Mode AVIC F10 BT de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

INSTALLATION MANUAL
MANUEL DINSTALLATION
NAVIGATION AV SYSTEM
SYSTEME DE NAVIGATION AV
AVIC-F10BT
English NederlandsItalianoFrançaisDeutschEspañol
BELANGRIJKE INFORMATIE
BETREFFENDE UW NIEUWE
NAVIGATIESYSTEEM EN HET GEBRUIK
VAN DEZE HANDLEIDING 145
BELANGRIJKE
VEILIGHEIDSMAATREGELEN
LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE UW
NAVIGATIESYSTEEM ZORGVULDIG DOOR
EN BEWAAR DE INFORMATIE VOOR
LATERE NASLAG 146
Aansluitingen
Voorzorgen voor het aansluiten van het
systeem 147
Alvorens u dit product inbouwt 148
Voorkomen van beschadigingen 148
Opmerking over de blauwe draad 148
Opmerking over de blauw/witte
draad 149
Bijgeleverde accessoires 149
Systeemcomponenten aansluiten 150
Het stroomsnoer aansluiten (1) 152
Het stroomsnoer aansluiten (2) 154
Voor aansluiting op een los verkrijgbare
eindversterker 156
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera 158
Tijdens het aansluiten van het
achterdisplay 159
Tijdens het gebruik van een
achterdisplay dat op de achtervideo-
uitgang is aangesloten 159
Bij de aansluiting van een extern
videocomponent 159
Gebruik van de AV1 Input (AV1) 159
Gebruik van de AV2 Input (AV2) 160
Tijdens de aansluiting van de externe
eenheid met videobron 161
Inbouwen
Voorzorgen voor installatie 162
Voorkomen van elektromagnetische
storingen 162
Voor de installatie 163
Dit navigatiesysteem inbouwen 163
Opmerkingen betreffende het
inbouwen 163
Bijgeleverde accessoires 164
Vóór het installeren van dit navigatie-
eenheid 165
Installatie met de houder en
zijbeugel 165
Installatie met gebruik van de
schroefgaten aan de zijkant van het
navigatie-eenheid 166
Bevestigen van de GPS-antenne 167
Opmerkingen betreffende het
bevestigen 167
Bijgeleverde accessoires 167
Bevestigen van de antenne binnen in
de auto (op het dashboard of de
hoedenplank) 168
De microfoon installeren 169
Bijgeleverde accessoires 169
Montage op de zonneklep 169
Installatie op stuurkolom 170
De hoek van de microfoon
aanpassen 171
Inhoudsopgave
Nl
144
BETREFFENDE UW NIEUWE
NAVIGATIESYSTEEM EN HET
GEBRUIK VAN DEZE
HANDLEIDING
! De navigatie-elementen van dit product (en
de optionele achteruitkijkcamera, indien
deze is aangeschaft) zijn uitsluitend be-
doeld als hulpmiddel voor de bedining van
uw voertuig. U mag het autonavigatiesys-
teem niet beschouwen als vervanging van
uw eigen beoordelingsvermogen en alert-
heid tijdens het rijden.
! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in
geval van nood naar ziekenhuizen, politie-
stations of dergelijke instellingen te rijden.
Bel dan het juiste hulpdienstnummer.
! Gebruik dit navigatiesysteem (of de optio-
nele achteruitkijkcamera, indien deze is
aangeschaft) niet indien hierdoor op eni-
gerlei wijze uw aandacht van het veilig be-
sturen van uw auto kan worden afgeleid.
Neem altijd de gangbare beperkingen en
aanwijzingen voor weggebruikers in acht,
boven het advies en de begeleiding die dit
product biedt. Volg strikt de geldende ver-
keersregels, ook als dit product tegenstrijdi-
ge aanwijzingen geeft.
! In deze handleiding wordt de inbouw van
het navigatiesysteem in uw voertuig be-
schreven. De bediening van het navigatie-
systeem wordt beschreven in de
afzonderlijke handleidingen die bij het navi-
gatiesysteem worden geleverd.
! Bouw dit product niet in op plaatsen waar
het (i) het zicht van de bestuurder kan hin-
deren, (ii) de werking van een van de bedie-
ningssystemen of veiligheidsvoorzieningen
van de auto, inclusief airbags en knoppen
van waarschuwingsknipperlichten nadelig
kan beïnvloeden of (iii) een belemmering
kan vormen voor het vermogen van de be-
stuurder om het voertuig veilig te bedienen.
In bepaalde gevallen is het wellicht niet
mogelijk dit product in te bouwen vanwege
het type voertuig of de vorm van het interi-
eur van het voertuig.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Nl
145
Hoofdstuk
Nederlands
01
WAARSCHUWING
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf
in te bouwen. Wij adviseren u om alleen be-
voegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat
speciaal is opgeleid en ervaring heeft met
mobiele elektronica, dit product te laten in-
stellen en inbouwen. VOER NOOIT ZELF ON-
DERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij
verkeerd inbouwen of onderhoud van dit pro-
duct en de aansluitkabels bestaat de kans op
een elektrische schok of een andere gevaar-
lijke situatie, en kan het navigatiesysteem
schade oplopen die niet onder de garantie
valt.
LEES DEZE INFORMATIE
BETREFFENDE UW
NAVIGATIESYSTEEM
ZORGVULDIG DOOR EN
BEWAAR DE INFORMATIE
VOOR LATERE NASLAG
1 Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u
het navigatiesysteem gaat inbouwen.
2 Bewaar de handleiding voor latere naslag in
de toekomst.
3 Neem alle waarschuwingsinformatie in acht
en volg de instructies nauwkeurig op.
4 Onder bepaalde omstandigheden kan dit navi-
gatiesysteem foutieve informatie op het
scherm tonen betreffende de positie van uw
auto, de afstand tot bepaalde plaatsen die u
op het scherm ziet en de kompasrichting. Ook
heeft het systeem een aantal beperkingen,
zoals het ontbreken van informatie over een-
richtingswegen, tijdelijke verkeersomleidingen
en eventueel gevaarlijke routes. Uw eigen be-
oordelingsvermogen heeft daarom te allen
tijde voorrang op de informatie die het sys-
teem geeft.
5 Evenals bij het gebruik van andere accessoi-
res in uw auto dient u erop te letten dat het
navigatiesysteem niet uw aandacht van de
weg afleidt. Indien u moeilijkheden heeft bij
de bediening van het apparaat of als de infor-
matie op het beeldscherm niet duidelijk is,
parkeer de auto dan op een veilige plaats
langs de weg voordat u het probleem probeert
op te lossen.
6 Tijdens het rijden dient u altijd de veiligheids-
gordel te dragen. Bij een ongeluk is de kans
op letsel aanzienlijk groter als u de veiligheids-
gordel niet draagt.
7 Bepaalde wetten en regels kunnen de plaat-
sing en het gebruik van dit systeem in uw
voertuig verbieden of beperken. Volg bij het
gebruik, de installatie en de bediening van uw
navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en
regels stipt op.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Nl
146
Hoofdstuk
02
Voorzorgen voor het
aansluiten van het systeem
BELANGRIJK
! Indien u besluit de installatie zelf uit te
voeren, een speciale opleiding heeft
gehad en ervaring heeft met het inbouwen
van mobiele elektronica, volg dan nauw-
gezet alle stappen van de installatiehand-
leiding.
! Maak alle draden met kabelklemmen of
isolatietape vast. Let er op dat er geen dra-
den blootliggen.
! Sluit de gele draad van dit product niet di-
rect aan op de accu van de auto. Als de
draad direct is verbonden met de accu,
kan de isolatie door de motortrillingen
losraken op de plaats waar de draad van
het interieur naar de motorruimte loopt.
Als de isolatie van de gele draad door het
contact met metalen delen scheurt, kan er
kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een
zeer gevaarlijke situatie leidt.
! Het is zeer gevaarlijk als de bedrading
rond de stuurkolom, rond de versnellings-
pook of andere bedieningsorganen vast
komt te zitten. U moet dit product, de ka-
bels en andere bedrading zo installeren
dat deze het besturen van het voertuig
niet verhinderen of belemmeren.
! Zorg ervoor dat de kabels en draden zo
worden geleid en bevestigd dat ze niet
verstrikt raken in de bewegende onderde-
len van de auto of deze niet hinderen. Dit
geldt met name voor het stuur, de versnel-
lingshendel, de handrem, de geleiings-
rails voor de verstelbare stoelen, de
portieren of een van de regelmechanis-
men van het voertuig.
! Laat de draden niet langs plaatsen lopen
waar ze blootgesteld worden aan hoge
temperaturen. Als de isolatie van de dra-
den erg warm wordt, kunnen ze bescha-
digd raken, waardoor er kortsluiting of
een storing ontstaat en er mogelijk perma-
nente beschadiging aan dit product op-
treedt.
! Maak de GPS antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigen van de antenne-
draad kan resulteren in kortsluiting.
! Maak ook geen enkele andere draad kor-
ter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk
dat het beveiligingscircuit (zekeringhou-
der, zekeringweerstand of filter) niet goed
meer functioneert.
! Tap nooit stroom af van de stroomtoevoer-
draad van het navigatiesysteem voor de
voeding van andere elektronische appara-
tuur. De stroomcapaciteit van de draad
kan overschreden worden, met oververhit-
ting tot gevolg.
! Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit
snoer dient afzonderlijk van de aarding
van producten met een hoog stroomver-
bruik, zoals eindversterkers, te worden ge-
aard. Aard niet meer dan één product
samen met de aarding van een ander pro-
duct. U dient bijvoorbeeld elke versterker-
module afzonderlijk, los van de aarding
van het navigatiesysteem te aarden. Door
de aarding met elkaar te verbinden, kan er
brand en/of schade aan producten ont-
staan als de massaverbinding losraakt.
Aansluitingen
Nl
147
Hoofdstuk
Nederlands
03
Alvorens u dit product
inbouwt
! Dit product is bestemd voor inbouw in voer-
tuigen met een negatief geaarde 12-volts
accu. Controleer voor de installatie de ac-
cuspanning van uw voertuig.
! Om kortsluiting te vermijden, dient u vooraf
voor het installeren de negatieve () accu-
kabel los te maken.
Voorkomen van
beschadigingen
WAARSCHUWING
! Zorg ervoor dat u de zekering alleen ver-
vangt door een zekering met de waarde
die op het product staat aangegeven.
! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de
stekker zelf vast. Trek niet aan de draad,
want het is mogelijk dat u deze uit de stek-
ker trekt.
! Dit product kan niet worden geïnstalleerd
in een voertuig zonder ACC (Accessoire)
stand op de contactschakelaar.
A
C
C
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
ACC stand Geen ACC stand
! Om kortsluiting te voorkomen dient u de
losgekoppelde draad af te dekken met iso-
latieband. Het is met name van belang alle
ongebruikte speakerdraden te isoleren.
Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kort-
sluiting ontstaan.
! Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op
de corresponderende gekleurde poort,
d.w.z. de blauwe stekker op de blauwe
poort, zwart op zwart, enz.
! Zie voor nadere informatie over het aanslui-
ten van de eindversterker en andere toestel-
len de gebruikershandleiding en voer de
aansluiting vervolgens uit zoals hierin be-
schreven.
! Aangezien een uniek BPTL-circuit wordt ge-
bruikt, mag de * zijde van de speaker-
draad niet direct worden geaard en mogen
de * zijden van de speakerdraden niet met
elkaar worden verbonden. Zorg ervoor dat
* zijde van de speakerdraad wordt verbon-
den met de * zijde van de speakerdraad
op het navigatiesysteem.
! Indien de RCA-aansluiting op dit product
niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes
die aan het einde van de aansluiting zijn
bevestigd niet worden verwijderd.
! Sluit nooit speakers aan met een uitgangs-
waarde van minder dan 50 W of een impe-
dantiewaarde die buiten de specificatie van
4 ohm tot 8 ohm voor uw navigatiesysteem
valt. Wanneer er luidsprekers worden aan-
gesloten met andere uitgangs- en/of impe-
dantiewaarden, kan dit tot gevolg hebben
dat ze vlam vatten, beginnen te roken of be-
schadigd raken.
Opmerking over de blauwe draad
! Via de blauwe draad wordt er een signaal
geproduceerd voor de bediening van de an-
tenne van uw voertuig. De timing hangt
mede af van de bijbehorende instelling.
(Raadpleeg de Bedieningshandleiding
voor meer gedetailleerde informatie over
het wijzigen van de [ANT CTRL] stand.)
Aansluitingen
Nl
148
Hoofdstuk
03
! Wanneer [ANT CTRL] ingesteld is op
[Radio], kan de antenne van het voertuig
opgeborgen of uitgeschakeld worden door
de hieronder vermelde instructies te vol-
gen.
Wijzig de bron van radio (MW/LW of FM)
naar een andere bron.
Zet de bron uit
Zet de contactschakelaar uit (ACC OFF)
! Wanneer de [ANT CTRL] modus op [Aan]
is ingesteld kan de antenne alleen inge-
klapt of uitgezet worden wanneer de con-
tactschakelaar is uitgezet (ACC OFF).
! Verbind deze draad niet met de systeembe-
dieningsaansluiting van externe eindver-
sterkers.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor de automatische anten-
ne of de antenne-signaalversterker. Een der-
gelijke aansluiting kan leiden tot een te
hoge stroom en daardoor tot storingen en
defecten.
Opmerking over de blauw/
witte draad
! Wanneer de contactschakelaar wordt aan-
gezet (ACC ON), wordt er een regelsignaal
uitgevoerd via de blauw/witte draad. Ver-
bind de draad met een op afstand bediende
regelklem van een extern gevoed versterker-
systeem (max. 300 mA 12 V DC). Het regel-
signaal wordt uitgevoerd via de blauw/witte
draad, ook wanneer de audiobron is uitge-
schakeld.
! Verbind deze draad niet met de bedienings-
aansluiting van het relais voor de automati-
sche antenne of de bedieningsaansluiting
van de antenne-signaalversterker.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor externe eindversterkers.
Een dergelijke aansluiting kan leiden tot
een te hoge stroom en daardoor tot storin-
gen en defecten.
Bijgeleverde accessoires
De navigatie-eenheid Stroomsnoer
RDS-TMC tuner USB-stekker
Stekker Verlengsnoer
(voor achteruit-signaal)
Verlengsnoer
(voor snelheidssignaal)
GPS-antenne
RCA-connector Microfoon
Aansluitingen
Nl
149
Hoofdstuk
Nederlands
03
Systeemcomponenten aansluiten
De navigatie-eenheid
USB-stekker
Sluit de interfacekabel van
een iPod of een geschikt
USB-geheugenapparaat
aan.
*1
— Wanneer u uw iPod aansluit, moeten beide verbindingen worden gemaakt.
— Wanneer de iPod wordt aangesloten, moet [AV1 Input] in [Instellingen AV] op
[iPod] worden ingesteld. (Raadpleeg de “Bedieningshandleiding” voor details.)
*
1
Groen
5 m
Antenneaansluiting
RDS-TMC tuner
Antenne van
het voertuig
2 m
WIRED REMOTE INPUT
Raadpleeg de handleiding van de
adapter voor een afstandsbediening
met draad (los verkrijgbaar).
30 cm
1 m
Aansluitingen
Nl
150
Hoofdstuk
03
WAARSCHUWING
· Om het risico op ongevallen en mogelijke overtreding van toepasselijke wetten en
regels te voorkomen, mag dit product in geen geval worden gebruikt terwijl er
met het voertuig gereden wordt, behalve voor navigatiedoeleinden. Bovendien
mag een eventueel display voor de achterpassagiers in geen geval zo geplaatst
zijn dat dit de aandacht van de bestuurder zou kunnen afleiden.
· In sommige landen kan zelfs het bekijken van beelden op een display in een
voertuig door andere personen dan de bestuurder verboden zijn. Waar dergelijke
regelgeving van kracht is, moet deze worden nageleefd en mag de videoweergave
van dit product niet worden gebruikt.
USB-interfacekabel voor iPod
(CD-IU50V) (los verkrijgbaar)
iPod met Dock-aansluiting*2
*2
Raadpleeg de handleiding voor meer
informatie over de bediening en
compatibiliteit.
4 m
Microfoon
GPS-antenne
Dock-
aansluiting
Aansluitingen
Nl
151
Hoofdstuk
Nederlands
03
Het stroomsnoer aansluiten (1)
*1
*2
*4
*3
*5
Opmerking
Opmerking Opmerkingen
ISO-stekker
Luidsprekerdraden
Wit: linksvoor
Wit/zwart: linksvoor
Grijs: rechtsvoor
Grijs/zwart: rechtsvoor
Groen: linksachter (*9)
Groen/zwart: linksachter of subwoofer (*9)
Paars: rechtsachter of subwoofer (*9)
Paars/zwart: rechtsachter of subwoofer (*9)
of subwoofer
Afhankelijk van het soort voertuig, kan de
functie van *3 en *5 afwijken. Sluit in dit geval
*2 op *5 en *4 op *3 aan.
Zorg ervoor dat de draden
die op elkaar worden
aangesloten dezelfde
kleur hebben.
Dopje (*1)
Wanneer dit aansluitpunt niet
wordt gebruikt, verwijder het
dopje dan niet.
Geel (*3)
Ondersteuning
(of accessoire)
Rood (*5)
Accessoire
(of ondersteuning)
Geel (*2)
Naar het aansluitpunt, staat altijd onder
stroom, onafhankelijk van de stand van
het contactslot.
Rood (*4)
Naar het elektrische aansluitpunt,
bestuurd door het contactslot (12 V DC)
AAN/UIT.
Oranje/wit
Naar de aansluiting van de lichtschakelaar.
Zwart (aarding)
Naar de (metalen) carrosserie
van het voertuig.
In sommige voertuigen bestaat de ISO-stekker uit twee
aansluitingen, zorg ervoor dat met beide verbinding
wordt gemaakt.
· Wanneer een subwoofer (*9) op dit
navigatiesysteem is aangesloten in plaats van een
achterluidspreker, moet u de
achteruitgang-instelling veranderen in de
Begininstellingen. (Zie de
“Bedieningshandleiding”.) De subwoofer-uitgang
van dit navigatiesysteem is monaural.
· Bij het gebruik van een subwoofer van 70 W (2 )
moet u ervoor zorgen dat deze wordt aangesloten
op de paarse en paars/zwarte draden van dit
navigatiesysteem. Sluit niets aan op de groene en
groen/zwarte draden.
Geel/zwart
Indien het voertuig een onderdrukkingssignaal naar deze
terminal kan sturen, dan kan de onderdrukkingsfunctie
op dit navigatiesysteem worden geactiveerd wanneer de
terminal op *8 is aangesloten.
Aansluitingen
Nl
152
Hoofdstuk
03
(*8)
Opmerking
Opmerking
26 cm
Blauw (*6)
Blauw (*7)
Naar de regelklem van het autoantennerelais
(max. 300 mA 12 V DC).
Afhankelijk van het type voertuig verschilt de penstand van
de ISO-stekker. Sluit *6 en *7 aan wanneer pen 5 voor de
besturing van de antenne wordt gebruikt. Bij andere typen
voertuigen mogen *6 en *7 nooit worden aangesloten.
Zekering (10 A)
De navigatie-eenheid
Geel/zwart
Wanneer u een apparaat met een mutefunctie gebruikt, dient u deze aan te sluiten
op het Audio Mute-snoer. Is dit niet het geval, sluit dan niets aan op het Audio
Mute-snoer.
Stroomsnoer
De audiobron wordt op mute of zacht gezet, terwijl de volgende geluiden niet worden
gedempt of verzwakt. Zie de “Bedieningshandleiding” voor details.
- stembegeleiding van de navigatie
- inkomende beltoon en inkomende stem van de mobiele telefoon die via Bluetooth
draadloze technologie op dit navigatiesysteem zijn aangesloten
RCA-connector
Deze antenne wordt automatisch ingeklapt maar de timing is afhankelijk van de
instelling.
Aansluitingen
Nl
153
Hoofdstuk
Nederlands
03
Het stroomsnoer aansluiten (2)
Handremschakelaar
Stroomdraad
WAARSCHUWING
DE LICHTGROENE DRAAD OP DE STROOMSTEKKER IS BESTEMD
VOOR HET DETECTEREN VAN DE PARKEERSTATUS EN MOET
WORDEN AANGESLOTEN OP DE STROOMAANSLUITING VAN
DE HANDREMSCHAKELAAR. EEN ONJUISTE AANSLUITING OF
EEN VERKEERD GEBRUIK VAN DEZE DRAAD KAN ERTOE LEIDEN
DAT DE TOEPASSELIJKE WETGEVING NIET WORDT NAGELEEFD
EN KAN ERNSTIG LETSEL OF ERNSTIGE SCHADE TOT GEVOLG
HEBBEN.
Opmerking
De positie van het snelheidsdetectiecircuit en de positie van de
parkeerremschakelaar variëren afhankelijk van het voertuigmodel. Win
advies in bij uw erkende Pioneer-dealer of een vakkundige installateur.
BELANGRIJK
Het wordt ten stelligste aanbevolen de snelheidspulskabel aan te
sluiten voor een nauwkeurige navigatie en optimale prestatie.
WAARSCHUWING
EEN ONJUISTE AANSLUITING KAN ERNSTIGE SCHADE OF ERNSTIG LETSEL,
MET INBEGRIP VAN EEN ELEKTRISCHE SCHOK, TOT GEVOLG HEBBEN.
