33
3. Als de IR Thermometer in de “ON (AAN)”
stand staat (de trekker is niet ingedrukt),
kunt u de
OFF
SET
º
C/
º
F
SCAN
°C
°F
REF
HIGH
NORMAL
LOW
3cm@24cm
2cm@16cm
1cm@8cm
Distance to spot size = 8:1
Distance
knop ongeveer 3 seconden
ingedrukt houden om de thermometer uit te
schakelen.
4. Als de IR Thermometer in de meten-
modus staat (de trekker is ingedrukt),
kunt u op de
OFF
SET
º
C/
º
F
SCAN
°C
°F
REF
HIGH
NORMAL
LOW
3cm@24cm
2cm@16cm
1cm@8cm
Distance to spot size = 8:1
Distance
knop drukken om de
referentietemperatuur in te stellen.
5. Druk op de
OFF
SET
º
C/
º
F
SCAN
°C
°F
REF
HIGH
NORMAL
LOW
3cm@24cm
2cm@16cm
1cm@8cm
Distance to spot size = 8:1
Distance
knop om de gewenste
temperatuurdrempel in te stellen
(0,5°C/1°F, 3°C/5°F, of 5,5°C/10°F). Het
OFF
SET
º
C/
º
F
SCAN
°C
°F
REF
HIGH
NORMAL
LOW
3cm@24cm
2cm@16cm
1cm@8cm
Distance to spot size = 8:1
Distance
icoon geeft de huidige instelling weer.
• Om de drempel functie uit te schakelen,
drukt u op de
OFF
SET
º
C/
º
F
SCAN
°C
°F
REF
HIGH
NORMAL
LOW
3cm@24cm
2cm@16cm
1cm@8cm
Distance to spot size = 8:1
Distance
knop tot het
OFF
SET
º
C/
º
F
SCAN
°C
°F
REF
HIGH
NORMAL
LOW
3cm@24cm
2cm@16cm
1cm@8cm
Distance to spot size = 8:1
Distance
icoon
boven de “OFF (UIT)” markering staat.
6. Zodra de referentietemperatuur en de
temperatuurdrempel zijn ingesteld kan het
product worden gebruikt om gebieden te
scannen op temperatuurveranderingen.
In de meten-modus wordt de
achtergrondverlichting groen en verschijnt
er “NORMAL (NORMAAL)” op het LCD
als het verschil tussen de gescande
temperatuur en de referentietemperatuur
de temperatuurdrempel niet overschrijdt.
De achtergrondverlichting wordt blauw
en er verschijnt “LOW (LAAG)” op het
LCD als de gescande temperatuur lager
is dan de referentietemperatuur met een
marge groter dan de temperatuurdrempel
(u hoort langzame piepgeluiden). De
achtergrondverlichting wordt rood en er
verschijnt “HIGH (HOOG)” op het LCD
als de gescande temperatuur hoger is dan
de referentietemperatuur met een marge
groter dan de temperatuurdrempel (u hoort
snelle piepgeluiden).
OPMERKING:
• Glimmende of gepolijste oppervlakken
kunnen onnauwkeurige metingen
veroorzaken. Om dit te voorkomen kunt
u het oppervlak bedekken met tape of
matte gekleurde verf. Geef de tape of verf
eerst de tijd om zich aan te passen aan de
temperatuur van het voorwerp voordat u de
temperatuur van het voorwerp meet.
• De thermometer kan niet door doorzichtige
oppervlakken zoals glas of plastic meten.
Het meet de oppervlaktetemperatuur van
het doorzichtige oppervlak.
• Stoom, stof, rook en andere optische
obstructies kunnen een onnauwkeurige
meting veroorzaken.
• Als de omgevingstemperatuur lager is dan
0°C (32°F) of hoger dan 40°C (104°F),
geeft het LCD “ERR”weer.
• Als de gescande temperatuur hoger of
lager is dan het bereik van de thermometer
geeft het LCD “HI” of “LO” weer.
Gezichtsveld
Als de thermometer verder van het oppervlak
wordt gehouden, wordt het meetgebied
groter, dit heet distance to spot (verhouding
afstand tot meetoppervlak) (D:S) ratio.
Voorbeeld: bij een afstand van 16 cm heeft
het meetoppervlak een diameter van 2 cm. De
thermometer geeft de gemiddelde temperatuur
van het oppervlak weer.