Onderdeel Beschrijving
À
Deze aansluitingen worden niet gebruikt wanneer u dit
toestel aansluit op een GND 10, omdat de WSI van
stroom wordt voorzien door de GND 10. Als u de WSI in
combinatie met andere Nexus producten wilt gebruiken,
raadpleeg dan de gebruikershandleiding van het Nexus
toestel.
Á
Deze connector past op slechts één manier. Zorg dat de
draadkleuren overeenkomen met de aansluitblokjes
voordat u de connector aansluit.
Â
Wordt verbonden met een van de NEXUS poorten op de
GND 10
Onderdeel Beschrijving
Ã
WSI
Ä
WSI kabel
Å
GND 10
Æ
NMEA 2000 netwerk
De windtransducer configureren
Voordat u de windtransducer kunt configureren, moet deze via
een GND 10 worden aangesloten op een NMEA 2000 netwerk
met een Garmin scheepsinstrument, zoals een GMI 20.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het
scheepsinstrument voor meer informatie over het configureren
van NMEA 2000 toestellen.
1
Ga op het scheepsinstrument naar de NMEA 2000
instellingen.
2
Selecteer de naam van het toestel (GND 10) om het toestel
te configureren.
De richting aanpassen
U moet deze instelling aanpassen als de sensor niet exact naar
de voorkant van de boot wijst.
1
Selecteer op het scheepsinstrument, bij de NMEA 2000
instellingen, de toestelnaam (GND 10).
2
Selecteer Offset windhoek.
3
Selecteer op basis van de richting waarin de sensor is
gericht in relatie tot het exacte midden van de voorkant van
de boot, de hoek in graden waarmee het verschil in richting
kan worden aangepast.
Bij het bepalen van de hoek rekent u met de klok mee rond
de mast van de boot, vanaf het exacte midden van de
voorkant van de boot. Bijvoorbeeld: 90 graden is stuurboord
en 270 graden is bakboord.
4
Selecteer Gereed.
Het windhoekfilter aanpassen
U moet deze instelling aanpassen om de gevoeligheid van het
scherm voor wijzigingen in de windrichting te wijzigen.
1
Selecteer op het scheepsinstrument, bij de NMEA 2000
instellingen, de toestelnaam (GND 10).
2
Selecteer Filter windhoek.
3
Selecteer een optie:
• Selecteer Uit om het filter uit te schakelen en de
gevoeligheid van het scherm voor wijzigingen in de
windhoek zo groot mogelijk te maken.
• Selecteer Aan en pas de waarde aan. Selecteer een
hoger getal om de gevoeligheid van het scherm voor
wijzigingen in de windhoek te vergroten, of selecteer een
kleiner getal om de gevoeligheid te verkleinen.
• Selecteer Auto om de filterinstellingen automatisch aan te
passen op basis van de windomstandigheden.
4
Selecteer Gereed.
Het windsnelheidsfilter aanpassen
U moet deze instelling aanpassen om de gevoeligheid van het
scherm voor wijzigingen in de windsnelheid te wijzigen.
1
Selecteer op het scheepsinstrument, bij de NMEA 2000
instellingen, de toestelnaam (GND 10).
2
Selecteer Filter windsnelheid.
3
Selecteer een optie:
• Selecteer Uit om het filter uit te schakelen en de
gevoeligheid van het scherm voor wijzigingen in de
windsnelheid zo groot mogelijk te maken.
• Selecteer Aan en pas de waarde aan. Selecteer een
hoger getal om de gevoeligheid van het scherm voor
wijzigingen in de windsnelheid te vergroten, of selecteer
een kleiner getal om de gevoeligheid te verkleinen.
• Selecteer Auto om de filterinstellingen automatisch aan te
passen op basis van de windomstandigheden.
4
Selecteer Gereed.
Onderhoud en opslag
• Gebruik zo nodig een milde zeepoplossing om de
windtransducer te reinigen, en spoel het toestel voorzichtig
af met water. Gebruik geen reinigingsmiddelen of water
onder hoge druk.
• Het wordt aanbevolen om de windtransducer te verwijderen
en op een droge locatie te bewaren als het toestel
gedurende een langere periode niet wordt gebruikt.
• Het wordt aanbevolen om de WSI te verwijderen en op een
droge locatie te bewaren als het toestel gedurende een
langere periode niet wordt gebruikt.
• Wanneer u de windtransducer opbergt, kunt u deze het
beste bewaren op een plek waar het toestel is blootgesteld
aan licht. Hierdoor blijft de batterij in het toestel opgeladen.
• Als u de windtransducer op een donkere plek bewaart,
verdient het aanbeveling om de batterij aan het begin van elk
seizoen te vervangen. Vervangende batterijen zijn
verkrijgbaar bij uw lokale Garmin dealer, of via
www.garmin.com.
De windtransducer koppelen met de WSI
Voordat u de windtransducer kunt koppelen met de WSI, moet u
een Garmin scheepsinstrument, zoals een GMI 20 aansluiten
op hetzelfde NMEA 2000 netwerk als de GND 10.
Deze windtransducer is in de fabriek gekoppeld met de WSI. U
hoeft de windtransducer alleen met de WSI koppelen als u het
toestel vervangt.
1
Verwijder het batterijklepje van de windtransducer.
28