BOVENDIEN KAN EEN ONJUISTE AANSLUITING LEIDEN TOT EEN VERSTOORDE
WERKING VAN HET ANTIBLOKKEERSYSTEEM, DE AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE OF DE INDICATIE VAN DE SNELHEIDSMETER.
Roze (CAR SPEED SIGNAL INPUT)
Via deze draad wordt het rijsnelheidssignaal aan het navigatiesysteem
doorgegeven. U dient de draad te verbinden met het snelheidsdetectiecircuit
van het voertuig. Indien deze verbinding niet wordt gemaakt, bestaat er een
grotere kans dat de voertuigpositie foutief op het scherm wordt aangegeven.
Stekker
Motormanagement
systeem
Massazijde
3 m
Draad van
snelheidsdetectiecircuit
Aansluitmethode
Laat het verlengsnoer
en de draad van het
snelheidsdetectiecircuit
op de afgebeelde wijze
door de stekker lopen.
Maak de
stekkerhelften
met een
kabeltang dicht.
Sluit het
dekseltje.
Lichtgroen
Via deze draad wordt de stand van de handrem (aangetrokken/ontspannen) aan
het autonavigatiesysteem doorgegeven. De draad moet verbonden worden met de
stroomaansluiting van de handremschakelaar.
Als deze verbinding verkeerd wordt gemaakt of niet wordt gemaakt,
zullen sommige functies van het navigatiesysteem niet werken.
Aansluitmethode
Klem de stroomdraad van de
handremschakelaar in de stekker
vast.
Maak de stekkerhelften met een
kabeltang dicht.
Aansluitingen
Nl
154
Hoofdstuk
03
De navigatie-eenheid
Stroomsnoer
Opmerking
Wanneer u een achteruitkijkcamera gebruikt,
zorg er dan voor dat deze kabel is aangesloten.
Anders kunt u niet overschakelen op het beeld
van de achteruitkijkcamera.
BELANGRIJK
Gebruik alleen het meegeleverde verlengsnoer. Het gebruik van
een ander verlengsnoer kan leiden tot brand, rook en/of
beschadiging van dit navigatiesysteem.
Verlengsnoer
(voor achteruit-signaal)
Kijk waar het achteruitrijlicht van
uw auto is (het licht dat gaat
branden wanneer de schakelhendel
in de achteruit [R] wordt gezet) en
zoek de draad van het
achteruitrijlicht in de kofferruimte.
Paars/wit (REVERSE GEAR SIGNAL INPUT)
Via deze draad wordt aan het navigatiesysteem doorgegeven
of de auto vooruit of achteruit rijdt. U dient de paars/witte
draad te verbinden met de draad waarvan de spanning
verandert wanneer de schakelhendel in de achteruit wordt
gezet. Als de sensor niet is aangesloten, kan deze wellicht
niet goed waarnemen of uw voertuig voor- of achteruit rijdt.
De positie van uw voertuig zoals waargenomen door de
sensor kan in dit geval afwijken van de actuele positie.
5 m
Zekeringweerstand
Draad van
achteruitrijlicht
Aansluitmethode
Klem de draad van het
achteruitrijlicht in de
stekker vast.
Maak de stekkerhelften
met een kabeltang
dicht.
Verlengsnoer
(voor snelheidssignaal)
Aansluitingen
Nl
155
Hoofdstuk
Nederlands
03
Voor aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker
25 cm
30 cm
30 cm
30 cm
De navigatie-eenheid
RCA-connector
Subwooferuitgang
(SUBWOOFER OUTPUT)
Achteruitgang
(REAR OUTPUT)
Vooruitgang
(FRONT OUTPUT)
Blauw/wit
Naar de systeemregelklem van de
eindversterker (max. 300 mA 12 V DC).
Aansluitingen
Nl
156
Hoofdstuk
03
Opmerking
Afhankelijk van uw subwoofersysteem kunt u de RCA-uitgang van de subwoofer
veranderen. (Zie de “Bedieningshandleiding”.)
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Links Rechts
Systeem-afstandsbediening
Voorluidspreker Voorluidspreker
Achterluidspreker
Achterluidspreker
Subwoofer Subwoofer
Aansluitingen
Nl
157
Hoofdstuk
Nederlands
03
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera
Wanneer dit product wordt gebruikt met een
achteruitkijkcamera, kan er automatisch wor-
den overgeschakeld naar het beeld van die ca-
mera wanneer de versnelling in de
ACHTERUIT (R). De Achteraanzicht stand
stelt u ook in staat te controleren wat er achter
u gebeurt terwijl u aan het rijden bent.
WAARSCHUWING
GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE
ACHTERUIT- OF DE SPIEGELREFLEXACHTERUIT-
KIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG GEBRUIK KAN
LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN.
BELANGRIJK
! Het beeld op het scherm kan omgekeerd wor-
den weergegeven.
! De achteruitkijkcamera is een hulpmiddel om
eventuele aanhangwagens of opleggers in de
gaten te houden of om op een kleine plaats in
te parkeren. Gebruik deze functie niet voor
amusementsdoeleinden.
! Het voorwerp dat met de achteruitkijkcamera
wordt bekeken, kan dichterbij of verder weg lij-
ken dan in werkelijkheid het geval is.
! Houd er rekening mee dat de randen van de
beelden die door de achteruitkijkcamera wor-
den vastgelegd, enigszins afwijkend kunnen
zijn, afhankelijk van het feit of er volledige
schermbeelden worden weergegeven tijdens
het achteruitrijden, en of de beelden worden
gebruikt om de achterkant te controleren wan-
neer de auto vooruit rijdt.
BELANGRIJK
Gebruik uitsluitend het meegeleverde ver-
lengsnoer. Gebruik van een andere kabel kan
tot brand, rook en/of schade aan dit naviga-
tiesysteem leiden.
Zekeringweerstand
20 cm
Naar video-uitgang
RCA-kabels
Bruin
(REAR VIEW CAMERA IN)
De navigatie-eenheid
Acheruitkijkcamera
(bijv. ND-BC2)
(los verkrijgbaar)
5 m
RCA-connector
Paars/wit
Stroomsnoer
Verlengsnoer
(voor achteruitsignaal)
Voor meer details omtrent de bedrading verwijzen we u
naar Het stroomsnoer aansluiten (2) op bladzijde 154.
Opmerkingen
! De [Camera achter]in[Systeeminstellin-
gen] moet op [Aan] worden ingesteld wan-
neer de achteruitkijkcamera wordt
aangesloten. (Zie de Bedieningshandlei-
ding voor meer details.)
! Aansluiten op de achteruitkijkcamera. Niet
aansluiten op andere apparatuur.
Aansluitingen
Nl
158
Hoofdstuk
03
Tijdens het aansluiten van
het achterdisplay
De navigatie-eenheid
Naar video-ingang Naar audio-ingangen
Geel
(REAR MONITOR
OUTPUT)
15 cm
RCA-connector
Rood, wit
(REAR MONITOR
OUTPUT)
Achterdisplay met RCA
(tulpstekker)
ingangsaansluitingen
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Tijdens het gebruik van een
achterdisplay dat op de
achtervideo-uitgang is
aangesloten
WAARSCHUWING
Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de be-
stuurder de videobron kan bekijken tijdens
het rijden.
De achtervideo-uitgang van dit navigatiesysteem
is voor de aansluiting van een display zodat de
passagiers op de achterbank de videobron kun-
nen bekijken.
Bij de aansluiting van een
extern videocomponen t
Gebruik van de AV1 Input (AV1)
CD-RM10
(los verkrijgbaar)
Geel
De navigatie-eenheid
Rood, wit
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Naar video-uitgang
Naar
audio-uitgangen
Extern videocomponent
(los verkrijgbaar)
USB-stekker
2 m
! De [AV1 Input]in[Instellingen AV] moet
op [Video] worden ingesteld wanneer de
externe videocomponent wordt aangeslo-
ten. (Zie de Bedieningshandleiding voor
meer details.)
Aansluitingen
Nl
159
Hoofdstuk
Nederlands
03
BELANGRIJK
Zorg dat u verbinding maakt met een CD-RM10
(los verkrijgbaar). Wanneer u andere kabels ge-
bruikt ontstaat de kans op foutieve aansluitingen
en verstoord beeld of geluid.
OK
G
V
R
L
G
R
V
L
L : Linkeraudio (Wit)
R : Rechteraudio (Rood)
V : Video (Geel)
G : Aarding
Gebruik van de AV2 Input (AV2)
Naar audio-uitgangen
Geel
(VIDEO INPUT)
20 cm
RCA-connector
Rood, wit
(AUDIO INPUT)
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Naar
video-uitgang
De navigatie-eenheid
Extern
videocomponent
(los verkrijgbaar)
! De [AV2 Input]in[Instellingen AV] moet
op [Video] worden ingesteld wanneer de
externe videocomponent wordt aangeslo-
ten. (Zie de Bedieningshandleiding voor
meer details.)
Aansluitingen
Nl
160
Hoofdstuk
03
Tijdens de aansluiting van
de externe eenheid met
videobron
De navigatie-eenheid
Blauw
20 cm
Geel
(VIDEO INPUT)
Naar video-uitgang
Zwart
RCA-connector
IP-BUS kabel
(los verkrijgbaar)
Naar IP-BUS
uitgang
Pioneer externe eenheid
(los verkrijgbaar)
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
! Wanneer er een externe toestel wordt aan-
gesloten, moet [AV2 Input]in[Instellin-
gen AV]op[EXT] worden ingesteld. (Zie de
Bedieningshandleiding voor meer
details.)
Aansluitingen
Nl
161
Hoofdstuk
Nederlands
03
Voorzorgen voor installatie
BELANGRIJK
! Installeer dit product nooit op plaatsen
waar, of op een manier waardoor:
Het letsel kan toebrengen aan de be-
stuurder of de passagiers wanneer
plotseling hard geremd wordt.
Het een belemmering kan vormen voor
de bediening van het voertuig door de
bestuurder, zoals op de vloer voor de
stoel van de bestuurder, of dichtbij het
stuur of de versnellingshendel.
! Controleer of er niets achter het dash-
board of de panelen zit wanneer u hierin
gaten gaat boren. Let erop dat u geen
brandstofleidingen, remleidingen, elektro-
nische componenten, communicatiedra-
den of voedingskabels beschadigt.
! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan
op dat deze niet in contact komen met de
elektrische bedrading. Door de trilling
kunnen isolatiedraden beschadigd raken,
met als gevolg kortsluiting of anderssoor-
tige beschadigingen aan het voertuig.
! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de
voorgeschreven wijze, zodat dit product
juist wordt ingebouwd. Indien u andere
onderdelen gebruikt, kunt u beschadigin-
gen aan het product veroorzaken of het
product kan losraken.
