Bovenpaneel
1
LFO
Hier kunt u de cyclische verandering (modulatie) in het geluid maken door vibrato
(toonhoogtemodulaties) of tremolo (volumemodulaties) toe te passen.
Controller Uitleg
Golfregelaar
Selecteert de LFO-golfvorm.
R (Sinusgolf), S (Driehoeksgolf), T (Zaagtandgolf), U (Vierkantsgolf), W
(Monsteren en vasthouden), RND (Willekeurige golf )
[FADE TIME]-regelaar
Geeft de tijd op vanaf het klinken van een toon tot
de LFO zijn maximale amplitude bereikt.
[RATE]-regelaar Bepaalt de snelheid van de LFO.
[PITCH]-regelaar Laat de LFO de toonhoogte bepalen, wat een vibrato-eect oplevert.
[FILTER]-regelaar Laat de LFO de FILTER CUTOFF (afsnijfrequentie) moduleren.
[AMP]-regelaar Laat de LFO het AMP LEVEL (volume) bepalen, wat een tremolo-eect oplevert.
[LFO KEY TRIG]-knop
Speciceert of de LFO-cyclus gesynchroniseerd wordt om te beginnen wanneer
de toets wordt ingedrukt (ON) of niet (OFF).
2
OSC 1/OSC 2
Hier kunt u de golfvorm selecteren die het karakter van het geluid bepaalt, en de toonhoogte instellen. De
SYSTEM-1m heeft twee oscillatoren (OSC 1 en OSC 2).
Controller Uitleg
Golfregelaar
Selecteert de golfvorm die de basis van het geluid vormt.
T (zaagtandgolf), U (blokgolf), S (driehoeksgolf),
(zaagtandgolf 2), (blokgolf 2), (driehoeksgolf 2)
De nieuw toegevoegde basisgolfvormen
Ver. 1.2
Om de basisgolfvormen die werden toegevoegd te selecteren, houdt u de
[LEGATO]-knop ingedrukt en draait u aan de OSC 1/OSC 2-golfvormregelaar.
T
(Noise Saw),
U
(Logic Operation),
S
(FM),
(FM + Sync), (Vowel), (CB)
[COLOR]-regelaar Het resultaat is afhankelijk van de golfvorm.
[MOD]-regelaar
Selecteert de bron die de [COLOR]-regelaar moduleert.
MAN
Het geluid wordt bepaald door de stand van de [COLOR]-regelaar. Het
verschilt niet na verloop van tijd.
LFO
Het geluid verschilt na verloop van tijd met het tempo opgegeven in
de sectie
1
LFO.
P. ENV
Het geluid verschilt na verloop van tijd volgens de enveloppe van de
sectie
6
PITCH.
F. ENV
Het geluid verschilt na verloop van tijd volgens de enveloppe van de
sectie
7
FILTER.
A. ENV
Het geluid verschilt na verloop van tijd volgens de enveloppe van de
sectie
8
AMP.
S. OSC
Het geluid verschilt na verloop van tijd volgens de frequentie van de
sub-oscillator.
Octaaf (voet) regelaar Speciceert het octaaf van de oscillator.
[CROSS MOD]-
regelaar
Past de OSC 1-frequentie aan volgens de OSC 2-golfvorm. Door de regelaar
rechtsom te draaien wordt de OSC 1 een complexer geluid, zodat u
metaalachtige geluiden of geluidseecten kunt maken.
[FINE TUNE]-regelaar
Speciceert de toonhoogte van de oscillator.
Grove stemming
Past de toonhoogte aan in stappen van een halve toon.
&
“Andere functies” – “De grove stemming van OSC 2 regelen”
[RING]-knop
Dit is een ringmodulator. Die genereert een
complexe golfvorm door OSC 1 en OSC 2 te
vermenigvuldigen.
[SYNC]-knop
Dit is oscillator sync. Die genereert een complexe
golfvorm door OSC 2 geforceerd te resetten tot
het begin van de cyclus, synchroon met de OSC
1-frequentie.
3
PLUG-OUT
Wat is “plug-out”?
5 U kunt een apart leverbare plug-out compatibele software-synthesizer naar deze eenheid downloaden
zodat u de eenheid zelfstandig kunt gebruiken.
5 De plug-out compatibele software-synthesizer kan ook worden gebruikt als een plug-in synthesizer op
uw computer.
5 Meer informatie over speciale plug-out software-synthesizers en hoe u ze kunt verkrijgen, evenals de
systeemeisen, vindt u op de website van Roland.
& http://roland.cm/sys1mpg
Controller Uitleg
[PLUG-OUT]-knop
Als de [PLUG-OUT]-knop uit is, fungeert deze eenheid als een
SYSTEM-1m-synthesizer. Als de [PLUG-OUT]-knop actief is, fungeert deze eenheid
in de modus “plug-out”.
4
MIXER
Hier kunt u het volume aanpassen van OSC 1, OSC 2, de suboscillator (een oscillator die een geluid
produceert dat een of twee octaven lager ligt) en ruis.
Controller Uitleg
[OSC 1]-regelaar Stelt het volume van OSC 1 in.
[OSC 2]-knop Stelt het volume van OSC 2 in.
[SUB OSC]-regelaar Stelt het volume van de suboscillator in.
[OSC TYPE]-knop
Selecteert het type suboscillator.
Verlicht: klinkt een octaaf lager, Niet verlicht: klinkt twee octaven lager
[NOISE]-regelaar Stelt het volume van de ruis in.
[NOISE TYPE]-knop
Selecteert het type ruis.
Verlicht: witte ruis, Niet verlicht: roze ruis
5
LEGATO, MONO
Hier kunt u de volgende zaken instellen voor de SYSTEM-1m.
Controller Uitleg
[LEGATO]-knop
Past portamento alleen toe wanneer u legato speelt (d.w.z. wanneer u de
volgende toets indrukt voordat u de vorige loslaat).
Controller Uitleg
[MONO]-knop
Wanneer die is geactiveerd (verlicht), speelt de synthesizer monofoon
(afzonderlijke noten).
Wanneer die knippert, speelt de synthesizer alle geluiden in unisono (UNISON-
modus).
6
PITCH
Hier kunt u in tijd variërende veranderingen (enveloppe) voor de toonhoogte instellen.
Controller Uitleg
[PORTAMENTO]-
regelaar
Zorgt voor een vloeiende overgang in toonhoogte tussen een toets en de
volgende gespeelde toets. De regelaar stelt de tijd in die nodig is voor de
verandering in toonhoogte.
[ENV]-regelaar
Als deze regelaar rechtsom wordt gedraaid, wordt de toonhoogte eerst hoger en
keert dan terug naar de toonhoogte van de ingedrukte toets.
Als deze regelaar linksom wordt gedraaid, wordt de toonhoogte eerst lager en
keert dan terug naar de toonhoogte van de ingedrukte toets.
[A]-schuif
Deze schuiven werken op dezelfde manier als de schuiven [A][D] van de sectie
8
AMP (ze beïnvloeden de toonhoogte, niet het volume).
[D]-schuif
7
FILTER
Deze instellingen bepalen de helderheid en vetheid van het geluid. Hier kunt u ook de tijdvariatie
(enveloppe) voor de lter instellen.
Controller Uitleg
[LPF CUTOFF]-
regelaar
Stelt de afsnijfrequentie van de laagdoorlaatlter in. Frequentiecomponenten
boven de afsnijfrequentie worden afgesneden, zodat het geluid voller wordt.
[LPF TYPE]-knop
Selecteert de helling (steilheid) van de
laagdoorlaatlter.
Verlicht: -12 dB, Niet verlicht: -24 dB
[HPF CUTOFF]-
regelaar
Stelt de afsnijfrequentie van de hoogdoorlaatlter in. Frequentiecomponenten
onder de afsnijfrequentie worden afgesneden.
[RESO]-regelaar
Resonantie versterkt het geluid in het gebied van de afsnijfrequentie van de lter.
Hogere instellingen zorgen voor een krachtigere nadruk, wat een duidelijk
“synthesizer-achtig” geluid oplevert.
[ENV]-regelaar
Deze regelaar stelt de diepte en richting van de verandering van de
afsnijfrequentie in die veroorzaakt wordt met de schuiven [A], [D], [S] en [R].
Als de regelaar rechtsom gedraaid wordt, wordt de afsnijfrequentie omhoog
verplaatst.
Als de regelaar linksom gedraaid wordt, wordt de afsnijfrequentie omlaag
verplaatst.
[KEY]-regelaar
Laat de afsnijfrequentie van de lter veranderen afhankelijk van de ingedrukte
toets.
Als de regelaar rechtsom gedraaid wordt, wordt de afsnijfrequentie hoger
naarmate u hogere noten speelt.
Als de regelaar linksom gedraaid wordt, wordt de afsnijfrequentie lager naarmate
u hogere noten speelt.
[A]-schuif
Deze schuiven werken op dezelfde manier als de schuiven [A][D][S][R] van de
sectie
8
AMP (ze beïnvloeden de afsnijfrequentie, niet het volume).
[D]-schuif
[S]-schuif
[R]-schuif
8
AMP
Hier kunt u in tijd variërende veranderingen (enveloppe) voor het volume instellen.
Controller Uitleg
[TONE]-regelaar Past de helderheid van het geluid aan.
[CRUSHER]-regelaar Past het tonale karakter aan door de golfvorm te vervormen.
[VOLUME]-regelaar Wijzigt het volume.
[A]-schuif
(Aanslagtijd)
Stelt de tijd in vanaf het moment waarop
u een toets indrukt totdat het maximale
volume is bereikt.
[D]-schuif
(Vervaltijd)
Stelt de tijd in vanaf het bereiken van het
maximale volume tot dit is teruggelopen tot
het sustain-niveau.
[S]-schuif
(Sustain-niveau)
Stelt het volume in dat wordt aangehouden
nadat de aanslag- en vervaltijden zijn
verlopen totdat u de toets loslaat.
[R]-schuif
(Release-tijd)
Stelt het eect in vanaf het moment
waarop u de toets loslaat tot het volume de
minimumwaarde heeft bereikt.
9
EFX
Hier kunt u de hoeveelheid galm en vertraging instellen.
Controller Uitleg
[REVERB]-regelaar Voegt galm toe.
[DELAY]-regelaar Past het volume van het vertragingsgeluid aan.
[TIME]-regelaar Past de vertragingstijd aan (de tijd dat het geluid vertraagd wordt).
10
TEMPO
Hier kunt u het tempo instellen.
Controller Uitleg
[TEMPO]-regelaar
Stelt het tempo in. De led knippert volgens het ingestelde tempo.
* Wanneer een MIDI-kloksignaal wordt ingevoerd via de MIDI IN-connector of
de USB-poort, zal het tempo van de SYSTEM-1m automatisch synchroniseren
met de MIDI-klok.
& “MIDI en andere instellingen” – “MIDI-klokbron”
[TEMPO SYNC]-knop
Synchroniseert de RATE van de
1
LFO-sectie en de delaytijd (TIME) van de
9
EFX-sectie met het tempo.
11
MEMORY
Wat is “Memory/Bank”?
U kunt tot 64 sets (8 memories x 8 banks) paneelinstellingen (regelaars/schuiven) opslaan/oproepen.
Ver. 1.2
Controller Uitleg
[WRITE]-knop Slaat de paneelinstellingen op in het geheugen.
[SELECT]-knop Roept een geheugen op (paneelinstellingen).
Display Toont het nummer van het geheugen enz.
Om instellingen (een geluid) op te roepen uit het geheugen
1. Als u een andere bank wilt kiezen, houd de [PLUG-OUT]-knop dan ingedrukt en kies met de
[SELECT]-draaiknop een bank (1–8).
Ver. 1.2
“-” verschijnt op het scherm.
* U kunt deze stap overslaan als u niet van bank wilt veranderen.
2. Draai aan de [SELECT]-knop om een geheugennummer te kiezen en druk dan op de knop om de
keuze te bevestigen.
Waarde: N (manueel), 1–8
Het nummer knippert terwijl u het aan het selecteren bent.
Als u uw selectie wilt annuleren, kiest u gewoon de oorspronkelijke bank/memory.
Wat is “Manual mode”?
Produceert geluid volgens de huidige instellingen van de regelaars en schuiven.
Paneelinstellingen opslaan in het geheugen
Als u de instellingen van het geheugen verandert, zal de stip verschijnen op het scherm.
1. Druk op [WRITE]
De [WRITE]-knop brandt.
Als u de Write-bewerking wilt annuleren, druk dan nogmaals op de [WRITE]-knop.
Het nummer (1–8) van het geselecteerde geheugen knippert.
Als N (manueel) is geselecteerd, knippert het nummer 1.
2. Als u een andere bank wilt kiezen, houd de [PLUG-OUT]-knop dan ingedrukt en kies met de
[SELECT]-draaiknop een bank (1–8).
Ver. 1.2
“-” verschijnt op het scherm.
* U kunt deze stap overslaan als u niet van bank wilt veranderen.
3. Draai aan de [SELECT]-knop om het voor schrijven bestemde geheugen (1-8) te kiezen en druk dan
op de knop om de instellingen te bewaren.
Uw uitrusting aansluiten (jack-gedeelte)
* Zet het volume altijd op nul en schakel alle apparaten uit voordat u aansluitingen maakt om defecten
of storingen aan de apparatuur te voorkomen.
* De input/output-jacks in het jack-gedeelte worden gebruikt voor de MONO-modus
5
.
De input/output-jacks die kunnen worden gebruikt, lichten op.
Rood: audiosignaal, Blauw: stuursignaal
* De toestand van iedere input-jack (aangesloten of niet-aangesloten) wordt in het geheugen
opgeslagen.
Input-jacks waar geen plug insteekt als de instellingen worden geschreven, worden in het geheugen
opgeslagen als “niet-aangesloten jacks”. Zelfs als er een plug in een “niet-aangesloten jack” wordt
gestoken als dat geheugen wordt opgeroepen, zal het inputsignaal van die jack worden genegeerd
(de jack knippert). Hierdoor kunt u verschillende geluiden opslaan die verschillende combinaties
van externe apparaten gebruiken (input-jacks). Om een knipperende “niet-aangesloten jack” in te
schakelen, moet u de plug loskoppelen en terug insteken.
* Gebruik patchkabels met monaurale miniplugs om andere apparaten aan te sluiten. Het systeem zal
niet correct werken als u kabels met stereo-miniplugs gebruikt.
* Als u via de CV
?
(IN)- en GATE
?
(IN)-aansluitingen speelt, moet u zowel de CV
?
(IN)- als de GATE
?
(IN)-aansluiting aansluiten.
* Als u via de CV
?
(IN)- en GATE
?
(IN)-aansluitingen speelt, is het mogelijk dat ruis die binnenkomt via
de voedingskabel of de patchkabels een onstabiele toonhoogte of ruis in het geluid veroorzaakt. Als
dit zich voordoet, kunt u de situatie verbeteren door de voeding aan te sluiten op een andere bron of
door de patchkabels anders te verleggen.
* Als u via MIDI (of USB MIDI) speelt, koppel dan alle kabels los van de CV
?
(IN)-jack en de GATE
?
(IN)-
jack. Als er een kabel is aangesloten op de CV
?
(IN)-jack of GATE
?
(IN)-jack, is het niet mogelijk via
MIDI (of USB MIDI) te spelen (in de MONO-modus).
Jacks Uitleg
PHONES
=
(OUT)-
jack
Sluit hoofdtelefoon aan (apart te koop, stereo mini-plug).
LFO
=
(OUT)-jack
Stuurt een LFO-signaal.
OSC 1 SYNC
=
(OUT)-
jack
Stuurt een pulssignaal om een andere OSC te synchroniseren met OSC 1.
OSC 2 SYNC
?
(IN)-jack
Als oscillator-sync aan is, synchroniseert OSC 2 met dit signaal.
Als deze jack niet wordt gebruikt, synchroniseert OSC 2 met OSC 1.
RING
?
(IN)-jack
Als de ringmodulator aan is, wordt OSC 2 vermenigvuldigd met dit signaal.
Als de jack niet wordt gebruikt, worden de golfvormen van OSC 1 en OSC 2
vermenigvuldigd.
OSC 1
=
(OUT)-jack
Stuurt de golfvorm van OSC 1.
OSC 2
=
(OUT)-jack
Stuurt de golfvorm van OSC 2.
EXT IN
?
(IN)-jack
Voert de golfvorm in.
Als deze jack wordt gebruikt, gaat SUB OSC niet naar de MIXER.
Gebruik de MIXER [SUB OSC]-knop om het niveau van het ingangssignaal te
regelen.
