GASGAS EC 500F de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2024
EC 450F
EC 500F
EW 500F
Artikelnr. 3215169nl
BESTE GASGAS KLANT,
*3215169nl*
3215169nl
21.09.2023
BESTE GASGAS KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw GASGAS-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief voer-
tuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 14)
Sleutelnummer ( pag. 14)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze modelserie.
Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling van de motorfietsen kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. GASGAS Motorcycles GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens,
prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder vooraf-
gaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen
aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. GAS-
GAS Motorcycles is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, druk-
fouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet standaard bij
de leveromvang horen.
© 2023 GASGAS Motorcycles GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schriftelijke toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
GASGAS Motorcycles past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanage-
mentsnorm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
GASGAS Motorcycles GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
EC 450F EU (F0303X8)
EC 450 F US (F0375X9)
EC 500F EU (F0403X6)
EW 500F US (F0475X6)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN ............................... 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.............................. 5
1.2 Gebruikte formatteringen............................. 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik .............. 6
2.2 Onjuist gebruik .............................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ................................ 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ................ 7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ................ 7
2.6 Veilig gebruik ................................................. 7
2.7 Beschermende kleding.................................. 8
2.8 Werkinstructies ............................................. 8
2.9 Milieu............................................................. 9
2.10 Bedieningshandleiding .................................. 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN................................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie .......................... 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen .................... 10
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren................ 10
3.4 Service ......................................................... 10
3.5 Afbeeldingen ............................................... 10
3.6 Klantenservice ............................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG ............................................ 11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave).............................. 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave).............................. 12
5 SERIENUMMERS ........................................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ................... 13
5.2 Typeplaatje .................................................. 13
5.3 Sleutelnummer............................................ 14
5.4 Motornummer............................................. 14
5.5 Artikelnummer voorvork............................. 14
5.6 Artikelnummer schokdemper ..................... 14
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................................... 15
6.1 Koppelingshendel........................................ 15
6.2 Remhendel .................................................. 15
6.3 Gashendel.................................................... 15
6.4 Claxonknop (alle EU-modellen)................... 15
6.5 Lichtschakelaar (alle EU-modellen)............. 16
6.6 Lichtschakelaar (alle US-modellen)............. 16
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar
(alle EU-modellen)....................................... 16
6.8 Startknop/noodstopschakelaar
(alle EU-modellen)....................................... 16
6.9 Startknop (alle US-modellen)...................... 17
6.10 Uitschakelknop (alle US-modellen)............. 17
6.11 Combischakelaar (optioneel) ...................... 17
6.12 Overzicht controlelampjes
(alle EU-modellen)....................................... 18
6.13 Overzicht controlelampjes
(alle US-modellen)....................................... 18
6.14 Tankdop openen ......................................... 18
6.15 Tankdop sluiten ........................................... 19
6.16 Koude-startknop.......................................... 19
6.17 Regelschroef stationair toerental ............... 20
6.18 Versnellingshendel ...................................... 20
6.19 Rempedaal................................................... 21
6.20 Zijstandaard................................................. 21
6.21 Stuurslot ...................................................... 21
6.22 Stuur vergrendelen (alle EU-modellen) ...... 22
6.23 Stuur ontgrendelen ..................................... 22
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT................................. 23
7.1 Overzicht gecombineerd instrument.......... 23
7.2 Activering..................................................... 23
7.3 Melding op het gecombineerde
instrument................................................... 23
7.4 Gecombineerd instrument instellen........... 23
7.5 Kilometer of mijl instellen........................... 24
7.6 Tijd instellen ................................................ 25
7.7 Service-indicatie instellen ........................... 25
7.8 Snelheid, tijd en DST afstand 1 ................... 26
7.9 Snelheid, tijd en DST2 afstand 2 ................. 26
7.10 AVG gemiddelde snelheid, ART
bedrijfsuren en ODO totale afstand............ 27
8 INBEDRIJFSTELLING ................................................... 28
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling............................................ 28
8.2 Motor inrijden ............................................. 29
8.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij
lage temperaturen ...................................... 29
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden............................ 30
8.5 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden............................................... 30
8.6 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden............................................... 31
8.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig
circuit voorbereiden.................................... 31
8.8 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden.................... 32
8.9 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ................................. 32
9 RIJ-INSTRUCTIES ........................................................ 33
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling............................................ 33
9.2 Voertuig starten .......................................... 33
9.3 Tractiecontrole activeren (optioneel)......... 34
9.4 Beginnen met rijden.................................... 35
9.5 Quickshifter (optioneel) .............................. 35
9.6 Quickshifter activeren (optioneel).............. 35
9.7 Schakelen, rijden ......................................... 36
9.8 Afremmen.................................................... 36
9.9 Stoppen, parkeren....................................... 37
9.10 Transporteren.............................................. 37
9.11 Brandstof tanken......................................... 38
INHOUDSOPGAVE
3
10 SERVICESCHEMA........................................................ 40
10.1 Extra informatie........................................... 40
10.2 Serviceschema............................................. 40
11 CHASSIS AFSTELLEN................................................... 42
11.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ................ 42
11.2 Ingaande demping schokdemper ............... 42
11.3 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen................................ 42
11.4 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen................................ 43
11.5 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen................................ 43
11.6 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................................ 44
11.7 Statische veerweg schokdemper
controleren.................................................. 44
11.8 Dynamische veerweg van de
schokdemper controleren........................... 45
11.9 Veervoorspanning schokdemper
instellen ................................................... 45
11.10 Dynamische veerweg instellen ............... 46
11.11 Basisinstelling voorvork controleren .......... 47
11.12 Ingaande demping voorvork instellen ........ 47
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen ...... 48
11.14 Stuurpositie ................................................. 48
11.15 Stuurpositie instellen .............................. 49
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS........................ 50
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken............... 50
12.2 Motorfiets van hefbok nemen.................... 50
12.3 Vorkpoten ontluchten................................. 50
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen............... 51
12.5 Voorvorkprotector demonteren................. 51
12.6 Voorvorkprotector monteren ..................... 52
12.7 Vorkpoten demonteren .......................... 52
12.8 Vorkpoten monteren .............................. 53
12.9 Framebescherming demonteren................ 53
12.10 Framebescherming monteren .................... 54
12.11 Onderste kroonplaat demonteren ......... 54
12.12 Onderste kroonplaat monteren .............. 55
12.13 Speling balhoofdlager controleren ............. 57
12.14 Speling balhoofdlager instellen .............. 57
12.15 Balhoofdlager smeren ............................. 58
12.16 Spatbord voor demonteren ........................ 58
12.17 Spatbord voor monteren ............................ 59
12.18 Schokdemper demonteren ..................... 59
12.19 Schokdemper monteren ......................... 60
12.20 Zadel verwijderen........................................ 62
12.21 Zadel monteren........................................... 62
12.22 Deksel luchtfilterbak demonteren.............. 63
12.23 Deksel luchtfilterbak monteren .................. 64
12.24 Luchtfilter demonteren ........................... 64
12.25 Luchtfilter monteren ............................... 65
12.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ...... 65
12.27 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ........................................... 66
12.28 Einddemper demonteren............................ 66
12.29 Einddemper monteren................................ 67
12.30 spark-arrestor reinigen (EW 500F US).... 67
12.31 Glasvezelvulling van de einddemper
vervangen ................................................ 69
12.32 Brandstoftank demonteren .................... 70
12.33 Brandstoftank monteren ........................ 71
12.34 Kettingvervuiling controleren ..................... 73
12.35 Ketting reinigen ........................................... 73
12.36 Kettingspanning controleren ...................... 74
12.37 Kettingspanning instellen............................ 74
12.38 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel
en kettinggeleiding controleren ................. 75
12.39 Frame controleren .................................. 78
12.40 Achterbrug controleren .......................... 78
12.41 Gaskabellegging controleren ...................... 78
12.42 Rubberen stuurcovers controleren............. 79
12.43 Quickshifter programmeren (optioneel) .... 80
12.44 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen ....................................................... 80
12.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren ............................... 81
12.46 Vloeistof van de hydraulische koppeling
verversen ................................................. 82
13 REMSYSTEEM............................................................. 84
13.1 Uitgangspositie van de remhendel
instellen ....................................................... 84
13.2 Remschijven controleren ............................ 84
13.3 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................................. 85
13.4 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ................................................... 85
13.5 Remvoeringen en remvoeringborging
van de voorwielrem controleren ................ 86
13.6 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen ................................................ 87
13.7 Vrije slag rempedaal controleren ............... 89
13.8 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ................................................... 90
13.9 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................................. 91
13.10 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .... 91
13.11 Remvoeringen en remvoeringborging
van de achterwielrem controleren ............. 92
13.12 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen ................................................ 93
14 WIELEN, BANDEN ...................................................... 95
14.1 Voorwiel demonteren ............................. 95
14.2 Voorwiel monteren ................................. 96
14.3 Achterwiel demonteren .......................... 96
14.4 Achterwiel monteren .............................. 97
14.5 Bandentoestand controleren...................... 99
14.6 Bandenspanning controleren...................... 99
14.7 Spaakspanning controleren ..................... 100
INHOUDSOPGAVE
4
15 ELEKTRONICA.......................................................... 101
15.1 12V-accu demonteren ......................... 101
15.2 12V-accu monteren ............................. 102
15.3 12V-accu laden ..................................... 102
15.4 Hoofdzekering vervangen ........................ 104
15.5 Koplampkap met koplamp
demonteren.............................................. 105
15.6 Koplampkap met koplamp monteren...... 106
15.7 Lamp koplamp vervangen........................ 107
15.8 Koplampstand controleren ...................... 107
15.9 Lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen .................................................... 108
15.10 Knipperlichtlamp vervangen
(alle EU-modellen).................................... 108
15.11 Batterij gecombineerd instrument
vervangen ................................................. 109
15.12 Diagnosestekker ....................................... 110
15.13 OCU........................................................... 110
16 KOELSYSTEEM......................................................... 111
16.1 Koelsysteem ............................................. 111
16.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren............................................... 111
16.3 Koelmiddelpeil controleren ..................... 112
16.4 Koelmiddel aftappen ............................ 112
16.5 Koelmiddel vullen ................................. 113
16.6 Koelmiddel verversen............................... 114
17 MOTOR AFSTELLEN ................................................ 115
17.1 Speling gaskabel controleren................... 115
17.2 Speling gaskabel instellen .................... 115
17.3 Eigenschappen van de gasrespons
instellen ................................................ 116
17.4 Mapping wijzigen (optioneel) .................. 117
17.5 stationair toerental instellen ............... 118
17.6 Smoorkleppositie programmeren............ 119
17.7 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren............................................... 119
17.8 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ................. 120
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR...................... 121
18.1 Brandstofzeef vervangen ..................... 121
18.2 Motoroliepeil controleren ....................... 122
18.3 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeef reinigen ............ 122
18.4 Motorolie bijvullen................................... 125
19 REINIGING, ONDERHOUD....................................... 126
19.1 Motorfiets reinigen .................................. 126
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in
de winter .................................................. 127
20 STALLING................................................................. 128
20.1 Stalling ...................................................... 128
20.2 Inbedrijfname na stalling ......................... 129
21 OPSPOREN VAN FOUTEN ....................................... 130
22 KNIPPERCODE ......................................................... 132
23 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 134
23.1 Motor........................................................ 134
23.2 Aanhaalmomenten motor ....................... 135
23.3 Vulhoeveelheden ..................................... 136
23.3.1 Motorolie............................................. 136
23.3.2 Koelmiddel........................................... 136
23.3.3 Brandstof............................................. 136
23.4 Chassis ...................................................... 136
23.5 Elektronica................................................ 137
23.6 Banden...................................................... 138
23.7 Voorvork ................................................... 138
23.8 Schokdemper............................................ 138
23.9 Aanhaalmomenten chassis ...................... 139
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................. 142
25 HULPSTOFFEN......................................................... 144
26 NORMEN................................................................. 146
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN...................................... 147
28 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 148
29 LIJST MET SYMBOLEN............................................. 149
29.1 Gele of oranje pictogrammen.................. 149
29.2 Groene en blauwe pictogrammen........... 149
INDEX ............................................................................... 150
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat de werkzaamhe-
den voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage. Daar wordt
uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde speciale gereed-
schap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die
in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(alle EU-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan. Dit voer-
tuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbon-
den.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op de
openbare weg.
