NordicTrack NTL19124-INT Handleiding

Type
Handleiding
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Modelnr. NTL19124-INT.1
Serienr.
Schrijf het serienummer in het vakje
hierboven voor latere raadpleging.
Serie-
nummer-
sticker
OPGELET
Lees alle voorzorgsmaatregelen
en instructies in deze handleiding
door voordat u deze apparatuur
gebruikt. Bewaar deze handlei-
ding voor verdere raadpleging.
LEDENZORG
Indien u assistentie nodig heeft,
verzoeken wij u uw product op
onze website iFITsupport.eu te
registreren.
Telefoonnummer: 207 082 883
Openingstijden: maandag–vrijdag
09.00–18.00 uur
iconeurope.com
2
BELANGRIJKE VOORZORGSMAATREGELEN ...................................................3
PLAATSING WAARSCHUWINGSSTICKER. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5
VOORDAT U BEGINT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6
IDENTIFICATIESCHEMA VOOR DE ONDERDELEN ...............................................7
MONTAGE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8
HET STROOMSNOER INSTEKEN .............................................................17
DE LOOPBAND GEBRUIKEN ................................................................18
DE LOOPBAND INKLAPPEN EN VERPLAATSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .30
ONDERHOUD EN OPLOSSEN VAN PROBLEMEN ...............................................31
TRAININGSRICHTLIJNEN ...................................................................34
LIJST MET ONDERDELEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .38
GEDETAILLEERDE TEKENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .40
VERVANGINGSONDERDELEN BESTELLEN .............................................Achterkant
RECYCLINGINFORMATIE ............................................................Achterkant
INHOUDSOPGAVE
NORDICTRACK en iFIT zijn geregistreerde handelsmerken van iFIT Inc. Het woordmerk Bluetooth® en de logo’s
zijn geregistreerde handelsmerken van Bluetooth SIG, Inc. en worden onder licentie gebruikt. Google Maps is
een handelsmerk van Google LLC. Wi-Fi is een gedeponeerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance. WPA en WPA2 zijn
handelsmerken van Wi-Fi Alliance.
3
1. Het is de verantwoordelijkheid van de
eigenaar om ervoor te zorgen dat alle
gebruikers van de loopband voldoende zijn
geïnformeerd over alle waarschuwingen en
voorzorgsmaatregelen.
2. Houd te allen tijde kinderen jonger dan 16
jaar en huisdieren bij de loopband vandaan.
3. Raadpleeg uw medisch zorgverlener
voordat u met een trainingsprogramma
begint. Dit is vooral belangrijk voor per-
sonen ouder dan 35 jaar of met bestaande
gezondheidsproblemen.
4. Raadpleeg uw medisch zorgverlener voordat
u begint of doorgaat met een trainingspro-
gramma tijdens de zwangerschap. Gebruik
de loopband alleen met toestemming van uw
medisch zorgverlener.
5. Het is niet de bedoeling dat de loopband
wordt gebruikt door mensen met mentale,
sensitieve of fysieke beperkingen of gebrek
aan ervaring en kennis, tenzij ze begeleid
worden of instructies hebben ontvangen over
het gebruik van de loopband door iemand die
verantwoordelijk is voor hun veiligheid.
6. Gebruik de loopband alleen zoals beschreven
in deze handleiding.
7. De loopband is alleen voor gebruik in huis
bedoeld. Gebruik de loopband niet commer-
cieel, niet voor verhuur of in een instelling.
8. Gebruik de loopband uitsluitend binnenshuis
en uit de buurt van vocht en stof. Plaats de
loopband niet in een garage, op een overdekt
terras of bij water.
9. Plaats de loopband op een vlakke onder-
grond met minstens 2,4 m ruimte achter de
loopband en 0,6 m ruimte aan iedere kant van
de loopband. Plaats de loopband niet op een
ondergrond die luchtopeningen blokkeert.
Leg een matje onder de loopband om de
vloer of vloerbedekking te beschermen.
10. Gebruik de loopband niet daar waar spuit-
bussen gebruikt worden of waar zuurstof
wordt toegediend.
11. De loopband zou niet door personen die
meer dan 135 kg wegen gebruikt mogen
worden.
12. Laat nooit meer dan één persoon tegelijker-
tijd op de loopband.
13. Draag geschikte trainingskleding bij gebruik
van de loopband. Draag geen losse kle-
ding die in de loopband verstrikt kan raken.
Sportondersteunende kleding wordt voor
zowel mannen als vrouwen aanbevolen.
Draag altijd sportschoenen. Gebruik de
loopband nooit met blote voeten, met alleen
sokken of met sandalen.
14. Steek het stroomsnoer bij het aansluiten
(zie bladzijde 17) alleen in een geaard stop-
contact. Geen enkel ander apparaat mag op
dezelfde groep aangesloten zijn.
15. Als u een verlengsnoer nodig hebt, gebruik
dan alleen een 3-dradige geleider van 1,5 m
of korter met een snoermaat van 2 mm2.
16. Houd het stroomsnoer uit de buurt van ver-
warmde oppervlakken.
17. Beweeg de loopbandriem nooit wanneer
het apparaat uitgeschakeld is. Gebruik de
loopband niet wanneer het stroomsnoer of
de stekker beschadigd is. Gebruik de loop-
band niet wanneer deze niet goed werkt.
(Zie ONDERHOUD EN OPLOSSEN VAN
PROBLEMEN op bladzijde 31 als de loopband
niet goed werkt.)
WAARSCHUWING: Lees alle belangrijke voorzorgsmaatregelen en instructies
in deze handleiding en alle waarschuwingen op uw loopband voordat u uw loopband gebruikt om
het risico op brandwonden, brand, elektrische schok of letsel aan personen te verminderen. iFIT
aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor persoonlijk letsel of materiële schade opgelopen door dit
product of door het gebruik van dit product.
BELANGRIJKE VOORZORGSMAATREGELEN
4
18. Lees de noodstopprocedure grondig door
en zorg dat u hem begrijpt en test voor-
dat u de loopband gaat gebruiken (zie HET
BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN op
bladzijde 19). Draag altijd de clip tijdens het
gebruik van de loopband.
19. Wees voorzichtig bij het op- en afstappen
van de loopband. Ga altijd op de voetleunin-
gen staan wanneer de loopbandriem wordt
gestart of gestopt. Houd bij gebruik van de
loopband de handleuningen altijd vast.
20. Wanneer een persoon op de loopband loopt,
neemt het geluidsniveau van de loopband
toe.
21. Houd vingers, haar en kleding weg van de
bewegende loopbandriem.
22. De loopband kan hoge snelheden bereiken.
Pas de snelheid geleidelijk aan om schok-
kende versnellingen te voorkomen.
23. Laat de loopband nooit zonder toezicht
ronddraaien. Verwijder altijd de sleutel, zet
de stroomschakelaar in de stand Off (uit)
(zie de tekening op bladzijde 6 voor de
locatie van de stroomschakelaar) en haal
het stroomsnoer uit het stopcontact als de
loopband niet wordt gebruikt.
24. Probeer de loopband niet te verplaatsen
voordat deze correct is gemonteerd. (Zie
MONTAGE op bladzijde 8 en DE LOOPBAND
INKLAPPEN EN VERPLAATSEN op bladzijde
30). U moet in staat zijn om 20 kg veilig op te
kunnen tillen om de loopband te verplaatsen.
25. Als u de loopband inklapt of verplaatst,
controleert u altijd goed of de opbergvergren-
deling het onderstel stevig in de opbergstand
houdt. Gebruik de loopband niet als deze is
ingevouwen.
26. Verander de helling van de loopband niet
door voorwerpen onder de loopband te
plaatsen.
27. Steek nooit een voorwerp in een opening van
de loopband.
28. Controleer steeds bij gebruik alle onder-
delen van de loopband en draai ze goed
vast. Vervang versleten onderdelen direct.
Gebruik alleen door de fabrikant geleverde
onderdelen.
29. GEVAAR: Trek het stroomsnoer altijd
direct na gebruik uit het stopcontact. Doe
dit ook voordat u de loopband reinigt en
voordat u de onderhouds- en afstelproce-
dures uitvoert die in deze handleiding staan
beschreven. Verwijder nooit de motorkap
tenzij een erkende onderhoudsvertegenwoor-
diger u aangeeft dat te doen. Onderhoud,
anders dan de procedures in deze hand-
leiding, dient uitsluitend door een erkende
onderhoudsvertegenwoordiger uitgevoerd te
worden.
30. Te veel oefeningen uitvoeren kan leiden tot
ernstig letsel of de dood. Stop onmiddellijk
en begin met afkoelen als u tijdens het trai-
nen uitgeput raakt, kortademig wordt of pijn
voelt.
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
5
De hier afgebeelde waarschuwingsstickers
worden bij dit product meegeleverd. Bevestig de
waarschuwingsstickers op de aangegeven loca-
tie bovenop de Engelse waarschuwingen. Kijk,
wanneer een sticker ontbreekt of niet leesbaar
is, op de voorkant van deze handleiding en
vraag om een gratis vervangende sticker. Plak
de sticker op de aangegeven plaats. Let op:
De stickers worden mogelijk niet op ware grootte
weergegeven.
349203
PLAATSING WAARSCHUWINGSSTICKER
6
Dank u dat u heeft gekozen voor de nieuwe
NORDICTRACK® COMMERCIAL 2450 loopband.
De COMMERCIAL 2450 loopband biedt een indruk-
wekkend aantal functies die zijn ontwikkeld om uw
trainingen thuis effectiever en leuker te maken.
Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u
de loopband gaat gebruiken. Raadpleeg de voorkant
van deze handleiding mocht u nog vragen hebben
nadat u de handleiding hebt doorgelezen. Noteer het
productmodelnummer en het serienummer voordat u
contact met ons opneemt, zodat wij u beter van dienst
kunnen zijn. Het modelnummer en de locatie van de
sticker met het serienummer worden weergegeven op
de voorkant van de handleiding.
Voordat u verder leest, kunt u het beste eerst aan-
dachtig de tekening met de verschillende onderdelen
hieronder bekijken.
VOORDAT U BEGINT
Handleuning
Bedieningspaneel
Sleutel/clip
Accessoireshouder
Stroomschakelaar
Loopbandriem
Motorkap
Wiel
Voetleuning
Schroeven van de spanrol
Loopvlakkussens
Stroomsnoer
Ventilator
Lengte: 199 cm
Breedte: 90 cm
Gewicht: 111 kg
7
IDENTIFICATIESCHEMA VOOR DE ONDERDELEN
Gebruik de onderstaande tekeningen om kleine onderdelen te herkennen. Het getal tussen haakjes onder iedere
tekening is het referentienummer van het onderdeel van de LIJST MET ONDERDELEN aan het eind van deze
handleiding. Het nummer naast het referentienummer is het aantal dat wordt gebruikt voor de montage. Let op:
Als er een onderdeel van de kit met bevestigingsonderdelen lijkt te ontbreken, controleer dan eerst of het
vooraf al is gemonteerd. Er kunnen extra onderdelen zijn meegeleverd.
3/8" Sterring
(8)–12
5/16" Sterring
(5)–2
3/8" x 2 3/4" Schroef (40)–4
3/8" x 1 1/4"
Schroef (1)–8
Aardeschroef
(3)–1
M4 x 20mm
Schroef (4)–2
M6 x 25mm
Schroef (6)–4
#8 x 5/8"
Schroef (132)–1
8
MONTAGE
1
1. Ga naar iFITsupport.eu op uw computer en
registreer uw product.
• uw eigendom vast te leggen
uw garantie te activeren
prioriteit bij klantondersteuning te krijgen als u
ooit hulp nodig heeft
Let op: Indien u geen toegang tot internet heeft,
kunt u bellen met de Ledenzorg (zie de voorkant
van deze handleiding) en uw product registreren.
De montage moet door twee personen worden
uitgevoerd.
Leg alle onderdelen op een open plek en verwij-
der het verpakkingsmateriaal. Gooi het verpak-
kingsmateriaal niet weg tot u volledig klaar bent
met de montage.
Er kan na verzending een vettige substantie
op de buitenkant van de loopband zitten. Dit is
normaal. Mocht er zich een vettige substantie op
de bovenkant van de loopband bevinden, veeg
dit dan weg met een zachte doek en een mild,
niet-schurend reinigingsmiddel.
Voor het vaststellen van de kleine onderdelen
kijkt u op bladzijde 7.
Linker onderdelen worden met “L” of “Left” aan-
gegeven en rechter onderdelen worden met “R”
of “Right” aangegeven.
Voor de montage hebt u het volgende gereed-
schap nodig:
de meegeleverde inbusleutels
één kruiskopschroevendraaier
één instelbare sleutel
Gebruik geen elektrisch gereedschap om schade
aan onderdelen te voorkomen.
9
3. Zorg ervoor dat het stroomsnoer niet is
aangesloten.
Zoek de Rechterstaander (94) en leg hem bij de
Basis van de Staander (101) zoals afgebeeld.
Sluit vervolgens de Draad van de Buikpan (80)
aan op de Draad van de Staander (92) in de
Rechterstaander (94). Voor een goede werking
van uw loopband moet u de draden aanslui-
ten zoals beschreven in stap 2.
Steek vervolgens de Draden (80, 92) in het
aangegeven vierkante gat (A), en druk de
Doorvoerhuls (81) in het vierkante gat.
Verwijder vervolgens de aangegeven schroef
(B) en gooi hem weg en bevestig de aarde-
draad (C) aan de Rechterstaander (94) met een
Aardeschroef (3).
3
2. BELANGRIJK: U moet draden aansluiten
in een of meer van de volgende stappen:
Voor een goede werking van uw loopband
moet u de draden aansluiten zoals hieronder
beschreven. Let op: De feitelijke draden kunnen
er anders uitzien dan de weergegeven draden.
Duw eerst de draden (V) stevig in elke connector
(W, X) om ervoor te zorgen dat de draden volle-
dig vastzitten.
Draai de draden vervolgens zo dat de vergren-
deling (Y) op de ene connector (W) zich aan
dezelfde kant bevindt als de vergrendeling
(Z) op de andere connector (X). (Let op: Als er
rode stippen op de connectors staan, draai de
connectors dan zo dat de rode stippen zich aan
dezelfde kant bevinden). Schuif de connectors
vervolgens samen; De connectors zouden
makkelijk samen moeten glijden en op hun
plaats moeten klikken met een hoorbare klik.
Trek tenslotte aan de connectors (W, X) om er
zeker van te zijn dat ze zijn aangesloten; niet
trekken aan de draden (V).
V
W
X
Y
Z
V
2
3
C
80
81
94
92
B
A
101
10
5. Vermijd het afklemmen van de Draden (91,
92) tijdens deze stap. Laat een tweede persoon
de handleuningsmodule (E) dichtbij de Linker-
en de Rechterstaander (93, 94) houden zoals
afgebeeld.
Zie de inzettekening. Verwijder de twee ban-
den (D) waarmee de Draad van de Handleuning
(91) en de Draad van de Staander (92) zijn
bevestigd.
Laat vervolgens een tweede persoon de
handleuningsmodule (E) op de Linker- en de
Rechterstaander (93, 94) houden. Bevestig
de handleuningsmodule met vier 3/8" x 2 3/4"
Schroeven (40) en vier 3/8" Sterringen (8). Draai
alle vier de Schroeven aan, en draai ze dan
vast.
4. Vermijd het afklemmen van de Draad van
de Buikpan (80) tijdens deze stap. Laat een
tweede persoon de Rechterstaander (94) tegen
de Basis van de Staander (101) houden.
Steek twee 3/8" x 1 3/4" Schroeven (1) met
twee 3/8" Sterringen (8) in de bovenkant van
de beugel op de Rechterstaander (94) en draai
de Schroeven gedeeltelijk in de Basis van de
Staander (101); draai de Schroeven nog niet
volledig vast.
Rond de bevestiging van de Rechterstaander
(94) af met twee aanvullende 3/8" x 1 1/4"
Schroeven (1) en twee 3/8" Sterringen (8). Draai
de Schroeven nog niet volledig vast.
Maak de Linkerstaander (niet getoond) op
dezelfde manier vast. Let op: Er is geen draad
aan de linkerkant.
5
E
40
8
94
8
93
40
91
92
D
D
4
101
94
1
1
1
8
80
8
8
1
8
11
6
91
92
94
6. Verbind de Draad van de Handleuning (91)
met de Draad van de Staander (92). Voor
een goede werking van uw loopband moet
u de draden aansluiten zoals beschreven
in stap 2. Steek vervolgens de draden in de
Rechterstaander (94).
7
7. Zoek naar de Kap van de Rechterhandleuning
(84). Steek de voorrand van de Kap van de
Rechterhandleuning in de bovenkant van de
handleuningsmodule (E) aan de rechterkant
van de loopband, zoals afgebeeld. Druk ver-
volgens de bovenkant van de Kap van de
Rechterhandleuning omlaag tot deze op zijn
plaats klikt.
Bevestig de Kap van de Linkerhandleuning
(83) aan de linkerkant van de handleunings-
module (E) op dezelfde wijze.
E
83
84
12
8F
E
8. Vermijd het afklemmen van de draden (G)
tijdens deze stap. Laat een tweede persoon
de bedieningspaneelmodule (F) bij de hand-
leuningsmodule (E) houden. BELANGRIJK:
Zorg ervoor dat de bedieningspaneelmo-
dule juist georiënteerd is, zodat de gebogen
rand (H) van de Zwenkbeugel van het
Bedieningspaneel (117) naar de voorkant (I)
van de handleuningsmodule is gericht.
Steek de draden (G) in het ronde gat in de hand-
leuningsmodule (E) als u de bedieningspaneel-
module (F) op de handleuningsmodule plaatst.
Bevestig de bedieningspaneelmodule (F) met
twee M6 x 25mm Schroeven (6); draai de
Schroeven nog niet volledig vast.
I
6
9
9. Draai de bedieningspaneelmodule (F) zo dat
deze is gericht naar de tegenovergestelde
richting. Draai twee M6 x 25mm Schroeven (6)
in de Zwenkbeugel van het Bedieningspaneel
(117); draai beide Schroeven aan, en draai ze
daarna stevig vast.
Zoek vervolgens naar de Linkerzwenkkap
(115). Bevestig de Linkerzwenkkap aan de
Zwenkbeugel van het Bedieningspaneel (117)
met een M4 x 20mm Schroef (4). Draai de
Schroef niet te vast. 4
117
115
F
6
117
G
H
13
10
10. Draai de bedieningspaneelmodule (F) terug
naar zijn originele positie. Draai de twee M6
x 25mm Schroeven (6) die u heeft bevestigd in
stap 8 stevig vast.
Zoek vervolgens naar de Rechterzwenkkap
(116). Bevestig de Rechterzwenkkap aan de
Zwenkbeugel van het Bedieningspaneel (117)
met een M4 x 20mm Schroef (4). Draai de
Schroef niet te vast.
4
117
116
F
11
118
11. Vermijd het afklemmen van de draden (J, K)
tijdens deze stap.
Sluit de aangegeven draden (J, K) aan. Voor
een goede werking van uw loopband moet
u de draden aansluiten zoals beschreven in
stap 2.
Plaats de draden (J, K) vervolgens in de de
opening in de handleuningsmodule (E). Steek
vervolgens de voorkant van het Toegangspaneel
(118) in de opening van de handleuningsmodule
en bevestig het Toegangspaneel met een #8 x
5/8" Schroef (132); draai de Schroef niet te
vast aan.
JK
E132
6
14
12. Breng het Onderstel (66) omhoog, naar de
getoonde positie. BELANGRIJK: Laat een
tweede persoon het Onderstel vasthouden
totdat stap 14 voltooid is.
Verwijder de twee 5/16" x 3/4" Schroeven (9) uit
de Vergrendelingsdwarsstang (62). Let op: De
Vergrendelingsdwarsstang is niet vooraf gemon-
teerd aan de loopband.
Richt vervolgens de Vergrendelingsdwarsstang
(62) zoals afgebeeld. Zorg ervoor dat de stic-
ker “This side toward belt” (deze kant naar
de band) (L) gericht is naar de loopband.
Bevestig de Vergrendelingsdwarsstang op de
beugels (M) op het Onderstel (66) met twee
5/16" x 3/4" Schroeven (9) die u net heeft verwij-
derd en twee 5/16" Sterringen (5).
66
62 L
12
M
M
5
9
65
13 N
5
9
13. Verwijder de 5/16" Moer (12), de twee 3/8"
Drukringen (37) en de 5/16" x 1 3/4" Bout (10) uit
de beugel op de Basis van de Staander (101).
Let op: Als een van de 5/16" Hulsen (130)
eruitkomt, plaatst u deze terug.
Draai vervolgens de Opbergvergrendeling (65)
zoals afgebeeld.
Bevestig het onderste uiteinde van de Opberg-
vergrendeling (65) aan de beugel op de Basis
van de Staander (101) met de 5/16" x 1 3/4"
Bout (10), de twee Drukringen (37) en de 5/16"
Moer (12).
Til de Opbergvergrendeling (65) vervolgens naar
een verticale stand en verwijder de band (N).
10
37
37
12
130
101
130
15
14. Verwijder de 5/16" Moer (12) en de 5/16" x 2 1/4"
Bout (11) uit de beugel op de Vergrendelings-
dwarsstang (62).
Breng vervolgens het bovenste uiteinde van
de Opbergvergrendeling (65) op gelijke lijn met
de beugel op de Vergrendelingsdwarsstang
(62) en steek de 5/16" x 2 1/4" Bout (11) door
de beugel en door de Opbergvergrendeling.
Hierdoor wordt een tussenstuk (O) uit de
Opbergvergrendeling geduwd; gooi het
tussenstuk weg. Let op: Als een van de 5/16"
hulsen (130) eruitkomt, plaatst u deze terug.
Maak vervolgens de 5/16" Moer (12) vast op
de 5/16" x 2 1/4" Bout (11). Draai de Moer niet
te vast; de Opbergvergrendeling (65) moet
kunnen draaien.
Breng het Onderstel (66) omlaag (zie DE
LOOPBAND NEERLATEN VOOR GEBRUIK op
bladzijde 30).
62 11
12 O
65
14
15. Draai de vier 3/8" x 1 1/4" Schroeven (1) in de
Rechterstaander (94) stevig vast.
Herhaal deze stap aan de linkerkant van de
loopband.
15
94
1
1
1
1
1
1
66
130
16
16. Zoek de Rechterbasiskap (98). Schuif de
Rechterbasiskap onder de Draad van de
Buikpan (80) en op de Basis van de Staander
(101). Zorg ervoor dat de Rechterbasiskap
zich onder de Draad van de Buikpan bevindt.
Herhaal deze stap aan de linkerkant van
de loopband met de Linkerbasiskap (niet
afgebeeld). Let op: Er is geen draad aan de
linkerkant.
16
80
98
17. Zorg dat alle delen goed vastzitten voordat u de loopband gebruikt. Als er velletjes plastic op de stickers
van de loopband zitten, verwijder die dan. Plaats een mat onder de loopband om de vloer of de vloerbe-
dekking te beschermen. Houd de loopband weg uit direct zonlicht om schade aan het bedieningspaneel te
voorkomen. Berg de meegeleverde inbussleutels goed op; een van de inbussleutels wordt gebruikt om de
loopbandriem mee bij te stellen (zie bladzijde 32). Let op: Er kan extra hardware meegeleverd zijn.
101
17
Dit apparaat moet geaard zijn. Mocht het niet goed
functioneren of defect raken, dan biedt aarding de
weg van minste weerstand voor de stroom, waar-
door het risico op een elektrische schok afneemt.
Het stroomsnoer van het product heeft een aar-
dingsgeleider voor apparatuur en een aardestekker.
BELANGRIJK: Als het stroomsnoer beschadigd is,
moet u het vervangen met een door de fabrikant
aanbevolen stroomsnoer.
Volg de stappen hieronder om het stroomsnoer in
te steken.
1. Steek het aangegeven uiteinde van het stroomsnoer
(A) in de aansluiting (B) op de loopband.
2. Steek het andere uiteinde van het stroomsnoer (A)
in een juist stopcontact (C) dat goed geïnstalleerd
en geaard is volgens de geldende bepalingen en
verordeningen.
GEVAAR: Een foutieve aanslui-
ting van de aardingsgeleider voor apparatuur
kan tot een hoger risico op een elektrische
schok leiden. Laat een erkende elektricien of
onderhoudstechnicus de aarding nakijken als
u niet zeker weet of het product juist geaard
is. Verander de stekker, die bij het product
geleverd is, niet – laat een erkende elektricien
een juist stopcontact monteren als de stekker
niet in het stopcontact past.
IT
FR/SP
UK
GR
RU
HU
BA
IT
FR/SP
UK
GR
RU
HU
A
C
HET STROOMSNOER INSTEKEN
18
DE WAARSCHUWINGSSTICKER OPPLAKKEN
Zoek de Engelse waarschuwingen op het bedie-
ningspaneel. U vindt dezelfde waarschuwingen
in andere talen op het meegeleverde stickervel.
Plak de Nederlandse waarschuwingssticker op het
bedieningspaneel.
FUNCTIES VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Het geavanceerde bedieningspaneel biedt een reeks
functies die zijn ontwikkeld om uw trainingen effectie-
ver en leuker te maken.
U kunt wanneer u de handmatige modus van het
bedieningspaneel kiest de snelheid en de helling van
de loopband veranderen door een druk op een toets.
Het bedieningspaneel zal tijdens het trainen direct
feedback over de training geven.
U kunt zelfs uw hartslag controleren wanneer u
een compatibele hartslagmonitor gebruikt. Om een
compatibele hartslagmonitor te kopen, zie blad-
zijde 29.
Het bedieningspaneel werkt ook met draadloze tech-
nologie waarmee het bedieningspaneel verbinding
kan maken met iFIT®. Met iFIT kunt u kiezen uit een
roterende selectie van aanbevolen trainingen die
automatisch de snelheid en de helling van de loopband
regelen terwijl iFIT-trainers u door boeiende oefening-
sessies begeleiden.
Met een iFIT-abonnement heeft u toegang tot een
grote en gevarieerde bibliotheek van duizenden vooraf
ingestelde en studiotrainingen, kunt u uw eigen trainin-
gen samenstellen, uw trainingsresultaten bijhouden en
heeft u toegang tot vele andere functies.
Om het bedieningspaneel in en uit te schakelen, zie
bladzijde 19. Om meer te weten te komen over het
gebruik van het touchscreen, zie bladzijde 19. Om
het bedieningspaneel in te schakelen, zie bladzijde
20.
DE LOOPBAND GEBRUIKEN
ETNT17123
19
HET BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN
BELANGRIJK: Laat, wanneer de loopband aan
koude temperaturen blootgesteld is geweest, de
loopband op kamertemperatuur komen voordat
u het bedieningspaneel inschakelt. Als u dit niet
doet, kunt u de displays van het bedieningspaneel
of andere elektrische componenten beschadigen.
Steek het stroomsnoer in (zie
bladzijde 17). Zoek vervolgens
naar de stroomschakelaar op
het onderstel van de loopband
bij het stroomsnoer. Druk
de stroomschakelaar in de
reset-positie (A).
Ga vervolgens op
de voetleuningen
van de loopband
staan. Zoek naar de
clip (B) die aan de
sleutel (C) vastzit en
schuif de clip aan
de tailleband van
uw kleding. Plaats
dan de sleutel in het
bedieningspaneel.
Let op: Het kan maximaal een paar minuten
duren voordat het bedieningspaneel klaar is voor
gebruik. BELANGRIJK: Bij een noodsituatie kunt
u de sleutel uit het bedieningspaneel halen, zodat
de loopbandriem vertraagt en tot stilstand komt.
Test de clip door voorzichtig een paar stappen
achteruit te zetten; als de sleutel niet uit het bedie-
ningspaneel wordt getrokken, stel dan de positie
van de clip af.
Let op: Het bedieningspaneel kan de snelheid en
de afstand in kilometers of mijlen weergeven. Om
te zien welk meetsysteem is gekozen, kijkt u bij DE
INSTELLINGEN VAN HET BEDIENINGSPANEEL
WIJZIGEN op bladzijde 26.
HET BEDIENINGSPANEEL UITSCHAKELEN
Wanneer u klaar bent met het gebruik van de loop-
band, trekt u de sleutel uit het bedieningspaneel en
bergt u deze op een veilige plek op.
Druk vervolgens de stroomschakelaar in de stand
Off (uit) en haal het stroomsnoer uit het stopcontact.
BELANGRIJK: Doet u dit niet, dan kunnen de elek-
trische onderdelen van de loopband vroegtijdig
slijten.
BELANGRIJK: Voordat u de loopband inklapt, moet
u erop letten dat de helling op het juiste niveau
is afgesteld (zie DE LOOPBAND INKLAPPEN EN
VERPLAATSEN op bladzijde 30).
HET TOUCHSCREEN GEBRUIKEN
Het bedieningspaneel bevat een tablet met een kleu-
rentouchscreen. De volgende informatie zorgt ervoor
dat u bekend raakt met de geavanceerde technologie
van de tablet:
Het bedieningspaneel werkt op dezelfde wijze als
andere tablets. U kunt met uw vinger schuiven of
tikken op het scherm om bepaalde beelden op
het scherm, zoals de displays in een training, te
bewegen.
Het scherm is niet drukgevoelig. U hoeft niet hard op
het scherm drukken.
Als u informatie in een tekstvak wilt typen, drukt u
op het tekstvak om het toetsenbord te zien. Druk op
?123 om nummers of andere tekens op het toetsen-
bord te gebruiken. Druk op ~[< om meer tekens te
bekijken. Druk opnieuw op ?123 om terug te keren
naar het nummertoetsenbord. Druk op ABC om terug
te keren naar het lettertoetsenbord. Druk op de shift-
toets (omhoogwijzend pijlsymbool) om een teken
met een hoofdletter te gebruiken. Druk een tweede
keer op de shift-toets om meerdere tekens met een
hoofdletter te gebruiken. Druk een derde keer op de
shift-toets om terug te keren naar het toetsenbord
met kleine letters. Druk op de wissen-toets (terugwij-
zend pijltje met een X-symbool) om het laatste teken
te wissen.
A
B
C
20
HET BEDIENINGSPANEEL INSTELLEN
Stel het bedieningspaneel in voordat u de loopband de
eerste keer gebruikt.
1. Aansluiten op uw draadloze netwerk.
U moet het bedieningspaneel op een draadloos
netwerk aansluiten om iFIT-trainingen en verschil-
lende andere functies van het bedieningspaneel te
gebruiken. Volg de instructies op het scherm om
het bedieningspaneel op uw draadloze netwerk
aan te sluiten.
2. Instellingen aanpassen.
Volg de instructies op het scherm om de gewenste
meeteenheid en uw tijdzone in te stellen.
Let op: Om deze instellingen later te kunnen
wijzigen, bekijkt u DE INSTELLINGEN VAN HET
BEDIENINGSPANEEL WIJZIGEN op bladzijde 26.
3. Inloggen op of een iFIT-account aanmaken.
Volg de instructies op het scherm om met uw iFIT-
account in te loggen of om een iFIT-account aan te
maken.
4. Controleren op firmware-updates.
Druk op de menutoets (symbool van drie hori-
zontale lijnen), dan op Settings (instellingen), dan
op Maintenance (onderhoud) en vervolgens op
Update. Het bedieningspaneel controleert of er
firmware-updates zijn. Zie voor meer informatie
stap 6 op bladzijde 27.
Firmware-updates worden altijd ontwikkeld
om uw trainingservaring te verbeteren. Als
gevolg daarvan is het mogelijk dat nieuwe instel-
lingen en functies niet in deze handleiding worden
beschreven. Ook is het mogelijk dat sommige
instellingen en functies die in deze handleiding
worden beschreven, niet meer geactiveerd zijn.
Neem de tijd om het bedieningspaneel te verken-
nen om te leren hoe nieuwe instellingen en functies
werken.
5. Het hellingssysteem kalibreren.
Druk op de menutoets (symbool van drie hori-
zontale lijnen), dan op Settings (instellingen), dan
op Maintenance (onderhoud) en vervolgens op
Calibrate Incline (helling kalibreren) en volg de
aanwijzingen op het scherm. Tijdens het kalibreren
beweegt het onderstel omhoog en omlaag. Zie
voor meer informatie stap 7 op bladzijde 27.
Het bedieningspaneel is nu klaar zodat u met trai-
nen kunt beginnen. De volgende bladzijden geven
uitleg over de trainingen en andere functies van het
bedieningspaneel.
Om de handmatige modus te gebruiken, zie blad-
zijde 21. Om gebruik van een aanbevolen training
te maken, zie bladzijde 22. Om een teken-uw-eigen-
kaart-training te maken, zie bladzijde 24. Om een
iFIT-training te gebruiken, zie bladzijde 25.
Om de bedieningspaneelinstellingen te wijzigen,
zie bladzijde 26. Om te verbinden met een draadloos
netwerk, zie bladzijde 28.
BELANGRIJK: Als er zich velletjes plastic op het
bedieningspaneel bevinden, verwijder dan het
plastic. Draag schone trainingsschoenen wanneer
u de loopband gebruikt om beschadiging aan het
loopvlak te voorkomen. Bekijk bij de eerste keer
dat u de loopband gebruikt de uitlijning van de
loopbandriem en leg, indien nodig, de loopband-
riem in het midden (zie bladzijde 32).
21
DE HANDMATIGE MODUS GEBRUIKEN
1. De sleutel in het bedieningspaneel plaatsen.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN op
bladzijde 19. Let op: Het kan maximaal een paar
minuten duren voordat het bedieningspaneel
klaar is voor gebruik.
2. Het startscherm selecteren.
Wanneer u het bedieningspaneel inschakelt, zal
het startscherm verschijnen nadat het bedienings-
paneel is opgestart.
Als een training is geselecteerd, drukt u op het
scherm en volgt u de aanwijzingen om de training
te beëindigen en om terug te keren naar het start-
scherm. Als een instellingenmenu is geselecteerd,
drukt u op de terugtoets (pijlsymbool) om terug te
keren naar het startscherm.
3. Zich klaarmaken voor de training.
Om de loopbandriem te starten, drukt u op
Manual Start (handmatige start) op het scherm
of op de toets Start op het bedieningspaneel. De
loopbandriem zal beginnen te bewegen op een
lage snelheid en er zal een opwarmingsperiode
beginnen.
Voor het gebruiken van de ventilator, zie blad-
zijde 29.
Voor het gebruiken van een hartslagmonitor, zie
bladzijde 29.
4. De snelheid van de loopband veranderen zoals
gewenst.
U kunt de snelheid van de loopbandriem op de
volgende manieren wijzigen:
Toenametoets en afnametoets Speed (snelheid)
op het bedieningspaneel – Iedere keer dat u op
een toets drukt, verandert de snelheidsinstelling
met kleine stappen. Als u de toets ingedrukt houdt,
zal de snelheidsinstelling sneller veranderen.
Genummerde snelheidstoetsen op het bedie-
ningspaneel – Steeds wanneer u op een toets
drukt, zal de loopbandriem geleidelijk van snelheid
veranderen totdat de geselecteerde snelheids-
instelling is bereikt. Druk op twee genummerde
toetsen achter elkaar om een snelheidsinstelling
te selecteren met één decimaal, zoals bijvoorbeeld
3,5 km/u. Om bijvoorbeeld een snelheidsinstelling
te selecteren met 3,5 km/u, drukt u op knop 3 en
direct daarna op knop 5. Let op: Deze functie werkt
niet wanneer het bedieningspaneel is ingesteld op
metrische eenheden.
Snelheidsschuifregelaar op het scherm
Wanneer u de snelheidsschuifregelaar aanraakt
en versleept, zal de loopbandriem geleidelijk van
snelheid veranderen totdat de geselecteerde snel-
heidsinstelling is bereikt.
Let op: Om de snelheidsschuifregelaar op het
scherm te zien, drukt u op het scherm op een open
plek en drukt u op de bedieningsopties om deze
functie in te schakelen.
5. De helling van de loopband veranderen zoals
gewenst.
BELANGRIJK: De eerste keer dat u de loopband
gebruikt, moet u eerst het hellingssysteem kali-
breren (zie stap 7 op bladzijde 27).
U kunt de helling van de loopband op de volgende
manieren wijzigen:
Toenametoets en afnametoets Incline (helling)
op het bedieningspaneel – Steeds wanneer u
op een toets drukt, zal de helling geleidelijk veran-
deren totdat de geselecteerde hellingsinstelling is
bereikt.
Genummerde hellingstoetsen op het bedie-
ningspaneel – Steeds wanneer u op een toets
drukt, zal de helling geleidelijk veranderen totdat de
geselecteerde hellingsinstelling is bereikt.
Hellingsschuifregelaar op het scherm
Wanneer u de hellingsschuifregelaar aanraakt en
versleept, zal de helling geleidelijk veranderen
totdat de geselecteerde hellingsinstelling is bereikt.
Let op: Om de hellingsschuifregelaar op het
scherm te zien, drukt u op het scherm op een open
plek en drukt u op de bedieningsopties om deze
functie in te schakelen.
22
6. Uw voortgang bijhouden.
Het bedieningspaneel biedt verschillende weerga-
vemodi. Welke trainingsinformatie wordt weerge-
geven, is afhankelijk van de weergavemodus die u
kiest.
Sleep omhoog over het scherm om de weergave-
modus volledig scherm te openen. Sleep omlaag
op het scherm om de trainingsinformatie-displays
te bekijken.
Druk op de verschillende trainingsinformatie-
displays om meer opties te bekijken. Druk op de
meer-toets (symbool +) om statistieken of overzich-
ten te zien. Druk op een open plek op het scherm
om nog meer opties voor de weergavemodus te
bekijken.
Druk desgewenst op de volume-
toenametoets en -afnametoets
op het bedieningspaneel om het
volume te wijzigen.
7. De training pauzeren of beëindigen.
Om de training te pauzeren, gaat u eerst op de
voetleuningen staan. Vervolgens, drukt u op de
toets Stop of drukt u op het scherm en vervolgens
op de pauzeoptie.
Om de training voort te zetten, drukt u op de toets
Start op het bedieningspaneel of drukt u op de
startoptie op het scherm.
Om de trainingssessie te beëindigen, gaat u op
de voetleuningen staan. Vervolgens, drukt u op
de toets Stop op het bedieningspaneel of drukt u
op het scherm, op de pauzeoptie en dan op de
stopoptie.
Volg dan de aanwijzingen op het scherm om de
training te beëindigen en om terug te keren naar
het startscherm.
8. Schakel het bedieningspaneel uit als u klaar
bent met het gebruik van de loopband.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL UITSCHAKELEN
op bladzijde 19.
EEN AANBEVOLEN TRAINING GEBRUIKEN
Het bedieningspaneel moet zijn aangesloten op
een draadloos netwerk (zie VERBINDEN MET EEN
DRAADLOOS NETWERK op bladzijde 28) om een
aanbevolen training te gebruiken.
1. De sleutel in het bedieningspaneel plaatsen.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN op
bladzijde 19. Let op: Het kan maximaal een paar
minuten duren voordat het bedieningspaneel
klaar is voor gebruik.
2. Het startscherm of de trainingsbibliotheek
selecteren.
Wanneer u het bedieningspaneel inschakelt, zal
het startscherm verschijnen nadat het bedienings-
paneel is opgestart.
Als een training is geselecteerd, drukt u op het
scherm en volgt u de aanwijzingen om de training
te beëindigen en om terug te keren naar het start-
scherm. Als een instellingenmenu is geselecteerd,
drukt u op de terugtoets (pijlsymbool) om terug te
keren naar het startscherm.
Druk op de toetsen onderaan het scherm voor het
selecteren van het startscherm (toets Home) of de
trainingsbibliotheek (toets Browse).
3. Een training selecteren.
Als u een training uit het startscherm of de trai-
ningsbibliotheek wilt selecteren, drukt u op de
gewenste training-toets op het scherm. Veeg of
tik met uw vinger op het scherm om zo nodig te
scrollen.
De aanbevolen trainingen op uw bedieningspaneel
veranderen periodiek. Om een van de aanbevolen
trainingen voor toekomstig gebruik op te slaan,
kunt u deze als favoriet toevoegen door te drukken
op de favorietentoets (hartsymbool). U moet bij
uw iFIT-account zijn ingelogd om een aanbevolen
training op te slaan (zie stap 3 op bladzijde 25).
Als u voor een training uw eigen kaart wilt tekenen,
bekijkt u EEN TEKEN-UW-EIGEN-KAART-
TRAINING CREËREN op bladzijde 24.
Als u een training kiest, geeft het scherm een
overzicht van de training weer met informatie over
de duur en de afstand van de training, en het
geschatte aantal calorieën dat u tijdens de training
verbrandt.
23
4. Zich klaarmaken voor de training.
Druk op Start Workout (training starten); de
loopbandriem zal beginnen te bewegen op een
lage snelheid en er zal een opwarmingsperiode
beginnen.
Voor het gebruiken van de ventilator, zie blad-
zijde 29.
Voor het gebruiken van de Bluetooth-
hoofdtelefoon, zie bladzijde 29.
Voor het gebruiken van een hartslagmonitor, zie
bladzijde 29.
5. De training starten.
Druk op End Warmup (opwarming beëindigen) of
loop tot de opwarmingsperiode eindigt om met de
training te starten.
Tijdens sommige trainingen zal een iFit-trainer u
begeleiden door een meeslepende videotraining.
Raak het scherm in een open ruimte aan om
muziek-, trainerstem- en volume-opties voor de
training te bekijken en te selecteren.
Tijdens sommige trainingen geeft het scherm een
kaart van de route en toont een marker uw voort-
gang. Druk op de toetsen op het scherm om de
gewenste kaartopties te selecteren.
Als de snelheid of het hellingsniveau te hoog of
te laag is, kunt u de instelling handmatig wijzigen
door op de toetsen op het bedieningspaneel te
drukken of door op de schuifregelaars te drukken
(zie stappen 4 en 5 op bladzijde 21).
Druk op Follow Workout (training volgen) om terug
te keren naar de geprogrammeerde snelheids- en
hellingsinstellingen van de training.
Als de slimme aanpassingsfunctie is ingeschakeld,
zal het bedieningspaneel het intensiteitsniveau van
de training automatisch aanpassen op basis van
uw handmatige overschrijdingen van de snelheids-
en hellingsinstellingen.
Om de slimme aanpassingsfunctie in te scha-
kelen, drukt u op het scherm op een open plek
aan en drukt u vervolgens de wisseltoets voor de
slimme aanpassing aan.
BELANGRIJK: Het caloriedoel dat in de trai-
ningsbeschrijving wordt weergegeven, is een
schatting van het aantal calorieën dat u tijdens
de training verbrandt. Het daadwerkelijke aantal
calorieën dat u verbrandt hangt af van verschil-
lende factoren, waaronder uw gewicht. Als u
bovendien het snelheids- of hellingsniveau
tijdens de training handmatig wijzigt, heeft dat
invloed op het aantal calorieën dat u verbrandt.
Indien de actieve pulsfunctie is ingeschakeld,
zal het bedieningspaneel het intensiteitsniveau
van de training automatisch schalen op basis
van uw hartslag wanneer u een compatibele
hartslagmonitor gebruikt (zie EEN OPTIONELE
HARTSLAGMONITOR GEBRUIKEN op bladzijde
29).
Om de actieve pulsfunctie in te schakelen, zie
DE INSTELLINGEN VAN HET BEDIENINGS-
PANEEL WIJZIGEN op bladzijde 26 en 27.
Om uw voortgang met de weergavemodi te
volgen, zie stap 6 op bladzijde 22.
Om de training te pauzeren of te beëindigen, zie
stap 7 op bladzijde 22.
6. Schakel het bedieningspaneel uit als u klaar
bent met het gebruik van de loopband.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL UITSCHAKELEN
op bladzijde 19.
24
EEN TEKEN-UW-EIGEN-KAART-TRAINING
CREËREN
Om een teken-uw-eigen-kaart-training te gebruiken,
moet u zijn aangemeld bij uw iFIT-account (zie stap 3
op bladzijde 25) en moet het bedieningspaneel zijn ver-
bonden met een draadloos netwerk (zie VERBINDEN
MET EEN DRAADLOOS NETWERK op bladzijde 28).
1. De sleutel in het bedieningspaneel plaatsen.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN op
bladzijde 19. Let op: Het kan maximaal een paar
minuten duren voordat het bedieningspaneel
klaar is voor gebruik.
2. Kies een teken-uw-eigen-kaart-training.
Wanneer u het bedieningspaneel inschakelt, zal
het startscherm verschijnen nadat het bedienings-
paneel is opgestart.
Als een training is geselecteerd, drukt u op het
scherm en volgt u de aanwijzingen om de training
te beëindigen en om terug te keren naar het start-
scherm. Als een instellingenmenu is geselecteerd,
drukt u op de terugtoets (pijlsymbool) om terug te
keren naar het startscherm.
Druk onderaan het scherm op de toets Create
(creëren) om een teken-uw-eigen-kaart-training te
selecteren.
3. Een training tekenen op de kaart.
Schuif met uw vingers over het scherm of typ in
het zoekvak om naar het gebied op de kaart te
navigeren waar u een training wilt tekenen. Druk
op het scherm om het startpunt van de training toe
te voegen. Druk vervolgens op het scherm om het
eindpunt van de training toe te voegen.
Als u de training wilt starten en eindigen op het-
zelfde punt, drukt u op Close Loop (rondje sluiten)
of Out & Back (naar buiten en terug) in de kaartop-
ties. U kunt ook selecteren of de training overgaat
op de weg.
Als u een fout maakt, drukt u op Undo (ongedaan
maken) in de kaartopties.
Het scherm geeft de hoogte- en afstandsstatistie-
ken voor de training weer.
4. De training opslaan.
Druk op de opties op het scherm om de training
op te slaan. Voer een titel en beschrijving voor de
training in, indien gewenst.
5. Zich klaarmaken voor de training.
Druk op Start Workout (training starten); de
loopbandriem zal beginnen te bewegen op een
lage snelheid en er zal een opwarmingsperiode
beginnen.
Voor het gebruiken van de ventilator, zie blad-
zijde 29.
Voor het gebruiken van de Bluetooth-
hoofdtelefoon, zie bladzijde 29.
Voor het gebruiken van een hartslagmonitor, zie
bladzijde 29.
6. De training starten.
Druk op End Warmup (opwarming beëindigen) of
loop tot de opwarmingsperiode eindigt om met de
training te starten. De training werkt op dezelfde
manier als een aanbevolen training (zie stap 5 op
bladzijde 23).
7. Schakel het bedieningspaneel uit als u klaar
bent met het gebruik van de loopband.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL UITSCHAKELEN
op bladzijde 19.
25
EEN IFIT-TRAINING GEBRUIKEN
U moet zijn ingelogd op uw iFIT-account (zie stap 3
hieronder) en het bedieningspaneel heeft toegang tot
een draadloos netwerk nodig (zie VERBINDEN MET
EEN DRAADLOOS NETWERK op bladzijde 28) om
een iFIT-training te gebruiken.
1. De sleutel in het bedieningspaneel plaatsen.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN op
bladzijde 19. Let op: Het kan maximaal een paar
minuten duren voordat het bedieningspaneel
klaar is voor gebruik.
2. Het startscherm selecteren.
Wanneer u het bedieningspaneel inschakelt, zal
het startscherm verschijnen nadat het bedienings-
paneel is opgestart.
Als een training is geselecteerd, drukt u op het
scherm en volgt u de aanwijzingen om de training
te beëindigen en om terug te keren naar het start-
scherm. Als een instellingenmenu is geselecteerd,
drukt u op de terugtoets (pijlsymbool) om terug te
keren naar het startscherm.
3. Inloggen op uw iFIT-account.
Als u dit nog niet hebt gedaan, drukt u op de menu-
toets (symbool van drie horizontale lijnen) op het
scherm en tikt u vervolgens op Log in (inloggen)
om in te loggen op uw iFIT-account. Volg de aan-
wijzingen op het scherm om uw gebruikersnaam en
wachtwoord in te voeren.
Als u binnen uw iFIT-account van gebruiker wilt
wisselen, drukt u de menutoets, drukt u op Settings
(instellingen) en vervolgens op Manage Accounts
(accounts beheren). Indien het account meerdere
gebruikers heeft, verschijnt er een lijst met gebrui-
kers. Druk op de naam van de gewenste gebruiker.
4. Een iFIT-training vanaf het startscherm of de
trainingsbibliotheek selecteren.
Druk op de toetsen onderaan het scherm voor het
selecteren van het startscherm (toets Home) of de
trainingsbibliotheek (toets Browse).
Voor het selecteren van een iFIT-training uit het
startscherm of de trainingsbibliotheek, drukt u op
de gewenste training-toets op het scherm. Veeg of
tik met uw vinger over het scherm om omhoog of
omlaag te scrollen.
De aanbevolen iFIT-trainingen die op het start-
scherm worden weergegeven, zullen periodiek
veranderen.
De trainingsbibliotheek bevat alle iFIT-trainingen
die beschikbaar zijn voor de loopband, ingedeeld in
categorieën. Om in de trainingsbibliotheek te zoe-
ken, raakt u de zoektoets (vergrootglassymbool)
aan en selecteert u de gewenste filteropties.
Als u een iFIT-training kiest, geeft het scherm een
overzicht van de training weer waaronder informa-
tie zoals de duur van de training en het geschatte
aantal calorieën dat u tijdens de training verbrandt.
U kunt ook opties selecteren zoals het toevoegen
van de training aan uw schema (zie stap 5) of het
markeren van de training als favoriet (zie stap 6).
5. Een iFIT-training op de kalender plannen indien
gewenst.
Indien gewenst, kunt u een iFIT-training voor een
toekomstige datum plannen. Bekijk eenvoudigweg
het overzicht of de trainingssamenvatting van de
gewenste iFIT-training, druk op Schedule (plan-
ning) en selecteer vervolgens de gewenste datum
op de kalender.
Wanneer de geselecteerde datum aanbreekt,
verschijnt de iFIT-training die u hebt gepland op
het startscherm.
6. Indien gewenst een lijst met favoriete iFIT-
trainingen creëren.
Om een iFIT-training als favoriet te markeren,
bekijkt u eenvoudig het overzicht of de trainings-
samenvatting van de gewenste iFIT-training en
raakt u de favorietentoets (hartsymbool) aan.
Om een lijst met iFIT-trainingen te bekijken die u
als uw favorieten hebt gemarkeerd, selecteert u
de trainingsbibliotheek (toets Browse) en drukt u
vervolgens op My List (mijn lijst).
26
7. Zich klaarmaken voor de training.
Druk op Start Workout (training starten); de
loopbandriem zal beginnen te bewegen op een
lage snelheid en er zal een opwarmingsperiode
beginnen.
Voor het gebruiken van de ventilator, zie blad-
zijde 29.
Voor het gebruiken van de Bluetooth-
hoofdtelefoon, zie bladzijde 29.
Voor het gebruiken van een hartslagmonitor, zie
bladzijde 29.
8. De training starten.
Druk op End Warmup (opwarming beëindigen) of
loop tot de opwarmingsperiode eindigt om met de
training te starten. De training werkt op dezelfde
manier als een aanbevolen training (zie stap 5 op
bladzijde 23).
9. Schakel het bedieningspaneel uit als u klaar
bent met het gebruik van de loopband.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL UITSCHAKELEN
op bladzijde 19.
Voor meer informatie over iFIT, gaat u naar
iFIT.com.
DE INSTELLINGEN VAN HET BEDIENINGSPANEEL
WIJZIGEN
BELANGRIJK: Firmware-updates (zie stap 6)
worden altijd ontwikkeld om uw trainingservaring
te verbeteren. Als gevolg daarvan is het mogelijk dat
nieuwe instellingen en functies niet in deze handleiding
worden beschreven. Ook is het mogelijk dat sommige
instellingen en functies die in deze handleiding worden
beschreven, niet meer geactiveerd zijn. Neem de tijd
om het bedieningspaneel te verkennen om te leren hoe
nieuwe instellingen en functies werken.
1. Selecteer het hoofdmenu van de instellingen.
Schakel het bedieningspaneel eerst in en steek
de sleutel in het bedieningspaneel (zie HET
BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN op blad-
zijde 19). Let op: Het kan maximaal een paar
minuten duren voordat het bedieningspaneel
klaar is voor gebruik.
Kies vervolgens het startscherm (toets Home).
Wanneer u het bedieningspaneel inschakelt, zal het
startscherm verschijnen nadat het bedieningspaneel
is opgestart. Als een training is geselecteerd, drukt
u op het scherm en volgt u de aanwijzingen om de
training te beëindigen en om terug te keren naar
het startscherm. Als een instellingenmenu is gese-
lecteerd, drukt u op de terugtoets (pijlsymbool) om
terug te keren naar het startscherm.
Druk vervolgens op de menutoets (symbool van
drie horizontale lijnen) op het scherm en druk dan
op Settings (instellingen). Het instellingenmenu zal
op het scherm verschijnen.
2. Navigeerdoordeinstellingenmenu’senwijzig
desgewenst de instellingen.
Schuif of tik op het scherm om indien gewenst
omhoog of omlaag te scrollen. Druk eenvoudig-
weg op de menunaam om een instellingenmenu te
bekijken. Druk op de terugtoets (pijlsymbool) om
een menu te verlaten. U kunt instellingen inzien en
wijzigen in de volgende instellingenmenu’s:
Account
My Profile (mijn profiel)
In Workout (in training)
Manage Accounts (accounts beheren)
Equipment (apparatuur)
Equipment Info (apparatuur-informatie)
Equipment Settings (apparatuur-instellingen)
Maintenance (onderhoud)
Wi-Fi
About (over)
Legal (juridisch)
27
3. Trainingsinstellingen aanpassen.
Om trainingsinstellingen af te stellen en trainings-
functies in te schakelen, drukt u op In Workout (in
training) en drukt u vervolgens op de gewenste
instellingen.
Wanneer de actieve pulsfunctie is ingeschakeld,
zal het bedieningspaneel het intensiteitsniveau
van de trainingen schalen op basis van uw hart-
slag wanneer u een compatibele hartslagmonitor
gebruikt. Om de actieve pulsfunctie te activeren,
drukt u op de actieve pulswisseltoets. Selecteer
vervolgens uw hartslag in rust en uw maximale
hartslag en pas de betreffende instellingen naar
wens aan.
4. Pas de meeteenheid en andere instellingen aan.
Druk op Equipment Info (apparatuur-informatie)
of Equipment Settings (apparatuur-instellingen)
en vervolgens op de gewenste instellingen om de
meeteenheid, tijdzone of andere instellingen aan te
passen.
Het bedieningspaneel kan snelheid en afstand weer-
geven in standaard of metrische meeteenheden.
5. Apparaat-informatie of informatie over de
bedieningspaneel-app bekijken.
Druk op Equipment Info (apparatuur-informatie) en
vervolgens op Machine Info (apparaat-informatie)
of App Info (app-informatie) om informatie over uw
loopband of over de bedieningspaneel-app te zien.
6. De firmware van het bedieningspaneel
bijwerken.
Controleer voor de beste resultaten regelma-
tig op firmware-updates. Druk op Maintenance
(onderhoud) en vervolgens op Update om via uw
draadloze netwerk te controleren of er firmware-
updates zijn. De update zal automatisch beginnen.
BELANGRIJK: Om beschadiging van de loop-
band te voorkomen, mag u tijdens het updaten
van de firmware niet op de stroomschakelaar
drukken of de stekker uit het stopcontact
trekken.
Het scherm zal de voortgang van de update
weergeven. Als de update klaar is, zal het bedie-
ningspaneel uitgaan en weer opnieuw opstarten.
Als dat niet gebeurt, drukt u de stroomschakelaar
in de stand Off (uit). Wacht enkele seconden en zet
de stroomschakelaar in de reset-stand. Let op: Het
kan maximaal een paar minuten duren voordat
het bedieningspaneel klaar is voor gebruik.
Let op: Soms kan een firmware-update ertoe leiden
dat het bedieningspaneel iets anders gaat functio-
neren. Deze updates worden altijd ontwikkeld om
uw trainingservaring te verbeteren.
7. Het hellingssysteem kalibreren.
Als u het hellingssysteem wilt kalibreren, drukt u op
Maintenance (onderhoud), dan op Calibrate Incline
(helling kalibreren) en dan op Begin. Het onderstel
stijgt automatisch naar het maximale hellingsni-
veau, daalt naar het minimale hellingsniveau en
keert dan terug naar de startpositie. Zo wordt het
hellingssysteem gekalibreerd. Als het hellingssys-
teem is gekalibreerd, drukt u op Finish (voltooien).
BELANGRIJK: Houd huisdieren, voeten en
andere voorwerpen uit de buurt van de loop-
band als u het hellingssysteem kalibreert.
Verwijder de sleutel uit het bedieningspaneel
om de kalibratie van de helling te stoppen in
een noodgeval.
Let op: Het hellingssysteem kan af en toe
automatisch kalibreren wanneer u de loopband
aanzet. Wacht tot het onderstel is gestopt voor-
dat u probeert de loopband te gebruiken.
8. Het hoofdmenu van de instellingen verlaten.
Druk op de terugtoets (pijlsymbool) om het
hoofdmenu van de instellingen te verlaten.
28
VERBINDEN MET EEN DRAADLOOS NETWERK
U moet het bedieningspaneel op een draadloos
netwerk aansluiten om iFIT-trainingen en verschil-
lende andere functies van het bedieningspaneel te
gebruiken.
1. Het startscherm selecteren.
Schakel het bedieningspaneel eerst in en steek
de sleutel in het bedieningspaneel (zie HET
BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN op blad-
zijde 19). Let op: Het kan maximaal een paar
minuten duren voordat het bedieningspaneel
klaar is voor gebruik.
Kies vervolgens het startscherm (toets Home).
Wanneer u het bedieningspaneel inschakelt, zal het
startscherm verschijnen nadat het bedieningspaneel
is opgestart. Als een training is geselecteerd, drukt
u op het scherm en volgt u de aanwijzingen om de
training te beëindigen en om terug te keren naar
het startscherm. Als een instellingenmenu is gese-
lecteerd, drukt u op de terugtoets (pijlsymbool) om
terug te keren naar het startscherm.
2. Het draadloze netwerkmenu selecteren.
Druk op de menutoets (symbool van drie horizon-
tale lijnen) en druk vervolgens op Wi-Fi om het
draadloze netwerkmenu te selecteren.
3. Inschakelen van Wi-Fi®.
Zorg ervoor dat Wi-Fi is ingeschakeld. Als dit niet
het geval is, druk dan op de wisseltoets Wi-Fi om
het in te schakelen.
4. Een draadloze netwerkverbinding instellen en
beheren.
Als Wi-Fi is ingeschakeld, vertoont het scherm een
lijst met beschikbare netwerken. Let op: Het kan
even duren voordat de lijst met draadloze netwer-
ken wordt weergegeven.
Let op: U hebt een eigen draadloos netwerk
nodig en een 802.11b/g/n router met geactiveerde
SSID-broadcast (verborgen netwerken worden niet
ondersteund).
Als een lijst met netwerken wordt weergegeven,
drukt u op het gewenste netwerk. Let op: U zult
uw netwerknaam (SSID) moeten weten. Als uw
netwerk een wachtwoord heeft, zult u ook het
wachtwoord moeten weten.
Volg de aanwijzingen op het scherm om uw
wachtwoord in te voeren en verbinding te maken
met het geselecteerde draadloze netwerk. (Zie
HET TOUCHSCREEN GEBRUIKEN op bladzijde
19 voor meer informatie over het gebruik van het
toetsenbord.)
Als het bedieningspaneel met uw draadloze
netwerk is verbonden, verschijnt er een bevesti-
gingsbericht op het scherm.
Als u problemen ervaart bij het verbinding maken
met een gecodeerd netwerk, controleert u of uw
wachtwoord juist is. Let op: Wachtwoorden zijn
hoofdlettergevoelig.
Let op: Het bedieningspaneel ondersteunt onbe-
veiligde en beveiligde (WEP, WPA™ en WPA2™)
codering. Een breedbandverbinding wordt
aangeraden; de prestaties hangen af van de
verbindingssnelheid.
Let op: Als u vragen heeft na het volgen van
deze instructies, gaat u naar my.iFIT.com voor
hulp.
5. Het draadloze netwerkmenu verlaten.
Druk op de terugtoets (pijlsymbool) om het draad-
loze netwerkmenu te verlaten.
29
DE VENTILATOR GEBRUIKEN
De ventilator heeft meerdere snel-
heidsinstellingen waaronder een
automatische modus. Als de automa-
tische modus is geselecteerd, zal de
snelheid van de ventilator automatisch
verhogen of verlagen als de snelheid
van de loopbandriem verhoogt of
verlaagt. Druk herhaaldelijk op de ventilator-toename-
toets en -afnametoets op het bedieningspaneel om een
ventilatorsnelheid te kiezen of om de ventilator uit te
zetten.
EEN HOOFDTELEFOON AANSLUITEN
Om uw Bluetooth-hoofdtelefoon op het bedienings-
paneel aan te sluiten, zet u eerst uw hoofdtelefoon
aan, zet u deze in de koppelingsmodus en plaatst u
deze nabij het bedieningspaneel. Start vervolgens een
training. Druk vervolgens op het scherm op een open
plek, druk op de optie om uw hoofdtelefoon aan te
sluiten en selecteer uw hoofdtelefoon uit de lijst op het
scherm.
Als uw hoofdtelefoon en het bedieningspaneel met
succes zijn gekoppeld, wordt de audio van het bedie-
ningspaneel via uw hoofdtelefoon afgespeeld.
EEN OPTIONELE HARTSLAGMONITOR
GEBRUIKEN
Het maakt niet
uit of u vet wilt
verbranden
of uw hart- en
vaatstelsel wilt
verbeteren: de
sleutel tot het
behalen van de
beste resulta-
ten is door de
juiste hartslag tijdens uw training te behouden. Met
de optionele hartslagmonitor kunt u tijdens de training
voortdurend uw hartslag meten. Dat zal u helpen uw
persoonlijke fitnessdoelen te behalen. Zie de voorkant
van deze handleiding om een optionele hartslag-
monitor aan te schaffen.
Het bedieningspaneel is compatibel met alle Bluetooth®
Smart-hartslagmonitoren.
Wanneer uw compatibele hartslagmonitor wordt aan-
gezet en in de koppelingsmodus wordt gezet, maakt
het bedieningspaneel automatisch verbinding met de
hartslagmonitor. Uw hartslag wordt weergegeven op
het scherm wanneer uw hartslag wordt gedetecteerd.
30
DE LOOPBAND INKLAPPEN EN VERPLAATSEN
DE LOOPBAND INKLAPPEN
Stel de helling in op 0% voordat u de loopband
inklapt om te voorkomen dat de loopband bescha-
digd raakt. Haal dan de sleutel eruit en trek het
stroomsnoer uit het stopcontact. OPGELET: U
moet 20 kg veilig kunnen optillen als u de loopband
wilt optillen, laten zakken of verplaatsen.
1. Houd het metalen onderstel (A) stevig vast op de
plaats die door de onderstaande pijl wordt aange-
geven. OPGELET: Houd het onderstel niet bij de
plastic voetleuningen vast. Buig uw knieën en
houd uw rug recht.
2. Til het onderstel (A) omhoog tot de opbergvergren-
deling (B) in de opbergstand vastklikt. OPGELET:
Zorg ervoor dat de opbergvergrendeling
vastzit.
Plaats een mat onder de loopband om de vloer of de
vloerbedekking te beschermen. Houd de loopband
weg uit direct zonlicht. Berg de loopband nooit op in de
opbergstand bij temperaturen hoger dan 30°C.
DE LOOPBAND VERPLAATSEN
Als u de loopband wilt verplaatsen, dient u deze eerst
in te klappen zoals aan de linkerkant staat beschreven.
OPGELET: Zorg dat de opbergvergrendeling in de
vergrendelde positie is. Er zijn twee mensen nodig
om de loopband te verplaatsen. Neem alle beno-
digde maatregelen om te voorkomen dat u de vloer
beschadigt.
1. Houd het
onderstel (A)
en een van
de handleu-
ningen (C)
vast en zet
een voet
tegen een
wiel (D).
2. Trek de handleuning naar achter tot de loopband
op de wielen rijdt; verplaats de loopband dan
voorzichtig naar de gewenste locatie. OPGELET:
Verplaats de loopband niet zonder deze naar
achter te laten kantelen, trek niet aan het onder-
stel en verplaats de loopband niet over een
oneffen ondergrond.
3. Plaats een voet tegen een van de wielen en laat de
loopband voorzichtig zakken.
DE LOOPBAND NEERLATEN VOOR GEBRUIK
1. Duw het bovenste uit-
einde van het onderstel
naar voren en druk
tegelijkertijd voorzichtig
met uw voet tegen het
bovenste gedeelte van de
opbergvergrendeling.
2. Trek het bovenste uiteinde
van het onderstel naar u
toe terwijl u met uw voet
op de opbergvergrende-
ling drukt.
3. Zet een stap terug en laat
het onderstel naar de vloer
zakken.
1
A
B
2
A
C
A
D
1
1
2
31
ONDERHOUD
Regelmatig onderhoud is belangrijk voor een optimale
werking en om slijtage te verminderen. Controleer
steeds bij gebruik alle onderdelen van de loopband en
draai ze goed vast. Vervang versleten onderdelen
direct. Gebruik alleen door de fabrikant geleverde
onderdelen.
Maak de loopband regelmatig schoon en houd de
loopbandriem schoon en droog. Druk eerst de
stroomschakelaar in de stand Off (uit) en trek het
stroomsnoer uit. Reinig de buitenkant van de loop-
band met een vochtige doek en een beetje zachte
zeep. BELANGRIJK: Spuit geen vloeistoffen recht-
streeks op de loopband. Houd vloeistoffen weg
van het bedieningspaneel om schade aan het
bedieningspaneel te voorkomen. Maak de loopband
vervolgens met een zachte doek goed droog.
PROBLEMEN OPLOSSEN
Veel problemen met de loopband kunnen met de
onderstaande eenvoudige stappen worden opge-
lost. Zoek het symptoom dat van toepassing is
en volg de vermelde stappen. Raadpleeg dan de
kaft van deze handleiding als u verdere hulp nodig
heeft.
SYMPTOOM: Het apparaat gaat niet aan
a. Mocht een verlengsnoer nodig zijn, gebruik dan
alleen een 3-dradige geleider, snoermaat 2 mm2,
van 1,5 m of korter.
b. Zorg dat de sleutel in het bedieningspaneel is
geplaatst nadat u het stroomsnoer in het stopcon-
tact hebt gestoken.
c. Controleer de stroomschakelaar bij het stroomsnoer
op het onderstel van de loopband. De schakelaar
is doorgeslagen wanneer de schakelaar uitsteekt
zoals afgebeeld (A). Wacht vijf minuten en druk dan
de schakelaar weer in (B) om de stroomschakelaar
te resetten.
SYMPTOOM: De stroom gaat uit tijdens gebruik
a. Controleer de stroomschakelaar (zie tekening c
hierboven). Als de schakelaar is doorgeslagen,
wacht u vijf minuten en drukt u de schakelaar weer
in.
b. Zorg ervoor dat het stroomsnoer aangesloten is.
Als het stroomsnoer aangesloten is, maak het
stroomsnoer dan los, wacht vijf minuten en sluit
hem dan weer aan.
c. Verwijder de sleutel uit het bedieningspaneel en
steek hem er weer in.
d. Zie de voorkant van deze handleiding als de loop-
band dan nog steeds niet werkt.
SYMPTOOM: De helling van de loopband verandert
niet juist
a. Zie stap 7 op bladzijde 27 en kalibreer het
hellingssysteem.
SYMPTOOM: De loopband maakt geen verbinding
met het draadloze netwerk
a. Zorg dat de draadloze instellingen op het bedie-
ningspaneel juist zijn (zie bladzijde 28).
b. Zorg dat de instellingen voor uw draadloze netwerk
juist zijn.
c. Indien u nog vragen heeft, gaat u naar my.iFIT.com.
B
A
c
ONDERHOUD EN OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
32
SYMPTOOM: De loopbandriem vertraagt als u erop
loopt
a. Mocht een verlengsnoer nodig zijn, gebruik dan
alleen een 3-dradige geleider, snoermaat 2 mm2,
van 1,5 m of korter.
b. Als de loopbandriem te strak staat, kan de wer-
king van de loopband verslechteren en kan de
loopbandriem beschadigd worden. Verwijder de
sleutel en HAAL HET STROOMSNOER UIT HET
STOPCONTACT. Draai beide schroeven van de
spanrol (C) met de inbussleutel een kwartslag naar
links. Als de loopbandriem goed is vastgemaakt,
moet u elke rand van de loopbandriem 5 tot 7 cm
van het loopvlak kunnen optillen. Zorg ervoor dat
de loopbandriem in het midden blijft liggen.
Steek dan het stroomsnoer in het stopcontact,
plaats de sleutel en loop een paar minuten op
de loopband. Herhaal tot de loopbandriem goed
vastzit.
c. Uw loopband is voorzien van een loopbandriem die
al met een hoogwaardig smeermiddel is behan-
deld. BELANGRIJK: Behandel de loopbandriem
of het loopvlak nooit met siliconenspray of enig
andere substantie, tenzij dit door een erkende
onderhoudsvertegenwoordiger wordt aangege-
ven. Dergelijke substanties kunnen de kwaliteit
van de loopbandriem verslechteren en leiden
tot overmatige slijtage. Zie de voorkant van deze
handleiding als u vermoedt dat de loopbandriem
meer smering nodig heeft.
d. Zie de voorkant van deze handleiding als de loop-
bandriem nog steeds vertraagt als erop gelopen
wordt.
SYMPTOOM: De loopbandriem ligt niet in het
midden
a. Verwijder eerst de sleutel en HAAL HET
STROOMSNOER UIT HET STOPCONTACT. Als
de loopbandriem naar links is verschoven, kunt
u de inbussleutel gebruiken om de linkerschroef
van de spanrol een halve slag naar rechts te
draaien; als de loopbandriem naar rechts is ver-
schoven, kunt u de linkerschroef van de spanrol
een halve slag naar links draaien. Zorg dat u de
loopbandriem niet te strak draait. Steek dan het
stroomsnoer in het stopcontact, plaats de sleutel
en loop een paar minuten op de loopband. Herhaal
deze procedure tot de loopbandriem goed in het
midden ligt.
SYMPTOOM: De loopbandriem slipt als erop wordt
gelopen
a. Verwijder eerst de sleutel en HAAL HET
STROOMSNOER UIT HET STOPCONTACT. Draai
met de inbussleutel beide schroeven van de span-
rol een kwartslag naar rechts. Als de loopbandriem
goed is vastgemaakt, moet u elke rand van de
loopbandriem 5 tot 7 cm van het loopvlak kunnen
optillen. Zorg ervoor dat de loopbandriem in het
midden blijft liggen. Steek dan het stroomsnoer in
het stopcontact, plaats de sleutel en loop een paar
minuten op de loopband. Herhaal tot de loopband-
riem goed vastzit.
C
5–7 cm
b
a
a
33
SYMPTOOM: De displays van het bedieningspaneel
werken niet goed
a. Als het bedieningspaneel niet goed opstart, of als
het bedieningspaneel vastloopt en niet reageert,
reset u het bedieningspaneel naar de standaard
fabrieksinstellingen. BELANGRIJK: Door dit te
doen, wist u alle aangepaste instellingen die u
aan het bedieningspaneel hebt gemaakt. Voor
het resetten van het bedieningspaneel zijn twee
personen nodig. Druk eerst de stroomschakelaar
in de stand Off (uit). Zoek vervolgens naar de
aangegeven kleine opening (D) aan de bovenkant
van het bedieningspaneel. Gebruik een gebogen
paperclip (E) en houd hiermee de kleine knop
aan de binnenkant van de opening ingedrukt en
laat een tweede persoon de stroomschakelaar in
de aan/reset-stand zetten. Blijf de knop aan de
binnenkant van de opening ingedrukt houden tot
het bedieningspaneel aan gaat. Als het resetten
voltooid is, zal het bedieningspaneel uitgaan en
dan weer aangaan. Als dat niet gebeurt, gebruik
dan de stroomschakelaar om de loopband uit en
weer aan te zetten. Controleer op firmware-updates
als het bedieningspaneel aan is (zie stap 6 op
bladzijde 27). Let op: Het kan maximaal een paar
minuten duren voordat het bedieningspaneel
klaar is voor gebruik.
D
a
E
34
TRAININGSRICHTLIJNEN
Deze richtlijnen zullen u helpen met het uitvoeren van
uw trainingsprogramma. Raadpleeg voor meer infor-
matie gespecialiseerde documentatie of raadpleeg uw
huisarts. Onthoud dat goede voeding en voldoende
rust essentieel zijn voor succesvolle resultaten.
TRAININGSINTENSITEIT
Het maakt niet uit of u vet wilt verbranden of uw hart-
en vaatstelsel wilt verbeteren, de beste resultaten
behaalt u door op de juiste intensiteit te trainen. U kunt
het juiste intensiteitsniveau bepalen door uw hartslag
als leidraad te gebruiken. Het diagram hieronder geeft
de aanbevolen hartslag aan voor verbranding en voor
een aerobic-oefening.
Voor het vinden van het juiste intensiteitsniveau zoekt
u uw leeftijd onderaan de grafiek (leeftijden worden
afgerond naar het dichtstbijzijnde tiental). De drie
getallen boven uw leeftijd bepalen uw “trainingszone”.
Het laagste getal is de hartslag voor vetverbranding,
het middelste getal is de hartslag voor maximale vet-
verbranding en het hoogste getal is de hartslag voor
aerobic-oefeningen.
Vet verbranden – U moet gedurende een langere
tijd op een lage intensiteit trainen om vet effectief te
verbranden. Tijdens de eerste minuten van de oefe-
ning verbruikt uw lichaam koolhydraatcalorieën voor
energie. Pas na de eerste minuten training begint
uw lichaam met het verbranden van opgeslagen
vetcalorieën voor energie. Als het uw doel is om vet
te verbranden, stelt u de intensiteit van uw training
in totdat uw hartslag rond het laagste getal van uw
trainingszone zit. Pas voor maximale vetverbranding
de intensiteit aan totdat uw hartslag rond het middelste
getal van uw trainingszone ligt.
Aerobic-oefeningAls het uw doel is om uw hart- en
vaatstelsel te versterken, moet u een aerobic-oefening
uitvoeren die zorgt voor activiteit die grote hoeveelhe-
den zuurstof vereist gedurende langere perioden. Stel
de intensiteit van uw training af totdat uw hartslag rond
het hoogste getal van uw trainingszone ligt als u een
aerobic-oefening wilt uitvoeren.
UW HARTSLAG METEN
U moet minstens
vier minuten trainen
om uw hartslag te
kunnen meten. Stop
dan met oefenen en
plaats twee vingers
op uw pols zoals is
afgebeeld. Neem uw
hartslag gedurende
zes seconden op en vermenigvuldig het resultaat met
10 om uw hartslag te weten. Als u bijvoorbeeld 14 hart-
slagen in zes seconden tijd voelt, dan is uw hartslag
140 slagen per minuut.
TRAININGSRICHTLIJNEN
Warming up – Begin gedurende 5 tot 10 minuten met
strekken en lichte trainingen. Een warming up verhoogt
uw lichaamstemperatuur en uw hartslag en bevordert
uw bloedsomloop als voorbereiding op uw training.
Trainingszone-oefening – Train gedurende 20 tot
30 minuten en houd uw hartslag in de trainingszone.
(Houd tijdens de eerste paar weken van uw trainings-
programma uw hartslag niet langer dan 20 minuten in
uw trainingszone.) Adem regelmatig en diep in tijdens
het trainen. Houd nooit uw adem in.
Afkoelen – Eindig met 5 tot 10 minuten strekken.
Strekken bevordert de soepelheid van uw spieren en
helpt problemen voorkomen na de training.
TRAININGSFREQUENTIE
Voer per week drie trainingen uit en houd ten minste
één dag rust tussen de trainingen om uw conditie
op peil te houden of te verbeteren. Na een aantal
maanden regelmatig trainen, kunt u desgewenst vijf
trainingen per week doen. Onthoud dat het dagelijks
regelmatig oefeningen doen en hier plezier in hebben,
de sleutel tot uw succes is.
WAARSCHUWING:
Raadpleeg uw huisarts voordat u met dit of
enig ander oefenprogramma begint. Dit is
vooral belangrijk voor personen ouder dan 35
jaar of met bestaande gezondheidsproblemen.
35
AANBEVOLEN STREKOEFENINGEN
De juiste manier voor verschillende basisstrekoefeningen wordt rechts getoond. Beweeg langzaam tijdens het
strekken; spring nooit op.
1. Teen aanraken strekoefening
Sta met lichtgebogen knieën en buig langzaam vanuit uw heupen naar
voren. Houd uw rug en schouders ontspannen terwijl u zover mogelijk
naar beneden reikt, richting uw tenen. Houd deze positie gedurende
15 tellen vast en ontspan dan weer. Herhaal dit 3 keer. Strekken:
Hamstrings, achterkant van de knieën en rug.
2. Strekken van de hamstrings
Ga zitten met één uitgestrekt been. Breng de zool van de andere voet
naar u toe en laat deze tegen de binnenkant van de dij van uw uitge-
strekte been rusten. Probeer zover mogelijk naar uw teen te reiken.
Houd deze positie gedurende 15 tellen vast en ontspan dan weer.
Herhaal dit drie keer voor elk been. Strekken: Hamstrings, onderrug
en liezen.
3. Strekken van kuiten/achillespees
Reik naar voren met het ene been voor het ander en plaats uw handen
tegen een muur. Houd uw achterbeen gestrekt en uw achterste voet
plat op de vloer. Buig uw voorste been, leun naar voren en beweeg uw
heupen in de richting van de muur. Houd deze positie gedurende 15
tellen vast en ontspan dan weer. Herhaal dit drie keer voor elk been.
Als u uw achillespezen nog verder wilt strekken, buigt u ook uw ach-
terste been. Strekken: Kuiten, achillespezen en enkels.
4. Strekken van de quadriceps
Leun met een hand tegen de muur voor balans en reik met de andere
hand naar achteren en grijp uw voet. Breng uw hiel zo dicht mogelijk
bij uw billen. Houd deze positie gedurende 15 tellen vast en ontspan
dan weer. Herhaal dit drie keer voor elk been. Strekken: Quadriceps
en heupspieren.
5. Strekken binnenkant dijbeen
Zit met de zolen van uw voeten tegen elkaar aan en richt uw knieën
naar buiten. Trek uw voeten zover mogelijk naar uw liezen. Houd deze
positie gedurende 15 tellen vast en ontspan dan weer. Herhaal dit 3
keer. Strekken: Quadriceps en heupspieren.
1
2
3
4
5
36
OPMERKINGEN
37
OPMERKINGEN
38
Nr. Aant. Beschrijving Nr. Aant. Beschrijving
LIJST MET ONDERDELEN Modelnr. NTL19124-INT.1 R0523A
1 8 3/8" x 1 1/4" Schroef
2 2 #8 x 1/2" Schroef met Sluitringkop
3 1 Aardeschroef
4 2 M4 x 20mm Schroef
5 2 5/16" Sterring
6 4 M6 x 25mm Schroef
7 63 #8 x 3/4" Schroef
8 12 3/8" Sterring
9 2 5/16" x 3/4" Schroef
10 5 5/16" x 1 3/4" Bout
11 1 5/16" x 2 1/4" Bout
12 6 5/16" Moer
13 8 #8 x 3/4" Tekschroef
14 3 1/4" x 2 1/2" Schroef
15 12 #8 x 1/2" Schroef
16 4 M3 x 12mm Schroef
17 1 3/8" x 1 1/2" Bout
18 14 #8 x 5/8" Schroef
19 4 Plastic Afstandhouder
20 1 3/8" x 1 3/4" Bout
21 4 #8 Schroef van de Riemgeleider
22 6 M4 x 10mm Schroef
23 4 M6 x 15mm Schroef
24 4 M6 x 20mm Schroef
25 2 5/16" Motorschroef
26 2 3/8" x 1 3/8" Bout
27 12 #8 x 3/4" Laagbolkopschroef
28 4 1/4" x 1" Schroef
29 2 3/8" x 1 1/8" Schroef
30 4 5/16" Platte Sluitring
31 2 1/4" x 1 1/4" Schroef
32 2 #8 Sluitring
33 16 #8 x 5/8" Schroef met Platte Kop
34 1 1" Plastic Sluitring
35 1 1" Drukring
36 2 1/2" Plastic Sluitring
37 4 3/8" Drukring
38 6 3/8" Moer
39 5 1/4" Moer
40 4 3/8" x 2 3/4" Schroef
41 1 M25 Moer
42 1 Rechterachtervoet
43 4 3/8" Plastic Huls
44 4 Kussen van het Loopvlak
45 1 Linkerkap van het Onderstel
46 1 Rechterkap van het Onderstel
47 1 Waarschuwingssticker
48 1 Spanrol
49 1 Loopvlak
50 1 Loopbandriem
51 1 Linkervoetleuning
52 1 Rechtervoetleuning
53 2 Riemgeleider
54 4 Rubberkussen
55 1 Aandrijfroller
56 2 9/32" Plastic Huls
57 1 Stroompaneel van de Helling
58 1 Beugel van het Stroompaneel
59 1 Stroomvoorziening
60 1 Beugel van de Stroomvoorziening
61 3 Kabelbinder
62 1 Vergrendelingsdwarsstang
63 1 Aandrijfmotor
64 1 Motorriem
65 1 Opbergvergrendeling
66 1 Onderstel
67 1 Linkerachtervoet
68 1 Uiteinddopje
69 1 Motorkap
70 1 Hellingsonderstel
71 1 Hellingsmotor
72 2 Tussenstuk van het Onderstel
73 2 Tussenstuk van de Hellingsmotor
74 1 Controller
75 (Niet gebruikt)
76 1 Controllerbeugel
77 8 Ventilatorschroef
78 1 Stroomsnoer
79 1 Aansluiting
80 1 Draad van de Buikpan
81 1 Doorvoerhuls
82 1 Buikpan
83 1 Kap van de Linkerhandleuning
84 1 Kap van de Rechterhandleuning
85 1 Buitenste Kap van de Linker-
handleuning
86 1 Buitenste Kap van de Rechter-
handleuning
87 1 Binnenste Kap van de Linker-
handleuning
88 1 Binnenste Kap van de Rechter-
handleuning
89 1 Houder
90 1 Onderstel van de Handleuning
91 1 Draad van de Handleuning
92 1 Draad van de Staander
93 1 Linkerstaander
94 1 Rechterstaander
95 1 Kap van de Linkerstaander
96 1 Kap van de Rechterstaander
97 1 Linkerbasiskap
98 1 Rechterbasiskap
99 16 Paddenstoelplug
100 4 Kussen van de Basis
39
Nr. Aant. Beschrijving Nr. Aant. Beschrijving
101 1 Basis van de Staander
102 2 Waarschuwingssticker
103 2 Wiel
104 1 Bovenste Bedieningspaneelkap
105 1 Onderste Bedieningspaneelkap
106 1 Bedieningspaneel
107 1 Achterplaat van het Bedienings-
paneel
108 2 Zadelbeugel
109 1 Zwenkkap
110 1 Achterste Zwenkkap
111 1 Voorste Zwenkkap
112 2 Ventilator
113 2 Metalen Tussenstuk
114 1 Plastic Tussenstuk
115 1 Linkerzwenkkap
116 1 Rechterzwenkkap
117 1 Zwenkbeugel van het Bedienings-
paneel
118 1 Toegangspaneel
119 1 Bedieningspaneelbasis
120 1 Primair Bedieningspaneel
121 1 Sleutel/Clip
122 8 Kabelbinder
123 2 Aardedraad van het Bedienings-
paneel
124 2 Kap van de Linkerhandleuning-
beugel
125 2 Kap van de Rechterhandleuning-
beugel
126 5 Clip
127 2 1/2" Pen
128 1 Stroomschakelaar
129 12 Kleine Platte Sluitring
130 4 5/16" Huls
131 1 U-beugel
132 3 #8 x 5/8" Schroef
133 2 Huls van de Motor
134 1 Motorisolator
135 2 #8 Moer
136 1 Filter
* Gebruikershandleiding
Let op: Technische gegevens zijn onderhevig aan wijzigingen zonder voorafgaande kennisgeving. Zie de ach-
terkant van deze handleiding voor informatie over het bestellen van vervangingsonderdelen. *Deze onderdelen
worden niet afgebeeld.
40
66
54
30
12
54
7
7
48
47
49
21
55
12
54 127
10
10
31
31
14
39
127
54
30
12
61
53
53
21
25
133
10 18
129
129
129
129
129
18
18
18
18
18
18 18
18
18
18
30
51
10
52
30
12
7
7
67
14
14
39
44
44
39
45
7
7
56
56
62
65
5
9
5
9
18
129
129
129
129
129
63
134
64
28
28
28
28
46
27
27
27
27
27
27
27
27
27
27
27
27
16
15
60
15
15
15
58
19 59
44
39
44
39
42
68
7
57
50
12
10
130
37
37
11
12
GEDETAILLEERDE TEKENING A Modelnr. NTL19124-INT.1 R0523A
41
69
72
122
38
37
43
36
70
17
73
38
38 37 43
36
72
7
7
7
7
7
7
7
82
7
15
128 79
80
71
7
126
126
7
126
126
126
7
7
7
78
81
38
131
20
74
15
136
2
32
76
15
15
135
GEDETAILLEERDE TEKENING B Modelnr. NTL19124-INT.1 R0523A
42
123
29 43
102
38
101
102
100
1
26
3
8
92
100
98
13
13
43
8
29
86
8
103
103
26
38
13
100
97
95
93
1
8
13
100
1
1
8
94
88
84
87
1
1
7
7
7
7
7
7
7
83
90 91
15
85
1
8
18
96
33
99
99
33
33
99
33
99
99
99
99
33
33
99
7
7
7
7
7
7
7
7
8
8
40
40
8
8
40
40
125
7
124
92
7
7
89
130
130
GEDETAILLEERDE TEKENING C Modelnr. NTL19124-INT.1 R0523A
43
22
33
33
24
24
108
110
120
35
34
113
4
114
113
132
132
7
7
7
118
119
7
23
4
23
22
108
111
112
112
115
117
6
22
6
24
121
105
104
106
107
109
41
77
77
77
77
116
7
7
7
7
33
33
99
99
33
99
99
7
33
99
99
GEDETAILLEERDE TEKENING D Modelnr. NTL19124-INT.1 R0523A
Onderdeelnr. 449973 R0523A Gedrukt in China © 2023 iFIT Inc.
Raadpleeg de voorkant van deze handleiding voor het bestellen van vervangingsonderdelen. Om ons te helpen u
van dienst te zijn, dient u de volgende informatie bij de hand te houden wanneer u contact met ons opneemt:
het modelnummer en serienummer van het product (raadpleeg de voorkant van deze handleiding)
de naam van het product (raadpleeg de voorkant van deze handleiding)
het referentienummer en de beschrijving van de vervangingsonderdelen (zie LIJST MET ONDERDELEN en
GEDETAILLEERDE TEKENING aan het eind van deze handleiding)
VERVANGINGSONDERDELEN BESTELLEN
Dit elektronische product mag niet worden afgevoerd met huishoudelijk
afval. Om het milieu te beschermen, moet dit product na afloop van de
levensduur overeenkomstig de wetgeving worden gerecycled.
Gebruik recyclingfaciliteiten bij u in de buurt die bevoegd zijn om dit type afval te
verzamelen. Door dit te doen helpt u mee aan het behoud van natuurlijke bron-
nen en draagt u bij aan de Europese normen voor milieubescherming. Als u meer
informatie nodig heeft over veilige en correcte verwijderingsmethoden, kunt u con-
tact opnemen met de plaatselijke gemeentedienst of de winkel waar u dit product
heeft gekocht.
RECYCLINGINFORMATIE
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44

NordicTrack NTL19124-INT Handleiding

Type
Handleiding