MIX OUT
=
(OUT)-
jack
Stuurt de golfvorm die door de MIXER is gegaan.
* Als de verschillende MIXER-regelaars op een hoog volume staan, is het
mogelijk dat de via de MIX OUT-aansluiting uitgestuurde golfvorm vervormd
is. Als dit zich voordoet, pas dan het volume van elke regelaar aan.
PITCH ENV
?
(IN)-
jack
Stuurt een golfvorm die de PITCH van een externe bron regelt.
Gebruik de [ENV]-regelaar om het eect te regelen.
Als deze jack niet wordt gebruikt, is PITCH ENV ingeschakeld.
FILTER ENV
?
(IN)-
jack
Stuurt een golfvorm die de CUTOFF-frequentie van een externe bron regelt.
Gebruik de [ENV]-regelaar om het eect te regelen.
Als deze jack niet wordt gebruikt, is FILTER ENV ingeschakeld.
FILTER ENV
=
(OUT)-
jack
Stuurt de golfvorm FILTER ENV naar een extern apparaat.
FILTER LFO
?
(IN)-
jack
Stuurt een golfvorm die de CUTOFF-frequentie van een externe bron regelt.
Gebruik de [LFO FILTER]-regelaar om het eect te regelen.
Als deze jack niet wordt gebruikt, is de LFO ingeschakeld.
GATE
?
(IN)-jack
Ontvangt keyboard noot-aan/uit van extern apparaat.
CV
?
(IN)-jack
Ontvangt keyboard pitch van een extern apparaat.
Deze jack ondersteunt OCT/V (maar ondersteunt Hz/v niet).
Instelling FINE TUNE / KEY FOLLOW
Deze instellingen regelen de ne tune en key follow in verhouding tot de
ingangsspanning.
&
“Andere functies” – “Jackinstellingen CV
?
(IN)”
[PITCH]-regelaar
Als u op deze knop drukt, hoort u een toonhoogte die overeenkomt met de
positie van de knop.
Knop naar rechts draaien verhoogt de toonhoogte. Knop naar links draaien
verlaagt de toonhoogte.
AMP ENV
?
(IN)-jack
Stuurt een golfvorm die het volume van een externe bron regelt.
Als deze jack niet wordt gebruikt, is de AMP ENV ingeschakeld.
AMP ENV
=
(OUT)-
jack
Stuurt de golfvorm AMP ENV naar een extern apparaat.
OUTPUT =
L/MONO, R-jacks
Sluit deze aansluitingen aan op uw versterker of monitoren.
Wanneer u een mono-systeem hebt, gebruik dan alleen de L/MONO-aansluiting.
USB (O)-poort
Gebruik een in de handel verkrijgbare USB 2.0-kabel om deze poort met uw
computer te verbinden. Die kan worden gebruikt voor de transfer van USB
MIDI- en USB-audiogegevens. U moet de USB-driver installeren alvorens de
SYSTEM-1m op uw computer aan te sluiten. Download de USB-driver van de
Roland-website. Raadpleeg het bestand Readme.htm dat is inbegrepen in de
download voor meer informatie.
&
http://www.roland.com/support/
Nederlands
Gebruikershandleiding
Lees “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (de folder “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en de gebruikershandleiding)
zorgvuldig door alvorens het apparaat te gebruiken.
Na dit te lezen bewaart u deze instructies best binnen handbereik om ze onmiddellijk te kunnen raadplegen.
53 6 7 81 2 4 9
10 11
Copyright © 2015 ROLAND CORPORATION
Aansluitingen achterkant van paneel Andere functies
A
D
B C
A
DC IN-jack
Sluit de meegeleverde netstroomadapter hier aan. Gebruik alleen de meegeleverde netstroomadapter.
* Om onbedoelde onderbrekingen van de stroomtoevoer naar de eenheid
te voorkomen (mocht de stekker per ongeluk worden losgetrokken) en om
ongewenste spanningen op de DC IN-aansluiting te vermijden, moet u het
voedingssnoer vastzetten met de snoerhaak als afgebeeld.
B
MIDI-connectoren
Voor het aansluiten van MIDI-apparatuur.
* Er is ook een MIDI-connector voorzien op het onderste paneel. Gebruik de instellingen in “MIDI en
andere instellingen” om aan te geven welke MIDI IN-connector wordt gebruikt.
C
OUTPUT-jacks
Sluit deze aansluitingen aan op uw versterker of monitoren. Wanneer u een mono-systeem hebt,
gebruik dan alleen de L/MONO-aansluiting.
* Gebruik geen aansluitingskabels met ingebouwde transistor.
De stroom in- en uitschakelen
D
[POWER]-schakelaar
Dit schakelt het apparaat in en uit.
* Dit apparaat is uitgerust met een beveiligingscircuit. Het duurt even (een paar seconden) voordat
het apparaat normaal functioneert nadat het is ingeschakeld.
VOORZICHTIG
* Nadat u alles hebt aangesloten, schakelt u de stroom in deze
volgorde in: eerst de SYSTEM-1m en vervolgens het aangesloten
systeem. Inschakelen in de verkeerde volgorde kan defecten of
schade veroorzaken. Zorg er bij het uitschakelen van de stroom voor
het aangesloten systeem eerst uit te schakelen en dan pas de
SYSTEM-1m.
* Zet het volume altijd op nul voordat u het apparaat in- of uitschakelt.
Zelfs als het volume volledig op nul staat, kunt u nog geluid horen
wanneer het apparaat wordt in- of uitgeschakeld. Dit is normaal en
wijst niet op een defect.
Een Eurorack-stroomkabel gebruiken
Naast een netstroomadapter, kan de SYSTEM-1m ook op een voeding van Eurorack (+ 12 V) worden
gebruikt door de inbegrepen Eurorack-stroomkabel te gebruiken.
* Schakel de Eurorack-eenheid uit en trek de stroomkabel uit voordat u de stroomkabel voor Eurorack
aansluit.
1. Steek de 16 pin-connector van de Eurorack-stroomkabel in de stroomconnector van de
Eurorack.
Als u de connector insteekt, zorg dan dat deze goed uitlijnt met de groef. Als er geen groef is, lijn de
draad met de rode markering dan uit met pin nummer 1.
2. Sluit de andere connector van de stroomkabel van de Eurorack aan op de DC IN-aansluiting van
de SYSTEM-1m.
* De +12 V-voeding van de SYSTEM-1m trekt 700 mA stroom. Gebruik een voeding die deze
stroomsterkte kan leveren.
Voor meer informatie over voedingen voor Eurorack verwijzen we u naar de website van Roland.
Hier vindt u de recentste informatie over bewezen compatibele eenheden.
& http://www.roland.com/support/
Lees ook de folder “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN”.
WAARSCHUWING
Gevaar op elektrische schokken
Raak de elektrische klemmen niet aan als u de stroomkabel voor Eurorack aansluit.
VOORZICHTIG
Houd kleine delen uit de buurt van kinderen
Om te voorkomen dat kleine kinderen de onderstaande onderdelen zouden
inslikken, moet u ze altijd uit hun buurt bewaren.
5 Inbegrepen onderdelen
Eurorack-installatieschroeven
5 Verwijderbare onderdelen
Schroeven om adapterstuk voor rackmontage te bevestigen
De adapterstukken voor rackbevestiging monteren
1.
Verwijder de schroeven (drie aan elke kant) van de linker- en rechterkant van de SYSTEM-1m.
2. Bevestig de meegeleverde adapterstukken om het rack te bevestigen aan de SYSTEM-1m met
de schroeven uit stap 1.
* U moet de schroeven die u heeft verwijderd gebruiken.
* Als u het apparaat omdraait, wees dan voorzichtig zodat u de knoppen niet beschadigt. Behandel
het apparaat ook voorzichtig; laat het niet vallen.
In een Eurorack installeren
Gebruik de meegeleverde schroeven (8 st.) om de SYSTEM-1m te bevestigen aan uw Eurorack op de
aangegeven plaatsen.
Waarden voorgesteld door de jack-LED's
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 dot: negatief
één plaatst cijfer
Schermvoorbeelden Waarde
PITCH ENV
?
(IN)-jack brandt + “1”
11
LFO
=
(OUT)–PITCH ENV
?
(IN)-jacks branden + dot + “8”
-98
Het volume van ieder geheugen regelen
1.
Draai aan de [SELECT]-knop terwijl u de [TEMPO SYNC]-knop ingedrukt houdt.
Het scherm geeft het volume weer.
&
“Waarden voorgesteld door de jack-LED's”
Het bereik van de toonhoogteverschuiving veranderen
1.
Draai aan de [SELECT]-knop terwijl u de [LEGATO]-knop ingedrukt houdt.
Het scherm toont de waarde van de toonhoogteverschuiving (PITCH ENV
?
(IN)-jack brandt betekent
+10, PITCH ENV
?
(IN)- en MIX OUT
=
(OUT)-jacks brandt betekent +20).
De grove stemming van OSC 2 regelen
Zo regelt u de toonhoogte van OSC 2 in stappen van een halve toon:
1. Draai aan de [SELECT]-knop terwijl u de knoppen [RING] en [SYNC] ingedrukt houdt.
Het scherm toont de waarde van de grove stemming (PITCH ENV
?
(IN)-jack brandt betekent +10; de
stip op het scherm brandt om negatief aan te geven).
Jackinstellingen CV
?
(IN)
U regelt de ne tune, key follow in verhouding tot de ingangsspanning op deze manier:
Tips
Het aanpassen van de key follow-instelling van de CV-aansluiting zal de stemming iets doen wijzigen.
Daarom moet u eerst de key follow-instelling aanpassen en daarna ne tune gebruiken om de
algemene toonhoogte te speciëren.
De key follow regelen
1. Draai aan de [SELECT]-knop terwijl u de [NOISE TYPE]-knop ingedrukt houdt.
De waarde van de key follow verschijnt op het scherm.
&
“Waarden voorgesteld door de jack-LED's”
De ne tune regelen
1. Draai aan de [SELECT]-knop terwijl u de [OSC TYPE]-knop ingedrukt houdt.
De waarde van de ne tune verschijnt op het scherm.
&
“Waarden voorgesteld door de jack-LED's”
MIDI en andere instellingen
1.
Houd de [WRITE]-knop ingedrukt en druk op de [LFO KEY TRIG]-knop.
De [LFO KEY TRIG]-knop knippert.
2. Gebruik de druk- en draaiknoppen om de waarden in te stellen.
Parameter Controller Uitleg
MIDI-kanaal [SELECT]-knop
– (OFF)
Speciceert het kanaal voor verzenden/
ontvangen van MIDI. (standaard: 1)
Volledig naar links (o)
Volledig naar rechts (omni)
PITCH ENV
?
(IN)-jack brandt betekent +10
1–16
N (OMNI)
MIDI-berichten van alle kanalen worden
ontvangen.
Het MIDI-verzendkanaal is 1.
MIDI-klokbron [RING]-knop
Verlicht
(AUTO)
Wanneer een MIDI-kloksignaal wordt ingevoerd
via de MIDI IN-connector of de USB-poort, zal
het tempo van de SYSTEM-1m automatisch
synchroniseren met de MIDI-klok. (standaard)
Wanneer simultaan een MIDI-kloksignaal wordt
ingevoerd via de MIDI IN-connector en de USB-
poort, krijgt de USB-poort voorrang.
Gedoofd
(INTERNAL)
De SYSTEM-1m werkt met het tempo
aangegeven op het apparaat zelf. Kies de
instelling “INTERNAL” wanneer u niet wenst te
synchroniseren met een extern toestel.
MIDI Thru
[OSC TYPE]-
knop
Verlicht (ON)
Specieert of data ontvangen via de MIDI IN-
connector terug wordt uitgezonden via de MIDI
OUT-connector (ON: standaard) of niet (OFF).
Gedoofd
(OFF)
LED DEMO
Draai aan de [SELECT]-knop
terwijl u de [LPF TYPE]-knop
ingedrukt houdt.
Speciceert de tijd (minuten) tot de LED DEMO
wordt weergegeven. (PITCH ENV
?
(IN)-jack
brandt betekent +10). Als dit is ingesteld op “–”,
wordt de LED DEMO niet weergegeven.
Master Tune
Draai aan de [SELECT]-knop
terwijl u de [TEMPO SYNC]-
knop ingedrukt houdt.
De werkelijke waarde is 440 Hz opgeteld bij de
waarde op het scherm. (PITCH ENV
?
(IN)-jack
brandt betekent +10; de stip op het scherm
brandt om negatief aan te geven).
MIDI IN-
connectorselectie
[SYNC]-knop
Brandt (SIDE)
Geeft aan welke MIDI IN-connector wordt
gebruikt. (standaard: SIDE)
Gedoofd
(BOTTOM)
Reset naar de
fabrieksinstellingen
Houd de [WRITE]-knop
ingedrukt en druk op de [LFO
KEY TRIG]-knop.
Hier leest u hoe u de SYSTEM-1m kunt
herstellen naar de fabrieksinstellingen.
* Stap 3 niet nodig is.
3. Druk op de [LFO KEY TRIG]-knop om de instellingen op te slaan.
Als de instellingen zijn opgeslagen, keert de eenheid terug naar de normale werkingsmodus.
Maak een momentopname van alle controllers
Op deze manier stuurt u de huidige status van alle draaiknoppen, schuiven en schakelaars naar een
computer of MIDI-apparaat.
1. Houd de [WRITE]-knop ingedrukt en druk op de [SYNC]-knop.
Back-up/herstel van gegevens
Op deze manier voert u een back-up en herstel van geheugenbestanden uit.
Back-up
1. Schakel de stroom in terwijl u de [LFO KEY TRIG]-knop ingedrukt houdt.
2. Sluit uw computer aan op de USB-poort van de SYSTEM-1m via een USB-kabel.
3. Open de “SYSTEM-1M”-schijf op uw computer.
De back-up-bestanden bevinden zich in de “BACKUP”-map van de “SYSTEM-1M”-schijf.
4. Kopieer de SYSTEM-1m geheugensbestanden in de “BACKUP”-map naar uw computer.
SYSTEM-1 SYSTEM1_PATCH1.PRM–SYSTEM1_PATCH8.PRM
PLUGOUT PLUGOUT_PATCH1.PRM–PLUGOUT_PATCH8.PRM
5. Koppel de USB-kabel terug los na het kopiëren.
Windows 8/7
Klik met rechts op het pictogram “SYSTEM-1M” in “Mijn Computer” en voer “Uitwerpen” uit.
Mac OS
Sleep het pictogram “SYSTEM-1M” naar de prullenbak in de Dock.
6. Schakel de stroom van de SYSTEM-1m uit.
Herstellen
1. Schakel de stroom in terwijl u de [LFO KEY TRIG]-knop ingedrukt houdt.
2. Sluit uw computer aan op de USB-poort van de SYSTEM-1m via een USB-kabel.
3. Open de “SYSTEM-1M”-schijf op uw computer.
4. Kopieer de SYSTEM-1m geheugenbestanden naar de “RESTORE”-map van de “SYSTEM-1M”-schijf.
5. Koppel de USB-kabel terug los na het kopiëren.
Windows 8/7
Klik met rechts op het pictogram “SYSTEM-1M” in “Mijn Computer” en voer “Uitwerpen” uit.
Mac OS
Sleep het pictogram “SYSTEM-1M” naar de prullenbak in de Dock.
6. Schakel de stroom uit nadat de [LFO FILTER][OSC 1 COLOR]-regelaars volledig zijn gestopt met
knipperen.
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN
Rackbevestigingsgedeelte
Roland SYSTEM-1m: PLUG-OUT SYNTHESIZER
Maximale polyfonie 4 stemmen (SYSTEM-1m-modus)
Stroomtoevoer Netstroomadapter, stroomkabel voor Eurorack
Stroomverbruik 1300 mA (Netstroomadapter), 700 mA (stroomkabel voor Eurorack)
Afmetingen 427 (B) x 129 (D) x 70 (H) mm
Gewicht 1.25 kg (exclusief netstroomadapter)
Accessoires
Netstroomadapter, Gebruikershandleiding, folder “HET APPARAAT
VEILIG GEBRUIKEN,” PLUG-OUT-informatiekaart, adapterstukken voor
rackmontage, installatieschroeven voor Eurorack, stroomkabel voor
Eurorack, patchkabels
* Met het oog op productverbetering kunnen de specicaties en/of het voorkomen van dit apparaat
worden gewijzigd zonder voorafgaande kennisgeving.
Hoofdkenmerken
Ver. 1.2