In de niet-gehomologeerde uitvoering mag dit voertuig uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten
buiten het openbare wegennet.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
(EC 450 F US)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij recreatief offroad-gebruik kan weer-
staan.
Info
Dit voertuig is niet gehomologeerd en goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Er mogen geen voor de homologatie relevante componenten worden verwijderd of gewijzigd.
(EW 500F US)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij recreatief offroad-gebruik kan weer-
staan. Bovendien komt het overeen met de door CARB (California Air Resources Board) voorgeschreven waarden vol-
gens het Green Sticker-programma.
Info
Dit voertuig is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Er mogen geen voor de homologatie relevante componenten worden verwijderd of gewijzigd.
Dit voertuig is niet bestemd voor races op afgesloten trajecten of voor gebruik in motorcrosses.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specificaties voor
het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden genomen.
Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvuldig door. De veiligheids-
aanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwingsstickers
aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere
personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u
niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen
of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluidsdemping
dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het voertuig voor
andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is
gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaatgassen
geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het
inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
(EW 500F US)
Een deel van het toebehoren of een gemodificeerd deel moet voldoen aan de geldende ARB-standaards ter begrenzing
van de verdampingsemissies. Overtredingen van deze bepaling kunnen leiden tot civiel- en/of strafrechtelijke sancties.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en
voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voer-
tuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen die de veiligheid beïnvloeden, moeten onmiddellijk door een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage worden
verholpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en
jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschrif-
ten.
Voor uw eigen veiligheid adviseert GASGAS Motorcycles om het voertuig uitsluitend met geschikte beschermende kleding
te gebruiken.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met contactslot,
modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpondersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen
worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroeven,
afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de fabrikant
bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aanbrengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage. Beschadigde of
versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflic-
ten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u mili-
eubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en
regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen, bestaat er geen wettelijke
regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rijden. In de
bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo komt
u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer als u meer over het voertuig wilt weten of als tijdens
het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding door de
nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden gedownload.
De bedieningshandleiding is als download op uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer en op de
GASGAS Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage worden uitgevoerd en moeten in het GASGAS Motorcycles Dealer.net worden bevestigd,
omdat anders de garantie volledig vervalt. Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het
voertuig is veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door GASGAS Motorcycles zijn vrijgegeven
en/of aanbevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage monteren. Voor andere producten
en daardoor veroorzaakte schade is GASGAS Motorcycles niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautori-
seerde GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
De actuele GASGAS Technical Accessories voor uw voertuig vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedie-
ningshandleiding genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist
afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat, stoffig of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen, luchtfilters of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te controleren
of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan
draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betref-
fende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de
aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over GASGAS Motorcy-
cles.
De lijst met geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealers vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
A01312-01
1Koppelingshendel ( pag. 15)
2Tankdop
3Deksel luchtfilterbak
4Zijstandaard ( pag. 21)
5Motornummer ( pag. 14)
6Versnellingshendel ( pag. 20)
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
A01381-10
1Claxonknop ( pag. 15) (alle EU-modellen)
1Lichtschakelaar ( pag. 16) (alle EU-modellen)
1Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 16) (alle EU-modellen)
2Startknop/noodstopschakelaar ( pag. 16) (alle EU-modellen)
3Gashendel ( pag. 15)
4Remhendel ( pag. 15)
5Artikelnummer voorvork ( pag. 14)
6Rempedaal ( pag. 21)
7Kijkglas voor motorolie
8Kijkglas remvloeistof achter
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het bal-
hoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
T04627-01
(alle EU-modellen)
Het typeplaatje Europa 1is op het balhoofd vooraan aangebracht.
M00994-10
(alle US-modellen)
Het typeplaatje USA 1is op de borstbuis vooraan aangebracht.
Het typeplaatje Canada 2is op de borstbuis vooraan aangebracht.
5 SERIENUMMERS
14
5.3 Sleutelnummer
H02475-10
Het sleutelnummer 1voor het stuurslot is in een hanger aan de sleu-
telring gegraveerd.
5.4 Motornummer
H01047-10
Het motornummer 1in de linkerkant van de motor boven het ketting-
aandrijfwiel gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de binnenzijde van de
asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
H02222-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is op het bovenste deel van
de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.1 Koppelingshendel
A01314-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
F03161-10
De remhendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
F03162-10
De gashendel 1is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Claxonknop (alle EU-modellen)
A01316-10
De claxonknop 1is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.5 Lichtschakelaar (alle EU-modellen)
A01315-10
De lichtschakelaar 1is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan De lichtschakelaar bevindt zich in de mid-
delste stand. In deze stand zijn het dimlicht en het achter-
licht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar links geschakeld. In
deze stand zijn het groot licht en het achterlicht ingescha-
keld.
6.6 Lichtschakelaar (alle US-modellen)
T04626-01
De knop 1bevindt zich links naast het gecombineerde instrument.
Mogelijke toestanden
Licht uit Knop bevindt zich in de uitgangspositie, het licht is uitge-
schakeld.
Licht aan De knop is helemaal ingedrukt. Dimlicht en achterlicht
zijn ingeschakeld.
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar (alle EU-modellen)
A01317-10
De richtingaanwijzerschakelaar 1is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
bevindt zich in de middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar
is naar links geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar
is naar rechts geschakeld.
6.8 Startknop/noodstopschakelaar (alle EU-modellen)
A01318-10
De combinatieschakelaar 1is rechts op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit
onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een
stilstaande motor schakelt niet in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit
gesloten en kan de motor worden gestart.
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.9 Startknop (alle US-modellen)
W00296-11
De startknop 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor geacti-
veerd.
6.10 Uitschakelknop (alle US-modellen)
W00296-10
De uitschakelknop 1is rechts op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een stil-
staande motor schakelt niet in.
6.11 Combischakelaar (optioneel)
F03761-10
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
1STANDARD Bij brandend controlelampje Ais
STANDARD Mapping geactiveerd.
1 TC STANDARD met TC Bij brandend controlelampje Aen
brandend TC-controlelampje is STANDARD Mapping met
de tractiecontrole geactiveerd.
2ADVANCED Bij brandend controlelampje Bis ADVAN-
CED Mapping geactiveerd.
2 TC ADVANCED met TC Bij brandend controlelampje Ben
brandend TC-controlelampje is ADVANCED Mapping met
de tractiecontrole geactiveerd.
Voorzichtig
Vervallen van de toelating voor de openbare weg en de verze-
keringAls de combinatieschakelaar is gemonteerd, vervalt de
eventuele toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet
op de openbare weg, als de combinatieschakelaar is
gemonteerd.
Met de knop 1en knop 2van de combinatieschakelaar kan de
motorkarakteristiek worden gewijzigd.
Met de TC-knop 3van de combinatieschakelaar kan de tractiecontrole
worden geactiveerd.
Bovendien kan via de combinatieschakelaar de Quickshifter worden
geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.12 Overzicht controlelampjes (alle EU-modellen)
A01319-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconstateerd.
Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen
met een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel Brand-
stofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Rich-
tingaanwijzer is ingeschakeld.
6.13 Overzicht controlelampjes (alle US-modellen)
T04628-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconstateerd.
Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel Brand-
stofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
6.14 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
A01320-20
Ontgrendelknop 1indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en
naar boven toe verwijderen.
6.15 Tankdop sluiten
A01320-10
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien tot de ontgrendel-
knop 1vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2zonder knikken
leggen.
6.16 Koude-startknop
A01321-10
De koude-startknop 1is onder aan het smoorklephuis aangebracht.
Bij koude motor en lage omgevingstemperatuur verlengt de elektro-
nische brandstofinspuiting de inspuittijd. Om de grotere hoeveelheid
brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof aan de motor toege-
voerd door het uittrekken van de koude-startknop.
Als kort gas wordt gegeven en de gashendel dan wordt losgelaten of de
gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-startknop terug
in de uitgangspositie.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd naar de uit-
gangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aanslag
ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de uit-
gangspositie.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.17 Regelschroef stationair toerental
A01322-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op het
startgedrag, een stabiel stationair toerental en de response bij het gas
geven.
Een motor met een correct ingesteld stationair toerental start makkelij-
ker dan een motor met een verkeerd ingesteld stationair toerental.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toeren-
tal 1afgesteld.
Als de regelschroef stationair toerental met de klok mee wordt gedraaid,
wordt het stationaire toerental hoger.
Als de regelschroef stationair toerental tegen de klok in wordt gedraaid,
wordt het stationaire toerental lager.
6.18 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor gemon-
teerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.19 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.20 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard 1is aan de linker voertuigzijde aangebracht.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard 1worden opgeklapt
en met de rubberband 2zijn vastgezet.
6.21 Stuurslot
W00352-10
Het stuurslot 1is aan de linkerkant van het balhoofd aangebracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en rijden is
dan niet meer mogelijk.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
6.22 Stuur vergrendelen (alle EU-modellen)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Stuurslot regelmatig smeren.
Universele oliespray ( pag. 145)
Sleutel voor het stuurslot in het stuurslot ( pag. 21) steken, naar
links draaien, indrukken en naar rechts draaien. Sleutel voor het
stuurslot verwijderen.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
Sleutel voor het stuurslot nooit in het stuurslot laten zitten.
6.23 Stuur ontgrendelen
400731-01
Sleutel voor het stuurslot in het stuurslot ( pag. 21) steken, naar
links draaien, uittrekken en naar rechts draaien. Sleutel voor het
stuurslot verwijderen.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
Sleutel voor het stuurslot nooit in het stuurslot laten zitten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
23
7.1 Overzicht gecombineerd instrument
402819-10
1Overzicht controlelampjes ( pag. 18) (alle EU-modellen)
2Linker knop
3Display
4Rechter knop
7.2 Activering
402819-01
Gecombineerd instrument activeren
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd als u op een van de
knoppen drukt of als hij van de wieltoerentalsensor een impuls ontvangt.
7.3 Melding op het gecombineerde instrument
401901-01
Mogelijke toestanden
Batterijspanning van het gecombineerde instrument Bat-
terijspanning van het gecombineerde instrument is te laag.
Batterij gecombineerd instrument vervangen.
Service Er moet een servicebeurt worden
uitgevoerd. Contact opnemen met geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage.
7.4 Gecombineerd instrument instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401909-01
Beide knoppen 3 - 5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Eén van de knoppen indrukken om de eenheid UNIT voor de snel-
heid in kilometer KM/H of mijl M/H te selecteren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
24
401911-01
5 seconden wachten.
Gecombineerd instrument gaat naar het volgende menupunt.
Het pictogram knippert.
Een van de knoppen indrukken om de 24-uursweergave of
12-uursweergave van de klok te selecteren.
401912-01
5 seconden wachten.
Gecombineerd instrument gaat naar het volgende menupunt.
Het pictogram knippert.
Tijd terugzetten
Linker knop indrukken.
De waarde verlaagt.
Tijd vooruit zetten
Rechter knop indrukken.
De waarde verhoogt.
401913-01
5 seconden wachten.
Gecombineerd instrument gaat naar het volgende menupunt.
Het pictogram knippert.
Service-interval verkorten
Linker knop indrukken.
De waarde verlaagt.
Service-interval verlengen
Rechter knop indrukken.
De waarde verhoogt.
401914-01
Service-indicatie uitschakelen
Linker knop ingedrukt houden.
Op het display verschijnt off.
7.5 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewijzigd, blijft de waarde ODO bewaard en wordt dienovereenkomstig omgerekend.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
25
401909-01
Beide knoppen 3 - 5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Eén van de knoppen indrukken om de eenheid UNIT voor de snel-
heid in kilometer KM/H of mijl M/H te selecteren.
7.6 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401911-01
Beide knoppen 3 - 5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Wachten totdat het menu voor de klok knippert.
Een van de knoppen indrukken om de 24-uursweergave of
12-uursweergave van de klok te selecteren.
401912-01
5 seconden wachten.
Gecombineerd instrument gaat naar het volgende menupunt.
Het pictogram knippert.
Tijd terugzetten
Linker knop indrukken.
De waarde verlaagt.
Tijd vooruit zetten
Rechter knop indrukken.
De waarde verhoogt.
7.7 Service-indicatie instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401913-01
Beide knoppen 3 - 5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Wachten totdat het menu voor de service-indicatie knippert.
Service-interval verkorten
Linker knop indrukken.
De waarde verlaagt.
Service-interval verlengen
Rechter knop indrukken.
De waarde verhoogt.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
26
401914-01
Service-indicatie uitschakelen
Linker knop ingedrukt houden.
Op het display verschijnt off.
7.8 Snelheid, tijd en DST afstand 1
401901-01
Eén van de knoppen indrukken tot DST op het gecombineerde
instrument wordt weergegeven.
KM/H of M/H geeft de snelheid weer.
geeft de tijd weer.
DST geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld
tussen twee tankstops.
Info
Als de waarde 39999,9 wordt overschreden, wordt DST automa-
tisch gereset op 0,0.
Linker knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker knop 3
- 5 seconden
indrukken.
DST kan door het indrukken van de knoppen op een
waarde tussen 0,0 en 39999,9 worden ingesteld.
Rechter knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Rechter knop
3 - 5 seconden
indrukken.
DST wordt op 0,0 gereset.
7.9 Snelheid, tijd en DST2 afstand 2
401902-01
Eén van de knoppen indrukken tot DST2 op het gecombineerde
instrument wordt weergegeven.
KM/H of M/H geeft de snelheid weer.
geeft de tijd weer.
DST2 geeft de afstand 2 aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen
twee tankstops.
Info
Als de waarde 39999,9 wordt overschreden, wordt DST2 auto-
matisch gereset op 0,0.
Linker knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker knop 3
- 5 seconden
indrukken.
DST2 kan door het indrukken van de knoppen op
een waarde tussen 0,0 en 39999,9 worden inge-
steld.
Rechter knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
27
Rechter knop
3 - 5 seconden
indrukken.
DST2 wordt op 0,0 gereset.
7.10 AVG gemiddelde snelheid, ART bedrijfsuren en ODO totale afstand
401903-01
Eén van de knoppen indrukken tot AVG,ART en ODO in het gecom-
bineerde instrument weergegeven worden.
AVG geeft de gemiddelde snelheid sinds de laatste reset aan.
ART geeft de bedrijfsuren weer.
ODO geeft de totale afstand weer.
Linker knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker knop 3
- 5 seconden
indrukken.
STEEKSLEUTELPICTOGRAM geeft de resterende
bedrijfsuren aan tot de volgende servicebeurt.
Rechter knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Rechter knop
3 - 5 seconden
indrukken.
AVG wordt op 0,0 gereset.
8 INBEDRIJFSTELLING
28
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en
voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en
jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschrif-
ten.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-dealer.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 80)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 84)
INBEDRIJFSTELLING 8
29
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 90)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 120)
Wen eerst op een hiervoor geschikt terrein aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende tocht onder-
neemt.
Info
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assis-
teren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Als u bagage meeneemt, moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het
gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 100)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 29)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens het eerste rij-uur 7.000 1/min
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren 75 %
Vol gas geven vermijden!
8.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben een
lage zelfontlading en bij temperaturen boven 6 °C (43 °F) meer startver-
mogen.
Er kunnen meerdere startpogingen nodig zijn. Hiervoor 5 seconden lang
de startknop indrukken en tussen de startpogingen 15 seconden wach-
ten. Bij lage temperaturen een wachttijd van 30 seconden aanhouden.
De onderbrekingen zijn noodzakelijk zodat de ontstane warmte zich kan
verdelen over de lithium-ion-accu en de lithium-ion-accu niet bescha-
digd raakt.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
8 INBEDRIJFSTELLING
30
Let er steeds op dat de lithium-ion-accu opgeladen is zodat bij lage tem-
peraturen voldoende reserves voor de eerste start voorhanden zijn.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten, maar het voertuig
op andere fouten controleren.
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat of modde-
rig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te con-
troleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 65)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 30)
Rijden op nat zand. ( pag. 31)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 31)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 32)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 32)
8.5 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
102136-01
Luchtfilter-stofbescherming monteren.
Luchtfilter-stofbescherming (79006920000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
102138-01
Luchtfilter-zandbescherming monteren.
Luchtfilter-zandbescherming (79006922000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
INBEDRIJFSTELLING 8
31
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 145)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.6 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
102137-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 145)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
102137-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 126)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8 INBEDRIJFSTELLING
32
8.8 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens
een te lange secundaire overbrenging vaak moet worden
bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 112)
8.9 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
102137-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
33
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 122)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 85)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 91)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controle-
ren. ( pag. 86)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem contro-
leren. ( pag. 92)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 112)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 73)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding contro-
leren. ( pag. 75)
Kettingspanning controleren. ( pag. 74)
Bandentoestand controleren. ( pag. 99)
Bandenspanning controleren. ( pag. 99)
Spaakspanning controleren. ( pag. 100)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontroleerd,
omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveiligheid ernstig
nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 51)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 50)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soe-
pel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vast-
zitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
9 RIJ-INSTRUCTIES
34
401944-10
Motorfiets van de zijstandaard 1nemen en zijstandaard met de
rubberband 2borgen.
Versnelling in stationair schakelen.
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
400733-01
Startknop indrukken.
Info
Startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de volgende
startpoging 15 seconden wachten.
Bij lage temperaturen een wachttijd van 30 seconden aan-
houden.
Bij temperaturen onder 6 °C (43 °F) kunnen er verschillende
startpogingen nodig zijn om de lithium-ion-accu op te war-
men, waardoor het startvermogen wordt verhoogd.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten, maar
het voertuig op andere fouten controleren.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
9.3 Tractiecontrole activeren (optioneel)
Voorzichtig
Vervallen van de toelating voor de openbare weg en de verzekeringAls de combinatieschakelaar is gemon-
teerd, vervalt de eventuele toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg, als de combinatieschakelaar is
gemonteerd.
Info
De tractiecontrole reduceert overmatige slip van het achterwiel voor meer controle en tractie, vooral bij natte
omstandigheden.
Als de tractiecontrole uitgeschakeld is, kan het achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met een lage
hechting doordraaien.
De tractiecontrole kan ook tijdens het rijden worden in- en uitgeschakeld.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
F03760-11
TC-knop 1indrukken om de tractiecontrole in of uit te schakelen.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental 4.000 1/min
De TC led brandt, als de tractiecontrole geactiveerd is.
RIJ-INSTRUCTIES 9
35
9.4 Beginnen met rijden
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband zijn vastgezet.
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
9.5 Quickshifter (optioneel)
S05784-10
Als de Quickshifter is geactiveerd, kan zonder bediening van de koppe-
ling worden opgeschakeld.
Info
De Quickshifter is bij het opschakelen van versnelling 1 naar ver-
snelling 2 niet geactiveerd, maar moet bij het opschakelen van
de koppelingshendel worden bediend.
Ook als de Quickshifter is geactiveerd, moet de koppelingshen-
del voor het terugschakelen worden bediend.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onderbre-
kingen worden geschakeld.
De Quickshifter herkent aan de hand van de schakelaspositie of er moet
worden geschakeld en zendt een overeenkomstig signaal naar de motor-
besturing.
Als de Quickshifter is gedeactiveerd, moet bij elke keer schakelen zoals
gebruikelijk de koppeling worden bediend.
9.6 Quickshifter activeren (optioneel)
F03760-12
QS-knop 1indrukken om de Quickshifter in of uit te schakelen.
Het QScontrolelampje brandt, als de Quickshifter is geacti-
veerd.
Info
De Quickshifter is bij het opschakelen van versnelling 1 naar
versnelling 2 niet geactiveerd, maar moet bij het opschake-
len van de koppelingshendel worden bediend.
Ook als de Quickshifter is geactiveerd, moet de koppelings-
hendel voor het terugschakelen worden bediend.
9 RIJ-INSTRUCTIES
36
9.7 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de
motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met
een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gas losla-
ten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas
geven.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas
uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk
minder brandstof verbruikt.
Geef slechts zoveel gas als de motor op dat moment aan kan - het abrupt opentrekken van de gashendel verhoogt het
verbruik.
Voordat u terugschakelt, remmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas
geven resp. nog een keer schakelen.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd met stationair toerental draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Regelmatig of langdurig slippen van de koppeling vermijden. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het koelsys-
teem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slippende koppeling.
9.8 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en
hierbij de motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder af te remmen en raakt het remsys-
teem niet oververhit.
RIJ-INSTRUCTIES 9
37
9.9 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voer-
tuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9.10 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmidde-
len beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
9 RIJ-INSTRUCTIES
38
9.11 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt tot pro-
blemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-
garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 18)
RIJ-INSTRUCTIES 9
39
F03269-10
Brandstoftank maximaal tot maat Amet brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A35 mm
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
8,5 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 142)
Tankdop sluiten. ( pag. 19)
10 SERVICESCHEMA
40
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht worden
verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten
veranderen. Het meest recente serviceschema is altijd te vinden op GASGAS Motorcycles Dealer.net. Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
10.2 Serviceschema
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Foutgeheugen uitlezen met GASGAS Motorcycles-diagnosetool. ○●●●●
Versnellingsherkenningssensor programmeren. ●●●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○●●●
12V-accu controleren en opladen. ●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 86) ●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren. ( pag. 92) ●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 84) ●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 85) ● ●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 91) ● ●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 81)
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 82) ● ●
Vrije slag van de remhendel controleren. ○●●●●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 89) ●●●●
Stationair toerental controleren. ○●●●●
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 122) ○●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchtings-, aftapslangen enz.) en manchetten con-
troleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○●●●●
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken. ●●●●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ●●●
Frame controleren. ( pag. 78) ●●●
Achterbrug controleren. ( pag. 78) ●●●
Achterbruglager op speling controleren. ● ●
Schokdemper-zwenklager op speling controleren. ● ●
Schokdemperbevestiging controleren. ●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 99) ●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 99) ●●●●
Wiellager op speling controleren. ●●●
Wielnaven controleren. ●●●
Velgslag controleren. ○●●●
Spaakspanning controleren. ( pag. 100) ○●●●
SERVICESCHEMA 10
41
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 75) ○●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 74) ○●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting enz.) smeren en controleren of
ze gemakkelijk bewegen.
○●●●●
Klepspeling controleren. ● ●
Brandstoffilter vervangen. ● ●
Koppeling controleren. ● ●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 65) ●●●●
Trechter in de inlaatmanchet in de luchtfilterbak controleren. (alle EC-modellen) ●●●●
Inlaatmembraan controleren. (EW 500F US) ● ●
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. ( pag. 69) ● ●
Voorvorkservice uitvoeren. ● ●
Schokdemperservice uitvoeren. ● ●
Controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten. ○●●●●
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 121) ○●●●●
Brandstofdruk controleren. ● ● ●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 111) ● ●
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 112) ○ ●
Koelmiddel verversen. ( pag. 114)
Controleren of de radiateurventilator werkt. ○●●●
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 57) ○ ●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 58) ●●●
Koplampinstelling controleren. ( pag. 107) ●●●
Spark-arrestor reinigen. (EW 500F US) ( pag. 67) ● ●
Motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Bougie en bou-
giedop vervangen. Zuigers vervangen. Cilinder controleren/opmeten. Cilinderkop controleren.
Kleppen, klepveren, klepveerschotels en klepveersteunen vervangen. Nokkenas, tuimelaars en
tuimelaarassen controleren. Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. Transmissie en ver-
snelling controleren. Oliedrukregelklep controleren. Zuigpomp vervangen. Drukpomp en smeer-
systeem controleren. Distributie controleren. Distributieketting vervangen. Alle motorlagers en
alle afdichtingen vervangen. Vrijloop vervangen.)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●●
Foutgeheugen met diagnostisch hulpmiddel van GASGAS Motorcycles na de proefrit uitlezen. ○●●●●
Service in het GASGAS Motorcycles Dealer.net noteren. ○●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN
42
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om
beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te
voorkomen moeten de basisinstelling en veringscomponenten bij
het gewicht van de bestuurder passen.
GASGAS offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld
op een bestuurder met standaard gewicht (met beschermende kle-
ding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75 … 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de
basisinstelling van de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de
veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen
moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
11.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel
veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de onder-
grond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzi-
gingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en omgekeerd.
11.3 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot normaal
inveert.
CHASSIS AFSTELLEN 11
43
A01323-10
Instelelement 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare
klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
11.4 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
A01324-10
Instelelement 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare
klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
11.5 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
S05733-10
Stelschroef 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN
44
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
F03178-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot de
markering op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090100)
Bout veerwegmeter (00029990010)
Waarde als maat Anoteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 44)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop hou-
den.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas en
de markering op het achterspatbord meten.
Waarde als maat Bnoteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat Aen B.
Statische veerweg controleren.
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven
maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 45)
CHASSIS AFSTELLEN 11
45
11.8 Dynamische veerweg van de schokdemper controleren
402417-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 44)
Met behulp van een persoon die de motorfiets vasthoudt, gaat de
bestuurder met volledige beschermende kleding in een normale
zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets zitten en
beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal
de afstand tussen de achterwielas en de markering op het
achterspatbord.
Waarde als maat Cnoteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A
en C.
Dynamische veerweg controleren.
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 46)
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opmeten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Framebescherming demonteren. ( pag. 53)
Schokdemper demonteren. ( pag. 59)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
11 CHASSIS AFSTELLEN
46
402659-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Stelring 2draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet de
veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige meting
van de veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2op de aangegeven
maat Aspannen.
Voorgeschreven waarde
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een
hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schok-
demper
M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 60)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 89)
Framebescherming monteren. ( pag. 54)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
11.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Framebescherming demonteren. ( pag. 53)
Schokdemper demonteren. ( pag. 59)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de
veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecompen-
seerd door het wijzigen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 60)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 89)
Framebescherming monteren. ( pag. 54)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 44)
CHASSIS AFSTELLEN 11
47
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 45)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 43)
11.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als
bij de schokdemper door de veervoorspanning worden gecompen-
seerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het
inveren) moeten beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om
beschadiging aan voorvork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de vork-
poten worden ontlucht.
11.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
F03174-10
Wit stelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uiteinde
van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COMP (wit stelelement). De uitgaande demping
bevindt zich in de rechter vorkpoot REB (rood stelelement).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN
48
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
F03175-10
Rood stelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uiteinde
van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rood stelelement). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (wit stelelement).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.14 Stuurpositie
F03176-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een afstand A
van elkaar.
Afstand boringen A15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand Bvan het mid-
den geplaatst.
Afstand boringen B3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden gemon-
teerd.
CHASSIS AFSTELLEN 11
49
11.15 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
Voorwerk
Stuurbescherming verwijderen.
F03177-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur ver-
wijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 2verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten. Schroeven 2monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven 1monteren en gelijkma-
tig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
401942-01
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrol-
len of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Motorfiets aan het frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (A54029955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets borgen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard 1met de
voet tot de bodem uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt
en met de rubberband zijn vastgezet.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
W00297-11
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de
binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
51
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 51)
H03152-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnen-
poot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te vuilschra-
pers terechtkomen. Als deze vervuiling niet wordt verwij-
derd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen gaan
lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigings-
middel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 145)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 52)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12.5 Voorvorkprotector demonteren
F03179-10
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2aan linker vorkpoot verwijderen en linker voorvork-
protector eraf halen.
Schroeven 3aan rechter vorkpoot verwijderen en rechter voor-
vorkprotector eraf halen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
12.6 Voorvorkprotector monteren
F03179-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven 2monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidinghou-
der
EJOT 1,7 Nm
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven 3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
12.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 105)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Voorwiel demonteren. ( pag. 95)
F03180-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Kabelbinder verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
F03182-10
Schroeven 3losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 4losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
53
12.8 Vorkpoten monteren
W00297-11
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 1zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rood stelelement). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COM (wit stelelement).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven in de
zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven)
moet door de bovenkant van de bovenste kroonplaat wor-
den afgesloten.
F03182-11
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
F03181-10
Remzadel positioneren, schroeven 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven 5monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidinghou-
der
EJOT 1,7 Nm
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 96)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 106)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 107)
12.9 Framebescherming demonteren
A01373-10
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven 1met bussen verwijderen.
Linker framebescherming verwijderen.
Rechter framebescherming naar voren schuiven en naar beneden
verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
12.10 Framebescherming monteren
A01374-10
Linker framebescherming positioneren.
Rechter framebescherming van onder plaatsen en naar achteren
schuiven.
Schroeven 1met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebescher-
ming
M5 3 Nm
Framebescherming met kabelbinders vastzetten.
12.11 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 105)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Voorwiel demonteren. ( pag. 95)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 52)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 58)
Stuurbescherming verwijderen.
W00353-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Schroef 2verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
W00354-10
Beschermring 3verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
55
12.12 Onderste kroonplaat monteren
W00319-11
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren
en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 144)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager
monteren.
Beschermring 1erop schuiven.
W00549-10
(alle EC-modellen)
Op de correcte positionering van het stuurslot in het bereik A
letten.
De neus van het stuurslot grijpt in de groef van de kroon-
plaat.
W00353-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
W00297-13
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 3zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rood stelelement).
De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COMP (wit stelelement).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven in de
zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven)
moet door de bovenkant van de bovenste kroonplaat wor-
den afgesloten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
A01357-10
Schroeven 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
T04629-01
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
A01359-10
Schroeven 6vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
A01360-10
Remzadel positioneren, schroeven 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven 8monte-
ren en vastdraaien.
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Spatbord voor monteren. ( pag. 59)
Voorwiel monteren. ( pag. 96)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 106)
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingslei-
ding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 57)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 107)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
57
12.13 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt
componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-
garage is u graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en daardoor
ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en
achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 57)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 57)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Stuuraanslagschroeven op correcte instelling en borging controle-
ren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12.14 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
W00339-10
Hoofdwerk
Schroeven 1losdraaien.
Schroef 2verwijderen.
Schroef 3losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen
om spanning te voorkomen.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
Schroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 57)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12.15 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 54)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 55)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van de
onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
12.16 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 105)
F03187-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
F03188-10
Schroeven 2verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
59
12.17 Spatbord voor monteren
F03187-10
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven 1monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
F03188-10
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 106)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 107)
12.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Framebescherming demonteren. ( pag. 53)
A01376-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Schroefverbinding 2verwijderen.
Info
Achterbrug iets optillen zodat de schroeven gemakkelijker
kunnen worden verwijderd.
F03193-10
Stekkerverbinding van de remlichtschakelaar lostrekken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
A01377-10
Schroeven 3verwijderen.
Remcilinder achter van de drukstang trekken.
F03196-01
Aansluitstuk van de ketting verwijderen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Ketting verwijderen.
A01378-10
Moer 4verwijderen en achterbrugbout eruit trekken.
Achterbrug naar achteren schuiven en tegen omvallen beveiligen.
A01379-10
Schokdemper vasthouden en schroef 5verwijderen.
Schokdemper voorzichtig naar onder toe verwijderen.
12.19 Schokdemper monteren
W00056-10
Hoofdwerk
Schokdemper voorzichtig van beneden af in het voertuig positione-
ren.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M12 80 Nm
Loctite®2701™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
61
F03198-10
Achterbrug positioneren en achterbrugbout monteren.
Info
Op het vlakke punt Aletten.
Moer 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
F03702-12
Ketting monteren.
Ketting met aansluitstuk 3verbinden.
Voorgeschreven waarde
De gesloten zijde van de kettingslotborging moet in de looprich-
ting wijzen.
F03193-10
Stekkerverbinding van de remlichtschakelaar aansluiten.
W00052-10
Remcilinder achter positioneren.
De drukstang 4grijpt in de remcilinder achter.
De vuilschraper is correct gepositioneerd.
Schroeven 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
S05741-10
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroefverbinding 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindingshen-
del aan haakse hendel
M16x1,5 80 Nm
Info
Op het vlakke punt Bletten.
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M12 80 Nm
Loctite®2701™
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
Info
Achterbrug iets optillen zodat de schroef gemakkelijker kan
worden gemonteerd.
Nawerk
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 89)
Framebescherming monteren. ( pag. 54)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12.20 Zadel verwijderen
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 63)
W00439-10
Hoofdwerk
Schroef 1met paar wigborgringen verwijderen.
H02218-10
Zadel achteraan optillen, naar achteren trekken en naar boven toe
verwijderen.
12.21 Zadel monteren
H02218-11
Hoofdwerk
Zadel vooraan aan de flensbussen van de brandstoftank haken, ach-
teraan neerlaten en naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
63
W00439-10
Schroef en paar wigborgringen 1monteren en aantrekken.
Voorgeschreven waarde
Schroef zadelbevesti-
ging achter
M6 6 Nm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
12.22 Deksel luchtfilterbak demonteren
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Zadel verwijderen. ( pag. 62)
A01328-10
Schroef 1verwijderen.
A01329-10
Deksel luchtfilterbak in het bereik Alosmaken en in het bereik
Bnaar achter schuiven.
Deksel luchtfilterbak verwijderen.
A01329-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in het bereik Alosmaken en in het bereik
Bnaar achter schuiven.
Deksel luchtfilterbak verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
12.23 Deksel luchtfilterbak monteren
A01329-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Bvasthaken en in bereik A
vergrendelen.
A01328-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel lucht-
filterbak
EJOT PT®
K60x20-Z
3 Nm
Zadel monteren. ( pag. 62)
A01329-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Bvasthaken en in bereik A
vergrendelen.
12.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 63)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
65
W00216-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip 1losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder ver-
wijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
12.25 Luchtfilter monteren
W00457-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik Ainvetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
W00217-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen 1in bus Bpositioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Bevestigingslip 2inhaken.
Borgpen 3wordt door bevestigingslip 2op zijn plaats
gehouden.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kunnen
stof en vuil in de motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
12.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 63)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 64)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
F03685-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en
goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 144)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 144)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting stevig vastzit en niet is
beschadigd.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 65)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
12.27 Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 63)
A01375-10
Hoofdwerk
Bij de markering Aeen gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
12.28 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
A01330-10
(alle EU-modellen)
Veer 1losmaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven 2verwijderen en einddemper met katalysator ver-
wijderen.
(alle US-modellen)
Veer 1losmaken.
Veerhaak (50305017000C1)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
67
Schroeven 2verwijderen en einddemper verwijderen.
12.29 Einddemper monteren
S02101-10
(alle EU-modellen)
Katalysator in de einddemper positioneren.
A01331-10
Einddemper plaatsen. Schroeven 1met ringen monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Veer 2vasthaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
12.30 spark-arrestor reinigen (EW 500F US)
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na verloop van tijd zetten zich op de spark-arrestor roetdeeltjes af.
Daardoor verandert de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 66)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
H01763-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen, eindkap 2met keerring 3verwijderen.
Info
Glasvezelvulling niet verwijderen.
