Toro TimeCutter MX 5075T Riding Mower Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

FormNo.3441-915RevA
TimeCutter®MX4275Tand5075TRidingMower
74690and74694
TimeCutter®MX4275Tund5075TAufsitzrasenmäher
74690and74694
TondeuseautoportéeTimeCutter®MX4275Tet5075T
74690and74694
TimeCutter®MX4275Ten5075Tzitmaaier
74690and74694
www.T oro.com.
*3441-915*
FormNo.3433-828RevB
TimeCutter
®
MX4275Ten5075T
zitmaaier
Modelnr.:74690—Serienr.:400000000enhoger
Modelnr.:74694—Serienr.:400000000enhoger
Registreeruwproductopwww.Toro.com.
Vertalingvandeoorspronkelijketekst(NL)
*3433-828*
DitproductvoldoetaanallerelevanteEuropese
richtlijnen;zievoordetailsdeaparteproductspecieke
conformiteitsverklaring.
Bruto-ennettokoppel:Hetbruto-ennettokoppel
vandezemotorisdoordemotorfabrikantin
laboratoriumomstandighedengemetenvolgens
standaardJ1940ofJ2723vandeSocietyof
AutomotiveEngineers(SAE).Omdatbijde
conguratierekeningisgehoudenmetdeveiligheids-,
emissie-engebruiksvoorschriften,zaldemotorvan
dittypemaaiersindepraktijkveelminderkoppel
hebben.Raadpleegdemeegeleverdedocumentatie
vandemotorfabrikant.
Ganaarwww.Toro.comomdespecicatiesvanuw
typeteraadplegen.
Belangrijk:AlsueenmachinemeteenToro
motorgedurendeeenononderbrokenperiode
boven1.500mgebruikt,moetuervoorzorgen
datdesetvoorgrotehoogteisgemonteerd
zodatdemotorvoldoetaandeCARB-en
EPA-emissierichtlijnen.Desetvoorgrote
hoogtevergrootdemotorprestatiesenvoorkomt
vervuilingvandebougie,moeilijkstartenen
grotereemissies.Zodraudesethebtgemonteerd,
dientuhetlabelvoorgrotehoogteopde
machinetebevestigennaastdestickermethet
serienummer.Neemcontactopmeteenerkende
Toroservicedealeromdegeschiktesetvoor
grotehoogteenhetlabelvoorgrotehoogtevoor
uwmachineteverkrijgen.Omeendealerinuw
buurttevinden,kuntukijkenoponzewebsite
www.Toro.comofcontactopnemenmetonzeToro
CustomerCareDepartementophetnummerdat
isopgegevenindegarantieverklaringvoorhet
emissiecontrolesysteem.
Verwijderdesetvandemotorenzetdemotor
terugnaarzijnoriginelefabrieksinstellingalsu
demotorgebruiktonder1.500m.Gebruikgeen
motordiegeschiktisgemaaktvoorgebruikop
grotehoogteoplagerehoogtes;anderskande
motoroververhitrakenenwordenbeschadigd.
Indienunietzekerbentofuwmachinegeschikt
isgemaaktvoorgebruikopgrotehoogte,moetu
zoekennaarhetvolgendelabel.
decal127-9363
Figuur2
Inleiding
Dezezitmaaiermetdraaiendemessenisbedoeld
voorgebruikdoorparticuliereninresidentiële
toepassingen.Demachineisvoornamelijkontworpen
voorhetmaaienvangrasopgoedonderhouden
gazons.Ditproductgebruikenvooranderedoeleinden
danhetbedoeldegebruikkangevaarlijkzijnvooru
ofvooromstanders.
Leesdezeinformatiezorgvuldigdoor,zodatuweet
hoeudemachineopdejuistewijzemoetgebruiken
enonderhoudenenomschadeaandemachineen
letseltevoorkomen.Ubentverantwoordelijkvoorhet
juisteenveiligegebruikvandemachine.
Ganaarwww.Toro.comvoordocumentatieover
productveiligheidenbedieningsinstructies,informatie
overaccessoires,hulpbijhetvindenvaneendealer
ofomuwproductteregistreren.
Alsuservice,origineleToroonderdelenofaanvullende
informatienodighebt,kuntucontactopnemenmet
eenerkendeservicedealerofmetdeklantenservice
vanT oro.Udienthierbijaltijdhetmodelnummeren
hetserienummervanhetproducttevermelden.De
locatievanhetplaatjemethetmodelnummeren
hetserienummervanhetproductisaangegevenop
Figuur1.Ukuntdenummersnotereninderuimte
hieronder.
Belangrijk:Ukuntmetuwmobielapparaatde
QR-codeophetplaatjemethetserienummer
(indienaanwezig)scannenomtoegangte
krijgentotdegarantie,onderdelenenandere
productinformatie.
g297763
Figuur1
Onderdestoel
1.Plaatsvanmodelnummerenserienummer
Ukunthetmodelnummerenhetserienummernoteren
inderuimtehieronder:
©2020—TheToro®Company
8111LyndaleAvenueSouth
Bloomington,MN55420
2
Ukuntcontactmetonsopnemenopwww.Toro.com.
GedruktindeVS
Allerechtenvoorbehouden
Modelnr.:
Serienr.:
Erwordenindezehandleidingtweewoordengebruikt
omuwaandachtopbijzondereinformatietevestigen.
Belangrijkattendeertuopbijzonderetechnische
informatieenOpmerkingduidtalgemeneinformatie
aandiebijzondereaandachtverdient.
Inhoud
Veiligheid..................................................................4
Waarschuwingspictogram..................................4
Algemeneveiligheid...........................................4
Hellingsindicator................................................5
Veiligheids-eninstructiestickers........................6
Algemeenoverzichtvandemachine.......................10
Bedieningsorganen...........................................11
Voorgebruik........................................................12
Veiligheidsinstructiesvoorafgaandaanhet
werk..............................................................12
Voorhetstarten...............................................13
Brandstofveiligheid...........................................13
Brandstofbijvullen............................................14
Dagelijksonderhouduitvoeren.........................15
Eennieuwemachineinrijden............................15
Hetveiligheidssysteemgebruiken....................15
Bestuurdersstoelinstellen................................16
InstellenvandeMyRide™vering.....................16
Rijhendelsafstellen..........................................16
Zijuitworpgebruiken.........................................17
Tijdensgebruik....................................................19
Veiligheidtijdenshetwerk.................................19
Demesschakelaar(aftakas)bedienen..............22
Degashendelbedienen....................................22
Dechokebedienen...........................................22
Startenvandemotor........................................23
Demotorafzetten.............................................23
Derijhendelsgebruiken....................................24
Metdemachinerijden.......................................24
HetSmartSpeed
TM
besturingssysteem
gebruiken......................................................25
Zijafvoergebruiken...........................................26
Demaaihoogteinstellen...................................26
Antiscalpeerrollenafstellen...............................27
Tipsvoorbedieningengebruik.........................27
Nagebruik...........................................................28
Veiligheidnahetwerk.......................................28
Machinemetdehandduwen............................30
Onderhoud..............................................................32
Aanbevolenonderhoudsschema.........................32
Veiligheidbijonderhoud....................................32
Proceduresvoorafgaandeaanonderhoud...........34
Deafdekkingvanhetmaaidek
losmaken......................................................34
Smering...............................................................34
Delagerssmeren.............................................34
Onderhoudmotor................................................35
Veiligheidvandemotor.....................................35
Onderhoudvanhetluchtlter............................35
Motorolieverversen..........................................37
Onderhoudvandebougie................................39
Hetkoelsysteemreinigen.................................40
Onderhoudbrandstofsysteem.............................40
Brandstofltervandeslangvervangen.............40
Onderhoudelektrischsysteem............................41
Veiligheidvanhetelektrischsysteem................41
Onderhoudvandeaccu....................................41
Onderhoudaandrijfsysteem................................43
Bandenspanningcontroleren............................43
Elektrischeremvrijzetten.................................43
Desporingafstellen..........................................43
Onderhoudriemen..............................................44
Riemencontroleren..........................................44
Drijfriemvanmaaidekvervangen.....................44
Onderhoudvandemaaimachine..........................46
Veiligheidvandemessen.................................46
Onderhoudvandemaaimessen.......................46
Maaidekhorizontaalstellen..............................48
Maaidekverwijderen.........................................51
Hetmaaidekmonteren.....................................52
Grasgeleidervervangen...................................53
Reiniging.............................................................54
Deonderkantvanhetmaaidekreinigen............54
Afvalafvoeren..................................................54
Stalling....................................................................55
Veiligheidtijdensopslag...................................55
Reinigenenopslaan.........................................55
Opslagvandeaccu..........................................56
Problemen,oorzaakenremedie.............................57
Schema's................................................................59
3
Veiligheid
Dezemachineisontworpenvolgensnorm
ENISO5395:2013.
Waarschuwingspictogram
Ditwaarschuwingspictogram(Figuur3)wordtzowel
indezehandleidingalsopdemachinegebruiktom
belangrijkeveiligheidsinformatieaantegeven.Deze
informatiemoetwordenopgevolgdomongelukken
tevoorkomen.
Ditpictogrambetekent:ATTENTIE!PASOP!HET
GAATOMUWVEILIIGHEID!
g000502
Figuur3
Waarschuwingspictogram
Ditpictogramstaatboveninformatiedieuwaarschuwt
overonveiligehandelingenofsituaties,enwordt
gevolgddoorhetwoordGEVAAR,WAARSCHUWING
ofVOORZICHTIG.
GEVAAR:eendirectgevaarlijkesituatiedie,alsdeze
nietwordtvoorkomen,altijdzalleidentotdedood
ofernstigletsel.
WAARSCHUWING:eenmogelijkgevaarlijkesituatie
die,alsdezenietwordtvoorkomen,kanleidentot
lichtofernstigletsel.
WAARSCHUWING:eenmogelijkgevaarlijkesituatie
die,alsdezenietwordtvoorkomen,kanleidentot
lichtofmiddelmatigletsel.
Erwordenindezehandleidingnogtweewoorden
gebruiktomuwaandachtopbijzondereinformatie
tevestigen.Belangrijkattendeertuopbijzondere
technischeinformatieenOpmerkingduidtalgemene
informatieaandiebijzondereaandachtverdient.
Algemeneveiligheid
Dezemachinekanhandenofvoetenafsnijdenen
voorwerpenuitwerpen.Toroheeftdezemaaier
ontworpenomonderredelijkeomstandigheden
veiligtewerken,hetnietopvolgenvande
veiligheidsaanwijzingenkanechterleidentotletsel
ofdedood.
Leesdeaanwijzingenenwaarschuwingen
metbetrekkingtotdemachine,motoren
hulpstukkenindegebruikershandleidingen
anderinstructiemateriaal,zorgdatuzebegrijpt,
envolgzeop.Allebestuurdersenmonteurs
moeteninstructieshebbenontvangen.Alsde
bestuurder(s)ofmonteur(s)dezehandleiding
nietkan/kunnenlezendanisdeeigenaar
verantwoordelijkvoorhetuitleggenvandeinhoud
daarvanaanhen.Dehandleidingismogelijk
beschikbaarinanderetalenoponzewebsite.
Dezemachinemagalleenwordenbedienddoor
geïnstrueerde,verantwoordelijkebestuurders,
diedaartoefysiekinstaatzijnenbekendzijn
metdeveiligewerking,bedieningsorganen,
veiligheidspictogrammenengebruiksaanwijzing.
Laatkinderenofpersonendiegeeninstructie
hebbenontvangen,demachinenooitgebruikenof
onderhoudswerkzaamhedendaaraanverrichten.
Plaatselijkevoorschriftenkunnennadereeisen
stellenaandeleeftijdvandegenediemetde
machinewerkt.
Gebruikdemachinenietindebuurtvanranden,
sloten,taluds,ofanderegevaren,ofophellingen
steilerdan15graden.
Houduwhandenenvoetenuitdebuurtvan
bewegendeonderdelenvandemachine.
Gebruikdemachinenooitmetbeschadigde
afschermingen,schermenendeksels.Verzeker
datdeveiligheidsafschermingen,schakelaars
enanderevoorzieningenaanwezigzijnenjuist
werken.
Stopdemachine,schakeldemotoruit
enverwijderhetsleuteltjevoordatu
onderhoudswerkzaamhedenuitvoertaan
demachine,brandstofbijvultofverstoppingen
verwijdert.
4
Hellingsindicator
g011841
Figuur4
Umagdezepaginakopiërenvoorpersoonlijkgebruik.
1.Demaximalehellingshoekwaarbijudemachinemaggebruikenis15graden.Gebruikhethellingsschemaomdehellingshoek
tebepalenvoordatudemachinebedient.Gebruikdemachinenietophellingenvanmeerdan15graden.Langsde
betreffendelijnvandeaanbevolenhellingshoekvouwen.
2.Lijndezeranduitmeteenverticaaloppervlak,bijvoorbeeldeenboom,gebouwofhek.
3.Voorbeeldvanhetvergelijkenvandehellingshoekmetdegevouwenrand
5
Veiligheids-eninstructiestickers
Veiligheidsstickersenveiligheidsinstructieszijngemakkelijkzichtbaarvoordebestuurderen
bevindenzichbijplaatsenwaargevaarkanontstaan.Vervangallebeschadigdeofverdwenen
stickers.
decalbatterysymbols
Symbolenopaccu
Sommigeofallesymbolenstaanopdeaccu.
1.Risicovanexplosie6.Houdomstandersuitde
buurtvandeaccu.
2.Nietroken.Geenopen
vuurofvonken
7.Draagoogbescherming;
explosievegassenkunnen
blindheidenanderletsel
veroorzaken.
3.Risicovanbijtende
vloeistof/chemische
brandwonden
8.Accuzuurkanblindheid
ofernstigebrandwonden
veroorzaken.
4.Draagoogbescherming.
9.Ogendirectmetwater
spoelenensnelarts
raadplegen.
5.Leesde
Gebruikershandleiding.
10.Bevatlood;niet
weggooien
decaloemmarkt
Merktekenvanfabrikant
1.Ditmerktekengeeftaandathetmesonderdeelvaneen
origineleT oromaaimachineis.
decal93-7009
93-7009
1.WaarschuwingGebruikdemaaimachinenietalsde
grasgeleideromhooggeklaptofverwijderdis;zorgervoor
datdegrasgeleiderisgemonteerd.
2.Handenofvoetenkunnenwordengesneden/geamputeerd,
maaimesBlijfuitdebuurtvanbewegendeonderdelen.
Sticker99-3943isuitsluitendvoormodellenmet
maaidekkenvan127cm.
decal99-3943
99-3943
1.Geleidingvandrijfriem
2.Motor
Sticker105-7015isuitsluitendvoormodellenmet
maaidekkenvan107cm.
decal105-7015
105-7015
1.Geleidingvandrijfriem
6
Sticker112-9840isuitsluitendvoormodellenmet
maaidekkenvan127cm.
decal112-9840
112-9840
1.Leesde
Gebruikershandleiding.
3.Verwijderhetsleuteltje
uithetcontactenlees
deinstructiesvoordatu
service-ofonderhouds-
werkzaamhedenuitvoert.
2.Maaihoogte
decal121-2989b
121-2989
1.Omloophendel,hendelin
duwstand
2.Omloophendel,hendelin
gebruiksstand
decal131-1097
131-1097
1.Aftapplug
decal132-0872
132-0872
1.Demachinekan
voorwerpenuitwerpen
Houdomstandersuitde
buurtvandemachine.
3.Handenofvoetenkunnen
wordengesnedenBlijfuit
debuurtvanbewegende
onderdelen.
2.Demaaierkanvoorwerpen
uitwerpen,geopende
uitwerpplaatGebruik
demachinenietmeteen
openmaaidek;gebruik
eengrasvangerofeen
uitwerpplaat.
4.Risicoomgegrepente
wordenBlijfuitdebuurt
vanbewegendedelenen
houdallebeschermende
delenophunplaats.
decal138-2456
138-2456
1.Leesde
Gebruikershandleiding.
3.Detankniettevolvullen.
2.Parkeerdemachine
opeenhorizontaal
oppervlakwanneeru
debrandstoftankvult.
7
decal139-2388
139-2388
1.Langzaam
3.Snel
2.Vervoeren
decal139-2391
139-2391
1.Snel
2.Langzaam
decal139-2394
139-2394
1.Tractiebediening4.Neutraalstand
2.Snel
5.Achteruit
3.Langzaam6.Parkeerrem
decal139-2395
139-2395
1.Parkeerrem4.Neutraalstand
2.Snel
5.Achteruit
3.Langzaam6.Tractiebediening
decal140-2748
140-2748
8
decal132-0869
132-0869
Opmerking:Dezemachinevoldoetaandetestsdiedestatischebreedte-enlengtestabiliteitmetenendiestandaardzijninde
sector.Demaximaleaanbevolenhellingshoekwordtvermeldopdesticker.Raadpleegdeinstructiesvoorgebruikvandemachineop
hellingenindeGebruikershandleidingendeomstandighedenwaarinudemachinezougebruikenomnategaanofudemachine
opeenbepaaldedagenophetterreininkwestiekuntgebruiken.Veranderingeninhetterreinkunnentotgevolghebbendatde
machineandersreageertophellingen.
1.WaarschuwingLeesde
Gebruikershandleiding.
3.Handenkunnenworden
gesneden/geamputeerd,
maaimes;risicoom
gegrepenteworden,
riemBlijfuitdebuurtvan
bewegendedelen;houd
allebeschermendedelen
ophunplaats.
5.KantelgevaarGebruik
geendubbeleoprijplaat
bijhetladenopeen
aanhanger;gebruikéén
enkeleoprijplaatdiebreed
genoegisvoordemachine
endieeenhellingshoek
heeftvanminderdan15°;
rijachteruitdeoprijplaatop
enrijvooruitdeoprijplaat
af.
7.KantelgevaarGebruik
demachinenietinde
buurtvansteilehellingen
ofhellingenvanmeerdan
15°;gebruikdemachine
enkelophellingenvan
minderdan15°.
2.WaarschuwingLees
deGebruikershandleiding
voordatuonderhoudswerk-
zaamhedenuitvoert;stel
deparkeerreminwerking,
verwijderhetsleuteltjeen
koppeldebougieaf.
4.Machinekanvoorwerpen
uitwerpenHoud
omstandersuitdebuurt;
raapafvalopvoordat
udemachinebegintte
gebruiken;zorgervoordat
degrasgeleideropzijn
plaatszit.
6.Gevaaromoverredente
wordenVervoergeen
passagiers;kijkachterom
alsuachteruitrijdt.
9
Algemeenoverzicht
vandemachine
g292025
Figuur5
1.Motor4.Rijhendels
7.Maaidekpedaal(alleenvoor
machinesmetmaaidekken
van127cm)
10.Achteraandrijfwiel
2.Bestuurdersstoel5.Voorstezwenkwiel8.Maaihoogtehendel11.Bedieningspaneel
3.Dopvanbrandstoftank6.SmartSpeedhendel9.Grasgeleider
12.MyRideinstelhendel
10
Bedieningsorganen
Zorgdatuvertrouwdbentmetallebedieningsorganen
voordatudemotorstartendemachinegebruikt.
Bedieningspaneel
g293303
Figuur6
1.Gashendel3.Aftakasschakelaar
2.Chokeknop4.Contactschakelaar
Contactschakelaar
Decontactschakelaar,waarmeeudemotorstarten
afzet,heeft3standen:UIT,LOPENenSTART(Figuur
6).ZieStartenvandemotor(bladz.23).
Gashendel
Degashendelregelthetmotortoerentalenzorgtvoor
eencontinuverstelbareregelingvanLANGZAAMtot
SNEL(Figuur6).
Chokeknop
Gebruikdechokeknopomeenkoudemotortestarten
(Figuur6).
Maaimesschakelaar(aftakas,PTO)
Metdemaaimesschakelaar,aangeduidmethet
aftakassymbool(PTO),schakeltudeaandrijvingnaar
demaaimessenaanofuit(Figuur6).
Rijhendels
Derijhendelswordengebruiktomdemotorvooruiten
achteruittelatenrijdenenombochtennaarlinksof
naarrechtstemaken(Figuur5).
Parkeerstand
Zetderijhendelsvanuithetmiddennaarbuiteninde
PARKEERSTANDenverlaatdemachine(Figuur23).
ZetderijhendelsaltijdindePARKEERSTANDalsude
machinestoptofonbeheerdachterlaat.
MyRideinstelhendel
GebruikdeMyRideinstelhendelomdestoelvering
aftestellen(Figuur5).
SmartSpeedbedieningssys-
teem
DehendelvanhetSmartSpeedsysteembevindt
zichonderdebestuurdersstoelengeeftudekeuzeuit
driesnelheidsbereiken:trimmen,slepenenmaaien
(Figuur5).
Brandstofvenstertje
Methetbrandstofvenstertjeaandelinkerkantvande
machinekuntunagaanoferzichbrandstofindetank
bevindt(Figuur7).
g292100
Figuur7
1.Brandstofvenstertje
11
Maaihoogtehendel
Metdemaaihoogtehendelkuntuhetmaaidek
opheffenenneerlatenvanuitdebestuurdersstoel.
Alsudehendelomhoogzet,naarutoe,wordt
hetmaaidekopgehevenvandegrondenalsude
hendelomlaagzet,wegvanu,wordthetmaaidek
neergelaten.Demaaihoogtemaguitsluitendworden
ingesteldalsdemachinestilstaat(Figuur27).
Maaidekhefsysteemmet
voetpedaal
Alleenvoormachinesmetmaaidekkenvan127cm
Methetvoetbediendemaaidekhefsysteemkande
gebruikerhetmaaidekomhoogenomlaagbrengen
vanuitdebestuurdersstoel.Ukunthetvoetpedaal
gebruikenomhetmaaidekkortomhoogtebrengen
omobstakelstevermijden(Figuur5).
Werktuigen/accessoires
EenselectievandoorTorogoedgekeurdewerktuigen
enaccessoiresisverkrijgbaarvoorgebruikmetde
machineomdemogelijkhedendaarvanteverbeteren
enuittebreiden.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealerofeenerkendeT orodistributeur,
ofbezoekwww.Toro.comvooreenlijstvanalle
goedgekeurdewerktuigenenaccessoires.
Omdebesteprestatiesteverkrijgenenerzeker
vantezijndatdemachinealtijdveiligkanworden
gebruikt,moetutervervanginguitsluitendoriginele
Toroonderdelenenaccessoiresgebruiken.Gebruik
tervervangingnooitonderdelenenaccessoiresvan
anderefabrikanten,omdatditgevaarlijkkanzijn.Dit
kanertoeleidendatdegarantieophetproductkomt
tevervallen.
Gebruiksaanwijzing
Opmerking:Bepaalvanuitdenormale
bedieningspositiedelinker-enrechterzijdevande
machine.
Voorgebruik
Veiligheidsinstructies
voorafgaandaanhetwerk
Inspecteerhetterreinomvasttestellenwelke
accessoiresenwerktuigennodigzijnomgoeden
veiligtewerken.Gebruikalleenaccessoiresen
hulpstukkendiegoedgekeurdzijndoorT oro.
Controleerhetgebiedwaardemachinewordt
ingezetenverwijderallestenen,speelgoed,
stokken,takken,draden,bottenenandere
materialen.Dezekunnenwordenweggeworpen
ofdewerkingvandemachinestoren,enkunnen
leidentotletselvandegebruikerofomstanders.
Draaggeschiktepersoonlijkebeschermingsmid-
delenzoalseenveiligheidsbril,stevige,stroeve
schoenenengehoorbescherming.Draaglang
haarnietlosendraaggeenloszittendekledingof
sieradendieaangegrepenkunnenwordendoor
bewegendedelen.
VOORZICHTIG
Dezemachinesteltdegebruikerblootaan
geluidsniveausvanmeerdan85dBA.Bij
langdurigeblootstellingkanditleidentot
gehoorbeschadiging.
Draaggehoorbeschermingalsudeze
machinegebruikt.
Controleerdeaanwezigheidendegoede
werkingvandedetectievandeaanwezigheid
vandebestuurder,veiligheidsschakelaarsen
afschermingenGebruikdemachinenietindien
dezenietgoedfunctioneren.
Gebruikdemaaiernietindienermensen,speciek
kinderen,ofhuisdierenindebuurtzijn.Stopde
machineenhetwerktuigindieniemandindebuurt
komt.
Gebruikdemachinenietzonderdathetgehele
grasopvangsysteem,degrasgeleider,enandere
veiligheidsvoorzieningenaanwezigzijnengoed
werken.Deonderdelenvandegrasvangerkunnen
slijtenofbeschadigdraken,waardoorbewegende
delenzichtbaarwordenofvoorwerpenkunnen
wordenuitgeworpen.Controleerregelmatigof
eronderdelenversletenzijnofhuntoestand
achteruitisgegaanenvervangdezeindiennodig
12
dooronderdelendiedoordefabrikantworden
aanbevolen.
Voorhetstarten
Vuldebrandstoftankterwijldemachineopeen
horizontaaloppervlakstaat.ZieAanbevolen
brandstofindeSpecicatiesvoorinformatieoverde
benodigdebenzine.
Mengnooitoliedoorbenzine.
Gietdebrandstoftankniettevol.Vuldetanktot
aandeonderkantvandevulbuis.Deruimteindetank
geeftbenzinedekansomuittezetten.Alsdetankte
volwordtgevuld,kanditleidentotbrandstoekkage
ofschadeaandemotorofhetemissiesysteem.
Zorgdatubekendbentmetdebedieningsorganen,
hunplaats,functieenveiligheidsvereisten.
ZiehethoofdstukOnderhoudenvoerallevereiste
inspectiesenonderhouduit.
Brandstofveiligheid
Gabijzondervoorzichtigommetbrandstof.
GEVAAR
Onderbepaaldeomstandighedenisbenzine
uiterstontvlambaarenzijndedampen
explosief.
Brandofexplosiekanbrandwondenbiju
ofanderenenschadeaaneigendommen
veroorzaken.
Vuldebrandstoftankopeenhorizontaal
oppervlakindeopenluchtwanneer
demotorkoudis.Eventueelgemorste
benzineopnemen.
Umagdebrandstoftanknooitbinnenshuis
ofingeslotenaanhangwagenvullenof
aftappen.
Vuldebrandstoftankniethelemaalvol.
Vuldetanktotaandeonderkantvan
devulbuis.Deruimteindetankgeeft
benzinedekansomuittezetten.Alsde
tanktevolwordtgevuld,kanditleidentot
brandstoekkageofschadeaandemotor
ofhetemissiesysteem.
Rooknooitwanneerumetbenzinebezig
bent,enhouddebrandstofwegvanopen
vuurofvonken.
Bewaarbenzineineengoedgekeurdvatof
blikenbuitenbereikvankinderen.
Vulbrandstofbijvoordatudemotorstart.
Verwijderdedopvandebrandstoftank
nooitenvuldetanknooitbijalsdemotor
looptofheetis.
Alsubrandstofmorst,startdemotordan
niet.Verlaatdemorsplekenvoorkom
alleontstekingsbronnentotdatde
brandstofdampenvolledigzijnverdwenen.
Gebruikhetvoertuiguitsluitendalshet
completeuitlaatsysteemisgemonteerden
naarbehorenwerkt.
13
GEVAAR
Inbepaaldeomstandighedenkantijdens
hettankenstatischeelektriciteitworden
ontladenwaardoorvonkenontstaandie
benzinedampentotontbrandingkunnen
brengen.Brandofexplosievanbenzine
kanbrandwondenofmateriëleschade
veroorzaken.
Zetbenzinevatenaltijdopdegrondenuit
debuurtvanhetvoertuigalvorensdetank
bijtevullen.
Benzinevatennietineenvrachtwagen
ofaanhangervullen,omdatbekledingof
kunststofbeplatinghetvatkanisoleren,
waardoordeafvoervanstatischelading
wordtbemoeilijkt.
Alshetpraktischmogelijkis,kuntuhet
besteeenmachinemeteenbenzinemotor
eerstvandevrachtwagenofaanhanger
halenenbijtankenalsdemachinemetde
wielenopdegrondstaat.
Alsditnietmogelijkis,verdienthetde
voorkeurdergelijkemachinesopeentruck
ofaanhangerbijtevullenuiteendraagbaar
vat,nietmetbehulpvaneenvulpistoolvan
eenpomp.
Alsueenvulpistoolmoetgebruiken,dient
udevulpijpvoortdurendincontactmetde
randvandebrandstoftankofdeopening
vanhetvattehouden,totdatuklaarbent
metbijvullen.Gebruikgeenvergrendeling
vanhetvulpistool.
WAARSCHUWING
Benzineisschadelijkofdodelijkbijinname.
Langdurigeblootstellingaandampenheeft
bijlaboratoriumdierenkankerveroorzaakt.
Onvoorzichtigheidkanleidentoternstigletsel
enziekte.
Voorkomdatudampenlangetijdinademt.
Houduwgezichtuitdebuurtvaneen
vulpijpendeopeningvaneentankofeen
blik.
Houdzeuitdebuurtvanogenenhuid.
Probeerbrandstofnooitmetuwmondover
tehevelen.
Voorkomenvanbrandgevaar:
Voorkomdeopbouwopenronddemotorvan
gras,bladeren,overmatigvetofolie,enandere
vervuilingdiezichhierkanopbouwen.
Verwijdergemorsteolieenbrandstofenmet
brandstofdoortrokkenrommel.
Laatdemachineafkoelenvoordatudemachine
binnenstalt.Staldemachinenietindebuurt
vanopenvuurofeengeslotenruimtemet
waakvlammenofverwarmingsapparatuur.
Brandstofbijvullen
Aanbevolenbrandstof
Gebruikvoordebesteresultatenuitsluitend
schone,verse(minderdan30dagenoud),
loodvrijebenzinemeteenoctaangetalvan87of
hoger(indelingsmethode(R+M)/2).
Ethanol:benzinemetmaximaal10vol.%ethanol
of15vol.%MTBE(methyltertiairebutylether)is
geschikt.EthanolenMTBEzijnverschillende
stoffen.Benzinemet15%ethanol(E15)per
volumeisnietgoedgekeurdvoorgebruik.Gebruik
nooitbenzinediemeerdan10%ethanolper
volumebevat,zoalsE15(bevat15%ethanol),
E20(bevat20%ethanol),ofE85(bevattot85%
ethanol).Hetgebruikvanniet-goedgekeurde
benzinekanleidentotverminderdeprestaties
en/ofmotorschadediemogelijknietgedektwordt
doordegarantie.
Geenbenzinegebruikendiemethanolbevat.
Tijdensdewintergeenbrandstofbewaren
indebrandstoftankofinvaten,tenzijueen
brandstofstabilisatorgebruikt.
Mengnooitoliedoorbenzine.
Gebruikvanstabilizer/conditioner
Gebruikstabilizer/conditionerindemachineom
debrandstoflangerverstehouden;volgde
aanbevelingenvandefabrikantvandestabilizerop.
Belangrijk:Gebruiknooitbrandstofadditieven
diemethanolofethanolbevatten.
Voegdehoeveelheidstabilizer/conditionertoeaan
deversebrandstofvolgensdevoorschriftenvande
fabrikantvandestabilizer.
14
Brandstoftankvullen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak.
2.ZetderijhendelsinPARKEER.
3.Zetdemotorafenverwijderhetsleuteltje.
4.Reinighetgebiedronddedopvande
brandstoftank.
5.Vuldetanktotaandeonderkantvandevulbuis
(Figuur8).
Opmerking:Vuldebrandstoftankniet
helemaalvol.Ditgeeftdebrandstofindetank
ruimteomuittezetten.
g293796
Figuur8
Dagelijksonderhoud
uitvoeren
Voerelkedag,voordatudemachinestart,de
dagelijkseproceduresuitbeschreveninOnderhoud
(bladz.32).
Eennieuwemachine
inrijden
Eennieuwemotorheefttijdnodigomvolvermogen
teontwikkelen.Maai-eenhedenenaandrijfsystemen
hebbenmeerwrijvingalszijnieuwzijn,waardoor
demotorextrawordtbelast.Houderrekeningmee
dateennieuwemachineeeninrijperiodevan40
tot50bedrijfsurennodigheeftomvolvermogente
ontwikkelenvoordebesteprestaties.
Hetveiligheidssysteem
gebruiken
WAARSCHUWING
Niet-aangeslotenofbeschadigde
interlockschakelaarskunnenonverwachte
gevolgenhebbenopdewerkingvan
demachine.Ditkanlichamelijkletsel
veroorzaken.
Laatdeinterlockschakelaarsongemoeid.
Controleerelkedagdewerkingvan
deinterlockschakelaarsenvervang
beschadigdeschakelaarsvoordatude
machineweeringebruikneemt.
Werkingvanhetveiligheidssys-
teem
Hetveiligheidssysteemisbedoeldomstartenvande
motoralleenmogelijktemakenwanneer:
demesschakelaar(aftakas)isuitgeschakeld;
DerijhendelsstaaninPARKEER.
Hetveiligheidssysteemzorgtookdatdemotorwordt
gestoptwanneerderijhendelsnietinPARKEERstaan
enudebestuurdersstoelverlaat.
Hetveiligheidssysteemtesten
Controleerdewerkingvanhetveiligheidssysteem
telkensvoordatudemachineingebruikneemt.Als
hetveiligheidssysteemnietwerktzoalshieronder
wordtbeschreven,moetuhetdirectlatenrepareren
dooreenerkendeservicedealer.
1.Neemplaatsopdebestuurdersstoel,zetde
rijhendelsindePARKEERSTANDenzetde
messchakelaarAAN.Probeerdemotorte
starten;demotormagnunietgaandraaien.
2.Blijfzittenopdebestuurdersstoelenschakelde
messchakelaarindeUIT-stand.Zetéénvan
derijhendelsindemiddelste,onvergrendelde
stand.Probeerdemotortestarten;demotor
magnunietgaandraaien.Beweegnude
andererijhendel.
3.Blijfzittenopdebestuurdersstoel,zetde
messchakelaarUITenzetderijhendelsvastin
dePARKEERSTAND.Startdemotor.Alsdemotor
loopt,schakeltudemesschakelaarinenkomtu
15
ietsovereinduitdebestuurdersstoel;demotor
moetstoppen.
4.Blijfzittenopdebestuurdersstoel,zetde
messchakelaarUITenzetderijhendelsvast
indePARKEERSTAND.Startdemotor.Als
demotorloopt,moetuderijhendelsinde
middelste,onvergrendeldestandzettenende
messchakelaarinschakelen.Komdaniets
overeinduitdebestuurdersstoel;demotormoet
stoppen.
Bestuurdersstoelinstellen
Ukuntdestoelnaarvorenennaarachteren
verschuiven.Destandvandestoelmoetzozijn
datudemachinehetbestkuntbedienenendatu
comfortabelzit(Figuur9).
g027632
Figuur9
InstellenvandeMyRide™
vering
UkuntdeMyRide™veringnaaruwvoorkeurinstellen
zodatuprettigencomfortabelkuntrijden.Stelde
veringinzodatdievooruhetmeestcomfortabelis.
Desleuvenvoordeaafstellingvandeveringhebben
inklikpuntenomdeinstellingaantegeven.
Deonderstaandetekeningtoontdepositiesvooreen
hardeofzachteveringinstelling,endebijbehorende
inklikpuntenFiguur10
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Stapafdemachine.
4.T erwijluaanderechterkantvandemachine
staat,beweegtudeinstelhendelnaarlinksinde
richtingvanhet‘–’-symboolomdestoelvering
teverlagen.
Beweegdeinstelhendelnaarrechtsinde
richtingvanhet‘+’-symboolomdestoelvering
teverhogen.
g292102
Figuur10
1.MyRideinstelhendel
3.Stoelveringverhogen
2.Stoelveringverlagen
Rijhendelsafstellen
Dehoogteinstellen
Ukuntderijhendelshogeroflagerafstellen,voor
meercomfort(Figuur11).
g027252
Figuur11
Hoekvanrijhendelsverstellen
Ukuntdehoekvanderijhendelsnaarvorenof
achterenafstellen,voormeercomfort.
16
1.Verwijderdebovensteboutwaarmeede
rijhendelisbevestigdaandeschachtvande
bedieningsarm.
2.Draaideondersteboutlostotdatuderijhendels
naarvorenofnaarachterenkuntbewegen
(Figuur11).
3.Draaidemoerenaanomderijhendelvastte
zettenindenieuwestand.
4.Stelvervolgensookdeandererijhendelaf.
Zijuitworpgebruiken
Hetmaaidekendemaaimessendiewordengeleverd
metdemachinezijnontworpenomoptimalemulch-
enzijuitworpprestatiesteleveren.
Monteerhetbevestigingsmateriaalvandezakmet
losseonderdelenindelegeopeningennadatude
recyclerschottenhebtverwijderd.Hierdoorvoorkomt
udateropeningennietafgedektzijnwanneeruhet
maaidekgebruikt.
WAARSCHUWING
Hetmaaidekkanvoorwerpenuitwerpenuit
niet-afgedichteopeningen,waardooruen
anderenletselkunnenoplopen.
Gebruikdemachinenooitzonderdatalle
openingeninhetmaaikastzijnafgedicht
metboutenenmoeren.
Zorgervoordaterboutenenmoerenzijn
gemonteerdindemontageopeningenals
demulchplaatisverwijderd.
Machinesmeteenmaaidekvan
107cm
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderhetmaaidek;zieMaaidekverwijderen
(bladz.51).
4.Verwijderde2borgmoeren(5/16")vande
gelastepennenvanhetschot(Figuur12).
g296990
Figuur12
1.Borgmoer5/16"(4)3.Schot
2.Slotbout5/16"x¾"(2)4.Gelastepen(2)
5.Verwijderde2slotboutenen2borgmoeren
waarmeehetschotbevestigdisaanhetmaaidek
enverwijderhetschot(Figuur12)
6.Zoekde2boutenindelosseonderdelenen
gebruikdeaanwezigeborgmoerenomde
bevestigingentemonterenindeopeningendie
wordengebruiktvoordegelastepennen(Figuur
12).Ditvoorkomtrondvliegendevoorwerpen.
Opmerking:Monteerdeboutnaarboven
wijzenddoordeonderkantvanhetmaaideken
gebruikeenbestaandeborgmoeromlangsde
bovenkantteborgen.
7.Monteerhetmaaidek;zieHetmaaidekmonteren
(bladz.52).
Machinesmeteenmaaidekvan
127cm
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderhetmaaidek;zieMaaidekverwijderen
(bladz.51).
17
4.Verwijderde3borgmoeren(5/16")vande
gelastepennenvanhetrechterschot(Figuur
13).
g297022
Figuur13
1.Borgmoer5/16"(4)3.Slotbout5/16"x¾"
2.Rechterschot
4.Gelastepen(3)
5.Verwijderde2slotboutenen2borgmoeren
waarmeehetrechterschotbevestigdisaanhet
maaidekenverwijderhetschot(Figuur13).
6.Zoekde3boutenindelosseonderdelenen
gebruikdeaanwezigeborgmoerenenmonteer
debevestigingenindeopeningendieworden
gebruiktvoordegelastepennen(Figuur13).Dit
voorkomtrondvliegendevoorwerpen.
Opmerking:Monteerdeboutnaarboven
wijzenddoordeonderkantvanhetmaaideken
gebruikeenbestaandeborgmoeromlangsde
bovenkantteborgen.
7.Verwijderde2borgmoeren(5/16")vande
gelastepennenvanhetlinkerschot(Figuur14).
g297021
Figuur14
1.Borgmoer5/16"(3)3.Gelastepen(2)
2.Linkerschot
4.Slotbout5/16"x¾"
8.Verwijderdeslotboutenborgmoerwaarmeehet
linkerschotbevestigdisaanhetmaaideken
verwijderhetschot(Figuur14).
9.Zoekde2boutenindelosseonderdelenen
gebruikdeaanwezigeborgmoerenomde
bevestigingenindeopeningentemonteren;
zieFiguur14.Ditvoorkomtrondvliegende
voorwerpen.
Opmerking:Monteerdeboutnaarboven
wijzenddoordeonderkantvanhetmaaideken
gebruikeenbestaandeborgmoeromlangsde
bovenkantteborgen.
10.Verwijderdemoervandestangvande
grasgeleideronderhetmaaidek(Figuur15).
18
g297046
Figuur15
1.Grasgeleider
3.Moer
2.Stangvangrasgeleider
4.Keerplaat
11.Gebruikdemoeromdekeerplaattemonteren
aandestangvandegrasgeleider.Gebruik
hierbijdebuitensteopeningindekeerplaat
(Figuur15).
12.Monteerhetmaaidek;zieHetmaaidekmonteren
(bladz.52).
Tijdensgebruik
Veiligheidtijdenshetwerk
Algemeneveiligheid
Bijhetgebruikvandemachinemoetdebestuurder
zijn/haaraandachthiervolledigoprichten.Doe
nietsdatuaeidt,ditzoukunnenleidentotletselof
schade.
WAARSCHUWING
Diversemotoronderdelen,vooralde
knaldemper,wordenbijzonderheet.Het
aanrakendaarvankanleidentoternstige
brandwonden,enzekunnenbladeren,gras,
struiken,enz.inbrandsteken.
Laatdemotoronderdelen,vooralde
knaldemper,afkoelenvoordatudeze
aanraakt.
Verwijdervervuilingdiezichheeft
opgebouwdbijdeknaldemperenmotor.
WAARSCHUWING
Deuitlaatgassenvandemotorbevatten
koolmonoxide,eenreukloos,dodelijkgif.
Laatdemotornietbinneneengebouwof
opeenafgeslotenplaatsdraaienomdat
hetgevaarlijkekoolmonoxidezichdaarkan
opbouwen.
Deeigenaar/gebruikerisverantwoordelijkvoor
ongelukken,letselvanhemzelf/haarzelfofvan
anderen,enschadeaaneigendom,diehij/zijkan
voorkomen.
Dezemaaierisontworpenvooréénbestuurder.
Neemgeenpassagiersmeeenhoudiedereenuit
debuurtvandemachinealsdezeingebruikis.
Gebruikdemachinenietalsuonderdeinvloed
vanalcoholofdrugsbent.
Werkuitsluitendbijdaglichtofgoedkunstlicht.
Bliksemkanernstigofdodelijkletselveroorzaken.
Alsubliksemzietofdonderhoortinhetgebied,
gebruikdemachinedannietengaschuilen.
Weesextravoorzichtigwanneerudemachine
gebruiktmetaccessoiresofwerktuigenzoals
grasopvangsystemen.Dezekunnendemachine
minderstabielmaken,waardoorudecontroleover
demachinekuntverliezen.Volg,waarnodig,de
aanwijzingenvoordecontragewichtenop.
Blijfuitdebuurtvangaten,bandensporen,
stenenenandereverborgengevaren.Wees
19
voorzichtigbijhetnaderenvanblindehoeken,
struiken,bomen,hooggrasenandereobjecten
dieobstakelskunnenverbergenofhetzicht
verminderen.Opongelijkeoppervlakkenkande
machineomslaanofdebestuurderhetevenwicht
verliezen.
Controleerofalleaandrijvingeninde
neutraalstandzijnendeparkeerreminwerkingis
gesteldalvorensdemotortestarten.
Startdemotorvoorzichtig,volgensde
aanwijzingen,houuwvoetenuitdebuurtvande
bladen.
Gebruikdemaaiernooitmetbeschadigde
afschermingen,schermenendeksels.Verzeker
datdeveiligheidsafschermingen,schakelaars
enanderevoorzieningenaanwezigzijnenjuist
werken.
Blijfaltijduitdebuurtvandeafvoeropening.Maai
nooitalsdeklepvandeuitworpindegeheven
standstaat,verwijderdisofgewijzigdis,tenzijeen
grasvangerofmulch-setgemonteerdisengoed
werkt.
Houduwhandenenvoetenuitdebuurtvan
bewegendeonderdelen.Doe,indienmogelijk,
geeninstellingenterwijldemotorloopt.
WAARSCHUWING
Handen,voeten,haar,kledingenandere
dingenkunnenverstriktrakenmet
draaiendeonderdelen.Hetaanraken
vandraaiendeonderdelenkanleiden
toternstigesnijwondenofverliesvan
lichaamsdelen.
Gebruikdemachinenietalsde
afschermingen,schermenen
veiligheidheidsvoorzieningenniet
aanwezigzijnofnietgoedwerken.
Houhanden,voeten,haar,sieradenen
kledinguitdebuurtvandedraaiende
onderdelen.
Hefhetmaaideknooitalsdemaaimessendraaien.
Letopdeuitworpvandemaaierenrichtdezeuit
debuurtvanmensen.Zorgtdathetafgevoerde
materiaalniettegeneenmuurofobstakelkomt
omdathetmateriaalnaardebestuurderterug
kanketsen.Stopdemaaimessen,verminderde
snelheid,enweesvoorzichtigalsopeenoppervlak
andersdangrasrijdtenbijhettransportvande
maaiervanennaardemaailocatie.
Letgoedop,verminderuwsnelheidenwees
voorzichtigalsueenbochtmaakt.Kijkachterom
ennaarlinksennaarrechtsvoordatuvanrichting
verandert.Maainietindeachteruit-stand,tenzij
datstriktnoodzakelijkis.
Wijzigdeinstellingvandemotortoerentalregeling
nietenlaatdemotorniettesnellopen.
Parkeerdemachineopeenhorizontaaloppervlak.
Stopdemotor,wachttotdatallebewegendedelen
totstilstandzijngekomen,maakdebougiekabel(s)
los.
Voordatudemaaimachinegaatcontroleren,
schoonmakenofwerkzaamhedendaaraan
gaatverrichten.
Nahetrakenvaneenvoorwerpofalser
abnormaletrillingenzijn(controleerdemaaier
opschadeenrepareerdezevoordatude
maaierweerstartengebruikt).
Voordatuverstoppingenverwijdert.
Alsudemaaierverlaat.Laateendraaiende
machinenietzondertoezichtachter.
Stopdemotorenwachttotdatallebewegende
delentotstilstandzijngekomen:
Voordatubrandstofbijvult.
Voordatudegrasvangerleegt.
Voordatudehoogteinstelt.
Alsdebestuurderzichnietbewustisvankinderen
indebuurtkanditleidentottragischeongevallen.
Kinderenkomenvaaknaardemachineenhet
maaienkijken.Gaernooitvanuitdatkinderenop
deplaatsblijvenwaaruzevoorlaatstzag.
Houkinderenbuitenhetmaaigebiedenonder
toezichtvaneenandereverantwoordelijke
volwassene(dusnietondertoezichtvande
bestuurder).
Pasgoedopenschakeldemachineuitalser
kinderenindebuurtkomen.
Kijkvoorentijdenshetachteruitrijdenof
vanrichtingveranderennaarachteren,naar
benedenenvanlinksnaarrechtsomtezienof
erkleinekinderenindebuurtzijn.
Laatkinderennooitdemachinebedienen.
Laatnooitkinderenmeerijden,ooknietals
demaaimessenuitgeschakeldzijn.Kinderen
kunnenvandemachinevallenenernstigletsel
oplopen,ofhetveiliggebruikvandemachine
onmogelijkmaken.Alsinkindinhetverleden
opeenmaaierheeftmeegeredenkanhet
opeensinhetmaaigebiedverschijnenomweer
meeterijden,enkandanoverredenworden
doordemaaier,bijhetvooruitofachteruit
rijden.
20
Demachineveiliggebruikenop
hellingen
Hetmaaienophellingeniseenbelangrijke
factorbijongelukkenwaarbijdecontroleoverde
machinewordtverlorenofdezeomkantelt.Dit
kanernstigofdodelijkletselveroorzaken.De
bestuurderisverantwoordelijkvooreenveilig
gebruikvandemachineophellingen.Gebruik
vandemachineophellingenvereistaltijdextra
voorzichtigheid.Voordatdemachineopeen
hellingwordtgebruiktmoetdebestuurder:
Leesdeinstructiesvoorgebruikopeenhelling
indehandleidingenopdemachine,enzorg
datudezeinstructiesbegrijpt.
Gebruikeenhellingsindicatoromde
hellingshoekbijbenaderingtebepalen.
Gebruikdemaaimachinenooitophellingen
vanmeerdan15graden.
Onderzoekdetoestandvanhetwerkgebied
opdiedagomtebepalenofdemachine
veiligkanwordengebruiktopdehelling.
Gebruikuwgezondverstandenuw
beoordelingsvermogenwanneerudit
onderzoekuitvoert.Veranderingeninhet
terrein,zoalsdevochtigheidsgraad,kunnen
snelvaninvloedzijnopdemanierwaaropde
machinereageertopeenhelling.
Spoorgevarenonderaandehellingop.Gebruik
demachinenietindebuurtvanranden,sloten,
taluds,water,ofanderegevaren.Demachinekan
plotselingomslaanalseenwieloverderandkomt
ofalsderandinstort.Houdeenveiligeafstand
(tweemaaldebreedtevandemachine)tussende
machineenlandschapselementendiegevaarlijk
kunnenzijn.Gebruikeenloopmaaierofeen
handtrimmeromgrastemaaienopdezeplaatsen.
g229111
Figuur16
1.Veiliggebied:gebruikdemaaierhierophellingenvan
minderdan15graden
2.Gevaarlijkgebied:gebruikeenloopmaaieren/ofhandmodel
trimmerophellingenvanmeerdan15graden
3.Water
4.W=breedtevandemachine
5.Houdeenveiligeafstand(tweemaaldebreedtevande
machine)tussendemachineenlandschapselementendie
gevaarlijkkunnenzijn.
Vermijdstarten,stoppenofbochtenmakenop
hellingen.Vermijdplotseveranderingenvan
snelheidofrichting;verandertraagengeleidelijk
vanrichting.
Gebruikdemachinenooitonderomstandigheden
waardegoedetractie,sturenofstabiliteitonzeker
zijn.Denkeraandatdemachinetractiekan
verliezendoordatubergafwaarts,opnatgrasof
dwarsopeenhellingmaait.Alsdeaandrijfwielen
tractieverliezen,kunnenzegaanslippenenkunt
unietmeerremmenofsturen.Demachinekan
schuiven,zelfsalsdeaandrijfwielennietdraaien.
Verwijderofmarkeerobstakelszoalssloten,gaten,
bandensporen,oneffenheden,stenenenandere
verborgengevaren.Inhooggraszijnobstakels
nietaltijdzichtbaar.Demachinekanomslaanop
oneffenhedeninhetterrein.
Weesextravoorzichtigwanneerudemachine
gebruiktmetaccessoiresofwerktuigenzoals
grasopvangsystemen.Dezekunnendemachine
minderstabielmaken,waardoorudecontroleover
demachinekuntverliezen.Volgdeaanwijzingen
voordecontragewichtenop.
Laathetmaaidekindienmogelijkneeropdegrond
wanneerudemachineopeenhellinggebruikt.
Alsuhetmaaidekomhoogbrengtophellingen,
kandemachineonstabielworden.
21
Veiligheidtijdenshetslepen
Bevestigmateriaaldatwordtgesleept,uitsluitend
aanhetsleeppunt.
Gebruikdemachineenkelalssleepvoertuigalsze
voorzienisvaneentrekhaak.
Overschrijddegewichtslimietenvoorgesleepte
werktuigenenslepenophellingenniet.Het
gesleeptegewichtmagniethogerzijndanhet
totalegewichtvandemachineendebestuurder.
Laatkinderenofanderepersonennooitindebuurt
komenvanhetgesleeptewerktuig.
Opeenhellingkanhetgewichtvaneengesleept
werktuigertoeleidendatdewielenhungrip
verliezen,eenhogerrisicoopomslaan,en
verliesvandecontroleoverdemachinedoor
debestuurderVerminderhetsleepgewichten
verminderuwsnelheid.
Hoezwaardereengesleeptelast,hoelangerde
stopafstandkanworden.Rijlangzaamenzorg
voorvoldoendeafstandomtestoppen.
Maakgrotebochtenomervoortezorgendathet
werktuigdemachinenietraakt.
Demesschakelaar(aftakas)
bedienen
Demesschakelaar(aftakas)startenstoptde
maaimesseneneventuelebekrachtigdewerktuigen.
Messchakelaar(aftakas)
inschakelen
g008945
Figuur17
Opmerking:Umoetdemaaimessenaltijd
inschakelenmetdegashendelopSNEL(Figuur18).
g295538
Figuur18
Messchakelaar(aftakas)
uitschakelen
g009174
Figuur19
Degashendelbedienen
Degashendelheefttweestanden:SNELenLANGZAAM
(Figuur20).
GebruikaltijddestandSNELwanneerudeaftakas
inschakelt.
g295539
Figuur20
Dechokebedienen
Gebruikdechokeomeenkoudemotortestarten.
22
1.Trekdeknopvandechokeomhoogomdeze
inteschakelenvoordatudecontactschakelaar
inschakelt(Figuur21).
Opmerking:Zorgervoordatudechoke
volledighebtingeschakeld.Hetzoukunnen
datudeknopomhoogmoethoudenalsuhet
sleuteltjegebruikt.
2.Drukdechokeomlaagomdezeweeruitte
schakelennadatdemotorisgestart(Figuur21).
g295540
Figuur21
1.AAN2.UIT
Startenvandemotor
Opmerking:Alsdemotorwarmofheetis,hoeftu
dechokeniettegebruiken.
Belangrijk:Steldestartmotortelkensnietlanger
dan5secondeninwerking.Alsudestartmotor
langerdan5secondeninwerkingstelt,kan
dezewordenbeschadigd.Alsdemotornietwil
starten,moetu10secondenwachtenvoordatu
destartmotoropnieuwinwerkingstelt.
g295541
Figuur22
Demotorafzetten
1.Schakeldemaaimessenuitdoorde
aftakasschakelaaropUITtezetten(Figuur19).
2.ZetderijhendelsinPARKEER.
3.ZetdegashendelopSNEL.
4.DraaihetsleuteltjeopUITenverwijderhet
sleuteltje.
23
VOORZICHTIG
Kinderenofomstanderskunnenletsel
oplopenalszijdemachineverplaatsenof
proberentebedienenterwijldezeonbeheerd
staat.
Verwijderaltijdhetsleuteltjeenstelde
parkeerreminwerkingwanneerudemachine
onbeheerdachterlaat.
Derijhendelsgebruiken
g004532
Figuur23
1.Rijhendel
PARKEERSTAND
4.Achteruit
2.Centraleontgrendelde
stand
5.Voorkantvandemachine
3.Vooruit
Metdemachinerijden
Deaandrijfwielendraaienonafhankelijkenworden
aangedrevendoorhydraulischemotorenopelkeas.U
kuntdewielenaandeenezijdeachteruitlatendraaien
entegelijkdieaandeanderezijdevooruit,waardoor
demachineomzijnasdraaitinplaatsvaneenbocht
temaken.Zoisdemachineveelwendbaarder,maar
hetkanwattijdvergeneeruaangepastbentaande
manierwaaropdemachinebeweegt.
Metdegashendelregeltudesnelheidvandemotor,
oftewelhettoerental(inomwentelingenperminuut).
ZetdegashendelopSNELomdebesteprestatieste
verkrijgen.Laatdemotortijdenshetmaaienaltijdvol
gasdraaien.
WAARSCHUWING
Demachinekanzeersnelronddraaien.De
bestuurderkandecontroleoverdemachine
verliezen.Ditkanleidentotlichamelijkletsel
enschadeaandemachine.
Weesvoorzichtigalsueenbochtmaakt.
Verminderdesnelheidvandemachine
voordatueenscherpebochtmaakt.
Vooruitrijden
Opmerking:Weesaltijdvoorzichtigalsu
achteruitrijdtofdraait.
1.Zetdehendelsindemiddelste,ontgrendelde
stand.
2.Omvooruitterijden,duwtuderijhendels
langzaamnaarvoren(Figuur24).
g008952
Figuur24
24
Achteruitrijden
1.Zetdehendelsindemiddelste,ontgrendelde
stand.
2.Omachteruitterijden,trektuderijhendels
langzaamnaarachteren(Figuur25).
g008953
Figuur25
HetSmartSpeed
TM
besturingssysteem
gebruiken
DehendelvanhetSmartSpeed
TM
besturingssyteem
bevindtzichonderdebestuurdersstoel(Figuur
26)engeeftdebestuurderdekeuzeuitdrie
snelheidsbereiken:trimmen,slepenenmaaien.
g293338
Figuur26
1.SmartSpeedhendel
Omvansnelheidteveranderen,gaatualsvolgtte
werk:
1.Zetderijhendelsinneutraalendannaarbuiten
indePARKEERSTAND.
2.Schakeldeaftakasuit.
3.Zetdehendelindegewenstestand.
Watvolgt,isuitsluitendbedoeldals
gebruiksaanbeveling.Deinstellingisafhankelijkvan
degrassoort,hetvochtgehalteendehoogtevanhet
gras.
Aanbevolen
gebruik:
Trimmen
Slepen
Maaien
ParkerenX
Zwaar,nat
gras
X
InstructieX
Trimmenvan
gras
X
Maaisel
opvangen
X
MulchenX
Bijhet
slepenvan
hulpstukken
ofwerktuigen
X
Normaal
maaien
X
Metde
machine
rijden
X
Trimmen
Ditisdelaagstesnelheid.Dezesnelheidwordt
aanbevolenvoordevolgendegevallen:
Parkeren
Zwaar,natgrasmaaien
Instructie
Trimmenvangras
Slepen
Ditisdemiddelstesnelheid.Dezesnelheidwordt
aanbevolenvoordevolgendegevallen:
Maaiselopvangen
Mulchen
Bijhetslepenvanhulpstukkenofwerktuigen
Maaien
Ditisdehoogstesnelheid.Dezesnelheidwordt
aanbevolenvoordevolgendegevallen:
Normaalmaaien
Metdemachinerijden
25
Zijafvoergebruiken
Hetmaaidekisuitgerustmeteenscharnierende
grasgeleider,diehetmaaiselzijwaartsenomlaag
naarhetgazonafvoert.
GEVAAR
Alsdegrasgeleider,afsluitervandeafvoer
ofdegrasvangernietopdejuisteplaats
zijngemonteerd,kunnenuofanderen
inaanrakingkomenmethetmaaimesof
uitgeworpenvoorwerpen.Contactmet
hetdraaiendemaaimesenuitgeworpen
voorwerpenkanlichamelijkofdodelijkletsel
veroorzaken.
Verwijderdegrasgeleidernooitvanhet
maaidekomdathiermeehetmaaisel
wordtafgevoerdnaarhetgazon.Een
beschadigdegrasgeleidermoetdirect
wordenvervangen.
Steeknooituwhandenofvoetenonderhet
maaidek.
Probeernooithetafvoersysteemofde
maaimessentereinigenzondereerstde
messchakelaar(aftakas)UITteschakelen,
hetcontactsleuteltjeopUITtedraaienen
hetsleuteltjeuithetcontacttenemen.
Controleerofdegrasgeleideromlaagstaat.
Demaaihoogteinstellen
Opmerking:Detransportstandisdehoogste
maaihoogtestandofmaaihoogte(115mm),zoals
geïllustreerdinFiguur27.
Demaaihoogtewordtbepaaldmetdehendelrechts
vandebestuurdersstoel(Figuur27).
g296586
Figuur27
26
Antiscalpeerrollenafstellen
Machinesmeteenmaaidekvan
107cm
Alsudemaaihoogtewijzigt,steldandehoogtevan
deantiscalpeerrollenin.
Opmerking:Steldeantiscalpeerrollenzoafdatze
degrondnietrakenopnormale,vlakkemaaiterreinen.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Steldeantiscalpeerrollenafineenvande
volgendestanden:
Bovenstegatgebruikdezestandalshet
maaidekopeenmaaihoogtevan63mmof
lagerstaat(Figuur28).
Onderstegatgebruikdezestandalshet
maaidekopeenmaaihoogtevan76mmof
hogerstaat(Figuur28).
g019929
Figuur28
1.Antiscalpeerrol4.Bovenstegatmet
hetmaaidekopeen
maaihoogtevan63mmof
lager.
2.Onderstegatmet
hetmaaidekopeen
maaihoogtevan76mmof
hoger
5.Bout
3.Flensmoer
Machinesmeteenmaaidekvan
127cm
Alsudemaaihoogtewijzigt,steldandehoogtevan
deantiscalpeerrollenin.
Opmerking:Steldeantiscalpeerrollenzoafdatze
degrondnietrakenopnormale,vlakkemaaiterreinen.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Steldeantiscalpeerrollen(Figuur29)inzodat
dezezogoedmogelijkovereenkomenmetde
ingesteldemaaihoogte.
g010233
Figuur29
1.Antiscalpeerrol3.Flensmoer
2.Bout
4.Afstandtussenopeningen
Tipsvoorbedieningen
gebruik
Gebruikvandesnel-standvande
gashendel
Vooreenoptimaalmaairesultaateneenmaximale
luchtcirculatiemoetudegashendelopSNELzetten.
Omhetgrasgoedtemaaienisluchtnodig;zet
demaaihoogtedusniettelaagenzorgervoordat
hetmaaidekniethelemaaldoorongemaaidgrasis
omgeven.Probeeraltijdéénzijkantvanhetmaaidek
vrijvanongemaaidgrastehouden,zodatluchtinhet
maaidekkanwordengezogen.
Wanneerueengazonvoorde
eerstekeermaait
Laathetgrasietslangerdannormaalomte
voorkomendatoneffenhedeninhetgrasvolledig
wordenweggemaaid.Inhetalgemeenkanhetbest
devoorheengebruiktemaaihoogtewordengekozen.
Alsugrasvanmeerdan15cmlanggaatmaaien,
kuntuhetbestintweekeermaaienomeengoed
maairesultaatteverkrijgen.
27
Eénderdevandelengtevanhet
grasafmaaien
Aanbevolenwordtnietmeerdanongeveeréénderde
vandelengtevanhetgrasaftemaaien.Meer
afmaaienwordtafgeraden,tenzijhetgrasdunis,ofin
delateherfst,wanneerhetgraslangzamergroeit.
Maairichtingafwisselen
Maaiafwisselendinverschillenderichtingen,zodat
hetgrasrechtopblijftstaan.Ditzorgtookvooreen
betereverspreidingvanhetmaaisel,watdevertering
enbemestingtengoedekomt.
Metdejuisteregelmaatmaaien
Hettempowaarmeehetgrasgroeit,varieertper
jaargetijde.Omdezelfdemaaihoogtetebehouden,
moetuinhetvroegevoorjaarvakermaaien.Alsde
groeisnelheidindezomerafneemt,maaituminder
vaak.Alsulangeretijdniethebtkunnenmaaien,
maaitueerstopeenhogemaaihoogte.Maai2dagen
lateropeenlageremaaihoogte.
Eenlageremaaisnelheid
gebruiken
Omdemaairesultatenteverbeteren,moetuin
bepaaldeomstandighedenbijeenlagererijsnelheid
maaien.
Grasniettekortafmaaien
Wanneeruoponeffenhedenmaait,moetude
maaihoogtehogerzettenomeengolvendgazonte
voorkomen.
Demachinestoppen
Alsudemachinetijdenshetmaaienmoetstoppen,
kanereenkluitmaaiselopuwgazonachterblijven.
Omdittevoorkomenkuntunaareenreedsgemaaid
oppervlakgaanmetdemesseningeschakeld,ofu
kunthetmaaidekuitschakelenterwijluvooruitgaat.
Onderkantvanhetmaaidek
schoonhouden
Verwijdernaelkgebruikmaaiselenvuilvande
onderkantvanhetmaaidek.Alszichgrasenvuilin
hetmaaidekophopen,leidtdatuiteindelijktoteen
onbevredigendmaairesultaat.
Onderhoudvandemaaimessen
Zorggedurendehethelemaaiseizoenvooreen
scherpmaaimes.Eenscherpmessnijdthetgras
goedafzonderhettescheurenoftekwetsen.
Doorscheurenenkwetsenwordthetgrasbruin
aanderanden,waardoorhetlangzamergroeiten
gevoeligerisvoorziekten.Controleernaelkgebruik
ofdemaaimessenscherpzijnenofzeversletenof
beschadigdzijn.Vijlregelmatigkerveneninkepingen
wegenslijpdemessenindienditnodigis.Alseen
mesbeschadigdofversletenis,moetuditonmiddellijk
vervangendooreenorigineelToromes.
Nagebruik
Veiligheidnahetwerk
Algemeneveiligheid
Parkeerdemachineopeenhorizontaaloppervlak,
schakeldeaandrijvinguit,schakeldeparkeerrem
in,stopdemotor,verwijderhetcontactsleuteltje
ofmaakdebougiekabellos.Wachttotdatalle
bewegendedelentotstilstandzijngekomen
enlaatdemachineafkoelenvoorhetinstellen,
schoonmaken,reparerenofstallen.Laat
personeeldatnietbekendismetdeinstructies,
nooitonderhoudswerkzaamhedenaandemachine
uitvoeren.
Maakdemachineschoonzoalsbeschrevenin
Onderhoud.Voorkomdeopbouwopenrondde
motorvangras,bladeren,overmatigvetofolie,
enanderevervuilingdiezichhierkanopbouwen.
Dezematerialenkunnenbrandbaarzijnentot
brandleiden.
Controleerregelmatigoferversletenof
beschadigdeonderdelenzijndietotgevaar
kunnenleiden.Zetlossebevestigingsmiddelen
vast.
Transport
Demachinetransporteren
Gebruikeenaanhangerofvrachtwagenvoorzwaar
vervoeromdemachinetetransporteren.Zorgervoor
datdeaanhangerofvrachtwagenisvoorzienvanalle
benodigdeverlichtingenaanduidingendiewettelijk
vereistzijn.Leesalleveiligheidsinstructiesgrondig.
Metbehulpvandezeinformatiekuntuletselvanuw
gezinsleden,omstanders,dierenenuzelfvoorkomen.
Demachinetransporteren:
Vergrendelderemenblokkeerdewielen.
Zetdemachinegoedvastopdeaanhangerofde
vrachtwagenmetbehulpvanriemen,kettingen,
kabelsoftouwen.Gebruikenkeldeaangegeven
bevestigingspuntenopdemaaierzoalsgetoond
inFiguur30.Gebruikdezepuntenookbijhet
28
transporterenvandemaaiermetgemonteerd
hulpstuk.Vastzettenopanderepuntenkanleiden
totbeschadigingvandemaaieren/ofhetwerktuig.
g027708
Figuur30
Bevestigeenaanhangeraanhetsleepvoertuig
metveiligheidskettingen.
WAARSCHUWING
Deelnameaanhetwegverkeerzonder
richtingaanwijzers,verlichting,reectoren
ofeenbordmetdeaanduiding'Langzaam
rijdendvoertuig',isgevaarlijkenkan
leidentotongelukkendielichamelijkletsel
veroorzaken.
Rijdnietmetdemachineopdeopenbare
weg.
Demachineladen
Weesextravoorzichtigalsumachinesinlaadtop
eenaanhangwagenofeenvrachtwagenofuitlaadt.
Gebruikvoordezeprocedureeenhellingbaandie
brederisdandemachine.Rijachteruitopoprijplaten
enrijervooruitaf(Figuur31).
g027995
Figuur31
1.Rijachteruitopoprijplaten2.Rijvooruitvanoprijplaten
Belangrijk:Gebruikgeensmalle,afzonderlijke
hellingbanenvoorelkezijdevandemachine.
Zorgdatdehellingbaanzolangisdatdehellingshoek
nietgroterisdan15graden(Figuur31).Opeen
vlakkeondergrondmoetuduseenhellingbaan
gebruikendieminstensvierkeer(4x)zolangis
alsdeafstandvandeaanhangwagenoflaadbak
totdegrond.Eensteilerehoekkanertoeleiden
datonderdelenvandemaaierblijvenhakenalsde
machinevandehellingbaannaardeaanhangerof
devrachtwagenrolt.Steilerehoekenkunnenooktot
gevolghebbendatdemachineachteroverkanteltof
datudecontroleverliest.Alsudemachineinlaadt
opofindenabijheidvaneenhelling,moetude
aanhangerofvrachtwagenzoplaatsendatdezelager
opdehellingstaatendehellingbaanhogeropde
helling.Hierdoorwordtdehoekdiedehellingbaan
maakt,zokleinmogelijk.
WAARSCHUWING
Alseenmachinewordtgeladenopeen
aanhangerofeenvrachtwagen,wordtde
kansvergrootdatdemachinekantelt.Dit
kanernstiglichamelijkletselofdedood
veroorzaken.
Gazeervoorzichtigtewerkalsueen
machineeenhellingbaanop-/afrijdt.
Gebruikéénoprijplaatdiedevollebreedte
vandemachinebeslaat.Gebruikgeen
afzonderlijkehellingbanenvoorelkekant
vandemachine.
Zorgervoordatdehoekvandeoprijplaat
endegrondofvandeoprijplaatende
aanhangerofvrachtwagennietgroteris
dan15graden.
Zorgervoordatdehellingbaanminstens
vierkeer(4x)zolangisalsdeafstand
vandeaanhangwagenofdelaadbak
totdegrond.Hierdoorisdehoekdie
dehellingbaanmaaktnietgroterdan
15gradenopeenvlakkeondergrond.
Rijachteruitopoprijplatenenrijervooruit
af.
Umagnietabruptversnellenofvertragen
alsudemachineeenhellingbaanop-
ofafrijdt,omdatandersdemachinekan
kantelenofudecontroleoverdemachine
kuntverliezen.
29
g027996
Figuur32
1.Oprijplaatovervolledige
breedteinopslagstand.
4.Dehellingbaanisminstens
vierkeer(4x)zolang
alsdeafstandvande
aanhangwagenofde
laadbaktotdegrond
2.Zijaanzichtvanoprijplaat
overvolledigebreedtein
laadstand
5.H=Afstandvande
aanhangeroflaadbaktot
degrond
3.Nietgroterdan15graden6.Aanhanger
Machinemetdehand
duwen
Belangrijk:Umoetdemachinealtijdmetdehand
duwen.Sleepdemachineniet:ditkanschade
veroorzaken.
Dezemachineisuitgerustmeteenelektrisch
remmechanisme.Omdemachineteduwen,moethet
contactsleuteltjeindestandLOPENstaan.Deaccu
moetgeladenzijnenwerkenomdeelektrischerem
uitteschakelen.
Demachineduwen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Zoekdeomloophendelsophetframeaanbeide
kantenvandemachine.
4.Zetdeomloophendelsnaarvorendoorhet
"sleutelgat"endannaarbenedenomzevast
tezetten(Figuur33).
Opmerking:Doeditmetelkehendel.
WAARSCHUWING
Contactmetheteoppervlakkenkan
lichamelijkletselveroorzaken.
Houduwkleding,gezicht,handen,
voetenenanderelichaamsdelenuitde
buurtvandemotor,geluiddemperen
andereheteoppervlakken.
5.Draaihetcontactsleuteltjeopaanenschakel
deparkeerremuitdoor1rijhendeluitde
PARKEERSTANDtezetten.
Opmerking:Startdemachineniet.
30
g295542
Figuur33
1.Locatievande
omloophendels
3.Standvanhendelvoorhet
duwenvanmachine
2.Standvanhendelvoorhet
gebruikvanmachine
6.Alsuklaarbent,dientuhetcontactsleuteltje
opnieuwnaarSTOPdraaienomtevoorkomen
datdeaccuontlaadt.
Gebruikvandemachine
Zetdeomloophendelsnaarachterendoorhetspiegat
endannaarbenedenomzevasttezettenzoalswordt
getoondinFiguur33.
Opmerking:Doeditmetelkehendel.
31
Onderhoud
Opmerking:Bepaalvanuitdenormalebedieningspositiedelinker-enrechterzijdevandemachine.
Aanbevolenonderhoudsschema
OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Nadeeerste5bedrijfsuren
Motorolieverversenenltervervangen.
Bijelkgebruikofdagelijks
Controleerhetveiligheidssysteem(interlock).
Controleerhetluchtlteropvuile,losseofbeschadigdeonderdelen.
Oliepeilcontroleren.
Luchtinlaatroosterreinigen.
Controleerdemaaimessen.
Controleerdegrasgeleideropschade.
Naelkgebruik
Maaikastreinigen.
Omde25bedrijfsuren
Dezwenkwiellagerssmeren.
Hetschuimelementvanhetluchtlterreinigen(vakerinstofge,vuile
omstandigheden).
Bandenspanningcontroleren.
Alleriemenopslijtageenscheurtjescontroleren.
Hetschuimelementvanhetluchtltervervangen(vakerinstofge,vuile
omstandigheden).
Hetpapierelementvanhetluchtltervervangen(vakeralsdemachinewordt
gebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
Motorolieverversenenolieltervervangen(ditmoetvakergebeurenalsdemachine
wordtgebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
Controleerdebougie(s).
Controleerhetbrandstofltervandeslang.
Omde200bedrijfsuren
Debougie(s)vervangen.
Brandstofltervandeslangvervangen.
Omde300bedrijfsuren
Klepspelingcontrolerenenafstellen.NeemcontactopmeteenerkendeService
Dealer.
Vóórdestalling
Accuopladenenaccukabelsloskoppelen.
Voorafgaandeaandestallingmoetenallebovengenoemdeonderhoudsprocedures
wordenuitgevoerd.
Beschadigdeoppervlakkenbijwerken.
VOORZICHTIG
Alsuhetsleuteltjeinhetcontactlaat,bestaatdekansdatiemanddemotorperongelukstart
waardooruenandereomstandersernstigletselkunnenoplopen.
Zetdemotorafenhaalhetsleuteltjeuithetcontactvoordatuonderhouduitvoert.
Veiligheidbijonderhoud
WAARSCHUWING
Iemandzoudemotorkunnenstartenterwijleronderhoudofaanpassingengebeuren.Alsde
motorperongelukgestartwordt,kandatuenandereomstandersernstigverwonden.
Haalhetsleuteltjeuithetcontact,schakeldeparkeerreminenmaakdebougiekabel(s)los
voordatuonderhoudswerkzaamhedenuitvoertaandemachine.Duwdebougiekabel(s)weg
zodatdezenietonbedoeldcontactkan/kunnenmakenmetdebougie(s).
32
WAARSCHUWING
Demotorkanbijzonderheetworden.Hetaanrakenvaneenhetemotorkanleidentoternstige
brandwonden.
Laatdemotorgeheelafkoelenvoordatuserviceofonderhouduitvoertindebuurtvandemotor.
Parkeerdemachineopeenhorizontaaloppervlak,schakeldeaandrijvinguit,schakeldeparkeerremin,stop
demotor,verwijderhetcontactsleuteltjeofmaakdebougiekabellos.Wachttotdatallebewegendedelentot
stilstandzijngekomenenlaatdemachineafkoelenvoorhetinstellen,schoonmakenofrepareren.Laat
personeeldatnietbekendismetdeinstructies,nooitonderhoudswerkzaamhedenaandemachineuitvoeren.
MaakdeaccukabelslosofverwijderdebougievoordatureparatiewerkzaamhedengaatverrichtenMaak
eerstdeminpoolvandeacculosendaarnadepluspool.Sluiteerstdepluspoolvandeaccuaanen
daarnademinpool.
Verzekerdatdemachine,afschermingen,enalleveiligheidsvoorzieningenophunplaatszittenengoed
werken.Controleerregelmatigoferonderdelenversletenzijnofhuntoestandachteruitisgegaanen
vervangdezeindiennodigdooronderdelendiedoordefabrikantwordenaanbevolen.
WAARSCHUWING
Hetverwijderenofwijzigenvanorigineleapparatuur,onderdelenen/ofaccessoireskan
vaninvloedzijnopdegarantie,endebeheersbaarheidenveiligheidvandemachine.
Niet-goedgekeurdewijzigingenaandeorigineleapparatuurofhetnietgebruikenvan
Toroonderdelenzoukunnenleidentoternstigofdodelijkletsel.Niet-goedgekeurde
wijzigingenaandemachine,brandstofofafblaassysteemkunnenleidentotinbreukop
veiligheidsnormenzoalsdievanANSI,OSHAenNFPAen/ofregelgevingzoalsdievan
EPAenCARB.
Weesvoorzichtigalsudemessencontroleert.Omwikkeldemaaimessenofdraaghandschoenenenwees
voorzichtigalsueronderhoudswerkzaamhedenaanverricht.Vervangbeschadigdemaaimessen.Probeer
zenooitrechttebuigenoftelassen.
Plaatsdemachineen/ofonderdelenervanopassteunenindienditnodigis.
VOORZICHTIG
Vertrouwnooituitsluitendopeenmechanischeofhydraulischekrikomdemachine
opteheffenvoorservice-ofonderhoudswerkzaamheden.Ditkangevaarlijkzijn.Een
mechanischeofhydraulischekrikkaneenmachinesomsnietgoedondersteunenofslecht
functioneren,waardoordemachinekanvallen.Ditkanletselveroorzaken.
Vertrouwnooituitsluitendopeenmechanischeofhydraulischekrikomhetmaaidek
opteheffen.Gebruikgoedeassteunenofgelijkwaardigemiddelenomdemachinete
ondersteunen.
Haalvoorzichtigdedrukvanonderdelenmetopgeslagenenergie.
Houduwhandenenvoetenuitdebuurtvanbewegendeonderdelen.Doe,indienmogelijk,geeninstellingen
terwijldemotorloopt.Alsdemotormoetlopenenonderdeleninbewegingmoetenzijnvoorhetdoenvan
instellingenofonderhoudmoetubijzondervoorzichtigzijn.
WAARSCHUWING
Contactmetbewegendeonderdelenofheteoppervlakkenkanlichamelijkletselveroorzaken.
Houduwvingers,handenenkledinguitdebuurtvandraaiendeonderdelenenhete
oppervlakken.
Controleeralleboutenregelmatigomteverzekerendatzegoedvastzitten.
33
Procedures
voorafgaandeaan
onderhoud
Deafdekkingvanhet
maaideklosmaken
Maakde2ondersteboutenvandeafdekkinglos
omtoegangteverkrijgentotdebovenkantvanhet
maaidek(Figuur34).
g295619
Figuur34
1.Onderstebout2.Afdekking
Opmerking:Draaideboutenaltijd
vastomdeafdekkingtebevestigenna
onderhoudswerkzaamheden.
Smering
Delagerssmeren
Onderhoudsinterval:Omde25bedrijfsuren—De
zwenkwiellagerssmeren.
Typevet:nr.2vetoplithiumbasis
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Reinigdesmeernippels(Figuur35)meteen
doek.
Opmerking:Verwijderindiennodigverfvan
devoorkantvandetting(s).
g032432
Figuur35
1.Voorstezwenkwiel
4.Sluiteensmeerpistoolaanopelkesmeernippel
(Figuur35).
5.Spuitvetindenippelstotdaternieuwvetbijde
lagersnaarbuitenkomt.
6.Veegovertolligvetweg.
34
Onderhoudmotor
Veiligheidvandemotor
Umoetdemotorafzettenvoordatuhetoliepeil
controleertofhetcarterbijvultmetolie.
Houduwkleding,gezicht,handen,voeten
enanderelichaamsdelenuitdebuurtvande
geluiddemperenandereheteoppervlakken.
Onderhoudvanhet
luchtlter
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Opmerking:Hetluchtltermoetvakereen
onderhoudsbeurtkrijgen(omdepaaruren)alsde
machinewordtgebruiktinbuitengewoonstofgeof
zanderigeomstandigheden.
Schuim-enpapierelement
verwijderen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Maakdeomgevingvanhetluchtlterdeksel
schoonomtevoorkomendatvuilindemotor
komtenschadeveroorzaakt.
4.Tilhetdekselopendraaihetluchtlteruitde
motor(Figuur36).
g027800
g027801
Figuur36
5.Scheidhetschuim-enpapierelement(Figuur
37).
g027802
Figuur37
35
Hetschuimelementvanhet
luchtltereenonderhoudsbeurt
geven
Onderhoudsinterval:Omde25bedrijfsuren/Maan-
delijks(houdhierbijdekortste
periodeaan)—Hetschuimelement
vanhetluchtlterreinigen(vakerin
stofge,vuileomstandigheden).
—Hetschuimelementvanhetluchtlter
vervangen(vakerinstofge,vuile
omstandigheden).
1.Washetschuimlterinwarmwatermetvloeibare
zeep.Alshetelementschoonis,moetuhet
grondiguitspoelen.
2.Schuimlterineenschonedoekwikkelenen
droogknijpen.
Belangrijk:Vervanghetschuimelementals
hetgescheurdofversletenis.
Papierelementvanhetluchtlter
onderhoudsbeurtgeven
Onderhoudsinterval:—Hetpapierelementvanhet
luchtltervervangen(vakeralsde
machinewordtgebruiktinstofgeof
vuileomstandigheden).
1.Reinighetpapierelementdoorervoorzichtigop
tekloppenenhetstofteverwijderen.
Opmerking:Alshetpapierelementzeer
vuilis,vervanghetdandooreennieuwe
papierelement.
2.Controleerhetlteropscheuren,eenvettig
oppervlakofbeschadigingvanderubberen
afdichting.
3.Vervanghetpapierelementalshetis
beschadigd.
Belangrijk:Umaghetpapierlterniet
reinigen.
Hetluchtltermonteren
1.Monteerhetschuimelementophet
papierelement.
Opmerking:Voorkombeschadigingvande
elementen.
2.Lijndegateninhetlteruitmetdeopeningen
vanhetverdeelstuk.
3.Kantelhetlteromlaagindekamerendrukhet
tegenhetverdeelstukaan(Figuur38).
g228022
Figuur38
4.Sluitdemotorkap.
36
Motorolieverversen
Motorolietype
Typeolie:Reinigingsolie(APIonderhoudsclassicatie
SF,SG,SH,SJofSL)
Carterinhoud:2,4litermetolielter
Viscositeit:zieonderstaandetabel.
g029683
Figuur39
Hetmotoroliepeilcontroleren
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Opmerking:Controleerhetoliepeilalsdemotor
koudis.
Belangrijk:Alserteveelofteweinigoliezitin
hetcartervandemotorenulaatdemotortoch
draaien,kuntudezebeschadigen.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
Opmerking:Zorgdatdemotoruitgeschakeld
iszodatdeolietijdheeftgekregenomwegte
lopennaardeopvangbak.
3.Omtevoorkomendatervuil,maaisel,enz.in
demotorterechtkomt,moetudeomgeving
vandevuldop/peilstokreinigenvoordatudeze
verwijdert(Figuur40).
g235263
Figuur40
Motorolieverversenenolielter
vervangen
Onderhoudsinterval:Nadeeerste5bedrijfsuren/Na
deeerstemaand(houdhierbijde
kortsteperiodeaan)—Motorolie
verversenenltervervangen.
—Motorolieverversenenolieltervervangen
(ditmoetvakergebeurenalsdemachinewordt
gebruiktinstofgeofvuileomstandigheden).
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlakzodatalleolievolledigkanworden
afgetapt.
2.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
3.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
37
4.Laatdeolieuitdemotorlopen(Figuur41).
g027799
g029570
Figuur41
5.Vervanghetmotorolielter(Figuur42).
Opmerking:Controleerofdepakkingvanhet
olieltercontactmaaktmetdemotorendraaide
lternog¾slagextravast.
g027477
Figuur42
6.Gietlangzaamongeveer80%vande
gespeciceerdeolieindevulbuisenvoeg
langzaamderestvandeolietoetothetpeilde
markeringVolbereikt(Figuur43).
38
g235264
Figuur43
7.Geefdeafgewerkteolieafbijeen
inzamelcentrum.
Onderhoudvandebougie
Onderhoudsinterval:—Controleerdebougie(s).
Omde200bedrijfsuren/Omde2jaar(houd
hierbijdekortsteperiodeaan)—Debougie(s)
vervangen.
Controleerofdeelektrodenafstandtussendecentrale
elektrode-endemassa-elektrodecorrectisvoordatu
debougiemonteert.Gebruikeenbougiesleutelvoor
het(de)monterenvandebougieeneenvoelermaat
omdeelektrodenafstandtemetenenaftestellen.
Monteereennieuwebougieindienditnodigis.
Type:Champion
®
RN9YCofNGK
®
BPR6ES
Elektrodenafstand:0,76mm
Bougieverwijderen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Maakdeomgevingvandeonderkantvande
bougieschoonomtevoorkomendatervuilen
rommelindemotorterechtkomt.
4.Verwijderdebougie(Figuur44).
g027478
Figuur44
Bougiecontroleren
Belangrijk:Maakdebougie(s)nietschoon.
Verwijdereenbougiealtijdalsdeze:eenzwarte
laagheeft,alsdeelektrodenversletenzijn,alser
eenvettigelaagopligtofalsdebougiescheuren
vertoont.
Alsdeisolatorlichtbruinofgrijsis,werktdemotor
naarbehoren.Eenzwartelaagopdeisolatorduidt
meestalopeenvuilluchtlter.
Steldeafstandinop0,75mm.
g206628
Figuur45
39
Bougiemonteren
g027960
Figuur46
Hetkoelsysteemreinigen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijderhetluchtltervandemotor.
4.Verwijderhetmotorscherm.
5.Omtevoorkomendatvuilindeluchtinlaatkomt,
plaatsdeluchtlteropdelterbasis.
6.Verwijdervuilengrasvandeonderdelen.
7.Verwijderdeluchtlterenplaatshet
motorscherm.
8.Monteerhetluchtlter.
Onderhoud
brandstofsysteem
GEVAAR
Inbepaaldeomstandighedenisbrandstof
uiterstontvlambaarenzeerexplosief.Brand
ofexplosievanbrandstofkanbrandwonden
bijuofanderenenmateriëleschade
veroorzaken.
ZieBrandstofveiligheid(bladz.13)vooreen
volledigelijstvanvoorzorgsmaatregelenmet
betrekkingtotbrandstof.
Brandstofltervandeslang
vervangen
Onderhoudsinterval:—Controleerhetbrandstoflter
vandeslang.
Omde200bedrijfsuren/Omde2jaar(houd
hierbijdekortsteperiodeaan)—Brandstoflter
vandeslangvervangen.
Naverwijderingmagunooiteenvuillteropnieuw
aandebrandstofslangmonteren.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Filtervervangen(Figuur47).
Opmerking:Opmerking:zorgervoordatde
markeringenophetlterderichtingvande
brandstofstroomvolgen.
40
g027939
g033082
Figuur47
Onderhoudelektrisch
systeem
Veiligheidvanhet
elektrischsysteem
Koppeldeaccuafvoordatureparatiesaande
machineverricht.Maakeerstdeminpoolvande
acculosendaarnadepluspool.Bevestigeerstde
pluspoolvandeaccuendaarnademinpool.
Laaddeaccuopineenopen,goedgeventileerde
ruimte,uitdebuurtvanvonkenenopenvuur.Haal
deopladeruithetstopcontactvoordatudeaccu
aan-ofloskoppelt.Draagbeschermendekleding
engebruikgeïsoleerdgereedschap.
Onderhoudvandeaccu
Verwijderenvandeaccu
WAARSCHUWING
Accupolenofmetalengereedschappen
kunnenkortsluitingmakenmetmetalen
onderdelenvandemachine,waardoor
vonkenkunnenontstaan.Hierdoorkunnen
accugassentotontplofngkomenen
lichamelijkletselveroorzaken.
Zorgervoordatbijhetverwijderenof
installerenvandeaccudeaccupolen
nietinaanrakingkomenmetmetalen
onderdelenvandemachine.
Voorkomdatmetalengereedschappen
kortsluitingveroorzakentussende
accupolenenmetalenonderdelenvande
machine.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Tildestoelomhoogomtoegangtekrijgentot
deaccu.
4.Maakdeminkabel(zwart)losvandeaccupool
(Figuur48).
Opmerking:Bewaarallebevestigingsmidde-
len.
41
WAARSCHUWING
Deaccukabelsonjuistafkoppelenkan
schadeaandemachineendekabelstot
gevolghebbenenvonkenveroorzaken.
Hierdoorkunnenaccugassentot
ontplofngkomenenlichamelijkletsel
veroorzaken.
Maakaltijddeminkabel(zwart)van
deacculosvoordatudepluskabel
(rood)losmaakt.
Sluitaltijddepluskabel(rood)van
deaccuaanvoordatudeminkabel
(zwart)aansluit.
5.Schuifhetrubberenkapjevandepluskabel
(rood).
6.Maakdepluskabel(rood)losvandeaccupool
(Figuur48).
Opmerking:Bewaarallebevestigingsmidde-
len.
7.Verwijderdebevestigingsbandvandeaccu
(Figuur48)entildeaccuuitdeaccubak.
g293472
Figuur48
1.Accu
5.Minpool(–)vandeaccu
2.Pluspool(+)vandeaccu
6.Vleugelmoer,ringenbout
3.Bout,ringenmoer7.Bevestigingvanaccu
4.Stofkapjevandeaccupool
Accuopladen
Onderhoudsinterval:Vóórdestalling—Accuopladen
enaccukabelsloskoppelen.
1.Verwijderdeaccuvanhetchassis;raadpleeg
Verwijderenvandeaccu(bladz.41).
2.Laaddeaccugedurendeminstenseenuurop
bij6tot10A.
Opmerking:Deaccunietteveropladen.
3.Zodradeaccuvolledigisopgeladen,haalt
udeacculaderuithetstopcontactenmaakt
uvervolgensdeoplaadkabelslosvande
accuklemmen(Figuur49).
g000538
Figuur49
1.Pluspool(+)vandeaccu3.Rode(+)oplaadkabel
2.Minpool(–)vandeaccu4.Zwarte(–)oplaadkabel
Accuplaatsen
1.Plaatsdeaccuindebak(Figuur48).
2.Gebruikdeeerderverwijderdebevestigingsmid-
delenomdepluskabel(rood)opdepluspool(+)
vandeaccuaantesluiten.
3.Gebruikdeeerderverwijderdebevestigingsmid-
delenomdeminkabelopdeminpool(–)vande
accuaantesluiten.
4.Schuifhetrodestofkapjevoordeaccupoolop
depluspool(rood)vandeaccu.
5.Zetdeaccuvastmetdebevestigingsband
(Figuur48).
6.Zetdestoelomlaag.
42
Onderhoud
aandrijfsysteem
Bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval:Omde25bedrijfsu-
ren—Bandenspanningcontroleren.
Zorgervoordatdevoor-enachterbandende
voorgeschrevenspanninghebben.Eenongelijke
bandenspanningkanleidentotonregelmatige
maairesultaten.Controleerdebandenspanningbijhet
ventiel(Figuur50).Debandenspanningkanhetbest
bijkoudebandenwordengecontroleerd.
Kijknaardeaanbevolenmaximaledrukvande
bandenfabrikantopdezijkantvandebandenvande
zwenkwielen.
Pompdebandenvandeachteraandrijfwielenoptot
0,9bar.
g000554
Figuur50
1.Ventiel
Elektrischeremvrijzetten
Ukuntdeelektrischeremmanueelvrijzettendoor
deverbindingsarmennaarvorentedraaien.Zodra
deelektrischeremvanstroomwordtvoorzien,wordt
hijteruggesteld.
1.DraaihetsleuteltjeopUITofkoppeldeaccuaf.
2.Draaidetweeondersteboutenloswaarmeede
afdekkingvanhetmaaidekisbevestigdaanhet
maaidek.ZieDeafdekkingvanhetmaaidek
losmaken(bladz.34).
3.Zoekdeasvandeelektrischeremwaarde
verbindingsarmengekoppeldzijn(Figuur51).
4.Draaideasnaarvorenomderemvrijtezetten.
5.Draaide2ondersteboutenvastwaarmeede
afdekkingvanhetmaaidekisbevestigdaanhet
maaidek.ZieDeafdekkingvanhetmaaidek
losmaken(bladz.34).
g294417
Figuur51
1.Verbindingsarmvanderegelmodulevandeelektrischerem
2.Linkerachterband
Desporingafstellen
Wanneerudemachinevooruitrijdtopvollesnelheid
opeenvlak,horizontaaloppervlakendemachine
naar1kanttrekt,moetudesporingafstellen.
Alsdemachinenaarlinkstrekt,moetuderechter
rijhendelafstellen;alsdemachinenaarrechtstrekt,
moetudelinkerrijhendelafstellen.
Opmerking:Ukuntenkeldesporingvoor
vooruitrijdenafstellen.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
43
3.Zoekdestelboutvoorsporingindebuurtvande
rijhendelaandiekantdieafgesteldmoetworden
(Figuur52).
Opmerking:Zetdestoelomhoogom
gemakkelijkerbijdestelbouttekunnen.
4.Draaideboutomdesnelheidvoordatwielte
doenafnemen.
Opmerking:Draaidebouteenkleinbeetjeom
kleineafstellingenuittevoeren.
g297115
Figuur52
1.Bout
5.Startdemachineenrijdvooruitopeenvlakke,
horizontaleondergrondmetderijhendels
volledignaarvorenomtecontrolerenofde
machinerechtrijdt.Herhaaldezeprocedureals
ditnodigis.
Onderhoudriemen
Riemencontroleren
Onderhoudsinterval:Omde25bedrijfsuren—Alle
riemenopslijtageenscheurtjes
controleren.
Vervangderiemalsdezeversletenis.Eenaantal
indicatiesvaneenversletenriem:eengierend
geluidtijdenshetdraaienvanderiem,demessen
dieslippentijdenshetmaaien,gerafelderandenen
schroeiplekkenenscheurenopderiem.
Drijfriemvanmaaidek
vervangen
Eenaantalindicatiesvaneenversletenriem:een
gierendgeluidtijdenshetdraaienvanderiem,
messendieslippentijdenshetmaaien,gerafelde
randenenschroeiplekkenenscheurenopderiem.
Vervangderiemalsudezezakenconstateert.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Zetdemaaihoogteopdelaagstestand(38mm).
4.Draaidetweeondersteboutenloswaarmeede
afdekkingvanhetmaaidekisbevestigdaanhet
maaidek.ZieDeafdekkingvanhetmaaidek
losmaken(bladz.34).
5.Maakdeschroeflosenduwdelipopdekapin
omdepoeliekappenteverwijderen(Figuur53).
g296848
Figuur53
1.Kap
3.Schroef
2.Lip
44
6.Verwijderdespanpoelieveervande
maaidekhaakmeteenveerverwijderaar(Toro
onderdeelnummer92-5771)omdespanningop
despanpoelieteverwijderenenrolderiemvan
depoelies(Figuur54enFiguur55).
WAARSCHUWING
Deveerisonderspanninggemonteerd
enkanlichamelijkletselveroorzaken.
Weesvoorzichtigalsuderiemverwijdert.
g298025
Figuur54
Maai-eenhedenmet2messen
1.Spanpoelie
4.Veer
2.Drijfriemvanmaaidek
5.Motorpoelie
3.Buitenstepoelie6.Veerverwijderaar
g298026
Figuur55
Maai-eenhedenmet3messen
1.Spanpoelie
4.Veer
2.Drijfriemvanmaaidek
5.Motorpoelie
3.Buitenstepoelie6.Veerverwijderaar
7.Legdenieuweriemronddemotorpoelieende
poeliesvanhetmaaidek(Figuur54ofFiguur
55).
8.Gebruikeenveerverwijderaar(T oro
onderdeelnummer92-5771)enplaatsde
spanpoelieveerterugopdemaaidekhaakom
spanningopdespanpoelieenriemtezetten
(Figuur54ofFiguur55).
9.Draaide2ondersteboutenvastwaarmeede
afdekkingvanhetmaaidekisbevestigdaanhet
maaidek.ZieDeafdekkingvanhetmaaidek
losmaken(bladz.34).
10.Monteerdekappenvandepoelies.
45
Onderhoudvande
maaimachine
Veiligheidvandemessen
Eenversletenofbeschadigdmeskanbrekenen
eenstukvanhetmeskanwordenuitgeworpeninde
richtingvandebestuurderofomstandersenernstig
lichamelijkofdodelijkletseltoebrengen.Indienu
eenbeschadigdmesprobeertterepareren,kande
veiligheidscerticatievanhetproductvervallen.
Controleeropgezettetijdendemaaimessenop
slijtageofbeschadigingen.
Weesvoorzichtigalsudemessencontroleert.
Omwikkeldemaaimessenofdraag
handschoenenenweesvoorzichtigalsu
onderhoudswerkzaamhedenaandemaaimessen
verricht.Demaaimessenmogenalleenworden
vervangenofgeslepen,probeerzenooitrechtte
makenoferaantelassen.
Letopdatbijmachinesmetmeerderemaaimessen
anderemessenkunnengaandraaiendoordatu
1mesdraait.
Onderhoudvande
maaimessen
Omeengoedmaairesultaatteverkrijgen,moetu
demaaimessenscherphouden.Omhetslijpenen
vervangentevergemakkelijken,ishethandigextra
messeninvoorraadtehebben.
Vóórcontroleenonderhoudvan
demaaimessen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldeaftakasuitenzetde
rijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetsleuteltjeenmaak
debougiekabelslos.
Demaaimessencontroleren
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
1.Controleerdesnijranden(Figuur56).
2.Alsderandennietscherpzijnofbramen
vertonen,moetuhetmaaimesverwijderenen
slijpen;zieDemaaimessenslijpen(bladz.48).
3.Controleerdemessen,inhetbijzonderhet
gebogendeel.
4.Alsuscheuren,slijtageofgroefvormingindit
deelconstateert,moetudirecteennieuwmes
monteren(Figuur56).
g006530
Figuur56
1.Snijrand3.Slijtage/groefvorming
2.Gebogendeel4.Scheur
Controleopkrommemessen
Opmerking:Demachinemoetopeenegaal
oppervlakstaanvoordevolgendeprocedure.
1.Zethetmaaidekopdehoogstemaaipositie.
2.Trekdikkehandschoenenofandereadequate
handbeschermingaanendraailangzaamhet
mesineenstanddiemetingmogelijkmaaktvan
deafstandtussendemaairandenhetegale
oppervlakwaaropdemachinestaat(Figuur57).
g014972
Figuur57
1.Maaidek3.Mes
2.Asbehuizing
3.Meetdeafstandtussenhetuiteindevanhetmes
endevlakkeondergrond(Figuur58).
46
g014973
Figuur58
1.Mes,inmeetstand
2.Vlakkeondergrond
3.Gemetenafstandtussenmesendeondergrond(A)
4.Draaihetzelfdemes180graden,zodatde
maairandaandeanderekantnuindezelfde
standstaat(Figuur59).
g014974
Figuur59
1.Mes,eerdergemetenkant
2.Eerdergebruiktemeetstand
3.Anderekantvanmesdieinmeetstandwordtgebracht
5.Meetdeafstandtussenhetuiteindevanhetmes
endevlakkeondergrond(Figuur60).
Opmerking:Despelingmagnietmeerdan
3mmbedragen.
g014973
Figuur60
1.Mesaananderezijde,inmeetstand
2.Vlakkeondergrond
3.Tweedegemetenafstandtussenmesenoppervlak(B)
A.AlshetverschiltussenAenBgroterisdan
3mm,vervangdanhetmesdooreennieuw
mes;zieMaaimessenverwijderen(bladz.
47)enMaaimessenmonteren(bladz.48).
Opmerking:Alseenkrommesis
vervangendooreennieuwmesende
afstandnogaltijdgroterisdan3mm,dan
ishetmogelijkdatdemesasverbogen
is.Neemcontactopmeteenerkende
onderhoudsdealervoorservice.
B.Gaalshetverschilbinnendegrenzenligt
doormethetvolgendemes.
6.Herhaaldezeprocedureopelkmes.
Maaimessenverwijderen
Vervangmessendieeenvastvoorwerphebben
geraaktofuitbalansofkromzijn.
1.Pakhetuiteindevanhetmesvastmeteendoek
ofeendikkehandschoen.
2.Verwijderdemesbout,deklemringenhetmes
vandespilas(Figuur61).
47
g027833
Figuur61
1.Vleugelvanhetmes3.Klemring
2.Mes4.Mesbout
Demaaimessenslijpen
1.Gebruikeenvijlomdesnijrandenaanbeide
uiteindenvanhetmesteslijpen(Figuur62).
Opmerking:Houddaarbijdeoorspronkelijke
hoekinstand.
Opmerking:Hetmesblijftinbalansalsuvan
beidesnijrandendezelfdehoeveelheidmateriaal
verwijdert.
g000552
Figuur62
1.Onderoorspronkelijkehoekslijpen.
2.Controleerdebalansvanhetmesmeteen
mesbalans(Figuur63).
Opmerking:Alshetmeshorizontaalblijft,is
hetinbalansengeschiktvoorgebruik.
Opmerking:Alshetmesnietinbalansis,
moetuwatmetaalafvijlenvanhetuiteindevan
devleugel(Figuur62).
g000553
Figuur63
1.Mes2.Mesbalans
3.Herhaalditindiennodigtotdathetmesinbalans
is.
Maaimessenmonteren
1.Monteerhetmesopdeas(Figuur61).
Belangrijk:Hetgebogendeelvanhetmes
moetnaardebinnenzijdevandemaaikast
wijzenomeengoedemaaikwaliteitte
garanderen.
2.Monteerdeklemring(hollekantnaarhetmes
toe)endemesbout(Figuur61).
3.Draaidemesboutvastmeteentorsievan81
tot108Nm.
Maaidekhorizontaalstellen
Controleerofhetmaaidekhorizontaalstaattelkens
wanneerudemaaierinstalleertofwanneerueen
ongelijkemaaiplekinuwgrasziet.
Voordatuhetmaaidekhorizontaalafsteltmoetu
eerstcontrolerenoferverbogenmaaimessenzijn,
eneventueelverbogenmaaimessenverwijderenen
vervangen;leesOnderhoudvandemaaimessen
(bladz.46)voordatuditdoet.
Stelhetmaaidekeerstlinks/rechtshorizontaal,endan
kuntuvoor/achterafstellen.
Eisen:
Demachinemoetopeenegaalvlakstaan.
Allebandenmoetendejuistespanninghebben,
zieBandenspanningcontroleren(bladz.43).
Controlerenofdemaaimessen
horizontaalstaan
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldemesschakelaaruitenzet
derijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Steldemaaihoogteinop76mm.
4.Draaihetmaaimesvoorzichtigindwarsrichting
horizontaal.
5.Meettussendebuitenstesnijrandenende
vlakkeondergrond(Figuur64enFiguur65).
Opmerking:Alsbeideafstandengroterzijn
dan5mm,moetendezewordenbijgesteld;zie
Gelijkstellenindebreedterichting(bladz.50).
48
g294044
Figuur64
Maai-eenhedenmet2messen
1.Maaimessenevenwijdig
3.Meetvanafhetuiteinde
vanhetmestothetplatte
oppervlakhier.
2.Buitenstesnijranden
g296913
Figuur65
Maai-eenhedenmet3messen
1.Maaimessenevenwijdig
3.Meetvanafhetuiteinde
vanhetmestothetplatte
oppervlakhier.
2.Buitenstesnijranden
Schuinstandvanhetmaaidek
(lengterichting)controleren
Controleerdeschuinstandvanhetmaaidektelkens
wanneeruditmonteert.Alsdevoorkantvan
demaaiermeerdan7,9mmlagerstaatdande
achterkantvandemaaier,moetudeschuinstandvan
hetmaaimesinstellen.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldemesschakelaaruitenzet
derijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Steldemaaihoogteinop76mm.
4.Draaidemessenvoorzichtigrond,totdatzein
delengterichtingwijzen(Figuur66).
5.Meetdeafstandtussenderandvanhetvoorste
mesenhethorizontaleoppervlak,endeafstand
tussenderandvanhetachterstemesenhet
horizontaleoppervlak(Figuur66ofFiguur67).
Opmerking:Alsderandvanhetvoorstemes
niet1,6tot7,9mmlagerstaatdanderandvan
hetachterstemes,gaverdermetSchuinstand
vanhetmaaidek(lengterichting)instellen(bladz.
51).
g294046
Figuur66
Maai-eenhedenmet2messen
1.Messeninlengterichting
3.Meetvanafhetuiteinde
vanhetmestothetplatte
oppervlakhier.
2.Buitenstesnijranden
49
g296914
Figuur67
Maai-eenhedenmet3messen
1.Messeninlengterichting
3.Meetvanafhetuiteinde
vanhetmestothetplatte
oppervlakhier.
2.Buitenstesnijranden
Gelijkstellenindebreedterichting
1.Ganaardelinkerkantvandemachine.
2.Hiervoormoetudeantiscalpeerrolleninde
bovensteopeningenzettenofzegeheel
verwijderen;zieAntiscalpeerrollenafstellen
(bladz.27).
3.Zetdemaaihoogtehendelindestandvan
76mm;zieDemaaihoogteinstellen(bladz.26).
4.Plaats2blokjesmeteendiktevan6,6cm
onderelkekantvandevoorsterandvanhet
maaidek,maarnietonderdebeugelsvande
antiscalpeerrollen(Figuur68ofFiguur69).
5.Plaats2blokjesmeteendiktevan7,3cmonder
deachtersterandvandemaaikast,éénblokje
aanelkekantvanhetmaaidek(Figuur68of
Figuur69).
g298027
Figuur68
Maai-eenhedenmet2messen
1.Houtenblok,6,6cmdik2.Houtenblok,7,3cmdik
g298028
Figuur69
Maai-eenhedenmet3messen
1.Houtenblok,6,6cmdik2.Houtenblok,7,3cmdik
6.VerwijderdeR-penenderingvandeonderste
penvandehefarm(Figuur70).
50
g294197
Figuur70
1.Maaihoogteplaat3.Ring
2.R-pen
7.Draaidemaaihoogteplaatnaareenandere
openingzodatdezehetgewichtvanhetmaaidek
ondersteuntnadatudeplaathebtgeïnstalleerd
(Figuur71).
g294195
Figuur71
8.MonteerderingendeR-pen(Figuur71).
9.Herhaalstappen6totenmet8voordeandere
kantvandemachine.
10.Controleerdebreedterichtingopnieuw;herhaal
dezestappentotdatdejuistemetingenworden
verkregen.
11.Gaverdermethethorizontaalbrengenvanhet
maaidekdoordeschuinstandindelengterichting
tecontroleren;zieSchuinstandvanhetmaaidek
(lengterichting)controleren(bladz.49).
Schuinstandvanhetmaaidek
(lengterichting)instellen
1.Draaidestelmoerindevoorkantvandemaaier
(Figuur72).
g014634
Figuur72
1.Stelstang3.Stelmoer
2.Stelblok
2.Omdevoorkantvanhetmaaidekhogerte
zetten,draaitudestelmoervaster.
3.Omdevoorkantvanhetmaaideklagertezetten,
draaitudestelmoerlosser.
4.Controleerdeschuinstandnogmaalsnahet
instellen,gadoormethetinstellenvande
moertotdatderandvanhetvoorstemes1,6
tot7,9mmlagerstaatdanderandvanhet
achterstemes(Figuur66).
5.Alsdeschuinstandcorrectis,moetunogmaals
controlerenofhetmaaidekhorizontaalstaat;
zieControlerenofdemaaimessenhorizontaal
staan(bladz.48).
Maaidekverwijderen
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldemesschakelaaruitenzet
derijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Zetdemaaihoogtehendelindelaagstestand.
4.Draaidetweeondersteboutenloswaarmeede
afdekkingvanhetmaaidekisbevestigdaanhet
maaidek.ZieDeafdekkingvanhetmaaidek
losmaken(bladz.34).
51
5.VerwijderdeR-penuitdevoorstesteunstangen
neemdestanguitdebeugelvanhetmaaidek
(Figuur73).
g014635
Figuur73
1.Voorstesteunstang3.Beugelvanmaaidek
2.Borgmoer
6.Laatdevoorkantvanhetmaaidekvoorzichtig
neeropdegrond.
7.VerwijderderingendeR-penvande
maaidekpenaan1kantvandemachine(Figuur
74).
g295768
Figuur74
1.Hefarm
3.Ring
2.R-pen
8.Verwijderdehefarmvandemaaidekpen(Figuur
74).
9.Herhaalstappen7en8voordeanderekant
vandemachine.
10.Schuifhetmaaideknaarachterenomde
drijfriemvanhetmaaidekteverwijderenvande
motorpoelie.
11.Schuifhetmaaidekwegvanonderdemachine.
Opmerking:Bewaaralleonderdelenvoor
lateremontage.
Hetmaaidekmonteren
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldemesschakelaaruitenzet
derijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Schuifhetmaaidekonderdemachine.
4.Zetdemaaihoogtehendelindelaagstestand.
5.Tilaan1kantvandemachinedeachterkantvan
hetmaaidekopenmonteerdehefarmaande
maaidekpen(Figuur74).
6.MonteerdehefarmmetderingendeR-pen
(Figuur74).
7.Herhaalstappen5en6voordeanderekant
vandemachine.
52
8.Bevestigdevoorstesteunstangaanhetmaaidek
metdegaffelpenendeR-pen(Figuur73).
9.Monteerdemaaierriemopdemotorpoelie;
raadpleegstapDrijfriemvanmaaidek
vervangen(bladz.44).
10.Draaidetweeondersteboutenvastwaarmee
deafdekkingvanhetmaaidekisbevestigdaan
hetmaaidek;zieDeafdekkingvanhetmaaidek
losmaken(bladz.34).
Grasgeleidervervangen
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikof
dagelijks—Controleerde
grasgeleideropschade.
WAARSCHUWING
Alsdeuitworpopeningnietafgedektis,kan
demachinevoorwerpenuitwerpennaaru
ofnaaromstanders;ditkanernstigletsel
veroorzaken.Daarnaastkuntuookincontact
komenmethetmes.
Gebruikdemachinenooitzonderdatde
grasgeleider,deuitworpafsluiterofhet
grasopvangsysteemisgemonteerd.
1.Verwijderdemoer(⅜")vandestangonderhet
maaidek(Figuur75).
g296957
Figuur75
1.Maaidek
4.Stang
2.Grasgeleiderbeugel
5.Veer
3.Grasgeleider6.Moer(⅜")
2.Schuifdestanguitdekorteafstandhouder,veer
engrasgeleider(Figuur75).
3.Verwijdereenbeschadigdeofversleten
grasgeleider.
4.Monteerdegrasgeleider(Figuur75).
5.Schuifdestangbijhetrechteuiteindedoorde
achterstebeugelvandegrasgeleider.
6.Plaatsdeveeropdestang,metdeeinddraden
omlaag,tussendebeugelsvandegrasgeleider.
7.Schuifdestangdoordetweedebeugelvande
grasgeleider(Figuur75).
8.Schuifdestangbijdevoorzijdevande
grasgeleiderdoordekorteafstandshouderop
hetmaaidek.
9.Bevestigdeachterzijdevandestangaande
maaiermeteenmoer(⅜"),zoalsgeïllustreerd
inFiguur75.
Belangrijk:Degrasgeleidermoetonder
veerspanningomlaagwordengehouden.Til
degrasgeleideromhoogomtecontroleren
ofdezevolledigomlaagklapt.
53
Reiniging
Deonderkantvanhet
maaidekreinigen
Onderhoudsinterval:Naelkgebruik—Maaikast
reinigen.
Belangrijk:Ukunthetvoertuigmeteenmild
reinigingsmiddelenwaterwassen.Wasde
machinenooitmeteenhogedrukreiniger.Gebruik
nietteveelwater,vooralnietindebuurtvanhet
bedieningspaneel,onderdestoelenrondde
motor,dehydraulischepompenendemotors.
Nadatudemaaimachineheeftgebruikt,moetu
deonderkantvanhetmaaidektelkenswassenom
tevoorkomendaterzichgrasverzamelt.Hierdoor
wordtgrasbeterjngemaaktenhetmaaiselbeter
verstrooid.
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldemesschakelaaruitenzet
derijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Bevestigdeslangkoppelingaande
wasaansluitingvandemaaimachineendraaide
waterkraanhelemaalopen(Figuur76).
Opmerking:SmeervaselineopdeO-ring
vandewasaansluitingomdekoppeling
gemakkelijkertebevestigenendeO-ringte
beschermen.
g020098
Figuur76
1.Wasaansluiting
3.O-ring
2.Slang4.Snelkoppeling
4.Zethetmaaidekindelaagstemaaistand.
5.Neemplaatsopdebestuurdersstoelenstart
demotor.
6.Schakeldeaftakasinenlaatdemachineéén
totdrieminutenlopen.
7.ZetdemaaischakelaarUIT ,stopdemotor,
verwijderhetcontactsleuteltjeenwachttotdat
allebewegendedelentotstilstandzijngekomen.
8.Draaidekraandichtenmaakdesnelkoppeling
losvandewasaansluiting.
Opmerking:Alsdemaaimachinenaeen
wasbeurtnietschoonis,moetudeze30minuten
lateninweken.Herhaaldaarnadezeprocedure.
9.Laatdemotoropnieuwééntotdrieminuten
lopenomhetovertolligwaterteverwijderen.
WAARSCHUWING
Eengebrokenofontbrekende
wasaansluitingkanvoorwerpen
uitwerpenofcontactmethetmaaimes
veroorzaken,waardooruenanderen
letselkunnenoplopen.Contactmeteen
maaimesofuitgeworpenvoorwerpen
kanernstiglichamelijkofdodelijkletsel
veroorzaken.
Eengebrokenofontbrekende
wasaansluitingmoetdirectworden
vervangen,voordatudemachine
opnieuwgebruikt.
Steeknooituwhandenofvoeten
onderdemaaierofdooropeningenin
demachine.
Afvalafvoeren
Motorolie,accu's,hydraulischevloeistofen
motorkoelvloeistofverontreinigenhetmilieu.Verwijder
dezestoffenvolgensdeplaatselijkevoorschriften.
54
Stalling
Veiligheidtijdensopslag
Laatdemotorafkoelenvoordatudemachine
opslaat.
Umagdemachineofbrandstofnietopslaanin
denabijheidvaneenopenvuurofbinnenshuis
brandstofaftappen.
Reinigenenopslaan
1.Parkeerdemachineopeenhorizontaal
oppervlak,schakeldemesschakelaaruitenzet
derijhendelsnaarbuitenindePARKEERSTAND.
2.Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
enwachttotdatallebewegendeonderdelen
totstilstandzijngekomenvoordatude
bestuurderspositieverlaat.
3.Verwijdermaaisel,vuilenvetvandebuitenkant
vandegehelemachine,metnamevandemotor
enhethydraulischesysteem.Vuilenkafvan
debuitenkantvandecilinder,dekoelribben
vandecilinderkopenhetventilatorbehuizing
verwijderen.
Belangrijk:Ukuntdemachinemeteen
mildreinigingsmiddelenwaterwassen.
Maakdemachinenietschoonmeteen
hogedrukreiniger.Gebruiknietteveel
water,vooralnietindebuurtvanhet
bedieningspaneel,demotor,dehydraulische
pompenendeaccu.
4.Controleerdewerkingvandeparkeerrem;zie
Parkeerstand(bladz.11).
5.Geefhetluchtltereenonderhoudsbeurt;zie
Onderhoudvanhetluchtlter(bladz.35).
6.Smeerdemachine;zieSmering(bladz.34).
7.Verversdeolieinhetcarter;zieMotorolie
verversenenolieltervervangen(bladz.37).
8.Controleerdebandenspanning;zie
Bandenspanningcontroleren(bladz.43).
9.Laaddeaccuop;zieAccuopladen(bladz.42).
10.Schraapdikaangekoektgrasenvuilvan
deonderkantvandemaaimachine.Spoel
vervolgensdemachineschoonmeteen
tuinslang.
Opmerking:Laatdemachinelopenmetde
aftakasingeschakeldendemotorophoog
stationairgedurende2tot5minutennahet
wassen.
11.Controleerdestaatvandemaaimessen;
raadpleegOnderhoudvandemaaimessen
(bladz.46).
12.Maakdemachinealsvolgtklaarvooropslag
voormeerdan30dagen:
A.Voegeenstabilizer/conditionertoeaan
deversebrandstofindetank.Volgde
mengvoorschriftenvandefabrikantvande
stabilizerop.Gebruikgeenstabilizerop
alcoholbasis(ethanolofmethanol).
B.Laatdemotorvijfminutenlopen
omdestabilizer/conditionerdoorhet
brandstofsysteemteverspreiden.
C.Zetdemotoraf,laatdezeafkoelen,en
laatdebrandstoftankleeglopenmeteen
sifonpompoflaatdemotorlopentotdat
dezeafslaat.
D.Umoetbrandstofopdejuistewijze
afvoeren.Voerdebrandstofafvolgensde
plaatselijkgeldendevoorschriften.
Belangrijk:Bewaarbrandstofdie
stabilizer/conditionerbevatnietlanger
danaanbevolendoordefabrikantvan
destabilizer.
13.Verwijderdebougie(s)encontroleerdestaat
ervan;zieOnderhoudvandebougie(bladz.
39).Nadatdebougie(s)uitdecilinderis(zijn)
verwijderd,gietu30ml(2eetlepels)motorolie
indebougie-opening.Gebruikdestartmotor
omdemotortelatendraaienenzodeolieover
decilinderwandteverspreiden.Monteerde
bougie(s).Debougiekabelnietopdebougie(s)
drukken.
14.Controleerallebevestigingenenzetzevast.
Repareerofvervangbeschadigdedelen.
15.Werkallekrassenenbeschadigingenvandelak
bij.Bijwerklakisverkrijgbaarbijeenerkende
servicedealer.
16.Staldemachineineenschone,drogegarage
ofopslagruimte.Verwijderhetsleuteltjeuithet
contactenbewaarhetbuitenhetbereikvan
kinderenenonbevoegdepersonen.Dekde
machineafomdezetebeschermenenschoon
tehouden.
55
Opslagvandeaccu
1.Laaddeaccuvolledigop.
2.Laatdeaccu24uurongemoeidencontroleer
dandespanningvandeaccu.
Opmerking:Indiendeaccuspanninglageris
dan12,6V,moetustappen1en2herhalen.
3.Koppeldekabelslosvandeaccu.
4.Controleerregelmatigdespanningenzorgdat
diealtijdminstens12,4Vis.
Opmerking:Indiendeaccuspanninglageris
dan12,4V,moetustappen1en2herhalen.
Tipsvoorhetbewarenvandeaccu
Bewaardeaccurechtopineenkoele,droge
omgeving.
Bewaaraccu'snietopelkaar,tenzijzeineendoos
zitten.
Stapelnietmeerdan3accu'sopelkaar(of2als
hetomaccu'svoorprofessioneelgebruikgaat).
Testeennatteaccuomde4tot6maandenen
laaddeaccuindiennodig.
Testenlaaddeaccualtijdopvoormontage.
56
Problemen,oorzaakenremedie
ProbleemMogelijkeoorzaakRemedie
Debrandstoftankisingedeuktofde
machineraaktregelmatigzonder
brandstof.
1.Hetpapierelementvanhetluchtlter
isverstopt.
1.Reinighetpapierelement.
1.Demotoristezwaarbelast.1.Derijsnelheidverminderen.
2.Hetoliepeilinhetcarteristelaag.2.Hetcarterbijvullenmetolie.
3.Dekoelribbenenluchtkanalenonder
deventilatorbehuizingvandemotor
zijnverstopt.
3.Dekoelribbenenluchtkanalen
ontstoppen.
4.Hetluchtlterisvuil.4.Hetluchtlterelementreinigenof
vervangen.
Demotorraaktoververhit.
5.Vuil,waterofoudebrandstofinhet
brandstofsysteem.
5.Neemcontactopmeteenerkende
ServiceDealer.
1.Deaftakasisingeschakeld.1.Schakeldeaftakasuit.
2.DerijhendelsstaannietinPARKEER.2.ZetderijhendelsinPARKEER.
3.Deaccuisleeg.3.Accuopladen.
4.Deelektrischeaansluitingenzijn
gecorrodeerdofzittenlos.
4.Controleerofdeelektrische
aansluitingengoedcontactmaken.
5.Eenvandezekeringenisdoorgebrand.5.Dezekeringvervangen.
Destartmotorslaatnietaan.
6.Eenvanderelaisofschakelaarsis
defect.
6.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.Debrandstoftankisleeg.1.Debrandstoftankvullen.
2.Dechoke(indienaanwezig)staatniet
aan.
2.ZetdechokehendelindeAAN-stand.
3.Hetluchtlterisvuil.
3.Reinigofvervanghet
luchtlterelement.
4.Debougiekabel(s)zit(ten)losofis
(zijn)nietaangesloten.
4.Debougiekabel(s)opdebougie
monteren.
5.Debougie(s)is(zijn)aangetast,vuil,
ofdeelektrodenafstandisnietcorrect
afgesteld.
5.Nieuwebougie(s)meteencorrect
afgesteldeelektrodenafstand
monteren.
6.Erzitvuilinhetbrandstoflter.6.Brandstofltervervangen.
7.Vuil,waterofoudebrandstofin
brandstofsysteem.
7.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
8.Verkeerdebrandstofindetank.
8.Brandstoftankaftappenenvullenmet
hetjuistetypebrandstof.
Demotorstartniet,startmoeilijkofslaat
af.
9.Hetoliepeilinhetcarteristelaag.9.Hetcarterbijvullenmetolie.
1.Demotoristezwaarbelast.1.Derijsnelheidverminderen.
2.Hetluchtlterisvuil.2.Reinighetluchtlterelement.
3.Hetoliepeilinhetcarteristelaag.3.Hetcarterbijvullenmetolie.
4.Dekoelribbenenluchtkanalenonder
deventilatorbehuizingvandemotor
zijnverstopt.
4.Dekoelribbenenluchtkanalen
ontstoppen.
5.Debougie(s)is(zijn)aangetast,vuil,
ofdeelektrodenafstandisnietcorrect
afgesteld.
5.Nieuwebougie(s)meteencorrect
afgesteldeelektrodenafstand
monteren.
6.
Deontluchtingvandebrandstoftank
isverstopt.
6.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
7.Erzitvuilinhetbrandstoflter.7.Brandstofltervervangen.
8.
Vuil,waterofoudebrandstofinhet
brandstofsysteem.
8.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
Demotorverliestvermogen.
9.Verkeerdebrandstofindetank.
9.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
57
ProbleemMogelijkeoorzaakRemedie
1.Deomloopkleppenzijnopen.
1.Sluitdesleepkleppen.
2.Detractieriemenzijnversleten,losof
stuk.
2.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
3.Detractieriemenzittennietopde
poelies.
3.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
Demachinedrijftnietaan.
4.Detransmissieisuitgevallen.4.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.Hetmaaimes(demaaimessen)is(zijn)
verbogenofnietinbalans.
1.Nieuwemaaimes(sen)monteren.
2.Debevestigingsboutvanhetmaaimes
zitlos.
2.Debevestigingsboutvanhetmaaimes
vastdraaien.
3.Debevestigingsboutenvandemotor
zittenlos.
3.Debevestigingsboutenvandemotor
vastdraaien.
4.Demotorpoelie,spanpoelieof
mespoeliezitlos.
4.Desbetreffendepoelievastzetten.
5.Demotorpoelieisbeschadigd.5.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
6.Mesasverbogen.6.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
Demachinetriltabnormaal.
7.Demotorophangplaatzitlosofis
versleten.
7.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.Maaimes(sen)bot.1.Mes(sen)slijpen.
2.Maaimes(sen)verbogenofnietin
balans.
2.Nieuwemaaimes(sen)monteren.
3.Hetmaaidekstaatniethorizontaal.3.Maaidekhorizontaalstelleneninde
correcteschuinstandstellen.
4.Eenantiscalpeerwiel(indienaanwezig)
isnietcorrectafgesteld.
4.Hoogtevanantiscalpeerwielafstellen.
5.Deonderkantvanhetmaaidekisvuil.5.Reinigdeonderkantvanhetmaaidek.
6.Debandenspanningisnietcorrect.6.Bandenopjuistespanningbrengen.
Demaaihoogteisongelijk.
7.Mesasverbogen.7.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.Detractieriemisversleten,losofstuk.1.Eennieuwedrijfriemmonteren.
2.Dedrijfriemzitnietopdepoelie.2.Drijfriemmonterenenassenen
riemgeleidersopjuistestand
controleren.
3.Deschakelaarvandeaftakas(PTO)of
deaftakkoppelingisdefect.
3.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
Messendraaienniet.
4.Dedrijfriemvanhetmaaidekis
versleten,losofstuk.
4.Eennieuwedrijfriemmonteren.
58
PrivacyverklaringEEA/VK
Toro’sgebruikvanuwpersoonlijkegegevens
TheT oroCompany(“Toro”)respecteertuwrechtopprivacy.Wanneeruonzeproductenkoopt,kunnenwebepaaldepersoonlijkeinformatieoveru
verzamelen,ofwelrechtstreeksviauofwelviauwplaatselijkT orobedrijfofdealer.Torogebruiktdezeinformatieomtevoldoenaancontractuele
verplichtingenzoalshetregistrerenvanuwgarantie,hetbehandelenvanuwgarantieclaimofomcontactmetuoptenemeninhetgevalvan
terugroepactiesenvoorlegitiemezakelijkedoeleindenzoalsklanttevredenheidmeten,onzeproductenverbeterenofuproductinformatieverschaffen
dievanbelangkanzijn.Torokanuwinformatiedelenmetonzedochterondernemingen,verdelersofanderezakenpartnersinverbandmetdeze
activiteiten.Wekunnenookpersoonlijkeinformatievrijgevenvanrechtswegeofinverbandmetdeverkoop,aankoopoffusievaneenbedrijf.We
verkopenuwpersoonsgegevensnooitaananderebedrijvenvoormarketingdoeleinden.
Behoudvanuwpersoonlijkegegevens
Torobewaartuwpersoonlijkeinformatiezolangdezerelevantisvoordebovengenoemdedoeleindeneninovereenstemmingismetdewettelijke
vereisten.Gelievecontactoptenemenvia[email protected]voormeerinformatieoverdebewaarperiodesdievantoepassingzijn.
Toro’sengagementinzakeveiligheid
UwpersoonlijkeinformatiekanbehandeldwordenindeVSofeenanderlanddatmogelijksoepeleredatabeschermingswettenheeftdanhetlandwaar
uverblijft.Indienweuwinformatieoverdragennaareenanderlanddanhetlandwaaruverblijft,nemenwijdewettelijkverplichtemaatregelenom
ervoortezorgendatdeinformatieopgepastewijzewordtbeschermdenveiligwordtbehandeld.
Toegangencorrectie
Uhebthetrechtomuwpersoonlijkegegevenstecorrigerenofteraadplegen,ofzichteverzettentegendeverwerkingvanuwgegevensofdezete
beperken.Omdezerechtenuitteoefenen,gelieveeene-mailtesturennaar[email protected].AlsuzichzorgenmaaktoverdemanierwaaropTorouw
informatieheeftbehandeld,vragenwijuomdezedirecttenaanzienvanonsteuiten.Europeseburgershebbenhetrechtomeenklachtintedienen
bijhungegevensbeschermingsautoriteit.
