19
HET BEDIENINGSPANEEL INSTELLEN
Stel het bedieningspaneel in voordat u de loopband
voor de eerste keer gaat gebruiken.
1. Maak verbinding met uw draadloze netwerk.
U moet het bedieningspaneel op een draadloos
netwerk aansluiten om iFIT-trainingen en verschil-
lende andere functies van het bedieningspaneel te
gebruiken. Volg de instructies op het scherm om
het bedieningspaneel op uw draadloze netwerk
aan te sluiten.
2. De instellingen afstellen.
Vul het formulier op het scherm in om het bedie-
ningspaneel in te stellen op het weergeven van
de gewenste meeteenheid en uw tijdzone. Let
op: Om deze instellingen later te wijzigen, zie DE
INSTELLINGEN VAN HET BEDIENINGSPANEEL
WIJZIGEN op bladzijde 24.
3. Inloggen op of aanmaken van een iFIT-account.
Volg de instructies op het scherm om met uw
iFIT-account in te loggen of om een iFIT-account
aan te maken.
4. Controleren op firmware-updates.
Druk op de menutoets (symbool van drie hori-
zontale lijnen), dan op Settings (instellingen), dan
op Maintenance (onderhoud) en vervolgens op
Update. Het bedieningspaneel controleert of er
firmware-updates zijn. Zie stap 5 op bladzijde 25
voor meer informatie.
5. Het hellingssysteem kalibreren.
Druk op de menutoets (symbool van drie horizon-
tale lijnen), dan op Settings (instellingen), dan op
Maintenance (onderhoud), dan op Calibrate Incline
(helling kalibreren) en vervolgens op Begin om het
hellingssysteem te kalibreren. Zie stap 6 op blad-
zijde 25 voor meer informatie.
Het bedieningspaneel is nu klaar zodat u met trainen
kunt beginnen. De volgende bladzijden geven uitleg
over de verschillende trainingen en andere functies die
het bedieningspaneel biedt.
Voor gebruik van de handmatige instelling, kijkt u
op deze bladzijde. Voor gebruik van een aanbevolen
training, zie bladzijde 21. Voor het maken van een
teken-uw-eigen-kaart-training, zie bladzijde 22. Voor
gebruik van een iFIT-training, zie bladzijde 23.
Voor het wijzigen of bekijken van de bedienings-
paneelinstellingen, zie bladzijde 24. Voor het
aansluiten op een draadloos netwerk, zie bladzijde
26.
BELANGRIJK: Als er zich velletjes plastic op het
bedieningspaneel bevinden, verwijder dan het
plastic. Draag schone trainingsschoenen wanneer
u de loopband gebruikt om beschadiging aan het
loopvlak te voorkomen. Bekijk bij de eerste keer,
dat u de loopband gebruikt, de uitlijning van de
loopbandriem en leg, indien nodig, de loopband-
riem in het midden (zie bladzijde 30).
DE HANDMATIGE MODUS GEBRUIKEN
1. Plaats de sleutel in het bedieningspaneel.
Zie DE STROOM INSCHAKELEN op bladzijde
18. Let op: Het kan eventjes duren voordat het
bedieningspaneel klaar is voor gebruik.
2. Selecteer het startscherm.
Als u het bedieningspaneel aanzet, wordt het
startscherm op het scherm weergegeven, nadat
het bedieningspaneel is opgestart.
Als een training is geselecteerd, drukt u op het
scherm en volgt u de aanwijzingen om de training
te beëindigen en om terug te keren naar het start-
scherm. Als een instellingenmenu is geselecteerd,
drukt u op de terugtoets (pijlsymbool) om terug te
keren naar het startscherm.
3. Start de loopbandriem en stel de snelheid bij.
Om de loopbandriem te starten, drukt u op Manual
Start (handmatige start) op het scherm of op de
toets Start op het bedieningspaneel. De loopband-
riem zal beginnen te bewegen met lage snelheid.
U kunt tijdens het oefenen de snelheid van de
loopbandriem naar wens veranderen door op de
toenametoets en afnametoets Speed (snelheid) te
drukken. Iedere keer dat u op een toets drukt, ver-
andert de snelheidsinstelling met kleine stappen.
Als u de toets ingedrukt houdt, zal de snelheidsin-
stelling sneller veranderen.
Als u op een van de genummerde snelheidstoet-
sen drukt, wordt de snelheid van de loopbandriem
geleidelijk aangepast tot de gewenste snelheidsin-
stelling is bereikt.