Garmin GMI 10 digitalt marineinstrument Handleiding

Type
Handleiding
GMI 10
verkorte handleiding
2 GMI 10 Verkorte handleiding
Inleiding
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor
productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
Met de GMI 10 kunt u snel belangrijke informatie over uw boot weergeven die
afkomstig is van de aangesloten sensoren. De aangesloten sensoren sturen gegevens
naar de GMI 10 met behulp van NMEA 2000
®
of
NMEA 0183. Volg de
meegeleverde installatie-instructies bij het installeren van uw GMI 10.
Ga voor een lijst met compatibele sensoren en voor meer
informatie over NMEA 2000 naar www.garmin.com. De GMI 10
is NMEA 2000-gecerticeerd.
Uitleg van de handleiding
Wanneer u in deze handleiding wordt gevraagd een item te selecteren, tikt u op de
schermtoetsen ( ) onder in het scherm. Kleine pijltjes (>) in de tekst geven aan,
in welke volgorde u de items moet selecteren.
Instrumentenscherm—op het instrumentenscherm worden gegevens weergegeven
die van een sensor afkomstig zijn.
Menuschermen—schermen die worden gebruikt om opties te deniëren.
GMI 10 Verkorte handleiding 3
Overzicht van het apparaat
Back
Aan/uitknop
Schermtoetsen
Instrumen-
tenscherm
Aan/uitknop—ingedrukt houden om het apparaat aan of uit te zetten. Druk op de
knop en laat hem meteen weer los als u weergave-instellingen wilt aanpassen.
Schermtoetsen—hiermee kunt u door de menu’s navigeren en items op de
GMI 10 selecteren. Met de linker en rechter schermtoetsen kunt u gegevens
doorlopen en door menuschermen navigeren. Met de middelste schermtoets
selecteert u gemarkeerde items en opent u het Menu.
Back—hiermee kunt u naar het vorige menuscherm terugkeren. Houd deze
knop ingedrukt om vanuit een willekeurig menuscherm helemaal naar het
instrumentenscherm terug te keren.
4 GMI 10 Verkorte handleiding
De GMI 10 gebruiken
Gebruik de GMI 10 om numerieke
gegevens van de aangesloten sensoren
te bekijken. Veel gegevenstypen kunnen
ook met een analoge meter worden
weergegeven.
Welke gegevenstypen beschikbaar zijn,
wordt bepaald door de sensoren die op
de GMI 10 zijn aangesloten via NMEA
2000 of NMEA 0183.
Als de GMI 10 bijvoorbeeld op een
GPS-antenne, zoals een GPS 17x, is
aangesloten, kan de GMI 10 gegevens
over de GPS-positie, koers over
de grond, snelheid over de grond,
gemiddelde snelheid, maximaal
behaalde snelheid en afgelegde afstand
(kilometerteller) weergeven.
Informatie weergeven
Instrumentschermen zijn op categorie
gesorteerd. De categorieën komen
overeen met de gegevens die
een instrument, bijvoorbeeld een
dieptemeter, levert. U kunt de
GMI 10 zo congureren dat gegevens
van gangbare instrumenten worden
gecombineerd tot één aangepast
instrument, aansluitend bij de sensoren
in uw boot.
Elke categorie kan bestaan uit meerdere
schermen die u snel kunt doorlopen.
De categorie van een
instrumentenscherm
selecteren
U kunt de categorie van het
instrumentenscherm wijzigen in het
menu:
1. Selecteer in het instrumentenscherm
Menu > Instellen > Instrumenttype
instellen.
GMI 10 Verkorte handleiding 5
2. Maak een keuze uit de
onderstaande categorieën.
Oppervlakte—Snelheid over
de grond of snelheid door het
water, GPS-koers of koers
volgens magnetische sensor en
kilometerteller.
Water—diepte en
watertemperatuur.
Brandstof—niveau, verbruik,
bereik en zuinigheid.
Wind—windsnelheid en -hoek,
tegenovergestelde koers,
behouden snelheid (VMG),
wedstrijdtimer en windkaarten.
Omgeving—grondsnelheid
wind, grondwindrichting,
barometerdruk, luchttemperatuur,
zonsopkomst en zonsondergang
en omgevingskaarten.
Aangepast—combineer zelf een
reeks instrumenten. Gebruik een
bestaand instrument of graek of
pas het instrumentscherm naar
eigen wens aan.
Instrumentenschermen in
een categorie doorlopen
Als u een categorie bekijkt, kunt u
met de schermtoetsen onder de pijlen
links en rechts door de in die categorie
beschikbare instrumentenschermen
bladeren.
Doorloop de instrumentenschermen
6 GMI 10 Verkorte handleiding
Opties instrumentenscherm
wijzigen
De gegevens op een instrumen-
tenscherm worden numeriek of als
analoge meter weergegeven. Een
numerieke waarde kan vaak als
analoge meter worden weergegeven en
omgekeerd.
De weergave van een
instrumentenscherm wijzigen:
1. Selecteer in het instrumentenscherm
Menu > Meter weergeven als u de
gegevens analoog wilt weergeven.
2. Als u de gegevens numeriek wilt
weergeven, selecteert u Menu >
Numerieke weergave.
OPMERKING: Als het instrumen-
tenscherm alleen numeriek of alleen
analoog kan worden weergegeven, is
deze keuze niet beschikbaar.
Aanvullende opties op een
instrumentenscherm wijzigen:
1. Selecteer Menu op het
instrumentenscherm.
2. Selecteer
Bron en kies de sensor
die u wilt gebruiken als u een
andere bronsensor wilt kiezen. Als
u bijvoorbeeld een GPS-antenne en
een koerssensor hebt, kunt u kiezen
uit weergave van de GPS-koers
(COG) of koers door het water van
de sensor.
3. Als u nog meer opties wilt wijzigen,
bijvoorbeeld de kilometerteller
wilt resetten, afbeeldingen
van vaarsnelheid aan een
snelheidsmeter wilt toevoegen,
een graek van watertemperatuur
wilt bekijken of brandstof wilt
toevoegen, selecteert u de
desbetreffende optie.
GMI 10 Verkorte handleiding 7
Informatie over aangepaste
instrumentenschermen
U kunt maximaal tien van de volgende
typen aangepaste weergaven maken op
de GMI 10:
U kunt eigen aangepaste
verzamelingen van schermen maken
met behulp van de afzonderlijke
schermen in de voorgedenieerde
categorieën (voor meerdere
instrumenten).
U kunt de afzonderlijk velden
selecteren die op elk scherm van
aangepaste schermen moeten
worden weergegeven.
Een aangepaste combinatie
van schermen maken met de
afzonderlijke schermen in de
voorgedenieerde categorieën:
1. Selecteer Menu > Instellen >
Instrumenttype instellen >
Gebruiker.
2. Blader met de schermtoetsen
onder de pijlen links en rechts door
de in de geselecteerde categorie
beschikbare instrumentenschermen.
3. Selecteer
Selecteren om een
scherm toe te voegen.
Het eerste aangepaste
instrumentenscherm maken:
1. Selecteer in het instrumentenscherm
Menu > Instellen > Instrumenttype
instellen > Gebruiker >
Aangepaste pagina.
2. Selecteer het aantal velden dat u op
het aangepaste instrumentenscherm
wilt weergeven (1–4).
3. Selecteer het gegevenstype dat u in
elk veld wilt weergeven.
Extra aangepaste instrumenten-
schermen toevoegen:
8 GMI 10 Verkorte handleiding
1. Selecteer op het aangepaste
instrumentenscherm Menu >
Pagina toevoegen > Aangepaste
pagina. (Als u meer dan één
aangepast instrumentenscherm
hebt, wordt deze optie weergegeven
als Pagina toevoegen/
verwijderen.)
2. Selecteer het aantal velden dat u op
het aangepaste instrumentenscherm
wilt weergeven.
Selecteer het aantal velden
Selecteer de gegevens voor elk veld
Grasche schermen toevoegen
aan uw aangepaste combinatie van
bestaande instrumentenschermen:
1. Selecteer Menu > Instellen >
Instrumenttype instellen >
Gebruiker > Graeken.
2. Selecteer
Selecteren om een
scherm toe te voegen.
Grasche schermen aanpassen:
1. Selecteer bij weergave van het
grasche scherm Menu.
GMI 10 Verkorte handleiding 9
2. Selecteer Graek voor gegevens,
Graek voor duur of Graek voor
schaal om de weergave van het
grasche scherm aan te passen.
3. Selecteer het gegevenstype dat u in
elk veld wilt weergeven.
OPMERKING: U kunt maximaal
tien aangepaste instrumentenscher-
men maken die u kunt doorlopen.
Een eerder gemaakt aangepasteerder gemaakt aangepast
instrumentenscherm wijzigen:
1. Selecteer op het aangepaste
instrumentenscherm dat u wilt
wijzigen Menu > De presentatie
wijzigen.
2. Maak een keuze uit de volgende
opties:
Selecteer Wijzig pagina-
indeling om het aantal velden
en gegevenstypen in de velden
te wijzigen.
Selecteer Wijzig datastijl om
tussen numerieke en analoge
weergaven te wisselen.
3. Selecteer
Gereed als u klaar bent.
Een eerder gemaakt aangepast
instrumentenscherm verwijderen:
1. Navigeer naar het aangepaste
instrumentenscherm dat u wilt
verwijderen.
2. Selecteer
Menu > Pagina
toevoegen/verwijderen >
Pagina verwijderen.
10 GMI 10 Verkorte handleiding
Systeemopties
aanpassen
TIP: U kunt alleen informatie
weergeven van aangesloten sensoren.
1. Selecteer
Menu > Instellen >
Systeem op het instrumenten-
scherm om systeemopties op de
GMI 10 aan te passen.
2. Selecteer voor de weergegeven
opties de gewenste instellingen
of voer de nodige waarden in. U
kunt bijvoorbeeld maateenheden,
taalinstellingen, totaalinhoud
brandstoftanks, enz. opgeven.
De referentie instellen voor
koersberekeningen:
1. Selecteer in het instrumentenscherm
Menu > Instellen > Systeem >
Koers.
2. Maak een keuze uit de volgende
opties:
Auto magnetisch
automatische magnetische
variatie - stelt automatisch de
magnetische afwijking voor de
verkregen GPS-positie in.
Waar—stelt het werkelijke
noorden als koersreferentie in.
Gebruiker magnetisch—hier
kunt u zelf de magnetische
afwijking instellen.
Geluidssignalen congureren:
1. Selecteer in het instrumentenscherm
Menu > Instellen > Systeem >
Zoemer.
2. Maak een keuze uit de volgende
opties om op te geven wanneer de
GMI 10 een geluidssignaal moet
geven: Uit, Alleen alarmen, Aan
(toetsen & alarmen).
GMI 10 Verkorte handleiding 11
Opgeven hoe de GMI 10
coördinaten gebruikt:
1. Selecteer in het instrumentenscherm
Menu > Instellen > Systeem >
Positie.
2. Maak een keuze uit de volgende
opties:
Positieformaat—hiermee
wijzigt u het coördinatensysteem
waarmee een locatie wordt
aangeduid.
Kaartdatum—hiermee wijzigt u
het coördinatensysteem waarop
het positieformaat is gebaseerd.
LET OP: Wijzig het positieformaat
of de kaartdatum alleen wanneer u
een kaart gebruikt met een afwijkend
positieformaat of kaartdatum.
De sensor opgeven voor het
bepalen van brandstof, verbruik en
windsnelheid:
1. Selecteer in het instrumentenscherm
Menu > Instellen > Systeem >
Snelheidsbronnen.
2. Selecteer Brandstof en selecteer de
gewenste sensor.
3. Selecteer Verbruik en selecteer de
gewenste sensor.
4. Selecteer Windsnelheid en selecteer
de gewenste sensor.
12 GMI 10 Verkorte handleiding
Alarmen instellen
1. Selecteer Menu >
Instellen > Alarmen op het
instrumentenscherm om de alarmen
op de GMI 10 in te stellen.
2. Maak een keuze uit de volgende
alarmtypen. Selecteer Aan en geef
de gewenste waarde op.
Ondiep water—hiermee stelt
u een alarm in dat afgaat als
de diepte onder de opgegeven
waarde komt.
Diep water—hiermee stelt u een
alarm in dat afgaat als de diepte
groter is dan de opgegeven
waarde.
Oppervlaktetemp.—hiermee
stelt u een alarm in dat afgaat als
de transducer een temperatuur
doorgeeft die 1,1°C hoger of
lager is dan de opgegeven
temperatuur.
Brandstofpeil laag—hiermee
stelt u een alarm in dat
afgaat als de resterende
brandstof (op basis van de
brandstofstroomgegevens van
een GFS 10) het opgegeven
niveau bereikt.
Accuspanning—hiermee stelt
u een alarm in dat afgaat als de
accuspanning het opgegeven
niveau bereikt.
Lage schijnbare
windsnelheid—hiermee stelt
u een alarm in dat afgaat als
de schijnbare wind onder de
opgegeven snelheid komt.
Hoge schijnbare
windsnelheid—hiermee stelt
u een alarm in dat afgaat als
de schijnbare wind boven de
opgegeven snelheid komt.
GMI 10 Verkorte handleiding 13
Lage ware windsnelheid
hiermee stelt u een alarm in dat
afgaat als de ware wind onder
de opgegeven snelheid komt.
Hoge ware windsnelheid
hiermee stelt u een alarm in dat
afgaat als de ware wind boven
de opgegeven snelheid komt.
Hoge schijnbare windhoek
hiermee stelt u een alarm in
dat afgaat als de schijnbare
windhoek groter is dan de
opgegeven hoek.
Lage schijnbare windhoek
hiermee stelt u een alarm in
dat afgaat als de schijnbare
windhoek kleiner is dan de
opgegeven hoek.
Lage ware windhoek—hiermee
stelt u een alarm in dat afgaat
als de ware windhoek kleiner is
dan de opgegeven hoek.
Hoge ware windhoek—hiermee
stelt u een alarm in dat afgaat
als de ware windhoek groter is
dan de opgegeven hoek.
De weergaveopties
wijzigen
1. Als u de weergaveopties op de GMI
10 wilt wijzigen, selecteert u op
het instrumentenscherm Menu >
Instellen > Scherm.
2. Kies een waarde voor de
weergegeven opties.
TIP: u kunt het menu Weergaveop-
ties ook openen door kort op de
aan/uitknop te drukken in een
instrumentenscherm.
14 GMI 10 Verkorte handleiding
NMEA 2000-
apparaatopties wijzigen
U kunt gegevens over uw NMEA 2000-
apparaten bekijken en beschikbare
apparaatspecieke opties op de GMI 10
wijzigen.
1. Selecteer in het instrumentenscherm
Menu > Instellen > NMEA 2000-
apparaten.
2. Er wordt een lijst weergegeven
met alle aangesloten NMEA
2000-apparaten. Selecteer een
apparaat om informatie over het
apparaat weer te geven, zoals de
softwareversie en het serienummer.
Geavanceerde
sensorconguratie
1. Selecteer in het instrumentenscherm
Menu > Instellen > NMEA 2000-
apparaten.
2. Selecteer de sensor die u wilt
congureren. Selecteer Cong.
3. Voer de gewenste waarden in voor
de weergegeven opties.
TIP: Raadpleeg de installatie-
instructies bij de sensor voor meer
informatie over het congureren.
Honda Engine ECO-
symbool
Het -symbool wordt weergegeven
wanneer boten met een NMEA 2000-
compatibele Honda-motor in een
brandstofbesparende modus werken
en het toerental (RPM) van de motor
wordt weergegeven.
Raadpleeg de handleiding van de
Honda-motor om te bepalen of de
motor NMEA 2000-compatibel is.
Systeemwaarschu-
wingen en-berichten
Boot vaart niet snel genoeg voor
kalibratie—vaarsnelheid kalibreren –
de boot vaart te langzaam om te kunnen
kalibreren.
GMI 10 Verkorte handleiding 15
Verbinding met NMEA 2000-
apparaat verbroken—de verbinding
tussen de GMI 10 en een NMEA 2000-
apparaat is verbroken.
Ontvangst weggevallen—een
aangesloten GPS-antenne ontvangt
geen satellietsignalen meer.
NMEA-diepte is onder transducer
de NMEA-diepte-invoer maakt gebruik
van de DBT-zin, die geen rekening
houdt met kiel-offset.
Kalibratie vereist voor NMEA 2000-
apparaat—er is een NMEA 2000-
apparaat gevonden dat moet worden
gekalibreerd.
Simuleert werking—de demomodus
is ingeschakeld. Vaar niet met de boot
zolang de demomodus is ingeschakeld.
Selecteer Menu > Instellen > Systeem
> Bedrijfsmodus > Normaal.
Kan NMEA2000-adres niet
opvragen—er is een conict tussen
NMEA2000-apparaten in het
NMEA2000-netwerk.
Watersnelheidsensor werkt niet
kalibratiefout watersnelheid – kalibreer
de snelheidssensor opnieuw.
Contact opnemen met
Garmin
Neem contact op met Garmin Product
Support als u tijdens het gebruik van
de GMI 10 vragen hebt. In de VS gaat
u naar www.garmin.com/support of
neemt u telefonisch contact op met
Garmin USA via (913) 397-8200 of
(800) 800-1020.
Neem in het VK contact op met Garmin
(Europe) Ltd. via het telefoonnummer
0808 2380000.
Ga in Europa naar www.garmin.com
/support en klik op Contact Support
voor informatie over landspecieke
ondersteuning, of neem contact
op met Garmin (Europe) Ltd. op
telefoonnummer +44 (0) 870.8501241.
© 2009 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Garmin International, Inc.
1200 East 151
st
Street, Olathe, Kansas 66062, VS
Garmin (Europe) Ltd.
Liberty House, Hounsdown Business Park, Southampton, Hampshire,
SO40 9LR UK
Garmin Corporation
No. 68, Jangshu 2
nd
Road, Shijr, Taipei County, Taiwan
www.garmin.com
Oktober 2009 Onderdeelnummer 190-01015-55 Rev. B Gedrukt in Taiwan
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16

Garmin GMI 10 digitalt marineinstrument Handleiding

Type
Handleiding