Documenttranscriptie
Copyrightmededeling
© Copyright 2016 by Wacker Neuson Production Americas LLC.
Alle rechten, inclusief het recht tot kopiëren en van verspreiding zijn
voorbehouden.
Deze publicatie mag gefotokopieerd worden door de oorspronkelijke
koper van de machine. Elke andere soort vermenigvuldiging is verboden
zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Wacker Neuson
Production Americas LLC.
Elke soort niet door Wacker Neuson Production Americas LLC
geautoriseerde vermenigvuldiging of versp[reiding vormt een schending
van geldige auteursrechten. Tegen overtreders hiervan zal gerechtelijke
vervolging worden ingesteld.
Handels-merken
Alle handelsmerken waarnaar in deze handleiding verwezen wordt zijn
het eigendom van de respectieve eigenaren ervan.
Fabrikant
Wacker Neuson Production Americas LLC
N92W15000 Anthony Avenue
Menomonee Falls, WI 53051 VS
Tel. (262) 255-0500 · Fax (262) 255-0550 · Tel. (800) 770-0957
www.wackerneuson.com
Vertaalde instructies
Deze Gebruiksaanwijzing is een vertaling van de originele instructies.
De oorspronkelijke taal van deze Gebruiksaanwijzing is Amerikaans
Engels.
RD 27
Voorwoord
Voorwoord
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES—Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke
instructies voor de hieronder vermelde machinemodellen. Deze instructies zijn
speciaal door Wacker Neuson Production Americas LLC gepubliceerd en moeten
tijdens de installatie, bediening en het onderhoud van de machines worden
gevolgd.
Machine
Artikelnummer
RD 27-100
5200005876, 5200005878, 5200014868,
5200021387, 5200023554, 5200023556
RD 27-120
5200005877, 5200005879, 5200014869,
5200014922, 5200014923, 5200021389,
5200023555, 5200023557, 5200024441
2
1
3
wc_gr011432
Ref.
1
Beschrijving
Motorplaatje
Ref.
2
Beschrijving
ROPS-certificeringplaatje
Ref.
3
Beschrijving
Naamplaatje
machine
Machine-identificatie
Er is een naamplaatje met het modelnummer, artikelnummer, revisienummer en
serienummer bevestigd op elke machine. De locatie van het naamplaatje wordt
hierboven getoond.
Serienummer (S/N)
Neem het serienummer op in de ruimte hieronder voor verwijzing in de toekomst. U
hebt het serienummer bij het bestellen van onderdelen of service voor deze
machine.
Serienummer:
wc_tx003172nl_FM10.FM
3
Voorwoord
RD 27
Machinedocumentatie
■ Vanaf dit punt in deze documentatie zal naar Wacker Neuson Production
Americas LLC worden verwezen als Wacker Neuson.
■ Bewaar te allen tijde een exemplaar van de Gebruikershandleiding bij de
machine.
■ Gebruik het afzonderlijke Onderdelenboek dat met de machine is meegeleverd
om reserveonderdelen te bestellen.
■ Mocht u een of meer van deze documenten niet in uw bezit hebben, neem dan
contact op met Wacker Neuson om een exemplaar te bestellen, of bezoek
www.wackerneuson.com.
■ Zorg dat u het modelnummer, artikelnummer, revisienummer en serienummer
van de machine bij de hand hebt wanneer u onderdelen bestelt of informatie
over onderhoud aanvraagt.
Verwachtingen t.a.v. informatie in deze handleiding
■ Deze handleiding verschaft de informatie en procedures voor de veilige
bediening en het veilig onderhoud van het/de bovenstaand(e) Wacker Neusonmodel(len). Lees voor uw eigen veiligheid en om het risico van letsel te
verminderen alle instructies die in deze handleiding staan aandachtig door en
zorg ervoor dat u ze begrijpt en naleeft.
■ De Wacker Neuson behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor om, zelfs zonder
voorafgaande kennisgeving, technische wijzigingen aan te brengen die de
prestaties of veiligheidsnormen van haar machines verbeteren.
■ De informatie in deze handleiding is gebaseerd op machines die zijn
vervaardigd tot op het moment van publicatie. Wacker Neuson behoudt zich het
recht voor om elk willekeurig gedeelte van deze informatie zonder
voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
■ De illustraties, onderdelen, en procedures in deze handleiding refereren aan
Wacker Neuson fabriek-geïnstalleerde componenten. Uw machine kan variëren
afhankelijk van de benodigdheden van uw specifieke regio.
Goedkeuring van de fabrikant
Deze handleiding bevat verschillene verwijzingen naar goedgekeurde onderdelen,
hulpstukken en modificaties. De volgende definities zijn van toepassing:
■ Goedgekeurde onderdelen of hulpstukken zijn die onderdelen die worden
vervaardigd of geleverd door Wacker Neuson.
■ Goedgekeurde modificaties zijn veranderingen die door een erkend Wacker
Neuson servicecentrum worden uitgevoerd volgens door Wacker Neuson
gepubliceerde schriftelijke instructies.
■ Niet-goedgekeurde onderdelen, hulpstukken en modificaties zijn die
onderdelen/veranderingen die niet aan de goedgekeurde criteria voldoen.
Niet-goedgekeurde onderdelen, hulpstukken of modificaties kunnen tot het
volgende leiden:
■ ernstig gevaar van letsel voor de operator en personen in het werkgebied;
■ permanente machineschade, die niet door de garantie wordt gedekt.
Neem onmiddellijk contact op met uw Wacker Neuson dealer als u vragen hebt
over goedgekeurde of niet-goedgekeurde onderdelen, hulpstukken of modificaties.
4
wc_tx003172nl_FM10.FM
EU - Conformiteitverklaring
Fabrikant
Wacker Neuson Production Americas LLC, N92W15000 Anthony Avenue,
Menomonee Falls, Wisconsin USA
Product
Product
RD27-100, RD27-120
Producttype
Meerijdroller
Productfunctie
Om compacte grond en asfalt
Artikelnummer
5200005878, 5200005879, 5200014868
5200014869, 5200014922, 5200014923
Geïnstalleerd nuttig vermogen
27.9 kW
Gemeten geluidsvermogenniveau
105 dB(A)
Gegarandeerd geluidsvermogenniveau
106 dB(A)
Conformiteitsbeoordelingsprocedure
Volgens bijlage VIII
Aangemelde instantie
Lloyds Register Verification Limited (Notified Body No 0038)
71 Fenchurch Street, London EC3M 4BS, United Kingdom
Richtlijnen en normen
Hiermee verklaren we dat dit product aan de betreffende bepalingen en vereisten van de
volgende richtlijnen en normen voldoet:
2006/42/EC, 2000/14/EC, 2014/30/EU, EN 500-1, EN 500-4
Gevolmachtigde voor technische documenten
Robert Raethsel, Wacker Neuson Produktion GmbH & Co. KG, Wackerstrasse 6, 85084
Reichertshofen, Germany
2016-CE-RD27_WN_nl_FM10.fm
Menomonee Falls, WI, USA,
01.06.2016
Keith Herr
Vice President and Managing Director
For Wacker Neuson
Jeff Volden
Director, Product Engineering
For Wacker Neuson
Paul Sina
Manager, Product Engineering
For Wacker Neuson
Vertaling van de originele conformiteitverklaring
RD 27
1
Voorwoord
3
EU - conformiteitverklaring
5
Informatie inzake veiligheid
11
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
1.7
1.8
2
Plaats van labels ................................................................................ 22
Betekenis van de labels ..................................................................... 24
34
Opheffen van de machine .................................................................. 34
Vastbinden en transporteren van de machine .................................... 36
De machine slepen ............................................................................. 37
Bedienelemente
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
5
22
Hijsen en transport
3.1
3.2
3.3
4
Signaalwoorden gevonden in dit Gebruikershandleiding ................... 11
Machinebeschrijving en beoogd gebruik ............................................ 12
Veiligheid Richtlijnen voor bediening van de machine ....................... 13
De machine bedienen tijdens onweer ................................................ 16
Veiligheidsaspecten onderhoud ......................................................... 17
Veiligheidsinstructies voor het gebruik van verbrandingsmotoren ..... 19
Hydraulische vloeistof veiligheid ........................................................ 20
Veiligheidsinstructies voor het ophijsen van de machine ................... 21
Etiketten
2.1
2.2
3
Inhoudsopgave
39
Standardbedienfeld ............................................................................ 39
Beschreibung des Standardbedienfelds ............................................. 40
Optionales Bedienfeld ........................................................................ 43
Beschreibung des optionalen Bedienfelds ......................................... 44
Maschinenkomponenten .................................................................... 47
Beschreibung der Maschinenkomponenten ....................................... 48
Bedrijf
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
49
Klaarmaken voor het eerste gebruik .................................................. 49
Positie van de operator ...................................................................... 49
Op en af de machine klimmen ............................................................ 49
Brandblusservereiste .......................................................................... 50
De veiligheidsbeugel (ROPS) gebruiken ............................................ 51
wc_bo5200007110_06_FM10TOC.fm
7
Inhoudsopgave
5.6
5.7
5.8
5.9
5.10
5.11
5.12
5.13
5.14
5.15
5.16
5.17
5.18
5.19
5.20
5.21
5.22
5.23
5.24
5.25
5.26
5.27
5.28
6
RD 27
Het zwaailicht installeren .................................................................... 54
Aanbevolen brandstof ......................................................................... 55
De machine bijtanken ......................................................................... 56
De standen van de afstrijkbalken ........................................................ 57
De veiligheidsgordel gebruiken ........................................................... 58
De stoel afstellen ................................................................................ 59
De vooruit-/achteruithendel gebruiken ................................................ 60
Het vibratiesysteem gebruiken ........................................................... 61
Het watersproeisysteem gebruiken .................................................... 64
De lampen gebruiken (indien aanwezig) (standaard
bedieningspaneel) .............................................................................. 67
De lampen gebruiken (indien aanwezig) (optioneel
bedieningspaneel) .............................................................................. 69
De werking van het achteruitrijalarm .................................................. 71
De parkeerremmen gebruiken ............................................................ 72
De parkeerremmen met de hand vrijmaken ....................................... 74
De gevarenzone vermijden ................................................................. 75
Voorafgaande controles ...................................................................... 76
De machine starten, stoppen en bedienen ......................................... 77
Procedure voor noodstops .................................................................. 80
Stabiliteit van de machine .................................................................. 81
De tractieregeling gebruiken (indien geïnstalleerd) ............................ 83
Werken op hellingen ........................................................................... 84
De bescherming tegen vandalisme gebruiken .................................... 85
Dieseldeeltjesfilter (DPF) .................................................................... 86
Algemeen onderhoud
6.1
6.2
6.3
6.4
6.5
6.6
6.7
6.8
6.9
6.10
6.11
6.12
6.13
90
Onderhoudsschema ........................................................................... 90
Veiligheid-gerelateerde reserveonderdelen ........................................ 92
Onderhoud voor de stoel en veiligheidsgordel ................................... 97
Zekeringen vervangen ........................................................................ 98
De luchtfilterindicator controleren ..................................................... 100
Het achteruitrijalarm testen ............................................................... 101
Het peil van de hydraulische olie controleren ................................... 102
De neutraalschakelaar controleren ................................................... 103
De veiligheidsgordel inspecteren ...................................................... 104
De watersproeikoppen reinigen ........................................................ 105
Het filter van het watersproeisysteem reinigen ................................. 106
De waterkelp gebruiken (indien geïnstalleerd) ................................. 107
Het sproeisysteem beschermen bij koud weer ................................. 108
8
wc_bo5200007110_06_FM10TOC.fm
RD 27
6.14
6.15
6.16
6.17
6.18
6.19
6.20
6.21
6.22
6.23
6.24
6.25
6.26
7
Inhoudsopgave
De brandstof/waterafscheider onderhouden .................................... 110
De watertankzeef reinigen (indien geïnstalleerd) ............................. 112
Het remsysteem testen .................................................................... 113
De brandstoftankdop reinigen .......................................................... 114
Het hydraulische oliefilter vervangen ............................................... 115
De koeler van de hydraulische olie reinigen ..................................... 117
Loskoppeling accu ............................................................................ 118
Onderhoud van de accu ................................................................... 119
De hydraulische olie verversen ........................................................ 121
De ontluchter van de hydraulische tank controleren en reinigen ..... 123
Het watersproeisysteem aftappen voor opslag ................................ 124
Opslag op lange termijn ................................................................... 126
Verwijdering / ontmanteling machine ............................................... 128
Motorwartung
7.1
7.2
7.3
7.4
7.5
7.6
129
Den Luftfilter reinigen ....................................................................... 129
Auswechseln der Luftfilterelemente ................................................. 131
Überprüfen des Motorkühlmittelstands ............................................. 133
Reinigung des Kühlerverschlusses .................................................. 134
Prüfung des Motorölstands .............................................................. 135
Öl- und Filterwechsel ........................................................................ 136
8
Motorwartung: Kubota D1803-M-E3
138
9
Storingen
141
10 Technische specificaties
10.1
10.2
10.3
10.4
10.5
10.6
144
Motor ................................................................................................ 144
Wals ................................................................................................. 145
Smering ............................................................................................ 145
Geluidsmetingen .............................................................................. 146
Metingen van blootstelling aan trillingen van de operator ................ 146
Afmetingen ....................................................................................... 147
11 Schema
11.1
11.2
11.3
149
Elektrische overzichtstekening - Volledig ......................................... 150
Componenten elektrische schema’s ................................................ 151
Elektrische overzichtstekening Deel A ............................................. 152
wc_bo5200007110_06_FM10TOC.fm
9
Inhoudsopgave
11.4
11.5
11.6
11.7
11.8
11.9
11.10
11.11
11.12
11.13
11.14
11.15
11.16
RD 27
Componenten elektrische schema’s ................................................. 153
Elektrische overzichtstekening Deel B .............................................. 154
Componenten elektrische schema’s ................................................. 155
Elektrische overzichtstekening Deel C ............................................. 156
Componenten elektrische schema’s ................................................. 157
Elektrische overzichtstekening Deel D ............................................. 158
Componenten elektrische schema’s ................................................. 159
Pomptimermodule (11) ..................................................................... 160
Weergavemodule (8) ........................................................................ 161
Overzichtstekening verlichting .......................................................... 162
Componenten overzichtstekening verlichting ................................... 163
Hydraulisch schema ......................................................................... 164
Componenten hydraulisch leidingenschema .................................... 165
10
wc_bo5200007110_06_FM10TOC.fm
RD 27
1
1.1
Informatie inzake veiligheid
Informatie inzake veiligheid
Signaalwoorden gevonden in dit Gebruikershandleiding
Deze handleiding bevat vermeldingen voorafgegaan door GEVAAR,
WAARSCHUWING, VOORZICHTIG, LET OP en N.B., die moeten worden
opgevolgd om de kans op lichamelijk letsel, beschadiging van de machine of
verkeerd onderhoud te beperken.
Dit is het symbool dat een gevaar voor de veiligheid aanduidt. Het wordt gebruikt
om u attent te maken op mogelijke gevaren voor lichamelijk letsel.
► Leef alle veiligheidsinstructies na die bij dit symbool staan.
GEVAAR
GEVAAR duidt op een gevaarlijke situatie die, als deze niet vermeden wordt, zal
resulteren in dodelijk of ernstig letsel.
► Kom alle veiligheidswaarschuwingen na die op dit signaalwoord volgen om ernstig of fataal letsel te vermijden.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING duidt op een gevaarlijke situatie die, als deze niet vermeden
wordt, zal resulteren in dodelijk of ernstig letsel.
► Kom alle veiligheidswaarschuwingen na die op dit signaalwoord volgen om ernstig of fataal letsel te vermijden.
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG duidt op een gevaarlijke situatie die, als deze niet vermeden wordt,
zal resulteren in licht of matig letsel.
► Kom alle veiligheidswaarschuwingen na die op dit signaalwoord volgen om ernstig of fataal letsel te vermijden.
LET OP: Als dit zonder veiligheidssymbool wordt gebruikt, duidt LET OP op een
gevaarlijke situatie die, als deze niet vermeden wordt, tot materiële schade kan
leiden.
NB: Duidt op aanvullende informatie die van belang voor een procedure is.
wc_si000727nl_FM10.fm
11
Informatie inzake veiligheid
1.2
RD 27
Machinebeschrijving en beoogd gebruik
Deze machine is een zittrilwals met dubbele cilinder. De Wacker Neuson zittrilwals
bestaat uit een scharnierend frame waarop een benzine- of dieselmotor, een
brandstoftank, een hydraulische tank, een watertank, een hydrostatisch
aandrijfsysteem, twee stalen trommels met interne, excentrische gewichten en een
bedienersplatform met een veiligheidsbeugel (ROPS, Roll Over Protective
Structure) zijn gemonteerd. De motor drijft de hydraulische systemen voor de
verplaatsing van de machine en cilindervibratie aan. De vibrerende cilinders
effenen en compacteren het werkoppervlak tijdens de verplaatsing van de
machine. De snelheid, richting en trilling van de machine worden vanaf de
bestuurdersstoel op het platform geregeld door de bediener.
De machine is ontworpen als een lichtgewichtwals voor gebruik bij het verdichten
van onderlagen en afwerkingslagen van asfalt op wegen, opritten, parkeerterreinen
en andere soorten met asfalt bedekte oppervlakken.
Deze machine is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het hierboven
beschreven beoogde gebruik. De machine voor enig ander doel gebruiken kan de
machine blijvend beschadigen of de operator of andere personen in het gebied
ernstig letsel berokkenen. Door misbruik veroorzaakte machineschade wordt niet
door de garantie gedekt.
Een paar voorbeelden van onjuist gebruik:
■ De machine gebruiken als ladder, ondersteuning of werkoppervlak
■ De machine gebruiken voor het dragen of vervoeren van passagiers of
apparatuur
■ De machine gebruiken voor het slepen van andere machines
■ De machine gebruiken om andere vloeistoffen dan water te sproeien (d.w.z.
dieselbrandstof op asfalt)
■ De machine buiten de fabrieksspecificaties gebruiken
■ De machine bedienen op een manier die in strijd is met alle waarschuwingen
die op de machine zijn aangebracht en in de Gebruikershandleiding worden
vermeld.
Deze machine werd ontworpen en gebouwd volgens de laatste wereldwijde
veiligheidsnormen. Hij is zorgvuldig geconstrueerd om gevaren voor zover
praktisch te elimineren en de veiligheid voor de operator te verhogen door middel
van beveiligingsmiddelen en het aanbrengen van labels. Na het nemen van
beschermingsmaatregelen kunnen er echter enige risico's blijven bestaan. Deze
worden residuele risico's genoemd. Op deze machine kan dit blootstelling
omvatten aan:
■ Hitte, lawaai, uitlaatgassen en koolmonoxide uit de motor
■ Brandwonden veroorzaakt door hete, hydraulische vloeistof
■ Brandgevaar door onjuist bijtanken
■ Brandstof en daaruit vrijkomende dampen
■ Persoonlijk letsel door onjuiste heftechnieken
12
wc_si000727nl_FM10.fm
RD 27
Informatie inzake veiligheid
■ Pletgevaar voor de bediener door onjuist gebruik (voeten, benen of armen die
uit het werkstation van de gebruiker naar buiten steken) en voor andere
personen in het werkgebied
■ Blokkering van het zichtveld door de ROPS
Om uzelf en anderen te beschermen moet u ervoor zorgen dat u de in deze
handleiding geboden veiligheidsinformatie grondig leest en begrijpt, voordat u de
machine gaat gebruiken.
1.3
Veiligheid Richtlijnen voor bediening van de machine
Gebruikerstraining
Vóór gebruik van de machine:
■ Lees en begrijp de gebruiksinstructies in alle handleidingen die met de machine
worden meegeleverd.
■ Zorg dat u goed weet waar alle bedieningen en veiligheidsvoorzieningen zitten
en hoe u ze correct moet gebruiken.
■ Neem voor bijkomende training indien nodig contact op met Wacker Neuson.
Tijdens gebruik van deze machine:
■ Laat de machine niet bedienen door personen die niet over de juiste training
beschikken. Bedieners moeten de potentiële risico’s en gevaren kennen die
verbonden zijn aan de machine.
Kwalificaties van de operator
Alleen getraind personeel mag de machine starten, gebruiken en afsluiten.
Zij moeten tevens aan de volgende kwalificaties voldoen:
■ instructies hebben gekregen over het juiste gebruik van de machine;
■ vertrouwd zijn met de vereiste veiligheidsapparaten
Tot de machine mag geen toegang worden verleend aan, en hij mag niet worden
bediend door:
■ kinderen;
■ personen die alcohol of drugs hebben gebruikt
Toepassingsgebied
Wees u bewust van het toepassingsgebied.
■ Houd onbevoegden, kinderen en huisdieren uit de buurt bij de machine.