! Het is zeer gevaarlijk als de bedrading
rond de stuurkolom, rond de versnellings-
pook of andere bedieningsorganen vast
komt te zitten. U moet dit product, de ka-
bels en andere bedrading zo installeren
dat deze het besturen van het voertuig
niet verhinderen of belemmeren.
! Zorg ervoor dat de draden niet loshangen
en geraakt kunnen worden door een por-
tier of stoelverschuivingsmechanisme,
met eventueel kortsluiting tot gevolg.
! Controleer nadat u het navigatiesysteem
heeft ingebouwd of de andere apparatuur
in uw auto naar behoren werkt.
! Bouw dit navigatiesysteem niet in op
plaatsen waar het (i) het zicht van de be-
stuurder kan hinderen, (ii) de werking van
een van de bedieningssystemen of veilig-
heidsvoorzieningen van de auto, inclusief
airbags en knoppen van waarschuwings-
knipperlichten nadelig kan beïnvloeden
of (iii) een belemmering kan vormen voor
het vermogen van de bestuurder om het
voertuig veilig te bedienen.
! Bouw het navigatiesysteem in tussen de
stoel van de bestuurder en de stoel van de
voorste inzittende, zodat het niet wordt
geraakt door de bestuurder of inzittende
als het voertuig abrupt afremt.
! Installeer het navigatiesysteem in geen
geval voor of naast plekken in het dash-
board, portier of de stijlen van het voer-
tuig waar een airbag zich kan ontplooien.
Raadpleeg het instructieboekje van uw
voertuig voor meer informatie omtrent de
plekken waar de airbags zich bevinden en
hoe zij zich zullen ontplooien.
! Installeer het navigatiesysteem niet op
een plek waar het de werking van een van
de voertuigsystemen, inclusief airbags en
hoofdsteunen, kan hinderen.
Voorkomen van
elektromagnetische storingen
Om storingen te voorkomen moeten de vol-
gende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navi-
gatiesysteem alsmede andere kabels en
draden worden geplaatst:
! FM, MG/LG-antenne met de kabel
! GPS-antenne met de kabel
Daarnaast dient u elke antennedraad zover
mogelijk van de andere antennedraden te leg-
gen. Bind de draden niet samen, leg ze niet
naast elkaar en laat ze elkaar niet kruisen.
Door de elektromagnetische ruis die daardoor
ontstaat, wordt de kans op fouten op de plaats
waar het display bevestigd is vergroot.
Inbouwen
Nl
162
Hoofdstuk
04
Voor de installatie
! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als
het voor het installeren van dit product
nodig blijkt gaten te boren of andere wijzi-
gingen aan te brengen aan de auto.
! Voordat u het apparaat definitief installeert,
is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen
te maken om te kijken of deze correct zijn
en alles naar behoren functioneert.
! Dit navigatiesysteem mag niet op een posi-
tie worden ingebouwd waar het opening
van het LCD paneel door andere voorwer-
pen belemmerd wordt, zoals de versnel-
lingspook. Controleer, voordat u het
navigatiesysteem inbouwt, of er voldoende
ruimte is om het LCD paneel volledig te
openen, zonder dat de beweging van de
versnellingspook belemmerd wordt. Dit kan
de werking van de versnellingspook versto-
ren of tot een defect aan het mechanisme
van dit navigatiesysteem leiden.
Dit navigatiesysteem
inbouwen
Opmerkingen betreffende het
inbouwen
! Installeer dit navigatiesysteem niet op
plaatsen waar ze kunnen worden blootge-
steld aan hoge temperaturen of vocht,
zoals:
Dichtbij een radiator, luchtopening of
airconditioningapparaat.
Op plaatsen blootgesteld aan direct zon-
licht, zoals op het dashboard.
Op plaatsen waar water op het apparaat
terecht kan komen, zoals dicht in de
buurt van een portier.
! Installeer dit navigatiesysteem op een plek
die stevig genoeg is om het gewicht van
het product te dragen. Kies een plaats waar
dit navigatiesysteem stevig kan worden ge-
ïnstalleerd en zorg voor een veilige bevesti-
ging. De actuele locatie van het voertuig
kan alleen correct worden weergegeven
wanneer het navigatiesysteem goed beves-
tigd is.
! Installeer de navigatie-eenheid op een hori-
zontaal oppervlak binnen een hoek van 0
graden tot 30 graden (binnen 5 graden
naar links of rechts). Een verkeerde installa-
tie van het apparaat waarbij het oppervlak
meer dan het toegestane aantal graden ge-
kanteld is, verhoogt het risico op fouten in
het locatiedisplay en leidt tot minder goede
prestaties van het display.
! Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende
ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u
er bij de installatie voor te zorgen dat u ach-
ter het achterpaneel en rondom het toestel
voldoende ruimte vrij laat, en dient u even-
tuele losse bedrading samen te bundelen
zodat deze de ventilatie-openingen niet kan
blokkeren.
Laat voldoende
ruimte vrij
Dashboard
5 сm
10 сm
Inbouwen
Nl
163
Hoofdstuk
Nederlands
04
! De snoeren mogen het in onderstaande
Fig. weergegeven gebied niet bedekken, an-
ders kunnen de versterkers en het naviga-
tiemechanisme mogelijk oververhit raken.
Bedek dit gebied niet.
! Ingeval van oververhitting wordt de halfge-
leider laser beschadigd. Bouw de navigatie-
eenheid daarom niet in op een plaats waar
deze te warm kan worden, bijvoorbeeld
naast een radiator.
Bijgeleverde accessoires
De met een asterisk (*) gemarkeerde onderde-
len zijn reeds geïnstalleerd.
De navigatie-eenheid Houde r*
Zijbeugels*
(2 st.)
Drukkingsschroef
(5 mm × 8 mm) (8 st.)
Schroef met platte kop
(5 mm × 8 mm) (4 st.)
Schroef*
(3 mm × 6 mm) (8 st.)
Schroef voor het beves-
tigen van de zijbeugel*
(5 mm × 8 mm) (4 st.)
Afwerkingsrand*
Inbouwen
Nl
164
Hoofdstuk
04
Vóór het installeren van dit
navigatie-eenheid
1 Verwijder de afwerkingsrand.
Buig de bovenkant en de onderkant van de af-
werkingsrand naar buiten om deze te verwijde-
ren.
Afwerkingsrand
2 Verwijder de houder.
Draai de schroeven (3 mm × 6 mm) los om de
houder te ver wijderen.
Houder
Schroef (3 mm × 6 mm)
Installatie met de houder en
zijbeugel
1 Installeer de houder in het dashboard.
Nadat u de houder in het dashboard hebt ge-
plaatst, kiest u de juiste lipjes voor de dikte
van het dashboardmateriaal en buigt u deze
om. (Zo stevig mogelijk bevestigen met ge-
bruik van de boven- en onderlipjes. Buig de lip-
jes 90 graden om het navigatie-eenheid te
vergrendelen.)
Dashboard
Houder
2 Installeer dit navigatie-eenheid en
draai de schroeven vast.
Dashboard
Schroef (3 mm × 6 mm)
Inbouwen
Nl
165
Hoofdstuk
Nederlands
04
3 Bevestig de afwerkingsrand.
Afwerkingsrand
Installatie met gebruik van de
schroefgaten aan de zijkant
van het navigatie-eenheid
1 Verwijder de zijbeugels.
Zijbeugel
Schroef voor het bevestigen
van de zijbeugel
(5 mm 8 mm)
2 De navigatie-eenheid op de montage-
plaatjes van de orignele autoradio vastzet-
ten.
Positioneer het navigatie-eenheid zodanig dat
zijn schroefgaten op een lijn liggen (passen)
met de schroefgaten van de beugel, en draai
de schroeven op 3 of 4 plaatsen aan elke kant
vast.
Drukkingsschroeven
of schroeven met
platte kop
Zorg ervoor dat u de
schroeven geleverd
met dit
navigatiesysteem
gebruikt.
montageplaatjes van de orignele
autoradio
Buig het palletje naar beneden
indien het in de weg zit.
Dashboard of console
Inbouwen
Nl
166
Hoofdstuk
04
Bevestigen van de GPS-
antenne
BELANGRIJK
Maak de GPS antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigingen aan de antenne-
kabel kunnen leiden tot kortsluiting of storin-
gen en permanente schade aan het
navigatiesysteem.
Opmerkingen betreffende het
bevestigen
! De antenne dient op een zo horizontaal mo-
gelijk oppervlak te worden bevestigd, op
een plaats waar de ontvangst van de radio-
golven zo min mogelijk wordt gehinderd.
De antenne kan de radiogolven van de sa-
telliet alleen ontvangen als er geen obsta-
kel tussen de antenne en de satelliet is.
Dashboard Hoedenplank
! Indien u de GPS-antenne binnen in de auto
aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje
dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit
plaatje niet gebruikt wordt, zal de ont-
vangstgevoeligheid onbevredigend zijn.
! Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet
kleiner, aangezien dit resulteert in een la-
gere gevoeligheid van de GPS-antenne.
! Trek niet aan de antennedraad wanneer u
de GPS-antenne wilt verwijderen. De mag-
neet van de antenne is erg krachtig en u
zou de draad kunnen lostrekken van de an-
tenne.
! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de
prestatie van de antenne beïnvloedt.
Bijgeleverde accessoires
GPS-antenne Metalen plaatje
Inbouwen
Nl
167
Hoofdstuk
Nederlands
04
Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of
de hoedenplank)
WAARSCHUWING
Installeer de GPS-antenne niet over andere
sensoren of de ventilatie-openingen in het
dashboard van het voertuig, want hierdoor
kan de juiste werking van de sensoren of
ventilatie-openingen belemmerd worden en
is het ook mogelijk dat de GPS-antenne niet
goed meer met de metalen plaat onderaan
correct en stevig op het dashboard bevestigd
kan worden.
Bevestig het metalen plaatje op een zo hori-
zontaal mogelijke ondergrond op een plaats
waar de GPS-antenne de golven door de ruit
kan ontvangen. Plaats de GPS-antenne op het
metalen plaatje. (De GPS-antenne heeft een
magneet aan de onderzijde.)
GPS-antenne
Metalen plaatje
Verwijder het beschermvel aan
de onderkant van het plaatje.
Zorg dat het oppervlak
waarop u het metalen plaatje
gaat aanbrengen droog is en
vrij van stof, olie, vet enz.
Opmerking
Het metalen plaatje bevat
een sterk kleefmiddel, dat na
verwijdering sporen op het
oppervlak kan achterlaten.
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare klemmen
om de draad waar nodig binnenin
de auto te bevestigen.
Inbouwen
Nl
168
Hoofdstuk
04
Opmerkingen
! Let er bij het aanbrengen van het metalen
plaatje op dat het niet in kleine onderdelen
wordt gesneden.
! De ruiten van sommige autos laten de sig-
nalen van de GPS-satellieten niet door. In
dat geval dient u de GPS-antenne aan de
buitenzijde van de auto te bevestigen.
De microfoon installeren
! Installeer de microfoon in de juiste richting
en op de juiste afstand zodat de microfoon
gemakkelijk de stem van de bestuurder kan
opvangen.
! Sluit de microfoon aan op het navigatiesys-
teem nadat het systeem is uitgezet. (ACC
OFF)
Bijgeleverde accessoires
Microfoon Microfoonklem
Dubbelzijdig tape
Montage op de zonneklep
1 Plaats de microfoon in de microfoon-
klem.
Microfoonklem Microfoon
Inbouwen
Nl
169
Hoofdstuk
Nederlands
04
2 Bevestig de microfoonklem aan de zon-
neklep.
Microfoonklem
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare
klemmen om de draad waar
nodig binnenin de auto te
bevestigen.
Plaats de microfoon in de zonneklep terwijl de
klep omhoog staat. De microfoon kan de stem
van de bestuurder niet opvangen wanneer de
zonneklep naar beneden is geklapt.
Installatie op stuurkolom
% Bevestig de microfoon op de stuurko-
lom.
Dubbelzijdig tape
Plaats de microfoon op de stuur-
kolom en houd hem uit de buurt
van het stuurwiel.
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare
klemmen om de draad
waar nodig binnenin de
auto te bevestigen.
Inbouwen
Nl
170
Hoofdstuk
04
De hoek van de microfoon
aanpassen
De hoek van de microfoon kan worden inge-
steld.
Inbouwen
Nl
171
Hoofdstuk
Nederlands
04

Documenttranscriptie

SYSTEME DE NAVIGATION AV Español NAVIGATION AV SYSTEM English INSTALLATION MANUAL MANUEL D’INSTALLATION AVIC-F10BT Deutsch Français Italiano Nederlands Inhoudsopgave BELANGRIJKE INFORMATIE BETREFFENDE UW NIEUWE NAVIGATIESYSTEEM EN HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING 145 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE UW NAVIGATIESYSTEEM ZORGVULDIG DOOR EN BEWAAR DE INFORMATIE VOOR LATERE NASLAG 146 Aansluitingen Voorzorgen voor het aansluiten van het systeem 147 Alvorens u dit product inbouwt 148 Voorkomen van beschadigingen 148 – Opmerking over de blauwe draad 148 – Opmerking over de blauw/witte draad 149 Bijgeleverde accessoires 149 Systeemcomponenten aansluiten 150 Het stroomsnoer aansluiten (1) 152 Het stroomsnoer aansluiten (2) 154 Voor aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker 156 Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera 158 Tijdens het aansluiten van het achterdisplay 159 – Tijdens het gebruik van een achterdisplay dat op de achtervideouitgang is aangesloten 159 Bij de aansluiting van een extern videocomponent 159 – Gebruik van de “AV1 Input” (AV1) 159 – Gebruik van de “AV2 Input” (AV2) 160 Tijdens de aansluiting van de externe eenheid met videobron 161 144 Nl Inbouwen Voorzorgen voor installatie 162 Voorkomen van elektromagnetische storingen 162 Voor de installatie 163 Dit navigatiesysteem inbouwen 163 – Opmerkingen betreffende het inbouwen 163 – Bijgeleverde accessoires 164 – Vóór het installeren van dit navigatieeenheid 165 – Installatie met de houder en zijbeugel 165 – Installatie met gebruik van de schroefgaten aan de zijkant van het navigatie-eenheid 166 Bevestigen van de GPS-antenne 167 – Opmerkingen betreffende het bevestigen 167 – Bijgeleverde accessoires 167 – Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of de hoedenplank) 168 De microfoon installeren 169 – Bijgeleverde accessoires 169 – Montage op de zonneklep 169 – Installatie op stuurkolom 170 – De hoek van de microfoon aanpassen 171 Hoofdstuk BELANGRIJKE INFORMATIE BETREFFENDE UW NIEUWE NAVIGATIESYSTEEM EN HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING 01 het type voertuig of de vorm van het interieur van het voertuig. Nederlands ! De navigatie-elementen van dit product (en de optionele achteruitkijkcamera, indien deze is aangeschaft) zijn uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de bedining van uw voertuig. U mag het autonavigatiesysteem niet beschouwen als vervanging van uw eigen beoordelingsvermogen en alertheid tijdens het rijden. ! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in geval van nood naar ziekenhuizen, politiestations of dergelijke instellingen te rijden. Bel dan het juiste hulpdienstnummer. ! Gebruik dit navigatiesysteem (of de optionele achteruitkijkcamera, indien deze is aangeschaft) niet indien hierdoor op enigerlei wijze uw aandacht van het veilig besturen van uw auto kan worden afgeleid. Neem altijd de gangbare beperkingen en aanwijzingen voor weggebruikers in acht, boven het advies en de begeleiding die dit product biedt. Volg strikt de geldende verkeersregels, ook als dit product tegenstrijdige aanwijzingen geeft. ! In deze handleiding wordt de inbouw van het navigatiesysteem in uw voertuig beschreven. De bediening van het navigatiesysteem wordt beschreven in de afzonderlijke handleidingen die bij het navigatiesysteem worden geleverd. ! Bouw dit product niet in op plaatsen waar het (i) het zicht van de bestuurder kan hinderen, (ii) de werking van een van de bedieningssystemen of veiligheidsvoorzieningen van de auto, inclusief airbags en knoppen van waarschuwingsknipperlichten nadelig kan beïnvloeden of (iii) een belemmering kan vormen voor het vermogen van de bestuurder om het voertuig veilig te bedienen. In bepaalde gevallen is het wellicht niet mogelijk dit product in te bouwen vanwege Nl 145 Hoofdstuk 02 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN WAARSCHUWING Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen. Wij adviseren u om alleen bevoegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat speciaal is opgeleid en ervaring heeft met mobiele elektronica, dit product te laten instellen en inbouwen. VOER NOOIT ZELF ONDERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij verkeerd inbouwen of onderhoud van dit product en de aansluitkabels bestaat de kans op een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie, en kan het navigatiesysteem schade oplopen die niet onder de garantie valt. LEES DEZE INFORMATIE BETREFFENDE UW NAVIGATIESYSTEEM ZORGVULDIG DOOR EN BEWAAR DE INFORMATIE VOOR LATERE NASLAG 1 Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u het navigatiesysteem gaat inbouwen. 2 Bewaar de handleiding voor latere naslag in de toekomst. 3 Neem alle waarschuwingsinformatie in acht en volg de instructies nauwkeurig op. 4 Onder bepaalde omstandigheden kan dit navigatiesysteem foutieve informatie op het scherm tonen betreffende de positie van uw auto, de afstand tot bepaalde plaatsen die u op het scherm ziet en de kompasrichting. Ook heeft het systeem een aantal beperkingen, zoals het ontbreken van informatie over eenrichtingswegen, tijdelijke verkeersomleidingen en eventueel gevaarlijke routes. Uw eigen beoordelingsvermogen heeft daarom te allen tijde voorrang op de informatie die het systeem geeft. 5 Evenals bij het gebruik van andere accessoires in uw auto dient u erop te letten dat het navigatiesysteem niet uw aandacht van de weg afleidt. Indien u moeilijkheden heeft bij 146 Nl de bediening van het apparaat of als de informatie op het beeldscherm niet duidelijk is, parkeer de auto dan op een veilige plaats langs de weg voordat u het probleem probeert op te lossen. 6 Tijdens het rijden dient u altijd de veiligheidsgordel te dragen. Bij een ongeluk is de kans op letsel aanzienlijk groter als u de veiligheidsgordel niet draagt. 7 Bepaalde wetten en regels kunnen de plaatsing en het gebruik van dit systeem in uw voertuig verbieden of beperken. Volg bij het gebruik, de installatie en de bediening van uw navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en regels stipt op. Hoofdstuk Aansluitingen Voorzorgen voor het aansluiten van het systeem 03 ! BELANGRIJK ! ! ! Nederlands ! Indien u besluit de installatie zelf uit te voeren, een speciale opleiding heeft gehad en ervaring heeft met het inbouwen van mobiele elektronica, volg dan nauwgezet alle stappen van de installatiehandleiding. ! Maak alle draden met kabelklemmen of isolatietape vast. Let er op dat er geen draden blootliggen. ! Sluit de gele draad van dit product niet direct aan op de accu van de auto. Als de draad direct is verbonden met de accu, kan de isolatie door de motortrillingen losraken op de plaats waar de draad van het interieur naar de motorruimte loopt. Als de isolatie van de gele draad door het contact met metalen delen scheurt, kan er kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een zeer gevaarlijke situatie leidt. ! Het is zeer gevaarlijk als de bedrading rond de stuurkolom, rond de versnellingspook of andere bedieningsorganen vast komt te zitten. U moet dit product, de kabels en andere bedrading zo installeren dat deze het besturen van het voertuig niet verhinderen of belemmeren. ! Zorg ervoor dat de kabels en draden zo worden geleid en bevestigd dat ze niet verstrikt raken in de bewegende onderdelen van de auto of deze niet hinderen. Dit geldt met name voor het stuur, de versnellingshendel, de handrem, de geleiingsrails voor de verstelbare stoelen, de portieren of een van de regelmechanismen van het voertuig. ! Laat de draden niet langs plaatsen lopen waar ze blootgesteld worden aan hoge temperaturen. Als de isolatie van de draden erg warm wordt, kunnen ze beschadigd raken, waardoor er kortsluiting of een storing ontstaat en er mogelijk perma- nente beschadiging aan dit product optreedt. Maak de GPS antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigen van de antennedraad kan resulteren in kortsluiting. Maak ook geen enkele andere draad korter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk dat het beveiligingscircuit (zekeringhouder, zekeringweerstand of filter) niet goed meer functioneert. Tap nooit stroom af van de stroomtoevoerdraad van het navigatiesysteem voor de voeding van andere elektronische apparatuur. De stroomcapaciteit van de draad kan overschreden worden, met oververhitting tot gevolg. Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit snoer dient afzonderlijk van de aarding van producten met een hoog stroomverbruik, zoals eindversterkers, te worden geaard. Aard niet meer dan één product samen met de aarding van een ander product. U dient bijvoorbeeld elke versterkermodule afzonderlijk, los van de aarding van het navigatiesysteem te aarden. Door de aarding met elkaar te verbinden, kan er brand en/of schade aan producten ontstaan als de massaverbinding losraakt. Nl 147 Hoofdstuk 03 Aansluitingen Alvorens u dit product inbouwt ! Dit product is bestemd voor inbouw in voertuigen met een negatief geaarde 12-volts accu. Controleer voor de installatie de accuspanning van uw voertuig. ! Om kortsluiting te vermijden, dient u vooraf voor het installeren de negatieve (–) accukabel los te maken. ! ! ! ! Voorkomen van beschadigingen ! WAARSCHUWING F O STAR T STAR T ACC stand OF ACC O N F N OF ! Zorg ervoor dat u de zekering alleen vervangt door een zekering met de waarde die op het product staat aangegeven. ! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de stekker zelf vast. Trek niet aan de draad, want het is mogelijk dat u deze uit de stekker trekt. ! Dit product kan niet worden geïnstalleerd in een voertuig zonder ACC (Accessoire) stand op de contactschakelaar. Geen ACC stand ! Om kortsluiting te voorkomen dient u de losgekoppelde draad af te dekken met iso- 148 Nl latieband. Het is met name van belang alle ongebruikte speakerdraden te isoleren. Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kortsluiting ontstaan. Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op de corresponderende gekleurde poort, d.w.z. de blauwe stekker op de blauwe poort, zwart op zwart, enz. Zie voor nadere informatie over het aansluiten van de eindversterker en andere toestellen de gebruikershandleiding en voer de aansluiting vervolgens uit zoals hierin beschreven. Aangezien een uniek BPTL-circuit wordt gebruikt, mag de * zijde van de speakerdraad niet direct worden geaard en mogen de * zijden van de speakerdraden niet met elkaar worden verbonden. Zorg ervoor dat * zijde van de speakerdraad wordt verbonden met de * zijde van de speakerdraad op het navigatiesysteem. Indien de RCA-aansluiting op dit product niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes die aan het einde van de aansluiting zijn bevestigd niet worden verwijderd. Sluit nooit speakers aan met een uitgangswaarde van minder dan 50 W of een impedantiewaarde die buiten de specificatie van 4 ohm tot 8 ohm voor uw navigatiesysteem valt. Wanneer er luidsprekers worden aangesloten met andere uitgangs- en/of impedantiewaarden, kan dit tot gevolg hebben dat ze vlam vatten, beginnen te roken of beschadigd raken. Opmerking over de blauwe draad ! Via de blauwe draad wordt er een signaal geproduceerd voor de bediening van de antenne van uw voertuig. De timing hangt mede af van de bijbehorende instelling. (Raadpleeg de “Bedieningshandleiding” voor meer gedetailleerde informatie over het wijzigen van de [ANT CTRL] stand.) Hoofdstuk Aansluitingen ! Wanneer [ANT CTRL] ingesteld is op [Radio], kan de antenne van het voertuig opgeborgen of uitgeschakeld worden door de hieronder vermelde instructies te volgen. — Wijzig de bron van radio (MW/LW of FM) naar een andere bron. — Zet de bron uit — Zet de contactschakelaar uit (ACC OFF) ! Wanneer de [ANT CTRL] modus op [Aan] is ingesteld kan de antenne alleen ingeklapt of uitgezet worden wanneer de contactschakelaar is uitgezet (ACC OFF). ! Verbind deze draad niet met de systeembedieningsaansluiting van externe eindversterkers. ! Gebruik deze draad in geen geval als de stroomdraad voor de automatische antenne of de antenne-signaalversterker. Een dergelijke aansluiting kan leiden tot een te hoge stroom en daardoor tot storingen en defecten. 03 Bijgeleverde accessoires De navigatie-eenheid Stroomsnoer RDS-TMC tuner USB-stekker Stekker Verlengsnoer (voor achteruit-signaal) Verlengsnoer (voor snelheidssignaal) GPS-antenne RCA-connector Microfoon Opmerking over de blauw/ witte draad Nederlands ! Wanneer de contactschakelaar wordt aangezet (ACC ON), wordt er een regelsignaal uitgevoerd via de blauw/witte draad. Verbind de draad met een op afstand bediende regelklem van een extern gevoed versterkersysteem (max. 300 mA 12 V DC). Het regelsignaal wordt uitgevoerd via de blauw/witte draad, ook wanneer de audiobron is uitgeschakeld. ! Verbind deze draad niet met de bedieningsaansluiting van het relais voor de automatische antenne of de bedieningsaansluiting van de antenne-signaalversterker. ! Gebruik deze draad in geen geval als de stroomdraad voor externe eindversterkers. Een dergelijke aansluiting kan leiden tot een te hoge stroom en daardoor tot storingen en defecten. Nl 149 Hoofdstuk 03 Aansluitingen Systeemcomponenten aansluiten 5m Groen De navigatie-eenheid WIRED REMOTE INPUT Raadpleeg de handleiding van de adapter voor een afstandsbediening met draad (los verkrijgbaar). USB-stekker Sluit de interfacekabel van een iPod of een geschikt USB-geheugenapparaat aan. Antenneaansluiting 2m 30 cm 1m *1 Antenne van het voertuig RDS-TMC tuner *1 — Wanneer u uw iPod aansluit, moeten beide verbindingen worden gemaakt. — Wanneer de iPod wordt aangesloten, moet [AV1 Input] in [Instellingen AV ] op [iPod] worden ingesteld. (Raadpleeg de “Bedieningshandleiding” voor details.) 150 Nl Hoofdstuk Aansluitingen 03 GPS-antenne Microfoon 4m WAARSCHUWING · Om het risico op ongevallen en mogelijke overtreding van toepasselijke wetten en regels te voorkomen, mag dit product in geen geval worden gebruikt terwijl er met het voertuig gereden wordt, behalve voor navigatiedoeleinden. Bovendien mag een eventueel display voor de achterpassagiers in geen geval zo geplaatst zijn dat dit de aandacht van de bestuurder zou kunnen afleiden. · In sommige landen kan zelfs het bekijken van beelden op een display in een voertuig door andere personen dan de bestuurder verboden zijn. Waar dergelijke regelgeving van kracht is, moet deze worden nageleefd en mag de videoweergave van dit product niet worden gebruikt. iPod met Dock-aansluiting*2 Nederlands *2 Raadpleeg de handleiding voor meer informatie over de bediening en compatibiliteit. Dockaansluiting USB-interfacekabel voor iPod (CD-IU50V) (los verkrijgbaar) Nl 151 Hoofdstuk 03 Aansluitingen Het stroomsnoer aansluiten (1) Opmerking Opmerkingen Afhankelijk van het soort voertuig, kan de functie van *3 en *5 afwijken. Sluit in dit geval *2 op *5 en *4 op *3 aan. *1 *3 *2 *5 *4 · Wanneer een subwoofer (*9) op dit navigatiesysteem is aangesloten in plaats van een achterluidspreker, moet u de achteruitgang-instelling veranderen in de Begininstellingen. (Zie de “Bedieningshandleiding”.) De subwoofer-uitgang van dit navigatiesysteem is monaural. · Bij het gebruik van een subwoofer van 70 W (2 Ω) moet u ervoor zorgen dat deze wordt aangesloten op de paarse en paars/zwarte draden van dit navigatiesysteem. Sluit niets aan op de groene en groen/zwarte draden. Zorg ervoor dat de draden die op elkaar worden aangesloten dezelfde kleur hebben. Dopje (*1) Wanneer dit aansluitpunt niet wordt gebruikt, verwijder het dopje dan niet. Geel (*3) Ondersteuning (of accessoire) Rood (*5) Accessoire (of ondersteuning) Geel (*2) Naar het aansluitpunt, staat altijd onder stroom, onafhankelijk van de stand van het contactslot. Rood (*4) Naar het elektrische aansluitpunt, bestuurd door het contactslot (12 V DC) AAN/UIT. Oranje/wit Naar de aansluiting van de lichtschakelaar. Zwart (aarding) Naar de (metalen) carrosserie van het voertuig. ISO-stekker Geel/zwart Indien het voertuig een onderdrukkingssignaal naar deze terminal kan sturen, dan kan de onderdrukkingsfunctie op dit navigatiesysteem worden geactiveerd wanneer de terminal op *8 is aangesloten. Opmerking In sommige voertuigen bestaat de ISO-stekker uit twee aansluitingen, zorg ervoor dat met beide verbinding wordt gemaakt. 152 Nl Luidsprekerdraden Wit: linksvoor  Wit/zwart: linksvoor  Grijs: rechtsvoor  Grijs/zwart: rechtsvoor  Groen: linksachter  of subwoofer  (*9) Groen/zwart: linksachter  of subwoofer  (*9) Paars: rechtsachter  of subwoofer  (*9) Paars/zwart: rechtsachter  of subwoofer  (*9) Hoofdstuk Aansluitingen 03 De navigatie-eenheid Zekering (10 A) RCA-connector Stroomsnoer 26 cm (*8) Geel/zwart Wanneer u een apparaat met een mutefunctie gebruikt, dient u deze aan te sluiten op het Audio Mute-snoer. Is dit niet het geval, sluit dan niets aan op het Audio Mute-snoer. Opmerking De audiobron wordt op mute of zacht gezet, terwijl de volgende geluiden niet worden gedempt of verzwakt. Zie de “Bedieningshandleiding” voor details. - stembegeleiding van de navigatie - inkomende beltoon en inkomende stem van de mobiele telefoon die via Bluetooth draadloze technologie op dit navigatiesysteem zijn aangesloten Opmerking Deze antenne wordt automatisch ingeklapt maar de timing is afhankelijk van de instelling. Nederlands Blauw (*6) Blauw (*7) Naar de regelklem van het autoantennerelais (max. 300 mA 12 V DC). Afhankelijk van het type voertuig verschilt de penstand van de ISO-stekker. Sluit *6 en *7 aan wanneer pen 5 voor de besturing van de antenne wordt gebruikt. Bij andere typen voertuigen mogen *6 en *7 nooit worden aangesloten. Nl 153 Hoofdstuk 03 Aansluitingen Het stroomsnoer aansluiten (2) Draad van snelheidsdetectiecircuit Motormanagement systeem Stekker 3m Roze (CAR SPEED SIGNAL INPUT) Via deze draad wordt het rijsnelheidssignaal aan het navigatiesysteem doorgegeven. U dient de draad te verbinden met het snelheidsdetectiecircuit van het voertuig. Indien deze verbinding niet wordt gemaakt, bestaat er een grotere kans dat de voertuigpositie foutief op het scherm wordt aangegeven. WAARSCHUWING Aansluitmethode Laat het verlengsnoer en de draad van het snelheidsdetectiecircuit op de afgebeelde wijze door de stekker lopen. Maak de stekkerhelften met een kabeltang dicht. EEN ONJUISTE AANSLUITING KAN ERNSTIGE SCHADE OF ERNSTIG LETSEL, MET INBEGRIP VAN EEN ELEKTRISCHE SCHOK, TOT GEVOLG HEBBEN. BOVENDIEN KAN EEN ONJUISTE AANSLUITING LEIDEN TOT EEN VERSTOORDE WERKING VAN HET ANTIBLOKKEERSYSTEEM, DE AUTOMATISCHE TRANSMISSIE OF DE INDICATIE VAN DE SNELHEIDSMETER. BELANGRIJK Het wordt ten stelligste aanbevolen de snelheidspulskabel aan te sluiten voor een nauwkeurige navigatie en optimale prestatie. Opmerking De positie van het snelheidsdetectiecircuit en de positie van de parkeerremschakelaar variëren afhankelijk van het voertuigmodel. Win advies in bij uw erkende Pioneer-dealer of een vakkundige installateur. Sluit het dekseltje. Lichtgroen Via deze draad wordt de stand van de handrem (aangetrokken/ontspannen) aan het autonavigatiesysteem doorgegeven. De draad moet verbonden worden met de stroomaansluiting van de handremschakelaar. Als deze verbinding verkeerd wordt gemaakt of niet wordt gemaakt, zullen sommige functies van het navigatiesysteem niet werken. WAARSCHUWING DE LICHTGROENE DRAAD OP DE STROOMSTEKKER IS BESTEMD VOOR HET DETECTEREN VAN DE PARKEERSTATUS EN MOET WORDEN AANGESLOTEN OP DE STROOMAANSLUITING VAN DE HANDREMSCHAKELAAR. EEN ONJUISTE AANSLUITING OF EEN VERKEERD GEBRUIK VAN DEZE DRAAD KAN ERTOE LEIDEN DAT DE TOEPASSELIJKE WETGEVING NIET WORDT NAGELEEFD EN KAN ERNSTIG LETSEL OF ERNSTIGE SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN. Aansluitmethode Klem de stroomdraad van de handremschakelaar in de stekker vast. Maak de stekkerhelften met een kabeltang dicht. 154 Nl Stroomdraad Massazijde Handremschakelaar Hoofdstuk Aansluitingen 03 De navigatie-eenheid Verlengsnoer (voor snelheidssignaal) Stroomsnoer Paars/wit (REVERSE GEAR SIGNAL INPUT) Via deze draad wordt aan het navigatiesysteem doorgegeven of de auto vooruit of achteruit rijdt. U dient de paars/witte draad te verbinden met de draad waarvan de spanning verandert wanneer de schakelhendel in de achteruit wordt gezet. Als de sensor niet is aangesloten, kan deze wellicht niet goed waarnemen of uw voertuig voor- of achteruit rijdt. De positie van uw voertuig zoals waargenomen door de sensor kan in dit geval afwijken van de actuele positie. Aansluitmethode Opmerking Wanneer u een achteruitkijkcamera gebruikt, zorg er dan voor dat deze kabel is aangesloten. Anders kunt u niet overschakelen op het beeld van de achteruitkijkcamera. Klem de draad van het achteruitrijlicht in de stekker vast. Maak de stekkerhelften met een kabeltang dicht. BELANGRIJK Verlengsnoer (voor achteruit-signaal) Nederlands Gebruik alleen het meegeleverde verlengsnoer. Het gebruik van een ander verlengsnoer kan leiden tot brand, rook en/of beschadiging van dit navigatiesysteem. Zekeringweerstand Draad van achteruitrijlicht 5m Kijk waar het achteruitrijlicht van uw auto is (het licht dat gaat branden wanneer de schakelhendel in de achteruit [R] wordt gezet) en zoek de draad van het achteruitrijlicht in de kofferruimte. Nl 155 Hoofdstuk 03 Aansluitingen Voor aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker Subwooferuitgang (SUBWOOFER OUTPUT) 25 cm RCA-connector Achteruitgang (REAR OUTPUT) 30 cm Vooruitgang (FRONT OUTPUT) De navigatie-eenheid 30 cm 30 cm Blauw/wit Naar de systeemregelklem van de eindversterker (max. 300 mA 12 V DC). 156 Nl Hoofdstuk Aansluitingen 03 Eindversterker (los verkrijgbaar) RCA-kabels (los verkrijgbaar) Eindversterker (los verkrijgbaar) Eindversterker (los verkrijgbaar) Systeem-afstandsbediening Links Voorluidspreker Achterluidspreker            Voorluidspreker Achterluidspreker Nederlands Subwoofer Rechts  Subwoofer Opmerking Afhankelijk van uw subwoofersysteem kunt u de RCA-uitgang van de subwoofer veranderen. (Zie de “Bedieningshandleiding”.) Nl 157 Hoofdstuk 03 Aansluitingen Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera Wanneer dit product wordt gebruikt met een achteruitkijkcamera, kan er automatisch worden overgeschakeld naar het beeld van die camera wanneer de versnelling in de ACHTERUIT (R). De Achteraanzicht stand stelt u ook in staat te controleren wat er achter u gebeurt terwijl u aan het rijden bent. Acheruitkijkcamera (bijv. ND-BC2) (los verkrijgbaar) Naar video-uitgang RCA-kabels Bruin (REAR VIEW CAMERA IN) RCA-connector Paars/wit 20 cm WAARSCHUWING GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE ACHTERUIT- OF DE SPIEGELREFLEXACHTERUITKIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG GEBRUIK KAN LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN. Stroomsnoer BELANGRIJK ! Het beeld op het scherm kan omgekeerd worden weergegeven. ! De achteruitkijkcamera is een hulpmiddel om eventuele aanhangwagens of opleggers in de gaten te houden of om op een kleine plaats in te parkeren. Gebruik deze functie niet voor amusementsdoeleinden. ! Het voorwerp dat met de achteruitkijkcamera wordt bekeken, kan dichterbij of verder weg lijken dan in werkelijkheid het geval is. ! Houd er rekening mee dat de randen van de beelden die door de achteruitkijkcamera worden vastgelegd, enigszins afwijkend kunnen zijn, afhankelijk van het feit of er volledige schermbeelden worden weergegeven tijdens het achteruitrijden, en of de beelden worden gebruikt om de achterkant te controleren wanneer de auto vooruit rijdt. BELANGRIJK Gebruik uitsluitend het meegeleverde verlengsnoer. Gebruik van een andere kabel kan tot brand, rook en/of schade aan dit navigatiesysteem leiden. 158 Nl 5m De navigatie-eenheid Verlengsnoer (voor achteruitsignaal) Zekeringweerstand Voor meer details omtrent de bedrading verwijzen we u naar Het stroomsnoer aansluiten (2) op bladzijde 154. Opmerkingen ! De [Camera achter] in [Systeeminstellingen] moet op [Aan] worden ingesteld wanneer de achteruitkijkcamera wordt aangesloten. (Zie de “Bedieningshandleiding” voor meer details.) ! Aansluiten op de achteruitkijkcamera. Niet aansluiten op andere apparatuur. Hoofdstuk Aansluitingen 03 Tijdens het aansluiten van het achterdisplay Bij de aansluiting van een extern videocomponent Gebruik van de “AV1 Input” (AV1) De navigatie-eenheid De navigatie-eenheid 15 cm 2m RCA-connector Geel (REAR MONITOR OUTPUT) USB-stekker Rood, wit (REAR MONITOR OUTPUT) CD-RM10 (los verkrijgbaar) Geel RCA-kabels (los verkrijgbaar) Naar video-ingang Rood, wit Naar audio-ingangen Achterdisplay met RCA (tulpstekker) ingangsaansluitingen WAARSCHUWING Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de bestuurder de videobron kan bekijken tijdens het rijden. De achtervideo-uitgang van dit navigatiesysteem is voor de aansluiting van een display zodat de passagiers op de achterbank de videobron kunnen bekijken. Naar video-uitgang Naar audio-uitgangen Extern videocomponent (los verkrijgbaar) ! De [AV1 Input] in [Instellingen AV] moet op [Video] worden ingesteld wanneer de externe videocomponent wordt aangesloten. (Zie de “Bedieningshandleiding” voor meer details.) Nl Nederlands Tijdens het gebruik van een achterdisplay dat op de achtervideo-uitgang is aangesloten RCA-kabels (los verkrijgbaar) 159 Hoofdstuk 03 Aansluitingen Gebruik van de “AV2 Input” (AV2) BELANGRIJK Zorg dat u verbinding maakt met een CD-RM10 (los verkrijgbaar). Wanneer u andere kabels gebruikt ontstaat de kans op foutieve aansluitingen en verstoord beeld of geluid. De navigatie-eenheid OK L V G R L: R: V: R G V G: L Linkeraudio (Wit) Rechteraudio (Rood) Video (Geel) Aarding 20 cm RCA-connector Rood, wit (AUDIO INPUT) Geel (VIDEO INPUT) RCA-kabels (los verkrijgbaar) Naar audio-uitgangen Naar video-uitgang Extern videocomponent (los verkrijgbaar) ! De [AV2 Input] in [Instellingen AV] moet op [Video] worden ingesteld wanneer de externe videocomponent wordt aangesloten. (Zie de “Bedieningshandleiding” voor meer details.) 160 Nl Hoofdstuk Aansluitingen 03 Tijdens de aansluiting van de externe eenheid met videobron De navigatie-eenheid Blauw RCA-connector 20 cm IP-BUS kabel (los verkrijgbaar) Geel Zwart (VIDEO INPUT) RCA-kabel (los verkrijgbaar) Naar IP-BUS uitgang Pioneer externe eenheid (los verkrijgbaar) Naar video-uitgang ! Wanneer er een externe toestel wordt aangesloten, moet [AV2 Input] in [Instellingen AV] op [EXT] worden ingesteld. (Zie de “Bedieningshandleiding” voor meer details.) Nederlands Nl 161 Hoofdstuk 04 Inbouwen Voorzorgen voor installatie BELANGRIJK ! Installeer dit product nooit op plaatsen waar, of op een manier waardoor: — Het letsel kan toebrengen aan de bestuurder of de passagiers wanneer plotseling hard geremd wordt. — Het een belemmering kan vormen voor de bediening van het voertuig door de bestuurder, zoals op de vloer voor de stoel van de bestuurder, of dichtbij het stuur of de versnellingshendel. ! Controleer of er niets achter het dashboard of de panelen zit wanneer u hierin gaten gaat boren. Let erop dat u geen brandstofleidingen, remleidingen, elektronische componenten, communicatiedraden of voedingskabels beschadigt. ! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan op dat deze niet in contact komen met de elektrische bedrading. Door de trilling kunnen isolatiedraden beschadigd raken, met als gevolg kortsluiting of anderssoortige beschadigingen aan het voertuig. ! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de voorgeschreven wijze, zodat dit product juist wordt ingebouwd. Indien u andere onderdelen gebruikt, kunt u beschadigingen aan het product veroorzaken of het product kan losraken. ! Het is zeer gevaarlijk als de bedrading rond de stuurkolom, rond de versnellingspook of andere bedieningsorganen vast komt te zitten. U moet dit product, de kabels en andere bedrading zo installeren dat deze het besturen van het voertuig niet verhinderen of belemmeren. ! Zorg ervoor dat de draden niet loshangen en geraakt kunnen worden door een portier of stoelverschuivingsmechanisme, met eventueel kortsluiting tot gevolg. ! Controleer nadat u het navigatiesysteem heeft ingebouwd of de andere apparatuur in uw auto naar behoren werkt. 162 Nl ! Bouw dit navigatiesysteem niet in op plaatsen waar het (i) het zicht van de bestuurder kan hinderen, (ii) de werking van een van de bedieningssystemen of veiligheidsvoorzieningen van de auto, inclusief airbags en knoppen van waarschuwingsknipperlichten nadelig kan beïnvloeden of (iii) een belemmering kan vormen voor het vermogen van de bestuurder om het voertuig veilig te bedienen. ! Bouw het navigatiesysteem in tussen de stoel van de bestuurder en de stoel van de voorste inzittende, zodat het niet wordt geraakt door de bestuurder of inzittende als het voertuig abrupt afremt. ! Installeer het navigatiesysteem in geen geval voor of naast plekken in het dashboard, portier of de stijlen van het voertuig waar een airbag zich kan ontplooien. Raadpleeg het instructieboekje van uw voertuig voor meer informatie omtrent de plekken waar de airbags zich bevinden en hoe zij zich zullen ontplooien. ! Installeer het navigatiesysteem niet op een plek waar het de werking van een van de voertuigsystemen, inclusief airbags en hoofdsteunen, kan hinderen. Voorkomen van elektromagnetische storingen Om storingen te voorkomen moeten de volgende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navigatiesysteem alsmede andere kabels en draden worden geplaatst: ! FM, MG/LG-antenne met de kabel ! GPS-antenne met de kabel Daarnaast dient u elke antennedraad zover mogelijk van de andere antennedraden te leggen. Bind de draden niet samen, leg ze niet naast elkaar en laat ze elkaar niet kruisen. Door de elektromagnetische ruis die daardoor ontstaat, wordt de kans op fouten op de plaats waar het display bevestigd is vergroot. Hoofdstuk Inbouwen Voor de installatie ! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als het voor het installeren van dit product nodig blijkt gaten te boren of andere wijzigingen aan te brengen aan de auto. ! Voordat u het apparaat definitief installeert, is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen te maken om te kijken of deze correct zijn en alles naar behoren functioneert. ! Dit navigatiesysteem mag niet op een positie worden ingebouwd waar het opening van het LCD paneel door andere voorwerpen belemmerd wordt, zoals de versnellingspook. Controleer, voordat u het navigatiesysteem inbouwt, of er voldoende ruimte is om het LCD paneel volledig te openen, zonder dat de beweging van de versnellingspook belemmerd wordt. Dit kan de werking van de versnellingspook verstoren of tot een defect aan het mechanisme van dit navigatiesysteem leiden. 04 kan alleen correct worden weergegeven wanneer het navigatiesysteem goed bevestigd is. ! Installeer de navigatie-eenheid op een horizontaal oppervlak binnen een hoek van 0 graden tot 30 graden (binnen 5 graden naar links of rechts). Een verkeerde installatie van het apparaat waarbij het oppervlak meer dan het toegestane aantal graden gekanteld is, verhoogt het risico op fouten in het locatiedisplay en leidt tot minder goede prestaties van het display. Dit navigatiesysteem inbouwen Opmerkingen betreffende het inbouwen Laat voldoende ruimte vrij Dashboard 5 сm Nederlands ! Installeer dit navigatiesysteem niet op plaatsen waar ze kunnen worden blootgesteld aan hoge temperaturen of vocht, zoals: — Dichtbij een radiator, luchtopening of airconditioningapparaat. — Op plaatsen blootgesteld aan direct zonlicht, zoals op het dashboard. — Op plaatsen waar water op het apparaat terecht kan komen, zoals dicht in de buurt van een portier. ! Installeer dit navigatiesysteem op een plek die stevig genoeg is om het gewicht van het product te dragen. Kies een plaats waar dit navigatiesysteem stevig kan worden geïnstalleerd en zorg voor een veilige bevestiging. De actuele locatie van het voertuig ! Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u er bij de installatie voor te zorgen dat u achter het achterpaneel en rondom het toestel voldoende ruimte vrij laat, en dient u eventuele losse bedrading samen te bundelen zodat deze de ventilatie-openingen niet kan blokkeren. 10 сm Nl 163 Hoofdstuk 04 Inbouwen ! De snoeren mogen het in onderstaande Fig. weergegeven gebied niet bedekken, anders kunnen de versterkers en het navigatiemechanisme mogelijk oververhit raken. Bijgeleverde accessoires De met een asterisk (*) gemarkeerde onderdelen zijn reeds geïnstalleerd. De navigatie-eenheid Houder* Zijbeugels* (2 st.) Drukkingsschroef (5 mm × 8 mm) (8 st.) Schroef met platte kop (5 mm × 8 mm) (4 st.) Schroef* (3 mm × 6 mm) (8 st.) Schroef voor het bevestigen van de zijbeugel* (5 mm × 8 mm) (4 st.) Afwerkingsrand* Bedek dit gebied niet. ! Ingeval van oververhitting wordt de halfgeleider laser beschadigd. Bouw de navigatieeenheid daarom niet in op een plaats waar deze te warm kan worden, bijvoorbeeld naast een radiator. 164 Nl Hoofdstuk Inbouwen 04 Vóór het installeren van dit navigatie-eenheid jes 90 graden om het navigatie-eenheid te vergrendelen.) Dashboard 1 Verwijder de afwerkingsrand. Buig de bovenkant en de onderkant van de afwerkingsrand naar buiten om deze te verwijderen. Houder Afwerkingsrand 2 Verwijder de houder. Draai de schroeven (3 mm × 6 mm) los om de houder te verwijderen. 2 Installeer dit navigatie-eenheid en draai de schroeven vast. Dashboard Houder Schroef (3 mm × 6 mm) Nederlands Schroef (3 mm × 6 mm) Installatie met de houder en zijbeugel 1 Installeer de houder in het dashboard. Nadat u de houder in het dashboard hebt geplaatst, kiest u de juiste lipjes voor de dikte van het dashboardmateriaal en buigt u deze om. (Zo stevig mogelijk bevestigen met gebruik van de boven- en onderlipjes. Buig de lip- Nl 165 Hoofdstuk Inbouwen 04 3 Bevestig de afwerkingsrand. Buig het palletje naar beneden indien het in de weg zit. montageplaatjes van de orignele autoradio Afwerkingsrand Installatie met gebruik van de schroefgaten aan de zijkant van het navigatie-eenheid 1 Verwijder de zijbeugels. Zijbeugel Drukkingsschroeven of schroeven met platte kop Zorg ervoor dat u de schroeven geleverd met dit navigatiesysteem gebruikt. Schroef voor het bevestigen van de zijbeugel (5 mm  8 mm) 2 De navigatie-eenheid op de montageplaatjes van de orignele autoradio vastzetten. Positioneer het navigatie-eenheid zodanig dat zijn schroefgaten op een lijn liggen (passen) met de schroefgaten van de beugel, en draai de schroeven op 3 of 4 plaatsen aan elke kant vast. 166 Nl Dashboard of console Hoofdstuk Inbouwen 04 Bevestigen van de GPSantenne Bijgeleverde accessoires BELANGRIJK Maak de GPS antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigingen aan de antennekabel kunnen leiden tot kortsluiting of storingen en permanente schade aan het navigatiesysteem. GPS-antenne Metalen plaatje Opmerkingen betreffende het bevestigen ! De antenne dient op een zo horizontaal mogelijk oppervlak te worden bevestigd, op een plaats waar de ontvangst van de radiogolven zo min mogelijk wordt gehinderd. De antenne kan de radiogolven van de satelliet alleen ontvangen als er geen obstakel tussen de antenne en de satelliet is. Dashboard Hoedenplank Nederlands ! Indien u de GPS-antenne binnen in de auto aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit plaatje niet gebruikt wordt, zal de ontvangstgevoeligheid onbevredigend zijn. ! Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet kleiner, aangezien dit resulteert in een lagere gevoeligheid van de GPS-antenne. ! Trek niet aan de antennedraad wanneer u de GPS-antenne wilt verwijderen. De magneet van de antenne is erg krachtig en u zou de draad kunnen lostrekken van de antenne. ! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de prestatie van de antenne beïnvloedt. Nl 167 Hoofdstuk 04 Inbouwen Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of de hoedenplank) WAARSCHUWING Installeer de GPS-antenne niet over andere sensoren of de ventilatie-openingen in het dashboard van het voertuig, want hierdoor kan de juiste werking van de sensoren of ventilatie-openingen belemmerd worden en is het ook mogelijk dat de GPS-antenne niet goed meer met de metalen plaat onderaan correct en stevig op het dashboard bevestigd kan worden. Bevestig het metalen plaatje op een zo horizontaal mogelijke ondergrond op een plaats waar de GPS-antenne de golven door de ruit kan ontvangen. Plaats de GPS-antenne op het metalen plaatje. (De GPS-antenne heeft een magneet aan de onderzijde.) GPS-antenne Metalen plaatje Verwijder het beschermvel aan de onderkant van het plaatje. Zorg dat het oppervlak waarop u het metalen plaatje gaat aanbrengen droog is en vrij van stof, olie, vet enz. Opmerking Het metalen plaatje bevat een sterk kleefmiddel, dat na verwijdering sporen op het oppervlak kan achterlaten. Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. 168 Nl Hoofdstuk Inbouwen Opmerkingen ! Let er bij het aanbrengen van het metalen plaatje op dat het niet in kleine onderdelen wordt gesneden. ! De ruiten van sommige auto’s laten de signalen van de GPS-satellieten niet door. In dat geval dient u de GPS-antenne aan de buitenzijde van de auto te bevestigen. 04 De microfoon installeren ! Installeer de microfoon in de juiste richting en op de juiste afstand zodat de microfoon gemakkelijk de stem van de bestuurder kan opvangen. ! Sluit de microfoon aan op het navigatiesysteem nadat het systeem is uitgezet. (ACC OFF) Bijgeleverde accessoires Microfoon Microfoonklem Dubbelzijdig tape Montage op de zonneklep 1 Plaats de microfoon in de microfoonklem. Microfoonklem Microfoon Nederlands Nl 169 Hoofdstuk 04 Inbouwen 2 Bevestig de microfoonklem aan de zonneklep. Microfoonklem Installatie op stuurkolom % Bevestig de microfoon op de stuurkolom. Dubbelzijdig tape Plaats de microfoon op de stuurkolom en houd hem uit de buurt van het stuurwiel. Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. Plaats de microfoon in de zonneklep terwijl de klep omhoog staat. De microfoon kan de stem van de bestuurder niet opvangen wanneer de zonneklep naar beneden is geklapt. 170 Nl Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. Hoofdstuk Inbouwen 04 De hoek van de microfoon aanpassen De hoek van de microfoon kan worden ingesteld. Nederlands Nl 171
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172

Mode AVIC F10 BT de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor