gWind Transducer

Garmin gWind Transducer de handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Garmin gWind Transducer de handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
gWind
installatie-instructies
Deze windtransducer levert informatie over de windsnelheid en
de windhoek aan een NMEA 2000 netwerk op uw boot. U hebt
een Garmin GND 10 nodig om gegevens van dit toestel te
verzenden naar een NMEA 2000 netwerk.
Belangrijke veiligheidsinformatie
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
LET OP
Draag altijd een veiligheidsbril, oorbeschermers en een
stofmasker tijdens het boren, zagen en schuren.
Wees voorzichtig bij het werken op grote hoogte.
Het toestel registreren
Vul de onlineregistratie nog vandaag in, zodat wij u beter
kunnen helpen.
Ga naar http://my.garmin.com.
Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op een
veilige plek.
De propeller installeren
1
Zorg dat de schacht
À
correct is uitgelijnd met de sleuf/
inkeping op de propeller.
De mof op de propeller past maar op één manier op de
schacht.
2
Druk op de propeller totdat deze vastzit op het toestel.
3
Breng de bevestigingsschroef
Á
aan om de propeller stevig
aan het toestel te bevestigen.
Aandachtspunten bij de montage
Houd rekening met de volgende aandachtspunten bij het kiezen
van een bevestigingslocatie voor de windtransducer.
De windtransducer dient te worden gemonteerd op een
horizontaal oppervlak in de top van de mast
À
.
Als er geen horizontaal oppervlak in de top van de mast
aanwezig is, dient een geschikte aanpassing te worden
gemaakt om een horizontaal oppervlak te creëren.
De windtransducer moet worden geïnstalleerd in de richting
van de voorzijde van de boot
Á
, parallel aan de middenlijn.
OPMERKING: Als u het toestel niet exact naar de voorzijde
van de boot richt, of in de richting van de achterzijde van de
boot monteert, moet u een windhoekcorrectie instellen om
nauwkeurige windhoekgegevens te ontvangen. Volg hiervoor
de aanwijzingen in deze installatie-instructies.
De montagesteun installeren
1
Gebruik de montagesteun als sjabloon om de locaties te
markeren die u wilt voorboren.
2
Gebruik een boor van 4,5 mm (
11
/
64
inch) om de gaatjes te
boren.
3
Bevestig de montagesteun met de meegeleverde schroeven
op het oppervlak.
Het toestel in de montagesteun bevestigen
1
Draai de borgmoer
À
op het toestel met de hand tegen de
klok in totdat de moer niet verder gaat.
2
Plaats het toestel in de montagesteun door het omlaag te
drukken
Á
en naar achteren te schuiven tot het niet verder
gaat
Â
.
3
Maak het toestel in de steun vast door de borgmoer met de
hand met de klok mee te draaien totdat de moer niet verder
gaat.
4
Bevestig de beveiligingsklem
Ã
op het toestel om te
voorkomen dat de borgmoer losraakt.
Aandachtspunten bij de aansluiting
U moet dit toestel aansluiten op een Garmin GND 10 om te
communiceren met het NMEA 2000 netwerk op uw boot.
20 Installatie-instructies
Onderdeel Beschrijving
À
gWind toestel
Á
Meegeleverde Nexus mastkabel met connector
Â
GND 10
Ã
NMEA 2000 netwerk
Aandachtspunten bij de Nexus verbinding
Als u overschakelt van een Nexus windsensor naar de gWind
sensor, moet u de mastkabel verplaatsen van de windpoort naar
de netwerkpoort op de Nexus server op de pinnen 5, 6, 7 en 8.
De netwerkserver is NX2 en de classic server is BUS. Zie de
handleiding voor het Nexus toestel voor meer informatie.
De Nexus connector installeren
U moet de meegeleverde connector gebruiken om de juiste
kabellengte voor uw installatie te creëren.
1
Sluit het uiteinde met de stekker van de kabel aan op de
windtransducer in de mast.
2
Leid het kale einde van de kabel naar de locatie van de
GND 10.
3
Houd voldoende speling, knip het kale einde van de kabel op
de gewenste lengte, verwijder het omhulsel en maak de
afzonderlijke draden kaal.
4
Haal de connector uit elkaar en plaats de aandrukschroef
À
,
klemring
Á
, afdichting
Â
en mof
Ã
op de kabel
Ä
.
5
Gebruik de schroeven op de achterkant van de connector
Å
om elke draad aan te sluiten op de juiste aansluiting.
Nummer aansluiting Draadkleur
Ê
Groen
Ë
Geel
Ì
Kale draad
Í
Wit
6
Schroef de mof op de connector.
7
Schuif de afdichting in de mof en schuif de klemring over de
afdichting.
8
Draai de aandrukschroef in de mof om de montage van de
connector te voltooien.
9
Sluit de connector aan op een van de NEXUS poorten op de
GND 10.
De windtransducer configureren
Voordat u de windtransducer kunt configureren, moet deze via
een GND 10 worden aangesloten op een NMEA 2000 netwerk
met een Garmin scheepsinstrument, zoals een GMI 20.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het scheepsinstrument
voor meer informatie over het configureren van NMEA 2000
toestellen.
1
Ga op het scheepsinstrument naar de NMEA 2000
instellingen.
2
Selecteer de naam van het toestel (GND 10) om het toestel
te configureren.
De richting aanpassen
U moet deze instelling aanpassen als de sensor niet exact naar
de voorkant van de boot wijst.
1
Selecteer op het scheepsinstrument, bij de NMEA 2000
instellingen, de toestelnaam (GND 10).
2
Selecteer Offset windhoek.
3
Selecteer op basis van de richting waarin de sensor is gericht
in relatie tot het exacte midden van de voorkant van de boot,
de hoek in graden waarmee het verschil in richting kan
worden aangepast.
Bij het bepalen van de hoek rekent u met de klok mee rond
de mast van de boot, vanaf het exacte midden van de
voorkant van de boot. Bijvoorbeeld: 90 graden is stuurboord
en 270 graden is bakboord.
4
Selecteer Gereed.
Het windhoekfilter aanpassen
U moet deze instelling aanpassen om de gevoeligheid van het
scherm voor wijzigingen in de windrichting te wijzigen.
1
Selecteer op het scheepsinstrument, bij de NMEA 2000
instellingen, de toestelnaam (GND 10).
2
Selecteer Filter windhoek.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Uit om het filter uit te schakelen en de
gevoeligheid van het scherm voor wijzigingen in de
windhoek zo groot mogelijk te maken.
Selecteer Aan en pas de waarde aan. Selecteer een
hoger getal om de gevoeligheid van het scherm voor
wijzigingen in de windhoek te vergroten, of selecteer een
kleiner getal om de gevoeligheid te verkleinen.
Selecteer Auto om de filterinstellingen automatisch aan te
passen op basis van de windomstandigheden.
4
Selecteer Gereed.
Het windsnelheidsfilter aanpassen
U moet deze instelling aanpassen om de gevoeligheid van het
scherm voor wijzigingen in de windsnelheid te wijzigen.
1
Selecteer op het scheepsinstrument, bij de NMEA 2000
instellingen, de toestelnaam (GND 10).
2
Selecteer Filter windsnelheid.
Installatie-instructies 21
3
Selecteer een optie:
Selecteer Uit om het filter uit te schakelen en de
gevoeligheid van het scherm voor wijzigingen in de
windsnelheid zo groot mogelijk te maken.
Selecteer Aan en pas de waarde aan. Selecteer een
hoger getal om de gevoeligheid van het scherm voor
wijzigingen in de windsnelheid te vergroten, of selecteer
een kleiner getal om de gevoeligheid te verkleinen.
Selecteer Auto om de filterinstellingen automatisch aan te
passen op basis van de windomstandigheden.
4
Selecteer Gereed.
Onderhoud en opslag
Gebruik zo nodig een milde zeepoplossing om de
windtransducer te reinigen, en spoel het toestel voorzichtig af
met water. Gebruik geen reinigingsmiddelen of water onder
hoge druk.
Het wordt aanbevolen om de windtransducer te verwijderen
en op een droge locatie te bewaren als het toestel gedurende
een langere periode niet wordt gebruikt.
Specificaties
Specificatie Waarde
Afmeting wanneer bevestigd (H×L) 345 mm (13,58 inch) × 610 mm
(24 inch)
Gewicht 260 g (9,17 oz.)
Kabellengte 25 m (82 voet)
Bedrijfstemperatuur Van -15° tot 70°C (5° tot 158°F)
Opslagtemperatuur Van -20° tot 80°C (-4° tot 176°F)
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX-6 (beschermd
tegen zware zee)
Stroomverbruik (windtransducer) 0,33 W
Stroomverbruik (windtransducer en
GND 10)
0,85 W
Nominale opgenomen stroom bij
12 gelijkstroom (windtransducer)
28 mA
Nominale opgenomen stroom bij
12 gelijkstroom (windtransducer en
GND 10)
71 mA
Windsnelheidsbereik Van 0,8 tot 90 knopen (van 0,4
tot 50 m/s)
22 Installatie-instructies
/