Voorzichtig
Gevaar voor de gezondheidRoetdeeltjes irriteren de ogen en slijmvliezen.
Draag een geschikte adem- en oogbescherming bij het reinigen van de de einddemper en het koolstoffil-
ter.
Einddemper-huls 4en zeef 5van de spark-arrestor met perslucht reinigen.
Nieuwe keerring 3op de eindkap 2monteren.
Eindkap 2positioneren. Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van einddemper M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 67)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
69
12.31 Glasvezelvulling van de einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van de glasvezelvulling naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 66)
V01735-10
Hoofdwerk
(EW 500F US)
Schroeven 1verwijderen.
Eindkap 2met keerring 3verwijderen.
Oude glasvezelvulling verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling 4in de einddemper monteren.
Keerring op de eindkap monteren.
Eindkap positioneren.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van eind-
demper
M5 7 Nm
V01734-10
(alle EC-modellen)
Schroeven 1verwijderen.
Eindkap 2met keerring 3verwijderen.
Oude glasvezelvulling verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling 4in de einddemper monteren.
Keerring op de eindkap monteren.
Eindkap positioneren.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van eind-
demper
M5 7 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 67)
12.32 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 63)
Zadel verwijderen. ( pag. 62)
W00346-10
Hoofdwerk
Snelsluitkoppeling 1grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofleiding kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Wasdopset 2monteren.
Waskappenset (81212016100)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
71
W00342-10
Stekker 3van brandstofpomp loskoppelen.
Schroef 4met rubberbus verwijderen.
A01349-10
Schroeven 5verwijderen.
Claxon met claxonhouder opzij hangen.
F03212-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateur trekken en brandstof-
tank naar boven toe verwijderen.
12.33 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 78)
F03212-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant vóór de
radiateur vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of wor-
den beschadigd.
W00342-11
Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
Schroef 1met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Stekker 2van de brandstofpomp verbinden.
A01350-10
Claxon met claxonhouder positioneren.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstoftank-
spoiler aan radiateur
M6 6 Nm
W00348-10
Waskappenset verwijderen.
Snelsluitkoppeling grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en keerring van de
snelsluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 144)
Snelsluitkoppeling 4in elkaar steken.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het
uitlaatsysteem leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
73
12.34 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 73)
12.35 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 144)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
12.36 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert
het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
F03213-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trekken en
de kettingspanning Abepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting 1moet daarbij gespan-
nen zijn.
Als de kettingbescherming gemonteerd is moet de ketting
minimaal tot de aanslag aan de kettingbescherming B
omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de
meting op verschillende plekken van de ketting worden her-
haald.
Kettingspanning 55 … 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 74)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12.37 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert
het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
Kettingspanning controleren. ( pag. 74)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
75
F03214-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3links en
rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55 … 58 mm
Stelschroeven 3links en rechts zodanig draaien dat de marke-
ringen aan de linker en rechter kettingspanner in dezelfde positie
staan t.o.v. de referentiemarkeringen A. Zo is het achterwiel
correct uitgelijnd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroeven 3
liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner (32 mm)
kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende secundaire
overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 4kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12.38 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten
altijd samen worden vervangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
76
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor het meten van de
kettingslijtage
10 … 15 kg
De afstand Bvan 18 kettingschakels aan het onderste deel van de
ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de
meting op verschillende plekken van de ketting worden her-
haald.
Maximale afstand Bvan 18
kettingschakels op het langste
stuk van de ketting
272 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten
ook het kettingwiel en het ketting-aandrijfwiel wor-
den vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten ket-
tingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
W00303-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde
hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M6 6 Nm
Loctite®243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
77
W00304-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde
hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
401760-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettingge-
leiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is ver-
sleten:
Kettinggeleiding vervangen.
W00305-10
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
78
12.39 Frame controleren
T04506-01
Frame op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als het frame beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties aan het frame zijn niet toegestaan.
12.40 Achterbrug controleren
F03219-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming contro-
leren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties van de achterbrug zijn niet toegestaan.
12.41 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 63)
Zadel verwijderen. ( pag. 62)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 70)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
79
F03220-01
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van het
stuur, boven de brandstoftankrol, naar het smoorklephuis gelegd
zijn. Beide gasbowdenkabels moeten achter de rubberband van
de brandstoftankhouder geborgd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 71)
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
12.42 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en
slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls en rechts op
de handgreep van de gashendel gevulkaniseerd. De linker
huls is op het stuur vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen met
de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
Rubberen stuurcover vervangen.
W00325-10
(alle EU-modellen)
Schroef 1op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite®243™
De ruit Amoet zoals op de afbeelding zijn gepositioneerd.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
80
W00326-10
(alle US-modellen)
Schroef 1op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite®243™
De ruit Amoet zoals op de afbeelding zijn gepositioneerd.
12.43 Quickshifter programmeren (optioneel)
Info
Als het schakelvermogen van de Quickshifter minder wordt, moet de Quickshifter opnieuw worden geprogram-
meerd.
F03760-12
Werkstappen voor het starten uitvoeren. ( pag. 33)
QS-knop 1minstens 10 seconden ingedrukt houden.
QScontrolelampje knippert.
Koppelingshendel intrekken, in de 1e versnelling zetten en de ver-
snellingshendel tot de aanslag omlaag gedrukt houden.
QS-knop 1kort indrukken.
QScontrolelampje brandt blauw, programmeren was succes-
vol.
Info
Als de Quickshifter niet kan worden geactiveerd, was het
programmeren niet succesvol en moet het worden her-
haald.
12.44 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
A01332-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de
koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de
koppelingshendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen
geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
81
12.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
F03222-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de hydrauli-
sche koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan boven-
kant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 142)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
82
12.46 Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
F03222-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de hydrauli-
sche koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
H04934-10
Ontluchtingsspuit 4met de juiste vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 142)
Van de koppelingsnemercilinder de beschermkap verwijderen, ont-
luchtingsschroef 5verwijderen en ontluchtingsspuit 4monte-
ren.
F03223-10
Vervolgens zoveel vloeistof in het systeem spuiten totdat deze er
door de openingen 6van de koppelingscilinder weer zonder lucht-
bellen uitkomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en
vastdraaien. Beschermkap monteren.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan boven-
kant van reservoir
4 mm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
83
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
13 REMSYSTEEM
84
13.1 Uitgangspositie van de remhendel instellen
F03161-11
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1aan de
grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de
remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de
remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen
geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken van
de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van
het raakvlak van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorgeschreven
waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en vervor-
ming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
REMSYSTEEM 13
85
13.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versle-
ten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
F03262-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering Ais gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 85)
13.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
13 REMSYSTEEM
86
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controle-
ren. ( pag. 86)
T04631-01
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot maat Abijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 142)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
13.5 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
87
F03227-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale voeringdikte A
hebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 87)
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 87)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebruiken.
13.6 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
13 REMSYSTEEM
88
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor GASGASmotorfietsen goedgekeurd en toegelaten. Opbouw en wrijvingscoëffici-
ënt van de remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele
toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de
fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door GASGAS zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
A01333-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
S05112-10
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers
naar achteren te drukken. Erop letten dat er geen remvloeistof uit
het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuigers het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
Splitpennen 4verwijderen.
Bout 5eruit trekken.
Remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
S04465-10
Controleren of het veerblad 6in het remzadel en de remplaket-
glijplaat 7in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
REMSYSTEEM 13
89
S05113-10
Nieuwe remplaketten plaatsen.
Bout 5monteren.
Het veerblad 6grijpt in de groef van de bout.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Splitpennen 4monteren.
Voorgeschreven waarde
Buitenste veerstekker van voren naar achteren monteren.
Binnenste veerstekker van achteren naar voren monteren.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
A01334-10
Remvloeistofpeil corrigeren op maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 142)
Deksel 2met membraan 3positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
13.7 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM
90
402026-10
Veer 1losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en
weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 90)
Veer 1vasthaken.
13.8 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
F03229-10
Veer 1losmaken.
Moer 4losdraaien en met drukstang 5terugdraaien totdat de
maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rem-
pedaal moer 2losdraaien en schroef 3draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 5zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is. Eventu-
eel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef 3tegenhouden en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer pedaalhende-
laanslag achter
M8 20 Nm
Drukstang 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Veer 1vasthaken.
REMSYSTEEM 13
91
13.9 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versle-
ten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
F03230-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering Ais gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 91)
13.10 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
13 REMSYSTEEM
92
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem contro-
leren. ( pag. 92)
Framebescherming demonteren. ( pag. 53)
A01384-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met membraan 2en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering Avullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 142)
Schroefdop met membraan en keerring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 54)
13.11 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
F03232-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale voeringdikte A
hebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 93)
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 93)
Borging de remvoeringen controleren.
REMSYSTEEM 13
93
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebruiken.
13.12 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor GASGASmotorfietsen goedgekeurd en toegelaten. Opbouw en wrijvingscoëffici-
ënt van de remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele
toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de
fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door GASGAS zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 53)
13 REMSYSTEEM
94
A01382-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met membraan 2en keerring verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen dat
er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
F03234-10
Splitpennen 3verwijderen, bouten 4eruit trekken en rempla-
ketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
F03235-10
Controleren of het veerblad 5in het remzadel en de remplaket-
glijplaat 6in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
F03236-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpennen
monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
A01384-10
Remvloeistofpeil tot markering Acorrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 142)
Schroefdop 1met membraan 2en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 54)
WIELEN, BANDEN 14
95
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
S04473-01
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers
naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuigers het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
S04474-10
Schroef 1enkele slagen losdraaien.
Schroeven 2losdraaien.
Op de schroef 1drukken om de steekas uit de asopname te schui-
ven.
Schroef 1verwijderen.
S04475-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet
wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de voor-
vork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
H00934-10
Afstandsbussen 3verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN
96
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbussen
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
S04474-11
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de
remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
WIELEN, BANDEN 14
97
F03238-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger
naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
Moer 1verwijderen.
Kettingspanner 2verwijderen. Steekas 3slechts zo ver eruit
trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het ket-
tingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet
wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit de
achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemon-
teerd.
H03002-10
Afstandsbussen 4verwijderen.
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
14 WIELEN, BANDEN
98
H03001-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbussen
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
Afstandsbussen erin zetten.
F03237-10
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
Achterwiel positioneren en steekas 2erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
F03214-11
Kettingspanner 3positioneren. Moer 4monteren, maar nog
niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 3tegen de stelschroeven 5
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 74)
Moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner (32 mm)
kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende secundaire
overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 3kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
WIELEN, BANDEN 14
99
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door GASGAS Motorcycles vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die
tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen
tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale wet-
geving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier cijfers
van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste twee cijfers
wijzen op de week van de productie en de laatste twee cij-
fers op het productiejaar.
GASGAS Motorcycles adviseert de banden te wisselen, onaf-
hankelijk van de daadwerkelijke slijtage van de banden, ech-
ter uiterlijk na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Bandenspanning weg
voor 2,0 bar
14 WIELEN, BANDEN
100
achter 2,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot gevolg-
schade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn gespannen,
ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van
de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spa-
ken met gelijke lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op
verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
ELEKTRONICA 15
101
15.1 12V-accu demonteren
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 63)
Zadel verwijderen. ( pag. 62)
A01339-10
Hoofdwerk
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stof-
fen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde
ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als
u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de minimum-
spanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor
laden
9 V
Voer 12V-accu’s volgens de voorschriften af, als de
minimumspanning werd onderschreden.
Minkabel 1van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking naar achteren trekken en pluskabel 2van de
12V-accu loskoppelen.
Startrelais 3en OCU 4van de houder trekken en opzij hangen.
Accuhouderschroef 5eraf schroeven.
A01340-10
Accuhouder opzij schuiven en loshaken.
12V-accu naar boven toe verwijderen.
15 ELEKTRONICA
102
15.2 12V-accu monteren
A01341-10
Hoofdwerk
12V-accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen en met
de bevestigingsbeugel vastzetten.
12V-accu (HJTZ5S-FP-C) ( pag. 137)
A01343-10
Accuhouderschroef 1vastschroeven.
Het startrelais 2en OCU 3aan de bevestigingsbeugel vastha-
ken.
Pluskabel 4met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Minkabel 5met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
15.3 12V-accu laden
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
ELEKTRONICA 15
103
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en capaciteitsverlies op, waardoor de 12V-accu
wordt vernield.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 63)
Zadel verwijderen. ( pag. 62)
12V-accu demonteren. ( pag. 101)
F01568-10
Hoofdwerk
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stof-
fen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde
ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als
u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de minimum-
spanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor
laden
9 V
Voer 12V-accu’s volgens de voorschriften af, als de
minimumspanning werd onderschreden.
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
12V-accu niet opladen.
12V-accu vervangen en oude 12V-accu op de juiste manier
afvoeren.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 12 h
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
6 maanden
Optimale laad- en
opslagtemperatuur van de
lithium-ion-accu
10 … 20 °C
Acculader (79629974000)
15 ELEKTRONICA
104
Deze acculader test of de 12V-accu de spanning vasthoudt.
Bovendien kan met deze acculader de 12-V-accu niet wor-
den overladen. De oplaadtijd kan bij lage temperaturen lan-
ger zijn.
Deze acculader is uitsluitend geschikt voor lithium-ijzer-
fosfaat-accu’s. De bijgevoegde GASGAS Technical Accesso-
ries-handleiding in acht nemen.
Info
Als laadstroom, laadspanning of laadduur worden
overschreden, dan vernielt dit de 12V-accu.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diep-
teontlading en capaciteitsverlies op, waardoor de
12V-accu wordt vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij.
Deksel 1nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu loskoppe-
len.
Nawerk
12V-accu monteren. ( pag. 102)
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbruikers van het voertuig gezekerd.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 63)
Zadel verwijderen. ( pag. 62)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 70)
ELEKTRONICA 15
105
A01380-10
Hoofdwerk
Beschermkappen 1verwijderen.
Defecte hoofdzekering 2verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 3.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109120) ( pag. 137)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabels leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 71)
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 64)
15.5 Koplampkap met koplamp demonteren
T04630-01
(alle EU-modellen)
Schroeven 1losdraaien.
Koplampkap naar boven schuiven en naar voren zwenken.
Remleiding en kabelstreng op de koplampkap losmaken.
(alle US-modellen)
Schroeven 1losdraaien.
Koplampkap naar boven schuiven en naar voren zwenken.
Remleiding en kabelstreng op de koplampkap losmaken.
W00351-10
Stekkerverbinding 2loskoppelen en koplampkap met koplamp
verwijderen.
15 ELEKTRONICA
106
W00350-10
(alle EU-modellen)
Stekkerverbindingen 2verbreken en koplampkap met kop-
lamp verwijderen.
15.6 Koplampkap met koplamp monteren
W00350-11
Hoofdwerk
Stekkerverbindingen 1verbinden.
W00351-11
(alle EU-modellen)
Remkabel en kabelboom in de remkabelgeleiding positioneren.
Koplampkap positioneren.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
T04630-02
(alle US-modellen)
Remkabel en kabelboom in de remkabelgeleiding positioneren.
Koplampkap positioneren.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 107)
ELEKTRONICA 15
107
15.7 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beperking van reflector en lampVet op de reflector vermindert het lichtrendement.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Vetresten op het lichtpeertje van de gloeilamp verminderen de warmtestraling, waardoor de lamp heter wordt en sneller
veroudert.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Raak het lichtpeertje niet met blote handen aan.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 105)
I00431-10
Hoofdwerk
Ledeenheid 1tot de aanslag tegen de klok in draaien en uit de
reflector trekken.
I00432-10
Nieuwe ledeenheid in de reflector plaatsen en tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Koplamp (Led)
Info
Erop letten dat de keerring 2goed zit.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 106)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 107)
15.8 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zet-
ten en in de hoogte van het midden van de koplamp een markering
aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand Bonder de eerste
markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B5 cm
Voertuig op afstand Arechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand A5 m
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampinstelling controleren.
15 ELEKTRONICA
108
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met
bestuurder die gereed is om te rijden precies op de onderste mar-
kering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 108)
15.9 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 107)
V00369-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Door zwenken van de koplamp de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met
bestuurder die gereed is om te rijden precies op de onderste mar-
kering liggen (aangebracht bij: Koplampinstelling controleren).
Info
Bij een gewichtsverandering kan het zijn dat de lichtbundel-
breedte van de koplamp gecorrigeerd moet worden.
Schroef 1vastdraaien.
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 107)
15.10 Knipperlichtlamp vervangen (alle EU-modellen)
Aanwijzing
Beperking van reflector en lampVet op de reflector vermindert het lichtrendement.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Vetresten op het lichtpeertje van de gloeilamp verminderen de warmtestraling, waardoor de lamp heter wordt en sneller
veroudert.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Raak het lichtpeertje niet met blote handen aan.
ELEKTRONICA 15
109
E00360-10
Hoofdwerk
Schroef aan de achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Knipperlichtglas 1voorzichtig verwijderen.
De oranje kap 2in de buurt van de uitsteeksels samenduwen en
verwijderen.
Knipperlichtlamp licht in de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in
draaien en uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok
mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 137)
Oranje kap monteren.
Knipperlichtglas positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef
met een kleine ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vast-
draaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
15.11 Batterij gecombineerd instrument vervangen
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 105)
F03251-10
Hoofdwerk
Schroeven 1met ringen verwijderen.
Gecombineerd instrument omhoog uit de houder trekken.
F03252-10
Beschermkap 2met een munt tot de aanslag tegen de klok in
draaien en verwijderen.
Batterij gecombineerd instrument 3verwijderen.
Nieuwe batterij gecombineerd instrument plaatsen met het
opschrift naar boven.
Accu gecombineerde instrument (CR 2430) ( pag. 137)
Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
15 ELEKTRONICA
110
F03253-10
Beschermkap 2positioneren en met een munt tot de aanslag met
de klok mee draaien.
Een willekeurige knop op het gecombineerde instrument indrukken.
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd.
Gecombineerd instrument in houder positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 106)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 107)
Gecombineerd instrument instellen. ( pag. 23)
15.12 Diagnosestekker
F03736-10
De diagnosestekker 1bevindt zicht onder het zadel.
15.13 OCU
W00331-10
De OCU 1bevindt zich onder het zadel.
De OCU vervangt de elektronische zekeringen en relais.
Alle uitgangen worden afhankelijk van de signalen van de spanningsrege-
laar en de ECU geschakeld.
Bij overstroom worden de uitgangen afzonderlijk gedeactiveerd.
Dit maakt een eenvoudige foutherkenning mogelijk, omdat de status van
elke uitgang door een led wordt weergegeven.
De OCU bewaakt het elektronische systeem volledig onafhankelijk.
Zodra een weergegeven fout is verholpen, wisselt de lichtstatus van de
OCU van rood naar groen.
Overzicht
AContact
BLicht
CRemlicht + claxon
DBrandstofpomp
ERadiateurventilator
KOELSYSTEEM 16
111
16.1 Koelsysteem
F03739-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen circulatie
van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld
door een klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen reke-
ning moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelrib-
ben verlagen de koelwerking.
Een aanvullende koeling vindt plaats door de radiateurventilator die
afhankelijk van de temperatuur wordt ingeschakeld.
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25…45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
16 KOELSYSTEEM
112
Koelmiddel ( pag. 142)
Radiateurdop monteren.
16.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 142)
Radiateurdop monteren.
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 16
113
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
F03739-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
16.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
F03255-10
Hoofdwerk
Controleren of schroef 1met het juiste moment is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat Avia de radiateurlamellen vullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel
( pag. 142)
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 112)
16 KOELSYSTEEM
114
16.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
F03739-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
F03255-10
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
Koelmiddel tot maat Aboven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel
( pag. 142)
Radiateurdop 2monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 112)
MOTOR AFSTELLEN 17
115
17.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling gaskabel Abepalen.
Speling gaskabel 3 … 5 mm
» Als de speling gaskabel niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 115)
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
Als de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-
startknop terug in de uitgangspositie.
» Als de koude-startknop niet in de uitgangspositie terugspringt:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 115)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur over
het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 115)
17.2 Speling gaskabel instellen
Info
Als de gasbowdenkabels correct zijn gelegd, hoeft de brandstoftank niet te worden gedemonteerd.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 63)
Zadel verwijderen. ( pag. 62)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 70)
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 78)
17 MOTOR AFSTELLEN
116
A01346-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Moer 2losdraaien.
Stelschroef 3helemaal indraaien.
Moer 4losdraaien.
Koude-startknop 6tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef 5zo draaien dat de koude-startknop terug naar de
uitgangspositie beweegt wanneer de gashendel naar voren wordt
gedraaid.
Moer 4vastdraaien.
Stelschroef 3zo draaien, dat bij de gashendel speling gaskabel
aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3 … 5 mm
Moer 2vastdraaien.
Manchet 1erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 115)
17.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen
Info
Op de gashendel kunnen de eigenschappen van de gasrespons door de vervanging van de gaskabelschijf worden
veranderd.
Een gaskabelschijf met een andere karakteristiek is inbegrepen.
A01348-10
Hoofdwerk
Manchet 1terugschuiven.
Schroeven 2en halve schalen 3verwijderen.
Gaskabels losmaken en handgreep verwijderen.
MOTOR AFSTELLEN 17
117
102246-10
Gaskabelschijf 4van de handgreep 5verwijderen.
Gewenste gaskabelschijf op de handgreep positioneren.
Voorgeschreven waarde
De aanduiding OUTSIDE moet zichtbaar zijn. De markering A
moet bij de markering Bgepositioneerd zijn.
Gaskabelschijf grijs (79002014000)
Alternatief 1
Gaskabelschijf zwart (79002014100)
Info
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep langzaam.
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep snel.
De grijze gaskabelschijf is bij levering gemonteerd.
A01344-10
Stuur aan buitenzijde en handgreep aan binnenzijde reinigen. Hand-
greep op het stuur schuiven.
Gaskabels in de gaskabelschijf bevestigen en op hun plaats brengen.
Halve schalen 3positioneren, schroeven 2monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 5 Nm
Manchet 1erop schuiven en gashendel controleren op soepele
werking.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 115)
17.4 Mapping wijzigen (optioneel)
Voorzichtig
Vervallen van de toelating voor de openbare weg en de verzekeringAls de combinatieschakelaar is gemon-
teerd, vervalt de eventuele toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en niet op de openbare weg, als de combinatieschakelaar is
gemonteerd.
Info
Met de TC knop kan de tractiecontrole worden geactiveerd.
De Mapping kan ook tijdens het rijden worden gewijzigd.
17 MOTOR AFSTELLEN
118
F03762-10
STANDARD Mapping activeren:
Knop 1indrukken.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
Controlelampje Abrandt.
STANDARD gecompenseerde respons
Info
Met de TCknop 3kan de tractiecontrole aanvullend
worden geactiveerd.
F03763-10
ADVANCED Mapping activeren:
Knop 2indrukken.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
Controlelampje Bbrandt.
ADVANCED directe respons
Info
Met de TCknop 3kan de tractiecontrole aanvullend
worden geactiveerd.
17.5 stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u
graag van dienst.)
A01322-10
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de
uitgangspositie. ( pag. 19)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Door het verdraaien van de regelschroef stationair toerental 1het
stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.800 … 1.900 1/min
Bedrijfsurenteller met toerenteller (A54012920100)
MOTOR AFSTELLEN 17
119
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toerental.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toerental.
17.6 Smoorkleppositie programmeren
Info
Als de besturingsunit herkent dat de smoorkleppositie bij stationair toerental opnieuw moet worden geprogram-
meerd, knippert het controlelampje storing 2x per seconde.
H02263-10
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voertuig met stationair toerental laten draaien.
Het controlelampje storing knippert niet meer zodra het pro-
grammeren is afgesloten.
Info
Als de motor te warm wordt, een afkoelrit bij gemiddeld
toerental maken.
De motor vervolgens niet uitschakelen, maar stationair ver-
der laten draaien tot het programmeren afgesloten is.
17.7 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand Atussen
de bovenkant van de laars en de versnellingshendel meten.
Afstand versnellingshendel tot
bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 120)
17 MOTOR AFSTELLEN
120
17.8 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef 1met ringen verwijderen en versnellingshendel 2eraf
halen.
401951-10
Vertanding Avan versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en
de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuig-
componenten niet raken.
Schroef met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6x16 14 Nm
Loctite®243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
121
18.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
A01353-10
Snelsluitkoppeling 1grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Brandstofzeef 2uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schuiven.
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en O-ring van de snel-
sluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 144)
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
122
Motor starten en respons controleren.
18.2 Motoroliepeil controleren
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
F03260-10
Voorwaarde
Motor is warm.
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
De motorolie ligt tussen de onderkant Aen midden Bvan
het kijkglas.
»Als de motorolie niet tot de onderkant Avan het kijk-
glas komt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 125)
18.3 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Motorolie bij warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
F03774-10
Hoofdwerk
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olieaftapschroef 1met magneet en afdichtring verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
123
F03775-10
Sluitschroef 2met korte oliezeef en keerringen verwijderen.
Info
Schroef Aniet verwijderen.
H05063-10
Sluitschroef 3met lange oliezeef 4en keerringen verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
F03775-11
Sluitschroef 2met korte oliezeef en keerringen monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
F03776-10
Lange oliezeef 4met keerringen op een pijpsleutel positioneren.
Pijpsleutel door de boring van de sluitschroef in de tegenoverlig-
gende motorhuishelft positioneren.
Oliezeef tot de aanslag in het motorhuis schuiven.
H05065-10
Sluitschroef 3met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef 1met magneet en nieuwe afdichtring monteren
en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
124
H05066-10
Schroeven 5verwijderen. Oliefilterdeksel met keerring verwijde-
ren.
H05067-10
Oliefilter 6uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
H05068-10
Motorfiets op zijkant leggen en oliefilterhuis ongeveer vullen met
motorolie.
Nieuw oliefilter in het oliefilterhuis plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie en met oliefilter-
deksel 7monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M6x16 10 Nm
Motorfiets opstellen.
H01713-10
Olievulschroef 8met keerring verwijderen en motorolie bijvullen.
Motorolie 1,2 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 142)
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt
tot voortijdige slijtage van de motor.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 122)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
125
18.4 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
F03261-10
Hoofdwerk
Olievulschroef 1met keerring van het koppelingsdeksel verwijde-
ren.
Motorolie tot midden Avan kijkglas vullen.
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 142)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aange-
raden geen verschillende motoroliesoorten te mengen.
GASGAS Motorcycles adviseert de motorolie te verversen als
dat nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 122)
19 REINIGING, ONDERHOUD
126
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Om het indringen van water te voorkomen, het uitlaatsysteem
afsluiten.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel verkrijgbare
motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 144)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfiets-
reiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen,
altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afge-
spoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten
en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtempera-
tuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegan-
kelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 73)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en
het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
REINIGING, ONDERHOUD 19
127
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 144)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en
kunststofvlakken ( pag. 145)
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als het voertuig ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de wegen.
Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water worden gerei-
nigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 126)
Remsysteem reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels en
remplaketten, in afgekoelde en gemonteerde toestand,
grondig met koud water reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het voer-
tuig grondig met koud water worden gereinigd en goed wor-
den gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen
(m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een antiroestmiddel
op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtko-
men omdat daardoor de remwerking sterk wordt vermin-
derd.
Ketting reinigen. ( pag. 73)
20 STALLING
128
20.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er
servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering
(minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brand-
stofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 144)
Brandstof tanken. ( pag. 38)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daarbij
brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
Motorfiets reinigen. ( pag. 126)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen.
( pag. 122)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 111)
Bandenspanning controleren. ( pag. 99)
12V-accu demonteren. ( pag. 101)
12V-accu laden. ( pag. 102)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstelling
aan directe zonnestralen
0 … 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote
temperatuurschommelingen.
Info
GASGAS Motorcycles adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 50)
De motorfiets het beste afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil
of een deken. In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er
roest ontstaat.
STALLING 20
129
Info
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor
korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet
voldoende warm wordt, condenseert de waterdamp die bij
de verbranding ontstaat en dit leidt ertoe dat de ventielen
en uitlaatsysteem gaan roesten.
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 50)
12V-accu monteren. ( pag. 102)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 33)
Een proefrit maken.
21 OPSPOREN VAN FOUTEN
130
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (startmo-
tor)
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 33)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 102)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 104)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 33)
Snelsluitkoppeling niet in elkaar
gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Zekering 1doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke elektri-
sche verbruikers vervangen.
Zekering 4doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke elektri-
sche verbruikers vervangen.
Stationaire toerental verkeerd
ingesteld
Stationair toerental instellen.
( pag. 118)
Bougie verroest of nat Bougie en bougiedop reinigen en drogen,
indien nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bougie
te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
1,0 mm
Ontstekingssysteem defect Ontstekingssysteem controleren.
Ontstekingskabel in de kabelboom
versleten, uitschakelknop of nood-
stopschakelaar defect
Kabelboom controleren. (visuele controle).
Elektrische installatie controleren.
Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Motor start niet Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Ontstekingssysteem defect Bobine secundaire wikkeling controle-
ren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Motorvermogen te laag Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 65)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Brandstofzeef sterk vervuild Brandstofzeef vervangen. ( pag. 121)
Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd
of heeft te weinig glasvezelvulling
in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem bescha-
digd is.
Glasvezelvulling van de einddemper ver-
vangen. ( pag. 69)
Te weinig klepspeling Klepspeling instellen.
OPSPOREN VAN FOUTEN 21
131
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motorvermogen te laag Ontstekingssysteem defect Bobine secundaire wikkeling controle-
ren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 38)
Zekering 1doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke elektri-
sche verbruikers vervangen.
Zekering 4doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke elektri-
sche verbruikers vervangen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsys-
teem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 112)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Koelerlamellen sterk vervuild Koelerlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 112)
Koelmiddel vullen. ( pag. 113)
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Voorgeschreven waarde
Openingstemperatuur: 70 °C
Defect aan radiateurventilatiesys-
teem
Radiateurventilator controleren.
Zekering 4controleren.
Radiateurventilator controleren.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Bedrading op beschadiging controleren en
elektrische stekkerverbindingen op roest-
vorming en beschadiging controleren.
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien
nodig vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 122)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen
en oliezeef reinigen. ( pag. 122)
Zuigers resp. cilinders versleten Zuiger/cilinder - inbouwspeling bepalen.
12V-accu ontladen 12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Ongewilde elektrische verbruiker Ruststroom controleren.
Waarden in het gecombineerde
instrument gewist (tijd, chrono-
meter, rondetijden)
De batterij gecombineerd instru-
ment is leeg
Batterij gecombineerd instrument vervan-
gen. ( pag. 109)
Groot licht, dimlicht, achterlicht,
positielicht en nummerplaatver-
lichting werken niet
Zekering 2doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke elektri-
sche verbruikers vervangen.
Claxon, remlicht, richtingaanwijzer
en radiateurventilator werken niet
Zekering 3doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke elektri-
sche verbruikers vervangen.
22 KNIPPERCODE
132
Info
De knippercodes worden alleen door de niet-gehomologeerde versie van het voertuig weergegeven.
Knippercode controle-
lampje storing
02a Controlelampje storing knippert 2x per seconde
Voorwaarde voor fout Smoorkleppositie programmeren vereist
Knippercode controle-
lampje storing
02 Controlelampje storing knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Toerentalsensor krukas storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
06 Controlelampje storing knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Smoorklep-positiesensor circuit A - ingangssignaal te laag
Smoorklep-positiesensor circuit A - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
09 Controlelampje storing knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
12 Controlelampje storing knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Koelmiddeltemperatuursensor - ingangssignaal te laag
Koelmiddeltemperatuursensor - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
13 Controlelampje storing knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht ingangssignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
15 Controlelampje storing knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Kantelsensor ingangssignaal te laag
Kantelsensor ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
21 Controlelampje storing knippert 2x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Accuspanning°-°ingangsspanning te hoog
KNIPPERCODE 22
133
Knippercode controle-
lampje storing
22 Controlelampje storing knippert 2x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Versnellingsherkenningssensor - ingangsspanning te hoog
Versnellingsherkenningssensor - ingangsspanning te laag
Knippercode controle-
lampje storing
33 Controlelampje storing knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep cilinder 1 - storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
37 Controlelampje storing knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
41 Controlelampje storing knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te laag
23 TECHNISCHE GEGEVENS
134
23.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld
Cilinderinhoud (alle 450modellen) 449,9 cm³
Cilinderinhoud (alle 500modellen) 510,9 cm³
Slag (alle 450modellen) 63,4 mm
Slag (alle 500modellen) 72 mm
Boorgat 95 mm
Compressieverhouding 12,75:1
Stationair toerental 1.800 … 1.900 1/min
Distributie OHC, 4 kleppen door tuimelaar aangestuurd
Klepdiameter inlaat 40 mm
Klepdiameter uitlaat 33 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,10 … 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,12 … 0,17 mm
Krukaslagers 2 cilinderrollager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigerboutlager Lagerbus
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 2 trochoïde pompen
Primaire overbrenging 29:72
Koppeling Meerplaatskoppeling in oliebad, hydraulisch bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:33
2e versnelling 16:30
3e versnelling 18:26
4e versnelling 22:26
5e versnelling 23:23
6e versnelling 26:22
Dynamo 14 V, 70 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekings-
systeem met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LZMAR8BI - 10
Elektrodenafstand bougie 1,0 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel
door waterpomp
Starthulp Startmotor
TECHNISCHE GEGEVENS 23
135
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef olievernevelaar gebogen voor
zuigerkoeling
M4 2 Nm
Loctite®243™
Olievernevelaar voor zuigerkoeling M5 2 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite®2701™
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef veerschotel koppeling M5 8 Nm
Schroef versnellingsherkenningssen-
sor
M5x14 5 Nm
Loctite®243™
Bout koppelingscilinder M6 10 Nm
Moer waterpompwiel M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef aansluiting brandstofdamp-
terughoudsysteem
M6 5 Nm
Schroef afsluiting brandstofdamp-
terughoudsysteem
M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef cilinderkop M6x75 10 Nm
Schroef distributiekettingspanner M6 10 Nm
Schroef distributieketting-
uitvalbescherming
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef oliefilterdop M6x16 10 Nm
Schroef schakelpal M6x30 10 Nm
Loctite®243™
Schroef spanrail M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef startmotor M6x25 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6x16 10 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendel M6x16 14 Nm
Loctite®243™
Afsluitschroef krukasborgschroef M8 10 Nm
Krukasborgbout M8 10 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm
Loctite®2701™
Bougie M10x1 10 … 12 Nm
Schroef rotor M10x1 70 Nm
Koelmiddeltemperatuursensor M10x1,25 12 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
136
Schroef cilinderkop M10x1,25 1e niveau
10 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
50 Nm
Kraag en schroefdraad geolied
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Sluitschroef oliedrukregelklep M12x1,5 20 Nm
Moer koppelingsmeenemer M18x1,5 100 Nm
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 120 Nm
Sluitschroef oliezeef M20x1,5 15 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M24x1,5 18 Nm
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 1,2 l Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 142)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel ( pag. 142)
23.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstoftankinhoud totaal ca. 8,5 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 142)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
23.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork WPXPLOR OC
Veerweg
voor 300 mm
achter 310 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper WP XPLOR LDS
Remsysteem Schijfremmen, remzadels vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
137
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Bandenspanning weg
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Secundaire overbrenging (EC 450F EU) 14:52 (13:52)
Secundaire overbrenging (EC 500F EU) 14:50 (13:50)
Secundaire overbrenging (EW 500F US) 14:48
Secundaire overbrenging (EC 450 F US) 13:52
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,9°
Wielstand 1.488 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast 963 mm
Los van de bodem, onbelast 347 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (EW 500F US) 110,6 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (alle 450modellen) 107,4 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (alle 500modellen) 109 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
23.5 Elektronica
12V-accu HJTZ5S-FP-C Lithium-ion-accu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
onderhoudsvrij
Accu gecombineerde instrument CR 2430 Accuspanning: 3 V
Zekering 58011109120 20 A
Koplamp Led
Zijlicht Led
Controlelampjes W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
Richtingaanwijzer R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23 TECHNISCHE GEGEVENS
138
23.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(alle EU-modellen) 90/90 - 21 M/C 54R M+S TT
MAXXIS Maxx Enduro
140/80 - 18 M/C 70R TT
MAXXIS Maxx Enduro
(alle US-modellen) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX33F
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX AT81
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve fabrikanten
een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke goedkeuringsvoor-
schriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer informatie vindt u in het
servicegedeelte onder:
http://www.gasgas.com
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork A590C169X401000
Voorvork WPXPLOR OC
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 474 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 4,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 4,8 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 5,0 N/mm
Lengte voorvork 940 mm
Voorvorkolie per vorkpoot 635 ± 10 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
( pag. 143)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper A390C467X408000
Schokdemper WP XPLOR LDS
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
TECHNISCHE GEGEVENS 23
139
Sport 12 klikken
Veervoorspanning 7 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 48 N/mm
Veerlengte 240 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 40 mm
Dynamische veerweg 110 mm
Inbouwlengte 456,3 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 143)
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Brandstofaansluiting aan brandstof-
pomp
EJOT PT®K60x30-Z 2,5 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT®K60x25Z 2 Nm
Schroef aanzuiglucht-
temperatuursensor
EJOT PT®K50x18 0,7 Nm
Schroef spoilerbevestiging EJOT PT®K60x23/18 2,5 Nm
Schroef start-stopschakelaar EJOT PT®K50x18 T20 2 Nm
Schroef zadelbevestiging voor EJOT PT®K60x23/18 2,5 Nm
Slangaansluiting actievekoolfilter - 3,8 Nm
Slangklem radiateur - 2,4 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite®243™
Schroefverbinding inlaatmanchet naar
smoorklephuis
M4 2,8 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef framebescherming M5 3 Nm
Schroef lichtschakelaar M5 1 Nm
Schroef richtingaanwijzerschakelaar M5 1 Nm
Schroef smoorklepdeksel M5 2,6 Nm
Schroef spoiler aan brandstoftank
(alle EC-modellen)
M5x12 1,5 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Moer gaskabel aan smoorklep M6 3 Nm
Moer startmotor M6 4 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accuhouderbeugel M6 6 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
140
Schroef brandstoftankspoiler aan radi-
ateur
M6 6 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef glijblok M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef kabel aan startrelais M6 6 Nm
Schroef kettinggeleiding aan achter-
brug achter
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef kettinggeleiding aan achter-
brug voor
M6 10 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang op
remcilinder achter
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef koppelingshendel M6 5 Nm
Schroef remhendel M6 5 Nm
Schroef remkabelgeleiding aan ach-
terbrug
M6 4,5 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef spatbord M6 12 Nm
Schroef stekkerboard met gecombi-
neerd instrument
M6 5 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite®2701™
Moer pedaalhendelaanslag achter M8 20 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M8 15 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bochtstuk op motorstang M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef console boven M8 35 Nm
Loctite®2701™
Schroef console onder M8 30 Nm
Loctite®2701™
Schroef motorsteun aan frame M8x15 25 Nm
Loctite®2701™
Schroef motorsteun aan motor M8x20 25 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef wieltoerentalsensor aan asop-
name
M8 4,5 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
141
Schroef zijstandaardbevestiging M8 33 Nm
Loctite®2701™
Motorschroef M10 60 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite®243™
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm
Loctite®2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm
Loctite®2701™
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer haakse hendel aan achterbrug M16x1,5 80 Nm
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M16x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Schroefkoppeling koelsysteem M24x1,5 7,5 Nm
24 GEBRUIKSSTOFFEN
142
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv.
E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minderwaardige
en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen alleen
door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als het koel-
middel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (verdraagbaar-
heid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 146)
SAE ( pag. 146) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
GEBRUIKSSTOFFEN 24
143
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 146) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de
geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 146) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschap-
pen heeft.
25 HULPSTOFFEN
144
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Dirt Remover
Siliconenspray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Silicone Spray
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF®
LGHB 2
HULPSTOFFEN 25
145
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
26 NORMEN
146
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensren-
dement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van
hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 27
147
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de voertui-
gelektronica bewaakt
- Quickshifter Functie van de motorelektronica voor opschakelen zonder
bediening van de koppeling
28 LIJST MET AFKORTINGEN
148
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 29
149
29.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve
rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-dealer.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
29.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
150
INDEX
1
12V-accu
demonteren ........................101
laden ............................102
monteren ..........................102
startvermogen ....................... 29
A
Achterbrug
controleren ......................... 78
Achterwiel
demonteren ........................ 96
monteren .......................... 97
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 11
rechtsachter ........................ 12
Afbeeldingen .......................... 10
Antivries
controleren .........................111
B
Balhoofdlager
smeren ........................... 58
Bandenspanning
controleren ......................... 99
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . 42
Bedieningshandleiding ..................... 9
Bedrijfsmiddelen ....................... 10
Beoogd gebruik ......................... 6
Beschermende kleding ..................... 8
Brandstoftank
demonteren ........................ 70
monteren .......................... 71
Brandstofzeef
vervangen .........................121
C
Claxonknop ........................... 15
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren ........................ 63
monteren .......................... 64
voor borging voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . . 66
Diagnosestekker ........................110
Dynamische veerweg
instellen ........................... 46
E
Eigenschappen van de gasrespons
instellen ...........................116
Einddemper
demonteren ........................ 66
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . 69
monteren .......................... 67
spark-arrestor reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
F
Fabrieksgarantie ........................ 10
Frame
controleren ......................... 78
Framebescherming
demonteren ........................ 53
monteren .......................... 54
G
Garantie ............................. 10
Gashendel ............................ 15
Gaskabellegging
controleren ......................... 78
Gebruiksdefinitie ........................ 6
Gecombineerd instrument
batterij gecombineerd instrument vervangen . . . 109
instellen ........................... 23
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 24
melding ........................... 23
overzicht .......................... 23
service-indicatie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 25
tijdinstellen ........................ 25
H
Hoofdzekering
vervangen .........................104
Hulpstoffen ........................... 10
I
Inbedrijfname
nadestalling ........................129
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . . . 28
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling 33
Ingaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 43
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 42
K
Ketting
controleren ......................... 75
reinigen ........................... 73
Ketting-aandrijfwiel
controleren ......................... 75
Kettinggeleiding
controleren ......................... 75
Kettingspanning
controleren ......................... 74
INDEX
151
instellen ........................... 74
Kettingwiel
controleren ......................... 75
Klantenservice ......................... 10
Knippercode .......................132-133
Knipperlichtlamp
vervangen .........................108
Koelmiddel
aftappen ..........................112
antivries en koelmiddelpeil controleren . . . . . . . 111
peilcontroleren ......................112
vervangen .........................114
vullen ............................113
Koelsysteem ..........................111
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . 108
Koplampinstelling
controleren .........................107
Koplampkap met koplamp
demonteren ........................105
monteren ..........................106
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . 81
Koppelingshendel ....................... 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Koude-startknop ....................... 19
L
Lamp koplamp
vervangen .........................107
Lichtschakelaar ........................ 16
Luchtfilter
demonteren ........................ 64
monteren .......................... 65
reinigen ........................... 65
Luchtfilterbak
reinigen ........................... 65
M
Mapping
wijzigen (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Milieu ............................... 9
Motor
inrijden ........................... 29
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
reinigen ...........................126
vanhefboknemen .................... 50
Motornummer ......................... 14
Motorolie
bijvullen ...........................125
vervangen .........................122
Motoroliepeil
controleren .........................122
O
OCU ................................110
Oliefilter
vervangen .........................122
Oliezeef
reinigen ...........................122
Onderste kroonplaat
demonteren ........................ 54
monteren .......................... 55
Onjuist gebruik ......................... 6
Opsporen van fouten ..................130-131
Overzicht controlelampjes ................. 18
Q
Quickshifter
activeren (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
programmeren (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . 80
Quickshifter (optioneel) ................... 35
R
Regelschroef stationair toerental ............. 20
Remhendel ........................... 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Rempedaal ........................... 21
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Remschijven
controleren ......................... 84
Remsysteem ........................ 84-94
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 91
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 85
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 91
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 85
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 92
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 86
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 92
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 93
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . 87
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 86
Reserveonderdelen ...................... 10
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 16
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Rubberen stuurcovers
controleren ......................... 79
INDEX
152
S
Schokdemper
demonteren ........................ 59
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . 45
monteren .......................... 60
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . 44
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . 45
Service .............................. 10
Serviceschema ....................... 40-41
Sleutelnummer ........................ 14
Smoorkleppositie
programmeren ......................119
Spaakspanning
controleren .........................100
Spatbord voor
demonteren ........................ 58
monteren .......................... 59
Speling balhoofdlager
controleren ......................... 57
instellen ........................... 57
Speling gaskabel
controleren .........................115
instellen ...........................115
Stalling ...........................128-129
Starten .............................. 33
Startknop ............................ 17
Startknop/noodstopschakelaar .............. 16
Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage tempe-
raturen .............................. 29
Stationair toerental
instellen ...........................118
Stuur
ontgrendelen ....................... 22
vergrendelen ........................ 22
Stuurpositie ........................... 48
instellen ........................... 49
T
Tankdop
openen ........................... 18
sluiten ............................ 19
Tanken
brandstof .......................... 38
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . 139
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . 135
banden ...........................138
chassis ............................136
elektronica .........................137
motor ............................134
schokdemper .......................138
voorvork ..........................138
vulhoeveelheden .....................136
Toebehoren ........................... 10
Toestand van de banden
controleren ......................... 99
Tractiecontrole
activeren (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Transporteren ......................... 37
Typeplaatje ........................... 13
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 48
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 43
Uitschakelknop ........................ 17
V
Veilig gebruik ........................... 7
Versnellingshendel ...................... 20
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . 119
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Voertuigidentificatiennummer .............. 13
Voorvorkprotector
demonteren ........................ 51
Voorvork-protector
monteren .......................... 52
Voorwiel
demonteren ........................ 95
monteren .......................... 96
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . 47
demonteren ........................ 52
monteren .......................... 53
ontluchten ......................... 50
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Vulhoeveelheid
brandstof ....................... 39,136
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113-114, 136
motorolie ...................... 124,136
W
Werkinstructies ......................... 8
Z
Zadel
monteren .......................... 62
verwijderen ........................ 62
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Zijstandaard .......................... 21
Zwaardere gebruiksomstandigheden .......... 30
droogzand ......................... 30
hoge temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
langzaamrijden ...................... 32
modderigcircuit ...................... 31
natcircuit .......................... 31
INDEX
153
natzand ........................... 31
sneeuw ........................... 32
*3215169nl*
3215169nl
21.09.2023
Stallhofnerstraße 3 /5230 Mattighofen /Oostenrijk /http://www.gasgas.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156

GASGAS EC 500F de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor