NorthStar Navigation EXPLORER W310 Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

56
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
Inhoud
1 Inleiding .....................................................................................................................................................58
2 Bediening ...................................................................................................................................................59
2-1 In- en uitschakelen ..................................................................59
2-2 Standaard bediening ................................................................59
2-3 Alarmen .............................................................................59
2-4 Simulatie-instelling ..................................................................59
2-5 Bedieningsoverzicht ................................................................ 60
2-6 Schijnbare en ware windrichting en -snelheid .......................................61
3 Windrichting ...............................................................................................................................................62
3-1 Windrichting weergave ..............................................................62
3-2 Windrichting wijzertype instellen ....................................................62
3-3 Demping van de windrichting instelllen .............................................62
3-4 Kalibreer winduitlijning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
4 Windsnelheid, VMG .....................................................................................................................................63
4-1 Windsnelheidseenheden instellen ....................................................63
4-2 Maximale windsnelheid resetten ....................................................63
4-3 Stel windsnelheidsalarm in ..........................................................63
4-4 Windsnelheid kalibreren ........................................................... 64
5 Naar de wind koersen ..................................................................................................................................64
5-1 De gewenste stuurhoek instellen ....................................................65
5-2 Stuurresolutie instellen ..............................................................65
6 Systeem van verschillende instrumenten ....................................................................................................66
6-1 NavBus ............................................................................. 66
6-2 NMEA .............................................................................. 66
7 W310 apparatuur ........................................................................................................................................67
7-1 Wat er bij uw W310 geleverd wordt ..................................................67
7-2 Andere benodigde onderdelen ......................................................67
7-3 Accessories ..........................................................................67
57
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
8 Installatie en instelling ...............................................................................................................................68
8-1 Installatie ........................................................................... 68
8-2 Instelling .............................................................................70
8-3 Resetten naar fabrieksinstelling ........................................................71
Appendix A - Specificaties ..............................................................................................................................71
Appendix B - Problemen oplossen ..................................................................................................................72
Eenheden
Dit apparaat is in de fabriek ingesteld op knopen. Indien u deze instelling wilt veranderen zie dan sectie 4-1.
58
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
De W310 geeft weer:
Schijnbare windrichting en windsnelheid.
Ware windrichting en -snelheid (hiervoor is
informatie van een snelheidsinstrument nodig)
Maximale windsnelheid.
Stuurinstructies om op een constante hoek
t.o.v. de wind te varen (naar de wind koersen).
VMG (velocity made good) dat deel van
vaarsnelheid parallel aan de wind (hiervoor is
informatie van een snelheidsinstrument nodig).
Een geïnstalleerde W310 bestaat uit twee
onderdelen:
Een beeldscherm.
Een masttop instrument, welke ontworpen is
om windsnelheid- en richting te meten.
Het apparaat wordt gevoed door de
stroomvoorziening aan boord.
De W310 maakt deel uit van de Northstar familie
voor bootinstrumenten voor het meten van
snelheid, diepte en wind en repeaters. Deze
instrumenten kunnen zodanig op elkaar worden
aangesloten dat ze een geïntegreerd datasysteem
voor de boot vormen (zie sectie 6).
Om maximaal profijt van uw W310 te hebben
raden we u aan deze handleiding voor installatie en
gebruik aandachtig door te lezen.
Hoe de windsnelheid gemeten wordt
Het masttop instrument heeft een rotor met drie
windschoepjes welke draait wanneer het wind
vangt. Het instrument meet hoe snel de rotor
ronddraait om de windsnelheid te berekenen.
Hoe windrichting gemeten wordt
Het masttop instrument heeft een windvaantje dat
in de richting wijst waar de wind vandaan komt. De
electronische sensor van het instrument geeft weer
in welke richting het windvaantje wijst.
Schoonmaak en onderhoud
Maak het beeldscherm schoon met een natte doek
of een mild afwasmiddel. Vermijd schuurmiddel,
benzine of andere oplosmiddelen.
1 Inleiding
Het W310 beeldscherm
Alarmsymbool
Beeldscherm (verlicht)
Vier toetsen
(verlicht)
Windrichting
weergave, digitaal
en analoog
Snelheidsweergave
(Windsnelheid, Maximale
windsnelheid of VMG)
111 x 111 mm
CAUTION
!
!
CAUTION
DANGER
WARNING
Het is uw persoonlijke verantwoordelijkheid om dit instrument en transducer(s) op zodanige wijze te
installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of zaakschade worden veroorzaakt.
Neem altijd de regels voor goed zeemanschap in acht. De keuze, plaatsing, hoek en installatie van de
transducers en andere componenten zijn cruciaal om het systeem te doen werken zoals het bedoeld is.
Raadpleeg in geval van twijfel een Northstar leverancier.
Het geen gevolg geven aan deze waarschuwingen kan leiden tot de dood, ernstig persoonlijk letsel of
zaakschade. Northstar wijst elke aansprakelijkheid af voor installatie of gebruik van dit product, dat de
dood, persoonlijk letsel of zaakschade tot gevolg heeft, of dat in strijd is met de wet.
Gaten dienen op een veilige plaats gemaakt te worden en de constructie van de boot of de mast niet te
ondermijnen. Raadpleeg in geval van twijfel een gekwalificeerde bootbouwer.
59
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
2-1 In- en uitschakelen
Schakel het apparaat in en uit via de hulpschakelaar
aan boord. Het apparaat heeft geen eigen aan/uit
knop. Als de stroom uitgeschakeld wordt blijven al
uw instellingen bewaard.
Als het woord SIM flikkert bovenaan het scherm,
dan staat het apparaat op de simulatie-instelling
(zie sectie 2-4).
2-2 Standaard bediening
De toetsen
Het apparaat heeft vier toetsen, met de opdruk
en . In deze handleiding:
Betekent drukken, dat men voor minder dan
een seconde op een toets drukt.
Betekent 2 seconden ingedrukt houden
dat men de toets voor 2 seconden of langer
ingedrukt houdt.
Betekent druk een toets + een andere
toets dat men deze toetsen tegelijkertijd
indrukt.
Instellen van achtergrondverlichting voor
scherm en toetsen
Achtergrondverlichting kan op vier verschillende
helderheidsniveaus ingesteld of uitgeschakeld
worden (de toetsenverlichting kan niet
uitgeschakeld worden). Druk eenmaal op om de
huidige lichtsterkte te zien en druk nomaals op
om de lichtsterkte te veranderen:
Verander het weergegeven item
Als een bepaalde waarde wordt weergegeven
als (— —) dan betekent dit dat deze waarde niet
beschikbaar is, bijv. dat de ware windwaarden
niet beschikbaar zijn omdat de W310 niet op een
snelheidsinstrument is aangesloten.
2 Bediening
Het bovenste deel van het scherm geeft de
windrichting weer en het onderste deel snelheid.
Druk eenmaal op om te kiezen uit:
Ware windrichting en -snelheid (alleen
beschikbaar als de W310 op een
snelheidsinstrument als de S310 of een
Northstar GPS is aangesloten).
Schijnbare windrichting en -snelheid.
Naar de wind koersen (zie sectie 5).
Druk een of meerdere keren op om de
snelheidwaarde in de onderste helft van het
scherm te veranderen (zie sectie 4):
Windsnelheid, schijnbaar en waar.
Maximale schijnbare windsnelheid.
VMG, het onderdeel van de vaarsnelheid
parallel aan de wind (alleen beschikbaar
als de W310 op een snelheidsinstrument is
aangesloten, bv. de S310 of een Northstar GPS).
2-3 Alarmen
De W310 kan zodanig worden ingesteld dat een
alarm klinkt wanneer de schijnbare windsnelheid
hoger is dan de alarmwaarde (zie sectie 4-3).
Wanneer het alarm en de interne pieper klinken,
begint het op het beeldscherm te flikkeren en
worden ook externe toeters en lichten in werking
gesteld.
Druk op om het alarm uit te schakelen. Het
alarm blijft uitgeschakeld totdat de windsnelheid
lager wordt dan de alarmwaarde. Het alarm zal
weer afgaan wanneer de windsnelheid weer hoger
wordt dan de alarmwaarde.
2-4 Simulatie-instelling
De simulatie-instelling biedt u de mogelijkheid
om aan wal aan het apparaat te wennen. De
W310 werkt als hetzelfde in de simulatie-stand,
met uitzondering van de gegevens van het
masttop instrument. Deze worden genegeerd
en de informatie wordt door het apparaat
zelf aangemaakt. Het woord SIM flikkert in de
rechterbovenhoek van het scherm.
Om de Simulatie-instelling in of uit te schakelen:
Schakelt u de stroom uit.1.
Houdt u 2. ingedrukt terwijl u de stroom weer
inschakeld.
Achtergrond-
verlichting
niveau 2
60
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
Houd
2 sec.
+
Houd
Houd
+
5 seconden
ingedrukt
Houd 2 seconden ingedrukt
Verhoog
waarde of
verander
instelling
Verminder
waarde of
verander
instelling
Schakel Simulatie in
of uit
Geheugen resetten
Veranderen windeenheden (M/S
of KNOTS (knopen))
Achtergrondverlichting instellen
(4 niveaus en uit)
Snelheidsbeeldscherm vernderen
(windsnelheid, maximale
windsnelheid, VMG)
Windinstelling veranderen (ware,
schijnbare, naar de wind koersen)
Snelheidswaarde
instellen
Wijzertype instellen
Windsnelheid
kalibreren
Kalibreer wind
uitlijning
Stuurhoek resolutie
instellen
+
Windsnelheid-
alarm instellen
Houd 2
seconden
ingedrukt
Keer terug
naar standaard
instelling
Ga terug naar
standaard
instelling
Alarmsnelheid
verhogen
2-5 Bedieningsoverzicht
Instelling
Alarm instellen
Alarm in- en
uitschakelen
Schakel stroom in
Standaard bediening
Alarmsnelheid
verlagen
Selecteer
achtergrondverlichting
groep
Stuurhoek
instellen
Terugkeren naar
normaal
Stuurhoek
vergroten
Stuurhoek
verkleinen
Stuurhoek instellen
(Wanneer MAX Snelheid wordt
weergegeven) MAX snelheid
resetten naar 0
Houd
+
2 sec.
+ (Als ‘naar de wind koersen’ weergegeven wordt)
Demping
windrichting instellen
Alarm uitschakelen
+
+
+
+
+
+
61
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
Schijnbare windsnelheid en -richting zijn waarden
die door het instrument in de masttop worden
gemeten. De ware windrichting en snelheid zijn
snelheden die berekend worden wanneer de
vaarsnelheid in aanmerking wordt genomen.
Als de boot beweegt dan is de schijnbare
windsnelheid niet gelijk aan de ware windsnelheid
en de schijnbare windrichting verschilt van de ware
windrichting zoals hieronder wordt aangegeven.
2-6 Schijnbare en ware windrichting en -snelheid
Boot vaart tegen de wind in. Schijnbare windsnelheid is groter dan de ware
windsnelheid en schijnbare windrichting is dichter bij recht vooruit dan de ware
windrichting.
Boot ligt stil
De ware windrichting is gelijk aan de schijnbare windsnelheid en de
ware windrichting is gelijk aan de schijnbare windrichting.
Ware
windsnelheid
20 knopen
Boot vaart voor de wind. Schijnbare windsnelheid is lager dan ware windsnelheid en schijnbare windrichting
licht dichter bij recht vooruit dan de ware windrichting.
Ware
windsnelheid
20 knopen
Ware
windsnelheid
20 knopen
Snelheid van
de boot 10
knopen
Ware
windsnelheid
20 knopen
Snelheid van
de boot 10
knopen
Snelheid
van de boot
10 knopen
Schijnbare
windsnelheid
15 knopen
Snelheid
van de
boot 10
knopen
Schijnbare
windsnelheid
15 knopen
Ware
windrichting
45°
Ware
windrichting
13
Schijnbare
windrichting
107°
Schijnbare
windrichting
30°
Schijnbare
windsnelheid
28 knopen
Schijnbare
windsnelheid
28 knopen
62
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
3-1 Windrichting weergave
Om de windrichting weer te geven, drukt u een of
meerdere keren op totdat TRUE (ware windrichting)
of APP (schijnbare windrichting) worden weergegeven.
Ware windrichting wordt alleen weergegeven als de
W310 is aangesloten op een snelheidsinstrument.
De windrichting wordt weergegeven in graden (0 tot
180º bak- of stuurboord) en door de wijzer (zie rechts).
3-2 Windrichting wijzertype instellen
Voor de windrichtingwijzer heeft u de keuze uit vijf
verschillende types (zie rechts) Type 1 is standaard.
Types 1, 2 en 3 simuleren windvaantjes en hebben een
zwarte stip in het midden. Het dunnere gedeelte geeft
de richting uit welke de wind waait aan.
Types 4 en 5 geven de richting uit welke de wind
waait aan.
Om het wijzertype in te stellen:
Drukt u verschilende keren op 1. + totdat het
wijzertype-scherm wordt weergegeven:
Druk op 2. of om het wijzertype te kiezen.
Druk op 3. .
3-3 Demping van de windrichting instelllen
Windturbulentie, vlagen en het bewegen van de mast
zorgen voor fluctuaties in de windrichting. Voor een
stabiele weergave berekent de W310 de windrichting
door de richting verschillende keren te meten en het
gemiddelde van de metingen te nemen. De waarden
voor de demping van de windrichting variëren van 1
tot 5:
Een lagere waarde neemt het gemiddelde van
waarnemingen over een kortere periode. Dit
geeft de meest accurate weergave met de meeste
fluctuatie.
Een hogere waarde neemt het gemiddelde over een
langere periode. Dit geeft een stabielere richting
maar laat werkelijke veranderingen in richting niet
altijd zien.
3 Windrichting
Wijzertype 1
Wind van 30° naar stuurboord, wijzertype 4
Windrichting
Wind vn 120° naar stuurboord, wijzertype 5
Windrichting
Wind van 30° naar stuurboord, wijzertype 1
Windrichting
Wind van 30° naar bakboord, wijzertype 2
Windrichting
Wind van 150° naar stuurboord, wijzertype 3
Windrichting
63
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
NB: de demping is van invloed op de numerieke
windrichting, niet op de wijzer. Stel de demping
van de windrichting in naar de laagste waarde
welke een stabiele numerieke windrichting geeft.
De waarden 1, 2, 3, 4 en 5 geven een gemiddelde
over een periode van respectievelijk 6, 12, 18, 24 en
30 seconden.
Om de demping in te stellen:
Druk op 1. + om het Windrichting Dempings
(Wind Direction Damping) beeldscherm in
beeld te krijgen:
Druk op 2. of of de demping te veranderen.
Druk op 3. .
3-4 Kalibreer winduitlijning
U zult de winduitlijning moeten kalibreren als u van
mening bent dat de weergegeven windrichting niet
klopt of indien, tijdens bevestiging van de masttoparm,
deze niet parallel loopt aan het midden van de boot:
U moet weten wat de correcte windrichting is. 1.
De beste manier om dit uit te vinden voor een
boot met motor is om op maximale snelheid
te varen als er geen wind is. De correcte
windrichting is dan 0° van voren.
Druk verschillende keren op 2. + totdat het
Kalibraren Winduitlijnings- (Calibrate Wind
Alignment) scherm in beeld komt:
Druk op 3. of om de weergegeven
windrichting naar de juiste waarde te veranderen.
Druk op 4. .
De W310 kan een van drie verschillende snelheden
weergeven in het onderste deel van het scherm.
Druk een of meerdere keren op om te
selecteren:
WIND SPEED (windsnelheid): De windsnelheid,
de schijnbare of de ware (zie sectie 3).
MAX SPEED (max. snelheid) De maximum
schijnbare windsnelheid vanaf het moment dat
de MAX SPEED gereset werd of dat het apparaat
ingeschakeld werd.
VMG (Velocity Made Good): Deel van de
vaarsnelheid dat parallel is aan de wind.
Ware windsnelheid en VMG worden alleen weergegeven
wanneer de W310 op een snelheidsinstrument of een
Northstar GPS is aangesloten.
4-1 Windsnelheidseenheden instellen
De eenheden voor windsnelheid waaruit u kunt
kiezen zijn KNOTS (knopen) of M/S:
Houd ingedrukt totdat de eenheden
veranderen.
NB: VMG wordt altijd in knopen weergegeven.
4-2 Maximale windsnelheid resetten
Na het resetten wordt een nieuw maximum
berekent:
Druk op 1. totdat MAX snelheid (speed) wordt
weergegeven.
Houd 2. + 2 seconden ingedrukt.
4-3 Stel windsnelheidsalarm in
Het windsnelheidsalarm klinkt als het alarm
ingeschakeld is en de schijnbare wind een
snelheid bereikt die groter of gelijk ik aan de
windsnelheidsalarmwaarde. Als het alarm klinkt
drukt u op om het uit te zetten.
Om de alarmwaarde in te stellen of het alarm in of
uit te schakelen:
4 Windsnelheid, VMG
Alarm staat
aan
Windsnelhe-
idswaarde is 50
knopen
Demping is
gelijk aan 3
Windrichting
is 5º naar
stuurboord
64
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
De ‘koersen naar de wind’-functie geeft
aanwijzingen om met een constante hoek naar
de schijnbare wind te varen. De W310 berekent
automatisch de correcte instructies voor overstag
gaan naar stuur- en bakboord.
Om de ‘koersen naar de wind’-functie te starten
drukt u op totdat STEER (stuur/koers) wordt
weergegeven. Het scherm laat het volgende zien:
De benodigde stuurhoek t.o.v. de schijnbare 1.
wind (om de benodigde stuurhoek in te stellen,
zie sectie 5-1).
Een richtingspijl die aangeeft welke kant opgestuurd 2.
moet worden om de gewenste stuurhoek te
bereiken.
De stuurfout (het verschil tussen de gewenste 3.
stuurhoek en de ware stuurhoek) is zichtbaar
op de cirkelvormige wijzer:
Windsnelheid
5 Naar de wind koersen
De bovenste twee segmenten zijn altijd aan.
Hoe groter de stuurfout, hoe meer
segmenten zullen aan gaan.
De stuurresolutie bepaald hoeveel
segmenten aan gaan. Het aantal
segmenten dat aan gaat is de stuurfout
gedeeld door de stuurresolutie (om de
stuurresolutie in te stellen, zie sectie 5-2).
Als de boot naar bakboord gestuurd moet
worden, dan gaan de segmenten rechts
van het midden aan.
Als de boot naar stuurboord gestuurd moet
worden, dan gaan de segmenten links van
het midden aan.
Houd u 1. 2 seconden ingedrukt zodat het
Windsnelheidsalarm (Wind Speed Alarm)
scherm wordt weergegeven:
Om de alarmwaarde te veranderen drukt u op 2.
of .
Om het alarm in of uit te schakelen drukt u op 3. .
Druk op 4. .
4-4 Windsnelheid kalibreren
Het instrument is in de fabriek gekalibreerd en zou
normaal gesproken niet nogmaals gekalibreerd
dienen te worden. Indien de weergegeven
windsnelheid foutief lijkt, controleer dan eerst of de
rotor in de masttop niet beschadigd is of vast zit en
kalibreer dan pas de windsnelheid:
U dient te weten wat de correcte windsnelheid 1.
is. De gemakkelijkste manier voor een boot
met een motor is om op maximale snelheid
te varen indien er geen wind is; de correcte
windsnelheid is dan gelijk aan de vaarsnelheid.
De vaarsnelheid dient u af te lezen van
een snelheidsinstrument aan boord of aan
boord van een andere boot met dezelfde
vaarsnelheid.
Druk verschillende keren op 2. + totdat
het Windsnelheidkalibratiescherm wordt
weergegeven.
Na twee seconden zal het beeldscherm 3.
veranderen en wordt de schijnbare
windsnelheid weergeven:
Druk op 4. of om de weergegeven
schijnbare windsnelheid naar de correcte
waarde te veranderen.
Druk op 5. .
65
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
aantal stuurgraden aangeeft dat elk segment
symboliseert (zie voorbeelden vorige pagina).
Gebruik een lagere stuurresolutie voor preciezer
zeilen.
Om de stuurresolutie in te stellen:
Drukt u verschillende keren op 1. + totdat het
Stuurresolutie (steering resolution) scherm wordt
weergegeven:
Druk op 2. of om de resolutie te
veranderen.
Druk op 3. .
Stuurfout, 6
segmenten zijn aan
Richtingspijl (die kant
op sturen)
Gewenste stuurhoek
Stuurfout, 10
segmenten zijn aan
Richtingspijl (die kant op
sturen)
Gewenste stuurhoek
Windrichting
Gewenste
stuurhoek 40°
Windrichting
Stuurcorrectie 10°
Gewenste
stuurhoek 40°
Werkelijke
stuurhoek
70°
Werkelijke
stuurhoek
30°
Stuurcorrectie 30°
naar stuurboord
De gewenste stuurhoek is 40° en de boot zeilt op
30° aan de schijnbare wind. De stuurfout is 10°. De
boot zou nu 10° naar bakboord moeten sturen. De
stuurresolutie is 1° en dus zijn 10 segmenten van
de cirkel aan:
De gewenste stuurhoek is 40° en de boot vaart op
70° aan de schijnbare wind. De stuurfout is 30°. De
boot zou 30° naar stuurboord moeten draaien. De
stuurresolutie is 5° en dus zijn 6 segmenten van de
cirkel aan:
Voorbeelden van naar de wind koersen
5-1 De gewenste stuurhoek instellen
De gewenste stuurhoek is de gewenste hoek
tussen de richting van de boot en de schijnbare
windrichting:
Terwijl u 1. + ; de gewenste stuurhoek zal
oplichten:
Druk op 2. of om de gewenste stuurhoek
te veranderen. Deze kan variëren van 0° tot 150°.
Druk op 3. .
5-2 Stuurresolutie instellen
In de ‘naar de wind koersen’-functie geeft de
cirkelvormige wijzer de stuurcorrectie weer. De
stuurresolutie is een nummer van 1 tot 5 dat het
Required
steering
angle is 4
Résolution 5°
66
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
Verschillende Northstar instrumenten kunnen zo
op elkaar worden aangesloten dat ze informatie
kunnen uitwisselen. Er zijn twee manieren om dit te
doen, NavBus of NMEA.
6-1 NavBus
NavBus is een systeem dat eigendom is van
Northstar en dat een combinatie van instrumenten
mogelijk maakt waarbij maar een set transducers
benodigd is. Als de instrumenten via NavBus op
elkaar zijn aangesloten:
Als u de eenheden, alarmen of kalibratie voor
een van de instrumenten verandert zullen deze
waarden automatisch veranderen voor andere
instrumenten van hetzelfde type.
Elk instrument kan worden aangesloten op
een groep van instrumenten (zie sectie 1, 8-2,
stap 3). Als u het achtergrondlicht verandert
in groep 1, 2, 3 of 4 dan zal deze automatisch
meeveranderen voor de andere insturmenten
in dezelfde groep. Als u dit doet voor
instrumenten uit groep 0, dan gebeurt er niets
met de andere instrumenten.
Als een alarm klinkt kunt u dit uitschakelen door
op te drukken op een van de instrumenten
die dit alarm op het beeldscherm laat zien.
NavBus en de W310
Als de W310 niet op een masttop instrument
is aangesloten, dan zal het apparaat
automatisch, via NavBus de windrichting en
-snelheidsinformatie van een ander apparaat
overnemen, als deze informatie beschikbaar
is. Voor meer informatie verwijzen we naar de
NavBus Installatie- en Bedieningshandleiding.
Als er geen masttop instrument op
het apparaat is aangesloten en de
corresponderende externe data niet
beschikbaar dan zal de weergegeven waarde
strepen (— —) zijn.
6 Systeem van verschillende instrumenten
Om de ware windsnelheid, -richting en de VMG
weer te geven, moet de W310 aangesloten
zijn op een instrument dat de vaarsnelheid
weergeeft. Voorbeelden van instrumenten voor
vaarsnelheid zijn:
Een GPS ontvanger (die vaarsnelheid over
de grond weergeeft).
Een Northstar S310, welke een
schoepentransducer gebruikt (en de
vaarsnelheid t.o.v. water weergeeft).
NB: Als er sprake is van stroming, dan zijn de
bovenstaande snelheden niet gelijk.
U moet selecteren van welk type vaarsnelheid
de W310 gebruik zal maken (zie sectie 3-1, 8-2,
stap 2) .
6-2 NMEA
NMEA is en industriestandaard, maar is niet zo
flexibel als NavBus omdat specifieke verbindingen
tussen de instrumenten nodig zijn. Windsnelheid
en -richtingsinformatie worden door de W310
weergegeven en kunnen worden ontvangen
en weergegeven door de Northstar R310 of
andere NMEA instrumenten. De W310 kan NMEA
vaarsnelheidinformatie ontvangen:
RMC of VTG van een compatibel GPS
instrument (snelheid t.o.v. grond).
VHW van elk compatibel instrument met een
schoepen-snelheidstransducer (snelheid t.o.v.
water).
U dient het type vaarsnelheid welke de W310 zal
gebruiken te selecteren (zie sectie 3-1, 8-2, stap 2).
67
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
7 W310 apparatuur
7-1 Wat er bij uw W310 geleverd wordt
W310 apparaat met beschermkap.
Masttop instrument.
30 m Masttop kabel.
Masttop kabel aansluitdoos.
Garantiekaart.
Bevestigingsmal.
Deze Installatie- en Bedieningshandleiding.
7-2 Andere benodigde onderdelen
Een of meerdere instrumenten uit de 310 serie
dienen op de 12 V DC stroomvoorziening aan
boord worden aangesloten via:
Een hulpschakelaar om de instrumenten in en
uit te schakelen.
Een zekering. Een 1 A zekering is nodig voor
tussen de een en vijf instrumenten.
Naar keuze kunnen externe toeters en
lichtsystemen worden geïnstalleerd. De W310 is
geaard en heeft maximaal 30 V DC en 250 mA
nodig. Als de toeters en lichten meer dan 250 mA
gebruiken, installeer dan een relais.
Voor systemen die uit verschillende instrumenten
bestaan zijn bedradingen en koppelstukjes
noodzakelijk (zie sectie 6 of raadpleeg uw NavBus
Installatie- en Bedieningshandleiding).
De W310 moet op een apparaat dat snelheid
weergeeft worden aangesloten om de ware
windsnelheid en -richting en VMG weer te geven
(zie sectie 6).
7-3 Accessories
De volgenden accessoires zijn verkrijgbaar bij uw Northstar dealer.
NavBus aansluitdoos
(zie sectie 6)
Masttop instrument
(ter vervanging)
Masttop
instrument
windbekertje
De W310 wordt normaalgesproken geleverd met
een masttop instrument. Het apparaat kan echter
informatie van een ander Northstar windinstrument
gebruiken, in welk geval de masttop instrument
niet geïnstalleerd behoeft te worden (zie sectie 6-1).
Vervanging vaan
68
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
Een correcte installatie is cruciaal voor een goede
werking van het apparaat. Het is van belang dat u
deze sectie van de handleiding en documentatie
die bij eventuele andere onderdelen geleverd is
doorleest voordat u begint met de installatie.
De W310 kan:
Signalen overbrengen naar externe toeters en
lichten voor het alarm.
Data zenden en ontvangen van en naar andere
Northstar instrumenten die via NavBus op
elkaar zijn aangesloten. Instelling voor alarmen,
eenheden, kalibratie en achtergrondverlichting
zijn eender voor alle aangesloten onderdelen
(zie sectie 6-1).
Sturen en ontvangen van NMEA data naar en
van andere instrumenten (zie sectie 6-2).
CAUTION
!
!
CAUTION
DANGER
WARNING
Gaten dienen op een veilige plaats gemaakt te
worden en de constructie van de boot of de
mast niet te ondermijnen. Raadpleeg in geval
van twijfel een gekwalificeerde bootbouwer.
• Het instrument is waterdicht aan de voorkant.
Bescherm de achterkant van het instrument
tegen water, omdat anders water het luchtgat
binnen zou kunnen komen en het instrument
beschadigen. De garantie is niet geldig voor
schade als gevolg van vocht of water dat aan de
achterkant het instrument is binnengekomen.
• De kabel die over de mast naar het
masttopinstrument gaat, dient door een buis
te lopen.
CAUTION
!
!
CAUTION
DANGER
WARNING
8-1 Installatie
W310 beeldscherm
Kies een plaats voor het beeldscherm waar het:1.
Goed zichtbaar is en niet gemakkelijk
beschadigd kan worden.
Tenminste 100 van een kompas en min. 500 mm
van een radio- of radarantenne is verwijderd.
Verwijderd is van motoren, TL-verlichting en
spanningsregelaars.
Van achteren goed bereikbaar is; de minimale
ruimte achter het apparaat dient 50 mm te zijn
(zie bevestigingsschema).
Aan de achterkant niet nat kan worden .
2 Het apparaat dient op een vlak paneel dat niet
dikker is dan 20 mm bevestigd te worden. Plak
de bevestigingsmal op de juiste plaats. Boor
een gat van 50 mm door het middelste gat
van de mal. De mal voorziet in ruimte om het
apparaat heen voor de beschermhoes.
3 Verwijder de bevestigingsmoer van de
achterkant van het apparaat. Steek de bout
aan de achterkant van het apparaat door het
bevestigingsgat. Schroef de moer er met de
hand op vast.
Min. ruimte 50 mm
Maximale dikte 20 mm
Bevestigingsmoer
Beeldscherm
Bevestigingsgat
50 mm
Zijaanzicht van de beeldschermbevestiging
Kabels
Masttop instrument
Bereid de installatie voor. Lees deze instructies door
voordat u het masttop instrument installeert en
plan waar u het bevestigingsblok vast zult maken
en waar u de kabelgaten in de mast zult boren.
Het is waarschijnlijk eenvoudiger om het masttop
instrument te installeren als de boot niet opgetuigd is.
De montageplaat bevindt zich aan het uiteinde 1.
van de 30 m masttop kabel. Bevestig de
montageplaat in de masttop:
Zodat de onderkant van het blok horizontaal is.
Met de fitting voor de masttoparm naar voren,
parallel aan (of niet meer dan een paar graden
afwijkend van) de middellijn (indien de arm
niet precies naar voren wijst zal de windrichting
aangepast moeten worden (zie sectie 3-4).
Gebruik de bijgeleverde zelf-tappende schroeven.
8 Installatie en instelling
Arm naar voren gericht
Naar voren
69
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
Mast
Kabel naar
W310
Aansluitdooskabel
Kabel
Gat in mast,
vullen met
dichtingsproduct
Naar voren
Gat in de
mast, vul met
dichtingsproduct
Kabel loopt door
een pijp langs de
binnenkant van
de mast
Kabelklem
Geïnstalleerde masttopinstrument
Schroef de
afdekkap vast
aan de plaat
Bevestig montageplaat
aan de masttop (Stap 1)
Installeer
de
windbekers
Mast
Steek de arm in
het blok
Arm
Boor een 8 mm gat bovenin de mast dichtbij 2.
de montageplaat zodat de kabel de mast
ingevoerd kan worden. Wacht met de
bevestiging van de kabel.
Boor een 8 mm gat onderin de mast zodat de 3.
kabel op een handzame plaats uit de mast
komt. De aansluitdoos voor de kabel wordt
dichtbij dit gat geplaatst; op een droge plaats
en niet in het ruim.
Bereken hoelang de kabel van de masttop tot 4.
de aansluitdoos moet zijn. Reken wat extra
kabel voor het afsluiten van de kabel in de
aansluitdoos. Snijdt de kabel op deze lengte
van de montageplaat af. Gooi het andere stuk
kabel niet weg.
Leid het onbedekte eind van de masttopkabel 5.
in het gat in de masttop, door de pijp in
de mast en onderaan de mast naar buiten.
Monteer een kabelklem in de masttop.
Vul beide kabelgaten in de mast met een
dichtingsproduct.
Voer het kabeleinde door een eindplug in 6.
de kabelaansluitdoos. Ontdoe de kabel van
zijn omhulsel en eindig de bedrading in de
bijgeleverde lasdoos.
Neem het stukje masttop instrumentkabel dat 7.
u eerder afgesneden had en verbind de kabel
met de achterkant van het W310 beeldscherm.
Bevestig deze kabel tussen het beeldscherm en
de kabelaansluitdoos:
Houdt de kabel apart van andere
kabels, motoren, TL-verlichting en
spanningsregelaars.
Maak de kabel met regelmatige
tussenruimtes vast.
Snijdt de kabel op lengte, reken een beetje 8.
extra voor het afsluiten van de kabel in de
aansluitdoos. Voer het kabeleinde door een
eindplug in de kabelaansluitdoos. Ontdoe
de kabel van zijn omhulsel en eindig de
bedrading in het bijgeleverde lasblok, zodat de
draadkleuren kloppen.
Schroef de bovenkant op de aansluitdoos en 9.
schroef het op de juiste plaats op het paneel.
Installeer de windbekers op de staaf van het 10.
masttop instrument. Maak hierbij gebruik van
de bijgeleverde inbussleutel.
Bevestig de arm aan de montageplaat:11.
Steek de arm in de montageplaat.
Schroef de afdekkap aan de arm vast aan de
montageplaat.
Electrische/data bedrading
Bedrading van het beeldscherm electrische/1.
data kabel:
Dit apparaat heeft 12 V DC stroom nodig.
Installeer een hulpschakelaar en een
zekering naar de stroomvoorziening of
voorzie het apparaat van stroom via een
geaarde hulpschakelaar. De zekering voor
maximaal 5 instrumenten dient 1 A te zijn.
Als de externe toeters en lichten meer dan 250
mA nodig hebben is het raadzaam een relais
te installeren.
De bedrading voor een op zich stand apparaat kan
als volgt gedaan worden:
70
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
i Druk verschillende keren op + totdat het
Snelheidinstelling (Speed Mode) scherm in
beeld komt:
ii Druk op of om de instelling te
veranderen naar grondsnelheid) of
(vaarsnelheid).
iii Druk op .
Als het apparaat onderdeel uitmaakt van 3.
een serie van 310 instrumenten die door
NavBus zijn geschakeld, dan stelt u nu de
achtergrondverlichting van de groep in (zie
sectie 6-1):
i Druk verschillende keren op + totdat
het achtergrondverlichtingsgroep (Backlight
Group) scherm in beeld komt:
ii Druk op of om het achtergrondlicht
groepnummer in te stellen.
iii Druk op .
Stel in:4.
De snelheidseenheden (zie sectie 4-1).
Het wijzertype (zie sectie 3-2).
Calibreer indien nodig:5.
Windrichting uitlijnen (zie sectie 3-4).
Windsnelheid (zie sectie 4-4).
De instelling
is of
De groep is 3
Als u verschillende instrumenten schakelt,
gebruik dan aansluitdozen om de bedrading te
vereenvoudigen, zoals hieronder aangegeven:
Informatie over de installatie van NavBus en het
gebruik van aansluitdozen vindt u in de NavBus
Installatie- en Bedieningshandleiding.
2. Plak ongebruikte bedradingen en
verbindingsstukjes af of dek ze anderzins af om ze
tegen water te beschermen en houd ze apart om
kortsluiting te voorkomen.
8-2 Instelling
Maak een proefvaart om te controleren of alle 1.
instrumenten goed werken.
Om ware windsnelheid en -richting en VMG te 2.
kunnen weergeven moet de W310 aangesloten
zijn op een instrument dat vaarsnelheid
weergeeft. Als de W310 is aangesloten op
een instrument dat de snelheid t.o.v. het
water weergeeft en op een instrument dat
grondsnelheid weergeeft dan kunt u kiezen
welke de W310 zal gebruiken (zie sectie 3-1, 6):
12 V DC
stroom
Externe toeters of
lichten (optioneel)
Rood
Wit
Groen
Zwart
Geel
Schakelaar
Zekering
Oranje
Blauw
NavBus (optioneel)
Masttopunit
kabel
NMEA uit (optioneel)
NMEA in (GPS optioneel)
}
Electriciteits & data-kabels
Verdeeldoos
Verdeeldoos
Electriciteits- &
data-
bedradingen
Electriciteits & data-kabels
NavBus kabel
Groep 1
Groep 2
Electriciteits
& data-
bedradingen
71
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
8-3 Resetten naar fabrieksinstelling
Alle instellingen kunnen gereset worden naar de
fabrieksinstelling (zie onderstaand).
Om te resetten naar de fabrieksinstelling:
Schakel de stroom uit.1.
Houdt lampje 2. + ingedrukt terwijl u de
stroom weer inschakelt en houd de toetsen
nog minimaal 5 seconden ingedrukt.
Windsnelheidseenheden ................................. Knopen
Wijzertype................................................................. 1
Richtingsdemping ..................................................... 2
Stuurhoek .............................................................. 40°
Stuurhoekresolutie ..............................2° per segment
Windsnelheidsalarm ...............................................Uit
Simulatiestand ........................................................Uit
Achtergrondverlichtingsniveau ................................. 0
Achtergrondverlichting groep ................................... 1
Vaarsnelheid informatie ..........................................
Appendix A - Specificaties
Fysiek
Maat van het beeldscherm 111 mm in het
vierkant.
LCD scherm 82 mm breed, 61 mm hoog;
twisted nematic.
LCD cijfers 30 mm hoog op bovenste lijn, 20
mm hoog op onderste lijn.
Vier laser ge-ëtste bedieningstoetsen.
Achtergrondverlichting van het beeldscherm
en toetsen, oranje, instelbaar op vier niveaus en
uit (de achtergrondlicht toets blijft altijd aan).
Bedieningstemperatuur 0 tot 50°C (32 tot
122°F).
Vermogen Tros lengte 1 m.
Masttop instrument kabel lengte 30 m.
Electrisch
Electriciteitsvoorziening 10.5 toT 16.5 V DC,
20 mA zonder achtergrondverlichting, 120 mA
met volledige achtergrondverlichtign.
Externe toeter of lichtbron, geaard, maximaal
30 V DC en 250 mA.
Wind
Windrichting, waar en schijnbaar: varieert van
0 tot 180° bakboord of stuurboord.
Windsnelheid, waar en schijnbaar, varieert van
0 tot 199 knopen (0 to 102 m/s).
Maximale schijnbare windsnelheid.
Schijnbare windsnelheid alarm.
Kalibratie
Windsnelheid en -richting (uitlijning) kan
worden gekalibreerd.
Interfaces
NavBus verbinding naar andere Northstar
instrumenten.
NMEA 0183 output MWV, VPW; inputs RMC,
VHW, VTG.
Overeenkomstig met de standaarden
EMC meegaandheid
USA (FCC): Deel 15 Klasse B.
Europa EN60945:2002
Nieuw-Zeeland en Australië EN60945:2002
Instrument: IPx6
Transducer: IPx6 & IPx7
Electriciteits/data-bedrading
Bedrading Signaal
Rood Positieve stroom 12 V DC, maximaal
200 mA
Zwart Negatieve stroom, NMEA standaard
Groen Externe toeter of lichten uit, geaard,
30 V DC en max. 250 mA
Oranje NavBus +
Blauw NavBus -
Wit NMEA uit
Geel NMEA in
72
Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
Appendix B - Problemen oplossen
Deze gids voor het oplossen van problemen gaat
ervan uit dat u de complete handleiding gelezen en
begrepen heeft.
Het is vaak mogelijk om moeilijkheden op te lossen
zonder dat het apparaat voor reparatie naar de fabriek
wordt gezonden. Wij verzoeken u vriendelijk om deze
sectie door te lezen voordat u contact opneemt met
uw Northstar dealer.
Geen van de onderdelen dient door de gebruiker
onderhouden te worden. Om waterdichtheid en het
correct in elkaar zetten te checken zijn specifieke
methodes en testinstrumenten nodig. Reparaties
dienen alleen uitgevoerd te worden door
servicecenters die door Northstarzijn goedgekeurd.
Gebruikers die zelf hun W310 onderhouden maken
hierdoor de garantie ongeldig.
U kunt meer informatie vinden op onze website:
www.northstarnav.com
Problemen bij inschakelen apparaat:1.
a Zekering doorgebrand of stroom
onderbroken door stroomonderbreker.
b Voltage accu ligt niet tussen 10.5 en 16.5
V DC.
c Electriciteits/ Datakabel beschadigd.
Windsnelheid of -richting weergave klopt 2.
niet of vertoont onregelmatigheden:
a windsnelheidskalibratie is niet correct (zie
sectie 4-4).
b uitlijning windrichting is niet correct (zie
sectie 3-4).
c masttop instrument kabel is losgeraakt of
beschadigd.
d Masttop instrument is beschadigd of vies.
e Storing door electrische ruis. Herzie
installatie.
Het woord SIM flikker in de 3.
rechterbovenhoek van het scherm,
weergegeven waarden zijn onverwacht:
a Apparaat op de simulatie-instelling (zie sectie
2-4).
Het beeldscherm beslaat:4.
a Vochtige lucht is door het luchgat
de achterkant van het apparaat
binnengedrongen. Zorg dat de boot
gelucht wordt of gebruik het apparaat met
felste achergrondverlichting.
b Water is door het luchtgat de achterkant
binnengedrongen. Retourneer het apparaat
voor service.

Documenttranscriptie

Inhoud 1 Inleiding......................................................................................................................................................58 2 Bediening....................................................................................................................................................59 2-1 In- en uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-2 Standaard bediening. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-3 Alarmen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-4 Simulatie-instelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-5 Bedieningsoverzicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-6 Schijnbare en ware windrichting en -snelheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59 59 59 59 60 61 3 Windrichting................................................................................................................................................62 3-1 Windrichting weergave. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 3-2 Windrichting wijzertype instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 3-3 Demping van de windrichting instelllen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 3-4 Kalibreer winduitlijning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63 4 Windsnelheid, VMG......................................................................................................................................63 4-1 Windsnelheidseenheden instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-2 Maximale windsnelheid resetten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-3 Stel windsnelheidsalarm in. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-4 Windsnelheid kalibreren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 63 63 64 5 Naar de wind koersen...................................................................................................................................64 5-1 De gewenste stuurhoek instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 5-2 Stuurresolutie instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 6 Systeem van verschillende instrumenten.....................................................................................................66 6-1 NavBus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 6-2 NMEA. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 7 W310 apparatuur.........................................................................................................................................67 7-1 Wat er bij uw W310 geleverd wordt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 7-2 Andere benodigde onderdelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 7-3 Accessories. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 56 Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual 8 Installatie en instelling................................................................................................................................68 8-1 Installatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68 8-2 Instelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 8-3 Resetten naar fabrieksinstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71 Appendix A - Specificaties...............................................................................................................................71 Appendix B - Problemen oplossen...................................................................................................................72 Eenheden Dit apparaat is in de fabriek ingesteld op knopen. Indien u deze instelling wilt veranderen zie dan sectie 4-1. Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual 57 1 Inleiding De W310 geeft weer: Schijnbare windrichting en windsnelheid. Ware windrichting en -snelheid (hiervoor is informatie van een snelheidsinstrument nodig) Maximale windsnelheid. Stuurinstructies om op een constante hoek t.o.v. de wind te varen (naar de wind koersen). VMG (velocity made good) dat deel van vaarsnelheid parallel aan de wind (hiervoor is informatie van een snelheidsinstrument nodig). Een geïnstalleerde W310 bestaat uit twee onderdelen: Een beeldscherm. Een masttop instrument, welke ontworpen is om windsnelheid- en richting te meten. Het apparaat wordt gevoed door de stroomvoorziening aan boord. De W310 maakt deel uit van de Northstar familie voor bootinstrumenten voor het meten van snelheid, diepte en wind en repeaters. Deze instrumenten kunnen zodanig op elkaar worden aangesloten dat ze een geïntegreerd datasysteem voor de boot vormen (zie sectie 6). Om maximaal profijt van uw W310 te hebben raden we u aan deze handleiding voor installatie en gebruik aandachtig door te lezen. Hoe de windsnelheid gemeten wordt Het masttop instrument heeft een rotor met drie windschoepjes welke draait wanneer het wind vangt. Het instrument meet hoe snel de rotor ronddraait om de windsnelheid te berekenen. Hoe windrichting gemeten wordt Het masttop instrument heeft een windvaantje dat in de richting wijst waar de wind vandaan komt. De electronische sensor van het instrument geeft weer in welke richting het windvaantje wijst. Schoonmaak en onderhoud Maak het beeldscherm schoon met een natte doek of een mild afwasmiddel. Vermijd schuurmiddel, benzine of andere oplosmiddelen. Het W310 beeldscherm Windrichting weergave, digitaal en analoog Beeldscherm (verlicht) Alarmsymbool Snelheidsweergave (Windsnelheid, Maximale windsnelheid of VMG) Vier toetsen (verlicht) ! CAUTION ! WARNING 111 x 111 mm Het is uw persoonlijke verantwoordelijkheid om dit instrument en transducer(s) op zodanige wijze te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of zaakschade worden veroorzaakt. DANGER Neem altijd de regels voor goed zeemanschap in acht. De keuze, plaatsing, hoek en installatie van de transducers en andere componenten zijn cruciaal om het systeem te doen werken zoals het bedoeld is. Raadpleeg in geval van twijfel een Northstar leverancier. CAUTION Het geen gevolg geven aan deze waarschuwingen kan leiden tot de dood, ernstig persoonlijk letsel of zaakschade. Northstar wijst elke aansprakelijkheid af voor installatie of gebruik van dit product, dat de dood, persoonlijk letsel of zaakschade tot gevolg heeft, of dat in strijd is met de wet. Gaten dienen op een veilige plaats gemaakt te worden en de constructie van de boot of de mast niet te ondermijnen. Raadpleeg in geval van twijfel een gekwalificeerde bootbouwer. 58 Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual 2 Bediening 2-1 In- en uitschakelen Schakel het apparaat in en uit via de hulpschakelaar aan boord. Het apparaat heeft geen eigen aan/uit knop. Als de stroom uitgeschakeld wordt blijven al uw instellingen bewaard. Als het woord SIM flikkert bovenaan het scherm, dan staat het apparaat op de simulatie-instelling (zie sectie 2-4). 2-2 Standaard bediening De toetsen Het apparaat heeft vier toetsen, met de opdruk en . In deze handleiding: Betekent drukken, dat men voor minder dan een seconde op een toets drukt. Betekent 2 seconden ingedrukt houden dat men de toets voor 2 seconden of langer ingedrukt houdt. Betekent druk een toets + een andere toets dat men deze toetsen tegelijkertijd indrukt. Instellen van achtergrondverlichting voor scherm en toetsen Achtergrondverlichting kan op vier verschillende helderheidsniveaus ingesteld of uitgeschakeld worden (de toetsenverlichting kan niet uitgeschakeld worden). Druk eenmaal op om de huidige lichtsterkte te zien en druk nomaals op om de lichtsterkte te veranderen: Achtergrondverlichting niveau 2 Verander het weergegeven item Als een bepaalde waarde wordt weergegeven als (— —) dan betekent dit dat deze waarde niet beschikbaar is, bijv. dat de ware windwaarden niet beschikbaar zijn omdat de W310 niet op een snelheidsinstrument is aangesloten. Het bovenste deel van het scherm geeft de windrichting weer en het onderste deel snelheid. Druk eenmaal op om te kiezen uit: Ware windrichting en -snelheid (alleen beschikbaar als de W310 op een snelheidsinstrument als de S310 of een Northstar GPS is aangesloten). Schijnbare windrichting en -snelheid. Naar de wind koersen (zie sectie 5). Druk een of meerdere keren op om de snelheidwaarde in de onderste helft van het scherm te veranderen (zie sectie 4): Windsnelheid, schijnbaar en waar. Maximale schijnbare windsnelheid. VMG, het onderdeel van de vaarsnelheid parallel aan de wind (alleen beschikbaar als de W310 op een snelheidsinstrument is aangesloten, bv. de S310 of een Northstar GPS). 2-3 Alarmen De W310 kan zodanig worden ingesteld dat een alarm klinkt wanneer de schijnbare windsnelheid hoger is dan de alarmwaarde (zie sectie 4-3). Wanneer het alarm en de interne pieper klinken, begint het op het beeldscherm te flikkeren en worden ook externe toeters en lichten in werking gesteld. Druk op om het alarm uit te schakelen. Het alarm blijft uitgeschakeld totdat de windsnelheid lager wordt dan de alarmwaarde. Het alarm zal weer afgaan wanneer de windsnelheid weer hoger wordt dan de alarmwaarde. 2-4 Simulatie-instelling De simulatie-instelling biedt u de mogelijkheid om aan wal aan het apparaat te wennen. De W310 werkt als hetzelfde in de simulatie-stand, met uitzondering van de gegevens van het masttop instrument. Deze worden genegeerd en de informatie wordt door het apparaat zelf aangemaakt. Het woord SIM flikkert in de rechterbovenhoek van het scherm. Om de Simulatie-instelling in of uit te schakelen: 1. Schakelt u de stroom uit. 2. Houdt u ingedrukt terwijl u de stroom weer inschakeld. Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual 59 2-5 Bedieningsoverzicht Alarm in- en uitschakelen Schakel stroom in Houd Alarm instellen Schakel Simulatie in of uit Houd + 5 seconden ingedrukt Geheugen resetten Windsnelheidalarm instellen Houd 2 seconden ingedrukt Standaard bediening Houd Instelling Windinstelling veranderen (ware, schijnbare, naar de wind koersen) Snelheidsbeeldscherm vernderen (windsnelheid, maximale windsnelheid, VMG) Demping windrichting instellen + Stuurhoek resolutie instellen + Alarm uitschakelen Kalibreer wind uitlijning Achtergrondverlichting instellen (4 niveaus en uit) Windsnelheid kalibreren + Houd 2 sec. Houd + 2 sec. Wijzertype instellen (Wanneer MAX Snelheid wordt weergegeven) MAX snelheid resetten naar 0 Selecteer achtergrondverlichting groep (Als ‘naar de wind koersen’ weergegeven wordt) Stuurhoek instellen + Veranderen windeenheden (M/S of KNOTS (knopen)) Stuurhoek instellen Stuurhoek vergroten + + Snelheidswaarde instellen + Stuurhoek verkleinen Terugkeren naar normaal 60 Alarmsnelheid verlagen Ga terug naar standaard instelling 2 seconden ingedrukt + + Alarmsnelheid verhogen Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual Verhoog waarde of verander instelling Verminder waarde of verander instelling Keer terug naar standaard instelling 2-6 Schijnbare en ware windrichting en -snelheid Schijnbare windsnelheid en -richting zijn waarden die door het instrument in de masttop worden gemeten. De ware windrichting en snelheid zijn snelheden die berekend worden wanneer de vaarsnelheid in aanmerking wordt genomen. Als de boot beweegt dan is de schijnbare windsnelheid niet gelijk aan de ware windsnelheid en de schijnbare windrichting verschilt van de ware windrichting zoals hieronder wordt aangegeven. De ware windrichting is gelijk aan de schijnbare windsnelheid en de ware windrichting is gelijk aan de schijnbare windrichting. Boot ligt stil Boot vaart tegen de wind in. Schijnbare windsnelheid is groter dan de ware windsnelheid en schijnbare windrichting is dichter bij recht vooruit dan de ware windrichting. Ware windsnelheid 20 knopen Ware windsnelheid 20 knopen Ware windrichting 45° Snelheid van de boot 10 knopen Schijnbare windsnelheid 28 knopen Schijnbare windsnelheid 28 knopen Schijnbare windrichting 30° Snelheid van de boot 10 knopen Boot vaart voor de wind. Schijnbare windsnelheid is lager dan ware windsnelheid en schijnbare windrichting licht dichter bij recht vooruit dan de ware windrichting. Ware windsnelheid 20 knopen Snelheid van de boot 10 knopen Ware windrichting 135° Schijnbare windsnelheid 15 knopen Ware windsnelheid 20 knopen Snelheid van de boot 10 knopen Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual Schijnbare windsnelheid 15 knopen Schijnbare windrichting 107° 61 3 Windrichting 3-1 Windrichting weergave Wind van 30° naar stuurboord, wijzertype 1 Om de windrichting weer te geven, drukt u een of meerdere keren op totdat TRUE (ware windrichting) of APP (schijnbare windrichting) worden weergegeven. Ware windrichting wordt alleen weergegeven als de W310 is aangesloten op een snelheidsinstrument. De windrichting wordt weergegeven in graden (0 tot 180º bak- of stuurboord) en door de wijzer (zie rechts). Windrichting 3-2 Windrichting wijzertype instellen Voor de windrichtingwijzer heeft u de keuze uit vijf verschillende types (zie rechts) Type 1 is standaard. Types 1, 2 en 3 simuleren windvaantjes en hebben een zwarte stip in het midden. Het dunnere gedeelte geeft de richting uit welke de wind waait aan. Types 4 en 5 geven de richting uit welke de wind waait aan. Om het wijzertype in te stellen: 1. Drukt u verschilende keren op + totdat het wijzertype-scherm wordt weergegeven: Wind van 30° naar bakboord, wijzertype 2 Windrichting Wind van 150° naar stuurboord, wijzertype 3 Wijzertype 1 Windrichting 2. Druk op of 3. Druk op . om het wijzertype te kiezen. Wind van 30° naar stuurboord, wijzertype 4 Windrichting 3-3 Demping van de windrichting instelllen Windturbulentie, vlagen en het bewegen van de mast zorgen voor fluctuaties in de windrichting. Voor een stabiele weergave berekent de W310 de windrichting door de richting verschillende keren te meten en het gemiddelde van de metingen te nemen. De waarden voor de demping van de windrichting variëren van 1 tot 5: Een lagere waarde neemt het gemiddelde van waarnemingen over een kortere periode. Dit geeft de meest accurate weergave met de meeste fluctuatie. Een hogere waarde neemt het gemiddelde over een langere periode. Dit geeft een stabielere richting maar laat werkelijke veranderingen in richting niet altijd zien. 62 Wind vn 120° naar stuurboord, wijzertype 5 Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual Windrichting NB: de demping is van invloed op de numerieke windrichting, niet op de wijzer. Stel de demping van de windrichting in naar de laagste waarde welke een stabiele numerieke windrichting geeft. De waarden 1, 2, 3, 4 en 5 geven een gemiddelde over een periode van respectievelijk 6, 12, 18, 24 en 30 seconden. Om de demping in te stellen: 1. Druk op + om het Windrichting Dempings (Wind Direction Damping) beeldscherm in beeld te krijgen: 3-4 Kalibreer winduitlijning U zult de winduitlijning moeten kalibreren als u van mening bent dat de weergegeven windrichting niet klopt of indien, tijdens bevestiging van de masttoparm, deze niet parallel loopt aan het midden van de boot: 1. U moet weten wat de correcte windrichting is. De beste manier om dit uit te vinden voor een boot met motor is om op maximale snelheid te varen als er geen wind is. De correcte windrichting is dan 0° van voren. 2. Druk verschillende keren op + totdat het Kalibraren Winduitlijnings- (Calibrate Wind Alignment) scherm in beeld komt: Demping is gelijk aan 3 2. Druk op of 3. Druk op . Windrichting is 5º naar stuurboord of de demping te veranderen. 4 Windsnelheid, VMG De W310 kan een van drie verschillende snelheden weergeven in het onderste deel van het scherm. Druk een of meerdere keren op om te selecteren: WIND SPEED (windsnelheid): De windsnelheid, de schijnbare of de ware (zie sectie 3). MAX SPEED (max. snelheid) De maximum schijnbare windsnelheid vanaf het moment dat de MAX SPEED gereset werd of dat het apparaat ingeschakeld werd. VMG (Velocity Made Good): Deel van de vaarsnelheid dat parallel is aan de wind. Ware windsnelheid en VMG worden alleen weergegeven wanneer de W310 op een snelheidsinstrument of een Northstar GPS is aangesloten. 3. Druk op of om de weergegeven windrichting naar de juiste waarde te veranderen. 4. Druk op . 4-2 Maximale windsnelheid resetten Na het resetten wordt een nieuw maximum berekent: 1. Druk op totdat MAX snelheid (speed) wordt weergegeven. 2. Houd + 2 seconden ingedrukt. 4-3 Stel windsnelheidsalarm in Het windsnelheidsalarm klinkt als het alarm ingeschakeld is en de schijnbare wind een snelheid bereikt die groter of gelijk ik aan de windsnelheidsalarmwaarde. Als het alarm klinkt drukt u op om het uit te zetten. Om de alarmwaarde in te stellen of het alarm in of uit te schakelen: 4-1 Windsnelheidseenheden instellen De eenheden voor windsnelheid waaruit u kunt kiezen zijn KNOTS (knopen) of M/S: Houd ingedrukt totdat de eenheden veranderen. NB: VMG wordt altijd in knopen weergegeven. Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual Alarm staat aan Windsnelheidswaarde is 50 knopen 63 1. Houd u 2 seconden ingedrukt zodat het Windsnelheidsalarm (Wind Speed Alarm) scherm wordt weergegeven: 2. Om de alarmwaarde te veranderen drukt u op of . 3. Om het alarm in of uit te schakelen drukt u op . 4. Druk op . 4-4 Windsnelheid kalibreren Het instrument is in de fabriek gekalibreerd en zou normaal gesproken niet nogmaals gekalibreerd dienen te worden. Indien de weergegeven windsnelheid foutief lijkt, controleer dan eerst of de rotor in de masttop niet beschadigd is of vast zit en kalibreer dan pas de windsnelheid: 1. U dient te weten wat de correcte windsnelheid is. De gemakkelijkste manier voor een boot met een motor is om op maximale snelheid te varen indien er geen wind is; de correcte windsnelheid is dan gelijk aan de vaarsnelheid. De vaarsnelheid dient u af te lezen van een snelheidsinstrument aan boord of aan boord van een andere boot met dezelfde vaarsnelheid. 2. Druk verschillende keren op + totdat het Windsnelheidkalibratiescherm wordt weergegeven. 3. Na twee seconden zal het beeldscherm veranderen en wordt de schijnbare windsnelheid weergeven: Windsnelheid 4. Druk op of om de weergegeven schijnbare windsnelheid naar de correcte waarde te veranderen. 5. Druk op . 5 Naar de wind koersen De ‘koersen naar de wind’-functie geeft aanwijzingen om met een constante hoek naar de schijnbare wind te varen. De W310 berekent automatisch de correcte instructies voor overstag gaan naar stuur- en bakboord. Om de ‘koersen naar de wind’-functie te starten drukt u op totdat STEER (stuur/koers) wordt weergegeven. Het scherm laat het volgende zien: 1. De benodigde stuurhoek t.o.v. de schijnbare wind (om de benodigde stuurhoek in te stellen, zie sectie 5-1). 2. Een richtingspijl die aangeeft welke kant opgestuurd moet worden om de gewenste stuurhoek te bereiken. 3. De stuurfout (het verschil tussen de gewenste stuurhoek en de ware stuurhoek) is zichtbaar op de cirkelvormige wijzer: 64 De bovenste twee segmenten zijn altijd aan. Hoe groter de stuurfout, hoe meer segmenten zullen aan gaan. De stuurresolutie bepaald hoeveel segmenten aan gaan. Het aantal segmenten dat aan gaat is de stuurfout gedeeld door de stuurresolutie (om de stuurresolutie in te stellen, zie sectie 5-2). Als de boot naar bakboord gestuurd moet worden, dan gaan de segmenten rechts van het midden aan. Als de boot naar stuurboord gestuurd moet worden, dan gaan de segmenten links van het midden aan. Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual Voorbeelden van naar de wind koersen De gewenste stuurhoek is 40° en de boot zeilt op 30° aan de schijnbare wind. De stuurfout is 10°. De boot zou nu 10° naar bakboord moeten sturen. De stuurresolutie is 1° en dus zijn 10 segmenten van de cirkel aan: De gewenste stuurhoek is 40° en de boot vaart op 70° aan de schijnbare wind. De stuurfout is 30°. De boot zou 30° naar stuurboord moeten draaien. De stuurresolutie is 5° en dus zijn 6 segmenten van de cirkel aan: Gewenste stuurhoek 40° Gewenste stuurhoek 40° Windrichting Werkelijke stuurhoek 30° Stuurcorrectie 10° Gewenste stuurhoek Windrichting Werkelijke stuurhoek 70° Stuurcorrectie 30° naar stuurboord Gewenste stuurhoek Richtingspijl (die kant op sturen) Richtingspijl (die kant op sturen) Stuurfout, 10 segmenten zijn aan Stuurfout, 6 segmenten zijn aan 5-1 De gewenste stuurhoek instellen De gewenste stuurhoek is de gewenste hoek tussen de richting van de boot en de schijnbare windrichting: 1. Terwijl u + ; de gewenste stuurhoek zal oplichten: aantal stuurgraden aangeeft dat elk segment symboliseert (zie voorbeelden vorige pagina). Gebruik een lagere stuurresolutie voor preciezer zeilen. Om de stuurresolutie in te stellen: 1. Drukt u verschillende keren op + totdat het Stuurresolutie (steering resolution) scherm wordt weergegeven: Required steering angle is 45° 2. Druk op of om de gewenste stuurhoek te veranderen. Deze kan variëren van 0° tot 150°. 3. Druk op . 5-2 Stuurresolutie instellen In de ‘naar de wind koersen’-functie geeft de cirkelvormige wijzer de stuurcorrectie weer. De stuurresolutie is een nummer van 1 tot 5 dat het Résolution 5° 2. Druk op of veranderen. 3. Druk op . Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual om de resolutie te 65 6 Systeem van verschillende instrumenten Verschillende Northstar instrumenten kunnen zo op elkaar worden aangesloten dat ze informatie kunnen uitwisselen. Er zijn twee manieren om dit te doen, NavBus of NMEA. 6-1 NavBus NavBus is een systeem dat eigendom is van Northstar en dat een combinatie van instrumenten mogelijk maakt waarbij maar een set transducers benodigd is. Als de instrumenten via NavBus op elkaar zijn aangesloten: Als u de eenheden, alarmen of kalibratie voor een van de instrumenten verandert zullen deze waarden automatisch veranderen voor andere instrumenten van hetzelfde type. Elk instrument kan worden aangesloten op een groep van instrumenten (zie sectie 1, 8-2, stap 3). Als u het achtergrondlicht verandert in groep 1, 2, 3 of 4 dan zal deze automatisch meeveranderen voor de andere insturmenten in dezelfde groep. Als u dit doet voor instrumenten uit groep 0, dan gebeurt er niets met de andere instrumenten. Als een alarm klinkt kunt u dit uitschakelen door op te drukken op een van de instrumenten die dit alarm op het beeldscherm laat zien. NavBus en de W310 66 Als de W310 niet op een masttop instrument is aangesloten, dan zal het apparaat automatisch, via NavBus de windrichting en -snelheidsinformatie van een ander apparaat overnemen, als deze informatie beschikbaar is. Voor meer informatie verwijzen we naar de NavBus Installatie- en Bedieningshandleiding. Als er geen masttop instrument op het apparaat is aangesloten en de corresponderende externe data niet beschikbaar dan zal de weergegeven waarde strepen (— —) zijn. Om de ware windsnelheid, -richting en de VMG weer te geven, moet de W310 aangesloten zijn op een instrument dat de vaarsnelheid weergeeft. Voorbeelden van instrumenten voor vaarsnelheid zijn: Een GPS ontvanger (die vaarsnelheid over de grond weergeeft). Een Northstar S310, welke een schoepentransducer gebruikt (en de vaarsnelheid t.o.v. water weergeeft). NB: Als er sprake is van stroming, dan zijn de bovenstaande snelheden niet gelijk. U moet selecteren van welk type vaarsnelheid de W310 gebruik zal maken (zie sectie 3-1, 8-2, stap 2) . 6-2 NMEA NMEA is en industriestandaard, maar is niet zo flexibel als NavBus omdat specifieke verbindingen tussen de instrumenten nodig zijn. Windsnelheid en -richtingsinformatie worden door de W310 weergegeven en kunnen worden ontvangen en weergegeven door de Northstar R310 of andere NMEA instrumenten. De W310 kan NMEA vaarsnelheidinformatie ontvangen: RMC of VTG van een compatibel GPS instrument (snelheid t.o.v. grond). VHW van elk compatibel instrument met een schoepen-snelheidstransducer (snelheid t.o.v. water). U dient het type vaarsnelheid welke de W310 zal gebruiken te selecteren (zie sectie 3-1, 8-2, stap 2). Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual 7 W310 apparatuur 7-1 Wat er bij uw W310 geleverd wordt W310 apparaat met beschermkap. Masttop instrument. 30 m Masttop kabel. Masttop kabel aansluitdoos. Garantiekaart. Bevestigingsmal. Deze Installatie- en Bedieningshandleiding. 7-2 Andere benodigde onderdelen Een of meerdere instrumenten uit de 310 serie dienen op de 12 V DC stroomvoorziening aan boord worden aangesloten via: Een hulpschakelaar om de instrumenten in en uit te schakelen. Een zekering. Een 1 A zekering is nodig voor tussen de een en vijf instrumenten. Naar keuze kunnen externe toeters en lichtsystemen worden geïnstalleerd. De W310 is geaard en heeft maximaal 30 V DC en 250 mA nodig. Als de toeters en lichten meer dan 250 mA gebruiken, installeer dan een relais. Voor systemen die uit verschillende instrumenten bestaan zijn bedradingen en koppelstukjes noodzakelijk (zie sectie 6 of raadpleeg uw NavBus Installatie- en Bedieningshandleiding). De W310 moet op een apparaat dat snelheid weergeeft worden aangesloten om de ware windsnelheid en -richting en VMG weer te geven (zie sectie 6). De W310 wordt normaalgesproken geleverd met een masttop instrument. Het apparaat kan echter informatie van een ander Northstar windinstrument gebruiken, in welk geval de masttop instrument niet geïnstalleerd behoeft te worden (zie sectie 6-1). 7-3 Accessories De volgenden accessoires zijn verkrijgbaar bij uw Northstar dealer. Masttop instrument (ter vervanging) Masttop instrument windbekertje Vervanging vaan Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual NavBus aansluitdoos (zie sectie 6) 67 8 Installatie en instelling Een correcte installatie is cruciaal voor een goede werking van het apparaat. Het is van belang dat u deze sectie van de handleiding en documentatie die bij eventuele andere onderdelen geleverd is doorleest voordat u begint met de installatie. De W310 kan: Signalen overbrengen naar externe toeters en lichten voor het alarm. Data zenden en ontvangen van en naar andere Northstar instrumenten die via NavBus op elkaar zijn aangesloten. Instelling voor alarmen, eenheden, kalibratie en achtergrondverlichting zijn eender voor alle aangesloten onderdelen (zie sectie 6-1). Sturen en ontvangen van NMEA data naar en ! CAUTION van andere instrumenten (zie sectie 6-2). ! CAUTION ! WARNING WARNING Gaten dienen op!een veilige plaats gemaakt te worden en de constructie van de boot of de DANGER mast niet te ondermijnen. Raadpleeg in geval DANGER van twijfel een gekwalificeerde bootbouwer. 2 Het apparaat dient op een vlak paneel dat niet dikker is dan 20 mm bevestigd te worden. Plak de bevestigingsmal op de juiste plaats. Boor een gat van 50 mm door het middelste gat van de mal. De mal voorziet in ruimte om het apparaat heen voor de beschermhoes. 3 Verwijder de bevestigingsmoer van de achterkant van het apparaat. Steek de bout aan de achterkant van het apparaat door het bevestigingsgat. Schroef de moer er met de hand op vast. Zijaanzicht van de beeldschermbevestiging Maximale dikte 20 mm Bevestigingsmoer Bevestigingsgat 50 mm Beeldscherm • Het instrument is waterdicht aan de voorkant. Bescherm de achterkant van het instrument tegen water, omdat anders water het luchtgat binnen zou kunnen komen en het instrument beschadigen. De garantie is niet geldig voor schade als gevolg van vocht of water dat aan de achterkant het instrument is binnengekomen. • De kabel die over de mast naar het masttopinstrument gaat, dient door een buis te lopen. 8-1 Installatie W310 beeldscherm 1. Kies een plaats voor het beeldscherm waar het: Goed zichtbaar is en niet gemakkelijk beschadigd kan worden. Tenminste 100 van een kompas en min. 500 mm van een radio- of radarantenne is verwijderd. Verwijderd is van motoren, TL-verlichting en spanningsregelaars. Van achteren goed bereikbaar is; de minimale ruimte achter het apparaat dient 50 mm te zijn (zie bevestigingsschema). Aan de achterkant niet nat kan worden . 68 Kabels CAUTION CAUTION Min. ruimte 50 mm Masttop instrument Bereid de installatie voor. Lees deze instructies door voordat u het masttop instrument installeert en plan waar u het bevestigingsblok vast zult maken en waar u de kabelgaten in de mast zult boren. Het is waarschijnlijk eenvoudiger om het masttop instrument te installeren als de boot niet opgetuigd is. 1. De montageplaat bevindt zich aan het uiteinde van de 30 m masttop kabel. Bevestig de montageplaat in de masttop: Zodat de onderkant van het blok horizontaal is. Met de fitting voor de masttoparm naar voren, parallel aan (of niet meer dan een paar graden afwijkend van) de middellijn (indien de arm niet precies naar voren wijst zal de windrichting aangepast moeten worden (zie sectie 3-4). Gebruik de bijgeleverde zelf-tappende schroeven. Arm naar voren gericht Naar voren Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual 2. Boor een 8 mm gat bovenin de mast dichtbij de montageplaat zodat de kabel de mast ingevoerd kan worden. Wacht met de bevestiging van de kabel. 3. Boor een 8 mm gat onderin de mast zodat de kabel op een handzame plaats uit de mast komt. De aansluitdoos voor de kabel wordt dichtbij dit gat geplaatst; op een droge plaats en niet in het ruim. 4. Bereken hoelang de kabel van de masttop tot de aansluitdoos moet zijn. Reken wat extra kabel voor het afsluiten van de kabel in de aansluitdoos. Snijdt de kabel op deze lengte van de montageplaat af. Gooi het andere stuk kabel niet weg. 5. Leid het onbedekte eind van de masttopkabel in het gat in de masttop, door de pijp in de mast en onderaan de mast naar buiten. Monteer een kabelklem in de masttop. Vul beide kabelgaten in de mast met een dichtingsproduct. 6. Voer het kabeleinde door een eindplug in de kabelaansluitdoos. Ontdoe de kabel van zijn omhulsel en eindig de bedrading in de bijgeleverde lasdoos. 7. Neem het stukje masttop instrumentkabel dat u eerder afgesneden had en verbind de kabel met de achterkant van het W310 beeldscherm. Bevestig deze kabel tussen het beeldscherm en de kabelaansluitdoos: Houdt de kabel apart van andere kabels, motoren, TL-verlichting en spanningsregelaars. Maak de kabel met regelmatige tussenruimtes vast. 8. Snijdt de kabel op lengte, reken een beetje extra voor het afsluiten van de kabel in de aansluitdoos. Voer het kabeleinde door een eindplug in de kabelaansluitdoos. Ontdoe de kabel van zijn omhulsel en eindig de bedrading in het bijgeleverde lasblok, zodat de draadkleuren kloppen. 9. Schroef de bovenkant op de aansluitdoos en schroef het op de juiste plaats op het paneel. Arm Installeer de windbekers 10. Installeer de windbekers op de staaf van het masttop instrument. Maak hierbij gebruik van de bijgeleverde inbussleutel. 11. Bevestig de arm aan de montageplaat: Steek de arm in de montageplaat. Schroef de afdekkap aan de arm vast aan de montageplaat. Electrische/data bedrading 1. Bedrading van het beeldscherm electrische/ data kabel: Dit apparaat heeft 12 V DC stroom nodig. Installeer een hulpschakelaar en een zekering naar de stroomvoorziening of voorzie het apparaat van stroom via een geaarde hulpschakelaar. De zekering voor maximaal 5 instrumenten dient 1 A te zijn. Als de externe toeters en lichten meer dan 250 mA nodig hebben is het raadzaam een relais te installeren. De bedrading voor een op zich stand apparaat kan als volgt gedaan worden: Schroef de afdekkap vast aan de plaat Geïnstalleerde masttopinstrument Kabel Naar voren Kabelklem Mast Kabel loopt door een pijp langs de binnenkant van de mast Bevestig montageplaat aan de masttop (Stap 1) Steek de arm in het blok Mast Gat in de mast, vul met dichtingsproduct Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual Gat in mast, vullen met dichtingsproduct Kabel naar W310 Aansluitdooskabel 69 i Zwart Rood Groen Geel Wit Oranje Masttopunit Blauw kabel Zekering 12 V DC stroom Externe toeters of lichten (optioneel) NMEA in (GPS optioneel) NMEA uit (optioneel) } NavBus (optioneel) Schakelaar Als u verschillende instrumenten schakelt, gebruik dan aansluitdozen om de bedrading te vereenvoudigen, zoals hieronder aangegeven: Groep 1 Druk verschillende keren op + totdat het Snelheidinstelling (Speed Mode) scherm in beeld komt: ii Druk op of om de instelling te veranderen naar grondsnelheid) of (vaarsnelheid). iii Druk op . 3. Als het apparaat onderdeel uitmaakt van een serie van 310 instrumenten die door NavBus zijn geschakeld, dan stelt u nu de achtergrondverlichting van de groep in (zie sectie 6-1): i Druk verschillende keren op + totdat het achtergrondverlichtingsgroep (Backlight Group) scherm in beeld komt: Verdeeldoos De instelling is of Electriciteits- & databedradingen Electriciteits & data-kabels Groep 2 NavBus kabel Verdeeldoos Electriciteits & databedradingen De groep is 3 Electriciteits & data-kabels Informatie over de installatie van NavBus en het gebruik van aansluitdozen vindt u in de NavBus Installatie- en Bedieningshandleiding. 2. Plak ongebruikte bedradingen en verbindingsstukjes af of dek ze anderzins af om ze tegen water te beschermen en houd ze apart om kortsluiting te voorkomen. 8-2 Instelling 1. Maak een proefvaart om te controleren of alle instrumenten goed werken. 2. Om ware windsnelheid en -richting en VMG te kunnen weergeven moet de W310 aangesloten zijn op een instrument dat vaarsnelheid weergeeft. Als de W310 is aangesloten op een instrument dat de snelheid t.o.v. het water weergeeft en op een instrument dat grondsnelheid weergeeft dan kunt u kiezen welke de W310 zal gebruiken (zie sectie 3-1, 6): 70 ii Druk op of om het achtergrondlicht groepnummer in te stellen. iii Druk op . 4. Stel in: De snelheidseenheden (zie sectie 4-1). Het wijzertype (zie sectie 3-2). 5. Calibreer indien nodig: Windrichting uitlijnen (zie sectie 3-4). Windsnelheid (zie sectie 4-4). Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual 8-3 Resetten naar fabrieksinstelling Alle instellingen kunnen gereset worden naar de fabrieksinstelling (zie onderstaand). Om te resetten naar de fabrieksinstelling: 1. Schakel de stroom uit. 2. Houdt lampje + ingedrukt terwijl u de stroom weer inschakelt en houd de toetsen nog minimaal 5 seconden ingedrukt. Windsnelheidseenheden.................................. Knopen Wijzertype................................................................. 1 Richtingsdemping...................................................... 2 Stuurhoek............................................................... 40° Stuurhoekresolutie...............................2° per segment Windsnelheidsalarm................................................Uit Simulatiestand.........................................................Uit Achtergrondverlichtingsniveau.................................. 0 Achtergrondverlichting groep.................................... 1 Vaarsnelheid informatie........................................... Appendix A - Specificaties Fysiek Maat van het beeldscherm 111 mm in het vierkant. LCD scherm 82 mm breed, 61 mm hoog; twisted nematic. LCD cijfers 30 mm hoog op bovenste lijn, 20 mm hoog op onderste lijn. Vier laser ge-ëtste bedieningstoetsen. Achtergrondverlichting van het beeldscherm en toetsen, oranje, instelbaar op vier niveaus en uit (de achtergrondlicht toets blijft altijd aan). Bedieningstemperatuur 0 tot 50°C (32 tot 122°F). Vermogen Tros lengte 1 m. Masttop instrument kabel lengte 30 m. Electrisch Electriciteitsvoorziening 10.5 toT 16.5 V DC, 20 mA zonder achtergrondverlichting, 120 mA met volledige achtergrondverlichtign. Externe toeter of lichtbron, geaard, maximaal 30 V DC en 250 mA. Wind Windrichting, waar en schijnbaar: varieert van 0 tot 180° bakboord of stuurboord. Windsnelheid, waar en schijnbaar, varieert van 0 tot 199 knopen (0 to 102 m/s). Maximale schijnbare windsnelheid. Schijnbare windsnelheid alarm. Kalibratie Windsnelheid en -richting (uitlijning) kan worden gekalibreerd. Interfaces NavBus verbinding naar andere Northstar instrumenten. NMEA 0183 output MWV, VPW; inputs RMC, VHW, VTG. Overeenkomstig met de standaarden EMC meegaandheid USA (FCC): Deel 15 Klasse B. Europa EN60945:2002 Nieuw-Zeeland en Australië EN60945:2002 • Instrument: IPx6 • Transducer: IPx6 & IPx7 Electriciteits/data-bedrading Bedrading Signaal Rood Zwart Groen Oranje Blauw Wit Geel Positieve stroom 12 V DC, maximaal 200 mA Negatieve stroom, NMEA standaard Externe toeter of lichten uit, geaard, 30 V DC en max. 250 mA NavBus + NavBus NMEA uit NMEA in Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual 71 Appendix B - Problemen oplossen Deze gids voor het oplossen van problemen gaat ervan uit dat u de complete handleiding gelezen en begrepen heeft. Het is vaak mogelijk om moeilijkheden op te lossen zonder dat het apparaat voor reparatie naar de fabriek wordt gezonden. Wij verzoeken u vriendelijk om deze sectie door te lezen voordat u contact opneemt met uw Northstar dealer. Geen van de onderdelen dient door de gebruiker onderhouden te worden. Om waterdichtheid en het correct in elkaar zetten te checken zijn specifieke methodes en testinstrumenten nodig. Reparaties dienen alleen uitgevoerd te worden door servicecenters die door Northstarzijn goedgekeurd. Gebruikers die zelf hun W310 onderhouden maken hierdoor de garantie ongeldig. U kunt meer informatie vinden op onze website: www.northstarnav.com 1. Problemen bij inschakelen apparaat: a Zekering doorgebrand of stroom onderbroken door stroomonderbreker. b Voltage accu ligt niet tussen 10.5 en 16.5 V DC. c Electriciteits/ Datakabel beschadigd. b uitlijning windrichting is niet correct (zie sectie 3-4). c masttop instrument kabel is losgeraakt of beschadigd. d Masttop instrument is beschadigd of vies. e Storing door electrische ruis. Herzie installatie. 3. Het woord SIM flikker in de rechterbovenhoek van het scherm, weergegeven waarden zijn onverwacht: a Apparaat op de simulatie-instelling (zie sectie 2-4). 4. Het beeldscherm beslaat: a Vochtige lucht is door het luchgat de achterkant van het apparaat binnengedrongen. Zorg dat de boot gelucht wordt of gebruik het apparaat met felste achergrondverlichting. b Water is door het luchtgat de achterkant binnengedrongen. Retourneer het apparaat voor service. 2. Windsnelheid of -richting weergave klopt niet of vertoont onregelmatigheden: a windsnelheidskalibratie is niet correct (zie sectie 4-4). 72 Northstar Explorer W310 Installation and Operation Manual
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138

NorthStar Navigation EXPLORER W310 Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor