CLX-318x Series
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
imagine the possibilities
Bedankt voor uw aankoop van een
Samsung-product.
Copyright_ 2
Copyright
© 2010 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze
gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties.
Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
REV. 2.00
Inhoud_ 3
Inhoud
COPYRIGHT
2
INHOUD
3
10 Veiligheidsinformatie
15 Informatie over wettelijke voorschriften
25 Informatie over deze gebruikershandleiding
27 De functies van uw nieuw product
INLEIDING
30
30 Apparaatoverzicht (CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K)
30 Voorkant
31 Achterkant
32 Overzicht bedieningspaneel (CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-
318xW(K)K)
33 Apparaatoverzicht (CLX-318xFN/CLX-318xFW)
33 Voorkant
34 Achterkant
35 Overzicht bedieningspaneel (CLX-318xFN/CLX-318xFW)
37 Informatie over de Status-LED
37 Kennismaking met handige knoppen
37 Knop Menu
37 Knop Power
37 Knop Print screen (alleen CLX-318x(K))
38 Knop Eco Copy (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xFN)
38 Knop WPS (alleen CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)
38 De status van de tonercassette
AAN DE SLAG
39
39 De hardware installeren
39 Meegeleverde software
40 Systeemvereisten
40 Microsoft® Windows®
41 Macintosh
41 Linux
41 Het stuurprogramma van een USB-apparaat installeren
41 Windows
42 Macintosh
43 Linux
44 Uw printer lokaal delen
44 Windows
44 Macintosh
NETWERKINSTALLATIE (ALLEEN CLX-318XN(K)/CLX-
318XW(K)K/CLX-318XFN/CLX-318XFW)
45
45 Netwerkomgeving
45 Introductie van handige netwerkprogramma’s
45 SyncThru™ Web Service
45 SyncThru™ Web Admin Service
45 SetIP
46 Een bedraad netwerk gebruiken
46 Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
46 IP-adres instellen
47 Netwerkparameters instellen
48 Standaardinstellingen terugzetten
48 Het stuurprogramma voor een met een bedraad netwerk verbonden
apparaat installeren
Inhoud
Inhoud_ 4
48 Windows
49 Macintosh
50 Linux
51 IPv6-configuratie
51 IPv6 activeren
51 IPv6-adressen instellen
51 Waarschuwing SyncThru™ Web Service gebruiken
DRAADLOOS NETWERK INSTELLEN (ALLEEN CLX-
318XFW/CLX-318XW(K)K)
52
52 Een draadloos netwerk gebruiken
52 Uw netwerkverbinding kiezen
52 Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
52 IP-adressen
52 Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel
53 Een draadloos netwerk installeren met de knop WPS
53 Een draadloos netwerk met kabels installeren
53 Een draadloos netwerk instellen met de knop WPS op het
bedieningspaneel
53 Wat u nodig hebt
53 Uw netwerkverbinding kiezen
53 WPS-modus wijzigen
53 Een draadloos netwerk instellen in PBC-modus
54 Een draadloos netwerk instellen in PIN-modus
55 Een draadloos netwerk instellen met een USB-kabel
55 Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk met een
toegangspunt (Windows)
56 Het apparaat aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk (Windows)
57 Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk met een
toegangspunt (Macintosh)
59 De printer aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk (Macintosh)
60 Een draadloos netwerk met netwerkkabel instellen
60 Items voorbereiden
60 IP-adres instellen
61 Het draadloos netwerk van het apparaat configureren
62 De standaardinstellingen opnieuw instellen
62 De standaard fabrieksinstellingen van uw apparaat herstellen (Windows)
62 De standaard fabrieksinstellingen van uw apparaat herstellen
(Macintosh)
62 Netwerkparameters instellen
62 De installatie voltooien
62 Problemen oplossen
62 Problemen met het draadloos netwerk
63 Andere problemen oplossen
BASISINSTELLINGEN
64
64 Luchtdruk of hoogte aanpassen
64 De weergavetaal wijzigen
64 Datum en tijd instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
65 De klokmodus wijzigen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
65 De standaardmodus wijzigen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
65 Geluidsinstellingen
65 Toetsgeluid en alarmsignaal (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K))
65 Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal (alleen CLX-318xFN/
CLX-318xFW)
65 Luidsprekervolume (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
65 Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren (alleen CLX-318xFN/
CLX-318xFW)
65 Alfanumerieke tekens invoeren
Inhoud
Inhoud_ 5
66 Letters en cijfers op het toetsenblok
66 Cijfers of namen corrigeren
66 Een pauze invoegen
66 Besparende modi gebruiken
66 De energiebesparingsfunctie gebruiken
66 Standaardpapier instellen
66 Vanaf het bedieningspaneel van uw apparaat
66 Vanaf uw computer
67 Time-out voor taak instellen
AFDRUKMEDIA EN LADE
68
68 Originelen plaatsen
68 Op de glasplaat van de scanner
69 In de ADI (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
69 Afdrukmedia selecteren
69 Richtlijnen voor het selecteren van afdrukmedia
69 Formaten van afdrukmedia die in elke modus worden ondersteund
70 Het ladeformaat voor afdrukmedia wijzigen
71 Papier in de lade plaatsen
71 In de lade
71 Handmatige invoer in de lade
72 Afdrukken op speciale afdrukmedia
72 Enveloppen
73 Transparanten
73 Etiketten
73 Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
73 Briefhoofd/voorbedrukt papier
74 Glanzend fotopapier
74 Mat fotopapier
74 Papierformaat en -type instellen
74 Het papierformaat instellen
74 Het papiertype instellen
74 De papieruitvoersteun gebruiken
AFDRUKKEN
75
75 Introductie van handige programma’s
75 Samsung AnyWeb Print
75 Samsung Easy Color Manager
75 Eigenschappen van het printerstuurprogramma
75 Printerstuurprogramma
75 Eenvoudige afdruktaken
76 Een afdruktaak annuleren
76 Voorkeursinstellingen openen
77 Voorkeursinstellingen gebruiken
77 Help gebruiken
77 Speciale kopieerfuncties gebruiken
77 Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier
77 Posters afdrukken
78 Boekjes afdrukken (handmatig)
78 Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
78 Het afdrukpercentage van uw document wijzigen
78 Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen
79 Watermerken gebruiken
79 Overlay gebruiken
80 Geavanceerde opties
80 De standaardafdrukinstellingen wijzigen
81 Uw apparaat instellen als standaardprinter
Inhoud
Inhoud_ 6
81 Afdrukken naar een bestand (PRN)
81 Afdrukken in Macintosh
81 Een document afdrukken
81 Printerinstellingen wijzigen
82 Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
82 Afdrukken in Linux
82 Afdrukken vanuit een toepassing
83 Bestanden afdrukken
83 Printereigenschappen configureren
KOPIËREN
84
84 Normaal kopiëren
84 De instellingen per kopie wijzigen
84 Tonerdichtheid
84 Type origineel
85 Verkleinde of vergrote kopie
85 De standaard kopieerinstellingen wijzigen
85 ID-kaart kopiëren
86 Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
86 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)
86 Poster kopiëren
86 Klonen
86 Achtergrondafbeeldingen wissen
87 Verbeterde kopieën met grijstinten
87 Beslissen over de vorm van het gekopieerde resultaat
SCANNEN
88
88 Basisscanmethode
88 Originelen scannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.)
88 Voor een via USB aangesloten apparaat
89 Voor een met een netwerk verbonden apparaat (alleen CLX-318xN(K)/
CLX-318xFN/CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)
89 Scannen via een netwerkverbinding (Naar email sc.) (alleen CLX-
318xFN/CLX-318xFW)
89 Een e-mailaccount instellen
90 Naar e-mail scannen
90 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
90 De standaardscaninstellingen wijzigen
91 Het adresboek instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
91 Snelkiesnummers voor e-mail registreren
91 Adressen groeperen in groepsadresboek
91 Adresboekitems gebruiken
91 Een item in het adresboek zoeken
91 Adresboek afdrukken
92 Waarschuwing Samsung Scan- en faxbeheer gebruiken
92 Het tabblad De knop Scan instellen
92 Het tabblad Poort wijzigen
93 Scannen met een TWAIN-compatibel programma
94 Scannen via het WIA-stuurprogramma
94 Windows XP
94 Windows Vista
94 Windows 7
94 Scannen in Macintosh
94 Scannen met USB
94 Scannen via netwerk
95 Scannen in Linux
95 Scannen
Inhoud
Inhoud_ 7
96 Instellingen voor taaktypes toevoegen
96 Gebruiken Image Manager
FAXEN (ALLEEN CLX-318XFN/CLX-318XFW)
97
97 Voorbereiden om te faxen
97 Faxen vanaf uw computer
97 Een fax verzenden (Windows)
98 Een lijst met verzonden faxberichten controleren (Windows)
98 Een fax verzenden (Macintosh)
98 Een fax verzenden met uw apparaat
98 Het faxhoofd instellen
98 Een fax verzenden
98 Een fax handmatig verzenden
99 Een verzending bevestigen
99 Automatisch opnieuw kiezen
99 Het laatste nummer opnieuw kiezen
99 Groepsverzending (faxen naar meerdere bestemmingen verzenden)
99 Uitgestelde faxverzending
100 Een fax met hoge prioriteit verzenden
100 Een fax ontvangen met uw apparaat
100 De ontvangstmodus wijzigen
101 Automatisch ontvangen in faxmodus
101 Handmatig ontvangen in telefoonmodus
101 Handmatig een fax ontvangen via een intern telefoontoestel
101 Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/faxmodus
101 Faxen ontvangen in DRPD-modus
101 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
102 Veilige ontvangstmodus activeren
102 Faxen ontvangen in het geheugen
102 De documentinstellingen aanpassen
102 Resolutie
102 Tonersterkte
103 Een fax doorsturen naar een andere bestemming
103 Een verzonden fax doorsturen naar een andere bestemming
103 Een ontvangen fax doorsturen naar een andere bestemming
103 Een verzonden fax naar een e-mail doorsturen
103 Een ontvangen fax naar een e-mailadres doorsturen
104 Het adresboek instellen
104 Snelkiesnummers
104 Groepskiesnummers
105 Een item in het adresboek zoeken
105 Automatisch een verzendrapport afdrukken
USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN (ALLEEN CLX-
318XN(K)/CLX-318XFN/CLX-318XW(K)K/CLX-318XFW)
106
106 Over USB-geheugen
106 Een USB-geheugenapparaat aansluiten
106 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
107 Scannen
107 Aangepast scannen naar USB
107 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
107 Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat
108 Een back-up maken van uw gegevens
108 Back-up van gegevens maken
108 Gegevens terugzetten
108 USB-geheugen beheren
108 Een afbeeldingsbestand verwijderen
108 Een USB-geheugenapparaat formatteren
108 De USB-geheugenstatus weergeven
Inhoud
Inhoud_ 8
108 Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken
STATUS VAN HET APPARAAT EN GEAVANCEERDE
INSTELLINGEN
109
109 Fax instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
109 De faxinstellingen wijzigen
109 Verzenden
109 Ontvangen
110 Standaardwaarde wijzigen
110 Autom. rapport
110 Kopieerinstellingen
110 De kopieerinstellingen wijzigen
111 Standaardwaarde wijzigen
111 Een rapport afdrukken
112 Geheugen wissen
112 Netwerk (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-
318xFW)
113 Menuoverzicht
BEHEERPROGRAMMA’S
115
115 Introductie van handige beheerprogramma’s
115 SyncThru™ Web Service gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/CLX-
318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)
115 Om toegang te krijgen tot SyncThru™ Web Service
115 Overzicht van SyncThru™ Web Service
116 E-mailmelding instellen
116 De gegevens van de systeembeheerder instellen
116 Het programma Smart Panel gebruiken
116 Informatie over Smart Panel
117 De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen
117 SmarThru
117 SmarThru starten
117 Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator
118 De Unified Driver Configurator openen
118 Het venster Printers configuration
119 Scanners configuration
119 Ports configuration
ONDERHOUD
120
120 Het kleurcontrast aanpassen
120 Het serienummer zoeken
120 Het apparaat reinigen
120 De buitenkant reinigen
120 De binnenkant reinigen
122 Scannereenheid reinigen
123 De tonercassette bewaren
123 Instructies voor het hanteren van cassettes
123 Gebruik van tonercassettes van andere merken en bijgevulde
tonercassettes
123 De geschatte levensduur van een cassette
124 Onderhoudsonderdelen
124 Verbruiksartikelen controleren
124 Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
PROBLEMEN OPLOSSEN
125
125 Toner herverdelen
126 Tips om papierstoringen te voorkomen
126 Vastgelopen originelen verwijderen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
127 Papierstoringen verhelpen
Inhoud
Inhoud_ 9
127 In de papierlade
127 In het gebied rond de fixeereenheid
128 In het papieruitvoergebied
130 Informatie over displaymeldingen
130 Berichten op het display controleren
133 Andere problemen oplossen
133 Voedingsproblemen
134 Problemen met papierinvoer
135 Afdrukproblemen
137 Problemen met de afdrukkwaliteit
140 Problemen met kopiëren
140 Problemen met scannen
141 Problemen met faxen
141 Probleem met Samsung Scan- en faxbeheer
141 Veelvoorkomende problemen onder Windows
142 Veelvoorkomende problemen onder Linux
143 Veelvoorkomende problemen onder Macintosh
VERBRUIKSARTIKELEN EN ACCESSOIRES
144
144 Aankoopmogelijkheden
144 Verkrijgbare verbruiksartikelen
145 Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
145 De resterende levensduur van verbruiksartikelen controleren
145 De tonercassette vervangen
146 De beeldeenheid vervangen
148 De cassette voor gebruikte toner vervangen
SPECIFICATIES
149
149 Hardwarespecificaties
150 Milieuspecificaties
150 Elektrische specificaties
151 Specificaties van de afdrukmedia
CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE
152
VERKLARENDE WOORDENLIJST
154
INDEX
160
Veiligheidsinformatie_ 10
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of
anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt.
Gebruik uw apparaat, net als andere elektrische toestellen, met gezond verstand. Neem alle waarschuwingen en
instructies in acht die op het apparaat en in de bijbehorende documentatie worden vermeld. Bewaar dit document goed
nadat u het gelezen hebt.
Belangrijk veiligheidssymbolen
In dit deel wordt de betekenis van alle pictogrammen en tekens uit de gebruikershandleiding verklaard. Deze veiligheidssymbolen zijn
gerangschikt op de ernst van het risico.
Verklaring van alle pictogrammen en tekens die in de gebruikershandleiding worden gebruikt.
Waarschuwing Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken.
Opgepast Gevaren of onveilige praktijken die klein letsel of eigendomsschade kunnen veroorzaken.
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Volg de instructies nauwgezet op.
Veiligheidsinformatie_ 11
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand
ver
oorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware
voorwerpen op.
Op het netsnoer stappen of het door een zwaar
voorwe
rp pletten kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of
zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten,
enzovoor
t).
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het
netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met
natte hand
en.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit,
maakt het vreemde geluiden of ve
rspreidt het een
vreemde geur. Schakel onmiddellijk de
stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los.
Dit kan een elektrische schok of brand
ver
oorzaken.
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of
als u het apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand
ver
oorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als deze
er moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een
elektricie
n om het stopcontact te vervangen.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Voorkom dat huisdieren in het netsnoer, de telefoonkabel of
computerkabels bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw
huisdier verwonden.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd
lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in
va
n een gekwalificeerd technicus.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt
uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de
hul
p in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Als de prestaties van het apparaat plots opvallend veranderen,
koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van
e
en gekwalificeerd technicus.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Veiligheidsinformatie_ 12
Bedieningswijze
Opgepast
Trek het papier niet uit de printer tijdens het
afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de
onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd
kinde
ren uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de
papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen
om vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen
in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand
on
tstaan of kan het apparaat beschadigd raken.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen
papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen
veroorzaken.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het
stop
contact.
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Plaats het apparaat niet in een omgeving waar stof,
vocht of waterlekken aanwezig zijn.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Opgepast
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los
voordat u het apparaat verplaatst.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
een
apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door
één persoon worden opgetild;
een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee
personen worden opgetild;
een
apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door
vier of meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen
o
f schade veroorzaken.
Plaats geen deksel op het apparaat of plaats het niet in een
luchtdichte ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er
brand
ontstaan.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Steek het netsnoer in een geaard stopcontact.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Veiligheidsinformatie_ 13
Onderhoud/controle
Opgepast
Trek het netsnoer van het apparaat uit het
stopcontact als u de binnenkant van
het apparaat wilt
reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen,
verdunningsmiddel of alcohol; spuit geen water in het
apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
Gebruik het apparaat niet terwijl u verbruiksartikelen
vervangt of de binnenkant van het app
araat reinigt.
U kunt letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen
en weer in elkaar zetten.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact
op met ee
n gekwalificeerd technicus als het apparaat
moet worden hersteld.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stof-
en watervrij.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het
apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te
bed
ienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die
vastgeschroefd zijn.
Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een
medewerker van de technische dienst van Samsung.
Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron
met het energieniveau dat is aangegeven op het label.
Als u niet zeker bent en het energieniveau wilt controleren,
ne
emt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of
verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminde
ren en een elektrische schok
of brand veroorzaken.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
a
of dikker, indien
nodig.
Zo niet, dan kan het apparaat beschadigd raken.
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw
apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat
lan
ger is dan 2 meter voor een apparaat van 140 V, moet het
snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet, dan kan het apparaat beschadigd raken en een
ele
ktrische schok of brand veroorzaken.
a.AWG: American Wire Gauge
Veiligheidsinformatie_ 14
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
opname.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bijvoorbe
eld tonercassettes)
bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
opname.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een
tonercassette of fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand
ver
oorzaken.
Gerecyclede verbruiksartikelen (bijvoorbeeld toner) kunnen het
apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik
van gerecyclede
verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden
gebracht.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kleding
terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
ve
rwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm
water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik
altijd koud water.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 15
Informatie over wettelijke voorschriften
Dit apparaat is ontworpen voor een normale werkomgeving en is gecertificeerd conform verschillende
veiligheidsvoorschriften.
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de VS gecertificeerd conform de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk J, voor Klasse I(1) laserproducten, en
buiten de VS als Klasse I laserproduct conform de vereisten van IEC 60825-1:1993 + A1:1997 + A2:2001.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het
lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I.
Go
lflengte: 800 nm
Bu
ndeldivergentie
- Parallel: 12 graden
- Verticaal: 30 graden
Ma
ximum vermogen of energie-output: 5 mW
WAARSCHUWING
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel ze onzichtbaar is, kan de
gereflecteerde laserstraal uw ogen beschadigen.
Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd de
ze elementaire veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken en
letsels te beperken.
Veiligheid in verband met ozon
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat in een goed geventileerde ruimte te plaatsen.
Als u meer wilt weten over ozon, neemt u best contact
op met de dichtstbijzijnde Samsung-verdeler.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 16
Kwik
Bevat kwik en moet weggegooid worden conform de plaatselijke voorschriften, de wetten van de staten en de federale wetten (alleen voor
VSA).
Energiebesparende modus
Deze printer is uitgerust met een geavanceerde energiebesparende technologie die het stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat niet
wordt gebruikt.
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENER
GY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov
Recycleren
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of verwijder ze op een milieuvriendelijke wijze.
Alleen voor China
Correcte verwijdering van dit product (afgedankte elektrische en elektronische apparatuur)
(Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor batterijen)
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv.
lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun levensduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve
deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van
materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde afvalverwijdering.
Particuliere gebruikers kunnen contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met lokale overheidsinstanties voor
informatie over waar en hoe ze deze items op een ecologisch verantwoorde manier kunnen recyclen.
Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en
de algemene voorwaarden van de koopovereenkomst nalezen. Dit
product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval worden weggegooid.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 17
Correcte verwerking van de in dit product gebruikte batterijen
(Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor batterijen.)
Deze aanduiding op de batterij, handleiding of verpakking geeft aan dat de batterijen in dit product aan het eind van hun levensduur niet
samen met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Een markering met de chemische symbolen Hg, Cd of Pb geeft aan dat de
batterij een dosis kwik, cadmium of lood bevat die hoger is dan de referentieniveaus uit EG-Richtlijn 2006/66. Als de batterijen niet op de juiste
manier worden weggeworpen, kunnen deze stoffen schade berokkenen aan mens en milieu. Om het milieu te beschermen en het
hergebruiken van materialen aan te moedigen, verzoeken wij u afgedankte accu’s en batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor
recycling aan te bieden bij het gratis inzamelpunt voor accu’s en batterijen in uw omgeving.
Alleen voor Taiwan
Radiofrequentiestraling
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
dit a
pparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken
en moet
alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale app
araten van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften.
Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert,
gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke
interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij bepaalde installaties geen interferentie
optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te
schakelen, raden wij de gebruiker aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen:
ve
rplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op;
ve
rgroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger;
sl
uit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten;
ra
adpleeg uw verdeler of een ervaren radio-/televisiemonteur.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de
normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming aan de gebruiker om het apparaat te gebruiken vervalt.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor stoorsignalen vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de
standaard voor apparatuur die interferentie zou kunnen veroorzaken, met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science
Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectri
ques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur : « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 18
VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA
Federale Communicatiecommissie (FCC)
Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in
de 2,4 GHz/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of
er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel gekwalificeerd voor geb
ruik in de Verenigde Staten van Amerika als er een FCC
ID-nummer op het systeemlabel staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het apparaat en het lichaam, voor gebruik van een
draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op meer dan 20 cm
van het lichaam worden gehouden wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld. Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of
de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd ligt ruimschoots onder de tot dusver gekende RF-blootstellingsgrenzen.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaa
rden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Door
wijzigingen aan te brengen aan een draadloos apparaat vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de
fabrikant.
FCC-bepaling voor het gebruik van draadloze LAN
Tijdens de installatie en het gebruik van een combinatie van deze zender en antenne kan de RF-blootstellingsgrens van 1 mW/cm2 dicht
bij de geïnstalleerde antenne worden overschreden. Daarom moet de gebruiker altijd minstens 20 cm afstand houden van de antenne.
Dit apparaat kan niet geïnstalleerd worden met een andere verzender en verzendantenne.
Alleen voor Rusland
Informatie over wettelijke voorschriften_ 19
Alleen voor Duitsland
Alleen voor Turkije
Faxidentificatie
Volgens de Telephone Consumer Protection Act van 1991 is het wettelijk verboden om met een computer of een ander elektronisch apparaat
faxberichten te verzenden tenzij ze voorzien zijn van een duidelijke strook aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op
de eerste pagina met de volgende gegevens:
1. ve
rzenddatum en -tijd;
2. naam van he
t bedrijf, de bedrijfsafdeling of afzender; en
3. tel
efoonnummer van het verzendapparaat, het bedrijf, de bedrijfsafdeling of de persoon.
De telefoonmaatschappij kan wijzigingen aanbrengen in haar communicatiefaciliteiten, in de werking van haar installaties of in procedures
waar dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften van FCC Deel 68. Als van
zulke wijzigingen redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is
met de communicatiemiddelen van de telefoonmaatschappij, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige
andere wijze materiële gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze
schriftelijk op de hoogte worden gesteld, zodat hij kan ononderbroken kan blijven genieten van de service.
REN-nummer (Ringer Equivalence Number)
De aansluitfactor en het FCC-registratienummer voor dit apparaat vindt u op een etiket aan de achterkant of op de onderkant van het apparaat.
In een aantal gevallen moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat
aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op
dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt "overbelast". Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met het
telefoneren en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Er mogen
niet meer dan vijf apparaten tegelijk worden aangesloten om er zeker van te zijn dat de telefoonmaatschappij in staat is om de diverse diensten
ter beschikking te stellen. In een aantal gevallen kunnen er geen vijf toestellen aangesloten worden. Als een aangesloten telefoonapparaat niet
goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Dit apparaat is in overeenstemming met Deel 68 van de FCC-regels en
de vereisten die door de ACTA werden aangenomen. Op de achterkant
van dit apparaat bevindt zich een label dat onder meer een product-id bevat met de notatie US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer moet op verzoek
worden meegedeeld aan de telefoonmaatschappij.
Volgens de voorschriften van de FCC kunnen wijzigingen of modificaties aan dit apparaat die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de
fabrikant ertoe leiden dat de gebruiker het recht verliest om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het
telefoonnet veroorzaakt, moet de telefoonmaatschappij de klant waarschuwen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het
echter praktisch onmogelijk is om de klant vooraf te verwittigen, kan de telefoonmaatschappij de dienstverlening tijdelijk onderbreken op
voorwaarde dat ze:
a) de klant onmid
dellijk op de hoogte brengt;
b) de klant de ge
legenheid biedt om het probleem met de randapparatuur te verhelpen;
c) de klant erop wi
jst dat hij het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de
procedures uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68".
Informatie over wettelijke voorschriften_ 20
Verder moet u weten:
Dat het apparaat niet ontworpen is voor aansluiting op een PBX-centrale.
Al
s u het apparaat wilt aansluiten op de telefoonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn
aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan om buiten een normaal telefoontoestel geen
andere apparaten aan te sluiten op de lijn waarop het apparaat is aangesloten.
Al
s u zich in een gebied bevindt waar het vaak omweert of waar regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om
zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij
uw dealer of bij een elektronicaspeciaalzaak.
Wan
neer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst
het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst op de hoogte te brengen van de test. De dienst kan u
dan meteen verder informeren over hoe u het noodnummer daadwerkelijk kunt testen.
Dit
apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit
apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten
via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de
zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap
van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe
afdekkap hebt op gezet.
Neem contact op met de leverancier bi
j wie u het apparaat hebt gekocht.
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Veren
igd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt.
Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. U moet een geschikt verloopstuk (adapter)
kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok te krijgen als
u hem in het stopcontact steekt.
Belangrijke waarschuwing:
Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering:
Groen/geel: aarding
Bla
uw: neutraal
Brui
n: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen met die van de stekker.
Sluit de groen-gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "E", het aardesymbool, de kleuren groen-geel of de kleur groen.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "N" of zwart is gekleurd.
Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "L" of rood is gekleurd.
In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekeri
ng van 13 ampère zijn aangebracht.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 21
Verklaring van overeenstemming (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de conformiteitsverklaring van Samsung Electronics Co., Ltd. ten aanzien van de richtlijnen 93/
68/EEC van de Europese Unie vanaf volgende data:
Samsung Electronics verklaart dat dit product in overeenstemming is met de
essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van:
CLX-318x(K) Series: R&TTE-richtlijn (1999/5/EG).
De conformiteitsverklaring ka
n worden geraadpleegd op www.samsung.com/printer. Ga naar Support > Download center en voer de naam
van uw printer (MFP) in om te bladeren door de EuDoC.
01.01.1995: Richtlijn 2006/95/EG van het Europees Pa
rlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke
voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen.
01.01.1996: Richtlijn 2004/108/EG (92/31/EEG) van het Europees Parlement
en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de
wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit.
09.03.1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse herkenning
van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante
richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd.
EG-certificering
Certificering conform richtlijn 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur (fax).
Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluitin
g als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens
richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN-netwerken en compatibele PBX-netwerken in de Europese
landen.
Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te neme
n met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd.
Dit product is getest volgens de TBR21-norm. Ter ondersteuning bij he
t gebruik en de toepassing van randapparatuur die aan deze norm
voldoet, heeft het European Telecommunication Standards Institute (ETSI) een adviesrapport opgesteld (EG 201 121) met opmerkingen en
aanvullende eisen om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-randapparaten te waarborgen. Het product is ontworpen rekening houdend met
alle relevante adviezen die in dit document zijn beschreven en is daar volledig mee in overeenstemming.
Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde
radioapparaten)
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze
apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn mogen in
de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s alleen worden
gebruikt als een EG-conformiteitsmerkteken met een registratienummer van een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op
het systeemlabel staan.
Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze app
araten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd ligt ruimschoots onder
de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie in de R&TTE-richtlijn heeft vastgelegd.
Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten gekwalificeerde Europese lidstaten:
EU
Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finla
nd, Frankrijk (met frequentiebeperkingen), Duitsland, Griekenland, Hongarije,
Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd
Koninkrijk.
EEA/EFTA-landen
IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland.
Europese landen met gebruiksbeperkingen:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt
tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van meer dan 10 mW, zoals
draadloze apparaten.
EEA/EFTA-landen
Geen beperkingen op dit ogenblik.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 22
Mededelingen aangaande normen
Draadloze geleiding
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in
de 2,4 GHz/5 GHz-band. De volgende sectie geeft een algemeen overzicht van beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een
draadloos apparaat.
Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen voor specifieke
landen zijn opgenomen in de specifieke landensecties (of
landengroepensecties). De draadloze apparaten in uw systeem zijn uitsluitend gekwalificeerd voor gebruik in de landen die geïdentificeerd
kunnen worden aan de hand van de markering "Radio gekeurd" op het systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos apparaat
wilt gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u contact op met het plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring voor meer informatie over
de vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereguleerd en mogen niet worden gebruikt.
Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze app
araten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd ligt ruimschoots onder
de tot dusver gekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie
uitstralen dan is toegestaan volgens de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de producent ervan overtuigd dat deze
apparaten veilig zijn in gebruik. Ongeacht het vermogensniveau moet menselijk contact tijdens de normale werking zoveel mogelijk worden
vermeden.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaard
igd waarin staat dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam, voor gebruik van
een draadloos apparaat nabij het lichaam (zonder uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op meer dan 20 cm
van het lichaam worden gehouden, wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld en bezig is met zenden.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten
. Hieronder zijn voorbeelden van gebruikelijke beperkingen
opgenomen.
Draadloze RF-communicatie kan interferentie veroorzaken met apparatuur aan boord van burgerluchtvaarttoestellen. De huidige
luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze toestellen aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld tijdens de vlucht. IEEE 802.11
(beter bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-communicatie-apparaten zijn voorbeelden van draadloze communicatie-apparaten.
In omgevingen waar het risico op interferentie met andere apparaten of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt beschouwd kan gebruik
van een draadloos apparaat beperkt of verboden worden. Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld met zuurstof en ontvlambare gassen
zijn enkele voorbeelden van omgevingen waar het gebruik van draadloze apparaten beperkt of verboden kan zijn. Als u zich in een omgeving
bevindt waarvan u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten gesanctioneerd is, vraagt u de plaatselijke autoriteiten om toelating
voor u het draadloze apparaat inschakelt of in gebruik neemt.
Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het gebruik van draadloze apparaten. Aangezien uw systeem uitgerust is met een draadloos
apparaat moet u, als u van het ene land naar het andere reist, voor uw vertrek nagaan bij de plaatselijke radiogoedkeuringsinstanties of er
beperkingen bestaan voor het gebruik van draadloze apparaten in het land van bestemming.
Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos apparaat mag u het draadloos apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en
schermen op hun plaats zitten en het systeem compleet is.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Door
wijzigingen aan te brengen aan een draadloos apparaat vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het land waar het apparaat gebruikt zal worden. Raadpleeg de systeemherstelkit
van de fabrikant of neem contact op met de technische dienst van de fabrikant voor meer informatie.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 23
OpenSSL-licentie
Copyright © 1998-2001 The OpenSSL Project. Alle rechten voorbehouden.
Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. In een herdistributie van de broncode moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende
exoneratieclausule overgenomen worden.
2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende
exoneratieclausule worden overgenomen in de documentatie en/of andere materialen die met de distributie worden meegeleverd.
3. Bij alle reclamemateriaal waarin functies of het gebruik van deze software worden vermeld, moet de volgende erkenning worden
weergegeven: "Dit product bevat software die door het OpenSSL Project is ontwikkeld voor gebruik in de OpenSSL Toolkit (http://
www.openssl.org/)".
4. De namen "OpenSSL Toolkit" en "OpenSSL Project" mogen niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming worden gebruikt om van
deze software afgeleide producten te promoten.
5. Voor schriftelijke toestemming kunt u contact opnemen met [email protected].
6. Producten die van deze software zijn afgeleid, mogen niet "OpenSSL" worden genoemd, noch mag "OpenSSL" in de namen van die
producten worden opgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het OpenSSL Project.
7. Herdistributies in om het even welke vorm moeten de volgende erkenning bevatten: "Dit product bevat software die ontwikkeld werd door
OpenSSL Project voor gebruik in de OpenSSL-Toolkit (http://www.openssl.org/)".
DEZE SOFTWARE WORDT DOOR HET OpenSSL PROJECT AANGEBODEN IN DE STAAT WAARIN DEZE ZICH BEVINDT.
UITDRUKKELIJKE OF STILZWIJGENDE GARANTIES, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE STILZWIJGENDE
GARANTIES MET BETREKKING TOT VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, WORDEN VAN DE HAND
GEWEZEN. ONDER GEEN ENKELE VOORWAARDE ZULLEN HET OpenSSL-PROJECT OF DE PARTIJEN DIE HIERTOE HEBBEN
BIJGEDRAGEN AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, SPECIALE, MORELE OF
GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE AANKOOP VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN;
VERLIES VAN GEBRUIK OF GEGEVENS; WINSTDERVING; OF ONDERBREKING VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN), ONGEACHT DE
WIJZE WAAROP DEZE SCHADE WERD VEROORZAAKT EN ONGEACHT DE AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT,
STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (MET INBEGRIP VAN NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE OP ENIGE
WIJZE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE, ZELFS INDIEN WERD GEWEZEN OP DE MOGELIJKHEID VAN
DERGELIJKE SCHADE.
Dit product bevat cryptografische software geschreven door Eric Young ([email protected]). Dit product bevat software geschreven door Tim
Originele SSLeay-licentie
Copyright © 1995-1998 Eric Young (eay@cryptsoft.com). Alle rechten voorbehouden.
Dit pakket is een SSL-implementatie geschreven door Eric Young ([email protected]). De implementatie is geschreven conform SSL van
Netscape.
Deze bibliotheek kan gratis worden gebruikt voor commerciële en niet-commerciële doeleinden mits de volgende voorwaarden worden
nageleefd. De volgende voorwaarden gelden niet alleen voor de SSL-code, maar voor alle code in deze distributie, zoals RC4, RSA, lhash,
DES enz. Voor de SSL-documentatie die in deze distributie is ingesloten gelden dezelfde auteursrechten, behalve dat Tim Hudson
([email protected]) de houder is van de rechten. Eric Young behoudt de auteursrechten waardoor de copyrightvermeldingen in de code niet
verwijderd mogen worden. Als dit pakket in een product wordt gebruikt, moet Eric Young erkend worden als de auteur van de gebruikte delen
van de bibliotheek. Dit kan gebeuren in de vorm van een tekstbericht bij het opstarten van het programma of in de documentatie (online of in de
tekst) die meegeleverd wordt met het pakket.
Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. Bij herdistributie van de broncode moeten de copyrightvermeldingen worden behouden, evenals de volgende lijst en de volgende
voorwaarden.
2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende
exoneratieclausule worden overgenomen in de documentatie en/of andere materialen die met de distributie worden meegeleverd.
3. Alle advertentiematerialen die eigenschappen of gebruik van deze software vermelden moeten de volgende erkenning tonen: "Dit product
bevat cryptografische software geschreven door Eric Young ([email protected])". De term "cryptografisch" kan worden weggelaten als de
gebruikte onderdelen van de bibilotheek niets met crypotografie te maken hebben.
4. Als u Windows-specifieke code (of een afgeleide daarvan) uit de toepassingsmap gebruikt (toepassingscode) moet u er een erkenning in
opnemen: "Dit product bevat software geschreven door Tim Hudson (tjh@cryptsoft.com)".
Informatie over wettelijke voorschriften_ 24
DEZE SOFTWARE WORDT TER BESCHIKKING GESTELD DOOR ERIC YOUNG "IN DE HUIDIGE VORM". IEDERE EXPLICIETE OF
IMPLICIETE GARANTIE, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT ALLE IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE
VERHANDELBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, WORDT VAN DE HAND GEWEZEN. ONDER GEEN ENKELE
VOORWAARDE ZULLEN DE AUTEUR OF DIENS MEDEWERKERS AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE,
INDIRECTE, INCIDENTELE, SPECIALE, MORELE OF GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE AANKOOP
VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN; VERLIES VAN GEBRUIK OF GEGEVENS; WINSTDERVING; OF ONDERBREKING
VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN), ONGEACHT DE WIJZE WAAROP DEZE SCHADE WERD VEROORZAAKT EN ONGEACHT DE
AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT, STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (MET
INBEGRIP VAN NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE OP ENIGE WIJZE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE,
ZELFS INDIEN WERD GEWEZEN OP DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE.
De licentie en de distributievoorwaarden voor elke publiek beschi
kbare versie of afgeleide van deze code mogen niet gewijzigd worden. Deze
code kan met andere woorden niet zomaar gekopieerd worden en onder een andere distributielicentie worden geplaatst (met inbegrip van de
GNU Public Licence).
Alleen voor China
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 25
Informatie over deze
gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de
verschillende procedures die doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als
professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor een correcte installatie en een juist gebruik van het
apparaat.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt (zie "Veiligheidsinformatie" op pagina 10).
Raad
pleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij het gebruik van het apparaat (zie "Problemen oplossen" op pagina 125).
De te
rmen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst (zie "Verklarende woordenlijst" op
pagina 154).
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
De proced
ures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op Windows XP.
Conventie
Sommige termen in deze handleiding zijn onderling verwisselbaar.
Documen
t is synoniem met origineel.
Papie
r is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Appara
at verwijst naar printer of multifunctionele printer.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in
deze handleiding worden gebruikt.
Conventie Omschrijving Voorbeeld
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of namen van knoppen op het
apparaat.
Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of details over een functie of voorziening van het
a
pparaat.
De datumnotatie kan verschillen van land
tot land.
Opgepast Biedt nuttige informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke
mechanische schade
of defecten.
Raak het oppervlak van de drum in de
tonercassette of de beeldeenheid niet
aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
("Kruisverwijzing") Verwijst naar meer gedetailleerde informatie. (Zie "Meer informatie vinden" op pagina 26.)
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 26
Meer informatie vinden
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dat kunnen papieren of digitale documenten zijn.
Materiaalbenaming Omschrijving
Beknopte
installatiehandleiding
Deze handleiding bevat informatie over de installatie van uw apparaat. Deze handleiding wordt in de doos met de printer
meegeleverd.
Gebruikershandleiding Deze handleiding bevat stapsgewijze instructies om de functies van uw apparaat optimaal te benutten, voor het onderhoud van uw
apparaat, probleemoplossing en de vervanging van toebehoren.
Help bij het
pr
interstuurprogramma
Deze Help biedt ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies voor de instelling van de afdrukopties
(zie "Help gebruiken" op pagina 77).
Samsung-website Als u een internetverbinding hebt, kunt voor hulp, ondersteuning, stuurpro
gramma’s voor uw apparaat, gebruikershandleidingen en
bestelinformatie terecht op de Samsung-website, www.samsung.com/printer.
Te downloaden
so
ftware
U kunt handige softwareprogramma’s downloaden van de website van Samsung.
Sa
msung AnyWeb Print: helpt gebruikers om op een eenvoudige manier schermafbeeldingen van de website te maken in
Windows Internet Explorer. (http://solution.samsung
printer.com/personal/anywebprint)
SyncThru™ Web Admin Service: is erg handig voor netwerkbeheerders die meerdere
apparaten tegelijk moeten beheren. Dit
programma is alleen bedoeld voor netwerkmod
ellen. (http://solution.samsungprinter.com)
Samsung Easy Color Manager: helpt gebruikers van Samsung-kleurenlaserprinters om de ge
wenste kleuren in te stellen.
(http://solution.samsungprinte
r.com/personal/colormanager)
De functies van uw nieuw product_ 27
De functies van uw nieuw product
Uw nieuw apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt
verbeteren.
Speciale functies
Afdrukken met hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt in een ruime waaier van kleuren afdrukken met
cyaan, magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken met een resolutie tot 2 400 x 600 dpi
effectieve uitvoer.
Uw ap
paraat drukt tot 16 ppm van A4-formaat af en tot
17 ppm van Letter-formaat. In kleurenmodus drukt uw
apparaat 4 ppm van A4- of Letter-formaat af.
Verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De lade voor 130 vellen biedt plaats voor normaal papier van
diverse afmetingen, briefhoofden, enveloppen, etiketten,
aangepaste afdrukmaterialen, postkaarten en zwaar papier.
Professionele documenten creëren
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina
van uw document worden vergroot en afgedrukt over
verschillende vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster (zie "Posters afdrukken" op pagina 77).
W
atermerken afdrukken. U kunt uw documenten aanpassen
met woorden als "Vertrouwelijk" (zie "Watermerken
gebruiken" op pagina 79).
U kunt voorbe
drukt papier of briefhoofden gebruiken (zie
"Overlay gebruiken" op pagina 79).
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier uit
te sparen (zie "Meerdere pagina’s afdrukken op één vel
papier" op pagina 77).
Di
t apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
Om pa
pier uit te sparen kunt u op beide zijden van het vel
afdrukken (handmatig) (zie "Dubbelzijdig afdrukken
(handmatig)" op pagina 78).
Afdrukken in verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken in verschillende besturingssystemen, zoals
Windows, Linux en Macintosh (zie "Systeemvereisten" op
pagina 40).
Uw
apparaat is uitgerust met een netwerkinterface en een
Hi-Speed USB 2.0-interface.
Uw
apparaat is uitgerust met een
draadloze-netwerkinterface (alleen CLX-318xFW/
CLX-318xW(K)K).
Originelen in diverse formaten kopiëren
Uw apparaat kan meerdere afbeeldingen/kopieën van het
origineel document op een enkele pagina afdrukken (zie "2
of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)" op pagina 86).
Er zijn speci
ale functies om een catalogus- of
krantenachtergrond te wissen.
De
afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
Originelen scannen en direct verzenden
U kunt in kleur scannen met de juiste compressie voor BMP-,
JPEG-, TIFF- en PDF-indeling.
U kunt bestanden snel scannen en naar verschillende
bestemmingen verzenden via netwerkscan (zie "Voor een
met een netwerk verbonden apparaat (alleen CLX-318xN(K)/
CLX-318xFN/CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)" op
pagina 89).
IPv6 (alleen CLX-318xN(K)/CLX-3
18xW(K)K/CLX-318xFN/
CLX-318xFW)
Het apparaat ondersteunt IPv6. Zie "IPv6-configuratie" op
pagina 51 voor meer informatie.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een
fa
x (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te
verzenden, en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen
bestemmingen verzenden.
Na
het verzenden kan het apparaat een faxrapport
afdrukken op basis van uw instellingen.
De functies van uw nieuw product_ 28
Eco copy (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xFN)
U kunt toner- en papierverbruik beperken. Zie "Knop Eco
Copy (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xFN)" op
pagina 38 voor meer informatie.
DLNA (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)
Dit apparaat ondersteunt DLNA-afdrukken als DMPr (Digital
Media Printer). DLNA-afdrukken met onder meer de
afdrukcontrolefunctie kunt u gemakkelijk gebruiken in een
thuisnetwerk.
De functies van uw nieuw product_ 29
Functies per model
Het apparaat voorziet alles wat u nodig hebt voor de verwerking van uw documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor
uw bedrijf.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk n
iet beschikbaar afhankelijk van model of land.
De onderstaande lijst geeft de voorn
aamste functies per model weer.
Functies
CLX-318x(K)
CLX-318x(K)K
CLX-3186
CLX-318xN(K)
CLX-318xN(K)K
CLX-3186N
CLX-318xW(K)K
CLX-318xFN
CLX-3186FN
CLX-318xFW
Afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
Kopiëren
Eco Copy
Scannen
Faxen
Netwerk PC-fax
Fax to PC (Samsung Scan en Fax Manager)
Bellen met de hoorn op de haak
USB 2.0
USB-geheugeninterface (Direct USB)
IPv6
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Netwerkinterface 802.11b/g/n draadloos LAN
SyncThru™ Web Service
Schermafdruk
PictBridge
Automatische documentinvoer (ADI)
( : inb
egrepen, : optioneel, leeg: niet beschikbaar)
CLX-318x(K), CLX-318x(K)K en CLX-3186 zijn gelijkaardig maar hebben een andere naam. Deze Gebruikershandleiding is geschreven op basis van de
CLX-318x(K).
CLX-318
xN(K), CLX-318xN(K)K en CLX-3186N zijn gelijkaardig maar hebben een andere naam. Deze Gebruikershandleiding is geschreven op basis
van de CLX-318xN(K).
CLX-318xFN en CLX-3186FN zijn een en hetzelfde apparaat ondanks de verschillende naam. Deze Gebruikershandleiding is geschreven op basis van
de CLX-318xFN.
Inleiding_ 30
1.Inleiding
Dit hoofdstuk biedt een overzicht van uw apparaat.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Apparaatoverzicht (CLX-318x(K)/CLX-31
8xN(K)/CLX-318xW(K)K)
Overzicht bedieningspaneel (CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/
CLX-318xW(K)K)
Apparaatoverzicht (CLX-318
xFN/CLX-318xFW)
Overzicht bedieningspaneel (CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Informatie over de Status-LED
Kennismaking met handige knoppen
De status van de tonercassette
Apparaatoverzicht (CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K)
Voorkant
1
3
7
6
5
4
2
12
11
8
9
10
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
1
Scannerdeksel
5
Voorklep
9
Opvangbak voor gebruikte
toner
2
USB-poort
a
a.alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K
6
Papieruitvoersteun
10
Beeldeenheid
3
Lade 1
7
Bedieningspaneel
11
Glasplaat
4
Handgreep in de voorklep
8
Tonercassettes
12
Scanner
Inleiding_ 31
Achterkant
1
2
3
5
4
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
1
Handgreep van achterklep
4
USB-poort
2
Achterklep
5
Netwerkpoort
a
a.alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K
3
Netsnoeraansluiting
Inleiding_ 32
Overzicht bedieningspaneel (CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K)
Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
1 3 4 7 852
11 10
1213 5
6
1516 14 9
1
Power Hiermee kunt u het apparaat in- en uitschakelen (zie "Knop Power" op pagina 37).
2
Eco Copy
Vermindert toner- en papierverbruik (zie "Knop Eco Copy (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xFN)" op pagina 38).
Direct USB
(CLX-318xW(K)K)
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden van een USB-geheugenapparaat afdrukken als dat is aangesloten op de
USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het apparaat (zie "USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/
CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)" op pagina 106).
3
ID Copy
Hiermee kunt u beide zijden van een ID-kaart, zoals een rijbewijs, op één zijde van een vel kopiëren (zie "ID-kaart
kopiëren" op pagina 85).
4
Display Toont de huidige status en geeft meldingen weer tijdens het gebruik.
5
Pijl-links/rechts Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden.
6
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
7
Menu Hiermee opent u de menumodus en schuift u door de beschikbare menu’s (zie "Menuoverzicht" op pagina 113).
8
Stop/Clear
Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken. Hiermee
kunt u in stand-bymodus de kopieeropties (zoals
helderheid, documenttype, kopieerformaat en aantal exemplaren) wissen/annuleren.
9
Wireless LED
(CLX-318xW(K)K)
Toont de huidige status van verbrui
ksgoederen in uw apparaat (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 37).
10
Status-LED Geeft de status van uw apparaat weer (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 37).
11
Color Start Start een afdruktaak in kleurmodus.
12
Black Start Start een afdruktaak in zwart-witmodus.
13
Back Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
14
Tonerkleur
De tonerkleuren onder het LCD-scherm corresponderen met de berichten op het display (zie "De status van de
tonercassette" op pagina 38).
15
Scan to Verzendt gescande gegevens (zie "Originelen scannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.)" op pagina 88).
16
Print Screen (CLX-318x(K)) Drukt het venster af dat op het scherm wordt weergegeven (zie "Knop Print screen (alleen CLX-318x(K))" op pagina 37).
Direct USB (CLX-318xN(K))
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden van een USB-geheugenapparaat afdrukken als dat is aangesloten op de
USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het apparaat (zie "USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/
CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)" op pagina 106).
WPS (CLX-318xW(K)K)
Als uw draadloos toegangspunt Wi-Fi Protected Setup™(WPS) ondersteunt, kunt u het apparaat eenvoudig configureren
zonder computer (zie "Knop WPS (alleen CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)" op pagina 38).
Inleiding_ 33
Apparaatoverzicht (CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Voorkant
5
9
10
8
7
6
4
2
3
1
11
13
12
15
14
16
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
1
Breedtegeleiders voor documenten
5
Lade 1
9
Bedieningspaneel
13
Beeldeenheid
2
Documentinvoerlade
6
Handgreep in de voorklep
10
Documentinvoerklep
14
Scannerdeksel
3
Documentuitvoerlade
7
Voorklep
11
Tonercassettes
15
Glasplaat
4
USB-poort
8
Documentuitvoerlade
12
Opvangbak voor gebruikte toner
16
Scanner
Inleiding_ 34
Achterkant
1
2
3
4
5
6
7
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
1
Handgreep van achterklep
5
Netwerkpoort
2
Achterklep
6
Aansluiting telefoonlijn
3
Netsnoeraansluiting
7
Uitgang voor bijkomend telefoontoestel (EXT)
4
USB-poort
Inleiding_ 35
Overzicht bedieningspaneel (CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
15161718192122 20 7
1 3 4 6 8 1110 13 145 7 1292
1
Power Hiermee kunt u het apparaat in- en uitschakelen (zie "Knop Power" op pagina 37).
2
Eco Copy (CLX-318xFN)
Vermindert toner- en papierverbruik (zie "Knop Eco Copy (alleen CLX-318x(K)/CLX-318
xN(K)/CLX-318xFN)" op
pagina 38).
Direct USB (CLX-318xFW)
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden van een USB-geheug
enapparaat afdrukken als dat is aangesloten op de
USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het apparaat (zie "USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/
CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)" op pagina 106).
3
ID Copy
Hiermee kunt u beide zijden van een ID-kaart, zoals een rijbewijs, op één zijde van een vel kopiëren (zie "ID-kaart
kopiëren" op pagina 85).
4
Display Toont de huidige status en geeft meldingen weer tijdens het gebruik.
5
Kopiëren Activeert de kopieermodus.
6
Faxen Activeert de faxmodus.
7
Pijl-links/rechts Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden.
8
Menu Hiermee opent u de menumodus en schuift u door de beschikbare menu’s (zie "Menuoverzicht" op pagina 113).
9
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
10
Cijfertoetsen
Hiermee kiest u een nummer of voert u alfanumerieke tekens in (zie "Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren
(alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 65).
11
Address Book Hiermee kunt u opgeslagen e-mailadressen zoeken.
12
Redial/Pause
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in stand-bymodus) of
voegt u een pauze in een faxnummer in (in
bewerkingsmodus).
13
Black Start Start een afdruktaak in zwart-witmodus.
14
Stop/Clear
Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken. Hiermee kunt u in sta
nd-bymodus de kopieeropties (zoals
helderheid, documenttype, kopieerformaat en aantal exemplaren) wissen/annuleren.
15
Wireless LED (CLX-318xFW) Toont de huidige status van verbruiksgoederen in uw apparaat (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 37).
16
Status-LED Geeft de status van uw apparaat weer (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 37).
17
Color Start Start een afdruktaak in kleurmodus.
18
On Hook Dial Hiermee opent u de telefoonlijn.
Inleiding_ 36
19
Back Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
20
Scan/E-mail Activeert de scanmodus.
21
Tonerkleur
De tonerkleuren onder het LCD-scherm corresponderen met de berichten op het display (zie "De status van de
tonercassette" op pagina 38).
22
Direct USB (CLX-318xFN)
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden van een USB-geheugenapparaat afdrukken wanneer dat is aangesloten op de
USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het apparaat (zie
"USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/
CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)" op pagina 106).
WPS (CLX-318xFW)
Als uw draadloos toegangspunt Wi-Fi Protected Setup™(WPS) ondersteunt, kunt u het apparaat eenvoudig configureren
zonder computer (zie
"Knop WPS (alleen CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)" op pagina 38).
Inleiding_ 37
Informatie over de Status-LED
De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Status Omschrijving
Uit Het apparaat is offline.
He
t apparaat bevindt zich in
energiebesparende modus. Als er gegevens
binnenkomen of als er een knop wordt
ingedrukt, gaat het apparaat automatisch
online.
U kunt de draa
dloze functie niet gebruiken.
Groen Knipperen Als de gro
ene LED langzaam knippert,
ontvangt het apparaat gegevens van de
computer.
Als de gro
ene LED snel knippert, is het
apparaat bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Blauw Aan Wanneer het apparaat met een draadloos
n
etwerk is verbonden, licht het Wireless-LED
blauw op (alleen CLX-318xFW/
CLX-318xW(K)K).
Rood Knipperen Er is
een kleine storing opgetreden en het
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display. Als het
probleem is opgelost, gaat de printer door met
afdrukken (zie "Informatie over
displaymeldingen" op pagina 130).
De
tonercassette is bijna leeg. De geschatte
levensduur van de cassette is bijna bereikt.
Houd een nieuwe cassette gereed om de
oude cassette te vervangen. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner
te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op
pagina 125).
Aan De
tonercassette heeft de geschatte
levensduur bijna bereikt. Er wordt aanbevolen
om de tonercassette te vervangen. (Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 145.)
Er is
een papierstoring opgetreden (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 127).
De klep is open. Sluit de klep.
De
papierlade is leeg. Plaats papier in de
lade.
He
t apparaat is gestopt als gevolg van een
ernstige fout. Bekijk het bericht op het display
(zie "Informatie over displaymeldingen" op
pagina 130).
Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes af
(bv. hervulde of gereviseerde tonercassettes). Samsung kan de
kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes immers niet
garanderen. Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg
van het gebruik van andere tonercassettes dan die van Samsung
worden niet gedekt door de garantie van het apparaat.
Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in het bericht
of raadpleeg het deel Probleemoplossing (zie "Informatie over
displaymeldingen" op pagina 130). Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft
voo
rdoen.
Alle afdrukfouten zullen in het venster van het programma Smart
Panel verschijnen. Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Kennismaking met handige knoppen
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de naam van uw model.
D
e afbeeldingen kunnen verschillen van uw apparaat afhankelijk
van het model of de opties. Controleer de naam van uw model.
Knop Menu
Als u de status van het apparaat wilt kennen en uw apparaat wilt instellen
om een geavanceerde functie te gebruiken, klikt u op de knop Menu (zie
"Status van het apparaat en geavancee
rde instellingen" op pagina 109).
Knop Power
Bij de CLX-318x(K) CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K sluit u het netsnoer
aan op het stopcontact en drukt u op deze knop. Het apparaat wordt
ingeschakeld. Om het apparaat volledig uit te schakelen, houdt u deze knop
ingedrukt tot App uit op het display verschijnt. Selecteer Ja om het
apparaat uit te schakelen.
Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW sluit u het netsnoer aan op het
stopcon
tact en het apparaat wordt automatisch ingeschakeld.
Wanneer het apparaat in energiebesparingsmodus schakelt, licht de
knop Power blauw op.
Knop Print screen (alleen CLX-318x(K))
De actieve vensters op het scherm worden afgedrukt.
1. Druk op Print Screen op het bedieningspaneel.
2. Druk op OK zo
dra Actief verschijnt.
Het apparaat drukt de op het scherm weergegeven actieve vensters
af.
H
et volledige scherm wordt afgedrukt.
1. Druk op Print Screen op he
t bedieningspaneel.
2. Druk op OK zo
dra Vol verschijnt.
Het apparaat drukt het volledige scherm af.
Inleiding_ 38
De pagina wordt afgedrukt op het standaardpaginaformaat (A4 of
Letter).
Deze functie kan al
leen worden gebruikt op een apparaat dat via
een USB-kabel is aangesloten.
Print Screen kan alleen worden gebruikt in Windows en
Macintosh.
Deze functie kan al
leen worden gebruikt als het
apparaatstuurprogramma is geïnstalleerd.
Knop Eco Copy (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/
CLX-318xFN)
Met de functie Eco Copy spaart u toner en papier uit. U kunt de functie Eco
Copy instellen om uw papierverbruik aan te passen en de instellingen die u
wilt gebruiken opslaan.
1. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op OK zo
dra St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Eco-kopie verschijnt en druk vervolgens
op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts om de gewenste modus te selecteren.
Al
leen mono: drukt alle originele afbeeldingen in zwart-witmodus af.
2 op
1/Z-W: drukt twee originele afbeeldingen in zwart-witmodus af
zodat ze op één vel papier passen.
4 op
1/Z-W: drukt vier originele afbeeldingen in zwart-witmodus af
zodat ze op één vel papier passen.
2 op 1/Kleur: drukt twee originele afbeeldingen in kleurmodus af
zodat ze op één vel papier passen.
4 op
1/Kleur: drukt vier originele afbeeldingen in kleurmodus af
zodat ze op één vel papier passen.
6. Druk op OK om de sele
ctie op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Knop WPS (alleen CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)
Wi-Fi Protected Setup™(WPS) is een standaard voor het eenvoudig en
veilig opzetten van een draadloos netwerk. Deze functie vereenvoudigt de
procedure voor de configuratie van een draadloos netwerk en
beveiligingsopties.
De knop WPS laa
t u toe om op een eenvoudige manier een draadloos
netwerk op te zetten. Deze functie vereenvoudigt de procedure voor de
configuratie van draadloze-netwerkopties, zoals een netwerknaam (SSID),
gegevenscodering en verificatie. U kunt de instellingen van de draadloze
verbinding instellen door op deze knop te drukken.
Raadpleeg "Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/
CLX-318xW(K)K)" op pagina 52 om deze functie uit te voeren.
De status van de tonercassette
De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status-LED en
het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden
vervangen, licht de Status-LED rood op en wordt het bericht op het display
weergegeven. Met de pijlmarkering wordt aangegeven op welke tonerkleur
het bericht betrekking heeft of welke cassette eventueel moet worden
vervangen.
Voorbeeld:
In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van de gele tonercassette
door de pijl aangegeven. Controleer het bericht op het display om te
achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt oplossen. Zie "Informatie
over displaymeldingen" op pagina 130 voor meer informatie over
foutberichten.
Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes af
(bv. hervulde of gereviseerde tonercassettes). Samsung kan de
kwaliteit van niet-originele Samsungtonercassettes immers niet
garanderen. Onderhoud en reparaties die vereist zijn als gevolg van
het gebruik van niet-originele Samsungtonercassettes worden niet
gedekt door de garantie van het apparaat.
Aan de slag_ 39
2.Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het USB-apparaat en de software instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Meegeleverde software
Systeemvereisten
Het stuurprogramma van een USB-apparaat installeren
Uw printer lokaal delen
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de naam van uw model.
De
afbeeldingen kunnen verschillen van uw apparaat afhankelijk
van het model of de opties. Controleer de naam van uw model.
De hardware installeren
In dit deel worden de stappen beschreven die u moet volgen om de
hardware te installeren, zoals toegelicht in de Beknopte
installatiehandleiding. Lees eerst de Beknopte installatiehandleiding en volg
de onderstaande stappen.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak en stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor
luchtcircul
atie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen
van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die
voldoende geventileerd is, maar
niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een
vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een
bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1 000 m. Zie het
deel over de hoogte-instelling voor optimaal afdrukken (zie "Luchtdruk of
hoogte aanpassen" op pagina 64).
Plaats het apparaat op een vlak en stabie
l oppervlak zodat het niet meer
dan 2 mm overhelt. De afdrukkwaliteit kan hierdoor immers
verslechteren.
2mm
(0.08 in)
2mm
(0.08 in)
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde
artikelen.
3. Verwijder de verpakkingstape.
4. Pl
aats een tonercassette.
5. Pl
aats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 71).
6. C
ontroleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden.
7. Z
et het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op zijn
kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de
afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Dit apparaat werkt niet als de elektriciteit uitvalt.
Meegeleverde software
Nadat u uw apparaat hebt geïnstalleerd en met uw computer hebt
verbonden, moet u de printersoftware installeren. Als u Windows of
Macintosh OS gebruikt, installeert u de software vanaf de meegeleverde
cd-rom. Als u Linux OS of UNIX OS gebruikt, downloadt u de software van
de website van Samsung (www.samsung.com/printer) en installeert u deze
op uw computer.
De apparaatsoftware wordt bij gelegenheid bijgewerkt, onder meer
bij de release van een nieuw besturingssysteem. Download
indien
nodig de laatste versie van de we
bsite van Samsung
(www.samsung.com/printer).
De geïnstalleerde software kan verschillen afhankelijk van het
model.
Besturing
ssysteem
Inhoud
Windows Printe
rstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma
om de functies van het apparaat maximaal te benutten.
Sc
annerstuurprogramma: voor het scannen van
documenten op uw apparaat zijn TWAIN- en
WIA-stuurprogramma’s (Windows Image Acquisition)
beschikbaar.
Smart Panel: dit programma geeft de status van het
ap
paraat weer en waarschuwt u als er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
SmarThru
a
:
a.Hiermee kunt u een gescande afbeelding
met behulp van een krachtig
beeldbewerkingsprogramma bewerken en per e-mail verzenden. U
kunt ook een ander beeldbewerkingsprogramma openen, zoals Adobe
Photoshop van SmarThru. Raadpleeg de schermhulp van het
programma SmarThru voor meer informatie (zie "SmarThru" op
pagina 117).
dit is de meegeleverde op Windows
ge
baseerde software voor uw multifunctioneel apparaat.
Sams
ung Scan- en faxbeheer: hier vindt u informatie
over het programma Samsung Scan- en faxbeheer en
de status van het scanstuurprogramma.
Ne
twork PC Fax: hiermee kunt u een fax verzenden
vanaf uw computer zonder gebruik te maken van het
bedieningspaneel op het apparaat. (alleen CLX-318xFN/
CLX-318xFW)
SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen
van
uw apparaat instellen.
Macintosh Printe
rstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma
om de functies van het apparaat maximaal te benutten.
Scannerstuurprogramma: TWAIN-stuurprogramma
voor het scannen van documenten op uw apparaat.
Smart Panel: dit programma geeft de status van het
ap
paraat weer en waarschuwt u als er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
Sams
ung Scan- en faxbeheer: hier vindt u informatie
over het programma Samsung Scan- en faxbeheer en
de status van het scanstuurprogramma.
F
axhulpprogramma’s: hiermee kunt u een fax
verzenden vanaf uw computer zonder gebruik te maken
van het bedieningspaneel op het apparaat. (alleen
CLX-318xFN/CLX-318xFW)
SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen
van
uw apparaat instellen.
Linux Un
ified Linux Driver: gebruik dit stuurprogramma om
de functies van het apparaat maximaal te benutten.
SANE: gebruik dit stuurprogramma om documenten in
te sca
nnen.
Smart Panel: dit programma geeft de status van het
ap
paraat weer en waarschuwt u als er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen
van
uw apparaat instellen.
Aan de slag_ 40
Systeemvereisten
Voor u begint moet u controleren of uw systeem aan de volgende vereisten
voldoet.
Microsoft
®
Windows
®
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
BESTURINGS
SYSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
Vrije
schijfruimte
Windows
®
2000 Intel
®
Pentium
®
II 400
MHz (Pentium III 933
MHz)
64 MB (128
MB)
600 MB
Windows
®
XP Intel
®
Pentium
®
III 933
MHz (Pentium IV 1
GHz)
128 MB
(256
MB)
1,5 GB
Windows
Server
®
2003
Intel
®
Pentium
®
III 933
MHz (Pentium IV 1
GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2 GB
Windows
Server
®
2008
Intel
®
Pentium
®
IV 1
GHz (Pentium IV 2
GHz)
512 MB (2
GB)
10 GB
Windows
Vista
®
Intel
®
Pentium
®
IV 3
GHz
512 MB (1
GB)
15 GB
Windows
®
7 Intel
®
Pentium
®
IV 1
GHz 32-bit of
64-bit-processor of
hoger
1 GB (2
GB)
16 GB
Ond
ersteuning voor DirectX
®
9 graphics met
128 MB geheugen (om het Aero-thema in te
schakelen).
DVD-R/W-station
Windows
Server
®
2008
R2
Intel
®
Pentium
®
IV 1
GHz- (x86) of 1,4
GHz- (x64)
processoren (2 GHz of
sneller)
512 MB (2
GB)
10 GB
Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze
beheerdersrechten hebben.
W
indows Terminal Services is compatibel met uw apparaat.
Aan de slag_ 41
Macintosh
BESTURING
SSYSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
Vrije
schijfruimte
Mac OS X 10.3
~ 10.4
Intel
®
-processoren
PowerPC G4/
G5
128 MB voor
een
PowerPC-geb
aseerde Mac
(512 MB)
51
2 MB voor
een Mac op
basis van Intel
(1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5
Intel
®
-processoren
867
MHz of
sneller Power
PC G4/G5
512 MB (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.6
Intel
®
-processoren
1 GB (2 GB) 1 GB
Linux
Item Vereisten
Besturingssysteem Fedora 2~10 (32/ 64 bits)
OpenSuSE
®
9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2, 10.3, 11.0,
11.1 (32/64 bits)
SuSE Linux 9.1 (32 bits)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10 (32/
64 bits)
Mandrake 10.0, 10.1 (32/64 bits)
Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 (32/
64 bits)
Debian 3.1, 4.0, 5.0 (3
2/64 bits)
Redhat
®
Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bits)
Processor Pentium IV 2,4GHz (Intel CoreTM2)
RAM 512 MB (1 GB)
Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB)
U moet een swap-partitie van minstens 300 MB maken om met
grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het
Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de
maximale optische resolutie.
Het stuurprogramma van een USB-apparaat
installeren
Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel rechtstreeks op uw
computer is aangesloten.
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 m.
Windows
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de
aangepaste methode.
De volgende stappen zijn aanbevolen voor de meeste gebruikers die hun
pri
nter rechtstreeks aansluiten op hun computer. Alle onderdelen die
noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
1. Z
org ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware
gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te
sluiten.
2. Pl
aats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
De cd-rom
start automatisch op en er verschijnt een
installatievenster.
Al
s het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt
door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK.
Als
u Windows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2
gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires >
Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe
waarbij u "X" vervangt door de letter van uw
cd-romstation en klik op OK.
Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista
klikt u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren
of uitvoeren en vervolgens op Doorgaan in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
Als i
n Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het venster
Automatisch afspelen verschijnt, klikt u op Uitvoeren Setup.exe in
het veld Programma installeren of uitvoeren en klikt u op Ja in het
venster Gebruikersaccountbeheer.
3. Klik op Nu
installeren.
Selecteer indien nodig uw taal uit de vervolgkeuzelijst Installatietaal.
Aan de slag_ 42
De Geavanceerde installatie heeft twee opties: Aangepaste
installatie en Alleen software installeren. Als u Aangepaste
installatie selecteert, kunt u de aansluiting van het apparaat
selecteren en kunt u kiezen welke onderdelen u wilt installeren.
Alleen software installeren laat u toe om meegeleverde
softwareprogramma’s te installeren, zoals Smart Panel. Volg de
richtlijnen op het scherm.
4. Lee
s de Gebruiksrechtovereenkomst en selecteer Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst. Klik vervolgens op
Volgende.
Het programma zoekt het apparaat.
Als de printer niet op de computer is aangesloten, verschijnt een
foutbericht.
Nadat u het apparaat hebt verbonden klikt u op Volgende.
Als u het ap
paraat voorlopig nog niet wilt aansluiten, schakelt u
het selectievakje Schakel deze optie in als u de software
wilt installeren zonder de printer aan te sluiten in. In dit
geval wordt het venster Een testpagina afdrukken
overgeslagen en wordt de installatie voltooid.
Het installa
tievenster in deze gebruikershandleiding kan
verschillen afhankelijk van het apparaat en de gebruikte
interface.
5. De g
evonden apparaten worden op het scherm weergegeven. Selecteer
het gewenste apparaat en klik op Volgende.
Als het stuurprogramma slechts één apparaat gevonden heeft,
verschijnt het bevestigingsvenster.
6. Z
odra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, klikt
u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en
gaat u door met stap 8.
7. Al
s de testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja.
Zo niet, klikt u op Ne
e om ze opnieuw af te drukken.
8. Klik op On
line registratie als u uw apparaat wilt registreren op de
website van Samsung.
Als de printer nog niet is aangesloten op de computer, klikt u op
Hoe een verbinding maken?. Hoe een verbinding maken?
geeft gedetailleerde informatie over de aansluiting van het
apparaat. Volg de instructies in het venster.
9. Klik op Voltooien.
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, volg dan de
onderstaande stappen om het stuurprogramma te herstellen of
opnieuw te installeren.
a) Z
org ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Se
lecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma’s of
Alle programma’s > Samsung Printers > naam van uw
printerstuurprogramma > Onderhoud.
c) Se
lecteer Herstellen of Verwijderen en volg de instructies op het
scherm.
Macintosh
De cd-rom met software die met uw apparaat werd meegeleverd bevat de
stuurprogrammabestanden waarmee u het CUPS- of
PostScript-stuurprogramma kunt gebruiken om af te drukken vanaf een
Macintosh-computer. (Deze mogelijkheid is alleen beschikbaar als u een
apparaat gebruikt dat het PostScript-stuurprogramma ondersteunt.)
U vindt er ook het Twain-stuurprogramma waarmee u kunt scannen vanaf
uw
Macintosh-computer.
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
3. D
ubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
4. D
ubbelklik op de map MAC_Installer.
5. D
ubbelklik op het pictogram Installer OS X.
6. Vo
er het wachtwoord in en klik op OK.
7. H
et venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Volgende (voor
Mac OS X 10.4 Ga door).
8. L
ees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac
OS X 10.4 Ga door).
9. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst.
10. Se
lecteer Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4
Standardinstallatie) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie
(voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) wordt aanbevolen voor de
meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aa
ngepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie
ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen
u wilt installeren.
11. H
et bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de computer
worden afgesloten verschijnt. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4
Ga door).
12. Se
lecteer Typische installatie voor een lokale printer en klik
vervolgens op OK.
Aan de slag_ 43
13. De installatieprocedure wordt uitgevoerd.
14. Het ve
nster Faxwachtrijmaker verschijnt tijdens de installatie.
Klik bij
de CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K op
Annuleren om naar de volgende stap te gaan.
Selecteer bij de CLX-318xFN/CLX-318xFW de naam van uw
apparaat uit de lijst Printernaam en klik op Maken. Klik op OK als
het bevestigingsvenster verschijnt.
15. Klik op Volge
nde (voor Mac OS X 10.4 Ga door) in het venster
Leesmij.
16. Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart….
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de
installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het
opnieuw.
Volg de onderstaande stappen om de installatie van het
stuu
rprogramma in Macintosh ongedaan te maken.
a) Zorg
ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Plaats d
e meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
c) Dubb
elklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
d) Dubb
elklik op de map MAC_Installer.
e) Dubb
elklik op het pictogram Installer OS X.
f) Voer het wachtwoo
rd in en klik op OK.
g) Het
venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Volgende
(voor Mac OS X 10.4 Ga door).
h) Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor
Mac OS X 10.4 Ga door).
i) Klik op Akk
oord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
j) Selecteer Insta
llatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4
Maak installatie ongedaan) en klik op Installatie ongedaan
maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan).
k) Het
bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de
computer worden afgesloten verschijnt. Klik op Volgende (voor
Mac OS X 10.4 Ga door).
l) Nada
t de installatie ongedaan is gemaakt klikt u op Afsluiten
(voor Mac OS X 10.4 Sluit af).
Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung
om de printersoftware te installere
n (http://www.samsung.com/printer).
Volg de onderstaande stappen om de software te installeren.
Het Unified Linux-stuurprogramma installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Zo
dra het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung en plaats het op uw computer.
4. Klik op
onderaan op het bureaublad. Wanneer het scherm
Terminal verschijn
t, typt u het volgende:
[root@localhost
root]#tar zxf [FilePath]/
UnifiedLinuxDriver.tar.gz[root@localhost root]#cd [FilePath]/
cdroot/Linux[root@localhost Linux]#./install.sh
Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet
hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de
tekstmodus gebruiken. Volg stappen 3 en 4, en volg daarna de
instructies op het terminalscherm.
5. Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt.
6. Klik op Fi
nish als de installatie is voltooid.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Un
ified Driver
Configurator op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver
aan het systeemmenu toegevoegd. Als u problemen ondervindt,
raadpleegt u de schermhulp die u kunt openen via het systeemmenu of
vanuit het stuurprogrammapakket van Windows-toepassingen, zoals
Unified Driver Configurator of Image Manager.
SmartPanel installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Zod
ra het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung en pak het uit op uw computer Smart Panel.
4. Klik op onderaan op het bureaublad. Wanneer het scherm
Terminal verschijn
t, typt u het volgende:
[root@localhost
root]#tar zxf [FilePath]/
SmartPanel.tar.gz[root@localhost root]#cd [FilePath]/cdroot/
Linux/smartpanel[root@localhost smartpanel]#./install.sh
Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet
hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de
tekstmodus gebruiken. Volg stappen 3 en 4, en volg daarna de
instructies op het terminalscherm.
Hulpprogramma Printerinstellingen installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Zod
ra het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load het Hulpprogramma Printerinstellingen-pakket van de
website van Samsung en pak het uit op uw computer.
4. Klik op onderaan op het bureaublad. Wanneer het scherm
Terminal verschijn
t, typt u het volgende:
[root@localhost
root]#tar zxf [FilePath]/
PSU.tar.gz[root@localhost root]#cd [FilePath]/cdroot/Linux/
psu[root@localhost psu]#./install.sh
Aan de slag_ 44
Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet hebt
geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de tekstmodus
gebruiken. Volg stappen 3 en 4, en volg daarna de instructies op
het terminalscherm.
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie
van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Volg onderstaande stappen om de installatie van het
stuurprogramma voor Linux ongedaan te maken.
a) Zo
rg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten
en ingeschakeld is.
b) Zo
dra het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
installatie van het printerstuurprogramma ongedaan te maken.
Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
c) Klik op he
t pictogram onderaan op het bureaublad. Wanneer
het scherm Terminal verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[roo
t@localhost uninstall]#./uninstall.sh
d) Klik op Un
install.
e) Klik op Nex
t.
f) Klik op Fi
nish.
Uw printer lokaal delen
Volg de onderstaande stappen om ervoor te zorgen dat computers uw
apparaat lokaal delen.
Als de hostcomputer via een USB-kabel rechtstreeks op het apparaat is
aangesloten en met de lokale netwerkomgeving is verbonden, kunnen de
clientcomputers die met het lokale netwerk zijn verbonden het gedeelde
apparaat gebruiken om af te drukken via de hostcomputer.
2
1
1
Hostcomputer Een computer die rechtstreeks met het
apparaat is verbonden met een USB-kabel.
2
Clientcomputers Computers die het apparaat gebruiken dat
gedeeld wordt via de hostcomputer.
Windows
Instellen als hostcomputer
1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Het stuurprogramma van
een USB-apparaat installeren" op pagina 41).
2. Klik op he
t menu Start in Windows.
3. In W
indows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Win
dows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxen.
In Win
dows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm
> Hardware en geluiden > Printers.
In Wi
ndows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en
Printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
4. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram.
5. In
Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista drukt u op
Eigenschappen.
In Windows 7/Server 2008 R2 selecteert u Eigen
schappen van
printer in de contextmenu’s.
Als bij het item Eigenschappen van printer het teken staat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde
printer selecteren.
6. Selectee
r het tabblad Delen.
7. Selecteer
Deze printer delen.
In Windows Vista of hoger drukt u op Opties voor delen
wijzigen en schakelt u het slectievakje voor Deze printer
delen in.
8. Vul het veld Sha
re-naam in. Klik op OK.
Instellen als clientcomputer
1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Het stuurprogramma van
een USB-apparaat installeren" op pagina 41).
2. Klik op het me
nu Start in Windows.
3. Selecteer
Alle programma’s > Accessoires > Windows
Verkenner.
4. Voer het IP-adres van de hostcomputer in en druk op de Enter-toets
op uw toetsenbord.
Als de hostcomputer om een Gebruikersnaam en
Wachtwoord vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.
5. Klik me
t uw rechtermuisknop op het pictogram van de gewenste
printer en selecteer Verbinden.
6. Klik op OK
zodra het bericht verschijnt dat de installatie is voltooid.
7. Ope
n het bestand dat uw wilt afdrukken en begin met afdrukken.
Macintosh
Volg onderstaande stappen voor Mac OS X 10.5 ~ 10.6. Raadpleeg
de Help van Mac voor andere versies.
Instellen als hostcomputer
1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Macintosh" op pagina 42).
2. Ope
n de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op
Afdrukken en faxen.
3. Selectee
r het apparaat dat u wilt delen uit de Printerlijst in het
linkerpaneel van het venster.
4. Klik op Deel deze printer.
Instellen als clientcomputer
1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Macintosh" op pagina 42).
2. Ope
n de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op
Afdrukken en faxen.
3. Druk op het pictogram +.
Er verschijnt een weergavescherm met de naam van uw gedeelde
printer.
4. Selectee
r uw apparaat en klik op Voeg toe.
Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 45
3.Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/
CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/
CLX-318xFW)
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het USB-apparaat en de software instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Netwerkomgeving
Introductie van handige netwerkprogramma’s
Een bedraad netwerk gebruiken
Het stuurprogramma voor een met een bedraad netwerk verbonden
apparaat installeren
IPv6-configuratie
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de naam van uw model.
(zie "Functies per model" op pagina 29).
Netwerkomgeving
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als
netwerkprinter te kunnen gebruiken. U kunt de basisnetwerkinstellingen
opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat.
In de volgende tabel worden de door het apparaat ondersteunde
n
etwerkomgevingen weergegeven.
Item Vereisten
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
802.11b/n/g Wireless LAN (alleen
CLX-318xW(K)K and CLX-318xFW)
Netwerkbesturingssysteem W
indows 2000/Server 2003/Server
2008/XP/Vista/7/Server 2008 R2
Di
verse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.3~
10.6
Netwerkprotocollen TCP/I
Pv4
DH
CP, BOOTP
DNS, WINS,
Bonjour, SLP, UPnP
Stand
ard TCP/IP Printing(RAW),
LPR, IPP, WSD
SNMPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec
TCP/IPv6 (DHCP,
DNS, RAW, LPR,
SNMPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec)
(Zie "IPv6-configuratie" op pagina 51.)
Draadloze
ne
twerkbeveiliging
Verificatie: open systeem, gedeelde
sleutel, WPA Personal, WPA2
Personal (PSK)
Co
dering: WEP64, WEP128, TKIP,
AES
Introductie van handige netwerkprogramma’s
Er zijn verschillende programma’s voorhanden om de netwerkinstellingen
op een eenvoudige manier op te geven in een netwerkomgeving. Zo kan de
netwerkbeheerder verschillende apparaten in het netwerk beheren.
Stel het IP-adres in voordat u onderstaande programma’s gaat
gebruiken.
SyncThru™ Web Service
Met een in de netwerkapparaat geïntegreerde webserver kunt u het
volgende doen.
U
kunt de netwerkparameters voor het apparaat configureren zodat het
een verbinding kan maken met verschillende netwerkomgevingen.
U
kunt de apparaatinstellingen aanpassen.
(Zie "SyncThru™ Web Service gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/
CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 115).
SyncThru™ Web Admin Service
Een webgebaseerd apparaatbeheersysteem voor netwerkbeheerders.
SyncThru™ Web Admin Service: hiermee kunt u netwerkap
paraten op een
efficiënte manier beheren, vanop afstand
netwerkapparaten controleren en
problemen oplossen vanaf iedere plek waar u internettoegang hebt tot het
bedrijfsnetwerk. U kunt dit programma downloaden van http://
solution.samsungprinter.com.
SetIP
Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en
handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/
IP-protocol.
Zie
"IIPv4 instellen via het programma SetIP (Windows)" op pagina 46.
Zie
"IPv4 instellen via het programma SetIP (Macintosh)" op pagina 47.
Zie
"IPv4 instellen via het programma SetIP (Linux)" op pagina 47.
TCP/IPv6 wordt niet door dit programma ondersteund.
Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 46
Een bedraad netwerk gebruiken
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in
uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk leest u hoe u dit op een
eenvoudige manier kunt doen.
U kunt het netwerk gebruiken nadat u
een netwerkkabel hebt aangesloten
op de overeenkomstige poort op uw computer.
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat waarop de huidige netwerkinstellingen
van uw apparaat worden getoond. Hiermee kunt u een netwerk instellen en
problemen oplossen.
1. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK.
3. Druk op d
e pijl-links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Ja verschijnt en vervolgens op OK.
In dit ne
twerkconfiguratierapport vindt u het MAC-adres en het IP-adres
van uw apparaat.
Als bijvoorbeeld
M
AC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-ad
res: 192.0.0.192
IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken over
het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch
toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol
Server) die zich in het netwerk bevindt.
In een aantal gevallen moet u het IP-adres han
dmatig instellen. Men
spreekt dan van een statisch IP dat vaak om veiligheidsredenen verplicht is
in bedrijfsintranetten.
To
ewijzing van een IP-adres via DHCP: verbind uw apparaat met het
netwerk en wacht enkele minuten tot de DHCP-server een IP-adres aan
het apparaat heeft toegewezen. Druk vervolgens het
netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven is uitgelegd. Als uit het
rapport blijkt dat het IP-adres gewijzigd is, is de toewijzing gelukt. Het
nieuwe IP-adres wordt in het rapport weergegeven.
To
ewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het
IP-adres van uw computer wijzigen. Als uw apparaat uitgerust is met
een bedieningspaneel kunt u het IP-adres ook wijzigen via het
bedieningspaneel van het apparaat.
In een kantooromgeving wordt aangeraden contact op te nemen met een
n
etwerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen.
IPv4 instellen met het bedieningspaneel (Windows)
1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Sch
akel het apparaat in.
3. Druk op Menu
op het bedieningspaneel.
4. Druk op de pij
l-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot TCP/IP verschijnt en vervolgens op
OK.
6. Druk op de pij
l-links/rechts tot Statisch verschijnt en vervolgens op
OK.
7. Druk op de pij
l-links/rechts tot IP-adres verschijnt en vervolgens op
OK.
8. Voer het IP-adres in via het numeriek toetsenblok en druk op OK.
Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de
cijfertoetsen en druk op de pijl-links/rechts om tussen de bytes
te schakelen.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot
en met
byte 4).
9. Voer and
ere parameters in, zoals het Subnetmasker en Gateway
verschijnt en druk op OK.
10. Na het invoeren van alle parameters drukt u op Stop/Clear om terug
te keren naar de stand-bymodus.
Ga nu naar "Het stuurprogramma voor een met een bedraad netwerk
verbonden apparaat installeren" op pagina 48.
IIPv4 instellen via het programma SetIP (Windows)
Met dit programma kunt u het IP-adres van uw apparaat handmatig
instellen met behulp van het MAC-adres om te communiceren met het
apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de
netwerkinterface dat u in het netwerkconfiguratierapport terugvindt.
Om het programma SetIP te gebruiken schakelt u de firewall op de
co
mputer uit voor u doorgaat met de volgende stappen.
1. Open Configuratiescherm.
2. Dubb
elklik op Beveiligingscentrum.
3. Klik op Wi
ndows Firewall.
4. Sch
akel de firewall uit.
Het programma installeren
1. Plaats de cd-rom met printersoftware die met uw apparaat werd
meegeleverd in het cd-romstation. Als de cd met stuurprogramma’s
automatisch wordt uitgevoerd, sluit u het venster.
2. Sta
rt Windows Explorer en open station X ("X" staat voor de letter
die aan uw cd-romstation is toegewezen).
3. Dubb
elklik op Application > SetIP.
4. Dubb
elklik op Setup.exe om het programma te installeren.
5. Kies
een taal en klik op Volgende.
6. Volg
de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Sch
akel het apparaat in.
3. In
het menu Start van Windows selecteert u Alle programma’s >
Samsung Printers > SetIP > SetIP.
4. Klik op het pictogra
m (derde van links) in het venster SetIP om
het venster TCP/I
P configuration te openen.
Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 47
5. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u
verder kunt gaan.
MAC Address: zoek het MAC-adres in het
netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele
punten). Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
IP Addre
ss: voer hier een nieuw IP-adres voor uw printer in.
Als het IP-adres van uw computer b
ijvoorbeeld 192.168.1.150 is,
voert u 192.168.1.X in, waarbij X een nummer tussen 1 en 254 is
(uitgezonderd het nummer 150 dat voor de computer wordt
gebruikt).
Su
bnet Mask: voer een subnetmasker in.
Def
ault Gateway: voer een standaardgateway in.
6. Klik op Apply en vervol
gens op OK. Het apparaat zal het
netwerkconfiguratierapport automatisch afdrukken. Bevestig dat
alle instellingen juist zijn.
7. Klik op Exit o
m het programma SetIP af te sluiten.
8. Sta
rt indien nodig de firewall op de computer opnieuw op.
IPv4 instellen via het programma SetIP (Macintosh)
Om het programma SetIP te gebruiken schakelt u de firewall op de
computer uit voor u doorgaat met het volgende.
1. Op
en Systeemvoorkeuren.
2. Klik op Bev
eiliging.
3. Klik op he
t menu Firewall.
4. Schakel
de firewall uit.
De volgende instructies kunnen afwijken afhankelijk van uw
model.
1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Plaa
ts de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer
vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP >
SetIPapplet.html.
3. Dub
belklik op het bestand en Safari zal automatisch worden
geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De browser zal de pagina
SetIPapplet.html openen, waarop de naam en het IP-adres van de
printer worden weergegeven.
4. Selectee
r de rij met printergegevens en vervolgens het pictogram
Setup, het tweede pictogram links in de menubalk van de
toepassing. Het venster TCP/IP Configuration wordt geopend.
Als de printer zich niet in de rij met printergegevens bevindt,
selecteert u het pictogram Handmatig installeren (derde links)
om het venster TCP/IP Configuration te openen.
5. Voer de nie
uwe apparaatgegevens op de volgende manier in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u
verder kunt gaan.
MAC Addres
s: zoek het MAC-adres in het
netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele
punten). Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
IP
Address: voer hier een nieuw IP-adres voor uw printer in.
Als het IP-adres van uw computer b
ijvoorbeeld 192.168.1.150 is,
voert u 192.168.1.X in, waarbij X een nummer tussen 1 en 254 is
(uitgezonderd het nummer 150 dat voor de computer wordt
gebruikt).
Su
bnet Mask: voer een subnetmasker in.
Default Gateway: vo
er een standaardgateway in.
6. Selecteer
Apply, OK en opnieuw OK. De printer zal het
configuratierapport automatisch afdrukken. Bevestig dat alle
instellingen juist zijn. Sluit Safari af. U mag de cd-rom met
installatiebestanden uit het cd-romstation halen. Start indien nodig
de firewall op de computer opnieuw op. Het IP-adres, het
subnetmasker en de gateway zijn gewijzigd.
IPv4 instellen via het programma SetIP (Linux)
Het programma SetIP zou tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma automatisch geïnstalleerd moeten worden.
1. Druk het
netwerkconfiguratierapport met het MAC-adres van uw
apparaat af.
2. Ope
n /opt/Samsung/mfp/share/utils/.
3. Dubb
elklik op het bestand SetIPApplet.html.
4. Kl
ik om het venster TCP/IP configuration te openen.
5. Voer het MAC-a
dres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in, en klik vervolgens op
Apply.
Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:)
weg.
6. Het apparaat drukt de netwerkgegevens af. Controleer of alle
instellingen juist zijn.
7. Sluit het programma SetIP af.
Netwerkparameters instellen
U kunt eveneens verschillende netwerkinstellingen opgeven met behulp van
netwerkbeheerprogramma’s zoals SyncThru™ Web Admin Service en
SyncThru™ Web Service.
Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 48
Standaardinstellingen terugzetten
Mogelijk moet u de standaardfabrieksinstellingen terugzetten als het
apparaat dat u gebruikt met een nieuwe netwerkomgeving wordt
verbonden.
De standaardfabrieksinstellingen terugzetten via het
bedieningspaneel
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de
pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op
OK.
3. Druk op de
pijl-links/rechts tot Instel. wissen verschijnt en
vervolgens op OK.
4. Druk op de
pijl-links/rechts tot Ja verschijnt en vervolgens op OK.
5. Schakel
het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen.
Standaard fabrieksinstellingen herstellen met
SyncThru™ Web Service
1. Start een webbrowser op zoals Internet Explorer, Safari of Firefox en
geef in het browserscherm het nieuwe IP-adres van het apparaat in.
Als bijvoorbeeld
2. Klik op Ga naar om toegang te verkrijgen tot de SyncThru™ Web
Service.
3. Klik op Lo
gin in de rechterbovenhoek op de website.
Het venster Log
in wordt geopend.
4. Typ
ID en Password en klik op Login.
Typ standaard-id en standaardwachtwoord als u zich voor het eerst
aan
meldt op SyncThru™ Web Service.
ID: admin
Password: sec00000
5. Klik op Settings > Netw
ork Settings.
6. Klik op Re
store Default in het linkerpaneel van de website.
7. Klik op Clear.
8. Klik op Yes als het bevestigingsvenster
verschijnt.
9. Klik op OK als
het bevestigingsvenster verschijnt.
10. Schakel
het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen.
Het stuurprogramma voor een met een bedraad
netwerk verbonden apparaat installeren
Windows
U kunt het stuurprogramma van het apparaat instellen. Volg hiervoor de
onderstaande stappen.
Deze installatie is aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen
d
ie noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
1. Zorg
ervoor dat het apparaat met het netwerk is verbonden en aan staat.
2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
De cd-rom start automatisch en er verschij
nt een installatievenster.
Als het
installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt
door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK.
Als
u Windows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2
gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires >
Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, wa
arbij u "X" vervangt door de letter van uw
cd-romstation en klik op OK.
Als het venster
Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista
klikt u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren
of uitvoeren en vervolgens op Doorgaan in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
Als het venster
Automatisch afspelen verschijnt in Windows 7 of
Windows 2008 Server R2, klikt u op Uitvoeren Setup.exe in het veld
Programma installeren of uitvoeren en op Ja in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
3. Se
lecteer Nu installeren.
Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst.
Bij de CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW kunt u het menu
Draadloze verbindingen instellen en installeren openen.
Met Draadloze verbindingen instellen en installeren kunt u
een draadloos netwerk installeren om het apparaat aan te
sluiten met een USB-kabel (zie "Een draadloos netwerk
instellen met een USB-kabel" op pagina 55).
De Ge
avanceerde installatie heeft twee opties: Aangepaste
installatie en Alleen software installeren. Als u Aangepaste
installatie selecteert, kunt u de aansluiting van het apparaat
selecteren en kunt u kiezen welke onderdelen u wilt installeren.
Alleen software installeren laat u toe om meegeleverde
softwareprogramma’s te installeren, zoals Smart Panel. Volg
de instructies op het scherm.
4. L
ees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje Ik
aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst in. Klik
daarna op Volgende.
Het programma zoekt het apparaat.
Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 49
Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden,
verschijnt er een foutbericht.
Schakel deze optie in als u de software wilt installeren
zonder de printer aan te sluiten.
- Schake
l deze optie in om dit programma te installeren
zonder dat een apparaat is aangesloten. In dit geval wordt
het venster voor het afdrukken van een testpagina
overgeslagen en wordt de installatie voltooid.
Op
nieuw zoeken
Wanneer u op deze knop klikt, verschijnt er een venster met
een
firewall-waarschuwing.
- Schakel de firewall uit en klik op Opnieuw zoeken. In
Windows klikt u op Start > Configuratiescherm >
Windows Firewall en schakelt u deze optie uit.
- Schake
l naast de firewall van het besturingssysteem ook
die van andere programma’s uit. Raadpleeg de handleiding
van de desbetreffende programma’s.
D
irecte invoer
Als u op Directe
invoer klikt, kunt u een specifiek apparaat in
het netwerk zoeken.
- Z
oeken op IP-adres: hier voert u het IP-adres of de
hostnaam in. Vervolgens klikt u op Volgende.
Druk een netwerkconfiguratierapport af om het IP-adres
van
uw apparaat te controleren (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 46).
- Z
oeken op netwerkpad: om een gedeeld apparaat
(UNC-pad) te vinden, voert u de gedeelde naam handmatig
in of klikt u op Bladeren om een gedeelde printer te
zoeken. Vervolgens klikt u op Volgende.
Help
Als uw printer niet op de computer of het netwerk is
aan
gesloten kunt u met deze Help-knop gedetailleerde
informatie over de aansluiting van het apparaat weergeven.
SNMP-community-
naam
Als uw systeembeheerder de nieuwe
SNMP-community-
naam op het apparaat heeft ingesteld,
vindt u het apparaat terug in het netwerk. Neem contact op met
uw systeembeheerder voor de nieuwe
SNMP-community-naam.
5. Het
gevonden apparaat wordt op het scherm weergegeven. Selecteer
het gewenste apparaat en klik op OK.
Als het stuurprogramma slechts één apparaat gevonden heeft,
verschijnt het bevestigingsvenster.
6. Z
odra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, klikt
u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en
gaat u door met stap 8.
7. Al
s de testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja.
Zo niet, klikt u op Ne
e om ze opnieuw af te drukken.
8. Al
s u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om informatie
te ontvangen van Samsung klikt u op Online registratie op de website
van Samsung.
Als uw apparaat nog niet is verbonden met het netwerk, klikt u op
Hoe een verbinding maken?. Hoe een verbinding maken?
biedt uitgebreide informatie over het verbinden van het apparaat.
Volg de instructies in het venster.
9. Klik op Voltooien.
Na installatie van het stuurprogramma mag u de firewall
inschakelen.
Al
s het printerstuurprogramma niet correct werkt, volg dan de
onderstaande stappen om het stuurprogramma te herstellen of
opnieuw te installeren.
a) Zorg
ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten
en ingeschakeld is.
b) Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma’s
of Alle programma’s > Samsung Printers > naam van uw
printerstuurprogramma > Onderhoud.
c) Selecteer de
gewenste optie en volg de instructies op het
scherm.
Macintosh
1. Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet ook zijn ingesteld.
2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
3. D
ubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
4. D
ubbelklik op de map MAC_Installer.
5. D
ubbelklik op het pictogram Installer OS X.
6. Vo
er het wachtwoord in en klik op OK.
7. H
et venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Volgende (voor
Mac OS X 10.4 Ga door).
8. L
ees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac
OS X 10.4 Ga door).
9. Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt.
10. Se
lecteer Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4
Standardinstallatie) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie
(voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) wordt aanbevolen voor de
meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aa
ngepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie
ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen
u wilt installeren.
11. H
et bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de computer
worden afgesloten verschijnt. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4
Ga door).
12. Se
lecteer Typische installatie voor een netwerkprinter voor een
netwerkprinter en klik vervolgens op OK.
13. H
et programma SetIP wordt automatisch uitgevoerd. Als de
netwerkinformatie voor het apparaat reeds is geconfigureerd, sluit u het
programma SetIP af.
Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 50
14. Klik op OK om door te gaan met de installatie.
15. Het venster Faxwachtrijmaker verschijnt tijdens de installatie.
Bij de CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K klikt u op Annuleren om door
te gaan met de volgende stap.
Bij de CLX-318xFN/CLX-318xFW, selecteer u uw apparaatnaam uit
de lijst Printernaam en klikt u op Maken. Als het
bevestigingsvenster verschijnt, klikt u op OK.
16. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) in het venster
Leesmij.
17. Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart….
18. Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
In Mac OS X 10.5~10.6 opent u de map Programma’s >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
19. Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
In Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op het pictogram "+". Er verschijnt een
weergavevenster.
20. In Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad Afdrukken via IP.
In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer.
In Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op IP.
21. Selecteer HP Jetdirect - Socket in Protocol.
Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties
van de printer verbeteren door Socket te kiezen in de opties bij
Printertype.
22. Typ het IP-adres van uw printer in het invoerveld Adres.
23. Typ de wachtrijnaam in het invoerveld Wachtrih. Als u de wachtrijnaam
voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u eerst de
standaardwachtrij.
24. Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.3 niet goed werkt, selecteert
u Samsung in Printermodel en de naam van uw apparaat in
Modelnaam.
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.5~10.6 niet goed werkt,
selecteert u Selecteer besturingsbestand... en de naam van uw
printer in Druk af via.
Uw printer verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardprinter.
25. Klik op Voeg toe.
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de
installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het
opnieuw.
Volg de onderstaande stappen om de installatie van het
stuurprogramma in Macintosh ongedaan te maken.
a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
c) Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
d) Dubbelklik op de map MAC_Installer.
e) Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
f) Voer het wachtwoord in en klik op OK.
g) Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Volgende
(voor Mac OS X 10.4 Ga door).
h) Selecteer Installatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4
Maak installatie ongedaan) en klik op Installatie ongedaan
maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan).
i) Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de
computer worden afgesloten verschijnt. Klik op Volgende (voor
Mac OS X 10.4 Ga door).
j) Nadat de installatie ongedaan is gemaakt klikt u op Afsluiten
(voor Mac OS X 10.4 Sluit af).
Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung
om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com/printer).
Om andere software te installeren:
Zie "SmartPanel installeren" op pagina 43.
Zie "Hulpprogramma Printerinstellingen installeren" op pagina 43.
Het Linux-stuurprogramma installeren en een
netwerkprinter toevoegen
1. Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet ook zijn
ingesteld.
2. Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung.
3. Pak het bestand UnifiedLinuxDriver.tar.gz uit en open de nieuwe
map.
4. Dubbelklik op de map Linux.
5. Dubbelklik op het pictogram install.sh.
6. Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Continue.
7. Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
8. Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
9. Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst
weergegeven.
10. Selecteer uw apparaat en klik op Next.
11. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
12. Wanneer de printer is toegevoegd, klikt u op Finish.
13. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Een netwerkprinter toevoegen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
2. Klik op Add Printer....
3. Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
4. Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
5. Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst
weergegeven.
6. Selecteer uw apparaat en klik op Next.
7. Voer de printerbeschrijving in en klik op Next.
8. Wanneer de printer is toegevoegd, klikt u op Finish.
Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 51
IPv6-configuratie
TCP/IPv6 wordt alleen ondersteund door Windows Vista of recentere
versies.
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle netwerkinstellingen
terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u het opnieuw (zie
"Standaardinstellingen terugzetten" op pagina 48).
Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het
IPv6-adres te gebruiken.
1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Schakel het apparaat in.
3. Druk een netwerkconfiguratierapport af vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat. In dit rapport worden de IPv6-adressen gecontroleerd.
a) Druk op Menu op het bedieningspaneel.
b) Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en
vervolgens op OK.
c) Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en
vervolgens op OK.
d) Druk op de pijl-links/rechts tot Ja verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en faxen.
5. Klik op Een printer toevoegen in het linkerdeelvenster van Printers en
faxen.
6. Klik op Een lokale printer toevoegen in het venster Printer
toevoegen.
7. Het venster Wizard Printer toevoegen wordt geopend. Volg de
instructies op het scherm.
Als het apparaat niet in een netwerkomgeving wordt gebruikt,
activeert u IPv6. Raadpleeg de volgende sectie.
IPv6 activeren
Bij levering van het apparaat is de IPv6-functie ingeschakeld.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot TCP/IP (IPv6) verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot IPv6 activeren verschijnt en vervolgens
op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en vervolgens op OK.
6. Zet het apparaat uit en weer aan.
7. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
IPv6-adressen instellen
Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken
vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer.
Link-local Address: zelfgeconfigureerd lokaal IPv6-adres (adres begint
met FE80).
Stateless Address: door een netwerkrouter automatisch
geconfigureerd IPv6-adres.
Stateful Address: door een DHCPv6-server geconfigureerd
IPv6-adres.
Manual Address: door de gebruiker handmatig geconfigureerd
IPv6-adres.
DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful)
Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van
de volgende opties instellen voor standaard dynamische
host-configuratie.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op
OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot TCP/IP (IPv6) verschijnt en
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot DHCPv6 config verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen links/rechts tot de gewenste waarde
verschijnt.
DHCPv6 Addr: gebruik DHCPv6 altijd, ook als de router er niet
om vraagt.
DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit, ook niet als een router erom
vraagt.
Router: gebruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt.
6. Druk op OK.
Handmatige adresconfiguratie
1. Start een webbrowser (bijvoorbeeld Internet Explorer) die
IPv6-adressering als URL ondersteunt.
2. Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
plaatst u de muisaanwijzer op Settings bovenaan in de menublak en
klikt u op Network Settings.
3. Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website.
4. Schakel het selectievakje voor Manual Address in. Vervolgens
wordt het tekstvak Address/Prefix geactiveerd.
5. Voer de rest van het adres in (bv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de
hexadecimaal 0 tot 9, A tot F).
6. Klik op de knop Apply.
Waarschuwing SyncThru™ Web Service gebruiken
1. Start een webbrowser (bijvoorbeeld Internet Explorer) die
IPv6-adressering als URL ondersteunt.
2. Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address, Stateless
Address, Stateful Address, Manual Address) uit het
netwerkconfiguratierapport (zie
"Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 46).
3. Voer de IPv6-adressen in (bv. http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen "[]" haakjes worden geplaatst.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 52
4.Draadloos netwerk instellen (alleen
CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het met het draadloos netwerk verbonden apparaat en de software
instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een draadloos netwerk gebruiken
Een draadloos netwerk instellen met de knop WPS op het
bedieningspaneel
Een draadloos netwerk instellen met een USB-kabel
Een draadloos netwerk met netwerkkabel instellen
De standaardinstellingen opnieuw instellen
De installatie voltooien
Problemen oplossen
Voor meer informatie over de netwerkomgeving, netwerkprogramma’s
en de installatie van het stuurprogramma van een met een netwerk
verbonden apparaat, verwijzen wij naar de volgende hoofdstukken.
Zie
"Netwerkomgeving" op pagina 45.
Zie
"Introductie van handige netwerkprogramma’s" op pagina 45.
Zie
"Een draadloos netwerk instellen met een USB-kabel" op
pagina 55.
Zie "Een draadloos netwerk met netwerkkabel instellen" op
pagina 60.
Een draadloos netwerk gebruiken
Uw netwerkverbinding kiezen
Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één verbinding
tegelijk mogelijk. Er zijn drie types van netwerkverbindingen.
Draad
loos netwerk zonder toegangspunt (ad-hocmodus)
Draad
loos netwerk met toegangspunt (infrastructuurmodus)
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat waarop de huidige netwerkinstellingen
van uw apparaat worden getoond. Hiermee kunt u een netwerk instellen en
problemen oplossen.
1. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK.
3. Druk op d
e pijl-links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Ja verschijnt en vervolgens op OK.
In dit ne
twerkconfiguratierapport vindt u het MAC-adres en het IP-adres
van uw apparaat.
Als bijvoorbeeld
M
AC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-ad
res: 192.0.0.192
IP-adressen
Elk apparaat in een netwerk heeft een uniek numeriek adres, een
zogenaamd IP-adres. Uw apparaat heeft standaard het IP-adres
192.0.0.192. U kunt dit verifiëren door een netwerkconfiguratierapport of
een configuratierapport af te drukken.
Toe
wijzing van een IP-adres via DHCP: verbind uw apparaat met het
netwerk en wacht enkele minuten tot de DHCP-server een IP-adres aan
het apparaat heeft toegewezen. Druk vervolgens het
netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven is uitgelegd. Als uit het
rapport blijkt dat het IP-adres gewijzigd is, is de toewijzing gelukt. Het
nieuwe IP-adres wordt in het rapport weergegeven.
To
ewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het
IP-adres van uw computer wijzigen (zie "IP-adres instellen" op
pagina 46).
In een kantooromgeving wordt aangeraden contact op te nemen met een
ne
twerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen.
Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel
Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het
eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID),
beveiligings-id en netwerksleutel voor het netwerk gegenereerd. Controleer
deze gegevens voor u verder gaat met de installatie van het apparaat.
Infrastructuurmodus
Deze omgeving wordt doorgaans gebruikt in
woningen, kleine kantoren en thuiskantoren. In
deze modus verloopt de communicatie met het
draadloze apparaat via een toegangspunt.
Zie
"Het apparaat aansluiten op een draadloos
netwerk met een toegangspunt (Windows)" op
pagina 55.
Zie
"Het apparaat aansluiten op een draadloos
netwerk met een toegangspunt (Macintosh)"
op pagina 57.
Ad-hocmodus
Deze modus maakt geen gebruik van een
to
egangspunt; de draadloze computer en het
draadloos apparaat communiceren rechtstreeks
met elkaar.
Zie
"Het apparaat aansluiten op een draadloos
ad-hocnetwerk (Windows)" op pagina 56.
Zie "De printer aansluiten op een draadloos
ad-hocnetwerk (Macintosh)" op pagina 59.
Nadat u de configuratie hebt voltooid, volgt u de eenvoudige
aanwijzingen voor uw besturingssysteem. Plaats de meegeleverde cd
met software voor u verder gaat.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 53
Een draadloos netwerk installeren met de knop WPS
Als uw apparaat (of draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™(WPS)
ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkinstellingen configureren door te
drukken op de knop WPS (
) op het bedieningspaneel (zie "Een
draadloos netwerk instellen met de knop WPS op het bedieningspaneel" op
pagina 53).
Een draadloos netwerk met kabels installeren
U kunt een draadloos netwerk installeren door met een USB- of
netwerkkabel een verbinding te maken met het apparaat. Voor de meeste
gebruikers raden wij aan een USB-kabel te gebruiken met het programma
op de meegeleverde cd met software.
Hieronder beschrijven we twee manieren om een draadloos netwerk met
ka
bels te installeren.
Met een USB-kabel: u kunt een draadloos netwerk installeren met
behulp van het programma op de meegeleverde cd met software. Alleen
de besturingssystemen Windows en Macintosh worden ondersteund
(zie "Een draadloos netwerk instellen met een USB-kabel" op
pagina 55).
U kunt ook een draadloos netwerk installeren in Hulpprogramma
Printerinstellingen met een USB-kabel na de installatie van het
stuurprogramma (Windows en Macintosh-besturingssysteem
worden ondersteund).
Met een netwerkkabel: u kunt een draadloos netwerk instellen met
behulp van het programma SyncThru™ Web Service (zie "Een
draadloos netwerk met netwerkkabel instellen" op pagina 60).
Een draadloos netwerk instellen met de knop
WPS op het bedieningspaneel
Als uw apparaat en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi Protected
Setup™(WPS) ondersteunen, kunt u de draadloze netwerkinstellingen
configureren door te drukken op de knop WPS (
) op het
bedieningspaneel.
Wat u nodig hebt
Controleer of de volgende items klaar zijn voor gebruik:
Controle
er of het toegangspunt (of de draadloze router) ondersteuning
biedt voor Wi-Fi Protected Setup™(WPS).
Controle
er of uw apparaat ondersteuning biedt voor Wi-Fi Protected
Setup™(WPS).
Uw netwerkverbinding kiezen
Er zijn twee manieren om uw apparaat een verbinding te laten maken met
een draadloos netwerk met behulp van WPS (
) op het
bedieningspaneel.
Met de Pu
sh Button Configuration (PBC)-methode kunt u het apparaat
een verbinding laten maken met een draadloos netwerk door te drukken op
de knop WPS op het bedieningspaneel van uw apparaat en op de
WPS-knop (of PBC-knop) op een toegangspunt dat (of draadloze router die)
Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Met de Pers
onal Identification Number (PIN)-methode kunt u uw
apparaat een verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de
meegeleverde PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt dat (of
draadloze router die) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
De fabrieksinstelling is de PBC-mod
us, aanbevolen voor een gemiddeld
draadloos netwerk.
Een toegangspunt (of draadloze router) met ondersteuning voor WPS
(Wi-Fi Protected Setup™) is voorzien van het onderstaande symbool.
WPS-modus wijzigen
Uw apparaat is standaard ingesteld op de PBC-modus. Volg onderstaande
stappen om de WPS-modus te wijzigen.
1. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Draadloos verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot WPS-inst. verschijnt en vervolgens op
OK.
5. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de WPS-modus verschijnt en vervolgens
op OK.
PBC-modus: druk op de
WPS-knop ( ) op het bedieningspaneel
van uw apparaat en op de WPS-knop (of PBC-knop) op een
to
egangspunt dat (of draadloze router die) Wi-Fi Protected Setup™
(WPS) ondersteunt om uw apparaat een verbinding te laten maken
met een draadloos netwerk.
PIN-mod
us: Voer het meegeleverde PIN-nummer in op een
toegangspunt of draadloze router die Wi-Fi Protected Setup™
(WPS) ondersteunt om uw apparaat handmatig een verbinding te
laten maken met een draadloos netwerk.
6. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Een draadloos netwerk instellen in PBC-modus
Uw apparaat is standaard ingesteld op de PBC-modus.
Een verbinding maken met een draadloos netwerk in
PBC-modus
Volg onderstaande stappen om uw apparaat te verbinden met het
draadloos netwerk in PBC-modus. Controleer ook de WPS-knop ( )
op het bedieningspaneel en de berichten op het display.
U kunt de status van de draadloze netwerkverbinding controleren
(zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 37).
1. Houd
de WPS-knop ( ) op het bedieningspaneel twee seconden
lang ingedrukt.
2. Druk op WPS op TP binnen 02:00: het apparaat wacht maximum
twe
e minuten tot u op de WPS-knop (of PBC-knop) op het
toegangspunt (of de draadloze router) drukt.
3. :
Druk binnen twee minuten op de WPS-knop (PBC) op het
toegangspunt (of de draadloze router).
4. Verbinden: het apparaat is bezig met het maken van een
verbin
ding met een toegangspunt (of draadloze router).
5. Verbonden: wanneer het apparaat een verbinding met het
draad
loos netwerk heeft gemaakt, zal de blauwe draadloos-LED
branden.
AP SS
ID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos
netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het display.
Als het apparaat geen verbinding kan maken met het draadloos
netwerk, verschijnen het bericht Verbinding mislukt en het
bericht Wacht 2 minuten alv. opn. verb. achtereenvolgens op het
display. Het apparaat probeert vervolgens opnieuw een verbinding
te maken met het draadloos netwerk.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 54
Opnieuw een verbinding maken met een draadloos
netwerk in PBC-modus
Als u op de WPS-knop ( ) op het bedieningspaneel drukt terwijl de
draadloosfunctie is uitgeschakeld, p
robeert het apparaat automatisch
opnieuw een verbinding te maken met het toegangspunt (of de
draadloze router) met de eerder gebruikte instellingen en het adres voor
het draadloos netwerk.
1. Verbinden: als u op de WPS-knop ( ) op het bedieningspaneel
drukt terwijl de draadloosfunctie is uitgescha
keld, probeert het
apparaat automatisch opnieuw een verbinding te maken met het
toegangspunt (of de draadloze router) met de eerder gebruikte
instellingen en het adres voor het draadloos netwerk.
2. Verbonden: wanneer het apparaat een verbinding met het
draa
dloos netwerk heeft gemaakt, zal de blauwe draadloos-LED
branden.
AP SSID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos
ne
twerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het display.
Als er geen eerder gebruikt toegangspunt (of draadloze router)
is of als de netwerkinstellingen zijn gewijzigd, verschijnen de
berichten Verbinding mislukt en Wacht 2 minuten alv. opn.
verb. op het display en probeert het apparaat opnieuw een
verbinding te maken met het draadloos netwerk. Na een
tweede verbindingspoging beëindigt het apparaat de draadloze
verbindingsfunctie als het geen draadloze netwerkverbinding
kan maken. Probeer opnieuw een verbinding te maken met het
draadloos netwerk nadat u het probleem hebt verholpen.
Het maken van een draadloze netwerkverbinding
annuleren in PBC-modus
Om de draadloze netwerkfunctie uit te schakelen wanneer het apparaat
een verbinding maakt met het toegangspunt (of de draadloze router) in
PBC-modus, drukt u opnieuw op de WPS-knop (
) op het
bedieningspaneel. De berichten Verb
inden Geannuleerd en Wacht 2
minuten alv. opn. verb. verschijnen achtereenvolgens op het display.
Een draadloze netwerkverbinding verbreken in PBC-modus
Om de draadloze netwerkverbinding te verbreken, drukt u opnieuw op
de WPS (
) op het bedieningspaneel.
Al
s het toegangspunt (het Wi-Fi-netwerk) zich in niet-actieve
modus bevindt: op het display wordt het bericht Verbin
d. verbr.
weergegeven. Het apparaat keert terug naar stand-bymodus.
Al
s het toegangspunt (het Wi-Fi-netwerk) in gebruik is: op het
display wordt het bericht Wacht tot de taak klaar is weergegeven.
Het apparaat wacht tot de huidige taak is voltooid. Vervolgens wordt
de draadloze netwerkverbinding automatisch uitgeschakeld. Het
apparaat keert terug naar stand-bymodus.
Een draadloos netwerk instellen in PIN-modus
De fabrieksinstelling van uw apparaat is de PBC-modus. Raadpleeg
"WPS-modus wijzigen" op pagina 53 om te veranderen naar PIN-modus.
Verbinding maken met een draadloos netwerk in
PIN-modus
Volg onderstaande stappen om een verbinding te maken met het
draadloos netwerk in PIN-modus. Controleer de status van de
WPS-knop (
) en de draadloos-LED.
1. Hou
d de WPS-knop ( ) op het bedieningspaneel twee seconden
lang ingedrukt.
2. Voer xxxx-xxxx in op AP:02:00: het achtcijferige PIN-nummer
verschijnt op het display. Het apparaat wacht maximum twee
minuten tot u het meegleverde PIN-nummer hebt ingevoerd op het
toegangspunt (of de draadloze router).
3. : Voer het meegeleverde PIN-nummer binnen twee minuten in
op het toegangspunt (of de draadloze router).
4. Verbinden: het apparaat maakt een verbinding met het draadloos
netwerk.
5. Verbonden: wanneer het apparaat een verbinding met het
draad
loos netwerk heeft gemaakt, zal de blauwe draadloos-LED
branden.
AP SS
ID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos
netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het display.
Als het apparaat geen verbinding kan maken met het
draadloos netwerk, verschijnen het bericht Verbinding
mislukt en het bericht Wacht 2 minuten alv. opn. verb.
achtereenvolgens op het display. Het apparaat probeert
vervolgens opnieuw een verbinding te maken met het
draadloos netwerk.
Opnieuw een verbinding maken met een draadloos
netwerk in PIN-modus
Als u op de WPS-knop ( ) op het bedieningspaneel drukt terwijl de
draadloosfunctie is uitgeschakeld, pro
beert het apparaat automatisch
opnieuw een verbinding te maken met het toegangspunt (of de
draadloze router) met de eerder gebruikte instellingen en het adres voor
het draadloos netwerk.
1. Verbinden: als u op de WPS-knop ( ) op het bedieningspaneel
drukt terwijl de draadloosfunctie is uitgeschakeld, probeert het
app
araat automatisch opnieuw een verbinding te maken met het
toegangspunt (of de draadloze router) met de eerder gebruikte
instellingen en het adres voor het draadloos netwerk.
2. Verbonden: wanneer het apparaat een verbinding met het
draad
loos netwerk heeft gemaakt, zal de blauwe draadloos-LED
branden.
AP SS
ID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos
netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het display.
Als er geen eerder gebruikt toegangspunt (of draadloze router)
is of als de netwerkinstellingen zijn gewijzigd, verschijnen de
berichten Verbinding mislukt en Wacht 2 minuten alv. opn.
verb. op het display en probeert het apparaat opnieuw een
verbinding te maken met het draadloos netwerk. Na een
tweede verbindingspoging beëindigt het apparaat de draadloze
verbindingsfunctie als het geen draadloze netwerkverbinding
kan maken. Probeer opnieuw een verbinding te maken met het
draadloos netwerk nadat u het probleem hebt verholpen.
Het maken van een draadloze netwerkverbinding
annuleren in PIN-modus
Om de draadloze netwerkfunctie uit te schakelen terwijl het apparaat
een verbinding maakt met het toegangspunt (of de draadloze router) in
PIN-modus, drukt u opnieuw op de WPS (
) op het
bedieningspaneel. De berichten Verb
inden Geannuleerd en Wacht 2
minuten alv. opn. verb. verschijnen achtereenvolgens op het display.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 55
Een draadloze netwerkverbinding verbreken in
PIN-modus
Om de draadloze netwerkverbinding te verbreken, drukt u opnieuw op
de WPS ( ) op het bedieningspaneel.
Al
s het toegangspunt (het Wi-Fi-netwerk) zich in niet-actieve
modus bevindt: op het display wordt het bericht Verbin
d. verbr.
weergegeven. Het apparaat keert terug naar stand-bymodus.
Al
s het toegangspunt (het Wi-Fi-netwerk) in gebruik is: op het
display wordt het bericht Wacht tot de taak klaar is weergegeven.
Het apparaat wacht tot de huidige taak is voltooid. Vervolgens wordt
de draadloze netwerkverbinding automatisch uitgeschakeld. Het
apparaat keert terug naar stand-bymodus.
Een draadloos netwerk instellen met een
USB-kabel
Neem contact op uw netwerkbeheerder of met de persoon die uw
draadloos netwerk heeft geïnstalleerd voor meer informatie over de
configuratie van uw netwerk.
Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk
met een toegangspunt (Windows)
Wat u nodig hebt
Controleer of de volgende items beschikbaar zijn.
To
egangspunt
N
etwerkcomputer
Software CD di
e met uw apparaat werd meegeleverd
Het appa
raat met een daarop geïnstalleerd
draadloos-netwerkinterface
USB-kabel.
Infrastructuurnetwerken instellen in Windows
Als deze items gereed zijn, gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2. Ze
t de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3. Plaa
ts de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
De
cd-rom start automatisch en er verschijnt een
installatievenster.
Als het install
atievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X"
vervangt door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK.
Als u Win
dows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2
gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires >
Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarb
ij u "X" vervangt door de letter van uw
cd-romstation en klik op OK.
Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows
Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2 klikt u op
Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of
uitvoeren en klikt u op Doorgaan of Ja in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
4. Sele
cteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
5. Lee
s de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje
Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst
in. Klik daarna op Volgende.
6. De softwa
re zoekt het draadloos netwerk.
Als het draadloos netwerk niet wordt gevonden, controleert u
of de USB-kabel tussen de computer en het apparaat juist is
aangesloten en volgt u de instructies in het venster.
7. Na de zoeka
ctie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en
klik op Volgende.
Als u de gewenste netwerknaam niet vindt of als u het
draadloos netwerk handmatig wilt instellen, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voe
r de naam van het draadloze netwerk in: typ de
SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is
hoofdlettergevoelig).
We
rkingsmodus: selecteer Infrastructuur.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering
wordt al da
n niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan
gegevensbeveiliging.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
de ju
iste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie om de
afdrukserver te
verifiëren op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel
gebruikt (doorgaans "Pre Shared Key passphrase"
genoemd) die handmatig wordt geconfigureerd op het
toegangspunt en elk van de bijbehorende clients.
Coder
ing: selecteer de codering. (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP AES.)
Netwerk
sleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
WEP-sleu
telindex: als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de geschikte WEP-sleutelindex.
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt.
Het ve
nster kan verschillen afhankelijk van de
beveiligingsmodus, WEP of WPA.
Voor WEP
Selecteer Open
syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en
voer de WEP-beveiligingssleutel in. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat
onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. WEP codeert het
gegevensgedeelte van elk pakket dat over een draadloos
netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel.
Voor WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA regelt de machtiging en i
dentificatie van gebruikers
op basis van een geheime sleutel die automatisch op
gezette tijdstippen wordt gewijzigd. WPA gebruikt tevens
TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced
Encryption Standard) voor gegevenscodering.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 56
8. Het venster bevat de draadloze-netwerkinstelling en controleert of
de instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de methode DHCP
Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen DHCP is,
controleert u of DHCP in het venster wordt getoond. Als echter
Stat. verschijnt, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode te wijzigen in DHCP.
Voor de methode Statisch
Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen Statisch is,
controleert u of Stat. in het venster wordt getoond. Als echter
DHCP verschijnt, klikt u op TCP/IP wijzigen om het IP-adres en
andere netwerkconfiguratiewaarden voor het apparaat in te
voeren. Voor u het IP-adres van het apparaat invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer kennen. Als de computer is
ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld
Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
De netwerkgegevens van het apparaat moeten de volgende zijn:
- IP-adres: 169.254.133. 43 (gebruik het IP-adres van de
computer, maar wijzig de laatste drie cijfers).
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1 (vervang de laatste drie cijfers van
het IP-adres van uw apparaat door een 1).
9. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. Klik op
Volgende.
10. Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt
geopend.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik daarna op Volgende.
11. Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting
bevestigen verschijnt.
12. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van
het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te
worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat en de
poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
13. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, klikt u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 16.
14. Als de testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja.
Zo niet, klikt u op Nee om ze opnieuw af te drukken.
15. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om
informatie te ontvangen van Samsung, klikt u op Online registratie.
16. Klik op Voltooien.
Het apparaat aansluiten op een draadloos
ad-hocnetwerk (Windows)
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u het apparaat alsnog draadloos met
uw computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen.
Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Controleer of de volgende items beschikbaar zijn.
Netwerkcomputer
Software CD die met uw apparaat is meegeleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd
draadloos-netwerkinterface
USB-kabel.
Ad-hocnetwerken in Windows instellen
Als deze items gereed zijn, gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2. Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan.
3. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een
installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X"
vervangt door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2
gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires >
Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw
cd-romstation en klik op OK.
Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows
Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2 klikt u op
Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of
uitvoeren en vervolgens op Doorgaan of Ja in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
4. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
5. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst. Klik daarna op
Volgende.
6. De software zoekt het draadloos netwerk.
Als de software het netwerk niet kan vinden, controleert u of de
USB-kabel tussen de computer en het apparaat juist is
aangesloten. Volg verder de instructies in het venster.
7. Na de zoekopdracht verschijnt een lijst met draadloze netwerken die
het apparaat heeft gevonden.
Als u de standaard ad-hocinstelling van Samsung wilt gebruiken,
selecteert u het laatste draadloos netwerk in de lijst waarbij
Netwerknaam (SSID) portthru is en het Signaal Printernetwerk.
Klik daarna op Volgende.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander
draadloos netwerk in de lijst.
Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u
het draadloos netwerk handmatig wilt configureren, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: voer de
SSID-naam in (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: selecteer Ad-Hoc.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 57
Kanaal: selecteer het kanaal.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering
wordt al dan niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan
gegevensbeveiliging.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk.
Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64,
WEP128.)
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de geschikte WEP-sleutelindex.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt
als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt.
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik
op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. WEP codeert het
gegevensgedeelte van elk pakket dat over een draadloos
netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel.
8. Het venster bevat de draadloze-netwerkinstelling en controleert of
de instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor u het IP-adres van het apparaat invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer kennen. Als de
netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP,
moet de instelling voor het draadloos netwerk ook DHCP zijn.
Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op
Statisch, moet de instelling voor het draadloos netwerk ook
Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos
netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact
op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voor de methode DHCP
Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen
Statisch is, controleert u of DHCP in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk wordt
getoond. Als echter Stat. verschijnt, klikt u op TCP/IP
wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Voor de methode Statisch
Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen
Statisch is, controleert u of Stat. in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk wordt
getoond. Als echter DHCP verschijnt, klikt u op TCP/IP
wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkconfiguratiewaarden voor het apparaat in te
voeren.
Voorbeeld
Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
De netwerkgegevens van het apparaat moeten de
volgende zijn:
- IP-adres: 169.254.133. 43 (gebruik het IP-adres van de
computer, maar wijzig de laatste drie cijfers).
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker
van de computer).
- Gateway: 169.254.133.1 (vervang de laatste drie cijfers
van het IP-adres van uw apparaat door een 1).
9. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. Klik op
Volgende.
Als het venster Computernetwerkinstelling wijzigen
verschijnt volgt u de stappen op het venster.
Klik op Volgende als u klaar bent met het instellen van het
draadloos netwerk op de computer.
Als het draadloos netwerk van de computer is ingesteld op
DHCP, duurt het enkele minuten om het IP-adres te
ontvangen.
10. Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt
geopend.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik daarna op Volgende.
11. Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting
bevestigen verschijnt.
12. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van
het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te
worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat en de
poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
13. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, klikt u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 16.
14. Als de testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja.
Zo niet, klikt u op Nee om ze opnieuw af te drukken.
15. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om
informatie te ontvangen van Samsung, klikt u op Online registratie.
16. Klik op Voltooien.
Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk
met een toegangspunt (Macintosh)
Wat u nodig hebt
Controleer of de volgende items beschikbaar zijn.
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software CD die met uw apparaat werd meegeleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd
draadloos-netwerkinterface
USB-kabel.
Een infrastructuurnetwerk instellen in Macintosh
Als deze items gereed zijn, gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 58
4. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
5. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
6. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
7. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
8. Het installatievenster van Samsung wordt geopend. Klik op
Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door).
9. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac
OS X 10.4 Ga door).
10. Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt.
11. Selecteer Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4
Standardinstallatie) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie
(voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) wordt aanbevolen voor
de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak
installatie ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
12. Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de
computer worden afgesloten verschijnt. Klik op Volgende (voor Mac
OS X 10.4 Ga door).
13. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren en klik vervolgens op OK.
14. De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het draadloos netwerk niet wordt gevonden, controleert u
of de USB-kabel tussen de computer en het apparaat juist is
aangesloten en volgt u de instructies in het venster.
15. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en
klik op Volgende.
Als u de gewenste netwerknaam niet vindt of als u het
draadloos netwerk handmatig wilt instellen, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: typ de
SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is
hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: selecteer Infrastructuur.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering
wordt al dan niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan
gegevensbeveiliging.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie om de
afdrukserver te verifiëren op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel
gebruikt (doorgaans vooraf gedeelde wachtwoordzin
genoemd) die handmatig wordt geconfigureerd op het
toegangspunt en elk van zijn clients.
Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP AES.)
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de geschikte WEP-sleutelindex.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt
als het toegangspunt een beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt.
Het venster kan verschillen afhankelijk van de
beveiligingsmodus, WEP of WPA.
Voor WEP
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en
voer de WEP-beveiligingssleutel in. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. WEP codeert het
gegevensgedeelte van elk pakket dat over een draadloos
netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel.
Voor WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA regelt de machtiging en identificatie van gebruikers
op basis van een geheime sleutel die automatisch op
gezette tijdstippen wordt gewijzigd. WPA gebruikt tevens
TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced
Encryption Standard) voor gegevenscodering.
16. Het venster bevat de draadloze-netwerkinstelling en controleert of
de instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de methode DHCP
Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen Statisch is,
controleert u of DHCP in het venster wordt getoond. Als echter
Statisch verschijnt, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode te wijzigen in DHCP.
Voor de methode Statisch
Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen Statisch is,
controleert u of Statisch in het venster wordt getoond. Als echter
DHCP verschijnt, klikt u op TCP/IP wijzigen om het IP-adres en
andere netwerkconfiguratiewaarden voor het apparaat in te
voeren. Voor u het IP-adres van het apparaat invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer kennen. Als de computer is
ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld
Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
De netwerkgegevens van het apparaat moeten de volgende zijn:
- IP-adres: 169.254.133. 43 (gebruik het IP-adres van de
computer, maar wijzig de laatste drie cijfers).
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1 (vervang de laatste drie cijfers van
het IP-adres van uw apparaat door een 1).
17. Het draadloos netwerk maakt een verbinding volgens de
netwerkconfiguratie.
18. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. Klik op
Volgende.
19. De installatieprocedure wordt uitgevoerd.
20. Het venster Faxwachtrijmaker verschijnt tijdens de installatie.
Voor CLX-318xW(K)K klikt u op Annuleren om door te gaan met
de volgende stap.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 59
Voor CLX-318xFW, selecteert u uw apparaat uit de lijst
Printernaam en klikt u op Maken. Als het bevestigingsvenster
verschijnt, klikt u op OK.
21. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) in het venster
Leesmij.
22. Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart….
De printer aansluiten op een draadloos
ad-hocnetwerk (Macintosh)
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u het apparaat alsnog draadloos
verbinden met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen.
Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Controleer of de volgende items beschikbaar zijn.
Netwerkcomputer
Software CD die met uw apparaat werd meegeleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd
draadloos-netwerkinterface
USB-kabel.
Een ad-hocnetwerk instellen in Macintosh
Als deze items gereed zijn, gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2. Schakel de computer en de printer in.
3. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
4. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
5. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
6. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
7. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
8. Het installatievenster van Samsung wordt geopend. Klik op
Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door).
9. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac
OS X 10.4 Ga door).
10. Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt.
11. Selecteer Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4
Standardinstallatie) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie
(voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) wordt aanbevolen voor
de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak
installatie ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
12. Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de
computer worden afgesloten verschijnt. Klik op Volgende (voor Mac
OS X 10.4 Ga door).
13. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren en klik vervolgens op OK.
14. De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het draadloos netwerk niet wordt gevonden, controleert u
of de USB-kabel tussen de computer en het apparaat juist is
aangesloten en volgt u de instructies in het venster.
15. Na de zoekopdracht verschijnt een lijst met draadloze netwerken die
het apparaat heeft gevonden.
Als u de standaard ad-hocinstelling van Samsung wilt gebruiken,
selecteert u het laatste draadloos netwerk in de lijst waarbij
Netwerknaam (SSID) portthru is en Link kwaliteit Printernetwerk
is.
Klik daarna op Volgende.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander
draadloos netwerk in de lijst.
Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u
het draadloos netwerk handmatig wilt configureren, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: voer de
SSID-naam in (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: selecteer Ad-hoc.
Kanaal: selecteer het kanaal.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering
wordt al dan niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan
gegevensbeveiliging.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk.
Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64,
WEP128.)
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de geschikte WEP-sleutelindex.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt
als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt.
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik
op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. WEP codeert het
gegevensgedeelte van elk pakket dat over een draadloos
netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel.
16. Er verschijnt een venster waarin de instelling van het draadloos
netwerk verschijnt. Controleer de instellingen en klik op Volgende.
Voor u het IP-adres van het apparaat invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer kennen. Als de
netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP,
moet de instelling voor het draadloos netwerk ook DHCP zijn.
Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op
Statisch, moet de instelling voor het draadloos netwerk ook
Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos
netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact
op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 60
Voor de methode DHCP
Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen
Statisch is, control
eert u of DHCP in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk wordt
getoond. Als echter Statisch verschijnt, klikt u op TCP/IP
wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in
IP-adres automatisch ontvangen (DHCP).
Vo
or de methode Statisch
Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen
Statisch is, control
eert u of Statisch in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk wordt
getoond. Als echter DHCP verschijnt, klikt u op TCP/IP
wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkconfiguratiewaarden voor het apparaat in te
voeren.
Voorbeeld
Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn:
- IP-adre
s: 169.254.133.42
- Su
bnetmasker: 255.255.0.0
De netwerkgegevens van het app
araat moeten de
volgende zijn:
- IP-adre
s: 169.254.133. 43 (gebruik het IP-adres van de
computer, maar wijzig de laatste drie cijfers).
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker
van de computer).
- Gatewa
y: 169.254.133.1 (vervang de laatste drie cijfers
van het IP-adres van uw apparaat door een 1).
17. Het draad
loos netwerk maakt een verbinding volgens de
netwerkconfiguratie.
18. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. Klik op
Volgende.
19. De
installatieprocedure wordt uitgevoerd.
20. Het venster F
axwachtrijmaker verschijnt tijdens de installatie.
Voor
CLX-318xW(K)K klikt u op Annuleren om door te gaan met
de volgende stap.
Voo
r CLX-318xFW, selecteert u uw apparaat uit de lijst
Printernaam en klikt u op Maken. Als het bevestigingsvenster
verschijnt, klikt u op OK.
21. Klik op Vo
lgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) in het venster
Leesmij.
22. Nad
at de installatie is voltooid klikt u op Herstart….
Een draadloos netwerk met netwerkkabel instellen
Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te
maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen.
Neem contact op uw netwerkbeheerder of met de persoon die uw
draadloos netwerk heeft geïnstalleerd voor meer informatie over de
configuratie van uw netwerk.
Items voorbereiden
Controleer of de volgende items beschikbaar zijn.
Toe
gangspunt
Netwerkcompu
ter
Software CD die
met uw apparaat werd meegeleverd
Draad
loze-netwerkprinter (uw apparaat)
Netwerkkabe
l
IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken over
het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch
toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol
Server) die zich in het netwerk bevindt.
In een aantal gevallen moet u het IP-adres handmatig instellen. Men
spre
ekt dan van een statisch IP dat vaak om veiligheidsredenen verplicht is
in bedrijfsintranetten.
Toe
wijzing van een IP-adres via DHCP: verbind uw apparaat met het
netwerk en wacht enkele minuten tot de DHCP-server een IP-adres aan
het apparaat heeft toegewezen. Druk vervolgens het
netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven is uitgelegd. Als uit het
rapport blijkt dat het IP-adres gewijzigd is, is de toewijzing gelukt. Het
nieuwe IP-adres wordt in het rapport weergegeven. (Zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 46.)
To
ewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het
IP-adres van uw computer wijzigen.
In een kantooromgeving wordt aangeraden contact op te nemen met een
ne
twerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen.
IP-adres instellen via het programma SetIP (Windows)
Met dit programma kunt u het IP-adres van uw apparaat handmatig
instellen met behulp van het MAC-adres om te communiceren met het
apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de
netwerkinterface dat u in het netwerkconfiguratierapport terugvindt.
Om het programma SetIP te gebruiken schakelt u de firewall op de
co
mputer uit voor u doorgaat met het volgende:
1. Klik op Start > Alle programma’s > Configuratiescherm.
2. Dubb
elklik op Beveiligingscentrum.
3. Klik op Wi
ndows Firewall.
4. Sch
akel de firewall uit.
Het programma installeren
1. Plaats de cd met stuurprogramma’s die met het apparaat werd
meegeleverd in het cd-romstation. Als de cd met stuurprogramma’s
automatisch wordt uitgevoerd, sluit u het venster.
2. Sta
rt Windows Verkenner en open station X. (X staat voor de letter
die aan uw cd-romstation is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4. Dubb
elklik op Setup.exe om het programma te installeren.
5. Klik op OK.
Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst.
6. Volg
de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Schakel het apparaat in.
3. In
het menu Start van Windows selecteert u Alle programma’s >
Samsung Printers > SetIP > SetIP.
4. Klik op
het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het
venster TCP/I
P configuration te openen.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 61
5. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u
verder kunt gaan.
MAC Address: zoek het MAC-adres in het
netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele
punten). Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
IP Addre
ss: voer hier een nieuw IP-adres voor uw printer in.
Als het IP-adres van uw computer b
ijvoorbeeld 192.168.1.150 is,
voer dan 192.168.1.X in. ("X" is een getal tussen 1 en 254 dat
verschilt van het getal uit het adres van de computer.)
Su
bnet Mask: voer een subnetmasker in.
Def
ault Gateway: voer een standaardgateway in.
6. Klik op Apply en vervol
gens op OK. Het apparaat zal het
netwerkconfiguratierapport automatisch afdrukken. Bevestig dat
alle instellingen juist zijn.
7. Klik op Exit o
m het programma SetIP af te sluiten.
8. Sta
rt indien nodig de firewall op de computer opnieuw op.
IP instellen met het programma SetIP (Macintosh)
Om het programma SetIP te gebruiken schakelt u de firewall op de
computer uit voor u doorgaat met het volgende:
Het pad en de gebruikersinterface kunnen verschillen afhankelijk
van de Mac OS-versie. Raadpleeg de handleiding van Mac OS.
1. Open Systeemvoorkeuren.
2. Klik op Bev
eiliging.
3. Klik op he
t menu Firewall.
4. Schakel
de firewall uit.
Mogelijk wijken de volgende instructies af van die voor uw model.
1. Verbi
nd het apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer
vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP >
SetIPApplet.html.
3. Dub
belklik op het bestand en Safari zal automatisch worden
geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De browser zal de pagina
SetIPApplet.html openen, waarop de naam en het IP-adres van de
printer worden weergegeven.
4. Klik op het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het
venster T
CP/IP configuration te openen.
5. Voer de nie
uwe apparaatgegevens op de volgende manier in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u
verder kunt gaan.
MAC Addres
s: zoek het MAC-adres in het
netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele
punten). Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
IP
Address: voer hier een nieuw IP-adres voor uw printer in.
Als het IP-adres van uw computer b
ijvoorbeeld 192.168.1.150 is,
voer dan 192.168.1.X in. ("X" is een getal tussen 1 en 254 dat
verschilt van het getal uit het adres van de computer.)
Su
bnet Mask: voer een subnetmasker in.
Default Gateway: vo
er een standaardgateway in.
6. Selecteer
Apply, OK en opnieuw OK. De printer zal het
configuratierapport automatisch afdrukken. Bevestig dat alle
instellingen juist zijn. Sluit Safari af. U mag de cd-rom met
installatiebestanden uit het cd-romstation halen. Start indien nodig
de firewall op de computer opnieuw op. Het IP-adres, het
subnetmasker en de gateway zijn nu gewijzigd.
Het draadloos netwerk van het apparaat
configureren
Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk
kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze informatie
werd ingesteld bij de installatie van de draadloze router (toegangspunt).
Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet weet met welke draadloze
omgeving u werkt.
Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt u
SyncT
hru™ Web Service gebruiken.
Waarschuwing SyncThru™ Web Service gebruiken
Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de
configuratie van de parameters voor het draadloos netwerk.
1. Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als
dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het
apparaat aansluiten.
2. Sta
rt een webbrowser op zoals Internet Explorer, Safari of Firefox en
geef in het browserscherm het nieuwe IP-adres van het apparaat in.
Als bijvoorbeeld
3. Klik op Ga naar om toegang te verkrijgen tot de SyncThru™ Web
Service.
4. Klik op Lo
gin in de linkerbovenhoek van de website.
Er verschijnt een Lo
gin pagina.
5. Voer ID en
Password in en klik vervolgens op Login.
Typ standaard-id en standaardwachtwoo
rd in als u zich voor het
eerst aanmeldt op SyncThru™ Web Service.
ID: admin
Pass
word: sec00000
6. Als het venster Sy
ncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Settings > Network Settings.
7. Klik op Wi
reless > Wizard.
De Wizard zal u door de configuratie van het draadloos
netwerk loodsen. Als u het draadloos netwerk echter
rechtstreeks wilt instellen, selecteert u Custom.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 62
8. Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst.
SSID: SSID (Service Set Identifier) is een naam die een
draadloos netwerk identificeert. Toegangspunten en draadloze
apparaten die een verbinding proberen te maken met een
bepaald draadloos netwerk moeten dezelfde SSID gebruiken. De
SSID is hoofdlettergevoelig.
Operation Mode: Operation Mode verwijst naar het type
draadloze verbinding (zie
"Naam van draadloos netwerk en
netwerksleutel" op pagina 52).
- Ad-hoc: in deze modus kunnen draadloze apparaten
rechtstreeks met elkaar communiceren in een
peer-to-peer-omgeving.
- Infrastructure: maakt het voor draadloze apparaten mogelijk
om via een toegangspunt met elkaar te communiceren.
Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op
Infrastructure selecteert u de SSID van het toegangspunt. Als
Operation Mode ingesteld is op Ad-hoc selecteert u de SSID
van het apparaat. Houd er rekening mee dat "portthru" de
standaard SSID van uw apparaat is.
9. Klik op Next.
Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze
netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord
(netwerksleutel) in en klikt u op Next.
10. Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de instellingen van
uw draadloos netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op Apply.
Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Uw
apparaat moet nu draadloos communiceren met het netwerk.
In ad-hocmodus kunt u tegelijkertijd een draadloos LAN en een
bekabeld LAN gebruiken.
De standaardinstellingen opnieuw instellen
Volg de onderstaande stappen om indien nodig de standaard
fabrieksinstellingen van uw Samsungprinter te herstellen. Verbind uw
printer met het netwerk of sluit de printer rechtstreeks aan op uw computer
met de speciale netwerkkabel.
Als u de printer niet met een computer van het vroegere netwerk kunt
verbinden moet hij tijdelijk toegewezen worden aan een nieuw
ad-hocnetwerk om toegang te krijgen tot de SyncThru-webpagina.
Nadat u een rechtstreekse koppeling hebt gemaakt met het apparaat
met behulp van de speciale netwerkkabel, volgt u de volgende
instructies om de standaardinstellingen van het apparaat opnieuw in
te stellen.
De standaard fabrieksinstellingen van uw apparaat
herstellen (Windows)
1. Verbind het apparaat en de pc met behulp van de speciale
netwerkkabel.
2. Open een browser, zoals Internet Explorer, en voer het IP-adres van de
printer in. De pagina SyncThru™ Web Service van het apparaat wordt
geopend.
3. Selecteer Settings > Network Settings in de bovenste menubalk.
4. Selecteer Restore Default op de linkerzijbalk en selecteer de knop
Clear naast Factory Default (of Network). Klik op OK in elk van de
volgende drie vensters die verschijnen.
5. Ontkoppel de printer van het netwerk, start hem opnieuw op en druk
een netwerkconfiguratierapport af om het opnieuw instellen te
bevestigen. Hiermee worden alle parameters opnieuw ingesteld op de
standaardwaarden en zal de printer niet langer deel uitmaken van het
netwerk.
De standaard fabrieksinstellingen van uw apparaat
herstellen (Macintosh)
1. Verbind de printer en de Macintosh-computer met behulp van de
speciale netwerkkabel.
2. Open Systeemvoorkeuren en selecteer de Afdrukken en
faxen-instellingen. Selecteer de printer die u opnieuw wilt instellen door
Open afdrukwachtrij… te openen, en selecteer het
Printerhulpprogramma…-pictogram in de bovenste menubalk. Safari
zal de pagina SyncThru™ Web Service van de printer openen.
3. Klik op Settings > Network Settings in de bovenste menubalk.
4. Klik op Restore Default in de linkerzijbalk en klik op de knop Clear
naast Factory Default (or Network). Klik op OK in elk van de volgende
drie vensters die verschijnen.
5. Ontkoppel de printer van het netwerk, start hem opnieuw op en druk
een netwerkconfiguratierapport af om het opnieuw instellen te
bevestigen. Hiermee worden alle parameters opnieuw ingesteld op de
standaardwaarden en zal de printer niet langer deel uitmaken van het
netwerk.
Netwerkparameters instellen
U kunt eveneens verschillende netwerkinstellingen opgeven met behulp van
netwerkbeheerprogramma’s zoals SyncThru™ Web Admin Service en
SyncThru™ Web Service.
De installatie voltooien
Nadat u uw draadloze netwerkprinter van Samsung hebt geïnstalleerd,
drukt u nogmaals het netwerkconfiguratierapport af. Bewaar dit rapport
zodat u er later naar kunt teruggrijpen als dat nodig is. U bent nu klaar om
de nieuwe draadloze Samsung-printer in uw netwerk te gebruiken.
Problemen oplossen
Problemen oplossen die zich tijdens het instellen van het draadloos
netwerk en het installeren van het printerstuurprogramma kunnen
voordoen
Problemen met het draadloos netwerk
Als er zich tijdens het gebruik van het apparaat in een netwerk problemen
voordoen, controleert u het volgende.
Printers niet gevonden
Uw computer of uw apparaat zijn mogelijk niet ingeschakeld.
Schakel de computer of het apparaat in.
De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet
aangesloten. Verbind het apparaat met uw computer door middel
van een USB-kabel.
Het apparaat ondersteunt geen draadloze netwerken. Controleer de
Gebruikershandleiding op de met uw apparaat meegeleverde
cd-rom voor het opzetten van een draadloos netwerkapparaat.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 63
Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
Het apparaat kan de netwerknaam (SSID) die u hebt geselecteerd of
ingevoerd niet vinden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw
toegangspunt en probeer opnieuw een verbinding te maken.
Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan.
Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
De beveiliging is niet juist geconfigureerd. Controleer de
geconfigureerde beveiliging op het toegangspunt en de printer.
Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de
USB-kabel en de stroomtoevoer naar het apparaat.
Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
Uw apparaat is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de
netwerkkabel los van uw apparaat.
Fout bij verbinding met pc
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken
tussen uw computer en het apparaat.
- Voor een DHCP-netwerkomgeving
Het apparaat ontvangt automatisch een IP-adres (DHCP)
wanneer DHCP is ingesteld.
- Voor een Statische netwerkomgeving
Het apparaat gebruikt het statisch adres wanneer de computer
een statisch adres heeft.
Als de uw computer de volgende adressen heeft:
- IP-adres: 192.168.1.100
- Subnetadres: 255.255.255.0
- Gatewayadres: 192.168.1.1
Typ het vogende adres in voor uw apparaat:
- IP-adres: 192.168.1.101
- Subnetadres: 255.255.255.0
- Gatewayadres: 192.168.1.1
Andere problemen oplossen
Als er zich tijdens het gebruik van het apparaat in een netwerk problemen
voordoen, controleert u het volgende.
Voor informatie over het toegangspunt (of de draadloze router)
verwijzen we naar de gebruikershandleiding van het toegangspunt (of
de draadloze router).
Mogelijk staat uw computer, toegangspunt of apparaat niet aan.
Controleer of ze zijn ingeschakeld.
Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat.
Als de ontvanger ver van de printer staat of als er een obstakel in de
weg staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken.
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), het apparaat en de
computer uit en weer in. Soms kan dat helpen om de communicatie met
het netwerk te herstellen.
Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie blokkeert.
Als de computer en het apparaat op hetzelfde netwerk zijn aangesloten
maar niet kunnen worden gevonden, is het mogelijk dat firewallsoftware
de communicatie blokkeert. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de
firewallsoftware om deze uit te schakelen en probeer het apparaat
opnieuw te vinden.
Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt
het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te
drukken.
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een
wachtwoord is beveiligd. Als er een wachtwoordbeveiliging is, raadpleeg
dan de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze router).
Controleer het IP-adres van het apparaat. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een
verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het
mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange
tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld.
Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding
maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u
gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt
gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router).
Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere
draadloze communicatie (Bluetooth) wordt niet ondersteund.
In de ad-hocmodus is het onder besturingssystemen, zoals Windows
Vista, mogelijk dat u de draadloze verbinding bij elk gebruik van het
draadloos apparaat opnieuw moet instellen.
Bij draadloze-netwerkprinters van Samsung kunnen de
infrastructuurmodus en ad-hocmodus niet tegelijk worden gebruikt.
Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk
bevinden.
Bij de meeste netwerken moet het apparaat zich binnen 30 meter van
het draadloze toegangspunt (of de draadloze router) bevinden.
De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze
signaal kunnen blokkeren.
Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt
(of de draadloze router) en het apparaat bevinden.
Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton
tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze
router) staan.
Het apparaat mag niet in de buurt staan van andere elektronische
apparaten die interferentie van het draadloze signaal kunnen
veroorzaken.
Veel apparaten kunnen het draadloze signaal verstoren, zoals
babyfoons, motoren, draadloze telefoons, beveiligingscamera’s, andere
draadloze netwerken en sommige Bluetooth-apparaten.
Basisinstellingen_ 64
5.Basisinstellingen
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende
hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat
instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Luchtdruk of hoogte aanpassen
De weergavetaal wijzigen
Datum en tijd instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
De klokmodus wijzigen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
De standaardmodus wijzigen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Geluidsinstellingen
Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren (alleen CLX-318xFN/
CLX-318xFW)
Besparende modi gebruiken
Standaardpapier instellen
Time-out voor taak instellen
Luchtdruk of hoogte aanpassen
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk die
afhankelijk is van de hoogte boven het zeeniveau waarop het apparaat zich
bevindt. Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat
instellen voor optimaal afdrukken en een optimale afdrukkwaliteit.
Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste hoogte in.
0
4,000 m
(13,123 ft)
3,000 m
(9,842 ft)
2,000 m
(6,561 ft)
1,000 m
(3,280 ft)
4
3
2
1
1 Hoog 3
2 Hoog 2
3 Hoog 1
4 Normaal
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd aan de
hand van de meegeleverde cd-rom met printersoftware.
2. Dubb
elklik op het pictogram voor Smart Panel in het systeemvak van
Windows of in het "Notification Area" van Linux. U kunt ook op Smart
Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken.
3. Klik op I
nstelling printer.
Als uw computer met het internet is verbonden, kunt u de hoogte
instellen via SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de vervolgkeuzelijst en klik op Toepassen.
U kunt de hoogte ook instellen in de optie Systeeminst. >
Apparaatinst. > Luchtdrukcorr. op het display van het apparaat.
De weergavetaal wijzigen
Voer onderstaande stappen uit om de taal die op het display verschijnt te
wijzigen.
1. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
2. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op
OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Taal verschijnt en vervolgens op OK.
5. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste taal verschijnt.
6. Dr
uk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Datum en tijd instellen (alleen CLX-318xFN/
CLX-318xFW)
Zodra u tijd en datum hebt ingesteld, worden ze gebruikt in uitgesteld faxen
en uitgesteld afdrukken. Ze worden afgedrukt op rapporten. Als ze echter
verkeerd zijn, moet u ze wijzigen.
Als de stroomtoevoer naar het apparaat wordt onderbroken, moet u
datum en tijd opnieuw instellen zodra de stroomtoevoer is hersteld.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op
OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Datum en tijd verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Vo
er met behulp van de pijl-links/rechts of het numeriek toetsenblok de
juiste tijd en datum in.
Maand = 01 t/m 12
Dag = 01 t/m 31
Jaar = vier cijfers vereist
Uur = 01 t/m 12
Minuut = 00 t/m 59
U kunt ook AM of PM selecteren met behulp van het numeriek
to
etsenblok.
Basisinstellingen_ 65
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
De klokmodus wijzigen (alleen CLX-318xFN/
CLX-318xFW)
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd op uw faxen wordt afgedrukt in
de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op d
e pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op
OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Klokmodus verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Druk o
p de pijl-links/rechts om de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie te
selecteren en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
De standaardmodus wijzigen (alleen
CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Het apparaat is standaard ingesteld op kopiëren. U kunt de
standaardmodus instellen op faxmodus of kopieermodus.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op d
e pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op
OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Standaardmodus verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts om de gewenste modus te selecteren.
6. Druk op OK om uw keuze
op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Geluidsinstellingen
De opties voor instellingen kunnen verschillen afhankelijk van uw
model. Controleer de naam van uw model.
U kunt de volgende opties beheren.
To
etsgeluid: hiermee schakelt u toetsgeluiden in of uit. Als deze optie is
ingesteld op Aan weerklinkt er een toon telkens als er op een toets
wordt gedrukt.
Waa
rsch.geluid: hiermee schakelt u waarschuwingsgeluiden in of uit.
Als deze optie is ingesteld op Aan hoort u een waarschuwingsgeluid als
er een fout optreedt of als de faxcommunicatie wordt beëindigd.
Lu
idspreker: hiermee schakelt u geluiden van de telefoonlijn via de
luidspreker, zoals een bel- of faxtoon, in of uit. Als deze optie is
ingesteld op Communicatie ("Common"), staat de luidspreker aan tot
het externe apparaat reageert.
U kunt het volume regelen met behulp van On Hook Dial. Als uw
apparaat een handset heeft, kunt u het volume met de handset
regelen.
Belsig
naal: stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt
u instellen op Uit, Laag, Midden of Hoog.
Toetsgeluid en alarmsignaal (alleen CLX-318x(K)/
CLX-318xN(K))
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op
OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Geluid/Volume verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Se
lecteer Toetsgeluid of Waarsch.geluid.
5. Se
lecteer Aan of Uit en druk op OK.
6. H
erhaal indien nodig stappen 4 en 5 om andere geluiden in te stellen.
7. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
(alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op
OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Geluid/Volume verschijnt en vervolgens
op OK.
4. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste geluidsoptie verschijnt en
vervolgens op OK.
Voor Toetsgeluid: kiest u Aan of Uit.
Voor Waa
rsch.geluid: kiest u Aan of Uit.
Voor Luidsprek
er: kiest u Communicatie, Aan of Uit.
Voor Belsig
naal: kiest u Hoog, Midden, Laag of Uit.
5. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status of het gewenste
volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en vervolgens op OK.
6. H
erhaal indien nodig stappen 4 en 5 om andere geluiden in te stellen.
7. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Luidsprekervolume (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Om het volume te regelen met On Hook Dial
1. Dr
uk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker.
3. D
ruk op de pijl-links/rechts tot u het gewenste volume hoort.
4. Dr
uk op On Hook Dial om de wijziging op te slaan en terug te keren
naar stand-bymodus.
Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren
(alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de
installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van
uw bedrijf en het faxnummer invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren zoekt u de toets met het
gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot de gewenste
letter op het display verschijnt.
Om de letter O in te voeren drukt u
bijvoorbeeld op cijfertoets 6 met
opschrift MNO.
Telkens wanneer u op cijfertoets 6 drukt, verschijnt er een andere letter
op het display, M, N, O, m, n, o en ten slotte 6.
U kunt speciale tekens invoeren, zoals een spatie,
plusteken enzovoort.
Meer informatie vindt u in het gedeelte hieronder.
Basisinstellingen_ 66
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Als de volgende letter op dezelfde toets staat, verp
laatst u de cursor
door op de pijl-links/rechts te drukken en vervolgens op de toets met de
gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en de volgende letter
verschijnt op het display.
U kunt een spatie invoeren door twe
e keer op 1 te drukken.
3. Na het invoe
ren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
Toets Toegewezen cijfers, letters of tekens
1 @ / . ‘ 1
2 A B C a b c 2
3 D E F d e f 3
4 G H I g h i 4
5 J K L j k l 5
6 M N O m n o 6
7 P Q R S p q r s 7
8 T U V t u v 8
9 W X Y Z w x y z 9
0 & + - , 0
* *
# #
Cijfers of namen corrigeren
Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam hebt vergist,
drukt u op de pijl-links/rechts om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer
vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Voor sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode
(bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede
kiestoon hoort. In dat geval moet u in het telefoonnummer een pauze
invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van
snelkiesnummers. Druk op de juiste plaats op Redial/Pause om een pauze
in te voeren tijdens het invoeren van het telefoonnummer. A – verschijnt op
het display op de overeenkomstige locatie.
Besparende modi gebruiken
De energiebesparingsfunctie gebruiken
Gebruik deze functie om energie te besparen als u het apparaat niet
gebruikt.
1. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
2.
Druk op de pijl-links/rechts tot
Systeeminst.
verschijnt en vervolgens op
OK
.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Energ.spaarst. verschijnt en vervolgens
op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste tijdsduur verschijnt.
6. Druk op OK om uw keuze
op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Standaardpapier instellen
De opties voor instellingen kunnen verschillen afhankelijk van uw
model. Controleer de naam van uw model.
U kunt het papier selecteren dat u standaard wilt gebruiken voor
afdruktaken.
Vanaf het bedieningspaneel van uw apparaat
Het papierformaat instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pij
l-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en
vervolgens op OK.
3. Druk op d
e pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de pij
l-links/rechts tot Papierformaat verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste papierformaat te
selecteren.
6. Druk op OK om uw keuze
op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Het papiertype instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pij
l-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en
vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk o
p de pijl-links/rechts tot Type papier verschijnt en vervolgens
op OK.
5. Druk op de pij
l-links/rechts om het gewenste papiertype te
selecteren.
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Vanaf uw computer
Windows
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In
Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxen.
In
Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm
> Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
In W
indows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Klik me
t de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In
Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista drukt u op
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voo
rkeursinstellingen voor afdrukken uit het contextmenu.
Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het
teken staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de
geselecteerde printer selecteren.
5. Klik op het ta
bblad Papier.
6. Selectee
r opties, zoals papierformaat en papiertype.
Basisinstellingen_ 67
7. Druk op OK.
Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals
rekeningpapier, selecteert u het tabblad Papier > Formaat >
Bewerken... in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
Macintosh
Macintosh-gebruikers moeten de standaardinstelling handmatig wijzigen
als ze op basis van andere instellingen willen afdrukken.
1. Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2. Open het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4 Archief) en klik op
Druk af.
3. Ga naar het paneel Papierinvoer.
4. Stel de juiste lade in van waaruit u wilt afdrukken.
5. Ga naar het paneel Papier.
6. Stel het papiertype in de lade van waaruit u wilt afdrukken in.
7. Klik op Druk af om het afdrukken te starten.
Linux
1. Open Terminal Program.
2. Wanneer het scherm Terminal verschijnt, typt u het volgende.
[root@localhost root]# lpr <BestandNaam>
3. Selecteer Printer en klik op Properties....
4. Klik op het tabblad Advanced.
5. Selecteer de lade (papierinvoer) en de bijbehorende opties, zoals
papierformaat en papiertype.
6. Druk op OK.
Time-out voor taak instellen
U kunt instellen hoelang het apparaat moet wachten vooraleer de
standaardinstellingen worden hersteld als u niet begint te kopiëren nadat u
de instellingen op het bedieningspaneel hebt gewijzigd.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op
OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Time-out verschijnt en vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt. Als
u Uit selecteert, zal het apparaat de standaardinstellingen maar
herstellen wanneer u op Black Start of Color Start drukt om te
beginnen kopiëren of op Stop/Clear om te annuleren.
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Afdrukmedia en lade_ 68
6.Afdrukmedia en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmedia in uw apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmedia selecteren
Het ladeformaat voor afdrukmedia wijzigen
Papier in de lade plaatsen
Afdrukken op speciale afdrukmedia
Papierformaat en -type instellen
De papieruitvoersteun gebruiken
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met
uw apparaat. Controleer de naam van uw model.
Originelen plaatsen
U kunt de glasplaat van de scanner gebruiken om een document te
kopiëren of te scannen.
Op de glasplaat van de scanner
Vanaf de glasplaat van de scanner kunt u originele kopiëren of scannen.
Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten,
gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van
de scanner op.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
van de scanner. Plaats het document zorgvuldig in het verlengde van de
markering linksboven op de glasplaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
Het deksel van de scanner open laten tijdens het kopiëren kan
de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik negatief beïnvloeden.
Stof op de
glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de
afdruk. Houd de glasplaat schoon (zie "Scannereenheid
reinigen" op pagina 122).
Om een pa
gina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u
het deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het
daarna weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm,
kopieert u met het deksel van de scanner open.
Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas
breekt en u zich kwetst.
Plaats uw hand niet onder het scannerdeksel terwijl u het sluit.
Het scannerdeksel kan op uw handen vallen en u verwonden.
Kijk bij he
t kopiëren of scannen niet in het licht binnenin de
scanner. Het is schadelijk voor de ogen.
Afdrukmedia en lade_ 69
In de ADI (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
In de ADI kunt u tot 15 vellen papier van 75 g/m
2
voor één taak plaatsen.
1. Buig de
papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u de originelen plaatst.
2. Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg
ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de
markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de ADI in overeenkomstig het papierformaat.
Stof op de glasplaat van de ADI kan zwarte strepen op de afdruk
veroorzaken. Houd de glasplaat altijd schoon (zie
"Scannereenheid reinigen" op pagina 122).
Afdrukmedia selecteren
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmedia, zoals op gewoon papier,
enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmedia die
voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen en plaats
deze in de juiste lade.
Richtlijnen voor het selecteren van afdrukmedia
Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen
kunnen de volgende problemen veroorzaken.
Sl
echte afdrukkwaliteit
Mee
r papierstoringen
Ve
rsnelde slijtage van het apparaat
Pe
rmanente schade aan fixeereenheid, niet gedekt door garantie.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
voch
tgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en de
afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met de
volgende factoren.
H
et type, formaat en gewicht van afdrukmateriaal voor uw apparaat zijn
beschreven in de specificaties van het afdrukmateriaal (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 151).
Gewe
nst resultaat: de afdrukmedia die u kiest moeten geschikt zijn voor
het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere, helderdere en levendigere afbeeldingen op.
Gla
dheid van het oppervlak: de gladheid van de afdrukmedia bepaalt
hoe scherp de afdrukken er uitzien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmedia hoewel ze voldoen aan
alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende resultaten
opleveren. Dit kan het gevolg zijn van eigenschappen van de
vellen, een onjuiste bediening, een ongewenst temperatuur- en
vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover
men geen controle heeft.
Vo
ordat u grote hoeveelheden afdrukmedia koopt, controleert u of
het papier voldoet aan de vereisten in deze gebruikershandleiding.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties
voldoen kan problemen veroorzaken die een herstelling vereisen.
Dergelijke herstellingen zijn niet gedekt door de garantie- of
serviceovereenkomsten.
De hoeveelheid papier die u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van
he
t gebruikte afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia"
op pagina 151).
Formaten van afdrukmedia die in elke modus
worden ondersteund
Modus Formaat Invoer
Kopieermodus Letter, A4, Legal,
Oficio, US Folio,
Executive, JIS B5, A5,
A6
Lade 1
Afdrukmodus Alle formaten die het
a
pparaat ondersteunt.
Lade 1
Handmatige invoer in
de lade
Faxmodus Alle formaten die het
a
pparaat ondersteunt.
Lade 1
Afdrukmedia en lade_ 70
Het ladeformaat voor afdrukmedia wijzigen
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade
plaatst, moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te
verlengen. Om het papierformaat te wijzigen, moet u de lengtegeleider juist
instellen.
3
2
1
4
1 Hendel voor
ladeverlenging
2 Papierklep
3 Papierlengtegeleider
4 Papierbreedtegeleider
1. Trek de lade uit het apparaat. Open de papierklep en verwijder indien
nodig het papier uit de lade.
2. Maak de vergrendeling bovenaan in de lade los en haal het papier er
handmatig uit.
1
3. Plaats het papier in de lade met de te bedrukken zijde naar boven.
4. Verschuif de lengtegeleider zachtjes tot tegen de stapel papier. Houd de
breedtegeleider ingedrukt en schuif hem tot tegen de stapel papier
zonder deze te buigen.
Voor papier met een kleiner formaat dan het Letter-formaat plaatst u de
geleiders opnieuw in aanvangspositie en stelt u de lengte- en
breedtegeleiders opnieuw in.
Als het papier waarop u wilt afdrukken minder dan 222 mm lang is,
ontgrendelt u de geleider van de lade en duwt u de lade naar binnen.
Vouw de lade weer samen door handmatig het uitgetrokken deel terug
in de lade te duwen. Stel de papierlengte- en papierbreedtegeleider in.
1
2
Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van
het papier omdat het papier daardoor kan buigen.
Geb
ruik geen papier met een krul van meer dan 6 mm.
Als
u de breedtegeleider niet aanpast kan het papier
vastlopen.
Afdrukmedia en lade_ 71
5. Sluit de papierklep.
Schuif de lade weer in het apparaat.
Stel na het plaatsen van het papier het pap
ierformaat en -type in voor de
lade (zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 74).
Omdat er niet genoeg papier in de lade ligt kan de
lengtegeleider naar binnen worden geduwd. Plaats meer
papier in de lade.
Als
het papier regelmatig vastloopt, plaatst u het vel per vel in
de lade.
U
kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het
papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de
printer is gericht mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen
draait u het papier om. Er zijn geen garanties wat de
afdrukkwaliteit betreft.
De lade is standaard ingesteld op het pap
ierformaat Letter of A4, afhankelijk
van het land waar u de printer hebt gekocht. Als u de formaatinstelling wilt
veranderen in A4 of Letter, moet u de hendel en de papierbreedtegeleider
juist instellen.
1. Trek de la
de uit het apparaat. Open de papierklep en verwijder indien
nodig het papier uit de lade.
2. Als
u het formaat wilt wijzigen in Letter, draait u de hendel aan de
achterkant van de lade naar rechts.
3. Druk de papierbreedtegeleider in en schuif hem tot tegen de rand van de
hendel.
LTR
A4
Als u het formaat wilt wijzigen in A4, schuift u de
papierbreedtegeleider naar links en draait u de hendel naar links.
Forceer de hendel niet, anders kan de lade worden beschadigd.
Papier in de lade plaatsen
In de lade
1. Trek de lade uit. Pas het formaat van de lade aan het formaat van het
geplaatste afdrukmateriaal aan (zie "Het ladeformaat voor afdrukmedia
wijzigen" op pagina 70).
2. Bu
ig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voordat u het papier in de lade plaatst.
3. Plaats het papier in de lade met de te bedrukken zijde naar boven.
4. Plaats de lade terug in het apparaat.
5. Stel
de papiersoort en het papierformaat voor de lade in om een
document af te drukken.
Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 74 voor informatie over
het instellen van de papiersoort en het papierformaat.
Handmatige invoer in de lade
Als u papier van verschillende afmetingen, bijvoorbeeld enveloppen,
transparanten, etiketten of aangepast papier in de lade plaatst, moet u de
papiergeleiders voor handmatige invoer in de lade aanpassen. Voor
handmatige invoer in de lade moeten de lengte-/breedtegeleiders worden
aangepast.
Afdrukmedia en lade_ 72
Tips voor het gebruik van de methode voor
handmatige invoer
Als u Handmatige invoer als Invoer selecteert in uw
softwaretoepassing, moet u op de knop Color Start of Black Start
drukken telkens als u een pagina afdrukt. Plaats slechts één type,
formaat en gewicht van afdrukmedia tegelijk in de lade.
Voeg
tijdens het afdrukken geen media toe. Dit zou papierstoringen
kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmedia.
Plaa
ts afdrukmaterialen in de lade met de te bedrukken zijde naar
boven en de bovenrand eerst en zorg ervoor dat het materiaal in het
midden van de lade ligt.
Plaa
ts alleen aanbevolen afdrukmedia. Zo voorkomt u
papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 151).
Maak omgekrul
de kaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor u
ze in de papierlade plaatst.
Afdrukken op speciale afdrukmedia
De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken. Met de optie papiertype kunt u het papiertype instellen dat in de
lade moet worden geplaatst. Deze instelling verschijnt nu in de
vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt selecteren. Op die manier krijgt u de beste
afdrukkwaliteit. Zo niet wordt de gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet
bereikt.
Nor
maal papier: normaal gewoon papier. Selecteer dit type als u
afdrukt op papier van 60 tot 105 g/m
2
.
Di
k papier: dik papier van 90 tot 105 g/m
2
.
Du
n papier: dun papier van 60 tot 70 g/m
2
.
Katoen: katoenpapier van 75 tot 90 g/m
2
.
Kle
ur: eenzijdig gekleurd papier van 75 tot 90 g/m
2
.
Voo
rbedrukt: voorbedrukt papier/papier met briefhoofd van 75 tot 90 g/
m
2
.
En
velop: envelop van 75 tot 90 g/m
2
.
Krin
glooppapier: kringlooppapier van 75 tot 90 g/m
2
.
Als u kringlooppapier gebruikt, kunnen afdrukken gekreukt raken
of vastlopen vanwege een overmatige krul.
Transparanten: 0,104 tot 0,124 mm dik transparant papier.
Et
iketten: etiketten van 120 tot 150 g/m
2
.
Kaar
ten: kaarten van 105 tot 163 g/m
2
.
Bankpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m
2
.
Archiefp
apier: 70 tot 90 g/m
2
. Selecteer deze optie als u de afdrukken
lang wilt bewaren (bv. in uw archief).
Glan
zende foto: glanzend fotopapier van 111 tot 220 g/m
2
. Zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 151.
Matte foto: mat fotopapier van 111 to 220 g/m
2
. Zie "Specificaties van
de afdrukmedia" op pagina 151.
Enveloppen
Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit van de
enveloppen.
De hoek voor de postzegel moet zich aan de
linkerkant bevinden en de kant
van de envelop met de postzegelhoek moet eerst de printer in gaan.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren.
- G
ewicht: het enveloppenpapier mag niet zwaarder zijn dan 90 g/m
2
om te vermijden dat er een papierstoring optreedt.
- Sa
menstelling: voor het afdrukken moeten de enveloppen plat
worden gelegd. Ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en mogen
geen lucht bevatten.
- To
estand: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of
beschadigd zijn.
- Tem
peratuur: gebruik enveloppen die bestand zijn tegen de druk
en de hitte die tijdens het afdrukken in het apparaat ontstaan.
Geb
ruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Geb
ruik geen afgestempelde enveloppen.
Geb
ruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Geb
ruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
C
ontroleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
21
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien
dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur (circa
170 °C) van het apparaat. De extra kleppen en strips kunnen kreuken,
scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Vo
or de beste afdrukkwaliteit moeten de marges minimaal 15 mm van
de rand van de envelop blijven.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Afdrukmedia en lade_ 73
Transparanten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen gebruikt u uitsluitend
transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Voor kleurafdrukken op transparanten zal de afbeeldingskwaliteit
lager zijn dan bij zwart-witafdrukken wanneer de afdrukken op een
overheadprojector worden gebruikt.
De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de
fixeertemperatuur van het apparaat.
Plaats
transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat
hebt gehaald.
Laa
t transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan
stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft tot vlekken bij het
afdrukken.
Let op dat u geen
vingerafdrukken op de transparanten achterlaat. Dit
veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
Bescherm transp
aranten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling
aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen.
Zorg
dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken
hebben.
Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde.
Om te
vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven
kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op elkaar liggen nadat u ze
hebt afgedrukt.
Aanbe
volen afdrukmedia: Xerox 3R91331 (A4), Xerox 3R2780 (Letter).
Basistype transparant (bv. Xerox 3R91331) resulteert in een beter beeld
en een betere verwerkingskwaliteit dan transparanten met een papieren
achterzijde (bv. Xerox 3R3028) of verwijderbare strip (3R3108).
Transparanten met statische elektriciteit kunnen problemen met
de beeldkwaliteit veroorzaken.
Afha
nkelijk van de keuze van de opslagcondities van de
transparanten kan er een storing optreden of kunnen afbeeldingen
gekrast worden.
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen mag u uitsluitend
etiketten gebruiken die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende
factoren.
- Kleefsto
ffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de
fixeertemperatuur van uw apparaat (ongeveer 170 °C).
- Schi
kking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij tussen de
etiketten het rugvel niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul
len: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd
en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Z
org ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal
blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens
het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Pl
aats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Geb
ruik geen etiketten die loskomen van het vel, gekreukt zijn of
blaasjes of andere beschadigingen vertonen.
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
U kunt met deze printer afdrukken op briefkaarten, kaarten en andere
materialen met aangepaste formaten.
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm en korter dan
152,4 mm.
Stel
de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de randen van de afdrukmedia.
Briefhoofd/voorbedrukt papier
Briefhoofden/voorbedrukt papier kunnen met uw apparaat worden
afgedrukt.
AAAAA
Briefhoofden/voorbedrukt papier moeten afgedrukt worden met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen
uitstoot als hij gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van uw
apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur van ongeveer 170
°C.
D
e inkt op het briefhoofd/voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet beschadigen.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige
verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te
voorkomen.
Vo
or u het briefhoofd/voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u
of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces
loskomen van het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit
afneemt.
Afdrukmedia en lade_ 74
Glanzend fotopapier
Plaats één vel in de multifunctionele lade per keer, met de glanzende
zijde naar boven.
Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: HP
Brochure Paper (product: Q6611A).
Aanbe
volen afdrukmedia: glanzend papier (A4) voor dit apparaat HP
Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A).
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan
het apparaat beschadigen.
Mat fotopapier
Plaats één vel tegelijk in de lade met de te bedrukken zijde naar
boven.
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen op het bedieningspaneel. Deze instellingen zijn van
toepassing op de kopieer- en scanmodus. Als u wilt afdrukken vanaf een
computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het
toepassingsprogramma dat u op uw computer gebruikt (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven
krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel
werden opgegeven.
Het papierformaat instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Papierformaat verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts om het gewenste papierformaat te
selecteren.
6. Druk op OK om de selectie op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals factuurpapier,
selecteert u Bewerken... op het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 76).
Het papiertype instellen
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Type papier verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts om het gewenste type papier te selecteren.
6. Druk op OK om de sele
ctie op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
De papieruitvoersteun gebruiken
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt kan het oppervlak van
de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd
kinderen uit de buurt.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met
uw apparaat. Controleer de naam van uw model.
De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld, waarbij de
ui
tvoersteun ervoor zal zorgen dat de afgedrukte pagina’s worden uitgelijnd.
Afdrukken_ 75
7.Afdrukken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Introductie van handige programma’s
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Eenvoudige afdruktaken
Voorkeursinstellingen openen
Help gebruiken
Speciale kopieerfuncties gebruiken
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
Uw apparaat instellen als standaardprinter
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Afdrukken in Macintosh
Afdrukken in Linux
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk
gebaseerd op Windows XP.
Introductie van handige programma’s
Samsung AnyWeb Print
Hiermee kunt u van een scherm in Windows Internet Explorer een
schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken op een veel
eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Klik op Start >
Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print >
Download the latest version om naar de website te gaan waar u het
hulpprogramma kunt downloaden. Deze functie is alleen beschikbaar in
Windows.
Samsung Easy Color Manager
Met dit programma kunnen gebruikers de gewenste kleur instellen.
Gebruikers kunnen de afdrukkleur op het scherm aanpassen. De
aangepaste kleur kan worden opgeslagen op het printerstuurprogramma en
toegepast op afdrukken. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung
Printers > Samsung Easy Color Manager > Download the latest
version om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt
downloaden. Deze functie is alleen beschikbaar in Windows en Macintosh.
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties.
Selectie van
papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemp
laren
U kunt bovendien verschillende special
e afdrukfuncties gebruiken. De
onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door
uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Het is mogelijk dat een aantal modellen of besturingssystemen een of
meer functies uit de tabel niet ondersteunen.
Printerstuurprogramma
Functie Windows
Optie printerkwaliteit
Boekjes afdrukken
Poster afdrukken
Meerdere pagina’s per vel
Afdruk aan pagina aanpassen
Afdrukken verkleinen en
verg
roten
Watermerk
Overlay
Dubbelzijdig afdrukken
(h
andmatig)
(: ond
ersteund, blanco: niet ondersteund)
Eenvoudige afdruktaken
Met uw apparaat kunt u afdrukken vanuit verschillende toepassingen in
Windows, Macintosh of Linux. De exacte procedure kan verschillen per
toepassing.
Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk, afhankelijk van het
gebruikte apparaat. Het venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken bevat echter vrijwel dezelfde eigenschappen.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw
apparaat. Zie Compatibiliteit met besturingssystemen onder
Printerspecificaties (zie "Systeemvereisten" op pagina 40).
Al
s u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of
. Een uitroepteken ( ) betekent dat u die bepaalde optie
kunt inschakelen, maar dat dit niet wordt aangeraden. Een
( )-teken betekent dat u die optie niet kunt inschakelen omwille
van de apparaatinstellingen of de omgeving.
Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te
drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen.
Afdrukken_ 76
Eenvoudige afdruktaken in Macintosh (zie "Afdrukken in Macintosh"
op pagina 81).
Eenvoudige afdruktaken in Linux (zie "Afdrukken in Linux" op
pagina 82).
Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor
Kladblok in Windows XP. Uw venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de
toepassing die u gebruikt.
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Selecteer
Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
wordt geopend.
3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
De basisinstellingen voor het afdrukken, zoals het aantal exemplaren en
het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken
klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het
venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te
wijzigen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
4. Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te
starten.
Als u Windows Internet Explorer gebruikt kunt u met Samsung
AnyWeb Print bovendien tijd besparen bij het maken of afdrukken
van schermopnamen. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung
Printers > Samsung AnyWeb Print > Download the latest version
om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt
downloaden.
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te
worden, annuleert u op de volgende manier.
1. Klik op het me
nu Start in Windows.
2. In
Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxen.
In
Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In
Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en
Printers.
In W
indows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. In Wi
ndows Server 2000, XP, Server 2003, Vista of Server 2008
dubbelklikt u op uw apparaat.
In Windows 7 of Windows Server 2008 R2 klikt u met uw
rechtermuisknop op het printerpictogram > contextmenu’s >
Afdruktaken weergeven.
Als bij het item Afdruktaken weergeven het teken staat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
4. Van
af het menu Document selecteert u Annuleren.
U kunt ook toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van Windows.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop/
Clea
r op het bedieningspaneel.
Voorkeursinstellingen openen
U kunt de instellingen die u hebt geselecteerd bovenaan rechts in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken bekijken.
1. Ope
n het document dat u wilt afdrukken.
2. Kies Af
drukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt
geopend.
3. Se
lecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4. Klik op Eig
enschappen of op Voorkeursinstellingen.
Afdrukken_ 77
Voorkeursinstellingen gebruiken
Met de optie Vooraf ingest. die op elk tabblad maar niet op het tabblad
Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor
toekomstig gebruik.
Volg de onderstaande stappen om een vooraf ingesteld item op te slaan.
1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2. Typ in
het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze instellingen.
3. Klik op Toevoegen. Als u instellingen opslaat onder Instellingen vooraf,
worden alle huidige stuurprogrammainstellingen opgeslagen.
Als u op T
oevoegen klikt, verandert de knop Toevoegen in de knop
Wijzigen. Selecteer meer opties en klik op Wijzigen. De instellingen zullen
worden toegevoegd aan door u opgegeven Instellingen vooraf.
Om de bewaarde instelling te gebruiken kiest u deze in de vervolgkeuzelijst
Vo
oraf ingest.. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de door
u geselecteerde instellingen.
Om de opgeslagen instelling te verwijderen selecteert u ze in de
verv
olgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op Wissen.
U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook
h
erstellen door Vooraf ingest. stand. te selecteren in de vervolgkeuzelijst
Vooraf ingest..
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik op
het onderwerp waarover u meer wilt weten. Vervolgens verschijnt er een
pop-upvenster met informatie over de functie van die optie die het
stuurprogramma biedt.
Als u informatie wilt zoeken aan de hand van een sleutelwoord, klikt u op
het tabblad Samsung in het venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en voert u een sleutelwoord in op de invoerregel van de optie
Help. Voor meer informatie over verbruiksartikelen,
stuurprogramma-updates, registratie enzovoort, klikt u op de
overeenkomstige knoppen.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Speciale afdrukeigenschappen omvatten onder meer het volgende.
"Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina 77
"Posters afdrukken" op pagina 77
"Boekjes afdrukken (handmatig)" op pagina 78
"Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)" op pagina 78
"Het afdrukpercentage van uw document wijzigen" op pagina 78
"Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op
pagina 78
"Watermerken gebruiken" op pagina 79
"Overlay gebruiken" op pagina 79
"Geavanceerde opties" op pagina 80
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u
meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de
door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s
afdrukken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
2. Kl
ik op het tabblad Basis en selecteer Meerdere pagina’s per vel in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Se
lecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s dat u
per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16).
4. Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Paginavolgorde.
5. Al
s u rond iedere pagina een kader wilt afdrukken, selecteert u
Paginakaders afdrukken.
6. Kl
ik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
7. Klik op OK of Afdru
kken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken over 9
vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt kleven om er een
poster van te maken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
2. Kl
ik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Selecteer de gewenste paginaopmaak.
Beschikbare lay-outs:
Poste
r 2x2: het document wordt vergroot en over 4 pagina’s
verdeeld.
Poste
r 3x3: het document wordt vergroot en over 9 pagina’s
verdeeld.
Poste
r 4x4: het document wordt vergroot en over 16 pagina’s
verdeeld.
Afdrukken_ 78
4. Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in
millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts op het
tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te
kunnen kleven.
5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
7. U
kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven.
Boekjes afdrukken (handmatig)
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier
afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte
papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
8
9
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
2. Klik op het ta
bblad Basis en selecteer Boekje afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Klik op het ta
bblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle
papierformaten. Om na te gaan welke papierformaten voor deze
functie beschikbaar zijn, selecteert u het beschikbare
papierformaat in de optie Formaat van het tabblad Papier.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze
optie moge
lijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen
beschikbaar papier (papier waarbij geen
of staat).
4. Klik op OK of Afdr
ukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
5. Vervolge
ns kunt u de pagina’s vouwen en nieten.
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier (duplex). Voor u
afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. U
kunt deze eigenschap gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal,
A4, US Folio of Oficio (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 151).
Wij raden aan om niet af te drukken op beide zijden van speciale
afdrukmedia, zoals etiketten, enveloppen of dik papier. Het kan een
papierstoring veroorzaken of het apparaat beschadigen.
1. Als u
de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
2. Klik op het ta
bblad Geavanceerd.
3. Selecteer
in de sectie Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) de
gewenste bindoptie.
Geen
L
ange zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor
boekbinden.
Korte zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor kalenders.
4. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
5. Klik op OK of Afdru
kken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u de afdruktaak
handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere pagina van
het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.
Het afdrukpercentage van uw document wijzigen
U kunt de grootte van een document wijzigen zodat het groter of kleiner
wordt afgedrukt. Dat doet u door het gewenste percentage in te voeren.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
2. Kl
ik op het tabblad Papier.
3. Vo
er in het veld Percentage de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook op de pijl-omhoog/omlaag klikken om de schaalfactor te
se
lecteren.
4. Se
lecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.
5. Klik op OK of Afdru
kken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Een document aan een bepaald papierformaat
aanpassen
Met deze functie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk geselecteerd
papierformaat, ongeacht de grootte van het document. Dit kan nuttig zijn als
u de details van een klein document wilt bekijken.
A
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
2. Kl
ik op het tabblad Papier.
Afdrukken_ 79
3. Selecteer het gewenste papierformaat in Aanpassen aan
papierformaat.
4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.
5. Klik op OK of Afdr
ukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Watermerken gebruiken
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document, bijvoorbeeld in grote grijze letters "CONCEPT" of
"VERTROUWELIJK". U kunt de tekst alleen op de eerste pagina of op alle
pagina’s afdrukken.
U kunt gebruikmaken van verschillende vooraf ingestelde watermerken die
met uw apparaat worden meegeleverd. Ze kunnen worden aangepast of u
kunt er nieuwe aan de lijst toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
2. Klik op he
t tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste
watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde
watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3. Klik op OK of
Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Een watermerk maken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
2. Sele
cteer het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Voer een
tekstbericht in het vak Tekst watermerk in. U kunt tot 256
tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster
weergegeven.
Als u het selectievakje A
lleen eerste pagina inschakelt wordt het
watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4. Watermerkopties selecteren.
U kunt de naam, stijl, grootte en
grijswaarde van het lettertype
selecteren in de sectie Tekenstijl en de hoek van het watermerk
instellen in de sectie Hoek watermerk.
5. Klik op T
oevoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst Huidige
watermerken toe te voegen.
6. Wanneer u klaar bent, klikt u op OK of op Afdrukken tot het venster
Afdrukken wordt gesloten.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken selecteert u Geen in
de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
Een watermerk bewerken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
2. Klik op het ta
bblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Selecteer
in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4. Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
5. Klik op OK of Afdr
ukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Een watermerk verwijderen
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
2. Klik op het ta
bblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Selecteer
in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
verwijderen en klik op de knop Wissen.
4. Klik op OK of Afdr
ukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Overlay gebruiken
Een overlay is inhoud die op de vaste schijf van de computer is opgeslagen
en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden
vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met
briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay
samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het
briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt
briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen, maar drukt u gewoon het
briefhoofd als overlay op uw document af.
Een nieuwe paginaoverlay maken
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe
paginaoverlay met uw inhoud maken.
1. Ma
ak of open een document met de inhoud die u voor de overlay wilt
gebruiken. Plaats de items precies waar ze moeten verschijnen
wanneer ze aan het origineel worden toegevoegd.
2. Ga na
ar Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het
document als een overlay wilt opslaan (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 76).
3. Klik op het ta
bblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken wordt
geopend.
4. Klik in het venster Ove
rlay bewerken op Maken.
5. In
het venster Opslaan als typt u een naam van maximaal acht
karakters in het vak Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map
waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map
C:\Formover.
6. Klik op Op
slaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.
Afdrukken_ 80
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
8. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde
schijf van uw computer.
Het formaat van het overlaydocument moet gelijk zijn aan dat van
het document dat u afdrukt. Maak geen overlay met een
watermerk.
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt kan deze met uw document worden
afgedrukt. Om een overlay op een document af te drukken doet u het
volgende.
1. Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
3. Klik op het tabblad Geavanceerd.
4. Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
5. Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst Tekst voorkomt,
selecteert u Bewerken uit de lijst en klikt u op Laden. Selecteer het
overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster
Openen.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht overlays.
6. Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor
afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens
als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster
waarin u wordt gevraagd om te bevestigen of u een overlay op uw
document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is
geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document
afgedrukt.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt.
De resolutie van het overlaydocument moet gelijk zijn aan die van
de oorspronkelijke afdruktaak.
Een overlay verwijderen
Paginaoverlays die u niet meer gebruikt kunt u verwijderen.
1. Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het
tabblad Geavanceerd.
2. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Overlay.
3. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt
verwijderen.
4. Klik op Wissen.
5. Als het venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd,
klikt u op Ja.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Geavanceerde opties
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit.
Als de optie is uitgegrijsd of niet wordt weergegeven, is ze niet van
toepassing voor de printertaal die u gebruikt.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
2. Klik op het tabblad Grafische elementen.
De opties die u kunt selecteren hangen mogelijk af van uw
apparaat.
Raadpleeg de helpfunctie voor iedere optie in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Lettertype/tekst: selecteer Tekst donkerder maken om tekst
donkerder af te drukken dan op een normaal document. Gebruik
Alle tekst zwart om alles in het zwart af te drukken, ongeacht de
kleuren op het scherm.
Grafische controller: met Fijne randen kunt u randen van letters
en fijne lijnen accentueren voor een betere leesbaarheid.
Grijstintverbetering laat gebruikers toe om de details van
natuurfoto’s te bewaren en het contrast en de leesbaarheid tussen
grijscontrasten te verbeteren bij het afdrukken in grijswaarden van
gekleurde documenten.
Tonerspaarstand: door deze optie aan te passen gaat uw
tonercassette langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina
zonder noemenswaardig kwaliteitsverlies.
- U kunt de schuifregelaar verplaatsen van Geen besparing naar
Maximale besparing om het tonerverbruik te verminderen.
3. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en
Printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista drukt u op
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
In Windows 7 of Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s.
Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken
staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de
geselecteerde printer selecteren.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6. Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
Afdrukken_ 81
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In
Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxen.
In
Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en
Printers.
In W
indows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Selectee
r uw apparaat.
4. Klik me
t uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaardprinter instellen.
Als bij het item Als standaardprinter instellen in Windows 7 of
Windows Server 2008 R2 het teken staat, kunt u andere
printerstuurprogramma’s selecteren die met de geselecteerde
printer zijn verbonden.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand. U kunt het document naar een bestand afdrukken in plaats van het
rechtstreeks naar de printer te sturen. Het document wordt opgeslagen met
de printeropmaak, zoals de lettertype en kleurspecificaties, in een
.prn-bestand dat met een andere printer kan worden afgedrukt.
Om een afdruktaak als bestand op te slaan:
1. Sc
hakel het selectievak Afdrukken naar bestand in het venster
Afdrukken in.
2. Klik op Afdrukken.
3. Voer het doel
pad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand
automatisch opgeslagen in Mijn documenten. De opslagmap kan
verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem.
Afdrukken in Macintosh
In dit gedeelte wordt u uitgelegd hoe u een document moet afdrukken in
Macintosh.
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u
gebruikt de instelling van het printerstuurprogramma controleren. Volg de
onderstaande stappen om af te drukken in Macintosh.
1. Ope
n het document dat u wilt afdrukken.
2. Op
en het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4 Archief) en klik op
Paginainstellingen (voor Mac OS X 10.4 Pagina-instelling…).
3. Se
lecteer papierformaat, afdrukstand, schaal en andere opties, en zorg
ervoor dat uw apparaat is geselecteerd.
4. Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
5. Klik op Druk a
f.
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties van uw printer gebruiken.
Open een toepassing en selecteer Druk af in het me
nu Bestand (voor Mac
OS X 10.4 Archief). De printernaam die in het paneel printereigenschappen
wordt weergegeven is afhankelijk van de gebruikte printer. Het paneel
printereigenschappen is afgezien van de naam vergelijkbaar met het
volgende.
De instellingsopties kunnen verschillen afhankelijk van model of
Mac OS-versie.
H
et volgende venster kan verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt.
Het volgende paneel is het eerste paneel dat u ziet wanneer u het
pri
ntereigenschappenvenster opent. Selecteer andere geavanceerde
functies uit de vervolgkeuzelijst.
Afdrukken_ 82
Lay-out
In het dialoogvenster Lay-out vindt u opties waarmee u de afdruklay-out
van het document kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op
één vel papier afdrukken. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst om
toegang te krijgen tot de volgende functies.
Pagi
na’s per vel: hier kunt u opgeven hoeveel pagina’s op één vel
worden afgedrukt (zie "Meerdere pagina’s op één vel papier
afdrukken" op pagina 82).
La
y-outrichting: hier kunt u de afdrukrichting op een pagina
selecteren, vergelijkbaar met de voorbeelden op het scherm.
Ra
nd: hiermee kunt u rond elke pagina op het vel een kader
afdrukken.
Kee
r paginarichting om: hiermee kunt u het papier 180 graden
draaien.
Grafisch
Het dialoogvenster Grafisch biedt opties voor het selecteren van de
kwaliteits- en kleurenmodus. Selecteer Grafisch uit de vervolgkeuzelijst
om toegang te krijgen tot de grafische functies.
Kwaliteit: met deze optie stelt u de afdrukresolutie in. Hoe hoger de
instel
ling, hoe scherper en helderder tekens en afbeeldingen worden
afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert kan het iets langer
duren voor het document is afgedrukt.
Kleurmodus: hiermee kunt u de kleuropties instellen. De instelling
Kleur
biedt gewoonlijk de beste afdrukkwaliteit voor documenten in
kleur. Als u een gekleurd document in grijstinten wilt afdrukken
selecteert u Grijstinten.
Papier
Stel Papier Type in op het papiertype dat zich bevindt in de lade van
waaruit u wenst af te drukken. Op die manier krijgt u de beste
afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst, moet u het
overeenkomstige papiertype selecteren.
Printerfuncties
Het dialoogvenster Printerfuncties bevat de opties Geavanceerde
opties en Kleuraanpassing. Selecteer Printerfuncties in de
vervolgkeuzelijst om toegang te krijgen tot de volgende functies.
F
ijne randen: hiermee kunnen gebruikers tekstranden en fijne
lijnen accentueren voor een betere leesbaarheid en elke
kleurkanaalregistratie in kleurenafdrukmodus uitlijnen.
RGB-kleur
en: u kunt aanpassen hoe afbeeldingen worden
weergegeven door de instellingen in de optie RGB-kleuren te
wijzigen.
Venster: met deze optie kunt u opties selecteren om een
hal
ftoonafbeelding te converteren in een afdrukbare binaire
afbeelding.
Kleu
raanpassing: hiermee kunt u de afbeelding aanpassen door
de instellingen in de optie Kleuraanpassing aan te passen.
Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1. Ope
n een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand (voor
Mac OS X 10.4 Archief).
2. Se
lecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst. Selecteer in de
vervolgkeuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u op één vel
papier wilt afdrukken.
3. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken.
4. Klik op Druk a
f waarna de printer het aantal pagina’s afdrukt dat u op
één vel papier wilt afdrukken.
Afdrukken in Linux
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit diverse Linux-toepassingen kunt u afdrukken met CUPS (Common
UNIX Printing System). U kunt vanuit een van deze toepassingen
afdrukken.
1. Ope
n een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2. Selecteer rechtstreeks Print via
LPR.
3. Se
lecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI en
klik op Properties.
Afdrukken_ 83
4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden
weergegeven.
Ge
neral: op dit tabblad kunt u het papierformaat en -type alsook de
afdrukstand van de documenten wijzigen. Hiermee kunt u de functie
dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels
toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
Te
xt: op dit tabblad kunt u de paginamarges opgeven en tekstopties
instellen, zoals regelafstand en kolommen.
Gr
aphics: op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het
afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of
positie van de afbeelding.
Ad
vanced: op dit tabblad kunt u de afdrukresolutie, het papier, de
papierbron en speciale afdrukfuncties instellen.
Als een optie uitgegrijsd is, betekent dit dat de optie niet door uw
apparaat wordt ondersteund.
5. Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6. Klik op OK i
n het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen.
7. Het ve
nster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de
afdruktaak controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. U
werkt dan met het CUPS LPR-programma. Het stuurprogrammapakket
vervangt het standaard LPR-programma echter door een veel
gebruikersvriendelijker LPR-programma.
Om elk bestand af te drukken
1. Typ
lpr <bestandsnaam> op de opdrachtregel van de Linux-shell en
druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschij
nt eerst het venster
Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en
klik op Open.
2. In
het venster LPR GUI selecteert u uw printer uit de lijst en wijzigt u de
eigenschappen van de afdruktaak.
3. Klik op OK om
met afdrukken te beginnen.
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer
wijzigen.
1. Ope
n Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Prin
ters configuration.
2. Selectee
r uw apparaat uit de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
3. Het venster Printer Properties wordt geopend.
De volgende vijf tabbladen worden bovenaan in dit venster
weergegeven.
General: met deze optie kunt u de locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in
de printerlijst in Printers configuration.
Co
nnection: met deze optie kunt u een andere poort bekijken of
selecteren. Als u de poort van het apparaat van USB wijzigt in
parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort
van het apparaat op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver
: met deze optie kunt u een ander apparaatstuurprogramma
bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van
het apparaat wilt instellen.
Job
s: deze optie toont de lijst met afdruktaken. Klik op Cancel job
om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje
Show completed jobs in om een lijst met vorige afdruktaken weer
te geven.
Cla
sses: met deze optie toont de klasse waartoe uw apparaat
behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan
een bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het
apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse.
4. Klik op OK om de wij
zigingen toe te passen en sluit het venster Printer
Properties.
Kopiëren_ 84
8.Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Normaal kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De standaard kopieerinstellingen wijzigen
ID-kaart kopiëren
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
Beslissen over de vorm van het gekopieerde resultaat
De opties voor instellingen kunnen verschillen afhankelijk van uw
model. Controleer de naam van uw model.
Kopie
ën van documenten met fluorescente kleuren kunnen
verschillen van het origineel als gevolg van de eigenschappen van
de scanner.
Normaal kopiëren
De volgende procedure is de gangbare kopieerprocedure voor een
apparaat zonder automatische documentinvoer (ADI), zoals de
CLX-318x(K) en CLX-318xN(K).
1. Plaats één ori
gineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68 voor meer
informatie over het plaatsen van een origineel.
2. Voer ind
ien nodig het aantal kopieën in met behulp van de pijl-links/
rechts.
3. Om de kopi
eerinstellingen, zoals onder meer Verkl./vergr.,
Tonersterkte, Oorspr. type, aan te passen via de knoppen op het
bedieningspaneel (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op
pagina 84).
4. Druk op Color Sta
rt om in kleur te kopiëren.
Of druk op Black Start om in zwart-wit
te kopiëren.
De volgende procedure is de gangbare kopieerprocedure voor een
a
pparaat met automatische documentinvoer (ADI), zoals de CLX-318xFN
en CLX-318xFW.
1. Druk op
(Kopiëren) op het bedieningspaneel.
2. Plaats origi
nelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Op de glasplaat van de scanner" op pagina 68 of "In de ADI (alleen
CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 69.)
3. Om de kopi
eerinstellingen, waaronder Verkl./vergr., Tonersterkte,
Oorspr. type, aan te passen via de knoppen op het bedieningspaneel
(zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 84).
4. Voer ind
ien nodig het aantal kopieën in met behulp van de pijl of het
numeriek toetsenblok.
5. Druk op Color Sta
rt om in kleur te kopiëren.
Of druk op Black Start om in zwart-wit
te kopiëren.
Als u een kopieertaak wilt afbreken, klikt u op de knop Stop/Clear en
het apparaat zal stoppen met kopiëren.
De instellingen per kopie wijzigen
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren zodat u
snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de
kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie
wijzigen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt,
worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld
geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop
van een kopieerproces worden de standaardinstellingen altijd
automatisch hersteld.
Tonerdichtheid
Als er vlekken en donkere afbeeldingen op uw origineel staan, kunt u de
helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
1. Afha
nkelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij de CLX-31
8x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het
bedieningspaneel.
Bij de CLX-31
8xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op
(Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens
op OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Tonersterkte verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste contrastmodus verschijnt en
druk op OK.
Lichtste: g
eschikt voor lichte afdrukken.
Li
cht: geschikt voor lichte afdrukken.
Nor
maal: geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
Don
ker: geschikt voor donkere afdrukken.
Don
kerste: geschikt voor donkere afdrukken.
5. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Type origineel
De instelling Type origineel geeft u de mogelijkheid om het soort document
te selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt. Zo bekomt u
een optimale kopieerkwaliteit.
1. Afha
nkelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij de CLX-31
8x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het
bedieningspaneel.
Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op
(Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens
op OK.
Kopiëren_ 85
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Oorspr. type verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste modus verschijnt en druk op
OK.
Te
kst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s
bevatten.
Fo
to: gebruik deze optie voor foto’s.
Magazine: g
ebruik deze optie wanneer de originelen het formaat
hebben van een tijdschrift.
Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit tekst
bestaan.
5. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Verkleinde of vergrote kopie
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding verkleinen tot 25% of
vergroten tot 400% wanneer u originelen kopieert via de glasplaat.
Om uit de vooraf ingestelde kopieerformaten te
selecteren
1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij
de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het
bedieningspaneel.
Bij
de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens
op
(Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de
pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en
vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Verkl./vergr. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de
pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en
druk op OK.
5. Druk op Stop
/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Om de grootte van de kopie aan te passen door
rechtstreeks de schaalverhouding in te voeren
1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij
de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het
bedieningspaneel.
Bij
de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens
op
(Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de
pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en
vervolgens op OK.
3. Druk op de
pijl-links/rechts tot Verkl./vergr. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de
pijl-links/rechts tot Aangepast verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste kopieerformaat in te
voeren. Als u de knop ingedrukt houdt, kunt u snel naar de gewenste
waarde schuiven. Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW kunt u ook
het numeriek toetsenblok gebruiken.
6. Druk op OK
om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop
/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Als u een verkleinde kopie maakt, kunnen er onderaan op de kopie
zwarte lijnen verschijnen.
De standaard kopieerinstellingen wijzigen
De kopieeropties, inclusief helderheid, type origineel, kopieerformaat en het
aantal kopieën kunnen volgens de meest gebruikte instellingen worden
ingesteld. Bij het kopiëren van documenten worden deze
standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn gewijzigd met behulp van de
overeenkomstige knoppen op het bedieningspaneel.
1. Afha
nkelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij de CLX-31
8x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het
bedieningspaneel.
Bij de CLX-31
8xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op
(Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en vervolgens
op OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt en vervolgens op
OK.
4. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en
vervolgens op OK.
6. H
erhaal indien nodig stappen 4 en 5.
7. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear
drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de
standaardinstellingen hersteld.
ID-kaart kopiëren
Uw apparaat kan dubbelzijdige originelen afdrukken op één vel.
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
pa
pier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder het
origineel te verkleinen. Deze functie is handig voor het kopiëren van kleine
documenten zoals visitekaartjes.
Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de scanner
worden geplaatst.
1. Druk op ID Copy op het bedieningspaneel.
2. Pl
aats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onder zoals
aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de scanner.
3. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het display.
4. Dr
uk op Color Start of op Black Start.
Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het display verschijnt
Pl
aats achterz. en druk op Start.
Kopiëren_ 86
5. Keer het origineel om, plaats het op de glasplaat zoals aangegeven door
de pijlen, en sluit het scannerdeksel. Sluit vervolgens het deksel van de
scanner.
6. Druk op Color Start om in kleur te kopiëren.
Of druk op Black Start om in zwart-wit
te kopiëren.
Als u niet op de knop Color Start of Black Start drukt, wordt enkel
de voorzijde gekopieerd.
Als h
et originele document groter is dan het afdrukgebied worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Al
s u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer
30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het
apparaat de kopieertaak en keert het terug naar stand-bymodus.
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken.
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)
Het apparaat kan 2 of 4 originele afbeeldingen verkleinen en op een vel
papier afdrukken.
1 2
1 2
3 4
1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij de
CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het
bedieningspaneel.
Bij de
CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op
(Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens
op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en vervolgens op OK.
4. Druk o
p de pijl-links/rechts tot 2 op 1 vel of 4 pagina’s/vel verschijnt en
vervolgens op OK om uw keuze op te slaan.
5. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen via het menu Verkl./vergr.
om 2 tot 4 afbeeldingen op een vel te kopiëren.
Poster kopiëren
Het apparaat kan een afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3x3). U kunt
de afgedrukte pagina’s aan elkaar kleven om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert.
1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij de CLX-31
8x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het
bedieningspaneel.
Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op
(Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en vervolgens op OK.
5. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Poster kopier. verschijnt en vervolgens
op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De delen worden een voor een
ingescand en afgedrukt in deze volgorde.
Klonen
Uw apparaat kan meerdere afbeeldingen/kopieën van het origineel
document op een enkele pagina afdrukken. Het aantal afbeeldingen per vel
wordt automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert.
1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij de CLX-31
8x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het
bedieningspaneel.
Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op
(Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens
op OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en vervolgens op OK.
4. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Meer op 1 vel verschijnt en vervolgens op
OK om uw keuze op te slaan.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen via het menu Verkl./vergr.
tijdens het maken van een kloonkopie.
Achtergrondafbeeldingen wissen
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder
de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is
handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond,
zoals een krant of catalogus.
1. Afha
nkelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij de CLX-31
8x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het
bedieningspaneel.
Kopiëren_ 87
Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op
(Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens
op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Achtergrondkl. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste achtergrondoptie verschijnt.
Uit: maakt
geen gebruik van deze functie.
Auto: o
ptimaliseert de achtergrond.
Vers
terk.nv.1 ~ 2: hoe hoger het getal, hoe levendiger de
achtergrond.
Vervag.niv. 1 ~ 4: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
5. Druk op OK om uw keuze
op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Verbeterde kopieën met grijstinten
Als u het origineel in zwart-wit kopieert, kunt u met deze functie voor een
betere kopieerkwaliteit zorgen. Deze functie is enkel beschikbaar voor
kopiëren in zwart-wit.
1. Afh
ankelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij de
CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het
bedieningspaneel.
Bij de
CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op
(Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens
op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Grijst. verb. verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts om Aan of Uit te selecteren.
5. Druk op OK om uw keuze
op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Beslissen over de vorm van het gekopieerde
resultaat
U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u
bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, krijgt
u eerst één volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document en
vervolgens een tweede volledige kopie.
1. Afh
ankelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij de
CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) plaatst u een enkel origineel
op de glasplaat met de bedrukte zijde naar onder en drukt u op
Menu op het bedieningspaneel.
Bij
de CLX-318xFN en CLX-318xFW plaatst u originele documenten
met de bedrukte zijde naar boven in de automatische
documentinvoer. U kunt een enkel origineel ook op de glasplaat
plaatsen met de bedrukte zijde naar onder en het scannerdeksel
sluiten. Druk achtereenvolgens op
(Kopiëren) en Menu op het
bedieningspaneel.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en vervolgens
op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieen sort. verschijnt en vervolgens
op OK.
5. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en vervolgens op OK om
uw keuze op te slaan.
Aan: hiermee drukt u de pagina’s gegroepeerd af in dezelfde
volgorde als het origineel.
Uit: hiermee drukt u af en sorteert u het resultaat in stapels van
afzonderlijke pagina’s.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
7. Vo
er het aantal kopieën in met behulp van de pijl-links/rechts of het
numeriek toetsenblok.
8. Druk op Start om te beginnen kopiëren.
Een document wordt telkens volledig afg
edrukt voordat het volgende
volledige exemplaar wordt afgedrukt.
Scannen_ 88
9.Scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basisscanmethode
Originelen scannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.)
Scannen via een netwerkverbinding (Naar email sc.) (alleen
CLX-318xFN/CLX-318xFW)
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
De standaardscaninstellingen wijzigen
Het adresboek instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Waarschuwing Samsung Scan- en faxbeheer gebruiken
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
Scannen via het WIA-stuurprogramma
Scannen in Macintosh
Scannen in Linux
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals
de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het
geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de bitdiepte.
U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en wat u scant,
mogelijk niet kunnen scannen in bepaalde resoluties, vooral niet in
een hogere resolutie.
Sca
ns van documenten met fluorescente kleuren kunnen
verschillen van het origineel als gevolg van de eigenschappen van
de scanner.
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de naam van uw model.
(Zie "Functies per model" op pagina 29.)
Basisscanmethode
U kunt de originelen met uw apparaat scannen via een USB-kabel of via het
netwerk.
Samsu
ng Scan- en faxbeheer: hiermee kunt u originelen vanaf het
bedieningspaneel scannen. De gescande gegevens worden vervolgens
opgeslagen in de map Mijn documenten op de verbonden computers.
Als u alle software op de bijgeleverde cd installeert, wordt Samsung
Scan- en faxbeheer automatisch op uw computer geïnstalleerd. U kunt
deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding
(zie "Waarschuwing Samsung Scan- en faxbeheer gebruiken" op
pagina 92).
TW
AIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als
u een afbeelding scant, wordt de geselecteerde toepassing gestart
zodat u het scanproces kunt beheren. U kunt deze functie gebruiken via
de lokale verbinding of de netwerkverbinding (zie "Scannen met een
TWAIN-compatibel programma" op pagina 93).
SmarThru: dit programma wordt standaard geleverd bij uw apparaat. U
kunt
dit programma gebruiken voor het scannen van afbeeldingen of
documenten. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of
de netwerkverbinding (zie "SmarThru" op pagina 117).
WI
A: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te
kunnen gebruiken, moet de computer rechtstreeks met het apparaat zijn
verbonden via een USB-kabel (zie "Scannen via het
WIA-stuurprogramma" op pagina 94).
Originelen scannen en naar uw computer
verzenden (Naar pc scan.)
U kunt een afbeelding met uw apparaat scannen via het programma
Samsung Scan- en faxbeheer dat op uw via USB of een netwerk verbonden
computer is geïnstalleerd.
Voor een via USB aangesloten apparaat
Dit is een basisscanmethode voor een apparaat dat via USB is verbonden.
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Pl
aats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
van de scanner.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68 voor meer informatie over het
plaatsen van een origineel.
3. Afha
nkelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij de CLX-31
8x(K), CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K drukt u op
Scan to op het bedieningspaneel.
Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u op (Scan) op het
bedieningspaneel.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Naar pc scan. verschijnt en vervolgens
op OK.
5. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Lokale comp. verschijnt en vervolgens
op OK.
Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de
poortverbinding.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste toepassing verschijnt en
vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mi
jn documenten.
Om de map waarin het gescande bestand is opgeslagen toe te
voegen of te verwijderen, voegt u het toepassingsprogramma toe
of verwijdert u het in Samsung Scan- en faxbeheer >
Eigenschappen > De knop Scan instellen.
7. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en
vervolgens op OK.
Reso
lutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in.
Scan
kleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in.
Scan
indeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen.
Scan
formaat: hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Scannen_ 89
Scanindeling verschijnt alleen als u de scanbestemming hebt
ingesteld op Mijn documenten.
Als u met de standaardinstelling wilt scannen, drukt u op Start.
8. Het a
pparaat begint te scannen.
De gescande afbeelding wordt op de computer opgeslagen in
de map Mijn documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung.
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Samsung Scan- en faxbeheer.
U kunt ook scannen door te klikken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scan- en faxbeheer > Snel
scannen in Windows.
Voor een met een netwerk verbonden apparaat
(alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/CLX-318xFW/
CLX-318xW(K)K)
Zorg ervoor dat het printerstuurprogramma vanaf de software-cd op uw
computer wordt geïnstalleerd; het scanprogramma maakt immers deel uit
van het printerstuurprogramma (zie "Het stuurprogramma voor een met een
bedraad netwerk verbonden apparaat installeren" op pagina 48).
1. Controle
er of uw apparaat en uw computer met een netwerk zijn
verbonden en dat Samsung Scan- en faxbeheer op uw computer is
geïnstalleerd.
2. Plaats origi
nelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
van de scanner.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68 voor meer informatie over het
plaatsen van een origineel.
3. Afh
ankelijk van het model kan de procedure verschillen.
Bij
de CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K drukt u op Scan to op het
bedieningspaneel.
Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u op (Scan) op het
bedieningspaneel.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar pc scan. verschijnt en vervolgens
op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Netwerkcomp. verschijnt en vervolgens
op OK.
Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de
poortverbinding.
6. Selecteer uw geregistreerd computer-id en voer indien nodig het
wachtwoord in.
Id is hetzelfde als het geregistreerde Computer-id voor
Samsung Scan- en faxbeheer.
Password is het viercijferige geregistreerde wachtwoord voor
Samsung Scan- en faxbeheer.
7. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste toepassing verschijnt en
vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
Om de map waarin het gescande bestand is opgeslagen toe te
voegen of te verwijderen, voegt u het toepassingsprogramma toe
of verwijdert u het in Samsung Scan- en faxbeheer >
Eigenschappen > De knop Scan instellen.
8. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en
vervolgens op OK.
Res
olutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in.
Scan
kleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in.
Scan
indeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen.
Scanformaat: hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Scanindeling verschijnt alleen als u de scanbestemming hebt
ingesteld op Mijn documenten.
Als u met de standaardinstelling wilt scannen, drukt u op Start.
9. H
et apparaat begint te scannen.
De gescande afbeelding wordt op de computer opgeslagen in
de map Mijn documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung.
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Samsung Scan- en faxbeheer.
U kunt ook scannen door te drukken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scan- en faxbeheer > Snel
scannen in Windows.
Scannen via een netwerkverbinding (Naar email
sc.) (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Als uw apparaat verbonden is met een netwerk en de netwerkparameters
juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk
versturen.
Een e-mailaccount instellen
Om een afbeelding te scannen en als bijlage via e-mail te verzenden. U
moet eerst de netwerkparameters instellen met behulp van SyncThru™
Web Service.
1. T
yp het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser en
klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service-website.
2. Klik op Lo
gin in de rechterbovenhoek op de website.
Het venster Lo
gin wordt geopend.
3. Typ
ID en Password en klik vervolgens op Login.
Typ standaard-id en standaardwachtwoord in als u zich voor het eerst
a
anmeldt op SyncThru™ Web Service.
ID
: admin
Passwor
d: sec00000
4. Pl
aats de muisaanwijzer op Settings in de bovenste menubalk en klik
op Network Settings.
5. Klik op Outgoing Mail Server(SMTP) in het linkerdeelvenster van de
website.
6. Vo
er de SMTP-serverdomeinnaam die of het IP-adres dat (in decimale
notatie) u wilt gebruiken in het tekstvak SMTP Server in.
Alleen letters, cijfers (0~9), punt (,) en koppelteken (-) zijn
toegestaan in deze tekstvakken.
7. Voer het poortnummer van de server, een getal tussen 1 en 65535, in
het tekstvak Port Number in.
Het standaardpoortnummer is 25.
8. Schakel het selectiev
akje voor SMTP Requires Authentication in het
gedeelte SMTP Login Information in.
9. T
yp aanmeldings-id in het tekstvak Login ID en wachtwoord in het
tekstvak Password.
10. T
yp het wachtwoord nogmaals in Confirm Password om uw keuze te
bevestigen.
11. Klik op Apply.
Scannen_ 90
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3 Before SMTP is,
schakelt u het selectievakje voor SMTP requires POP3 Before SMTP
Authentication in.
a) Voer d
e POP3-serverdomeinnaam in het invoerveld POP3 Server
in en het poortnummer van 1 tot 65535 in het tekstvak Port
Number.
Het standaardpoortnummer is 110.
b) Typ a
anmeldings-id in het tekstvak Login ID en wachtwoord in het
tekstvak Password.
c) Typ he
t wachtwoord nogmaals in Confirm Password om uw
keuze te bevestigen.
Naar e-mail scannen
U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht
verzenden. U moet hiervoor eerst een e-mailaccount maken in SyncThru™
Web Service (zie "Een e-mailaccount instellen" op pagina 89).
Voordat u gaat scannen, kunt
u de scanopties voor deze scantaak instellen
(zie "De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 90).
1. Controle
er of uw apparaat met een netwerk is verbonden.
2. Plaats origi
nelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
van de scanner.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68 voor meer informatie over het
plaatsen van een origineel.
3. Druk op
(Scan) op het bedieningspaneel.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Naar email sc. op de onderste regel op
het display verschijnt en vervolgens op OK.
Als u uw aanmeldings-id (gebruikersnaam) en wachtwoord hebt
geregistreerd op SyncThru™ Web Service, verschijnen Mijn
aanmeld.-id en Wachtwoord. Voer het aanmeldings-id en
wachtwoord voor uw apparaat in. Ga naar stap 6.
5. Als Van op de
bovenste regel op het display verschijnt, voert u het
e-mailadres van de verzender in en drukt u op OK.
6. Als Bestem. e-mail op de bovenste regel op het display verschijnt, voert
u het e-mailadres van de ontvanger in en drukt u op OK.
Als u het adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een snelknop of
snelki
esnummer voor een e-mailadres of groep gebruiken om een
e-mailadres uit het geheugen op te halen (zie "Het adresboek instellen"
op pagina 104).
7. Om e
-mailadressen toe te voegen, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt
en herhaalt u stap 6.
Druk op de pijl-links/rechts om Ne
e te selecteren en vervolgens op OK
om door te gaan met de volgende stap.
8. Als in he
t display de vraag verschijnt of u de e-mail naar uw account wilt
verzenden, drukt u op de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en
vervolgens op OK.
9. Voer het onde
rwerp van de e-mail in en druk op OK.
10. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste bestandsindeling verschijnt
en vervolgens op OK of Start (Black of Color).
Het apparaat begint te scannen en verzendt vervolgens de e-mail.
11. Als
u wordt gevraagd of u zich wilt afmelden bij uw account, drukt u op
de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
12. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
De instellingen voor iedere scanopdracht
wijzigen
Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan te
passen.
Scanformaat: hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Oo
rspr. type: hiermee stelt u het documenttype van het origineel in.
R
esolutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in.
Sca
nkleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in.
Scan
indeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt
u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige
scantypen beschikken niet over deze mogelijkheid.
Om de instellingen aan te passen voor het scannen
1. Afha
nkelijk van het model kan de procedure verschillen.
Druk bij de
CLX-318x(K), CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K op
Menu op het bedieningspaneel.
Bij de CLX-31
8xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op
(Scan) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Scanfunctie verschijnt en vervolgens op
OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot de het gewenste scantype verschijnt en
vervolgens op OK.
4. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste scaninstelling verschijnt en
vervolgens op OK.
5. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt en
vervolgens op OK.
6. Herhaal stappen 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen.
7. D
ruk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar
stand-bymodus.
De standaardscaninstellingen wijzigen
Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen
moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen maken.
1. Afha
nkelijk van het model kan de procedure verschillen.
Druk bij de
CLX-318x(K), CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K op
Menu op het bedieningspaneel.
Bij de CLX-31
8xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op
(Scan) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Scaninstel. verschijnt en vervolgens op
OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt.
4. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de het gewenste scantype verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste scaninstelling verschijnt en
vervolgens op OK.
6. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt en
vervolgens op OK.
7. H
erhaal stappen 6 en 7 om andere instellingen te wijzigen.
8. Om de
standaardinstellingen voor andere scantypen te wijzigen, drukt u
op Back en herhaalt u de procedure vanaf stap 5.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Scannen_ 91
Het adresboek instellen (alleen CLX-318xFN/
CLX-318xFW)
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen instellen via
SyncThru™ Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen
invoeren door de plaatsnummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in
het adresboek.
Snelkiesnummers voor e-mail registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser en
klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service van uw
apparaat.
2. Klik op Address Book op het tabblad menu bovenaan op de website.
3. De pagina Individual Address Book verschijnt in de middelste deel van
de website.
4. Klik op Add om de contactgegevens die u wilt registreren in te voeren.
5. Het venster Add verschijnt.
Voer de contactgegevens zoals Name, E-mail address en Fax Number
in. U kunt bovendien de Speed No. opgeven.
6. Klik op Apply.
U kunt bovendien uw adresboek importeren en exporteren via
SyncThru™ Web Service.
Adressen groeperen in groepsadresboek
1. Schakel uw met het netwerk verbonden computer in en open de
webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat in als URL in de browser.
(Voorbeeld: http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar om SyncThru™ Web Service te
openen.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van
SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Login in de rechterbovenhoek op de website.
Het venster Login wordt geopend.
5. Typ ID en Password en klik vervolgens op Login.
Typ standaard-id en standaardwachtwoord in als u zich voor het eerst
aanmeldt op SyncThru™ Web Service.
ID: admin
Password: sec00000
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
6. Klik op Address Book bovenaan in de menubalk.
7. Klik op E-mail Groups.
8. Klik op Add Group. Het venster Add wordt geopend.
9. Voer de gewenste groepsnaam in het invoerveld Group Name in.
Geef Speed No. op uit de vervolgkeuzelijst.
10. Schakel het selectievakje voor Add individual(s) after this group is
created in.
Als u geen individuele adressen wilt toevoegen aan de gemaakte
groepsadressen, slaagt u deze stap over. U kunt de volgende keer
individuele adressen toevoegen.
11. Klik op Apply. Het venster Add wordt geopend.
12. Controleer de adressen die u wilt toevoegen aan E-mail Group
Address Book uit het Individual Address Book.
13. Klik op de pijl in het midden. De geselecteerde adressen worden
toegevoegd in E-mail Group Address Book.
14. Klik op Apply.
Adresboekitems gebruiken
Snelkiesnummers voor e-mail
Wanneer u gevraagd wordt om een e-mailadres in te voeren bij het
verzenden van een e-mail, typt u het snelkiesnummer waaronder u het
bewuste adres hebt opgeslagen.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de
overeenkomstige cijfertoets op het numeriek toetsenblok ingedrukt.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers
houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en drukt u vervolgens de
laatste cijfertoets in.
U kunt ook in het geheugen zoeken naar een item door te drukken op
Address Book (zie
"Een item in het adresboek zoeken" op pagina 91).
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken moet
u het in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het
adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Address Book (zie
"Een item in het adresboek zoeken" op pagina 91).
Een item in het adresboek zoeken
Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt
alfabetisch zoeken of u kunt zoeken door de eerste letters in te voeren van
de naam die aan dat e-mailadres is verbonden.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk op Address Book tot Zoek. en verz. op de onderste regel op
het display verschijnt, en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en
vervolgens op OK.
3. Druk op OK zodra Alle verschijnt.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste
adres verschijnen. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken
van boven naar onder.
Zoeken met een specifieke beginletter
1. Druk op Address Book tot Zoek. en verz. op de onderste regel op
het display verschijnt, en druk op OK.
2. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en
vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Id verschijnt en vervolgens op OK.
4. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam verschijnt en
vervolgens op OK.
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door een lijst af te
drukken.
1.
Druk op
Address Book
tot
Afdrukken
onderaan op het display verschijnt.
2. Druk op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en
vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
Scannen_ 92
Waarschuwing Samsung Scan- en faxbeheer
gebruiken
Als u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, is het programma
Samsung Scan- en faxbeheer ook geïnstalleerd. Start Samsung Scan- en
faxbeheer voor programmainformatie en voor de status van de scanner.
Met dit programma kunt u de scaninstellingen wijzigen en mappen waarin
de gescande documenten op uw computer worden opgeslagen toevoegen
of verwijderen.
Het programma Samsung Scan- en faxbeheer kan alleen worden
gebruikt in Windows en Mac OS. Zie "Scaninformatie instellen in
Scan- en faxbeheer" op pagina 95 als u Macintosh gebruikt.
1. Klik in het me
nu Start op Configuratiescherm > Samsung Scan- en
faxbeheer.
U kunt Samsung Scan- en faxbeheer openen door met uw
rechtermuisknop te klikken op het pictogram van Smart Panel in
het systeemvak van Windows en Scan Manager te selecteren.
2. Selectee
r het gewenste apparaat in het venster Samsung Scan- en
faxbeheer.
3. Druk op Eig
enschappen.
4. Op he
t tabblad De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen, toepassingen toevoegen of verwijderen en de
op te slagen bestandsindeling wijzigen.
Op het tabblad Po
ort wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het
scanapparaat wijzigen.
5. Klik op OK al
s u klaar bent met de instellingen.
Het tabblad De knop Scan instellen
Scanbestemming
Lijst met beschikbare bestemmingen: toont de lijst met
toepassingen die momenteel zijn gekoppeld aan gescande
afbeeldingen in het register van de computer. Selecteer het
programma dat u wilt gebruiken, klik op de pijl-rechts en voeg het toe
aan Lijst met bestemmingen op het voorpaneel.
Li
jst met bestemmingen op het voorpaneel: hiermee wordt de
lijst met toepassingen getoond waarmee de gescande afbeelding
kan worden geopend.
To
epassing toevoegen: hiermee voegt u de toepassing die u wilt
gebruiken toe aan de Lijst met beschikbare bestemmingen.
Toepassing verwijderen: hiermee kunt u een item verwijderen dat
door de gebruiker werd toegevoegd aan de Lijst met beschikbare
bestemmingen.
Be
standsindeling: hiermee kunt u de bestandsindeling kiezen van
de gescande gegevens die opgeslagen moeten worden. U kunt
kiezen uit BMP, JPEG, PDF en TIFF.
Scaneigenschappen
Computer-id: geeft de status van uw computer weer.
Doe
lmap: hiermee kunt u de locatie van de standaard opslagmap
kiezen.
Reso
lutie: hiermee kunt u de scanresolutie instellen.
Scan
kleur: hiermee kunt u de scankleur instellen.
Scan
formaat: hiermee kunt u het scanformaat instellen.
ADI
, dubbelzijdig: hiermee worden automatisch beide zijden
gescand. Als uw model deze optie niet ondersteunt, wordt ze
uitgegrijsd.
Voo
rbeeld weergeven: door dit vak in te schakelen kunt u een
voorbeeld van de toegepaste scanopties bekijken. U kunt de opties
wijzigen voor het scannen.
Sta
ndaard: hiermee kunt u terugkeren naar de standaardopties.
Het tabblad Poort wijzigen
Lokale scanner
Selecteer dit als uw apparaat via een USB-poort is verbonden.
Netwerkscanner
Selecteer dit als uw apparaat via een netwerkpoort is verbonden.
Auto
matische detectie op het netwerk: detecteert uw apparaat
automatisch.
IP-adres of hostnaam: voer hier het IP-adres van uw apparaat in
om uw apparaat te detecteren.
Scannen_ 93
Scan Assistant
Als u op Snel scannen in Samsung Scan- en faxbeheer drukt,
verschijnt het venster Scanassistent. In Scanassistent kunt u de
scaninstellingen aanpassen en het scanproces opstarten.
In de modus Basis, zi
jn alleen Scaninstellingen en Voorkeuren
beschikbaar. Als u meer instellingen wilt gebruiken, drukt u op
Geavanceerd.
Favorieten: hiermee kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan
voor toekomstig gebruik. Als u Favorieten opslaat, worden alle
huidige scaninstellingen opgeslagen. Om een opgeslagen instelling
te gebruiken, kiest u het uit de vervolgkeuzelijst Favorieten. Het
apparaat is nu ingesteld om te scannen op basis van de door u
geselecteerde instellingen. Om een opgeslagen instelling te
verwijderen, selecteert u ze uit de vervolgkeuzelijst Favorieten en
klikt u op Verwijderen. Om een voorkeurinstelling in te stellen voor
opstarten, selecteert u de voorkeurinstelling die u voor opstarten wilt
instellen en klikt u op de knop Instellen als standaard.
Scan
instellingen: de volgende scanopties zijn beschikbaar.
- Ty
pe afbeelding: hiermee kunt u de juiste kleurinstellingen
kiezen voor het scannen van afbeeldingen.
- Re
solutie: hiermee kunt u de afbeeldingsresolutie instellen.
- Documentforma
at: hiermee kunt u het juiste formaat van de
gescande afbeelding selecteren.
- Doc
umentbron: hiermee kunt u het apparaat instellen
(automatische documentinvoer of glasplaat) waarmee u wilt
scannen.
- Vrag
en om extra pagina’s: als dit selectievakje is ingeschakeld,
kunt u pagina’s doorlopend scannen. Deze optie is handig
wanneer u documenten van meerdere pagina’s scant en/of
wanneer Documentbron is ingesteld op Glasplaat (glasplaat).
In dit geval wordt een reeks van gescande afbeeldingen als een
enkel document verwerkt.
- Te
scannen pagina’s: hiermee kunt u opgeven hoeveel pagina’s
er moeten worden gescand. Deze optie is beschikbaar wanneer
Documentbron is ingesteld op Automatische documentinvoer
(ADI).
Voo
rkeuren: de volgende scanopties zijn beschikbaar.
- Afb
eelding automatisch bijsnijden na voorbeeld: als dit
selectievakje is ingeschakeld, zal het scangebied automatisch
worden aangepast aan het formaat van de afbeelding.
- Afdrukvoorbeeld bij start programma: als dit selectievakje is
ingeschakeld, zal het scangebied automatisch worden
geselecteerd zoals getoond in de voorbeeldweergave.
- De
tectie van lege pagina’s: deze bewerking detecteert
automatisch of de gescande afbeelding blanco is of niet.
- Pa
gina verwijderen: blanco pagina’s worden verwijderd aan
het einde van het scanproces.
- Afzonderlijke bestanden: blanco pagina’s zullen dienst
doen als scheidingspagina tussen scantaken. Wanneer er
meerdere pagina’s tegelijk worden gescand, zal een blanco
pagina de reeks gescande afbeeldingen opdelen. Elk deel zal
als een afzonderlijk document worden behandeld (groep).
- Be
ginnen vanaf de scanner: als dit selectievakje is
ingeschakeld, wordt het scanproces beheerd via het
aanraakscherm van de scanner in plaats van door de
computer. Op sommige scannermodellen is deze optie niet
beschikbaar.
Gea
vanceerd: in de modus Geavanceerd zijn extra opties
beschikbaar, zoals Afbeeldingen aanpassen, Afbeelding
verbeteren en Aanvullende instellingen.
- Afbe
eldingen aanpassen: hiermee kunt u een aantal
transformaties op de gescande afbeelding uitvoeren. Deze
transformaties omvatten onder meer het automatisch aanpassen
van de grootte van de afbeelding, het recht maken en draaien
van de afbeelding.
- Afbe
elding verbeteren: hiermee kunt u verschillende defecten
van de afbeelding verwijderen en de kwaliteit ervan verbeteren.
- Aanvullende instellingen: dit laat de speciale verwerking van
gescande afbeeldingen toe. Deze transformaties omvatten onder
meer het aan elkaar hechten van verschillende scans van
gedeeltelijke afbeeldingen tot één afbeelding, het verwerken van
gescande boeken en het stempelen van een watermerk.
Klik op de knop Help uit de linker bovenhoek van het venster en
klik op een optie waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een
pop-upvenster met informatie over de functie van de optie die
Scanassistent biedt.
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
Als u documenten met andere software wilt scannen, moet u
TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe Photoshop.
Volg de onderstaande stappen om te scannen met TWAIN-compatibele
software.
1. Z
org ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 68).
3. Ope
n een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop.
4. Ope
n het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5. Sca
n uw afbeelding en sla ze op.
Scannen_ 94
Scannen via het WIA-stuurprogramma
Het apparaat ondersteunt ook het WIA (Windows Image
Acquisition)-stuurprogramma voor het scannen van afbeeldingen. WIA is
één van de standaardonderdelen van Microsoft Windows XP en werkt met
digitale camera’s en scanners. In tegenstelling tot het
TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-stuurprogramma zonder
aanvullende software gemakkelijk afbeeldingen scannen en bewerken.
Het WIA-stuurprogramma werkt alleen in Windows XP/Vista en via
een USB-poort.
Windows XP
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68.)
3. In het menu Start selecteert u Configuratiescherm > Scanners en
camera’s.
4. Dubbelklik op het pictogram van het scannerstuurprogramma. De
Wizard Scanner en camera verschijnt.
5. Klik op Volgende.
6. Stel de optie in het venster Kies Scanvoorkeuren in en klik op
Voorbeeld om te zien welke gevolgen ingestelde opties hebben voor uw
afbeelding.
7. Klik op Volgende.
8. Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer de bestandsindeling
en de map waarin u de afbeelding wilt opslaan.
9. Uw foto is naar uw computer gekopieerd. Kies een van de opties op het
scherm.
10. Klik op Volgende.
11. Klik op Voltooien.
Windows Vista
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68.)
3. Klik op Start en kies Configuratiescherm > Hardware en geluiden >
Scanners en camera’s.
4. Dubbelklik op Een document of foto scannen. De toepassing
Windows Faxen en scannen wordt gestart.
U kunt op Scanners en camera’s weergeven klikken om de
scanners te tonen.
Als Een document of foto scannen niet verschijnt, opent u
het programma MS Paint en klikt u in het menu Bestand op
Van scanner of camera....
5. Klik op Nieuwe scan. Het scannerstuurprogramma verschijnt.
6. Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke
invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
7. Klik op Scannen.
Als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op de knop Annuleren in de
Wizard Scanner en camera.
Windows 7
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
van de scanner.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68.)
3. Klik op Start en kies Configuratiescherm > Hardware en geluiden >
Apparaten en Printers.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
apparaatstuurprogramma in Printers en faxen en kies Zoeken starten.
De toepassing Nieuwe scan verschijnt.
5. Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke
invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
6. Klik op Scannen.
Scannen in Macintosh
U kunt documenten scannen met behulp van het programma Fotolader.
Macintosh omvat het programma Fotolader.
Scannen met USB
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68.)
3. Start Programma’s en klik op Fotolader.
Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen van
afbeeldingen aangesloten. verschijnt, maakt u de USB-kabel los
en sluit u hem opnieuw aan. Als het probleem blijft bestaan,
raadpleegt u de help bij Fotolader.
4. Stel de scanopties in dit programma in.
5. Scan uw afbeelding en sla ze op.
Voor meer informatie over het gebruik van Fotolader raadpleegt u
de helpfunctie van Fotolader.
Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te
passen.
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
De scanprocedures kunnen verschillen afhankelijk van de met
TWAIN compatibele software die wordt gebruikt. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de software.
Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken
naar de laatste versie. Fotolader werkt correct in Mac OS X 10.3.9
of hoger en in Mac OS X 10.4.7 of hoger.
Scannen via netwerk
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 68).
3. Start Programma’s en klik op Fotolader.
Scannen_ 95
4. In Mac OS X 10.4 ~ 10.5
Klik achtereenvolgens op Appar
aten en Blader door apparaten….
In Mac OS X 10.6
Selecteer uw apparaat onder GEDEELD. Ga door met
stap 7.
5. In
Mac OS X 10.4
Selecteer uw apparaat bij de optie T
WAIN-apparaten. Controleer of het
selectievakje voor Gebruik TWAIN-software is ingeschakeld en klik op
Verbind.
Klik op Poo
rt wijzigen om een poort te selecteren als er een
waarschuwingsmelding verschijnt.
Als TWAIN UI
op het Voorkeuren verschijnt, klikt u op Poort
wijzigen om de poort te selecteren.
Raadpleeg scan manager voor het gebruik van Poort wijzigen
(zie "Scaninformatie instellen in Scan- en faxbeheer" op
pagina 95).
In Mac OS X 10.5
Controleer of het selectievakje voor Ve
rbonden naast uw apparaat is
ingeschakeld in Bonjour-apparaten.
Als u via TWAIN wilt scannen raadpleegt u de bovenstaande procedure
voor
MAC OS X 10.4.
6. St
el de scanopties in dit programma in.
7. Sca
n uw afbeelding en sla ze op.
Voor Mac OS X 10.3: gebruik TWAIN-compatibele software.
Voor mee
r informatie over het gebruik van Fotolader raadpleegt u
de helpfunctie van Fotolader.
Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te
passen.
U ku
nt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
De scanpro
cedures kunnen verschillen afhankelijk van de met
TWAIN compatibele software die wordt gebruikt. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de software.
Als u
niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken
naar de laatste versie. Fotolader werkt correct onder Mac OS X
10.4.7 of hogere versies.
Scaninformatie instellen in Scan- en faxbeheer
Voor meer informatie over het programma Scan- en faxbeheer, om de
toestand van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma te controleren,
om scaninstellingen te wijzigen en om bestanden waarin ingescande
documenten worden bewaard in het programma Scan- en faxbeheer toe
te voegen of te verwijderen, volgt u onderstaande stappen.
1. Klik
op Smart Panel in het menu Scan- en faxbeheer op de
statusbalk.
2. Sele
cteer het juiste apparaat in Scan- en faxbeheer.
3. Druk op Eigen
schappen.
4. Ge
bruik De knop Scan instellen om de bestemming van het
bestand of de scaninstellingen te wijzigen, toepassingen toe te
voegen of te verwijderen en het formaat van bestanden te wijzigen.
Via Poort wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat
wijzigen.
5. Klik op OK w
anneer u klaar bent.
Scannen in Linux
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver Configurator.
Scannen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
2.
Klik op de knop om over te schakelen naar
Scanners configuration
.
3. Selecteer de scanner in de lijst.
Als u slechts één MFP-apparaat gebruikt en als dit apparaat
aangesloten is op de computer en aan staat, verschijnt uw scanner in de
lijst en wordt hij automatisch geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn aa
ngesloten op de computer, kunt u
voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een
document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede
scanner selecteren, de apparaatopties instellen en de scantaak
gelijktijdig starten.
4. Klik op Prop
erties.
5. Pl
aats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68.)
6. Kl
ik in het venster Scanner Properties op Preview.
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de
af
beelding in het Preview Pane.
Scannen_ 96
7. Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in het
Preview Pane.
8. Wijzig de scanopties in de secties Image Quality en Scan Area.
Imag
e Quality: met deze optie kunt u de kleurcompositie en
scanresolutie voor de afbeelding selecteren.
Scan
Area: met deze optie kunt u het paginaformaat selecteren.
Klik op de knop Advanced als u het paginaformaat handmatig wilt
instellen.
Als u een van de vooraf ingestelde sca
nopties wilt gebruiken, selecteert
u de optie in de vervolgkeuzelijst Job Type (zie "Instellingen voor
taaktypes toevoegen" op pagina 96).
Klik op Default
om de standaardinstelling voor de scanopties te
herstellen.
9. Klik op Scan om te beginnen scannen als u alle opties hebt ingesteld.
Links onderaan in het venster verschijnt de statusbalk die de voortgang
van het sca
nproces aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren klikt u op
Cancel.
10. De gescan
de afbeelding verschijnt.
Gebruik de werkbalk om de gescande afbeelding te bewerken (zie
"Gebruiken Image Manager" op pagina 96).
11. Als u
klaar bent, klikt u op Save in de werkbalk.
12. Selectee
r de map waarin u de afbeelding wilt opslaan en voer de
bestandsnaam in.
13. Klik op Save.
Instellingen voor taaktypes toevoegen
U kunt uw scaninstellingen opslaan om ze opnieuw te gebruiken.
Om een nieuw taaktype op te slaan
1. Wijzig de opties in het venster Scanner Properties.
2. Klik op Save As.
3. Voer een
naam in voor de gekozen instellingen.
4. Klik op OK.
De instellingen worden toegevoegd aan de vervolgkeuzelijst Sa
ved
Settings.
Om de taaktype-instelling op te slaan voor de volgende
scantaak
1. Selecteer de gewenste instelling in de vervolgkeuzelijst Job Type.
2. D
e volgende keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn
de opgeslagen instellingen automatisch geselecteerd voor de
scantaak.
U verwijdert een opgeslagen taaktype op de volgende
wijze
1. Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de vervolgkeuzelijst
Job Type.
2. Klik op Delete.
De instelling wordt uit de lijst verwijderd.
Gebruiken Image Manager
In de toepassing Image Manager vindt u menuopties en knoppen om uw
gescande afbeeldingen te bewerken.
Gebruik de volgende gereedschappen om de afbeelding te bewerken.
Gereeds
chappen
Naam Functie
Save Hiermee slaat u de afbeelding op.
Undo Hiermee maakt u de laatste bewerking
ongedaan.
Redo Hiermee herstelt u de laatst ongedaan
gemaakte bewerking.
Scroll Hiermee schuift u door de afbeelding.
Crop Hiermee kunt u het geselecteerde gebied
van de afbeelding bijsnijden.
Zoom Out Hiermee kunt u uitzoomen op de afbeelding.
Zoom In Hiermee kunt u inzoomen op de afbeelding.
Scale
Hiermee kunt u het formaat van de afbeelding
schalen. U kunt het formaat handmatig
invoeren of instellen dat de afbeelding
proportioneel, verticaal of horizontaal wordt
geschaald.
Rotate Hiermee kunt u de afbeelding draaien; u kunt
het aantal graden selecteren in de
vervolgkeuzelijst.
Flip Hiermee kunt u de afbeelding horizontaal of
verticaal spiegelen.
Brightness Hiermee kunt u de helderheid of het contrast
van de afbeelding aanpassen of de
afbeelding omkeren.
Properties Hiermee kunt u de eigenschappen van de
afbeelding weergeven.
Raadpleeg de schermhulp voor meer informatie over de toepassing Image
Man
ager.
Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 97
10.Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van uw apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Voorbereiden om te faxen
Faxen vanaf uw computer
Een fax verzenden met uw apparaat
Een fax ontvangen met uw apparaat
De documentinstellingen aanpassen
Een fax doorsturen naar een andere bestemming
Het adresboek instellen
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt dit apparaat niet als faxapparaat gebruiken via een
internettelefoon. Raadpleeg uw internetprovider voor meer
informatie.
Wij
raden het gebruik aan van traditionele analoge
telefoondiensten (PSTN: Public Switched Telephone Network)
wanneer u telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u
andere internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de
kwaliteit van de verbinding verbeteren door gebruik te maken van
een microfilter. Een microfilter elimineert ruissignalen en verbetert
de kwaliteit van de netwerk/internetverbinding. Aangezien er geen
DSL-microfilter met het apparaat wordt meegeleverd, neemt u
best contact op met uw internetprovider als u er gebruik van wilt
maken.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem/telefoonlijn
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de naam van uw model.
(zie "Functies per model" op pagina 29).
Voorbereiden om te faxen
Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen moet u het meegeleverde
telefoonsnoer aansluiten op een telefoonaansluiting in de wand. Raadpleeg
de Beknopte installatiehandleiding voor informatie over de aansluiting. Het
maken van een telefoonverbinding verschilt van land tot land.
Faxen vanaf uw computer
U kunt een fax verzenden en ontvangen vanaf uw computer zonder het
apparaat te gebruiken.
Een fax verzenden (Windows)
Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma Samsung
Network PC Fax worden geïnstalleerd. Dit programma wordt automatisch
geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
1. Ope
n het document dat u wilt verzenden.
2. Se
lecteer Afdrukken in het menu Bestand.
Het venster Afd
rukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit
venster er iets anders uitzien.
3. Se
lecteer Samsung Network PC Fax in het venster Afdrukken.
4. Klik op Afdrukk
en of OK. Er verschijnt een venster zoals op de
onderstaande afbeelding wordt getoond.
5. Voer het nummer van de ontvangers in en stel indien nodig de opties in.
Als u een voorblad wilt gebruiken, schakelt u het se
lectievakje in voor
Voorblad gebruiken.
Schakel het selectievakje voor Melding bij bezorging in wanneer de
fax aan de ontvanger is bezorgd.
6. Klik op Verzenden.
Voor meer informatie over Samsung Network PC Fax klikt u op Help.
Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 98
Een lijst met verzonden faxberichten controleren
(Windows)
U kunt een lijst met verzonden faxberichten op uw computer controleren.
Klik in het menu Start op
Programma’s of Alle programma’s > Samsung
Printers > Network PC Fax > Faxjournaal. Het Faxjournaal wordt dan
weergegeven met alle faxen die u hebt verstuurd.
Een fax verzenden (Macintosh)
Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma
Faxhulpprogramma’s geïnstalleerd zijn. Dit programma wordt automatisch
geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
Volg onderstaande stappen voor Mac OS X 10.5 of 10.6. De onderstaande
stap
pen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem.
1. Open het document dat u wilt verzenden.
2. Selecteer
Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4 Archief).
Het venster Dr
uk af verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit
venster er iets anders uitzien.
In Mac OS X 10.3 of 10.4 selecteert u PDF en Fax PDF….
3. Selecteer
CLX-3180 Series fax-USB uit de vervolgkeuzelijst in Printer.
4. Kies he
t gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
5. Selectee
r papierformaat, afdrukstand en schaal.
6. Voer het
faxnummer van de ontvanger in het invoervak Aan. U kunt ook
op de knop Adressen drukken als u veelgebruikte faxnummers hebt
opgeslagen.
7. Voer ind
ien nodig de toegangscode in het invoervak Draai eerst een in.
8. Als u
de fax met een voorblad wilt versturen schakelt u het selectievakje
voor Gebruik voorblad in.
Voer het onderwerp en bericht van de faxtaak in.
U kunt meer gedetailleerde opties voor de voorpagina instellen in
Samsung Fax - Voorblad. Selecteer Samsung Fax - Voorblad in
de vervolgkeuzelijst Richting.
9. Klik op Fa
x.
10. Het pictogra
m Faxjournaal verschijnt op uw Macintosh dock. Klik op het
pictogram.
U kunt de status van de faxtaak zien.
U kunt de faxtaak verwijderen,
bijhouden, hervatten of pauzeren.
Een fax verzenden met uw apparaat
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een fax verzendt en welke bijzondere
verzendmethoden u kunt gebruiken.
U kunt originelen op de glasplaat van de scanner of in de ADI plaatsen
(zie "Originelen plaatsen" op pagina 68). Als er zich zowel originelen
in de ADI als op de glasplaat van de scanner bevinden, worden de
o
riginelen in de ADI eerst gelezen omdat de ADI een hogere prioriteit
heeft bij het scannen.
Het faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden.
1. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
2. Druk op d
e pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op
OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaat-id verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van het numeriek toetsenblok.
Met het numeriek toetsenblok kunt u alfanumerieke tekens invoeren.
Speciale tekens voert u in met cijfertoets "1". Zie "Tekens via het
numeriek toetsenblok invoeren (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op
pagina 65 voor meer informatie over het invoeren van alfanumerieke
tekens.
6. Dr
uk op OK om het id op te slaan.
7. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Nr. van faxapp. verschijnt en vervolgens
op OK.
8. Voer uw faxnummer in met behulp van het numeriek toetsenblok en
druk op OK.
9. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Een fax verzenden
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Pl
aats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
(Zie "Op de glasplaat van de scanner" op pagina 68 of "In de ADI (alleen
CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 69.)
3. Stel
de gewenste resolutie en tonersterkte voor uw fax in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 102).
4. Vo
er het nummer in van het apparaat waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie "Het
adresboek instellen" op pagina 104 voor meer informatie over het
opslaan en zoeken van een nummer.
5. Dr
uk op Color Start of Black Start op het bedieningspaneel. Het
document wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt.
Met Samsung Network PC Fax kunt u de fax rechtstreeks vanaf
uw computer verzenden (zie "Een fax verzenden (Windows)" op
pagina 97).
Al
s u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear voor de
faxverzending is gestart.
Al
s u een fax verzendt vanaf de glasplaat van de scanner,
verschijnt er een bericht waarin u wordt gevraagd om een
volgende pagina in te voeren.
Een fax handmatig verzenden
Bij deze methode wordt er een fax verzonden met behulp van On Hook Dial
op het bedieningspaneel.
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Pl
aats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
3. Stel
de gewenste resolutie en tonersterkte voor uw fax in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 102).
4. Dr
uk op On Hook Dial op het bedieningspaneel of neem de hoorn van
de haak.
5. Vo
er een faxnummer in met het numeriek toetsenblok op het
bedieningspaneel.
6. Druk op Color Start of Black Start als u de faxtoon van het
ontvangende faxapparaat hoort.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de
fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 99
Een verzending bevestigen
Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u
een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar stand-bymodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt er een
fou
tbericht op het display. U moet de storing oplossen overeenkomstig het
foutbericht op het display (zie "Informatie over displaymeldingen" op
pagina 130 voor een lijst met foutberichte
n en hun betekenis). Druk op
Stop/Clear
om het weergegeven foutbericht te wissen en probeer de fax
opnieuw te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat er na elke verzonden fax automatisch
e
en verzendrapport wordt afgedrukt (zie "Automatisch een verzendrapport
afdrukken" op pagina 105).
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de
ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van de
fabrieksinstellingen automatisch tot zeven keer opnieuw gekozen met
tussenpozen van drie minuten.
Wanneer Op
nieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het
nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch
opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het aantal
ki
espogingen wijzigen (zie "De faxinstellingen wijzigen" op pagina 109).
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Om het laatste nummer opnieuw te kiezen
1. Druk op Redial/Pause op het bedieningspaneel.
2. Het
apparaat begint automatisch met verzenden wanneer een origineel
in de ADI wordt geplaatst.
Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een
andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra
u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?.
Groepsverzending (faxen naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Meerdere verz. kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch in het
geheugen opgeslagen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na
verzending worden de originelen automatisch uit het geheugen gewist. U
kunt met deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op
(Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Plaats origi
nelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
3. St
el de gewenste resolutie en tonersterkte voor uw fax in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 102).
4. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op
OK.
6. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Meerdere verz. verschijnt en vervolgens
op OK.
7. Voer he
t nummer van het eerste ontvangende faxapparaat in en druk op
OK.
U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer
selecteren met de knop Address book. Voor meer informatie zie "Het
adresboek instellen" op pagina 104.
8. Vo
er het tweede faxnummer in en druk op OK.
Er wordt u gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het
d
ocument wilt verzenden in te voeren.
9. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt
en herhaalt u stappen 7 en 8. U kunt tot 10 bestemmingen toevoegen.
10. Dr
uk op OK om het gescande origineel in het geheugen op te slaan.
Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander
groepskiesnummer meer invoeren.
11. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de
pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag Nog een nummer?
en drukt u op OK.
12. Al
s er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Ne
e op de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat verzendt de fax naar de verschillende nummers in de
vo
lgorde waarin u ze hebt ingevoerd.
Uitgestelde faxverzending
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden. U kunt met deze functie geen kleurenfax
verzenden.
1. Dr
uk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Pl
aats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
3. Stel
de gewenste resolutie en tonersterkte voor uw fax in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 102).
4. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
5.
Druk op de pijl-links/rechts tot
Faxfunctie
verschijnt en vervolgens op
OK
.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot Uitgest. verz. verschijnt en vervolgens op
OK.
7. Vo
er het nummer van het ontvangende faxapparaat in en druk op OK.
U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer
se
lecteren met de knop Address book. Voor meer informatie zie "Het
adresboek instellen" op pagina 104.
8. Er wordt u gevraa
gd om het volgende faxnummer waarnaar u het
document wilt verzenden in te voeren.
9. Al
s u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt
en herhaalt u stap 7. U kunt tot 10 bestemmingen toevoegen.
Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander
groepskiesnummer meer invoeren.
10. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de
pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag Nog een nummer?
en drukt u op OK.
11. Vo
er de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Zie "Tekens via het numeriek toetsenblok i
nvoeren (alleen CLX-318xFN/
CLX-318xFW)" op pagina 65 voor meer informatie over he
t invoeren van
alfanumerieke tekens.
Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
12. Vo
er de gewenste verzendtijd in met behulp van het numeriek
toetsenblok en druk op OK.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de huidige tijd, wordt de
fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt
verzonden.
Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 100
13. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat keert terug naar stand-bymodus. Het display herinnert u
eraan
dat het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en dat er een
uitgesteld faxbericht is ingesteld.
Documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak
U kunt documenten toevoegen aan de uitgestelde faxtaak die in het
geheugen is opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig de
documentinstellingen aan.
2. Druk op
(Faxen) op het bedieningspaneel.
3. Druk op Menu op he
t bedieningspaneel.
4. Druk op de
pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens
op OK.
5. Druk op de
pijl-links/rechts tot Pag. toevoegen verschijnt en
vervolgens op OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxtaak verschijnt en
druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Ne
e op de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat scant het origineel in en slaat het op in het geheugen.
7. Druk op Stop
/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Een uitgestelde faxtaak annuleren
U kunt de uitgestelde faxtaak die in het geheugen is opgeslagen
annuleren.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
3. Druk op de
pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk op de
pijl-links/rechts tot Taak annuleren verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Druk op de
pijl-links/rechts tot de gewenste faxtaak verschijnt en
druk op OK.
6. Druk op OK zodra Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
7. Druk op Stop
/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Een fax met hoge prioriteit verzenden
U gebruikt deze functie als u een fax met hoge prioriteit moet verzenden
voorafgaand aan andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Met een verzending met hoge prioriteit wordt een verzending naar
meerdere bestemmingen onderbroken (de fax met hoge prioriteit wordt
verzonden na de verzending naar ontvanger A en vóór de verzending naar
ontvanger B). Kiespogingen worden ook onderbroken voor een verzending
met hoge prioriteit.
1. Druk op
(Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Plaats origi
nelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats
een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
3. St
el de gewenste resolutie en tonersterkte voor uw fax in (zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 102).
4. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op
OK.
6. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Prior. verz. verschijnt en vervolgens op
OK.
7. Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in en druk op OK.
U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer
se
lecteren met de knop Address book. Voor meer informatie zie "Het
adresboek instellen" op pagina 104.
8. Vo
er de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt
ve
rzonden.
9. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Ne
e op de vraag Nog een pagina?.
Het document wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt.
Een fax ontvangen met uw apparaat
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een fax ontvangt en welke
bijzondere ontvangstmethoden u daarvoor kunt gebruiken.
De ontvangstmodus wijzigen
Uw apparaat is standaard ingesteld op faxmodus. Als u een fax ontvangt,
beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen
en wordt de fax automatisch ontvangen. Voer de volgende stappen uit als u
een andere faxmodus wilt gebruiken.
1. Dr
uk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Ontvangst verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Ontvangstmodus verschijnt en
vervolgens op OK.
6. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxontvangstmodus
verschijnt.
Fax: hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en
wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus.
Tel
: hiermee ontvangt u een fax door op On Hook Dial en
vervolgens op Start te drukken. Als uw apparaat een handset heeft,
kunt u een fax ontvangen door de hoorn van de haak te nemen.
Ant/Fa
x: wordt gebruikt als er een antwoordapparaat is
aangesloten op uw apparaat. Inkomende oproepen worden
beantwoord door het antwoordapparaat en de beller kan een
boodschap op het antwoordapparaat achterlaten. Als het
faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch
over naar faxmodus om de fax te ontvangen.
DRPD: u kunt een oproep aannemen met de DRPD-functie
(Disti
nctive Ring Pattern Detection – detectie van distinctieve
belpatronen). "Distinctive Ring Detection" of beltoonherkenning is
een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee men via één
telefoonlijn meerdere oproepen tegelijk kan beantwoorden. Zie
"Faxen ontvangen in DRPD-modus" op pagina 101 voor meer
informatie.
7. Dr
uk op OK om uw selectie op te slaan.
Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 101
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Om de Ans/Fax-modus te gebruiken, sluit u een
antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang achteraan op uw
apparaat.
Maak ge
bruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat
anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken. In
deze modus worden alle inkomende faxen in het geheugen
opgeslagen. Zie "Ontvangen in veilige ontvangstmodus" op
pagina 101 voor meer informatie.
Automatisch ontvangen in faxmodus
Uw apparaat is standaard ingesteld op faxmodus. Als u een fax ontvangt,
beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen
en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie "Fax instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 109 voor
informatie over het wijzigen van het aantal belsignalen.
Handmatig ontvangen in telefoonmodus
Wanneer u een faxtoon van het verzendende apparaat hoort, kunt u een fax
ontvangen door te drukken op On Hook Dial en Black Start of op Color
Start.
Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar
stan
d-bymodus zodra de ontvangst is voltooid.
Handmatig een fax ontvangen via een intern
telefoontoestel
Deze functie werkt het beste als u een intern telefoontoestel gebruikt dat
aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat. U
kunt een fax ontvangen van iemand met wie u in gesprek bent op het intern
telefoontoestel zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Als u een oproep krijgt op het intern telefoontoe
stel en faxtonen hoort, drukt
u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het andere
faxa
pparaat nog steeds hoort, probeert u opnieuw op *9* te drukken.
De ontvangstcode is standaard ingesteld op *9*. De eerste en de laatste
asterisk liggen vast, maar het middelste cijfer kan worden gewijzigd. Zie "De
faxinstellingen wijzigen" op pagina 109 voor meer informatie over het
wijzigen van de code.
Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/
faxmodus
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat (zie "Achterkant" op
pagina 34).
Als de beller een boodschap achterlaat, slaat het antwoordapparaat de
b
oodschap op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de
lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
Als u het apparaat in deze modus hebt ingesteld en het
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen
antwoordapparaat op de EXT-uitgang aangesloten, wordt na een
vooraf ingesteld aantal belsignalen automatisch overgeschakeld
naar de faxmodus.
Als u
w antwoordapparaat een door de gebruiker instelbare teller
voor beltonen heeft, stelt u het apparaat zo in dat het inkomende
oproepen binnen de eerste beltoon aanneemt.
Als h
et apparaat zich in telefoonmodus bevindt en er een
antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten, moet u het
antwoordapparaat uitschakelen. Anders zal het uitgaande bericht
van het antwoordapparaat uw telefoongesprek verstoren.
Faxen ontvangen in DRPD-modus
"Distinctive Ring Detection" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn meerdere
oproepen tegelijk kan beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om
u te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen die bestaan
uit verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie
wordt vaak gebruikt door antwoorddiensten die voor verschillende klanten
telefoonoproepen beantwoorden en moeten weten welk nummer iemand
heeft gekozen om de oproep correct te kunnen beantwoorden.
Met de DRPD-functie (beltoonherkenning) kan uw apparaat "leren" welk
be
lpatroon u door het faxapparaat wilt laten beantwoorden. Tenzij u het
verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en als een faxoproep
worden ontvangen. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep
doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat
op de EXT-uitgang is aangesloten. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen
of onderbreken.
Voor u de DRPD-optie kunt gebruiken
, moet uw telefoonmaatschappij
"Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te
stellen, hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer
kan kiezen van buitenaf.
Om de DRPD-modus in te stellen
1. Dr
uk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Ontvangst verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontvangstmodus verschijnt en
vervolgens op OK.
6. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot DRPD verschijnt en vervolgens op OK.
Wacht op belsign verschijnt op
het display.
7. Be
l met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een
faxapparaat te bellen.
8. Al
s het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het
apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren"
herkennen.
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt
DRPD-i
nstelling voltooid op het display. Als de instelling van DRPD
mislukt, verschijnt Fout DRPD-belsignaal.
Druk op OK als DRPD verschij
nt en herhaal de procedure vanaf stap 6.
Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op
een andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw
faxnummer om te controleren of het apparaat antwoordt met
een faxtoon. Bel vervolgens naar een ander nummer dat aan
dezelfde lijn is toegekend om te controleren of de oproep wordt
doorgeschakeld naar uw intern telefoontoestel of naar het
antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-uitgang.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval veilige ontvangstmodus
inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid
worden afgedrukt. In veilige ontvangstmodus worden alle inkomende faxen
in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus uitschakelt, worden de
opgeslagen faxberichten afgedrukt.
Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 102
Veilige ontvangstmodus activeren
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op
de pijl-links/rechts tot Veilige ontv. verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Aan verschijnt en vervolgens op OK.
6. Voer een
viercijferig wachtwoord in en druk op OK.
U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een
wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd.
7. Voer het wachtwoord opnieuw in om het te bevestigen en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Wanneer een fax wordt ontvangen in de vei
lige ontvangstmodus, slaat het
apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt
weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. U krijgt toegang tot het menu Veilige ontv. door stappen 1 tot 4 te
volgen in "Veilige ontvangstmodus inschakelen".
2. Druk op de pijl-links/rechts tot Afdrukken verschijnt en vervolgens
op OK.
3. Voer het wachtwoo
rd van vier cijfers in en druk op OK.
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. U krijgt toegang tot het menu Veilige ontv. door stappen 1 tot 4 te
volgen in "Veilige ontvangstmodus inschakelen".
2. Druk op de
pijl-links/rechts tot Uit verschijnt en vervolgens op OK.
3. Voer het wachtwoo
rd van vier cijfers in en druk op OK.
Veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het geheugen
opg
eslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het een
fax ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u tijdens het kopiëren of
afdrukken een fax ontvangt, slaat het apparaat de inkomende fax in het
geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken wordt de fax
automatisch afgedrukt.
De documentinstellingen aanpassen
Voordat u een fax verstuurt, wijzigt u de volgende instellingen
overeenkomstig de eigenschappen van het origineel voor een optimaal
resultaat.
Resolutie
De standaarddocumentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt die foto’s bevatten
of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax
van een betere kwaliteit te versturen.
1. Druk op
(Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Resolutie verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK.
6. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
In de onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor
verschillende docum
enttypes.
Modus Aanbevolen voor
Standaard originelen met tekens van normale grootte
Fijn originelen met kleine tekens of dunne lijnen, of originelen
die met een matrixprinter zijn afgedrukt
Superfijn originelen met zeer kleine details. De modus Superfijn
wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u
communiceert deze resolutie ondersteunt.
Verzenden vanuit het geheugen is niet mogelijk
in de modus Superfijn. De resolutie-instelling
wordt automatisch gewijzigd in Fijn.
Als uw apparaat is ingesteld op de resolutie
Superfijn en het faxapparaat waarmee u
communiceert ondersteunt de resolutie Extra
fijn niet, verzendt het apparaat de fax in de
hoogste resolutie die het ontvangende
faxapparaat ondersteunt.
Fotofax originelen met grijstinten of foto’s
De ingestelde resolutie wordt toegepast op de huidige faxtaak. Zie
"Standaardwaarde wijzigen" op pagina 110 om de standaardinstelling
te wijzigen.
Tonersterkte
U kunt de helderheid van het originele document selecteren.
1. Dr
uk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Tonersterkte verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK.
6. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
De ingestelde helderheid wordt toegepast op de huidige faxtaak. Zie
"Standaardwaarde wijzigen" op pagina 110 om de standaardinstelling
te wijzigen.
Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 103
Een fax doorsturen naar een andere bestemming
U kunt het apparaat zo instellen dat een ontvangen of verzonden fax per fax
wordt doorgestuurd naar een andere bestemming. Deze functie is nuttig als
u een fax wilt ontvangen wanneer u niet op kantoor bent.
Een verzonden fax doorsturen naar een andere
bestemming
U kunt het apparaat zo instellen dat elke fax die u verzendt wordt
doorgestuurd naar een andere bestemming.
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Fax verschijnt en vervolgens op OK.
6. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Naar ander nr. verschijnt en vervolgens
op OK.
7. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Aan verschijnt en vervolgens op OK.
8. Voer het nummer
in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden
moeten worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opg
egeven faxapparaat.
Een ontvangen fax doorsturen naar een andere
bestemming
Met deze functie kunt u elke fax die u ontvangt doorsturen naar een andere
bestemming. Wanneer er een fax binnenkomt, wordt deze in het geheugen
opgeslagen en vervolgens doorgestuurd naar de bestemming die u hebt
ingesteld.
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Fax verschijnt en vervolgens op OK.
6. Druk op de
pijl-links/rechts tot Ontv. doorst. verschijnt en vervolgens op
OK.
7. Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en vervolgens op
OK.
Selecteer Do
orst.&afdr. als u wilt dat het apparaat de fax afdrukt nadat
het deze heeft doorgestuurd.
8. Voer het nummer
in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden
moeten worden en druk op OK.
9. Voer met behulp van de pijl-links/rechts of het numeriek toetsenblok de
begintijd in en druk op OK.
10. Voer me
t behulp van de pijl-links/rechts of het numeriek toetsenblok de
eindtijd in en druk op OK.
11. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opg
egeven faxapparaat.
Een verzonden fax naar een e-mail doorsturen
U kunt het apparaat zo instellen dat elke fax die u verzendt wordt
doorgestuurd naar een andere bestemming.
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot E-mail verschijnt en vervolgens op OK.
6. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Naar ander nr. verschijnt en vervolgens
op OK.
7. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en vervolgens op OK.
8. Vo
er het e-mailadres van de verzender in wanneer Van op het display
verschijnt en druk op OK.
9. Vo
er het e-mailadres van de ontvanger in wanneer Bestem. e-mail op
het display verschijnt en druk op OK.
10. De instelling is nu opgeslagen.
11. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
o
pgegeven e-mailadres.
Een ontvangen fax naar een e-mailadres doorsturen
Met deze functie kunt u elke fax die u ontvangt doorsturen naar een andere
bestemming. Wanneer er een fax binnenkomt, wordt deze in het geheugen
opgeslagen en vervolgens doorgestuurd naar de bestemming die u hebt
ingesteld.
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en vervolgens op
OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot E-mail verschijnt en vervolgens op OK.
6. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Ontv. doorst. verschijnt en vervolgens op
OK.
7. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en vervolgens op
OK.
Selecteer Doo
rst.&afdr. als u wilt dat het apparaat de fax afdrukt nadat
het deze heeft doorgestuurd.
8. Voer het e-mailadres van de verzender in wanneer Van op het display
verschijnt en druk op OK.
9. Vo
er het e-mailadres van de ontvanger in wanneer Bestem. e-mail op
het display verschijnt en druk op OK.
10. D
e instelling is nu opgeslagen.
11. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
o
pgegeven e-mailadres.
Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 104
Het adresboek instellen
U kunt een adresboek aanmaken met de meest gebruikte faxnummers. Uw
apparaat biedt de volgende functies om een adresboek te maken.
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u de
faxnummers opslaat.
Snelkiesnummers
U kunt tot 240 veelgebruikte faxnummers opslaan in snelkiesnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Addre
ss Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de
pijl-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en
vervolgens op OK.
4. Druk op de
pijl-links/rechts tot Snelkiesnummer verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Voer
een snelkiesnummer in tussen 1 en 240 en druk op OK.
Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer,
toont het displ
ay het bericht dat u het kunt wijzigen. Druk op Back
om door te gaan met een volgend snelkiesnummer.
6. Voer de ge
wenste naam in en druk op OK.
Zie "Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren (alleen
CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 65 voor meer informatie
over het invoeren van alfanumerieke tekens.
7. Voer het fa
xnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
8. Druk op Stop
/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Addre
ss Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de
pijl-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Snelkiesnummer verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Voer het snel
kiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
6. Wi
jzig de naam en druk op OK.
7. Wi
jzig het faxnummer en druk op OK.
8. Druk op Stop
/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Snelkiesnummers gebruiken
Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een
nummer in te voeren, voert u het snelkiesnummer in waaronder u het
gewenste faxnummer hebt opgeslagen.
In het g
eval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat,
houdt u de cijfertoets op het numeriek toetsenblok ingedrukt.
In h
et geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijfertoets(en) en houdt u vervolgens de
laatste cijfertoets ingedrukt.
U kunt ook in het geheugen zoeken naa
r een item door te drukken op
Address Book (zie "Een item in het adresboek zoeken" op pagina 105).
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt,
kunt u die bestemmingen groeperen en er een groepskiesnummer aan
toewijzen. Op die manier kunt u een document versturen naar alle
bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande snelkiesnummers van
de bestemmelingen kunt u maximaal 200 (1 tot en met 200)
groepskiesnummers instellen.
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Add
ress Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Groepsnummer verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Voer
een groepskiesnummer in tussen 1 en 200 en druk op OK.
Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer,
to
ont het display het bericht dat u het kunt wijzigen.
6. Voer de gew
enste naam in en druk op OK.
Zie "Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren (alleen
CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 65 voor meer informatie
over het invoeren van alfanumerieke tekens.
7. Voer het sn
elkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
8. Druk op
OK als de informatie over het snelkiesnummer correct wordt
weergegeven.
9. Druk op OK al
s Ja verschijnt op de vraag Toevoegen?.
10. Druk op OK al
s Ja verschijnt op de vraag Nog een nummer?.
Herhaal stappen 7 en 10 om andere snelkiesnummers aan de groep
to
e te voegen.
11. Als u klaar bent, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren
bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
12. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Een groepskiesnummer bewerken
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Add
ress Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en
vervolgens op OK.
4. Druk op de pij
l-links/rechts tot Groepsnummer verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Voer het groep
skiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
6. Voer de naa
m in die u wilt bewerken en druk op OK.
7. Voer het sn
elkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en
druk op OK.
8. Druk op OK als de informatie over het snelkiesnummer correct wordt
weergegeven.
Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt
To
evoegen?.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen,
verschijnt Verwij
derd.
9. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
10. Druk op OK al
s Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen of te
verwijderen, en herhaal stappen 7 en 8.
11. Als
u klaar bent, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren
bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
12. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 105
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken moet u het opzoeken in het
geheugen en selecteren.
Druk op Addre
ss Book wanneer u tijdens het versturen van een fax
wordt gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie onder.
Een item in het adresboek zoeken
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U
doorzoekt het adresboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van de
naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Addre
ss Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de
pijl-links/rechts tot Zoek. en kiez. verschijnt en
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en
druk op OK.
5. Druk op de
pijl-links/rechts tot Alle verschijnt en vervolgens op OK.
6. Druk op de
pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste
nummer verschijnen.
Zoeken in het geheugen met een specifieke beginletter
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Addre
ss Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de
pijl-links/rechts tot Zoek. en kiez. verschijnt en
vervolgens op OK.
4. Druk o
p de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en
druk op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Id verschijnt en vervolgens op OK.
6. Voer de ee
rste letters in van de naam die u zoekt.
7. Druk op de
pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste
nummer verschijnen.
Een item uit de adresboek verwijderen
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Addre
ss Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot Verwijderen verschijnt en vervolgens
op OK.
4. Druk o
p de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en
druk op OK.
5. Druk op de
pijl-links/rechts tot de gewenste zoekmethode verschijnt
en druk op OK.
Selecteer Alles zoeken om naar een item te zoeken door alle items
in het adresboek te doorzoeken.
Selecteer Id zo
eken om een item te zoeken via de eerste letters van
de naam.
6. Druk op de
pijl-links/rechts tot de gewenste naam verschijnt en druk
op OK.
Of voer de eerste letters in. Druk op de pijl-links/rechts tot de
gewenste naam verschijnt en druk op OK.
7. Druk op OK al
s Ja verschijnt om de verwijdering te bevestigen.
8. Druk op Stop
/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door een lijst af te
drukken.
1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Add
ress Book op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pij
l-links/rechts tot Afdrukken verschijnt en vervolgens
op OK.
Het apparaat begint met afdrukken.
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Dr
uk op (Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en vervolgens op
OK.
4. D
ruk op de pijl-links/rechts tot Autom. rapport verschijnt en vervolgens
op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en vervolgens op OK.
6. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)_ 106
11.USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen
CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/
CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over USB-geheugen
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Een back-up maken van uw gegevens
USB-geheugen beheren
Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken
Over USB-geheugen
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende
geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van
documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s,
hogeresolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of
verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een
U
SB-geheugenapparaat.
documen
ten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan
afdrukken van
af een USB-geheugenapparaat
back-upb
estanden terugzetten in het geheugen van het apparaat
het USB-g
eheugenapparaat formatteren
de besch
ikbare geheugenruimte controleren
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
De USB-geheugenpoort op de voorkant van uw apparaat ondersteunt
USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Uw apparaat ondersteunt
USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes.
Controleer het bestandssysteem van het USB-geheugenapparaat van uw
leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
A B
Gebruik alleen een metalen en afgeschermd USB-geheugenapparaat.
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van uw apparaat.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat
actief is of bezig is met lezen van of schrijven naar het
USB-geheugen. Schade veroorzaakt door onjuist gebruik valt niet
onder de garantie.
Al
s uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
beveiligings- en wachtwoordinstellingen, kan uw apparaat het
mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de
Gebruikershandleiding van het USB-geheugenapparaat voor meer
informatie over deze functies.
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met
uw apparaat. Controleer de naam van uw model.
U kunt een document scannen en de ge
scande afbeelding op een
USB-geheugenapparaat opslaan. U kunt dit op twee manieren doen: u kunt
naar het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u kunt uw eigen
scaninstellingen aanpassen.
USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)_ 107
Scannen
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Plaats een origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte
zijde naar onder.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68 voor meer informatie over het
plaatsen van een origineel.
3. Druk op
(Scan) op het bedieningspaneel.
4. Druk op OK wa
nneer Naar USB scan. op de onderste regel op het
display verschijnt.
Druk op Color Sta
rt of Black Start wanneer Klaar om te sc. verschijnt.
Ongeacht de knop die u indrukt, wordt de kleurenmodus bepaald zoals
inge
steld (zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 107).
Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt daarna of u een
andere pagina wilt scannen.
5. Druk op OK al
s Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen. Plaats een
ander origineel en druk op Color Start of Black Start.
Ongeacht de knop die u indrukt, wordt de kleurenmodus bepaald zoals
inge
steld (zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 107).
Of druk op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren en vervolgens op
OK.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
ve
rwijderen.
Aangepast scannen naar USB
U kunt het formaat, de grootte en de kleurenmodus van afbeeldingen
instellen telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant.
1. Druk op
(Scan) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Scanfunctie verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op OK zo
dra USB-functie verschijnt.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de instellingsoptie verschijnt en
vervolgens op OK.
U kunt de volgende opties instellen.
Scan
formaat: hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Oo
rspr. type: hiermee stelt u het documenttype van het origineel
in.
Resolutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in.
Scan
kleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in. Als u Mono
selecteert in deze optie, kunt u JPEG niet selecteren in
Scanindeling.
Scanin
deling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert,
hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Als u
JPEG selecteert in deze optie, kunt u Mono niet selecteren in
Scankleur.
6. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt en
vervolgens op OK.
7. Herha
al stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
8. Druk zo
dra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar
stand-bymodus.
U kunt de standaardscaninstellingen wijzigen. Voor meer informatie zie "De
standaardscaninstellingen wijzigen" op pagina 90.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt de bestanden in de formaten TIFF, BMP,
JPEG en PRN afdrukken.
Bestandstypen die door de optie Re
chtstreeks afdrukken worden
ondersteund:
PRN: alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde
stuurprogramma zijn compatibel.
PRN
-bestanden kunnen worden gemaakt door het selectievakje
Afdrukken naar bestand in te schakelen voor het afdrukken. Het
document wordt dan niet afgedrukt, maar als een PRN-bestand
opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt,
kunnen rechtstreeks vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt. Zie
"Afdrukken naar een bestand (PRN)" op pagina 81 om te weten hoe u
een PRN-bestand moet maken.
BMP: BMP
niet-gecomprimeerd
T
IFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
Om een document af te drukken vanaf een
USB-geheugenapparaat
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort op uw
apparaat en druk vervolgens op Direct USB. Als u er reeds een hebt
aangesloten, drukt u op Direct USB.
2. Dr
uk op OK zodra USB-afdruk verschijnt.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de
g
egevens in die erop zijn opgeslagen.
3. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste map of het gewenste
bestand verschijnt en vervolgens op OK.
Als [D] voor de naam van een map staat, bevinden er zich een of meer
bestanden of mappen in de geselecteerde map.
4. Al
s u een bestand hebt geselecteerd gaat u door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd,
drukt op de pijl-links/rechts tot het
gewenste bestand verschijnt.
5. Dr
uk op de pijl-links/rechts om het aantal afdrukken te selecteren of in te
voeren.
6. Druk op OK, Color Start of Black Start om het geselecteerde bestand
af te drukken.
Er zijn twee modi.
OK of Color
Start: afdrukken in kleur.
Bla
ck Start: afdrukken in zwart-wit.
Nadat het bestand is afgedrukt wordt u op het display gevraagd of u nog
i
ets wilt afdrukken.
7. Dr
uk op OK wanneer Ja verschijnt voor een andere afdruktaak en
herhaal de procedure vanaf stap 2.
Of druk op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren en vervolgens op
OK.
8. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)_ 108
Een back-up maken van uw gegevens
Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist
worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het
opslaan. Met een back-up beveiligt u de systeeminstellingen door ze als
back-upbestanden op een USB-geheugenapparaat op te slaan.
Back-up van gegevens maken
1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Inst. export. verschijnt en vervolgens op
OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt.
Bij de CLX-318xN(K)/318xW(K)K is alleen de optie Geg. instellen
beschikbaar.
Voor CLX-318xFN/318xFW zijn de opties Geg. instellen en Adresboek
beschikbaar.
7. Druk op OK om een back-up van uw gegevens te maken.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen.
Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Gegevens terugzetten
1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Inst. import. verschijnt en vervolgens op
OK.
6. Druk op de pijl-links/rechts tot de instellingsoptie verschijnt en
vervolgens op OK.
Voor CLX-318xN(K) is de optie Geg. instellen alleen beschikbaar.
Voor CLX-318xFN/318xFW zijn de opties Geg. instellen en Adresboek
beschikbaar.
7. Druk op de pijl-links/rechts tot het bestand met de gegevens die u wilt
terugzetten verschijnt en druk op OK.
8. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het back-upbestand terug te
zetten op het apparaat.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
USB-geheugen beheren
U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat een voor een
of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt
verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Voor u ze verwijdert, moet u dan ook nagaan of u ze
niet meer nodig hebt.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Bestandsbeheer verschijnt en
vervolgens op OK.
4. Druk op OK zodra Verwijderen verschijnt.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste map of het gewenste
bestand verschijnt en druk op OK.
Als [D] voor de naam van een map staat, bevinden er zich een of
meer bestanden of mappen in de geselecteerde map.
Als u een bestand hebt geselecteerd toont het display ongeveer 2
seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op de pijl-links/rechts tot het
bestand dat u wilt verwijderen verschijnt en vervolgens op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Een USB-geheugenapparaat formatteren
1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Bestandsbeheer verschijnt en
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Indeling verschijnt en vervolgens op OK.
5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte er nog beschikbaar is voor het
scannen en opslaan van documenten.
1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3.
Druk op de pijl-links/rechts tot
Contr. ruimte
verschijnt en vervolgens op
OK
.
4. Op het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken
Dit apparaat ondersteunt de functie PictBridge. U kunt afbeeldingen
rechtstreeks afdrukken van om het even welk PictBridge-compatibel
apparaat zoals een digitale camera, camera phone of camcorder. U hoeft dit
niet op een computer aan te sluiten.
1. Schakel het apparaat in.
2. Sluit uw PictBridge-compatibel apparaat op de geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat aan door gebruik te maken van de met het
apparaat meegeleverde USB-kabel.
3. Stuur een commando om afbeeldingen vanaf het PictBridge-compatibel
apparaat af te drukken.
Raadpleeg de handleiding van uw camera voor meer informatie
over het afdrukken van een foto vanaf een camera met
PictBridge-functie.
Index afdrukken wordt niet ondersteund.
Datum of bestandsnaam afdrukken wordt niet ondersteund.
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 109
12.Status van het apparaat en geavanceerde
instellingen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde instellingen instelt.
Lees dit hoofdstuk aandachtig door zodat u de verschillende functies van het apparaat optimaal kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Fax instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Kopieerinstellingen
Een rapport afdrukken
Geheugen wissen
Netwerk (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/
CLX-318xFW)
Menuoverzicht
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze
opties niet van toepassing op uw apparaat.
Fax instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
De faxinstellingen wijzigen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het
faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld. U
kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen:
1. Druk op
(Faxen) op het bedieningspaneel.
2. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste faxinstelling verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en
vervolgens op OK.
6. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt of voer de
waarde voor de geselecteerde optie in en vervolgens op OK.
7. Herha
al indien nodig stappen 4 tot 6.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Verzenden
Optie Omschrijving
Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u 0
invoert, zal het apparaat niet opnieuw kiezen.
Opn. kiezen na Als de lijn van het ontvangende faxapparaat
bezet is kan uw apparaat het faxnummer
automatisch opnieuw kiezen. U kunt het interval
tussen de kiespogingen instellen.
Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers
instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen
voordat er een automatisch kiesnummer wordt
gevormd. Dit is nuttig om toegang te krijgen tot
een telefooncentrale.
ECM-modus
Deze modus compenseert waar nodig de
slechte kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt
ervoor dat uw faxen probleemloos naar elk
faxapparaat met ECM-functie worden verstuurd.
Een fax versturen met ECM kan langer duren.
Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het
een verzendrapport afdrukt dat aangeeft of de
verzending is gelukt en hoeveel pagina’s er zijn
verzonden. De beschikbare opties zijn Aan, Uit
en Aan-Fout. Als u deze laatste optie selecteert,
wordt er alleen een rapport afgedrukt als de
verzending is mislukt.
TCR voor afb. Via deze functie weten gebruikers welke
faxberichten zijn verstuurd door verzonden
berichten in het verzendrapport weer te geven.
Van de eerste pagina van het bericht wordt een
afbee
ldingsbestand gemaakt dat op het
verzendrapport wordt afgedrukt zodat de
gebruikers kunnen zien welke berichten zijn
verstuurd.
U kunt deze functie echter niet gebruiken als u
faxen verzen
dt zonder de gegevens in het
geheugen op te slaan.
Ontvangen
Optie Omschrijving
Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van faxen selecteren. Zie "De
ontvangstmodus wijzigen" op pagina 100 voor
meer informatie over het ontvangen van faxen in
elke modus.
Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt
beantwoord.
Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer en de ontvangstdatum en
-tijd af op iedere pagina van een ontvangen fax.
Optie Omschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 110
Standaardwaarde wijzigen
Optie Omschrijving
Resolutie Het wijzigen van de resolutie-instellingen heeft
gevolgen voor het uitzicht van het ontvangen
document.
Stan
daard: originelen met tekens van
normale grootte.
Fijn: originelen met kleine tekens of dunne
lijnen, of originelen die met een matrixprinter
zijn afgedrukt.
Superfijn: origi
nelen met zeer kleine details.
De modus Superfijn wordt alleen
ingeschakeld als het apparaat waarmee u
communiceert deze resolutie ondersteunt.
Verzenden vanuit het geheugen is
niet mogelijk in de modus
Superfijn. De resolutie-instelling
wordt automatisch gewijzigd in
Fijn.
Al
s uw apparaat is ingesteld op de
resolutie Superfijn en het
faxapparaat waarmee u
communiceert ondersteunt de
resolutie Extra fijn niet, verzendt
het apparaat de fax in de hoogste
resolutie die het ontvangende
faxapparaat ondersteunt.
Fotofax: originelen met grijstinten of foto’s.
Tonersterkte U kunt de standaardcontrastmodus selecteren
en het contrast aanpassen om de fax lichter of
donkerder te maken.
Scanformaat U kunt de grootte van het origineel selecteren.
Autom. rapport
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
Zie "Automatisch een verzendrapport afdrukken" op pagina 105 voor meer
informatie.
Kopieerinstellingen
De kopieerinstellingen wijzigen
Voor kopieën kunt u op voorhand diverse opties instellen.
1. Afha
nkelijk van het model kan de procedure verschillen.
Druk vo
or CLX-318x(K), CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K op
Menu op het bedieningspaneel.
Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op
(Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt en vervolgens op
OK.
Startc. ontv. Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een bijkomend telefoontoestel dat aangesloten
is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het
apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel
neemt en faxtonen hoort, voert u de code in. De
code is voorgeprogrammeerd op *9*.
Aut. verklein. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die
even lang zijn als of langer zijn dan het papier in
de papierlade, kan het apparaat het formaat van
het origineel verkleinen en zo aanpassen aan
het formaat van het papier in het apparaat.
Schakel deze functie in als u een inkomende
p
agina automatisch wilt laten verkleinen.
Wanneer deze functie ingesteld is op Uit kan het
apparaat het origineel niet verkleinen zodat het
op één pagina past. Het origineel wordt
opgedeeld en in het oorspronkelijk formaat op
twee of meer pagina’s afgedrukt.
Grootte neger. Als u een fax ontvangt met pagina’s die even
lang of langer zijn dan het papier in uw apparaat,
kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald
gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet
wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de
ontvangen fax op één of meer vellen papier af,
zonder de gegevens die op het opgegeven
genegeerde gedeelte zouden hebben gestaan.
Als de ontvangen fax pagina’s bevat die groter
zijn dan het papier in uw apparaat en als Aut.
verklein. is ingeschakeld, zal het apparaat de
fax zodanig verkleinen dat de volledige fax op
het papier past.
Inst. ong. fax Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze functie is ingeschakeld worden faxen
geweigerd die afkomstig zijn van externe
nummers die in het geheugen zijn opgeslagen
onder ongewenste faxnummers. Deze functie is
handig om ongewenste faxberichten te
blokkeren.
Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot
d
e volgende opties om ongewenste faxnummers
in te voeren.
T
oevoegen: hiermee kunt u tot 10
faxnummers opslaan.
Verwijderen: hiermee kunt u het betreffende
ongewenste faxnummer verwijderen. Als u
Alles verw. selecteert, worden alle
junkfaxnummers verwijderd.
DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar
verschillende telefoonnummers te
beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat
zo instellen dat het herkent welke belpatronen
moeten worden beantwoord. Zie "Faxen
ontvangen in DRPD-modus" op pagina 101 voor
meer informatie over deze functie.
Optie Omschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 111
4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste kopieerinstelling verschijnt
en vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en
vervolgens op OK.
6. Druk op de pi
jl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en
vervolgens op OK.
7. Herha
al stappen 4 tot en met 6 tot u klaar bent.
8. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Standaardwaarde wijzigen
Optie Omschrijving
Scanformaat U kunt de grootte van het origineel selecteren.
Exemplaren U kunt het aantal kopieën wijzigen met behulp
van het numeriek toetsenblok.
Kopieen sort. U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën
worden gesorteerd.
Zie "Beslissen over de vorm van het
gekopieerde resultaat" op pagina 87 voor meer
informatie.
Verkl./vergr. U kunt het formaat van een gekopieerde
afbeelding verkleinen of vergroten.
Tonersterkte U kunt het helderheidsniveau aanpassen om
een kopie beter leesbaar te maken als het
origineel onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen bevat.
Oorspr. type U kunt de kwaliteit van de kopie verbeteren door
het documenttype voor de huidige kopieertaak
te selecteren.
Eco-kopie Met deze optie kunt u het toner- en
papierverbruik beperken.
Een rapport afdrukken
U kunt een rapport afdrukken met de configuratie van het apparaat, een lijst
met lettertypen enzovoort.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Rapport verschijnt en druk vervolgens op
OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Selecteer All
e rapporten om alle rapporten af te drukken.
5. Druk op OK wa
nneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
Optie Omschrijving
Alle rapporten U kunt rapporten en lijsten met alle opties
afdrukken.
Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die
door de gebruiker kunnen worden ingesteld. U
kunt deze lijst afdrukken om de in de instellingen
aangebrachte wijzigingen te bevestigen.
Info verb.art. Deze lijst toont de huidige status van
verbruiksgoederen in uw apparaat.
Adresboek Deze lijst toont alle in het geheugen van het
apparaat opgeslagen faxnummers.
Transm.rapport Dit rapport vermeldt het faxnummer, het aantal
pagina’s, de verzendduur, de
communicatiemodus en het resultaat van de
communicatie voor een specifieke faxtaak.
U kunt uw apparaat zo instellen dat het na elke
faxta
ak automatisch een verzendrapport afdrukt
(zie "Verzenden" op pagina 109
).
Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxberichten
die u recent hebt verzonden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke
50
communicaties een rapport wordt afgedrukt
(zie "Verzenden" op pagina 109
).
Rap. ontv. fax Dit rapport bevat informatie over de faxberichten
die u onlangs hebt ontvangen.
Geplande taken Deze lijst toont de documenten voor de
uitgestelde faxen die momenteel in het
geheugen zijn opgeslagen, samen met de
begintijd en de aard van elke bewerking.
Rap. ong. fax. In deze lijst staan de faxnummers die zijn
opgegeven als ongewenste faxnummers. Ga
naar het menu Inst. ong. fax om nummers aan
de lijst toe te voegen of uit de lijst te verwijderen
(zie "Ontvangen" op pagina 109
).
Netwerkinform. Deze lijst toont informatie over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw
apparaat.
Gebr.ver.lijst In deze lijst staan de gebruikers die gebruik
mogen maken van de e-mailfunctie.
PCL-lettertyp. Deze lijst toont alle in het geheugen van uw
apparaat opgeslagen PCL-lettertypen.
Faxoptie Deze lijst toont de status van de faxopties die
door de gebruiker kunnen worden ingesteld. U
kunt deze lijst afdrukken om de in de
faxinstellingen aangebrachte wijzigingen te
bevestigen.
U kunt de statusinformatie van het apparaat ook afdrukken of
controleren met SyncThru™ Web Service. Open de webbrowser op
een computer die met uw netwerk is verbonden en typ het IP-adres
van uw apparaat. Wanneer SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Information > Print information.
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 112
Geheugen wissen
U kunt kiezen welke in het geheugen opgeslagen informatie u wilt wissen.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Instel. wissen verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot het gewenste item verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het wissen te bevestigen.
6. Herha
al stappen 4 tot en met 5 om een ander item te wissen.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze
opties niet van toepassing op uw apparaat.
Optie Omschrijving
Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt
de standaardinstellingen.
Faxinstel. Herstelt alle standaard faxopties.
Kopieerinstel. Herstelt alle standaard kopieeropties.
Scaninstel. Herstelt alle standaard scanopties.
Systeeminst. Herstelt alle standaard systeemopties.
Netwerkinstel. Herstelt alle standaard netwerkopties.
Adresboek Wist alle in het geheugen opgeslagen
faxnummers.
Verzendrapport Wist alle informatie over verzonden
faxberichten.
Rap. ontv. fax Wist alle informatie over ontvangen
faxberichten.
Netwerk (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/
CLX-318xFN/CLX-318xFW)
U kunt de netwerkinstellingen opgeven via het display van het apparaat.
Voor u dit doet, moet u informatie hebben over de netwerkprotocollen en het
computersysteem die worden gebruikt. Als u niet weet welke instelling u
moet gebruiken, neemt u contact op met uw netwerkbeheerder om het
apparaat voor het netwerk te configureren.
1. Dr
uk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK.
3. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en
vervolgens op OK.
4. D
ruk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en
vervolgens op OK.
5. Herhaal stappen 3 tot en met 4 tot u klaar bent.
6. Dr
uk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Optie Omschrijving
TCP/IP Selecteer het protocol en de
configuratieparameters die u wilt gebruiken in de
netwerkomgeving.
Er moeten heel wat parameters ingesteld
worden. Als u niet zeker bent, laat u ze
ongemoeid of raadpleegt u de
netwerkbeheerder.
TCP/IP (IPv6) Selecteer deze optie om gebruik te maken van
een IPv6-netwerkomgeving (zie
"IPv6-configuratie" op pagina 51).
Ethernet-snel. Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het
netwerk configureren.
Draadloos Selecteer deze optie om gebruik te maken van
een draadloos netwerk (zie "Draadloos netwerk
instellen (alleen CLX-318xFW/
CLX-318xW(K)K)" op pagina 52
).
Instel. wissen Hiermee zet u de standaard netwerkinstellingen
terug.
Netwerkinform. Deze lijst toont informatie over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw
apparaat.
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 113
Menuoverzicht
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de
instelling van het apparaat en het gebruik van de functies van het apparaat.
Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze
opties niet van toepassing op uw apparaat.
Items Optie
Faxfunctie
b
Tonersterkte
Resolutie
Scanformaat
Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Prior. verz.
Doorsturen
Veilige ontv.
Pag. toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel.
b
Verzending
Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen
ECM-modus
Transm.rapport
TCR voor afb.
Ontvangst
Ontvangstmodus
Opn. na bels.
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Grootte neger.
Inst. ong. fax
DRPD-modus
St.inst. wijz.
Resolutie
Tonersterkte
Scanformaat
Autom. rapport
Kopieerfunctie Scanformaat
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Lay-out
Achtergrondkl.
Grijst. verb.
Eco-kopie
Kopieerinstel. St.inst. wijz.
Scanformaat
Exemplaren
Kopieen sort.
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Eco-kopie
a
Scanfunctie USB-functie
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanindeling
E-mailfunctie
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Items Optie
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 114
Scaninstel. St.inst. wijz.
USB-standaard
E-mailstand.
Systeeminst. Apparaatinst.
Apparaat-id
Nr. van faxap.
b
Datum en tijd
b
Klokmodus
b
Taal
Standaardmodus
Energ.spaarst.
Time-out
Luchtdrukcorr.
Aut. doorgaan
Inst. import.
Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
b
Belsignaal
b
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Info verb.art.
Adresboek
b
Transm.rapport
b
Verzendrapport
b
Rap. ontv. fax
b
Geplande taken
b
Rap. ong. fax.
b
Netwerkinform.
c
Gebr.ver.lijst
c
PCL-lettertyp.
Faxoptie
b
Onderhoud
Gebruiksduur
Kleur
Serienummer
Instel. wissen
Alle instel.
Faxinstel.
b
Kopieerinstel.
Scaninstel.
Systeeminst.
Netwerkinstel.
c
Adresboek
b
Verzendrapport
b
Rap. ontv. fax
b
Items Optie
Netwerk
c
TCP/IP
DHCP
BOOTP
Statisch
TCP/IP (IPv6)
IPv6 activeren
DHCPv6 config
Ethernet-snel.
Auto
10M Half
10M Full
100M Half
100M Full
Draadloos
d
WPS-inst.
WLAN-inst.
WLAN Standaard
WLAN-signaal
Instel. wissen
Netwerkinform.
a.alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xFN
b. alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW
c. alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K
d. alleen CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW
Items Optie
Beheerprogramma’s_ 115
13.Beheerprogramma’s
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Introductie van handige beheerprogramma’s
SyncThru™ Web Service gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/
CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Het programma Smart Panel gebruiken
SmarThru
Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator
De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model
verschillen. Controleer de naam van uw model.
(zie "Functies per model" op pagina 29).
Introductie van handige beheerprogramma’s
De onderstaande programma’s kunnen u helpen bij het gebruik van uw
apparaat.
"SyncThru™ Web Service gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/
CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 115
"Het programma Smart Panel gebruiken" op pagina 116
"SmarThru" op pagina 117
"Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator" op pagina 117
SyncThru™ Web Service gebruiken (alleen
CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/
CLX-318xFW)
Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of
hoger vereist.
Als u uw apparaat met een netwerk hebt verbonden en de TCP/
IP-parameters correct hebt ingesteld, kunt u uw apparaat beheren via
SyncThru™ Web Service, een ingebouwde webserver. Gebruik SyncThru™
Web Service om:
de
eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren,
de TC
P/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen,
de voorkeurinstellingen van uw printer te wijzigen,
e-mailb
erichten te verzenden die u op de hoogte te houden van de
status van het apparaat,
ond
ersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Om toegang te krijgen tot SyncThru™ Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (h
ttp://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2. De ingebouwde website van uw apparaat wordt geopend.
Aanmelden bij SyncThru™ Web Service
Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet u zich
aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web Service nog altijd
gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult geen toegang hebben tot
het tabblad Settings en het tabblad Security.
1. Klik op Lo
gin in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
Er verschijnt een aanmeldingspagina.
2. Voer ID en
Password in en klik vervolgens op Login.
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncTh
ru™ Web Service, typt
u onderstaande standaard-id en wachtwoord.
ID: admin
Pass
word: sec00000
Overzicht van SyncThru™ Web Service
Afhankelijk van uw model zullen sommige menu’s mogelijk niet
verschijnen.
Het tabblad Information
Op dit tabblad ziet u algemene informatie over uw apparaat. U kunt
diverse zaken controleren, zoals de resterende hoeveelheid toner. U
kunt ook rapporten afdrukken, zoals een foutenrapport.
Active Alerts
: met dit item kunt u waarschuwingen in het apparaat
en de ernst ervan controleren.
Supplies: via dit item kunt u zien hoeveel a
fdrukken er zijn gemaakt
en hoeveel toner er nog in de cassette zit.
Usag
e Counters: dit item laat u toe om het gebruik per afdruktype
te controleren: simplex, duplex.
Current Settings: met dit item kunt u apparaat- en
netwerkgegevens controleren.
Prin
t information: met dit item kunt u rapporten afdrukken, zoals
systeemgerelateerde rapporten en rapporten voor e-mailadressen
en lettertypen.
Het tabblad Settings
Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk
instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te
geven.
Het tabblad Mach
ine Settings: op dit tabblad kunt u opties
instellen die beschikbaar zijn op uw apparaat.
- Syste
m: hiermee kunt u apparaatgerelateerde instellingen
opgeven.
- Printer: hiermee kunt u instellingen voor afdruktaken opgeven.
Beheerprogramma’s_ 116
- E-mail Notification: hiermee kunt u de e-mailmeldingsfunctie
en e-mailadressen van geadresseerden die een melding moeten
ontvangen instellen.
Het tabblad
Network Settings: op dit tabblad kunt u de
netwerkomgeving bekijken en wijzigen. U kunt zaken zoals TCP/IP,
netwerkprotocols enzovoort instellen.
- SNMP: hiermee kunt u beheergegevens tussen
ne
twerkapparaten uitwisselen met behulp van SNMP.
- O
utgoing Mail Server(SMTP): hiermee kunt u de server voor
uitgaande e-mail instellen.
- Re
store Default: hiermee kunt u de standaard
netwerkinstellingen terugzetten.
Het tabblad Security
Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van
het netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit
tabblad weer te geven.
Syste
m Security: hiermee kunt u de gegevens van de
systeembeheerder instellen en tevens de apparaatfuncties in- of
uitschakelen.
Networ
k Security: hiermee kunt u instellingen voor HTTPs, IPSec,
IPv4/IPv6 filtering, 802.1x, verificatieservers instellen.
Het tabblad Maintenance
Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te
upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te
stellen. U kunt ook een verbinding maken met de website van Samsung
of stuurprogramma’s downloaden door het menu Link te selecteren.
Firm
ware Upgrade: hiermee kunt u de firmware van uw apparaat
bijwerken.
Contact
Information: hiermee kunt u de contactgegevens
weergeven.
Link: hiermee kunt u koppelingen tonen naar nuttige websites waar
u kunt downloaden of informatie kunt controleren.
E-mailmelding instellen
Als u deze optie instelt ontvangt u e-mailmeldingen over de status van uw
apparaat. Door gegevens, zoals IP-adressen, hostnaam, e-mailadressen en
SMTP-servergegevens in te stellen zal de apparaatstatus (tonercassette
leeg of machinefout) automatisch naar het e-mailadres van een bepaald
persoon worden verzonden. Deze optie wordt mogelijk vaker gebruikt door
een apparaatbeheerder.
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (h
ttp://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2. De ing
ebouwde website van uw apparaat wordt geopend.
3. Selecteer
Machine Settings > E-mail Notification op het tabblad
Settings.
Als u de server voor uitgaande e-mail nog niet hebt
geconfigureerd, gaat u naar Settings > Network Settings >
Outgoing Mail Server(SMTP) om de netwerkomgeving te
configureren voor u e-mailmelding instelt.
4. Sc
hakel het selectievakje voor Enable in om E-mail Notification te
gebruiken.
5. Klik op de knop Add om een gebruiker van e-mailmelding in te stellen.
Stel de naam van de ontvanger in en het (de) e-mailadres(sen) met
me
ldingsitems waarvoor u een waarschuwing wilt ontvangen.
6. Klik op Apply.
Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet verzonden
kunnen worden. Neem in dat geval contact op met de
netwerkbeheerder.
De gegevens van de systeembeheerder instellen
Stel de gegevens van de systeembeheerder in. Deze instelling is nodig om
gebruik te kunnen maken van de optie e-mailmelding.
1. Op
en een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.x
xx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2. D
e ingebouwde website van uw apparaat wordt geopend.
3. Se
lecteer op het tabblad Security System Security > System
Administrator.
4.
Voer naam, telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de beheerder in.
5. Klik op Apply.
Het programma Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma dat de status van de printer controleert en u
daarvan op de hoogte houdt. U kunt er ook de instellingen van het apparaat
mee aanpassen. In Windows en Macintosh wordt Smart Panel automatisch
geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert. Voor Linux kunt u
Smart Panel downloaden van de website van Samsung en installeren (zie
"SmartPanel installeren" op pagina 43).
Als u dit programma wilt gebruiken, moet uw computer aan de
volgende systeemvereisten voldoen:
Windows. Controleer of de processor, het RAM-geheugen en het
vasteschijfstation van uw computer aan de specificatie voldoet (zie
"Systeemvereisten" op pagina 40).
Mac OS X 10.3 of
hoger. Controleer of de processor, het
RAM-geheugen en het vasteschijfstation van uw computer aan de
specificatie voldoet (zie "Systeemvereisten" op pagina 40).
L
inux. Controleer of de processor, het RAM-geheugen en het
vasteschijfstation van uw computer aan de specificatie voldoet (zie
"Systeemvereisten" op pagina 40).
Interne
t Explorer 5.0 of hoger voor Flash-animaties in HTML Help.
De exacte naam van uw printermodel vindt u op de meegeleverde
cd-rom.
Informatie over Smart Panel
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik, kunt u de fout controleren in
Smart Panel.
U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubb
elklik op het pictogram
voor Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows) of in het
systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de statusbalk
(Mac OS X).
Windows
Dubbelklik op dit pictogram in Windows.
Macintosh
Dubbelklik op dit pictogram in Mac OS X.
Linux
Dubbelklik op dit pictogram in Linux.
Als u daarentegen Windows gebruikt, kunt u het programma opstarten door
i
n het menu Start Programma’s of Alle programma’s > Samsung
Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Smart Panel te
selecteren.
Beheerprogramma’s_ 117
Als u al meer dan een Samsung-apparaat hebt geïnstalleerd,
selecteert u eerst het gewenste printermodel zodat u het
bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac
OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer uw
apparaat.
Het ve
nster Smart Panel en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Het programma Smart Panel toont de huidige status van de printer, het
re
sterende tonerniveau in de tonercassette(s) en een boel andere
gegevens. U kunt ook de instellingen wijzigen.
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2
Nu kopen
U kunt reservetonercassette(s) online bestellen.
3
Gebruikersha
ndleiding
U kunt de Onlinegebruikershandleiding bekijken.
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een fout
optreedt. U kunt direct naar het gedeelte
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
4
Instelling
printer
Hiermee configureert u verschillende
apparaatinstellingen in het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen. Niet alle
apparaten beschikken over deze functie.
Als u uw apparaat met een netwerk verbindt,
verschijnt het venster SyncThru™ Web
Service in plaats van het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen.
5
Instelling
stuurprogram
ma
U kunt alle apparaatopties die u nodig hebt
instellen in het venster Voorkeursinstellingen
voor afdrukken. Deze functie is alleen
beschikbaar in Windows (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op
het pictogram voor Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de
gewenste instellingen in het venster Opties.
SmarThru
Op de meegeleverde cd-rom met software vindt u SmarThru. SmarThru
biedt een aantal handige functies voor het gebruik van uw apparaat.
SmarThru starten
Volg onderstaande stappen om SmarThru te starten.
1. Z
org ervoor dat uw apparaat en de computer zijn ingeschakeld en op de
juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
2. Na de installatie van SmarThru wordt het pictogram voor SmarThru op
het bureaublad weergegeven.
3. D
ubbelklik op het pictogram SmarThru.
4. SmarThru verschijnt.
Scan to: hiermee kunt u een afbeelding scannen en opslaan in een
toepassing of map, e-mailen of op een website publiceren.
Image: hiermee kunt u een afbeelding die u als grafisch bestand
hebt opgeslagen bewerken en naar een toepassing of map sturen,
de afbeelding e-mailen of op een website publiceren.
Print:
hiermee kunt u afbeeldingen die u hebt opgeslagen afdrukken.
U kunt afbeeldingen afdrukken in zwart-wit of in kleur als uw
apparaat dit ondersteunt.
Klik voor meer informatie over SmarThru op
in de
rechterbovenhoek van het venster. Het venster SmarThru help
ve
rschijnt; u kunt de schermhulpfunctie die met het programma
SmarThru werd meegeleverd weergeven.
Volg de onderstaande stappen om de installatie van SmarThru
ongedaan te maken. Sluit alle toepassingen op de computer voor u
het programma verwijdert.
a) Selecteer in het menu Start Progra
mma’s of Alle programma’s.
b) Selecteer Sa
msung Printers > SmarThru 4 > Uninstall
SmarThru 4.
c) Lees de verklaring en klik op OK als u wordt gevraagd om uw
keuze te bevestigen.
d) Klik op Fi
nish.
Gebruik in Linux van de Unified Driver
Configurator
Unified Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver
installeren om Unified Driver Configurator te gebruiken (zie "Het Unified
Linux-stuurprogramma installeren" op pagina 43).
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt
automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw
bureaublad geplaatst.
Beheerprogramma’s_ 118
De Unified Driver Configurator openen
1. Dubbelklik op het pictogram voor Unified Driver Configurator op het
bureaublad.
U kunt ook op het pictogram Startup klikken en Samsung Unified
Driver > Unified Driver Configurator selecteren.
2. Klik op de knop
pen links om het overeenkomstige configuratievenster te
openen.
1 Printers
Configuration
2 Scanners
Configuration
3 Ports
Configuration
Klik op Help voor schermhulp.
3. Bre
ng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified
Driver Configurator te sluiten.
Het venster Printers configuration
Printers configuration telt twee tabbladen: Printers en Classes.
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver
Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te
geven.
1
Schakelt naar Printers configuration.
2
Toont alle geïnstalleerde apparaten.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URL van uw
apparaat weergegeven.
De bedieningsknoppen van de printer zijn:
Refre
sh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Pr
inter: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Remove Printe
r: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as
Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als
standaardapparaat.
St
op/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Tes
t: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of
de printer goed werkt.
Properties: hiermee kunt u de printereigenschappen weergeven en
wijzigen.
Het tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare
apparaatklassen weergegeven.
1
Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten
in de klasse aan.
Refresh: vernieuwt de lijst met klassen.
Add Cla
ss: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
Remo
ve Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
Beheerprogramma’s_ 119
Scanners configuration
In dit venster kunt u de status van scanners controleren, een lijst met
geïnstalleerde apparaten van Samsung weergeven, eigenschappen van
apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
1
Schakelt naar Scanners configuration.
2
Hiermee geeft u alle geïnstalleerde scanners weer.
3
Hiermee toont u leverancier, model en type van de scanner.
Properties: hiermee kunt u scaneigenschappen wijzigen en een
document scannen.
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
1
Schakelt naar Ports configuration.
2
Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer.
3
Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort aangesloten
apparaat en de status weer.
Refresh: hiermee kunt u de lijst met beschikbare printers vernieuwen.
R
elease port: hiermee kunt u geselecteerde poort vrijgeven.
Hiermee kunt u poorten tussen printers en scanners
delen
Uw apparaat kan via een parallelle of USB-poort op een hostcomputer
worden aangesloten. Aangezien het MFP-apparaat uit meer dan één
apparaat bestaat (printer en scanner), moet de toegang van
gebruikerstoepassingen tot deze apparaten via de enige I/O-poort op de
juiste manier gebeuren.
Het Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een geschikt
mech
anisme voor het delen van poorten dat wordt gebruikt door de
printer- en scannerstuurprogramma’s van Samsung. De
stuurprogramma’s benaderen de apparaten via zogenaamde
MFP-poorten. De huidige status van een MFP-poort kan worden
bekeken in Ports configuration. Door poorten te delen, voorkomt u dat
u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl een ander
blok in gebruik is.
Wij raden u sterk aan Unified Driver Con
figurator te gebruiken als u een
nieuw apparaat op uw systeem installeert. In dit geval wordt u gevraagd
een I/O-poort voor het nieuwe apparaat te kiezen. Met deze keuze stelt
u de meest geschikte configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor
MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
scannerstuurprogramma’s zodat de juiste instellingen standaard worden
toegepast.
onderhoud_ 120
14.onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van uw apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Het kleurcontrast aanpassen
Het serienummer zoeken
Het apparaat reinigen
De tonercassette bewaren
Onderhoudsonderdelen
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
Het kleurcontrast aanpassen
In het menu Kleur kunt u de kleurinstelling aanpassen.
1. Druk op Menu op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Kleur verschijnt en druk vervolgens op
OK.
5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aangep. kleur verschijnt en vervolgens
op OK.
6. Druk op de pi
jl-links/rechts tot het gewenste kleurmenu op het display
verschijnt en druk op OK.
U kunt het contrast van elke kleur apart instellen. Standaard
optimaliseert automatisch het kleurcontrast. Handm. aanpas. laat
u toe om het kleurcontrast voor elke cassette handmatig aan te
passen. De instelling Standaard wordt aanbevolen voor de beste
kleurkwaliteit.
7. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten zeerste aangeraden om
dit menu handmatig te bedienen.
Het serienummer zoeken
Als u contact opneemt met de klantenservice of als u zich registreert op de
website van Samsung, moet u het serienummer van uw apparaat opgeven.
Dit doet u als volgt.
1. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Serienummer verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Controle
er het serienummer van uw apparaat.
6. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
Het apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat
in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig
schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen.
De behuizing van het apparaat reinigen met reinigingsmiddelen
die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties
bevatten kan de behuizing verkleuren of vervormen.
Al
s er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is
terechtgekomen, raden wij u aan om de toner te verwijderen met
een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een
stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan
schadelijk zijn als de toner wordt ingeademd.
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije
doek. U kunt de doek bevochtigen met een beetje water, maar let erop dat
er geen water op of in het apparaat terechtkomt.
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en
stof verzamelen. Dit kan problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken,
zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd
en verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen.
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Ope
n de voorklep met behulp van de handgreep.
onderhoud_ 121
3. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
4. Trek de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat met de
handgreep.
5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de gleuf aan de voorzijde van
de beeldeenheid.
Raak het groene oppervlak van de drum in de beeldeenheid niet
aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de
onderkant niet hoeft aan te raken.
6. Ve
rwijder met een zachte, pluisvrije doek stof en gemorste toner uit de
zone rond de tonercassettes.
Als u toner op uw kleding morst, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Als e
r toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is
terechtgekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een
zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een
stofzuiger gebruikt, blaast u toner in de lucht, wat schadelijk
kan zijn voor uw gezondheid.
Laat het apparaat na het schoonmaken volledig drogen.
7. N
eem de gleuf aan de voorzijde van de beeldeenheid vast en duw de
beeldeenheid in het apparaat.
Raak het groene oppervlak van de drum in de beeldeenheid niet
aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de
onderkant niet hoeft aan te raken.
onderhoud_ 122
8. Schuif de cassette voor gebruikte toner op haar plaats en duw ze erin tot
ze goed vastzit.
9. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
10. Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
11. Ste
ek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
Scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. Wij raden
u aan om de scannereenheid bij het begin van elke dag te reinigen. Herhaal
dit indien nodig in de loop van de dag.
Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. Controleer de
naam van uw model.
De volgende procedure is voor CLX-318x(K), CLX-318xN(K) en
CLX-318xW(K)K.
1. Bevochtig
een niet-pluizende, zachte doek of een velletje keukenrol met
een beetje water.
2. Ope
n het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat schoon en droog ze af.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel en het witte blad schoon en
droog ze af.
5. Sl
uit het deksel van de scanner.
De onderstaande procedure geldt voor
de CLX-318xFN en CLX-318xFW.
1. Be
vochtig een niet-pluizende, zachte doek of een velletje keukenrol met
een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Ve
eg de glasplaat schoon en droog ze af.
4
3
1
2
1 Scannerdeksel
2 Glasplaat van
de scanner
3 ADI-folie
4 Wit vel
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel en het witte blad schoon en
droog ze af.
onderhoud_ 123
5. Duw de ADI-folie voorzichtig met een hulpmiddel zoals een pincet.
6. Houd de ADI-folie vast aan de rand en veeg beide zijden schoon tot ze
droog zijn.
7. Duw de ADI-folie zachtjes terug in het apparaat.
8. Sluit het deksel van de scanner.
De tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht,
temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan de aanbevelingen te
volgen om optimale prestaties, de beste kwaliteit en een lange levensduur
van uw nieuwe Samsung-tonercassette te garanderen.
Bewaar deze cassette op de plaats waar de printer wordt gebruikt; idealiter
in
een kantooromgeving met gecontroleerde temperatuur en vochtigheid.
De tonercassette moet in haar originele verpakking worden bewaard tot ze
wordt geïnstalleerd. Als de originele verpakking niet beschikbaar is, bedekt
u de opening op de cassette bovenaan met papier en bewaart u ze in een
donkere kast.
Door de verpakking van de cassette te openen voor u de cassette in gebruik
ne
emt, zal de levensduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk
verkorten. Bewaar de cassette niet op de grond. Volg de onderstaande
procedure om een tonercassette die u uit de printer hebt verwijderd te
bewaren.
Be
waar de cassette in de beschermhoes van de originele verpakking.
Be
waar de cassette horizontaal (niet rechtopstaand) met dezelfde kant
naar boven als in het apparaat.
Be
waar geen verbruiksartikelen onder de volgende omstandigheden:
- in te
mperaturen boven 40 °C,
- in een
omgeving met een luchtvochtigheid van minder dan 20% of
meer dan 80%,
- in
een omgeving met extreme temperatuur- of
vochtigheidsschommelingen,
- in direct zon- of kunstlicht,
- op sto
ffige plaatsen,
- in
een auto gedurende een lange periode,
- in
een omgeving met corrosieve gassen,
- in een
omgeving met zilte lucht.
Instructies voor het hanteren van cassettes
Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de cassette niet aan.
Stel
de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
D
raai de drum nooit handmatig, vooral niet in omgekeerde richting, want
hierdoor kan de cassette binnenin worden beschadigd en gaan lekken.
Gebruik van tonercassettes van andere merken en
bijgevulde tonercassettes
Het gebruik van tonercassettes van een ander merk dan Samsung in uw
printer wordt door Samsung Electronics niet aangeraden of goedgekeurd.
Hetzelfde geldt voor generieke, hervulde of gereviseerde tonercassettes,
alsook tonercassettes van een bepaald winkelmerk.
De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het apparaat
die ontstaan is als gevolg van het gebruik van een hervulde of een
gerecyclede cassette of van een tonercassette van een ander merk
dan Samsung.
De geschatte levensduur van een cassette
De geschatte levensduur van een cassette is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die afdruktaken vereisen. Het werkelijk aantal pagina’s
kan variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de pagina’s waarop u
afdrukt, het besturingssysteem, de tijd tussen de afdruktaken, het type
media en het mediaformaat. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt,
wordt er meer toner verbruikt en moet de cassette vaker worden vervangen.
onderhoud_ 124
Onderhoudsonderdelen
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten
de volgende onderdelen vervangen worden wanneer het opgegeven aantal
pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het desbetreffende
onderdeel is verstreken.
Items Aantal afdrukken (gemiddeld)
Fixeereenheid Ong. 50 000 zwart-witpagina’s of 12 500 pagina’s
in kleur
Transportrol Ong. 50 000 zwart-witpagina’s of 12 500 pagina’s
in kleur
Transporteenheid
(ITB)
Ong. 50 000 zwart-witpagina’s of 12 500 pagina’s
in kleur
Opneemrol Ong. 50 000 pagina’s
Wij raden u ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een
e
rkende serviceprovider of door de leverancier bij wie of de winkel waar u
het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de
levensduur is verstreken, wordt niet gedekt door de garantie.
Het vervangen van de batterij in het apparaat valt onder de service.
Vervang ze niet zelf.
Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een
ve
rkeerd type. U moet gebruikte batterijen wegwerpen volgens de
richtlijnen. U mag de batterij niet doorboren of verbranden.
Verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of
afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft
afgedrukt of gescand. Vervang indien nodig de betrokken onderdelen.
1. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en vervolgens op
OK.
4. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Gebruiksduur verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot het gewenste item verschijnt en druk op
OK.
In
fo verb.art.: drukt een pagina af met de gegevens van
verbruiksartikelen.
Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-sca
n: toont het aantal pagina’s dat afgedrukt werd via de ADI.
Scan
. via glas: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de
glasplaat.
Bee
ldeenheid, Transportriem, Fuser, Transportrol, Lade 1-rol:
toont het aantal afgedrukte pagina’s per item.
6. Druk op OK
om te bevestigen dat u een pagina met informatie over
onderdelen wilt afdrukken.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus.
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw
apparaat
U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn
kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit
kan verslechteren.
Al
s u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee
mensen het apparaat goed vasthouden.
Problemen oplossen_ 125
15.Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Toner herverdelen
Tips om papierstoringen te voorkomen
Vastgelopen originelen verwijderen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Papierstoringen verhelpen
Informatie over displaymeldingen
Andere problemen oplossen
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is,
verschijn
en er witte strepen of lichtere vlekken op de afdruk,
en verschij
nt de volgende melding op het display: Ber. toner voor,
knippert de Status-LED rood.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit ti
jdelijk verbeteren door de resterende
toner in de tonercassette te herverdelen. Soms blijven die witte strepen of
lichtere gebieden voorkomen, zelfs nadat de toner is herverdeeld.
1. Ope
n de voorklep met behulp van de handgreep.
2. Houd de tonercassette vast bij de grepen en trek de cassette uit de
printer.
3. Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner in de
cassette gelijkmatig te verdelen.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water
gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Neem
de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de
onderkant aanraakt.
4. C
ontroleer of de kleur van de tonercassette overeenkomt met de
kleursleuf en neem vervolgens de handgrepen op de tonercassette vast.
Schuif de cassette in de printer tot ze op haar plaats klikt.
5. Sluit de voorklep. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Problemen oplossen_ 126
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type
afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende richtlijnen als er een
papierstoring optreedt (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 127):
Zorg
ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie
"Papier in de lade plaatsen" op pagina 71).
Plaats niet te ve
el papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig he
t papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voor u
het in de lade plaatst.
Geb
ruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats
geen verschillende soorten papier in een lade.
Geb
ruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Papierformaat en -type
instellen" op pagina 74).
Zorg
ervoor dat het afdrukmateriaal in de lade wordt geplaatst met de
afdrukzijde naar boven.
Vastgelopen originelen verwijderen (alleen
CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Als een origineel vastloopt in de ADI verschijnt er een
waarschuwingsbericht op het display.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of
gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. O
pen de klep van de ADI.
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI.
Ga naar stap 5 als u geen papier ziet in dit gebied.
4. Sl
uit de klep van de ADI. Als u pagina’s hebt verwijderd, plaatst u ze
terug in de ADI.
5. Open het deksel van de scanner.
6. Grijp
het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergebied door het voorzichtig met beide handen naar rechts te
trekken.
1
1 Scannerdeksel
Problemen oplossen_ 127
7. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw
in de ADI.
Papierstoringen verhelpen
Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht
op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te kijken waar het
papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
Bericht Plaats Ga naar
Pap.st.
in lade 1
In het
papierinvoergedeelte en
binnen in het apparaat
Zie "In de papierlade"
op pagina 127.
Pap.st.
in app.
Binnenin het apparaat Zie "In het gebied rond
de fixeereenheid" op
pagina 127.
Pap.st.
in uitv.gebied
Binnen in het apparaat en
in het papierinvoergebied
Zie "In het
papieruitvoergebied"
op pagina 128.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige
meldingen mogelijk niet op het display.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
secties om de papierstoring te verhelpen.
In de papierlade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Het vastgelopen papier
wordt automatisch uitgevoerd.
Als het papier niet uit het apparaat komt, gaat u door met de volgende
stap.
2. Haal
lade 1 uit het apparaat.
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Als het papier niet naar buiten komt als u eraan trekt, of als er geen
papier te zien is in dit deel van de printer, controleert u de fixeereenheid
rond de tonercassette (zie "In het gebied rond de fixeereenheid" op
pagina 127).
4. Sch
uif lade 1 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
In het gebied rond de fixeereenheid
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de fixeereenheid
te verwijderen.
1. Ope
n eerst de scannereenheid en daarna de binnenklep.
1
2
Raak de fixeereenheid onder de binnenklep niet aan. De
fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken! Wees
voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
Problemen oplossen_ 128
2. Haal terwijl u de binnenklep openhoudt zorgvuldig het vastgelopen
papier uit het apparaat. De binnenklep zal vervolgens automatisch
sluiten. Laat de scannereenheid voorzichtig en langzaam zakken tot ze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Zorg dat uw vingers niet geklemd raken!
Als u het papier niet ziet, laat u de scannereenheid voorzichtig en
lang
zaam zakken tot ze volledig is gesloten. Ga door met de volgende
stap.
3. Ope
n de achterklep om het vastgelopen papier te verwijderen.
4. Verwijder het papier door er voorzichtig in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Hiermee kunt u vastgelopen papier doorgaans
verwijderen.
5. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
In het papieruitvoergebied
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Het vastgelopen papier
wordt automatisch uitgevoerd.
2. T
rek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand
ondervindt wanneer u eraan trekt, en ga door met de volgende stap.
3. Ope
n de achterklep.
4. Indien u het vastgelopen papier ziet, trek het dan recht naar boven. Ga
door met stap 10.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand
ondervindt wanneer u eraan trekt, en ga door met de volgende stap.
Problemen oplossen_ 129
5. Trek de hendel van de fixeereenheid omhoog.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig
wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
6. Open eerst de scannereenheid en daarna de binnenklep.
1
2
7. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
8. Laat de scannereenheid voorzichtig en langzaam zakken tot ze volledig
is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet geklemd raken!
9. D
uw de hendel van de fixeereenheid omlaag.
10. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_ 130
Informatie over displaymeldingen
Er verschijnen berichten op het display van het bedieningspaneel om de
status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande
tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp indien nodig het
probleem.
Berichten op het display controleren
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat
uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren.
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als
het probleem zich blijft voordoen.
Als u contact opneemt met de klantenservice is het nuttig dat u het
bericht op het display doorgeeft.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige
meldingen mogelijk niet op het display.
[foutnummer] geeft het foutnummer aan.
[ladenummer] geeft het ladenummer aan.
[mediatype] geeft het mediatype aan.
[mediaformaat] geeft het mediaformaat aan.
[kleur] geeft de kleur van de toner of van de afbeeldingseenheid
aan.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
[COMM.-fout] Het apparaat heeft
een
communicatieproblee
m.
Vraag de afzender om
de fax opnieuw te
verzenden.
[Incompatibel] Het apparaat heeft
een fax ontvangen
van een nummer dat
als een ongewenst
faxnummer is
geregistreerd.
De ontvangen
faxgegevens worden
verwijderd. Herbevestig
de instellingen voor
ongewenste faxnummers
(zie
"De faxinstellingen
wijzigen" op pagina 109).
[Lijn bezet] Het ontvangende
faxapparaat antwoordt
niet of de lijn is al in
gebruik.
Wacht enkele minuten
en probeer het opnieuw.
[Lijnfout] Uw apparaat kan
geen verbinding tot
stand brengen met het
ontvangende
faxapparaat of de
verbinding is
verbroken als gevolg
van een probleem met
de telefoonlijn.
Probeer het opnieuw. Als
het probleem zich blijft
voordoen, wacht u een
uurtje en probeert u het
opnieuw. Of schakel de
ECM-modus in (zie
"Fax
instellen (alleen
CLX-318xFN/
CLX-318xFW)" op
pagina 109).
BOOTP-probl. Aut.
IP uitv.
Toewijzing van
IP-adres is mislukt. Dit
gebeurt wanneer
Auto IP voor BOOTP
is ingesteld in
SyncThru Web
Service.
Wijzig de methode voor
het toewijzen van
IP-adressen naar DHCP
of Static. Als u deze
optie niet wijzigt, zal de
BOOTP-server
voortdurend vragen om
het toewijzen van het
IP-adres.
BOOTP-probl.
Herconf. DHCP
Toewijzing van
IP-adres is mislukt. Dit
gebeurt wanneer
Auto IP voor BOOTP
niet is ingesteld in
SyncThru Web
Service.
Wijzig de methode voor
het toewijzen van
IP-adressen naar DHCP
of Static. Als u deze
optie niet wijzigt, zal de
BOOTP-server
voortdurend vragen om
het toewijzen van het
IP-adres.
DHCP-probl.: Aut.
IP uitv.
Toewijzing van
IP-adres is mislukt. Dit
gebeurt wanneer
Auto IP voor DHCP is
ingesteld in SyncThru
Web Service.
Wijzig de methode voor
het toewijzen van
IP-adressen naar
BOOTP of Static. Als u
deze optie niet wijzigt,
zal de DHCP-server
voortdurend vragen om
het toewijzen van het
IP-adres.
DHCP-probl.
Herconf. BOOTP
Toewijzing van
IP-adres is mislukt. Dit
gebeurt wanneer
Auto IP voor DHCP
niet is ingesteld in
SyncThru Web
Service.
Wijzig de methode voor
het toewijzen van
IP-adressen naar
BOOTP of Static. Als u
deze optie niet wijzigt,
zal de DHCP-server
voortdurend vragen om
het toewijzen van het
IP-adres.
Verw. vastgel. doc. Het geplaatste
origineel is
vastgelopen in de
ADI.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Vastgelopen originelen
verwijderen (alleen
CLX-318xFN/
CLX-318xFW)" op
pagina 126).
Klep open.
Sluit klep.
De voorklep is niet
goed gesloten.
Sluit de klep goed. De
klep moet vastklikken.
Fout [foutnummer]
Cont. klantend.
Er is een systeemfout
opgetreden.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem
contact op met een
medewerker van de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 131
Fout [foutnummer]
Zet uit en aan
Er is een systeemfout
opgetreden.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem
contact op met een
medewerker van de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Plaats tonercas.
De tonercassette is
niet geïnstalleerd of
ze is niet correct
geplaatst.
Installeer de
tonercassette opnieuw.
Herhaal dit twee of drie
keer om te controleren of
ze stevig op haar plaats
zit. Als het probleem zich
blijft voordoen betekent
dit dat de tonercassette
niet wordt gedetecteerd.
Neem contact op met de
klantenservice.
Geh. vol Verw. taak Het geheugen is vol. Druk op de pijl-links/
rechts om Annuleren of
Start te selecteren en
vervolgens op OK. Als u
Annuleren selecteert,
breekt het apparaat de
faxtaak af. Als u Start
selecteert, verzendt het
apparaat alleen de
ingescande documenten
van de faxtaak.
Netw.probl.:
IP-conflict
Het IP-adres wordt
elders gebruikt.
Controleer het IP-adres
of stel een nieuw
IP-adres in.
Geen antwoord Het andere
faxapparaat neemt
zelfs na verschillende
pogingen niet op.
Probeer het opnieuw. Ga
na of het andere
faxapparaat aan staat.
[kleur] TC
niet comp.
De tonercassette is
niet geschikt voor dit
apparaat.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele
Samsung-cassette (zie
"De tonercassette
vervangen" op
pagina 145).
Geen opvangbak
gepl.
De cassette voor
gebruikte toner is niet
geïnstalleerd.
Installeer de cassette
voor gebruikte toner.
Geen originele
[kleur] tonercas.
De tonercassette is
geen originele
cassette van
Samsung.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele
Samsung-cassette (zie
"De tonercassette
vervangen" op
pagina 145).
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Uitvoerlade vol
Verw. afdrukken
De uitvoerlade is vol.
Of de sensor is niet
naar onder gericht.
Verwijder het papier uit
de uitvoerlade, waarna
de printer doorgaat met
afdrukken.
Lade 1
leeg
Er bevindt zich geen
papier in lade 1.
Plaats papier in lade 1
(zie
"Papier in de lade
plaatsen" op pagina 71).
Pap.st.
in uitv.gebied
Er is papier
vastgelopen in het
papieruitvoergebied.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"In het
papieruitvoergebied" op
pagina 128).
Pap.st.
in lade 1
Er is papier
vastgelopen in het
gebied rond Lade 1.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"In de papierlade" op
pagina 127).
Pap.st.
in app.
Er is papier
vastgelopen in het
apparaat.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"In het gebied rond de
fixeereenheid" op
pagina 127).
Ber. b.een. voor
De geschatte
levensduur van de
beeldeenheid is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
beeldeenheid gereed
voor vervanging (zie
"Verkrijgbare
verbruiksartikelen" op
pagina 144).
Bereid nieuwe
transp.riem voor
De geschatte
levensduur van de
transporteenheid
(ITB) is bijna bereikt.
De geschatte levensduur
van de transporteenheid
(ITB) is bijna bereikt (zie
"Verkrijgbare onderdelen
voor onderhoud" op
pagina 145).
Verw. afsluitt.
en plaats TC
Het apparaat vindt
geen tonercassette.
Verwijder de
afdichtingstape van de
tonercassette. Lees
eerste de Beknopte
installatiehandleiding.
Plaats nieuwe
transportriem
De geschatte
levensduur van de
transporteenheid
(ITB) is bijna bereikt.
Vervang de
transporteenheid (ITB)
door een nieuwe (zie
"Verkrijgbare onderdelen
voor onderhoud" op
pagina 145).
Plaats nieuwe
transportrol
De geschatte
levensduur van de
transportrol is bijna
bereikt.
Vervang de transportrol
door een nieuwe (zie
"Verkrijgbare onderdelen
voor onderhoud" op
pagina 145).
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 132
Ber. toner voor
De tonercassette
bevat nog een kleine
hoeveelheid toner. De
geschatte levensduur
van de cassette is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe
cassette gereed om de
oude cassette te
vervangen. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk
verhogen door de toner
te herverdelen (zie
"Toner herverdelen" op
pagina 125).
Fuser weldra
vervangen
De geschatte
levensduur van de
fixeereenheid is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
fixeereenheid gereed
voor vervanging (zie
"Verkrijgbare onderdelen
voor onderhoud" op
pagina 145).
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Vervang toner
De aangegeven
tonercassette is bijna
aan het einde van
haar geschatte
levensduur. Het
apparaat stopt
mogelijk met
afdrukken.
De geschatte
levensduur van
een cassette
verwijst naar de
verwachte of
geschatte
levensduur van
een
tonercassette.
Het geeft aan
hoeveel
afdrukken er
gemiddeld
kunnen worden
gemaakt met de
cassette
conform ISO/
IEC 19798.
Als Stop of Doorgaan
op het LCD-scherm
verschijnt, kiest u een
van deze items. Als u
Stop selecteert, stopt
het apparaat met
afdrukken en kunt u
niet verder afdrukken
zonder de cassette te
vervangen. Als u
Doorgaan selecteert,
gaat het apparaat
door met afdrukken,
maar kan de
afdrukkwaliteit niet
worden
gegarandeerd.
Wanneer dit bericht
verschijnt, vervang
dan de tonercassette
voor een optimale
afdrukkwaliteit. Als u
de cassette verder
blijft gebruiken kunnen
er problemen rijzen
met de afdrukkwaliteit
(zie
"De tonercassette
vervangen" op
pagina 145).
Samsung raadt
gebruik van
niet-originele
Samsung-tonercass
ettes af (bv. hervulde
of gereviseerde
tonercassettes).
Samsung kan de
kwaliteit van
niet-originele
Samsungtonercasse
ttes immers niet
garanderen.
Onderhoud en
reparaties die vereist
zijn als gevolg van
het gebruik van
niet-originele
Samsungtonercasse
ttes worden niet
gedekt door de
garantie van het
apparaat.
Als het apparaat stopt
met afdrukken,
vervangt u de
tonercassette (zie
"De
tonercassette
vervangen" op
pagina 145).
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 133
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen met
de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven
volgorde tot het probleem is verholpen. Neem contact op met de
klantenservice als het probleem aanhoudt.
Andere mogelijke problemen:
Zie "Voedingsproblemen" op pagina 133.
Zie "Problemen met papierinvoer" op pagina 134.
Zie "Afdrukproblemen" op pagina 135.
Zie "Problemen met de afdrukkwaliteit" op pagina 137.
Zie "Problemen met kopiëren" op pagina 140.
Zie "Problemen met scannen" op pagina 140.
Zie "Problemen met faxen" op pagina 141.
Zie "Probleem met Samsung Scan- en faxbeheer" op pagina 141.
Zie "Veelvoorkomende problemen onder Windows" op pagina 141.
Zie "Veelvoorkomende problemen onder Linux" op pagina 142.
Zie "Veelvoorkomende problemen onder Macintosh" op pagina 143.
Voedingsproblemen
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over het oplossen
van voedingsproblemen.
Plaats nieuwe
fixeereenheid
De geschatte
levensduur van de
fixeereenheid is bijna
bereikt.
Vervang de
fixeereenheid door een
nieuwe (zie "Verkrijgbare
onderdelen voor
onderhoud" op
pagina 145).
Vervang bld.een.
De geschatte
levensduur van de
beeldeenheid is bijna
bereikt.
Vervang de
beeldeenheid door een
nieuwe (zie "De
beeldeenheid
vervangen" op
pagina 146).
Zelfdiagnose
Even geduld
De printermotor
controleert een aantal
problemen die werden
ontdekt.
Een ogenblik geduld.
Tonertoevoerfout
Het apparaat vindt
geen tonercassette.
Verwijder de
beschermingsstrip uit de
tonercassette (zie
"De
tonercassette
vervangen" op
pagina 145). Open de
klep aan de voorzijde en
sluit ze weer. Schakel
het apparaat uit en weer
in als het probleem blijft
bestaan.
Te veel faxen Verw.
Taak
Er zijn te veel faxen
ontvangen.
Verwijder ontvangen
faxen.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
krijgt geen
stroom,
of de
verbindingskabel
tussen de
computer en het
apparaat is niet
goed
aangesloten.
Ste
ek het netsnoer in en druk op (Aan/Uit) op
het bedieningspaneel.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem
opnieuw aan.
- Lo
kaal afdrukken
- Voor afdrukken via het netwerk (alleen
CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/CLX-318xFW)
Problemen oplossen_ 134
Problemen met papierinvoer
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het papier loopt vast
tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 127).
Papier kleeft aan
elkaar.
Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt.
De lade kan tot 130 vellen papier bevatten,
afhankelijk van de papierdikte.
Zo
rg dat u een geschikte papiersoort gebruikt
(zie "Papierformaat en -type instellen" op
pagina 74).
Haa
l het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In
vochtige omstandigheden kunnen
bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven
kleven. Plaats een nieuwe stapel papier.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in
de lade worden geplaatst. Plaats papier van
maar één soort, formaat en gewicht.
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
Het papi
er werd niet goed in de lade
geplaatst. Verwijder het papier en plaats het
op de juiste manier in de lade.
Er l
igt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het pa
pier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties van het apparaat voldoet
(zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69).
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
U geb
ruikt een verkeerde papiersoort.
Gebruik alleen papier dat aan de specificaties
van het apparaat voldoet (zie "Afdrukmedia
selecteren" op pagina 69).
Er
zitten mogelijk materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder
eventuele resten.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten
van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten
de envelop net raken).
Problemen oplossen_ 135
Afdrukproblemen
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten. Controleer de
aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als de
standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende in het apparaat.
De voor- of achterklep is niet gesloten. Sluit de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen
verhelpen" op pagina 127).
De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier
in de lade plaatsen" op pagina 71).
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een
tonercassette.
Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is niet
goed aangesloten.
Maak de kabel van het
apparaat los en sluit hem
opnieuw aan.
De
verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en
druk een document af. U kunt
ook proberen om een andere
kabel voor uw apparaat te
gebruiken.
De poortinstelling is
verkeerd.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste poort
wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort is
aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
om na te gaan of
alle afdrukinstellingen correct
zijn (zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 76).
Het
printerstuurprogram
ma is mogelijk niet
goed geïnstalleerd.
Herstel de software van het
apparaat (zie
"Het
stuurprogramma van een
USB-apparaat installeren" op
pagina 41).
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft. Als de
fout niet kan worden
verholpen, neem dan contact
op met een medewerker van
de klantenservice.
Het apparaat
drukt niet af.
Het document is zo
groot dat er niet
voldoende ruimte
op de harde schijf
van de computer is
om toegang te
krijgen tot de
afdruktaak.
Wijs meer vasteschijfruimte
op de computer toe voor
spooling en probeer af te
drukken.
De uitvoerlade is
vol.
Ze kan tot 80 vellen (80 g/m
2
)
normaal papier bevatten.
Wanneer het papier uit de
uitvoerlade is verwijderd,
gaat het apparaat door met
afdrukken.
Als het apparaat
lange tijd aan een
stuk door wordt
gebruikt, kan de
afdruksnelheid
afnemen of kan het
apparaat de taken
onderbreken om af
te koelen.
Wacht tot het apparaat is
afgekoeld. De printer gaat
automatisch door met
afdrukken nadat het apparaat
is afgekoeld.
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoerbron.
Mogelijk is in de
printereigenschapp
en de verkeerde
papierbron
geselecteerd.
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Papier onder
printereigenschappen.
Selecteer de juiste
papierbron. Raadpleeg de
help bij het
printerstuurprogramma.
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is blanco.
De afdrukstand
werd mogelijk
verkeerd ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met
het formaat van het
papier in de lade.
Controleer of het
papierformaat in de
printerinstellingen
overeenstemt met het papier
in de lade of met de
papierselectie in de
instellingen van de
softwaretoepassing die u
gebruikt.
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 136
Het apparaat
drukt af, maar de
tekst is
verkeerd,
vervormd of
onvolledig.
De kabel van het
apparaat zit los of is
defect.
Maak de kabel van het
apparaat los en sluit hem
opnieuw aan. Druk een
document af dat u eerder wel
correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit kabel en
apparaat indien mogelijk op
een andere computer aan en
druk een document af dat u
eerder wel correct hebt
kunnen afdrukken. Als dit niet
helpt, sluit u een nieuwe
printerkabel aan.
Het verkeerde
printerstuurprogram
ma is geselecteerd.
Controleer in het
printerkeuzemenu van de
toepassing of uw apparaat is
geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op.
Schakel het apparaat uit en
weer in.
Er worden
blanco pagina’s
"afgedrukt".
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel de toner indien
nodig (zie
"Toner
herverdelen" op pagina 125).
Vervang indien nodig de
tonercassette (zie
"De
tonercassette vervangen" op
pagina 145).
Het bestand bevat
mogelijk blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Er is mogelijk een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
Het apparaat
drukt het
PDF-bestand
niet juist af.
Sommige delen
van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het
PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Mogelijk kunt u het probleem
oplossen door het
PDF-bestand af te drukken
als afbeelding. Schakel Print
As Image uit de afdrukopties
van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
De
afdrukkwaliteit
van de foto’s is
niet goed. De
afbeeldingen zijn
niet duidelijk.
De resolutie van de
foto is erg laag.
Maak de foto kleiner. Als u de
foto in de softwaretoepassing
vergroot, vermindert de
resolutie.
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde oplossingen
Er komt voor het
afdrukken stoom
uit het apparaat
ter hoogte van
de uitvoerlade.
Het gebruik van
geperforeerd papier
kan aanleiding
geven tot de
verspreiding van
dampen tijdens het
afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga
gewoon door met afdrukken.
Het afgedrukte
papier krult op.
Papierkrulling wordt
door verschillende
factoren
veroorzaakt, zoals
temperatuur,
vochtigheid, type
papier, grote
dekkingsgraad
enzovoort.
Gebruik de optie
Papierkrulling beperken.
Ga naar
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 76), klik
op het tabblad Geavanceerd
en klik op het selectievakje
Papierkrulling beperken.
Deze optie optimaliseert de
omgevingsfactoren om
papierkrulling te beperken.
Het afgedrukte
papier krult op.
De instelling voor de
papiersoort klopt
niet.
Stel de resolutie van de
printer anders in en probeer
het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel de
papiersoort in op Dik papier
(zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 76).
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 137
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
tot een verminderde afdrukkwaliteit leiden. Raadpleeg de onderstaande
tabel om het probleem te verhelpen.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte
op de afdruk ziet:
De toner is bijna op. Door de resterende toner
over de cassette te verdelen, kunt u er
waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee
maken (zie "Toner herverdelen" op
pagina 125). Als de afdrukkwaliteit hierdoor
niet verbetert, moet u een nieuwe
to
nercassette plaatsen.
Het papier voldoet mogelijk niet aan de
papierspecificaties. Het kan bijvoorbeeld te
vochtig of te ruw zijn (zie "Afdrukmedia
selecteren" op pagina 69).
Al
s de hele pagina te licht is, is de
afdrukresolutie te laag ingesteld of bevindt het
apparaat zich in energiebesparende modus.
Wijzig de afdrukresolutie en schakel de
energiebesparende modus uit. Raadpleeg de
Help bij het printerstuurprogramma.
Een combin
atie van vage plekken en vegen
kan erop wijzen dat de tonercassette moet
worden gereinigd.
Het
oppervalk van de Laser Scanning Unit
(LSU) in het apparaat is mogelijk vuil. Reinig
het LSU-gedeelte, neem contact op met de
klantenservice.
De bovenste helft
van
het papier is
lichter bedrukt dan
de rest van het
papier.
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Ste
l de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw.
Ga naar Vo
orkeursinstellingen voor
afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel
het papiertype in op Kringlooppapier.
Tonervlekken
Het papier voldoet mogelijk niet aan de
papierspecificaties. Het kan bijvoorbeeld te
vochtig of te ruw zijn (zie "Afdrukmedia
selecteren" op pagina 69).
He
t papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe (zie "De binnenkant
reinigen" op pagina 120).
Onregelmatighede
n
Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans
ronde, plekken verschijnen:
Er zit
mogelijk een slecht vel tussen het
papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een ander
merk (zie "Afdrukmedia selecteren" op
pagina 69).
D
e hele partij papier is niet in orde. Problemen
tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat
sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
Stel
de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik
op het tabblad Papier en stel het type in op
Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 76).
Als het probleem hiermee niet kan worden
opgelost neemt u contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
H
et papier is te ruw en er valt veel vuil van het
papier op de interne onderdelen in het
apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan zijn.
Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
H
et papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Verticale strepen Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont:
Er zit
waarschijnlijk een kras op de
lichtgevoelige drum in de tonercassette.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 145).
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
H
et oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het
LSU-gedeelte, neem contact op met de
klantenservice.
Zwarte
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Geb
ruik papier met een lager gewicht (zie
"Afdrukmedia selecteren" op pagina 69).
Controleer de omgevingsvoorwaarden:
bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of
extreem vochtige condities (relatieve
luchtvochtigheid van meer dan 80%) kunnen
leiden tot een grijzere achtergrond.
Ve
rwijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 145).
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 138
Tonervegen Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De
binnenkant reinigen" op pagina 120).
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie "Afdrukmedia selecteren" op
pagina 69).
Ver
wijder de tonercassette en plaats een
nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 145).
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
A
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De to
nercassette is mogelijk beschadigd. Als
een markering zich met regelmatige
tussenafstanden herhaalt, moet u enkele
reinigingsvellen afdrukken om de cassette te
reinigen. Als de problemen zich na het
afdrukken blijven voordoen, vervangt u de
oude tonercassette door een nieuwe (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 145).
Er zit mo
gelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op
de achterkant van de pagina bevinden, zal het
probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s
vanzelf verdwijnen.
De fi
xeereenheid is mogelijk beschadigd.
Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op
de afdruk voorkomen.
Mi
sschien is het papier te vochtig. Probeer af
te drukken met een nieuwe stapel papier.
Maak een pak papier pas open op het moment
dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet
te veel vocht opneemt.
Wij
zig de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te voorkomen
dat er wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als de hele pagina is bedekt met
schaduwvlekken, kiest u een andere
afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing
of via de printereigenschappen.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Er blijven
tonerdeeltjes
hangen aan
vetgedrukte tekens
of foto’s.
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbCc
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Stel
de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw.
Ga naar Voo
rkeursinstellingen voor
afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel
het papiertype in op Kringlooppapier.
Misvormde tekst
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect)
is het papier mogelijk te glad. Probeer een
ander soort papier (zie "Afdrukmedia
selecteren" op pagina 69).
Als teke
ns er misvormd uitzien en een golvend
effect vertonen, is de scannereenheid mogelijk
aan onderhoud toe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice voor
ondersteuning.
Papier schuin
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie "Afdrukmedia selecteren" op
pagina 69).
Z
org ervoor dat papier of andere afdrukmedia
juist zijn geplaatst en dat de geleiders niet te
los of te strak zijn afgesteld.
Gekruld of gegolfd
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Papier kan krullen als de
temperatuur of de vochtigheid te hoog is (zie
"Afdrukmedia selecteren" op pagina 69).
Draa
i de stapel papier in de lade om. Probeer
ook eens om het papier 180° te draaien in de
lade.
Vouwen of kreuken
A
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie "Afdrukmedia selecteren" op
pagina 69).
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer
ook eens om het papier 180° te draaien in de
lade.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 139
Achterkant van
afdrukken is vuil
Een tonercassette lekt mogelijk. Reinig de
binnenkant van het apparaat (zie "De binnenkant
reinigen" op pagina 120).
Eén vaste kleur of
zwa
rte pagina’s
A
De tonercassette werd mogelijk niet goed
geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze
opnieuw.
Mog
elijk is de tonercassette defect en moet ze
worden vervangen. Verwijder de tonercassette
en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 145).
He
t apparaat moet mogelijk worden hersteld.
Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Losse toner
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De
binnenkant reinigen" op pagina 120).
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie "Afdrukmedia selecteren" op
pagina 69).
Ver
wijder de tonercassette en plaats een
nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 145).
L
ost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Openingen in
teke
ns
Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er
witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart
zouden moeten zijn.
Als d
it probleem optreedt bij transparanten
probeert u een ander soort transparant. Als
gevolg van de samenstelling van de
transparanten kunnen onvolledige tekens
voorkomen.
Mi
sschien drukt u af op de verkeerde kant van
het papier. Verwijder het papier en draai het
om.
Mo
gelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties (zie "Afdrukmedia
selecteren" op pagina 69).
Probleem Voorgestelde oplossingen
Horizontale
strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
De
tonercassette is mogelijk verkeerd
geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze
opnieuw.
D
e tonercassette is mogelijk defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe (zie
"De tonercassette vervangen" op pagina 145).
L
ost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
D
raai de papierstapel in de lade om. Probeer
ook eens om het papier 180° te draaien in de
lade.
Stel
de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76).
Er verschijnt
v
oortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, er zit
losse toner op de
afdruk, of de
afdruk is te licht of
vuil.
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een
ho
ogte van 1 000 m of meer. Een dergelijke
hoogte kan de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bv.
losse toner of een lichte afdruk). U kunt de juiste
hoogte van de locatie waarop het apparaat zich
bevindt selecteren (zie "Luchtdruk of hoogte
aanpassen" op pagina 64
).
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 140
Problemen met kopiëren
Probleem Doe het volgende
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Maak de achtergrond van kopieën lichter of
donkerder met behulp van Tonersterkte in
Kopieerfunctie (zie "De instellingen per kopie
wijzigen" op pagina 84).
Uitgesmeerde
stu
kken, lijnen,
vlekken of stippen
verschijnen op
kopieën.
Gebruik Tonersterkte in Kopieerfunctie om
de achtergrond van uw kopieën lichter te
maken als de onregelmatigheden zich op het
origineel bevinden (zie "De instellingen per
kopie wijzigen" op pagina 84).
Als het origi
neel geen onregelmatigheden
vertoont, moet u de scannereenheid reinigen
(zie "Scannereenheid reinigen" op
pagina 122).
Kopie staat scheef. Z
org dat het origineel met de voorzijde naar
beneden op de glasplaat is geplaatst.
Co
ntroleer of het kopieerpapier op de juiste
manier in het apparaat werd geplaatst.
Afgedrukte kopieën
zi
jn blanco.
Zorg dat het origineel met de voorzijde naar
beneden op de glasplaat is geplaatst.
Afdruk geeft
ge
makkelijk af.
Vervang het papier in de lade door papier uit
een nieuw pak.
In
vochtige omstandigheden mag u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Kopieerpapier loopt
reg
elmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg ze
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een nieuwe
partij. Controleer de papiergeleiders en stel
ze indien nodig beter af.
Gebrui
k alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht.
Na
dat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten van kopieerpapier in
het apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette
gaat minder lang
mee dan verwacht.
Uw originelen bevatten mogelijk
afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke
lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere
documenten die meer toner verbruiken.
He
t deksel van de scanner werd mogelijk
opengelaten tijdens het kopiëren.
Scha
kel het apparaat uit en weer in.
Problemen met scannen
Probleem Voorgestelde oplossingen
De scanner doet het
niet.
Zorg dat het origineel met de voorzijde naar
beneden op de glasplaat is geplaatst.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen vrij
voor het document dat u wilt scannen. Ga na
of de functie Prescan werkt. Probeer een
lagere scanresolutie.
Con
troleer of de kabel van uw apparaat op
de juiste wijze is aangesloten.
Con
troleer of de USB-kabel is beschadigd.
Vervang de kabel door een kabel waarvan u
zeker weet dat hij werkt. Vervang indien
nodig de kabel.
Con
troleer of de scanner correct is
geconfigureerd. Controleer de
scaninstellingen in SmarThru of in de
toepassing die u wilt gebruiken om er zeker
van te zijn dat de scantaak naar de juiste
poort wordt verzonden (bijvoorbeeld
USB001).
Het apparaat doet erg
lan
g over een
scanopdracht.
Ga na of het apparaat tegelijkertijd bezig is
met het afdrukken van ontvangen gegevens.
Wacht in dat geval met scannen tot de
afdruktaak is voltooid.
Het inscan
nen van afbeeldingen kost meer
tijd dan het inscannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig
is om de ingescande afbeelding te
analyseren en te reproduceren. Stel de
printerpoort van uw computer in op
ECP-modus (in de BIOS-instellingen van de
computer). De communicatiesnelheid gaat
dan omhoog. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van uw computer
voor meer informatie over de
BIOS-instellingen.
Er verschijnt een
ber
icht op het
beeldscherm:
App
araat kan niet
in de gewenste H/
W-modus staan.
Poort wordt
g
ebruikt door een
ander programma.
Poort is
ge
deactiveerd.
Scanner is bezig
met ontvangen of
afdrukken van
gegevens. Probeer
het opnieuw zodra
de huidige opdracht
is voltooid.
Ongeldige ingang.
Scannen is mislukt.
Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak
uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te
voeren nadat de voorgaande taak is
voltooid.
De ge
selecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op en
probeer het opnieuw.
De kabe
l van uw apparaat is wellicht niet
goed aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Het sca
nnerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of het besturingssysteem is
niet correct ingesteld.
Con
troleer of het apparaat op de juiste wijze
is aangesloten en ingeschakeld is. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabe
l is wellicht niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Problemen oplossen_ 141
Problemen met faxen
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat werkt
niet, het display blijft
leeg of de toetsen
reageren niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek hem er weer in.
Controleer of er stroom staat op het
stopcontact.
Geen kiestoon. Co
ntroleer of het telefoonsnoer op de juiste
wijze is aangesloten.
Controleer of de wandcontactdoos in orde is
door er een ander telefoontoestel op aan te
sluiten.
De in het geheugen
op
geslagen
nummers worden
verkeerd gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen. Een adresboeklijst
afdrukken (zie "Het adresboek instellen" op
pagina 104).
Het origineel wordt
niet in
het apparaat
ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga
na of het origineel het juiste formaat heeft en
niet te dik of te dun is.
Co
ntroleer of de ADI goed is gesloten.
De
rubbermat van de automatische
documentinvoer is mogelijk aan vervanging
toe. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Faxberichten
wo
rden niet
automatisch
ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Co
ntroleer of er een foutmelding wordt
weergegeven op het display. Los in dat geval
het gemelde probleem op.
Het apparaat
ver
zendt geen
faxberichten.
Zorg dat het origineel zich in de ADI of op de
glasplaat van de scanner bevindt.
Controleer of het andere faxapparaat uw
faxbericht kan ontvangen.
Een ontvangen
faxb
ericht is
gedeeltelijk blanco
of is van slechte
kwaliteit.
Er is mogelijk een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Co
ntroleer het apparaat door een kopie te
maken.
Een
van de tonercassettes is aan het eind
van haar geschatte gebruiksduur. Vervang de
tonercassette (zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 145).
Sommige woorden
van
een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Er is een tijdelijke storing opgetreden in het
documenttransport vanaf het apparaat waarvan
het faxbericht afkomstig is.
Er staan strepen op
de
originelen die u
hebt verzonden.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig
deze indien nodig (zie "Scannereenheid
reinigen" op pagina 122).
Het nummer wordt
gekozen maar er kan
geen verbinding tot
stand worden
gebracht met de
andere fax.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er
geen oproepen worden beantwoord. Vraag de
gebruiker van het andere apparaat om het
probleem op te lossen.
Faxen worden niet in
het ge
heugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als het scherm met de status
van het geheugen verschijnt, verwijdert u
faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het
geheugen en probeert u vervolgens de fax
opnieuw op te slaan. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Er verschijnen
blan
co stukken
onderaan op de
pagina, met een
kleine strook tekst
bovenaan.
U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Zie "Papierformaat en -type instellen" op
pagina 74 voor informatie over
papierinstellingen.
Probleem met Samsung Scan- en faxbeheer
Probleem Doe het volgende
Samsung Scan- en
faxbeheer werkt
niet.
Controleer uw systeemvereisten. Samsung
Scan- en faxbeheer werkt in Windows en
Macintosh (zie "Systeemvereisten" op
pagina 40).
Veelvoorkomende problemen onder Windows
Probleem Voorgestelde oplossingen
Tijdens de installatie
verschijnt het
ber
icht "Bestand in
gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle
softw
are uit de printerprogrammagroep en start
Windows opnieuw op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Alg
emene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows
op
nieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
Het bericht "Kan niet
afdru
kken", "Er is
een time-outfout in
de printer
opgetreden"
verschijnt.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken
verschij
nen. Wacht tot het apparaat klaar is met
afdrukken. Als het bericht verschijnt in
stand-bymodus of nadat de afdruk is voltooid,
controleert u de aansluiting en/of gaat u na of er
een fout is opgetreden.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met
uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen
in Windows.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 142
Veelvoorkomende problemen onder Linux
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open Unified Driver
Configurator en selecteer het tabblad
Printers in Printers configuration om de lijst
met beschikbare printers weer te geven.
Controleer of uw apparaat in de lijst staat. Als
dit niet zo is, opent u Add new printer wizard
om uw apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer
uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de
omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op de knop Stopped als de
status de tekenreeks Start bevat. Hierna zou
het apparaat weer normaal moeten werken.
De status "stopped" kan geactiveerd zijn als
er zich problemen met het afdrukken hebben
voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de opdracht
geven om een document af te drukken terwijl
de poort gebruikt wordt door een
scantoepassing.
Controleer of de MFP-poort bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van het
apparaat (printer en scanner) dezelfde I/
O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen gelijktijdig
toegang proberen te krijgen tot dezelfde
poort. Om conflicten te voorkomen kan
slechts één toepassing een taak uitvoeren op
het apparaat. De andere toepassing waarmee
een gebruiker wil afdrukken of scannen krijgt
dan de melding "device busy" (apparaat
bezet). Open Ports configuration en selecteer
de poort die is toegewezen aan uw printer. In
het deelvenster Selected port kunt u bekijken
of de poort door een andere toepassing wordt
gebruikt. Als dit het geval is, wacht u tot de uit
te voeren taak is voltooid of klikt u op de knop
Release port als u zeker weet dat de huidige
toepassing niet naar behoren werkt.
Controleer of uw toepassing een speciale
afdrukoptie heeft, zoals "-oraw". Als de
parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp
front-end, selecteert u "print" -> "Setup
printer" en bewerkt u de
opdrachtregelparameter in het item
opdrachtregel.
De CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem
met het afdrukken via het "Internet Printing
Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in
plaats van IPP of installeer een recentere
versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af. Slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een gekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is aan
bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript
Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL
Ghostscript versie 8.52 of een hogere versie.
Download de meest recente versie van AFPL
Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/
ghostscript/ en installeer deze om dit probleem
op te lossen.
Ik kan niet scannen
via Gimp Front-end.
Controleer of Gimp Front-end over Xsane
beschikt: Device dialog in het menu Acquire.
Als dit niet zo is, moet u de Xsane-plug-in voor
Gimp installeren op de computer. U vindt de
Xsane-plug-in voor Gimp op de cd van uw
Linux-distributie of op de homepage van Gimp.
Zie de Help op de cd met uw Linux-distributie of
van de Gimp Front-end-toepassing voor meer
informatie.
Raadpleeg de helpfunctie van de toepassing als
u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken.
De foutmelding
"Cannot open port
device file"
verschijnt bij het
afdrukken van een
document.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als de
afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken wordt vergrendelt,
blijft deze vergrendeld door het abrupte
afbreken van het stuurprogramma zodat de
poort niet beschikbaar is voor volgende
afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet,
probeert u de poort vrij te geven door Release
port te selecteren in Port configuration.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 143
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die met uw computer
is meegeleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
Veelvoorkomende problemen onder Macintosh
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
het PDF-bestand niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen, tekst
of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het
PDF
-bestand af te drukken als een afbeelding.
Schakel Print As Image uit de afdrukopties van
Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in Mac OS X
10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot Mac OS X 10.3.3
of hoge
r.
Bepaalde letters
worde
n niet normaal
weergegeven tijdens
het afdrukken van
het voorblad.
Mac OS kan het lettertype niet maken bij het
afdrukken
van het voorblad. Letters en cijfers
worden normaal weergegeven op het voorblad.
Wanneer u onder
Ma
c OS een
document afdrukt
met Acrobat Reader
6.0 of een hogere
versie worden de
kleuren niet juist
afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw
printerstuurprogramma overeenkomt met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw
computer is meegeleverd voor meer informatie over
Macintosh-foutmeldingen.
Het apparaat komt
ni
et voor in de
scannerlijst.
Controleer of uw apparaat met uw computer
is verbonden, of het op de juiste manier via de
USB-poort is aangesloten en ingeschakeld
werd.
Co
ntroleer of het scannerstuurprogramma
voor uw apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open de Unified Linux
Driver-configurator, ga naar Scanners
configuration en druk op Drivers. Kijk of er
een stuurprogramma in de lijst staat voor uw
apparaat.
Co
ntroleer of de MFP-poort bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van het
apparaat (printer en scanner) dezelfde I/
O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen gelijktijdig
toegang proberen te krijgen tot dezelfde
poort. Om conflicten te voorkomen kan
slechts één toepassing een taak uitvoeren op
het apparaat. De andere toepassing waarmee
een gebruiker wil afdrukken of scannen krijgt
dan de melding "device busy" (apparaat
bezet). Dit gebeurt doorgaans bij het starten
van een scanprocedure. Er verschijnt een
overeenkomstig dialoogvenster.
Om de oorsprong van het probleem te
ach
terhalen, moet u de Ports configuration
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0
stemt overeen met de bestemming LP:0 die
wordt weergegeven in de scanneropties, /
dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1 enzovoort.
USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de
scanner op USB:0 komt overeen met dev/
mfp4 enzovoort. In het deelvenster Selected
port kunt u zien of de poort door een andere
toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is,
wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid of
drukt u op de knop Release port als u zeker
weet dat de huidige poort niet naar behoren
werkt.
Het apparaat scant
ni
et.
Zorg ervoor dat het document in het apparaat
is geladen en dat uw apparaat met de
computer is verbonden.
Of er een I/O-fout is optreedt bij het scannen.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Verbruiksartikelen en accessoires_ 144
16.Verbruiksartikelen en accessoires
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het onderhoud van uw
apparaat kunt aankopen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Aankoopmogelijkheden
Verkrijgbare verbruiksartikelen
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
De resterende levensduur van verbruiksartikelen controleren
De tonercassette vervangen
De beeldeenheid vervangen
De cassette voor gebruikte toner vervangen
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van
de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen
met uw apparaat. Controleer de naam van uw model.
De
beschikbare accessoires kunnen verschillen van land tot land.
Neem contact op met uw verkoper om de lijst met beschikbare
verbruiksartikelen en onderdelen te bekomen.
Aankoopmogelijkheden
Voor de bestelling van door Samsung erkende verbruiksartikelen,
accessoires en onderdelen voor onderhoud neemt u contact op met uw
plaatselijke Samsung-verdeler of de winkel waar u uw apparaat hebt
gekocht. of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw land/
regio voor de contactgegevens van de klantenservice.
Verkrijgbare verbruiksartikelen
Als verbruiksartikelen het einde van hun levensduur naderen kunt u de
volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen.
Type
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
Benaming van onderdeel
Standaardrend
eme
nt
tonercassette
Gemidd
eld aantal
onafgebroken
afdrukken met een
zwarte
tonercassette:
1 500
standaardpagina’s
(zwart)
Gemidd
eld aantal
onafgebroken
afdrukken van een
kleurentonercasset
te: 1 000
standaardpagina’s
(geel/magenta/
cyaan)
K407 (CLT-K407S): zwart
C407 (CLT-C407S): cyaan
M407 (CLT-M407S):
mag
enta
Y407 (CLT-Y407S): geel
Regio A
b
b.Regio A: Albanië, Oostenrijk, België, Bosnië, Bulgarije, Kroatië,
Cyprus, Tsjechische Republiek, Denemarken, Estland, Finland,
Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen,
Macedonië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië,
Servië, Slovakije, Slovenië, Spanje, Zweden, Zwitserland en het VK.
K4072 (CLT-K4072S): zwart
C4072 (CLT-C4072S): cyaan
M4072 (CLT-M4072S):
mag
enta
Y4072 (CLT-Y4072S): geel
Regio B
c
c. Regio B: Bangladesh, China, India, Nepal, Vietnam.
K4073 (CLT-K4073S): zwart
C4073 (CLT-C4073S): cyaan
M4073 (CLT-M4073S):
mag
enta
Y4073 (CLT-Y4073S): geel
Beeldeenheid Ongev. 24 000
a
fbeeldingen
d
d. Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u
documenten afdrukt in vier kleuren (cyaan, magenta, geel, zwart),
neemt de gebruiksduur van dit artikel met 25% af.
CLT-R407
Opvangbak
v
oor gebruikte
toner
Ongev. 10 000
afbeeldingen
d
(vier
kleuren 5%
afbe
elding)
CLT-W409
Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, doet u dit
best in het land waar u het apparaat hebt gekocht. Nieuwe
tonercassettes of andere verbruiksartikelen zijn mogelijk niet
compatibel met het apparaat omdat de configuratie van
tonercassettes en andere verbruiksartikelen per land kunnen
verschillen.
a. Opgegeven rendement overeenkomstig ISO/IEC 19798.
Type
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
Benaming van onderdeel
Verbruiksartikelen en accessoires_ 145
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
Om problemen met de afdrukkwaliteit en papierdoorvoer als gevolg van
versleten onderdelen te voorkomen en ervoor te zorgen dat uw printer goed
blijft presteren moeten de volgende onderdelen worden vervangen als een
bepaald aantal pagina’s is afgedrukt of de levensduur van het onderdeel is
verstreken.
Items
Gemiddeld aantal afdrukken
a
a.De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem,
de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de
verbindingsmethode, het type en formaat van de afdrukmedia en de
complexiteit van de taak.
fixeereenheid Ong. 50 000 zwart-witpagina’s of 12 500 pagina’s
in kleur
Transportrol Ong. 50 000 zwart-witpagina’s of 12 500 pagina’s
in kleur
Transporteenheid
(ITB)
Ong. 50 000 zwart-witpagina’s of 12 500 pagina’s
in kleur
Opneemrol Ong. 50 000 pagina’s
Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om
re
serveonderdelen te bestellen.
Laat onderhoudsonderdelen alleen vervangen door een erkende
s
ervicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het
apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de
levensduur is verstreken valt niet onder de garantie.
De resterende levensduur van verbruiksartikelen
controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of
afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft
afgedrukt of gescand. Vervang indien nodig de betrokken onderdelen.
1. Druk op Menu op het bedi
eningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op
de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijl-links/rechts tot Gebruiksduur verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pi
jl-links/rechts tot het gewenste item verschijnt en druk op
OK.
In
fo verb.art.: drukt een pagina af met de gegevens van
verbruiksartikelen.
Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s in kleur en in
zwart-wit.
ADI-sca
n: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI.
Scan
. via glas: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de
glasplaat.
Bee
ldeenheid: toont het aantal gescande en afgedrukte pagina’s.
Tr
ansportriem: toont het aantal gescande en afgedrukte pagina’s.
Fu
ser: toont het aantal gescande en afgedrukte pagina’s.
Tr
ansportrol: toont het aantal gescande en afgedrukte pagina’s.
La
de 1-rol: toont het aantal gescande en afgedrukte pagina’s.
6. Druk op Stop/Clear om
terug te keren naar stand-bymodus.
De tonercassette vervangen
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere
tonercassette: geel (Y), magenta (M), cyaan (C) en zwart (K).
Het Stat
us-LED en het bericht in verband met de toner op het display geeft
voor elke tonercassette aan wanneer ze moet worden vervangen.
Dit betekent dat de tonercassette moet
worden vervangen. Voor u de
tonercassette vervangt, controleert u het modelnummer van de
tonercassette in uw apparaat.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u de
tonercassette kunt vervangen.
1. Schakel het apparaat uit en wacht enkele minuten tot het apparaat is
afgekoeld.
2. Ope
n de voorklep met behulp van de handgreep.
3. Houd de tonercassette vast bij de grepen en trek de cassette uit de
printer.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes, om
de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het
oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
Verbruiksartikelen en accessoires_ 146
5. Verwijder de beschermingsstrip uit de nieuwe tonercassette.
6. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
goed van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
7. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder
afgebeeld, en verwijder het beschermingsklepje.
Als u toner op uw kleding morst, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
8. Controle
er of de kleur van de tonercassette overeenkomt met de
kleursleuf en neem vervolgens de handgrepen op de tonercassette vast.
Schuif de cassette in de printer tot ze op haar plaats klikt.
9. Sluit de voorklep. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten en schakel
vervolgens het apparaat in.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
De beeldeenheid vervangen
Wanneer de beeldeenheid is versleten, verschijnt het Smart
Panel-programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de
beeldeenheid moet worden vervangen. Anders stopt uw apparaat met
afdrukken.
1. Al
s het apparaat bezig is met afdrukken van de computer of opwarmt,
wacht u tot de taak is voltooid. Schakel het apparaat vervolgens uit.
2. Ope
n de voorklep met behulp van de handgreep.
3. Neem de grepen op de voorste cassette vast en trek de vier cassettes
uit het apparaat.
4. Trek de opvangbak voor gebruikte toner met de handgreep uit het
apparaat.
Verbruiksartikelen en accessoires_ 147
5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de gleuf aan de voorzijde van
de beeldeenheid.
6. Neem een nieuwe beeldeenheid uit de verpakking. Verwijder de
beschermingselementen aan weerskanten van de beeldeenheid en
verwijder het papier dat het oppervlak van de beeldeenheid beschermt.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar,
om de beeldeenheid uit de verpakking te halen.
Raa
k het groene oppervlak van de drum in de beeldeenheid
niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de
onderkant niet hoeft aan te raken.
Let erop da
t u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Ste
l de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan
licht, om schade te voorkomen. Bedek de printercassette
indien nodig met een stuk papier om ze te beschermen.
7. Duw
de beeldeenheid terug in het apparaat terwijl u ze bij de gleuf aan
de voorzijde vasthoudt.
8. Schuif de cassette voor gebruikte toner op haar plaats en duw ze erin tot
ze goed vastzit.
9. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
10. Sluit de voorklep goed.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Controleer of alle tonercassettes juist zijn geïnstalleerd. Als een
tonercassette niet goed is geïnstalleerd, kan de voorklep niet
worden gesloten.
11. Z
et het apparaat aan.
Het kan een paar minuten duren voor uw apparaat gereed is.
Als h
et apparaat de status van tonercassettes niet herkent,
opent u de voorklep en sluit u ze weer. Schakel het apparaat
uit en weer in als het probleem blijft bestaan.
Verbruiksartikelen en accessoires_ 148
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Wanneer de opvangbak voor gebruikte toner is versleten, verschijnt het
Smart Panel-programmavenster op het computerscherm om aan te geven
dat de opvangbak voor gebruikte toner moet worden vervangen. Anders
stopt uw apparaat met afdrukken.
1. Sch
akel het apparaat uit en wacht enkele minuten tot het apparaat is
afgekoeld.
2. Ope
n de voorklep met behulp van de handgreep.
3. Trek de opvangbak voor gebruikte toner met de handgreep uit het
apparaat.
Plaats de cassette voor gebruikte toner op een horizontaal
oppervlak, zodat de toner niet uit de cassette kan lekken.
4. Haal het deksel van de opvangbak, zoals hieronder afgebeeld, en sluit
daarmee de opening in de opvangbak voor gebruikte toner af.
2
1
Draai de cassette voor gebruikte toner niet om en houd ze niet
schuin.
5. Neem een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking.
6. Sch
uif de nieuwe cassette op haar plaats en duw ze erin tot ze goed
vastzit.
7. Sluit de voorklep goed.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Controleer of alle tonercassettes juist zijn geïnstalleerd. Als een
tonercassette niet goed is geïnstalleerd, kan de voorklep niet
worden gesloten.
8. Zet het apparaat aan.
Specificaties_ 149
17.Specificaties
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste specificaties van het apparaat beschreven.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Hardwarespecificaties
Milieuspecificaties
Elektrische specificaties
Specificaties van de afdrukmedia
De specificatiewaarden worden hieronder weergegeven: specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Zie
www.samsung.com/printer voor mogelijke wijzigingen.
Hardwarespecificaties
Item Omschrijving
Afmetingen Hoogte CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K: 310,4 mm
C
LX-318xFN/CLX-318xFW: 344,2 mm
Diepte CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K: 378 mm
C
LX-318xFN/CLX-318xFW: 378 mm
Breedte CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K: 416 mm
C
LX-318xFN/CLX-318xFW: 416 mm
Gewicht Apparaat inclusief verbruiksartikelen C
LX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K: 14,24 kg
C
LX-318xFN/CLX-318xFW: 15,25 kg
Verpakkingsgewicht Papier CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K: 1,85 kg
C
LX-318xFN/CLX-318xFW: 1,92 kg
Plastic CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K: 0,63 kg
C
LX-318xFN/CLX-318xFW: 0,73 kg
Specificaties_ 150
Milieuspecificaties
Item Omschrijving
Geluidsniveau
a
a.Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
Afdrukmodus Minder dan 46 dBA (afdrukken in kleur)
Minder dan 48 dBA (zwart-wit)
Kopieermodus Zwa
rt-wit kopiëren
- ADI: 52 dBA
- Gl
asplaat: 50 dBA
I
n kleur kopiëren
- ADI: 50 dBA
- Gl
asplaat: 48 dBA
Stand-bymodus Achtergrondgeluid
Slaapstand Achtergrondgeluid
Temperatuur Gebruik 10 tot 32 °C
Opslag (in verpakking) -20 tot 50 °C
Relatieve luchtvochtigheid Gebruik 20 tot 80% RV
Opslag (in verpakking) 10 tot 90% RV
Elektrische specificaties
De voedingsvereisten zijn gebaseerd op het land/gebied waar het apparaat is verkocht. Schakel werkingsvoltages niet om. Doet u dit toch, dan kan het
apparaat beschadigd raken en vervalt de productgarantie.
Item Omschrijving
Nominaal vermogen
a
a.Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (Hertz) en de stroomsterkte (A) voor uw apparaat.
Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V
Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V
Stroomverbruik Gemiddeld vermogen Minder dan 350 Watt
Stand-bymodus Minder dan 60 Watt
Energiebesparende modus CL
X-318x(K)/CLX-318xN(K): Minder dan 8 Watt
CL
X-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW: Minder dan 11 Watt
Uitgeschakelde toestand Minder dan 0,45 Watt
Specificaties_ 151
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat
Afmetingen
Gewicht
a
a.Als het gewicht van afdrukmedia groter is dan 120 g/m
2
, plaatst u het papier vel per vel in de lade.
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
60 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier) 130 vellen van 80 g/m
2
(bankpost) papier voor de lade
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
A6 105 x 148 mm
Enveloppen Monarch-envelop 98 x 191 mm
75 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
5 vellen voor handmatige invoer
in de lade
Envelop 6 3/4 92 x 165 mm
Envelop No. 10 105 x 241 mm
Envelop No. 9 98 x 225 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Dik papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier.
90 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier)
5 vellen voor handmatige invoer
in de lade
Dun papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier.
60 tot 70 g/m
2
(bankpostpapier)
Etiketten
c
c. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het zachtheidsniveau.
Letter, A4 Zie Normaal papier.
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
Kartonpapier Briefkaart 101,60 x 152,4 mm
105 tot 163 g/m
2
(bankpost)
e
Transparanten
d
d.Aanbevolen afdrukmedia: Transparanten voor kleurenlaserprinters van Xerox 3R91331 (A4) of Xerox 3R2780 (Letter).
e.Aanbevolen afdrukmedia: 0,104 tot 0,12
4 mm dik transparant papier.
Letter, A4 Zie Normaal papier. - 1 vel voor handmatige invoer in
de
lade
Glanzend
fotopapier
f
f. Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: HP Brochure Paper (Product: Q6611A). Glanzend fotopapier (A4) voor dit apparaat: HP
Superior Paper 160 glossy (Product: Q6616A).
Letter, A4,
p
ostkaarten van 4 x 6
Zie Normaal papier.
111 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
Mat fotopapier Letter, A4,
p
ostkaarten van 4 x 6
Zie Normaal papier.
111 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 152,4 mm
60 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
Capaciteit
b
b.De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
Contact SAMSUNG worldwide_ 152
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com
ARMENIA 0-800-05-555
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com
AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864,
€ 0.07/min)
www.samsung.com
AZERBAIJAN 088-55-55-555
BAHRAIN 8000-4726
BELARUS 810-800-500-55-500 www.samsung.ua
www.samsung.com/ua_ru
BELGIUM 02-201-24-18 www.samsung.com/be
(Dutch)
www.samsung.com/be_fr
(French)
BRAZIL 0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com
CANADA 1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
CHINA 400-810-5858
010-6475 1880
www.samsung.com
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG
(800-726786)
www.samsung.com
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc,
Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com
EGYPT 0800-726786
EIRE 0818 717100 www.samsung.com
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com
KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500
FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com
FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com
GERMANY 01805 - SAMSUNG
(726-7864 € 0,14/min)
www.samsung.com
GEORGIA 8-800-555-555
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com
HONDURAS 800-7919267 www.samsung.com
HONG KONG (852) 3698-4698 www.samsung.com/hk
www.samsung.com/hk_en/
HUNGARY 06-80-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
INDIA 3030 8282
1800 110011
1800 3000 8282
1800 266 8282
www.samsung.com
INDONESIA 0800-112-8888
021-5699-7777
www.samsung.com
ITALIA 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com
KSA 9200-21230 www.samsung.com
BAHRAIN 8000-4726
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com
LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com
MEXICO 01-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
MOLDOVA 00-800-500-55-500 www.samsung.ua
www.samsung.com/ua_ru
NETHERLANDS 0900-SAMSUNG
(0900-7267864) (€ 0,10/
min)
www.samsung.com
NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726
786)
www.samsung.com
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com
NORWAY 815-56 480 www.samsung.com
PANAMA 800-7267 www.samsung.com
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide_ 153
PHILIPPINES 1800-10-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-3-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-8-SAMSUNG
(726-7864)
02-5805777
www.samsung.com
POLAND 0 801 1SAMSUNG
(172678)
022-607-93-33
www.samsung.com
PORTUGAL 80820-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com
QATAR 800-2255
REP. DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.ru
SINGAPORE 1800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
SLOVAKIA 0800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com
SWEDEN 0771 726 7864
(SAMSUNG)
www.samsung.com
SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
www.samsung.com
SYRIA 1825-22-73
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500
TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com
THAILAND 1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com
U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
U.K 0845 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
U.S.A 1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
UKRAINE 8-800-502-000 www.samsung.ua
www.samsung.com/ua_ru
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
Verklarende woordenlijst_ 154
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor
draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE
LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps,
802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/
n-apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons,
draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een
apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een
draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en
ontvanger van WLAN-radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans
monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt
als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop
uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere
client een IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen
computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen
voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de
overige kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte
waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven.
Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het
afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld
dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het
papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de
dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt
en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op
niet-Microsoftplatformen.
DADF
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd
en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan
inscannen.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt
geïnitialiseerd.
Verklarende woordenlijst_ 155
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te
kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen
via het netwerk.
DMPr
De DMPr (Digital Media Printer) is een apparaat waarmee u kunt
afdrukken in een DLNA-thuisnetwerk. De DMPr drukt een pagina af door
afbeeldingen te combineren met een XHTML-sjabloon (Extensible
HyperText Markup Language).
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer
loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een
van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een
typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een
groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Duplex
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een
vel papier tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de
printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per
jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal
binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000
pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het
aantal pagina’s tot 2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die
soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt.
Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in
tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van
het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne
staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd
voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van
afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/
IP-netwerken.
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden
uitgevoerd met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk
dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Verklarende woordenlijst_ 156
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol
die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner
aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als
het uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt
omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere
computers of netwerken.
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten
te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten,
terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering
van elektrische technologie.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare
dienst, de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier
aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken)
en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen
de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De
ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de
organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de
compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen,
in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
Verklarende woordenlijst_ 157
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e).
Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een
netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een
hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in
grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken
van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden
verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door
ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd
lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een
doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie
te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden
informatie te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH.
De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en
verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de
drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum
moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het
contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het
reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot
een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de
eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor
thermische printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems
ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. -
die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat
in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Verklarende woordenlijst_ 158
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een
printer in één minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software
kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard
invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol
voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe
om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met
behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en
accounting) voor het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor
e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst
gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht
worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is
een client-serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt
naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos
netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk
gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s
zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals
de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s.
Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een
mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de
kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn
gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt
en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een
combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich
aan de vezels in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan
een scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het
vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft
Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
Verklarende woordenlijst_ 159
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum,
Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar
te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen
om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere
randapparaten te verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau
als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze
via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het
andere kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld
werd voor een betere beveiliging van WEP.
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of
een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze
toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten.
WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een
draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere
veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand
brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze
toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding
gemakkelijk configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op
een nieuw afdrukpad.
Index_ 160
Index
A
aanuitknop 32, 35
achteraanzicht CLX318x(K)CLX318xN(K)
31
achteraanzicht CLX318xFNCLX318xFW
34
adresboek 35
afdrukken
afdrukken naar een bestand 81
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
80
dubbelzijdig afdrukken
Windows 78
een document aan een bepaald
papierformaat aanpassen 78
een document afdrukken
Windows 75
het afdrukpercentage wijzigen 78
Linux 82
Macintosh 81
meerdere paginas afdrukken op één vel
papier
Macintosh 82
Windows 77
overlay gebruiken 79
poster 77
USBgeheugen 107
watermerken gebruiken 79
afdrukmedia
briefhoofdpapier 73
envelop 72
etiketten 73
glanzend papier 74
het papierformaat instellen 74
het papiertype instellen 74
kartonpapier 73
richtlijnen 69
transparanten 73
uitvoersteun gebruiken 151
voorbedrukt papier 73
afdrukresolutie instellen
Linux 83
Macintosh 82
antwoordapparaatfax beantwoorden 101
automatische documentinvoer 69
B
bedieningspaneel
CLX318x(K)CLX318xN(K)
32
bedieningspaneel
CLX318xFNCLX318xFW
35
bijkomend telefoontoestel 101
boekjes 78
boekjes afdrukken 78
C
conventie 25
copying
collation 87
D
datum en tijd instellen 64
de klokmodus wijzigen 65
direct USB 32, 35, 36
display 32, 35
dubbelzijdig afdrukken handmatig
printerstuurprogramma 78
E
eco copy 32, 35
een document afdrukken
Linux 82
Macintosh 81
een fax ontvangen
bijkomend telefoontoestel 101
de ontvangstmodus wijzigen 100
DRPDmodus 101
in antwoordapparaatfax 101, 102
veilig ontvangen 101
veilig ontvangen inschakelen 102
energiebesparingsmodus
energiebesparingsmodus gebruiken 66
F
fax 35
fax sending
resending automatically 99
sending a fax 100
fax verzenden
een fax verzenden 98
groepsverzending 99
het laatste nummer opnieuw kiezen 99
uitgesteld verzenden 99
faxen
adresboek 104
de faxinstellingen wijzigen 109
een fax in het geheugen ontvangen 102
een fax met hoge prioriteit verzenden 100
faxen doorsturen 103
groep kiezen 104
helderheid aanpassen 102
het faxhoofd instellen 98
het laatste nummer opnieuw kiezen 99
ontvangen 100
ontvangen in AntFaxmodus 101
ontvangen in telefoonmodus 101
ontvangen via een intern telefoontoestel
101
ontvangstmodus wijzigen 100
resolutie aanpassen 102
snelkiesnummers 104
uitgestelde faxverzending 99
verzenden 98
voorbereiden om te faxen 97
faxinstellingen 109
foutmelding 130
functies 27
eigenschappen van afdrukmedia 151
energiebesparingsfunctie 66
functies van het apparaat 109, 149
meegeleverde software 39
printerstuurprogramma 75
G
geheugen
geheugen wissen 112
glasplaat van de scanner
documenten plaatsen 68
H
help gebruiken 77
het programma SetIP 46, 47, 60, 61
Index_ 161
I
id kopiëren 32, 35, 85
informatie over wettelijke voorschriften 15
instellen
standaardpapier 66
instellingen voor favorieten voor afdrukken
77
Invoeren
met behulp van het numeriek toetsenblok
65
K
kennismaking met knoppen 37
kiezen met de hoorn op de haak 35
knoppen
eco copy 38
energie 37
menu 32, 35, 37
print screen 37
start kleur 32, 35
start zwart 32, 35
stopclear 32, 35
WPS alleen CLX318xFW 32, 36
kopieerinstellingen 110
kopiëren 35
de kopieerinstelling wijzigen 110
kloonkopie 86
kopieën vergroten of verkleinen 85
meerdere paginas per vel kopiëren 86
normaal kopiëren 84
poster kopiëren 86
sorteren 87
L
lade
breedte en lengte instellen 70
de grootte van de lade aanpassen 70
papierformaat en type instellen 74
lade voor handmatige invoer
speciale afdrukmedia gebruiken 72
LCDdisplay
de taal op het display wijzigen 64
LED
apparaatstatus 37
informatie over de statusLED 37
Linux
afdrukken 82
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk 50
meegeleverde software 40
printereigenschappen 83
scannen 95
SetIP gebruiken 47
stuurprogrammainstallatie voor een met
een USBkabel verbonden apparaat 43
systeemvereisten 41
unified driver configurator 117
veelvoorkomende problemen onder Linux
142
M
Macintosh
afdrukken 81
een apparaat lokaal delen 44
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk 49
meegeleverde software 40
scannen 94
SetIP gebruiken 47, 61
stuurprogrammainstallatie voor een met
een USBkabel verbonden apparaat 42
systeemvereisten 41
veelvoorkomende problemen onder Linux
143
meerdere paginas op één vel afdrukken
nup
Macintosh 82
Windows 77
Meerdere paginas per vel kopiëren 86
menuoverzicht 113
N
netwerk
een bedraad netwerk gebruiken 46
een draadloos netwerk gebruiken 52
het programma SetIP 46, 47, 60, 61
installatieomgeving 45
introductie van netwerkprogrammas 45
IPv6configuratie 51
stuurprogrammainstallatie
Linux 50
Macintosh 49
Windows 48
netwerkinstallatie 112
numeriek toetsenblok 35
O
onderdelen voor onderhoud 145
opnieuw kiezenpauzeren 35
origineel document
plaatsen
in de automatische documentinvoer
69
op de glasplaat van de scanner 68
vastgelopen papier verwijderen 126
overlay afdrukken
afdrukken 80
maken 79
verwijderen 80
P
papierstoring
papier verwijderen 127
tips om papierstoringen te voorkomen 126
pijllinksrechts 32, 35
plaatsen
in de automatische documentinvoer 69
originelen op de glasplaat 68
speciale media 72
plaatsing van het apparaat
de hoogte aanpassen 64
ruimte 39
poster 77
print screenknop 32
printerstuurprogramma
functies 75
printervoorkeursinstellingen
Linux 83
problemen
problemen met de afdrukkwaliteit 137
problemen met kopiëren 140
problemen met papierinvoer 134
voedingsproblemen 133
R
reinigen
binnenkant 120
buitenkant 120
scannereenheid 122
resolutie
faxen 102
S
scan toknop 32
scanemail 36
scannen
basisinformatie 88
Linux 95
Macintosh 94
TWAIN 93
USBflashgeheugen 106
voor een lokale verbinding 88
WIA 94
scanner
documenten plaatsen 68
Index_ 162
glasplaat 68
serienummer 120
service contact numbers 152
Smart Panel
algemene informatie 116
specificaties
afdrukmedia 151
algemeen 149
standaardinstellingen
de standaardmodus wijzigen 65
een faxhoofd instellen 98
instellingen voor lade 74
startknop kleur 32, 35
startknop zwart 32, 35
statusLED 32, 35
stopclearknop 32, 35
SyncThru Web Service
algemene informatie 115
T
taal 64
terug 32, 36
timeout voor taken instellen 67
tonercassette
geschatte levensduur 123
instructies voor het hanteren van
cassettes 123
nietoriginele Samsung en bijgevulde
cassettes 123
opslaan 123
toner herverdelen 125
tonerkleur 32, 36
TWAIN scannen 93
U
uitschakelen
knop 37
uitvoersteun gebruiken 74
USBflashgeheugen
afdrukken 107
beheren 108
gegevensbackup 108
scannen 106
USBkabel
stuurprogrammainstallatie 41
uw apparaat reinigen 120
V
veiligheid
informatie 10
symbolen 10
verbruiksartikelen
bestellen 144
geschatte levensduur van tonercassette
123
verkrijgbare verbruiksartikelen 144
verificatie
een rapport afdrukken 111
verklarende woordenlijst 154
vooraanzicht CLX318x(K)CLX318xN(K)
30
vooraanzicht CLX318xFNCLX318xFW 33
W
watermerk
afdrukken 79
bewerken 79
maken 79
verwijderen 79
WIA
scannen 94
WiFi Protected Setup WPS 38
Windows
afdrukken 75
een apparaat lokaal delen 44
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk 48
meegeleverde software 40
scannen 88
SetIP gebruiken 46, 60
stuurprogrammainstallatie voor een met
een USBkabel verbonden apparaat 41
systeemvereisten 40
veelvoorkomende problemen onder
Windows 141
Windows 7
scannen 94

Documenttranscriptie

CLX-318x Series Multifunctionele printer Gebruikershandleiding imagine the possibilities Bedankt voor uw aankoop van een Samsung-product. Copyright © 2010 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden. Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze gebruikershandleiding. • • • • Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd. Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation. TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties. Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens. REV. 2.00 Copyright_ 2 Inhoud COPYRIGHT 2 INHOUD 3 INLEIDING 30 AAN DE SLAG 39 NETWERKINSTALLATIE (ALLEEN CLX-318XN(K)/CLX318XW(K)K/CLX-318XFN/CLX-318XFW) 45 10 15 25 27 Veiligheidsinformatie Informatie over wettelijke voorschriften Informatie over deze gebruikershandleiding De functies van uw nieuw product 30 30 31 32 33 33 34 35 37 37 37 37 37 38 38 38 Apparaatoverzicht (CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K) Voorkant Achterkant Overzicht bedieningspaneel (CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX318xW(K)K) Apparaatoverzicht (CLX-318xFN/CLX-318xFW) Voorkant Achterkant Overzicht bedieningspaneel (CLX-318xFN/CLX-318xFW) Informatie over de Status-LED Kennismaking met handige knoppen Knop Menu Knop Power Knop Print screen (alleen CLX-318x(K)) Knop Eco Copy (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xFN) Knop WPS (alleen CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW) De status van de tonercassette 39 39 40 40 41 41 41 41 42 43 44 44 44 De hardware installeren Meegeleverde software Systeemvereisten Microsoft® Windows® Macintosh Linux Het stuurprogramma van een USB-apparaat installeren Windows Macintosh Linux Uw printer lokaal delen Windows Macintosh 45 45 45 45 45 46 46 46 47 48 48 Netwerkomgeving Introductie van handige netwerkprogramma’s SyncThru™ Web Service SyncThru™ Web Admin Service SetIP Een bedraad netwerk gebruiken Een netwerkconfiguratierapport afdrukken IP-adres instellen Netwerkparameters instellen Standaardinstellingen terugzetten Het stuurprogramma voor een met een bedraad netwerk verbonden apparaat installeren Inhoud_ 3 Inhoud DRAADLOOS NETWERK INSTELLEN (ALLEEN CLX318XFW/CLX-318XW(K)K) 52 48 49 50 51 51 51 51 Windows Macintosh Linux IPv6-configuratie IPv6 activeren IPv6-adressen instellen Waarschuwing SyncThru™ Web Service gebruiken 52 52 52 52 52 53 53 53 Een draadloos netwerk gebruiken Uw netwerkverbinding kiezen Een netwerkconfiguratierapport afdrukken IP-adressen Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel Een draadloos netwerk installeren met de knop WPS Een draadloos netwerk met kabels installeren Een draadloos netwerk instellen met de knop WPS op het bedieningspaneel Wat u nodig hebt Uw netwerkverbinding kiezen WPS-modus wijzigen Een draadloos netwerk instellen in PBC-modus Een draadloos netwerk instellen in PIN-modus Een draadloos netwerk instellen met een USB-kabel Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk met een toegangspunt (Windows) Het apparaat aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk (Windows) Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk met een toegangspunt (Macintosh) De printer aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk (Macintosh) Een draadloos netwerk met netwerkkabel instellen Items voorbereiden IP-adres instellen Het draadloos netwerk van het apparaat configureren De standaardinstellingen opnieuw instellen De standaard fabrieksinstellingen van uw apparaat herstellen (Windows) De standaard fabrieksinstellingen van uw apparaat herstellen (Macintosh) Netwerkparameters instellen De installatie voltooien Problemen oplossen Problemen met het draadloos netwerk Andere problemen oplossen 53 53 53 53 54 55 55 56 57 59 60 60 60 61 62 62 62 62 62 62 62 63 BASISINSTELLINGEN 64 64 64 64 65 65 65 65 65 65 65 65 Luchtdruk of hoogte aanpassen De weergavetaal wijzigen Datum en tijd instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) De klokmodus wijzigen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) De standaardmodus wijzigen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) Geluidsinstellingen Toetsgeluid en alarmsignaal (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)) Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal (alleen CLX-318xFN/ CLX-318xFW) Luidsprekervolume (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren (alleen CLX-318xFN/ CLX-318xFW) Alfanumerieke tekens invoeren Inhoud_ 4 Inhoud AFDRUKMEDIA EN LADE 68 AFDRUKKEN 75 66 66 66 66 66 66 66 66 67 Letters en cijfers op het toetsenblok Cijfers of namen corrigeren Een pauze invoegen Besparende modi gebruiken De energiebesparingsfunctie gebruiken Standaardpapier instellen Vanaf het bedieningspaneel van uw apparaat Vanaf uw computer Time-out voor taak instellen 68 68 69 69 69 69 70 71 71 71 72 72 73 73 73 73 74 74 74 74 74 74 Originelen plaatsen Op de glasplaat van de scanner In de ADI (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) Afdrukmedia selecteren Richtlijnen voor het selecteren van afdrukmedia Formaten van afdrukmedia die in elke modus worden ondersteund Het ladeformaat voor afdrukmedia wijzigen Papier in de lade plaatsen In de lade Handmatige invoer in de lade Afdrukken op speciale afdrukmedia Enveloppen Transparanten Etiketten Kartonpapier/papier van een aangepast formaat Briefhoofd/voorbedrukt papier Glanzend fotopapier Mat fotopapier Papierformaat en -type instellen Het papierformaat instellen Het papiertype instellen De papieruitvoersteun gebruiken 75 75 75 75 75 75 76 76 77 77 77 77 77 78 78 78 78 79 79 80 80 81 Introductie van handige programma’s Samsung AnyWeb Print Samsung Easy Color Manager Eigenschappen van het printerstuurprogramma Printerstuurprogramma Eenvoudige afdruktaken Een afdruktaak annuleren Voorkeursinstellingen openen Voorkeursinstellingen gebruiken Help gebruiken Speciale kopieerfuncties gebruiken Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier Posters afdrukken Boekjes afdrukken (handmatig) Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) Het afdrukpercentage van uw document wijzigen Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen Watermerken gebruiken Overlay gebruiken Geavanceerde opties De standaardafdrukinstellingen wijzigen Uw apparaat instellen als standaardprinter Inhoud_ 5 Inhoud KOPIËREN 84 SCANNEN 88 81 81 81 81 82 82 82 83 83 Afdrukken naar een bestand (PRN) Afdrukken in Macintosh Een document afdrukken Printerinstellingen wijzigen Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken Afdrukken in Linux Afdrukken vanuit een toepassing Bestanden afdrukken Printereigenschappen configureren 84 84 84 84 85 85 85 86 86 86 86 86 87 87 Normaal kopiëren De instellingen per kopie wijzigen Tonerdichtheid Type origineel Verkleinde of vergrote kopie De standaard kopieerinstellingen wijzigen ID-kaart kopiëren Bijzondere kopieerfuncties gebruiken 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up) Poster kopiëren Klonen Achtergrondafbeeldingen wissen Verbeterde kopieën met grijstinten Beslissen over de vorm van het gekopieerde resultaat 88 88 88 89 Basisscanmethode Originelen scannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.) Voor een via USB aangesloten apparaat Voor een met een netwerk verbonden apparaat (alleen CLX-318xN(K)/ CLX-318xFN/CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K) Scannen via een netwerkverbinding (Naar email sc.) (alleen CLX318xFN/CLX-318xFW) Een e-mailaccount instellen Naar e-mail scannen De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen De standaardscaninstellingen wijzigen Het adresboek instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) Snelkiesnummers voor e-mail registreren Adressen groeperen in groepsadresboek Adresboekitems gebruiken Een item in het adresboek zoeken Adresboek afdrukken Waarschuwing Samsung Scan- en faxbeheer gebruiken Het tabblad De knop Scan instellen Het tabblad Poort wijzigen Scannen met een TWAIN-compatibel programma Scannen via het WIA-stuurprogramma Windows XP Windows Vista Windows 7 Scannen in Macintosh Scannen met USB Scannen via netwerk Scannen in Linux Scannen 89 89 90 90 90 91 91 91 91 91 91 92 92 92 93 94 94 94 94 94 94 94 95 95 Inhoud_ 6 Inhoud 96 96 FAXEN (ALLEEN CLX-318XFN/CLX-318XFW) 97 97 97 97 98 98 98 98 98 98 99 99 99 99 99 100 100 100 101 101 101 101 101 101 102 102 102 102 102 103 103 103 103 103 104 104 104 105 105 Instellingen voor taaktypes toevoegen Gebruiken Image Manager Voorbereiden om te faxen Faxen vanaf uw computer Een fax verzenden (Windows) Een lijst met verzonden faxberichten controleren (Windows) Een fax verzenden (Macintosh) Een fax verzenden met uw apparaat Het faxhoofd instellen Een fax verzenden Een fax handmatig verzenden Een verzending bevestigen Automatisch opnieuw kiezen Het laatste nummer opnieuw kiezen Groepsverzending (faxen naar meerdere bestemmingen verzenden) Uitgestelde faxverzending Een fax met hoge prioriteit verzenden Een fax ontvangen met uw apparaat De ontvangstmodus wijzigen Automatisch ontvangen in faxmodus Handmatig ontvangen in telefoonmodus Handmatig een fax ontvangen via een intern telefoontoestel Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/faxmodus Faxen ontvangen in DRPD-modus Ontvangen in veilige ontvangstmodus Veilige ontvangstmodus activeren Faxen ontvangen in het geheugen De documentinstellingen aanpassen Resolutie Tonersterkte Een fax doorsturen naar een andere bestemming Een verzonden fax doorsturen naar een andere bestemming Een ontvangen fax doorsturen naar een andere bestemming Een verzonden fax naar een e-mail doorsturen Een ontvangen fax naar een e-mailadres doorsturen Het adresboek instellen Snelkiesnummers Groepskiesnummers Een item in het adresboek zoeken Automatisch een verzendrapport afdrukken USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN (ALLEEN CLX- 106 Over USB-geheugen 318XN(K)/CLX-318XFN/CLX-318XW(K)K/CLX-318XFW) 106 Een USB-geheugenapparaat aansluiten 106 106 107 107 107 107 108 108 108 108 108 108 108 Scannen naar een USB-geheugenapparaat Scannen Aangepast scannen naar USB Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat Een back-up maken van uw gegevens Back-up van gegevens maken Gegevens terugzetten USB-geheugen beheren Een afbeeldingsbestand verwijderen Een USB-geheugenapparaat formatteren De USB-geheugenstatus weergeven Inhoud_ 7 Inhoud 108 Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken STATUS VAN HET APPARAAT EN GEAVANCEERDE 109 Fax instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) De faxinstellingen wijzigen INSTELLINGEN 109 109 109 109 110 110 110 110 111 111 112 112 Verzenden Ontvangen Standaardwaarde wijzigen Autom. rapport Kopieerinstellingen De kopieerinstellingen wijzigen Standaardwaarde wijzigen Een rapport afdrukken Geheugen wissen Netwerk (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX318xFW) 113 Menuoverzicht BEHEERPROGRAMMA’S 115 Introductie van handige beheerprogramma’s 115 115 SyncThru™ Web Service gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/CLX318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW) 115 Om toegang te krijgen tot SyncThru™ Web Service 115 Overzicht van SyncThru™ Web Service 116 E-mailmelding instellen 116 De gegevens van de systeembeheerder instellen 116 Het programma Smart Panel gebruiken 116 Informatie over Smart Panel 117 De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen 117 SmarThru 117 SmarThru starten 117 Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator 118 De Unified Driver Configurator openen 118 Het venster Printers configuration 119 Scanners configuration 119 Ports configuration ONDERHOUD 120 Het kleurcontrast aanpassen 120 120 Het serienummer zoeken 120 Het apparaat reinigen 120 De buitenkant reinigen 120 De binnenkant reinigen 122 Scannereenheid reinigen 123 De tonercassette bewaren 123 Instructies voor het hanteren van cassettes 123 Gebruik van tonercassettes van andere merken en bijgevulde tonercassettes 123 De geschatte levensduur van een cassette 124 Onderhoudsonderdelen 124 Verbruiksartikelen controleren 124 Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat PROBLEMEN OPLOSSEN 125 Toner herverdelen 125 126 Tips om papierstoringen te voorkomen 126 Vastgelopen originelen verwijderen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) 127 Papierstoringen verhelpen Inhoud_ 8 Inhoud 127 In de papierlade 127 In het gebied rond de fixeereenheid 128 In het papieruitvoergebied 130 Informatie over displaymeldingen 130 Berichten op het display controleren 133 Andere problemen oplossen 133 Voedingsproblemen 134 Problemen met papierinvoer 135 Afdrukproblemen 137 Problemen met de afdrukkwaliteit 140 Problemen met kopiëren 140 Problemen met scannen 141 Problemen met faxen 141 Probleem met Samsung Scan- en faxbeheer 141 Veelvoorkomende problemen onder Windows 142 Veelvoorkomende problemen onder Linux 143 Veelvoorkomende problemen onder Macintosh VERBRUIKSARTIKELEN EN ACCESSOIRES 144 Aankoopmogelijkheden 144 144 145 145 145 146 148 Verkrijgbare verbruiksartikelen Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud De resterende levensduur van verbruiksartikelen controleren De tonercassette vervangen De beeldeenheid vervangen De cassette voor gebruikte toner vervangen SPECIFICATIES 149 Hardwarespecificaties 149 150 Milieuspecificaties 150 Elektrische specificaties 151 Specificaties van de afdrukmedia CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE 152 VERKLARENDE WOORDENLIJST 154 INDEX 160 Inhoud_ 9 Veiligheidsinformatie Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt. Gebruik uw apparaat, net als andere elektrische toestellen, met gezond verstand. Neem alle waarschuwingen en instructies in acht die op het apparaat en in de bijbehorende documentatie worden vermeld. Bewaar dit document goed nadat u het gelezen hebt. Belangrijk veiligheidssymbolen In dit deel wordt de betekenis van alle pictogrammen en tekens uit de gebruikershandleiding verklaard. Deze veiligheidssymbolen zijn gerangschikt op de ernst van het risico. Verklaring van alle pictogrammen en tekens die in de gebruikershandleiding worden gebruikt. Waarschuwing Opgepast Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken. Gevaren of onveilige praktijken die klein letsel of eigendomsschade kunnen veroorzaken. NIET proberen. NIET demonteren. NIET aanraken. Haal de stekker uit het stopcontact. Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen. Bel het servicecentrum voor hulp. Volg de instructies nauwgezet op. Veiligheidsinformatie_ 10 Bedrijfsomgeving Waarschuwing Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het stopcontact niet geaard is. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op. ► Op het netsnoer stappen of het door een zwaar voorwerp pletten kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort). ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het vreemde geluiden of verspreidt het een vreemde geur. Schakel onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Opgepast Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het apparaat niet gebruikt. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als deze er moeilijk ingaat. ► U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een elektricien om het stopcontact te vervangen. Opgelet, het papieruitvoergebied is heet. ► U kunt brandwonden oplopen. Voorkom dat huisdieren in het netsnoer, de telefoonkabel of computerkabels bijten. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw huisdier verwonden. Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Als de prestaties van het apparaat plots opvallend veranderen, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Veiligheidsinformatie_ 11 Bedieningswijze Opgepast Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken. ► Dit kan het apparaat beschadigen. Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt. ► Zij kunnen brandwonden oplopen. Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade. ► U kunt letsel oplopen. Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om vastgelopen papier te verwijderen. ► Dit kan het apparaat beschadigen. Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen in. ► Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken. Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade. ► Dit kan het apparaat beschadigen. Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen papier verwijdert. ► Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen veroorzaken. Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer. ► Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het stopcontact. Installatie/verplaatsen Waarschuwing Plaats het apparaat niet in een omgeving waar stof, vocht of waterlekken aanwezig zijn. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Opgepast Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het apparaat verplaatst. Til vervolgens het apparaat op deze wijze op: •een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één persoon worden opgetild; •een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee personen worden opgetild; •een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of meer personen worden opgetild. ► Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken. Plaats het apparaat niet op een onstabiel oppervlak. ► Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken. Veiligheidsinformatie_ 12 Plaats geen deksel op het apparaat of plaats het niet in een luchtdichte ruimte, zoals een kast. ► Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er brand ontstaan. Steek het netsnoer in een geaard stopcontact. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron met het energieniveau dat is aangegeven op het label. ► Als u niet zeker bent en het energieniveau wilt controleren, neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. ► Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of brand veroorzaken. Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWGa of dikker, indien nodig. ► Zo niet, dan kan het apparaat beschadigd raken. Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat langer is dan 2 meter voor een apparaat van 140 V, moet het snoer minstens 16 AWG dik zijn. ► Zo niet, dan kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische schok of brand veroorzaken. a. AWG: American Wire Gauge Onderhoud/controle Opgepast Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u de binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol; spuit geen water in het apparaat. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen. ► Kinderen kunnen letsel oplopen. Gebruik het apparaat niet terwijl u verbruiksartikelen vervangt of de binnenkant van het apparaat reinigt. ► U kunt letsel oplopen. U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen en weer in elkaar zetten. ► Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een gekwalificeerd technicus als het apparaat moet worden hersteld. Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stofen watervrij. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te bedienen. ► Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen. Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die vastgeschroefd zijn. ► Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een medewerker van de technische dienst van Samsung. Veiligheidsinformatie_ 13 Gebruik van verbruiksartikelen Opgepast Haal de tonercassette niet uit elkaar. ► Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart. ► Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of fixeereenheid. ► Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken. Gerecyclede verbruiksartikelen (bijvoorbeeld toner) kunnen het apparaat beschadigen. ► Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden gebracht. Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kleding terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het verwijderen van vastgelopen papier. ► Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm water gebruiken. ► Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik altijd koud water. Veiligheidsinformatie_ 14 Informatie over wettelijke voorschriften Dit apparaat is ontworpen voor een normale werkomgeving en is gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften. Verklaring inzake laserveiligheid De printer is in de VS gecertificeerd conform de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk J, voor Klasse I(1) laserproducten, en buiten de VS als Klasse I laserproduct conform de vereisten van IEC 60825-1:1993 + A1:1997 + A2:2001. Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik, gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I. • Golflengte: 800 nm • Bundeldivergentie - Parallel: 12 graden - Verticaal: 30 graden • Maximum vermogen of energie-output: 5 mW WAARSCHUWING De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel ze onzichtbaar is, kan de gereflecteerde laserstraal uw ogen beschadigen. Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken en letsels te beperken. Veiligheid in verband met ozon Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan het apparaat in een goed geventileerde ruimte te plaatsen. Als u meer wilt weten over ozon, neemt u best contact op met de dichtstbijzijnde Samsung-verdeler. Informatie over wettelijke voorschriften_ 15 Kwik Bevat kwik en moet weggegooid worden conform de plaatselijke voorschriften, de wetten van de staten en de federale wetten (alleen voor VSA). Energiebesparende modus Deze printer is uitgerust met een geavanceerde energiebesparende technologie die het stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd. ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken. Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov Recycleren Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of verwijder ze op een milieuvriendelijke wijze. Alleen voor China Correcte verwijdering van dit product (afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) (Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen voor batterijen) Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv. lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun levensduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde afvalverwijdering. Particuliere gebruikers kunnen contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met lokale overheidsinstanties voor informatie over waar en hoe ze deze items op een ecologisch verantwoorde manier kunnen recyclen. Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en de algemene voorwaarden van de koopovereenkomst nalezen. Dit product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval worden weggegooid. Informatie over wettelijke voorschriften_ 16 Correcte verwerking van de in dit product gebruikte batterijen (Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen voor batterijen.) Deze aanduiding op de batterij, handleiding of verpakking geeft aan dat de batterijen in dit product aan het eind van hun levensduur niet samen met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Een markering met de chemische symbolen Hg, Cd of Pb geeft aan dat de batterij een dosis kwik, cadmium of lood bevat die hoger is dan de referentieniveaus uit EG-Richtlijn 2006/66. Als de batterijen niet op de juiste manier worden weggeworpen, kunnen deze stoffen schade berokkenen aan mens en milieu. Om het milieu te beschermen en het hergebruiken van materialen aan te moedigen, verzoeken wij u afgedankte accu’s en batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelpunt voor accu’s en batterijen in uw omgeving. Alleen voor Taiwan Radiofrequentiestraling FCC-normen (VS) Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: • dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken • en moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken. Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale apparaten van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij bepaalde installaties geen interferentie optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, raden wij de gebruiker aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen: • verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op; • vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger; • sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten; • raadpleeg uw verdeler of een ervaren radio-/televisiemonteur. Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming aan de gebruiker om het apparaat te gebruiken vervalt. Canadese regelgeving inzake radio-interferentie Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor stoorsignalen vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de standaard voor apparatuur die interferentie zou kunnen veroorzaken, met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada. Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur : « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada. Informatie over wettelijke voorschriften_ 17 VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA Federale Communicatiecommissie (FCC) Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15 Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn. Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel gekwalificeerd voor gebruik in de Verenigde Staten van Amerika als er een FCC ID-nummer op het systeemlabel staat. De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het apparaat en het lichaam, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld. Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd ligt ruimschoots onder de tot dusver gekende RF-blootstellingsgrenzen. Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken. Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Door wijzigingen aan te brengen aan een draadloos apparaat vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant. FCC-bepaling voor het gebruik van draadloze LAN Tijdens de installatie en het gebruik van een combinatie van deze zender en antenne kan de RF-blootstellingsgrens van 1 mW/cm2 dicht bij de geïnstalleerde antenne worden overschreden. Daarom moet de gebruiker altijd minstens 20 cm afstand houden van de antenne. Dit apparaat kan niet geïnstalleerd worden met een andere verzender en verzendantenne. Alleen voor Rusland Informatie over wettelijke voorschriften_ 18 Alleen voor Duitsland Alleen voor Turkije Faxidentificatie Volgens de Telephone Consumer Protection Act van 1991 is het wettelijk verboden om met een computer of een ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden tenzij ze voorzien zijn van een duidelijke strook aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste pagina met de volgende gegevens: 1. verzenddatum en -tijd; 2. naam van het bedrijf, de bedrijfsafdeling of afzender; en 3. telefoonnummer van het verzendapparaat, het bedrijf, de bedrijfsafdeling of de persoon. De telefoonmaatschappij kan wijzigingen aanbrengen in haar communicatiefaciliteiten, in de werking van haar installaties of in procedures waar dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften van FCC Deel 68. Als van zulke wijzigingen redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met de communicatiemiddelen van de telefoonmaatschappij, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze materiële gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk op de hoogte worden gesteld, zodat hij kan ononderbroken kan blijven genieten van de service. REN-nummer (Ringer Equivalence Number) De aansluitfactor en het FCC-registratienummer voor dit apparaat vindt u op een etiket aan de achterkant of op de onderkant van het apparaat. In een aantal gevallen moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt. De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt "overbelast". Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met het telefoneren en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Er mogen niet meer dan vijf apparaten tegelijk worden aangesloten om er zeker van te zijn dat de telefoonmaatschappij in staat is om de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een aantal gevallen kunnen er geen vijf toestellen aangesloten worden. Als een aangesloten telefoonapparaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan toebrengen aan het telefoonnet. Dit apparaat is in overeenstemming met Deel 68 van de FCC-regels en de vereisten die door de ACTA werden aangenomen. Op de achterkant van dit apparaat bevindt zich een label dat onder meer een product-id bevat met de notatie US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer moet op verzoek worden meegedeeld aan de telefoonmaatschappij. Volgens de voorschriften van de FCC kunnen wijzigingen of modificaties aan dit apparaat die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant ertoe leiden dat de gebruiker het recht verliest om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet veroorzaakt, moet de telefoonmaatschappij de klant waarschuwen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het echter praktisch onmogelijk is om de klant vooraf te verwittigen, kan de telefoonmaatschappij de dienstverlening tijdelijk onderbreken op voorwaarde dat ze: a) de klant onmiddellijk op de hoogte brengt; b) de klant de gelegenheid biedt om het probleem met de randapparatuur te verhelpen; c) de klant erop wijst dat hij het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de procedures uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68". Informatie over wettelijke voorschriften_ 19 Verder moet u weten: • • Dat het apparaat niet ontworpen is voor aansluiting op een PBX-centrale. Als u het apparaat wilt aansluiten op de telefoonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan om buiten een normaal telefoontoestel geen andere apparaten aan te sluiten op de lijn waarop het apparaat is aangesloten. • Als u zich in een gebied bevindt waar het vaak omweert of waar regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij uw dealer of bij een elektronicaspeciaalzaak. • Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst op de hoogte te brengen van de test. De dienst kan u dan meteen verder informeren over hoe u het noodnummer daadwerkelijk kunt testen. • Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen. • Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten. U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C. De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK) Belangrijk Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap hebt op gezet. Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht. Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Verenigd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. U moet een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer. Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok te krijgen als u hem in het stopcontact steekt. Belangrijke waarschuwing: Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten. De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering: • Groen/geel: aarding • Blauw: neutraal • Bruin: fase Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen met die van de stekker. Sluit de groen-gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "E", het aardesymbool, de kleuren groen-geel of de kleur groen. Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "N" of zwart is gekleurd. Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "L" of rood is gekleurd. In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekering van 13 ampère zijn aangebracht. Informatie over wettelijke voorschriften_ 20 Verklaring van overeenstemming (Europese landen) Goedkeuringen en certificeringen De CE-markering op dit product verwijst naar de conformiteitsverklaring van Samsung Electronics Co., Ltd. ten aanzien van de richtlijnen 93/ 68/EEC van de Europese Unie vanaf volgende data: Samsung Electronics verklaart dat dit product in overeenstemming is met de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van: CLX-318x(K) Series: R&TTE-richtlijn (1999/5/EG). De conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op www.samsung.com/printer. Ga naar Support > Download center en voer de naam van uw printer (MFP) in om te bladeren door de EuDoC. 01.01.1995: Richtlijn 2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen. 01.01.1996: Richtlijn 2004/108/EG (92/31/EEG) van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit. 09.03.1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse herkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd. EG-certificering Certificering conform richtlijn 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur (fax). Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluiting als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN-netwerken en compatibele PBX-netwerken in de Europese landen. Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd. Dit product is getest volgens de TBR21-norm. Ter ondersteuning bij het gebruik en de toepassing van randapparatuur die aan deze norm voldoet, heeft het European Telecommunication Standards Institute (ETSI) een adviesrapport opgesteld (EG 201 121) met opmerkingen en aanvullende eisen om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-randapparaten te waarborgen. Het product is ontworpen rekening houdend met alle relevante adviezen die in dit document zijn beschreven en is daar volledig mee in overeenstemming. Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten) Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn. Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s alleen worden met een registratienummer van een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op gebruikt als een EG-conformiteitsmerkteken het systeemlabel staan. Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie in de R&TTE-richtlijn heeft vastgelegd. Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten gekwalificeerde Europese lidstaten: EU Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk (met frequentiebeperkingen), Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. EEA/EFTA-landen IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland. Europese landen met gebruiksbeperkingen: EU In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van meer dan 10 mW, zoals draadloze apparaten. EEA/EFTA-landen Geen beperkingen op dit ogenblik. Informatie over wettelijke voorschriften_ 21 Mededelingen aangaande normen Draadloze geleiding Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. De volgende sectie geeft een algemeen overzicht van beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een draadloos apparaat. Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen voor specifieke landen zijn opgenomen in de specifieke landensecties (of landengroepensecties). De draadloze apparaten in uw systeem zijn uitsluitend gekwalificeerd voor gebruik in de landen die geïdentificeerd kunnen worden aan de hand van de markering "Radio gekeurd" op het systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos apparaat wilt gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u contact op met het plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring voor meer informatie over de vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereguleerd en mogen niet worden gebruikt. Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd ligt ruimschoots onder de tot dusver gekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie uitstralen dan is toegestaan volgens de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de producent ervan overtuigd dat deze apparaten veilig zijn in gebruik. Ongeacht het vermogensniveau moet menselijk contact tijdens de normale werking zoveel mogelijk worden vermeden. De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (zonder uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden, wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld en bezig is met zenden. Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend. Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder zijn voorbeelden van gebruikelijke beperkingen opgenomen. Draadloze RF-communicatie kan interferentie veroorzaken met apparatuur aan boord van burgerluchtvaarttoestellen. De huidige luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze toestellen aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld tijdens de vlucht. IEEE 802.11 (beter bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-communicatie-apparaten zijn voorbeelden van draadloze communicatie-apparaten. In omgevingen waar het risico op interferentie met andere apparaten of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt beschouwd kan gebruik van een draadloos apparaat beperkt of verboden worden. Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld met zuurstof en ontvlambare gassen zijn enkele voorbeelden van omgevingen waar het gebruik van draadloze apparaten beperkt of verboden kan zijn. Als u zich in een omgeving bevindt waarvan u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten gesanctioneerd is, vraagt u de plaatselijke autoriteiten om toelating voor u het draadloze apparaat inschakelt of in gebruik neemt. Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het gebruik van draadloze apparaten. Aangezien uw systeem uitgerust is met een draadloos apparaat moet u, als u van het ene land naar het andere reist, voor uw vertrek nagaan bij de plaatselijke radiogoedkeuringsinstanties of er beperkingen bestaan voor het gebruik van draadloze apparaten in het land van bestemming. Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos apparaat mag u het draadloos apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en schermen op hun plaats zitten en het systeem compleet is. Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Door wijzigingen aan te brengen aan een draadloos apparaat vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant. Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het land waar het apparaat gebruikt zal worden. Raadpleeg de systeemherstelkit van de fabrikant of neem contact op met de technische dienst van de fabrikant voor meer informatie. Informatie over wettelijke voorschriften_ 22 OpenSSL-licentie Copyright © 1998-2001 The OpenSSL Project. Alle rechten voorbehouden. Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1. In een herdistributie van de broncode moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende exoneratieclausule overgenomen worden. 2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende exoneratieclausule worden overgenomen in de documentatie en/of andere materialen die met de distributie worden meegeleverd. 3. Bij alle reclamemateriaal waarin functies of het gebruik van deze software worden vermeld, moet de volgende erkenning worden weergegeven: "Dit product bevat software die door het OpenSSL Project is ontwikkeld voor gebruik in de OpenSSL Toolkit (http:// www.openssl.org/)". 4. De namen "OpenSSL Toolkit" en "OpenSSL Project" mogen niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming worden gebruikt om van deze software afgeleide producten te promoten. 5. Voor schriftelijke toestemming kunt u contact opnemen met [email protected]. 6. Producten die van deze software zijn afgeleid, mogen niet "OpenSSL" worden genoemd, noch mag "OpenSSL" in de namen van die producten worden opgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het OpenSSL Project. 7. Herdistributies in om het even welke vorm moeten de volgende erkenning bevatten: "Dit product bevat software die ontwikkeld werd door OpenSSL Project voor gebruik in de OpenSSL-Toolkit (http://www.openssl.org/)". DEZE SOFTWARE WORDT DOOR HET OpenSSL PROJECT AANGEBODEN IN DE STAAT WAARIN DEZE ZICH BEVINDT. UITDRUKKELIJKE OF STILZWIJGENDE GARANTIES, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE STILZWIJGENDE GARANTIES MET BETREKKING TOT VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, WORDEN VAN DE HAND GEWEZEN. ONDER GEEN ENKELE VOORWAARDE ZULLEN HET OpenSSL-PROJECT OF DE PARTIJEN DIE HIERTOE HEBBEN BIJGEDRAGEN AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, SPECIALE, MORELE OF GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE AANKOOP VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN; VERLIES VAN GEBRUIK OF GEGEVENS; WINSTDERVING; OF ONDERBREKING VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN), ONGEACHT DE WIJZE WAAROP DEZE SCHADE WERD VEROORZAAKT EN ONGEACHT DE AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT, STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (MET INBEGRIP VAN NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE OP ENIGE WIJZE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE, ZELFS INDIEN WERD GEWEZEN OP DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE. Dit product bevat cryptografische software geschreven door Eric Young ([email protected]). Dit product bevat software geschreven door Tim Hudson ([email protected]). Originele SSLeay-licentie Copyright © 1995-1998 Eric Young ([email protected]). Alle rechten voorbehouden. Dit pakket is een SSL-implementatie geschreven door Eric Young ([email protected]). De implementatie is geschreven conform SSL van Netscape. Deze bibliotheek kan gratis worden gebruikt voor commerciële en niet-commerciële doeleinden mits de volgende voorwaarden worden nageleefd. De volgende voorwaarden gelden niet alleen voor de SSL-code, maar voor alle code in deze distributie, zoals RC4, RSA, lhash, DES enz. Voor de SSL-documentatie die in deze distributie is ingesloten gelden dezelfde auteursrechten, behalve dat Tim Hudson ([email protected]) de houder is van de rechten. Eric Young behoudt de auteursrechten waardoor de copyrightvermeldingen in de code niet verwijderd mogen worden. Als dit pakket in een product wordt gebruikt, moet Eric Young erkend worden als de auteur van de gebruikte delen van de bibliotheek. Dit kan gebeuren in de vorm van een tekstbericht bij het opstarten van het programma of in de documentatie (online of in de tekst) die meegeleverd wordt met het pakket. Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1. Bij herdistributie van de broncode moeten de copyrightvermeldingen worden behouden, evenals de volgende lijst en de volgende voorwaarden. 2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende exoneratieclausule worden overgenomen in de documentatie en/of andere materialen die met de distributie worden meegeleverd. 3. Alle advertentiematerialen die eigenschappen of gebruik van deze software vermelden moeten de volgende erkenning tonen: "Dit product bevat cryptografische software geschreven door Eric Young ([email protected])". De term "cryptografisch" kan worden weggelaten als de gebruikte onderdelen van de bibilotheek niets met crypotografie te maken hebben. 4. Als u Windows-specifieke code (of een afgeleide daarvan) uit de toepassingsmap gebruikt (toepassingscode) moet u er een erkenning in opnemen: "Dit product bevat software geschreven door Tim Hudson ([email protected])". Informatie over wettelijke voorschriften_ 23 DEZE SOFTWARE WORDT TER BESCHIKKING GESTELD DOOR ERIC YOUNG "IN DE HUIDIGE VORM". IEDERE EXPLICIETE OF IMPLICIETE GARANTIE, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT ALLE IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE VERHANDELBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, WORDT VAN DE HAND GEWEZEN. ONDER GEEN ENKELE VOORWAARDE ZULLEN DE AUTEUR OF DIENS MEDEWERKERS AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, SPECIALE, MORELE OF GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE AANKOOP VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN; VERLIES VAN GEBRUIK OF GEGEVENS; WINSTDERVING; OF ONDERBREKING VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN), ONGEACHT DE WIJZE WAAROP DEZE SCHADE WERD VEROORZAAKT EN ONGEACHT DE AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT, STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (MET INBEGRIP VAN NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE OP ENIGE WIJZE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE, ZELFS INDIEN WERD GEWEZEN OP DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE. De licentie en de distributievoorwaarden voor elke publiek beschikbare versie of afgeleide van deze code mogen niet gewijzigd worden. Deze code kan met andere woorden niet zomaar gekopieerd worden en onder een andere distributielicentie worden geplaatst (met inbegrip van de GNU Public Licence). Alleen voor China Informatie over wettelijke voorschriften_ 24 Informatie over deze gebruikershandleiding Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor een correcte installatie en een juist gebruik van het apparaat. • • • • • Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt (zie "Veiligheidsinformatie" op pagina 10). Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij het gebruik van het apparaat (zie "Problemen oplossen" op pagina 125). De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst (zie "Verklarende woordenlijst" op pagina 154). De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op Windows XP. Conventie Sommige termen in deze handleiding zijn onderling verwisselbaar. • Document is synoniem met origineel. • Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal. • Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer. De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze handleiding worden gebruikt. Conventie Omschrijving Voorbeeld Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of namen van knoppen op het apparaat. Opmerking Biedt aanvullende informatie of details over een functie of voorziening van het apparaat. De datumnotatie kan verschillen van land tot land. Opgepast Biedt nuttige informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke mechanische schade of defecten. Raak het oppervlak van de drum in de tonercassette of de beeldeenheid niet aan. Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut ("Kruisverwijzing") Verwijst naar meer gedetailleerde informatie. (Zie "Meer informatie vinden" op pagina 26.) Informatie over deze gebruikershandleiding_ 25 Start Meer informatie vinden Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dat kunnen papieren of digitale documenten zijn. Materiaalbenaming Omschrijving Beknopte installatiehandleiding Deze handleiding bevat informatie over de installatie van uw apparaat. Deze handleiding wordt in de doos met de printer meegeleverd. Gebruikershandleiding Deze handleiding bevat stapsgewijze instructies om de functies van uw apparaat optimaal te benutten, voor het onderhoud van uw apparaat, probleemoplossing en de vervanging van toebehoren. Help bij het printerstuurprogramma Deze Help biedt ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies voor de instelling van de afdrukopties (zie "Help gebruiken" op pagina 77). Samsung-website Als u een internetverbinding hebt, kunt voor hulp, ondersteuning, stuurprogramma’s voor uw apparaat, gebruikershandleidingen en bestelinformatie terecht op de Samsung-website, www.samsung.com/printer. Te downloaden software U kunt handige softwareprogramma’s downloaden van de website van Samsung. • Samsung AnyWeb Print: helpt gebruikers om op een eenvoudige manier schermafbeeldingen van de website te maken in Windows Internet Explorer. (http://solution.samsungprinter.com/personal/anywebprint) • SyncThru™ Web Admin Service: is erg handig voor netwerkbeheerders die meerdere apparaten tegelijk moeten beheren. Dit programma is alleen bedoeld voor netwerkmodellen. (http://solution.samsungprinter.com) • Samsung Easy Color Manager: helpt gebruikers van Samsung-kleurenlaserprinters om de gewenste kleuren in te stellen. (http://solution.samsungprinter.com/personal/colormanager) Informatie over deze gebruikershandleiding_ 26 De functies van uw nieuw product Uw nieuw apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren. Speciale functies Afdrukken met hoge snelheid en uitstekende kwaliteit Afdrukken in verschillende besturingssystemen • • • • U kunt in een ruime waaier van kleuren afdrukken met cyaan, magenta, geel en zwart. U kunt afdrukken met een resolutie tot 2 400 x 600 dpi effectieve uitvoer. Uw apparaat drukt tot 16 ppm van A4-formaat af en tot 17 ppm van Letter-formaat. In kleurenmodus drukt uw apparaat 4 ppm van A4- of Letter-formaat af. Verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken • De lade voor 130 vellen biedt plaats voor normaal papier van diverse afmetingen, briefhoofden, enveloppen, etiketten, aangepaste afdrukmaterialen, postkaarten en zwaar papier. • • Originelen in diverse formaten kopiëren • • Professionele documenten creëren • • • • Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster (zie "Posters afdrukken" op pagina 77). Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten aanpassen met woorden als "Vertrouwelijk" (zie "Watermerken gebruiken" op pagina 79). U kunt voorbedrukt papier of briefhoofden gebruiken (zie "Overlay gebruiken" op pagina 79). • • U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier uit te sparen (zie "Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina 77). Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. Om papier uit te sparen kunt u op beide zijden van het vel afdrukken (handmatig) (zie "Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)" op pagina 78). Uw apparaat kan meerdere afbeeldingen/kopieën van het origineel document op een enkele pagina afdrukken (zie "2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)" op pagina 86). Er zijn speciale functies om een catalogus- of krantenachtergrond te wissen. De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd. Originelen scannen en direct verzenden • • Tijd en geld besparen • U kunt afdrukken in verschillende besturingssystemen, zoals Windows, Linux en Macintosh (zie "Systeemvereisten" op pagina 40). Uw apparaat is uitgerust met een netwerkinterface en een Hi-Speed USB 2.0-interface. Uw apparaat is uitgerust met een draadloze-netwerkinterface (alleen CLX-318xFW/ CLX-318xW(K)K). U kunt in kleur scannen met de juiste compressie voor BMP-, JPEG-, TIFF- en PDF-indeling. U kunt bestanden snel scannen en naar verschillende bestemmingen verzenden via netwerkscan (zie "Voor een met een netwerk verbonden apparaat (alleen CLX-318xN(K)/ CLX-318xFN/CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)" op pagina 89). IPv6 (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/ CLX-318xFW) • Het apparaat ondersteunt IPv6. Zie "IPv6-configuratie" op pagina 51 voor meer informatie. Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een fax (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) • • U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden, en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen bestemmingen verzenden. Na het verzenden kan het apparaat een faxrapport afdrukken op basis van uw instellingen. De functies van uw nieuw product_ 27 Eco copy (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xFN) • U kunt toner- en papierverbruik beperken. Zie "Knop Eco Copy (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xFN)" op pagina 38 voor meer informatie. DLNA (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K) • Dit apparaat ondersteunt DLNA-afdrukken als DMPr (Digital Media Printer). DLNA-afdrukken met onder meer de afdrukcontrolefunctie kunt u gemakkelijk gebruiken in een thuisnetwerk. De functies van uw nieuw product_ 28 Functies per model Het apparaat voorziet alles wat u nodig hebt voor de verwerking van uw documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf. Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land. De onderstaande lijst geeft de voornaamste functies per model weer. CLX-318x(K) CLX-318x(K)K CLX-3186 CLX-318xN(K) CLX-318xN(K)K CLX-3186N CLX-318xW(K)K CLX-318xFN CLX-3186FN CLX-318xFW Afdrukken ● ● ● ● ● Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) ● ● ● ● ● Kopiëren ● ● ● ● ● Eco Copy ● ● Scannen ● ● Functies ● ● ● Faxen ● ● Netwerk PC-fax ● ● Fax to PC (Samsung Scan en Fax Manager) ● ● Bellen met de hoorn op de haak ● ● USB 2.0 ● ● ● ● ● ● USB-geheugeninterface (Direct USB) ● ● ● ● IPv6 ● ● ● ● Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN ● ● ● ● Netwerkinterface 802.11b/g/n draadloos LAN ● SyncThru™ Web Service Schermafdruk PictBridge ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● Automatische documentinvoer (ADI) ( ●: inbegrepen, ○: optioneel, leeg: niet beschikbaar) • • • CLX-318x(K), CLX-318x(K)K en CLX-3186 zijn gelijkaardig maar hebben een andere naam. Deze Gebruikershandleiding is geschreven op basis van de CLX-318x(K). CLX-318xN(K), CLX-318xN(K)K en CLX-3186N zijn gelijkaardig maar hebben een andere naam. Deze Gebruikershandleiding is geschreven op basis van de CLX-318xN(K). CLX-318xFN en CLX-3186FN zijn een en hetzelfde apparaat ondanks de verschillende naam. Deze Gebruikershandleiding is geschreven op basis van de CLX-318xFN. De functies van uw nieuw product_ 29 Inleiding 1. Dit hoofdstuk biedt een overzicht van uw apparaat. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • Apparaatoverzicht (CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K) Overzicht bedieningspaneel (CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/ CLX-318xW(K)K) Apparaatoverzicht (CLX-318xFN/CLX-318xFW) • Overzicht bedieningspaneel (CLX-318xFN/CLX-318xFW) Informatie over de Status-LED Kennismaking met handige knoppen De status van de tonercassette Apparaatoverzicht (CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K) Voorkant 1 8 11 7 6 2 5 4 12 9 10 3 Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. 1 Scannerdeksel 5 Voorklep 9 Opvangbak voor gebruikte toner 2 USB-poorta 6 Papieruitvoersteun 10 Beeldeenheid 3 Lade 1 7 Bedieningspaneel 11 Glasplaat 4 Handgreep in de voorklep 8 Tonercassettes 12 Scanner a. alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K Inleiding_ 30 Achterkant 1 5 2 4 3 Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. 1 Handgreep van achterklep 4 USB-poort 2 Achterklep 5 Netwerkpoorta 3 Netsnoeraansluiting a. alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K Inleiding_ 31 Overzicht bedieningspaneel (CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K) Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. 1 2 3 16 4 15 5 6 14 7 13 8 5 12 11 10 9 Power Hiermee kunt u het apparaat in- en uitschakelen (zie "Knop Power" op pagina 37). Eco Copy Vermindert toner- en papierverbruik (zie "Knop Eco Copy (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xFN)" op pagina 38). 2 Direct USB (CLX-318xW(K)K) Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden van een USB-geheugenapparaat afdrukken als dat is aangesloten op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het apparaat (zie "USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/ CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)" op pagina 106). 3 ID Copy Hiermee kunt u beide zijden van een ID-kaart, zoals een rijbewijs, op één zijde van een vel kopiëren (zie "ID-kaart kopiëren" op pagina 85). 4 Display Toont de huidige status en geeft meldingen weer tijdens het gebruik. 5 Pijl-links/rechts Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden. 6 OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm. 7 Menu Hiermee opent u de menumodus en schuift u door de beschikbare menu’s (zie "Menuoverzicht" op pagina 113). 8 Stop/Clear Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken. Hiermee kunt u in stand-bymodus de kopieeropties (zoals helderheid, documenttype, kopieerformaat en aantal exemplaren) wissen/annuleren. 9 Wireless LED (CLX-318xW(K)K) Toont de huidige status van verbruiksgoederen in uw apparaat (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 37). 10 Status-LED Geeft de status van uw apparaat weer (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 37). 11 Color Start Start een afdruktaak in kleurmodus. 12 Black Start Start een afdruktaak in zwart-witmodus. 13 Back Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu. 14 Tonerkleur De tonerkleuren onder het LCD-scherm corresponderen met de berichten op het display (zie "De status van de tonercassette" op pagina 38). 15 Scan to Verzendt gescande gegevens (zie "Originelen scannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.)" op pagina 88). Print Screen (CLX-318x(K)) Drukt het venster af dat op het scherm wordt weergegeven (zie "Knop Print screen (alleen CLX-318x(K))" op pagina 37). Direct USB (CLX-318xN(K)) Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden van een USB-geheugenapparaat afdrukken als dat is aangesloten op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het apparaat (zie "USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/ CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)" op pagina 106). WPS (CLX-318xW(K)K) Als uw draadloos toegangspunt Wi-Fi Protected Setup™(WPS) ondersteunt, kunt u het apparaat eenvoudig configureren zonder computer (zie "Knop WPS (alleen CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)" op pagina 38). 1 16 Inleiding_ 32 Apparaatoverzicht (CLX-318xFN/CLX-318xFW) Voorkant 1 14 10 2 9 11 15 3 8 4 7 16 6 12 13 5 Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. 1 Breedtegeleiders voor documenten 5 Lade 1 9 Bedieningspaneel 13 Beeldeenheid 2 Documentinvoerlade 6 Handgreep in de voorklep 10 Documentinvoerklep 14 Scannerdeksel 3 Documentuitvoerlade 7 Voorklep 11 Tonercassettes 15 Glasplaat 4 USB-poort 8 Documentuitvoerlade 12 Opvangbak voor gebruikte toner 16 Scanner Inleiding_ 33 Achterkant 1 7 6 5 2 4 3 Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. 1 Handgreep van achterklep 5 Netwerkpoort 2 Achterklep 6 Aansluiting telefoonlijn 3 Netsnoeraansluiting 7 Uitgang voor bijkomend telefoontoestel (EXT) 4 USB-poort Inleiding_ 34 Overzicht bedieningspaneel (CLX-318xFN/CLX-318xFW) Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. 1 2 3 4 22 21 5 6 20 7 8 9 19 10 7 11 12 13 18 14 17 16 15 Power Hiermee kunt u het apparaat in- en uitschakelen (zie "Knop Power" op pagina 37). Eco Copy (CLX-318xFN) Vermindert toner- en papierverbruik (zie "Knop Eco Copy (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xFN)" op pagina 38). Direct USB (CLX-318xFW) Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden van een USB-geheugenapparaat afdrukken als dat is aangesloten op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het apparaat (zie "USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/ CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)" op pagina 106). 3 ID Copy Hiermee kunt u beide zijden van een ID-kaart, zoals een rijbewijs, op één zijde van een vel kopiëren (zie "ID-kaart kopiëren" op pagina 85). 4 Display Toont de huidige status en geeft meldingen weer tijdens het gebruik. 5 Kopiëren Activeert de kopieermodus. 6 Faxen Activeert de faxmodus. 7 Pijl-links/rechts Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden. 8 Menu Hiermee opent u de menumodus en schuift u door de beschikbare menu’s (zie "Menuoverzicht" op pagina 113). 9 OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm. 10 Cijfertoetsen Hiermee kiest u een nummer of voert u alfanumerieke tekens in (zie "Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 65). 11 Address Book Hiermee kunt u opgeslagen e-mailadressen zoeken. 12 Redial/Pause Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in stand-bymodus) of voegt u een pauze in een faxnummer in (in bewerkingsmodus). 13 Black Start Start een afdruktaak in zwart-witmodus. 14 Stop/Clear Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken. Hiermee kunt u in stand-bymodus de kopieeropties (zoals helderheid, documenttype, kopieerformaat en aantal exemplaren) wissen/annuleren. 15 Wireless LED (CLX-318xFW) Toont de huidige status van verbruiksgoederen in uw apparaat (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 37). 16 Status-LED Geeft de status van uw apparaat weer (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 37). 17 Color Start Start een afdruktaak in kleurmodus. 18 On Hook Dial Hiermee opent u de telefoonlijn. 1 2 Inleiding_ 35 19 Back Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu. 20 Scan/E-mail Activeert de scanmodus. 21 Tonerkleur De tonerkleuren onder het LCD-scherm corresponderen met de berichten op het display (zie "De status van de tonercassette" op pagina 38). Direct USB (CLX-318xFN) Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden van een USB-geheugenapparaat afdrukken wanneer dat is aangesloten op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het apparaat (zie "USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/ CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)" op pagina 106). WPS (CLX-318xFW) Als uw draadloos toegangspunt Wi-Fi Protected Setup™(WPS) ondersteunt, kunt u het apparaat eenvoudig configureren zonder computer (zie "Knop WPS (alleen CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)" op pagina 38). 22 Inleiding_ 36 Informatie over de Status-LED Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in het bericht of raadpleeg het deel Probleemoplossing (zie "Informatie over displaymeldingen" op pagina 130). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan. Status Uit Omschrijving • • • Groen Knipperen • • Blauw Rood Het apparaat is online en klaar voor gebruik. Aan Wanneer het apparaat met een draadloos netwerk is verbonden, licht het Wireless-LED blauw op (alleen CLX-318xFW/ CLX-318xW(K)K). • • Aan • • • • • Kennismaking met handige knoppen • Als de groene LED langzaam knippert, ontvangt het apparaat gegevens van de computer. Als de groene LED snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken. Aan Knipperen Alle afdrukfouten zullen in het venster van het programma Smart Panel verschijnen. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Het apparaat is offline. Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus. Als er gegevens binnenkomen of als er een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat automatisch online. U kunt de draadloze functie niet gebruiken. • De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de naam van uw model. De afbeeldingen kunnen verschillen van uw apparaat afhankelijk van het model of de opties. Controleer de naam van uw model. Knop Menu Als u de status van het apparaat wilt kennen en uw apparaat wilt instellen om een geavanceerde functie te gebruiken, klikt u op de knop Menu (zie "Status van het apparaat en geavanceerde instellingen" op pagina 109). Knop Power Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Controleer het bericht op het display. Als het probleem is opgelost, gaat de printer door met afdrukken (zie "Informatie over displaymeldingen" op pagina 130). De tonercassette is bijna leeg. De geschatte levensduur van de cassette is bijna bereikt. Houd een nieuwe cassette gereed om de oude cassette te vervangen. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 125). De tonercassette heeft de geschatte levensduur bijna bereikt. Er wordt aanbevolen om de tonercassette te vervangen. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145.) Er is een papierstoring opgetreden (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 127). De klep is open. Sluit de klep. De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade. Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout. Bekijk het bericht op het display (zie "Informatie over displaymeldingen" op pagina 130). Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes af (bv. hervulde of gereviseerde tonercassettes). Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes immers niet garanderen. Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg van het gebruik van andere tonercassettes dan die van Samsung worden niet gedekt door de garantie van het apparaat. Bij de CLX-318x(K) CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K sluit u het netsnoer aan op het stopcontact en drukt u op deze knop. Het apparaat wordt ingeschakeld. Om het apparaat volledig uit te schakelen, houdt u deze knop ingedrukt tot App uit op het display verschijnt. Selecteer Ja om het apparaat uit te schakelen. Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW sluit u het netsnoer aan op het stopcontact en het apparaat wordt automatisch ingeschakeld. Wanneer het apparaat in energiebesparingsmodus schakelt, licht de knop Power blauw op. Knop Print screen (alleen CLX-318x(K)) • • Inleiding_ 37 De actieve vensters op het scherm worden afgedrukt. 1. Druk op Print Screen op het bedieningspaneel. 2. Druk op OK zodra Actief verschijnt. Het apparaat drukt de op het scherm weergegeven actieve vensters af. Het volledige scherm wordt afgedrukt. 1. Druk op Print Screen op het bedieningspaneel. 2. Druk op OK zodra Vol verschijnt. Het apparaat drukt het volledige scherm af. • • • • De pagina wordt afgedrukt op het standaardpaginaformaat (A4 of Letter). Deze functie kan alleen worden gebruikt op een apparaat dat via een USB-kabel is aangesloten. Print Screen kan alleen worden gebruikt in Windows en Macintosh. Deze functie kan alleen worden gebruikt als het apparaatstuurprogramma is geïnstalleerd. Knop Eco Copy (alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/ CLX-318xFN) De status van de tonercassette De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status-LED en het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden vervangen, licht de Status-LED rood op en wordt het bericht op het display weergegeven. Met de pijlmarkering wordt aangegeven op welke tonerkleur het bericht betrekking heeft of welke cassette eventueel moet worden vervangen. Voorbeeld: Met de functie Eco Copy spaart u toner en papier uit. U kunt de functie Eco Copy instellen om uw papierverbruik aan te passen en de instellingen die u wilt gebruiken opslaan. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op OK zodra St.inst. wijz. verschijnt. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Eco-kopie verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste modus te selecteren. • Alleen mono: drukt alle originele afbeeldingen in zwart-witmodus af. • 2 op 1/Z-W: drukt twee originele afbeeldingen in zwart-witmodus af zodat ze op één vel papier passen. • 4 op 1/Z-W: drukt vier originele afbeeldingen in zwart-witmodus af zodat ze op één vel papier passen. • 2 op 1/Kleur: drukt twee originele afbeeldingen in kleurmodus af zodat ze op één vel papier passen. • 4 op 1/Kleur: drukt vier originele afbeeldingen in kleurmodus af zodat ze op één vel papier passen. 6. Druk op OK om de selectie op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van de gele tonercassette door de pijl aangegeven. Controleer het bericht op het display om te achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt oplossen. Zie "Informatie over displaymeldingen" op pagina 130 voor meer informatie over foutberichten. Knop WPS (alleen CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW) Wi-Fi Protected Setup™(WPS) is een standaard voor het eenvoudig en veilig opzetten van een draadloos netwerk. Deze functie vereenvoudigt de procedure voor de configuratie van een draadloos netwerk en beveiligingsopties. De knop WPS laat u toe om op een eenvoudige manier een draadloos netwerk op te zetten. Deze functie vereenvoudigt de procedure voor de configuratie van draadloze-netwerkopties, zoals een netwerknaam (SSID), gegevenscodering en verificatie. U kunt de instellingen van de draadloze verbinding instellen door op deze knop te drukken. Raadpleeg "Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/ CLX-318xW(K)K)" op pagina 52 om deze functie uit te voeren. Inleiding_ 38 Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes af (bv. hervulde of gereviseerde tonercassettes). Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsungtonercassettes immers niet garanderen. Onderhoud en reparaties die vereist zijn als gevolg van het gebruik van niet-originele Samsungtonercassettes worden niet gedekt door de garantie van het apparaat. Aan de slag 2. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het USB-apparaat en de software instelt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • De hardware installeren Meegeleverde software Systeemvereisten • • De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de naam van uw model. De afbeeldingen kunnen verschillen van uw apparaat afhankelijk van het model of de opties. Controleer de naam van uw model. Het stuurprogramma van een USB-apparaat installeren Uw printer lokaal delen Plaats het apparaat op een vlak en stabiel oppervlak zodat het niet meer dan 2 mm overhelt. De afdrukkwaliteit kan hierdoor immers verslechteren. De hardware installeren In dit deel worden de stappen beschreven die u moet volgen om de hardware te installeren, zoals toegelicht in de Beknopte installatiehandleiding. Lees eerst de Beknopte installatiehandleiding en volg de onderstaande stappen. 1. Kies een stabiele locatie. Kies een vlak en stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen van kleppen en papierladen. Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel. 2mm (0.08 in) 2mm (0.08 in) 2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde artikelen. 3. Verwijder de verpakkingstape. 4. Plaats een tonercassette. 5. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 71). 6. Controleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden. 7. Zet het apparaat aan. Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren. Dit apparaat werkt niet als de elektriciteit uitvalt. Meegeleverde software Nadat u uw apparaat hebt geïnstalleerd en met uw computer hebt verbonden, moet u de printersoftware installeren. Als u Windows of Macintosh OS gebruikt, installeert u de software vanaf de meegeleverde cd-rom. Als u Linux OS of UNIX OS gebruikt, downloadt u de software van de website van Samsung (www.samsung.com/printer) en installeert u deze op uw computer. • • U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1 000 m. Zie het deel over de hoogte-instelling voor optimaal afdrukken (zie "Luchtdruk of hoogte aanpassen" op pagina 64). Aan de slag_ 39 De apparaatsoftware wordt bij gelegenheid bijgewerkt, onder meer bij de release van een nieuw besturingssysteem. Download indien nodig de laatste versie van de website van Samsung (www.samsung.com/printer). De geïnstalleerde software kan verschillen afhankelijk van het model. Systeemvereisten Besturing ssysteem Windows Inhoud • • • • • • • Macintosh • • • • • • Linux • • • • Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma om de functies van het apparaat maximaal te benutten. Scannerstuurprogramma: voor het scannen van documenten op uw apparaat zijn TWAIN- en WIA-stuurprogramma’s (Windows Image Acquisition) beschikbaar. Smart Panel: dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u als er een fout optreedt tijdens het afdrukken. SmarThrua: dit is de meegeleverde op Windows gebaseerde software voor uw multifunctioneel apparaat. Samsung Scan- en faxbeheer: hier vindt u informatie over het programma Samsung Scan- en faxbeheer en de status van het scanstuurprogramma. Network PC Fax: hiermee kunt u een fax verzenden vanaf uw computer zonder gebruik te maken van het bedieningspaneel op het apparaat. (alleen CLX-318xFN/ CLX-318xFW) SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen. Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma om de functies van het apparaat maximaal te benutten. Scannerstuurprogramma: TWAIN-stuurprogramma voor het scannen van documenten op uw apparaat. Smart Panel: dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u als er een fout optreedt tijdens het afdrukken. Samsung Scan- en faxbeheer: hier vindt u informatie over het programma Samsung Scan- en faxbeheer en de status van het scanstuurprogramma. Faxhulpprogramma’s: hiermee kunt u een fax verzenden vanaf uw computer zonder gebruik te maken van het bedieningspaneel op het apparaat. (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen. Unified Linux Driver: gebruik dit stuurprogramma om de functies van het apparaat maximaal te benutten. SANE: gebruik dit stuurprogramma om documenten in te scannen. Smart Panel: dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u als er een fout optreedt tijdens het afdrukken. SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen. Voor u begint moet u controleren of uw systeem aan de volgende vereisten voldoet. Microsoft® Windows® Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen. Vereisten (aanbevolen) BESTURINGS SYSTEEM Vrije schijfruimte Processor RAM Windows® 2000 Intel® Pentium® II 400 MHz (Pentium III 933 MHz) 64 MB (128 MB) 600 MB Windows® XP Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (256 MB) 1,5 GB Windows Server® 2003 Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB Windows Server® 2008 Intel® Pentium® IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz) 512 MB (2 GB) 10 GB Windows Vista® Intel® Pentium® IV 3 GHz 512 MB (1 GB) 15 GB Windows® 7 Intel® Pentium® IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger 1 GB (2 GB) 16 GB • • Windows Server® 2008 R2 a. Hiermee kunt u een gescande afbeelding met behulp van een krachtig beeldbewerkingsprogramma bewerken en per e-mail verzenden. U kunt ook een ander beeldbewerkingsprogramma openen, zoals Adobe Photoshop van SmarThru. Raadpleeg de schermhulp van het programma SmarThru voor meer informatie (zie "SmarThru" op pagina 117). Aan de slag_ 40 • • • Ondersteuning voor DirectX® 9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen). DVD-R/W-station Intel® Pentium® IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren (2 GHz of sneller) 512 MB (2 GB) 10 GB Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle Windows-besturingssystemen. Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben. Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat. Het stuurprogramma van een USB-apparaat installeren Macintosh Vereisten (aanbevolen) BESTURING SSYSTEEM Mac OS X 10.3 ~ 10.4 Processor • • Vrije schijfruimte RAM Intel®-processoren • PowerPC G4/ G5 • 128 MB voor een PowerPC-geb aseerde Mac (512 MB) 512 MB voor een Mac op basis van Intel (1 GB) 1 GB Mac OS X 10.5 • • Intel®-processoren 512 MB (1 GB) 867 MHz of sneller Power PC G4/G5 1 GB Mac OS X 10.6 • Intel®-processoren 1 GB (2 GB) 1 GB U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de aangepaste methode. De volgende stappen zijn aanbevolen voor de meeste gebruikers die hun printer rechtstreeks aansluiten op hun computer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten. Item Vereisten Besturingssysteem Fedora 2~10 (32/ 64 bits) OpenSuSE® 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2, 10.3, 11.0, 11.1 (32/64 bits) SuSE Linux 9.1 (32 bits) Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10 (32/ 64 bits) Mandrake 10.0, 10.1 (32/64 bits) Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 (32/ 64 bits) Debian 3.1, 4.0, 5.0 (32/64 bits) Redhat® Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit) SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bits) Processor Pentium IV 2,4GHz (Intel CoreTM2) RAM 512 MB (1 GB) Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB) • Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 m. Windows Linux • Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel rechtstreeks op uw computer is aangesloten. 2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. • De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een installatievenster. • Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK. • Als u Windows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2 gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires > Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-romstation en klik op OK. • Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista klikt u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en vervolgens op Doorgaan in het venster Gebruikersaccountbeheer. • Als in Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het venster Automatisch afspelen verschijnt, klikt u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en klikt u op Ja in het venster Gebruikersaccountbeheer. 3. Klik op Nu installeren. U moet een swap-partitie van minstens 300 MB maken om met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken. Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale optische resolutie. Selecteer indien nodig uw taal uit de vervolgkeuzelijst Installatietaal. Aan de slag_ 41 De Geavanceerde installatie heeft twee opties: Aangepaste installatie en Alleen software installeren. Als u Aangepaste installatie selecteert, kunt u de aansluiting van het apparaat selecteren en kunt u kiezen welke onderdelen u wilt installeren. Alleen software installeren laat u toe om meegeleverde softwareprogramma’s te installeren, zoals Smart Panel. Volg de richtlijnen op het scherm. 4. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en selecteer Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst. Klik vervolgens op Volgende. 6. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, klikt u op Een testpagina afdrukken. In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 8. 7. Als de testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja. Zo niet, klikt u op Nee om ze opnieuw af te drukken. 8. Klik op Online registratie als u uw apparaat wilt registreren op de website van Samsung. Als de printer nog niet is aangesloten op de computer, klikt u op Hoe een verbinding maken?. Hoe een verbinding maken? geeft gedetailleerde informatie over de aansluiting van het apparaat. Volg de instructies in het venster. 9. Klik op Voltooien. Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, volg dan de onderstaande stappen om het stuurprogramma te herstellen of opnieuw te installeren. a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. b) Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Onderhoud. c) Selecteer Herstellen of Verwijderen en volg de instructies op het scherm. Macintosh Het programma zoekt het apparaat. Als de printer niet op de computer is aangesloten, verschijnt een foutbericht. • • Nadat u het apparaat hebt verbonden klikt u op Volgende. Als u het apparaat voorlopig nog niet wilt aansluiten, schakelt u het selectievakje Schakel deze optie in als u de software wilt installeren zonder de printer aan te sluiten in. In dit geval wordt het venster Een testpagina afdrukken overgeslagen en wordt de installatie voltooid. • Het installatievenster in deze gebruikershandleiding kan verschillen afhankelijk van het apparaat en de gebruikte interface. 5. De gevonden apparaten worden op het scherm weergegeven. Selecteer het gewenste apparaat en klik op Volgende. Als het stuurprogramma slechts één apparaat gevonden heeft, verschijnt het bevestigingsvenster. De cd-rom met software die met uw apparaat werd meegeleverd bevat de stuurprogrammabestanden waarmee u het CUPS- of PostScript-stuurprogramma kunt gebruiken om af te drukken vanaf een Macintosh-computer. (Deze mogelijkheid is alleen beschikbaar als u een apparaat gebruikt dat het PostScript-stuurprogramma ondersteunt.) U vindt er ook het Twain-stuurprogramma waarmee u kunt scannen vanaf uw Macintosh-computer. 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. 3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 4. Dubbelklik op de map MAC_Installer. 5. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. 6. Voer het wachtwoord in en klik op OK. 7. Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 8. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 9. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. 10. Selecteer Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u Aangepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 11. Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de computer worden afgesloten verschijnt. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 12. Selecteer Typische installatie voor een lokale printer en klik vervolgens op OK. Aan de slag_ 42 13. De installatieprocedure wordt uitgevoerd. 14. Het venster Faxwachtrijmaker verschijnt tijdens de installatie. • Klik bij de CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K op Annuleren om naar de volgende stap te gaan. • Selecteer bij de CLX-318xFN/CLX-318xFW de naam van uw apparaat uit de lijst Printernaam en klik op Maken. Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt. 15. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) in het venster Leesmij. 16. Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart…. Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw. Volg de onderstaande stappen om de installatie van het stuurprogramma in Macintosh ongedaan te maken. a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. b) Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. c) Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. d) Dubbelklik op de map MAC_Installer. e) Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. f) Voer het wachtwoord in en klik op OK. g) Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). h) Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). i) Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. j) Selecteer Installatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan) en klik op Installatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan). k) Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de computer worden afgesloten verschijnt. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). l) Nadat de installatie ongedaan is gemaakt klikt u op Afsluiten (voor Mac OS X 10.4 Sluit af). Linux U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com/printer). Volg de onderstaande stappen om de software te installeren. Het Unified Linux-stuurprogramma installeren 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Zodra het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3. Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van Samsung en plaats het op uw computer. 4. Klik op onderaan op het bureaublad. Wanneer het scherm Terminal verschijnt, typt u het volgende: [root@localhost root]#tar zxf [FilePath]/ UnifiedLinuxDriver.tar.gz[root@localhost root]#cd [FilePath]/ cdroot/Linux[root@localhost Linux]#./install.sh Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken. Volg stappen 3 en 4, en volg daarna de instructies op het terminalscherm. 5. Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt. 6. Klik op Finish als de installatie is voltooid. Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Als u problemen ondervindt, raadpleegt u de schermhulp die u kunt openen via het systeemmenu of vanuit het stuurprogrammapakket van Windows-toepassingen, zoals Unified Driver Configurator of Image Manager. SmartPanel installeren 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Zodra het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3. Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van Samsung en pak het uit op uw computer Smart Panel. 4. Klik op onderaan op het bureaublad. Wanneer het scherm Terminal verschijnt, typt u het volgende: [root@localhost root]#tar zxf [FilePath]/ SmartPanel.tar.gz[root@localhost root]#cd [FilePath]/cdroot/ Linux/smartpanel[root@localhost smartpanel]#./install.sh Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken. Volg stappen 3 en 4, en volg daarna de instructies op het terminalscherm. Hulpprogramma Printerinstellingen installeren 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Zodra het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3. Download het Hulpprogramma Printerinstellingen-pakket van de website van Samsung en pak het uit op uw computer. 4. Klik op onderaan op het bureaublad. Wanneer het scherm Terminal verschijnt, typt u het volgende: [root@localhost root]#tar zxf [FilePath]/ PSU.tar.gz[root@localhost root]#cd [FilePath]/cdroot/Linux/ psu[root@localhost psu]#./install.sh Aan de slag_ 43 Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken. Volg stappen 3 en 4, en volg daarna de instructies op het terminalscherm. Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw. Volg onderstaande stappen om de installatie van het stuurprogramma voor Linux ongedaan te maken. a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. b) Zodra het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de installatie van het printerstuurprogramma ongedaan te maken. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. c) Klik op het pictogram onderaan op het bureaublad. Wanneer het scherm Terminal verschijnt, typt u het volgende: [root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/ [root@localhost uninstall]#./uninstall.sh d) Klik op Uninstall. e) Klik op Next. f) Klik op Finish. Uw printer lokaal delen Volg de onderstaande stappen om ervoor te zorgen dat computers uw apparaat lokaal delen. Als de hostcomputer via een USB-kabel rechtstreeks op het apparaat is aangesloten en met de lokale netwerkomgeving is verbonden, kunnen de clientcomputers die met het lokale netwerk zijn verbonden het gedeelde apparaat gebruiken om af te drukken via de hostcomputer. 1 2 • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en Printers. 4. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram. 5. In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista drukt u op Eigenschappen. In Windows 7/Server 2008 R2 selecteert u Eigenschappen van printer in de contextmenu’s. Als bij het item Eigenschappen van printer het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. 6. Selecteer het tabblad Delen. 7. Selecteer Deze printer delen. In Windows Vista of hoger drukt u op Opties voor delen wijzigen en schakelt u het slectievakje voor Deze printer delen in. 8. Vul het veld Share-naam in. Klik op OK. Instellen als clientcomputer 1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Het stuurprogramma van een USB-apparaat installeren" op pagina 41). 2. Klik op het menu Start in Windows. 3. Selecteer Alle programma’s > Accessoires > Windows Verkenner. 4. Voer het IP-adres van de hostcomputer in en druk op de Enter-toets op uw toetsenbord. Als de hostcomputer om een Gebruikersnaam en Wachtwoord vraagt, vult u de gebruikers-id en het wachtwoord van de hostcomputeraccount in. 5. Klik met uw rechtermuisknop op het pictogram van de gewenste printer en selecteer Verbinden. 6. Klik op OK zodra het bericht verschijnt dat de installatie is voltooid. 7. Open het bestand dat uw wilt afdrukken en begin met afdrukken. Macintosh Volg onderstaande stappen voor Mac OS X 10.5 ~ 10.6. Raadpleeg de Help van Mac voor andere versies. 1 2 Hostcomputer Een computer die rechtstreeks met het apparaat is verbonden met een USB-kabel. Clientcomputers Computers die het apparaat gebruiken dat gedeeld wordt via de hostcomputer. Instellen als hostcomputer 1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Macintosh" op pagina 42). 2. Open de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op Afdrukken en faxen. 3. Selecteer het apparaat dat u wilt delen uit de Printerlijst in het linkerpaneel van het venster. 4. Klik op Deel deze printer. Windows Instellen als hostcomputer 1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Het stuurprogramma van een USB-apparaat installeren" op pagina 41). 2. Klik op het menu Start in Windows. 3. In Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxen. • In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en Printers. Instellen als clientcomputer 1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Macintosh" op pagina 42). 2. Open de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op Afdrukken en faxen. 3. Druk op het pictogram +. Er verschijnt een weergavescherm met de naam van uw gedeelde printer. 4. Selecteer uw apparaat en klik op Voeg toe. Aan de slag_ 44 Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/ CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/ CLX-318xFW) 3. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het USB-apparaat en de software instelt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • Netwerkomgeving Introductie van handige netwerkprogramma’s Een bedraad netwerk gebruiken • De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de naam van uw model. (zie "Functies per model" op pagina 29). Netwerkomgeving U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat. In de volgende tabel worden de door het apparaat ondersteunde netwerkomgevingen weergegeven. Item Vereisten Netwerkinterface • • Ethernet 10/100 Base-TX 802.11b/n/g Wireless LAN (alleen CLX-318xW(K)K and CLX-318xFW) Netwerkbesturingssysteem • Windows 2000/Server 2003/Server 2008/XP/Vista/7/Server 2008 R2 Diverse Linux-besturingssystemen Mac OS X 10.3~10.6 • • Netwerkprotocollen • • • • • • Draadloze netwerkbeveiliging • • TCP/IPv4 DHCP, BOOTP DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP, WSD SNMPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec) (Zie "IPv6-configuratie" op pagina 51.) Verificatie: open systeem, gedeelde sleutel, WPA Personal, WPA2 Personal (PSK) Codering: WEP64, WEP128, TKIP, AES Het stuurprogramma voor een met een bedraad netwerk verbonden apparaat installeren IPv6-configuratie Introductie van handige netwerkprogramma’s Er zijn verschillende programma’s voorhanden om de netwerkinstellingen op een eenvoudige manier op te geven in een netwerkomgeving. Zo kan de netwerkbeheerder verschillende apparaten in het netwerk beheren. Stel het IP-adres in voordat u onderstaande programma’s gaat gebruiken. SyncThru™ Web Service Met een in de netwerkapparaat geïntegreerde webserver kunt u het volgende doen. • U kunt de netwerkparameters voor het apparaat configureren zodat het een verbinding kan maken met verschillende netwerkomgevingen. • U kunt de apparaatinstellingen aanpassen. (Zie "SyncThru™ Web Service gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/ CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 115). SyncThru™ Web Admin Service Een webgebaseerd apparaatbeheersysteem voor netwerkbeheerders. SyncThru™ Web Admin Service: hiermee kunt u netwerkapparaten op een efficiënte manier beheren, vanop afstand netwerkapparaten controleren en problemen oplossen vanaf iedere plek waar u internettoegang hebt tot het bedrijfsnetwerk. U kunt dit programma downloaden van http:// solution.samsungprinter.com. SetIP Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/ IP-protocol. • Zie "IIPv4 instellen via het programma SetIP (Windows)" op pagina 46. • Zie "IPv4 instellen via het programma SetIP (Macintosh)" op pagina 47. • Zie "IPv4 instellen via het programma SetIP (Linux)" op pagina 47. TCP/IPv6 wordt niet door dit programma ondersteund. Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 45 Een bedraad netwerk gebruiken U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk leest u hoe u dit op een eenvoudige manier kunt doen. U kunt het netwerk gebruiken nadat u een netwerkkabel hebt aangesloten op de overeenkomstige poort op uw computer. Een netwerkconfiguratierapport afdrukken U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat waarop de huidige netwerkinstellingen van uw apparaat worden getoond. Hiermee kunt u een netwerk instellen en problemen oplossen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Ja verschijnt en vervolgens op OK. In dit netwerkconfiguratierapport vindt u het MAC-adres en het IP-adres van uw apparaat. Als bijvoorbeeld • MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78 • IP-adres: 192.0.0.192 IP-adres instellen Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken over het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt. In een aantal gevallen moet u het IP-adres handmatig instellen. Men spreekt dan van een statisch IP dat vaak om veiligheidsredenen verplicht is in bedrijfsintranetten. • Toewijzing van een IP-adres via DHCP: verbind uw apparaat met het netwerk en wacht enkele minuten tot de DHCP-server een IP-adres aan het apparaat heeft toegewezen. Druk vervolgens het netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven is uitgelegd. Als uit het rapport blijkt dat het IP-adres gewijzigd is, is de toewijzing gelukt. Het nieuwe IP-adres wordt in het rapport weergegeven. • Toewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het IP-adres van uw computer wijzigen. Als uw apparaat uitgerust is met een bedieningspaneel kunt u het IP-adres ook wijzigen via het bedieningspaneel van het apparaat. In een kantooromgeving wordt aangeraden contact op te nemen met een netwerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen. IPv4 instellen met het bedieningspaneel (Windows) 1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Schakel het apparaat in. 3. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot TCP/IP verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot Statisch verschijnt en vervolgens op OK. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot IP-adres verschijnt en vervolgens op OK. 8. Voer het IP-adres in via het numeriek toetsenblok en druk op OK. Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de cijfertoetsen en druk op de pijl-links/rechts om tussen de bytes te schakelen. Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met byte 4). 9. Voer andere parameters in, zoals het Subnetmasker en Gateway verschijnt en druk op OK. 10. Na het invoeren van alle parameters drukt u op Stop/Clear om terug te keren naar de stand-bymodus. Ga nu naar "Het stuurprogramma voor een met een bedraad netwerk verbonden apparaat installeren" op pagina 48. IIPv4 instellen via het programma SetIP (Windows) Met dit programma kunt u het IP-adres van uw apparaat handmatig instellen met behulp van het MAC-adres om te communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u in het netwerkconfiguratierapport terugvindt. Om het programma SetIP te gebruiken schakelt u de firewall op de computer uit voor u doorgaat met de volgende stappen. 1. Open Configuratiescherm. 2. Dubbelklik op Beveiligingscentrum. 3. Klik op Windows Firewall. 4. Schakel de firewall uit. Het programma installeren 1. Plaats de cd-rom met printersoftware die met uw apparaat werd meegeleverd in het cd-romstation. Als de cd met stuurprogramma’s automatisch wordt uitgevoerd, sluit u het venster. 2. Start Windows Explorer en open station X ("X" staat voor de letter die aan uw cd-romstation is toegewezen). 3. Dubbelklik op Application > SetIP. 4. Dubbelklik op Setup.exe om het programma te installeren. 5. Kies een taal en klik op Volgende. 6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien. Het programma starten 1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Schakel het apparaat in. 3. In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma’s > Samsung Printers > SetIP > SetIP. 4. Klik op het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het venster TCP/IP configuration te openen. Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 46 5. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u verder kunt gaan. • MAC Address: zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten). Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. • IP Address: voer hier een nieuw IP-adres voor uw printer in. Als het IP-adres van uw computer bijvoorbeeld 192.168.1.150 is, voert u 192.168.1.X in, waarbij X een nummer tussen 1 en 254 is (uitgezonderd het nummer 150 dat voor de computer wordt gebruikt). • Subnet Mask: voer een subnetmasker in. • Default Gateway: voer een standaardgateway in. 6. Klik op Apply en vervolgens op OK. Het apparaat zal het netwerkconfiguratierapport automatisch afdrukken. Bevestig dat alle instellingen juist zijn. 7. Klik op Exit om het programma SetIP af te sluiten. 8. Start indien nodig de firewall op de computer opnieuw op. IPv4 instellen via het programma SetIP (Macintosh) Om het programma SetIP te gebruiken schakelt u de firewall op de computer uit voor u doorgaat met het volgende. 1. Open Systeemvoorkeuren. 2. Klik op Beveiliging. 3. Klik op het menu Firewall. 4. Schakel de firewall uit. De volgende instructies kunnen afwijken afhankelijk van uw model. 1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP > SetIPapplet.html. 3. Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch worden geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De browser zal de pagina SetIPapplet.html openen, waarop de naam en het IP-adres van de printer worden weergegeven. 4. Selecteer de rij met printergegevens en vervolgens het pictogram Setup, het tweede pictogram links in de menubalk van de toepassing. Het venster TCP/IP Configuration wordt geopend. Als de printer zich niet in de rij met printergegevens bevindt, selecteert u het pictogram Handmatig installeren (derde links) om het venster TCP/IP Configuration te openen. 5. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u verder kunt gaan. • MAC Address: zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten). Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. • IP Address: voer hier een nieuw IP-adres voor uw printer in. Als het IP-adres van uw computer bijvoorbeeld 192.168.1.150 is, voert u 192.168.1.X in, waarbij X een nummer tussen 1 en 254 is (uitgezonderd het nummer 150 dat voor de computer wordt gebruikt). • Subnet Mask: voer een subnetmasker in. • Default Gateway: voer een standaardgateway in. 6. Selecteer Apply, OK en opnieuw OK. De printer zal het configuratierapport automatisch afdrukken. Bevestig dat alle instellingen juist zijn. Sluit Safari af. U mag de cd-rom met installatiebestanden uit het cd-romstation halen. Start indien nodig de firewall op de computer opnieuw op. Het IP-adres, het subnetmasker en de gateway zijn gewijzigd. IPv4 instellen via het programma SetIP (Linux) Het programma SetIP zou tijdens de installatie van het printerstuurprogramma automatisch geïnstalleerd moeten worden. 1. Druk het netwerkconfiguratierapport met het MAC-adres van uw apparaat af. 2. Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/. 3. Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html. 4. Klik om het venster TCP/IP configuration te openen. 5. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart in, en klik vervolgens op Apply. Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:) weg. 6. Het apparaat drukt de netwerkgegevens af. Controleer of alle instellingen juist zijn. 7. Sluit het programma SetIP af. Netwerkparameters instellen U kunt eveneens verschillende netwerkinstellingen opgeven met behulp van netwerkbeheerprogramma’s zoals SyncThru™ Web Admin Service en SyncThru™ Web Service. Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 47 Standaardinstellingen terugzetten Mogelijk moet u de standaardfabrieksinstellingen terugzetten als het apparaat dat u gebruikt met een nieuwe netwerkomgeving wordt verbonden. De standaardfabrieksinstellingen terugzetten via het bedieningspaneel 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Instel. wissen verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Ja verschijnt en vervolgens op OK. 5. Schakel het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen. Als u Windows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2 gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires > Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-romstation en klik op OK. • Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista klikt u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en vervolgens op Doorgaan in het venster Gebruikersaccountbeheer. • Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows 7 of Windows 2008 Server R2, klikt u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en op Ja in het venster Gebruikersaccountbeheer. 3. Selecteer Nu installeren. • Standaard fabrieksinstellingen herstellen met SyncThru™ Web Service 1. Start een webbrowser op zoals Internet Explorer, Safari of Firefox en geef in het browserscherm het nieuwe IP-adres van het apparaat in. Als bijvoorbeeld 2. Klik op Ga naar om toegang te verkrijgen tot de SyncThru™ Web Service. 3. Klik op Login in de rechterbovenhoek op de website. Het venster Login wordt geopend. 4. Typ ID en Password en klik op Login. Typ standaard-id en standaardwachtwoord als u zich voor het eerst aanmeldt op SyncThru™ Web Service. • ID: admin • Password: sec00000 5. Klik op Settings > Network Settings. 6. Klik op Restore Default in het linkerpaneel van de website. 7. Klik op Clear. 8. Klik op Yes als het bevestigingsvenster verschijnt. 9. Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt. 10. Schakel het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen. Het stuurprogramma voor een met een bedraad netwerk verbonden apparaat installeren Windows U kunt het stuurprogramma van het apparaat instellen. Volg hiervoor de onderstaande stappen. Deze installatie is aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. 1. Zorg ervoor dat het apparaat met het netwerk is verbonden en aan staat. 2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. • De cd-rom start automatisch en er verschijnt een installatievenster. • Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK. Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst. • Bij de CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW kunt u het menu Draadloze verbindingen instellen en installeren openen. Met Draadloze verbindingen instellen en installeren kunt u een draadloos netwerk installeren om het apparaat aan te sluiten met een USB-kabel (zie "Een draadloos netwerk instellen met een USB-kabel" op pagina 55). • De Geavanceerde installatie heeft twee opties: Aangepaste installatie en Alleen software installeren. Als u Aangepaste installatie selecteert, kunt u de aansluiting van het apparaat selecteren en kunt u kiezen welke onderdelen u wilt installeren. Alleen software installeren laat u toe om meegeleverde softwareprogramma’s te installeren, zoals Smart Panel. Volg de instructies op het scherm. 4. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst in. Klik daarna op Volgende. Het programma zoekt het apparaat. Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 48 Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden, verschijnt er een foutbericht. 6. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, klikt u op Een testpagina afdrukken. In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 8. 7. Als de testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja. Zo niet, klikt u op Nee om ze opnieuw af te drukken. 8. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om informatie te ontvangen van Samsung klikt u op Online registratie op de website van Samsung. Als uw apparaat nog niet is verbonden met het netwerk, klikt u op Hoe een verbinding maken?. Hoe een verbinding maken? biedt uitgebreide informatie over het verbinden van het apparaat. Volg de instructies in het venster. 9. Klik op Voltooien. • • Schakel deze optie in als u de software wilt installeren zonder de printer aan te sluiten. - Schakel deze optie in om dit programma te installeren zonder dat een apparaat is aangesloten. In dit geval wordt het venster voor het afdrukken van een testpagina overgeslagen en wordt de installatie voltooid. • Opnieuw zoeken Wanneer u op deze knop klikt, verschijnt er een venster met een firewall-waarschuwing. - Schakel de firewall uit en klik op Opnieuw zoeken. In Windows klikt u op Start > Configuratiescherm > Windows Firewall en schakelt u deze optie uit. - Schakel naast de firewall van het besturingssysteem ook die van andere programma’s uit. Raadpleeg de handleiding van de desbetreffende programma’s. • Directe invoer Als u op Directe invoer klikt, kunt u een specifiek apparaat in het netwerk zoeken. - Zoeken op IP-adres: hier voert u het IP-adres of de hostnaam in. Vervolgens klikt u op Volgende. Druk een netwerkconfiguratierapport af om het IP-adres van uw apparaat te controleren (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 46). - Zoeken op netwerkpad: om een gedeeld apparaat (UNC-pad) te vinden, voert u de gedeelde naam handmatig in of klikt u op Bladeren om een gedeelde printer te zoeken. Vervolgens klikt u op Volgende. • Help Als uw printer niet op de computer of het netwerk is aangesloten kunt u met deze Help-knop gedetailleerde informatie over de aansluiting van het apparaat weergeven. • SNMP-community-naam Als uw systeembeheerder de nieuwe SNMP-community-naam op het apparaat heeft ingesteld, vindt u het apparaat terug in het netwerk. Neem contact op met uw systeembeheerder voor de nieuwe SNMP-community-naam. 5. Het gevonden apparaat wordt op het scherm weergegeven. Selecteer het gewenste apparaat en klik op OK. Als het stuurprogramma slechts één apparaat gevonden heeft, verschijnt het bevestigingsvenster. • Na installatie van het stuurprogramma mag u de firewall inschakelen. Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, volg dan de onderstaande stappen om het stuurprogramma te herstellen of opnieuw te installeren. a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. b) Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Onderhoud. c) Selecteer de gewenste optie en volg de instructies op het scherm. Macintosh 1. Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet ook zijn ingesteld. 2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. 3. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 4. Dubbelklik op de map MAC_Installer. 5. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. 6. Voer het wachtwoord in en klik op OK. 7. Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 8. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 9. Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt. 10. Selecteer Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u Aangepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 11. Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de computer worden afgesloten verschijnt. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 12. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter voor een netwerkprinter en klik vervolgens op OK. 13. Het programma SetIP wordt automatisch uitgevoerd. Als de netwerkinformatie voor het apparaat reeds is geconfigureerd, sluit u het programma SetIP af. Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 49 14. Klik op OK om door te gaan met de installatie. 15. Het venster Faxwachtrijmaker verschijnt tijdens de installatie. • Bij de CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K klikt u op Annuleren om door te gaan met de volgende stap. • Bij de CLX-318xFN/CLX-318xFW, selecteer u uw apparaatnaam uit de lijst Printernaam en klikt u op Maken. Als het bevestigingsvenster verschijnt, klikt u op OK. 16. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) in het venster Leesmij. 17. Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart…. 18. Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s > Printerconfiguratie. • In Mac OS X 10.5~10.6 opent u de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen. 19. Klik op Voeg toe op de Printerlijst. • In Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op het pictogram "+". Er verschijnt een weergavevenster. 20. In Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad Afdrukken via IP. • In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer. • In Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op IP. 21. Selecteer HP Jetdirect - Socket in Protocol. Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties van de printer verbeteren door Socket te kiezen in de opties bij Printertype. 22. Typ het IP-adres van uw printer in het invoerveld Adres. 23. Typ de wachtrijnaam in het invoerveld Wachtrih. Als u de wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u eerst de standaardwachtrij. 24. Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.3 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Printermodel en de naam van uw apparaat in Modelnaam. • Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat in Model. • Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.5~10.6 niet goed werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand... en de naam van uw printer in Druk af via. Uw printer verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als standaardprinter. 25. Klik op Voeg toe. Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw. Volg de onderstaande stappen om de installatie van het stuurprogramma in Macintosh ongedaan te maken. a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. b) Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. c) Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. d) Dubbelklik op de map MAC_Installer. e) Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. f) Voer het wachtwoord in en klik op OK. g) Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). h) Selecteer Installatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan) en klik op Installatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan). i) Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de computer worden afgesloten verschijnt. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). j) Nadat de installatie ongedaan is gemaakt klikt u op Afsluiten (voor Mac OS X 10.4 Sluit af). Linux U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com/printer). Om andere software te installeren: • Zie "SmartPanel installeren" op pagina 43. • Zie "Hulpprogramma Printerinstellingen installeren" op pagina 43. Het Linux-stuurprogramma installeren en een netwerkprinter toevoegen 1. Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet ook zijn ingesteld. 2. Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van Samsung. 3. Pak het bestand UnifiedLinuxDriver.tar.gz uit en open de nieuwe map. 4. Dubbelklik op de map Linux. 5. Dubbelklik op het pictogram install.sh. 6. Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Continue. 7. Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next. 8. Selecteer Network printer en klik op de knop Search. 9. Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst weergegeven. 10. Selecteer uw apparaat en klik op Next. 11. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next. 12. Wanneer de printer is toegevoegd, klikt u op Finish. 13. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish. Een netwerkprinter toevoegen 1. 2. 3. 4. 5. Dubbelklik op Unified Driver Configurator. Klik op Add Printer.... Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next. Selecteer Network printer en klik op de knop Search. Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst weergegeven. 6. Selecteer uw apparaat en klik op Next. 7. Voer de printerbeschrijving in en klik op Next. 8. Wanneer de printer is toegevoegd, klikt u op Finish. Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 50 IPv6-configuratie DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful) TCP/IPv6 wordt alleen ondersteund door Windows Vista of recentere versies. Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u het opnieuw (zie "Standaardinstellingen terugzetten" op pagina 48). Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het IPv6-adres te gebruiken. 1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Schakel het apparaat in. 3. Druk een netwerkconfiguratierapport af vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de IPv6-adressen gecontroleerd. 4. 5. 6. 7. a) Druk op Menu op het bedieningspaneel. b) Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK. c) Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en vervolgens op OK. d) Druk op de pijl-links/rechts tot Ja verschijnt en vervolgens op OK. Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en faxen. Klik op Een printer toevoegen in het linkerdeelvenster van Printers en faxen. Klik op Een lokale printer toevoegen in het venster Printer toevoegen. Het venster Wizard Printer toevoegen wordt geopend. Volg de instructies op het scherm. Als het apparaat niet in een netwerkomgeving wordt gebruikt, activeert u IPv6. Raadpleeg de volgende sectie. IPv6 activeren Bij levering van het apparaat is de IPv6-functie ingeschakeld. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot TCP/IP (IPv6) verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot IPv6 activeren verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en vervolgens op OK. 6. Zet het apparaat uit en weer aan. 7. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van de volgende opties instellen voor standaard dynamische host-configuratie. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot TCP/IP (IPv6) verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot DHCPv6 config verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijltoetsen links/rechts tot de gewenste waarde verschijnt. • DHCPv6 Addr: gebruik DHCPv6 altijd, ook als de router er niet om vraagt. • DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit, ook niet als een router erom vraagt. • Router: gebruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt. 6. Druk op OK. Handmatige adresconfiguratie 1. Start een webbrowser (bijvoorbeeld Internet Explorer) die IPv6-adressering als URL ondersteunt. 2. Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, plaatst u de muisaanwijzer op Settings bovenaan in de menublak en klikt u op Network Settings. 3. Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website. 4. Schakel het selectievakje voor Manual Address in. Vervolgens wordt het tekstvak Address/Prefix geactiveerd. 5. Voer de rest van het adres in (bv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de hexadecimaal 0 tot 9, A tot F). 6. Klik op de knop Apply. Waarschuwing SyncThru™ Web Service gebruiken 1. Start een webbrowser (bijvoorbeeld Internet Explorer) die IPv6-adressering als URL ondersteunt. 2. Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address, Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het netwerkconfiguratierapport (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 46). 3. Voer de IPv6-adressen in (bv. http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]). De adressen moeten tussen "[]" haakjes worden geplaatst. IPv6-adressen instellen Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer. • Link-local Address: zelfgeconfigureerd lokaal IPv6-adres (adres begint met FE80). • Stateless Address: door een netwerkrouter automatisch geconfigureerd IPv6-adres. • Stateful Address: door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6-adres. • Manual Address: door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6-adres. Netwerkinstallatie (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 51 Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K) 4. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het met het draadloos netwerk verbonden apparaat en de software instelt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • Een draadloos netwerk gebruiken Een draadloos netwerk instellen met de knop WPS op het bedieningspaneel Een draadloos netwerk instellen met een USB-kabel Voor meer informatie over de netwerkomgeving, netwerkprogramma’s en de installatie van het stuurprogramma van een met een netwerk verbonden apparaat, verwijzen wij naar de volgende hoofdstukken. • Zie "Netwerkomgeving" op pagina 45. • Zie "Introductie van handige netwerkprogramma’s" op pagina 45. • Zie "Een draadloos netwerk instellen met een USB-kabel" op pagina 55. • Zie "Een draadloos netwerk met netwerkkabel instellen" op pagina 60. Een draadloos netwerk gebruiken Uw netwerkverbinding kiezen Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één verbinding tegelijk mogelijk. Er zijn drie types van netwerkverbindingen. • Draadloos netwerk zonder toegangspunt (ad-hocmodus) • Draadloos netwerk met toegangspunt (infrastructuurmodus) Een netwerkconfiguratierapport afdrukken U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat waarop de huidige netwerkinstellingen van uw apparaat worden getoond. Hiermee kunt u een netwerk instellen en problemen oplossen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerkinform. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Ja verschijnt en vervolgens op OK. In dit netwerkconfiguratierapport vindt u het MAC-adres en het IP-adres van uw apparaat. Als bijvoorbeeld • MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78 • IP-adres: 192.0.0.192 IP-adressen Elk apparaat in een netwerk heeft een uniek numeriek adres, een zogenaamd IP-adres. Uw apparaat heeft standaard het IP-adres 192.0.0.192. U kunt dit verifiëren door een netwerkconfiguratierapport of een configuratierapport af te drukken. • • • • Een draadloos netwerk met netwerkkabel instellen De standaardinstellingen opnieuw instellen De installatie voltooien Problemen oplossen • Toewijzing van een IP-adres via DHCP: verbind uw apparaat met het netwerk en wacht enkele minuten tot de DHCP-server een IP-adres aan het apparaat heeft toegewezen. Druk vervolgens het netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven is uitgelegd. Als uit het rapport blijkt dat het IP-adres gewijzigd is, is de toewijzing gelukt. Het nieuwe IP-adres wordt in het rapport weergegeven. • Toewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het IP-adres van uw computer wijzigen (zie "IP-adres instellen" op pagina 46). In een kantooromgeving wordt aangeraden contact op te nemen met een netwerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen. Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID), beveiligings-id en netwerksleutel voor het netwerk gegenereerd. Controleer deze gegevens voor u verder gaat met de installatie van het apparaat. Infrastructuurmodus Deze omgeving wordt doorgaans gebruikt in woningen, kleine kantoren en thuiskantoren. In deze modus verloopt de communicatie met het draadloze apparaat via een toegangspunt. • Zie "Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk met een toegangspunt (Windows)" op pagina 55. • Zie "Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk met een toegangspunt (Macintosh)" op pagina 57. Ad-hocmodus Deze modus maakt geen gebruik van een toegangspunt; de draadloze computer en het draadloos apparaat communiceren rechtstreeks met elkaar. • Zie "Het apparaat aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk (Windows)" op pagina 56. • Zie "De printer aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk (Macintosh)" op pagina 59. Nadat u de configuratie hebt voltooid, volgt u de eenvoudige aanwijzingen voor uw besturingssysteem. Plaats de meegeleverde cd met software voor u verder gaat. Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 52 Een draadloos netwerk installeren met de knop WPS Als uw apparaat (of draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™(WPS) ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkinstellingen configureren door te drukken op de knop WPS ( ) op het bedieningspaneel (zie "Een draadloos netwerk instellen met de knop WPS op het bedieningspaneel" op pagina 53). Een draadloos netwerk met kabels installeren U kunt een draadloos netwerk installeren door met een USB- of netwerkkabel een verbinding te maken met het apparaat. Voor de meeste gebruikers raden wij aan een USB-kabel te gebruiken met het programma op de meegeleverde cd met software. Hieronder beschrijven we twee manieren om een draadloos netwerk met kabels te installeren. • Met een USB-kabel: u kunt een draadloos netwerk installeren met behulp van het programma op de meegeleverde cd met software. Alleen de besturingssystemen Windows en Macintosh worden ondersteund (zie "Een draadloos netwerk instellen met een USB-kabel" op pagina 55). U kunt ook een draadloos netwerk installeren in Hulpprogramma Printerinstellingen met een USB-kabel na de installatie van het stuurprogramma (Windows en Macintosh-besturingssysteem worden ondersteund). • Met een netwerkkabel: u kunt een draadloos netwerk instellen met behulp van het programma SyncThru™ Web Service (zie "Een draadloos netwerk met netwerkkabel instellen" op pagina 60). Een draadloos netwerk instellen met de knop WPS op het bedieningspaneel Als uw apparaat en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™(WPS) ondersteunen, kunt u de draadloze netwerkinstellingen ) op het configureren door te drukken op de knop WPS ( bedieningspaneel. Wat u nodig hebt Controleer of de volgende items klaar zijn voor gebruik: • Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) ondersteuning biedt voor Wi-Fi Protected Setup™(WPS). • Controleer of uw apparaat ondersteuning biedt voor Wi-Fi Protected Setup™(WPS). Uw netwerkverbinding kiezen Er zijn twee manieren om uw apparaat een verbinding te laten maken met ) op het een draadloos netwerk met behulp van WPS ( bedieningspaneel. Met de Push Button Configuration (PBC)-methode kunt u het apparaat een verbinding laten maken met een draadloos netwerk door te drukken op de knop WPS op het bedieningspaneel van uw apparaat en op de WPS-knop (of PBC-knop) op een toegangspunt dat (of draadloze router die) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt. Met de Personal Identification Number (PIN)-methode kunt u uw apparaat een verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de meegeleverde PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt dat (of draadloze router die) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt. De fabrieksinstelling is de PBC-modus, aanbevolen voor een gemiddeld draadloos netwerk. Een toegangspunt (of draadloze router) met ondersteuning voor WPS (Wi-Fi Protected Setup™) is voorzien van het onderstaande symbool. WPS-modus wijzigen Uw apparaat is standaard ingesteld op de PBC-modus. Volg onderstaande stappen om de WPS-modus te wijzigen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Draadloos verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot WPS-inst. verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de WPS-modus verschijnt en vervolgens op OK. ) op het bedieningspaneel PBC-modus: druk op de WPS-knop ( van uw apparaat en op de WPS-knop (of PBC-knop) op een toegangspunt dat (of draadloze router die) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt om uw apparaat een verbinding te laten maken met een draadloos netwerk. • PIN-modus: Voer het meegeleverde PIN-nummer in op een toegangspunt of draadloze router die Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt om uw apparaat handmatig een verbinding te laten maken met een draadloos netwerk. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. • Een draadloos netwerk instellen in PBC-modus Uw apparaat is standaard ingesteld op de PBC-modus. Een verbinding maken met een draadloos netwerk in PBC-modus Volg onderstaande stappen om uw apparaat te verbinden met het draadloos netwerk in PBC-modus. Controleer ook de WPS-knop ( op het bedieningspaneel en de berichten op het display. ) U kunt de status van de draadloze netwerkverbinding controleren (zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 37). ) op het bedieningspaneel twee seconden 1. Houd de WPS-knop ( lang ingedrukt. 2. Druk op WPS op TP binnen 02:00: het apparaat wacht maximum twee minuten tot u op de WPS-knop (of PBC-knop) op het toegangspunt (of de draadloze router) drukt. 3. : Druk binnen twee minuten op de WPS-knop (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router). 4. Verbinden: het apparaat is bezig met het maken van een verbinding met een toegangspunt (of draadloze router). 5. Verbonden: wanneer het apparaat een verbinding met het draadloos netwerk heeft gemaakt, zal de blauwe draadloos-LED branden. • AP SSID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het display. Als het apparaat geen verbinding kan maken met het draadloos netwerk, verschijnen het bericht Verbinding mislukt en het bericht Wacht 2 minuten alv. opn. verb. achtereenvolgens op het display. Het apparaat probeert vervolgens opnieuw een verbinding te maken met het draadloos netwerk. Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 53 Opnieuw een verbinding maken met een draadloos netwerk in PBC-modus Als u op de WPS-knop ( ) op het bedieningspaneel drukt terwijl de draadloosfunctie is uitgeschakeld, probeert het apparaat automatisch opnieuw een verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router) met de eerder gebruikte instellingen en het adres voor het draadloos netwerk. 1. Verbinden: als u op de WPS-knop ( ) op het bedieningspaneel drukt terwijl de draadloosfunctie is uitgeschakeld, probeert het apparaat automatisch opnieuw een verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router) met de eerder gebruikte instellingen en het adres voor het draadloos netwerk. 2. Verbonden: wanneer het apparaat een verbinding met het draadloos netwerk heeft gemaakt, zal de blauwe draadloos-LED branden. • AP SSID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het display. Als er geen eerder gebruikt toegangspunt (of draadloze router) is of als de netwerkinstellingen zijn gewijzigd, verschijnen de berichten Verbinding mislukt en Wacht 2 minuten alv. opn. verb. op het display en probeert het apparaat opnieuw een verbinding te maken met het draadloos netwerk. Na een tweede verbindingspoging beëindigt het apparaat de draadloze verbindingsfunctie als het geen draadloze netwerkverbinding kan maken. Probeer opnieuw een verbinding te maken met het draadloos netwerk nadat u het probleem hebt verholpen. Het maken van een draadloze netwerkverbinding annuleren in PBC-modus Om de draadloze netwerkfunctie uit te schakelen wanneer het apparaat een verbinding maakt met het toegangspunt (of de draadloze router) in PBC-modus, drukt u opnieuw op de WPS-knop ( ) op het bedieningspaneel. De berichten Verbinden Geannuleerd en Wacht 2 minuten alv. opn. verb. verschijnen achtereenvolgens op het display. Een draadloze netwerkverbinding verbreken in PBC-modus Om de draadloze netwerkverbinding te verbreken, drukt u opnieuw op ) op het bedieningspaneel. de WPS ( • • Als het toegangspunt (het Wi-Fi-netwerk) zich in niet-actieve modus bevindt: op het display wordt het bericht Verbind. verbr. weergegeven. Het apparaat keert terug naar stand-bymodus. Als het toegangspunt (het Wi-Fi-netwerk) in gebruik is: op het display wordt het bericht Wacht tot de taak klaar is weergegeven. Het apparaat wacht tot de huidige taak is voltooid. Vervolgens wordt de draadloze netwerkverbinding automatisch uitgeschakeld. Het apparaat keert terug naar stand-bymodus. Een draadloos netwerk instellen in PIN-modus De fabrieksinstelling van uw apparaat is de PBC-modus. Raadpleeg "WPS-modus wijzigen" op pagina 53 om te veranderen naar PIN-modus. Verbinding maken met een draadloos netwerk in PIN-modus Volg onderstaande stappen om een verbinding te maken met het draadloos netwerk in PIN-modus. Controleer de status van de ) en de draadloos-LED. WPS-knop ( 1. Houd de WPS-knop ( lang ingedrukt. 2. Voer xxxx-xxxx in op AP:02:00: het achtcijferige PIN-nummer verschijnt op het display. Het apparaat wacht maximum twee minuten tot u het meegleverde PIN-nummer hebt ingevoerd op het toegangspunt (of de draadloze router). : Voer het meegeleverde PIN-nummer binnen twee minuten in op het toegangspunt (of de draadloze router). 4. Verbinden: het apparaat maakt een verbinding met het draadloos netwerk. 5. Verbonden: wanneer het apparaat een verbinding met het draadloos netwerk heeft gemaakt, zal de blauwe draadloos-LED branden. • AP SSID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het display. 3. Als het apparaat geen verbinding kan maken met het draadloos netwerk, verschijnen het bericht Verbinding mislukt en het bericht Wacht 2 minuten alv. opn. verb. achtereenvolgens op het display. Het apparaat probeert vervolgens opnieuw een verbinding te maken met het draadloos netwerk. Opnieuw een verbinding maken met een draadloos netwerk in PIN-modus Als u op de WPS-knop ( ) op het bedieningspaneel drukt terwijl de draadloosfunctie is uitgeschakeld, probeert het apparaat automatisch opnieuw een verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router) met de eerder gebruikte instellingen en het adres voor het draadloos netwerk. 1. Verbinden: als u op de WPS-knop ( ) op het bedieningspaneel drukt terwijl de draadloosfunctie is uitgeschakeld, probeert het apparaat automatisch opnieuw een verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router) met de eerder gebruikte instellingen en het adres voor het draadloos netwerk. 2. Verbonden: wanneer het apparaat een verbinding met het draadloos netwerk heeft gemaakt, zal de blauwe draadloos-LED branden. • AP SSID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het display. Als er geen eerder gebruikt toegangspunt (of draadloze router) is of als de netwerkinstellingen zijn gewijzigd, verschijnen de berichten Verbinding mislukt en Wacht 2 minuten alv. opn. verb. op het display en probeert het apparaat opnieuw een verbinding te maken met het draadloos netwerk. Na een tweede verbindingspoging beëindigt het apparaat de draadloze verbindingsfunctie als het geen draadloze netwerkverbinding kan maken. Probeer opnieuw een verbinding te maken met het draadloos netwerk nadat u het probleem hebt verholpen. Het maken van een draadloze netwerkverbinding annuleren in PIN-modus Om de draadloze netwerkfunctie uit te schakelen terwijl het apparaat een verbinding maakt met het toegangspunt (of de draadloze router) in PIN-modus, drukt u opnieuw op de WPS ( ) op het bedieningspaneel. De berichten Verbinden Geannuleerd en Wacht 2 minuten alv. opn. verb. verschijnen achtereenvolgens op het display. ) op het bedieningspaneel twee seconden Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 54 Een draadloze netwerkverbinding verbreken in PIN-modus Om de draadloze netwerkverbinding te verbreken, drukt u opnieuw op de WPS ( ) op het bedieningspaneel. • • Als het toegangspunt (het Wi-Fi-netwerk) zich in niet-actieve modus bevindt: op het display wordt het bericht Verbind. verbr. weergegeven. Het apparaat keert terug naar stand-bymodus. Als het toegangspunt (het Wi-Fi-netwerk) in gebruik is: op het display wordt het bericht Wacht tot de taak klaar is weergegeven. Het apparaat wacht tot de huidige taak is voltooid. Vervolgens wordt de draadloze netwerkverbinding automatisch uitgeschakeld. Het apparaat keert terug naar stand-bymodus. Een draadloos netwerk instellen met een USB-kabel Neem contact op uw netwerkbeheerder of met de persoon die uw draadloos netwerk heeft geïnstalleerd voor meer informatie over de configuratie van uw netwerk. Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk met een toegangspunt (Windows) Wat u nodig hebt Controleer of de volgende items beschikbaar zijn. • Toegangspunt • Netwerkcomputer • Software CD die met uw apparaat werd meegeleverd • Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface • USB-kabel. Infrastructuurnetwerken instellen in Windows Als deze items gereed zijn, gaat u als volgt te werk: 1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. 2. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan. 3. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. • De cd-rom start automatisch en er verschijnt een installatievenster. • Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK. • Als u Windows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2 gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires > Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-romstation en klik op OK. • Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2 klikt u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en klikt u op Doorgaan of Ja in het venster Gebruikersaccountbeheer. 4. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en installeren. 5. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst in. Klik daarna op Volgende. 6. De software zoekt het draadloos netwerk. Als het draadloos netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de USB-kabel tussen de computer en het apparaat juist is aangesloten en volgt u de instructies in het venster. 7. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en klik op Volgende. Als u de gewenste netwerknaam niet vindt of als u het draadloos netwerk handmatig wilt instellen, klikt u op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: typ de SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: selecteer Infrastructuur. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt al dan niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging. Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk. WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie om de afdrukserver te verifiëren op basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (doorgaans "Pre Shared Key passphrase" genoemd) die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients. • Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128, TKIP, AES, TKIP AES.) • Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in. • Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering. • WEP-sleutelindex: als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de geschikte WEP-sleutelindex. Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Het venster kan verschillen afhankelijk van de beveiligingsmodus, WEP of WPA. • Voor WEP Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en voer de WEP-beveiligingssleutel in. Klik op Volgende. WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat over een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel. • Voor WPA Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende. WPA regelt de machtiging en identificatie van gebruikers op basis van een geheime sleutel die automatisch op gezette tijdstippen wordt gewijzigd. WPA gebruikt tevens TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard) voor gegevenscodering. Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 55 8. Het venster bevat de draadloze-netwerkinstelling en controleert of de instellingen juist zijn. Klik op Volgende. • Voor de methode DHCP Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen DHCP is, controleert u of DHCP in het venster wordt getoond. Als echter Stat. verschijnt, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in DHCP. • Voor de methode Statisch Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen Statisch is, controleert u of Stat. in het venster wordt getoond. Als echter DHCP verschijnt, klikt u op TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkconfiguratiewaarden voor het apparaat in te voeren. Voor u het IP-adres van het apparaat invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer kennen. Als de computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. Voorbeeld Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 De netwerkgegevens van het apparaat moeten de volgende zijn: - IP-adres: 169.254.133. 43 (gebruik het IP-adres van de computer, maar wijzig de laatste drie cijfers). - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 (vervang de laatste drie cijfers van het IP-adres van uw apparaat door een 1). 9. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. Klik op Volgende. 10. Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt geopend. Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan. Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren. Klik daarna op Volgende. 11. Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting bevestigen verschijnt. 12. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende. Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat en de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende. 13. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, klikt u op Een testpagina afdrukken. In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 16. 14. Als de testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja. Zo niet, klikt u op Nee om ze opnieuw af te drukken. 15. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om informatie te ontvangen van Samsung, klikt u op Online registratie. 16. Klik op Voltooien. Het apparaat aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk (Windows) Als u geen toegangspunt hebt, kunt u het apparaat alsnog draadloos met uw computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen. Wat u nodig hebt Controleer of de volgende items beschikbaar zijn. • Netwerkcomputer • Software CD die met uw apparaat is meegeleverd • Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface • USB-kabel. Ad-hocnetwerken in Windows instellen Als deze items gereed zijn, gaat u als volgt te werk: 1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. 2. Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan. 3. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. • De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een installatievenster. • Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK. • Als u Windows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2 gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires > Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-romstation en klik op OK. • Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista, Windows 7 of Windows 2008 Server R2 klikt u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en vervolgens op Doorgaan of Ja in het venster Gebruikersaccountbeheer. 4. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en installeren. 5. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst. Klik daarna op Volgende. 6. De software zoekt het draadloos netwerk. Als de software het netwerk niet kan vinden, controleert u of de USB-kabel tussen de computer en het apparaat juist is aangesloten. Volg verder de instructies in het venster. 7. Na de zoekopdracht verschijnt een lijst met draadloze netwerken die het apparaat heeft gevonden. Als u de standaard ad-hocinstelling van Samsung wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloos netwerk in de lijst waarbij Netwerknaam (SSID) portthru is en het Signaal Printernetwerk. Klik daarna op Volgende. Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander draadloos netwerk in de lijst. Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u het draadloos netwerk handmatig wilt configureren, klikt u op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: voer de SSID-naam in (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: selecteer Ad-Hoc. Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 56 • • • • • • Kanaal: selecteer het kanaal. Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt al dan niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging. Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk. Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128.) Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in. Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering. WEP-sleutelindex: als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de geschikte WEP-sleutelindex. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik op Volgende. • WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat over een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel. 8. Het venster bevat de draadloze-netwerkinstelling en controleert of de instellingen juist zijn. Klik op Volgende. Voor u het IP-adres van het apparaat invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer kennen. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het draadloos netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloos netwerk ook Statisch zijn. Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. • Voor de methode DHCP Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen Statisch is, controleert u of DHCP in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk wordt getoond. Als echter Stat. verschijnt, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres automatisch ontvangen (DHCP). • Voor de methode Statisch Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen Statisch is, controleert u of Stat. in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk wordt getoond. Als echter DHCP verschijnt, klikt u op TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkconfiguratiewaarden voor het apparaat in te voeren. Voorbeeld Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 De netwerkgegevens van het apparaat moeten de volgende zijn: - IP-adres: 169.254.133. 43 (gebruik het IP-adres van de computer, maar wijzig de laatste drie cijfers). - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 (vervang de laatste drie cijfers van het IP-adres van uw apparaat door een 1). 9. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. Klik op Volgende. Als het venster Computernetwerkinstelling wijzigen verschijnt volgt u de stappen op het venster. Klik op Volgende als u klaar bent met het instellen van het draadloos netwerk op de computer. Als het draadloos netwerk van de computer is ingesteld op DHCP, duurt het enkele minuten om het IP-adres te ontvangen. 10. Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt geopend. Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan. Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren. Klik daarna op Volgende. 11. Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting bevestigen verschijnt. 12. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende. Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat en de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende. 13. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, klikt u op Een testpagina afdrukken. In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 16. 14. Als de testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja. Zo niet, klikt u op Nee om ze opnieuw af te drukken. 15. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om informatie te ontvangen van Samsung, klikt u op Online registratie. 16. Klik op Voltooien. Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk met een toegangspunt (Macintosh) Wat u nodig hebt Controleer of de volgende items beschikbaar zijn. • Toegangspunt • Netwerkcomputer • Software CD die met uw apparaat werd meegeleverd • Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface • USB-kabel. Een infrastructuurnetwerk instellen in Macintosh Als deze items gereed zijn, gaat u als volgt te werk: 1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. 2. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan. 3. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 57 4. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 5. Dubbelklik op de map MAC_Installer. 6. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. 7. Voer het wachtwoord in en klik op OK. 8. Het installatievenster van Samsung wordt geopend. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 9. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 10. Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt. 11. Selecteer Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u Aangepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 12. Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de computer worden afgesloten verschijnt. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 13. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en installeren en klik vervolgens op OK. 14. De software zoekt het draadloos netwerk. Als het draadloos netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de USB-kabel tussen de computer en het apparaat juist is aangesloten en volgt u de instructies in het venster. 15. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en klik op Volgende. Als u de gewenste netwerknaam niet vindt of als u het draadloos netwerk handmatig wilt instellen, klikt u op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: typ de SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: selecteer Infrastructuur. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt al dan niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging. Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk. WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie om de afdrukserver te verifiëren op basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (doorgaans vooraf gedeelde wachtwoordzin genoemd) die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van zijn clients. • Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128, TKIP, AES, TKIP AES.) • Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in. • Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering. • WEP-sleutelindex: als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de geschikte WEP-sleutelindex. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt als het toegangspunt een beveiligingsinstelling heeft. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Het venster kan verschillen afhankelijk van de beveiligingsmodus, WEP of WPA. • Voor WEP Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en voer de WEP-beveiligingssleutel in. Klik op Volgende. WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat over een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel. • Voor WPA Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende. WPA regelt de machtiging en identificatie van gebruikers op basis van een geheime sleutel die automatisch op gezette tijdstippen wordt gewijzigd. WPA gebruikt tevens TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard) voor gegevenscodering. 16. Het venster bevat de draadloze-netwerkinstelling en controleert of de instellingen juist zijn. Klik op Volgende. • Voor de methode DHCP Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen Statisch is, controleert u of DHCP in het venster wordt getoond. Als echter Statisch verschijnt, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in DHCP. • Voor de methode Statisch Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen Statisch is, controleert u of Statisch in het venster wordt getoond. Als echter DHCP verschijnt, klikt u op TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkconfiguratiewaarden voor het apparaat in te voeren. Voor u het IP-adres van het apparaat invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer kennen. Als de computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. Voorbeeld Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 De netwerkgegevens van het apparaat moeten de volgende zijn: - IP-adres: 169.254.133. 43 (gebruik het IP-adres van de computer, maar wijzig de laatste drie cijfers). - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 (vervang de laatste drie cijfers van het IP-adres van uw apparaat door een 1). 17. Het draadloos netwerk maakt een verbinding volgens de netwerkconfiguratie. 18. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. Klik op Volgende. 19. De installatieprocedure wordt uitgevoerd. 20. Het venster Faxwachtrijmaker verschijnt tijdens de installatie. • Voor CLX-318xW(K)K klikt u op Annuleren om door te gaan met de volgende stap. Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 58 • Voor CLX-318xFW, selecteert u uw apparaat uit de lijst Printernaam en klikt u op Maken. Als het bevestigingsvenster verschijnt, klikt u op OK. 21. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) in het venster Leesmij. 22. Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart…. De printer aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk (Macintosh) Als u geen toegangspunt hebt, kunt u het apparaat alsnog draadloos verbinden met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen. Wat u nodig hebt Controleer of de volgende items beschikbaar zijn. • Netwerkcomputer • Software CD die met uw apparaat werd meegeleverd • Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface • USB-kabel. Een ad-hocnetwerk instellen in Macintosh Als deze items gereed zijn, gaat u als volgt te werk: 1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. 2. Schakel de computer en de printer in. 3. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation. 4. Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 5. Dubbelklik op de map MAC_Installer. 6. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. 7. Voer het wachtwoord in en klik op OK. 8. Het installatievenster van Samsung wordt geopend. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 9. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 10. Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt. 11. Selecteer Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u Aangepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 12. Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de computer worden afgesloten verschijnt. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 13. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en installeren en klik vervolgens op OK. 14. De software zoekt het draadloos netwerk. Als het draadloos netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de USB-kabel tussen de computer en het apparaat juist is aangesloten en volgt u de instructies in het venster. 15. Na de zoekopdracht verschijnt een lijst met draadloze netwerken die het apparaat heeft gevonden. Als u de standaard ad-hocinstelling van Samsung wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloos netwerk in de lijst waarbij Netwerknaam (SSID) portthru is en Link kwaliteit Printernetwerk is. Klik daarna op Volgende. Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander draadloos netwerk in de lijst. Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u het draadloos netwerk handmatig wilt configureren, klikt u op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: voer de SSID-naam in (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: selecteer Ad-hoc. • Kanaal: selecteer het kanaal. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt al dan niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging. Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk. • Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128.) • Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in. • Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering. • WEP-sleutelindex: als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de geschikte WEP-sleutelindex. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik op Volgende. • WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat over een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel. 16. Er verschijnt een venster waarin de instelling van het draadloos netwerk verschijnt. Controleer de instellingen en klik op Volgende. Voor u het IP-adres van het apparaat invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer kennen. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het draadloos netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloos netwerk ook Statisch zijn. Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 59 • Voor de methode DHCP Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen Statisch is, controleert u of DHCP in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk wordt getoond. Als echter Statisch verschijnt, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres automatisch ontvangen (DHCP). • Voor de methode Statisch Als de methode voor de toewijzing van IP-adressen Statisch is, controleert u of Statisch in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk wordt getoond. Als echter DHCP verschijnt, klikt u op TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkconfiguratiewaarden voor het apparaat in te voeren. Voorbeeld Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 De netwerkgegevens van het apparaat moeten de volgende zijn: - IP-adres: 169.254.133. 43 (gebruik het IP-adres van de computer, maar wijzig de laatste drie cijfers). - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 (vervang de laatste drie cijfers van het IP-adres van uw apparaat door een 1). 17. Het draadloos netwerk maakt een verbinding volgens de netwerkconfiguratie. 18. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. Klik op Volgende. 19. De installatieprocedure wordt uitgevoerd. 20. Het venster Faxwachtrijmaker verschijnt tijdens de installatie. • Voor CLX-318xW(K)K klikt u op Annuleren om door te gaan met de volgende stap. • Voor CLX-318xFW, selecteert u uw apparaat uit de lijst Printernaam en klikt u op Maken. Als het bevestigingsvenster verschijnt, klikt u op OK. 21. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) in het venster Leesmij. 22. Nadat de installatie is voltooid klikt u op Herstart…. IP-adres instellen Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken over het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt. In een aantal gevallen moet u het IP-adres handmatig instellen. Men spreekt dan van een statisch IP dat vaak om veiligheidsredenen verplicht is in bedrijfsintranetten. • Toewijzing van een IP-adres via DHCP: verbind uw apparaat met het netwerk en wacht enkele minuten tot de DHCP-server een IP-adres aan het apparaat heeft toegewezen. Druk vervolgens het netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven is uitgelegd. Als uit het rapport blijkt dat het IP-adres gewijzigd is, is de toewijzing gelukt. Het nieuwe IP-adres wordt in het rapport weergegeven. (Zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 46.) • Toewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het IP-adres van uw computer wijzigen. In een kantooromgeving wordt aangeraden contact op te nemen met een netwerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen. IP-adres instellen via het programma SetIP (Windows) Met dit programma kunt u het IP-adres van uw apparaat handmatig instellen met behulp van het MAC-adres om te communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u in het netwerkconfiguratierapport terugvindt. Om het programma SetIP te gebruiken schakelt u de firewall op de computer uit voor u doorgaat met het volgende: 1. Klik op Start > Alle programma’s > Configuratiescherm. 2. Dubbelklik op Beveiligingscentrum. 3. Klik op Windows Firewall. 4. Schakel de firewall uit. Het programma installeren 1. Plaats de cd met stuurprogramma’s die met het apparaat werd meegeleverd in het cd-romstation. Als de cd met stuurprogramma’s automatisch wordt uitgevoerd, sluit u het venster. 2. Start Windows Verkenner en open station X. (X staat voor de letter die aan uw cd-romstation is toegewezen.) 3. Dubbelklik op Application > SetIP. 4. Dubbelklik op Setup.exe om het programma te installeren. 5. Klik op OK. Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst. 6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien. Het programma starten Een draadloos netwerk met netwerkkabel instellen Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen. Neem contact op uw netwerkbeheerder of met de persoon die uw draadloos netwerk heeft geïnstalleerd voor meer informatie over de configuratie van uw netwerk. 1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Schakel het apparaat in. 3. In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma’s > Samsung Printers > SetIP > SetIP. 4. Klik op het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het venster TCP/IP configuration te openen. Items voorbereiden Controleer of de volgende items beschikbaar zijn. • Toegangspunt • Netwerkcomputer • Software CD die met uw apparaat werd meegeleverd • Draadloze-netwerkprinter (uw apparaat) • Netwerkkabel Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 60 5. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u verder kunt gaan. • MAC Address: zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten). Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. • IP Address: voer hier een nieuw IP-adres voor uw printer in. Als het IP-adres van uw computer bijvoorbeeld 192.168.1.150 is, voer dan 192.168.1.X in. ("X" is een getal tussen 1 en 254 dat verschilt van het getal uit het adres van de computer.) • Subnet Mask: voer een subnetmasker in. • Default Gateway: voer een standaardgateway in. 6. Klik op Apply en vervolgens op OK. Het apparaat zal het netwerkconfiguratierapport automatisch afdrukken. Bevestig dat alle instellingen juist zijn. 7. Klik op Exit om het programma SetIP af te sluiten. 8. Start indien nodig de firewall op de computer opnieuw op. IP instellen met het programma SetIP (Macintosh) Om het programma SetIP te gebruiken schakelt u de firewall op de computer uit voor u doorgaat met het volgende: Het pad en de gebruikersinterface kunnen verschillen afhankelijk van de Mac OS-versie. Raadpleeg de handleiding van Mac OS. 1. 2. 3. 4. Open Systeemvoorkeuren. Klik op Beveiliging. Klik op het menu Firewall. Schakel de firewall uit. Mogelijk wijken de volgende instructies af van die voor uw model. 1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP > SetIPApplet.html. 3. Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch worden geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De browser zal de pagina SetIPApplet.html openen, waarop de naam en het IP-adres van de printer worden weergegeven. 4. Klik op het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het venster TCP/IP configuration te openen. 5. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u verder kunt gaan. • MAC Address: zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten). Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. • IP Address: voer hier een nieuw IP-adres voor uw printer in. Als het IP-adres van uw computer bijvoorbeeld 192.168.1.150 is, voer dan 192.168.1.X in. ("X" is een getal tussen 1 en 254 dat verschilt van het getal uit het adres van de computer.) • Subnet Mask: voer een subnetmasker in. • Default Gateway: voer een standaardgateway in. 6. Selecteer Apply, OK en opnieuw OK. De printer zal het configuratierapport automatisch afdrukken. Bevestig dat alle instellingen juist zijn. Sluit Safari af. U mag de cd-rom met installatiebestanden uit het cd-romstation halen. Start indien nodig de firewall op de computer opnieuw op. Het IP-adres, het subnetmasker en de gateway zijn nu gewijzigd. Het draadloos netwerk van het apparaat configureren Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze informatie werd ingesteld bij de installatie van de draadloze router (toegangspunt). Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet weet met welke draadloze omgeving u werkt. Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt u SyncThru™ Web Service gebruiken. Waarschuwing SyncThru™ Web Service gebruiken Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de configuratie van de parameters voor het draadloos netwerk. 1. Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten. 2. Start een webbrowser op zoals Internet Explorer, Safari of Firefox en geef in het browserscherm het nieuwe IP-adres van het apparaat in. Als bijvoorbeeld 3. Klik op Ga naar om toegang te verkrijgen tot de SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Login in de linkerbovenhoek van de website. Er verschijnt een Login pagina. 5. Voer ID en Password in en klik vervolgens op Login. Typ standaard-id en standaardwachtwoord in als u zich voor het eerst aanmeldt op SyncThru™ Web Service. • ID: admin • Password: sec00000 6. Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Settings > Network Settings. 7. Klik op Wireless > Wizard. De Wizard zal u door de configuratie van het draadloos netwerk loodsen. Als u het draadloos netwerk echter rechtstreeks wilt instellen, selecteert u Custom. Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 61 8. Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst. • SSID: SSID (Service Set Identifier) is een naam die een draadloos netwerk identificeert. Toegangspunten en draadloze apparaten die een verbinding proberen te maken met een bepaald draadloos netwerk moeten dezelfde SSID gebruiken. De SSID is hoofdlettergevoelig. • Operation Mode: Operation Mode verwijst naar het type draadloze verbinding (zie "Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel" op pagina 52). - Ad-hoc: in deze modus kunnen draadloze apparaten rechtstreeks met elkaar communiceren in een peer-to-peer-omgeving. - Infrastructure: maakt het voor draadloze apparaten mogelijk om via een toegangspunt met elkaar te communiceren. Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op Infrastructure selecteert u de SSID van het toegangspunt. Als Operation Mode ingesteld is op Ad-hoc selecteert u de SSID van het apparaat. Houd er rekening mee dat "portthru" de standaard SSID van uw apparaat is. 9. Klik op Next. Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord (netwerksleutel) in en klikt u op Next. 10. Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de instellingen van uw draadloos netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op Apply. Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Uw apparaat moet nu draadloos communiceren met het netwerk. In ad-hocmodus kunt u tegelijkertijd een draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken. De standaardinstellingen opnieuw instellen Volg de onderstaande stappen om indien nodig de standaard fabrieksinstellingen van uw Samsungprinter te herstellen. Verbind uw printer met het netwerk of sluit de printer rechtstreeks aan op uw computer met de speciale netwerkkabel. Als u de printer niet met een computer van het vroegere netwerk kunt verbinden moet hij tijdelijk toegewezen worden aan een nieuw ad-hocnetwerk om toegang te krijgen tot de SyncThru-webpagina. Nadat u een rechtstreekse koppeling hebt gemaakt met het apparaat met behulp van de speciale netwerkkabel, volgt u de volgende instructies om de standaardinstellingen van het apparaat opnieuw in te stellen. De standaard fabrieksinstellingen van uw apparaat herstellen (Windows) 1. Verbind het apparaat en de pc met behulp van de speciale netwerkkabel. 2. Open een browser, zoals Internet Explorer, en voer het IP-adres van de printer in. De pagina SyncThru™ Web Service van het apparaat wordt geopend. 3. Selecteer Settings > Network Settings in de bovenste menubalk. 4. Selecteer Restore Default op de linkerzijbalk en selecteer de knop Clear naast Factory Default (of Network). Klik op OK in elk van de volgende drie vensters die verschijnen. 5. Ontkoppel de printer van het netwerk, start hem opnieuw op en druk een netwerkconfiguratierapport af om het opnieuw instellen te bevestigen. Hiermee worden alle parameters opnieuw ingesteld op de standaardwaarden en zal de printer niet langer deel uitmaken van het netwerk. De standaard fabrieksinstellingen van uw apparaat herstellen (Macintosh) 1. Verbind de printer en de Macintosh-computer met behulp van de speciale netwerkkabel. 2. Open Systeemvoorkeuren en selecteer de Afdrukken en faxen-instellingen. Selecteer de printer die u opnieuw wilt instellen door Open afdrukwachtrij… te openen, en selecteer het Printerhulpprogramma…-pictogram in de bovenste menubalk. Safari zal de pagina SyncThru™ Web Service van de printer openen. 3. Klik op Settings > Network Settings in de bovenste menubalk. 4. Klik op Restore Default in de linkerzijbalk en klik op de knop Clear naast Factory Default (or Network). Klik op OK in elk van de volgende drie vensters die verschijnen. 5. Ontkoppel de printer van het netwerk, start hem opnieuw op en druk een netwerkconfiguratierapport af om het opnieuw instellen te bevestigen. Hiermee worden alle parameters opnieuw ingesteld op de standaardwaarden en zal de printer niet langer deel uitmaken van het netwerk. Netwerkparameters instellen U kunt eveneens verschillende netwerkinstellingen opgeven met behulp van netwerkbeheerprogramma’s zoals SyncThru™ Web Admin Service en SyncThru™ Web Service. De installatie voltooien Nadat u uw draadloze netwerkprinter van Samsung hebt geïnstalleerd, drukt u nogmaals het netwerkconfiguratierapport af. Bewaar dit rapport zodat u er later naar kunt teruggrijpen als dat nodig is. U bent nu klaar om de nieuwe draadloze Samsung-printer in uw netwerk te gebruiken. Problemen oplossen Problemen oplossen die zich tijdens het instellen van het draadloos netwerk en het installeren van het printerstuurprogramma kunnen voordoen Problemen met het draadloos netwerk Als er zich tijdens het gebruik van het apparaat in een netwerk problemen voordoen, controleert u het volgende. Printers niet gevonden • • • Uw computer of uw apparaat zijn mogelijk niet ingeschakeld. Schakel de computer of het apparaat in. De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet aangesloten. Verbind het apparaat met uw computer door middel van een USB-kabel. Het apparaat ondersteunt geen draadloze netwerken. Controleer de Gebruikershandleiding op de met uw apparaat meegeleverde cd-rom voor het opzetten van een draadloos netwerkapparaat. Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 62 Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden • • Het apparaat kan de netwerknaam (SSID) die u hebt geselecteerd of ingevoerd niet vinden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw toegangspunt en probeer opnieuw een verbinding te maken. Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan. Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging • • • • De beveiliging is niet juist geconfigureerd. Controleer de geconfigureerde beveiliging op het toegangspunt en de printer. Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout • Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de USB-kabel en de stroomtoevoer naar het apparaat. • Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk • Uw apparaat is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de netwerkkabel los van uw apparaat. • Fout bij verbinding met pc • • Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen uw computer en het apparaat. - Voor een DHCP-netwerkomgeving Het apparaat ontvangt automatisch een IP-adres (DHCP) wanneer DHCP is ingesteld. - Voor een Statische netwerkomgeving Het apparaat gebruikt het statisch adres wanneer de computer een statisch adres heeft. Als de uw computer de volgende adressen heeft: - IP-adres: 192.168.1.100 - Subnetadres: 255.255.255.0 - Gatewayadres: 192.168.1.1 Typ het vogende adres in voor uw apparaat: - IP-adres: 192.168.1.101 - Subnetadres: 255.255.255.0 - Gatewayadres: 192.168.1.1 Andere problemen oplossen Als er zich tijdens het gebruik van het apparaat in een netwerk problemen voordoen, controleert u het volgende. • • • • Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te drukken. Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een wachtwoord is beveiligd. Als er een wachtwoordbeveiliging is, raadpleeg dan de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze router). Controleer het IP-adres van het apparaat. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld. Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router). Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere draadloze communicatie (Bluetooth) wordt niet ondersteund. In de ad-hocmodus is het onder besturingssystemen, zoals Windows Vista, mogelijk dat u de draadloze verbinding bij elk gebruik van het draadloos apparaat opnieuw moet instellen. Bij draadloze-netwerkprinters van Samsung kunnen de infrastructuurmodus en ad-hocmodus niet tegelijk worden gebruikt. Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk bevinden. Bij de meeste netwerken moet het apparaat zich binnen 30 meter van het draadloze toegangspunt (of de draadloze router) bevinden. De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze signaal kunnen blokkeren. Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat bevinden. Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze router) staan. Het apparaat mag niet in de buurt staan van andere elektronische apparaten die interferentie van het draadloze signaal kunnen veroorzaken. Veel apparaten kunnen het draadloze signaal verstoren, zoals babyfoons, motoren, draadloze telefoons, beveiligingscamera’s, andere draadloze netwerken en sommige Bluetooth-apparaten. Voor informatie over het toegangspunt (of de draadloze router) verwijzen we naar de gebruikershandleiding van het toegangspunt (of de draadloze router). • • • • Mogelijk staat uw computer, toegangspunt of apparaat niet aan. Controleer of ze zijn ingeschakeld. Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat. Als de ontvanger ver van de printer staat of als er een obstakel in de weg staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken. Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), het apparaat en de computer uit en weer in. Soms kan dat helpen om de communicatie met het netwerk te herstellen. Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie blokkeert. Als de computer en het apparaat op hetzelfde netwerk zijn aangesloten maar niet kunnen worden gevonden, is het mogelijk dat firewallsoftware de communicatie blokkeert. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de firewallsoftware om deze uit te schakelen en probeer het apparaat opnieuw te vinden. Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K)_ 63 Basisinstellingen 5. Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • Luchtdruk of hoogte aanpassen De weergavetaal wijzigen Datum en tijd instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) De klokmodus wijzigen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) De standaardmodus wijzigen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) • • • Geluidsinstellingen Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren (alleen CLX-318xFN/ CLX-318xFW) Besparende modi gebruiken Standaardpapier instellen Time-out voor taak instellen Luchtdruk of hoogte aanpassen De weergavetaal wijzigen De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk die afhankelijk is van de hoogte boven het zeeniveau waarop het apparaat zich bevindt. Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen voor optimaal afdrukken en een optimale afdrukkwaliteit. Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste hoogte in. Voer onderstaande stappen uit om de taal die op het display verschijnt te wijzigen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Taal verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste taal verschijnt. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. 4,000 m (13,123 ft) 1 3,000 m (9,842 ft) 2 2,000 m (6,561 ft) 3 1,000 m (3,280 ft) 4 0 Datum en tijd instellen (alleen CLX-318xFN/ CLX-318xFW) 1 2 3 4 Hoog 3 Hoog 2 Hoog 1 Normaal Zodra u tijd en datum hebt ingesteld, worden ze gebruikt in uitgesteld faxen en uitgesteld afdrukken. Ze worden afgedrukt op rapporten. Als ze echter verkeerd zijn, moet u ze wijzigen. 1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd aan de hand van de meegeleverde cd-rom met printersoftware. 2. Dubbelklik op het pictogram voor Smart Panel in het systeemvak van Windows of in het "Notification Area" van Linux. U kunt ook op Smart Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken. 3. Klik op Instelling printer. Als uw computer met het internet is verbonden, kunt u de hoogte instellen via SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde in de vervolgkeuzelijst en klik op Toepassen. U kunt de hoogte ook instellen in de optie Systeeminst. > Apparaatinst. > Luchtdrukcorr. op het display van het apparaat. Als de stroomtoevoer naar het apparaat wordt onderbroken, moet u datum en tijd opnieuw instellen zodra de stroomtoevoer is hersteld. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Datum en tijd verschijnt en vervolgens op OK. 5. Voer met behulp van de pijl-links/rechts of het numeriek toetsenblok de juiste tijd en datum in. Maand = 01 t/m 12 Dag = 01 t/m 31 Jaar = vier cijfers vereist Uur = 01 t/m 12 Minuut = 00 t/m 59 U kunt ook AM of PM selecteren met behulp van het numeriek toetsenblok. Basisinstellingen_ 64 Toetsgeluid en alarmsignaal (alleen CLX-318x(K)/ CLX-318xN(K)) 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. De klokmodus wijzigen (alleen CLX-318xFN/ CLX-318xFW) U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd op uw faxen wordt afgedrukt in de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Klokmodus verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie te selecteren en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. De standaardmodus wijzigen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) Het apparaat is standaard ingesteld op kopiëren. U kunt de standaardmodus instellen op faxmodus of kopieermodus. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Standaardmodus verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste modus te selecteren. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Geluidsinstellingen De opties voor instellingen kunnen verschillen afhankelijk van uw model. Controleer de naam van uw model. U kunt de volgende opties beheren. • Toetsgeluid: hiermee schakelt u toetsgeluiden in of uit. Als deze optie is ingesteld op Aan weerklinkt er een toon telkens als er op een toets wordt gedrukt. • Waarsch.geluid: hiermee schakelt u waarschuwingsgeluiden in of uit. Als deze optie is ingesteld op Aan hoort u een waarschuwingsgeluid als er een fout optreedt of als de faxcommunicatie wordt beëindigd. • Luidspreker: hiermee schakelt u geluiden van de telefoonlijn via de luidspreker, zoals een bel- of faxtoon, in of uit. Als deze optie is ingesteld op Communicatie ("Common"), staat de luidspreker aan tot het externe apparaat reageert. U kunt het volume regelen met behulp van On Hook Dial. Als uw apparaat een handset heeft, kunt u het volume met de handset regelen. • Belsignaal: stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt u instellen op Uit, Laag, Midden of Hoog. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Geluid/Volume verschijnt en vervolgens op OK. 4. Selecteer Toetsgeluid of Waarsch.geluid. 5. Selecteer Aan of Uit en druk op OK. 6. Herhaal indien nodig stappen 4 en 5 om andere geluiden in te stellen. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Geluid/Volume verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste geluidsoptie verschijnt en vervolgens op OK. • Voor Toetsgeluid: kiest u Aan of Uit. • Voor Waarsch.geluid: kiest u Aan of Uit. • Voor Luidspreker: kiest u Communicatie, Aan of Uit. • Voor Belsignaal: kiest u Hoog, Midden, Laag of Uit. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status of het gewenste volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en vervolgens op OK. 6. Herhaal indien nodig stappen 4 en 5 om andere geluiden in te stellen. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Luidsprekervolume (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) Om het volume te regelen met On Hook Dial 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot u het gewenste volume hoort. 4. Druk op On Hook Dial om de wijziging op te slaan en terug te keren naar stand-bymodus. Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van uw bedrijf en het faxnummer invoeren. Alfanumerieke tekens invoeren 1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren zoekt u de toets met het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot de gewenste letter op het display verschijnt. Om de letter O in te voeren drukt u bijvoorbeeld op cijfertoets 6 met opschrift MNO. Telkens wanneer u op cijfertoets 6 drukt, verschijnt er een andere letter op het display, M, N, O, m, n, o en ten slotte 6. U kunt speciale tekens invoeren, zoals een spatie, plusteken enzovoort. Meer informatie vindt u in het gedeelte hieronder. Basisinstellingen_ 65 2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1. Als de volgende letter op dezelfde toets staat, verplaatst u de cursor door op de pijl-links/rechts te drukken en vervolgens op de toets met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en de volgende letter verschijnt op het display. U kunt een spatie invoeren door twee keer op 1 te drukken. 3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK. De opties voor instellingen kunnen verschillen afhankelijk van uw model. Controleer de naam van uw model. U kunt het papier selecteren dat u standaard wilt gebruiken voor afdruktaken. Vanaf het bedieningspaneel van uw apparaat Letters en cijfers op het toetsenblok Toets Standaardpapier instellen Het papierformaat instellen Toegewezen cijfers, letters of tekens 1 @/.‘1 2 ABCabc2 3 DEFdef3 4 GHIghi4 5 JKLjkl5 6 MNOmno6 7 PQRSpqrs7 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierformaat verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste papierformaat te selecteren. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. 8 TUVtuv8 Het papiertype instellen 9 WXYZwxyz9 0 &+-,0 * * # # 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Type papier verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste papiertype te selecteren. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Cijfers of namen corrigeren Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam hebt vergist, drukt u op de pijl-links/rechts om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer vervolgens het juiste cijfer of teken in. Een pauze invoegen Voor sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode (bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede kiestoon hoort. In dat geval moet u in het telefoonnummer een pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van snelkiesnummers. Druk op de juiste plaats op Redial/Pause om een pauze in te voeren tijdens het invoeren van het telefoonnummer. A – verschijnt op het display op de overeenkomstige locatie. Besparende modi gebruiken De energiebesparingsfunctie gebruiken Gebruik deze functie om energie te besparen als u het apparaat niet gebruikt. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Energ.spaarst. verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste tijdsduur verschijnt. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Vanaf uw computer Windows 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxen. • In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en Printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en Printers. 3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. 4. In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista drukt u op Voorkeursinstellingen voor afdrukken. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Voorkeursinstellingen voor afdrukken uit het contextmenu. Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. 5. Klik op het tabblad Papier. 6. Selecteer opties, zoals papierformaat en papiertype. Basisinstellingen_ 66 7. Druk op OK. Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals rekeningpapier, selecteert u het tabblad Papier > Formaat > Bewerken... in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). Macintosh Macintosh-gebruikers moeten de standaardinstelling handmatig wijzigen als ze op basis van andere instellingen willen afdrukken. 1. Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt afdrukken. 2. Open het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4 Archief) en klik op Druk af. 3. Ga naar het paneel Papierinvoer. 4. Stel de juiste lade in van waaruit u wilt afdrukken. 5. Ga naar het paneel Papier. 6. Stel het papiertype in de lade van waaruit u wilt afdrukken in. 7. Klik op Druk af om het afdrukken te starten. Linux 1. Open Terminal Program. 2. Wanneer het scherm Terminal verschijnt, typt u het volgende. [root@localhost root]# lpr <BestandNaam> 3. Selecteer Printer en klik op Properties.... 4. Klik op het tabblad Advanced. 5. Selecteer de lade (papierinvoer) en de bijbehorende opties, zoals papierformaat en papiertype. 6. Druk op OK. Time-out voor taak instellen U kunt instellen hoelang het apparaat moet wachten vooraleer de standaardinstellingen worden hersteld als u niet begint te kopiëren nadat u de instellingen op het bedieningspaneel hebt gewijzigd. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Time-out verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt. Als u Uit selecteert, zal het apparaat de standaardinstellingen maar herstellen wanneer u op Black Start of Color Start drukt om te beginnen kopiëren of op Stop/Clear om te annuleren. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Basisinstellingen_ 67 Afdrukmedia en lade 6. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmedia in uw apparaat plaatst. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • Originelen plaatsen Afdrukmedia selecteren Het ladeformaat voor afdrukmedia wijzigen Papier in de lade plaatsen De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer de naam van uw model. Afdrukken op speciale afdrukmedia Papierformaat en -type instellen De papieruitvoersteun gebruiken 2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner. Plaats het document zorgvuldig in het verlengde van de markering linksboven op de glasplaat. Originelen plaatsen U kunt de glasplaat van de scanner gebruiken om een document te kopiëren of te scannen. Op de glasplaat van de scanner Vanaf de glasplaat van de scanner kunt u originele kopiëren of scannen. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat. 1. Licht het deksel van de scanner op. 3. Sluit het deksel van de scanner. • • • • • • Afdrukmedia en lade_ 68 Het deksel van de scanner open laten tijdens het kopiëren kan de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik negatief beïnvloeden. Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk. Houd de glasplaat schoon (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 122). Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met het deksel van de scanner open. Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas breekt en u zich kwetst. Plaats uw hand niet onder het scannerdeksel terwijl u het sluit. Het scannerdeksel kan op uw handen vallen en u verwonden. Kijk bij het kopiëren of scannen niet in het licht binnenin de scanner. Het is schadelijk voor de ogen. Afdrukmedia selecteren In de ADI (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) 2 In de ADI kunt u tot 15 vellen papier van 75 g/m voor één taak plaatsen. 1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst. U kunt afdrukken op verschillende afdrukmedia, zoals op gewoon papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmedia die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen en plaats deze in de juiste lade. Richtlijnen voor het selecteren van afdrukmedia 2. Plaats de originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade. 3. Stel de ADI in overeenkomstig het papierformaat. Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen kunnen de volgende problemen veroorzaken. • Slechte afdrukkwaliteit • Meer papierstoringen • Versnelde slijtage van het apparaat • Permanente schade aan fixeereenheid, niet gedekt door garantie. De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met de volgende factoren. • Het type, formaat en gewicht van afdrukmateriaal voor uw apparaat zijn beschreven in de specificaties van het afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 151). • Gewenst resultaat: de afdrukmedia die u kiest moeten geschikt zijn voor het doel. • Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren scherpere, helderdere en levendigere afbeeldingen op. • Gladheid van het oppervlak: de gladheid van de afdrukmedia bepaalt hoe scherp de afdrukken er uitzien op papier. • Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmedia hoewel ze voldoen aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van eigenschappen van de vellen, een onjuiste bediening, een ongewenst temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover men geen controle heeft. Voordat u grote hoeveelheden afdrukmedia koopt, controleert u of het papier voldoet aan de vereisten in deze gebruikershandleiding. • Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties voldoen kan problemen veroorzaken die een herstelling vereisen. Dergelijke herstellingen zijn niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten. De hoeveelheid papier die u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het gebruikte afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 151). Stof op de glasplaat van de ADI kan zwarte strepen op de afdruk veroorzaken. Houd de glasplaat altijd schoon (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 122). Formaten van afdrukmedia die in elke modus worden ondersteund Modus Formaat Invoer Kopieermodus Letter, A4, Legal, Oficio, US Folio, Executive, JIS B5, A5, A6 Lade 1 Afdrukmodus Alle formaten die het apparaat ondersteunt. Lade 1 Handmatige invoer in de lade Faxmodus Alle formaten die het apparaat ondersteunt. Lade 1 Afdrukmedia en lade_ 69 Het ladeformaat voor afdrukmedia wijzigen Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst, moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te verlengen. Om het papierformaat te wijzigen, moet u de lengtegeleider juist instellen. 4 3 1 2 4. Verschuif de lengtegeleider zachtjes tot tegen de stapel papier. Houd de breedtegeleider ingedrukt en schuif hem tot tegen de stapel papier zonder deze te buigen. 1 Hendel voor ladeverlenging 2 Papierklep 3 Papierlengtegeleider 4 Papierbreedtegeleider 1. Trek de lade uit het apparaat. Open de papierklep en verwijder indien nodig het papier uit de lade. Voor papier met een kleiner formaat dan het Letter-formaat plaatst u de geleiders opnieuw in aanvangspositie en stelt u de lengte- en breedtegeleiders opnieuw in. 2. Maak de vergrendeling bovenaan in de lade los en haal het papier er handmatig uit. Als het papier waarop u wilt afdrukken minder dan 222 mm lang is, ontgrendelt u de geleider van de lade en duwt u de lade naar binnen. Vouw de lade weer samen door handmatig het uitgetrokken deel terug in de lade te duwen. Stel de papierlengte- en papierbreedtegeleider in. 1 1 2 3. Plaats het papier in de lade met de te bedrukken zijde naar boven. • • • Afdrukmedia en lade_ 70 Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het papier omdat het papier daardoor kan buigen. Gebruik geen papier met een krul van meer dan 6 mm. Als u de breedtegeleider niet aanpast kan het papier vastlopen. 3. Druk de papierbreedtegeleider in en schuif hem tot tegen de rand van de hendel. A 4 5. Sluit de papierklep. L T R Schuif de lade weer in het apparaat. Stel na het plaatsen van het papier het papierformaat en -type in voor de lade (zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 74). • Omdat er niet genoeg papier in de lade ligt kan de lengtegeleider naar binnen worden geduwd. Plaats meer papier in de lade. • Als het papier regelmatig vastloopt, plaatst u het vel per vel in de lade. • U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de printer is gericht mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft. De lade is standaard ingesteld op het papierformaat Letter of A4, afhankelijk van het land waar u de printer hebt gekocht. Als u de formaatinstelling wilt veranderen in A4 of Letter, moet u de hendel en de papierbreedtegeleider juist instellen. 1. Trek de lade uit het apparaat. Open de papierklep en verwijder indien nodig het papier uit de lade. 2. Als u het formaat wilt wijzigen in Letter, draait u de hendel aan de achterkant van de lade naar rechts. Als u het formaat wilt wijzigen in A4, schuift u de papierbreedtegeleider naar links en draait u de hendel naar links. Forceer de hendel niet, anders kan de lade worden beschadigd. Papier in de lade plaatsen In de lade 1. Trek de lade uit. Pas het formaat van de lade aan het formaat van het geplaatste afdrukmateriaal aan (zie "Het ladeformaat voor afdrukmedia wijzigen" op pagina 70). 2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voordat u het papier in de lade plaatst. A 4 R T L 3. Plaats het papier in de lade met de te bedrukken zijde naar boven. 4. Plaats de lade terug in het apparaat. 5. Stel de papiersoort en het papierformaat voor de lade in om een document af te drukken. Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 74 voor informatie over het instellen van de papiersoort en het papierformaat. Handmatige invoer in de lade Als u papier van verschillende afmetingen, bijvoorbeeld enveloppen, transparanten, etiketten of aangepast papier in de lade plaatst, moet u de papiergeleiders voor handmatige invoer in de lade aanpassen. Voor handmatige invoer in de lade moeten de lengte-/breedtegeleiders worden aangepast. Afdrukmedia en lade_ 71 Enveloppen Tips voor het gebruik van de methode voor handmatige invoer • • • • • Als u Handmatige invoer als Invoer selecteert in uw softwaretoepassing, moet u op de knop Color Start of Black Start drukken telkens als u een pagina afdrukt. Plaats slechts één type, formaat en gewicht van afdrukmedia tegelijk in de lade. Voeg tijdens het afdrukken geen media toe. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmedia. Plaats afdrukmaterialen in de lade met de te bedrukken zijde naar boven en de bovenrand eerst en zorg ervoor dat het materiaal in het midden van de lade ligt. Plaats alleen aanbevolen afdrukmedia. Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 151). Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor u ze in de papierlade plaatst. Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. De hoek voor de postzegel moet zich aan de linkerkant bevinden en de kant van de envelop met de postzegelhoek moet eerst de printer in gaan. • Afdrukken op speciale afdrukmedia De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Met de optie papiertype kunt u het papiertype instellen dat in de lade moet worden geplaatst. Deze instelling verschijnt nu in de vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt selecteren. Op die manier krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Zo niet wordt de gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet bereikt. • Normaal papier: normaal gewoon papier. Selecteer dit type als u afdrukt op papier van 60 tot 105 g/m2. • Dik papier: dik papier van 90 tot 105 g/m2. • Dun papier: dun papier van 60 tot 70 g/m2. • Katoen: katoenpapier van 75 tot 90 g/m2. • Kleur: eenzijdig gekleurd papier van 75 tot 90 g/m2. • Voorbedrukt: voorbedrukt papier/papier met briefhoofd van 75 tot 90 g/ m2. • Envelop: envelop van 75 tot 90 g/m2. • Kringlooppapier: kringlooppapier van 75 tot 90 g/m2. • • • • • 1 Als u kringlooppapier gebruikt, kunnen afdrukken gekreukt raken of vastlopen vanwege een overmatige krul. • • • • • • • Transparanten: 0,104 tot 0,124 mm dik transparant papier. Etiketten: etiketten van 120 tot 150 g/m2. Kaarten: kaarten van 105 tot 163 g/m2. Bankpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m2. Archiefpapier: 70 tot 90 g/m2. Selecteer deze optie als u de afdrukken lang wilt bewaren (bv. in uw archief). Glanzende foto: glanzend fotopapier van 111 tot 220 g/m2. Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 151. Matte foto: mat fotopapier van 111 to 220 g/m2. Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 151. Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren. - Gewicht: het enveloppenpapier mag niet zwaarder zijn dan 90 g/m2 om te vermijden dat er een papierstoring optreedt. - Samenstelling: voor het afdrukken moeten de enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en mogen geen lucht bevatten. - Toestand: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of beschadigd zijn. - Temperatuur: gebruik enveloppen die bestand zijn tegen de druk en de hitte die tijdens het afdrukken in het apparaat ontstaan. Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen. Gebruik geen afgestempelde enveloppen. Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere synthetische materialen. Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit. Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek. • • • 2 1 Aanvaardbaar 2 Onaanvaardbaar Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur (circa 170 °C) van het apparaat. De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen. Voor de beste afdrukkwaliteit moeten de marges minimaal 15 mm van de rand van de envelop blijven. Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen. Afdrukmedia en lade_ 72 Transparanten - Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen gebruikt u uitsluitend transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Voor kleurafdrukken op transparanten zal de afbeeldingskwaliteit lager zijn dan bij zwart-witafdrukken wanneer de afdrukken op een overheadprojector worden gebruikt. • • • • • • • • • • • • De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de fixeertemperatuur van het apparaat. Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat hebt gehaald. Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft tot vlekken bij het afdrukken. Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten achterlaat. Dit veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken. Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen. Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken hebben. Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde. Om te vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op elkaar liggen nadat u ze hebt afgedrukt. Aanbevolen afdrukmedia: Xerox 3R91331 (A4), Xerox 3R2780 (Letter). Basistype transparant (bv. Xerox 3R91331) resulteert in een beter beeld en een betere verwerkingskwaliteit dan transparanten met een papieren achterzijde (bv. Xerox 3R3028) of verwijderbare strip (3R3108). • Kartonpapier/papier van een aangepast formaat U kunt met deze printer afdrukken op briefkaarten, kaarten en andere materialen met aangepaste formaten. • • Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm en korter dan 152,4 mm. Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de randen van de afdrukmedia. Briefhoofd/voorbedrukt papier Briefhoofden/voorbedrukt papier kunnen met uw apparaat worden afgedrukt. Transparanten met statische elektriciteit kunnen problemen met de beeldkwaliteit veroorzaken. Afhankelijk van de keuze van de opslagcondities van de transparanten kan er een storing optreden of kunnen afbeeldingen gekrast worden. A A A A A • Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben. - Krullen: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen. - Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel. Zorg ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken. Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd. Gebruik geen etiketten die loskomen van het vel, gekreukt zijn of blaasjes of andere beschadigingen vertonen. Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen mag u uitsluitend etiketten gebruiken die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. • • • • Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende factoren. - Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de fixeertemperatuur van uw apparaat (ongeveer 170 °C). • Briefhoofden/voorbedrukt papier moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als hij gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur van ongeveer 170 °C. De inkt op het briefhoofd/voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet beschadigen. Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen. Voor u het briefhoofd/voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt. Afdrukmedia en lade_ 73 De papieruitvoersteun gebruiken Glanzend fotopapier Plaats één vel in de multifunctionele lade per keer, met de glanzende zijde naar boven. • • • Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: HP Brochure Paper (product: Q6611A). Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (A4) voor dit apparaat HP Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A). Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan het apparaat beschadigen. Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd kinderen uit de buurt. De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer de naam van uw model. De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld, waarbij de uitvoersteun ervoor zal zorgen dat de afgedrukte pagina’s worden uitgelijnd. Mat fotopapier Plaats één vel tegelijk in de lade met de te bedrukken zijde naar boven. Papierformaat en -type instellen Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en -type instellen op het bedieningspaneel. Deze instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en scanmodus. Als u wilt afdrukken vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het toepassingsprogramma dat u op uw computer gebruikt (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel werden opgegeven. Het papierformaat instellen 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierformaat verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste papierformaat te selecteren. 6. Druk op OK om de selectie op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals factuurpapier, selecteert u Bewerken... op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). Het papiertype instellen 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Papierinstel. verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Type papier verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste type papier te selecteren. 6. Druk op OK om de selectie op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Afdrukmedia en lade_ 74 Afdrukken 7. In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • • • • • Introductie van handige programma’s Eigenschappen van het printerstuurprogramma Eenvoudige afdruktaken Voorkeursinstellingen openen Help gebruiken Speciale kopieerfuncties gebruiken De standaardafdrukinstellingen wijzigen Uw apparaat instellen als standaardprinter Afdrukken naar een bestand (PRN) Afdrukken in Macintosh Afdrukken in Linux Printerstuurprogramma De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op Windows XP. Functie Windows Introductie van handige programma’s Optie printerkwaliteit ● Samsung AnyWeb Print Boekjes afdrukken ● Hiermee kunt u van een scherm in Windows Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken op een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print > Download the latest version om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden. Deze functie is alleen beschikbaar in Windows. Poster afdrukken ● Meerdere pagina’s per vel ● Afdruk aan pagina aanpassen ● Afdrukken verkleinen en vergroten ● Samsung Easy Color Manager Watermerk ● Overlay ● Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) ● Met dit programma kunnen gebruikers de gewenste kleur instellen. Gebruikers kunnen de afdrukkleur op het scherm aanpassen. De aangepaste kleur kan worden opgeslagen op het printerstuurprogramma en toegepast op afdrukken. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung Easy Color Manager > Download the latest version om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden. Deze functie is alleen beschikbaar in Windows en Macintosh. Eigenschappen van het printerstuurprogramma Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties. • Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal • Aantal exemplaren U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund. Het is mogelijk dat een aantal modellen of besturingssystemen een of meer functies uit de tabel niet ondersteunen. (●: ondersteund, blanco: niet ondersteund) Eenvoudige afdruktaken Met uw apparaat kunt u afdrukken vanuit verschillende toepassingen in Windows, Macintosh of Linux. De exacte procedure kan verschillen per toepassing. Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk, afhankelijk van het gebruikte apparaat. Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken bevat echter vrijwel dezelfde eigenschappen. Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat. Zie Compatibiliteit met besturingssystemen onder Printerspecificaties (zie "Systeemvereisten" op pagina 40). • Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor afdrukken verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of . Een uitroepteken ( ) betekent dat u die bepaalde optie kunt inschakelen, maar dat dit niet wordt aangeraden. Een ( )-teken betekent dat u die optie niet kunt inschakelen omwille van de apparaatinstellingen of de omgeving. Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen. Afdrukken_ 75 • Eenvoudige afdruktaken in Macintosh (zie "Afdrukken in Macintosh" op pagina 81). Eenvoudige afdruktaken in Linux (zie "Afdrukken in Linux" op pagina 82). Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor Kladblok in Windows XP. Uw venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt. 1. Open het document dat u wilt afdrukken. 2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt geopend. 3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. 3. In Windows Server 2000, XP, Server 2003, Vista of Server 2008 dubbelklikt u op uw apparaat. In Windows 7 of Windows Server 2008 R2 klikt u met uw rechtermuisknop op het printerpictogram > contextmenu’s > Afdruktaken weergeven. Als bij het item Afdruktaken weergeven het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. 4. Vanaf het menu Document selecteert u Annuleren. U kunt ook toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van Windows. U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop/ Clear op het bedieningspaneel. Voorkeursinstellingen openen U kunt de instellingen die u hebt geselecteerd bovenaan rechts in Voorkeursinstellingen voor afdrukken bekijken. 1. Open het document dat u wilt afdrukken. 2. Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt geopend. 3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. 4. Klik op Eigenschappen of op Voorkeursinstellingen. De basisinstellingen voor het afdrukken, zoals het aantal exemplaren en het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken. Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 4. Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te starten. Als u Windows Internet Explorer gebruikt kunt u met Samsung AnyWeb Print bovendien tijd besparen bij het maken of afdrukken van schermopnamen. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print > Download the latest version om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden. Een afdruktaak annuleren Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te worden, annuleert u op de volgende manier. 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxen. • In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en Printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en Printers. Afdrukken_ 76 Voorkeursinstellingen gebruiken Met de optie Vooraf ingest. die op elk tabblad maar niet op het tabblad Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik. Volg de onderstaande stappen om een vooraf ingesteld item op te slaan. 1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in. 2. Typ in het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze instellingen. 3. Klik op Toevoegen. Als u instellingen opslaat onder Instellingen vooraf, worden alle huidige stuurprogrammainstellingen opgeslagen. Als u op Toevoegen klikt, verandert de knop Toevoegen in de knop Wijzigen. Selecteer meer opties en klik op Wijzigen. De instellingen zullen worden toegevoegd aan door u opgegeven Instellingen vooraf. Om de bewaarde instelling te gebruiken kiest u deze in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest.. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de door u geselecteerde instellingen. Om de opgeslagen instelling te verwijderen selecteert u ze in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op Wissen. U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook herstellen door Vooraf ingest. stand. te selecteren in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest.. • • • • • "Het afdrukpercentage van uw document wijzigen" op pagina 78 "Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op pagina 78 "Watermerken gebruiken" op pagina 79 "Overlay gebruiken" op pagina 79 "Geavanceerde opties" op pagina 80 Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Meerdere pagina’s per vel in de vervolgkeuzelijst Type. 3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s dat u per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16). 4. Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst Paginavolgorde. 5. Als u rond iedere pagina een kader wilt afdrukken, selecteert u Paginakaders afdrukken. 6. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type. 7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Posters afdrukken Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken over 9 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt kleven om er een poster van te maken. Help gebruiken Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik op het onderwerp waarover u meer wilt weten. Vervolgens verschijnt er een pop-upvenster met informatie over de functie van die optie die het stuurprogramma biedt. Als u informatie wilt zoeken aan de hand van een sleutelwoord, klikt u op het tabblad Samsung in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken en voert u een sleutelwoord in op de invoerregel van de optie Help. Voor meer informatie over verbruiksartikelen, stuurprogramma-updates, registratie enzovoort, klikt u op de overeenkomstige knoppen. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type. 3. Selecteer de gewenste paginaopmaak. Beschikbare lay-outs: • Poster 2x2: het document wordt vergroot en over 4 pagina’s verdeeld. • Poster 3x3: het document wordt vergroot en over 9 pagina’s verdeeld. • Poster 4x4: het document wordt vergroot en over 16 pagina’s verdeeld. Speciale kopieerfuncties gebruiken Speciale afdrukeigenschappen omvatten onder meer het volgende. • "Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina 77 • "Posters afdrukken" op pagina 77 • "Boekjes afdrukken (handmatig)" op pagina 78 • "Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)" op pagina 78 Afdrukken_ 77 4. Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts op het tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen kleven. • Lange zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor boekbinden. • Korte zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor kalenders. 5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type. 6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. 7. U kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven. Boekjes afdrukken (handmatig) Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken. 8 4. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type. 5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer. Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien. 9 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Boekje afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type. 3. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type. De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Om na te gaan welke papierformaten voor deze functie beschikbaar zijn, selecteert u het beschikbare papierformaat in de optie Formaat van het tabblad Papier. Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen of staat). beschikbaar papier (papier waarbij geen 4. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. 5. Vervolgens kunt u de pagina’s vouwen en nieten. Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier (duplex). Voor u afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. U kunt deze eigenschap gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 151). Wij raden aan om niet af te drukken op beide zijden van speciale afdrukmedia, zoals etiketten, enveloppen of dik papier. Het kan een papierstoring veroorzaken of het apparaat beschadigen. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 2. Klik op het tabblad Geavanceerd. 3. Selecteer in de sectie Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) de gewenste bindoptie. • Geen Het afdrukpercentage van uw document wijzigen U kunt de grootte van een document wijzigen zodat het groter of kleiner wordt afgedrukt. Dat doet u door het gewenste percentage in te voeren. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 2. Klik op het tabblad Papier. 3. Voer in het veld Percentage de gewenste schaalfactor in. U kunt ook op de pijl-omhoog/omlaag klikken om de schaalfactor te selecteren. 4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties. 5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen Met deze functie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk geselecteerd papierformaat, ongeacht de grootte van het document. Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken. A 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 2. Klik op het tabblad Papier. Afdrukken_ 78 Een watermerk bewerken 3. Selecteer het gewenste papierformaat in Aanpassen aan papierformaat. 4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties. 5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. 3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties. 4. Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan. 5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Watermerken gebruiken Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, bijvoorbeeld in grote grijze letters "CONCEPT" of "VERTROUWELIJK". U kunt de tekst alleen op de eerste pagina of op alle pagina’s afdrukken. Een watermerk verwijderen 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. 3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Wissen. 4. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. U kunt gebruikmaken van verschillende vooraf ingestelde watermerken die met uw apparaat worden meegeleverd. Ze kunnen worden aangepast of u kunt er nieuwe aan de lijst toevoegen. Een bestaand watermerk gebruiken 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld. 3. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Overlay gebruiken Een watermerk maken 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 2. Selecteer het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. 3. Voer een tekstbericht in het vak Tekst watermerk in. U kunt tot 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven. Als u het selectievakje Alleen eerste pagina inschakelt wordt het watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt. 4. Watermerkopties selecteren. U kunt de naam, stijl, grootte en grijswaarde van het lettertype selecteren in de sectie Tekenstijl en de hoek van het watermerk instellen in de sectie Hoek watermerk. 5. Klik op Toevoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst Huidige watermerken toe te voegen. 6. Wanneer u klaar bent, klikt u op OK of op Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt gesloten. Als u geen watermerk meer wilt afdrukken selecteert u Geen in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Een overlay is inhoud die op de vaste schijf van de computer is opgeslagen en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen, maar drukt u gewoon het briefhoofd als overlay op uw document af. Afdrukken_ 79 Een nieuwe paginaoverlay maken Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay met uw inhoud maken. 1. Maak of open een document met de inhoud die u voor de overlay wilt gebruiken. Plaats de items precies waar ze moeten verschijnen wanneer ze aan het origineel worden toegevoegd. 2. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het document als een overlay wilt opslaan (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 3. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken wordt geopend. 4. Klik in het venster Overlay bewerken op Maken. 5. In het venster Opslaan als typt u een naam van maximaal acht karakters in het vak Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover. 6. Klik op Opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays. 7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. 8. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde schijf van uw computer. Het formaat van het overlaydocument moet gelijk zijn aan dat van het document dat u afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk. Een paginaoverlay gebruiken Nadat u een overlay hebt gemaakt kan deze met uw document worden afgedrukt. Om een overlay op een document af te drukken doet u het volgende. 1. Maak of open het document dat u wilt afdrukken. 2. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 3. Klik op het tabblad Geavanceerd. 4. Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst. 5. Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken uit de lijst en klikt u op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken. Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Openen. Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt. Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht overlays. 6. Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u wordt gevraagd om te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken. Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document afgedrukt. 7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt. De resolutie van het overlaydocument moet gelijk zijn aan die van de oorspronkelijke afdruktaak. Een overlay verwijderen Paginaoverlays die u niet meer gebruikt kunt u verwijderen. 1. Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het tabblad Geavanceerd. 2. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Overlay. 3. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen. 4. Klik op Wissen. 5. Als het venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja. 6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Geavanceerde opties Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de afdrukkwaliteit. Als de optie is uitgegrijsd of niet wordt weergegeven, is ze niet van toepassing voor de printertaal die u gebruikt. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). 2. Klik op het tabblad Grafische elementen. • De opties die u kunt selecteren hangen mogelijk af van uw apparaat. • Raadpleeg de helpfunctie voor iedere optie in Voorkeursinstellingen voor afdrukken. • Lettertype/tekst: selecteer Tekst donkerder maken om tekst donkerder af te drukken dan op een normaal document. Gebruik Alle tekst zwart om alles in het zwart af te drukken, ongeacht de kleuren op het scherm. • Grafische controller: met Fijne randen kunt u randen van letters en fijne lijnen accentueren voor een betere leesbaarheid. Grijstintverbetering laat gebruikers toe om de details van natuurfoto’s te bewaren en het contrast en de leesbaarheid tussen grijscontrasten te verbeteren bij het afdrukken in grijswaarden van gekleurde documenten. • Tonerspaarstand: door deze optie aan te passen gaat uw tonercassette langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina zonder noemenswaardig kwaliteitsverlies. - U kunt de schuifregelaar verplaatsen van Geen besparing naar Maximale besparing om het tonerverbruik te verminderen. 3. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. De standaardafdrukinstellingen wijzigen 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxen. • In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en Printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en Printers. 3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. 4. In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista drukt u op Voorkeursinstellingen voor afdrukken. In Windows 7 of Windows Server 2008 R2 selecteert u Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s. Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. 5. Wijzig de instellingen op elk tabblad. 6. Klik op OK. In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor elke afdruktaak wijzigen. Afdrukken_ 80 Uw apparaat instellen als standaardprinter Afdrukken in Macintosh 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxen. • In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en Printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en Printers. 3. Selecteer uw apparaat. 4. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als standaardprinter instellen. In dit gedeelte wordt u uitgelegd hoe u een document moet afdrukken in Macintosh. Een document afdrukken Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u gebruikt de instelling van het printerstuurprogramma controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken in Macintosh. 1. Open het document dat u wilt afdrukken. 2. Open het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4 Archief) en klik op Paginainstellingen (voor Mac OS X 10.4 Pagina-instelling…). 3. Selecteer papierformaat, afdrukstand, schaal en andere opties, en zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Als bij het item Als standaardprinter instellen in Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s selecteren die met de geselecteerde printer zijn verbonden. Afdrukken naar een bestand (PRN) Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een bestand. U kunt het document naar een bestand afdrukken in plaats van het rechtstreeks naar de printer te sturen. Het document wordt opgeslagen met de printeropmaak, zoals de lettertype en kleurspecificaties, in een .prn-bestand dat met een andere printer kan worden afgedrukt. Om een afdruktaak als bestand op te slaan: 1. Schakel het selectievak Afdrukken naar bestand in het venster Afdrukken in. 4. Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt afdrukken. 5. Klik op Druk af. Printerinstellingen wijzigen U kunt geavanceerde afdrukfuncties van uw printer gebruiken. Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4 Archief). De printernaam die in het paneel printereigenschappen wordt weergegeven is afhankelijk van de gebruikte printer. Het paneel printereigenschappen is afgezien van de naam vergelijkbaar met het volgende. • De instellingsopties kunnen verschillen afhankelijk van model of Mac OS-versie. • Het volgende venster kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt. Het volgende paneel is het eerste paneel dat u ziet wanneer u het printereigenschappenvenster opent. Selecteer andere geavanceerde functies uit de vervolgkeuzelijst. 2. Klik op Afdrukken. 3. Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK. Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam. Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand automatisch opgeslagen in Mijn documenten. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem. Afdrukken_ 81 Lay-out Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken In het dialoogvenster Lay-out vindt u opties waarmee u de afdruklay-out van het document kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst om toegang te krijgen tot de volgende functies. • Pagina’s per vel: hier kunt u opgeven hoeveel pagina’s op één vel worden afgedrukt (zie "Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken" op pagina 82). • Lay-outrichting: hier kunt u de afdrukrichting op een pagina selecteren, vergelijkbaar met de voorbeelden op het scherm. • Rand: hiermee kunt u rond elke pagina op het vel een kader afdrukken. • Keer paginarichting om: hiermee kunt u het papier 180 graden draaien. U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken. 1. Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4 Archief). 2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u op één vel papier wilt afdrukken. Grafisch Het dialoogvenster Grafisch biedt opties voor het selecteren van de kwaliteits- en kleurenmodus. Selecteer Grafisch uit de vervolgkeuzelijst om toegang te krijgen tot de grafische functies. • Kwaliteit: met deze optie stelt u de afdrukresolutie in. Hoe hoger de instelling, hoe scherper en helderder tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert kan het iets langer duren voor het document is afgedrukt. • Kleurmodus: hiermee kunt u de kleuropties instellen. De instelling Kleur biedt gewoonlijk de beste afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Als u een gekleurd document in grijstinten wilt afdrukken selecteert u Grijstinten. 3. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken. 4. Klik op Druk af waarna de printer het aantal pagina’s afdrukt dat u op één vel papier wilt afdrukken. Afdrukken in Linux Papier Afdrukken vanuit een toepassing Stel Papier Type in op het papiertype dat zich bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Op die manier krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst, moet u het overeenkomstige papiertype selecteren. Vanuit diverse Linux-toepassingen kunt u afdrukken met CUPS (Common UNIX Printing System). U kunt vanuit een van deze toepassingen afdrukken. 1. Open een toepassing en selecteer Print in het menu File. 2. Selecteer rechtstreeks Print via LPR. 3. Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI en klik op Properties. Printerfuncties Het dialoogvenster Printerfuncties bevat de opties Geavanceerde opties en Kleuraanpassing. Selecteer Printerfuncties in de vervolgkeuzelijst om toegang te krijgen tot de volgende functies. • Fijne randen: hiermee kunnen gebruikers tekstranden en fijne lijnen accentueren voor een betere leesbaarheid en elke kleurkanaalregistratie in kleurenafdrukmodus uitlijnen. • RGB-kleuren: u kunt aanpassen hoe afbeeldingen worden weergegeven door de instellingen in de optie RGB-kleuren te wijzigen. • Venster: met deze optie kunt u opties selecteren om een halftoonafbeelding te converteren in een afdrukbare binaire afbeelding. • Kleuraanpassing: hiermee kunt u de afbeelding aanpassen door de instellingen in de optie Kleuraanpassing aan te passen. Afdrukken_ 82 4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden weergegeven. • General: op dit tabblad kunt u het papierformaat en -type alsook de afdrukstand van de documenten wijzigen. Hiermee kunt u de functie dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen. • Text: op dit tabblad kunt u de paginamarges opgeven en tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen. • Graphics: op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of positie van de afbeelding. • Advanced: op dit tabblad kunt u de afdrukresolutie, het papier, de papierbron en speciale afdrukfuncties instellen. Als een optie uitgegrijsd is, betekent dit dat de optie niet door uw apparaat wordt ondersteund. 5. Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Properties. 6. Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen. 7. Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de afdruktaak controleren. Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren. Bestanden afdrukken U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. U werkt dan met het CUPS LPR-programma. Het stuurprogrammapakket vervangt het standaard LPR-programma echter door een veel gebruikersvriendelijker LPR-programma. Om elk bestand af te drukken 1. Typ lpr <bestandsnaam> op de opdrachtregel van de Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend. Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het venster Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open. 2. In het venster LPR GUI selecteert u uw printer uit de lijst en wijzigt u de eigenschappen van de afdruktaak. 3. Klik op OK om met afdrukken te beginnen. 3. Het venster Printer Properties wordt geopend. De volgende vijf tabbladen worden bovenaan in dit venster weergegeven. • General: met deze optie kunt u de locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst in Printers configuration. • Connection: met deze optie kunt u een andere poort bekijken of selecteren. Als u de poort van het apparaat van USB wijzigt in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort van het apparaat op dit tabblad opnieuw configureren. • Driver: met deze optie kunt u een ander apparaatstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen. • Jobs: deze optie toont de lijst met afdruktaken. Klik op Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show completed jobs in om een lijst met vorige afdruktaken weer te geven. • Classes: met deze optie toont de klasse waartoe uw apparaat behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse. 4. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer Properties. Printereigenschappen configureren In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer wijzigen. 1. Open Unified Driver Configurator. Schakel indien nodig over naar Printers configuration. 2. Selecteer uw apparaat uit de lijst met beschikbare printers en klik op Properties. Afdrukken_ 83 Kopiëren 8. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • Normaal kopiëren De instellingen per kopie wijzigen De standaard kopieerinstellingen wijzigen • • De opties voor instellingen kunnen verschillen afhankelijk van uw model. Controleer de naam van uw model. Kopieën van documenten met fluorescente kleuren kunnen verschillen van het origineel als gevolg van de eigenschappen van de scanner. De instellingen per kopie wijzigen Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren zodat u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie wijzigen. Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop van een kopieerproces worden de standaardinstellingen altijd automatisch hersteld. Normaal kopiëren De volgende procedure is de gangbare kopieerprocedure voor een apparaat zonder automatische documentinvoer (ADI), zoals de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K). 1. Plaats één origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel. 2. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van de pijl-links/ rechts. 3. Om de kopieerinstellingen, zoals onder meer Verkl./vergr., Tonersterkte, Oorspr. type, aan te passen via de knoppen op het bedieningspaneel (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 84). 4. Druk op Color Start om in kleur te kopiëren. Of druk op Black Start om in zwart-wit te kopiëren. De volgende procedure is de gangbare kopieerprocedure voor een apparaat met automatische documentinvoer (ADI), zoals de CLX-318xFN en CLX-318xFW. 1. Druk op ID-kaart kopiëren Bijzondere kopieerfuncties gebruiken Beslissen over de vorm van het gekopieerde resultaat Tonerdichtheid Als er vlekken en donkere afbeeldingen op uw origineel staan, kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken. 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op (Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel. (Kopiëren) op het bedieningspaneel. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Op de glasplaat van de scanner" op pagina 68 of "In de ADI (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 69.) 3. Om de kopieerinstellingen, waaronder Verkl./vergr., Tonersterkte, Oorspr. type, aan te passen via de knoppen op het bedieningspaneel (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 84). 4. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van de pijl of het numeriek toetsenblok. 5. Druk op Color Start om in kleur te kopiëren. Of druk op Black Start om in zwart-wit te kopiëren. Als u een kopieertaak wilt afbreken, klikt u op de knop Stop/Clear en het apparaat zal stoppen met kopiëren. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Tonersterkte verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste contrastmodus verschijnt en druk op OK. • Lichtste: geschikt voor lichte afdrukken. • Licht: geschikt voor lichte afdrukken. • Normaal: geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen. • Donker: geschikt voor donkere afdrukken. • Donkerste: geschikt voor donkere afdrukken. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Type origineel De instelling Type origineel geeft u de mogelijkheid om het soort document te selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt. Zo bekomt u een optimale kopieerkwaliteit. 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op (Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens op OK. Kopiëren_ 84 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Oorspr. type verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste modus verschijnt en druk op OK. • Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s bevatten. • Foto: gebruik deze optie voor foto’s. • Magazine: gebruik deze optie wanneer de originelen het formaat hebben van een tijdschrift. • Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit tekst bestaan. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. De standaard kopieerinstellingen wijzigen De kopieeropties, inclusief helderheid, type origineel, kopieerformaat en het aantal kopieën kunnen volgens de meest gebruikte instellingen worden ingesteld. Bij het kopiëren van documenten worden deze standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn gewijzigd met behulp van de overeenkomstige knoppen op het bedieningspaneel. 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op (Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en vervolgens op OK. 6. Herhaal indien nodig stappen 4 en 5. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Verkleinde of vergrote kopie U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding verkleinen tot 25% of vergroten tot 400% wanneer u originelen kopieert via de glasplaat. Om uit de vooraf ingestelde kopieerformaten te selecteren 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op (Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Verkl./vergr. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en druk op OK. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Om de grootte van de kopie aan te passen door rechtstreeks de schaalverhouding in te voeren Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de standaardinstellingen hersteld. ID-kaart kopiëren Uw apparaat kan dubbelzijdige originelen afdrukken op één vel. Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder het origineel te verkleinen. Deze functie is handig voor het kopiëren van kleine documenten zoals visitekaartjes. 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens (Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel. op 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Verkl./vergr. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Aangepast verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste kopieerformaat in te voeren. Als u de knop ingedrukt houdt, kunt u snel naar de gewenste waarde schuiven. Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW kunt u ook het numeriek toetsenblok gebruiken. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Als u een verkleinde kopie maakt, kunnen er onderaan op de kopie zwarte lijnen verschijnen. Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de scanner worden geplaatst. 1. Druk op ID Copy op het bedieningspaneel. 2. Plaats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onder zoals aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de scanner. 3. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het display. 4. Druk op Color Start of op Black Start. Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het display verschijnt Plaats achterz. en druk op Start. Kopiëren_ 85 5. Keer het origineel om, plaats het op de glasplaat zoals aangegeven door de pijlen, en sluit het scannerdeksel. Sluit vervolgens het deksel van de scanner. 6. Druk op Color Start om in kleur te kopiëren. Of druk op Black Start om in zwart-wit te kopiëren. • • • Als u niet op de knop Color Start of Black Start drukt, wordt enkel de voorzijde gekopieerd. Als het originele document groter is dan het afdrukgebied worden sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt. Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer 30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar stand-bymodus. 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op (Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Poster kopier. verschijnt en vervolgens op OK om uw keuze op te slaan. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De delen worden een voor een ingescand en afgedrukt in deze volgorde. Bijzondere kopieerfuncties gebruiken U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken. Klonen 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up) Uw apparaat kan meerdere afbeeldingen/kopieën van het origineel document op een enkele pagina afdrukken. Het aantal afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het papierformaat. Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. Het apparaat kan 2 of 4 originele afbeeldingen verkleinen en op een vel papier afdrukken. 2 3 4 1 2 1 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op (Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot 2 op 1 vel of 4 pagina’s/vel verschijnt en vervolgens op OK om uw keuze op te slaan. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. U kunt het kopieerformaat niet aanpassen via het menu Verkl./vergr. om 2 tot 4 afbeeldingen op een vel te kopiëren. 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op (Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Lay-out verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Meer op 1 vel verschijnt en vervolgens op OK om uw keuze op te slaan. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. U kunt het kopieerformaat niet aanpassen via het menu Verkl./vergr. tijdens het maken van een kloonkopie. Poster kopiëren Het apparaat kan een afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3x3). U kunt de afgedrukte pagina’s aan elkaar kleven om er een poster van te maken. Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. Achtergrondafbeeldingen wissen U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond, zoals een krant of catalogus. 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het bedieningspaneel. Kopiëren_ 86 • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op (Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Achtergrondkl. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste achtergrondoptie verschijnt. • Uit: maakt geen gebruik van deze functie. • Auto: optimaliseert de achtergrond. • Versterk.nv.1 ~ 2: hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond. • Vervag.niv. 1 ~ 4: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond. 5. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en vervolgens op OK om uw keuze op te slaan. • Aan: hiermee drukt u de pagina’s gegroepeerd af in dezelfde volgorde als het origineel. • Uit: hiermee drukt u af en sorteert u het resultaat in stapels van afzonderlijke pagina’s. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. 7. Voer het aantal kopieën in met behulp van de pijl-links/rechts of het numeriek toetsenblok. 8. Druk op Start om te beginnen kopiëren. Een document wordt telkens volledig afgedrukt voordat het volgende volledige exemplaar wordt afgedrukt. Verbeterde kopieën met grijstinten Als u het origineel in zwart-wit kopieert, kunt u met deze functie voor een betere kopieerkwaliteit zorgen. Deze functie is enkel beschikbaar voor kopiëren in zwart-wit. 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) drukt u op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op (Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Grijst. verb. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts om Aan of Uit te selecteren. 5. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Beslissen over de vorm van het gekopieerde resultaat U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, krijgt u eerst één volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document en vervolgens een tweede volledige kopie. 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318x(K) en CLX-318xN(K) plaatst u een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar onder en drukt u op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW plaatst u originele documenten met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer. U kunt een enkel origineel ook op de glasplaat plaatsen met de bedrukte zijde naar onder en het scannerdeksel sluiten. Druk achtereenvolgens op (Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieen sort. verschijnt en vervolgens op OK. Kopiëren_ 87 Scannen 9. Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • • • • • Basisscanmethode Originelen scannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.) Scannen via een netwerkverbinding (Naar email sc.) (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen De standaardscaninstellingen wijzigen • • De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en wat u scant, mogelijk niet kunnen scannen in bepaalde resoluties, vooral niet in een hogere resolutie. Scans van documenten met fluorescente kleuren kunnen verschillen van het origineel als gevolg van de eigenschappen van de scanner. De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de naam van uw model. (Zie "Functies per model" op pagina 29.) Basisscanmethode U kunt de originelen met uw apparaat scannen via een USB-kabel of via het netwerk. • Samsung Scan- en faxbeheer: hiermee kunt u originelen vanaf het bedieningspaneel scannen. De gescande gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten op de verbonden computers. Als u alle software op de bijgeleverde cd installeert, wordt Samsung Scan- en faxbeheer automatisch op uw computer geïnstalleerd. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding (zie "Waarschuwing Samsung Scan- en faxbeheer gebruiken" op pagina 92). • TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als u een afbeelding scant, wordt de geselecteerde toepassing gestart zodat u het scanproces kunt beheren. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding (zie "Scannen met een TWAIN-compatibel programma" op pagina 93). • SmarThru: dit programma wordt standaard geleverd bij uw apparaat. U kunt dit programma gebruiken voor het scannen van afbeeldingen of documenten. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding (zie "SmarThru" op pagina 117). • WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer rechtstreeks met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel (zie "Scannen via het WIA-stuurprogramma" op pagina 94). Het adresboek instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) Waarschuwing Samsung Scan- en faxbeheer gebruiken Scannen met een TWAIN-compatibel programma Scannen via het WIA-stuurprogramma Scannen in Macintosh Scannen in Linux Originelen scannen en naar uw computer verzenden (Naar pc scan.) U kunt een afbeelding met uw apparaat scannen via het programma Samsung Scan- en faxbeheer dat op uw via USB of een netwerk verbonden computer is geïnstalleerd. Voor een via USB aangesloten apparaat Dit is een basisscanmethode voor een apparaat dat via USB is verbonden. 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel. 3. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318x(K), CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K drukt u op Scan to op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u op (Scan) op het bedieningspaneel. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar pc scan. verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Lokale comp. verschijnt en vervolgens op OK. Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de poortverbinding. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste toepassing verschijnt en vervolgens op OK. De standaardinstelling is Mijn documenten. Om de map waarin het gescande bestand is opgeslagen toe te voegen of te verwijderen, voegt u het toepassingsprogramma toe of verwijdert u het in Samsung Scan- en faxbeheer > Eigenschappen > De knop Scan instellen. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en vervolgens op OK. • Resolutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in. • Scankleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in. • Scanindeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden opgeslagen. • Scanformaat: hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in. Scannen_ 88 • Scanindeling verschijnt alleen als u de scanbestemming hebt ingesteld op Mijn documenten. • Als u met de standaardinstelling wilt scannen, drukt u op Start. • • • 8. Het apparaat begint te scannen. • De gescande afbeelding wordt op de computer opgeslagen in de map Mijn documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung. • Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het programma Samsung Scan- en faxbeheer. • U kunt ook scannen door te klikken op Start > Configuratiescherm > Samsung Scan- en faxbeheer > Snel scannen in Windows. • Scanindeling verschijnt alleen als u de scanbestemming hebt ingesteld op Mijn documenten. • Als u met de standaardinstelling wilt scannen, drukt u op Start. 9. Het apparaat begint te scannen. Voor een met een netwerk verbonden apparaat (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/CLX-318xFW/ CLX-318xW(K)K) Zorg ervoor dat het printerstuurprogramma vanaf de software-cd op uw computer wordt geïnstalleerd; het scanprogramma maakt immers deel uit van het printerstuurprogramma (zie "Het stuurprogramma voor een met een bedraad netwerk verbonden apparaat installeren" op pagina 48). 1. Controleer of uw apparaat en uw computer met een netwerk zijn verbonden en dat Samsung Scan- en faxbeheer op uw computer is geïnstalleerd. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel. 3. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Bij de CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K drukt u op Scan to op het bedieningspaneel. (Scan) op het Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u op bedieningspaneel. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar pc scan. verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerkcomp. verschijnt en vervolgens op OK. • Als u het bericht Niet beschikbaar ziet, controleert u de poortverbinding. 6. Selecteer uw geregistreerd computer-id en voer indien nodig het wachtwoord in. • Id is hetzelfde als het geregistreerde Computer-id voor Samsung Scan- en faxbeheer. • Password is het viercijferige geregistreerde wachtwoord voor Samsung Scan- en faxbeheer. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste toepassing verschijnt en vervolgens op OK. De standaardinstelling is Mijn documenten. Om de map waarin het gescande bestand is opgeslagen toe te voegen of te verwijderen, voegt u het toepassingsprogramma toe of verwijdert u het in Samsung Scan- en faxbeheer > Eigenschappen > De knop Scan instellen. 8. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en vervolgens op OK. • Resolutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in. Scankleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in. Scanindeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden opgeslagen. Scanformaat: hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in. • De gescande afbeelding wordt op de computer opgeslagen in de map Mijn documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung. • Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het programma Samsung Scan- en faxbeheer. • U kunt ook scannen door te drukken op Start > Configuratiescherm > Samsung Scan- en faxbeheer > Snel scannen in Windows. Scannen via een netwerkverbinding (Naar email sc.) (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) Als uw apparaat verbonden is met een netwerk en de netwerkparameters juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk versturen. Een e-mailaccount instellen Om een afbeelding te scannen en als bijlage via e-mail te verzenden. U moet eerst de netwerkparameters instellen met behulp van SyncThru™ Web Service. 1. Typ het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser en klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service-website. 2. Klik op Login in de rechterbovenhoek op de website. Het venster Login wordt geopend. 3. Typ ID en Password en klik vervolgens op Login. Typ standaard-id en standaardwachtwoord in als u zich voor het eerst aanmeldt op SyncThru™ Web Service. • ID: admin • Password: sec00000 4. Plaats de muisaanwijzer op Settings in de bovenste menubalk en klik op Network Settings. 5. Klik op Outgoing Mail Server(SMTP) in het linkerdeelvenster van de website. 6. Voer de SMTP-serverdomeinnaam die of het IP-adres dat (in decimale notatie) u wilt gebruiken in het tekstvak SMTP Server in. Alleen letters, cijfers (0~9), punt (,) en koppelteken (-) zijn toegestaan in deze tekstvakken. 7. Voer het poortnummer van de server, een getal tussen 1 en 65535, in het tekstvak Port Number in. Het standaardpoortnummer is 25. 8. Schakel het selectievakje voor SMTP Requires Authentication in het gedeelte SMTP Login Information in. 9. Typ aanmeldings-id in het tekstvak Login ID en wachtwoord in het tekstvak Password. 10. Typ het wachtwoord nogmaals in Confirm Password om uw keuze te bevestigen. 11. Klik op Apply. Scannen_ 89 Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3 Before SMTP is, schakelt u het selectievakje voor SMTP requires POP3 Before SMTP Authentication in. a) Voer de POP3-serverdomeinnaam in het invoerveld POP3 Server in en het poortnummer van 1 tot 65535 in het tekstvak Port Number. Het standaardpoortnummer is 110. b) Typ aanmeldings-id in het tekstvak Login ID en wachtwoord in het tekstvak Password. c) Typ het wachtwoord nogmaals in Confirm Password om uw keuze te bevestigen. Naar e-mail scannen U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht verzenden. U moet hiervoor eerst een e-mailaccount maken in SyncThru™ Web Service (zie "Een e-mailaccount instellen" op pagina 89). Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen (zie "De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 90). 1. Controleer of uw apparaat met een netwerk is verbonden. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel. 3. Druk op (Scan) op het bedieningspaneel. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar email sc. op de onderste regel op het display verschijnt en vervolgens op OK. Als u uw aanmeldings-id (gebruikersnaam) en wachtwoord hebt geregistreerd op SyncThru™ Web Service, verschijnen Mijn aanmeld.-id en Wachtwoord. Voer het aanmeldings-id en wachtwoord voor uw apparaat in. Ga naar stap 6. 5. Als Van op de bovenste regel op het display verschijnt, voert u het e-mailadres van de verzender in en drukt u op OK. 6. Als Bestem. e-mail op de bovenste regel op het display verschijnt, voert u het e-mailadres van de ontvanger in en drukt u op OK. Als u het adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een snelknop of snelkiesnummer voor een e-mailadres of groep gebruiken om een e-mailadres uit het geheugen op te halen (zie "Het adresboek instellen" op pagina 104). 7. Om e-mailadressen toe te voegen, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt en herhaalt u stap 6. Druk op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren en vervolgens op OK om door te gaan met de volgende stap. 8. Als in het display de vraag verschijnt of u de e-mail naar uw account wilt verzenden, drukt u op de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en vervolgens op OK. 9. Voer het onderwerp van de e-mail in en druk op OK. 10. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste bestandsindeling verschijnt en vervolgens op OK of Start (Black of Color). Het apparaat begint te scannen en verzendt vervolgens de e-mail. 11. Als u wordt gevraagd of u zich wilt afmelden bij uw account, drukt u op de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK. 12. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan te passen. • Scanformaat: hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in. • Oorspr. type: hiermee stelt u het documenttype van het origineel in. • Resolutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in. • Scankleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in. • Scanindeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige scantypen beschikken niet over deze mogelijkheid. Om de instellingen aan te passen voor het scannen 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Druk bij de CLX-318x(K), CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op (Scan) en Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Scanfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot de het gewenste scantype verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste scaninstelling verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt en vervolgens op OK. 6. Herhaal stappen 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen. 7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. De standaardscaninstellingen wijzigen Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen maken. 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Druk bij de CLX-318x(K), CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op (Scan) en Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Scaninstel. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de het gewenste scantype verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste scaninstelling verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt en vervolgens op OK. 7. Herhaal stappen 6 en 7 om andere instellingen te wijzigen. 8. Om de standaardinstellingen voor andere scantypen te wijzigen, drukt u op Back en herhaalt u de procedure vanaf stap 5. 9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Scannen_ 90 Het adresboek instellen (alleen CLX-318xFN/ CLX-318xFW) 13. Klik op de pijl in het midden. De geselecteerde adressen worden toegevoegd in E-mail Group Address Book. 14. Klik op Apply. U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen instellen via SyncThru™ Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen invoeren door de plaatsnummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in het adresboek. Adresboekitems gebruiken Snelkiesnummers voor e-mail Wanneer u gevraagd wordt om een e-mailadres in te voeren bij het verzenden van een e-mail, typt u het snelkiesnummer waaronder u het bewuste adres hebt opgeslagen. • Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de overeenkomstige cijfertoets op het numeriek toetsenblok ingedrukt. • Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en drukt u vervolgens de laatste cijfertoets in. U kunt ook in het geheugen zoeken naar een item door te drukken op Address Book (zie "Een item in het adresboek zoeken" op pagina 91). Snelkiesnummers voor e-mail registreren 1. Typ het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser en klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service van uw apparaat. 2. Klik op Address Book op het tabblad menu bovenaan op de website. 3. De pagina Individual Address Book verschijnt in de middelste deel van de website. 4. Klik op Add om de contactgegevens die u wilt registreren in te voeren. 5. Het venster Add verschijnt. Voer de contactgegevens zoals Name, E-mail address en Fax Number in. U kunt bovendien de Speed No. opgeven. 6. Klik op Apply. Groepskiesnummers voor e-mailgroepen Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken moet u het in het geheugen zoeken en selecteren. Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Address Book (zie "Een item in het adresboek zoeken" op pagina 91). U kunt bovendien uw adresboek importeren en exporteren via SyncThru™ Web Service. Adressen groeperen in groepsadresboek Een item in het adresboek zoeken 1. Schakel uw met het netwerk verbonden computer in en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat in als URL in de browser. (Voorbeeld: http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar om SyncThru™ Web Service te openen. Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt alfabetisch zoeken of u kunt zoeken door de eerste letters in te voeren van de naam die aan dat e-mailadres is verbonden. Het geheugen alfabetisch doorzoeken 1. Druk op Address Book tot Zoek. en verz. op de onderste regel op het display verschijnt, en druk op OK. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op OK zodra Alle verschijnt. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste adres verschijnen. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van boven naar onder. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Login in de rechterbovenhoek op de website. Het venster Login wordt geopend. 5. Typ ID en Password en klik vervolgens op Login. Typ standaard-id en standaardwachtwoord in als u zich voor het eerst aanmeldt op SyncThru™ Web Service. • ID: admin • Password: sec00000 Zoeken met een specifieke beginletter 1. Druk op Address Book tot Zoek. en verz. op de onderste regel op het display verschijnt, en druk op OK. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Id verschijnt en vervolgens op OK. 4. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam verschijnt en vervolgens op OK. Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 6. 7. 8. 9. Klik op Address Book bovenaan in de menubalk. Klik op E-mail Groups. Klik op Add Group. Het venster Add wordt geopend. Voer de gewenste groepsnaam in het invoerveld Group Name in. Geef Speed No. op uit de vervolgkeuzelijst. 10. Schakel het selectievakje voor Add individual(s) after this group is created in. Adresboek afdrukken Als u geen individuele adressen wilt toevoegen aan de gemaakte groepsadressen, slaagt u deze stap over. U kunt de volgende keer individuele adressen toevoegen. 11. Klik op Apply. Het venster Add wordt geopend. 12. Controleer de adressen die u wilt toevoegen aan E-mail Group Address Book uit het Individual Address Book. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door een lijst af te drukken. 1. Druk op Address Book tot Afdrukken onderaan op het display verschijnt. 2. Druk op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen. De geselecteerde informatie wordt afgedrukt. Scannen_ 91 Waarschuwing Samsung Scan- en faxbeheer gebruiken • Als u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, is het programma Samsung Scan- en faxbeheer ook geïnstalleerd. Start Samsung Scan- en faxbeheer voor programmainformatie en voor de status van de scanner. Met dit programma kunt u de scaninstellingen wijzigen en mappen waarin de gescande documenten op uw computer worden opgeslagen toevoegen of verwijderen. • Scaneigenschappen • • Het programma Samsung Scan- en faxbeheer kan alleen worden gebruikt in Windows en Mac OS. Zie "Scaninformatie instellen in Scan- en faxbeheer" op pagina 95 als u Macintosh gebruikt. • • • • 1. Klik in het menu Start op Configuratiescherm > Samsung Scan- en faxbeheer. U kunt Samsung Scan- en faxbeheer openen door met uw rechtermuisknop te klikken op het pictogram van Smart Panel in het systeemvak van Windows en Scan Manager te selecteren. • 2. Selecteer het gewenste apparaat in het venster Samsung Scan- en faxbeheer. 3. Druk op Eigenschappen. 4. Op het tabblad De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de scaninstellingen wijzigen, toepassingen toevoegen of verwijderen en de op te slagen bestandsindeling wijzigen. Op het tabblad Poort wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen. 5. Klik op OK als u klaar bent met de instellingen. Toepassing verwijderen: hiermee kunt u een item verwijderen dat door de gebruiker werd toegevoegd aan de Lijst met beschikbare bestemmingen. Bestandsindeling: hiermee kunt u de bestandsindeling kiezen van de gescande gegevens die opgeslagen moeten worden. U kunt kiezen uit BMP, JPEG, PDF en TIFF. • Computer-id: geeft de status van uw computer weer. Doelmap: hiermee kunt u de locatie van de standaard opslagmap kiezen. Resolutie: hiermee kunt u de scanresolutie instellen. Scankleur: hiermee kunt u de scankleur instellen. Scanformaat: hiermee kunt u het scanformaat instellen. ADI, dubbelzijdig: hiermee worden automatisch beide zijden gescand. Als uw model deze optie niet ondersteunt, wordt ze uitgegrijsd. Voorbeeld weergeven: door dit vak in te schakelen kunt u een voorbeeld van de toegepaste scanopties bekijken. U kunt de opties wijzigen voor het scannen. Standaard: hiermee kunt u terugkeren naar de standaardopties. Het tabblad Poort wijzigen Het tabblad De knop Scan instellen Lokale scanner Selecteer dit als uw apparaat via een USB-poort is verbonden. Netwerkscanner Scanbestemming • • • Lijst met beschikbare bestemmingen: toont de lijst met toepassingen die momenteel zijn gekoppeld aan gescande afbeeldingen in het register van de computer. Selecteer het programma dat u wilt gebruiken, klik op de pijl-rechts en voeg het toe aan Lijst met bestemmingen op het voorpaneel. Lijst met bestemmingen op het voorpaneel: hiermee wordt de lijst met toepassingen getoond waarmee de gescande afbeelding kan worden geopend. Toepassing toevoegen: hiermee voegt u de toepassing die u wilt gebruiken toe aan de Lijst met beschikbare bestemmingen. Scannen_ 92 Selecteer dit als uw apparaat via een netwerkpoort is verbonden. • Automatische detectie op het netwerk: detecteert uw apparaat automatisch. • IP-adres of hostnaam: voer hier het IP-adres van uw apparaat in om uw apparaat te detecteren. Scan Assistant - Als u op Snel scannen in Samsung Scan- en faxbeheer drukt, verschijnt het venster Scanassistent. In Scanassistent kunt u de scaninstellingen aanpassen en het scanproces opstarten. In de modus Basis, zijn alleen Scaninstellingen en Voorkeuren beschikbaar. Als u meer instellingen wilt gebruiken, drukt u op Geavanceerd. • • • • Favorieten: hiermee kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik. Als u Favorieten opslaat, worden alle huidige scaninstellingen opgeslagen. Om een opgeslagen instelling te gebruiken, kiest u het uit de vervolgkeuzelijst Favorieten. Het apparaat is nu ingesteld om te scannen op basis van de door u geselecteerde instellingen. Om een opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u ze uit de vervolgkeuzelijst Favorieten en klikt u op Verwijderen. Om een voorkeurinstelling in te stellen voor opstarten, selecteert u de voorkeurinstelling die u voor opstarten wilt instellen en klikt u op de knop Instellen als standaard. Scaninstellingen: de volgende scanopties zijn beschikbaar. - Type afbeelding: hiermee kunt u de juiste kleurinstellingen kiezen voor het scannen van afbeeldingen. - Resolutie: hiermee kunt u de afbeeldingsresolutie instellen. - Documentformaat: hiermee kunt u het juiste formaat van de gescande afbeelding selecteren. - Documentbron: hiermee kunt u het apparaat instellen (automatische documentinvoer of glasplaat) waarmee u wilt scannen. - Vragen om extra pagina’s: als dit selectievakje is ingeschakeld, kunt u pagina’s doorlopend scannen. Deze optie is handig wanneer u documenten van meerdere pagina’s scant en/of wanneer Documentbron is ingesteld op Glasplaat (glasplaat). In dit geval wordt een reeks van gescande afbeeldingen als een enkel document verwerkt. - Te scannen pagina’s: hiermee kunt u opgeven hoeveel pagina’s er moeten worden gescand. Deze optie is beschikbaar wanneer Documentbron is ingesteld op Automatische documentinvoer (ADI). Voorkeuren: de volgende scanopties zijn beschikbaar. - Afbeelding automatisch bijsnijden na voorbeeld: als dit selectievakje is ingeschakeld, zal het scangebied automatisch worden aangepast aan het formaat van de afbeelding. Afdrukvoorbeeld bij start programma: als dit selectievakje is ingeschakeld, zal het scangebied automatisch worden geselecteerd zoals getoond in de voorbeeldweergave. - Detectie van lege pagina’s: deze bewerking detecteert automatisch of de gescande afbeelding blanco is of niet. - Pagina verwijderen: blanco pagina’s worden verwijderd aan het einde van het scanproces. - Afzonderlijke bestanden: blanco pagina’s zullen dienst doen als scheidingspagina tussen scantaken. Wanneer er meerdere pagina’s tegelijk worden gescand, zal een blanco pagina de reeks gescande afbeeldingen opdelen. Elk deel zal als een afzonderlijk document worden behandeld (groep). - Beginnen vanaf de scanner: als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt het scanproces beheerd via het aanraakscherm van de scanner in plaats van door de computer. Op sommige scannermodellen is deze optie niet beschikbaar. Geavanceerd: in de modus Geavanceerd zijn extra opties beschikbaar, zoals Afbeeldingen aanpassen, Afbeelding verbeteren en Aanvullende instellingen. - Afbeeldingen aanpassen: hiermee kunt u een aantal transformaties op de gescande afbeelding uitvoeren. Deze transformaties omvatten onder meer het automatisch aanpassen van de grootte van de afbeelding, het recht maken en draaien van de afbeelding. - Afbeelding verbeteren: hiermee kunt u verschillende defecten van de afbeelding verwijderen en de kwaliteit ervan verbeteren. - Aanvullende instellingen: dit laat de speciale verwerking van gescande afbeeldingen toe. Deze transformaties omvatten onder meer het aan elkaar hechten van verschillende scans van gedeeltelijke afbeeldingen tot één afbeelding, het verwerken van gescande boeken en het stempelen van een watermerk. Klik op de knop Help uit de linker bovenhoek van het venster en klik op een optie waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met informatie over de functie van de optie die Scanassistent biedt. Scannen met een TWAIN-compatibel programma Als u documenten met andere software wilt scannen, moet u TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe Photoshop. Volg de onderstaande stappen om te scannen met TWAIN-compatibele software. 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 68). 3. Open een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop. 4. Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in. 5. Scan uw afbeelding en sla ze op. Scannen_ 93 Scannen via het WIA-stuurprogramma Windows 7 Het apparaat ondersteunt ook het WIA (Windows Image Acquisition)-stuurprogramma voor het scannen van afbeeldingen. WIA is één van de standaardonderdelen van Microsoft Windows XP en werkt met digitale camera’s en scanners. In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-stuurprogramma zonder aanvullende software gemakkelijk afbeeldingen scannen en bewerken. Het WIA-stuurprogramma werkt alleen in Windows XP/Vista en via een USB-poort. Windows XP 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68.) 3. In het menu Start selecteert u Configuratiescherm > Scanners en camera’s. 4. Dubbelklik op het pictogram van het scannerstuurprogramma. De Wizard Scanner en camera verschijnt. 5. Klik op Volgende. 6. Stel de optie in het venster Kies Scanvoorkeuren in en klik op Voorbeeld om te zien welke gevolgen ingestelde opties hebben voor uw afbeelding. 7. Klik op Volgende. 8. Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer de bestandsindeling en de map waarin u de afbeelding wilt opslaan. 9. Uw foto is naar uw computer gekopieerd. Kies een van de opties op het scherm. 10. Klik op Volgende. 11. Klik op Voltooien. Windows Vista 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68.) 3. Klik op Start en kies Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Scanners en camera’s. 4. Dubbelklik op Een document of foto scannen. De toepassing Windows Faxen en scannen wordt gestart. U kunt op Scanners en camera’s weergeven klikken om de scanners te tonen. • Als Een document of foto scannen niet verschijnt, opent u het programma MS Paint en klikt u in het menu Bestand op Van scanner of camera.... 5. Klik op Nieuwe scan. Het scannerstuurprogramma verschijnt. 6. Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben. 7. Klik op Scannen. 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68.) 3. Klik op Start en kies Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en Printers. 4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaatstuurprogramma in Printers en faxen en kies Zoeken starten. De toepassing Nieuwe scan verschijnt. 5. Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben. 6. Klik op Scannen. Scannen in Macintosh U kunt documenten scannen met behulp van het programma Fotolader. Macintosh omvat het programma Fotolader. Scannen met USB 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68.) 3. Start Programma’s en klik op Fotolader. Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen van afbeeldingen aangesloten. verschijnt, maakt u de USB-kabel los en sluit u hem opnieuw aan. Als het probleem blijft bestaan, raadpleegt u de help bij Fotolader. 4. Stel de scanopties in dit programma in. 5. Scan uw afbeelding en sla ze op. • • • • • Als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op de knop Annuleren in de Wizard Scanner en camera. • Voor meer informatie over het gebruik van Fotolader raadpleegt u de helpfunctie van Fotolader. Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te passen. U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe Photoshop. De scanprocedures kunnen verschillen afhankelijk van de met TWAIN compatibele software die wordt gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software. Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken naar de laatste versie. Fotolader werkt correct in Mac OS X 10.3.9 of hoger en in Mac OS X 10.4.7 of hoger. Scannen via netwerk 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op pagina 68). 3. Start Programma’s en klik op Fotolader. Scannen_ 94 4. In Mac OS X 10.4 ~ 10.5 Klik achtereenvolgens op Apparaten en Blader door apparaten…. In Mac OS X 10.6 Selecteer uw apparaat onder GEDEELD. Ga door met stap 7. 5. In Mac OS X 10.4 Selecteer uw apparaat bij de optie TWAIN-apparaten. Controleer of het selectievakje voor Gebruik TWAIN-software is ingeschakeld en klik op Verbind. • Klik op Poort wijzigen om een poort te selecteren als er een waarschuwingsmelding verschijnt. • Als TWAIN UI op het Voorkeuren verschijnt, klikt u op Poort wijzigen om de poort te selecteren. Scannen in Linux U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver Configurator. Scannen 1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad. 2. Klik op de knop om over te schakelen naar Scanners configuration. 3. Selecteer de scanner in de lijst. Raadpleeg scan manager voor het gebruik van Poort wijzigen (zie "Scaninformatie instellen in Scan- en faxbeheer" op pagina 95). In Mac OS X 10.5 Controleer of het selectievakje voor Verbonden naast uw apparaat is ingeschakeld in Bonjour-apparaten. Als u via TWAIN wilt scannen raadpleegt u de bovenstaande procedure voor MAC OS X 10.4. 6. Stel de scanopties in dit programma in. 7. Scan uw afbeelding en sla ze op. • • • • • • Voor Mac OS X 10.3: gebruik TWAIN-compatibele software. Voor meer informatie over het gebruik van Fotolader raadpleegt u de helpfunctie van Fotolader. Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te passen. U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe Photoshop. De scanprocedures kunnen verschillen afhankelijk van de met TWAIN compatibele software die wordt gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software. Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken naar de laatste versie. Fotolader werkt correct onder Mac OS X 10.4.7 of hogere versies. Scaninformatie instellen in Scan- en faxbeheer Voor meer informatie over het programma Scan- en faxbeheer, om de toestand van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma te controleren, om scaninstellingen te wijzigen en om bestanden waarin ingescande documenten worden bewaard in het programma Scan- en faxbeheer toe te voegen of te verwijderen, volgt u onderstaande stappen. 1. Klik op Smart Panel in het menu Scan- en faxbeheer op de statusbalk. 2. Selecteer het juiste apparaat in Scan- en faxbeheer. 3. Druk op Eigenschappen. 4. Gebruik De knop Scan instellen om de bestemming van het bestand of de scaninstellingen te wijzigen, toepassingen toe te voegen of te verwijderen en het formaat van bestanden te wijzigen. Via Poort wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen. 5. Klik op OK wanneer u klaar bent. Als u slechts één MFP-apparaat gebruikt en als dit apparaat aangesloten is op de computer en aan staat, verschijnt uw scanner in de lijst en wordt hij automatisch geselecteerd. Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer, kunt u voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede scanner selecteren, de apparaatopties instellen en de scantaak gelijktijdig starten. 4. Klik op Properties. 5. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68.) 6. Klik in het venster Scanner Properties op Preview. Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de afbeelding in het Preview Pane. Scannen_ 95 7. Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in het Preview Pane. 8. Wijzig de scanopties in de secties Image Quality en Scan Area. • Image Quality: met deze optie kunt u de kleurcompositie en scanresolutie voor de afbeelding selecteren. • Scan Area: met deze optie kunt u het paginaformaat selecteren. Klik op de knop Advanced als u het paginaformaat handmatig wilt instellen. Als u een van de vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, selecteert u de optie in de vervolgkeuzelijst Job Type (zie "Instellingen voor taaktypes toevoegen" op pagina 96). Klik op Default om de standaardinstelling voor de scanopties te herstellen. 9. Klik op Scan om te beginnen scannen als u alle opties hebt ingesteld. Links onderaan in het venster verschijnt de statusbalk die de voortgang van het scanproces aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren klikt u op Cancel. 10. De gescande afbeelding verschijnt. Gebruik de werkbalk om de gescande afbeelding te bewerken (zie "Gebruiken Image Manager" op pagina 96). 11. Als u klaar bent, klikt u op Save in de werkbalk. 12. Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan en voer de bestandsnaam in. 13. Klik op Save. Gebruiken Image Manager In de toepassing Image Manager vindt u menuopties en knoppen om uw gescande afbeeldingen te bewerken. Gebruik de volgende gereedschappen om de afbeelding te bewerken. Gereeds chappen Instellingen voor taaktypes toevoegen U kunt uw scaninstellingen opslaan om ze opnieuw te gebruiken. Om een nieuw taaktype op te slaan 1. 2. 3. 4. Wijzig de opties in het venster Scanner Properties. Klik op Save As. Voer een naam in voor de gekozen instellingen. Klik op OK. De instellingen worden toegevoegd aan de vervolgkeuzelijst Saved Settings. Om de taaktype-instelling op te slaan voor de volgende scantaak 1. Selecteer de gewenste instelling in de vervolgkeuzelijst Job Type. 2. De volgende keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn de opgeslagen instellingen automatisch geselecteerd voor de scantaak. U verwijdert een opgeslagen taaktype op de volgende wijze Naam Save Hiermee slaat u de afbeelding op. Undo Hiermee maakt u de laatste bewerking ongedaan. Redo Hiermee herstelt u de laatst ongedaan gemaakte bewerking. Scroll Hiermee schuift u door de afbeelding. Crop Hiermee kunt u het geselecteerde gebied van de afbeelding bijsnijden. Zoom Out Hiermee kunt u uitzoomen op de afbeelding. Zoom In Hiermee kunt u inzoomen op de afbeelding. Scale Hiermee kunt u het formaat van de afbeelding schalen. U kunt het formaat handmatig invoeren of instellen dat de afbeelding proportioneel, verticaal of horizontaal wordt geschaald. Hiermee kunt u de afbeelding draaien; u kunt het aantal graden selecteren in de vervolgkeuzelijst. Hiermee kunt u de afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen. Rotate 1. Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de vervolgkeuzelijst Job Type. 2. Klik op Delete. De instelling wordt uit de lijst verwijderd. Functie Flip Brightness Properties Hiermee kunt u de helderheid of het contrast van de afbeelding aanpassen of de afbeelding omkeren. Hiermee kunt u de eigenschappen van de afbeelding weergeven. Raadpleeg de schermhulp voor meer informatie over de toepassing Image Manager. Scannen_ 96 Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) 10. Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van uw apparaat als fax. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • • Voorbereiden om te faxen Faxen vanaf uw computer Een fax verzenden met uw apparaat Een fax ontvangen met uw apparaat • • U kunt dit apparaat niet als faxapparaat gebruiken via een internettelefoon. Raadpleeg uw internetprovider voor meer informatie. Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten (PSTN: Public Switched Telephone Network) wanneer u telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit van de verbinding verbeteren door gebruik te maken van een microfilter. Een microfilter elimineert ruissignalen en verbetert de kwaliteit van de netwerk/internetverbinding. Aangezien er geen DSL-microfilter met het apparaat wordt meegeleverd, neemt u best contact op met uw internetprovider als u er gebruik van wilt maken. De documentinstellingen aanpassen Een fax doorsturen naar een andere bestemming Het adresboek instellen Automatisch een verzendrapport afdrukken Faxen vanaf uw computer U kunt een fax verzenden en ontvangen vanaf uw computer zonder het apparaat te gebruiken. Een fax verzenden (Windows) Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma Samsung Network PC Fax worden geïnstalleerd. Dit programma wordt automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. 1. Open het document dat u wilt verzenden. 2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit venster er iets anders uitzien. 3. Selecteer Samsung Network PC Fax in het venster Afdrukken. 4. Klik op Afdrukken of OK. Er verschijnt een venster zoals op de onderstaande afbeelding wordt getoond. 1 Lijnpoort 2 Microfilter 3 DSL-modem/telefoonlijn De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de naam van uw model. (zie "Functies per model" op pagina 29). Voorbereiden om te faxen Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen moet u het meegeleverde telefoonsnoer aansluiten op een telefoonaansluiting in de wand. Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding voor informatie over de aansluiting. Het maken van een telefoonverbinding verschilt van land tot land. 5. Voer het nummer van de ontvangers in en stel indien nodig de opties in. Als u een voorblad wilt gebruiken, schakelt u het selectievakje in voor Voorblad gebruiken. Schakel het selectievakje voor Melding bij bezorging in wanneer de fax aan de ontvanger is bezorgd. 6. Klik op Verzenden. Voor meer informatie over Samsung Network PC Fax klikt u op Help. Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 97 Een lijst met verzonden faxberichten controleren (Windows) U kunt een lijst met verzonden faxberichten op uw computer controleren. Klik in het menu Start op Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > Network PC Fax > Faxjournaal. Het Faxjournaal wordt dan weergegeven met alle faxen die u hebt verstuurd. Een fax verzenden (Macintosh) Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma Faxhulpprogramma’s geïnstalleerd zijn. Dit programma wordt automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. Volg onderstaande stappen voor Mac OS X 10.5 of 10.6. De onderstaande stappen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem. 1. Open het document dat u wilt verzenden. 2. Selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4 Archief). Het venster Druk af verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit venster er iets anders uitzien. In Mac OS X 10.3 of 10.4 selecteert u PDF en Fax PDF…. 3. Selecteer CLX-3180 Series fax-USB uit de vervolgkeuzelijst in Printer. 4. Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt afdrukken. 5. Selecteer papierformaat, afdrukstand en schaal. 6. Voer het faxnummer van de ontvanger in het invoervak Aan. U kunt ook op de knop Adressen drukken als u veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen. 7. Voer indien nodig de toegangscode in het invoervak Draai eerst een in. 8. Als u de fax met een voorblad wilt versturen schakelt u het selectievakje voor Gebruik voorblad in. Voer het onderwerp en bericht van de faxtaak in. U kunt meer gedetailleerde opties voor de voorpagina instellen in Samsung Fax - Voorblad. Selecteer Samsung Fax - Voorblad in de vervolgkeuzelijst Richting. 9. Klik op Fax. 10. Het pictogram Faxjournaal verschijnt op uw Macintosh dock. Klik op het pictogram. U kunt de status van de faxtaak zien. U kunt de faxtaak verwijderen, bijhouden, hervatten of pauzeren. Een fax verzenden met uw apparaat In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een fax verzendt en welke bijzondere verzendmethoden u kunt gebruiken. U kunt originelen op de glasplaat van de scanner of in de ADI plaatsen (zie "Originelen plaatsen" op pagina 68). Als er zich zowel originelen in de ADI als op de glasplaat van de scanner bevinden, worden de originelen in de ADI eerst gelezen omdat de ADI een hogere prioriteit heeft bij het scannen. Het faxhoofd instellen In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw faxnummer te vermelden. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaatinst. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Apparaat-id verschijnt en vervolgens op OK. 5. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van het numeriek toetsenblok. Met het numeriek toetsenblok kunt u alfanumerieke tekens invoeren. Speciale tekens voert u in met cijfertoets "1". Zie "Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 65 voor meer informatie over het invoeren van alfanumerieke tekens. 6. Druk op OK om het id op te slaan. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot Nr. van faxapp. verschijnt en vervolgens op OK. 8. Voer uw faxnummer in met behulp van het numeriek toetsenblok en druk op OK. 9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Een fax verzenden 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. (Zie "Op de glasplaat van de scanner" op pagina 68 of "In de ADI (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 69.) 3. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte voor uw fax in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 102). 4. Voer het nummer in van het apparaat waarnaar u de fax verstuurt. U kunt snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie "Het adresboek instellen" op pagina 104 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een nummer. 5. Druk op Color Start of Black Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt. • • • Met Samsung Network PC Fax kunt u de fax rechtstreeks vanaf uw computer verzenden (zie "Een fax verzenden (Windows)" op pagina 97). Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear voor de faxverzending is gestart. Als u een fax verzendt vanaf de glasplaat van de scanner, verschijnt er een bericht waarin u wordt gevraagd om een volgende pagina in te voeren. Een fax handmatig verzenden Bij deze methode wordt er een fax verzonden met behulp van On Hook Dial op het bedieningspaneel. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. 3. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte voor uw fax in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 102). 4. Druk op On Hook Dial op het bedieningspaneel of neem de hoorn van de haak. 5. Voer een faxnummer in met het numeriek toetsenblok op het bedieningspaneel. 6. Druk op Color Start of Black Start als u de faxtoon van het ontvangende faxapparaat hoort. Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de fax op elk moment op Stop/Clear drukken. Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 98 Een verzending bevestigen Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar stand-bymodus. Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt er een foutbericht op het display. U moet de storing oplossen overeenkomstig het foutbericht op het display (zie "Informatie over displaymeldingen" op pagina 130 voor een lijst met foutberichten en hun betekenis). Druk op Stop/Clear om het weergegeven foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden. U kunt het apparaat zo instellen dat er na elke verzonden fax automatisch een verzendrapport wordt afgedrukt (zie "Automatisch een verzendrapport afdrukken" op pagina 105). Automatisch opnieuw kiezen Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van de fabrieksinstellingen automatisch tot zeven keer opnieuw gekozen met tussenpozen van drie minuten. Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear. U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het aantal kiespogingen wijzigen (zie "De faxinstellingen wijzigen" op pagina 109). Het laatste nummer opnieuw kiezen Om het laatste nummer opnieuw te kiezen 1. Druk op Redial/Pause op het bedieningspaneel. 2. Het apparaat begint automatisch met verzenden wanneer een origineel in de ADI wordt geplaatst. Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?. Groepsverzending (faxen naar meerdere bestemmingen verzenden) Met de functie Meerdere verz. kunt u een fax naar meerdere bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch in het geheugen opgeslagen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending worden de originelen automatisch uit het geheugen gewist. U kunt met deze functie geen kleurenfax verzenden. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. 3. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte voor uw fax in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 102). 4. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot Meerdere verz. verschijnt en vervolgens op OK. 7. Voer het nummer van het eerste ontvangende faxapparaat in en druk op OK. U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer selecteren met de knop Address book. Voor meer informatie zie "Het adresboek instellen" op pagina 104. 8. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK. Er wordt u gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren. 9. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt en herhaalt u stappen 7 en 8. U kunt tot 10 bestemmingen toevoegen. 10. Druk op OK om het gescande origineel in het geheugen op te slaan. Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander groepskiesnummer meer invoeren. 11. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. 12. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?. Het apparaat verzendt de fax naar de verschillende nummers in de volgorde waarin u ze hebt ingevoerd. Uitgestelde faxverzending U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw afwezigheid) wordt verzonden. U kunt met deze functie geen kleurenfax verzenden. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. 3. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte voor uw fax in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 102). 4. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot Uitgest. verz. verschijnt en vervolgens op OK. 7. Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in en druk op OK. U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer selecteren met de knop Address book. Voor meer informatie zie "Het adresboek instellen" op pagina 104. 8. Er wordt u gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren. 9. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt en herhaalt u stap 7. U kunt tot 10 bestemmingen toevoegen. Na het invoeren van een groepskiesnummer kunt u geen ander groepskiesnummer meer invoeren. 10. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. 11. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK. Zie "Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren (alleen CLX-318xFN/ CLX-318xFW)" op pagina 65 voor meer informatie over het invoeren van alfanumerieke tekens. Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen. 12. Voer de gewenste verzendtijd in met behulp van het numeriek toetsenblok en druk op OK. Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de huidige tijd, wordt de fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden. Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt verzonden. Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 99 13. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?. Het apparaat keert terug naar stand-bymodus. Het display herinnert u eraan dat het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en dat er een uitgesteld faxbericht is ingesteld. Documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak U kunt documenten toevoegen aan de uitgestelde faxtaak die in het geheugen is opgeslagen. 1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig de documentinstellingen aan. 2. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 3. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Pag. toevoegen verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?. Het apparaat scant het origineel in en slaat het op in het geheugen. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Een uitgestelde faxtaak annuleren U kunt de uitgestelde faxtaak die in het geheugen is opgeslagen annuleren. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Taak annuleren verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk op OK. 6. Druk op OK zodra Ja verschijnt. De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Een fax met hoge prioriteit verzenden U gebruikt deze functie als u een fax met hoge prioriteit moet verzenden voorafgaand aan andere geplande taken. Het document wordt in het geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is voltooid. Met een verzending met hoge prioriteit wordt een verzending naar meerdere bestemmingen onderbroken (de fax met hoge prioriteit wordt verzonden na de verzending naar ontvanger A en vóór de verzending naar ontvanger B). Kiespogingen worden ook onderbroken voor een verzending met hoge prioriteit. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Plaats originelen in de ADI met de bedrukte zijde naar boven, of plaats een enkel origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. 3. Stel de gewenste resolutie en tonersterkte voor uw fax in (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 102). 4. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot Prior. verz. verschijnt en vervolgens op OK. 7. Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in en druk op OK. U kunt snelkiesnummers oproepen of een groepskiesnummer selecteren met de knop Address book. Voor meer informatie zie "Het adresboek instellen" op pagina 104. 8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK. Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt verzonden. 9. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee op de vraag Nog een pagina?. Het document wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt. Een fax ontvangen met uw apparaat In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een fax ontvangt en welke bijzondere ontvangstmethoden u daarvoor kunt gebruiken. De ontvangstmodus wijzigen Uw apparaat is standaard ingesteld op faxmodus. Als u een fax ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen. Voer de volgende stappen uit als u een andere faxmodus wilt gebruiken. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontvangst verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontvangstmodus verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxontvangstmodus verschijnt. • Fax: hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus. • Tel: hiermee ontvangt u een fax door op On Hook Dial en vervolgens op Start te drukken. Als uw apparaat een handset heeft, kunt u een fax ontvangen door de hoorn van de haak te nemen. • Ant/Fax: wordt gebruikt als er een antwoordapparaat is aangesloten op uw apparaat. Inkomende oproepen worden beantwoord door het antwoordapparaat en de beller kan een boodschap op het antwoordapparaat achterlaten. Als het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch over naar faxmodus om de fax te ontvangen. • DRPD: u kunt een oproep aannemen met de DRPD-functie (Distinctive Ring Pattern Detection – detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring Detection" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn meerdere oproepen tegelijk kan beantwoorden. Zie "Faxen ontvangen in DRPD-modus" op pagina 101 voor meer informatie. 7. Druk op OK om uw selectie op te slaan. Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 100 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. • • Om de Ans/Fax-modus te gebruiken, sluit u een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang achteraan op uw apparaat. Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken. In deze modus worden alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zie "Ontvangen in veilige ontvangstmodus" op pagina 101 voor meer informatie. Automatisch ontvangen in faxmodus Uw apparaat is standaard ingesteld op faxmodus. Als u een fax ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen. Zie "Fax instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 109 voor informatie over het wijzigen van het aantal belsignalen. Handmatig ontvangen in telefoonmodus Wanneer u een faxtoon van het verzendende apparaat hoort, kunt u een fax ontvangen door te drukken op On Hook Dial en Black Start of op Color Start. Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar stand-bymodus zodra de ontvangst is voltooid. Handmatig een fax ontvangen via een intern telefoontoestel Deze functie werkt het beste als u een intern telefoontoestel gebruikt dat aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat. U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u in gesprek bent op het intern telefoontoestel zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan. Als u een oproep krijgt op het intern telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax. Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het andere faxapparaat nog steeds hoort, probeert u opnieuw op *9* te drukken. De ontvangstcode is standaard ingesteld op *9*. De eerste en de laatste asterisk liggen vast, maar het middelste cijfer kan worden gewijzigd. Zie "De faxinstellingen wijzigen" op pagina 109 voor meer informatie over het wijzigen van de code. Automatisch ontvangen in antwoordapparaat/ faxmodus Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat (zie "Achterkant" op pagina 34). Als de beller een boodschap achterlaat, slaat het antwoordapparaat de boodschap op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen. • • • Als u het apparaat in deze modus hebt ingesteld en het antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat op de EXT-uitgang aangesloten, wordt na een vooraf ingesteld aantal belsignalen automatisch overgeschakeld naar de faxmodus. Als uw antwoordapparaat een door de gebruiker instelbare teller voor beltonen heeft, stelt u het apparaat zo in dat het inkomende oproepen binnen de eerste beltoon aanneemt. Als het apparaat zich in telefoonmodus bevindt en er een antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten, moet u het antwoordapparaat uitschakelen. Anders zal het uitgaande bericht van het antwoordapparaat uw telefoongesprek verstoren. Faxen ontvangen in DRPD-modus "Distinctive Ring Detection" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee men via één telefoonlijn meerdere oproepen tegelijk kan beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om u te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen die bestaan uit verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie wordt vaak gebruikt door antwoorddiensten die voor verschillende klanten telefoonoproepen beantwoorden en moeten weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen beantwoorden. Met de DRPD-functie (beltoonherkenning) kan uw apparaat "leren" welk belpatroon u door het faxapparaat wilt laten beantwoorden. Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en als een faxoproep worden ontvangen. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat op de EXT-uitgang is aangesloten. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen of onderbreken. Voor u de DRPD-optie kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij "Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te stellen, hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer kan kiezen van buitenaf. Om de DRPD-modus in te stellen 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontvangst verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontvangstmodus verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot DRPD verschijnt en vervolgens op OK. Wacht op belsign verschijnt op het display. 7. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een faxapparaat te bellen. 8. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren" herkennen. Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPD-instelling voltooid op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt Fout DRPD-belsignaal. Druk op OK als DRPD verschijnt en herhaal de procedure vanaf stap 6. • • Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen. Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is toegekend om te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld naar uw intern telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-uitgang. Ontvangen in veilige ontvangstmodus Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval veilige ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid worden afgedrukt. In veilige ontvangstmodus worden alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus uitschakelt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt. Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 101 Veilige ontvangstmodus activeren 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Veilige ontv. verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en vervolgens op OK. 6. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op OK. U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd. 7. Voer het wachtwoord opnieuw in om het te bevestigen en druk op OK. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Wanneer een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Resolutie verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. In de onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor verschillende documenttypes. Modus Aanbevolen voor Standaard originelen met tekens van normale grootte Fijn originelen met kleine tekens of dunne lijnen, of originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt Superfijn originelen met zeer kleine details. De modus Superfijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communiceert deze resolutie ondersteunt. • Ontvangen faxen afdrukken 1. U krijgt toegang tot het menu Veilige ontv. door stappen 1 tot 4 te volgen in "Veilige ontvangstmodus inschakelen". 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Afdrukken verschijnt en vervolgens op OK. 3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK. Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt. Veilige ontvangstmodus uitschakelen 1. U krijgt toegang tot het menu Veilige ontv. door stappen 1 tot 4 te volgen in "Veilige ontvangstmodus inschakelen". 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Uit verschijnt en vervolgens op OK. 3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK. Veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt. 4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Faxen ontvangen in het geheugen Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het een fax ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u tijdens het kopiëren of afdrukken een fax ontvangt, slaat het apparaat de inkomende fax in het geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken wordt de fax automatisch afgedrukt. De documentinstellingen aanpassen Voordat u een fax verstuurt, wijzigt u de volgende instellingen overeenkomstig de eigenschappen van het origineel voor een optimaal resultaat. • Fotofax originelen met grijstinten of foto’s De ingestelde resolutie wordt toegepast op de huidige faxtaak. Zie "Standaardwaarde wijzigen" op pagina 110 om de standaardinstelling te wijzigen. Tonersterkte U kunt de helderheid van het originele document selecteren. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Tonersterkte verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. De ingestelde helderheid wordt toegepast op de huidige faxtaak. Zie "Standaardwaarde wijzigen" op pagina 110 om de standaardinstelling te wijzigen. Resolutie De standaarddocumentinstellingen leveren goede resultaten voor een normaal tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt die foto’s bevatten of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax van een betere kwaliteit te versturen. 1. Druk op Verzenden vanuit het geheugen is niet mogelijk in de modus Superfijn. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn. Als uw apparaat is ingesteld op de resolutie Superfijn en het faxapparaat waarmee u communiceert ondersteunt de resolutie Extra fijn niet, verzendt het apparaat de fax in de hoogste resolutie die het ontvangende faxapparaat ondersteunt. (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op OK. Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 102 Een fax doorsturen naar een andere bestemming U kunt het apparaat zo instellen dat een ontvangen of verzonden fax per fax wordt doorgestuurd naar een andere bestemming. Deze functie is nuttig als u een fax wilt ontvangen wanneer u niet op kantoor bent. Een verzonden fax doorsturen naar een andere bestemming U kunt het apparaat zo instellen dat elke fax die u verzendt wordt doorgestuurd naar een andere bestemming. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Fax verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar ander nr. verschijnt en vervolgens op OK. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en vervolgens op OK. 8. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK. 9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat. Een ontvangen fax doorsturen naar een andere bestemming Met deze functie kunt u elke fax die u ontvangt doorsturen naar een andere bestemming. Wanneer er een fax binnenkomt, wordt deze in het geheugen opgeslagen en vervolgens doorgestuurd naar de bestemming die u hebt ingesteld. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Fax verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontv. doorst. verschijnt en vervolgens op OK. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en vervolgens op OK. Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat de fax afdrukt nadat het deze heeft doorgestuurd. 8. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK. 9. Voer met behulp van de pijl-links/rechts of het numeriek toetsenblok de begintijd in en druk op OK. 10. Voer met behulp van de pijl-links/rechts of het numeriek toetsenblok de eindtijd in en druk op OK. 11. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat. Een verzonden fax naar een e-mail doorsturen U kunt het apparaat zo instellen dat elke fax die u verzendt wordt doorgestuurd naar een andere bestemming. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot E-mail verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot Naar ander nr. verschijnt en vervolgens op OK. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en vervolgens op OK. 8. Voer het e-mailadres van de verzender in wanneer Van op het display verschijnt en druk op OK. 9. Voer het e-mailadres van de ontvanger in wanneer Bestem. e-mail op het display verschijnt en druk op OK. 10. De instelling is nu opgeslagen. 11. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het opgegeven e-mailadres. Een ontvangen fax naar een e-mailadres doorsturen Met deze functie kunt u elke fax die u ontvangt doorsturen naar een andere bestemming. Wanneer er een fax binnenkomt, wordt deze in het geheugen opgeslagen en vervolgens doorgestuurd naar de bestemming die u hebt ingesteld. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot E-mail verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot Ontv. doorst. verschijnt en vervolgens op OK. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot Doorsturen verschijnt en vervolgens op OK. Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat de fax afdrukt nadat het deze heeft doorgestuurd. 8. Voer het e-mailadres van de verzender in wanneer Van op het display verschijnt en druk op OK. 9. Voer het e-mailadres van de ontvanger in wanneer Bestem. e-mail op het display verschijnt en druk op OK. 10. De instelling is nu opgeslagen. 11. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het opgegeven e-mailadres. Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 103 Het adresboek instellen Groepskiesnummers U kunt een adresboek aanmaken met de meest gebruikte faxnummers. Uw apparaat biedt de volgende functies om een adresboek te maken. Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u de faxnummers opslaat. Snelkiesnummers U kunt tot 240 veelgebruikte faxnummers opslaan in snelkiesnummers. Een snelkiesnummer vastleggen 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Snelkiesnummer verschijnt en vervolgens op OK. 5. Voer een snelkiesnummer in tussen 1 en 240 en druk op OK. Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer, toont het display het bericht dat u het kunt wijzigen. Druk op Back om door te gaan met een volgend snelkiesnummer. 6. Voer de gewenste naam in en druk op OK. Zie "Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 65 voor meer informatie over het invoeren van alfanumerieke tekens. 7. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Snelkiesnummers bewerken 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Snelkiesnummer verschijnt en vervolgens op OK. 5. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK. 6. Wijzig de naam en druk op OK. 7. Wijzig het faxnummer en druk op OK. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Snelkiesnummers gebruiken Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een nummer in te voeren, voert u het snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt opgeslagen. • In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat, houdt u de cijfertoets op het numeriek toetsenblok ingedrukt. • In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers bestaat, drukt u op de eerste cijfertoets(en) en houdt u vervolgens de laatste cijfertoets ingedrukt. U kunt ook in het geheugen zoeken naar een item door te drukken op Address Book (zie "Een item in het adresboek zoeken" op pagina 105). Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een groepskiesnummer aan toewijzen. Op die manier kunt u een document versturen naar alle bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande snelkiesnummers van de bestemmelingen kunt u maximaal 200 (1 tot en met 200) groepskiesnummers instellen. Een groepskiesnummer vastleggen 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Groepsnummer verschijnt en vervolgens op OK. 5. Voer een groepskiesnummer in tussen 1 en 200 en druk op OK. Als een item reeds is opgeslagen in het door u gekozen nummer, toont het display het bericht dat u het kunt wijzigen. 6. Voer de gewenste naam in en druk op OK. Zie "Tekens via het numeriek toetsenblok invoeren (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 65 voor meer informatie over het invoeren van alfanumerieke tekens. 7. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK. 8. Druk op OK als de informatie over het snelkiesnummer correct wordt weergegeven. 9. Druk op OK als Ja verschijnt op de vraag Toevoegen?. 10. Druk op OK als Ja verschijnt op de vraag Nog een nummer?. Herhaal stappen 7 en 10 om andere snelkiesnummers aan de groep toe te voegen. 11. Als u klaar bent, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. 12. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Een groepskiesnummer bewerken 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Nieuw en bew. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Groepsnummer verschijnt en vervolgens op OK. 5. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK. 6. Voer de naam in die u wilt bewerken en druk op OK. 7. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en druk op OK. 8. Druk op OK als de informatie over het snelkiesnummer correct wordt weergegeven. Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt Toevoegen?. Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen, verschijnt Verwijderd. 9. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen. 10. Druk op OK als Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen of te verwijderen, en herhaal stappen 7 en 8. 11. Als u klaar bent, drukt u op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. 12. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 104 Groepskiesnummers gebruiken Adresboek afdrukken Om een groepskiesnummer te gebruiken moet u het opzoeken in het geheugen en selecteren. Druk op Address Book wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie onder. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door een lijst af te drukken. Een item in het adresboek zoeken U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U doorzoekt het adresboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van de naam die aan dat nummer is gekoppeld. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Afdrukken verschijnt en vervolgens op OK. Het apparaat begint met afdrukken. Het geheugen alfabetisch doorzoeken Automatisch een verzendrapport afdrukken 1. Druk op U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als ontvangen), met vermelding van datum en tijd. (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Zoek. en kiez. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Alle verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste nummer verschijnen. Zoeken in het geheugen met een specifieke beginletter 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Autom. rapport verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aan verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Zoek. en kiez. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Id verschijnt en vervolgens op OK. 6. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam en het gewenste nummer verschijnen. Een item uit de adresboek verwijderen 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Address Book op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Verwijderen verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste zoekmethode verschijnt en druk op OK. Selecteer Alles zoeken om naar een item te zoeken door alle items in het adresboek te doorzoeken. Selecteer Id zoeken om een item te zoeken via de eerste letters van de naam. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam verschijnt en druk op OK. Of voer de eerste letters in. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste naam verschijnt en druk op OK. 7. Druk op OK als Ja verschijnt om de verwijdering te bevestigen. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Faxen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW)_ 105 USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/ CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW) 11. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • Over USB-geheugen Een USB-geheugenapparaat aansluiten Scannen naar een USB-geheugenapparaat Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat Over USB-geheugen Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s, hogeresolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of verplaatsen. U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB-geheugenapparaat. • documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan • afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat • back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het apparaat • het USB-geheugenapparaat formatteren • de beschikbare geheugenruimte controleren Een USB-geheugenapparaat aansluiten De USB-geheugenpoort op de voorkant van uw apparaat ondersteunt USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Uw apparaat ondersteunt USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes. Controleer het bestandssysteem van het USB-geheugenapparaat van uw leverancier. Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het type A. A • • • Een back-up maken van uw gegevens USB-geheugen beheren Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken • • Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat actief is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USB-geheugen. Schade veroorzaakt door onjuist gebruik valt niet onder de garantie. Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals beveiligings- en wachtwoordinstellingen, kan uw apparaat het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van het USB-geheugenapparaat voor meer informatie over deze functies. Scannen naar een USB-geheugenapparaat De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer de naam van uw model. U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB-geheugenapparaat opslaan. U kunt dit op twee manieren doen: u kunt naar het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u kunt uw eigen scaninstellingen aanpassen. B Gebruik alleen een metalen en afgeschermd USB-geheugenapparaat. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort aan de voorkant van uw apparaat. USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)_ 106 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat Scannen 1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2. Plaats een origineel op de glasplaat van de scanner met de bedrukte zijde naar onder. Zie "Originelen plaatsen" op pagina 68 voor meer informatie over het plaatsen van een origineel. 3. Druk op (Scan) op het bedieningspaneel. 4. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel op het display verschijnt. Druk op Color Start of Black Start wanneer Klaar om te sc. verschijnt. Ongeacht de knop die u indrukt, wordt de kleurenmodus bepaald zoals ingesteld (zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 107). Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt daarna of u een andere pagina wilt scannen. 5. Druk op OK als Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen. Plaats een ander origineel en druk op Color Start of Black Start. Ongeacht de knop die u indrukt, wordt de kleurenmodus bepaald zoals ingesteld (zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 107). Of druk op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren en vervolgens op OK. Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat verwijderen. Aangepast scannen naar USB U kunt het formaat, de grootte en de kleurenmodus van afbeeldingen instellen telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant. 1. Druk op (Scan) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Scanfunctie verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op OK zodra USB-functie verschijnt. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de instellingsoptie verschijnt en vervolgens op OK. U kunt de volgende opties instellen. • Scanformaat: hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in. • Oorspr. type: hiermee stelt u het documenttype van het origineel in. • Resolutie: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in. • Scankleur: hiermee stelt u de kleurenmodus in. Als u Mono selecteert in deze optie, kunt u JPEG niet selecteren in Scanindeling. • Scanindeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Als u JPEG selecteert in deze optie, kunt u Mono niet selecteren in Scankleur. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt en vervolgens op OK. 7. Herhaal stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen. 8. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. U kunt de standaardscaninstellingen wijzigen. Voor meer informatie zie "De standaardscaninstellingen wijzigen" op pagina 90. U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. U kunt de bestanden in de formaten TIFF, BMP, JPEG en PRN afdrukken. Bestandstypen die door de optie Rechtstreeks afdrukken worden ondersteund: • PRN: alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde stuurprogramma zijn compatibel. • PRN-bestanden kunnen worden gemaakt door het selectievakje Afdrukken naar bestand in te schakelen voor het afdrukken. Het document wordt dan niet afgedrukt, maar als een PRN-bestand opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt, kunnen rechtstreeks vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt. Zie "Afdrukken naar een bestand (PRN)" op pagina 81 om te weten hoe u een PRN-bestand moet maken. • BMP: BMP niet-gecomprimeerd • TIFF: TIFF 6.0 Baseline • JPEG: JPEG Baseline Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat 1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort op uw apparaat en druk vervolgens op Direct USB. Als u er reeds een hebt aangesloten, drukt u op Direct USB. 2. Druk op OK zodra USB-afdruk verschijnt. Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de gegevens in die erop zijn opgeslagen. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste map of het gewenste bestand verschijnt en vervolgens op OK. Als [D] voor de naam van een map staat, bevinden er zich een of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map. 4. Als u een bestand hebt geselecteerd gaat u door met de volgende stap. Als u een map hebt geselecteerd, drukt op de pijl-links/rechts tot het gewenste bestand verschijnt. 5. Druk op de pijl-links/rechts om het aantal afdrukken te selecteren of in te voeren. 6. Druk op OK, Color Start of Black Start om het geselecteerde bestand af te drukken. Er zijn twee modi. • OK of Color Start: afdrukken in kleur. • Black Start: afdrukken in zwart-wit. Nadat het bestand is afgedrukt wordt u op het display gevraagd of u nog iets wilt afdrukken. 7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt voor een andere afdruktaak en herhaal de procedure vanaf stap 2. Of druk op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren en vervolgens op OK. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)_ 107 Een back-up maken van uw gegevens Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het opslaan. Met een back-up beveiligt u de systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een USB-geheugenapparaat op te slaan. Back-up van gegevens maken 1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Inst. export. verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt. Bij de CLX-318xN(K)/318xW(K)K is alleen de optie Geg. instellen beschikbaar. Voor CLX-318xFN/318xFW zijn de opties Geg. instellen en Adresboek beschikbaar. 7. Druk op OK om een back-up van uw gegevens te maken. De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Gegevens terugzetten 1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Inst. import. verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de instellingsoptie verschijnt en vervolgens op OK. Voor CLX-318xN(K) is de optie Geg. instellen alleen beschikbaar. Voor CLX-318xFN/318xFW zijn de opties Geg. instellen en Adresboek beschikbaar. 7. Druk op de pijl-links/rechts tot het bestand met de gegevens die u wilt terugzetten verschijnt en druk op OK. 8. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het back-upbestand terug te zetten op het apparaat. 9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. USB-geheugen beheren U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat een voor een of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren. Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt geformatteerd. Voor u ze verwijdert, moet u dan ook nagaan of u ze niet meer nodig hebt. Een afbeeldingsbestand verwijderen 1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2. Druk op Direct USB. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Bestandsbeheer verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op OK zodra Verwijderen verschijnt. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste map of het gewenste bestand verschijnt en druk op OK. Als [D] voor de naam van een map staat, bevinden er zich een of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map. Als u een bestand hebt geselecteerd toont het display ongeveer 2 seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap. Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op de pijl-links/rechts tot het bestand dat u wilt verwijderen verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Een USB-geheugenapparaat formatteren 1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2. Druk op Direct USB. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Bestandsbeheer verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Indeling verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. De USB-geheugenstatus weergeven U kunt controleren hoeveel geheugenruimte er nog beschikbaar is voor het scannen en opslaan van documenten. 1. Sluit het USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2. Druk op Direct USB. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Contr. ruimte verschijnt en vervolgens op OK. 4. Op het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken Dit apparaat ondersteunt de functie PictBridge. U kunt afbeeldingen rechtstreeks afdrukken van om het even welk PictBridge-compatibel apparaat zoals een digitale camera, camera phone of camcorder. U hoeft dit niet op een computer aan te sluiten. 1. Schakel het apparaat in. 2. Sluit uw PictBridge-compatibel apparaat op de geheugenpoort aan de voorkant van het apparaat aan door gebruik te maken van de met het apparaat meegeleverde USB-kabel. 3. Stuur een commando om afbeeldingen vanaf het PictBridge-compatibel apparaat af te drukken. • • • Raadpleeg de handleiding van uw camera voor meer informatie over het afdrukken van een foto vanaf een camera met PictBridge-functie. Index afdrukken wordt niet ondersteund. Datum of bestandsnaam afdrukken wordt niet ondersteund. USB-geheugenapparaat gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW)_ 108 Status van het apparaat en geavanceerde instellingen 12. In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde instellingen instelt. Lees dit hoofdstuk aandachtig door zodat u de verschillende functies van het apparaat optimaal kunt gebruiken. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • Fax instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) Kopieerinstellingen Een rapport afdrukken Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • • • Geheugen wissen Netwerk (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/ CLX-318xFW) Menuoverzicht Optie ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de slechte kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen met ECM kan langer duren. Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een verzendrapport afdrukt dat aangeeft of de verzending is gelukt en hoeveel pagina’s er zijn verzonden. De beschikbare opties zijn Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste optie selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt als de verzending is mislukt. TCR voor afb. Via deze functie weten gebruikers welke faxberichten zijn verstuurd door verzonden berichten in het verzendrapport weer te geven. Van de eerste pagina van het bericht wordt een afbeeldingsbestand gemaakt dat op het verzendrapport wordt afgedrukt zodat de gebruikers kunnen zien welke berichten zijn verstuurd. U kunt deze functie echter niet gebruiken als u faxen verzendt zonder de gegevens in het geheugen op te slaan. Fax instellen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) De faxinstellingen wijzigen Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld. U kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen. De faxinstellingen wijzigen: 1. Druk op (Faxen) op het bedieningspaneel. 2. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Faxinstel. verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste faxinstelling verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt of voer de waarde voor de geselecteerde optie in en vervolgens op OK. 7. Herhaal indien nodig stappen 4 tot 6. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Verzenden Optie Ontvangen Omschrijving Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u 0 invoert, zal het apparaat niet opnieuw kiezen. Opn. kiezen na Als de lijn van het ontvangende faxapparaat bezet is kan uw apparaat het faxnummer automatisch opnieuw kiezen. U kunt het interval tussen de kiespogingen instellen. Kenget. kiezen Omschrijving U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen voordat er een automatisch kiesnummer wordt gevormd. Dit is nuttig om toegang te krijgen tot een telefooncentrale. Optie Omschrijving Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het ontvangen van faxen selecteren. Zie "De ontvangstmodus wijzigen" op pagina 100 voor meer informatie over het ontvangen van faxen in elke modus. Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet overgaan voordat een inkomende oproep wordt beantwoord. Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch het paginanummer en de ontvangstdatum en -tijd af op iedere pagina van een ontvangen fax. Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 109 Optie Startc. ontv. Aut. verklein. Grootte neger. Inst. ong. fax DRPD-modus Omschrijving Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf een bijkomend telefoontoestel dat aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel neemt en faxtonen hoort, voert u de code in. De code is voorgeprogrammeerd op *9*. Standaardwaarde wijzigen Optie Resolutie Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die even lang zijn als of langer zijn dan het papier in de papierlade, kan het apparaat het formaat van het origineel verkleinen en zo aanpassen aan het formaat van het papier in het apparaat. Schakel deze functie in als u een inkomende pagina automatisch wilt laten verkleinen. Wanneer deze functie ingesteld is op Uit kan het apparaat het origineel niet verkleinen zodat het op één pagina past. Het origineel wordt opgedeeld en in het oorspronkelijk formaat op twee of meer pagina’s afgedrukt. Als u een fax ontvangt met pagina’s die even lang of langer zijn dan het papier in uw apparaat, kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de ontvangen fax op één of meer vellen papier af, zonder de gegevens die op het opgegeven genegeerde gedeelte zouden hebben gestaan. Als de ontvangen fax pagina’s bevat die groter zijn dan het papier in uw apparaat en als Aut. verklein. is ingeschakeld, zal het apparaat de fax zodanig verkleinen dat de volledige fax op het papier past. Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar. Als deze functie is ingeschakeld worden faxen geweigerd die afkomstig zijn van externe nummers die in het geheugen zijn opgeslagen onder ongewenste faxnummers. Deze functie is handig om ongewenste faxberichten te blokkeren. Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot de volgende opties om ongewenste faxnummers in te voeren. • Toevoegen: hiermee kunt u tot 10 faxnummers opslaan. • Verwijderen: hiermee kunt u het betreffende ongewenste faxnummer verwijderen. Als u Alles verw. selecteert, worden alle junkfaxnummers verwijderd. In deze modus kan de gebruiker een enkele telefoonlijn gebruiken om oproepen naar verschillende telefoonnummers te beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat zo instellen dat het herkent welke belpatronen moeten worden beantwoord. Zie "Faxen ontvangen in DRPD-modus" op pagina 101 voor meer informatie over deze functie. Omschrijving Het wijzigen van de resolutie-instellingen heeft gevolgen voor het uitzicht van het ontvangen document. • Standaard: originelen met tekens van normale grootte. • Fijn: originelen met kleine tekens of dunne lijnen, of originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt. • Superfijn: originelen met zeer kleine details. De modus Superfijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communiceert deze resolutie ondersteunt. • • • Verzenden vanuit het geheugen is niet mogelijk in de modus Superfijn. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn. Als uw apparaat is ingesteld op de resolutie Superfijn en het faxapparaat waarmee u communiceert ondersteunt de resolutie Extra fijn niet, verzendt het apparaat de fax in de hoogste resolutie die het ontvangende faxapparaat ondersteunt. Fotofax: originelen met grijstinten of foto’s. Tonersterkte U kunt de standaardcontrastmodus selecteren en het contrast aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken. Scanformaat U kunt de grootte van het origineel selecteren. Autom. rapport U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als ontvangen), met vermelding van datum en tijd. Zie "Automatisch een verzendrapport afdrukken" op pagina 105 voor meer informatie. Kopieerinstellingen De kopieerinstellingen wijzigen Voor kopieën kunt u op voorhand diverse opties instellen. 1. Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. • Druk voor CLX-318x(K), CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K op Menu op het bedieningspaneel. • Bij de CLX-318xFN en CLX-318xFW drukt u achtereenvolgens op (Kopiëren) en Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Kopieerinstel. verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot St.inst. wijz. verschijnt en vervolgens op OK. Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 110 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste kopieerinstelling verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en vervolgens op OK. 7. Herhaal stappen 4 tot en met 6 tot u klaar bent. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Standaardwaarde wijzigen Optie Omschrijving Scanformaat U kunt de grootte van het origineel selecteren. Exemplaren U kunt het aantal kopieën wijzigen met behulp van het numeriek toetsenblok. Kopieen sort. U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Zie "Beslissen over de vorm van het gekopieerde resultaat" op pagina 87 voor meer informatie. Verkl./vergr. U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding verkleinen of vergroten. Tonersterkte U kunt het helderheidsniveau aanpassen om een kopie beter leesbaar te maken als het origineel onduidelijke markeringen en donkere afbeeldingen bevat. Oorspr. type U kunt de kwaliteit van de kopie verbeteren door het documenttype voor de huidige kopieertaak te selecteren. Eco-kopie Met deze optie kunt u het toner- en papierverbruik beperken. Optie Alle rapporten U kunt rapporten en lijsten met alle opties afdrukken. Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die door de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze lijst afdrukken om de in de instellingen aangebrachte wijzigingen te bevestigen. Info verb.art. Deze lijst toont de huidige status van verbruiksgoederen in uw apparaat. Adresboek Deze lijst toont alle in het geheugen van het apparaat opgeslagen faxnummers. Transm.rapport Dit rapport vermeldt het faxnummer, het aantal pagina’s, de verzendduur, de communicatiemodus en het resultaat van de communicatie voor een specifieke faxtaak. U kunt uw apparaat zo instellen dat het na elke faxtaak automatisch een verzendrapport afdrukt (zie "Verzenden" op pagina 109). Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxberichten die u recent hebt verzonden. U kunt het apparaat zo instellen dat na elke 50 communicaties een rapport wordt afgedrukt (zie "Verzenden" op pagina 109). Rap. ontv. fax Dit rapport bevat informatie over de faxberichten die u onlangs hebt ontvangen. Geplande taken Deze lijst toont de documenten voor de uitgestelde faxen die momenteel in het geheugen zijn opgeslagen, samen met de begintijd en de aard van elke bewerking. Rap. ong. fax. In deze lijst staan de faxnummers die zijn opgegeven als ongewenste faxnummers. Ga naar het menu Inst. ong. fax om nummers aan de lijst toe te voegen of uit de lijst te verwijderen (zie "Ontvangen" op pagina 109). Netwerkinform. Deze lijst toont informatie over de netwerkverbinding en -configuratie van uw apparaat. Gebr.ver.lijst In deze lijst staan de gebruikers die gebruik mogen maken van de e-mailfunctie. PCL-lettertyp. Deze lijst toont alle in het geheugen van uw apparaat opgeslagen PCL-lettertypen. Faxoptie Deze lijst toont de status van de faxopties die door de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze lijst afdrukken om de in de faxinstellingen aangebrachte wijzigingen te bevestigen. Een rapport afdrukken U kunt een rapport afdrukken met de configuratie van het apparaat, een lijst met lettertypen enzovoort. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Rapport verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste rapport of de gewenste lijst verschijnt en druk vervolgens op OK. Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken. 5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen. De geselecteerde informatie wordt afgedrukt. Omschrijving U kunt de statusinformatie van het apparaat ook afdrukken of controleren met SyncThru™ Web Service. Open de webbrowser op een computer die met uw netwerk is verbonden en typ het IP-adres van uw apparaat. Wanneer SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Information > Print information. Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 111 Geheugen wissen U kunt kiezen welke in het geheugen opgeslagen informatie u wilt wissen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Instel. wissen verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste item verschijnt en vervolgens op OK. 5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het wissen te bevestigen. 6. Herhaal stappen 4 tot en met 5 om een ander item te wissen. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. Netwerk (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/ CLX-318xFN/CLX-318xFW) U kunt de netwerkinstellingen opgeven via het display van het apparaat. Voor u dit doet, moet u informatie hebben over de netwerkprotocollen en het computersysteem die worden gebruikt. Als u niet weet welke instelling u moet gebruiken, neemt u contact op met uw netwerkbeheerder om het apparaat voor het netwerk te configureren. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Netwerk verschijnt en vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste optie verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste instelling verschijnt en vervolgens op OK. 5. Herhaal stappen 3 tot en met 4 tot u klaar bent. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Optie Optie Omschrijving Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt de standaardinstellingen. Faxinstel. Herstelt alle standaard faxopties. Kopieerinstel. Herstelt alle standaard kopieeropties. Scaninstel. Herstelt alle standaard scanopties. Systeeminst. Herstelt alle standaard systeemopties. Netwerkinstel. Herstelt alle standaard netwerkopties. Adresboek TCP/IP Omschrijving Selecteer het protocol en de configuratieparameters die u wilt gebruiken in de netwerkomgeving. Er moeten heel wat parameters ingesteld worden. Als u niet zeker bent, laat u ze ongemoeid of raadpleegt u de netwerkbeheerder. TCP/IP (IPv6) Selecteer deze optie om gebruik te maken van een IPv6-netwerkomgeving (zie "IPv6-configuratie" op pagina 51). Wist alle in het geheugen opgeslagen faxnummers. Ethernet-snel. Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het netwerk configureren. Verzendrapport Wist alle informatie over verzonden faxberichten. Draadloos Rap. ontv. fax Wist alle informatie over ontvangen faxberichten. Selecteer deze optie om gebruik te maken van een draadloos netwerk (zie "Draadloos netwerk instellen (alleen CLX-318xFW/ CLX-318xW(K)K)" op pagina 52). Instel. wissen Hiermee zet u de standaard netwerkinstellingen terug. Netwerkinform. Deze lijst toont informatie over de netwerkverbinding en -configuratie van uw apparaat. Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 112 Menuoverzicht Items Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de instelling van het apparaat en het gebruik van de functies van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s. Kopieerinstel. St.inst. wijz. Scanformaat Exemplaren Kopieen sort. Verkl./vergr. Tonersterkte Oorspr. type Eco-kopiea Scanfunctie USB-functie Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur Scanindeling E-mailfunctie Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. Items Optie Faxfunctieb Tonersterkte Resolutie Scanformaat Meerdere verz. Uitgest. verz. Prior. verz. Doorsturen Veilige ontv. Pag. toevoegen Taak annuleren Faxinstel.b Verzending Aant. kiespog. Opn. kiezen na Kenget. kiezen ECM-modus Transm.rapport TCR voor afb. Ontvangst Ontvangstmodus Opn. na bels. Ontv.g. stemp. Startc. ontv. Aut. verklein. Grootte neger. Inst. ong. fax DRPD-modus St.inst. wijz. Resolutie Tonersterkte Scanformaat Autom. rapport Kopieerfunctie Scanformaat Verkl./vergr. Tonersterkte Oorspr. type Lay-out Achtergrondkl. Grijst. verb. Eco-kopie Optie Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 113 Items Optie Scaninstel. St.inst. wijz. USB-standaard E-mailstand. Systeeminst. Apparaatinst. Apparaat-id Nr. van faxap.b Datum en tijdb Klokmodusb Taal Standaardmodus Energ.spaarst. Time-out Luchtdrukcorr. Aut. doorgaan Inst. import. Inst. export. Papierinstel. Papierformaat Type papier Geluid/Volume Toetsgeluid Waarsch.geluid Luidsprekerb Belsignaalb Rapport Alle rapporten Configuratie Info verb.art. Adresboekb Transm.rapportb Verzendrapportb Rap. ontv. faxb Geplande takenb Rap. ong. fax.b Netwerkinform.c Gebr.ver.lijstc PCL-lettertyp. Faxoptieb Onderhoud Gebruiksduur Kleur Serienummer Instel. wissen Alle instel. Faxinstel.b Kopieerinstel. Scaninstel. Systeeminst. Netwerkinstel.c Adresboekb Verzendrapportb Rap. ontv. faxb Items Netwerkc Optie TCP/IP DHCP BOOTP Statisch TCP/IP (IPv6) IPv6 activeren DHCPv6 config Ethernet-snel. Auto 10M Half 10M Full 100M Half 100M Full Draadloosd WPS-inst. WLAN-inst. WLAN Standaard WLAN-signaal Instel. wissen Netwerkinform. a. alleen CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xFN b. alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW c. alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/CLX-318xFW/CLX-318xW(K)K d. alleen CLX-318xW(K)K/CLX-318xFW Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 114 Beheerprogramma’s 13. Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • Introductie van handige beheerprogramma’s SyncThru™ Web Service gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/ CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW) De ondersteunde opties en functies kunnen van model tot model verschillen. Controleer de naam van uw model. (zie "Functies per model" op pagina 29). Introductie van handige beheerprogramma’s De onderstaande programma’s kunnen u helpen bij het gebruik van uw apparaat. • "SyncThru™ Web Service gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/ CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW)" op pagina 115 • "Het programma Smart Panel gebruiken" op pagina 116 • "SmarThru" op pagina 117 • "Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator" op pagina 117 SyncThru™ Web Service gebruiken (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/ CLX-318xFW) Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of hoger vereist. Als u uw apparaat met een netwerk hebt verbonden en de TCP/ IP-parameters correct hebt ingesteld, kunt u uw apparaat beheren via SyncThru™ Web Service, een ingebouwde webserver. Gebruik SyncThru™ Web Service om: • de eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status te controleren, • de TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te stellen, • de voorkeurinstellingen van uw printer te wijzigen, • e-mailberichten te verzenden die u op de hoogte te houden van de status van het apparaat, • ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat. Om toegang te krijgen tot SyncThru™ Web Service 1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2. De ingebouwde website van uw apparaat wordt geopend. Het programma Smart Panel gebruiken SmarThru Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator Aanmelden bij SyncThru™ Web Service Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet u zich aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web Service nog altijd gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult geen toegang hebben tot het tabblad Settings en het tabblad Security. 1. Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. Er verschijnt een aanmeldingspagina. 2. Voer ID en Password in en klik vervolgens op Login. Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, typt u onderstaande standaard-id en wachtwoord. • ID: admin • Password: sec00000 Overzicht van SyncThru™ Web Service Afhankelijk van uw model zullen sommige menu’s mogelijk niet verschijnen. Het tabblad Information Op dit tabblad ziet u algemene informatie over uw apparaat. U kunt diverse zaken controleren, zoals de resterende hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een foutenrapport. • Active Alerts: met dit item kunt u waarschuwingen in het apparaat en de ernst ervan controleren. • Supplies: via dit item kunt u zien hoeveel afdrukken er zijn gemaakt en hoeveel toner er nog in de cassette zit. • Usage Counters: dit item laat u toe om het gebruik per afdruktype te controleren: simplex, duplex. • Current Settings: met dit item kunt u apparaat- en netwerkgegevens controleren. • Print information: met dit item kunt u rapporten afdrukken, zoals systeemgerelateerde rapporten en rapporten voor e-mailadressen en lettertypen. Het tabblad Settings Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven. • Het tabblad Machine Settings: op dit tabblad kunt u opties instellen die beschikbaar zijn op uw apparaat. - System: hiermee kunt u apparaatgerelateerde instellingen opgeven. - Printer: hiermee kunt u instellingen voor afdruktaken opgeven. Beheerprogramma’s_ 115 - • E-mail Notification: hiermee kunt u de e-mailmeldingsfunctie en e-mailadressen van geadresseerden die een melding moeten ontvangen instellen. Het tabblad Network Settings: op dit tabblad kunt u de netwerkomgeving bekijken en wijzigen. U kunt zaken zoals TCP/IP, netwerkprotocols enzovoort instellen. - SNMP: hiermee kunt u beheergegevens tussen netwerkapparaten uitwisselen met behulp van SNMP. - Outgoing Mail Server(SMTP): hiermee kunt u de server voor uitgaande e-mail instellen. - Restore Default: hiermee kunt u de standaard netwerkinstellingen terugzetten. Het tabblad Security Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van het netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven. • System Security: hiermee kunt u de gegevens van de systeembeheerder instellen en tevens de apparaatfuncties in- of uitschakelen. • Network Security: hiermee kunt u instellingen voor HTTPs, IPSec, IPv4/IPv6 filtering, 802.1x, verificatieservers instellen. Het tabblad Maintenance Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te stellen. U kunt ook een verbinding maken met de website van Samsung of stuurprogramma’s downloaden door het menu Link te selecteren. • Firmware Upgrade: hiermee kunt u de firmware van uw apparaat bijwerken. • Contact Information: hiermee kunt u de contactgegevens weergeven. • Link: hiermee kunt u koppelingen tonen naar nuttige websites waar u kunt downloaden of informatie kunt controleren. E-mailmelding instellen Als u deze optie instelt ontvangt u e-mailmeldingen over de status van uw apparaat. Door gegevens, zoals IP-adressen, hostnaam, e-mailadressen en SMTP-servergegevens in te stellen zal de apparaatstatus (tonercassette leeg of machinefout) automatisch naar het e-mailadres van een bepaald persoon worden verzonden. Deze optie wordt mogelijk vaker gebruikt door een apparaatbeheerder. 1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2. De ingebouwde website van uw apparaat wordt geopend. 3. Selecteer Machine Settings > E-mail Notification op het tabblad Settings. Als u de server voor uitgaande e-mail nog niet hebt geconfigureerd, gaat u naar Settings > Network Settings > Outgoing Mail Server(SMTP) om de netwerkomgeving te configureren voor u e-mailmelding instelt. 4. Schakel het selectievakje voor Enable in om E-mail Notification te gebruiken. 5. Klik op de knop Add om een gebruiker van e-mailmelding in te stellen. Stel de naam van de ontvanger in en het (de) e-mailadres(sen) met meldingsitems waarvoor u een waarschuwing wilt ontvangen. 6. Klik op Apply. Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet verzonden kunnen worden. Neem in dat geval contact op met de netwerkbeheerder. De gegevens van de systeembeheerder instellen Stel de gegevens van de systeembeheerder in. Deze instelling is nodig om gebruik te kunnen maken van de optie e-mailmelding. 1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2. De ingebouwde website van uw apparaat wordt geopend. 3. Selecteer op het tabblad Security System Security > System Administrator. 4. Voer naam, telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de beheerder in. 5. Klik op Apply. Het programma Smart Panel gebruiken Smart Panel is een programma dat de status van de printer controleert en u daarvan op de hoogte houdt. U kunt er ook de instellingen van het apparaat mee aanpassen. In Windows en Macintosh wordt Smart Panel automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert. Voor Linux kunt u Smart Panel downloaden van de website van Samsung en installeren (zie "SmartPanel installeren" op pagina 43). Als u dit programma wilt gebruiken, moet uw computer aan de volgende systeemvereisten voldoen: • Windows. Controleer of de processor, het RAM-geheugen en het vasteschijfstation van uw computer aan de specificatie voldoet (zie "Systeemvereisten" op pagina 40). • Mac OS X 10.3 of hoger. Controleer of de processor, het RAM-geheugen en het vasteschijfstation van uw computer aan de specificatie voldoet (zie "Systeemvereisten" op pagina 40). • Linux. Controleer of de processor, het RAM-geheugen en het vasteschijfstation van uw computer aan de specificatie voldoet (zie "Systeemvereisten" op pagina 40). • Internet Explorer 5.0 of hoger voor Flash-animaties in HTML Help. De exacte naam van uw printermodel vindt u op de meegeleverde cd-rom. Informatie over Smart Panel Als er een fout optreedt tijdens het gebruik, kunt u de fout controleren in Smart Panel. U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het pictogram voor Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows) of in het systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de statusbalk (Mac OS X). Windows Dubbelklik op dit pictogram in Windows. Macintosh Dubbelklik op dit pictogram in Mac OS X. Linux Dubbelklik op dit pictogram in Linux. Als u daarentegen Windows gebruikt, kunt u het programma opstarten door in het menu Start Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Smart Panel te selecteren. Beheerprogramma’s_ 116 • Als u al meer dan een Samsung-apparaat hebt geïnstalleerd, selecteert u eerst het gewenste printermodel zodat u het bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken. Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer uw apparaat. • Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem. Het programma Smart Panel toont de huidige status van de printer, het resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en een boel andere gegevens. U kunt ook de instellingen wijzigen. SmarThru Op de meegeleverde cd-rom met software vindt u SmarThru. SmarThru biedt een aantal handige functies voor het gebruik van uw apparaat. SmarThru starten Volg onderstaande stappen om SmarThru te starten. 1. Zorg ervoor dat uw apparaat en de computer zijn ingeschakeld en op de juiste wijze met elkaar zijn verbonden. 2. Na de installatie van SmarThru wordt het pictogram voor SmarThru op het bureaublad weergegeven. 3. Dubbelklik op het pictogram SmarThru. 4. SmarThru verschijnt. Tonerniveau 1 2 Nu kopen U kunt reservetonercassette(s) online bestellen. Gebruikersha ndleiding U kunt de Onlinegebruikershandleiding bekijken. 3 Instelling printer 4 5 Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. Deze knop verandert in Probleemoplossingsgids als er een fout optreedt. U kunt direct naar het gedeelte probleemoplossing gaan in de gebruikershandleiding. Hiermee configureert u verschillende apparaatinstellingen in het venster Hulpprogramma Printerinstellingen. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. Als u uw apparaat met een netwerk verbindt, verschijnt het venster SyncThru™ Web Service in plaats van het venster Hulpprogramma Printerinstellingen. Instelling stuurprogram ma U kunt alle apparaatopties die u nodig hebt instellen in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Deze functie is alleen beschikbaar in Windows (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de gewenste instellingen in het venster Opties. • • • Scan to: hiermee kunt u een afbeelding scannen en opslaan in een toepassing of map, e-mailen of op een website publiceren. Image: hiermee kunt u een afbeelding die u als grafisch bestand hebt opgeslagen bewerken en naar een toepassing of map sturen, de afbeelding e-mailen of op een website publiceren. Print: hiermee kunt u afbeeldingen die u hebt opgeslagen afdrukken. U kunt afbeeldingen afdrukken in zwart-wit of in kleur als uw apparaat dit ondersteunt. Klik voor meer informatie over SmarThru op in de rechterbovenhoek van het venster. Het venster SmarThru help verschijnt; u kunt de schermhulpfunctie die met het programma SmarThru werd meegeleverd weergeven. Volg de onderstaande stappen om de installatie van SmarThru ongedaan te maken. Sluit alle toepassingen op de computer voor u het programma verwijdert. a) Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s. b) Selecteer Samsung Printers > SmarThru 4 > Uninstall SmarThru 4. c) Lees de verklaring en klik op OK als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen. d) Klik op Finish. Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator Unified Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver installeren om Unified Driver Configurator te gebruiken (zie "Het Unified Linux-stuurprogramma installeren" op pagina 43). Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw bureaublad geplaatst. Beheerprogramma’s_ 117 De Unified Driver Configurator openen 1. Dubbelklik op het pictogram voor Unified Driver Configurator op het bureaublad. U kunt ook op het pictogram Startup klikken en Samsung Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren. 2. Klik op de knoppen links om het overeenkomstige configuratievenster te openen. 2 Toont alle geïnstalleerde apparaten. 3 Hiermee worden de status, modelnaam en URL van uw apparaat weergegeven. De bedieningsknoppen van de printer zijn: • Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten. • Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe. • Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat. • Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als standaardapparaat. • Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten. • Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt. • Properties: hiermee kunt u de printereigenschappen weergeven en wijzigen. Het tabblad Classes Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen weergegeven. 1 Printers Configuration 2 Scanners Configuration 3 Ports Configuration Klik op Help voor schermhulp. 3. Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified Driver Configurator te sluiten. Het venster Printers configuration Printers configuration telt twee tabbladen: Printers en Classes. Het tabblad Printers Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te geven. 1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer. 2 Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten in de klasse aan. • • • 1 Refresh: vernieuwt de lijst met klassen. Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen. Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde apparaatklasse. Schakelt naar Printers configuration. Beheerprogramma’s_ 118 Scanners configuration In dit venster kunt u de status van scanners controleren, een lijst met geïnstalleerde apparaten van Samsung weergeven, eigenschappen van apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen. 3 • • Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort aangesloten apparaat en de status weer. Refresh: hiermee kunt u de lijst met beschikbare printers vernieuwen. Release port: hiermee kunt u geselecteerde poort vrijgeven. Hiermee kunt u poorten tussen printers en scanners delen Uw apparaat kan via een parallelle of USB-poort op een hostcomputer worden aangesloten. Aangezien het MFP-apparaat uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner), moet de toegang van gebruikerstoepassingen tot deze apparaten via de enige I/O-poort op de juiste manier gebeuren. Het Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een geschikt mechanisme voor het delen van poorten dat wordt gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma’s van Samsung. De stuurprogramma’s benaderen de apparaten via zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFP-poort kan worden bekeken in Ports configuration. Door poorten te delen, voorkomt u dat u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl een ander blok in gebruik is. Wij raden u sterk aan Unified Driver Configurator te gebruiken als u een nieuw apparaat op uw systeem installeert. In dit geval wordt u gevraagd een I/O-poort voor het nieuwe apparaat te kiezen. Met deze keuze stelt u de meest geschikte configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de scannerstuurprogramma’s zodat de juiste instellingen standaard worden toegepast. 1 Schakelt naar Scanners configuration. 2 Hiermee geeft u alle geïnstalleerde scanners weer. 3 Hiermee toont u leverancier, model en type van de scanner. • Properties: hiermee kunt u scaneigenschappen wijzigen en een document scannen. Ports configuration In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een afgebroken taak. 1 Schakelt naar Ports configuration. 2 Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer. Beheerprogramma’s_ 119 onderhoud 14. In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van uw apparaat en de tonercassette. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • Het kleurcontrast aanpassen Het serienummer zoeken Het apparaat reinigen De tonercassette bewaren Onderhoudsonderdelen Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat Het kleurcontrast aanpassen Het apparaat reinigen In het menu Kleur kunt u de kleurinstelling aanpassen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Kleur verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot Aangep. kleur verschijnt en vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste kleurmenu op het display verschijnt en druk op OK. Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen. U kunt het contrast van elke kleur apart instellen. Standaard optimaliseert automatisch het kleurcontrast. Handm. aanpas. laat u toe om het kleurcontrast voor elke cassette handmatig aan te passen. De instelling Standaard wordt aanbevolen voor de beste kleurkwaliteit. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten zeerste aangeraden om dit menu handmatig te bedienen. Het serienummer zoeken Als u contact opneemt met de klantenservice of als u zich registreert op de website van Samsung, moet u het serienummer van uw apparaat opgeven. Dit doet u als volgt. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Serienummer verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Controleer het serienummer van uw apparaat. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. • • De behuizing van het apparaat reinigen met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties bevatten kan de behuizing verkleuren of vervormen. Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terechtgekomen, raden wij u aan om de toner te verwijderen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk zijn als de toner wordt ingeademd. De buitenkant reinigen Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek bevochtigen met een beetje water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat terechtkomt. De binnenkant reinigen Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen. 1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht tot het apparaat is afgekoeld. 2. Open de voorklep met behulp van de handgreep. onderhoud_ 120 3. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier cassettes uit de printer. 6. Verwijder met een zachte, pluisvrije doek stof en gemorste toner uit de zone rond de tonercassettes. • 4. Trek de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat met de handgreep. • Als u toner op uw kleding morst, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof. Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terechtgekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, blaast u toner in de lucht, wat schadelijk kan zijn voor uw gezondheid. Laat het apparaat na het schoonmaken volledig drogen. 7. Neem de gleuf aan de voorzijde van de beeldeenheid vast en duw de beeldeenheid in het apparaat. 5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de gleuf aan de voorzijde van de beeldeenheid. Raak het groene oppervlak van de drum in de beeldeenheid niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de onderkant niet hoeft aan te raken. Raak het groene oppervlak van de drum in de beeldeenheid niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de onderkant niet hoeft aan te raken. onderhoud_ 121 8. Schuif de cassette voor gebruikte toner op haar plaats en duw ze erin tot ze goed vastzit. 3. Veeg de glasplaat schoon en droog ze af. 9. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat. 4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel en het witte blad schoon en droog ze af. 5. Sluit het deksel van de scanner. De onderstaande procedure geldt voor de CLX-318xFN en CLX-318xFW. 1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of een velletje keukenrol met een beetje water. 2. Open het deksel van de scanner. 3. Veeg de glasplaat schoon en droog ze af. 4 3 10. Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep. 1 Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. 11. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan. 2 Scannereenheid reinigen U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. Wij raden u aan om de scannereenheid bij het begin van elke dag te reinigen. Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag. 1 Scannerdeksel 2 Glasplaat van de scanner 3 ADI-folie 4 Wit vel Afhankelijk van het model kan de procedure verschillen. Controleer de naam van uw model. De volgende procedure is voor CLX-318x(K), CLX-318xN(K) en CLX-318xW(K)K. 1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of een velletje keukenrol met een beetje water. 2. Open het deksel van de scanner. 4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel en het witte blad schoon en droog ze af. onderhoud_ 122 De tonercassette bewaren 5. Duw de ADI-folie voorzichtig met een hulpmiddel zoals een pincet. 6. Houd de ADI-folie vast aan de rand en veeg beide zijden schoon tot ze droog zijn. 7. Duw de ADI-folie zachtjes terug in het apparaat. Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht, temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan de aanbevelingen te volgen om optimale prestaties, de beste kwaliteit en een lange levensduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette te garanderen. Bewaar deze cassette op de plaats waar de printer wordt gebruikt; idealiter in een kantooromgeving met gecontroleerde temperatuur en vochtigheid. De tonercassette moet in haar originele verpakking worden bewaard tot ze wordt geïnstalleerd. Als de originele verpakking niet beschikbaar is, bedekt u de opening op de cassette bovenaan met papier en bewaart u ze in een donkere kast. Door de verpakking van de cassette te openen voor u de cassette in gebruik neemt, zal de levensduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk verkorten. Bewaar de cassette niet op de grond. Volg de onderstaande procedure om een tonercassette die u uit de printer hebt verwijderd te bewaren. • Bewaar de cassette in de beschermhoes van de originele verpakking. • Bewaar de cassette horizontaal (niet rechtopstaand) met dezelfde kant naar boven als in het apparaat. • Bewaar geen verbruiksartikelen onder de volgende omstandigheden: - in temperaturen boven 40 °C, - in een omgeving met een luchtvochtigheid van minder dan 20% of meer dan 80%, - in een omgeving met extreme temperatuur- of vochtigheidsschommelingen, - in direct zon- of kunstlicht, - op stoffige plaatsen, - in een auto gedurende een lange periode, - in een omgeving met corrosieve gassen, - in een omgeving met zilte lucht. Instructies voor het hanteren van cassettes • • • Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de cassette niet aan. Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken. Draai de drum nooit handmatig, vooral niet in omgekeerde richting, want hierdoor kan de cassette binnenin worden beschadigd en gaan lekken. Gebruik van tonercassettes van andere merken en bijgevulde tonercassettes Het gebruik van tonercassettes van een ander merk dan Samsung in uw printer wordt door Samsung Electronics niet aangeraden of goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor generieke, hervulde of gereviseerde tonercassettes, alsook tonercassettes van een bepaald winkelmerk. De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het apparaat die ontstaan is als gevolg van het gebruik van een hervulde of een gerecyclede cassette of van een tonercassette van een ander merk dan Samsung. De geschatte levensduur van een cassette 8. Sluit het deksel van de scanner. De geschatte levensduur van een cassette is afhankelijk van de hoeveelheid toner die afdruktaken vereisen. Het werkelijk aantal pagina’s kan variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de pagina’s waarop u afdrukt, het besturingssysteem, de tijd tussen de afdruktaken, het type media en het mediaformaat. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, wordt er meer toner verbruikt en moet de cassette vaker worden vervangen. onderhoud_ 123 Onderhoudsonderdelen Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten de volgende onderdelen vervangen worden wanneer het opgegeven aantal pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken. Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat • • Items Aantal afdrukken (gemiddeld) Fixeereenheid Ong. 50 000 zwart-witpagina’s of 12 500 pagina’s in kleur Transportrol Ong. 50 000 zwart-witpagina’s of 12 500 pagina’s in kleur Transporteenheid (ITB) Ong. 50 000 zwart-witpagina’s of 12 500 pagina’s in kleur Opneemrol Ong. 50 000 pagina’s U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren. Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee mensen het apparaat goed vasthouden. Wij raden u ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een erkende serviceprovider of door de leverancier bij wie of de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de levensduur is verstreken, wordt niet gedekt door de garantie. Het vervangen van de batterij in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf. Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een verkeerd type. U moet gebruikte batterijen wegwerpen volgens de richtlijnen. U mag de batterij niet doorboren of verbranden. Verbruiksartikelen controleren Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand. Vervang indien nodig de betrokken onderdelen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Gebruiksduur verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste item verschijnt en druk op OK. • Info verb.art.: drukt een pagina af met de gegevens van verbruiksartikelen. • Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s. • ADI-scan: toont het aantal pagina’s dat afgedrukt werd via de ADI. • Scan. via glas: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de glasplaat. • Beeldeenheid, Transportriem, Fuser, Transportrol, Lade 1-rol: toont het aantal afgedrukte pagina’s per item. 6. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie over onderdelen wilt afdrukken. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. onderhoud_ 124 Problemen oplossen 15. In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • Toner herverdelen Tips om papierstoringen te voorkomen Vastgelopen originelen verwijderen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) Toner herverdelen • • • Papierstoringen verhelpen Informatie over displaymeldingen Andere problemen oplossen 3. Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner in de cassette gelijkmatig te verdelen. Als de tonercassette bijna leeg is, • verschijnen er witte strepen of lichtere vlekken op de afdruk, • en verschijnt de volgende melding op het display: Ber. toner voor, • knippert de Status-LED rood. In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette te herverdelen. Soms blijven die witte strepen of lichtere gebieden voorkomen, zelfs nadat de toner is herverdeeld. 1. Open de voorklep met behulp van de handgreep. Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof. Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt. 4. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenkomt met de kleursleuf en neem vervolgens de handgrepen op de tonercassette vast. Schuif de cassette in de printer tot ze op haar plaats klikt. 2. Houd de tonercassette vast bij de grepen en trek de cassette uit de printer. 5. Sluit de voorklep. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. Problemen oplossen_ 125 Tips om papierstoringen te voorkomen 3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI. U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende richtlijnen als er een papierstoring optreedt (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 127): • Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 71). • Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt. • Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken. • Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voor u het in de lade plaatst. • Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier. • Plaats geen verschillende soorten papier in een lade. • Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 74). • Zorg ervoor dat het afdrukmateriaal in de lade wordt geplaatst met de afdrukzijde naar boven. Ga naar stap 5 als u geen papier ziet in dit gebied. 4. Sluit de klep van de ADI. Als u pagina’s hebt verwijderd, plaatst u ze terug in de ADI. Vastgelopen originelen verwijderen (alleen CLX-318xFN/CLX-318xFW) Als een origineel vastloopt in de ADI verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display. Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen. 1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI. 2. Open de klep van de ADI. 5. Open het deksel van de scanner. 6. Grijp het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het invoergebied door het voorzichtig met beide handen naar rechts te trekken. 1 1 Scannerdeksel Problemen oplossen_ 126 7. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de ADI. 3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. Papierstoringen verhelpen Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te kijken waar het papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier. Bericht Plaats Ga naar Pap.st. in lade 1 In het papierinvoergedeelte en binnen in het apparaat Zie "In de papierlade" op pagina 127. Pap.st. in app. Binnenin het apparaat Zie "In het gebied rond de fixeereenheid" op pagina 127. Pap.st. in uitv.gebied Binnen in het apparaat en in het papierinvoergebied Zie "In het papieruitvoergebied" op pagina 128. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige meldingen mogelijk niet op het display. Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende secties om de papierstoring te verhelpen. In de papierlade Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Het vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd. Als het papier niet uit het apparaat komt, gaat u door met de volgende stap. 2. Haal lade 1 uit het apparaat. Als het papier niet naar buiten komt als u eraan trekt, of als er geen papier te zien is in dit deel van de printer, controleert u de fixeereenheid rond de tonercassette (zie "In het gebied rond de fixeereenheid" op pagina 127). 4. Schuif lade 1 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat automatisch door met afdrukken. In het gebied rond de fixeereenheid Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de fixeereenheid te verwijderen. 1. Open eerst de scannereenheid en daarna de binnenklep. 1 2 Raak de fixeereenheid onder de binnenklep niet aan. De fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken! Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. Problemen oplossen_ 127 2. Haal terwijl u de binnenklep openhoudt zorgvuldig het vastgelopen papier uit het apparaat. De binnenklep zal vervolgens automatisch sluiten. Laat de scannereenheid voorzichtig en langzaam zakken tot ze volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Zorg dat uw vingers niet geklemd raken! Als u het papier niet ziet, laat u de scannereenheid voorzichtig en langzaam zakken tot ze volledig is gesloten. Ga door met de volgende stap. 3. Open de achterklep om het vastgelopen papier te verwijderen. In het papieruitvoergebied Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Het vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd. 2. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade. Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand ondervindt wanneer u eraan trekt, en ga door met de volgende stap. 3. Open de achterklep. 4. Indien u het vastgelopen papier ziet, trek het dan recht naar boven. Ga door met stap 10. 4. Verwijder het papier door er voorzichtig in de hieronder aangegeven richting aan te trekken. Hiermee kunt u vastgelopen papier doorgaans verwijderen. Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand ondervindt wanneer u eraan trekt, en ga door met de volgende stap. 5. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Problemen oplossen_ 128 5. Trek de hendel van de fixeereenheid omhoog. 8. Laat de scannereenheid voorzichtig en langzaam zakken tot ze volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is. Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. Zorg dat uw vingers niet geklemd raken! 6. Open eerst de scannereenheid en daarna de binnenklep. 9. Duw de hendel van de fixeereenheid omlaag. 1 2 7. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat. 10. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Problemen oplossen_ 129 Informatie over displaymeldingen Er verschijnen berichten op het display van het bedieningspaneel om de status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp indien nodig het probleem. Betekenis BOOTP-probl. Aut. IP uitv. Toewijzing van IP-adres is mislukt. Dit gebeurt wanneer Auto IP voor BOOTP is ingesteld in SyncThru Web Service. Wijzig de methode voor het toewijzen van IP-adressen naar DHCP of Static. Als u deze optie niet wijzigt, zal de BOOTP-server voortdurend vragen om het toewijzen van het IP-adres. BOOTP-probl. Herconf. DHCP Toewijzing van IP-adres is mislukt. Dit gebeurt wanneer Auto IP voor BOOTP niet is ingesteld in SyncThru Web Service. Wijzig de methode voor het toewijzen van IP-adressen naar DHCP of Static. Als u deze optie niet wijzigt, zal de BOOTP-server voortdurend vragen om het toewijzen van het IP-adres. DHCP-probl.: Aut. IP uitv. Toewijzing van IP-adres is mislukt. Dit gebeurt wanneer Auto IP voor DHCP is ingesteld in SyncThru Web Service. Wijzig de methode voor het toewijzen van IP-adressen naar BOOTP of Static. Als u deze optie niet wijzigt, zal de DHCP-server voortdurend vragen om het toewijzen van het IP-adres. DHCP-probl. Herconf. BOOTP Toewijzing van IP-adres is mislukt. Dit gebeurt wanneer Auto IP voor DHCP niet is ingesteld in SyncThru Web Service. Wijzig de methode voor het toewijzen van IP-adressen naar BOOTP of Static. Als u deze optie niet wijzigt, zal de DHCP-server voortdurend vragen om het toewijzen van het IP-adres. Verw. vastgel. doc. Het geplaatste origineel is vastgelopen in de ADI. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Vastgelopen originelen verwijderen (alleen CLX-318xFN/ CLX-318xFW)" op pagina 126). Klep open. Sluit klep. De voorklep is niet goed gesloten. Sluit de klep goed. De klep moet vastklikken. Fout [foutnummer] Cont. klantend. Er is een systeemfout opgetreden. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Berichten op het display controleren • • • • • • • • Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Als u contact opneemt met de klantenservice is het nuttig dat u het bericht op het display doorgeeft. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige meldingen mogelijk niet op het display. [foutnummer] geeft het foutnummer aan. [ladenummer] geeft het ladenummer aan. [mediatype] geeft het mediatype aan. [mediaformaat] geeft het mediaformaat aan. [kleur] geeft de kleur van de toner of van de afbeeldingseenheid aan. Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen [COMM.-fout] Het apparaat heeft een communicatieproblee m. Vraag de afzender om de fax opnieuw te verzenden. [Incompatibel] Het apparaat heeft een fax ontvangen van een nummer dat als een ongewenst faxnummer is geregistreerd. De ontvangen faxgegevens worden verwijderd. Herbevestig de instellingen voor ongewenste faxnummers (zie "De faxinstellingen wijzigen" op pagina 109). [Lijn bezet] Het ontvangende faxapparaat antwoordt niet of de lijn is al in gebruik. Wacht enkele minuten en probeer het opnieuw. Uw apparaat kan geen verbinding tot stand brengen met het ontvangende faxapparaat of de verbinding is verbroken als gevolg van een probleem met de telefoonlijn. Probeer het opnieuw. Als het probleem zich blijft voordoen, wacht u een uurtje en probeert u het opnieuw. Of schakel de ECM-modus in (zie "Fax instellen (alleen CLX-318xFN/ CLX-318xFW)" op pagina 109). [Lijnfout] Voorgestelde oplossingen Bericht Problemen oplossen_ 130 Bericht Betekenis Fout [foutnummer] Zet uit en aan Er is een systeemfout opgetreden. Plaats tonercas. ▼ Geh. vol Verw. taak De tonercassette is niet geïnstalleerd of ze is niet correct geplaatst. Het geheugen is vol. Voorgestelde oplossingen Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Installeer de tonercassette opnieuw. Herhaal dit twee of drie keer om te controleren of ze stevig op haar plaats zit. Als het probleem zich blijft voordoen betekent dit dat de tonercassette niet wordt gedetecteerd. Neem contact op met de klantenservice. Druk op de pijl-links/ rechts om Annuleren of Start te selecteren en vervolgens op OK. Als u Annuleren selecteert, breekt het apparaat de faxtaak af. Als u Start selecteert, verzendt het apparaat alleen de ingescande documenten van de faxtaak. Netw.probl.: IP-conflict Het IP-adres wordt elders gebruikt. Controleer het IP-adres of stel een nieuw IP-adres in. Geen antwoord Het andere faxapparaat neemt zelfs na verschillende pogingen niet op. Probeer het opnieuw. Ga na of het andere faxapparaat aan staat. De tonercassette is niet geschikt voor dit apparaat. Vervang de desbetreffende tonercassette door een originele Samsung-cassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). [kleur] TC niet comp. Geen opvangbak gepl. De cassette voor gebruikte toner is niet geïnstalleerd. Installeer de cassette voor gebruikte toner. Geen originele [kleur] tonercas. De tonercassette is geen originele cassette van Samsung. Vervang de desbetreffende tonercassette door een originele Samsung-cassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Uitvoerlade vol Verw. afdrukken De uitvoerlade is vol. Of de sensor is niet naar onder gericht. Verwijder het papier uit de uitvoerlade, waarna de printer doorgaat met afdrukken. Lade 1 leeg Er bevindt zich geen papier in lade 1. Plaats papier in lade 1 (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 71). Pap.st. in uitv.gebied Er is papier vastgelopen in het papieruitvoergebied. Verwijder het vastgelopen papier (zie "In het papieruitvoergebied" op pagina 128). Pap.st. in lade 1 Er is papier vastgelopen in het gebied rond Lade 1. Verwijder het vastgelopen papier (zie "In de papierlade" op pagina 127). Pap.st. in app. Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier (zie "In het gebied rond de fixeereenheid" op pagina 127). Ber. b.een. voor ▼ De geschatte levensduur van de beeldeenheid is bijna bereikt. Houd een nieuwe beeldeenheid gereed voor vervanging (zie "Verkrijgbare verbruiksartikelen" op pagina 144). Bereid nieuwe transp.riem voor De geschatte levensduur van de transporteenheid (ITB) is bijna bereikt. De geschatte levensduur van de transporteenheid (ITB) is bijna bereikt (zie "Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud" op pagina 145). Verw. afsluitt. en plaats TC Het apparaat vindt geen tonercassette. Verwijder de afdichtingstape van de tonercassette. Lees eerste de Beknopte installatiehandleiding. Plaats nieuwe transportriem De geschatte levensduur van de transporteenheid (ITB) is bijna bereikt. Vervang de transporteenheid (ITB) door een nieuwe (zie "Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud" op pagina 145). Plaats nieuwe transportrol De geschatte levensduur van de transportrol is bijna bereikt. Vervang de transportrol door een nieuwe (zie "Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud" op pagina 145). Problemen oplossen_ 131 Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Ber. toner voor ▼ De tonercassette bevat nog een kleine hoeveelheid toner. De geschatte levensduur van de cassette is bijna bereikt. Houd een nieuwe cassette gereed om de oude cassette te vervangen. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 125). Fuser weldra vervangen De geschatte levensduur van de fixeereenheid is bijna bereikt. Houd een nieuwe fixeereenheid gereed voor vervanging (zie "Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud" op pagina 145). Bericht Vervang toner ▼ Voorgestelde oplossingen Betekenis De aangegeven tonercassette is bijna aan het einde van haar geschatte levensduur. Het apparaat stopt mogelijk met afdrukken. • De geschatte levensduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte levensduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden gemaakt met de cassette conform ISO/ IEC 19798. • Problemen oplossen_ 132 Als Stop of Doorgaan op het LCD-scherm verschijnt, kiest u een van deze items. Als u Stop selecteert, stopt het apparaat met afdrukken en kunt u niet verder afdrukken zonder de cassette te vervangen. Als u Doorgaan selecteert, gaat het apparaat door met afdrukken, maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd. Wanneer dit bericht verschijnt, vervang dan de tonercassette voor een optimale afdrukkwaliteit. Als u de cassette verder blijft gebruiken kunnen er problemen rijzen met de afdrukkwaliteit (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsung-tonercass ettes af (bv. hervulde of gereviseerde tonercassettes). Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsungtonercasse ttes immers niet garanderen. Onderhoud en reparaties die vereist zijn als gevolg van het gebruik van niet-originele Samsungtonercasse ttes worden niet gedekt door de garantie van het apparaat. Als het apparaat stopt met afdrukken, vervangt u de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Plaats nieuwe fixeereenheid De geschatte levensduur van de fixeereenheid is bijna bereikt. Vervang de fixeereenheid door een nieuwe (zie "Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud" op pagina 145). Vervang bld.een. ▼ De geschatte levensduur van de beeldeenheid is bijna bereikt. Vervang de beeldeenheid door een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 146). Zelfdiagnose Even geduld De printermotor controleert een aantal problemen die werden ontdekt. Een ogenblik geduld. Tonertoevoerfout ▼ Het apparaat vindt geen tonercassette. Verwijder de beschermingsstrip uit de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Schakel het apparaat uit en weer in als het probleem blijft bestaan. Te veel faxen Verw. Taak Er zijn te veel faxen ontvangen. Andere problemen oplossen In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen met de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde tot het probleem is verholpen. Neem contact op met de klantenservice als het probleem aanhoudt. Andere mogelijke problemen: • Zie "Voedingsproblemen" op pagina 133. • Zie "Problemen met papierinvoer" op pagina 134. • Zie "Afdrukproblemen" op pagina 135. • Zie "Problemen met de afdrukkwaliteit" op pagina 137. • Zie "Problemen met kopiëren" op pagina 140. • Zie "Problemen met scannen" op pagina 140. • Zie "Problemen met faxen" op pagina 141. • Zie "Probleem met Samsung Scan- en faxbeheer" op pagina 141. • Zie "Veelvoorkomende problemen onder Windows" op pagina 141. • Zie "Veelvoorkomende problemen onder Linux" op pagina 142. • Zie "Veelvoorkomende problemen onder Macintosh" op pagina 143. Voedingsproblemen Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over het oplossen van voedingsproblemen. Verwijder ontvangen faxen. Problemen oplossen_ 133 Probleem Het apparaat krijgt geen stroom, of de verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Problemen met papierinvoer Voorgestelde oplossingen • Steek het netsnoer in en druk op het bedieningspaneel. (Aan/Uit) op Probleem Voorgestelde oplossingen Het papier loopt vast tijdens het afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 127). Papier kleeft aan elkaar. • • • • • Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. - Lokaal afdrukken Invoerprobleem met een aantal vellen tegelijk. Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats papier van maar één soort, formaat en gewicht. Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. • • • • Het papier blijft vastlopen. • • - Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt. De lade kan tot 130 vellen papier bevatten, afhankelijk van de papierdikte. Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt (zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 74). Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit. In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven. Plaats een nieuwe stapel papier. Voor afdrukken via het netwerk (alleen CLX-318xN(K)/CLX-318xFN/CLX-318xFW) • Enveloppen trekken scheef of worden niet goed ingevoerd. Problemen oplossen_ 134 Verwijder vastgelopen papier in het apparaat. Het papier werd niet goed in de lade geplaatst. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties van het apparaat voldoet (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties van het apparaat voldoet (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). Er zitten mogelijk materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder eventuele resten. Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net raken). Afdrukproblemen Probleem Het apparaat drukt niet af. Probleem Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen Het apparaat krijgt geen stroom. Controleer of het netsnoer is aangesloten. Controleer de aan/uit-schakelaar en het stopcontact. Het apparaat is niet als standaardprinter geselecteerd. Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows. Het apparaat drukt niet af. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is mogelijk defect. Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw apparaat te gebruiken. De poortinstelling is verkeerd. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft, controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten. Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd. Controleer Voorkeursinstellingen voor afdrukken om na te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). Het printerstuurprogram ma is mogelijk niet goed geïnstalleerd. Herstel de software van het apparaat (zie "Het stuurprogramma van een USB-apparaat installeren" op pagina 41). Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Als de fout niet kan worden verholpen, neem dan contact op met een medewerker van de klantenservice. Voorgestelde oplossingen Het document is zo groot dat er niet voldoende ruimte op de harde schijf van de computer is om toegang te krijgen tot de afdruktaak. Wijs meer vasteschijfruimte op de computer toe voor spooling en probeer af te drukken. De uitvoerlade is vol. Ze kan tot 80 vellen (80 g/m2) normaal papier bevatten. Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat door met afdrukken. Als het apparaat lange tijd aan een stuk door wordt gebruikt, kan de afdruksnelheid afnemen of kan het apparaat de taken onderbreken om af te koelen. Wacht tot het apparaat is afgekoeld. De printer gaat automatisch door met afdrukken nadat het apparaat is afgekoeld. Het apparaat haalt papier uit de verkeerde invoerbron. Mogelijk is in de printereigenschapp en de verkeerde papierbron geselecteerd. In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Papier onder printereigenschappen. Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg de help bij het printerstuurprogramma. Een afdruktaak wordt uiterst langzaam afgedrukt. De afdruktaak is mogelijk zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit. De helft van de pagina is blanco. De afdrukstand werd mogelijk verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma. Raadpleeg de help bij het printerstuurprogramma. Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met het formaat van het papier in de lade. Controleer of het papierformaat in de printerinstellingen overeenstemt met het papier in de lade of met de papierselectie in de instellingen van de softwaretoepassing die u gebruikt. Controleer het volgende in het apparaat. • De voor- of achterklep is niet gesloten. Sluit de klep. • Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 127). • De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 71). • Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een tonercassette. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt. De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Mogelijke oorzaak Problemen oplossen_ 135 Probleem Het apparaat drukt af, maar de tekst is verkeerd, vervormd of onvolledig. Mogelijke oorzaak De kabel van het apparaat zit los of is defect. Probleem Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit kabel en apparaat indien mogelijk op een andere computer aan en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit niet helpt, sluit u een nieuwe printerkabel aan. Er komt voor het afdrukken stoom uit het apparaat ter hoogte van de uitvoerlade. Het gebruik van geperforeerd papier kan aanleiding geven tot de verspreiding van dampen tijdens het afdrukken. Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken. Het afgedrukte papier krult op. Papierkrulling wordt door verschillende factoren veroorzaakt, zoals temperatuur, vochtigheid, type papier, grote dekkingsgraad enzovoort. Gebruik de optie Papierkrulling beperken. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76), klik op het tabblad Geavanceerd en klik op het selectievakje Papierkrulling beperken. Deze optie optimaliseert de omgevingsfactoren om papierkrulling te beperken. Het afgedrukte papier krult op. De instelling voor de papiersoort klopt niet. Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). Het verkeerde printerstuurprogram ma is geselecteerd. Controleer in het printerkeuzemenu van de toepassing of uw apparaat is geselecteerd. De softwaretoepassing werkt niet naar behoren. Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing. Het besturingssysteem werkt niet naar behoren. Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en weer in. De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel de toner indien nodig (zie "Toner herverdelen" op pagina 125). Vervang indien nodig de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). Het bestand bevat mogelijk blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat. Er is mogelijk een onderdeel van het apparaat defect (bijvoorbeeld de controller of het moederbord). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en de Acrobat-producten. Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het PDF-bestand af te drukken als afbeelding. Schakel Print As Image uit de afdrukopties van Acrobat in. De afdrukkwaliteit van de foto’s is niet goed. De afbeeldingen zijn niet duidelijk. De resolutie van de foto is erg laag. Er worden blanco pagina’s "afgedrukt". Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Maak de foto kleiner. Als u de foto in de softwaretoepassing vergroot, vermindert de resolutie. Problemen oplossen_ 136 Voorgestelde oplossingen Problemen met de afdrukkwaliteit Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan tot een verminderde afdrukkwaliteit leiden. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen. Probleem Lichte of vage afdrukken Probleem Voorgestelde oplossingen Onregelmatighede n Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen: • Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af. • Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een ander merk (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). • De hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier. • Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina: • Het papier is te ruw en er valt veel vuil van het papier op de interne onderdelen in het apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. • Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Verticale strepen Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont: • Er zit waarschijnlijk een kras op de lichtgevoelige drum in de tonercassette. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). Als de pagina witte verticale strepen vertoont: • Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte, neem contact op met de klantenservice. Zwarte achtergrond Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond): • Gebruik papier met een lager gewicht (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). • Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of extreem vochtige condities (relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%) kunnen leiden tot een grijzere achtergrond. • Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). Voorgestelde oplossingen Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet: • De toner is bijna op. Door de resterende toner over de cassette te verdelen, kunt u er waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee maken (zie "Toner herverdelen" op pagina 125). Als de afdrukkwaliteit hierdoor niet verbetert, moet u een nieuwe tonercassette plaatsen. • Het papier voldoet mogelijk niet aan de papierspecificaties. Het kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). • Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of bevindt het apparaat zich in energiebesparende modus. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma. • Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd. • Het oppervalk van de Laser Scanning Unit (LSU) in het apparaat is mogelijk vuil. Reinig het LSU-gedeelte, neem contact op met de klantenservice. De bovenste helft van het papier is lichter bedrukt dan de rest van het papier. De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype. • Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier. Tonervlekken • • Het papier voldoet mogelijk niet aan de papierspecificaties. Het kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe (zie "De binnenkant reinigen" op pagina 120). Problemen oplossen_ 137 Probleem Tonervegen Voorgestelde oplossingen • • • Verticaal terugkerende afwijkingen A Schaduwvlekken Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De binnenkant reinigen" op pagina 120). Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont: • De tonercassette is mogelijk beschadigd. Als een markering zich met regelmatige tussenafstanden herhaalt, moet u enkele reinigingsvellen afdrukken om de cassette te reinigen. Als de problemen zich na het afdrukken blijven voordoen, vervangt u de oude tonercassette door een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). • Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden, zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen. • De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen. • Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken met een nieuwe stapel papier. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt. • Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat er wordt afgedrukt op een gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken. • Als de hele pagina is bedekt met schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing of via de printereigenschappen. Probleem Voorgestelde oplossingen Er blijven tonerdeeltjes hangen aan vetgedrukte tekens of foto’s. De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype. • Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier. A aBb A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C Cc Misvormde tekst • • Papier schuin • • • Gekruld of gegolfd • • • Vouwen of kreuken • • A Problemen oplossen_ 138 • Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). Als tekens er misvormd uitzien en een golvend effect vertonen, is de scannereenheid mogelijk aan onderhoud toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice voor ondersteuning. Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). Zorg ervoor dat papier of andere afdrukmedia juist zijn geplaatst en dat de geleiders niet te los of te strak zijn afgesteld. Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. Probleem Voorgestelde oplossingen Probleem Voorgestelde oplossingen Achterkant van afdrukken is vuil Een tonercassette lekt mogelijk. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De binnenkant reinigen" op pagina 120). Horizontale strepen Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende: • De tonercassette is mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw. • De tonercassette is mogelijk defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). • Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Eén vaste kleur of zwarte pagina’s • Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende: • Draai de papierstapel in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. • Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de printereigenschappen, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 76). Er verschijnt voortdurend een onbekende afbeelding op enkele vellen, er zit losse toner op de afdruk, of de afdruk is te licht of vuil. Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1 000 m of meer. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bv. losse toner of een lichte afdruk). U kunt de juiste hoogte van de locatie waarop het apparaat zich bevindt selecteren (zie "Luchtdruk of hoogte aanpassen" op pagina 64). • A Losse toner A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C Openingen in tekens • • • • • De tonercassette werd mogelijk niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw. Mogelijk is de tonercassette defect en moet ze worden vervangen. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). Het apparaat moet mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De binnenkant reinigen" op pagina 120). Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn. • Als dit probleem optreedt bij transparanten probeert u een ander soort transparant. Als gevolg van de samenstelling van de transparanten kunnen onvolledige tekens voorkomen. • Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om. • Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties (zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 69). Problemen oplossen_ 139 Problemen met kopiëren Probleem Kopieën zijn te licht of te donker. Uitgesmeerde stukken, lijnen, vlekken of stippen verschijnen op kopieën. Doe het volgende Probleem Maak de achtergrond van kopieën lichter of donkerder met behulp van Tonersterkte in Kopieerfunctie (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 84). • • Kopie staat scheef. Problemen met scannen • • De scanner doet het niet. • • Gebruik Tonersterkte in Kopieerfunctie om de achtergrond van uw kopieën lichter te maken als de onregelmatigheden zich op het origineel bevinden (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 84). Als het origineel geen onregelmatigheden vertoont, moet u de scannereenheid reinigen (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 122). Zorg dat het origineel met de voorzijde naar beneden op de glasplaat is geplaatst. Controleer of het kopieerpapier op de juiste manier in het apparaat werd geplaatst. Voorgestelde oplossingen • • • Het apparaat doet erg lang over een scanopdracht. • Afgedrukte kopieën zijn blanco. Zorg dat het origineel met de voorzijde naar beneden op de glasplaat is geplaatst. • Afdruk geeft gemakkelijk af. • • • Kopieerpapier loopt regelmatig vast. • • • De tonercassette gaat minder lang mee dan verwacht. • • • Vervang het papier in de lade door papier uit een nieuw pak. In vochtige omstandigheden mag u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten. Waaier de stapel papier uit en leg ze ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade door papier uit een nieuwe partij. Controleer de papiergeleiders en stel ze indien nodig beter af. Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste gewicht. Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er resten van kopieerpapier in het apparaat zijn achtergebleven. Uw originelen bevatten mogelijk afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten die meer toner verbruiken. Het deksel van de scanner werd mogelijk opengelaten tijdens het kopiëren. Schakel het apparaat uit en weer in. Er verschijnt een bericht op het beeldscherm: • Apparaat kan niet in de gewenste H/ W-modus staan. • Poort wordt gebruikt door een ander programma. • Poort is gedeactiveerd. • Scanner is bezig met ontvangen of afdrukken van gegevens. Probeer het opnieuw zodra de huidige opdracht is voltooid. • Ongeldige ingang. • Scannen is mislukt. Problemen oplossen_ 140 • • • • • • Zorg dat het origineel met de voorzijde naar beneden op de glasplaat is geplaatst. Er is mogelijk niet voldoende geheugen vrij voor het document dat u wilt scannen. Ga na of de functie Prescan werkt. Probeer een lagere scanresolutie. Controleer of de kabel van uw apparaat op de juiste wijze is aangesloten. Controleer of de USB-kabel is beschadigd. Vervang de kabel door een kabel waarvan u zeker weet dat hij werkt. Vervang indien nodig de kabel. Controleer of de scanner correct is geconfigureerd. Controleer de scaninstellingen in SmarThru of in de toepassing die u wilt gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt verzonden (bijvoorbeeld USB001). Ga na of het apparaat tegelijkertijd bezig is met het afdrukken van ontvangen gegevens. Wacht in dat geval met scannen tot de afdruktaak is voltooid. Het inscannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het inscannen van tekst. De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de ingescande afbeelding te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort van uw computer in op ECP-modus (in de BIOS-instellingen van de computer). De communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw computer voor meer informatie over de BIOS-instellingen. Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te voeren nadat de voorgaande taak is voltooid. De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en probeer het opnieuw. De kabel van uw apparaat is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld. Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of het besturingssysteem is niet correct ingesteld. Controleer of het apparaat op de juiste wijze is aangesloten en ingeschakeld is. Start de computer vervolgens opnieuw op. De USB-kabel is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld. Problemen met faxen Probleem Probleem Voorgestelde oplossingen Het apparaat werkt niet, het display blijft leeg of de toetsen reageren niet. • Geen kiestoon. • • • Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek hem er weer in. Controleer of er stroom staat op het stopcontact. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste wijze is aangesloten. Controleer of de wandcontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel op aan te sluiten. De in het geheugen opgeslagen nummers worden verkeerd gekozen. Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen. Een adresboeklijst afdrukken (zie "Het adresboek instellen" op pagina 104). Het origineel wordt niet in het apparaat ingevoerd. • • • Faxberichten worden niet automatisch ontvangen. • Het apparaat verzendt geen faxberichten. • Een ontvangen faxbericht is gedeeltelijk blanco of is van slechte kwaliteit. • • • • • • • Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga na of het origineel het juiste formaat heeft en niet te dik of te dun is. Controleer of de ADI goed is gesloten. De rubbermat van de automatische documentinvoer is mogelijk aan vervanging toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op fax. Controleer of de lade papier bevat. Controleer of er een foutmelding wordt weergegeven op het display. Los in dat geval het gemelde probleem op. Zorg dat het origineel zich in de ADI of op de glasplaat van de scanner bevindt. Controleer of het andere faxapparaat uw faxbericht kan ontvangen. Er is mogelijk een probleem met het faxapparaat van de verzender. Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken. Controleer het apparaat door een kopie te maken. Een van de tonercassettes is aan het eind van haar geschatte gebruiksduur. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 145). Sommige woorden van een ontvangen faxbericht zijn uitgerekt. Er is een tijdelijke storing opgetreden in het documenttransport vanaf het apparaat waarvan het faxbericht afkomstig is. Er staan strepen op de originelen die u hebt verzonden. Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig deze indien nodig (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 122). Voorgestelde oplossingen Het nummer wordt gekozen maar er kan geen verbinding tot stand worden gebracht met de andere fax. Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen worden beantwoord. Vraag de gebruiker van het andere apparaat om het probleem op te lossen. Faxen worden niet in het geheugen opgeslagen. Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als het scherm met de status van het geheugen verschijnt, verwijdert u faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het geheugen en probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Er verschijnen blanco stukken onderaan op de pagina, met een kleine strook tekst bovenaan. U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen opties. Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 74 voor informatie over papierinstellingen. Probleem met Samsung Scan- en faxbeheer Probleem Samsung Scan- en faxbeheer werkt niet. Doe het volgende Controleer uw systeemvereisten. Samsung Scan- en faxbeheer werkt in Windows en Macintosh (zie "Systeemvereisten" op pagina 40). Veelvoorkomende problemen onder Windows Probleem Voorgestelde oplossingen Tijdens de installatie verschijnt het bericht "Bestand in gebruik". Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de printerprogrammagroep en start Windows opnieuw op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. Het bericht "Algemene beschermingsfout", "OE-uitzondering", "Spool32" of "Ongeldige bewerking" verschijnt. Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken. Het bericht "Kan niet afdrukken", "Er is een time-outfout in de printer opgetreden" verschijnt. Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht verschijnt in stand-bymodus of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en/of gaat u na of er een fout is opgetreden. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows. Problemen oplossen_ 141 Veelvoorkomende problemen onder Linux Probleem Het apparaat drukt niet af. Probleem Voorgestelde oplossingen • • • • • Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het tabblad Printers in Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of uw apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen. Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Stopped als de status de tekenreeks Start bevat. Hierna zou het apparaat weer normaal moeten werken. De status "stopped" kan geactiveerd zijn als er zich problemen met het afdrukken hebben voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een document af te drukken terwijl de poort gebruikt wordt door een scantoepassing. Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van het apparaat (printer en scanner) dezelfde I/ O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen gelijktijdig toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen krijgt dan de melding "device busy" (apparaat bezet). Open Ports configuration en selecteer de poort die is toegewezen aan uw printer. In het deelvenster Selected port kunt u bekijken of de poort door een andere toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid of klikt u op de knop Release port als u zeker weet dat de huidige toepassing niet naar behoren werkt. Controleer of uw toepassing een speciale afdrukoptie heeft, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel, verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end, selecteert u "print" -> "Setup printer" en bewerkt u de opdrachtregelparameter in het item opdrachtregel. De CUPS-versie (Common Unix Printing System) die wordt gedistribueerd met SuSE Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem met het afdrukken via het "Internet Printing Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in plaats van IPP of installeer een recentere versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger). Voorgestelde oplossingen Het apparaat drukt geen volledige pagina’s af. Slechts de helft van de pagina wordt afgedrukt. Dit is een gekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is aan bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 of een hogere versie. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/ ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen. Ik kan niet scannen via Gimp Front-end. Controleer of Gimp Front-end over Xsane beschikt: Device dialog in het menu Acquire. Als dit niet zo is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp op de cd van uw Linux-distributie of op de homepage van Gimp. Zie de Help op de cd met uw Linux-distributie of van de Gimp Front-end-toepassing voor meer informatie. Raadpleeg de helpfunctie van de toepassing als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken. De foutmelding "Cannot open port device file" verschijnt bij het afdrukken van een document. Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken wordt vergrendelt, blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken van het stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet, probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port configuration. Problemen oplossen_ 142 Probleem Het apparaat komt niet voor in de scannerlijst. • • • Het apparaat scant niet. Veelvoorkomende problemen onder Macintosh Voorgestelde oplossingen • • Controleer of uw apparaat met uw computer is verbonden, of het op de juiste manier via de USB-poort is aangesloten en ingeschakeld werd. Controleer of het scannerstuurprogramma voor uw apparaat op uw computer is geïnstalleerd. Open de Unified Linux Driver-configurator, ga naar Scanners configuration en druk op Drivers. Kijk of er een stuurprogramma in de lijst staat voor uw apparaat. Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van het apparaat (printer en scanner) dezelfde I/ O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen gelijktijdig toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen krijgt dan de melding "device busy" (apparaat bezet). Dit gebeurt doorgaans bij het starten van een scanprocedure. Er verschijnt een overeenkomstig dialoogvenster. Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de Ports configuration openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, / dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1 enzovoort. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/ mfp4 enzovoort. In het deelvenster Selected port kunt u zien of de poort door een andere toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid of drukt u op de knop Release port als u zeker weet dat de huidige poort niet naar behoren werkt. Probleem Voorgestelde oplossingen Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Print As Image uit de afdrukopties van Acrobat in. Het document is afgedrukt, maar de afdruktaak is niet verdwenen uit de wachtrij in Mac OS X 10.3.2. Werk uw Mac OS-versie bij tot Mac OS X 10.3.3 of hoger. Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven tijdens het afdrukken van het voorblad. Mac OS kan het lettertype niet maken bij het afdrukken van het voorblad. Letters en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad. Wanneer u onder Mac OS een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of een hogere versie worden de kleuren niet juist afgedrukt. Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Macintosh-foutmeldingen. Zorg ervoor dat het document in het apparaat is geladen en dat uw apparaat met de computer is verbonden. Of er een I/O-fout is optreedt bij het scannen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten. Problemen oplossen_ 143 Verbruiksartikelen en accessoires 16. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het onderhoud van uw apparaat kunt aankopen. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • Aankoopmogelijkheden Verkrijgbare verbruiksartikelen Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud De resterende levensduur van verbruiksartikelen controleren • • • De tonercassette vervangen De beeldeenheid vervangen De cassette voor gebruikte toner vervangen • De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer de naam van uw model. Type • De beschikbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper om de lijst met beschikbare verbruiksartikelen en onderdelen te bekomen. Opvangbak voor gebruikte toner Aankoopmogelijkheden Verkrijgbare verbruiksartikelen Als verbruiksartikelen het einde van hun levensduur naderen kunt u de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen. Gemiddeld aantal afdrukkena Standaardrend ement tonercassette • • Beeldeenheid Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette: 1 500 standaardpagina’s (zwart) Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken van een kleurentonercasset te: 1 000 standaardpagina’s (geel/magenta/ cyaan) Ongev. 24 000 afbeeldingend Ongev. 10 000 afbeeldingend (vier kleuren 5% afbeelding) Benaming van onderdeel CLT-W409 a. Opgegeven rendement overeenkomstig ISO/IEC 19798. Voor de bestelling van door Samsung erkende verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor onderhoud neemt u contact op met uw plaatselijke Samsung-verdeler of de winkel waar u uw apparaat hebt gekocht. of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw land/ regio voor de contactgegevens van de klantenservice. Type Gemiddeld aantal afdrukkena Benaming van onderdeel K407 (CLT-K407S): zwart C407 (CLT-C407S): cyaan M407 (CLT-M407S): magenta Y407 (CLT-Y407S): geel Regio Ab K4072 (CLT-K4072S): zwart C4072 (CLT-C4072S): cyaan M4072 (CLT-M4072S): magenta Y4072 (CLT-Y4072S): geel Regio Bc K4073 (CLT-K4073S): zwart C4073 (CLT-C4073S): cyaan M4073 (CLT-M4073S): magenta Y4073 (CLT-Y4073S): geel b. Regio A: Albanië, Oostenrijk, België, Bosnië, Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Tsjechische Republiek, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Macedonië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slovakije, Slovenië, Spanje, Zweden, Zwitserland en het VK. c. Regio B: Bangladesh, China, India, Nepal, Vietnam. d. Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u documenten afdrukt in vier kleuren (cyaan, magenta, geel, zwart), neemt de gebruiksduur van dit artikel met 25% af. Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, doet u dit best in het land waar u het apparaat hebt gekocht. Nieuwe tonercassettes of andere verbruiksartikelen zijn mogelijk niet compatibel met het apparaat omdat de configuratie van tonercassettes en andere verbruiksartikelen per land kunnen verschillen. CLT-R407 Verbruiksartikelen en accessoires_ 144 Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud De tonercassette vervangen Om problemen met de afdrukkwaliteit en papierdoorvoer als gevolg van versleten onderdelen te voorkomen en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren moeten de volgende onderdelen worden vervangen als een bepaald aantal pagina’s is afgedrukt of de levensduur van het onderdeel is verstreken. Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere tonercassette: geel (Y), magenta (M), cyaan (C) en zwart (K). Het Status-LED en het bericht in verband met de toner op het display geeft voor elke tonercassette aan wanneer ze moet worden vervangen. Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Voor u de tonercassette vervangt, controleert u het modelnummer van de tonercassette in uw apparaat. Items Gemiddeld aantal afdrukkena fixeereenheid Ong. 50 000 zwart-witpagina’s of 12 500 pagina’s in kleur Transportrol Ong. 50 000 zwart-witpagina’s of 12 500 pagina’s in kleur Transporteenheid (ITB) Ong. 50 000 zwart-witpagina’s of 12 500 pagina’s in kleur Opneemrol Ong. 50 000 pagina’s Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u de tonercassette kunt vervangen. 1. Schakel het apparaat uit en wacht enkele minuten tot het apparaat is afgekoeld. 2. Open de voorklep met behulp van de handgreep. a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, het type en formaat van de afdrukmedia en de complexiteit van de taak. Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om reserveonderdelen te bestellen. Laat onderhoudsonderdelen alleen vervangen door een erkende servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de levensduur is verstreken valt niet onder de garantie. 3. Houd de tonercassette vast bij de grepen en trek de cassette uit de printer. De resterende levensduur van verbruiksartikelen controleren Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand. Vervang indien nodig de betrokken onderdelen. 1. Druk op Menu op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-links/rechts tot Systeeminst. verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-links/rechts tot Onderhoud verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-links/rechts tot Gebruiksduur verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-links/rechts tot het gewenste item verschijnt en druk op OK. • Info verb.art.: drukt een pagina af met de gegevens van verbruiksartikelen. • Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s in kleur en in zwart-wit. • ADI-scan: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI. • Scan. via glas: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de glasplaat. • Beeldeenheid: toont het aantal gescande en afgedrukte pagina’s. • Transportriem: toont het aantal gescande en afgedrukte pagina’s. • Fuser: toont het aantal gescande en afgedrukte pagina’s. • Transportrol: toont het aantal gescande en afgedrukte pagina’s. • Lade 1-rol: toont het aantal gescande en afgedrukte pagina’s. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar stand-bymodus. 4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking. Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes, om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen. Verbruiksartikelen en accessoires_ 145 5. Verwijder de beschermingsstrip uit de nieuwe tonercassette. 9. Sluit de voorklep. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten en schakel vervolgens het apparaat in. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. De beeldeenheid vervangen Wanneer de beeldeenheid is versleten, verschijnt het Smart Panel-programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de beeldeenheid moet worden vervangen. Anders stopt uw apparaat met afdrukken. 1. Als het apparaat bezig is met afdrukken van de computer of opwarmt, wacht u tot de taak is voltooid. Schakel het apparaat vervolgens uit. 2. Open de voorklep met behulp van de handgreep. 6. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette goed van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen. 3. Neem de grepen op de voorste cassette vast en trek de vier cassettes uit het apparaat. 7. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder afgebeeld, en verwijder het beschermingsklepje. Als u toner op uw kleding morst, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof. 8. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenkomt met de kleursleuf en neem vervolgens de handgrepen op de tonercassette vast. Schuif de cassette in de printer tot ze op haar plaats klikt. 4. Trek de opvangbak voor gebruikte toner met de handgreep uit het apparaat. Verbruiksartikelen en accessoires_ 146 5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de gleuf aan de voorzijde van de beeldeenheid. 8. Schuif de cassette voor gebruikte toner op haar plaats en duw ze erin tot ze goed vastzit. 6. Neem een nieuwe beeldeenheid uit de verpakking. Verwijder de beschermingselementen aan weerskanten van de beeldeenheid en verwijder het papier dat het oppervlak van de beeldeenheid beschermt. 9. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat. • Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om de beeldeenheid uit de verpakking te halen. • Raak het groene oppervlak van de drum in de beeldeenheid niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de onderkant niet hoeft aan te raken. • Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de beeldeenheid. • Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan licht, om schade te voorkomen. Bedek de printercassette indien nodig met een stuk papier om ze te beschermen. 7. Duw de beeldeenheid terug in het apparaat terwijl u ze bij de gleuf aan de voorzijde vasthoudt. 10. Sluit de voorklep goed. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. Controleer of alle tonercassettes juist zijn geïnstalleerd. Als een tonercassette niet goed is geïnstalleerd, kan de voorklep niet worden gesloten. 11. Zet het apparaat aan. • • Het kan een paar minuten duren voor uw apparaat gereed is. Als het apparaat de status van tonercassettes niet herkent, opent u de voorklep en sluit u ze weer. Schakel het apparaat uit en weer in als het probleem blijft bestaan. Verbruiksartikelen en accessoires_ 147 De cassette voor gebruikte toner vervangen Wanneer de opvangbak voor gebruikte toner is versleten, verschijnt het Smart Panel-programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de opvangbak voor gebruikte toner moet worden vervangen. Anders stopt uw apparaat met afdrukken. 1. Schakel het apparaat uit en wacht enkele minuten tot het apparaat is afgekoeld. 2. Open de voorklep met behulp van de handgreep. Draai de cassette voor gebruikte toner niet om en houd ze niet schuin. 5. Neem een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking. 6. Schuif de nieuwe cassette op haar plaats en duw ze erin tot ze goed vastzit. 7. Sluit de voorklep goed. 3. Trek de opvangbak voor gebruikte toner met de handgreep uit het apparaat. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. Controleer of alle tonercassettes juist zijn geïnstalleerd. Als een tonercassette niet goed is geïnstalleerd, kan de voorklep niet worden gesloten. 8. Zet het apparaat aan. Plaats de cassette voor gebruikte toner op een horizontaal oppervlak, zodat de toner niet uit de cassette kan lekken. 4. Haal het deksel van de opvangbak, zoals hieronder afgebeeld, en sluit daarmee de opening in de opvangbak voor gebruikte toner af. 2 1 Verbruiksartikelen en accessoires_ 148 Specificaties 17. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste specificaties van het apparaat beschreven. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • Hardwarespecificaties Milieuspecificaties Elektrische specificaties Specificaties van de afdrukmedia De specificatiewaarden worden hieronder weergegeven: specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Zie www.samsung.com/printer voor mogelijke wijzigingen. Hardwarespecificaties Item Afmetingen Omschrijving Hoogte • • CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K: 310,4 mm CLX-318xFN/CLX-318xFW: 344,2 mm Diepte • • CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K: 378 mm CLX-318xFN/CLX-318xFW: 378 mm Breedte • • CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K: 416 mm CLX-318xFN/CLX-318xFW: 416 mm Gewicht Apparaat inclusief verbruiksartikelen • • CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K: 14,24 kg CLX-318xFN/CLX-318xFW: 15,25 kg Verpakkingsgewicht Papier • • CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K: 1,85 kg CLX-318xFN/CLX-318xFW: 1,92 kg Plastic • • CLX-318x(K)/CLX-318xN(K)/CLX-318xW(K)K: 0,63 kg CLX-318xFN/CLX-318xFW: 0,73 kg Specificaties_ 149 Milieuspecificaties Item Geluidsniveaua Omschrijving Afdrukmodus Minder dan 46 dBA (afdrukken in kleur) Minder dan 48 dBA (zwart-wit) Kopieermodus • • Temperatuur Relatieve luchtvochtigheid Zwart-wit kopiëren - ADI: 52 dBA - Glasplaat: 50 dBA In kleur kopiëren - ADI: 50 dBA - Glasplaat: 48 dBA Stand-bymodus Achtergrondgeluid Slaapstand Achtergrondgeluid Gebruik 10 tot 32 °C Opslag (in verpakking) -20 tot 50 °C Gebruik 20 tot 80% RV Opslag (in verpakking) 10 tot 90% RV a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken. Elektrische specificaties De voedingsvereisten zijn gebaseerd op het land/gebied waar het apparaat is verkocht. Schakel werkingsvoltages niet om. Doet u dit toch, dan kan het apparaat beschadigd raken en vervalt de productgarantie. Item Nominaal vermogena Stroomverbruik Omschrijving Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V Gemiddeld vermogen Minder dan 350 Watt Stand-bymodus Minder dan 60 Watt Energiebesparende modus • • Uitgeschakelde toestand Minder dan 0,45 Watt CLX-318x(K)/CLX-318xN(K): Minder dan 8 Watt CLX-318xW(K)K/CLX-318xFN/CLX-318xFW: Minder dan 11 Watt a. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (Hertz) en de stroomsterkte (A) voor uw apparaat. Specificaties_ 150 Specificaties van de afdrukmedia Type Normaal papier Formaat Gewichta Afmetingen Letter 216 x 279 mm Legal 216 x 356 mm US Folio 216 x 330 mm A4 210 x 297 mm Oficio 216 x 343 mm JIS B5 182 x 257 mm ISO B5 176 x 250 mm Executive 184 x 267 mm A5 148 x 210 mm A6 105 x 148 mm Monarch-envelop 98 x 191 mm Envelop 6 3/4 92 x 165 mm Envelop No. 10 105 x 241 mm Envelop No. 9 98 x 225 mm Envelop DL 110 x 220 mm Envelop C5 162 x 229 mm Envelop C6 114 x 162 mm Dik papier Zie Normaal papier Dun papier Capaciteitb 60 tot 105 g/m2 (bankpostpapier) 130 vellen van 80 g/m2 (bankpost) papier voor de lade 75 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) 5 vellen voor handmatige invoer in de lade Zie Normaal papier. 90 tot 105 g/m2 (bankpostpapier) Zie Normaal papier Zie Normaal papier. 60 tot 70 g/m2 (bankpostpapier) 5 vellen voor handmatige invoer in de lade Etikettenc Letter, A4 Zie Normaal papier. 120 tot 150 g/m2 (bankpostpapier) Kartonpapier Briefkaart 101,60 x 152,4 mm 105 tot 163 g/m2 (bankpost) Transparantend e Letter, A4 Zie Normaal papier. - Glanzend fotopapierf Letter, A4, postkaarten van 4 x 6 Zie Normaal papier. 111 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) Mat fotopapier Letter, A4, postkaarten van 4 x 6 Zie Normaal papier. 111 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) Minimaal formaat (aangepast) 76 x 152,4 mm 60 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm Enveloppen 1 vel voor handmatige invoer in de lade a. Als het gewicht van afdrukmedia groter is dan 120 g/m2, plaatst u het papier vel per vel in de lade. b. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden. c. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het zachtheidsniveau. d. Aanbevolen afdrukmedia: Transparanten voor kleurenlaserprinters van Xerox 3R91331 (A4) of Xerox 3R2780 (Letter). e. Aanbevolen afdrukmedia: 0,104 tot 0,124 mm dik transparant papier. f. Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: HP Brochure Paper (Product: Q6611A). Glanzend fotopapier (A4) voor dit apparaat: HP Superior Paper 160 glossy (Product: Q6616A). Specificaties_ 151 Contact SAMSUNG worldwide If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center. Country/ Region Customer Care Center Web Site Country/ Region Customer Care Center Web Site GERMANY 01805 - SAMSUNG (726-7864 € 0,14/min) GEORGIA 8-800-555-555 GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com HONDURAS 800-7919267 www.samsung.com HONG KONG (852) 3698-4698 www.samsung.com/hk www.samsung.com/hk_en/ HUNGARY 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com INDIA 3030 8282 1800 110011 1800 3000 8282 1800 266 8282 www.samsung.com INDONESIA 0800-112-8888 021-5699-7777 www.samsung.com ITALIA 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com www.samsung.com JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com 400-810-5858 010-6475 1880 www.samsung.com KSA 9200-21230 www.samsung.com BAHRAIN 8000-4726 COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com LATVIA 8000-7267 www.samsung.com COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com CZECH REPUBLIC 800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com MOLDOVA 00-800-500-55-500 www.samsung.ua www.samsung.com/ua_ru NETHERLANDS 0900-SAMSUNG (0900-7267864) (€ 0,10/ min) www.samsung.com NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726 786) www.samsung.com NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com NORWAY 815-56 480 www.samsung.com PANAMA 800-7267 www.samsung.com ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com ARMENIA 0-800-05-555 AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864, € 0.07/min) www.samsung.com AZERBAIJAN 088-55-55-555 BAHRAIN 8000-4726 BELARUS 810-800-500-55-500 www.samsung.ua www.samsung.com/ua_ru BELGIUM 02-201-24-18 www.samsung.com/be (Dutch) www.samsung.com/be_fr (French) BRAZIL 0800-124-421 4004-0000 www.samsung.com CANADA 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) CHINA Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8 DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com EGYPT 0800-726786 EIRE 0818 717100 www.samsung.com EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com ESTONIA 800-7267 www.samsung.com KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide_ 152 www.samsung.com Country/ Region PHILIPPINES Customer Care Center Web Site 1800-10-SAMSUNG (726-7864) 1-800-3-SAMSUNG (726-7864) 1-800-8-SAMSUNG (726-7864) 02-5805777 www.samsung.com POLAND 0 801 1SAMSUNG (172678) 022-607-93-33 www.samsung.com PORTUGAL 80820-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com QATAR 800-2255 REP. DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.ru SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SLOVAKIA 0800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172 678) www.samsung.com SWEDEN 0771 726 7864 (SAMSUNG) www.samsung.com SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864, CHF 0.08/min) www.samsung.com SYRIA 1825-22-73 TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com THAILAND 1800-29-3232 02-689-3232 www.samsung.com TRINIDAD & TOBAGO 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com TURKEY 444 77 11 www.samsung.com U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com U.K 0845 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com U.S.A 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com UKRAINE 8-800-502-000 www.samsung.ua www.samsung.com/ua_ru Country/ Region Customer Care Center Web Site UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide_ 153 Verklarende woordenlijst De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt gebruikt en verband houdt met afdrukken. 802.11 802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802). BOOTP Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere client een IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen. CCD 802.11b/g/n 802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4 GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps, 802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/ n-apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten. Toegangspunt Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLAN-radiosignalen. ADF De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een gedeelte van het papier in één keer kan scannen. AppleTalk AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken. CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst. Sorteren Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige kopieën worden gemaakt. Configuratiescherm Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat. Dekkingsgraad Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger. CSV Bitdiepte Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd. BMP Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform. Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op niet-Microsoftplatformen. DADF De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen. Standaard De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd. Verklarende woordenlijst_ 154 DHCP Afdrukvolume Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/ servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts. Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina’s tot 2 400 per dag. DIMM De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens. DLNA DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via het netwerk. DMPr De DMPr (Digital Media Printer) is een apparaat waarmee u kunt afdrukken in een DLNA-thuisnetwerk. De DMPr drukt een pagina af door afbeeldingen te combineren met een XHTML-sjabloon (Extensible HyperText Markup Language). DNS DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet. Matrixprinter Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine. DPI DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter bestandsformaat. DRPD Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan ontvangen. ECM Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd. Emulatie Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met een ander. Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat. Ethernet Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/ gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie. EtherTalk Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/ IP-netwerken. FDI Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met uw apparaat. FTP Duplex Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier tijdens één printcyclus. Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet). Verklarende woordenlijst_ 155 Fixeereenheid IPM Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het uit een laserprinter komt. IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken. Gateway Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken. IPP IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen. IPX/SPX Grijswaarden Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende grijstinten weergegeven. Halftoon Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan. HDD De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch oppervlak. IEEE Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van elektrische technologie. IEEE 1284 De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer). IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN). ISO De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen. ITU-T De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie. ITU-T No. 1 chart Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten. JBIG Intranet Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de interne website. IP-adres Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard. JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen. JPEG JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet. LDAP LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP. Verklarende woordenlijst_ 156 LED OPC Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft. Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier. MAC-adres Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken. MFP Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner. MH MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht. Originelen Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid. OSI OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization). OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek. PABX PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming. PCL MMR MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6. Modem Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie te decoderen. MR MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden. NetWare Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX. Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische printers, matrix- en laserprinters. PDF PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling. PostScript PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren. Printerstuurprogramma Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar de printer. Afdrukmedia Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt. Verklarende woordenlijst_ 157 PPM Subnetmasker Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een printer in één minuut kan afdrukken. Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het hostadres. PRN-bestand TCP/IP Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd. TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het internet en de meeste commerciële netwerken draaien. Protocol TCR Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert. Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt. PS Zie PostScript. TIFF PSTN Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd. RADIUS RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor het beheer van de netwerktoegang. Resolutie De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie. TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt. Tonercassette Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels in het papier gaat hechten. TWAIN SMB SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling. Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Macintosh. UNC-pad SMTP SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een client-serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server. SSID SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn. UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is: \\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map> URL URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt. Verklarende woordenlijst_ 158 USB USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te verbinden. Watermerk Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te voorkomen. WEP WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere kunnen worden verzonden. WIA WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een WIA-compatibele scanner. WPA WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd voor een betere beveiliging van WEP. WPA-PSK WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere veiligheid. WPS WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk configureren zonder computer. XPS XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een nieuw afdrukpad. Verklarende woordenlijst_ 159 Index A B aanuitknop 32, 35 bedieningspaneel CLX318x(K)CLX318xN(K) 32 achteraanzicht CLX318x(K)CLX318xN(K) 31 achteraanzicht CLX318xFNCLX318xFW 34 fax sending bedieningspaneel CLX318xFNCLX318xFW 35 boekjes 78 afdrukken boekjes afdrukken 78 afdrukmedia briefhoofdpapier 73 envelop 72 etiketten 73 glanzend papier 74 het papierformaat instellen 74 het papiertype instellen 74 kartonpapier 73 richtlijnen 69 transparanten 73 uitvoersteun gebruiken 151 voorbedrukt papier 73 antwoordapparaatfax beantwoorden 101 een fax verzenden 98 groepsverzending 99 het laatste nummer opnieuw kiezen 99 uitgesteld verzenden 99 faxen adresboek 104 de faxinstellingen wijzigen 109 een fax in het geheugen ontvangen 102 een fax met hoge prioriteit verzenden 100 faxen doorsturen 103 groep kiezen 104 helderheid aanpassen 102 het faxhoofd instellen 98 het laatste nummer opnieuw kiezen 99 ontvangen 100 ontvangen in AntFaxmodus 101 ontvangen in telefoonmodus 101 ontvangen via een intern telefoontoestel 101 ontvangstmodus wijzigen 100 resolutie aanpassen 102 snelkiesnummers 104 uitgestelde faxverzending 99 verzenden 98 voorbereiden om te faxen 97 C conventie 25 copying collation 87 D datum en tijd instellen 64 de klokmodus wijzigen 65 direct USB 32, 35, 36 display 32, 35 dubbelzijdig afdrukken handmatig printerstuurprogramma 78 faxinstellingen 109 E foutmelding 130 eco copy 32, 35 functies 27 eigenschappen van afdrukmedia 151 energiebesparingsfunctie 66 functies van het apparaat 109, 149 meegeleverde software 39 printerstuurprogramma 75 een document afdrukken Linux 82 Macintosh 81 een fax ontvangen bijkomend telefoontoestel 101 de ontvangstmodus wijzigen 100 DRPDmodus 101 in antwoordapparaatfax 101, 102 veilig ontvangen 101 veilig ontvangen inschakelen 102 afdrukresolutie instellen Linux 83 Macintosh 82 fax verzenden bijkomend telefoontoestel 101 adresboek 35 afdrukken naar een bestand 81 de standaardafdrukinstellingen wijzigen 80 dubbelzijdig afdrukken Windows 78 een document aan een bepaald papierformaat aanpassen 78 een document afdrukken Windows 75 het afdrukpercentage wijzigen 78 Linux 82 Macintosh 81 meerdere paginas afdrukken op één vel papier Macintosh 82 Windows 77 overlay gebruiken 79 poster 77 USBgeheugen 107 watermerken gebruiken 79 resending automatically 99 sending a fax 100 energiebesparingsmodus G geheugen geheugen wissen 112 glasplaat van de scanner documenten plaatsen 68 energiebesparingsmodus gebruiken 66 automatische documentinvoer 69 H F help gebruiken 77 fax 35 het programma SetIP 46, 47, 60, 61 Index_ 160 I scannen 95 SetIP gebruiken 47 stuurprogrammainstallatie voor een met een USBkabel verbonden apparaat 43 systeemvereisten 41 unified driver configurator 117 veelvoorkomende problemen onder Linux 142 id kopiëren 32, 35, 85 informatie over wettelijke voorschriften 15 instellen standaardpapier 66 instellingen voor favorieten voor afdrukken 77 Invoeren met behulp van het numeriek toetsenblok 65 knoppen de kopieerinstelling wijzigen 110 kloonkopie 86 kopieën vergroten of verkleinen 85 meerdere paginas per vel kopiëren 86 normaal kopiëren 84 poster kopiëren 86 sorteren 87 meerdere paginas op één vel afdrukken nup Macintosh 82 Windows 77 Meerdere paginas per vel kopiëren 86 menuoverzicht 113 speciale afdrukmedia gebruiken 72 LCDdisplay de taal op het display wijzigen 64 LED een bedraad netwerk gebruiken 46 een draadloos netwerk gebruiken 52 het programma SetIP 46, 47, 60, 61 installatieomgeving 45 introductie van netwerkprogrammas 45 IPv6configuratie 51 stuurprogrammainstallatie Linux 50 Macintosh 49 Windows 48 Linux afdrukken 82 installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 50 meegeleverde software 40 printereigenschappen 83 plaatsing van het apparaat de hoogte aanpassen 64 ruimte 39 poster 77 print screenknop 32 printerstuurprogramma functies 75 printervoorkeursinstellingen Linux 83 problemen problemen met de afdrukkwaliteit 137 problemen met kopiëren 140 problemen met papierinvoer 134 voedingsproblemen 133 R reinigen binnenkant 120 buitenkant 120 scannereenheid 122 resolutie faxen 102 netwerkinstallatie 112 S numeriek toetsenblok 35 scan toknop 32 scanemail 36 O scannen onderdelen voor onderhoud 145 apparaatstatus 37 informatie over de statusLED 37 in de automatische documentinvoer 69 originelen op de glasplaat 68 speciale media 72 netwerk lade lade voor handmatige invoer plaatsen N L breedte en lengte instellen 70 de grootte van de lade aanpassen 70 papierformaat en type instellen 74 papierstoring pijllinksrechts 32, 35 afdrukken 81 een apparaat lokaal delen 44 installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 49 meegeleverde software 40 scannen 94 SetIP gebruiken 47, 61 stuurprogrammainstallatie voor een met een USBkabel verbonden apparaat 42 systeemvereisten 41 veelvoorkomende problemen onder Linux 143 kiezen met de hoorn op de haak 35 kopiëren 35 P papier verwijderen 127 tips om papierstoringen te voorkomen 126 Macintosh kennismaking met knoppen 37 kopieerinstellingen 110 afdrukken 80 maken 79 verwijderen 80 M K eco copy 38 energie 37 menu 32, 35, 37 print screen 37 start kleur 32, 35 start zwart 32, 35 stopclear 32, 35 WPS alleen CLX318xFW 32, 36 overlay afdrukken opnieuw kiezenpauzeren 35 origineel document plaatsen in de automatische documentinvoer 69 op de glasplaat van de scanner 68 vastgelopen papier verwijderen 126 Index_ 161 basisinformatie 88 Linux 95 Macintosh 94 TWAIN 93 USBflashgeheugen 106 voor een lokale verbinding 88 WIA 94 scanner documenten plaatsen 68 glasplaat 68 serienummer 120 V veiligheid informatie 10 symbolen 10 service contact numbers 152 Smart Panel algemene informatie 116 verbruiksartikelen bestellen 144 geschatte levensduur van tonercassette 123 verkrijgbare verbruiksartikelen 144 specificaties afdrukmedia 151 algemeen 149 standaardinstellingen de standaardmodus wijzigen 65 een faxhoofd instellen 98 instellingen voor lade 74 startknop kleur 32, 35 startknop zwart 32, 35 statusLED 32, 35 verificatie een rapport afdrukken 111 verklarende woordenlijst 154 vooraanzicht CLX318x(K)CLX318xN(K) 30 vooraanzicht CLX318xFNCLX318xFW 33 stopclearknop 32, 35 W SyncThru Web Service watermerk algemene informatie 115 afdrukken 79 bewerken 79 maken 79 verwijderen 79 T taal 64 terug 32, 36 WIA scannen 94 timeout voor taken instellen 67 WiFi Protected Setup WPS 38 tonercassette Windows geschatte levensduur 123 instructies voor het hanteren van cassettes 123 nietoriginele Samsung en bijgevulde cassettes 123 opslaan 123 toner herverdelen 125 tonerkleur 32, 36 TWAIN scannen 93 U afdrukken 75 een apparaat lokaal delen 44 installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 48 meegeleverde software 40 scannen 88 SetIP gebruiken 46, 60 stuurprogrammainstallatie voor een met een USBkabel verbonden apparaat 41 systeemvereisten 40 veelvoorkomende problemen onder Windows 141 Windows 7 uitschakelen scannen 94 knop 37 uitvoersteun gebruiken 74 USBflashgeheugen afdrukken 107 beheren 108 gegevensbackup 108 scannen 106 USBkabel stuurprogrammainstallatie 41 uw apparaat reinigen 120 Index_ 162
1 / 1