jeune immédiatement sous l’écorce -
peut contenir jusqu’à 75% d’eau. De
plus, le bois mouillé dégage beau-
coup de fumée et peu de flammes et
il provoque l’encrassement du foyer
et de la cheminée. Pour favoriser le
séchage, il est important que les gros
rondins soient fendus; le bois sera
couvert ou abrité de la pluie, mais
bien ventilé.
En général, il faut compter deux
années de séchage. Avec l’expérien-
ce, vous apprécierez le séchage en
soupesant les bûches: plus elles sont
sèches, plus elles sont légères et plus
elles produisent un son clair quand
on les cogne l’une contre l’autre.
À proscrire
Les bois qui ont subi des traitements
chimiques, traverses de chemin de
fer, agglomérés qui encrassent rapi-
dement l’appareil et la cheminée et
peuvent produire des émanations
toxiques.
Le hêtre (3)
Un bois de chauffage à recomman-
der: il a un pouvoir calorifique élevé,
il sèche vite et on en trouve facile-
ment. Il doit être stocké sous abri
immédiatement après avoir été débi-
té et refendu, sinon il pourrit très
vite et perd rapidement de son pou-
voir calorifique.
Le chêne (4)
C’est un excellent combustible, mais
il doit - contrairement aux autres
bois - rester non couvert pendant
deux ans pour que la pluie le débar-
rasse des tanins qu’il contient; ensui-
te, on l’entreposera sous abri encore
un an ou deux avant de le brûler.
Dans les petites branches, la propor-
tion d’aubier (qui brûle trop vite) est
importante.
Le charme (5), le frêne, les fruitiers
Excellents combustibles, mais rares.
photo 6: merisier.
Le bouleau (7)
C’est un feuillu à bois tendre. Il a un
pouvoir calorifique très élevé mais
brûle vite: on l’utilisera pour lancer
(ou relancer le feu).
Les autres feuillus tendres
Le tilleul, le saule, le marronnier, le
peuplier brûlent mal et chauffent
peu.
2
S60 ME Fr+Nl
04-01
3
4
5
6
van de energie wordt uitsluitend
gebruikt voor verdamping van het
water; spinthout - zo noemt men
het jonge hout onmiddellijk onder de
schors - kan tot 75% water bevat-
ten. Bovendien geeft vochtig hout
veel rook af en weinig vlammen en
veroorzaakt het sterke vervuiling van
haard en schoorsteen. Om het
drogen te bevorderen, moet groot
rondhout worden gekliefd; het hout
moet worden bewaard op een afge-
dekte of tegen de regen beschutte,
maar goed verluchte plaats.
Meestal duurt het drogen twee jaar.
Met wat ervaring kunt u het droog-
stadium beoordelen door de hout-
blokken op de hand te wegen: hoe
droger ze zijn, hoe lichter ze zijn en
hoe helderder het geluid als u ze
tegen elkaar stoot.
Onbruikbaar hout
Hout dat een chemische behande-
ling onderging, telefoonpalen,
spaanplaat. Al dit hout veroorzaakt
een snelle vervuiling van toestellen
en schoorstenen en kan giftige uit-
wasemingen doen ontstaan.
Beuk (3)
Aanbevolen brandhout: het heeft
een hoog warmtegevend vermogen,
droogt snel en komt courant voor.
Het moet onmiddellijk na het zagen
en klieven op een beschutte plaats
worden opgeslagen, anders rot het
snel en verliest het vlug zijn warmte-
gevend vermogen.
Eik (4)
Uitstekend brandhout, maar het
moet - in tegenstelling tot andere
houtsoorten - twee jaar op een
onafgedekte plaats worden bewaard
zodat de regen de tannines kan ver-
wijderen; vervolgens moet het nog
een of twee jaar op een beschutte
plaats worden bewaard voordat het
in de haard mag. In de kleinere tak-
ken is het aandeel spinthout (dat te
snel verbrandt) vrij groot.
Haagbeuk (5), es, fruitbomenhout
Uitstekend brandhout, maar zeld-
zaam.
foto 6: weichselhout.
Berk (7)
Een loofboom met zacht hout, heeft
een zeer hoog warmtegevend ver-
mogen, maar verbrandt snel: wordt