374-0282RevC

Documenttranscriptie

Form No. 3441-915 Rev A TimeCutter® MX 4275T and 5075T Riding Mower 74690 and 74694 TimeCutter® MX 4275T und 5075T Aufsitzrasenmäher 74690 and 74694 Tondeuse autoportée TimeCutter® MX 4275T et 5075T 74690 and 74694 TimeCutter® MX 4275T en 5075T zitmaaier 74690 and 74694 www.Toro.com. *3441-915* Form No. 3433-828 Rev B TimeCutter® MX 4275T en 5075T zitmaaier Modelnr.: 74690—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 74694—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com. Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL) *3433-828* Inleiding Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze zitmaaier met draaiende messen is bedoeld voor gebruik door particulieren in residentiële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons. Dit product gebruiken voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders. Bruto- en nettokoppel: Het bruto- en nettokoppel van deze motor is door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens standaard J1940 of J2723 van de Society of Automotive Engineers (SAE). Omdat bij de configuratie rekening is gehouden met de veiligheids-, emissie- en gebruiksvoorschriften, zal de motor van dit type maaiers in de praktijk veel minder koppel hebben. Raadpleeg de meegeleverde documentatie van de motorfabrikant. Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Ga naar www.Toro.com om de specificaties van uw type te raadplegen. Ga naar www.Toro.com voor documentatie over productveiligheid en bedieningsinstructies, informatie over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren. Belangrijk: Als u een machine met een Toro motor gedurende een ononderbroken periode boven 1.500 m gebruikt, moet u ervoor zorgen dat de set voor grote hoogte is gemonteerd zodat de motor voldoet aan de CARB- en EPA-emissierichtlijnen. De set voor grote hoogte vergroot de motorprestaties en voorkomt vervuiling van de bougie, moeilijk starten en grotere emissies. Zodra u de set hebt gemonteerd, dient u het label voor grote hoogte op de machine te bevestigen naast de sticker met het serienummer. Neem contact op met een erkende Toro servicedealer om de geschikte set voor grote hoogte en het label voor grote hoogte voor uw machine te verkrijgen. Om een dealer in uw buurt te vinden, kunt u kijken op onze website www.Toro.com of contact opnemen met onze Toro Customer Care Departement op het nummer dat is opgegeven in de garantieverklaring voor het emissiecontrolesysteem. Verwijder de set van de motor en zet de motor terug naar zijn originele fabrieksinstelling als u de motor gebruikt onder 1.500 m. Gebruik geen motor die geschikt is gemaakt voor gebruik op grote hoogte op lagere hoogtes; anders kan de motor oververhit raken en worden beschadigd. Indien u niet zeker bent of uw machine geschikt is gemaakt voor gebruik op grote hoogte, moet u zoeken naar het volgende label. Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. Belangrijk: U kunt met uw mobiel apparaat de QR-code op het plaatje met het serienummer (indien aanwezig) scannen om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie. g297763 Figuur 1 Onder de stoel 1. Plaats van modelnummer en serienummer decal127-9363 Figuur 2 U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder: © 2020—The Toro® Company 8111 Lyndale Avenue South Bloomington, MN 55420 2 U kunt contact met ons opnemen op www.Toro.com. Gedrukt in de VS Alle rechten voorbehouden De afdekking van het maaidek losmaken ...................................................... 34 Smering ............................................................... 34 De lagers smeren ............................................. 34 Onderhoud motor ................................................ 35 Veiligheid van de motor..................................... 35 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 35 Motorolie verversen .......................................... 37 Onderhoud van de bougie ................................ 39 Het koelsysteem reinigen ................................. 40 Onderhoud brandstofsysteem ............................. 40 Brandstoffilter van de slang vervangen ............. 40 Onderhoud elektrisch systeem ............................ 41 Veiligheid van het elektrisch systeem................ 41 Onderhoud van de accu.................................... 41 Onderhoud aandrijfsysteem ................................ 43 Bandenspanning controleren............................ 43 Elektrische rem vrij zetten................................. 43 De sporing afstellen .......................................... 43 Onderhoud riemen .............................................. 44 Riemen controleren .......................................... 44 Drijfriem van maaidek vervangen ..................... 44 Onderhoud van de maaimachine.......................... 46 Veiligheid van de messen ................................. 46 Onderhoud van de maaimessen ....................... 46 Maaidek horizontaal stellen .............................. 48 Maaidek verwijderen......................................... 51 Het maaidek monteren ..................................... 52 Grasgeleider vervangen ................................... 53 Reiniging ............................................................. 54 De onderkant van het maaidek reinigen ............ 54 Afval afvoeren .................................................. 54 Stalling .................................................................... 55 Veiligheid tijdens opslag ................................... 55 Reinigen en opslaan ......................................... 55 Opslag van de accu .......................................... 56 Problemen, oorzaak en remedie ............................. 57 Schema's ................................................................ 59 Modelnr.: Serienr.: Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient. Inhoud Veiligheid .................................................................. 4 Waarschuwingspictogram .................................. 4 Algemene veiligheid ........................................... 4 Hellingsindicator ................................................ 5 Veiligheids- en instructiestickers ........................ 6 Algemeen overzicht van de machine ....................... 10 Bedieningsorganen ...........................................11 Voor gebruik ........................................................ 12 Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk .............................................................. 12 Voor het starten ............................................... 13 Brandstofveiligheid ........................................... 13 Brandstof bijvullen ............................................ 14 Dagelijks onderhoud uitvoeren ......................... 15 Een nieuwe machine inrijden ............................ 15 Het veiligheidssysteem gebruiken .................... 15 Bestuurdersstoel instellen ................................ 16 Instellen van de MyRide™ vering ..................... 16 Rijhendels afstellen .......................................... 16 Zijuitworp gebruiken ......................................... 17 Tijdens gebruik .................................................... 19 Veiligheid tijdens het werk................................. 19 De messchakelaar (aftakas) bedienen.............. 22 De gashendel bedienen.................................... 22 De choke bedienen........................................... 22 Starten van de motor ........................................ 23 De motor afzetten ............................................. 23 De rijhendels gebruiken .................................... 24 Met de machine rijden....................................... 24 Het Smart SpeedTM besturingssysteem gebruiken ...................................................... 25 Zijafvoer gebruiken ........................................... 26 De maaihoogte instellen ................................... 26 Antiscalpeerrollen afstellen............................... 27 Tips voor bediening en gebruik ......................... 27 Na gebruik ........................................................... 28 Veiligheid na het werk ....................................... 28 Machine met de hand duwen ............................ 30 Onderhoud .............................................................. 32 Aanbevolen onderhoudsschema ......................... 32 Veiligheid bij onderhoud.................................... 32 Procedures voorafgaande aan onderhoud ........... 34 3 Veiligheid Algemene veiligheid Deze machine kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Toro heeft deze maaier ontworpen om onder redelijke omstandigheden veilig te werken, het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen kan echter leiden tot letsel of de dood. Deze machine is ontworpen volgens norm EN ISO 5395:2013. Waarschuwingspictogram • Lees de aanwijzingen en waarschuwingen Dit waarschuwingspictogram (Figuur 3) wordt zowel in deze handleiding als op de machine gebruikt om belangrijke veiligheidsinformatie aan te geven. Deze informatie moet worden opgevolgd om ongelukken te voorkomen. met betrekking tot de machine, motor en hulpstukken in de gebruikershandleiding en ander instructiemateriaal, zorg dat u ze begrijpt, en volg ze op. Alle bestuurders en monteurs moeten instructies hebben ontvangen. Als de bestuurder(s) of monteur(s) deze handleiding niet kan/kunnen lezen dan is de eigenaar verantwoordelijk voor het uitleggen van de inhoud daarvan aan hen. De handleiding is mogelijk beschikbaar in andere talen op onze website. Dit pictogram betekent: ATTENTIE! PAS OP! HET GAAT OM UW VEILIIGHEID! g000502 • Deze machine mag alleen worden bediend door Figuur 3 Waarschuwingspictogram geïnstrueerde, verantwoordelijke bestuurders, die daartoe fysiek in staat zijn en bekend zijn met de veilige werking, bedieningsorganen, veiligheidspictogrammen en gebruiksaanwijzing. Laat kinderen of personen die geen instructie hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. Dit pictogram staat boven informatie die u waarschuwt over onveilige handelingen of situaties, en wordt gevolgd door het woord GEVAAR, WAARSCHUWING of VOORZICHTIG. GEVAAR: een direct gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, altijd zal leiden tot de dood of ernstig letsel. • Gebruik de machine niet in de buurt van randen, sloten, taluds, of andere gevaren, of op hellingen steiler dan 15 graden. WAARSCHUWING: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot licht of ernstig letsel. • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen van de machine. WAARSCHUWING: een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt voorkomen, kan leiden tot licht of middelmatig letsel. • Gebruik de machine nooit met beschadigde afschermingen, schermen en deksels. Verzeker dat de veiligheidsafschermingen, schakelaars en andere voorzieningen aanwezig zijn en juist werken. Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient. • Stop de machine, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine, brandstof bijvult of verstoppingen verwijdert. 4 Hellingsindicator g011841 Figuur 4 U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3. Voorbeeld van het vergelijken van de hellingshoek met de gevouwen rand 5 Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. Sticker 99-3943 is uitsluitend voor modellen met maaidekken van 127 cm. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders uit de buurt van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken. 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. decal99-3943 99-3943 1. Geleiding van drijfriem 10. Bevat lood; niet weggooien 2. Motor Sticker 105-7015 is uitsluitend voor modellen met maaidekken van 107 cm. decaloemmarkt Merkteken van fabrikant 1. Dit merkteken geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro maaimachine is. decal93-7009 93-7009 1. Waarschuwing – Gebruik de maaimachine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd. decal105-7015 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 105-7015 1. Geleiding van drijfriem 6 Sticker 112-9840 is uitsluitend voor modellen met maaidekken van 127 cm. decal131-1097 131-1097 decal112-9840 112-9840 1. Lees de Gebruikershandleiding. 1. Aftapplug 3. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Maaihoogte decal132-0872 132-0872 1. De machine kan 3. Handen of voeten kunnen voorwerpen uitwerpen worden gesneden – Blijf uit – Houd omstanders uit de de buurt van bewegende buurt van de machine. onderdelen. 2. De maaier kan voorwerpen 4. Risico om gegrepen te uitwerpen, geopende worden – Blijf uit de buurt uitwerpplaat – Gebruik van bewegende delen en de machine niet met een houd alle beschermende open maaidek; gebruik delen op hun plaats. een grasvanger of een uitwerpplaat. decal121-2989b 121-2989 1. Omloophendel, hendel in duwstand 2. Omloophendel, hendel in gebruiksstand decal138-2456 138-2456 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak wanneer u de brandstoftank vult. 7 3. De tank niet te vol vullen. decal139-2395 139-2395 1. Parkeerrem 2. Snel 3. Langzaam 4. Neutraalstand 5. Achteruit 6. Tractiebediening decal139-2388 139-2388 1. Langzaam 3. Snel 2. Vervoeren decal139-2391 139-2391 1. Snel decal140-2748 140-2748 2. Langzaam decal139-2394 139-2394 1. Tractiebediening 4. Neutraalstand 2. Snel 3. Langzaam 5. Achteruit 6. Parkeerrem 8 decal132-0869 132-0869 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 3. Handen kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes; risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert; stel de parkeerrem in werking, verwijder het sleuteltje en koppel de bougie af. 4. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt; raap afval op voordat u de machine begint te gebruiken; zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 5. Kantelgevaar – Gebruik geen dubbele oprijplaat bij het laden op een aanhanger; gebruik één enkele oprijplaat die breed genoeg is voor de machine en die een hellingshoek heeft van minder dan 15°; rij achteruit de oprijplaat op en rij vooruit de oprijplaat af. 6. Gevaar om overreden te worden – Vervoer geen passagiers; kijk achterom als u achteruitrijdt. 9 7. Kantelgevaar – Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen of hellingen van meer dan 15°; gebruik de machine enkel op hellingen van minder dan 15°. Algemeen overzicht van de machine g292025 Figuur 5 1. Motor 4. Rijhendels 7. Maaidekpedaal (alleen voor 10. Achteraandrijfwiel machines met maaidekken van 127 cm) 2. Bestuurdersstoel 5. Voorste zwenkwiel 8. Maaihoogtehendel 11. Bedieningspaneel 3. Dop van brandstoftank 6. Smart Speed™ hendel 9. Grasgeleider 12. MyRide™ instelhendel 10 Bedieningsorganen Parkeerstand Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. Zet de rijhendels vanuit het midden naar buiten in de PARKEERSTAND en verlaat de machine (Figuur 23). Zet de rijhendels altijd in de PARKEERSTAND als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat. Bedieningspaneel MyRide™ instelhendel Gebruik de MyRide™instelhendel om de stoelvering af te stellen (Figuur 5). Smart Speed™ bedieningssysteem De hendel van het Smart Speed™ systeem bevindt zich onder de bestuurdersstoel en geeft u de keuze uit drie snelheidsbereiken: trimmen, slepen en maaien (Figuur 5). g293303 Figuur 6 1. Gashendel 2. Chokeknop Brandstofvenstertje 3. Aftakasschakelaar 4. Contactschakelaar Met het brandstofvenstertje aan de linkerkant van de machine kunt u nagaan of er zich brandstof in de tank bevindt (Figuur 7). Contactschakelaar De contactschakelaar, waarmee u de motor start en afzet, heeft 3 standen: UIT, LOPEN en START (Figuur 6). Zie Starten van de motor (bladz. 23). Gashendel De gashendel regelt het motortoerental en zorgt voor een continu verstelbare regeling van LANGZAAM tot SNEL (Figuur 6). Chokeknop Gebruik de chokeknop om een koude motor te starten (Figuur 6). g292100 Figuur 7 1. Brandstofvenstertje Maaimesschakelaar (aftakas, PTO) Met de maaimesschakelaar, aangeduid met het aftakassymbool (PTO), schakelt u de aandrijving naar de maaimessen aan of uit (Figuur 6). Rijhendels De rijhendels worden gebruikt om de motor vooruit en achteruit te laten rijden en om bochten naar links of naar rechts te maken (Figuur 5). 11 Maaihoogtehendel Gebruiksaanwijzing Met de maaihoogtehendel kunt u het maaidek opheffen en neerlaten vanuit de bestuurdersstoel. Als u de hendel omhoog zet, naar u toe, wordt het maaidek opgeheven van de grond en als u de hendel omlaag zet, weg van u, wordt het maaidek neergelaten. De maaihoogte mag uitsluitend worden ingesteld als de machine stilstaat (Figuur 27). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Voor gebruik Maaidekhefsysteem met voetpedaal Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk Alleen voor machines met maaidekken van 127 cm • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke Met het voetbediende maaidekhefsysteem kan de gebruiker het maaidek omhoog en omlaag brengen vanuit de bestuurdersstoel. U kunt het voetpedaal gebruiken om het maaidek kort omhoog te brengen om obstakels te vermijden (Figuur 5). • Werktuigen/accessoires Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of een erkende Toro distributeur, of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires. • accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken. Gebruik alleen accessoires en hulpstukken die goedgekeurd zijn door Toro. Controleer het gebied waar de machine wordt ingezet en verwijder alle stenen, speelgoed, stokken, takken, draden, botten en andere materialen. Deze kunnen worden weggeworpen of de werking van de machine storen, en kunnen leiden tot letsel van de gebruiker of omstanders. Draag geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een veiligheidsbril, stevige, stroeve schoenen en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen loszittende kleding of sieraden die aangegrepen kunnen worden door bewegende delen. VOORZICHTIG Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. Deze machine stelt de gebruiker bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt. • Controleer de aanwezigheid en de goede • • 12 werking van de detectie van de aanwezigheid van de bestuurder, veiligheidsschakelaars en afschermingen Gebruik de machine niet indien deze niet goed functioneren. Gebruik de maaier niet indien er mensen, specifiek kinderen, of huisdieren in de buurt zijn. Stop de machine en het werktuig indien iemand in de buurt komt. Gebruik de machine niet zonder dat het gehele gras opvangsysteem, de grasgeleider, en andere veiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn en goed werken. De onderdelen van de grasvanger kunnen slijten of beschadigd raken, waardoor bewegende delen zichtbaar worden of voorwerpen kunnen worden uitgeworpen. Controleer regelmatig of er onderdelen versleten zijn of hun toestand achteruit is gegaan en vervang deze indien nodig door onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen. GEVAAR Onder bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zijn de dampen explosief. Voor het starten Brand of explosie kan brandwonden bij u of anderen en schade aan eigendommen veroorzaken. Vul de brandstoftank terwijl de machine op een horizontaal oppervlak staat. Zie Aanbevolen brandstof in de Specificaties voor informatie over de benodigde benzine. • Vul de brandstoftank op een horizontaal oppervlak in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste benzine opnemen. Meng nooit olie door benzine. Giet de brandstoftank niet te vol. Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis. De ruimte in de tank geeft benzine de kans om uit te zetten. Als de tank te vol wordt gevuld, kan dit leiden tot brandstoflekkage of schade aan de motor of het emissiesysteem. • U mag de brandstoftank nooit binnenshuis of in gesloten aanhangwagen vullen of aftappen. Zorg dat u bekend bent met de bedieningsorganen, hun plaats, functie en veiligheidsvereisten. • Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis. De ruimte in de tank geeft benzine de kans om uit te zetten. Als de tank te vol wordt gevuld, kan dit leiden tot brandstoflekkage of schade aan de motor of het emissiesysteem. Zie het hoofdstuk Onderhoud en voer alle vereiste inspecties en onderhoud uit. Brandstofveiligheid • Rook nooit wanneer u met benzine bezig bent, en houd de brandstof weg van open vuur of vonken. Ga bijzonder voorzichtig om met brandstof. • Bewaar benzine in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen. • Vul brandstof bij voordat u de motor start. Verwijder de dop van de brandstoftank nooit en vul de tank nooit bij als de motor loopt of heet is. • Als u brandstof morst, start de motor dan niet. Verlaat de morsplek en voorkom alle ontstekingsbronnen totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen. • Gebruik het voertuig uitsluitend als het complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren werkt. 13 • Voorkom de opbouw op en rond de motor van GEVAAR gras, bladeren, overmatig vet of olie, en andere vervuiling die zich hier kan opbouwen. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Verwijder gemorste olie en brandstof en met brandstof doortrokken rommel. • Laat de machine afkoelen voordat u de machine binnen stalt. Stal de machine niet in de buurt van open vuur of een gesloten ruimte met waakvlammen of verwarmingsapparatuur. • Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig alvorens de tank bij te vullen. Brandstof bijvullen • Benzinevaten niet in een vrachtwagen of aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kan isoleren, waardoor de afvoer van statische lading wordt bemoeilijkt. Aanbevolen brandstof • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2). • Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste een machine met een benzinemotor eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat. • Ethanol: benzine met maximaal 10 vol.% ethanol of 15 vol.% MTBE (methyl tertiaire butylether) is geschikt. Ethanol en MTBE zijn verschillende stoffen. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet goedgekeurd voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Het gebruik van niet-goedgekeurde benzine kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie. • Als dit niet mogelijk is, verdient het de voorkeur dergelijke machines op een truck of aanhanger bij te vullen uit een draagbaar vat, niet met behulp van een vulpistool van een pomp. • Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat te houden, totdat u klaar bent met bijvullen. Gebruik geen vergrendeling van het vulpistool. • Geen benzine gebruiken die methanol bevat. • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt. • Meng nooit olie door benzine. WAARSCHUWING Gebruik van stabilizer/conditioner Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen heeft bij laboratoriumdieren kanker veroorzaakt. Onvoorzichtigheid kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. Gebruik stabilizer/conditioner in de machine om de brandstof langer vers te houden; volg de aanbevelingen van de fabrikant van de stabilizer op. Belangrijk: Gebruik nooit brandstofadditieven • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. die methanol of ethanol bevatten. • Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp en de opening van een tank of een blik. Voeg de hoeveelheid stabilizer/conditioner toe aan de verse brandstof volgens de voorschriften van de fabrikant van de stabilizer. • Houd ze uit de buurt van ogen en huid. • Probeer brandstof nooit met uw mond over te hevelen. Voorkomen van brandgevaar: 14 Brandstoftank vullen tot 50 bedrijfsuren nodig heeft om vol vermogen te ontwikkelen voor de beste prestaties. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Zet de rijhendels in PARKEER. 3. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 4. Reinig het gebied rond de dop van de brandstoftank. 5. Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis (Figuur 8). Het veiligheidssysteem gebruiken WAARSCHUWING Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. Opmerking: Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt. Werking van het veiligheidssysteem Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor alleen mogelijk te maken wanneer: • de messchakelaar (aftakas) is uitgeschakeld; • De rijhendels staan in PARKEER. Het veiligheidssysteem zorgt ook dat de motor wordt gestopt wanneer de rijhendels niet in PARKEER staan en u de bestuurdersstoel verlaat. Het veiligheidssysteem testen g293796 Figuur 8 Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende servicedealer. Dagelijks onderhoud uitvoeren Voer elke dag, voordat u de machine start, de dagelijkse procedures uit beschreven in Onderhoud (bladz. 32). 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, zet de rijhendels in de PARKEERSTAND en zet de messchakelaar AAN. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. 2. Blijf zitten op de bestuurdersstoel en schakel de messchakelaar in de UIT-stand. Zet één van de rijhendels in de middelste, onvergrendelde stand. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. Beweeg nu de andere rijhendel. 3. Blijf zitten op de bestuurdersstoel, zet de messchakelaar UIT en zet de rijhendels vast in de PARKEERSTAND . Start de motor. Als de motor loopt, schakelt u de messchakelaar in en komt u Een nieuwe machine inrijden Een nieuwe motor heeft tijd nodig om vol vermogen te ontwikkelen. Maai-eenheden en aandrijfsystemen hebben meer wrijving als zij nieuw zijn, waardoor de motor extra wordt belast. Houd er rekening mee dat een nieuwe machine een inrijperiode van 40 15 4. iets overeind uit de bestuurdersstoel; de motor moet stoppen. Blijf zitten op de bestuurdersstoel, zet de messchakelaar UIT en zet de rijhendels vast in de PARKEERSTAND . Start de motor. Als de motor loopt, moet u de rijhendels in de middelste, onvergrendelde stand zetten en de messchakelaar inschakelen. Kom dan iets overeind uit de bestuurdersstoel; de motor moet stoppen. 3. Stap af de machine. 4. Terwijl u aan de rechterkant van de machine staat, beweegt u de instelhendel naar links in de richting van het ‘–’-symbool om de stoelvering te verlagen. Beweeg de instelhendel naar rechts in de richting van het ‘+’-symbool om de stoelvering te verhogen. Bestuurdersstoel instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit (Figuur 9). g292102 Figuur 10 1. MyRide instelhendel 3. Stoelvering verhogen 2. Stoelvering verlagen Rijhendels afstellen De hoogte instellen g027632 Figuur 9 U kunt de rijhendels hoger of lager afstellen, voor meer comfort (Figuur 11). Instellen van de MyRide™ vering U kunt de MyRide™ vering naar uw voorkeur instellen zodat u prettig en comfortabel kunt rijden. Stel de vering in zodat die voor u het meest comfortabel is. De sleuven voor de aafstelling van de vering hebben inklikpunten om de instelling aan te geven. De onderstaande tekening toont de posities voor een harde of zachte veringinstelling, en de bijbehorende inklikpunten Figuur 10 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. g027252 Figuur 11 Hoek van rijhendels verstellen U kunt de hoek van de rijhendels naar voren of achteren afstellen, voor meer comfort. 16 1. Verwijder de bovenste bout waarmee de rijhendel is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm. 2. Draai de onderste bout los totdat u de rijhendels naar voren of naar achteren kunt bewegen (Figuur 11). 3. Draai de moeren aan om de rijhendel vast te zetten in de nieuwe stand. 4. Stel vervolgens ook de andere rijhendel af. Zijuitworp gebruiken Het maaidek en de maaimessen die worden geleverd met de machine zijn ontworpen om optimale mulchen zijuitworpprestaties te leveren. Monteer het bevestigingsmateriaal van de zak met losse onderdelen in de lege openingen nadat u de recyclerschotten hebt verwijderd. Hierdoor voorkomt u dat er openingen niet afgedekt zijn wanneer u het maaidek gebruikt. g296990 Figuur 12 WAARSCHUWING 1. Borgmoer – 5/16" (4) 3. Schot 2. Slotbout – 5/16" x ¾" (2) 4. Gelaste pen (2) Het maaidek kan voorwerpen uitwerpen uit niet-afgedichte openingen, waardoor u en anderen letsel kunnen oplopen. 5. • Gebruik de machine nooit zonder dat alle openingen in het maaikast zijn afgedicht met bouten en moeren. Verwijder de 2 slotbouten en 2 borgmoeren waarmee het schot bevestigd is aan het maaidek en verwijder het schot (Figuur 12) 6. Zoek de 2 bouten in de losse onderdelen en gebruik de aanwezige borgmoeren om de bevestigingen te monteren in de openingen die worden gebruikt voor de gelaste pennen (Figuur 12). Dit voorkomt rondvliegende voorwerpen. • Zorg ervoor dat er bouten en moeren zijn gemonteerd in de montageopeningen als de mulchplaat is verwijderd. Opmerking: Monteer de bout naar boven wijzend door de onderkant van het maaidek en gebruik een bestaande borgmoer om langs de bovenkant te borgen. Machines met een maaidek van 107 cm 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder het maaidek; zie Maaidek verwijderen (bladz. 51). 4. Verwijder de 2 borgmoeren (5/16") van de gelaste pennen van het schot (Figuur 12). 7. Monteer het maaidek; zie Het maaidek monteren (bladz. 52). Machines met een maaidek van 127 cm 17 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder het maaidek; zie Maaidek verwijderen (bladz. 51). 4. Verwijder de 3 borgmoeren (5/16") van de gelaste pennen van het rechter schot (Figuur 13). g297021 Figuur 14 1. Borgmoer – 5/16" (3) 3. Gelaste pen (2) 2. Linker schot 4. Slotbout – 5/16" x ¾" g297022 Figuur 13 1. Borgmoer – 5/16" (4) 3. Slotbout – 5/16" x ¾" 2. Rechter schot 4. Gelaste pen (3) 5. Verwijder de 2 slotbouten en 2 borgmoeren waarmee het rechter schot bevestigd is aan het maaidek en verwijder het schot (Figuur 13). 6. Zoek de 3 bouten in de losse onderdelen en gebruik de aanwezige borgmoeren en monteer de bevestigingen in de openingen die worden gebruikt voor de gelaste pennen (Figuur 13). Dit voorkomt rondvliegende voorwerpen. Verwijder de slotbout en borgmoer waarmee het linker schot bevestigd is aan het maaidek en verwijder het schot (Figuur 14). 9. Zoek de 2 bouten in de losse onderdelen en gebruik de aanwezige borgmoeren om de bevestigingen in de openingen te monteren; zie Figuur 14. Dit voorkomt rondvliegende voorwerpen. Opmerking: Monteer de bout naar boven wijzend door de onderkant van het maaidek en gebruik een bestaande borgmoer om langs de bovenkant te borgen. 10. Opmerking: Monteer de bout naar boven wijzend door de onderkant van het maaidek en gebruik een bestaande borgmoer om langs de bovenkant te borgen. 7. 8. Verwijder de 2 borgmoeren (5/16") van de gelaste pennen van het linker schot (Figuur 14). 18 Verwijder de moer van de stang van de grasgeleider onder het maaidek (Figuur 15). Tijdens gebruik Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid Bij het gebruik van de machine moet de bestuurder zijn/haar aandacht hier volledig op richten. Doe niets dat u afleidt, dit zou kunnen leiden tot letsel of schade. WAARSCHUWING Diverse motoronderdelen, vooral de knaldemper, worden bijzonder heet. Het aanraken daarvan kan leiden tot ernstige brandwonden, en ze kunnen bladeren, gras, struiken, enz. in brand steken. • Laat de motoronderdelen, vooral de knaldemper, afkoelen voordat u deze aanraakt. • Verwijder vervuiling die zich heeft opgebouwd bij de knaldemper en motor. g297046 Figuur 15 1. Grasgeleider 3. Moer 2. Stang van grasgeleider 4. Keerplaat 11. Gebruik de moer om de keerplaat te monteren aan de stang van de grasgeleider. Gebruik hierbij de buitenste opening in de keerplaat (Figuur 15). 12. Monteer het maaidek; zie Het maaidek monteren (bladz. 52). WAARSCHUWING De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif. Laat de motor niet binnen een gebouw of op een afgesloten plaats draaien omdat het gevaarlijke koolmonoxide zich daar kan opbouwen. • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor • • • • • • 19 ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen, en schade aan eigendom, die hij/zij kan voorkomen. Deze maaier is ontworpen voor één bestuurder. Neem geen passagiers mee en houd iedereen uit de buurt van de machine als deze in gebruik is. Gebruik de machine niet als u onder de invloed van alcohol of drugs bent. Werk uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet en ga schuilen. Wees extra voorzichtig wanneer u de machine gebruikt met accessoires of werktuigen zoals grasopvangsystemen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen. Volg, waar nodig, de aanwijzingen voor de contragewichten op. Blijf uit de buurt van gaten, bandensporen, stenen en andere verborgen gevaren. Wees en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert. Maai niet in de achteruit-stand, tenzij dat strikt noodzakelijk is. voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, hoog gras en andere objecten die obstakels kunnen verbergen of het zicht verminderen. Op ongelijke oppervlakken kan de machine omslaan of de bestuurder het evenwicht verliezen. • Wijzig de instelling van de motor toerentalregeling niet en laat de motor niet te snel lopen. • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. • Controleer of alle aandrijvingen in de Stop de motor, wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen, maak de bougiekabel(s) los. neutraalstand zijn en de parkeerrem in werking is gesteld alvorens de motor te starten. • Start de motor voorzichtig, volgens de – Voordat u de maaimachine gaat controleren, schoonmaken of werkzaamheden daaraan gaat verrichten. aanwijzingen, hou uw voeten uit de buurt van de bladen. • Gebruik de maaier nooit met beschadigde – Na het raken van een voorwerp of als er abnormale trillingen zijn (controleer de maaier op schade en repareer deze voordat u de maaier weer start en gebruikt). afschermingen, schermen en deksels. Verzeker dat de veiligheidsafschermingen, schakelaars en andere voorzieningen aanwezig zijn en juist werken. – Voordat u verstoppingen verwijdert. • Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening. Maai – Als u de maaier verlaat. Laat een draaiende machine niet zonder toezicht achter. nooit als de klep van de uitworp in de geheven stand staat, verwijderd is of gewijzigd is, tenzij een grasvanger of mulch-set gemonteerd is en goed werkt. • Stop de motor en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen: • Houd uw handen en voeten uit de buurt van – Voordat u brandstof bijvult. bewegende onderdelen. Doe, indien mogelijk, geen instellingen terwijl de motor loopt. – Voordat u de grasvanger leegt. – Voordat u de hoogte instelt. WAARSCHUWING • Als de bestuurder zich niet bewust is van kinderen Handen, voeten, haar, kleding en andere dingen kunnen verstrikt raken met draaiende onderdelen. Het aanraken van draaiende onderdelen kan leiden tot ernstige snijwonden of verlies van lichaamsdelen. in de buurt kan dit leiden tot tragische ongevallen. Kinderen komen vaak naar de machine en het maaien kijken. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven waar u ze voor laatst zag. – Hou kinderen buiten het maaigebied en onder toezicht van een andere verantwoordelijke volwassene (dus niet onder toezicht van de bestuurder). – Gebruik de machine niet als de afschermingen, schermen en veiligheidheidsvoorzieningen niet aanwezig zijn of niet goed werken. – Pas goed op en schakel de machine uit als er kinderen in de buurt komen. – Kijk voor en tijdens het achteruitrijden of van richting veranderen naar achteren, naar beneden en van links naar rechts om te zien of er kleine kinderen in de buurt zijn. – Hou handen, voeten, haar, sieraden en kleding uit de buurt van de draaiende onderdelen. • Hef het maaidek nooit als de maaimessen draaien. – Laat kinderen nooit de machine bedienen. • Let op de uitworp van de maaier en richt deze uit – Laat nooit kinderen meerijden, ook niet als de maaimessen uitgeschakeld zijn. Kinderen kunnen van de machine vallen en ernstig letsel oplopen, of het veilig gebruik van de machine onmogelijk maken. Als in kind in het verleden op een maaier heeft meegereden kan het opeens in het maaigebied verschijnen om weer mee te rijden, en kan dan overreden worden door de maaier, bij het vooruit of achteruit rijden. de buurt van mensen. Zorgt dat het afgevoerde materiaal niet tegen een muur of obstakel komt omdat het materiaal naar de bestuurder terug kan ketsen. Stop de maaimessen, verminder de snelheid, en wees voorzichtig als op een oppervlak anders dan gras rijdt en bij het transport van de maaier van en naar de maailocatie. • Let goed op, verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt. Kijk achterom 20 De machine veilig gebruiken op hellingen • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. Voordat de machine op een helling wordt gebruikt moet de bestuurder: – Lees de instructies voor gebruik op een helling in de handleiding en op de machine, en zorg dat u deze instructies begrijpt. – Gebruik een hellingsindicator om de hellingshoek bij benadering te bepalen. g229111 Figuur 16 – Gebruik de maaimachine nooit op hellingen van meer dan 15 graden. 1. Veilig gebied: gebruik de maaier hier op hellingen van minder dan 15 graden – Onderzoek de toestand van het werkgebied op die dag om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert. Veranderingen in het terrein, zoals de vochtigheidsgraad, kunnen snel van invloed zijn op de manier waarop de machine reageert op een helling. 2. Gevaarlijk gebied: gebruik een loopmaaier en/of handmodel trimmer op hellingen van meer dan 15 graden 3. Water 4. W = breedte van de machine 5. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting; verander traag en geleidelijk van richting. • Spoor gevaren onderaan de helling op. Gebruik de machine niet in de buurt van randen, sloten, taluds, water, of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn. Gebruik een loopmaaier of een handtrimmer om gras te maaien op deze plaatsen. • Gebruik de machine nooit onder omstandigheden waar de goede tractie, sturen of stabiliteit onzeker zijn. Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie verliezen, kunnen ze gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen. De machine kan schuiven, zelfs als de aandrijfwielen niet draaien. • Verwijder of markeer obstakels zoals sloten, gaten, bandensporen, oneffenheden, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein. • Wees extra voorzichtig wanneer u de machine gebruikt met accessoires of werktuigen zoals grasopvangsystemen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen. Volg de aanwijzingen voor de contragewichten op. • Laat het maaidek indien mogelijk neer op de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u het maaidek omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden. 21 Veiligheid tijdens het slepen • Bevestig materiaal dat wordt gesleept, uitsluitend aan het sleeppunt. • Gebruik de machine enkel als sleepvoertuig als ze voorzien is van een trekhaak. • Overschrijd de gewichtslimieten voor gesleepte werktuigen en slepen op hellingen niet. Het gesleepte gewicht mag niet hoger zijn dan het totale gewicht van de machine en de bestuurder. • Laat kinderen of andere personen nooit in de buurt komen van het gesleepte werktuig. g295538 • Op een helling kan het gewicht van een gesleept Figuur 18 werktuig ertoe leiden dat de wielen hun grip verliezen, een hoger risico op omslaan, en verlies van de controle over de machine door de bestuurder Verminder het sleepgewicht en verminder uw snelheid. Messchakelaar (aftakas) uitschakelen • Hoe zwaarder een gesleepte last, hoe langer de stopafstand kan worden. Rij langzaam en zorg voor voldoende afstand om te stoppen. • Maak grote bochten om ervoor te zorgen dat het werktuig de machine niet raakt. De messchakelaar (aftakas) bedienen g009174 Figuur 19 De messchakelaar (aftakas) start en stopt de maaimessen en eventuele bekrachtigde werktuigen. De gashendel bedienen Messchakelaar (aftakas) inschakelen De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM (Figuur 20). Gebruik altijd de stand SNEL wanneer u de aftakas inschakelt. g008945 Figuur 17 Opmerking: U moet de maaimessen altijd inschakelen met de gashendel op SNEL (Figuur 18 ). g295539 Figuur 20 De choke bedienen Gebruik de choke om een koude motor te starten. 22 1. Starten van de motor Trek de knop van de choke omhoog om deze in te schakelen voordat u de contactschakelaar inschakelt (Figuur 21). Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke niet te gebruiken. Opmerking: Zorg ervoor dat u de choke volledig hebt ingeschakeld. Het zou kunnen dat u de knop omhoog moet houden als u het sleuteltje gebruikt. 2. Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als u de startmotor langer dan 5 seconden in werking stelt, kan deze worden beschadigd. Als de motor niet wil starten, moet u 10 seconden wachten voordat u de startmotor opnieuw in werking stelt. Druk de choke omlaag om deze weer uit te schakelen nadat de motor is gestart (Figuur 21). g295540 Figuur 21 1. AAN 2. UIT g295541 Figuur 22 De motor afzetten 23 1. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar op UIT te zetten (Figuur 19). 2. Zet de rijhendels in PARKEER. 3. Zet de gashendel op 4. Draai het sleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje. SNEL. Met de machine rijden VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. De aandrijfwielen draaien onafhankelijk en worden aangedreven door hydraulische motoren op elke as. U kunt de wielen aan de ene zijde achteruit laten draaien en tegelijk die aan de andere zijde vooruit, waardoor de machine om zijn as draait in plaats van een bocht te maken. Zo is de machine veel wendbaarder, maar het kan wat tijd vergen eer u aangepast bent aan de manier waarop de machine beweegt. Verwijder altijd het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat. Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op SNEL om de beste prestaties te verkrijgen. Laat de motor tijdens het maaien altijd vol gas draaien. De rijhendels gebruiken WAARSCHUWING De machine kan zeer snel ronddraaien. De bestuurder kan de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. • Wees voorzichtig als u een bocht maakt. • Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt. Vooruitrijden Opmerking: Wees altijd voorzichtig als u achteruitrijdt of draait. 1. Zet de hendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2. Om vooruit te rijden, duwt u de rijhendels langzaam naar voren (Figuur 24). g004532 Figuur 23 1. Rijhendel – PARKEERSTAND 2. Centrale ontgrendelde stand 3. Vooruit 4. Achteruit 5. Voorkant van de machine g008952 Figuur 24 24 Achteruitrijden 1. Zet de hendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 25). Om van snelheid te veranderen, gaat u als volgt te werk: 1. Zet de rijhendels in neutraal en dan naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Schakel de aftakas uit. 3. Zet de hendel in de gewenste stand. Wat volgt, is uitsluitend bedoeld als gebruiksaanbeveling. De instelling is afhankelijk van de grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van het gras. g008953 Figuur 25 Het Smart SpeedTM besturingssysteem gebruiken Aanbevolen gebruik: Trimmen Parkeren X Zwaar, nat gras X Instructie X Trimmen van gras X Slepen Maaisel opvangen X Mulchen X Bij het slepen van hulpstukken of werktuigen X Maaien Normaal maaien X Met de machine rijden X Trimmen Dit is de laagste snelheid. Deze snelheid wordt aanbevolen voor de volgende gevallen: • Parkeren • Zwaar, nat gras maaien • Instructie • Trimmen van gras De hendel van het Smart SpeedTM besturingssyteem bevindt zich onder de bestuurdersstoel (Figuur 26) en geeft de bestuurder de keuze uit drie snelheidsbereiken: trimmen, slepen en maaien. Slepen Dit is de middelste snelheid. Deze snelheid wordt aanbevolen voor de volgende gevallen: • Maaisel opvangen • Mulchen • Bij het slepen van hulpstukken of werktuigen Maaien Dit is de hoogste snelheid. Deze snelheid wordt aanbevolen voor de volgende gevallen: • Normaal maaien • Met de machine rijden g293338 Figuur 26 1. Smart Speed hendel 25 Zijafvoer gebruiken De maaihoogte instellen Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Opmerking: De transportstand is de hoogste maaihoogtestand of maaihoogte (115 mm), zoals geïllustreerd in Figuur 27. De maaihoogte wordt bepaald met de hendel rechts van de bestuurdersstoel (Figuur 27). GEVAAR Als de grasgeleider, afsluiter van de afvoer of de grasvanger niet op de juiste plaats zijn gemonteerd, kunnen u of anderen in aanraking komen met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen. Contact met het draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. • Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider moet direct worden vervangen. • Steek nooit uw handen of voeten onder het maaidek. • Probeer nooit het afvoersysteem of de maaimessen te reinigen zonder eerst de messchakelaar (aftakas) UIT te schakelen, het contactsleuteltje op UIT te draaien en het sleuteltje uit het contact te nemen. • Controleer of de grasgeleider omlaag staat. g296586 Figuur 27 26 Antiscalpeerrollen afstellen 1. Machines met een maaidek van 107 cm Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Stel de antiscalpeerrollen (Figuur 29) in zodat deze zo goed mogelijk overeenkomen met de ingestelde maaihoogte. Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in. Opmerking: Stel de antiscalpeerrollen zo af dat ze de grond niet raken op normale, vlakke maaiterreinen. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Stel de antiscalpeerrollen af in een van de volgende standen: • Bovenste gat – gebruik deze stand als het maaidek op een maaihoogte van 63 mm of lager staat (Figuur 28). g010233 Figuur 29 • Onderste gat – gebruik deze stand als het maaidek op een maaihoogte van 76 mm of hoger staat (Figuur 28). 1. Antiscalpeerrol 3. Flensmoer 2. Bout 4. Afstand tussen openingen Tips voor bediening en gebruik Gebruik van de snel-stand van de gashendel g019929 Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op SNEL zetten. Om het gras goed te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van het maaidek vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht in het maaidek kan worden gezogen. Figuur 28 1. Antiscalpeerrol 4. Bovenste gat – met het maaidek op een maaihoogte van 63 mm of lager. 2. Onderste gat – met het maaidek op een maaihoogte van 76 mm of hoger 5. Bout 3. Flensmoer Wanneer u een gazon voor de eerste keer maait Machines met een maaidek van 127 cm Laat het gras iets langer dan normaal om te voorkomen dat oneffenheden in het gras volledig worden weggemaaid. In het algemeen kan het best de voorheen gebruikte maaihoogte worden gekozen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien, kunt u het best in twee keer maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen. Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in. Opmerking: Stel de antiscalpeerrollen zo af dat ze de grond niet raken op normale, vlakke maaiterreinen. 27 Eén derde van de lengte van het gras afmaaien goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer na elk gebruik of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk vervangen door een origineel Toro mes. Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer één derde van de lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt afgeraden, tenzij het gras dun is, of in de late herfst, wanneer het gras langzamer groeit. Maairichting afwisselen Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt. Na gebruik Veiligheid na het werk Met de juiste regelmaat maaien Algemene veiligheid Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per jaargetijde. Om dezelfde maaihoogte te behouden, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen later op een lagere maaihoogte. • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, Een lagere maaisnelheid gebruiken • Om de maairesultaten te verbeteren, moet u in bepaalde omstandigheden bij een lagere rijsnelheid maaien. Gras niet te kort afmaaien • Wanneer u op oneffenheden maait, moet u de maaihoogte hoger zetten om een golvend gazon te voorkomen. De machine stoppen schakel de aandrijving uit, schakel de parkeerrem in, stop de motor, verwijder het contactsleuteltje of maak de bougiekabel los. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voor het instellen, schoonmaken, repareren of stallen. Laat personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren. Maak de machine schoon zoals beschreven in Onderhoud. Voorkom de opbouw op en rond de motor van gras, bladeren, overmatig vet of olie, en andere vervuiling die zich hier kan opbouwen. Deze materialen kunnen brandbaar zijn en tot brand leiden. Controleer regelmatig of er versleten of beschadigde onderdelen zijn die tot gevaar kunnen leiden. Zet losse bevestigingsmiddelen vast. Transport Als u de machine tijdens het maaien moet stoppen, kan er een kluit maaisel op uw gazon achterblijven. Om dit te voorkomen kunt u naar een reeds gemaaid oppervlak gaan met de messen ingeschakeld, of u kunt het maaidek uitschakelen terwijl u vooruitgaat. De machine transporteren Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees alle veiligheidsinstructies grondig. Met behulp van deze informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders, dieren en uzelf voorkomen. Onderkant van het maaidek schoonhouden Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek ophopen, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat. De machine transporteren: • Vergrendel de rem en blokkeer de wielen. • Zet de machine goed vast op de aanhanger of de vrachtwagen met behulp van riemen, kettingen, kabels of touwen. Gebruik enkel de aangegeven bevestigingspunten op de maaier zoals getoond in Figuur 30. Gebruik deze punten ook bij het Onderhoud van de maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras 28 tot de grond. Een steilere hoek kan ertoe leiden dat onderdelen van de maaier blijven haken als de machine van de hellingbaan naar de aanhanger of de vrachtwagen rolt. Steilere hoeken kunnen ook tot gevolg hebben dat de machine achterover kantelt of dat u de controle verliest. Als u de machine inlaadt op of in de nabijheid van een helling, moet u de aanhanger of vrachtwagen zo plaatsen dat deze lager op de helling staat en de hellingbaan hoger op de helling. Hierdoor wordt de hoek die de hellingbaan maakt, zo klein mogelijk. transporteren van de maaier met gemonteerd hulpstuk. Vastzetten op andere punten kan leiden tot beschadiging van de maaier en/of het werktuig. WAARSCHUWING g027708 Figuur 30 Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Bevestig een aanhanger aan het sleepvoertuig met veiligheidskettingen. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. WAARSCHUWING Deelname aan het wegverkeer zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding 'Langzaam rijdend voertuig', is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken. • Gebruik één oprijplaat die de volle breedte van de machine beslaat. Gebruik geen afzonderlijke hellingbanen voor elke kant van de machine. • Zorg ervoor dat de hoek van de oprijplaat en de grond of van de oprijplaat en de aanhanger of vrachtwagen niet groter is dan 15 graden. Rijd niet met de machine op de openbare weg. De machine laden • Zorg ervoor dat de hellingbaan minstens vier keer (4 x) zo lang is als de afstand van de aanhangwagen of de laadbak tot de grond. Hierdoor is de hoek die de hellingbaan maakt niet groter dan 15 graden op een vlakke ondergrond. Wees extra voorzichtig als u machines inlaadt op een aanhangwagen of een vrachtwagen of uitlaadt. Gebruik voor deze procedure een hellingbaan die breder is dan de machine. Rij achteruit op oprijplaten en rij er vooruit af (Figuur 31). • Rij achteruit op oprijplaten en rij er vooruit af. • U mag niet abrupt versnellen of vertragen als u de machine een hellingbaan opof afrijdt, omdat anders de machine kan kantelen of u de controle over de machine kunt verliezen. g027995 Figuur 31 1. Rij achteruit op oprijplaten 2. Rij vooruit van oprijplaten Belangrijk: Gebruik geen smalle, afzonderlijke hellingbanen voor elke zijde van de machine. Zorg dat de hellingbaan zo lang is dat de hellingshoek niet groter is dan 15 graden (Figuur 31). Op een vlakke ondergrond moet u dus een hellingbaan gebruiken die minstens vier keer (4 x) zo lang is als de afstand van de aanhangwagen of laadbak 29 Machine met de hand duwen Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand duwen. Sleep de machine niet: dit kan schade veroorzaken. Deze machine is uitgerust met een elektrisch remmechanisme. Om de machine te duwen, moet het contactsleuteltje in de stand LOPEN staan. De accu moet geladen zijn en werken om de elektrische rem uit te schakelen. De machine duwen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Zoek de omloophendels op het frame aan beide kanten van de machine. 4. Zet de omloophendels naar voren door het "sleutelgat" en dan naar beneden om ze vast te zetten (Figuur 33). g027996 Figuur 32 1. Oprijplaat over volledige breedte in opslagstand. Opmerking: Doe dit met elke hendel. 4. De hellingbaan is minstens vier keer (4 x) zo lang als de afstand van de aanhangwagen of de laadbak tot de grond 2. Zijaanzicht van oprijplaat over volledige breedte in laadstand 5. H = Afstand van de aanhanger of laadbak tot de grond 3. Niet groter dan 15 graden 6. Aanhanger WAARSCHUWING Contact met hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor, geluiddemper en andere hete oppervlakken. 5. Draai het contactsleuteltje op aan en schakel de parkeerrem uit door 1 rijhendel uit de PARKEERSTAND te zetten. Opmerking: Start de machine niet. 30 g295542 Figuur 33 1. Locatie van de omloophendels 3. Stand van hendel voor het duwen van machine 2. Stand van hendel voor het gebruik van machine 6. Als u klaar bent, dient u het contactsleuteltje opnieuw naar STOP draaien om te voorkomen dat de accu ontlaadt. Gebruik van de machine Zet de omloophendels naar achteren door het spiegat en dan naar beneden om ze vast te zetten zoals wordt getoond in Figuur 33. Opmerking: Doe dit met elke hendel. 31 Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 5 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • Na elk gebruik Om de 25 bedrijfsuren Controleer het veiligheidssysteem (interlock). Controleer het luchtfilter op vuile, losse of beschadigde onderdelen. Oliepeil controleren. Luchtinlaatrooster reinigen. Controleer de maaimessen. Controleer de grasgeleider op schade. • Maaikast reinigen. • De zwenkwiellagers smeren. • Het schuimelement van het luchtfilter reinigen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). • Bandenspanning controleren. • Alle riemen op slijtage en scheurtjes controleren. • Het schuimelement van het luchtfilter vervangen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). • Het papierelement van het luchtfilter vervangen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Motorolie verversen en oliefilter vervangen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). • Controleer de bougie(s). • Controleer het brandstoffilter van de slang. Om de 200 bedrijfsuren • De bougie(s) vervangen. • Brandstoffilter van de slang vervangen. Om de 300 bedrijfsuren • Klepspeling controleren en afstellen. Neem contact op met een erkende Service Dealer. Vóór de stalling • Accu opladen en accukabels loskoppelen. • Voorafgaande aan de stalling moeten alle bovengenoemde onderhoudsprocedures worden uitgevoerd. • Beschadigde oppervlakken bijwerken. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoud uitvoert. Veiligheid bij onderhoud WAARSCHUWING Iemand zou de motor kunnen starten terwijl er onderhoud of aanpassingen gebeuren. Als de motor per ongeluk gestart wordt, kan dat u en andere omstanders ernstig verwonden. Haal het sleuteltje uit het contact, schakel de parkeerrem in en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Duw de bougiekabel(s) weg zodat deze niet onbedoeld contact kan/kunnen maken met de bougie(s). 32 WAARSCHUWING De motor kan bijzonder heet worden. Het aanraken van een hete motor kan leiden tot ernstige brandwonden. Laat de motor geheel afkoelen voordat u service of onderhoud uitvoert in de buurt van de motor. • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aandrijving uit, schakel de parkeerrem in, stop de motor, verwijder het contactsleuteltje of maak de bougiekabel los. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voor het instellen, schoonmaken of repareren. Laat personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren. • Maak de accukabels los of verwijder de bougie voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool. • Verzeker dat de machine, afschermingen, en alle veiligheidsvoorzieningen op hun plaats zitten en goed werken. Controleer regelmatig of er onderdelen versleten zijn of hun toestand achteruit is gegaan en vervang deze indien nodig door onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen. WAARSCHUWING Het verwijderen of wijzigen van originele apparatuur, onderdelen en/of accessoires kan van invloed zijn op de garantie, en de beheersbaarheid en veiligheid van de machine. Niet-goedgekeurde wijzigingen aan de originele apparatuur of het niet gebruiken van Toro onderdelen zou kunnen leiden tot ernstig of dodelijk letsel. Niet-goedgekeurde wijzigingen aan de machine, brandstof of afblaassysteem kunnen leiden tot inbreuk op veiligheidsnormen zoals die van ANSI, OSHA en NFPA en/of regelgeving zoals die van EPA en CARB. • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. Vervang beschadigde maaimessen. Probeer ze nooit recht te buigen of te lassen. • Plaats de machine en/of onderdelen ervan op assteunen indien dit nodig is. VOORZICHTIG Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om de machine op te heffen voor service- of onderhoudswerkzaamheden. Dit kan gevaarlijk zijn. Een mechanische of hydraulische krik kan een machine soms niet goed ondersteunen of slecht functioneren, waardoor de machine kan vallen. Dit kan letsel veroorzaken. Vertrouw nooit uitsluitend op een mechanische of hydraulische krik om het maaidek op te heffen. Gebruik goede assteunen of gelijkwaardige middelen om de machine te ondersteunen. • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie. • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Doe, indien mogelijk, geen instellingen terwijl de motor loopt. Als de motor moet lopen en onderdelen in beweging moeten zijn voor het doen van instellingen of onderhoud moet u bijzonder voorzichtig zijn. WAARSCHUWING Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Houd uw vingers, handen en kleding uit de buurt van draaiende onderdelen en hete oppervlakken. • Controleer alle bouten regelmatig om te verzekeren dat ze goed vast zitten. 33 Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De lagers smeren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—De zwenkwiellagers smeren. De afdekking van het maaidek losmaken Type vet: nr. 2 vet op lithiumbasis Maak de 2 onderste bouten van de afdekking los om toegang te verkrijgen tot de bovenkant van het maaidek (Figuur 34). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Reinig de smeernippels (Figuur 35) met een doek. Opmerking: Verwijder indien nodig verf van de voorkant van de fitting(s). g295619 Figuur 34 1. Onderste bout 2. Afdekking g032432 Figuur 35 Opmerking: Draai de bouten altijd 1. Voorste zwenkwiel vast om de afdekking te bevestigen na onderhoudswerkzaamheden. 34 4. Sluit een smeerpistool aan op elke smeernippel (Figuur 35). 5. Spuit vet in de nippels totdat er nieuw vet bij de lagers naar buiten komt. 6. Veeg overtollig vet weg. Onderhoud motor Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. g027800 Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen (om de paar uren) als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. Schuim- en papierelement verwijderen 1. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . g027801 Figuur 36 Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Maak de omgeving van het luchtfilterdeksel schoon om te voorkomen dat vuil in de motor komt en schade veroorzaakt. 4. Til het deksel op en draai het luchtfilter uit de motor (Figuur 36). 5. Scheid het schuim- en papierelement (Figuur 37). g027802 Figuur 37 35 Het schuimelement van het luchtfilter een onderhoudsbeurt geven Het luchtfilter monteren 1. Opmerking: Voorkom beschadiging van de Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Het schuimelement van het luchtfilter reinigen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). elementen. 2. Lijn de gaten in het filter uit met de openingen van het verdeelstuk. 3. Kantel het filter omlaag in de kamer en druk het tegen het verdeelstuk aan (Figuur 38). —Het schuimelement van het luchtfilter vervangen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). 1. Was het schuimfilter in warm water met vloeibare zeep. Als het element schoon is, moet u het grondig uitspoelen. 2. Schuimfilter in een schone doek wikkelen en droogknijpen. Monteer het schuimelement op het papierelement. Belangrijk: Vervang het schuimelement als het gescheurd of versleten is. Papierelement van het luchtfilter onderhoudsbeurt geven Onderhoudsinterval: —Het papierelement van het luchtfilter vervangen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). 1. g228022 Figuur 38 Reinig het papierelement door er voorzichtig op te kloppen en het stof te verwijderen. 4. Opmerking: Als het papierelement zeer vuil is, vervang het dan door een nieuwe papierelement. 2. Controleer het filter op scheuren, een vettig oppervlak of beschadiging van de rubberen afdichting. 3. Vervang het papierelement als het is beschadigd. Belangrijk: U mag het papierfilter niet reinigen. 36 Sluit de motorkap. Motorolie verversen Motorolietype Type olie:Reinigingsolie (API onderhoudsclassificatie SF, SG, SH, SJ of SL) Carterinhoud: 2,4 liter met oliefilter Viscositeit: zie onderstaande tabel. g029683 Figuur 39 Het motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is. g235263 Belangrijk: Als er te veel of te weinig olie zit in Figuur 40 het carter van de motor en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Motorolie verversen en oliefilter vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 5 bedrijfsuren/Na de eerste maand (houd hierbij de kortste periode aan)—Motorolie verversen en filter vervangen. Opmerking: Zorg dat de motor uitgeschakeld is zodat de olie tijd heeft gekregen om weg te lopen naar de opvangbak. 3. —Motorolie verversen en oliefilter vervangen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Om te voorkomen dat er vuil, maaisel, enz. in de motor terechtkomt, moet u de omgeving van de vuldop/peilstok reinigen voordat u deze verwijdert (Figuur 40). 37 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak zodat alle olie volledig kan worden afgetapt. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 4. Laat de olie uit de motor lopen (Figuur 41). 5. Vervang het motoroliefilter (Figuur 42). Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai de filter nog ¾ slag extra vast. g027799 g027477 Figuur 42 6. g029570 Figuur 41 38 Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 43). 4. Verwijder de bougie (Figuur 44). g027478 Figuur 44 Bougie controleren Belangrijk: Maak de bougie(s) niet schoon. Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren vertoont. g235264 Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter. Figuur 43 7. Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum. Stel de afstand in op 0,75 mm. Onderhoud van de bougie Onderhoudsinterval: —Controleer de bougie(s). Om de 200 bedrijfsuren/Om de 2 jaar (houd hierbij de kortste periode aan)—De bougie(s) vervangen. g206628 Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode- en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. Monteer een nieuwe bougie indien dit nodig is. Figuur 45 Type: Champion® RN9YC of NGK® BPR6ES Elektrodenafstand: 0,76 mm Bougie verwijderen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Maak de omgeving van de onderkant van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil en rommel in de motor terechtkomt. 39 Bougie monteren Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Zie Brandstofveiligheid (bladz. 13) voor een volledige lijst van voorzorgsmaatregelen met betrekking tot brandstof. Brandstoffilter van de slang vervangen g027960 Figuur 46 Onderhoudsinterval: —Controleer het brandstoffilter van de slang. Het koelsysteem reinigen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Verwijder het luchtfilter van de motor. 4. Verwijder het motorscherm. 5. Om te voorkomen dat vuil in de luchtinlaat komt, plaats de luchtfilter op de filterbasis. 6. Verwijder vuil en gras van de onderdelen. 7. Verwijder de luchtfilter en plaats het motorscherm. 8. Monteer het luchtfilter. Om de 200 bedrijfsuren/Om de 2 jaar (houd hierbij de kortste periode aan)—Brandstoffilter van de slang vervangen. Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Filter vervangen (Figuur 47). Opmerking: Opmerking: zorg ervoor dat de markeringen op het filter de richting van de brandstofstroom volgen. 40 Onderhoud elektrisch systeem Veiligheid van het elektrisch systeem g027939 • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap. Onderhoud van de accu Verwijderen van de accu WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. g033082 Figuur 47 • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Til de stoel omhoog om toegang te krijgen tot de accu. 4. Maak de minkabel (zwart) los van de accupool (Figuur 48). Opmerking: Bewaar alle bevestigingsmiddelen. 41 Accu opladen WAARSCHUWING De accukabels onjuist afkoppelen kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Onderhoudsinterval: Vóór de stalling—Accu opladen en accukabels loskoppelen. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. 1. Verwijder de accu van het chassis; raadpleeg Verwijderen van de accu (bladz. 41). 2. Laad de accu gedurende minstens een uur op bij 6 tot 10 A. Opmerking: De accu niet te ver opladen. 3. • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. 5. Schuif het rubberen kapje van de pluskabel (rood). 6. Maak de pluskabel (rood) los van de accupool (Figuur 48). Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 49). Opmerking: Bewaar alle bevestigingsmiddelen. 7. Verwijder de bevestigingsband van de accu (Figuur 48) en til de accu uit de accubak. g000538 Figuur 49 1. Pluspool (+) van de accu 3. Rode (+) oplaadkabel 2. Minpool (–) van de accu 4. Zwarte (–) oplaadkabel Accu plaatsen 1. Plaats de accu in de bak (Figuur 48). 2. Gebruik de eerder verwijderde bevestigingsmiddelen om de pluskabel (rood) op de pluspool (+) van de accu aan te sluiten. 3. Gebruik de eerder verwijderde bevestigingsmiddelen om de minkabel op de minpool (–) van de accu aan te sluiten. 4. Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de pluspool (rood) van de accu. 5. Zet de accu vast met de bevestigingsband (Figuur 48). 6. Zet de stoel omlaag. g293472 Figuur 48 1. Accu 5. Minpool (–) van de accu 2. Pluspool (+) van de accu 6. Vleugelmoer, ring en bout 3. Bout, ring en moer 7. Bevestiging van accu 4. Stofkapje van de accupool 42 Elektrische rem vrij zetten Onderhoud aandrijfsysteem U kunt de elektrische rem manueel vrij zetten door de verbindingsarmen naar voren te draaien. Zodra de elektrische rem van stroom wordt voorzien, wordt hij teruggesteld. Bandenspanning controleren 1. Draai het sleuteltje op UIT of koppel de accu af. 2. Draai de twee onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 34). 3. Zoek de as van de elektrische rem waar de verbindingsarmen gekoppeld zijn (Figuur 51). 4. Draai de as naar voren om de rem vrij te zetten. 5. Draai de 2 onderste bouten vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 34). Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Bandenspanning controleren. Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige maairesultaten. Controleer de bandenspanning bij het ventiel (Figuur 50). De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd. Kijk naar de aanbevolen maximale druk van de bandenfabrikant op de zijkant van de banden van de zwenkwielen. Pomp de banden van de achteraandrijfwielen op tot 0,9 bar. g294417 Figuur 51 g000554 Figuur 50 1. Verbindingsarm van de regelmodule van de elektrische rem 1. Ventiel 2. Linkerachterband De sporing afstellen Wanneer u de machine vooruitrijdt op volle snelheid op een vlak, horizontaal oppervlak en de machine naar 1 kant trekt, moet u de sporing afstellen. Als de machine naar links trekt, moet u de rechter rijhendel afstellen; als de machine naar rechts trekt, moet u de linker rijhendel afstellen. Opmerking: U kunt enkel de sporing voor vooruitrijden afstellen. 43 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Onderhoud riemen Zoek de stelbout voor sporing in de buurt van de rijhendel aan die kant die afgesteld moet worden (Figuur 52). Riemen controleren Opmerking: Zet de stoel omhoog om gemakkelijker bij de stelbout te kunnen. 4. Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Alle riemen op slijtage en scheurtjes controleren. Draai de bout om de snelheid voor dat wiel te doen afnemen. Opmerking: Draai de bout een klein beetje om kleine afstellingen uit te voeren. Vervang de riem als deze versleten is. Een aantal indicaties van een versleten riem: een gierend geluid tijdens het draaien van de riem, de messen die slippen tijdens het maaien, gerafelde randen en schroeiplekken en scheuren op de riem. Drijfriem van maaidek vervangen Een aantal indicaties van een versleten riem: een gierend geluid tijdens het draaien van de riem, messen die slippen tijdens het maaien, gerafelde randen en schroeiplekken en scheuren op de riem. Vervang de riem als u deze zaken constateert. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Zet de maaihoogte op de laagste stand (38 mm). 4. Draai de twee onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 34). 5. Maak de schroef los en duw de lip op de kap in om de poeliekappen te verwijderen (Figuur 53). g297115 Figuur 52 1. Bout 5. Start de machine en rijd vooruit op een vlakke, horizontale ondergrond met de rijhendels volledig naar voren om te controleren of de machine recht rijdt. Herhaal deze procedure als dit nodig is. g296848 Figuur 53 1. Kap 2. Lip 44 3. Schroef 6. Verwijder de spanpoelieveer van de maaidekhaak met een veerverwijderaar (Toro onderdeelnummer 92-5771) om de spanning op de spanpoelie te verwijderen en rol de riem van de poelies (Figuur 54 en Figuur 55). WAARSCHUWING De veer is onder spanning gemonteerd en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Wees voorzichtig als u de riem verwijdert. g298026 Figuur 55 Maai-eenheden met 3 messen g298025 Figuur 54 Maai-eenheden met 2 messen 1. Spanpoelie 4. Veer 2. Drijfriem van maaidek 5. Motorpoelie 3. Buitenste poelie 6. Veerverwijderaar 1. Spanpoelie 4. Veer 2. Drijfriem van maaidek 5. Motorpoelie 3. Buitenste poelie 6. Veerverwijderaar 7. Leg de nieuwe riem rond de motorpoelie en de poelies van het maaidek (Figuur 54 of Figuur 55). 8. Gebruik een veerverwijderaar (Toro onderdeelnummer 92-5771) en plaats de spanpoelieveer terug op de maaidekhaak om spanning op de spanpoelie en riem te zetten (Figuur 54 of Figuur 55). 9. Draai de 2 onderste bouten vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 34). 10. 45 Monteer de kappen van de poelies. Onderhoud van de maaimachine 4. Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit deel constateert, moet u direct een nieuw mes monteren (Figuur 56). Veiligheid van de messen Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. Indien u een beschadigd mes probeert te repareren, kan de veiligheidscertificatie van het product vervallen. g006530 Figuur 56 • Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen. • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. De maaimessen mogen alleen worden vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te maken of er aan te lassen. 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur Controle op kromme messen Opmerking: De machine moet op een egaal oppervlak staan voor de volgende procedure. • Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u 1 mes draait. 1. Zet het maaidek op de hoogste maaipositie. 2. Trek dikke handschoenen of andere adequate handbescherming aan en draai langzaam het mes in een stand die meting mogelijk maakt van de afstand tussen de maairand en het egale oppervlak waarop de machine staat (Figuur 57). Onderhoud van de maaimessen Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u de maaimessen scherp houden. Om het slijpen en vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra messen in voorraad te hebben. Vóór controle en onderhoud van de maaimessen 1. 2. g014972 Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . Figuur 57 1. Maaidek 2. Asbehuizing Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels los. 3. De maaimessen controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Controleer de snijranden (Figuur 56). 2. Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u het maaimes verwijderen en slijpen; zie De maaimessen slijpen (bladz. 48). 3. Controleer de messen, in het bijzonder het gebogen deel. 46 3. Mes Meet de afstand tussen het uiteinde van het mes en de vlakke ondergrond (Figuur 58). g014973 g014973 Figuur 58 Figuur 60 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) 4. 2. Vlakke ondergrond Draai hetzelfde mes 180 graden, zodat de maairand aan de andere kant nu in dezelfde stand staat (Figuur 59). A. Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes door een nieuw mes; zie Maaimessen verwijderen (bladz. 47) en Maaimessen monteren (bladz. 48). Opmerking: Als een krom mes is vervangen door een nieuw mes en de afstand nog altijd groter is dan 3 mm, dan is het mogelijk dat de mesas verbogen is. Neem contact op met een erkende onderhoudsdealer voor service. B. Ga als het verschil binnen de grenzen ligt door met het volgende mes. g014974 6. Figuur 59 Herhaal deze procedure op elk mes. 1. Mes, eerder gemeten kant Maaimessen verwijderen 2. Eerder gebruikte meetstand 3. Andere kant van mes die in meetstand wordt gebracht 5. Vervang messen die een vast voorwerp hebben geraakt of uit balans of krom zijn. Meet de afstand tussen het uiteinde van het mes en de vlakke ondergrond (Figuur 60). 1. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke handschoen. Opmerking: De speling mag niet meer dan 3 mm bedragen. 2. Verwijder de mesbout, de klemring en het mes van de spilas (Figuur 61). 47 Maaimessen monteren 1. Monteer het mes op de as (Figuur 61). Belangrijk: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. g027833 3. Klemring 2. Mes 4. Mesbout 3. Draai de mesbout vast met een torsie van 81 tot 108 Nm. Controleer of het maaidek horizontaal staat telkens wanneer u de maaier installeert of wanneer u een ongelijke maaiplek in uw gras ziet. Voordat u het maaidek horizontaal afstelt moet u eerst controleren of er verbogen maaimessen zijn, en eventueel verbogen maaimessen verwijderen en vervangen; lees Onderhoud van de maaimessen (bladz. 46) voordat u dit doet. De maaimessen slijpen 1. Monteer de klemring (holle kant naar het mes toe) en de mesbout (Figuur 61). Maaidek horizontaal stellen Figuur 61 1. Vleugel van het mes 2. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 62). Opmerking: Houd daarbij de oorspronkelijke Stel het maaidek eerst links/rechts horizontaal, en dan kunt u voor/achter afstellen. hoek in stand. Opmerking: Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert. Eisen: • De machine moet op een egaal vlak staan. • Alle banden moeten de juiste spanning hebben, zie Bandenspanning controleren (bladz. 43). Controleren of de maaimessen horizontaal staan g000552 Figuur 62 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen. 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 63). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Stel de maaihoogte in op 76 mm. 4. Draai het maaimes voorzichtig in dwarsrichting horizontaal. 5. Meet tussen de buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Figuur 64 en Figuur 65). Opmerking: Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Opmerking: Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde van de vleugel (Figuur 62). Opmerking: Als beide afstanden groter zijn dan 5 mm, moeten deze worden bijgesteld; zie Gelijkstellen in de breedterichting (bladz. 50). g000553 Figuur 63 1. Mes 3. 2. Mesbalans Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. 48 tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Stel de maaihoogte in op 76 mm. 4. Draai de messen voorzichtig rond, totdat ze in de lengterichting wijzen (Figuur 66). 5. Meet de afstand tussen de rand van het voorste mes en het horizontale oppervlak, en de afstand tussen de rand van het achterste mes en het horizontale oppervlak (Figuur 66 of Figuur 67). Opmerking: Als de rand van het voorste mes niet 1,6 tot 7,9 mm lager staat dan de rand van het achterste mes, ga verder met Schuinstand van het maaidek (lengterichting) instellen (bladz. 51). g294044 Figuur 64 Maai-eenheden met 2 messen 1. Maaimessen evenwijdig 3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 2. Buitenste snijranden g294046 Figuur 66 Maai-eenheden met 2 messen 1. Messen in lengterichting g296913 Figuur 65 Maai-eenheden met 3 messen 1. Maaimessen evenwijdig 2. Buitenste snijranden 3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 2. Buitenste snijranden Schuinstand van het maaidek (lengterichting) controleren Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer u dit monteert. Als de voorkant van de maaier meer dan 7,9 mm lager staat dan de achterkant van de maaier, moet u de schuinstand van het maaimes instellen. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen 49 3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. g296914 Figuur 67 Maai-eenheden met 3 messen 1. Messen in lengterichting 3. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. g298027 Figuur 68 Maai-eenheden met 2 messen 2. Buitenste snijranden 1. Houten blok, 6,6 cm dik 2. Houten blok, 7,3 cm dik Gelijkstellen in de breedterichting 1. Ga naar de linkerkant van de machine. 2. Hiervoor moet u de antiscalpeerrollen in de bovenste openingen zetten of ze geheel verwijderen; zie Antiscalpeerrollen afstellen (bladz. 27). 3. Zet de maaihoogtehendel in de stand van 76 mm; zie De maaihoogte instellen (bladz. 26). 4. Plaats 2 blokjes met een dikte van 6,6 cm onder elke kant van de voorste rand van het maaidek, maar niet onder de beugels van de antiscalpeerrollen (Figuur 68 of Figuur 69). 5. Plaats 2 blokjes met een dikte van 7,3 cm onder de achterste rand van de maaikast, één blokje aan elke kant van het maaidek (Figuur 68 of Figuur 69). g298028 Figuur 69 Maai-eenheden met 3 messen 1. Houten blok, 6,6 cm dik 6. 50 2. Houten blok, 7,3 cm dik Verwijder de R-pen en de ring van de onderste pen van de hefarm (Figuur 70). Schuinstand van het maaidek (lengterichting) instellen 1. Draai de stelmoer in de voorkant van de maaier (Figuur 72). g294197 Figuur 70 g014634 1. Maaihoogteplaat 3. Ring Figuur 72 2. R-pen 1. Stelstang 3. Stelmoer 2. Stelblok 7. Draai de maaihoogteplaat naar een andere opening zodat deze het gewicht van het maaidek ondersteunt nadat u de plaat hebt geïnstalleerd (Figuur 71). 2. Om de voorkant van het maaidek hoger te zetten, draait u de stelmoer vaster. 3. Om de voorkant van het maaidek lager te zetten, draait u de stelmoer losser. 4. Controleer de schuinstand nogmaals na het instellen, ga door met het instellen van de moer totdat de rand van het voorste mes 1,6 tot 7,9 mm lager staat dan de rand van het achterste mes (Figuur 66). 5. Als de schuinstand correct is, moet u nogmaals controleren of het maaidek horizontaal staat; zie Controleren of de maaimessen horizontaal staan (bladz. 48). g294195 Figuur 71 8. Monteer de ring en de R-pen (Figuur 71). 9. Herhaal stappen 6 tot en met 8 voor de andere kant van de machine. 10. Controleer de breedterichting opnieuw; herhaal deze stappen totdat de juiste metingen worden verkregen. 11. Ga verder met het horizontaal brengen van het maaidek door de schuinstand in de lengterichting te controleren; zie Schuinstand van het maaidek (lengterichting) controleren (bladz. 49). Maaidek verwijderen 51 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. 4. Draai de twee onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 34). 5. Verwijder de R-pen uit de voorste steunstang en neem de stang uit de beugel van het maaidek (Figuur 73). g295768 Figuur 74 1. Hefarm 3. Ring 2. R-pen g014635 Figuur 73 1. Voorste steunstang 8. 3. Beugel van maaidek 2. Borgmoer 6. Laat de voorkant van het maaidek voorzichtig neer op de grond. 7. Verwijder de ring en de R-pen van de maaidekpen aan 1 kant van de machine (Figuur 74). 9. 10. 11. Verwijder de hefarm van de maaidekpen (Figuur 74). Herhaal stappen 7 en 8 voor de andere kant van de machine. Schuif het maaidek naar achteren om de drijfriem van het maaidek te verwijderen van de motorpoelie. Schuif het maaidek weg van onder de machine. Opmerking: Bewaar alle onderdelen voor latere montage. Het maaidek monteren 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 52 Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Schuif het maaidek onder de machine. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. Til aan 1 kant van de machine de achterkant van het maaidek op en monteer de hefarm aan de maaidekpen (Figuur 74). Monteer de hefarm met de ring en de R-pen (Figuur 74). Herhaal stappen 5 en 6 voor de andere kant van de machine. 8. Bevestig de voorste steunstang aan het maaidek met de gaffelpen en de R-pen (Figuur 73). 9. Monteer de maaierriem op de motorpoelie; raadpleeg stap Drijfriem van maaidek vervangen (bladz. 44). 10. Draai de twee onderste bouten vast waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek; zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 34). Grasgeleider vervangen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer de grasgeleider op schade. Gebruik de machine nooit zonder dat de grasgeleider, de uitworpafsluiter of het grasopvangsysteem is gemonteerd. Verwijder de moer (⅜") van de stang onder het maaidek (Figuur 75). g296957 Figuur 75 4. Stang 2. Grasgeleider beugel 5. Veer 3. Grasgeleider 6. Moer (⅜") 5. Schuif de stang bij het rechte uiteinde door de achterste beugel van de grasgeleider. 6. Plaats de veer op de stang, met de einddraden omlaag, tussen de beugels van de grasgeleider. 7. Schuif de stang door de tweede beugel van de grasgeleider (Figuur 75). 8. Schuif de stang bij de voorzijde van de grasgeleider door de korte afstandshouder op het maaidek. 9. Bevestig de achterzijde van de stang aan de maaier met een moer (⅜"), zoals geïllustreerd in Figuur 75. veerspanning omlaag worden gehouden. Til de grasgeleider omhoog om te controleren of deze volledig omlaag klapt. Als de uitworpopening niet afgedekt is, kan de machine voorwerpen uitwerpen naar u of naar omstanders; dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. 1. Maaidek Monteer de grasgeleider (Figuur 75). Belangrijk: De grasgeleider moet onder WAARSCHUWING 1. 4. 2. Schuif de stang uit de korte afstandhouder, veer en grasgeleider (Figuur 75). 3. Verwijder een beschadigde of versleten grasgeleider. 53 Reiniging De onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Na elk gebruik—Maaikast reinigen. 5. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. 6. Schakel de aftakas in en laat de machine één tot drie minuten lopen. 7. Zet de maaischakelaar UIT, stop de motor, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen. 8. Draai de kraan dicht en maak de snelkoppeling los van de wasaansluiting. Belangrijk: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, onder de stoel en rond de motor, de hydraulische pompen en de motors. Opmerking: Als de maaimachine na een wasbeurt niet schoon is, moet u deze 30 minuten laten inweken. Herhaal daarna deze procedure. 9. Nadat u de maaimachine heeft gebruikt, moet u de onderkant van het maaidek telkens wassen om te voorkomen dat er zich gras verzamelt. Hierdoor wordt gras beter fijn gemaakt en het maaisel beter verstrooid. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Laat de motor opnieuw één tot drie minuten lopen om het overtollig water te verwijderen. WAARSCHUWING Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan voorwerpen uitwerpen of contact met het maaimes veroorzaken, waardoor u en anderen letsel kunnen oplopen. Contact met een maaimes of uitgeworpen voorwerpen kan ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. • Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting moet direct worden vervangen, voordat u de machine opnieuw gebruikt. Bevestig de slangkoppeling aan de wasaansluiting van de maaimachine en draai de waterkraan helemaal open (Figuur 76). • Steek nooit uw handen of voeten onder de maaier of door openingen in de machine. Opmerking: Smeer vaseline op de O-ring van de wasaansluiting om de koppeling gemakkelijker te bevestigen en de O-ring te beschermen. Afval afvoeren Motorolie, accu's, hydraulische vloeistof en motorkoelvloeistof verontreinigen het milieu. Verwijder deze stoffen volgens de plaatselijke voorschriften. g020098 Figuur 76 1. Wasaansluiting 3. O-ring 2. Slang 4. Snelkoppeling 4. Zet het maaidek in de laagste maaistand. 54 Stalling 12. Veiligheid tijdens opslag Maak de machine als volgt klaar voor opslag voor meer dan 30 dagen: A. Voeg een stabilizer/conditioner toe aan de verse brandstof in de tank. Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). B. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. C. Zet de motor af, laat deze afkoelen, en laat de brandstoftank leeglopen met een sifonpomp of laat de motor lopen totdat deze afslaat. D. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Voer de brandstof af volgens de plaatselijk geldende voorschriften. • Laat de motor afkoelen voordat u de machine opslaat. U mag de machine of brandstof niet opslaan in de nabijheid van een open vuur of binnenshuis brandstof aftappen. • Reinigen en opslaan 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en zet de rijhendels naar buiten in de PARKEERSTAND . 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Belangrijk: Bewaar brandstof die stabilizer/conditioner bevat niet langer dan aanbevolen door de fabrikant van de stabilizer. Verwijder maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine, met name van de motor en het hydraulische systeem. Vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en het ventilatorbehuizing verwijderen. 13. mild reinigingsmiddel en water wassen. Maak de machine niet schoon met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, de motor, de hydraulische pompen en de accu. Verwijder de bougie(s) en controleer de staat ervan; zie Onderhoud van de bougie (bladz. 39). Nadat de bougie(s) uit de cilinder is (zijn) verwijderd, giet u 30 ml (2 eetlepels) motorolie in de bougie-opening. Gebruik de startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden. Monteer de bougie(s). De bougiekabel niet op de bougie(s) drukken. 14. 4. Controleer de werking van de parkeerrem; zie Parkeerstand (bladz. 11). Controleer alle bevestigingen en zet ze vast. Repareer of vervang beschadigde delen. 15. 5. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter (bladz. 35). Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende servicedealer. 6. Smeer de machine; zie Smering (bladz. 34). 16. 7. Ververs de olie in het carter; zie Motorolie verversen en oliefilter vervangen (bladz. 37). 8. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren (bladz. 43). Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Verwijder het sleuteltje uit het contact en bewaar het buiten het bereik van kinderen en onbevoegde personen. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden. 9. Laad de accu op; zie Accu opladen (bladz. 42). Belangrijk: U kunt de machine met een 10. Schraap dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant van de maaimachine. Spoel vervolgens de machine schoon met een tuinslang. Opmerking: Laat de machine lopen met de aftakas ingeschakeld en de motor op hoog stationair gedurende 2 tot 5 minuten na het wassen. 11. Controleer de staat van de maaimessen; raadpleeg Onderhoud van de maaimessen (bladz. 46). 55 Opslag van de accu 1. Laad de accu volledig op. 2. Laat de accu 24 uur ongemoeid en controleer dan de spanning van de accu. Opmerking: Indien de accuspanning lager is dan 12,6 V, moet u stappen 1 en 2 herhalen. 3. Koppel de kabels los van de accu. 4. Controleer regelmatig de spanning en zorg dat die altijd minstens 12,4 V is. Opmerking: Indien de accuspanning lager is dan 12,4 V, moet u stappen 1 en 2 herhalen. Tips voor het bewaren van de accu • Bewaar de accu rechtop in een koele, droge omgeving. • Bewaar accu's niet op elkaar, tenzij ze in een doos zitten. • Stapel niet meer dan 3 accu's op elkaar (of 2 als het om accu's voor professioneel gebruik gaat). • Test een natte accu om de 4 tot 6 maanden en laad de accu indien nodig. • Test en laad de accu altijd op voor montage. 56 Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De brandstoftank is ingedeukt of de machine raakt regelmatig zonder brandstof. 1. Het papierelement van het luchtfilter is verstopt. 1. Reinig het papierelement. De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. 5. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 4. Het luchtfilterelement reinigen of vervangen. 5. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. Schakel de aftakas uit. 2. De rijhendels staan niet in PARKEER. 3. De accu is leeg. 4. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 5. Een van de zekeringen is doorgebrand. 6. Een van de relais of schakelaars is defect. 2. Zet de rijhendels in PARKEER. 3. Accu opladen. 4. Controleer of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 5. De zekering vervangen. 6. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. De brandstoftank is leeg. 1. De brandstoftank vullen. 2. De choke (indien aanwezig) staat niet aan. 3. Het luchtfilter is vuil. 2. Zet de chokehendel in de AAN-stand. 9. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. Reinig of vervang het luchtfilterelement. 4. De bougiekabel(s) op de bougie monteren. 5. Nieuwe bougie(s) met een correct afgestelde elektrodenafstand monteren. 6. Brandstoffilter vervangen. 7. Neem contact op met een erkende servicedealer. 8. Brandstoftank aftappen en vullen met het juiste type brandstof. 9. Het carter bijvullen met olie. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het luchtfilter is vuil. 3. Het oliepeil in het carter is te laag. 4. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 5. De bougie(s) is (zijn) aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 6. De ontluchting van de brandstoftank is verstopt. 7. Er zit vuil in het brandstoffilter. 8. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 9. Verkeerde brandstof in de tank. 2. Reinig het luchtfilterelement. 3. Het carter bijvullen met olie. 4. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 4. De bougiekabel(s) zit(ten) los of is (zijn) niet aangesloten. 5. De bougie(s) is (zijn) aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 6. Er zit vuil in het brandstoffilter. 7. Vuil, water of oude brandstof in brandstofsysteem. 8. Verkeerde brandstof in de tank. De motor verliest vermogen. 57 5. Nieuwe bougie(s) met een correct afgestelde elektrodenafstand monteren. 6. Neem contact op met een erkende servicedealer. 7. Brandstoffilter vervangen. 8. Neem contact op met een erkende servicedealer. 9. Neem contact op met een erkende servicedealer. Probleem De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De omloopkleppen zijn open. 1. Sluit de sleepkleppen. 2. De tractieriemen zijn versleten, los of stuk. 3. De tractieriemen zitten niet op de poelies. 4. De transmissie is uitgevallen. 2. Neem contact op met een erkende servicedealer. 3. Neem contact op met een erkende servicedealer. 4. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 1. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 2. De bevestigingsbout van het maaimes zit los. 3. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 4. De motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los. 5. De motorpoelie is beschadigd. 2. De bevestigingsbout van het maaimes vastdraaien. 3. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien. 4. Desbetreffende poelie vastzetten. 7. De motorophangplaat zit los of is versleten. 5. Neem contact op met een erkende servicedealer. 6. Neem contact op met een erkende servicedealer. 7. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 6. Mesas verbogen. De maaihoogte is ongelijk. 4. Een antiscalpeerwiel (indien aanwezig) is niet correct afgesteld. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 6. De bandenspanning is niet correct. 7. Mesas verbogen. Messen draaien niet. Remedie 3. Maaidek horizontaal stellen en in de correcte schuinstand stellen. 4. Hoogte van antiscalpeerwiel afstellen. 5. Reinig de onderkant van het maaidek. 6. Banden op juiste spanning brengen. 7. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. De tractieriem is versleten, los of stuk. 1. Een nieuwe drijfriem monteren. 2. De drijfriem zit niet op de poelie. 2. Drijfriem monteren en assen en riemgeleiders op juiste stand controleren. 3. Neem contact op met een erkende servicedealer. 4. Een nieuwe drijfriem monteren. 3. De schakelaar van de aftakas (PTO) of de aftakkoppeling is defect. 4. De drijfriem van het maaidek is versleten, los of stuk. 58 Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer. Toro gebruikt deze informatie om te voldoen aan contractuele verplichtingen – zoals het registreren van uw garantie, het behandelen van uw garantieclaim of om contact met u op te nemen in het geval van terugroepacties – en voor legitieme zakelijke doeleinden – zoals klanttevredenheid meten, onze producten verbeteren of u productinformatie verschaffen die van belang kan zijn. Toro kan uw informatie delen met onze dochterondernemingen, verdelers of andere zakenpartners in verband met deze activiteiten. We kunnen ook persoonlijke informatie vrijgeven van rechtswege of in verband met de verkoop, aankoop of fusie van een bedrijf. We verkopen uw persoonsgegevens nooit aan andere bedrijven voor marketingdoeleinden. Behoud van uw persoonlijke gegevens Toro bewaart uw persoonlijke informatie zolang deze relevant is voor de bovengenoemde doeleinden en in overeenstemming is met de wettelijke vereisten. Gelieve contact op te nemen via [email protected] voor meer informatie over de bewaarperiodes die van toepassing zijn. Toro’s engagement inzake veiligheid Uw persoonlijke informatie kan behandeld worden in de VS of een ander land dat mogelijk soepelere databeschermingswetten heeft dan het land waar u verblijft. Indien we uw informatie overdragen naar een ander land dan het land waar u verblijft, nemen wij de wettelijk verplichte maatregelen om ervoor te zorgen dat de informatie op gepaste wijze wordt beschermd en veilig wordt behandeld. Toegang en correctie U hebt het recht om uw persoonlijke gegevens te corrigeren of te raadplegen, of zich te verzetten tegen de verwerking van uw gegevens of deze te beperken. Om deze rechten uit te oefenen, gelieve een e-mail te sturen naar [email protected]. Als u zich zorgen maakt over de manier waarop Toro uw informatie heeft behandeld, vragen wij u om deze direct ten aanzien van ons te uiten. Europese burgers hebben het recht om een klacht in te dienen bij hun gegevensbeschermingsautoriteit. 374-0282 Rev C
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252

Toro TimeCutter MX 5075T Riding Mower Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor