Documenttranscriptie
Inhoudsopgave
2
Inleiding
3
Conformiteitsverklaring
4
Veiligheid
4
Installatiecondities
Algemeen
Concentrisch rookgasafvoersysteem
Bestaande schoorsteen Type C91
Vloer en wanden
Productbeschrijving
5
5
5
6
6
7
Installatie
Algemene voorbereiding
Schoorsteenaansluiting voorbereiden
Gesloten systeem aansluiting
Gasaansluiting maken
Afstandsbedieningset installeren
Decoratieve houtblokkenset plaatsen
7
7
10
11
14
15
16
Gebruik
Eerste gebruik
Toestel inschakelen
Toestel uitschakelen
Afstelling vlamhoogte
Bedieningswijzen
Instelling °C/24-uur- of °F/12-uur-klok
Tijd instellen
De aan-/uit-temperatuur instellen
Instelling Programmatimers
Handmatige bediening
Gas naar toestel uitschakelen
Regeling verbranding
Eventuele problemen
18
18
18
19
19
20
21
22
22
24
26
27
27
27
Onderhoud
Jaarlijks onderhoud van het toestel
Schoonmaken en ander regelmatig onderhoud
Wisselstukken
27
27
28
29
Bijlage 1: Technische gegevens
30
Bijlage 2: Afmetingen
34
Bijlage 3: Afstand tot brandbaar materiaal
41
Bijlage 4: Overzicht concentrische rookgasafvoermaterialen
43
Bijlage 5: Rekenblad voor tracécontrole
44
Bijlage 6: Diagnoseschema
45
Index
47
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Inleiding
Geachte gebruiker,
Met de aankoop van dit verwarmingstoestel van
DOVRE heeft u gekozen voor een kwaliteitsproduct.
Dit product maakt deel uit van een nieuwe generatie
energiezuinige en milieuvriendelijke verwarmingstoestellen. Deze toestellen maken optimaal
gebruik van zowel convectiewarmte als stralingswarmte.
Uw DOVRE toestel is geproduceerd met de
modernste productiemiddelen. Mocht er onverhoopt toch iets mankeren aan uw toestel, dan kunt
u altijd een beroep doen op de DOVRE service.
Het toestel mag niet gewijzigd worden; gebruik
steeds originele onderdelen.
Het toestel is bedoeld voor plaatsing in een woonruimte. Het moet hermetisch worden aangesloten
op een goed werkende schoorsteen.
Wij adviseren u het toestel te laten installeren door
een bevoegd installateur.
DOVRE kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor problemen of schade door een onjuiste installatie.
Bij installatie en gebruik moeten de hierna beschreven veiligheidsvoorschriften in acht worden genomen.
In deze handleiding leest u hoe u het DOVRE verwarmingstoestel op een veilige manier installeert,
gebruikt en onderhoudt. Als u aanvullende informatie
of technische gegevens wilt of een installatie-probleem heeft, neemt u dan eerst contact op met uw
leverancier.
© 2014 DOVRE NV
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
3
Conformiteitsverklaring
Veiligheid
Let op! Alle veiligheidsvoorschriften moeten
strikt worden nageleefd.
Lees aandachtig de instructies voor installatie,
gebruik en onderhoud die met het toestel zijn
meegeleverd, voordat u het toestel in gebruik
neemt.
Notified body: 2013
Hierbij verklaart
Dovre nv, Nijverheidsstraat 18 B-2381 Weelde,
dat gaskachels Vintage 35GA(P) en Vintage 50GA(P)
conform EN 613 geproduceerd zijn.
Weelde 01-10-2013
Het toestel moet worden geïnstalleerd overeenkomstig de wetgeving en voorschriften van
uw land.
Alle lokale bepalingen en de bepalingen die
betrekking hebben op nationale en Europese
normen moeten worden nageleefd bij het installeren van het toestel.
Het toestel dient geplaatst, aangesloten, in
bedrijf gesteld en gecontroleerd te worden door
een bevoegd installateur, volgens de laatst geldende nationale en lokale normen, volgens
voorschriften voor gesloten toestellen en volgens de installatievoorschriften van de fabrikant.
Het toestel is ontworpen voor verwarmingsdoeleinden. Alle oppervlaktes, inclusief het glas en de aansluitbuis kunnen zeer
heet worden (meer dan 100°C)! Zorg voor voldoende afscherming als jonge kinderen, mindervaliden en ouderen zich in de nabijheid van
het toestel bevinden.
Veiligheidsafstanden tot brandbaar materiaal
moeten strikt worden aangehouden.
In het kader van een continue productverbetering, kunnen specificaties van het geleverde toestel afwijken
van de beschrijving in deze brochure, zonder voorafgaande kennisgeving.
Plaats geen gordijnen, kleren, wasgoed of
andere brandbare materialen bovenop of in de
nabijheid van het toestel. De minimale veilige
afstand bedraagt 80 cm.
Gebruik tijdens het gebruik van uw toestel
geen licht ontvlambare of explosieve stoffen in
de nabijheid van het toestel.
DOVRE N.V.
Nijverheidsstraat 18 Tel : +32 (0) 14 65 91 91
B-2381 Weelde
Fax : +32 (0) 14 65 90 09
België
E-mail :
[email protected]
Als het glas van het toestel is gebroken of
gebarsten, moet dit glas worden vervangen
voordat u het toestel opnieuw in gebruik neemt.
Het toestel is afgesteld en verzegeld in de
fabriek, overeenkomstig op de typeplaat aangegeven categorie en op de juiste nominale
4
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
belasting. Controleer of de gegevens op de
typeplaat overeenkomen met de lokale gassoort en de druk, en met de aard van uw installatie. De typeplaat bevindt zich achter de deur
onder in het toestel.
Het toestel moet door de installateur gecontroleerd worden op dichtheid van gasaanvoeren rookgasafvoerleiding. Ook de werking van
de regelkraan, het thermokoppelcircuit en het
ontsteken van de brander moet worden gecontroleerd.
Laat bij het in werking stellen, uw installateur u
inlichten over gebruik, bediening en onderhoud
van uw toestel.
Gebruik uitsluitend de meegeleverde houtblokkenset.
Plaats de houtblokkenset exact volgens de
beschrijving.
Laat de ruimte rond de waakvlam vrij van kooltjes.
Vermijd vuil in de gasleiding.
Sluit steeds de gaskraan wanneer het toestel
niet in gebruik is.
Sluit bij het bemerken van een gaslucht onmiddellijk de hoofdkraan, open vensters en vermijd
vuur of het gebruik van elektrische contacten
zoals schakelaars in verband met daardoor
eventueel veroorzaakte vonken. Wend u altijd
tot een vakman om een eventueel gaslek op te
sporen.
Installatiecondities
Algemeen
Het toestel moet worden aangesloten op een goed
werkende schoorsteen.
Voor de aansluitmaten: zie de bijlage "Technische
gegevens".
Informeer bij de brandweer en/of verzekeringsmaatschappij naar eventuele specifieke
vereisten en voorschriften.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Concentrisch
rookgasafvoersysteem
Deze gesloten gaskachel is ontworpen in combinatie
met een concentrisch rookgasafvoersysteem van de
fabrikant Muelink & Grol. Het toestel kan ook aangesloten worden met een concentrisch rookgasafvoersysteem van de fabrikanten Metaloterm of
Poujoulat. Gebruik hiervoor een passende aansluitkraag (bij uw leverancier verkrijgbaar) en volg voor
de installatie de instructies van de leverancier.
Gebruik alleen originele onderdelen van de hierboven genoemde fabrikanten. De elementen voor
het concentrisch buizensysteem (zoals geveldoorvoer, dakdoorvoer, buizen en bochten, klembanden en beugels) kunnen in de gewenste
aantallen via uw leverancier besteld worden.
Bestelcodes van de beschikbare elementen
vindt u in de bijlage "Overzicht concentrische
rookgasafvoermaterialen".
Het toestel mag niet zonder meer worden aangesloten op een bestaand rookgasafvoerkanaal of
schoorsteen. Onder bepaalde voorwaarden kan
een bestaande schoorsteen of rookgasafvoerkanaal als een actief element in de installatie gebruikt worden. Raadpleeg hiervoor de
paragraaf "Bestaand schoorsteenkanaal".
Het toestel is voorzien van een gesloten verbrandingsruimte en moet geïnstalleerd worden als
een gesloten toestel van het type C11-C31 (afhankelijk van de keuze, gevel- of dakdoorvoer). De verbrandingsgassen worden met een gecombineerde
in-uitlaat naar buiten afgevoerd door de natuurlijke
trek van het toestel. Door dezelfde natuurlijke trek
wordt de benodigde verbrandingslucht aangezogen. Het concentrisch rookgasafvoersysteem
kan worden voorzien van een geveldoorvoer of van
een dakdoorvoer. Gebruik hiervoor de voorgeschreven geveluitmonding of dakuitmonding.
Voor de totaal toegestane lengte van het buizensysteem (de weerstandslengte) geldt een maximum waarde van 12 meter. Hierbij geldt dat elke
bocht van 90° overeenkomt met 1 meter weerstandslengte, en elke bocht van 45° met 0,5 meter
weerstandslengte.
Het horizontale gedeelte van het buizensysteem
mag nooit langer zijn dan het verticale gedeelte.
5
Voor de instandhouding van de natuurlijke trek is
het noodzakelijk om minstens één meter concentrische buis verticaal te plaatsen alvorens de
gevel- of dak doorvoer wordt aangebracht.
Voordat met de plaatsing van het toestel begonnen wordt, dient u te controleren of het voor uw
installatie gewenste buizentracé technisch toegelaten is. Zie hiervoor de bijlage “Rekenblad
voor tracécontrole”.
De afstand van kanalen en doorvoeren tot brandbaar materiaal moet overal minimaal 50 mm bedragen.
Alle elementen van zowel de luchttoevoer - als
rookgasafvoersysteem moeten minimaal 30 mm in
elkaar steken en d.m.v. klembanden tegen losschieten geborgd worden.
Het kanaal moet door middel van muurbeugels en
centreerplaten op zijn plaats gehouden worden. De
maximale afstand tussen de muurbeugels is 2
meter.
Het rookgasafvoersysteem en de uitmonding moeten voldoen aan de plaatselijk geldende voorschriften. Het betreft hier een gesloten toestel type
C11 of C31 (afhankelijk van de keuze, gevel- of
dakdoorvoer).
De schoorsteen moet uitmonden in een zone die
niet wordt verstoord door omliggende gebouwen,
vlak bijstaande bomen of andere hindernissen.
Voor uitmondingen in de nabijheid van een erfscheiding of ventilatieopening wordt verwezen naar
de nationale en regionale voorschriften op dit
gebied.
In het geval van een geveldoorvoer moet de uitmonding zich in een zone bevinden zodanig dat
mogelijk contact tussen rookgasmonding en/of
rookgassen en personen onmogelijk is en zodanig
dat de rookgassen zich niet kunnen ophopen onder
overstekende bouwelementen of luifels en dergelijke.
De rookgasmonding kan een temperatuur bereiken van 200° C, de rookgassen een temperatuur van 300° C.
Bestaande schoorsteen
Type C91
Een bestaand rookgasafvoerkanaal (schoorsteen) kan
omgebouwd worden tot een concentrisch rookgasafvoersysteem .
In dat geval gelden voor de bestaande schoorsteen de
volgende voorwaarden:
Het bestaande kanaal moet lekdicht en goed gereinigd zijn.
Het kanaal moet bestand zijn tegen temperaturen
tot 600°C over de gehele lengte.
Het kanaal mag maximaal één keer versleept zijn,
onder een maximale verslepingshoek van 45° en
over maximaal 25% van de totale hoogte.
De doorsnede van het kanaal moet minimaal rond
of vierkant 150 mm en maximaal rond of vierkant
250 mm zijn over de volle lengte. Op geen enkele
plaats mag de sectie groter of kleiner zijn dan de
aangegeven limieten. De sectie mag variabel zijn
over de volledige lengte van het rookkanaal, op
voorwaarde echter dat overgangen in sectie geleidelijk gebeuren.
Indien aan deze laatste voorwaarde niet kan voldaan worden, mag het kanaal gevoerd worden met
een RVS-flexibele leiding met diameter 150 tot 250
mm en hittebestendigheid tot 600°C, voordat het
kan worden omgebouwd worden tot luchtaanvoerkanaal.
Het rookkanaal moet aan boven- en onderzijde worden afgesloten met de voorgeschreven flenzen
(montageplaten). De onderzijde van de schoorsteensectie moet altijd met het toestel verbonden
worden door middel van een concentrisch buiselement, en aan de uitmondingszijde moet altijd de
voorgeschreven dakuitmonding worden gemonteerd.
De maximaal toegelaten lengte inclusief de aansluitsectie (weerstandslengte) is 12 meter. Hierbij
geldt dat elke bocht van 90° overeenkomt met 1
meter weerstandslengte, en elke bocht tot 45° met
0,5 meter weerstandslengte.
Vloer en wanden
De vloer waarop het toestel wordt geplaatst, moet voldoende draagvermogen hebben. Voor het gewicht van
het toestel: zie de bijlage "Technische gegevens".
6
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Zorg voor voldoende afstand tussen het toestel
en brandbare materialen zoals houten wanden
en meubels.
Muelink & Grol. Dankzij het concept is het toestel
geschikt voor gebruik in kierdichte en goed geïsoleerde woningen.
Een vloerkleed moet minimaal 80 cm van het
vuur verwijderd zijn.
Bij het toestel wordt een draadloze afstandsbediening met thermostaat geleverd; deze werkt op
batterijen.
Voor verdere eisen in verband met brandveiligheid: zie de bijlage "Afstand tot brandbaar
materiaal".
Het toestel is uitgevoerd met elektronische ontsteking.
Het toestel wordt geleverd met een natuurgetrouwe
houtblokkenset van keramisch materiaal en is uitgevoerd met een zwarte spiegel op de binnenachterkant en binnenzijkanten voor een nog
levendiger vlammenspel.
Productbeschrijving
9
8
1
Installatie
2
Algemene voorbereiding
3
7
4
5
Controleer het toestel onmiddellijk bij ontvangst op
(transport)schade en eventuele andere gebreken.
Het toestel is aan de onderkant met schroeven op
de pallet gemonteerd.
6
09-20020-184
1. Spiegel
2. Keramische houtblokkenset
3. Deur
4. Poot
5. Glasruit
6. Brander
7. Gasaansluiting
8. Topplaat
9. Concentrische aansluitkraag boven of achter
Kenmerken van het toestel
09-20006-004
De Vintage GA is een vrijstaand gesloten gaskachel. Een gesloten toestel onttrekt de verbrandingslucht niet uit de ruimte waarin het toestel
is geplaatst maar gebruikt buitenlucht. Het toestel
wordt aangesloten op een gecombineerd luchtaanvoer/rookgasafvoer systeem. Het toestel kan
worden aangesloten op een schoorsteen systeem
type C11, C1 en C91. Het toestel is voorzien van
een aansluitkraag voor concentrische buizen van
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Als u (transport)schade of gebreken hebt
geconstateerd, neem het toestel dan niet in
gebruik en stel de leverancier op de hoogte.
Verwijder de demontabele onderdelen uit het toestel voordat u het toestel gaat installeren.
7
Door demontabele onderdelen te verwijderen,
kunt u het toestel gemakkelijker verplaatsen en
beschadiging voorkomen.
de deur valt.
b. Neem de glasruit (2) uit.
Controleer bij terugplaatsen van de glasruit
of het afdichtingskoord op de juiste plaats
zit en goed aansluit.
Let bij het verwijderen van demontabele onderdelen op hun oorspronkelijke positie, om ze
later weer op de juiste plaats te kunnen aanbrengen.
De topplaat (1) ligt los op het toestel en kan
gewoon van het toestel worden afgenomen; zie
volgende figuur.
1
2
1
09-20020-186
2
2. Neem de doos met de houtblokkenset en de
andere los meegeleverde delen uit het toestel.
3. Neem de brander (1) uit het toestel; zie volgende
figuur.
09-20020-185
Ook de gietijzeren zijpanelen kunnen eenvoudig afgehaakt worden door de bovenste
moer wat los te draaien; zie volgende figuur.
1
09-20020-187
4. Verwijder de spiegelpanelen uit het toestel; zie volgende figuren.
De spiegelpanelen zijn van glas en zeer
breekbaar.
a. Schroef aan de achterzijde de twee glasbevestigingsbeugeltjes met onderdelen (1) en
(2) los.
09-20020-219
1. Verwijder de glasruit van het toestel; zie volgende
figuur.
a. Haak de verende beugels (1) los, ondersteun
daarbij de glasruit zodat deze niet voorover uit
8
b. Til het achterste spiegelpaneel (3) uit de sponning
c. Verwijder het paneel uit het toestel.
d. Herhaal de stappen (a) tot en met (c) voor
beide zijpanelen.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
2
3
1
09-20020-188
3
09-20006-010
2
Houd rekening met de afstanden tot brandbaar
materiaal. Zie de bijlage "Afstand tot brandbaar
materiaal".
1
09-20020-189
Toestel plaatsen
Plaats het toestel bij voorkeur op een vlakke vloer.
Het toestel is uitgerust met stelvoetjes in de vloerplaat zodat het toestel perfect waterpas gesteld
worden; zie volgende figuur.
Buizentracé bepalen
Maak een schets van het door u gewenste tracé van
het concentrische afvoerkanaal.
Controleer of het gewenste buizentracé technisch
gezien toegestaan is aan de hand van de bijlage
"Rekenblad voor tracécontrole". Is dit niet het
geval dan dient u een alternatief tracé te bepalen
dat wel binnen de toegestane grenzen valt.
Bepaal de soort en het aantal van de benodigde
onderdelen. Gebruik hiervoor de bijlage "Overzicht
concentrische rookgasafvoermaterialen ".
Restrictieplaatje plaatsen
Afhankelijk van het gekozen tracé en de verhouding
tussen verticale en horizontale lengte, dient in het toestel een restrictieplaatje op de juiste plaats en positie
te worden gemonteerd. Het restrictieplaatje wordt los
meegeleverd met het toestel.
De positie van het restrictieplaatje dient om de
trek in het toestel aan te passen aan het gekozen buizentracé.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
9
Het restrictieplaatje kan in drie standen worden
geplaatst, aangeduid met 1, 2 en 3; zie volgende
figuur. Als u een toegestaan buizentracé heeft
bepaald volgt uit de bijlage "Rekenblad voor tracécontrole" de juiste positie van het restrictieplaatje.
3
4
1
2
09-20020-190
Bevestig met een schroef het restrictieplaatje in de
juiste positie voor de uitlaat waar u het toestel op
aansluit.
Om het restrictieplaatje correct te kunnen
bevestigen en afstellen, dient u eerst het achterste spiegelpaneel te verwijderen.
Schoorsteenaansluiting
voorbereiden
Bij het aansluiten van het toestel op een schoorsteen
hebt u de keuze uit aansluiting aan de bovenzijde of
aan de achterzijde van het toestel.
09-20020-191
2. Verwijder de afdekplaatjes (3) en (4) aan de bovenzijde van het toestel.
3. Monteer de aansluitkraagjes (1) en (2) op de bovenkant van het toestel, controleer of het afdichtprofiel volledig afdicht; zie volgende figuur.
Wanneer een buizensysteem wordt toegepast
van een andere fabrikant dan Muelink & Grol,
gebruik dan altijd de door die andere fabrikant
meegeleverde en bijbehorende kraagjes en/of
verloopstukken.
2
Aansluiten op de achterzijde
Bij levering is het toestel klaar om aan de achterzijde
te worden aangesloten.
1
3
4
Wanneer een buizensysteem wordt toegepast
van een andere fabrikant dan Muelink & Grol,
gebruik dan altijd de door die andere fabrikant
meegeleverde en bijbehorende kraagjes en/of
verloopstukken.
Aansluiten op de bovenzijde
1. Schroef de aansluitkraagjes (1) en (2) los van de
achterzijde van het toestel; zie volgende figuur.
10
09-20020-192
4. Monteer de afdekplaatjes (3) en (4) op de achterzijde van het toestel.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Monteer eerst het kleinste plaatje.
5. Schroef het ronde afsluitdeksel uit de topplaat.
6. Plaats voordat de aansluitbuis wordt gemonteerd,
de topplaat terug op het toestel.
Gesloten systeem aansluiting
Het concentrisch afvoersysteem laat op dit toestel
een reeks van aansluitmogelijkheden toe :
Door de gevel, op willekeurige hoogte, met of zonder horizontale of schuine versleping
Door het dak, met of zonder horizontale of schuine
versleping.
Door een bestaand rookgasafvoerkanaal (schoorsteen)
Plaats eerst het toestel, zie paragraaf "Algemene voorbereiding". Daarna kan het concentrisch buizensysteem stapsgewijs vanaf de kachel worden
opgebouwd.
Door de bouwkundige omstandigheden kan het
noodzakelijk zijn dat eerst (een gedeelte van)
het concentrisch buizensysteem wordt ingebouwd.
Geveldoorvoer door een gevel van
onbrandbaar materiaal
Lees het hoofdstuk "Installatiecondities" aandachtig door en volg onderstaande montageinstructies.
De volgende afbeelding geeft de situatie weer van een
gerealiseerde geveldoorvoer.
09-20020-193
1. Begin vanaf het toestel en bouw het concentrische
kanalen elementsgewijs op, volgens het vooraf
door u bepaalde tracé.
2. Plaats daarna een concentrische bocht en de eventuele horizontale versleping, en bepaal de plaats
van de doorvoer.
3. Maak een gat in de gevel 10 mm groter en zodanig
dat de luchttoevoerbuis naar buiten afwatert.
Hanteer hiervoor een hoek van 1 - 3 graden of een
hellingspercentage van 2 -5 %.
Voorkom dat er bij het boren stof en/of gruis in
het toestel kan komen.
4. Bepaal de lengte van de geveldoorvoer en kort
indien nodig de geveltoevoer in. Laat de rookgasbuis ca. 10 mm uitsteken t.o.v. de luchttoevoerbuis.
Gebruik een blikschaar voor het inkorten van
de luchttoevoerhuls (0,5 mm).
Gebruik en ijzerzaag voor het inkorten van de
rookgasbuis (0,6 mm).
Slijpen wordt afgeraden i.v.m. het verbranden
van het roestvast staal.
5. Verwijder bramen en zaagsel.
6. Steek de geveldoorvoer vanaf buiten door de
gevel, met “TOP” naar boven, sluit aan op de
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
11
concentrische bocht en bevestig buiten aan de
gevel (let op de afwatering naar buiten van de luchttoevoerhuls).
7. Indien gewenst kan het gat aan de binnenzijde van
de muur afgewerkt worden met een muurplaat
Geveldoorvoer door gevel van
brandbaar materiaal
Lees het hoofdstuk "Installatiecondities" aandachtig door en volg onderstaande montageinstructies.
kanaal met behulp van een enkelwandige flexibele
slang en de juiste overgangsstukken. Hiervoor is een
ombouwset beschikbaar. Zie het hoofdstuk "Installatiecondities" voor de voorwaarden waaronder deze
ombouw is toegestaan.
De ombouwset moet apart besteld worden.
Om een bestaand rookkanaal om te bouwen tot een
gesloten systeem, zijn de volgende onderdelen vereist; zie volgende figuur.
1. Volg de instructiestappen 1 en 2 uit de voorgaande
paragraaf.
2. Maak een gat in de gevel zodanig dat de doorvoer
rondom minimaal 50 mm verwijderd is en blijft van
brandbaar materiaal. Dit kan op de volgende twee
manieren; zie volgende afbeelding.
a. Mantelbuis (1) van onbrandbaar materiaal diameter 250 mm gebruiken.
b. Koker (2) van onbrandbaar materiaal maken,
vierkant 250 mm.
Voorkom dat er bij het boren stof en/of gruis in
het toestel kan komen.
3. Volg de instructiestappen 4, 5 en 6 uit de vorige
paragraaf.
4. Gebruik altijd centreerplaten (3) voor de centrering
en afwerking van de geveldoorvoer.
Een bestaand rookkanaal
ombouwen
Indien in de woning reeds een schoorsteen aanwezig
is kunt u het concentrische buizensysteem door het
bestaande schoorsteenkanaal leiden. U kunt ook het
bestaande kanaal ombouwen tot een concentrisch
12
09-20020-194
1
De aan te sluiten haard of kachel
2
Concentrisch kanaal, 100/150 mm, systeem
3
Montageplaat-binnen, vierkant 300 mm
4
Schuifstuk enkelwandig, rond diameter 97
mm
5
Parkerschroeven (4 st)
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
6
Flexibele slang RVS 316L, enkelwandig rond
diameter 100/107 mm (hittebestendigheid
600°C)
7
Slangklem RVS bereik diameter 90 tot 165
mm
8
Bestaande schoorsteen of rookkanaal
9
Montageplaat-buiten, vierkant 300 mm
10 Klemband (meegeleverd met onderdeel 11)
11 Dakdoorvoer
De ombouwset bestaat uit de onderdelen onderdelen
3, 4, 5, 7 en 9.
Volg voor de montage onderstaande instructies en zie
de vorige figuur.
1. Voer de flexibele slang (6) door het bestaande
kanaal (8).
2. Bevestig het schuifstuk (4) aan de onderzijde van
de flexibele slang, en borg deze met twee parkerschroeven (5).
3. Houd de onderzijde van het schuifstuk gelijk met
de onderzijde van het kanaal of het plafond. Kort
de flexibele slang af op ongeveer 100 mm boven
de kop van de schoorsteen.
4. Bevestig de montageplaat-buiten (9) aan de flexibele slang, klem deze met een slangklem (7) en
borg het geheel met een parkerschroef (5).
5. Bevestig de montageplaat-buiten (9) waterdicht op
de kop van de schoorsteen met behulp van siliconenkit en RVS-schroeven.
6. Monteer de dakdoorvoer (11) en borg deze met de
meegeleverde klemband (10).
worden. Verleng het concentrische kanaal tot minimaal 100 mm in het bestaande rookkanaal.
Het schuifstuk (4) moet dus ongeveer 200 mm
diep in de binnenbuis van het bovenste concentrische element steken. Als dat niet het
geval is zal de flexibele slang (6) opgestuikt
worden in de schoorsteen, wat een goede werking van het systeem belemmert.
11. Monteer tenslotte de klemband in de montageplaat-binnen (3).
Dakdoorvoer door een plat dak van
brandbaar materiaal
Lees het hoofdstuk "Installatiecondities" aandachtig door en volg onderstaande montageinstructies.
1. Begin vanaf het toestel en bouw de concentrische
kanalen een voor een op, inclusief de gewenste
verslepingen, volgens het vooraf door u bepaalde
tracé, tot net onder het dak.
2. Bepaal de plaats van de dakdoorvoer.
3. Maak een gat met een diameter van 250 mm,
zodat een brandseparatie van 50 mm rondom het
kanaal vrij blijft.
4. Bevestig een vierkante montageplaat (van minimaal 300 mm en voorzien van een voldoende
groot gecentreerd rond gat) (1) of 2 centreerplaten
met schroeven tegen de onderzijde van het dakbeschot om het kanaal te kunnen centreren; zie
volgende figuur.
Na montage van de dakdoorvoer dient het
schuifstuk (4) ongeveer 100 mm onder het
kanaal of het plafond uitsteken.
7. Bevestig de montageplaat-binnen (3) gasdicht
tegen de onderzijde van het rookkanaal of tegen
de onderzijde van het plafond met behulp van siliconenkit en schroeven.
8. Plaats het toestel (1) zoals aangegeven in het
hoofdstuk "Installatiecondities".
9. Verbind het toestel met de onderkant van het rookkanaal door middel van concentrische elementen
(2). Alle elementen moeten minimaal 30 mm in
elkaar steken en door middel van klembanden of
RVS- parkerschroeven tegen losschieten geborgd
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
5. Plaats in de montageplaat een klemband (2) door
deze eerst in te draaien en daarna uit te draaien.
6. Verleng het concentrische kanaal (3) zover door
de montageplaat met klemband tot dit minimaal
13
400 mm boven het dakvlak uitsteekt (meer is toegestaan, tot maximaal 1000 mm vrijstaand).
7. Schuif de dakplaat (4) over het kanaal en schroef
vast.
8. Werk de naad tussen het kanaal en de kegel van
de dakplaat waterdicht af met siliconenkit en eventueel een stormkraag (5).
9. Monteer de dakdoorvoer (6) en borg hem met
behulp van de meegeleverde klemband.
10. Zorg voor een waterdichte afdekking van de dakplaat. Gebruik hiervoor lood, bitumen en/of siliconenkit, afhankelijk van de bestaande
dakbedekking.
5. Centreer het kanaal met behulp van centreerplaten
(2) en bevestig het door middel van montagebeugel (3).
6. Schuif een dakplaat voor hellend dak (bitumendak)
of een loodslab (4) (pannendak) over het kanaal
heen, en plak of dek deze waterdicht in.
7. Werk de naad tussen het kanaal en de kegel van
de dakplaat of loodslab waterdicht af met siliconenkit en eventueel een stormkraag (5).
8. Monteer de dakdoorvoer (6) en borg met de meegeleverde klemband.
Gasaansluiting maken
Dakdoorvoer door een hellend dak
van brandbaar materiaal
De aansluiting op de gasleiding bevindt zich aan de
achterkant van het gasregelblok dat zich rechts onderaan het toestel bevindt.
Lees het hoofdstuk "Installatiecondities" aandachtig door en volg onderstaande montageinstructies.
De aansluiting dient aan de volgende voorwaarden te
voldoen:
1. Begin vanaf het toestel en bouw de concentrische
kanalen een voor een op, inclusief de gewenste
verslepingen, volgens het vooraf door u bepaalde
tracé, tot net onder het dak.
2. Bepaal de plaats voor de dakdoorvoer.
3. Maak een ellipsvormig gat, zodat er een brandseparatie van minstens 50 mm rondom het kanaal
vrij blijft.
4. Verleng het concentrisch kanaal (1) zover dat dit
minimaal 250 mm boven het dakvlak uitsteekt
(meer is toegestaan tot maximaal 1000 mm vrijstaand); zie volgende figuur.
In de gastoevoerleiding moet een gekeurde gaskraan geplaatst worden, zo dicht mogelijk bij het
toestel en steeds bereikbaar.
De aansluiting dient spanningsvrij te geschieden.
Laat de aansluiting door een erkend installateur uitvoeren.
Volg onderstaande instructies:
1. Controleer of de gassoort en de gasdruk ter
plaatse overeenkomen met de aanduiding op het
typeplaatje.
Het typeplaatje bevindt zich achter de deur
onder in het toestel.
2. Bouw de gastoevoerleiding op. Voor leidingen tot
+/- 10 m volstaat 3/8” G-buis of koperbuis met diameter 10/12 mm. Voor meer dan 10 m gebruikt
men 1/2” G-buis of koperbuis met diameter 13/15
mm.
3. Plaats de gaskraan.
4. Sluit het toestel aan op de gastoevoerleiding. De
gasaansluiting kan via de opening aan de achterzijde van de sokkel of sokkel gemaakt worden.
Gebruik hiervoor een haakse koppeling 3/8” en een
flexibele RVS-aansluitslang 3/8” met een lengte
van minimaal 300 mm.
5. Controleer de toevoerleiding op gasdichtheid (door
middel van bijvoorbeeld zeepwater).
14
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Afstandsbedieningset
installeren
Voor het volledige bedradingsschema zie de volgende figuur.
9.
De Mertik Maxitrol GV60 afstandsbedieningsset
bestaat uit een handset (zender) en een ontvanger.
Het systeem werkt op batterijen, optioneel kan men
een wisselstroomadapter aansluiten.
1.
2.
De batterijen (1 x 9 Volt-blok voor de handset
(zender), 4 x 1,5 Volt AA voor de ontvanger)
worden niet meegeleverd.
8.
3.
Gebruik alleen de Mertik Maxitrol wisselstroomadapter of een vooraf door Mertik
Maxitrol goedgekeurde adapter. Bij andere
adapters kunt u systeem wellicht niet gebruiken.
Batterijen – handset (zender)
▪ 1x 9 V (aanbevolen kwaliteit: alkalisch)
▪ Handsets met display: indicatielampje Batterij bijna
leeg
▪ Handsets zonder display: de rode LED wordt donkerder
▪ Wij raden u aan de batterij na 2 jaar te vervangen
Batterijen – ontvanger
▪ 4x1,5 V AA (aanbevolen kwaliteit: alkalisch)
▪ Indicatielampje Batterij bijna leeg: regelmatige pieptonen gedurende 3 seconden als de motor draait.
▪ In plaats van batterijen moet wellicht een wisselstroomadapter worden gebruikt.
Plaats de batterijen in de zender (handset) en in de
ontvanger (zwart doosje, dekseltje kan eenvoudig
geopend worden).
De ontvanger (2) bevindt zich achteraan het toestel, onder de beschermplaat (1); zie volgende
figuur.
7.
6.
4.
5.
1
Waakvlam
2
Gasblok
3
Thermokoppelonderbreker
4
Ontvanger
5
RESET-knop
6
Ontstekingskabel
7
Thermo-elektrische kabel TC
8
Thermo-elektrische kabel SW
9
Achtaderige kabel
09-20020-206
Instellen van de elektronicacode
Aan alle Mertik Maxitrol elektronica wordt automatisch, uit circa 65.000 willekeurige, beschikbare
codes, een code toegekend. In het geval van de
afstandsbedieningsset wordt deze code aan de handset toegekend. Deze code moet door de ontvanger
worden ingelezen van de handset.
Het instellen van de code hoeft slechts één
keer te gebeuren dus niet als u de batterijen in
de handset of ontvanger vervangt.
1. Druk op de resetknop van de ontvanger en houd
deze ingedrukt totdat u twee pieptonen hoort; zie
volgende figuur. Laat de resetknop na de tweede
pieptoon los.
De eerste pieptoon is kort en de tweede is
lang.
1
2
09-20020-196
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
15
09-20020-216
2. Druk binnen 20 seconden op de knop (kleine
vlam) op de handset totdat u twee extra korte pieptonen hoort; de code is dan ingesteld. Als u een
lange pieptoon hoort, betekent dit dat het instellen
van de code is mislukt, bijvoorbeeld omdat de
bedrading onjuist is. Controleer de bedrading en
probeer opnieuw.
09-20020-207
Decoratieve houtblokkenset
plaatsen
Controleer of de brander zich in de juiste positie
bevindt. De brander kan als gevolg van het transport namelijk verschoven zijn. De brander rust los
op de bodem van de verbrandingskamer, steunt
achteraan op het spuithouder en steunt aan de voorzijde links en rechts op pootjes.
De volledige houtblokkenset bestaat uit drie blokken imitatiehout van keramisch materiaal en een
zakje met askorreltjes.
09-20020-208
2. Plaats vervolgens het tweede blok op de brander
in de aangegeven positie; zie volgende figuur.
De blokken zijn breekbaar, behandel ze voorzichtig.
De blokken moeten exact op de brander worden geplaatst zoals op de foto's is aangegeven.
Vintage 35GA
Volg voor de plaatsing de onderstaande instructies:
1. Plaats het eerste blok achteraan in het midden op
de branderplaat juist voor de achterste rij gaten;
zie volgende figuren.
09-20020-209
3. Plaats het derde blok vooraan op de brander
schuin over het tweede blok; zie volgende figuur.
16
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Controleer bij terugplaatsen van de glasplaat of
het afdichtingprofiel op de juiste plaats zit en
goed aansluit.
Het toestel is nu klaar voor gebruik.
Vintage 50GA
Volg voor de plaatsing de onderstaande instructies:
1. Plaats het eerste blok achteraan in het midden op
de branderplaat juist voor de achterste rij gaten;
zie volgende figuren.
09-20020-210
4. Verspreid de askorreltjes vooraan over het zichtbare oppervlak van de brander.
Houd de gasuitstroomopeningen en de beluchtingsgleuven van de brander zoveel mogelijk
vrij van kooltjes.
Laat de ruimte rond de waakvlam vrij om storingen van de ontsteking te vermijden; zie volgende figuur.
09-20020-212
2. Plaats vervolgens het tweede blok op de brander
in de aangegeven positie; zie volgende figuur.
09-20020-211
De manier waarop de askorreltjes verspreid
worden over het branderoppervlak, bepaalt
mede het vlammenbeeld. In bepaalde gevallen
kan het nodig zijn de verdeling van de askorreltjes te veranderen door bijvoorbeeld enkele
branderpoorten gedeeltelijk vrij te maken om
aldus een beter verdeeld vlammenbeeld te krijgen.
09-20020-213
3. Plaats het derde blok vooraan op de brander
schuin over het tweede blok; zie volgende figuur.
5. Plaats alle gedemonteerde onderdelen op de juiste
plaats terug in het toestel.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
17
Controleer bij terugplaatsen van de glasplaat of
het afdichtingsprofiel op de juiste plaats zit en
goed aansluit.
Het toestel is nu klaar voor gebruik.
Gebruik
Eerste gebruik
09-20020-214
4. Verspreid de askorreltjes vooraan over het zichtbare oppervlak van de brander.
Houd de gasuitstroomopeningen en de beluchtingsgleuven van de brander zoveel mogelijk
vrij van kooltjes.
Laat de ruimte rond de waakvlam vrij om storingen van de ontsteking te vermijden; zie volgende figuur.
Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt, laat het
dan enkele uren op de hoogste stand branden en ventileer de ruimte tegelijkertijd goed. Hierdoor zal de hittebestendige lak uitharden. Hierbij kan wel wat witte
aanslag op het glas en op het binnenwerk ontstaan.
Zodra het toestel is afgekoeld is deze aanslag eenvoudig te verwijderen met een doek.
Maak de glasruit schoon voor ingebruikname van het
toestel ter voorkoming van het inbranden van vuil.
Toestel inschakelen
Als de waakvlam is gevormd, zal de motor
automatisch naar de maximale vlamstand overschakelen.
Draai de HANDknop in de stand ON (AAN), helemaal
linksom
bediening'.
, zie figuur in de paragraaf 'Handmatige
09-20020-215
De manier waarop de askorreltjes verspreid
worden over het branderoppervlak, bepaalt
mede het vlammenbeeld. In bepaalde gevallen
kan het nodig zijn de verdeling van de askorreltjes te veranderen door bijvoorbeeld enkele
branderpoorten gedeeltelijk vrij te maken om
aldus een beter verdeeld vlammenbeeld te krijgen.
5. Plaats alle gedemonteerde onderdelen op de juiste
plaats terug in het toestel.
18
09-20020-217
Druk tegelijkertijd op de knoppen OFF (UIT) en
(grote vlam) totdat een korte pieptoon bevestigt dat de
startvolgorde is begonnen; laat de knoppen los.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Voortdurende pieptonen bevestigen dat het toestel wordt ontstoken.
Afstelling vlamhoogte
Als de waakvlam is ontstoken, is de hoofdgasstroom aanwezig.
Na ontsteking van de hoofdbrander zal de handset automatisch op de handbedieningsmodus
overschakelen.
Als de waakvlam na diverse pogingen uitgaat,
moet u de hoofdklepknop op OFF (UIT) zetten
en de instructies onder "Gas naar toestel uitschakelen” volgen.
Standby-modus
Druk op (kleine vlam) en houd ingedrukt om het toestel op de waakvlam in te stellen.
09-20020-219
Toestel uitschakelen
In Standby-modus: Druk op (grote vlam) en houd
ingedrukt om de vlam te verhogen.
09-20020-218
Druk op OFF (UIT).
09-20020-220
Druk op (kleine vlam) en houd ingedrukt om de
vlam te verkleinen of het toestel op de waakvlam in te
stellen.
Voor de fijnafstelling klikt u op
(kleine vlam)
(grote vlam) of
Speciale lage en hoge stand
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
19
Bedieningswijzen
09-20020-221
09-20020-223
Dubbelklik op
verschijnt.
(kleine vlam). De lettercombinatie LO
De vlam wordt eerst verhoogd en gaat dan naar
de speciale lage stand.
Door SET (INSTELLEN) kort in te drukken, verandert
de bedrijfsmodus als volgt:
MAN → TEMP →
naar MAN .
TEMP → TIMER → en terug
De handbedieningsmodus kan ook worden
bereikt door (grote vlam) of
in te drukken.
(kleine vlam)
MAN – Handbedieningsmodus
09-20020-222
Dubbelklik op (grote vlam). De vlam gaat automatisch naar de hoge stand. De lettercombinatie HI
verschijnt.
Als het toestel niet werkt, volgt u de instructies
onder „Gas naar toestel uitschakelen”.
09-20020-224
Handmatige afstelling van de vlamhoogte.
TEMP – Temperatuurmodus overdag
20
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
09-20020-225
09-20020-226
Het toestel moet in de standby-modus staan en de
waakvlam moet branden.
Het toestel moet in de standby-modus staan en de
waakvlam moet branden.
De kamertemperatuur wordt gemeten en vergeleken
met de ingestelde temperatuur. De vlamhoogte wordt
dan automatisch aangepast om de ingestelde temperatuur overdag te bereiken.
De timers P1 en P2 (Programma 1, Programma 2) kunnen elk zo worden geprogrammeerd dat zij op specifieke tijdstipen worden IN- en UITgeschakeld. Voor
instructies zie de "Instelling programmatimers".
TEMP – Nachtverlagingstemperatuurmodus
De display toont elke 30 seconden de ingestelde temperatuur.
Instelling °C/24-uur- of °F/12uur-klok
09-20020-245
Het toestel moet in de standby-modus staan en de
waakvlam moet branden.
De kamertemperatuur wordt gemeten en vergeleken
met de nachtverlagingstemperatuur. De vlamhoogte
wordt dan automatisch aangepast om de nachtverlagingstemperatuur te bereiken.
TIMER – Timer-modus
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
09-20020-227
Druk op OFF (UIT) en (kleine vlam) totdat de display van Fahrenheit/12-uur-klok in Celsius/24-uur-klok
en omgekeerd verandert.
21
Tijd instellen
09-20020-229
09-20020-228
1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar de
TEMP-modus te gaan.
De tijdsaanduiding knippert na:
2. Houd SET (INSTELLEN) ingedrukt totdat TEMP
knippert.
a. plaatsing van de batterij of
b. tegelijkertijd indrukken van
(kleine vlam)
(grote vlam) en
1. Druk op
(grote vlam) om het uur in te stellen.
2. Druk op
len.
(kleine vlam) om de minuten in te stel-
3. Druk op OFF (UIT) of wacht totdat de handbedieningsmodus is bereikt.
De aan-/uit-temperatuur
instellen
Instelling van de temperatuur OVERDAG
09-20020-230
Standaardinstellingen:
TEMP, 23 °C/74 °F
3. Druk op (grote vlam) om de insteltemperatuur overdag te verhogen.
22
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
09-20020-231
09-20020-233
4. Druk op (kleine vlam) om de insteltemperatuur overdag te verlagen.
1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar de
TEMP-modus te gaan.
2. Houd SET (INSTELLEN) ingedrukt totdat TEMP
knippert.
09-20020-232
5. Druk op OFF (UIT) of wacht totdat de programmering is voltooid.
Instelling van de temperatuur
NACHTVERLAGING
Standaardinstellingen:
09-20020-234
3. Druk op (grote vlam) om de nachtverlagingstemperatuur te verhogen .
TEMP, – – (OFF (UIT))
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
23
De tijden moeten in deze volgorde geprogrammeerd worden:
P1
≤ P1 < P2
≤ P2 .
Bij P1 = P1
geschakeld.
of P2
= P2
wordt de timer uit-
Gebruik de volgende instelling om ‘s nachts het toestel te kunnen laten branden:
P2 23:50 en P1
0:00
09-20020-235
4. Druk op (kleine vlam) om de nachtverlagingstemperatuur te verlagen .
09-20020-237
Selecteer Timermodus door kort op SET
(INSTELLEN) te drukken.
Instelling P1 AAN tijd
09-20020-236
5. Druk op OFF (UIT) of wacht totdat de programmering is voltooid.
Instelling Programmatimers
Standaardinstellingen:
Programma 1:
P1
: 06:00
P1
: 08:00
Programma 2:
P2
: 23:50
P2
: 23:50
U kunt twee tijden per dag programmeren.
De dag begint om 00:00, en eindigt om 23:50.
24
09-20020-238
1. Houd SET (INSTELLEN) ingedrukt totdat P1
(zon) verschijnt en de tijd knippert.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
09-20020-239
2. Stel het uur in door op
09-20020-241
(grote vlam) te drukken.
1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar instelling P1 UIT tijd te gaan. P1 (maan) verschijnt en
de tijd knippert.
09-20020-240
3. Stel de minuten in door op
ken.
(kleine vlam) te druk-
09-20020-242
Instelling P1 UIT tijd
2. Stel het uur in door op
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
(grote vlam) te drukken.
25
5
1
2
6
3
7
4
8
09-20020-243
09-20020-244
3. Stel de minuten in door op
ken.
(kleine vlam) te druk-
Instelling P2 AAN tijd
1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar instelling P2 AAN tijd te gaan. P2
(zon) verschijnt
en de tijd knippert.
2. Zie instructies ''Instelling P1 AAN tijd''.
Instelling P2 UIT tijd
1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar instelling P2 UIT tijd te gaan. P2 (maan) verschijnt en
de tijd knippert.
2. Zie instructies ''Instelling P1 UIT tijd''.
Timers P1 en P2 zijn nu geprogrammeerd. Druk op
OFF (UIT). De handset zal uw wijzigingen automatisch opslaan.
Handmatige bediening
Handmatige bediening van het toestel is alleen mogelijk als de HANDknop wordt gebruikt, zie volgende
figuur.
1
Piëzo-onsteking
2
Aan/uit-schakelaar (optie)
3
Achtdraads-ontvanger-contact
4
Micro-schakelaar
5
Aansluiting piëzo-ontsteking (2.8x0.8mm)
6
Handknop in MAN-stand
7
Handmatige waakvlamklepregelaar
8
Hoofdklepknop in OFF (UIT) stand
Toegang tot de waakvlam is alleen nodig voor
ontsteking met een lucifer.
Oefen bij het verdraaien van de hoofdklepknop
geen overmatige kracht uit. De knop heeft een
slipkoppeling die klikt totdat de eindaanslagen
worden bereikt. Daardoor kunnen de vlamhoogte en de waakvlam-standby-stand handmatig worden ingesteld.
Lees de veiligheidsinformatie voordat u doorgaat.
1. Draai de hoofdklepknop (8) in de stand OFF (UIT),
helemaal rechtsom
.
2. Draai de HANDknop (6) in de stand MAN
(HANDMATIG), helemaal rechtsom
.
Met de HANDknop in de stand MAN
(HANDMATIG) zijn een handmatige waakvlamklepregelaar en piëzo-ontsteking(optie)
toegankelijk.
3. Wacht vijf minuten zodat het toestel vrij is van
26
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
gas. Controleer door te ruiken of er geen gas meer
rondom het toestel aanwezig is, ook bij de vloer.
Als u een gasgeur vaststelt, stop dan onmiddellijk. Zie de laatste waarschuwing in het
hoofdstuk "Veiligheid". Als er geen gas aanwezig is, gaat u door naar de volgende instructiestap.
4. Druk de handmatige waakvlamklepregelaar (7)
helemaal omlaag en houd deze ingedrukt om de
waakvlamgasstroom te starten.
Ontsteking met lucifer:
Ontsteek de waakvlam direct met een lucifer en
houd de handmatige waakvlamregelaar ingedrukt
tot circa een minuut nadat de waakvlam is ontstoken. Laat de handmatige waakvlamklepregelaar dan los. Als de waakvlam
uitgaat, wacht dan vijf minuten en herhaal de
bovenstaande instructie.
Ontsteking met piëzo-ontsteking:
Verplaats de ontstekingskabel van de ontvanger
naar de klep; zie vorige figuur. Druk de piëzo-ontsteking in. Als de waakvlam uitgaat, wacht dan
vijf minuten en herhaal de bovenstaande instructie.
Als de waakvlam na diverse pogingen nog
steeds uitgaat, moet u de gasregelknop (hoofdklepknop) op OFF (UIT) zetten en doorgaan
naar stap (8).
5. Breng, waar van toepassing, het waakvlamtoegangspaneel weer aan voordat u doorgaat.
6. Draai de HANDknop in de stand ON (AAN), helemaal linksom
.
7. Draai de HANDknop in de stand ON (AAN), helemaal linksom
.
8. Als het toestel niet werkt, volgt u de instructies
onder "Gas naar toestel uitschakelen” .
Gas naar toestel uitschakelen
Als de gasregelaar toegankelijk is, draai de hoofdklepknop in de stand OFF (UIT), helemaal rechtsom
Wordt het toestel voor langere tijd niet gebruikt,
draai dan ook de gaskraan in de gastoevoerleiding dicht.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Regeling verbranding
Bij het ontsteken, wanneer het toestel nog vrij koud is,
zijn de vlammen van de hoofdbrander zeer blauw.
Naarmate het toestel opwarmt tot zijn bedrijfstemperatuur, zullen ze geleidelijk aan geler worden
en het effect van een echt houtvuur benaderen.
Adviezen voor het stoken
Tijdens het stookseizoen kan men de waakvlam het
best laten branden, men heeft dan minder last van condensvorming op de ruit en zal deze langer schoon blijven.
Eventuele problemen
Raadpleeg de bijlage "Diagnoseschema" om eventuele problemen bij het gebruik van het toestel op te
lossen.
Onderhoud
Volg de onderhoudsinstructies in dit hoofdstuk om het
toestel in goede staat te houden.
Jaarlijks onderhoud van het
toestel
Eenmaal per jaar dient het toestel te worden onderhouden en nagekeken te worden door een vakman.
Deze onderhoudsbeurt omvat onder meer het volgende :
Afstoffen en anderszins reinigen van de verbrandingskamer en kanalen voor de luchtaanvoer
en de rookgasafvoer.
Inspectie en dichtheidscontrole van zowel de luchten rookgaskanalen als van de dak- of geveldoorvoer.
Afstoffen en anderszins reinigen van de brander.
Gebruik een stofzuiger om het vuil van de brander
te verwijderen.
Afstoffen van de keramische houtblokken.
Let op: deze blokken zijn zeer kwetsbaar.
Gebruik geen harde of schurende materialen en
geen perslucht gebruiken om vuil af te spuiten.
Reinigen en controleren van het hoofdspuitstuk.
27
Demontage en reinigen van waakvlamspuitstuk en
thermokoppel.
3. Maak het glas nogmaals schoon met een gewoon
glasreinigingsproduct.
Dichtheidscontrole van de gasleidingen.
4. Wrijf het glas schoon met een droge doek of keukenpapier.
Controle van de afstandsbediening, eventueel vervangen van de batterijen.
Werkingstest: ontsteking waakvlam, ontsteking
hoofdbrander, werking van de afstandsbediening.
Toegang tot de belangrijkste componenten
Om het jaarlijkse onderhoud te kunnen uitvoeren is toegang nodig tot een aantal interne componenten van
het toestel.
1. Verwijder de glasruit, zie het hoofdstuk "Installatie" voor instructies.
2. Verwijder de decoratieve houtblokkenset uit het
toestel.
3. Til de hoofdbrander uit de verbrandingskamer.
De waakvlam en thermokoppel zijn nu bereikbaar voor
onderhoud of eventuele vervanging.
Het hoofdspuitstuk is zichtbaar op de bodem van de
verbrandingskamer.
Schoonmaken en ander
regelmatig onderhoud
Maak het toestel niet schoon wanneer het nog
warm is.
Maak de buitenkant van het toestel schoon met
een droge niet-pluizende doek.
Glas schoonmaken
Goed schoongemaakt glas neemt minder snel vuil op.
Ga als volgt te werk:
1. Verwijder stof en loszittend roet met een droge
doek.
2. Maak het glas schoon met kachelruitenreiniger:
a. Breng kachelruitenreiniger aan op een keukenspons, wrijf het gehele glasoppervlak in en
laat even inwerken.
b. Verwijder het vuil met een vochtige doek of
keukenpapier.
28
Gebruik geen schurende of bijtende producten om
het glas schoon te maken.
Gebruik schoonmaakhandschoenen om uw handen te beschermen.
Als het glas van het toestel is gebroken of
gebarsten, moet dit glas worden vervangen
voordat u het toestel opnieuw in gebruik neemt.
Voorkom dat kachelruitreiniger tussen het glas
en de gietijzeren deur loopt.
Gebruik bovenstaande instructies ook om de
zwarte spiegelpanelen aan de binnenzijde van
het toestel te reinigen.
Onderhoud geëmailleerde kachel
Reinig het toestel nooit als het nog warm is. Het reinigen van het geëmailleerde oppervlak van de kachel
kunt u het beste doen met zachte groene zeep en
lauw water. Gebruik zo min mogelijk water, wrijf het
oppervlak goed droog en voorkom roestvorming.
Gebruik nooit staalwol of een ander schuurmiddel. Zet
nooit een waterketel direct op een geëmailleerde
kachel; gebruik een onderzetter en voorkom beschadigingen.
Lakbeschadigingen bijwerken
Kleine lakbeschadigingen kunt u bijwerken met een
spuitbus speciale hittebestendige lak die verkrijgbaar
is bij uw leverancier.
Het geëmailleerde oppervlak bijwerken
Emailleren is een artisanaal proces dat maakt dat er
kleine kleurverschillen en beschadigingen op het toestel kunnen voorkomen. De toestellen ondergaan in
de fabriek een visuele controle, dat wil zeggen, de controleur kijkt op een afstand van 1 meter gedurende 10
seconden naar het oppervlak.
Eventuele beschadigingen die dan niet opvallen worden als OK beschouwd. Bij het toestel is een speciale
hittebestendige lak meegeleverd waarmee kleine
(transport) beschadigingen kunnen worden bijgewerkt.
Breng de hittebestendige lak in dunne laagjes aan en
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
laat het goed drogen voordat het toestel in gebruik
genomen wordt.
Sommige kleuren email zijn gevoelig voor verandering van temperatuur. Hierdoor kan het voorkomen dat de kleur verandert tijdens het gebruik
van het toestel. Als het toestel is afgekoeld keert
de oorspronkelijke kleur van het email terug.
Als geëmailleerde oppervlakken zeer heet worden
kunnen er haarscheurtjes ontstaan. Dit is een normaal verschijnsel en heeft geen invloed op het functioneren van de kachel.
Zorg dat de kachel niet wordt overbelast. Bij
overbelasting wordt de oppervlaktetemperatuur
extreem hoog en kan er blijvende schade aan
het email ontstaan.
Afdichting controleren
Controleer of het afdichtingskoord van de glasruit nog
goed afsluit. Afdichtingskoord verslijt en moet tijdig
worden vervangen.
Wisselstukken
Vintage 35GA(P)
Omschrijving
Handset ( d.i. zender)
Ontvanger
8-aderige kabel, 350 mm
Kabel onderbreker-ontvanger TC
Kabel onderbreker-ontvanger SW
Thermokoppelonderbreker
Imitatiehoutblokken
Brandereenheid GA
Brandereenheid GAP
Thermokoppel
Elektrode
Waakvlam
Ontstekingskabel
Spiegelpaneel achterwand
Spiegelpaneel zijwand
Artikelnr.
03.06134.000
03.06135.000
03.30149.000
03.30139.000
03.30140.000
03.68231.000
03.31228.000
02.12051.000
03.12055.000
03.68216.000
03.12011.000
03.23602.000
03.30141.000
03.08382.000
03.08380.000
Vintage 50GA(P)
Omschrijving
Handset ( d.i. zender)
Ontvanger
8-aderige kabel, 350 mm
Kabel onderbreker-ontvanger TC
Kabel onderbreker-ontvanger SW
Thermokoppelonderbreker
Imitatiehoutblokken
Brandereenheid GA
Brandereenheid GAP
Thermokoppel
Elektrode
Waakvlam
Ontstekingskabel
Spiegelpaneel achterwand
Spiegelpaneel zijwand
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Artikelnr.
03.06134.000
03.06135.000
03.30149.000
03.30139.000
03.30140.000
03.68231.000
03.31227.000
02.12051.000
02.12056.000
03.68216.000
03.12011.000
03.23602.000
03.30141.000
03.08379.000
03.08380.000
29
Bijlage 1: Technische gegevens
Model
Vintage 35GA
Land
BE FR
NL
DE LU
DE
ES GB IE
PT DK FI
SE IT AT
Categorie
I2E+
I2L
I2E
I2ELL
I2H
Gassoort
G20 / G25
G25
G20
G25
G20
Type toestel
C11 / C31
C11 / C31
C11 / C31
C11 / C31
C11 / C31
Nominale belasting
7 kW
6,4 kW
7 kW
5,6 kW
7 kW
Rendement
86,4 %
87,8 %
86,4 %
86,4 %
86,4 %
Nominaal vermogen
6 kW
5,6 kW
6 kW
4,7 kW
6 kW
Nominaal gasverbruik
0,7 m3/hr(G20)
0,8 m3/hr
0,7 m3/hr
0,7 m3/hr
0,7 m3/hr
Voordruk
20/25 mbar
25 mbar
20 mbar
20 mbar
20 mbar
Branderdruk
12,3 / 15,3
mbar
15,3 mbar
12,3 mbar
12,3 mbar
12,3 mbar
Diameter branderspuitstuk
2,30 mm
2,30 mm
2,30 mm
2,30 mm
2,30 mm
Code waakvlamspuitstuk
37
37
37
37
37
Gasaansluiting
3/8"
3/8"
3/8"
3/8"
3/8"
Rookgasafvoer concentrisch
Gewicht
NOx klasse
30
100 mm / 150 mm
35 kg
5
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Model
Vintage 35GAP
Land
NO DK FI SE
AT DE NL
BE GB IE PT
DK FI SE IT
AT
Categorie
I3B/P
I3+
Gassoort
G30
G30/31
Type toestel
C11 / C31
C11 / C31
Nominale belasting
4,4 kW
4,4 kW
Rendement
78,8 %
78,8 %
Nominaal vermogen
3,4 kW
3,4 kW
Nominaal gasverbruik
0,13 m3/hr
0,13 m3/hr
(G30)
Voordruk
30 mbar
(28-30)/37 mbar
Branderdruk
29 mbar
28/37 mbar
Diameter branderspuitstuk
1,10 mm
1,10 mm
Code waakvlamspuitstuk
23
23
Gasaansluiting
3/8"
3/8"
Rookgasafvoer concentrisch
Gewicht
100 mm / 150 mm
35 kg
NOx klasse
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
5
31
Model
Vintage 50GA
Land
BE FR
NL
DE LU
DE
ES GB IE
PT DK FI
SE IT AT
Categorie
I2E+
I2L
I2E
I2ELL
I2H
Gassoort
G20 / G25
G25
G20
G25
G20
Type toestel
C11 / C31
C11 / C31
C11 / C31
C11 / C31
C11 / C31
Nominale belasting
8,7 kW
8 kW
8,7 kW
7 kW
8,7 kW
Rendement
86,7 %
86,4 %
86,7 %
84,4 %
86,7 %
Nominaal vermogen
7,5 kW
7 kW
7,5 kW
6 kW
7,5 kW
Nominaal gasverbruik
0,9 m3/hr(G20)
1,0 m3/hr
0,9 m3/hr
0,85 m3/hr
0,9 m3/hr
Voordruk
20/25 mbar
25 mbar
20 mbar
20 mbar
20 mbar
Branderdruk
15,7 / 20,5
mbar
20,5 mbar
15,7 mbar
16,7 mbar
15,7 mbar
Diameter branderspuitstuk
2,50 mm
2,50 mm
2,50 mm
2,50 mm
2,50 mm
Code waakvlamspuitstuk
37
37
37
37
37
Gasaansluiting
3/8"
3/8"
3/8"
3/8"
3/8"
Rookgasafvoer concentrisch
Gewicht
NOx klasse
32
100 mm / 150 mm
50 kg
5
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Model
Vintage 50GAP
Land
NO DK FI SE
AT DE NL
BE GB IE PT
DK FI SE IT
AT
Categorie
I3B/P
I3+
Gassoort
G30
G30/31
Type toestel
C11 / C31
C11 / C31
Nominale belasting
6,0 kW
6,0 kW
Rendement
83 %
83 %
Nominaal vermogen
5,0 kW
5,0 kW
Nominaal gasverbruik
0,18 m3/hr
0,18 m3/hr
(G30)
Voordruk
30 mbar
(28-30)/37 mbar
Branderdruk
29 mbar
28/36 mbar
Diameter branderspuitstuk
1,30 mm
1,30 mm
Code waakvlamspuitstuk
23
23
Gasaansluiting
3/8"
3/8"
Rookgasafvoer concentrisch
Gewicht
100 mm / 150 mm
35 kg
NOx klasse
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
5
33
Bijlage 2: Afmetingen
Vintage 35GA(P)
09-20020-200
34
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Vintage 35GA(P)/TB
335
625
800
150
100
510
515
445
536
3/8"
470
145
205
90
150
09-20020-201
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
35
Vintage 35GA(P)/WB
515
445
400
690
875
150
100
510
470
3/8"
145
205
500
90
150
09-20020-202
36
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Vintage 35GA(P)/CR
515
445
335
625
800
150
100
575
510
530
90
470
145
205
3/8"
150
09-20020-203
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
37
Vintage 50GA(P)
515
445
215
505
690
150
100
690
180
470
145
205
3/8"
150
09-20020-197
38
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Vintage 50GA(P)/TB
515
445
330
620
805
150
100
690
180
470
145
205
3/8"
150
09-20020-198
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
39
Vintage 50GA(P)/WB
515
445
410
700
880
150
100
690
180
470
145
205
3/8"
150
09-20020-199
40
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Bijlage 3: Afstand tot brandbaar materiaal
Vintage 35GA(P) - Minimale afstanden in millimeters
Brandbaar materiaal
Onbrandbaar materiaal
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
41
Vintage 50GA(P) - Minimale afstanden in millimeters
Brandbaar materiaal
Onbrandbaar materiaal
42
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Bijlage 4: Overzicht concentrische
rookgasafvoermaterialen
Afbeelding
Omschrijving
Artikelcode fabrikant
Muelink
&Grol
Metaloterm
Poujoulat
Buis 1000 mm
41.003.17.21
US 100 10
ED 1000 100 PGI
Buis 500 mm
41.003.17.20
US 50 10
ED 450 100 PGI
Pasbuis 500 mm
41.003.17.22
USPP 10
ER 100 PGI
Geveluitmonding 600
mm
41.003.17.15
USDHCE 10
STHRG 100/150 PGI
Dakuitmonding
41.003.17.02
-
CTIVG 100/150 PGI
Dakuitmonding 300 mm
41.003.17.00
USDVC2 10
-
Dakdoorvoer 25° 45°
41.008.79.13
USLS 10
SIA 45-150 SLCD
Dakdoorvoer plat
41.008.73.79
USDPAL 10
SIO 150 SLCD
Brandseparatieplaat
41.003.01.70
USCP 10
PDS100/150 PGI
Elleboog 45°
41.003.17.31
USB 45 10
EC 45° 100 PGI
Elleboog 90°
41.003.17.30
USB 90 10
EC 90° 100 PGI
Klemband
41.003.17.45
USKB 10
-
Voor nadere specificaties, raadpleeg de brochure van de betreffende fabrikant.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
43
Bijlage 5: Rekenblad voor tracécontrole
Volg onderstaande drie stappen om te controleren of het gewenste tracé voor de concentrische schoorsteenafvoer toegestaan is.
1. Maak een schets van het gewenste tracé en vul op basis van deze schets de benodigde gegevens in onderstaande tabel in. De eigenlijke dak- of geveldoorvoer kunt u hierbij buiten beschouwing laten.
Omschrijving
Afkorting
Meetwaarde
Aantal meters verticaal
(1)
… meter
Aantal meters horizontaal
(2)
… meter
Aantal meters onder een hoek van 45°
(3)
… meter
Aantal bochten tot 45°: … x 0,5 meter per bocht
(4)
… meter
Aantal bochten tot 90°: … x 1,0 meter per bocht
(5)
… meter
2. Bereken met bovenstaande gegevens de waarden in de volgende tabel:
Omschrijving
Afkorting
Resultaat
Totale weerstandslengte = (1)+(2)+(3)+(4)+(5)
L
… meter
Totale verticale lengte = (1)
V
… meter
Totale horizontale lengte = (2)+(4)+(5)
H
… meter
Totale verticale lengte minus Totale horizontale lengte = V - H
R
… meter
3. Bepaal aan de hand van onderstaande tabel of het gewenste tracé is toegestaan en wat de positie van de
restrictieplaat dient te zijn voor een optimale werking van het toestel. Alleen de aardgasversie van het toestel
heeft een restrictieplaat. Voor de propaan- en butaanversies is geen restrictie toegestaan.
Top-aansluiting
Achter-aansluiting
Beoordeling tracé
Positie restrictieplaat
(alleen voor aardgasversie)
L > 12
L > 12
tracé niet toegestaan
-
V<1
V<1
tracé niet toegestaan
-
(2) ≥ 3
(2) ≥ 3
tracé niet toegestaan
-
R<0
R < -1
tracé niet toegestaan
-
0≤R <2
-1 ≤ R < 1
tracé toegestaan
Geen restrictie nodig
2≤R <4
1≤R <3
tracé toegestaan
Positie 1
4≤R <9
3≤R <7
tracé toegestaan
Positie 2
9≤R
7≤R
tracé toegestaan
Positie 3
44
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Bijlage 6: Diagnoseschema
Probleem
Geen vonk
Wel vonk maar geen ontsteking
Bij loslaten aansteekknop dooft waakvlam
Hoofdbrander ontsteekt niet
Fluiten tussen grote en kleine stand
Verstoord vlambeeld
Gaslucht
Reuk van verbrandingsgassen in ruimte
Toestel dooft
Afstandsbediening werkt niet
mogelijke
oorzaak
mogelijke oplossing
Voedingskabel los
Controleer de aansluitklemmen.
(*) = ingreep door installateur laten verrichten
Kortsluiting van voe- Verhelp de kortsluiting. Leg de ontstekingskabel niet tegen metadingskabel
len delen want dit verzwakt de vonk.
Bougie gebroken
Vervang de bougie (*).
Piëzo-ontsteking
defect
Vervang de piëzo-ontsteking (*).
Geen gas
Controleer of de gaskraan open staat.
Lucht in leidingen
Spoel de leiding door door de ontstekingsknop langere tijd ingedrukt te houden.
Te hoge gasdruk
Controleer de voedingsdruk of stel de gasleverancier op de
hoogte (*).
Te lage gasdruk
Controleer op een plaatselijke belemmering van de gastoevoer,
bijv. door vuilophoping. Controleer de voedingsdruk of stel de gasleverancier op de hoogte (*).
Waakvlamspuitstuk
of waakvlamleiding Reinig de onderdelen (doorblazen) of vervang het spuitstuk (*).
verstopt
Foutief waakvlamspuitstuk
Monteer het juiste waakvlamspuitstuk (*).
Thermokoppel nog
niet voldoende
warm
Houd de ontstekingsknop langer ingedrukt.
Thermokoppel
bevindt zich niet in
de waakvlam
Positioneer het thermokoppel op de correcte wijze in de vlam (*).
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
45
(vervolg)
Probleem
Roetaanslag op het
thermokoppel
Reinig het thermokoppel met behulp van een
doek.
Thermokoppel defect
Vervang het thermokoppel (*).
Geen vonk
Wel vonk maar geen ontsteking
Bij loslaten aansteekknop dooft waakvlam
Hoofdbrander ontsteekt niet
Fluiten tussen grote en kleine stand
Verstoord vlambeeld
Gaslucht
Reuk van verbrandingsgassen in ruimte
Toestel dooft
Afstandsbediening werkt niet
mogelijke oorzaak
46
mogelijke oplossing
(*) = ingreep door installateur laten verrichten
Elektromagnetische klep
defect
Vervang het regelblok (*).
Verstopte leidingen of
spuitstukken
Blaas de onderdelen door en reinig deze (*).
Braam aan spuitstuk
Verwijder de braam (*).
Vervuilde brander
Reinig de brander, controleer de plaatsing van de houtblokken, verwijder eventuele kooltjes van de branderpoorten (*).
Gaslek
Sluit de hoofdkraan, spoor het gaslek op en verhelp het lek
(*).
Verstopte rookafvoerkanaal of luchtaanvoerkanalen
Controleer de kanalen en reinig deze (*).
Toestel lekt lucht
Controleer de afdichtingen van de deur en de naden van
het toestel (*).
Stof op verbrandingskamer
Reinig de verbrandingskamer.
Lege batterijen
Vervang de batterijen.
Bedrading naar gasblok
Spoor een eventueel slecht contactpunt op en verhelp het.
Zender of ontvanger
defect
Vervang de afstandsbediening.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Index
Branderspuitstuk
diameter
A
30-33
Brandstof
benodigde hoeveelheid
27
6
41
6
6
6
Aansluiten
afmetingen
34
Aansluiten op schoorsteen
aan achterzijde
aan bovenzijde
10
10
Brandveiligheid
afstand tot brandbaar materiaal
meubels
vloer
wanden
Aansluitkraag schoorsteenaansluiting
10
Buizensysteem
Aansteekknop loslaten
45
Adviezen
waakvlam
27
Adviezenstoken
27
Afdichtingskoord van deur
29
Afmetingen
34
C
Celsius
instellen
21
Concentrisch
gesloten,afvoersysteem
5
D
Afstandsbediening
elektronicacode
handset
installeren
onderdelen
werkt niet
15
15
15
15
45
Dakdoorvoer
brandbaar materiaal
hellend dak
plat dak
Afstellen
vlamhoogte
19
Afwerklaag, onderhoud
28
Deur
afdichtingskoord
13-14
14
13
Demontabele onderdelen
7
29
Draagvermogen van vloer
B
6
E
Batterij
leeg
plaatsen
type
46
15
15
Bediening
aan-/uit-temperatuur
handmatig
modus wijzigen
tijd instelllen
22
26
20
22
Bedrading
onderdelen
schema
15
15
Bedrijfsmodus
handbedieningsmodus
handset
Nachtverlagingstemperatuurmodus
temperatuurmodus
timermodus
20
20
21
20
21
Brandbaar materiaal
afstand tot
41
Branderdruk
9
Email
onderhoud
F
Fahrenheit
instellen
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
21
G
Gas
aansluitmaat
gassoort
uitschakelen
voordruk
30-33
30-33
27
30-33
Gasaansluiting
gassoort,gasdruk
14
Gaskraan
14
Gaslucht
Gastoevoerleiding
30-33
28
Gasverbruik
Gebruik
regeling verbranding
27, 45
14
30-33
27
47
Geur van gas
27
Geveldoorvoer
afwatering,hellingspercentage
brandbaar materiaal
onbrandbaar materiaal
11-12
12
11
Gewicht
30-33
Glas
schoonmaken
8
GV60
afstandsbedieningsset
batterijen
15
15
H
Handbedieningsmodus
20
Hoofdspuitstuk
28
Houtblokkenset
35GA
50GA
imitatiehout
inhoud
plaatsing
16
16
17
16
16
16-17
Inschakelen
startvolgorde
Instelling programma
timers
29
28
28
27
27
28
P
Plaatsen
afmetingen
34
Problemen oplossen
27, 45-46
R
Regeling verbranding
gasdebiet
kleur vlammen
27
27
Rendement
30-33
9
18
Roetaanslag
thermokoppel
45
24
Rookgasafvoer
diameter
30-33
Ruiten
schoonmaken
Kieren in toestel
29
28
S
Schade
L
Lak
uitharden
18
Luchtlek
29
M
15
6
N
48
Onderhoud
afdichting
email
glas schoonmaken
inspectie
jaarlijks
toestel schoonmaken
7
18
28
Nachtverlagingstemperatuurmodus
Onderdelen, demontabele
45
45
Kachelruitenreiniger
Muren
brandveiligheid
O
Reuk
gaslucht
verbrandingsgassen
K
Mertik Maxitrol
GV60
30-33
Restrictieplaatje
I
Inbranden vuil
eerste gebruik
27, 30-33
Nominale belasting
28
Glasruit
verwijderen
Nominaal vermogen
21
7
Schoonmaken
glas
toestel
28
28
Schoorsteen
aansluiten
ombouwen
ombouwen tot gesloten systeem
ombouwset
voorwaarden
6
6
12
12
6
Schoorsteenaansluiting
achterzijde
bovenzijde
voorbereiding
10
10
10
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Spiegelpaneel
28
Spiegelpanelen
verwijderen
8
Spuitstuk
braam
Vonk
geen ontsteking
Voordruk
22-24
Standby-modus
waakvlam
19
Stoken
adviezen
onvoldoende warmte
27
27
T
Temperatuur
instellen
22
Temperatuurmodus
20
Thermokoppel
28
Tijd instellen
22
Toestel
inschakelen
uitschakelen
18
19
Tracé bepalen
concentrisch
9
Typeplaat
4
30-33
W
46
Standaardinstellingen
45
Waakvlam
aansteken
dooft
instellen
Waarschuwing
brandbare materialen
gaslucht
gassoort en gasdruk
glas gebroken of gebarsten
heet oppervlak
houtblokkenset
kachelruitreiniger
ventilatie
verzekeringsvoorwaarden
voorschriften
waakvlam
Wanden
brandveiligheid
18
45
19
4
5
4
4, 28
4
5
28
5
5
4
5
6
Warmte, onvoldoende
27
Wisselstroomadapter
15
Witte aanslag
18
U
Uitgaan van vuur
45
Uitmonding
erfafscheiding
voorwaarden,brandveiligheid,temperatuur
6
6
Uitschakele
gastoevoer
27
Uitschakelen
toestel
19
V
Verbrandingsgassen
Verwijderen
Spiegelpanelen
45
8
Vlambeeld
45
Vlamhoogte
instellen
19
Vloeren
brandveiligheid
draagvermogen
6
6
Vloerkleed
6
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
49