet in het laadstation en
de
ECO-modus
is ingeschakeld.
Plaats het product in het laadstation, start het
product en sluit het deksel.
Een gedeelte van de begrenzingsdraad be-
vindt zich over het andere gedeelte van de
begrenzingsdraad van en naar een eiland.
Leg de begrenzingsdraad in de juiste richting
rond het eiland. Zie
De begrenzingsdraad in-
stalleren op pagina 21
.
Probleem met de koppeling tussen het pro-
duct en het laadstation.
Plaats het product in het laadstation en maak
een nieuw lussignaal. Zie
Een nieuw lussig-
naal maken op pagina 26
.
Interferentie door metalen voorwerpen zoals
hekwerk, wapeningsstaal of ondergrondse
kabels in de buurt.
Verplaats de begrenzingsdraad en/of maak
eilanden in het werkgebied om de signaal-
sterkte te verhogen.
Het product bevindt zich te ver van de be-
grenzingsdraad.
Breng de begrenzingsdraad zo aan dat alle
delen van het werkgebied zich minimaal 15
m/50 ft. van de begrenzingsdraad bevinden.
Maaier gekanteld
Het product is meer gekanteld dan de maxi-
male hoek.
Verplaats het product naar een vlak gebied.
1298 - 007 - 16.09.2020 Probleemoplossing - 43
Melding Oorzaak Actie
Verbinding NIET ver-
anderd
Het lussignaal is niet gewijzigd vanwege een
fout.
Maak meerdere keren een
nieuw lussignaal
.
Zie
Een nieuw lussignaal maken op pagina
26
. Indien het probleem zich blijft voordoen,
neem dan contact op met uw erkende servi-
cemonteur.
6.3 Informatiemeldingen
De informatieberichten in de onderstaande tabel worden weergegeven op het display van het product. Neem contact
op met uw GARDENA-vertegenwoordiger als dezelfde melding vaak wordt weergegeven.
Melding Oorzaak Actie
Lage accuspanning
Het product kan het laadstation niet vinden. Verander de positie van de begeleidings-
draad. Zie
De geleidingsdraad installeren op
pagina 22
.
De levensduur van de accu is verstreken. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 37
.
De antenne van het laadstation is defect. Controleer of het indicatielampje in het laad-
station rood knippert. Zie
Indicatielampje in
het laadstation op pagina 45
.
De laadplaatjes op het product of de contact-
plaatjes op het laadstation zijn defect als ge-
volg van corrosie.
Reinig de laad- en contactplaatjes met fijn
schuurlinnen. Indien het probleem zich blijft
voordoen, neem dan contact op met uw er-
kende servicedealer.
Instellingen hersteld Alle gebruikersinstellingen resetten
is uitge-
voerd.
Normaal gebruik van het product.
Begeleiding niet ge-
vonden
De geleidingsdraad is niet aangesloten op
het laadstation.
Sluit de geleidingsdraad aan op het laadstati-
on. Zie
De geleidingsdraad installeren op pa-
gina 22
.
Schade aan de geleidingsdraad. Vervang het beschadigde gedeelte door een
nieuwe geleidingsdraad.
De geleidingsdraad is niet aangesloten op de
begrenzingslus.
Sluit de geleidingsdraad juist aan op de be-
grenzingslus. Zie
De geleidingsdraad instal-
leren op pagina 22
.
Kalibratie geleiding
mislukt
Het product heeft de geleidingsdraad niet ge-
kalibreerd vanwege een fout.
Breng de geleidingsdraad op de juiste wijze
aan. Zie
De geleidingsdraad installeren op
pagina 22
.
Kalibratie begeleiding
gereed
Het product heeft de geleidingsdraad gekali-
breerd.
Normaal gebruik van het product.
Verbinding veranderd
Nieuw lussignaal gewijzigd. Normaal gebruik van het product.
44 - Probleemoplossing 1298 - 007 - 16.09.2020
6.4 Indicatielampje in het laadstation
Het indicatielampje in het laadstation moet continu groen branden of knipperen voor een correcte installatie. Als dit
niet het geval is, volgt u de instructies in de onderstaande probleemoplossingstabel.
Neem voor meer informatie contact op met uw GARDENA klantenservice.
Licht Oorzaak Actie
Constant groen licht Goede signalen. Normaal gebruik van het product.
Groen knipperend
licht
De signalen zijn goed en de
ECO-modus
is
ingeschakeld.
Normaal gebruik van het product. Zie
ECO-
modus op pagina 29
.
Blauw knipperend
licht
De begrenzingsdraad is niet aangesloten op
het laadstation.
Zorg ervoor dat de begrenzingsdraad correct
is aangebracht in het laadstation. Zie
De be-
grenzingsdraad installeren op pagina 21
.
Schade aan de begrenzingsdraad. Lokaliseer de plaats van de schade. Vervang
het beschadigde gedeelte door een nieuwe
begrenzingsdraad.
Geel knipperend licht De geleidingsdraad is niet aangesloten op
het laadstation.
Zorg ervoor dat de geleidingsdraad correct is
aangebracht in het laadstation. Zie
De gelei-
dingsdraad installeren op pagina 22
Schade aan de geleidingsdraad. Lokaliseer de plaats van de schade. Vervang
het beschadigde gedeelte door een nieuwe
geleidingsdraad.
Rood knipperend
licht
Interferentie in de antenne van het laadstati-
on.
Neem contact op met de klantenservice van
GARDENA.
Constant rood licht Storing in de printplaat of onjuiste voeding in
het laadstation. De storing moet worden ver-
holpen door een erkende servicemonteur.
Neem contact op met de klantenservice van
GARDENA.
1298 - 007 - 16.09.2020 Probleemoplossing - 45
6.5 Symptomen
Als het product niet normaal werkt, raadpleegt u de onderstaande symptomentabel. Neem contact op met
klantenservice van GARDENA als u de oorzaak van de storing niet kunt vinden.
Symptomen Oorzaak Actie
Het product heeft
moeite met koppelen.
De geleidingsdraad is niet in een rechte lijn
naar en op de juiste afstand tot het laadstati-
on geplaatst.
Controleer de installatie van het laadstation.
Zie
Laadstation monteren op pagina 21
.
De geleidingsdraad is niet in de sleuf in de
plaat van het laadstation geplaatst.
Zorg ervoor dat de geleidingsdraad in een
rechte lijn en in de sleuf in de plaat van het
laadstation is geplaatst. Zie
De geleidings-
draad installeren op pagina 22
.
Het laadstation is niet op een vlakke onder-
grond geplaatst.
Plaats het laadstation op een vlakke onder-
grond. Zie
Onderzoeken waar het laadstation
moet worden geplaatst op pagina 15
.
Het product maait op
het verkeerde tijdstip.
De tijd of datum van het product is onjuist. Stel de tijd of datum in. Zie
De datum en tijd
instellen op pagina 30
.
De start- en stoptijden voor het maaien zijn
onjuist.
Wijzig de schema-instellingen. Zie
De sche-
ma-instelling herstellen op pagina 25
.
Het product trilt. Het maaisysteem is niet in balans vanwege
beschadigde messen.
Controleer de messen en schroeven en ver-
vang ze indien nodig. Zie
Messen vervangen
op pagina 36
.
Het maaisysteem is niet in balans vanwege
te veel messen in dezelfde positie.
Controleer of er bij elke schroef slechts één
mes is gemonteerd.
Er zijn messen met verschillende dikte op het
product gemonteerd.
Controleer of de messen een verschillende
dikte hebben en vervang ze indien nodig.
Het product werkt,
maar de maaischijf
draait niet.
Het product zoekt naar het laadstation of rijdt
naar het beginpunt.
Normale werking van het product. De maai-
schijf draait niet als het product het laadstati-
on zoekt.
Het product werkt
minder lang dan ge-
woonlijk tussen laad-
cycli.
De maaischijf is geblokkeerd door gras of an-
der materiaal.
Verwijder en reinig de maaischijf. Zie
Product
reinigen op pagina 35
.
De levensduur van de accu is verstreken. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 37
.
Botte messen. Er is meer energie nodig bij
het maaien van het gras.
Vervang de messen. Zie
Messen vervangen
op pagina 36
.
De maaitijd en de
laadtijd zijn korter
dan normaal.
De levensduur van de accu is verstreken. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 37
.
46 - Probleemoplossing 1298 - 007 - 16.09.2020
Symptomen Oorzaak Actie
Het product staat
urenlang geparkeerd
in het laadstation.
Het product heeft gemaaid gedurende de
maximale maaitijd per dag.
Normale werking van het product. Zie
Een
schatting van de benodigde bedrijfstijd ma-
ken op pagina 25
.
Er is op de knop STOP gedrukt. Open de klep, voer de pincode in en druk op
de knop OK. Druk op de knop Start en sluit
de klep.
De parkeermodus is ingeschakeld. Wijzig de bedieningsmodus. Zie
Bedienings-
modi op pagina 32
.
Het product werkt niet als de temperatuur
van de accu te hoog of te laag is.
Zorg er voor dat het laadstation in een tegen
zonlicht beschermde omgeving is geplaatst.
Ongelijkmatige maai-
resultaten.
Het product werkt gedurende een gering
aantal uren per dag.
Verleng de maaitijd. Zie
Het schema instellen
op pagina 25
.
Door de vorm van het werkgebied moeten de
instellingen voor
Tuindekking
worden aange-
past om alle delen van het werkgebied te
dekken.
Wijzig de instellingen van de gebieden waar
het product begint te maaien en hoe vaak er
moet worden gemaaid. Zie
Functie Tuindek-
king instellen op pagina 27
.
Het werkgebied is te groot. Verklein de grootte van het werkgebied of
breid het schema uit. Zie
Het schema instel-
len op pagina 25
.
Botte messen. Vervang alle messen. Zie
Messen vervangen
op pagina 36
.
Lang gras ten opzichte van de ingestelde
maaihoogte.
Verhoog de maaihoogte en verlaag deze ver-
volgens wanneer het gras korter is.
Grasophoping bij de maaischijf of rond de
motoras.
Verwijder het opgehoopte gras en maak het
product schoon. Zie
Product reinigen op pa-
gina 35
.
De laadstatus van de
accu is hoog, maar
het product gaat te-
rug naar het laadsta-
tion.
Om te voorkomen dat het product in een
klein gebied geblokkeerd raakt, volgt het de
geleidingsdraad naar het laadstation.
Normale werking van het product.
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen
Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan
onbedoelde fysieke beschadigingen van de draad,
bijvoorbeeld door het gebruik van een schop bij het
tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad ook
beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond
bewegen. Breuken in de draad kunnen ook worden
veroorzaakt door overmatig strekken tijdens het
installeren.
De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer het
gras meteen na de installatie te kort wordt gemaaid.
Beschadigingen aan de isolatie zorgen soms pas weken
of maanden later voor problemen. Om dit te voorkomen,
moet u de eerste weken na het installeren altijd de
maximale maaihoogte selecteren en de maaihoogte
vervolgens elke tweede week een stap verlagen totdat
de gewenste maaihoogte is bereikt.
Een foutieve las in de lusdraad kan soms weken nadat
de las werd gemaakt voor problemen zorgen. Een
foutieve las kan onder meer worden veroorzaakt doordat
de koppeling niet stevig genoeg werd samengedrukt met
behulp van een tang of doordat een koppeling van een
mindere kwaliteit dan de originele koppeling werd
gebruikt. Controleer eerst alle bij u bekende lassen
voordat u verdergaat met het oplossen van problemen.
Een draadbreuk kan worden opgespoord door de
afstand van de lus waar de breuk kan zijn opgetreden
steeds te halveren, totdat er nog maar een kort stuk
draad over is.
De volgende methode werkt niet wanneer de
ECO-
modus
actief is. Zorg dat de
ECO-modus
eerst wordt
uitgeschakeld. Zie
ECO-modus op pagina 29
.
1. Controleer of het indicatielampje in het laadstation
blauw knippert, wat een breuk in de
1298 - 007 - 16.09.2020 Probleemoplossing - 47
begrenzingslus aangeeft. Zie
Indicatielampje in het
laadstation op pagina 45
.
2. Controleer of de aansluitingen van de
begrenzingsdraad naar het laadstation correct zijn
aangesloten en niet zijn beschadigd. Controleer of
het indicatielampje in het laadstation nog steeds
blauw knippert.
R
GUIDE
L
POWER
3. Verwissel de aansluitingen van de geleidingsdraad
en de begrenzingsdraad in het laadstation.
Begin door aansluiting L en GUIDE te verwisselen.
Als het indicatielampje geel knippert, bevindt de
breuk zich ergens in de begrenzingsdraad tussen
L en het punt waar de geleidingsdraad is
aangesloten op de begrenzingsdraad (dikke
zwarte lijn op de afbeelding).
GUIDE
L
Guide
Om de storing te verhelpen hebt u
begrenzingsdraad, connectoren en koppelingen
nodig:
a) Als de vermoedelijk defecte begrenzingsdraad
kort is, dan kunt u het gemakkelijkst de hele
begrenzingsdraad vervangen tussen L en het punt
waar de geleidingsdraad is aangesloten op de
begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn).
b) Als de vermoedelijk defecte begrenzingsdraad
lang is (dikke zwarte lijn), ga dan als volgt te werk:
Zet L en GUIDE terug in hun oorspronkelijke
posities. Koppel daarna R los. Sluit een nieuwe
lusdraad aan op R. Sluit het andere uiteinde van
de nieuwe lusdraad aan op een punt in het midden
van het vermoedelijk defecte deel van de draad.
48
- Probleemoplossing 1298 - 007 - 16.09.2020
R
Als het indicatielampje nu geel knippert, bevindt de
breuk zich ergens in de draad tussen het
losgekoppelde uiteinde en het punt waar de
nieuwe draad is aangesloten (dikke zwarte lijn
hieronder). Verplaats de aansluiting voor de
nieuwe draad in dat geval dichter bij het
losgekoppelde uiteinde (grofweg in het midden van
het verdachte draaddeel) en controleer opnieuw of
het indicatielampje groen is.
Ga zo verder totdat er nog een heel kort stuk
draad over is, wat het verschil betekent tussen een
constant groen licht en een knipperend blauw licht.
Volg vervolgens de instructies in stap 5 hieronder.
4. Als het indicatielampje in stap 3 hierboven blauw
blijft knipperen: Zet L en GUIDE terug in hun
oorspronkelijke posities. Verwissel vervolgens R
en GUIDE. Als het indicatielampje nu continu
groen brandt koppel dan L los en sluit een nieuwe
begrenzingsdraad aan op L. Sluit het andere
uiteinde van de nieuwe draad aan op een punt in
het midden van het vermoedelijk defecte deel van
de draad. Volg dezelfde procedure als bij 3a) en
3b) hierboven.
5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het
beschadigde deel worden vervangen door een
nieuw stuk draad. Gebruik altijd originele
koppelingen.
1298 - 007 - 16.09.2020 Probleemoplossing - 49
7 Vervoer, opslag en verwerking
7.1 Transport
De meegeleverde Li-ion-accu's voldoen aan de
wettelijke vereisten voor gevaarlijke goederen.
Neem alle van toepassing zijnde nationale
voorschriften in acht.
Neem de bijzondere voorschriften op de
verpakking en labels voor commercieel transport in
acht. Dit geldt ook voor derden en expediteurs.
7.2 Opslag
Laad het product volledig op. Zie
De accu opladen
op pagina 34
.
Schakel het product uit. Zie
De knop ON/OFF op
pagina 32
.
Reinig het product. Zie
Product reinigen op pagina
35
.
Bewaar het product in een droge, vorstvrije ruimte.
Laat het product met alle wielen op een vlakke
ondergrond staan tijdens opslag.
Als u het laadstation binnen zet, koppelt u de
voeding en alle connectoren los van het
laadstation. Plaats het uiteinde van elke
connectordraad in de beschermingsdoos.
Let op: Als u het laadstation buiten zet, koppelt
u de voeding en de connectoren niet los.
Neem contact op met de
verkoopvertegenwoordiger van GARDENA voor
informatie over de accessoires die voor uw product
beschikbaar zijn.
7.3 Afvoeren
Neem de plaatselijk geldende wet- en regelgeving
voor recycling in acht.
Raadpleeg
Accu op pagina 37
voor vragen over
het verwijderen van de accu.
50
- Vervoer, opslag en verwerking 1298 - 007 - 16.09.2020
8 Technische gegevens
8.1 Technische gegevens
Gegevens SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Afmetingen
Lengte, cm/inch 55 / 21,7 58 / 22,8
Breedte, cm/inch 38 / 15,0 39 / 15,4
Hoogte, cm/inch 23 / 9,1 23 / 9,1
Gewicht, kg/lb 7,3 / 16 8,3 / 18
Elektrisch systeem SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Accu, lithium-ion 18 V/2,0 Ah art.nr. 590 21 42-02, 590 21 42-04, 584 85 28-03, 584 85 28-05
Accu, lithium-ion 18,25 V/2,0 Ah art.nr. 590 21 42-03, 584 85 28-04
Voeding (28 V DC), V AC 100-240 100-240
Lengte laagspanningskabel, m / ft 5/16,4 5/16,4
Gemiddeld energieverbruik bij maximaal gebruik 4 kWh/maand bij een 500
model werkgebied van 500
m
2
7 kWh/maand bij een 1250
model werkgebied van
1250 m
2
Laadstroom, A DC 1 / 1,3 1,3
Type voedingseenheid
2
ADP-40BR XX, ADP 28EW XX,
FW7313/28/D/XX/Y/1.3/PI, FW7313/28/D/XX/Y/1.3, ADP
28AR XX, FW7313/28/D/XX/Y/1.0/PI,
FW7313/28/D/XX/Y/1.0
Gemiddelde maaitijd, min 65 65
Gemiddelde laadtijd, min 75/60 60
Antenne begrenzingsdraad SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Bedrijfsfrequentieband, Hz 100-80000 100-80000
Maximaal magnetisch veld
3
, dBuA/m 82 82
Max. radiofrequentievermogen
4
, mW bij 60 m <25 <25
2
XX, YY kunnen willekeurige alfanumerieke tekens zijn of leeg zijn voor marketingdoeleinden, geen technische
verschillen.
3
Gemeten conform EN 303 447.
4
Maximaal actief uitgangsvermogen naar antennes in de frequentieband waarop de radioapparatuur is inge-
steld.
1298 - 007 - 16.09.2020 Technische gegevens - 51
Geluidsemissie gemeten in de omgeving als geluidsver-
mogen
5
SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Gemeten geluidsvermogensniveau, dB (A) 56 56
Onzekerheidsmarge geluidsemissies K
WA
, dB (A) 2 2
Gegarandeerd geluidsvermogensniveau, dB (A) 58 58
Geluidsdrukniveau bij het oor van de gebruiker
6
, dB (A) 45 45
De geluidsemissiedeclaraties zijn conform EN 50636-2-107:2015
Maaien SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Maaisysteem 3 scharnierende messen
Toerental maaimotor, t/min 2500 2500
Energieverbruik tijdens maaien, W +/- 20% 20 20
Maaihoogte, cm/inch 2-5 / 0,8-2 2-5 / 0,8-2
Maaibreedte, cm/inch 16 / 6,3 22 / 8,7
Smalst mogelijke doorgang, cm/inch 60 / 24 60 / 24
Maximale helling voor maaigebied, % 35 35
Maximale helling voor begrenzingsdraad, % 10 10
Maximale lengte begrenzingsdraad, m / ft 300/980 300 / 980
Maximale lengte begeleidingslus
7
, m / ft. 150 / 490 150 / 490
IP-classificatie SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Product IPX5 IPX5
Laadstation IPX5 IPX5
Voeding IP44 IP44
Bluetooth
®
SILENO city
smart SILENO city
SILENO life
smart SILENO life
Bedrijfsfrequentieband, MHz 2400 - 2484 2400 - 2484
Maximaal uitgezonden vermogen, dBm 8 8
5
Bepaald overeenkomstig richtlijn 2006/42/EG en norm EN 50636-2-107.
6
Onzekerheidsmarge geluidsdrukniveau K
pA
2-4 dB (A)
7
De geleidingslus is de lus die wordt gevormd door de geleidingsdraad en het gedeelte van de begrenzings-
draad vanaf aansluiting met de geleidingsdraad naar de rechter aansluiting op het laadstation.
52 - Technische gegevens 1298 - 007 - 16.09.2020
Interne SRD (short range device) SILENO city, SILENO life smart SILENO city, smart
SILENO life
Bedrijfsfrequentieband, MHz - 863-870
Maximaal uitgezonden vermogen, dBm - 14
Zendbereik in het vrije veld, ca. m - 100
Husqvarna AB staat niet garant voor volledige compatibiliteit tussen het product en andere typen draadloze systemen,
zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, ondergrondse elektrische afrasteringen of dergelijke.
De producten zijn geproduceerd in Engeland of Tsjechië. Zie de informatie op het productplaatje. Zie
Inleiding op
pagina 3
.
1298 - 007 - 16.09.2020 Technische gegevens - 53
9 Garantie
9.1 Garantievoorwaarden
De GARDENA-garantie dekt de werking van dit product
gedurende een periode van 2 jaar vanaf de
aankoopdatum. De garantie dekt ernstige materiaal- of
productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen wij
kosteloos het product vervangen of repareren, indien
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Het product en het laadstation mogen uitsluitend
worden gebruikt overeenkomstig de instructies in
deze bedieningshandleiding. Deze
fabrieksgarantie heeft geen invloed op aanspraken
op garantie van dealers/verkopers.
Eindgebruikers of onbevoegde derden mogen
geen pogingen doen om het product te repareren.
Voorbeelden van defecten die niet onder de garantie
vallen:
Schade veroorzaakt door binnendringen van water
als gevolg van gebruik van een hogedrukreiniger,
of het in water onderdompelen, bijvoorbeeld
wanneer door hevige regen waterplassen zijn
ontstaan.
Schade veroorzaakt door blikseminslag.
Schade veroorzaakt door onjuiste accu-opslag of
onjuist gebruik van de accu.
Schade veroorzaakt door het gebruik van een
andere accu dan een originele accu van
GARDENA.
Schade die wordt veroorzaakt door het gebruik van
andere onderdelen dan originele
reserveonderdelen en accessoires van
GARDENA, zoals messen en installatiemateriaal.
Schade aan de lusdraad.
Schade die wordt veroorzaakt door wijzigingen die
niet zijn toegestaan of geknoei met het product of
de voeding ervan.
De messen en wielen worden beschouwd als
verbruiksartikelen en vallen niet onder de garantie.
Als uw GARDENA-product een defect vertoont, neem
dan contact op met de klantenservice van GARDENA
voor verdere instructies. Zorg ervoor dat u het
betalingsbewijs en het serienummer van het product bij
de hand hebt wanneer u contact opneemt met de
klantenservice van GARDENA.
54
- Garantie 1298 - 007 - 16.09.2020
10 EG verklaring van overeenstemming
10.1 EG verklaring van
overeenstemming
Husqvarna AB, SE–561 82 Huskvarna, Zweden, tel.:
+46-36-146500, verklaart dat de robotmaaiers
GARDENA SILENO city, GARDENA smart SILENO city,
GARDENA SILENO life en GARDENA smart SILENO
life met serienummers vanaf 2020 week 40 (het jaartal
en de week staan duidelijk op het productplaatje
vermeld, gevolgd door het serienummer) voldoen aan
de volgende eisen van de RICHTLIJNEN VAN DE
RAAD inclusief toegepaste normen.
Richtlijn "betreffende machines" 2006/42/EG.
EN 60335-1:2012
EN 50636-2-107:2015
EN 62233:2008.
Richtlijn betreffende "beperking van het gebruik
van bepaalde gevaarlijke stoffen" 2011/65/EU:
EN IEC 63000:2018
Richtlijn "betreffende radioapparatuur"
2014/53/EU.
Veiligheid
Zie richtlijn 2006/42/EG hierboven.
Elektromagnetische compatibiliteit
EN 55032:2015
ETSI EN 301 489-17 V3.1.1
Voor GARDENA smart SILENO city en GARDENA
smart SILENO life:
ETSI EN 301 489-3 V2.1.1
Efficiënt gebruik van het spectrum
Concept ETSI EN 303 447 V1.2.1_0.1.14
ETSI EN 300 328 V2.1.1
Voor GARDENA smart SILENO city en GARDENA
smart SILENO life:
ETSI EN 300 220-1 V3.1.1
ETSI EN 300 220-2 V.3.1.1
De aangemelde instantie RISE Research Institutes of
Sweden AB heeft een typegoedkeuringscertificaat
afgegeven met nr. C900196 betreffende Artikel 3.2 van
2014/53/EU.
1298 - 007 - 16.09.2020
EG verklaring van
overeenstemming - 55
2020-09-18
ORIGINELE INSTRUCTIES
We behouden ons het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen door te voeren.
Copyright © 2020 GARDENA Manufacturing GmbH. All rights reserved.
114 23 32-36
InDesign P01 omslag P01_P02_a5.indd 2InDesign P01 omslag P01_P02_a5.indd 2
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56

Gardena Smart SILENO City 500 de handleiding

Type
de handleiding