■ Blijf opmerkzaam voor wijzigingen in de toestand en beweging van andere
apparatuur en personeel op de werklocatie.
■ Blijf altijd opmerkzaam voor wijzigingen in de oppervlaktegesteldheid en wees
extra voorzichtig bij het werken op ongelijke bodem, op heuvels of op zacht of
ruw materiaal. De machine zou onverwacht kunnen schuiven of afglijden.
■ Wees altijd voorzichtig bij het werken dichtbij de randen van kuilen, greppels of
platformen. Controleer om er zeker van te zijn dat het bodemoppervlak stabiel
genoeg is om het gewicht van de machine met machinist te dragen en dat er
geen gevaar voor bestaat dat de wals zou afglijden, omvallen of kantelen.
wc_si000727nl_FM10.fm
13
Informatie inzake veiligheid
RD 27
Wees u bewust van het toepassingsgebied.
■ Gebruik de machine nooit in gebieden die brandgevaarlijke voorwerpen,
brandstoffen of producten bevatten die ontvlambare dampen verspreiden.
■ Houd de plaats rond de uitlaat altijd vrij van vuil zoals bladeren, papier, karton
enz. Een hete uitlaat zou deze kunnen doen ontbranden.
Veiligheids apparatuur, bedienings elementen en hulpstukken
Bedien de machine uitsluitend wanneer:
■ Alle veiligheidsvoorzieningen en beschermingsmiddelen aanwezig zijn
en functioneren.
■ Alle bedieningselementen naar behoren werken.
■ De machine behoorlijk opgesteld is volgens de instructies
in de gebruikershandleiding.
■ De machine schoon is.
■ De etiketten op de machine leesbaar zijn.
Doe het volgende ter verzekering van veilige bediening van de machine:
■ Bedien de machine niet wanneer een veiligheidsvoorziening of bescherming
ontbreekt of niet bedrijfsklaar is.
■ De veiligheidsvoorzieningen niet wijzigen of uitschakelen.
■ Gebruik alleen accessoires of componenten die door Wacker Neuson zijn
goedgekeurd.
Veilige bedieningsprocedures
Wanneer u deze machine bedient:
■ Zorg ervoor dat u zich bewust blijft van de bewegende onderdelen van
de machine. Houd handen, voeten en loszittende kleding uit de buurt van
bewegende onderdelen.
■ Altijd op de stoel blijven zitten en veiligheidsgordel dragen bij het bedienen van
de machine.
■ Pletgevaar — uit de buurt blijven van de scharnierende stuurverbinding tussen
de voor- en achterframes.
■ Maak de grendelstang voor de scharnierende verbinding altijd los en klap ze bij
elkaar, vooraleer de machine te bedienen. De machine kan niet gestuurd
worden wanneer de grendelstang vastgekoppeld is.
Wanneer u deze machine bedient:
■ Gebruik geen machines die moeten worden gerepareerd.
■ Niet over randstenen of andere ongelijke voorwerpen rijden waardoor de
machine en de machinist door elkaar worden geschud.
■ Niet proberen de machine te starten wanneer u er naast staat. Enkel de motor
starten wanneer u op de bestuurderstoel zit en met de vooruit-achteruit-hendel
in de neutrale stand.
■ Een draaiende machine nooit onbeheerd achterlaten.
■ Tijdens het gebruik van de machine mag geen mobiele telefoon worden gebruikt
of sms-berichten worden verstuurd.
14
wc_si000727nl_FM10.fm
RD 27
Informatie inzake veiligheid
■ Consumeer de bedrijfsvloeistoffen in deze machine niet. Afhankelijk van het
model van uw machine, kunnen deze bedrijfsvloeistoffen water,
bevochtigingmiddelen, brandstof (benzine, diesel, kerosine, propaan of
aardgas), olie, koelmiddel, hydraulische vloeistof, vloeistof voor
warmteoverdracht (propeenglycol met additieven), accuzuur of vet omvatten.
Persoonlijke beschermende uitrusting (PPE)
Draag de volgende persoonlijke beschermende uitrusting (PPE) tijdens het gebruik
van deze machine:
■ strakzittende werkkleding die bewegingen niet hindert;
■ veiligheidsbril met zijbescherming;
■ gehoorbescherming;
■ werkschoenen of -laarzen met veiligheidsneuzen.
Na gebruik
■ Stop de motor wanneer u de machine niet bedient.
■ Sluit de brandstofklep op motoren die daarmee uitgerust zijn, wanneer de
machine niet in gebruik is.
■ Zorg ervoor dat de machine niet zal kantelen, vallen, wegrollen of wegglijden
wanneer hij niet wordt bediend.
■ De machine, wanneer niet in gebruik, op de juiste wijze opbergen. De machine
moet op een schone, droge plaats en buiten het bereik van kinderen worden
opgeborgen.
wc_si000727nl_FM10.fm
15
Informatie inzake veiligheid
1.4
RD 27
De machine bedienen tijdens onweer
WAARSCHUWING
Het bedienen van deze machine tijdens onweer kan gevaarlijk zijn. U kunt gewond
raken of overlijden door bliksem.
► Wees bewust van verslechterende weersomstandigheden en naderend onweer.
► Stop het werk en zoek een veilige schuilplaats voordat blikseminslag optreedt.
Reduceren van het risico op letsel
In geval van een blikseminslag in de nabijheid van het werkgebied, bestaan er
twee manieren om het risico op letsel te reduceren:
1. Als u op de grond staat:
► Blijf weg van de machine.
► Probeer niet om op de machine of in de bestuurdersstoel te klimmen.
2. Als u in de bestuurdersstoel zit:
► Blijf in de bestuurdersstoel zitten.
► Probeer niet om van de machine af te klimmen.
16
wc_si000727nl_FM10.fm
RD 27
1.5
Informatie inzake veiligheid
Veiligheidsaspecten onderhoud
Onderhouds-opleiding
Voordat onderhoud aan de machine wordt verricht:
■ Lees en begrijp de in alle handleidingen opgenomen en bij de machine
geleverde instructies.
■ Maak uzelf vertrouwd met de locatie en het juiste gebruik van alle
bedieningselementen en veiligheidsvoorzieningen.
■ Uitsluitend daartoe opgeleid personeel mag problemen oplossen of
reparerendie zich aan de machine voordoen.
■ Indien noodzakelijk neemt u contact op met Wacker Neuson voorextra
opleiding.
Bij het verrichten van onderhoud aan deze machine:
■ Niet toestaan dat niet goed opgeleide werknemers onderhoud aan de machine
uitvoert; verzekeren dat de werknemers die onderhoud aan de de machine
verrichten vertrouwd zijn met de mogelijke risico’s en gevaren die eraan
verbonden zijn.
Voorzorgsmaatregelen
Volg de hierna beschreven voorzorgsmaatregelen bij het uitvoeren van onderhoud
aan de machine.
■ Lees en begrijp de onderhoudsprocedures voordat u onderhoud aan de
machine verricht.
■ Vóór het gebruik van de machine moeten alle stel- en reparatiewerkzaamheden
voltooid zijn. Gebruik de machine niet als deze een bekend probleem of gebrek
heeft.
■ Alle stel- en reparatiewerkzaamheden dienen door een bevoegde monteur te
worden uitgevoerd.
■ Schakel de machine uit alvorens onderhoud of reparaties uit te voeren.
■ Zorg ervoor dat u zich bewust blijft van de bewegende onderdelen van de
machine. Houd handen, voeten en loszittende kleding uit de buurt van
bewegende onderdelen.
■ Plaats de veiligheidsvoorzieningen en schermen terug nadat de reparatie- en
onderhoudsprocedures zijn voltooid.
Machinewijzigingen
Bij onderhoud aan deze machine:
■ Gebruik uitsluitend accessoires/hulpstukken die door Wacker Neuson zijn
goedgekeurd.
Bij onderhoud aan deze machine:
■ Stel de veiligheidsvoorzieningen niet buiten werking.
■ Geen wijzigingen op de machine maken zonder de uitdrukkelijke schriftelijke
goedkeuring van Wacker Neuson.
wc_si000727nl_FM10.fm
17
Informatie inzake veiligheid
RD 27
Onderdelen en etiketten vervangen
■ Vervang versleten of beschadigde onderdelen.
■ Vervang alle ontbrekende en moeilijk leesbare labels.
■ Bij vervanging van elektrische onderdelen moeten nieuwe onderdelen worden
gebruikt die gelijkwaardig aan de oorspronkelijke onderdelen zijn wat betreft
classificatie en prestatie.
■ Als deze machine vervangingsonderdelen nodig heeft, mogen uitsluitend Wacker
Neuson vervangende onderdelen worden gebruikt of onderdelen die gelijkwaardig
aan de originele zijn voor alle types specificaties, zoals fysieke afmetingen,
type, sterkte en materiaal.
Reinigen
Wanneer u de machine reinigt en onderhoudt:
■ Houd de machine schoon en vrij van vuil, zoals bladeren, papier, karton, etc.
■ Zorg ervoor dat de labels leesbaar blijven.
Wanneer u de machine reinigt:
■ Reinig de machine niet als deze in bedrijf is.
■ Reinig de machine nooit met benzine of ander typen brandstoffen of
ontvlambare oplosmiddelen. De dampen van brandstoffen en oplosmiddelen
kunnen ontploffen.
Persoonlijke beschermende uitrusting (PPE)
Draag de volgende persoonlijke beschermende uitrusting wanneer u de machine
repareert of onderhoudt:
■ strakzittende werkkleding die bewegingen niet hindert;
■ veiligheidsbril met zijbescherming;
■ gehoorbescherming;
■ werkschoenen of -laarzen met veiligheidsneuzen.
Doe ook het volgende, voordat de machine wordt gebruikt:
■ lang haar naar achteren samenbinden;
■ alle sieraden verwijderen (inclusief ringen).
18
wc_si000727nl_FM10.fm
RD 27
1.6
Informatie inzake veiligheid
Veiligheidsinstructies voor het gebruik van verbrandingsmotoren
WAARSCHUWING
Voor verbrandingsmotoren gelden speciale risico's tijdens gebruik en bij het vullen
van de brandstoftank. Het niet naleven van waarschuwings- en
veiligheidsrichtlijnen kan leiden tot ernstig of fataal letsel.
► Lees de waarschuwingsinstructies in de handleiding van de motor en de onderstaande veiligheidsrichtlijnen en volg ze op.
GEVAAR
Uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een levensgevaarlijk vergif.
Blootstelling aan koolmonoxide kan in enkele minuten al fataal zijn.
► Bedien de machine NOOIT binnen een afgesloten gebied, zoals een tunnel
bijvoorbeeld, behalve als er voldoende ventilatie aanwezig is door middel van
onderdelen zoals uitlaatventilatoren of -slangen.
Veilige bediening
Bij draaiende motor:
■ Houd het gebied rondom de uitlaatpijp vrij van brandbare materialen.
■ Controleer de brandstofleidingen en de brandstoftank op lekken en scheuren
alvorens de motor te starten. Laat de machine niet draaien als er
brandstoflekken zijn of als de brandstofleidingen los zitten.
Bij draaiende motor:
■ Niet roken bij het bedienen van de machine.
■ Laat de motor niet draaien in de buurt van vonken of open vuur.
■ Raak nooit de motor of de uitlaat aan terwijl de motor draait of onmiddellijk
nadat deze is uitgeschakeld.
■ Gebruik de machine niet als de brandstoftankdop los is of ontbreekt.
■ Zet de motor niet aan als er brandstof gelekt is of als het naar brandstof ruikt.
Verplaats de machine weg van de vlek en droog de machine af voor het starten.
Veilig bijvullen van brandstof
Bij het bijvullen van de motor:
■ Ruim alle gemorste brandstof onmiddellijk op.
■ Vul brandstoftank in een goed geventileerde ruimte.
■ Zet na het vullen de dop terug op de brandstoftank.
■ Gebruik geschikt gereedschap voor bijtanken (bijvoorbeeld een brandstofslang
of -trechter).
Bij het bijvullen van de motor:
■ Niet roken.
■ Vul nooit de brandstoftank van een hete of draaiende machine.
■ Laat de motor niet draaien in de buurt van vonken of open vuur.
wc_si000727nl_FM10.fm
19
Informatie inzake veiligheid
1.7
RD 27
Hydraulische vloeistof veiligheid
WAARSCHUWING
Mogelijkheid van ernstige verwonding Hydraulische vloeistof is onder hoge druk en
wordt zeer heet tijdens werking.
► Om verwonding te vermijden, volg de veiligheid instructies op hieronder vermeldt.
Veiligheid instructies
■ Controleer het hydraulische systeem zorgvuldig voor het bedienen van de
machine
■ Raak niet de hydraulische vloeistof of hydraulische componenten aan terwijl de
machine werkt. Wacht totdat de machine koel is.
■ Voor het afkoppelen van hydraulische aansluitingen of slangen, verzeker u
ervan dat alle druk is verwijderd van het circuit. Stel alle controles in op neutraal,
zet de motor af, en laat de vloeistoffen afkoelen voor het losmaken van
hydraulische aansluitingen of bevestigen van test meters.
■ Hydraulische vloeistof ontsnappend onder hoge druk kan de huid doorboren,
brandwonden veroorzaken, verblinden, of andere serieuze verwondingen of
infecties. Neem onmiddellijk contact op met een arts voor behandeling van uw
huid als deze doorboort is door hydraulische vloeistof, zelfs als de wond niet
ernstig lijkt.
■ Vloeistof lekt vanuit kleine gaten die praktisch onzichtbaar zijn. Gebruik niet uw
blote handen om te controleren op lekkages. Controleer op lekkages door een
stuk karton of hout te gebruiken.
■ Hydraulische vloeistof is extreem brandbaar. Stop de motor onmiddellijk
wanneer een hydraulische lekkage is ontdekt.
■ Na het onderhoud van de hydrauliek, overtuig u erven dat alle componenten
weer aangesloten zijn op de juiste verbindingen. Niet opvolgen kan resulteren in
schade aan de machine en/of verwonding aan een persoon op of nabij de
machine.
20
wc_si000727nl_FM10.fm
RD 27
1.8
Informatie inzake veiligheid
Veiligheidsinstructies voor het ophijsen van de machine
Bij het hijsen van de machine:
■ Zorg ervoor dat de stroppen, kettingen, haken, laadbruggen, krikken,
vorkheftrucks, hijskranen, takels en alle andere types hijsapparaten stevig zijn
vastgemaakt en voldoende gewichtdragende capaciteit hebben om de machine
veilig op te hijsen of vast te houden. Zie de sectie Technische gegevens voor
het gewicht van de machine.
■ Zorg ervoor dat u zich bewust blijft van de locaties van andere personen
wanneer de machine wordt gehesen.
■ Gebruik uitsluitend de in de Gebruikershandleiding beschreven hijspunten en
de bevestigingspunten.
■ Zorg ervoor dat de laadcapaciteit en de platformgrootte van het
transportvoertuig toereikend zijn voor het veilig vervoeren van de machine.
Doe het volgende om de kans op letsel te verminderen:
■ Sta niet onder de machine wanneer hij opgehesen of verplaatst wordt.
■ KIim niet op de machine wanneer hij opgehesen of verplaatst wordt.
wc_si000727nl_FM10.fm
21
Etiketten
2
RD 27
Etiketten
2.1
Plaats van labels
F
F
F
F
A
B
JJ
T
B
DD
A
K
E
P
B
Q
H
C
A
R S
B
J
O
HH
B
A
N
G
L
B
M
A
W
D
V
T
MM
wc_gr009696
22
wc_si000728nl_FM10.fm
Etiketten
2.2
RD 27
Betekenis van de labels
Op Wacker Neuson-machines zijn waar nodig labels met internationale symbolen
aangebracht. Deze labels worden hieronder beschreven:
A
LET OP
Hijspunt
NOTICE
HINWEIS
AVISO
AVIS
111418
178709
B
Vastsjorpunt
113726
C
Vullen van het reservoir voor hydraulische
olie.
D
Afvoer hydraulische olie
HYDRAULIC OIL
HYDRAULIKÖL
ACEITE HIDRÁULICO
HUILE HYDRAULIQUE
E
Aftappen van motorolie
24
wc_si000728nl_FM10.fm
RD 27
Etiketten
F
WAARSCHUWING
Vermijd verbrijzelinggebied.
G
Alleen brandstof met ultralaag zwavelgehalte
H
ADVERTENCIA
WARNING
READ AND UNDERSTAND THE SUPPLIED OPERATOR'S
MANUAL BEFORE OPERATING THIS MACHINE.
FAILURE TO DO SO INCREASES THE RISK OF
INJURY TO YOURSELF OR OTHERS.
LEA Y ENTIENDA EL MANUAL DE OPERACION PROVISTO CON EL
EQUIPO ANTES DE QUE OPERE ESTE EQUIPO. DE NO HACERSE
ASI, PODRIA AUMENTAR EL RIESGO DE LOS DANOS
PERSONALES Y A OTRAS PERSONAS.
AVERTISSEMENT
WARNUNG
VOR INBETRIEBNAHME DIESES
BETRIEBSVORSCHRIFT LESEN UND VERSTEHEN.
NICHTBEFOLGUNG
RISIKO ZU EIGENER
VERLETZUNG ODER ANDERER PERSONEN.
LIRE ET COMPRENDRE LA NOTICE
FOURNIE AVEC LA
MACHINE AVANT DE LA METTRE EN SERVICE. A DEFAUT, VOUS
AUGMENTERIEZ LE RISQUE DE VOUS EXPOSER ET LES AUTRES
A DES BLESSURES.
150349
VOORZICHTIG
De meegeleverde handleiding lezen en
begrijpen alvorens deze machine te
gebruiken. Nalaten dit te doen verhoogt het
risico dat u of anderen letsel oplopen.
178714
J
K
Vullen van watertank.
WAARSCHUWING
Geen las- of boorwerken uitvoeren aan de
veiligheidsbeugels.
Lees de bedieningshandleiding.
WARNING
WARNUNG
ADVERTENCIA
AVERTISSEMENT
5200007292
5200007292
wc_si000728nl_FM10.fm
25
Etiketten
RD 27
L
GEVAAR
Verstikkingsgevaar. Lees de
gebruikshandleiding voor instructies. Geen
vonken, vlammen of brandende voorwerpen
in de buurt van de machine. Zet de motor stil
vóór het bijvullen van brandstof. Gebruik
enkel dieselbrandstof.
M
WAARSCHUWING
Heet oppervlak
178713
N
WAARSCHUWING
Heet oppervlak
WARNING
WARNUNG
ADVERTENCIA
AVERTISSEMENT
5200007832
5200007834
O
Referentiehandleiding voor slepen/
vastbinden
P
Omschrijving hendel voor vooruit/ achteruit
5200008163
26
wc_si000728nl_FM10.fm
RD 27
Etiketten
Q
VOORZICHTIG
De meegeleverde handleiding lezen en
begrijpen alvorens deze machine te
gebruiken. Nalaten dit te doen verhoogt het
risico dat u of anderen letsel oplopen.
R
WAARSCHUWING
Draag oorbeschermers bij het bedienen van
deze machine, om gehoorverlies te
voorkomen.
S
Gegarandeerd geluidskrachtniveau in dB(A).
T
WAARSCHUWING
Vermijd verbrijzelinggebied.
WARNING
AVOID CRUSHING AREA
ADVERTENCIA
EVITE ZONA DE APRIETE
AVERTISSEMENT
EVITER ZONE DE RACCORDEMENT A PINCE
110176
178710
U
wc_si000728nl_FM10.fm
Deze machine wordt mogelijk beschermd
door een of meer van de volgende octrooien.
27
Etiketten
RD 27
V
WAARSCHUWING
Verpletteringgevaar
Draag altijd de veiligheidsgordel bij het
bedienen van deze machine.
Lees de bedieningshandleiding.
WARNING
WARNUNG
ADVERTENCIA
AVERTISSEMENT
118362
W
WAARSCHUWING
Gebruik van deze apparatuur kan leiden tot
vonken die branden kunnen starten rond de
droge vegetatie. Een vonkenvanger kan
noodzakelijk zijn. De exploitant moet contact
opnemen met de plaatselijke brandweer
bureaus voor wet-en regelgeving met
betrekking tot preventie eisen af te vuren.
X
Koelmiddel overloopfles alleen, geen
terugvoerleiding.
0164979
28
wc_si000728nl_FM10.fm
RD 27
Etiketten
VOORZICHTIG
Y
Geen hefpunt
Z
WAARSCHUWING
Gevaar van beklemd raken van de handen.
De bewegende onderdelen kunnen
verpletteren en snijden. Niet bedienen met
verwijderde beschermkap.
WARNING
WARNUNG
ADVERTENCIA
AVERTISSEMENT
154657
178717
AA
WAARSCHUWING
Ontploffingsgevaar.
■ Gebruik geen verdampende startvloeistoffen in deze motor zoals ether.
■ De motor is uitgerust met een koude startapparaat. Verdampende startvloeistoffen
gebruiken kan een ontploffing veroorzaken die beschadiging van de motor, persoonlijk letsel of de dood to gevolg kan
hebben.
■ Lees de startinstructies voor de motor in
deze gebruikershandleiding.
WARNING
ADVERTENCIA
AVERTISSEMENT
5200005890
5200005891
BB
Accu loskoppelen vóór onderhoud.
0165018
wc_si000728nl_FM10.fm
29
Etiketten
RD 27
CC
WAARSCHUWING
Accu loskoppelen vóór onderhoud.
Reparatiehandleiding lezen.
Gevaar voor explosie. Accu’s kunnen
explosieve waterstofgas vrijgeven. Alle
vonken en vlammen uit de buurt van de accu
houden.
DD
Afvoer van watertank
EE
VOORZICHTIG
De meegeleverde handleiding lezen en
begrijpen alvorens deze machine te
gebruiken. Nalaten dit te doen verhoogt het
risico dat u of anderen letsel oplopen.
FF
WAARSCHUWING
Inhoud onder druk. Niet openen wanneer
heet!
178711
30
wc_si000728nl_FM10.fm
RD 27
Etiketten
GG
WAARSCHUWING
Heet oppervlak
HH
WAARSCHUWING
Vermijd letsel of overlijden door kantelen:
■ Houd de rolbeugel in de opgeheven stand
en gebruik de gordel.
■ ER IS GEEN KANTELBEVEILIGING
WANNEER DE ROLBEUGEL OMLAAG
STAAT.
■ Breng de rolbeugel alleen omlaag als dat
nodig is en verwijder het NOOIT.
■ Gebruik de veiligheidsgordel NIET wanneer de rolbeugel omlaag staat.
■ Breng de rolbeugel omhoog wanneer de
speling dat toelaat.
■ Lees en volg alle veiligheidsinstructies en
waarschuwingen in de bedieningshandleiding.
VOORZICHTIG
CONSTRUCTIE VOOR
KANTELBEVEILIGING
Voor het onderhouden van de bescherming
van de operator en certificering van de
rolbeugel:
■ Vervang een beschadigde rolbeugel;
probeer het NIET te repareren of aan te
passen.
■ Alle wijzigingen van de rolbeugel moeten
woerden goedgekeurd door de fabrikant.
■ Overschrijd de specificatie van het machinegewicht van de rolbeugel niet.
wc_si000728nl_FM10.fm
31
Etiketten
RD 27
WAARSCHUWING
Vermijd verbrijzelinggebied.
Vergrendelplaats scharnierende
stuurverbinding. Vergrendel de
scharnierende stuurverbinding alvorens
onderhoud uit te voeren aan de machine.
Lees reparatiehandleiding.
LL
WAARSCHUWING
■ Houd alle vonken en open vlammen uit de
buurt van de accu.
■ Draag oogbescherming.
■ Buiten bereik van kinderen bewaren.
■ Accuzuur is giftig en bijtend.
■ Lees de Gebruikershandleiding.
■ Ontploffingsgevaar.
0183199
JJ
Gooi gebruikte accu’s weg volgens de lokale
milieuvoorschriften. De batterij bevat kwik
(Hg), cadmium (Cd), of lood (Pb).
Functie waterkogelklep
Draai de klep tegen de klok in om water uit
de tank te tappen. Draai de klep met de klok
mee om water uit de groene slang te tappen.
5200015372
MM
32
wc_si000728nl_FM10.fm
RD 27
Etiketten
Identificatie zekeringblok
Dit label identificeert de relais en de
zekeringen van links naar rechts en van
boven naar onder:
5200015373
NN
■ Krukasrelais
■ Neutraalrelais
■ Gaskleprelais
■ Stroomrelais
■ Aftrillen neutraalrelais
■ Afspuiten neutraalrelais
■ Hoofdzekering (30A)
■ Gasklepzekering (20A)
■ Dynamozekering (2A)
■ Lichtzekering (30A)
■ Stopcontactzekering (10A)
■ Trillingssolenoïdezekering (2A)
NN
Identificatie zekeringblok voor Tier 4
Dit label identificeert de relais en de
zekeringen van links naar rechts en van
boven naar onder:
ECU
5A
30A
30A
5A
ECU
25A
10A
5A
5A
2A
5200021855
■ Neutraal, DPF-regeneratierelais
■ Stroom, ECU-relais
■ Stroom, Hoofdrelais
■ Krukasrelais
■ Neutraalrelais
■ Uitlaatgasrecirculatie (5EGR) zekering
(5A)
■ ECU Toets zekering AAN (5A)
■ ECU Toets zekering Start (5A)
■ Aftrillen neutraalrelais
■ Waterafspuiten neutraalrelais
■ Hoofdzekering (30A)
■ ECU Stroomzekering (25A)
■ Dynamozekering (5A)
■ Lichtzekering (30A)
■ Stopcontactzekering (10A)
■ Trillingssolenoïdezekering (2A)
wc_si000728nl_FM10.fm
33
Hijsen en transport
3
3.1
RD 27
Hijsen en transport
Opheffen van de machine
Vereisten
■ Een hijsinrichting (kraan of takel) die in staat is het gewicht van de machine te
dragen
■ Hijshaken en -kettingen die het gewicht van de machine kunnen ondersteunen
■ Dwarsbalk (optioneel)
VOORZICHTIG
Gevaar voor verplettering/schade aan de machine De Roll Over Protection
Structure ('ROPS') (veiligheidsbeugel) is uitsluitend bedoeld als bescherming voor
de operator in geval van omverrollen of kantelen. De ROPS mag niet worden
gebruikt om de machine aan op te takelen.
► Gebruik uitsluitend de daarvoor bestemde hijslocaties om de machine omhoog
te takelen.
VOORZICHTIG
Gevaar voor verplettering/schade aan de machine Onjuist aangedraaide bouten bij
het centrale hefpunt ondersteunen het gewicht van de machine wellicht niet.
► Onderhoud het boutdraaimoment op 190 Nm (140 ft.lbs.) ±5%.
Procedure
Om de machine op te hijsen:
1. Stop de motor en activeer de parkeerrem.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
34
wc_tx003173nl_FM10.fm
RD 27
Hijsen en transport
Vervolg van de vorige pagina.
2. Vergrendel de scharnierende stuurverbinding (a).
2750 kg
(6065 LB)
b
d
a
c
e
wc gr011406
De machine heeft een centraal hefpunt (b) en vier hijsogen (c). Beide kunnen
worden gebruikt voor het ophijsen van de machine.
NB: De buitenste openingen (e) op de trommelbeugels zijn bedoeld voor het
vastbinden van de machine.
3. Bevestig de hijshaken en -kettingen naar gelang de gewenste methode voor het
ophijsen van de machine.
a. Om de machine op te hijsen bij het centrale hefpunt (b), bevestigt u één
hijsketting aan het centrale hefpunt. Bevestig het andere uiteinde van de
ketting aan het hijsapparaat.
b. Om de machine op te hijsen met de hijsogen (c), bevestigt u één hijsketting
aan elk van de vier hijsogen (twee per zijde) met gebruik van haken of
koppelingen. Bevestig het andere uiteinde van de kettingen aan de dwarsbalk
(d). Bevestig vervolgens het andere uiteinde van de ketting aan het
hijsapparaat.
4. Hijs de machine enigszins omhoog.
WAARSCHUWING
Verpletteringgevaar. Een onstabiele machine kan ervoor zorgen dat de
hijsapparaten falen. U kunt verpletterd worden als het hijsapparaat faalt.
► Controleer de stabiliteit voordat u verder gaat.
5. Controleer de stabiliteit. Breng indien nodig de machine omlaag, verplaats het
apparaat en hijs de machine opnieuw enigszins op.
6. Ga zoals noodzakelijk door met het hijsen van de machine.
wc_tx003173nl_FM10.fm
35
Hijsen en transport
3.2
RD 27
Vastbinden en transporteren van de machine
Vereisten
■ Motor uitgeschakeld
■ Parkeerrem AAN
Procedure
Voer de volgende procedure uit om de machine vast te zetten.
1. Overtuig u ervan dat het transportvoertuig geschikt is voor het gewicht en de
grootte van de machine. Zie Technische gegevens voor afmetingen en
bedrijfsgewicht.
2. Vergrendel de scharnierende stuurverbinding (a).
b
c
b
a
wc_gr011407
3. Maak staalkabels of stalen kettingen vast aan alle vier de bevestigingsogen (b)
op de machine (twee aan elke kant) en aan de twee bevestigingsbalken (c) op
de voor- en achterkant van de machine.
4. Bevestig het andere uiteinde van de kettingen aan het transportvoertuig.
NB: De transmissie staat gewoonlijk op de rem wanneer de dieselmotor uit staat,
of wanneer het hydraulische systeem niet in werking is, tenzij er een defect is en/of
de parkeerremmen met de hand werden uitgeschakeld.
MEDEDELINGEN
■ Breng geen kabels of kettingen aan over het machineframe of de scharnierende
verbinding bij het vastzetten van de machine. De machine kan daardoor worden
beschadigd.
■ Druk de schokdempers niet helemaal in bij het vastzetten van de machine. De
schokdempers kunnen daardoor worden beschadigd.
■ Laat de machine niet gedurende langere perioden vastgezet staan (behalve
tijdens het vervoeren van de machine). De schokdempers kunnen daardoor
worden beschadigd.
36
wc_tx003173nl_FM10.fm
RD 27
3.3
Hijsen en transport
De machine slepen
WAARSCHUWING
Onjuiste sleepuitrusting of -techniek is gevaarlijk en zou kunnen leiden tot ernstig
letsel of de dood.
► Lees, begrijp en volg alle hieronder gegeven instructies.
Vereisten
■ Een tweede, grotere, machine en met niet-buigzame sleepuitrusting of
■ twee machines die net zo groot zijn als de machine die gesleept moet worden
als een flexibele sleepuitrusting wordt gebruikt
■ Afscherming voor alle gebruikte machines
NB: De sterkte van de sleepkabel of sleepstang dient minstens 150 procent te
bedragen van het brutogewicht van de sleepmachine.
l
Beperkingen
De volgende beperkingen moeten in acht worden genomen:
■ Beperk slepen alleen tot noodsituaties
■ Beperk slepen tot korte afstanden
■ Beperk de sleepsnelheid tot 3km/u
■ Beperk de hoek van de sleepkabel tot 30°
Procedure
Voer de volgende procedure uit om de machine te slepen.
NB: Als de motor draait en het stuursysteem en/of remsysteem werken, kan een
operator op de machine die gesleept wordt, rijden en deze besturen. In alle andere
gevallen niet op de machine rijden terwijl deze gesleept wordt.
1. Bevestig afscherming aan de machines om de operators te beschermen als de
sleepuitrusting breekt.
2. Blokkeer de cilinders zodat de machine niet kan bewegen.
3. Ontgrendel de parkeerremmen. Zie het gedeelte De parkeerremmen met de
hand vrijmaken.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003173nl_FM10.fm
37
Hijsen en transport
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
4. Sluit de sleepkabels aan op de bevestigingsbalken (a en b).
a
b
wc_gr009753
5. Bevestig de sleepkabels aan de sleepmachine.
6. Verwijder de blokkering van de cilinders.
7. Sleep de machine naar behoefte.
8. Wanneer de machine op de gewenste locatie is aangekomen, blokkeert u de
cilinders.
9. Activeer de parkeerremmen opnieuw.
10.Koppel de sleepkabels los.
Sleepveiligheid
■ Sleep de uitgeschakelde machine met een soepele en gestage beweging. Een
snelle beweging zou de sleepkabel of de sleepbalk kunnen overbelasten,
waardoor ze kunnen breken.
■ Extra controle en remvermogen zijn vereist bij het verplaatsen van een
uitgeschakelde machine over een neerwaartse helling. Het kan nodig zijn om
een groter sleepvoertuig te gebruiken of om extra sleepvoertuigen aan te sluiten
op de achterkant van de uitgeschakelde machine.
■ Maximaal sleepvermogen is vereist bij het slepen van de uitgeschakelde
machine op hellingen of oppervlakken die in slechte staat verkeren.
38
wc_tx003173nl_FM10.fm
RD 27
4
4.1
Bedienelemente
Bedienelemente
Standardbedienfeld
k
l
m
j
n
zz
xx
yy
w
aaa
x
o
q
p
z
r
s
t
u
v
i
y
e
a
c
d
bbb
ccc
h
wc_gr010659
wc_tx003917nl_FM10.fm
39
Bedienelemente
RD 27
Notizen
42
wc_tx003917nl_FM10.fm
RD 27
4.3
Bedienelemente
Optionales Bedienfeld
l
k
m
j
n
zz
xx
yy
w
aaa
x
o
q
z
p
r
s
t
u
i
v
y
e
a
f
b
d
c
g
ccc
h
wc_gr009700
wc_tx003917nl_FM10.fm
43
Bedienelemente
RD 27
46
wc_tx003917nl_FM10.fm
RD 27
4.5
Bedienelemente
Maschinenkomponenten
uu vv
bb
ww
ff
aa
cc
dd
ee
ll
mm
nn
kk
gg
pp
jj
oo
qq
hh
rr
tt
ss
wc_gr009701
wc_tx003917nl_FM10.fm
47
RD 27
5
5.1
Bedrijf
Bedrijf
Klaarmaken voor het eerste gebruik
1. Zorg ervoor dat alle losse verpakkingsmaterialen van de machine zijn
verwijderd.
2. Controleer de machine en de onderdelen ervan op schade. Indien er zichtbare
schade aanwezig is, mag de machine niet worden gebruikt! Neem onmiddellijk
contact op met uw Wacker Neuson dealer voor hulp.
3. Doe een inventaris van alle bij de machine behorende items en verifieer dat alle
losse onderdelen en bevestigingsmiddelen aanwezig zijn.
4. Maak alle samenstellende onderdelen vast die nog niet bevestigd zijn.
5. Voeg zoals benodigd vloeistoffen toe, inclusief brandstof, motorolie en
accuzuur.
6. Plaats de machine op de werklocatie.
5.2
Positie van de operator
Veilig en efficiënt gebruik van deze machine is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder. Volledige controle van de machine is niet mogelijk tenzij de bestuurder
de juiste werkpositie te allen tijde handhaaft.
Tijdens de bediening van deze machine moet de bestuurder:
■ op de bestuurderstoel zitten met de zitplaats naar voren gericht;
■ de veiligheidsgordel juist ingesteld en vergrendeld dragen;
■ beide voeten op het controledek hebben;
■ te allen tijde één hand op het stuurwiel hebben;
■ de andere hand vrijhouden om de bedieningselementen naar behoefte te
kunnen gebruiken
5.3
Op en af de machine klimmen
Bij het op- en afstijgen van de machine, dient u een driepuntscontact te houden
met de treden en de handgrepen.
Driepuntscontact kan het volgende zijn:
■ twee voeten en één hand
■ één voet en twee handen
LET OP: Gebruik de bedieningshendel nooit bij het monteren of demonteren van
de machine. Gebruik alleen het aangewezen handgereedschap in de ROPS en in
de regelkolom.
wc_tx003174nl_FM10.fm
49
Bedrijf
5.4
RD 27
Brandblusservereiste
Overzicht
Een brandblusser wordt niet meegeleverd met deze machine. Maar een
brandblusser moet wel worden bevestigd op de machine en moet beschikbaar
worden gemaakt voor gebruik conform de lokale en nationale regelgeving.
Type
Selecteer een brandblusser die is geclassificeerd voor gebruik op bouwuitrusting
met motoraandrijving. Neem contact op met organisaties als de Amerikaanse
National Fire Protection Agency (NFPA), International Code Council (ICC), of het
American National Standards Institute (ANSI) voor informatie over
brandblusserclassificaties.
Installatie
Installeer de brandblusser volgens de instructies van de fabrikant. De installatie
moet worden uitgevoerd door een erkende Wacker Neuson-dealer of
servicecentrum.
Aanbevolen installatielocaties voor de brandblusser op deze machine zijn:
■ Bevestigd aan het bestuurdersplatform, naast de bedieningskolom
■ Vastgebonden aan de bedieningskolom
■ Vastgebonden aan de ROPS
WAARSCHUWING
Het onjuist bevestigen van de brandblusser kan de ROPS verzwakken. Een
verzwakte ROPS beschermt de operator niet voldoende bij omkiepen of kantelen.
► Boor niet in de ROPS en wijzig de constructie op geen enkele manier.
Veiligheidsinformatie
■ Controleer de brandblusser op regelmatige intervallen om ervoor te zorgen dat
de unit volledig is gevuld en bedrijfsklaar is.
■ Voorafgaand aan elk gebruik van de machine, moet u ervoor zorgen dat de
brandblusser stevig is geïnstalleerd en dat de bevestigingsmiddelen stevig
vastzitten.
50
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.5
Bedrijf
De veiligheidsbeugel (ROPS) gebruiken
Beschrijving
De machine is uitgerust met een veiligheidsbeugel (Roll Over Protection Structure,
'ROPS'). De veiligheidsbeugel dient om de operator te beschermen bij een ongeval
waarbij de machine omverrolt. Afhankelijk van het model van de machine, is de
veiligheidsbeugel vast (stationair) of opvouwbaar.
Een opvouwbare veiligheidsbeugel is uitgerust met twee sets scharnierpennen, of
vergrendelpennen. Hierdoor kan de veiligheidsbeugel vooruit of achteruit worden
opgevouwen als vereist voor transport of opslag.
WAARSCHUWING
Verpletteringgevaar. U zou verpletterd kunnen worden als de machine omverrolt.
► Gebruik de machine niet zonder dat de veiligheidsbeugel is aangebracht.
De veiligheidsbeugel plaatsen
Als uw machine een opvouwbare veiligheidsbeugel heeft, voert u de onderstaande
procedure uit om de veiligheidsbeugel rechtop te plaatsen.
1. Ondersteun de veiligheidsbeugel (3) door middel van een kraan en uitrusting
die in staat zijn om een gewicht van 45 kg te dragen.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003174nl_FM10.fm
51
Bedrijf
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
3
4
5
2
1
wc_gr011409
WAARSCHUWING
Verpletteringgevaar.
► Verwijder niet tegelijkertijd alle splitpennen en vergrendelpennen van elke zijde
van de veiligheidsbeugel. Eén set splitpennen en vergrendelpennen moet altijd
geïnstalleerd blijven aan elke zijde van de veiligheidsbeugel tijdens het hefproces.
2. Elke zijde van de veiligheidsbeugel is uitgerust met twee vergrendelpennen (1)
die op de plaats worden gehouden met twee splitpennen (2). Verwijder de juiste
splitpennen (2) en trek de bijbehorende vergrendelpennen (1) eruit.
3. Til de veiligheidsbeugel op tot hij rechtop staat.
4. Plaats de vergrendelpennen en maak ze vast met de borgringen (5) en
splitpennen.
5. Maak de afstelhendel (schroef) (4) vast om vibratie te reduceren.
Houd de veiligheidsbeugel uitgestoken (rechtop) wanneer u de wals gebruikt.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
52
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
Bedrijf
Vervolg van de vorige pagina.
WAARSCHUWING
Gevaar voor verplettering/schade aan de machine De veiligheidsbeugel is
uitsluitend bestemd voor de bescherming van de operator wanneer zich een
ongeval voordoet waarbij de machine kantelt of omverrolt, en mag niet gebruikt
worden om de machine aan op te hijsen.
► Gebruik uitsluitend de daarvoor bestemde hijsogen om de machine op te heffen. Zie De machine ophijsen.
WAARSCHUWING
Gevaar van persoonlijk letsel. De veiligheidsbeugel is geen houvast voor
meerijders. Meerijders kunnen ernstig of fataal letsel oplopen als gevolg van
ongelukken door vallen, kantelen of omverrollen.
► Er mogen geen personen op geen enkel onderdeel van de machine meerijden.
De veiligheidsbeugel controleren
Controleer elke maand het volgende:
■ het draaimoment van alle schroeven die de ROPS op zijn plaats houden.
■ roest, scheuren of andere beschadiging aan het ROPS-frame
Regels voor opnieuw installeren
Bij het opnieuw installeren van de veiligheidsbeugel:
► Gebruik de originele moeren en bouten.
► Draai de bouten vast tot het aangegeven draaimoment. 182 Nm (134 ft.lbs.)
±10%.
LET OP: Voer geen las- of boorwerk uit aan de veiligheidsbeugel. Boor- of laswerk
aan de veiligheidsbeugel maakt de certificering van de veiligheidsbeugel ongeldig.
wc_tx003174nl_FM10.fm
53
Bedrijf
5.6
RD 27
Het zwaailicht installeren
Beschrijving
Het zwaailicht brandt en draait rond wanneer de sleutelschakelaar in de ON-stand
staat.
Procedure
Voer de onderstaande procedure uit voor het installeren van het zwaailicht.
1. Schuif het draaiend zwaailicht (a) op de lampbalk.
a
b
c
wc_gr009704
2. Zet de vleugelmoer (b) op de voet van de lamp vast.
3. Sluit de draden (c) aan op het zwaailicht.
54
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.7
Bedrijf
Aanbevolen brandstof
Door lage temperaturen kan dieselbrandstof gelvormig worden. Gebruik te allen
tijde de juiste brandstof voor de condities. Volg de richtlijnen in de onderstaande
tabel.
Laagste verwachte
omgevingstemperatuur °C
Hoger dan -4
Aanbevolen brandstof
#2 diesel plus additieven
(enkel brandstof met
ultralaag zwavelgehalte)
-15 tot -4
Lager dan -15
Wintermengsel-diesel
(enkel brandstof met
ultralaag zwavelgehalte)
LET OP: Gebruik geen B20 of enige andere soort biodieselbrandstof in deze
machine.
VOORZICHTIG
Brandgevaar.
► Gebruik geen benzine, carterolie of olie die benzine bevat.
wc_tx003174nl_FM10.fm
55
Bedrijf
5.8
RD 27
De machine bijtanken
Vereisten
■ De motor is gestopt
■ De machine/brandstoftank staat recht
■ Nieuwe, schone brandstofvoorraad
Procedure
Voer de volgende procedure uit om de machine bij te tanken.
WAARSCHUWING
Brandgevaar. De brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ontvlambaar. In brand
staande brandstof kan ernstige brandwonden veroorzaken.
► Houd alle ontstekingsbronnen tijdens het bijtanken weg van de machine.
► Alleen bijtanken als de machine zich buiten bevindt.
► Gemorste brandstof onmiddellijk verwijderen.
1. Open de motorkap en zoek de brandstoftank (a).
c
b
d
a
wc_gr011410
2. Verwijder de brandstofdop (b).
3. Draai de sleutel naar de stand ON.
VOORZICHTIG
Brandgevaar en gevaarlijk voor de gezondheid. Bij verwarming zet de brandstof uit.
Brandstof die zich uitzet in een te vol gevulde tank kan morsen en lekken tot gevolg
hebben.
► De brandstoftank niet te vol bijtanken.
4. Vul de brandstoftank totdat de brandstofpeilmeter (c) aangeeft dat de tank vol is.
Vul de brandstoftank niet boven de sluitring van de tank (d).
5. Zet de brandstofdop terug.
6. Sluit de motorkap.
7. Draai de sleutel naar de stand OFF.
56
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.9
Bedrijf
De standen van de afstrijkbalken
Vereisten
■ De machine is uitgeschakeld
■ Parkeerrem ingeschakeld
Standen
Iedere cilinder heeft twee afstrijkbalken (a, b). Ze kunnen in de rijstand (1) of in de
afstrijkstand (2) worden geplaatst.
1
2
a
b
wc_gr009706
wc_tx003174nl_FM10.fm
57
Bedrijf
5.10
RD 27
De veiligheidsgordel gebruiken
Voorzorgsmaatregel
Gebruik altijd de veiligheidsgordel als u de machine bestuurt.
Gebruiken
De veiligheidsgordel gebruiken:
1. Trek de veiligheidsgordel (c) in een vloeiende beweging uit het
oprolmechanisme.
c
a
d
b
wc_gr002238
2. Maak veiligheidsgordelhaak (b) vast in gesp (a).
3. Plaats de veiligheidsgordel laag over de schoot van de bestuurder. Het
oprolmechanisme past de gordellengte aan en het mechanisme wordt
vergrendeld.
4. Druk op de ontgrendelknop (d) op de sluiting om de veiligheidsgordel los te
maken. De veiligheidsgordel rolt automatisch op in het oprolmechanisme.
VOORZICHTIG
Kans op letsel. Een versleten veiligheidsgordel beschermt de operator wellicht niet
bij een noodgeval.
► Vervang de veiligheidsgordel om de drie jaar.
58
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.11
Bedrijf
De stoel afstellen
Beschrijving
Pas de stand en belasting (stevigheid) van de stoel aan de werkomstandigheden
en het gewicht van de bestuurder aan.
Afstellen
De stoel kan op drie manier worden afgesteld:
Spanning
Gebruik de knop (a) voor het afstellen van de stoelspanning.
Draai van minimaal 60 kg naar maximaal 120 kg (132 lb–264 lb).
Van voor naar
achteren
Gebruik hendel (b) (indien aanwezig) om de voor- en
achterwaartse afstand tot de bedieninghendels aan te passen.
Van links naar rechts
Gebruik de hendel (c) (indien aanwezig) om de positie van links
naar rechts in te stellen.
a
b
c
wc_gr009705
wc_tx003174nl_FM10.fm
59
Bedrijf
De vooruit-/achteruithendel gebruiken
Achtergrond
Beide cilinders van de wals zijn aangedreven. Een pomp met oneindig regelbaar
debiet en hydrostatische transmissie drijven de hydraulische motoren aan die
gemonteerd zijn aan beide cilinders. De machine gaat vooruit of achteruit door de
vooruit-/achteruithendel aan de zijkant van de bestuurdersstoel te gebruiken.
Bewegingsrichting
R
N
Zet de vooruit-/achteruitbediening in de VOORUIT- (f) of ACHTERUIT- (r) stand
naar gelang de gewenste bewegingsrichting.
F
5.12
RD 27
wc_gr009712
De bewegingsrichting van VOORUIT naar ACHTERUIT of vice versa veranderen:
1. Zet de vooruit-/achteruithendel in de "N" NEUTRAL stand (n).
2. Laat de machine volledig tot stilstand komen.
3. Zet de vooruit-/achteruithendel in de gewenste richting.
NB: Om te voldoen aan de veiligheidsnormen, is de machine uitgerust met een
apparaat waardoor de motor uitsluitend kan worden gestart wanneer de vooruit-/
achteruithendel in de neutrale stand staat.
Rijsnelheid
■ De rijsnelheid varieert van "NUL" tot de maximale toegelaten snelheid.
■ Hoe verder de hendel naar voren of naar achteren wordt geplaatst, hoe sneller
de wals rijdt.
■ De rijsnelheid is hetzelfde in FORWARD en in REVERSE.
NB: Houd, bij het rijden op hellingen, de vooruit-/achteruithendel op minimale
rijsnelheid.
Remmen
De vooruit-/achteruithendel kan worden gebruikt om op de motor te remmen. Door
de vooruit-/achteruithendel in de neutrale stand te zetten, stopt de machine.
60
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.13
Bedrijf
Het vibratiesysteem gebruiken
Achtergrond
De machine heeft een bekrachtigingdynamo op elke cilinder. De
bekrachtigingdynamo’s worden aangedreven door hydraulische motoren met
tandwielen. De motoren van de bekrachtigingdynamo worden gevoed door een
hydraulische verdringerpomp met vast slagvolume en met tandwielen.
Vibratieschakelaar
De vibratieschakelaar (dd) bevindt zich op de bedieningshendel. De cilinders op
het diagram van het bedieningspaneel lichten op naar gelang de geselecteerde
schakelstand.
1
3
2
R
N
F
dd
a
wc_gr009714
Stand 1: alleen vibratie van voorste cilinder
Stand 2: vibratie van beide cilinders
Stand 3: alleen vibratie van achterste cilinder
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003174nl_FM10.fm
61
Bedrijf
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
Vibratie AAN/UIT-schakelaar
Om vibratie te starten, drukt u op
knop (bb).
Om vibratie te stoppen, drukt u
opnieuw op knop (bb).
N
R
bb
F
LET OP: Laat de vibratie niet aan
staan wanneer het voertuig
gedurende een bepaalde tijd stil
moet blijven staan. Als u gedurende
lange tijd de bekrachtigingdynamo
ingeschakeld laat wanneer de
machine stil staat, zou de
bekrachtigingdynamo kunnen
beschadigen.
wc_gr009715
NB: Wanneer de optie automatischneutraal is geactiveerd, wordt
vibratie niet uitgevoerd wanneer de
vooruit-/achteruitbediening in
NEUTRAAL staat.
Frequentie
De vibratiefrequentieschakelaar (ee) bevindt zich op de bedieningshendel.
Indicatielampen (t, v) op het diagram van het bedieningspaneel lichten op naar
gelang de geselecteerde frequentie.
R
N
F
ee
t
v
wc_gr009716
Druk eenmaal op de schakelaar om de vibratie in te stellen op laag.
Druk eenmaal op de schakelaar om de vibratie in te stellen op hoog.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
62
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
Bedrijf
Vervolg van de vorige pagina.
Optie automatisch-neutraal (indien geïnstalleerd)
Bij normale werking blijft de vibratie constant, ongeacht of de machine vooruit
beweegt, achteruit beweegt of in neutraal staat. Met een schakelaar (c) op het
bedieningspaneel kan de operator een optie voor automatisch-neutraal kiezen
waarmee de vibratie automatisch wordt gestopt wanneer de machine in neutraal
wordt gezet.
Een indicatielampje (u) licht op wanneer de optie automatisch-neutraal is
geactiveerd.
c
u
wc_gr009771
Voor het activeren van de optie automatisch-neutraal, drukt u op de rechterkant
van de schakelaar. Voor het deactiveren van de optie automatisch-neutraal, drukt u
op de linkerkant van de schakelaar.
wc_tx003174nl_FM10.fm
63
Bedrijf
5.14
RD 27
Het watersproeisysteem gebruiken
Beschrijving
Water uit de tank wordt naar de sproeikoppen gevoerd door een elektrische pomp.
De waterstroom wordt geregeld door een schakelaar en een draaischaal.
Handmatige bediening
De watersproeischakelaar (aa) bevindt zich op de bedieningshendel. De
watersproeidraaiknop (a) en de watersproeimodusschakelaar (b) bevinden zich op
het bedieningspaneel. Bij handmatige bediening blijft de waterpomp constant,
ongeacht of de machine vooruit of achteruit beweegt of in neutraal is gezet.
a
aa
b
wc_gr009709
Voor het bedienen van het watersproeisysteem in handmatige modus:
1. Selecteer de handmatige modus op de watersproeimodusschakelaar.
2. Druk op de watersproeischakelaar om de waterpomp aan te zetten.
3. Draai de watersproeidraaiknop rechtsom om de sproeifrequentie te verhogen.
4. Draai de watersproeidraaiknop linksom om de sproeifrequentie te verlagen.
5. Druk opnieuw op de watersproeischakelaar om de waterpomp uit te zetten.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
64
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
Bedrijf
Vervolg van de vorige pagina.
Automatische bediening
Met een schakelaar (d) op het bedieningspaneel kan de operator een optie voor
automatisch-neutraal kiezen waarmee de watersproeier automatisch wordt gestopt
wanneer de machine in neutraal wordt gezet. Een indicatielampje (r) licht op
wanneer de optie automatisch-neutraal is geactiveerd.
r
d
wc_gr009711
Voor het bedienen van het watersproeisysteem in automatische modus:
1. Selecteer de automatische modus op de watersproeimodusschakelaar.
2. Druk op de watersproeischakelaar om de waterpomp aan te zetten.
3. Draai de watersproeidraaiknop rechtsom om de sproeifrequentie te verhogen.
4. Draai de watersproeidraaiknop linksom om de sproeifrequentie te verlagen.
5. Druk opnieuw op de watersproeischakelaar om de waterpomp uit te zetten.
Richtlijnen bij gebruik
Bij gebruik van het watersproeisysteem:
■ Controleer of de tank gevuld is met water.
■ Gebruik alleen schoon water. Vuil water, zelfs als het gefiltreerd is, kan het
systeem verstoppen.
■ Houd het watersysteem schoon en goed onderhouden. Zie hoofdstuk
Onderhoud.
LET OP: Maak het watersproeisysteem klaar voor de winter bij koud weer.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003174nl_FM10.fm
65
Bedrijf
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
Aftappen
Als de sproeier niet onmiddellijk na het inschakelen van het systeem begint, zit er
lucht in de waterleidingen.
b
c
a
d
wc_gr011421
Aftappen van lucht uit de waterleidingen:
1. Draai de membraanklep (a) 360° linksom terwijl het systeem in werking is.
2. Draai de membraanklep 360° rechtsom wanneer water door de sproeikoppen of
het membraan begint te sproeien.
Afstellen
De sproeihoek afstellen:
1. Breng de bumper (b) omhoog.
2. Steek een schroevendraaier in de sproeikop (c) en stel de hoek in zoals
gewenst.
NB: Zorg dat de waternevel de volledige lengte van de cilinder dekt.
66
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.15
Bedrijf
De lampen gebruiken (indien aanwezig) (standaard
bedieningspaneel)
Achtergrond
De tuimelschakelaar op het bedieningspaneel regelt de stroom naar de lampen
van de machine.
De lampen identificeren
■ Koplampen (a)
■ Werklamp (b)
■ Trommellampen, indien geïnstalleerd (d)
a
d
b
wc_gr010667
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003174nl_FM10.fm
67
Bedrijf
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
De lampen bedienen
■ Druk op de bovenste helft van de tuimelschakelaar (c) om de lampen aan te
zetten.
■ Druk op de onderste helft van de tuimelschakelaar om de lampen uit te zetten.
c
wc_gr010668
WAARSCHUWING
Aanrijdinggevaar. Nalaten alle beschikbare verlichting te gebruiken wanneer in het
donker of bij slecht zicht wordt gewerkt, kan de kans op een aanrijding met
mensen, voertuigen of stilstaande voorwerpen in de buurt vergroten.
► Gebruik alle beschikbare verlichting wanneer er in het donker of bij slecht zicht
wordt gewerkt.
► Vervang kapotte lampen onmiddellijk.
68
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.16
Bedrijf
De lampen gebruiken (indien aanwezig) (optioneel
bedieningspaneel)
Achtergrond
De draaischakelaar op het bedieningspaneel regelt de stroom naar de lampen van
de machine.
De lampen identificeren
■ Koplampen (a)
■ Werklamp (b)
■ Richtingaanwijzerlampen vooraan/weglampen (c)
■ Richtingaanwijzerlampen achteraan/weglampen (d)
■ Trommellampen, indien geïnstalleerd (e)
c
a
b
e
d
wc_gr009719
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003174nl_FM10.fm
69
Bedrijf
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
De lampen bedienen
■ Stand 0: alle lampen uit
■ Stand 1: parkeerlampen AAN
■ Stand 2: koplampen en weglampen AAN
■ Stand 3: koplampen, weglampen, werklampen en trommellampen AAN
3
2
1
0
wc_gr009720
WAARSCHUWING
Aanrijdinggevaar. Nalaten alle beschikbare verlichting te gebruiken wanneer in het
donker of bij slecht zicht wordt gewerkt, kan de kans op een aanrijding met
mensen, voertuigen of stilstaande voorwerpen in de buurt vergroten.
► Gebruik alle beschikbare verlichting wanneer er in het donker of bij slecht zicht
wordt gewerkt.
► Vervang kapotte lampen onmiddellijk.
70
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.17
Bedrijf
De werking van het achteruitrijalarm
Locatie
Het achteruitrijalarm (tt) bevindt zich aan de achterkant van de machine.
tt
wc_gr009713
Werking
Start de motor en plaats de vooruit-/achteruithendel in de achteruit-stand. Het
achteruitrijalarm dient onmiddellijk te weerklinken. Het achteruitrijalarm blijft klinken
totdat de vooruit-/achteruithendel naar de neutrale stand of naar de vooruit-stand
wordt verplaatst.
Indien u het achteruitrijalarm niet hoort, dient u de nodige reparaties uit te voeren
alvorens de wals te gebruiken.
wc_tx003174nl_FM10.fm
71
Bedrijf
5.18
RD 27
De parkeerremmen gebruiken
Achtergrond
Om te helpen de machine in een stilstaande positie te houden (geparkeerd), is er
een mechanische parkeerrem voor iedere cilinderaandrijfmotor. De mechanische
parkeerremmen zijn veergestuurde en hydraulisch ontgrendelende (SAHR)remmen.
De parkeerremmen worden geactiveerd bij de volgende omstandigheden:
■ er wordt op de drukknop van de parkeerrem (e) gedrukt.
■ de wordt motor uitgeschakeld.
■ de bestuurder komt uit zijn stoel.
■ er is een defect in het hydraulische systeem.
e
y
wc_gr009717
In- en uitschakelen
Door op de drukknop van de parkeerrem te drukken, worden de parkeerremmen
geactiveerd.
Het lampje “Remmen Aan”
gedrukt.
(y) gaat branden wanneer op de drukknop wordt
Door de drukknop omhoog te trekken, worden de parkeerremmen vrijgegeven.
NB: Aan de volgende omstandigheden moet worden voldaan om de
parkeerremmen vrij te geven:
■ De motor moet draaien.
■ De vooruit-/achteruithendel moet in de neutrale stand staan.
■ De bestuurder moet op de stoel zitten.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
72
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
Bedrijf
Vervolg van de vorige pagina.
Gebruik in noodgevallen
LET OP: Gebruik de parkeerremmen niet om de machine te stoppen tijdens
normale bedrijfsomstandigheden. Het gebruik van de parkeerrem terwijl de
machine in beweging is, zou schade kunnen veroorzaken aan de aandrijfmotors.
Gebruik de parkeerremmen alleen om de machine te stoppen in een noodgeval,
bijvoorbeeld:
■ wanneer het hydraulische hoofdremsysteem faalt (geen remwerking wanneer
de vooruit-/achteruithendel in de neutrale stand wordt gezet)
■ wanneer de machine ongecontroleerd een helling afrijdt.
wc_tx003174nl_FM10.fm
73
Bedrijf
5.19
RD 27
De parkeerremmen met de hand vrijmaken
Vereisten
■ De machine is uitgeschakeld
■ Blokkeringen
Procedure
Ga als volgt te werk om de parkeerremmen met de hand te ontgrendelen.
1. Blokkeer de cilinders om te voorkomen dat de machine beweegt.
2. Verwijder de twee pluggen uit elke aandrijfmotor.
a
a
3. Steek een steeksleutel in de aandrijfmotor en in de schroef. Druk de veer in de
aandrijfmotor met de schroef in en draai de schroef totdat deze pakt. Herhaal dit
voor de tweede schroef van de aandrijfmotor.
LET OP: Gebruik geen elektrisch gereedschap om de schroeven te draaien. Dit
kan de aandrijfmotor beschadigen.
4. Draai de schroeven in gelijke mate totdat de veren helemaal zijn ingedrukt.
5. Draai de schroeven nog eens 120° totdat de remmen vrij zijn.
6. Herhaal de procedure bij de andere aandrijfmotor.
74
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.20
Bedrijf
De gevarenzone vermijden
Beschrijving
Een gevarenzone is een gebied dichtbij de machine waar personen ernstig letsel
kunnen oplopen als zij worden geraakt door, of gepakt tussen, bewegende delen
van de machine.
Op deze machine verwijst de gevarenzone specifiek naar het gebied dichtbij de
scharnierende verbinding tussen de voor- en achterframes (a). De gevarenzone
wordt geïdentificeerd met veiligheidslabels (b) aan beide zijden van het voorframe.
a
WARNING
AVOID CRUSHING AREA
ADVERTENCIA
EVITE ZONA DE APRIETE
AVERTISSEMENT
EVITER ZONE DE RACCORDEMENT A PINCE
a
178710
110176
b
wc_gr010819
Vermijden van letsel
Volg de onderstaande instructies op om letsel binnen de gevarenzone te
vermijden.
► Zorg ervoor dat de veiligheidslabels aanwezig en duidelijk zichtbaar zijn op
beide zijden van de scharnierende verbinding.
► Voordat u de machine gaat bedienen, moet u al het personeel in de nabijheid
instrueren om weg te blijven van de machine terwijl deze wordt bediend.
► Blij tijdens het bedienen van de machine bewust van mensen die zich verplaatsen in het werkgebied. Wees voorbereid om indien nodig te reageren op de
bewegingen.
► Vergrendel de scharnierende verbinding alvorens onderhoud uit te voeren aan
de machine. Zie onderwerp De scharnierende verbinding vergrendelen en ontgrendelen.
wc_tx003174nl_FM10.fm
75
Bedrijf
5.21
RD 27
Voorafgaande controles
Vereisten
Machine op een vlak, horizontaal oppervlak
Vóór het starten
Controleer de volgende onderdelen, alvorens de machine te starten:
■ Peil motorkoelmiddel
■ Motoroliepeil
■ Motorluchtfilterindicator
■ Peil van hydraulische olie
■ Dieselbrandstofpeil
■ Toestand van oliekoeler en koelribben van radiator
■ Waterpeil in tank
LET OP: Vul de smeerolie en hydraulische olie bij met producten van de kwaliteit
en specificaties aangegeven in de tabel "Smeermiddelen" in het hoofdstuk
Technische gegevens van deze bedieningshandleiding. Gebruik daarbij schone
opvangbakken, trechters, enz. om contaminatie te vermijden.
Vóór bediening
Alvorens de machine te gebruiken:
1. De scharnierende verbinding ontgrendelen.
2. Positie van trommelafstrijkbalk controleren.
3. De machine op vloeistoflekken controleren. Repareer deze voordat u de
machine gebruikt.
4. Controleer het werkterrein op obstructies. Verwijder alle obstructies.
5. Controleer of hendels, opstappen en platformen vrij zijn van vuil, sneeuw, vet,
brandstof of alles dat de veiligheid van de bestuurder in gevaar zou kunnen
brengen.
6. Laat de motor opwarmen volgens het volgende schema:
Omgevingstemperatuur
Tijd (min.)
Boven 0°C
5
Onder 0°C
15*
* Er kan meer tijd nodig zijn als de hydraulische bedieningen traag zijn.
76
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.22
Bedrijf
De machine starten, stoppen en bedienen
Vereisten
■ De machine is in bruikbare conditie en werd goed onderhouden
■ Er is brandstof in de tank aanwezig
GEVAAR
Verstikkingsgevaar. De motoruitlaatgassen bevatten koolmonoxide, wat IN
SLECHTS ENKELE MINUTEN DODELIJK KAN ZIJN. Dit is een vergif dat u niet
kunt zien of ruiken.
► Start de motor niet in besloten ruimten.
WAARSCHUWING
Ontploffingsgevaar.
► Gebruik geen verdampende startvloeistoffen, zoals ether, in deze motor.
De machine starten
Voer de onderstaande procedure uit om de motor te starten.
1. Ga op de bestuurdersstoel zitten en maak de veiligheidsgordel vast.
2. Zet de bedieningshendel (ff) in de stand NEUTRAL.
e
R
N
F
ff
wc_gr009723
3. Druk op de drukknop van de parkeerrem (e) om de parkeerrem te activeren.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003174nl_FM10.fm
77
Bedrijf
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
4. Plaats de gashendel (h) in de stand LOW (“schildpad”).
0
1
2
h
wc_gr009724
5. Draai de contactsleutel naar de stand ON (1). Controleer of het
bedieningspaneel stroom krijgt. De lampjes van de oliedruk, de gloeibougies en
de wisselstroomdynamo moeten beginnen te branden.
6. Wacht totdat het indicatielampje van de gloeibougie uit gaat. Draai de sleutel
vervolgens naar de stand START (2) om de motor te starten. Nadat de motor
start, laat u de contactsleutel los om de startmotor niet te forceren.
LET OP: Laat de startmotor niet langer dan 30 seconden draaien. Zet de sleutel op
OFF en wacht 15 seconden voordat u de motor weer probeert te starten.
De machine bedienen
Voer de volgende procedure uit om de wals te bedienen.
1. Trek de parkeerremknop uit om de parkeerrem te ontkoppelen.
2. Zet de gashendel in de HIGH ("konijn") stand. Dat garandeert maximale
bewegingssnelheid en de beste verdichtingsresultaten.
LET OP: Door de machine bij een lager motortoerental te gebruiken, wordt de
verdichting verminderd, worden de machinefuncties vertraagd en de hydraulische
componenten beschadigd.
WAARSCHUWING
Hoog geluidsniveau. Langdurige blootstelling kan uw gehoor beschadigen.
► Draag gepaste oorbescherming tijdens de bediening van deze machine.
3. Zet de vooruit-/achteruithendel in FORWARD. De vooruit-/achteruithendel regelt
zowel de richting als de snelheid van de wals. Hoe verder de hendel naar voren
wordt geplaatst, hoe sneller de machine zal rijden.
NB: Gebruik de bedieningshendel in plaats van de gasklep om de snelheid van de
machine te regelen tijdens het verdichten.
4. Druk op de vibratieknop op de vooruit-/achteruithendel om de vibratie te starten.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
78
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
Bedrijf
Vervolg van de vorige pagina.
5. Druk op de watersproeischakelaar om het watersproeisysteem aan te zetten.
6. Draai aan de watersproeiknop om de gewenste watersproeifrequentie te
selecteren.
De machine stopzetten
Voer de onderstaande procedure uit om de machine te stoppen.
1. Stop de machine op een horizontaal oppervlak met een gepast
draagkrachtvermogen.
2. Stop de waterspuit en de vibratie door te drukken op de watersproeischakelaar
(aa) en de vibratieschakelaar (bb) op de bedieningshendel (ff).
3. Zet de bedieningshendel in de stand NEUTRAL.
h
aa
ff
R
N
F
bb
wc_gr009725
4. Plaats de gashendel (h) in de stand LOW (“schildpad”).
LET OP: Zet de motor nooit plotseling af na een langdurige periode draaien onder
zware belasting. Laat de motor enkele minuten stationair draaien voordat u hem
uitschakelt. Dit vermijdt plotselinge daling van de motortemperatuur na het
uitschakelen van de motor.
5. Druk op de drukknop van de parkeerrem (e).
e
0
1
2
wc_gr009726
6. Draai de contactsleutel naar OFF (0).
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003174nl_FM10.fm
79
Bedrijf
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
7. Verwijder de contactsleutel voordat u opstaat uit de bestuurdersstoel.
8. Zet een blok voor de cilinders als de machine op een helling geparkeerd moet
worden.
Parkeerrem
De parkeerrem werkt als functie van hydraulische druk bij de aandrijfmotors.
Wanneer hydraulische druk verloren gaat, wordt de rem automatisch geactiveerd.
Verlies van hydraulische druk treedt op onder de volgende omstandigheden:
■ de motor draait niet
■ de motor draait en de operator zit niet op de stoel
■ er is op de drukknop van de parkeerrem gedrukt
VOORZICHTIG
Obstructiegevaar.
► Markeer de machine met borden, lichten en andere identificatie als de machine
tijdens het parkeren een hindernis vormt voor het verkeer.
5.23
Procedure voor noodstops
In geval van een defect of ongeluk terwijl de machine in gebruik is, moet de
onderstaande procedure worden gevolgd.
1. Zet de motor af.
2. Laat de motor en het uitlaatsysteem afkoelen.
3. Zet de machine met de juiste uitrusting opnieuw rechtop als deze
voorovergekanteld is.
4. Neem contact op met het verhuurbedrijf of de eigenaar van de machine.
80
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.24
Bedrijf
Stabiliteit van de machine
WAARSCHUWING
Verpletteringsgevaren. Bepaalde werkplekken of bedienings-/gebruikspraktijken
kunnen van nadelige invloed op de machinestabiliteit zijn.
► Volg de onderstaande instructies om het risico op ongelukken met kantelen of
vallen te verlagen.
Oppervlakte-omstandigheden
Let tijdens de bediening van de machine op veranderende oppervlaktecondities.
Pas de snelheid en rijrichting zoals noodzakelijk aan om veilige bediening te
handhaven.
■ De stabiliteit en tractie van de machine kunnen in ernstige mate worden
verminderd bij gebruik op oneffen of ruw terrein, rotsachtige grondsoorten of nat
of los oppervlaktemateriaal.
■ De machine kan plotseling gaan kantelen, omlaag vallen of omvallen bij
verplaatsing op oppervlakken die net met (losse) grond gevuld zijn.
Stuurhoek
Er bestaat grotere kans dat een gescharnierde wals omkantelt wanneer het van
een verhoogd oppervlak rijdt en de machine van de kant ervan weggedraaid is.
► Zoals in de illustratie rechts wordt getoond moet de machine te allen tijde naar
de kant worden gedraaid wanneer van hoger gelegen oppervlakken wordt weggereden.
wc_gr007042
Rijsnelheid
Een snel rijdende machine heeft grotere kans te kantelen of omver te vallen bij het
bochten maken of van richting veranderen.
► Verlaag de rijsnelheid voordat een bocht met de machine wordt gemaakt.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003174nl_FM10.fm
81
Bedrijf
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
Overhangen van de wals
De machine kan plotseling gaan kantelen wanneer meer dan de helft van de
walsbreedte voorbij de kant van het verhoogde oppervlak uitsteekt.
► Verlaag de rijsnelheid en let zorgvuldig op de positie van de wals bij gebruik
langs de kant van een verhoogd oppervlak.
► Houd zoveel mogelijk walsbreedte op het verhoogde oppervlak.
Vibratie op een opeengepakt oppervlak
Het vibratiesysteem inschakelen op een volkomen opeengepakt oppervlak kan de
walsen doen terugstoten en korte tijd contact met de grond doen verliezen. Als dit
zich voordoet terwijl de machine zich op een helling bevindt, kan hij gaan schuiven.
► Wanneer de walsen op het opeengepakte oppervalk terugstoten, moet de
vibratiesnelheid worden verlaagd of volledig worden gestopt.
82
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.25
Bedrijf
De tractieregeling gebruiken (indien geïnstalleerd)
Achtergrond
Deze machine kan met een optionele tractieregeling zijn uitgerust. Niet-uniforme
grondomstandigheden, zoals een combinatie van los, zanderig materiaal en grote
deeltjes, kunnen veroorzaken dat de cilinders met ongelijke snelheden
ronddraaien. Dit kan de beweging van de machine belemmeren. Wanneer
geactiveerd maakt de tractieregeling de stroom hydraulische olie die naar elke
aandrijfmotor gaat gelijk zodat de wals weer kan bewegen.
Schakelaar tractieregeling
De activeringsschakelaar voor het tractieregelingsysteem wordt met de voet
bediend. Volg de onderstaande procedure voor het bedienen van het
tractieregelingsysteem.
1. Zoek de activeringsschakelaar (a) op het bestuurdersplatform links
van de stuurkolom.
a
wc_gr012434
2. Houd de activeringsschakelaar ingedrukt om het systeem aan te schakelen.
3. Laat de activeringsschakelaar los om het systeem uit te schakelen.
LET OP: De tractieregeling is uitsluitend voor intermitterend gebruik ontworpen.
Voortdurend gebruik van de tractieregeling veroorzaakt dat de hydraulische olie
oververhit, waardoor het hydraulische systeem mogelijk beschadigd kan raken.
Gebruik de tractieregeling uitsluitend als dit nodig is om de machine weer in
beweging te zetten.
wc_tx003174nl_FM10.fm
83
Bedrijf
5.26
RD 27
Werken op hellingen
Achtergrond
Tijdens het werken met de machine op hellingen of heuvels moet er bijzondere
aandacht aan worden besteed het gevaar van lichamelijk letsel of beschadiging
van de machine te verminderen.
Procedure
Bedien de machine op hellingen altijd van boven naar beneden in plaats van
zijdelings. Voor veilige bediening van de machine en ter bescherming van de motor
moet ononderbroken gebruik beperkt blijven tot hellingen van 17° (30% helling) of
minder.
WAARSCHUWING
Verpletteringgevaar. Bedien de machine nooit zijdelings op hellingen. De machine
kan zelfs op stabiele ondergrond omverrollen of kantelen.
► Bedien de machine altijd van boven naar beneden op hellingen.
17°
30%
wc_gr009722
Oppervlakteomstandigheden
Let tijdens het gebruik van de machine op veranderingen in het werkoppervlak.
Pas de snelheid en rijrichting zo nodig aan om de veiligheid te handhaven.
■ De stabiliteit en tractie van de machine kunnen ernstig in gevaar komen
wanneer u werkt op ongelijkmatig of ruw terrein, rotsachtige grond of natte of
onsamenhangende oppervlakken.
■ De machine kan plotseling kantelen, wegzinken of vallen wanneer u een
oppervlak oprijdt dat pas met verse aarde is gevuld.
84
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
5.27
Bedrijf
De bescherming tegen vandalisme gebruiken
Beschrijving
Er zijn onderdelen van de machine die zouden kunnen worden gestolen of
beschadigd wanneer het voertuig onbewaakt wordt achtergelaten. Deze
onderdelen kunnen worden afgesloten om toegang of gebruik door onbevoegden
te voorkomen.
Afsluitbare onderdelen zijn onder meer:
■ Motorkap
■ Deksel van besturingspaneel
■ Houder voor bedieningshandleiding
Procedure
Voer de volgende procedure uit om de machine te vergrendelen.
1. Sluit de motorkap en bevestig een hangslot aan de sluiting (a).
b
c
a
wc_gr012513
2. Schuif de deksel over het besturingspaneel en bevestig een hangslot aan de
sluiting (b).
3. Sluit de deksel van de houder voor de bedieningshandleiding en bevestig een
hangslot aan de sluiting (c).
NB: Er zijn geen hangsloten met de machine meegeleverd.
wc_tx003174nl_FM10.fm
85
Bedrijf
5.28
RD 27
Dieseldeeltjesfilter (DPF)
Overzicht
Afhankelijk van het opstapelniveau van de motoremissies (reeks 4 of hoger), kan
deze machine uitgerust zijn met een dieseldeeltjesfilter (DPF). De DPF (a) helpt bij
het beschermen van het milieu door roet en andere deeltjes uit de motoruitlaat te
verwijderen.
Roet en deeltjes hopen zich uiteindelijk op binnen de DPF en moeten worden
verwijderd met een proces dat “regeneratie” wordt genoemd. Regeneratie is van
essentieel belang voor een veilige en schone werking van de motor. Er bestaan
zes verschillende regeneratieniveaus, als toegelicht in de volgende paragrafen.
b
f
d
e
a
c
wc_gr010660
Indicatielampjes
Drie indicatielampjes op het bedieningspaneel zijn specifiek gerelateerd aan de
DPF-prestatie:
(b) DPF-regeneratie
(d) DPF-regeneratie onderdrukt
(e) Hoge uitlaattemperatuur
NB: Zie de tabel aan het einde van dit onderwerp voor informatie over elk
indicatielampje en hoe het wordt weergegeven gedurende de zes
regeneratiestatussen die hieronder worden omschreven.
Fase nul: Passieve regeneratie
Stabiele werking van de wals warmt de DPF op tot een temperatuur die hoog
genoeg is om opgehoopt roet te verbranden. Zo lang een minimale interne
temperatuur wordt onderhouden, vindt dit proces (passieve regeneratie)
automatisch plaats. De normale werking van de machine wordt niet beïnvloed.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
86
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
Bedrijf
Vervolg van de vorige pagina.
Fase één: Actieve regeneratie
Actieve regeneratie kan optreden tijdens de werking als de
motorbedieningseenheid (ECU) een hoog niveau van opgehoopt roet binnen de
DPF detecteert. De ECU forceert vervolgens regeneratie door het verhogen van de
uitlaattemperatuur. De normale werking van de machine wordt niet beïnvloed.
WAARSCHUWING
De motoruitlaat kan verbranden, vooral bij hogere temperaturen.
► Blijf weg van de uitlaatdemper, de uitlaatpijp en uitlaatgassen wanneer actieve
regeneratie optreedt.
Fase twee: Geparkeerde regeneratie
Geparkeerde regeneratie is vereist wanneer fase nul en fase één ontoereikend zijn
om roet te verwijderen uit de DPF. Geparkeerde regeneratie moet worden gestart
door de operator als reactie op een visuele aanwijzing op het bedieningspaneel.
■ Geparkeerde regeneratie vindt plaats bij stilstand en is daarom van invloed op
de normale werking van de machine.
■ De ECU regelt de machine tijdens geparkeerde regeneratie. Men kan
variërende motorsnelheden en hoge uitlaattemperaturen verwachten tijdens dit
proces.
Om geparkeerde regeneratie te starten:
1. Plaats de bedieningshendel in neutraal, maar houd de motor draaiende.
WAARSCHUWING
De motoruitlaat kan verbranden, vooral bij hogere temperaturen.
► Blijf weg van de uitlaatdemper, de uitlaatpijp en uitlaatgassen wanneer actieve
regeneratie optreedt.
2. Activeer de parkeerrem.
3. Verlaag de motorsnelheid naar stationair.
4. Druk op de onderste helft van de DPF-bedieningsschakelaar (c).
Geparkeerde regeneratie kan meerdere minuten duren.
Fase drie: Te veel fijne deeltjes
Als de hoeveelheid opgehoopt roet binnen de DPF een te hoog niveau heeft
bereikt, gaat het motorstatuslampje (f) geel branden. De ECU zal proberen om het
teveel aan fijne deeltjes te verwijderen via een uitgebreide geparkeerde
regeneratie. Daarna volgt fase twee.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003174nl_FM10.fm
87
Bedrijf
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
LET OP: Als de geparkeerde regeneratie de fijne deeltjes niet kan verwijderen,
neemt u de machine onmiddellijk mee naar een erkend Wacker Neusonservicecentrum voor diagnose en reiniging van de DPF. Probeer de DPF niet zelf te
reinigen!
Fase vier: Veel fijne deeltjes
Als de hoeveelheid opgehoopt roet binnen de DPF een hoog niveau heeft bereikt,
gaat het motorstatuslampje (f) geel branden en begint indicatielampje (e) voor de
hoge uitlaattemperatuur knipperen. Een regeneratie zal de deeltjes niet goed uit de
DPF kunnen verwijderen.
LET OP: Als het motorstatuslampje gaat branden, neemt u de machine
onmiddellijk mee naar een erkend Wacker Neuson-servicecentrum voor diagnose
en reiniging van de DPF. Probeer de DPF niet zelf te reinigen! stop met de machine
te gebruiken.
Fase vijf: Extreem veel fijne deeltjes
Als de hoeveelheid opgehoopt roet binnen de DPF een extreem hoog niveau heeft
bereikt, gaat het motorstatuslampje (f) geel branden en begint indicatielampje (e)
voor de hoge uitlaattemperatuur knipperen. Een regeneratie zal de deeltjes niet
goed uit de DPF kunnen verwijderen. De DPF moet apart worden schoon gemaakt.
Neem onmiddellijk contact op met een erkend Wacker Neuson-servicecentrum
voor hulp.
LET OP: Als het motorstatuslampje gaat branden, neemt u de machine
onmiddellijk mee naar een erkend Wacker Neuson-servicecentrum voor diagnose
en reiniging van de DPF. De motor-ECU kan beginnen met afsluiten indien niet
geadresseerd.
b
f
d
a
e
c
wc_gr010660
Onderdrukking
Met de DPF-bedieningsschakelaar (c) kan de operator actieve en geparkeerde
regeneratie onderdrukken (voorkomen). Wanneer op de bovenste helft van de
DPF-bedieningsschakelaar wordt gedrukt, gaat het DPF-onderdrukkingslampje (d)
branden. Actieve en geparkeerde regeneratie zullen voorkomen dat de machine
opnieuw wordt opgestart.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
88
wc_tx003174nl_FM10.fm
RD 27
Bedrijf
Vervolg van de vorige pagina.
WAARSCHUWING
Brandgevaar
Een regeneratie van de DPF zorgt voor een verhoging van de uitlaattemperatuur.
► Als u de macchine in een temperatuurgevoelige omgeving of dicht bij brandbare
voorwerpen bedient, drukt u op de onderdukkingspositie van de DPF-bedieningsschakelaar. Dit voorkomt een regeneratie.
LET OP: Bedien de wals niet lange tijd zonder het toestaan van DPF-regeneratie.
Een DPF die is verstopt met roet kan oververhitten en permanente schade aan de
DPF veroorzaken. Geef de motor onmiddellijk een servicebeurt als het
motorstatuslampje (f) gaat branden.
wc_tx003174nl_FM10.fm
89
Algemeen onderhoud
6
RD 27
Algemeen onderhoud
6.1
Onderhoudsschema
Taken met een vinkje kunnen door de gebruiker worden uitgevoerd. Taken met een
vierkantje vereisen een speciale training en gespecialiseerd gereedschap.
Interval1
Product
Taak
(10)
(100)
(250)
(500)
(1000)
(3000)
Dagelijks
2
weken
3
mos.
Jaarlijks
Jaarlijks
3
jaar
Luchtfilter
Reinigen
Achteruitrijalarm
Testen
Brandstofpeil
Controleren
Peil van hydraulische
olie
Controleren
Neutraalschakelaar
Testen
Parkeerrem
Testen
Afstrijkbalken
Controleren
Veiligheidsgordel
Inspecteren
Sproeikoppen
Reinigen
Sproeisysteemfilter
Reinigen
Externe
bevestigingsmiddelen
Controleren
Waterafscheider
brandstofsysteem
Reinigen/
aftappen
Brandstoftank
Water/
bezinksel
aftappen
Watertankzeef
Reinigen
Accuklemmen
Reinigen
Remsysteem
Testen
Waterafscheiderelement
en van
brandstofsysteem
Vervangen
Brandstoffilterelement
Vervangen
90
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
Algemeen onderhoud
Interval1
Product
Taak
(10)
(100)
(250)
(500)
(1000)
(3000)
Dagelijks
2
weken
3
mos.
Jaarlijks
Jaarlijks
3
jaar
Brandstoftankdop en
filter
Reinigen
Hydraulische oliefilter 2
Verversen
Hydraulische-oliekoeler
Reinigen
Schokdempers
Controleren
Accu
Controleren
Hydraulische olie
Verversen
ROPS, middelste
hefmiddelen en
bevestigingsmiddelen
Inspecteren/
aandraaien
1 Hanteer
2
wc_tx003175nl_FM10.fm
wat zich het eerst voordoet, volgens de kalender of het aantal bedrijfsuren.
Ververs het hydraulische oliefilter na de eerste 100 bedrijfsuren.
91
Algemeen onderhoud
6.2
RD 27
Veiligheid-gerelateerde reserveonderdelen
Overzicht
De machine is uitgerust met diverse functies om de veiligheid van de operator te
verbeteren, Die functies omvatten de ROPS (Roll Over Protection Structure
(veiligheidsbeugel)), de veiligheidsgordel en de aanwezigheidsschakelaar voor de
operator. Voor uw gemak hebben we de volgende diagrammen en lijsten met
vervangingsonderdelen voor deze veiligheidsfuncties opgenomen.
Neem contact op met uw Wacker Neuson-dealer of ga naar
www.wackerneuson.com voor een volledige lijst reserveonderdelen voor deze
machine.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
92
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
Algemeen onderhoud
Vervolg van de vorige pagina.
ROPS-diagram
12
11
10
5
9
6
8
7
13
3
4
1
2
Ref.
Onderdeelnr.
Hoeveelheid
Beschrijving
wc_gr011387
Ref.
Onderdeelnr.
Hoeveelheid
Beschrijving
1
5200007316
8
Schroef, M16 x 40
8
5000172017
2
Kabel
2
5000153532
8
Borgring, M16
9
5000163948
2
Schroef, M8 x 16
3
5200002278
1
ROPS-frame
10
5000163627
1
Bevestigingsbeugel zwaailicht
4
5000162980
2
Reflector - rood
11
5000163224
1
Montage - zwaailicht
5
5200016011
2
Hendel, afstelbaar
12
5000162959
1
Lamp - zwaailicht
6
5200016010
4
Sluitring
13
5000172020
1
Etiket
7
5200016009
4
Pen
—
—
—
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003175nl_FM10.fm
93
—
Algemeen onderhoud
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
ROPS-diagram
8
7
6
5
9
3
4
1
2
wc_gr012446
Ref.
Onderdeelnr.
Hoeveelheid
Beschrijving
Ref.
Onderdeelnr.
Hoeveelheid
Beschrijving
1
5200007316
8
Schroef, M16 x 40
6
5000163627
1
Bevestigingsbeugel zwaailicht
2
5000153532
8
Borgring, M16
7
5000163224
1
Montage - zwaailicht
3
5200002277
1
ROPS-frame
8
5000162959
1
Lamp - zwaailicht
4
5000162980
2
Reflector - rood
9
5000172020
1
Etiket
5
5000163948
2
Schroef, M8 x 16
—
—
—
—
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
94
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
Algemeen onderhoud
Vervolg van de vorige pagina.
Diagram van zetelsysteem
9
10
2
4
8
18
11
7
3
19
17
12
7
6
14
13
15
1
5
16
wc_gr011423
Ref.
Onderdeelnr.
Hoeveelheid
Beschrijving
Ref.
Onderdeelnr.
Hoeveelheid
Beschrijving
1
5200003064
1
Plaat - stoel
11
5000164773
1
Tape - klittenband
2
5200010003
1
Stoel - afstelbaar
12
5200003065
1
Plaat - stoel
3
5200002872
1
Set -
13
5200006690
1
Afstelling - vergrendelend
14
5200006691
1
Afstelling - nietvergrendelend
veiligheidsgordel
4
5200011239
1
Houder -
handleiding
5
5000030066
12
Borgmoer
15
5000011544
4
Schroef, M8 x 16
6
5000013002
2
Schroef, M12 x 25
16
5200006692
1
Hendel - afstelling
7
5000010620
4
Sluitring
17
5200010529
1
Armleuning - links
8
5000010366
2
Borgmoer, M12
18
5200010526
2
Schroef - getapt, 5/16 - 18
9
5000164297
2
Sluitring
19
5000164779
2
Operatoraanwezigheidsschakelaar
10
5000164298
2
Klem
—
—
wc_tx003175nl_FM10.fm
95
—
—
Algemeen onderhoud
RD 27
Diagram van zetelsysteem
9
10
2
4
8
11
7
3
1
7
6
5
wc_gr012445
Ref.
Onderdeelnr.
Hoeveelheid
Beschrijving
Ref.
Onderdeelnr.
Hoeveelheid
Beschrijving
1
5200009785
1
Plaat - stoel
7
5000010620
4
Sluitring
2
5200010003
1
Stoel - afstelbaar
8
5000010366
2
Borgmoer, M12
3
5200002872
1
Set -
9
5000164297
2
Sluitring
10
5000164298
2
Klem
1
Tape - klittenband
veiligheidsgordel
4
5200011239
1
Houder -
handleiding
5
5000030066
4
Borgmoer
11
5000164773
6
5000013002
2
Schroef, M12 x 25
—
—
96
—
—
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
6.3
Algemeen onderhoud
Onderhoud voor de stoel en veiligheidsgordel
Achtergrond
Periodiek onderhoud en incidentele reparaties zijn nodig om de stoel en
veiligheidsgordel langdurig goed en veilig te kunnen gebruiken. Slecht
onderhouden uitrusting kan een gevaar voor de veiligheid vormen!
De stoel en veiligheidsgordel onderhouden
■ Houd de stoel schoon. Vuil, stof of bijtende chemische middelen kunnen de
bekleding beschadigen. Repareer gaten of scheuren onmiddellijk.
■ Reinig de veiligheidsgordel zo nodig met een zachte zeepoplossing. Gebruik
geen chemische reinigingsmiddelen omdat deze het materiaal beschadigen.
■ Vervang de veiligheidsgordel onmiddellijk indien het wordt versleten of
beschadigd.
■ Test de werking van de stoelbelastingsknop en de hendel voor voor/achterwaartse verplaatsing periodiek. Repareer of vervang versleten of slecht
werkende onderdelen.
■ Als de stoel zich tijdens de bijstelling niet soepel verplaatst, brengt u een klein
beetje standaardlagervet (zoals Shell Alvania® RL2 of een vergelijkbaar
product) aan op de rails.
wc_tx003175nl_FM10.fm
97
Algemeen onderhoud
6.4
RD 27
Zekeringen vervangen
Vereisten
■ De motor is uitgeschakeld
■ Nieuwe zekeringen
Locatie
De zekeringendoos (a) bevindt zich boven de accu.
a
wc_gr012565
Identificatie zekeringblok (Tier 4i)
Naam
5200015373
Ref. nr.
1
Krukasrelais
2
Neutraalrelais
3
Gaskleprelais
4
Stroomrelais
5
Neutraalrelais vibratie uit
6
Afspuiten neutraalrelais
7
Hoofdzekering (30A)
8
Gasklepzekering (20A)
9
Dynamozekering (2A)
10
Lichtzekering (30A)
11
Stopcontactzekering (10A)
12
Trillingssolenoïdezekering
(2A)
1
2
5
6
3
4
7 8 9
10 11 12
wc_gr011395
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
98
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
Algemeen onderhoud
Vervolg van de vorige pagina.
Identificatie zekeringblok (Tier 4)
Ref. nr.
Naam
1
Neutraal, DPFregeneratierelais
2
Stroom, ECU-relais
ECU
5A
30A
3
wc_tx003175nl_FM10.fm
Stroom, Hoofdrelais
4
Krukasrelais
5
Neutraalrelais
6
30A
5A
ECU
25A
5A
5A
10A
5200021855
1
2
Neutraalrelais vibratie uit
4
5
7
Afspuiten neutraalrelais
6
7
8
Uitlaatgasrecirculatie
(5EGR) zekering (5A)
9
ECU Toets zekering AAN
(5A)
10
ECU Toets zekering Start
(5A)
11
Hoofdzekering (30A)
12
ECU Stroomzekering
(25A)
13
Dynamozekering (5A)
14
Lichtzekering (30A)
15
Stopcontactzekering (10A)
16
Trillingssolenoïdezekering
(2A)
99
3
8
11
14
9 10
12 13
15 16
2A
Algemeen onderhoud
6.5
RD 27
De luchtfilterindicator controleren
Vereisten
■ Draaiende motor
■ Parkeerrem ingeschakeld
Wanneer
■ Om de 10 bedrijfsuren of dagelijks
■ Als de beperkingindicator van het luchtfilter (q) op het bedieningspaneel gaat
branden
l
Procedure
Ga als volgt te werk om de luchtfilterindicator te controleren.
1. Open het motorcompartiment.
2. Start de motor.
3. Zet de gashendel in de HIGH stationaire stand.
4. Zoek de luchtfilterindicator op (a).
a
q
wc_gr009729
Als de gele zuiger in de luchtfilterindicator in de rode zone komt, de luchtreiniger/
luchtfilters reinigen.
5. Zet de motor af.
100
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
6.6
Algemeen onderhoud
Het achteruitrijalarm testen
Achtergrond
Het achteruitrijalarm bevindt zich aan de achterkant van de machine.
Wanneer
Om de 10 bedrijfsuren of dagelijks
Testprocedure
Ga als volgt te werk om het achteruitrijalarm te testen.
1. Draai de sleutel in de ON-stand.
2. Verplaats de vooruit/achteruit-hendel naar de REVERSE-stand.
Het achteruitrijalarm dient onmiddellijk te weerklinken. Het achteruitrijalarm blijft
klinken totdat de vooruit/achteruit-hendel in de NEUTRAL stand of in de
FORWARD-stand wordt gezet.
LET OP: Indien u het achteruitrijalarm niet hoort, dient u de nodige reparaties uit te
voeren alvorens de machine te gebruiken.
wc_tx003175nl_FM10.fm
101
Algemeen onderhoud
6.7
RD 27
Het peil van de hydraulische olie controleren
Vereisten
■ De machine is uitgeschakeld
■ Hydraulische olie warm
Wanneer
Om de 10 bedrijfsuren of dagelijks
l
Procedure
Voer de hierna beschreven procedure uit om het peil van de hydraulische olie te
controleren.
1. Open het motorcompartiment.
b
a
wc_gr012521
2. Bekijk het peil van de hydraulische olie door het peilglas (a).
3. Als het oliepeil te laag is, opent u de tankdop (b) en vult u de hydraulische olie
bij tot het midden van het peilglas.
102
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
6.8
Algemeen onderhoud
De neutraalschakelaar controleren
Voorwaarden
Parkeerrem ingeschakeld
Wanneer
Om de 10 bedrijfsuren of dagelijks
Procedure
Ga als volgt te werk om de neutraalschakelaar te controleren.
WAARSCHUWING
Pletgevaar. De machine kan plotseling naar voren bewegen als de neutraalschakelaar
niet goed is afgesteld bij het uitvoeren van deze test.
► Zorg dat er zich geen personeel of apparatuur in de buurt bevindt bij het uitvoeren
van deze test.
1. Zet de motor af.
2. Activeer de parkeerrem.
3. Zet de vooruit-/achteruithendel in de VOORUIT-stand.
4. Houd de startschakelaar van de motor in de START-stand.
5. Beweeg de vooruit-/achteruithendel langzaam naar de NEUTRALE stand toe.
■ Als de motor start voordat de vooruit-/achteruithendel de NEUTRALE
stand bereikt, moet de neutraalschakelaar worden afgesteld. Raadpleeg
de reparatiehandleiding.
■ Als de motor pas start wanneer de vooruit-/achteruithendel in de NEUTRALE
stand staat, is de neutraalschakelaar in orde.
wc_tx003175nl_FM10.fm
103
Algemeen onderhoud
6.9
RD 27
De veiligheidsgordel inspecteren
Voorwaarden
■ Machine uitgeschakeld
■ Parkeerrem ingeschakeld
Wanneer
Dagelijks, alvorens de machine te starten
l
Procedure
Ga als volgt te werk om de veiligheidsgordel te inspecteren.
1. Controleer de bevestigingen van de veiligheidsgordel (a) op slijtage en schade.
Vervang beschadigde bevestigen.
2. Controleer de gesp (b) op slijtage en schade. Vervang de veiligheidsgordel als
de gesp beschadigd is.
3. Inspecteer de veiligheidsgordel (c) op slijtage en schade. Vervang de
veiligheidsgordel als deze beschadigd is.
NB: Vervang de veiligheidsgordel om de drie jaar, zelfs als geen van de onderdelen
zichtbare tekenen van slijtage of schade tonen.
104
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
6.10
Algemeen onderhoud
De watersproeikoppen reinigen
Vereisten
■ De machine is uitgeschakeld
■ Schoon, niet-ontvlambaar oplosmiddel
Wanneer
Om de 10 bedrijfsuren of dagelijks
l
Procedure
Ga als volgt te werk om de watersproeikoppen te reinigen.
1. Breng de bumper omhoog en zoek de watersproeikoppen.
wc_gr009736
2. Verwijder de dop (a).
3. Verwijder de sproeikop (b).
4. Verwijder de rubberen ring (c).
5. Verwijder de zeefconstructie (d).
6. Reinig de sproeikop (b) en de zeefconstructie (d) in een schoon, nietontvlambaar oplosmiddel.
7. Zet de componenten weer in elkaar.
wc_tx003175nl_FM10.fm
105
Algemeen onderhoud
6.11
RD 27
Het filter van het watersproeisysteem reinigen
Vereisten
■ De machine is uitgeschakeld
■ Afsluitklep van het watersproeisysteem in gesloten stand
Wanneer
Om de 10 bedrijfsuren of dagelijks
l
Procedure
Ga als volgt te werk om het filter van het watersproeisysteem te reinigen.
1. Zoek de filtermontage van het watersproeisysteem (a) binnen de toegangsdeur,
net onder de trede aan de linkerkant van de machine.
b
c
d
a
b
wc_gr009737
2. Schroef de filterkom (d) los en verwijder deze.
3. Verwijder het filter (c).
4. Reinig het filter met water of perslucht.
5. Reinig de filterkom met water of perslucht.
6. Controleer de toestand van de pakking (d) en vervang deze zo nodig.
7. Installeer de filter weer in de filterkom en druk deze stevig omlaag op zijn plaats.
8. Installeer de filterkom weer terug.
Resultaat
Het filter van het watersproeisysteem is gereinigd.
106
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
6.12
Algemeen onderhoud
De waterkelp gebruiken (indien geïnstalleerd)
Beschrijving
De waterklep (a) bevindt zich direct boven de waterpomp (b).
a
c
b
wc_gr011416
Functie
Bij normale werking wordt de waterklep volledig naar links gedraaid. Met deze
stand kan de waterpomp ononderbroken water uit de watertank zuigen.
Door de waterklep naar rechts te draaien, wordt de waterbron gewijzigd van de
watertank naar de groene slang (c). Het open uiteinde van de groene slang kan
vervolgens worden ondergedompeld in een externe vloeistof, zoals een mengsel
van water en antivries, wat vervolgens door het watersysteem wordt gepompt als
voorbereiding op de winter.
wc_tx003175nl_FM10.fm
107
Algemeen onderhoud
6.13
RD 27
Het sproeisysteem beschermen bij koud weer
Vereisten
■ De motor is gestopt
■ Antivries (indien nodig)
Wanneer
Voordat het vriest of dat de machine in vriezende weersomstandigheden moet
worden gebruikt
Beschrijving
Bescherm het sproeisysteem bij koud weer door antivries door het systeem te
circuleren.
a
e
d
c
f
b
wc_gr011418
Procedure
Voer de onderstaande procedure uit om het sproeisysteem klaar te maken voor de
winter met antivries.
1. Draai de waterklep (a) naar rechts.
2. Dompel de groene slang (c) onder in de antivries.
3. Draai de sleutel naar de stand ON maar start de motor niet.
4. Selecteer de handmatige modus voor de watersproeischakelaar (f).
5. Druk op de joystickknop (d) om het watersproeisysteem te activeren.
6. Draai de watersproeidraaiknop (e) om de stroom als nodig bij te stellen.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
108
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
Algemeen onderhoud
Vervolg van de vorige pagina.
7. Wanneer het antivries door het systeem is gecirculeerd, drukt u op de
joystickknop om de watersproeier te stoppen.
8. Draai de sleutel naar de stand OFF.
9. Haal de groene slang uit het antivries en plaats het weer op de opslaglocatie.
10.Draai de waterklep naar links.
Resultaat
Het watersproeisysteem is klaargemaakt voor de winter.
wc_tx003175nl_FM10.fm
109
Algemeen onderhoud
6.14
RD 27
De brandstof/waterafscheider onderhouden
Vereisten
■ De machine is uitgeschakeld
■ Nieuw filter
■ Opvangbak met voldoende inhoud voor het opvangen van afgetapte vloeistof
Wanneer
Om de 100 uur aftappen; element om de 500 uur vervangen
De waterafscheider aftappen
Ga als volgt te werk om de brandstof/waterafscheider af te tappen.
1. Open het motorcompartiment.
2. Plaats een opvangbak onder de brandstof/waterafscheider (g).
a
b
c
d
e
g
wc_gr009738
3. Draai de kraan (e) naar links open en tap het water en bezinksel af in een
geschikte opvangbak.
NB: Vang alle gebruikte vloeistoffen op, sla ze op en voer ze af in
overeenstemming met geldende milieuregelgeving.
4. Sluit de kraan.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
110
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
Algemeen onderhoud
Vervolg van de vorige pagina.
Element vervangen
Ga als volgt te werk om het brandstoffilterelement te vervangen:
1. Tap de brandstof/waterafscheider zoals boven beschreven af.
2. Houd de kom (d) vast terwijl u de kraag (c) losdraait. Verwijder de kom en de
kraag (c).
3. Maak de kraag (a) los en verwijder het brandstoffilterelement (b).
NB: Werp gebruikte filters weg in overeenstemming met de milieuregelgeving.
4. Maak de onderdelen schoon. Inspecteer de onderdelen op schade. Vervang
beschadigde onderdelen.
5. Maak de montageplaat van het filter schoon. Verwijder de hele, gebruikte
afdichting.
6. Breng een dunne laag dieselbrandstof aan op de afdichting van het nieuwe
filterelement.
7. Installeer het nieuwe filterelement en draai deze met de hand vast. Draai de
kraag (a) vast.
8. Installeer de kom (d) en maak de kraag (c) vast.
9. Start de motor en controleer het brandstofsysteem op lekken.
wc_tx003175nl_FM10.fm
111
Algemeen onderhoud
6.15
RD 27
De watertankzeef reinigen (indien geïnstalleerd)
Vereiste
De machine is uitgeschakeld
Wanneer
Om de 100 bedrijfsuren of om de 2 weken
l
Procedure
Ga als volgt te werk om de watertankzeef te reinigen.
1. Verwijder de vuldop (a).
b
a
wc_gr009740
2. Verwijder de watertankzeef (b).
3. Reinig de vuldop met schoon water of perslucht.
4. Reinig de watertankzeef met schoon water of perslucht.
5. Installeer de watertankzeef weer terug.
6. Zet de vuldop terug.
112
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
6.16
Algemeen onderhoud
Het remsysteem testen
Vereiste
Helling van 15°
Wanneer
Om de 500 bedrijfsuren of jaarlijks
l
Voorzorgsmaatregel
Gebruik deze test om vast te stellen of de parkeerrem werkt op de aangegeven
helling. Deze test niet bedoeld om de maximale remkracht te meten.
Procedure
Voer de hierna weergegeven procedure uit om het remsysteem te testen.
1. Zet de machine zoals getoond op een helling van 15°.
15°
2. Zet, terwijl de motor draait, de gashendel in de LOW IDLE stand en de vooruit/
achteruit-hendel in de NEUTRAL stand.
3. Activeer de parkeerrem. De machine hoort niet te bewegen.
Als de machine gaat bewegen, moet u contact opnemen met de afdeling
Productondersteuning van Wacker Neuson.
wc_tx003175nl_FM10.fm
113
Algemeen onderhoud
6.17
RD 27
De brandstoftankdop reinigen
Vereisten
■ De machine is uitgeschakeld
■ Schoon, niet-ontvlambaar oplosmiddel
Wanneer
Om de 500 bedrijfsuren of jaarlijks
l
Procedure
Ga als volgt te werk om de dop van de brandstoftank en de brandstofzeef te
reinigen.
1. Open het motorcompartiment.
2. Haal de dop (a) van de brandstoftank.
a
wc_gr009743
3. Veeg de dop van de brandstoftank af met een niet-ontvlambaar oplosmiddel.
Droog de dop met perslucht.
4. Inspecteer de dop van de brandstoftank op schade. Vervang de dop indien deze
is beschadigd.
114
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
6.18
Algemeen onderhoud
Het hydraulische oliefilter vervangen
Vereisten
■ Hydraulische oliefilter
■ Geschikte opvangbak
■ Machine geparkeerd op een vlakke, horizontale ondergrond
Wanneer
Om de 500 bedrijfsuren of jaarlijks
l
Procedure
Voer de hierna beschreven procedure uit om de hydraulische olie te verversen.
NB: Zorg dat u de hydraulische olie en het hydraulische systeem schoon houdt.
Vuile hydraulische olie vermindert de prestatie van onderdelen en verkort de
levensduur ervan.
1. Open het motorcompartiment.
2. Zoek de kap van de hydraulische tank (a).
a
b
c
d
e
a
f
wc_gr009744
3. Schroef de kap van de hydraulische tank los en verwijder het van het huis (b).
Pak de afsluitdop (c) vast en trek het bevestigde filterelement (d) uit de buis (e).
4. Verwijder en gooi het filterelement weg.
NB: Vang alle gebruikte olie en filters op, berg het weg en voer het af in
overeenstemming met de geldende milieuregelgeving.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003175nl_FM10.fm
115
Algemeen onderhoud
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
5. Installeer een nieuw filterelement op de afsluitdop.
6. Plaats het nieuwe filterelement en afsluitdop in de buis.
7. Plaats de kap van de hydraulische tank weer terug en maak het stevig vast.
8. Controleer het peil van de hydraulische olie (f) en vul zo nodig hydraulische olie
bij.
9. Controleer het peil van de hydraulische olie nogmaals de volgende dag of nadat
de machine gebruikt is en is afgekoeld.
WAARSCHUWING
De meeste verwerkte hydraulische olie bevat kleine hoeveelheden materiaal die
kanker en andere gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken bij inhalatie,
inslikken of bij langdurig contact met de huid.
► Neem maatregelen om inhalatie of inslikken van gebruikte hydraulische olie te
voorkomen.
► Na blootstelling aan gebruikte hydraulische olie, moet de huid grondig worden
gewassen.
116
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
6.19
Algemeen onderhoud
De koeler van de hydraulische olie reinigen
Vereisten
■ De machine is uitgeschakeld
■ Parkeerrem ingeschakeld
Wanneer
Om de 500 bedrijfsuren of jaarlijks
l
Procedure
Ga als volgt te werk om de koeler van de hydraulische olie te reinigen.
1. Open het motorcompartiment.
2. Zoek de koeler van de hydraulische olie (a) op.
a
wc_gr009745
3. Reinig de koeler van de hydraulische olie met perslucht.
4. Sluit het motorcompartiment.
wc_tx003175nl_FM10.fm
117
Algemeen onderhoud
6.20
RD 27
Loskoppeling accu
Beschrijving
Deze machine is uitgerust met een schakelaar in het motorcompartiment om de
accu uit te schakelen. De schakelaar voorziet in een gemakkelijke methode om de
accu los te koppelen van het elektrische systeem.
wc_gr009772
Procedure
Om het elektrische systeem los te koppelen en te isoleren van de accu:
1. Schroef de vleugelmoer los en verwijder de kabel uit de tapbout.
2. Verplaats de kabel weg van de accu zodat er geen kans bestaat dat het de
tapbout per ongeluk aanraakt.
3. Plaats de accukabel op de tapbout om de accu weer aan te sluiten en zet de
kabel met de vleugelmoer vast.
WAARSCHUWING
Gevaar van elektrische schok.
► Isoleer de accu alvorens onderhoudswerkzaamheden aan elektrische uitrusting
te verrichten.
118
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
6.21
Algemeen onderhoud
Onderhoud van de accu
WAARSCHUWING
Ontploffingsgevaar. Uit een accu kan explosief waterstofgas vrijkomen.
► Houd alle vonken en vlammen uit de buurt van de accu.
► Accucontactpennen niet kortsluiten.
WAARSCHUWING
Accuvloeistof is giftig en bijtend.
► In geval van inslikken of contact met huid of ogen, dient u onmiddellijk medische
hulp in te roepen.
Gooi gebruikte accu’s weg volgens de lokale milieuvoorschriften.
Overzicht
Deze machine is uitgerust met één enkele acculastschakelaar die kan worden
gebruikt om de accu te isoleren voor onderhoudsdoeleinden. Zie onderwerp
“Loskoppeling accu” in het hoofdstuk Werking voor meer informatie.
De instructies hieronder behandelen de traditionele methode voor het loskoppelen
en aansluiten van de accu, bijvoorbeeld als de accu wordt verwijderd of vervangen.
Loskoppelen
De accu loskoppelen:
1. Zet de machine stil en schakel de motor uit.
2. Plaats alle elektrische schakelaars in de UIT-stand.
3. Koppel de negatieve accukabel los van de accu.
4. Koppel de positieve accukabel los van de accu.
Aansluiten
De accu aansluiten:
1. Sluit de positieve accukabel aan op de accu.
2. Sluit de negatieve accukabel aan op de accu.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003175nl_FM10.fm
119
Algemeen onderhoud
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
Onderhoud
■ Houd accuaansluitingen schoon en zorg dat verbindingen goed vastzitten.
■ Maak de kabels zo nodig beter vast en smeer de kabelklemmen met vaseline.
■ Houd de accu volledig geladen om starten bij koud weer te verbeteren.
Voorzorgsmaatregelen
Neem het volgende in acht om ernstige schade aan het elektrische systeem te
voorkomen:
■ Koppel de accu niet los terwijl de machine draait.
■ Probeer nooit de machine te gebruiken zonder een accu.
■ Probeer een machine niet met startkabels te starten.
■ Voor het geval de accu van de machine leeg is, moet deze door een volledig
opgeladen accu worden vervangen of opnieuw worden geladen met de juiste
acculader.
120
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
6.22
Algemeen onderhoud
De hydraulische olie verversen
Vereisten
■ Hydraulische olie
■ Geschikte opvangbak
■ Machine geparkeerd op een vlakke, horizontale ondergrond
Wanneer
Om de 1000 bedrijfsuren of jaarlijks
l
Aftappen
Ga als volgt te werk om de hydraulische olietank af te tappen.
NB: Zorg dat u de hydraulische olie en het hydraulische systeem schoon houdt.
Vuile hydraulische olie vermindert de prestatie van onderdelen en verkort de
levensduur ervan.
1. Open het motorcompartiment.
2. Verwijder de kap van de hydraulische tank (a).
a
c
d
b
f
e
a
wc_gr009747
3. Schroef de kap van de hydraulische tank los en verwijder het van het huis (b).
Pak de afsluitdop (c) vast en trek het bevestigde filterelement (d) uit de buis (e).
Gooi het filterelement weg.
4. Spoel de dop van de hydraulische tank en de buis met schoon, niet-ontvlambaar
oplosmiddel.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_tx003175nl_FM10.fm
121
Algemeen onderhoud
RD 27
Vervolg van de vorige pagina.
5. Controleer de toestand van de ontluchter (f). Zie het gedeelte De ontluchter van
de hydraulische tank controleren en reinigen. Reinig en installeer de ontluchter
weer als de O-ring in goede staat is.
f
a
b
g
h
wc_gr009778
6. Zoek het hydraulische aftappunt (g) aan de onderzijde van het voorframe.
Plaats een geschikte opvangbak onder het aftappunt om vloeistof op te vangen.
7. Haal de dop van het hydraulische aftappunt en tap de hydraulische vloeistof af.
NB: Vang alle gebruikte olie en filters op, berg het weg en voer het af in
overeenstemming met de geldende milieuregelgeving.
Vullen
Ga als volgt te werk om de tank met hydraulische olie te vullen.
8. Plaats de dop weer terug op het hydraulische aftappunt (g).
9. Installeer een nieuwe filterelement. Zie het gedeelte Het hydraulische filter
vervangen.
10.Vul de tank weer met schone, gefilterde hydraulische olie waarbij u de tankdop
(f) gebruikt als vulpoort.
11.Controleer het peil van de hydraulische olie door het peilglas (h).
12.Plaats de kap van de hydraulische tank (a) weer terug.
122
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
6.23
Algemeen onderhoud
De ontluchter van de hydraulische tank controleren en reinigen
Vereisten
■ De machine is uitgeschakeld
■ Schoon, niet-ontvlambaar oplosmiddel
Wanneer
Om de 1000 bedrijfsuren of jaarlijks
l
Procedure
Ga als volgt te werk om de ontluchter van de hydraulische tank (a) te reinigen.
1. Open het motorcompartiment.
a
wc_gr009748
2. Haal de ontluchter uit de hydraulische tank.
3. Reinig de ontluchter met een schoon, niet-ontvlambaar oplosmiddel.
4. Controleer de toestand van de ontluchter. Vervang het indien gebarsten of
beschadigd.
5. Zet de ontluchter weer terug.
wc_tx003175nl_FM10.fm
123
Algemeen onderhoud
6.24
RD 27
Het watersproeisysteem aftappen voor opslag
Vereisten
■ De machine is uitgeschakeld
■ Parkeerrem ingeschakeld
Procedure
Ga als volgt te werk om de watertank af te tappen.
1. Haal de vuldop van de watertank (a).
2. Haal de aftapplug van de watertank (b) en tap het water uit de tank af.
a
b
wc_gr009751
3. Schakel, nadat het water is afgetapt, 30 seconden lang de waterpomp in om de
waterpomp te legen.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
124
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
Algemeen onderhoud
Vervolg van de vorige pagina.
4. Verwijder de dop (c) en het membraan (d) van de membraanklep.
c
e
d
wc_gr009752
5. Haal de doppen (e) van de uiteinden van de sproeibalken af om de sproeibalken
af te tappen. Blaas, indien gewenst, perslucht door de balken om ze te drogen.
6. Zet de doppen weer terug op de sproeibalken.
7. Zet de membraanklep weer in elkaar.
8. Zet de aftapplug weer op de watertank terug.
wc_tx003175nl_FM10.fm
125
Algemeen onderhoud
6.25
RD 27
Opslag op lange termijn
Inleiding
Langdurige opslag van apparatuur vereist preventief onderhoud. Het uitvoeren van
deze stappen helpt de machine-onderdelen te beschermen en te verzekeren dat
de machine klaar is voor toekomstig gebruik. Al deze stappen zijn niet
noodzakelijkerwijs op deze machine van toepassing, maar de basisprocedures zijn
desondanks dezelfde.
Wanneer
Maak uw machine klaar voor langdurige opslag wanneer hij gedurende 30 dagen
of langer niet gebruikt gaat worden.
Klaarmaken voor opslag
Volg de onderstaande procedures om uw machine klaar te maken voor opslag.
■ Voltooi alle benodigde reparaties.
■ Ververs of vervang waar nodig de olie (motor, bekrachtiging, hydraulische kast
en versnellingsbak) volgens de in de Geplande onderhoudstabel
gespecificeerde tijdsintervallen.
■ Smeer alle fittingen en pak de lagers opnieuw samen, indien van toepassing.
■ Inspecteer de motorkoelvloeistof. Vervang de koelvloeistof als het er troebel
uitziet, meer dan zes maanden oud is of niet aan de gemiddelde laagste
temperatuur in uw gebied voldoet.
■ Als uw machine met een motor met brandstofklep is uitgerust, moet de motor
worden gestart, de brandstofklep worden gesloten en moet u de motor laten
draaien totdat hij stopt.
■ Raadpleeg de gebruikershandleiding voor de motor voor instructies over het
klaarmaken van de motor voor opslag.
De brandstof stabiliseren
Nadat de hierboven vermelde procedures voltooid zijn, moet de brandstoftank
volledig worden gevuld en een stabilisatiemiddel van de hoogste kwaliteit aan de
brandstof worden toegevoegd.
■ Kies een stabilisatiemiddel dat reinigingsmiddelen en -additieven bevat die zijn
bedoeld om de cilinderwanden te coaten/beschermen.
■ Zorg ervoor dat het stabilisatiemiddel dat u gebruikt compatibel is met de
brandstof in uw gebied en met het brandstoftype, de kwaliteit en het
temperatuurbereik. Geen extra alcohol toevoegen aan brandstoffen die al
alcohol bevatten (bijvoorbeeld E10).
■ Voor dieselmotoren moet een stabilisatiemiddel met een biocide
(verdelgingsmiddel) worden gebruikt om de groei van bacteriën en fungi te
beperken of te voorkomen.
■ Voeg de juiste hoeveelheid stabilisatiemiddel toe volgens de aanbevelingen van
de fabrikant.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
126
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
Algemeen onderhoud
Vervolg van de vorige pagina.
De machine opslaan
Voer de volgende resterende stappen uit voor het opslaan van uw machine.
■ Was de machine en laat hem drogen.
■ Zet de machine op een schone, droge en veilige opslagplaats. Blokkeer de
wielen of gebruik wiggen om beweging van de machine te voorkomen.
■ Gebruik zoals benodigd wat touch-up verf om onbeschermd metaal tegen roest
te beschermen.
■ Als de machine een accu heeft, moet die worden verwijderd of ontkoppeld.
LET OP: De accu laten bevriezen of volledig laten ontladen zal waarschijnlijk
blijvende schade veroorzaken. Terwijl de machine niet wordt gebruikt moet de accu
periodiek worden opgeladen. In koude klimaten moet de accu binnenshuis of op
een warme locatie worden opgeslagen en geladen.
■ Dek de machine af. De banden en andere onbeschermde uit rubber
vervaardigde onderdelen moeten tegen het weer worden beschermd. Ze
moeten worden afgedekt of er moet een voorhanden zijnd beschermingsmiddel
worden gebruikt.
wc_tx003175nl_FM10.fm
127
Algemeen onderhoud
6.26
RD 27
Verwijdering / ontmanteling machine
Inleiding
Nadat de machine aan het einde van de nuttige gebruiksduur is gekomen, moet
deze op geschikte wijze worden ontmanteld. Een verantwoordelijke behandeling
van recycleerbare onderdelen, zoals plastic en metaal, zorgt ervoor dat deze
materialen kunnen worden hergebruikt, waardoor stortplaats en waardevolle
natuurlijke hulpbronnen worden behouden.
Verantwoordelijke afvalverwijdering voorkomt ook dat giftige chemicaliën en
materialen het milieu schaden. De operationele vloeistoffen in deze machine,
waaronder brandstof, motorolie en vet, kunnen op vele plaatsen worden
beschouwd als gevaarlijk afval. Lees en volg de plaatselijke veiligheid- en
milieuvoorschriften voor de afvalverwijdering van constructiemateriaal voordat u
deze machine ontmantelt.
Voorbereiding
Voer de volgende taken uit om de machine voor te bereiden voor afvalverwijdering.
Verplaats de machine naar een beschermde omgeving waar het niet zorgt voor
een veiligheidsgevaar en waar niet geautoriseerde individuen hier geen
toegang tot hebben.
Zorg ervoor dat de machine niet kan worden bediend tussen de tijd van de
laatste bediening en de afvalverwijdering.
Tap alle vloeistoffen af, inclusief brandstof, motorolie en koelmiddel.
Afdichting- en vloeistoflekken.
Afvalverwijdering
Voer de hierna beschreven taken uit om de machine te verwijderen.
Haal de machine uit elkaar en orden de onderdelen op materiaaltype.
Verwijder de recycleerbare onderdelen volgens de plaatselijke wetgeving.
Verwijder alle niet-gevaarlijke onderdelen die niet gerecycled kunnen worden.
Verwijder de afgetapte brandstof, olie en vet volgens de plaatselijke
milieubeschermingvoorschriften.
128
wc_tx003175nl_FM10.fm
RD 27
9
Storingen
Storingen
Probleem/Symptoom
Reden
Oplossing
Motor start niet
Brandstoftank is leeg
De brandstoftank opnieuw
vullen.
Verkeerd type brandstof
De tank legen, het
brandstoffilter vervangen en
de tank vullen met de juiste
brandstof.
Oude brandstof
De tank legen, het
brandstoffilter vervangen en
de tank met verse brandstof
vullen.
Brandstofsysteem niet
geïnjecteerd
Het brandstofsysteem
injecteren.
Brandstoffilter is
geblokkeerd of verstopt.
Het brandstoffilter
vervangen.
Accuaansluitingen zijn los
of gecorrodeerd of de accu
is leeg.
De accuaansluitingen
controleren of de accu zo
nodig vervangen.
Verstopte luchtreiniger of
filterelementen
De luchtreiniger
schoonmaken of de
filterelementen vervangen.
Defecte startmotor
Repareren of vervangen.
Brandstofrelais op motor
buiten werking.
Repareren of vervangen.
Startmotorrelais werkt niet
Repareren of vervangen.
Losse of kapotte elektrische
aansluitingen
Aansluitingen controleren
en zo nodig vastdraaien of
repareren.
Brandstoftank is leeg
De brandstoftank opnieuw
vullen.
Brandstoffilter is
geblokkeerd of verstopt.
Reinigen of vervangen.
Losse of kapotte
brandstofleidingen
Aansluitingen controleren
en zo nodig vastdraaien of
repareren.
Motor stopt uit zichzelf
wc_tx003559nl_FM10.fm
141
Storingen
RD 27
Probleem/Symptoom
Reden
Oplossing
Geen vibratie
Defecte trillingsschakelaar
of slechte aansluiting.
Componenten controleren
en zo nodig vastdraaien of
repareren.
Beschadigd of
losgekoppeld
relais op de vibratieklep.
Relais weer aansluiten of
repareren.
Beschadigde bekrachtiging
Dynamo repareren.
Beschadigde of kapotte
motorkoppeling van de
bekrachtigingdynamo
Repareren of vervangen.
Beschadigde
bekrachtigingmotor
Repareren of vervangen.
Beschadigde
bekrachtigingpomp
Repareren of vervangen.
Beschadigde lagers van de
bekrachtigingdynamo
Repareren of vervangen.
Parkeerrem is ingeschakeld
Ontgrendel de parkeerrem.
Pen in vooruit-/
achteruitbediening
afgebroken
Pen vervangen.
Losse of gebroken
bedieningskabel
Vastdraaien of vervangen.
Beschadigde aandrijfmotor
Repareren of vervangen.
Beschadigde aandrijfpomp
Repareren of vervangen.
Defecte
ontlastingsklep(pen)
Repareren of vervangen.
Beschadigde stuurcilinder
Repareren of vervangen.
Beschadigde stuureenheid
Repareren of vervangen.
Vastzittende of
beschadigde
stuurontlastingsklep
Repareren of vervangen.
Pen van scharnierende
stuurverbinding in de
LOCKED stand.
De pen van de
scharnierende
stuurverbinding in de
UNLOCKED stand zetten.
Een van de of beide
membraankleppen zijn niet
helemaal dicht
De membraanklep(pen)
helemaal dichtdraaien.
Het membraan is versleten
Het membraan vervangen.
Opgehoopt roet inde DPF
heeft een kritiek niveau
bereikt.
Gebruik de machine niet
meer en laat de Wacker
Neuson hersteldienst het
probleem diagnosticeren en
de DPF reinigen.
Geen beweging of alleen
beweging in één richting
Geen besturing
Er lekt water uit de
sproeikoppen wanneer de
machine is uitgeschakeld
De statusindicator van de
motor brandt geel
142
wc_tx003559nl_FM10.fm
RD 27
Storingen
Probleem/Symptoom
Reden
Oplossing
De statusindicator van de
motor brandt rood en de
machine start niet.
DPF verstopt met roet en
ECU heeft de motor
uitgeschakeld.
Neem onmiddellijk contact
op met een erkend Wacker
Neuson-servicecentrum
voor hulp.
wc_tx003559nl_FM10.fm
143
Technische specificaties
RD 27
10 Technische specificaties
10.1
Motor
Motorvermogenclassificaties
Brutovermogen volgens SAE J1995. Het feitelijke vermogensrendement kan
vanwege de specifieke gebruikscondities variëren.
RD 27-100 Tier 4i
RD 27-120 Tier 4i
RD 27-100 Tier 4
RD 27-120 Tier 4
Motormerk
Kubota
Kubota
Motormodel
D1803-M-E3
D1803-CR-E4
Vloeistofgekoelde
diesel
Vloeistofgekoelde
diesel
Machine
Motor
Motortype
Nominaal vermogen op
2.700 tpm
kW
27,9
28
Cilinderinhoud
cm³
1.830
1.830
Elektrisch / 12 /
1,4
Elektrisch / 12 /
2,0
Startmotor
type/V/kW
Dynamo
V/A
12 / 40
12 / 60
Bedrijfstoerentallen
tpm
1.200 / 2.550
1.500 / 2.700
Luchtfilter
type
Dubbel element
Dubbel element
12
650
55 Amp-uur
12
650
55 Amp-uur
7,0
7,0
Zuivere, gefilterde
diesel
ultralaag
zwavelgehalte
Zuivere, gefilterde
diesel
ultralaag
zwavelgehalte
L
51,5
51,5
L/uur
5,3
5,3
L
5,8
5,8
Accu
V
ccA
Vermogen
Inhoud motorolie
L
Brandstof
type
Brandstoftankinhoud
Brandstofverbruik op 2.700 tpm
Inhoud koelmiddel
144
wc_td000539nl_FM10.fm
RD 27
10.2
Technische specificaties
Wals
RD 27-100
Tier 4i
Machine
RD 27-100
Tier 4
RD27-120
Tier 4i
RD 27-120
Tier 4
Wals
Bedrijfsgewicht
kg (lb)
2,480 (5,470)
2,480 (5,470)
2,700 (5,950)
2,700 (5,950)
Drooggewicht
kg (lb)
2,280 (5,030)
2,280 (5,030)
2,500 (5,510)
2,500 (5,510)
Cilinderbreedte
cm (in.)
100 (39.4)
100 (39.4)
120 (47.2)
120 (47.2)
Cilinderdiameter
cm (in.)
70 (27.6)
70 (27.6)
70 (27.6)
70 (27.6)
Watertankinhoud
L (gal)
189 (50)
189 (50)
189 (50)
189 (50)
m (ft)
3.64 (11.94)
3.64 (11.94)
3.74 (12.27)
3.74 (12.27)
km/hr (mph)
@ 2550 rpm
0.0–9.4
(0.0–5.9)
@ 2700 rpm
0.0–10.0
(0.0–6.2)
@ 2550 rpm
0.0–9.4
(0.0–5.9)
@ 2700 rpm
0.0–10.0
(0.0–6.2)
55 or 63.3
(3,300 or
3,800)
57.4 or 66
(3,444 or
3,960)
55 or 63.3
(3,300 or
3,800)
57.4 or 66
(3,444 or
3,960)
–40 to 50
(–40 to 122)
–40 to 50
(–40 to 122)
–40 to 50
(–40 to 122)
–40 to 50
(–40 to 122)
Draaicirkel - naar buiten
Rijsnelheid
.....@ 2550 tpm
Vibratiefrequentie
Hz (vpm)
Bedrijfstemperatuurber
eik van de machine
10.3
°C
(°F)
Smering
RD 27-100 Tier 4i/4
RD 27-120 Tier 4i/4
Machine
Smering
Motorcarter
type
L
Hydraulisch systeem
(standaard-hydraulische
olie)
type
L
1Gebruik
SAE 15W40 categorie CF nominaal
of synthetische olie1
7,0
Slijtagebestendige hydraulische vloeistof
van premiumkwaliteit
SAE 10W30
41
synthetische olie voor een 500 uur olieverversingstermijn voor Kubota-motor aangedreven machines.
wc_td000539nl_FM10.fm
145
Technische specificaties
10.4
RD 27
Geluidsmetingen
Het bedieningsgeluidsniveau, gemeten volgens de eisen van bijlage 1, paragraaf
1.7.4.u van de machineverordeningen van de EEG, bedraagt:
■ het gegarandeerde geluidsvermogensniveau (LWA) = 106 db(A).
■ het geluiddrukniveau op locatie van gebruiker (LpA) = 87,4 db(A).
Deze geluidswaarde is bepaald in overeenstemming met ISO 3744 voor het
geluidsvermogensniveau (LWA).
De resultaten zijn conform de limietwaarden voor geluidsvermogen als
gespecificeerd in Europese Richtlijn 2000/14/EC en 2005/88/EC.
LET OP: De gepubliceerde geluidsmetingen zijn voor BOM's:
5200005878, 5200005879, 5200014868,
5200014869, 5200014922, 5200014923
10.5
Metingen van blootstelling aan trillingen van de operator
De operator van deze machine dient te verwachten dat hij wordt blootgesteld aan
trillingsniveaus die hierna worden vermeld bij het gebruik van de machine in de
toepassing van de normale beoogde werking ervan:
■ Trillingsniveaus voor handen/armen zijn niet hoger dan 2,5 m/s2. Dit is de
vertegenwoordigingswaarde van de gewogen effectieve versnellingswaarde
(rms) waaraan de handen en armen onderhevig zijn. De gewogen rms-waarde
gemeten overeenkomstig ISO 5349-1 bedraagt 2,3 m/s2.
■ Trillingsniveaus voor het gehele lichaam zijn niet hoger dan 0,5 m/s2. Dit is de
vertegenwoordigingswaarde van de gewogen effectieve versnellingswaarde
(rms) waaraan het gehele lichaam onderhevig is. De gewogen rms-waarde
gemeten overeenkomstig ISO 2631-1 bedraagt 0,24 m/s2.
De resultaten beantwoorden aan de grens- en actietrilwaarden (hand/arm en hele
lichaam) zoals omschreven in Europese richtlijn 2002/44/EG.
Onzekerheids-factoren m.b.t. vibratie
Op de handen overgebrachte vibratie werd gemeten volgens ISO 5349-1. Deze
meting omvat een onzekerheidsfactor van 1,5 m/sec2 volgens EN500-4:2001.
Vibratie op het gehele lichaam werd gemeten volgens ISO 5349-1. Deze meting
omvat een onzekerheidsfactor van 0,3 m/sec2 volgens EN500-4:2001.
146
wc_td000539nl_FM10.fm
RD 27
11.2
Schema
Componenten elektrische schema’s
Ref.
wc_tx003177nl_FM10.fm
Ref.
Component
1
Werklichtschakelaar
2
Gasklepschakelaar
3
Draadboom weglampen (mannelijk met 3 pennen) (standaard)
4
Draadboom weglampen (straalpijpring met 3 pennen) (enkel IRH)
5
Contactslot
6
Schakelaar automatische vibratie uit (neutraal)
7
Schakelaar automatisch sproeien uit (neutraal
8
Weergavemodule (zie tabel Weergavemodule)
9
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (groen, DTM06-12SC)
10
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (bruin, DTM06-12SD)
11
Pomptimermodule (zie tabel Pomptimermodule)
12
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (zwart DTM06-12SB)
13
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (grijs, DTM06-12SA)
14
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (grijs, DT06-12SA-P012)
15
Parkeerrem
16
Krukasrelais
17
Stoprelais motor
18
Trekrelais gasklep
19
Bougierelais
20
Neutraalrelais
21
Stroomrelais
22
Neutraalrelais vibratie OFF
23
Neutraalrelais sproeien OFF
24
Werklamp, linksachter
25
Cilinderlamp, linksachter (optioneel)
26
Cilinderlamp, rechtsachter (optioneel)
27
Werklamp, linksvoor
28
Werklamp, rechtsvoor
29
Cilinderlamp, linksvoor (optioneel)
30
Cilinderlamp, rechtsvoor (optioneel)
31
Motorkrukrelais
32
Startmotor
33
Accu
34
Motoraarding
151
Component
35
Zekeringen
36
Spanningsregelaar
37
Brandstofpeilsensor
38
Luchtfiltersensor
39
Oliedruksensor
40
Bougietemperatuursensor
41
Motortemperatuursensor
42
Gaskleprelais
43
Relais vibratie aan/uit
44
Relais voorvibratie
45
Relais achtervibratie
46
Rem en omlooprelais
47
Sproeibalkpomp
48
Claxon
49
Stoprelais motor
50
Gloeibougies
51
Brandstofpomp
52
Achteruitrijalarm
53
Waterpeilsensor
54
Zwaailicht
55
Stoelschakelaar (normaal open)
56
Schakelaar vibratie aan/uit
57
Schakelaar vibratie hoog/laag
58
Keuzeschakelaar vibratiecilinder
59
Sproeischakelaar
60
Claxonschakelaar
61
Neutraalschakelaar
62
Reserveschakelaar
63
Stopcontact van 12V
RD 27
11.4
Schema
Componenten elektrische schema’s
Ref.
wc_tx003177nl_FM10.fm
Ref.
Component
1
Werklichtschakelaar
2
Gasklepschakelaar
3
Draadboom weglampen (mannelijk met 3 pennen) (standaard)
4
Draadboom weglampen (straalpijpring met 3 pennen) (enkel IRH)
5
Contactslot
6
Schakelaar automatische vibratie uit (neutraal)
7
Schakelaar automatisch sproeien uit (neutraal
8
Weergavemodule (zie tabel Weergavemodule)
9
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (groen, DTM06-12SC)
10
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (bruin, DTM06-12SD)
11
Pomptimermodule (zie tabel Pomptimermodule)
12
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (zwart DTM06-12SB)
13
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (grijs, DTM06-12SA)
14
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (grijs, DT06-12SA-P012)
15
Parkeerrem
16
Krukasrelais
17
Stoprelais motor
18
Trekrelais gasklep
19
Bougierelais
20
Neutraalrelais
21
Stroomrelais
22
Neutraalrelais vibratie OFF
23
Neutraalrelais sproeien OFF
24
Werklamp, linksachter
25
Cilinderlamp, linksachter (optioneel)
26
Cilinderlamp, rechtsachter (optioneel)
27
Werklamp, linksvoor
28
Werklamp, rechtsvoor
29
Cilinderlamp, linksvoor (optioneel)
30
Cilinderlamp, rechtsvoor (optioneel)
31
Motorkrukrelais
32
Startmotor
33
Accu
34
Motoraarding
153
Component
35
Zekeringen
36
Spanningsregelaar
37
Brandstofpeilsensor
38
Luchtfiltersensor
39
Oliedruksensor
40
Bougietemperatuursensor
41
Motortemperatuursensor
42
Gaskleprelais
43
Relais vibratie aan/uit
44
Relais voorvibratie
45
Relais achtervibratie
46
Rem en omlooprelais
47
Sproeibalkpomp
48
Claxon
49
Stoprelais motor
50
Gloeibougies
51
Brandstofpomp
52
Achteruitrijalarm
53
Waterpeilsensor
54
Zwaailicht
55
Stoelschakelaar (normaal open)
56
Schakelaar vibratie aan/uit
57
Schakelaar vibratie hoog/laag
58
Keuzeschakelaar vibratiecilinder
59
Sproeischakelaar
60
Claxonschakelaar
61
Neutraalschakelaar
62
Reserveschakelaar
63
Stopcontact van 12V
RD 27
11.6
Schema
Componenten elektrische schema’s
Ref.
wc_tx003177nl_FM10.fm
Ref.
Component
1
Werklichtschakelaar
2
Gasklepschakelaar
3
Draadboom weglampen (mannelijk met 3 pennen) (standaard)
4
Draadboom weglampen (straalpijpring met 3 pennen) (enkel IRH)
5
Contactslot
6
Schakelaar automatische vibratie uit (neutraal)
7
Schakelaar automatisch sproeien uit (neutraal
8
Weergavemodule (zie tabel Weergavemodule)
9
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (groen, DTM06-12SC)
10
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (bruin, DTM06-12SD)
11
Pomptimermodule (zie tabel Pomptimermodule)
12
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (zwart DTM06-12SB)
13
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (grijs, DTM06-12SA)
14
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (grijs, DT06-12SA-P012)
15
Parkeerrem
16
Krukasrelais
17
Stoprelais motor
18
Trekrelais gasklep
19
Bougierelais
20
Neutraalrelais
21
Stroomrelais
22
Neutraalrelais vibratie OFF
23
Neutraalrelais sproeien OFF
24
Werklamp, linksachter
25
Cilinderlamp, linksachter (optioneel)
26
Cilinderlamp, rechtsachter (optioneel)
27
Werklamp, linksvoor
28
Werklamp, rechtsvoor
29
Cilinderlamp, linksvoor (optioneel)
30
Cilinderlamp, rechtsvoor (optioneel)
31
Motorkrukrelais
32
Startmotor
33
Accu
34
Motoraarding
155
Component
35
Zekeringen
36
Spanningsregelaar
37
Brandstofpeilsensor
38
Luchtfiltersensor
39
Oliedruksensor
40
Bougietemperatuursensor
41
Motortemperatuursensor
42
Gaskleprelais
43
Relais vibratie aan/uit
44
Relais voorvibratie
45
Relais achtervibratie
46
Rem en omlooprelais
47
Sproeibalkpomp
48
Claxon
49
Stoprelais motor
50
Gloeibougies
51
Brandstofpomp
52
Achteruitrijalarm
53
Waterpeilsensor
54
Zwaailicht
55
Stoelschakelaar (normaal open)
56
Schakelaar vibratie aan/uit
57
Schakelaar vibratie hoog/laag
58
Keuzeschakelaar vibratiecilinder
59
Sproeischakelaar
60
Claxonschakelaar
61
Neutraalschakelaar
62
Reserveschakelaar
63
Stopcontact van 12V
RD 27
11.8
Schema
Componenten elektrische schema’s
Ref.
wc_tx003177nl_FM10.fm
Ref.
Component
1
Werklichtschakelaar
2
Gasklepschakelaar
3
Draadboom weglampen (mannelijk met 3 pennen) (standaard)
4
Draadboom weglampen (straalpijpring met 3 pennen) (enkel IRH)
5
Contactslot
6
Schakelaar automatische vibratie uit (neutraal)
7
Schakelaar automatisch sproeien uit (neutraal
8
Weergavemodule (zie tabel Weergavemodule)
9
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (groen, DTM06-12SC)
10
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (bruin, DTM06-12SD)
11
Pomptimermodule (zie tabel Pomptimermodule)
12
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (zwart DTM06-12SB)
13
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (grijs, DTM06-12SA)
14
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (grijs, DT06-12SA-P012)
15
Parkeerrem
16
Krukasrelais
17
Stoprelais motor
18
Trekrelais gasklep
19
Bougierelais
20
Neutraalrelais
21
Stroomrelais
22
Neutraalrelais vibratie OFF
23
Neutraalrelais sproeien OFF
24
Werklamp, linksachter
25
Cilinderlamp, linksachter (optioneel)
26
Cilinderlamp, rechtsachter (optioneel)
27
Werklamp, linksvoor
28
Werklamp, rechtsvoor
29
Cilinderlamp, linksvoor (optioneel)
30
Cilinderlamp, rechtsvoor (optioneel)
31
Motorkrukrelais
32
Startmotor
33
Accu
157
Component
34
Motoraarding
35
Zekeringen
36
Spanningsregelaar
37
Brandstofpeilsensor
38
Luchtfiltersensor
39
Oliedruksensor
40
Bougietemperatuursensor
41
Motortemperatuursensor
42
Gaskleprelais
43
Relais vibratie aan/uit
44
Relais voorvibratie
45
Relais achtervibratie
46
Rem en omlooprelais
47
Sproeibalkpomp
48
Claxon
49
Stoprelais motor
50
Gloeibougies
51
Brandstofpomp
52
Achteruitrijalarm
53
Waterpeilsensor
54
Zwaailicht
55
Stoelschakelaar (normaal open)
56
Schakelaar vibratie aan/uit
57
Schakelaar vibratie hoog/laag
58
Keuzeschakelaar vibratiecilinder
59
Sproeischakelaar
60
Claxonschakelaar
61
Neutraalschakelaar
62
Reserveschakelaar
63
Stopcontact van 12V
RD 27
Schema
11.10 Componenten elektrische schema’s
Ref.
wc_tx003177nl_FM10.fm
Ref.
Component
1
Werklichtschakelaar
2
Gasklepschakelaar
3
Draadboom weglampen (mannelijk met 3 pennen) (standaard)
4
Draadboom weglampen (straalpijpring met 3 pennen) (enkel IRH)
5
Contactslot
6
Schakelaar automatische vibratie uit (neutraal)
7
Schakelaar automatisch sproeien uit (neutraal
8
Weergavemodule (zie tabel Weergavemodule)
9
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (groen, DTM06-12SC)
10
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (bruin, DTM06-12SD)
11
Pomptimermodule (zie tabel Pomptimermodule)
12
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (zwart DTM06-12SB)
13
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (grijs, DTM06-12SA)
14
Deutsch-aansluiting met 12 pennen (grijs, DT06-12SA-P012)
15
Parkeerrem
16
Krukasrelais
17
Stoprelais motor
18
Trekrelais gasklep
19
Bougierelais
20
Neutraalrelais
21
Stroomrelais
22
Neutraalrelais vibratie OFF
23
Neutraalrelais sproeien OFF
24
Werklamp, linksachter
25
Cilinderlamp, linksachter (optioneel)
26
Cilinderlamp, rechtsachter (optioneel)
27
Werklamp, linksvoor
28
Werklamp, rechtsvoor
29
Cilinderlamp, linksvoor (optioneel)
30
Cilinderlamp, rechtsvoor (optioneel)
31
Motorkrukrelais
32
Startmotor
33
Accu
34
Motoraarding
159
Component
35
Zekeringen
36
Spanningsregelaar
37
Brandstofpeilsensor
38
Luchtfiltersensor
39
Oliedruksensor
40
Bougietemperatuursensor
41
Motortemperatuursensor
42
Gaskleprelais
43
Relais vibratie aan/uit
44
Relais voorvibratie
45
Relais achtervibratie
46
Rem en omlooprelais
47
Sproeibalkpomp
48
Claxon
49
Stoprelais motor
50
Gloeibougies
51
Brandstofpomp
52
Achteruitrijalarm
53
Waterpeilsensor
54
Zwaailicht
55
Stoelschakelaar (normaal open)
56
Schakelaar vibratie aan/uit
57
Schakelaar vibratie hoog/laag
58
Keuzeschakelaar vibratiecilinder
59
Sproeischakelaar
60
Claxonschakelaar
61
Neutraalschakelaar
62
Reserveschakelaar
63
Stopcontact van 12V
RD 27
Schema
11.14 Componenten overzichtstekening verlichting
A—Optionele weglampen (standaard modellen)
Ref.
wc_tx003177nl_FM10.fm
Component
1
Lichtschakelaar
2
Knipperlicht
3
Richtingaanwijzerschakelaar
4
Waarschuwingsschakelaar
5
Richtingaanwijzer, links
6
Richtingaanwijzer, rechts
7
Naar motoraarding
8
Parkeerlicht linksvoor
9
Richtingaanwijzer linksvoor
10
Parkeerlicht rechtsvoor
11
Richtingaanwijzer rechtsvoor
12
Parkeerlicht linksachter
13
Richtingaanwijzer linksachter
14
Parkeerlicht rechtsachter
15
Richtingaanwijzer rechtsachter
B—Optionele weglampen (IRH-modellen)
C—Optionele Tractieregeling
Ref.
Ref.
Component
Component
16
Lichtschakelaar
36
Schakelaar tractieregeling
17
Knipperlicht
37
Solenoïde tractieregeling
18
Richtingaanwijzer
38
Naar motoraarding
19
Richtingaanwijzerschakelaar
39
Naar positieve kant starter
20
Gevarenlampschakelaar
21
Waarschuwingsknipperlichten
22
Parkeerlichten
23
Remlichtrelais
24
Naar motoraarding
25
Parkeerlicht linksvoor
26
Richtingaanwijzer linksvoor
27
Parkeerlicht rechtsvoor
28
Richtingaanwijzer rechtsvoor
29
Parkeerlicht linksachter
30
Richtingaanwijzer linksachter
31
Parkeerlicht rechtsachter
32
Richtingaanwijzer rechtsachter
33
Remlicht rechts
34
Remlicht links
35
Kentekenplaatverlichting
163
RD 27
Schema
11.16 Componenten hydraulisch leidingenschema
Ref.
wc_tx003177nl_FM10.fm
Component
Ref.
Component
1
Aandrijfmotor achter
9
Retourfilter (10 micron)
2
Bekrachtigingmotor achter
10
Oliekoeler / radiator
3
Stuurklep
11
Aandrijfpomp
4
Stuurcilinder
11a
Belangrijkste ontlastingsklep
5
Bekrachtigingspruitstuk
11b
Verplaatsingsklep
5a
Solenoïdeklep achter
11c
Vrijgaveklep rem
5b
Solenoïdeklep voor
11d
Ontlastklep vuldruk
5c
Anti-cavitatie-klep
11e
Testpoort
5d
Primaire ontlastingsklep
12
Slangroutering, standaard
(Vervangen indien optie van
spruitstuk voor tractieregeling wordt
gekozen)
5e
Testpoort
13
Spruitstuk voor tractieregeling
(optioneel)
5f
AAN/UIT (hoog/laag)-solenoïdeklep
13a
Ontlastingsklep kruispoort
5g
Tegenlastklep
13c
Stroomscheider
5h
Ontlastklep
14
Bekrachtigingmotor voor
6
Bekrachtiger / stuurpompen
14
Bekrachtigingmotor voor
7
Zuigzeef
(100 mesh, 0,2 bar)
15
Aandrijfmotor voor
8
Ontluchter, ontlucht
16
Tank
165