Dovre VINT50GA/B de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

2
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Inhoudsopgave
Inleiding 3
Conformiteitsverklaring 4
Veiligheid 4
Installatiecondities 5
Algemeen 5
Concentrisch rookgasafvoersysteem 5
Bestaande schoorsteen Type C91 6
Vloer en wanden 6
Productbeschrijving 7
Installatie 7
Algemene voorbereiding 7
Schoorsteenaansluiting voorbereiden 10
Gesloten systeem aansluiting 11
Gasaansluiting maken 14
Afstandsbedieningset installeren 15
Decoratieve houtblokkenset plaatsen 16
Gebruik 18
Eerste gebruik 18
Toestel inschakelen 18
Toestel uitschakelen 19
Afstelling vlamhoogte 19
Bedieningswijzen 20
Instelling °C/24-uur- of °F/12-uur-klok 21
Tijd instellen 22
De aan-/uit-temperatuur instellen 22
Instelling Programmatimers 24
Handmatige bediening 26
Gas naar toestel uitschakelen 27
Regeling verbranding 27
Eventuele problemen 27
Onderhoud 27
Jaarlijks onderhoud van het toestel 27
Schoonmaken en ander regelmatig onderhoud 28
Wisselstukken 29
Bijlage 1: Technische gegevens 30
Bijlage 2: Afmetingen 34
Bijlage 3: Afstand tot brandbaar materiaal 41
Bijlage 4: Overzicht concentrische rook-
gasafvoermaterialen 43
Bijlage 5: Rekenblad voor tracécontrole 44
Bijlage 6: Diagnoseschema 45
Index 47
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
3
Inleiding
Geachte gebruiker,
Met de aankoop van dit verwarmingstoestel van
DOVRE heeft u gekozen voor een kwaliteitsproduct.
Dit product maakt deel uit van een nieuwe generatie
energiezuinige en milieuvriendelijke ver-
warmingstoestellen. Deze toestellen maken optimaal
gebruik van zowel convectiewarmte als stra-
lingswarmte.
Uw DOVRE toestel is geproduceerd met de
modernste productiemiddelen. Mocht er onver-
hoopt toch iets mankeren aan uw toestel, dan kunt
u altijd een beroep doen op de DOVRE service.
Het toestel mag niet gewijzigd worden; gebruik
steeds originele onderdelen.
Het toestel is bedoeld voor plaatsing in een woon-
ruimte. Het moet hermetisch worden aangesloten
op een goed werkende schoorsteen.
Wij adviseren u het toestel te laten installeren door
een bevoegd installateur.
DOVRE kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor problemen of schade door een onjuiste instal-
latie.
Bij installatie en gebruik moeten de hierna beschre-
ven veiligheidsvoorschriften in acht worden geno-
men.
In deze handleiding leest u hoe u het DOVRE ver-
warmingstoestel op een veilige manier installeert,
gebruikt en onderhoudt. Als u aanvullende informatie
of technische gegevens wilt of een installatie-pro-
bleem heeft, neemt u dan eerst contact op met uw
leverancier.
© 2014 DOVRE NV
4
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Conformiteitsverklaring
Notified body: 2013
Hierbij verklaart
Dovre nv, Nijverheidsstraat 18 B-2381 Weelde,
dat gaskachels Vintage 35GA(P) en Vintage 50GA(P)
conform EN 613 geproduceerd zijn.
Weelde 01-10-2013
In het kader van een continue productverbetering, kun-
nen specificaties van het geleverde toestel afwijken
van de beschrijving in deze brochure, zonder voor-
afgaande kennisgeving.
DOVRE N.V.
Nijverheidsstraat 18 Tel : +32 (0) 14 65 91 91
B-2381 Weelde Fax : +32 (0) 14 65 90 09
Belg E-mail : info@dovre.be
Veiligheid
Let op! Alle veiligheidsvoorschriften moeten
strikt worden nageleefd.
Lees aandachtig de instructies voor installatie,
gebruik en onderhoud die met het toestel zijn
meegeleverd, voordat u het toestel in gebruik
neemt.
Het toestel moet worden geïnstalleerd over-
eenkomstig de wetgeving en voorschriften van
uw land.
Alle lokale bepalingen en de bepalingen die
betrekking hebben op nationale en Europese
normen moeten worden nageleefd bij het instal-
leren van het toestel.
Het toestel dient geplaatst, aangesloten, in
bedrijf gesteld en gecontroleerd te worden door
een bevoegd installateur, volgens de laatst gel-
dende nationale en lokale normen, volgens
voorschriften voor gesloten toestellen en vol-
gens de installatievoorschriften van de fabri-
kant.
Het toestel is ontworpen voor ver-
warmingsdoeleinden. Alle oppervlaktes, inclu-
sief het glas en de aansluitbuis kunnen zeer
heet worden (meer dan 10C)! Zorg voor vol-
doende afscherming als jonge kinderen, min-
dervaliden en ouderen zich in de nabijheid van
het toestel bevinden.
Veiligheidsafstanden tot brandbaar materiaal
moeten strikt worden aangehouden.
Plaats geen gordijnen, kleren, wasgoed of
andere brandbare materialen bovenop of in de
nabijheid van het toestel. De minimale veilige
afstand bedraagt 80 cm.
Gebruik tijdens het gebruik van uw toestel
geen licht ontvlambare of explosieve stoffen in
de nabijheid van het toestel.
Als het glas van het toestel is gebroken of
gebarsten, moet dit glas worden vervangen
voordat u het toestel opnieuw in gebruik neemt.
Het toestel is afgesteld en verzegeld in de
fabriek, overeenkomstig op de typeplaat aan-
gegeven categorie en op de juiste nominale
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
5
belasting. Controleer of de gegevens op de
typeplaat overeenkomen met de lokale gas-
soort en de druk, en met de aard van uw instal-
latie. De typeplaat bevindt zich achter de deur
onder in het toestel.
Het toestel moet door de installateur gecon-
troleerd worden op dichtheid van gasaanvoer-
en rookgasafvoerleiding. Ook de werking van
de regelkraan, het thermokoppelcircuit en het
ontsteken van de brander moet worden gecon-
troleerd.
Laat bij het in werking stellen, uw installateur u
inlichten over gebruik, bediening en onderhoud
van uw toestel.
Gebruik uitsluitend de meegeleverde hout-
blokkenset.
Plaats de houtblokkenset exact volgens de
beschrijving.
Laat de ruimte rond de waakvlam vrij van kool-
tjes.
Vermijd vuil in de gasleiding.
Sluit steeds de gaskraan wanneer het toestel
niet in gebruik is.
Sluit bij het bemerken van een gaslucht onmid-
dellijk de hoofdkraan, open vensters en vermijd
vuur of het gebruik van elektrische contacten
zoals schakelaars in verband met daardoor
eventueel veroorzaakte vonken. Wend u altijd
tot een vakman om een eventueel gaslek op te
sporen.
Installatiecondities
Algemeen
Het toestel moet worden aangesloten op een goed
werkende schoorsteen.
Voor de aansluitmaten: zie de bijlage "Technische
gegevens".
Informeer bij de brandweer en/of ver-
zekeringsmaatschappij naar eventuele specifieke
vereisten en voorschriften.
Concentrisch
rookgasafvoersysteem
Deze gesloten gaskachel is ontworpen in combinatie
met een concentrisch rookgasafvoersysteem van de
fabrikant Muelink & Grol. Het toestel kan ook aan-
gesloten worden met een concentrisch rook-
gasafvoersysteem van de fabrikanten Metaloterm of
Poujoulat. Gebruik hiervoor een passende aan-
sluitkraag (bij uw leverancier verkrijgbaar) en volg voor
de installatie de instructies van de leverancier.
Gebruik alleen originele onderdelen van de hier-
boven genoemde fabrikanten. De elementen voor
het concentrisch buizensysteem (zoals geveld-
oorvoer, dakdoorvoer, buizen en bochten, klem-
banden en beugels) kunnen in de gewenste
aantallen via uw leverancier besteld worden.
Bestelcodes van de beschikbare elementen
vindt u in de bijlage "Overzicht concentrische
rookgasafvoermaterialen".
Het toestel mag niet zonder meer worden aan-
gesloten op een bestaand rookgasafvoerkanaal of
schoorsteen. Onder bepaalde voorwaarden kan
een bestaande schoorsteen of rook-
gasafvoerkanaal als een actief element in de instal-
latie gebruikt worden. Raadpleeg hiervoor de
paragraaf "Bestaand schoorsteenkanaal".
Het toestel is voorzien van een gesloten ver-
brandingsruimte en moet geïnstalleerd worden als
een gesloten toestel van het type C11-C31 (afhan-
kelijk van de keuze, gevel- of dakdoorvoer). De ver-
brandingsgassen worden met een gecombineerde
in-uitlaat naar buiten afgevoerd door de natuurlijke
trek van het toestel. Door dezelfde natuurlijke trek
wordt de benodigde verbrandingslucht aan-
gezogen. Het concentrisch rookgasafvoersysteem
kan worden voorzien van een geveldoorvoer of van
een dakdoorvoer. Gebruik hiervoor de voor-
geschreven geveluitmonding of dakuitmonding.
Voor de totaal toegestane lengte van het bui-
zensysteem (de weerstandslengte) geldt een maxi-
mum waarde van 12 meter. Hierbij geldt dat elke
bocht van 90° overeenkomt met 1 meter weer-
standslengte, en elke bocht van 45° met 0,5 meter
weerstandslengte.
Het horizontale gedeelte van het buizensysteem
mag nooit langer zijn dan het verticale gedeelte.
6
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Voor de instandhouding van de natuurlijke trek is
het noodzakelijk om minstens één meter con-
centrische buis verticaal te plaatsen alvorens de
gevel- of dak doorvoer wordt aangebracht.
Voordat met de plaatsing van het toestel begon-
nen wordt, dient u te controleren of het voor uw
installatie gewenste buizentracé technisch toe-
gelaten is. Zie hiervoor de bijlage Rekenblad
voor tracécontrole”.
De afstand van kanalen en doorvoeren tot brand-
baar materiaal moet overal minimaal 50 mm bedra-
gen.
Alle elementen van zowel de luchttoevoer - als
rookgasafvoersysteem moeten minimaal 30 mm in
elkaar steken en d.m.v. klembanden tegen los-
schieten geborgd worden.
Het kanaal moet door middel van muurbeugels en
centreerplaten op zijn plaats gehouden worden. De
maximale afstand tussen de muurbeugels is 2
meter.
Het rookgasafvoersysteem en de uitmonding moe-
ten voldoen aan de plaatselijk geldende voor-
schriften. Het betreft hier een gesloten toestel type
C11 of C31 (afhankelijk van de keuze, gevel- of
dakdoorvoer).
De schoorsteen moet uitmonden in een zone die
niet wordt verstoord door omliggende gebouwen,
vlak bijstaande bomen of andere hindernissen.
Voor uitmondingen in de nabijheid van een erf-
scheiding of ventilatieopening wordt verwezen naar
de nationale en regionale voorschriften op dit
gebied.
In het geval van een geveldoorvoer moet de uit-
monding zich in een zone bevinden zodanig dat
mogelijk contact tussen rookgasmonding en/of
rookgassen en personen onmogelijk is en zodanig
dat de rookgassen zich niet kunnen ophopen onder
overstekende bouwelementen of luifels en der-
gelijke.
De rookgasmonding kan een temperatuur berei-
ken van 20 C, de rookgassen een tem-
peratuur van 300° C.
Bestaande schoorsteen
Type C91
Een bestaand rookgasafvoerkanaal (schoorsteen) kan
omgebouwd worden tot een concentrisch rook-
gasafvoersysteem .
In dat geval gelden voor de bestaande schoorsteen de
volgende voorwaarden:
Het bestaande kanaal moet lekdicht en goed gerei-
nigd zijn.
Het kanaal moet bestand zijn tegen temperaturen
tot 600°C over de gehele lengte.
Het kanaal mag maximaal één keer versleept zijn,
onder een maximale verslepingshoek van 45° en
over maximaal 25% van de totale hoogte.
De doorsnede van het kanaal moet minimaal rond
of vierkant 150 mm en maximaal rond of vierkant
250 mm zijn over de volle lengte. Op geen enkele
plaats mag de sectie groter of kleiner zijn dan de
aangegeven limieten. De sectie mag variabel zijn
over de volledige lengte van het rookkanaal, op
voorwaarde echter dat overgangen in sectie gelei-
delijk gebeuren.
Indien aan deze laatste voorwaarde niet kan vol-
daan worden, mag het kanaal gevoerd worden met
een RVS-flexibele leiding met diameter 150 tot 250
mm en hittebestendigheid tot 600°C, voordat het
kan worden omgebouwd worden tot lucht-
aanvoerkanaal.
Het rookkanaal moet aan boven- en onderzijde wor-
den afgesloten met de voorgeschreven flenzen
(montageplaten). De onderzijde van de schoor-
steensectie moet altijd met het toestel verbonden
worden door middel van een concentrisch buis-
element, en aan de uitmondingszijde moet altijd de
voorgeschreven dakuitmonding worden gemon-
teerd.
De maximaal toegelaten lengte inclusief de aan-
sluitsectie (weerstandslengte) is 12 meter. Hierbij
geldt dat elke bocht van 90° overeenkomt met 1
meter weerstandslengte, en elke bocht tot 45° met
0,5 meter weerstandslengte.
Vloer en wanden
De vloer waarop het toestel wordt geplaatst, moet vol-
doende draagvermogen hebben. Voor het gewicht van
het toestel: zie de bijlage "Technische gegevens".
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
7
Zorg voor voldoende afstand tussen het toestel
en brandbare materialen zoals houten wanden
en meubels.
Een vloerkleed moet minimaal 80cm van het
vuur verwijderd zijn.
Voor verdere eisen in verband met brand-
veiligheid: zie de bijlage "Afstand tot brandbaar
materiaal".
Productbeschrijving
1
2
3
4
5
8
7
9
6
09-20020-184
1. Spiegel
2. Keramische houtblokkenset
3. Deur
4. Poot
5. Glasruit
6. Brander
7. Gasaansluiting
8. Topplaat
9. Concentrische aansluitkraag boven of achter
Kenmerken van het toestel
De Vintage GA is een vrijstaand gesloten gas-
kachel. Een gesloten toestel onttrekt de ver-
brandingslucht niet uit de ruimte waarin het toestel
is geplaatst maar gebruikt buitenlucht. Het toestel
wordt aangesloten op een gecombineerd lucht-
aanvoer/rookgasafvoer systeem. Het toestel kan
worden aangesloten op een schoorsteen systeem
type C11, C1 en C91. Het toestel is voorzien van
een aansluitkraag voor concentrische buizen van
Muelink & Grol. Dankzij het concept is het toestel
geschikt voor gebruik in kierdichte en goed geï-
soleerde woningen.
Bij het toestel wordt een draadloze afstands-
bediening met thermostaat geleverd; deze werkt op
batterijen.
Het toestel is uitgevoerd met elektronische ont-
steking.
Het toestel wordt geleverd met een natuurgetrouwe
houtblokkenset van keramisch materiaal en is uit-
gevoerd met een zwarte spiegel op de bin-
nenachterkant en binnenzijkanten voor een nog
levendiger vlammenspel.
Installatie
Algemene voorbereiding
Controleer het toestel onmiddellijk bij ontvangst op
(transport)schade en eventuele andere gebreken.
Het toestel is aan de onderkant met schroeven op
de pallet gemonteerd.
09-20006-004
Als u (transport)schade of gebreken hebt
geconstateerd, neem het toestel dan niet in
gebruik en stel de leverancier op de hoogte.
Verwijder de demontabele onderdelen uit het toe-
stel voordat u het toestel gaat installeren.
8
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Door demontabele onderdelen te verwijderen,
kunt u het toestel gemakkelijker verplaatsen en
beschadiging voorkomen.
Let bij het verwijderen van demontabele onder-
delen op hun oorspronkelijke positie, om ze
later weer op de juiste plaats te kunnen aan-
brengen.
De topplaat (1) ligt los op het toestel en kan
gewoon van het toestel worden afgenomen; zie
volgende figuur.
1
2
09-20020-185
Ook de gietijzeren zijpanelen kunnen een-
voudig afgehaakt worden door de bovenste
moer wat los te draaien; zie volgende figuur.
09-20020-219
1. Verwijder de glasruit van het toestel; zie volgende
figuur.
a. Haak de verende beugels (1) los, ondersteun
daarbij de glasruit zodat deze niet voorover uit
de deur valt.
b. Neem de glasruit (2) uit.
Controleer bij terugplaatsen van de glasruit
of het afdichtingskoord op de juiste plaats
zit en goed aansluit.
1
2
09-20020-186
2. Neem de doos met de houtblokkenset en de
andere los meegeleverde delen uit het toestel.
3. Neem de brander (1) uit het toestel; zie volgende
figuur.
1
09-20020-187
4. Verwijder de spiegelpanelen uit het toestel; zie vol-
gende figuren.
De spiegelpanelen zijn van glas en zeer
breekbaar.
a. Schroef aan de achterzijde de twee glas-
bevestigingsbeugeltjes met onderdelen (1) en
(2) los.
b. Til het achterste spiegelpaneel (3) uit de spon-
ning
c. Verwijder het paneel uit het toestel.
d. Herhaal de stappen (a) tot en met (c) voor
beide zijpanelen.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
9
1
2
3
09-20020-188
12
3
09-20020-189
Toestel plaatsen
Plaats het toestel bij voorkeur op een vlakke vloer.
Het toestel is uitgerust met stelvoetjes in de vloer-
plaat zodat het toestel perfect waterpas gesteld
worden; zie volgende figuur.
09-20006-010
Houd rekening met de afstanden tot brandbaar
materiaal. Zie de bijlage "Afstand tot brandbaar
materiaal".
Buizentra bepalen
Maak een schets van het door u gewenste tracé van
het concentrische afvoerkanaal.
Controleer of het gewenste buizentracé technisch
gezien toegestaan is aan de hand van de bijlage
"Rekenblad voor tracécontrole". Is dit niet het
geval dan dient u een alternatief tracé te bepalen
dat wel binnen de toegestane grenzen valt.
Bepaal de soort en het aantal van de benodigde
onderdelen. Gebruik hiervoor de bijlage "Overzicht
concentrische rookgasafvoermaterialen ".
Restrictieplaatje plaatsen
Afhankelijk van het gekozen tracé en de verhouding
tussen verticale en horizontale lengte, dient in het toe-
stel een restrictieplaatje op de juiste plaats en positie
te worden gemonteerd. Het restrictieplaatje wordt los
meegeleverd met het toestel.
De positie van het restrictieplaatje dient om de
trek in het toestel aan te passen aan het geko-
zen buizentracé.
10
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Het restrictieplaatje kan in drie standen worden
geplaatst, aangeduid met 1, 2 en 3; zie volgende
figuur. Als u een toegestaan buizentracé heeft
bepaald volgt uit de bijlage "Rekenblad voor tra-
cécontrole" de juiste positie van het restric-
tieplaatje.
09-20020-190
Bevestig met een schroef het restrictieplaatje in de
juiste positie voor de uitlaat waar u het toestel op
aansluit.
Om het restrictieplaatje correct te kunnen
bevestigen en afstellen, dient u eerst het ach-
terste spiegelpaneel te verwijderen.
Schoorsteenaansluiting
voorbereiden
Bij het aansluiten van het toestel op een schoorsteen
hebt u de keuze uit aansluiting aan de bovenzijde of
aan de achterzijde van het toestel.
Aansluiten op de achterzijde
Bij levering is het toestel klaar om aan de achterzijde
te worden aangesloten.
Wanneer een buizensysteem wordt toegepast
van een andere fabrikant dan Muelink & Grol,
gebruik dan altijd de door die andere fabrikant
meegeleverde en bijbehorende kraagjes en/of
verloopstukken.
Aansluiten op de bovenzijde
1. Schroef de aansluitkraagjes (1) en (2) los van de
achterzijde van het toestel; zie volgende figuur.
3
2
1
4
09-20020-191
2. Verwijder de afdekplaatjes (3) en (4) aan de boven-
zijde van het toestel.
3. Monteer de aansluitkraagjes (1) en (2) op de boven-
kant van het toestel, controleer of het afdicht-
profiel volledig afdicht; zie volgende figuur.
Wanneer een buizensysteem wordt toegepast
van een andere fabrikant dan Muelink & Grol,
gebruik dan altijd de door die andere fabrikant
meegeleverde en bijbehorende kraagjes en/of
verloopstukken.
3
2
1 4
09-20020-192
4. Monteer de afdekplaatjes (3) en (4) op de ach-
terzijde van het toestel.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
11
Monteer eerst het kleinste plaatje.
5. Schroef het ronde afsluitdeksel uit de topplaat.
6. Plaats voordat de aansluitbuis wordt gemonteerd,
de topplaat terug op het toestel.
Gesloten systeem aansluiting
Het concentrisch afvoersysteem laat op dit toestel
een reeks van aansluitmogelijkheden toe :
Door de gevel, op willekeurige hoogte, met of zon-
der horizontale of schuine versleping
Door het dak, met of zonder horizontale of schuine
versleping.
Door een bestaand rookgasafvoerkanaal (schoor-
steen)
Plaats eerst het toestel, zie paragraaf "Algemene voor-
bereiding". Daarna kan het concentrisch bui-
zensysteem stapsgewijs vanaf de kachel worden
opgebouwd.
Door de bouwkundige omstandigheden kan het
noodzakelijk zijn dat eerst (een gedeelte van)
het concentrisch buizensysteem wordt inge-
bouwd.
Geveldoorvoer door een gevel van
onbrandbaar materiaal
Lees het hoofdstuk "Installatiecondities" aan-
dachtig door en volg onderstaande montage-
instructies.
De volgende afbeelding geeft de situatie weer van een
gerealiseerde geveldoorvoer.
09-20020-193
1. Begin vanaf het toestel en bouw het concentrische
kanalen elementsgewijs op, volgens het vooraf
door u bepaalde tracé.
2. Plaats daarna een concentrische bocht en de even-
tuele horizontale versleping, en bepaal de plaats
van de doorvoer.
3. Maak een gat in de gevel 10 mm groter en zodanig
dat de luchttoevoerbuis naar buiten afwatert.
Hanteer hiervoor een hoek van 1 - 3 graden of een
hellingspercentage van 2 -5 %.
Voorkom dat er bij het boren stof en/of gruis in
het toestel kan komen.
4. Bepaal de lengte van de geveldoorvoer en kort
indien nodig de geveltoevoer in. Laat de rook-
gasbuis ca. 10 mm uitsteken t.o.v. de lucht-
toevoerbuis.
Gebruik een blikschaar voor het inkorten van
de luchttoevoerhuls (0,5 mm).
Gebruik en ijzerzaag voor het inkorten van de
rookgasbuis (0,6 mm).
Slijpen wordt afgeraden i.v.m. het verbranden
van het roestvast staal.
5. Verwijder bramen en zaagsel.
6. Steek de geveldoorvoer vanaf buiten door de
gevel, met TOP” naar boven, sluit aan op de
12
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
concentrische bocht en bevestig buiten aan de
gevel (let op de afwatering naar buiten van de lucht-
toevoerhuls).
7. Indien gewenst kan het gat aan de binnenzijde van
de muur afgewerkt worden met een muurplaat
Geveldoorvoer door gevel van
brandbaar materiaal
Lees het hoofdstuk "Installatiecondities" aan-
dachtig door en volg onderstaande montage-
instructies.
1. Volg de instructiestappen 1 en 2 uit de voorgaande
paragraaf.
2. Maak een gat in de gevel zodanig dat de doorvoer
rondom minimaal 50 mm verwijderd is en blijft van
brandbaar materiaal. Dit kan op de volgende twee
manieren; zie volgende afbeelding.
a. Mantelbuis (1) van onbrandbaar materiaal dia-
meter 250 mm gebruiken.
b. Koker (2) van onbrandbaar materiaal maken,
vierkant 250 mm.
Voorkom dat er bij het boren stof en/of gruis in
het toestel kan komen.
3. Volg de instructiestappen 4, 5 en 6 uit de vorige
paragraaf.
4. Gebruik altijd centreerplaten (3) voor de centrering
en afwerking van de geveldoorvoer.
Een bestaand rookkanaal
ombouwen
Indien in de woning reeds een schoorsteen aanwezig
is kunt u het concentrische buizensysteem door het
bestaande schoorsteenkanaal leiden. U kunt ook het
bestaande kanaal ombouwen tot een concentrisch
kanaal met behulp van een enkelwandige flexibele
slang en de juiste overgangsstukken. Hiervoor is een
ombouwset beschikbaar. Zie het hoofdstuk "Instal-
latiecondities" voor de voorwaarden waaronder deze
ombouw is toegestaan.
De ombouwset moet apart besteld worden.
Om een bestaand rookkanaal om te bouwen tot een
gesloten systeem, zijn de volgende onderdelen ver-
eist; zie volgende figuur.
09-20020-194
1 De aan te sluiten haard of kachel
2 Concentrisch kanaal, 100/150 mm, systeem
3 Montageplaat-binnen, vierkant 300 mm
4
Schuifstuk enkelwandig, rond diameter 97
mm
5 Parkerschroeven (4 st)
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
13
6
Flexibele slang RVS 316L, enkelwandig rond
diameter 100/107 mm (hittebestendigheid
600°C)
7
Slangklem RVS bereik diameter 90 tot 165
mm
8 Bestaande schoorsteen of rookkanaal
9 Montageplaat-buiten, vierkant 300 mm
10 Klemband (meegeleverd met onderdeel 11)
11 Dakdoorvoer
De ombouwset bestaat uit de onderdelen onderdelen
3, 4, 5, 7 en 9.
Volg voor de montage onderstaande instructies en zie
de vorige figuur.
1. Voer de flexibele slang (6) door het bestaande
kanaal (8).
2. Bevestig het schuifstuk (4) aan de onderzijde van
de flexibele slang, en borg deze met twee par-
kerschroeven (5).
3. Houd de onderzijde van het schuifstuk gelijk met
de onderzijde van het kanaal of het plafond. Kort
de flexibele slang af op ongeveer 100 mm boven
de kop van de schoorsteen.
4. Bevestig de montageplaat-buiten (9) aan de flexi-
bele slang, klem deze met een slangklem (7) en
borg het geheel met een parkerschroef (5).
5. Bevestig de montageplaat-buiten (9) waterdicht op
de kop van de schoorsteen met behulp van sili-
conenkit en RVS-schroeven.
6. Monteer de dakdoorvoer (11) en borg deze met de
meegeleverde klemband (10).
Na montage van de dakdoorvoer dient het
schuifstuk (4) ongeveer 100 mm onder het
kanaal of het plafond uitsteken.
7. Bevestig de montageplaat-binnen (3) gasdicht
tegen de onderzijde van het rookkanaal of tegen
de onderzijde van het plafond met behulp van sili-
conenkit en schroeven.
8. Plaats het toestel (1) zoals aangegeven in het
hoofdstuk "Installatiecondities".
9. Verbind het toestel met de onderkant van het rook-
kanaal door middel van concentrische elementen
(2). Alle elementen moeten minimaal 30 mm in
elkaar steken en door middel van klembanden of
RVS- parkerschroeven tegen losschieten geborgd
worden. Verleng het concentrische kanaal tot mini-
maal 100 mm in het bestaande rookkanaal.
Het schuifstuk (4) moet dus ongeveer 200 mm
diep in de binnenbuis van het bovenste con-
centrische element steken. Als dat niet het
geval is zal de flexibele slang (6) opgestuikt
worden in de schoorsteen, wat een goede wer-
king van het systeem belemmert.
11. Monteer tenslotte de klemband in de mon-
tageplaat-binnen (3).
Dakdoorvoer door een plat dak van
brandbaar materiaal
Lees het hoofdstuk "Installatiecondities" aan-
dachtig door en volg onderstaande montage-
instructies.
1. Begin vanaf het toestel en bouw de concentrische
kanalen een voor een op, inclusief de gewenste
verslepingen, volgens het vooraf door u bepaalde
tracé, tot net onder het dak.
2. Bepaal de plaats van de dakdoorvoer.
3. Maak een gat met een diameter van 250 mm,
zodat een brandseparatie van 50 mm rondom het
kanaal vrij blijft.
4. Bevestig een vierkante montageplaat (van mini-
maal 300 mm en voorzien van een voldoende
groot gecentreerd rond gat) (1) of 2 centreerplaten
met schroeven tegen de onderzijde van het dak-
beschot om het kanaal te kunnen centreren; zie
volgende figuur.
5. Plaats in de montageplaat een klemband (2) door
deze eerst in te draaien en daarna uit te draaien.
6. Verleng het concentrische kanaal (3) zover door
de montageplaat met klemband tot dit minimaal
14
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
400 mm boven het dakvlak uitsteekt (meer is toe-
gestaan, tot maximaal 1000 mm vrijstaand).
7. Schuif de dakplaat (4) over het kanaal en schroef
vast.
8. Werk de naad tussen het kanaal en de kegel van
de dakplaat waterdicht af met siliconenkit en even-
tueel een stormkraag (5).
9. Monteer de dakdoorvoer (6) en borg hem met
behulp van de meegeleverde klemband.
10. Zorg voor een waterdichte afdekking van de dak-
plaat. Gebruik hiervoor lood, bitumen en/of sili-
conenkit, afhankelijk van de bestaande
dakbedekking.
Dakdoorvoer door een hellend dak
van brandbaar materiaal
Lees het hoofdstuk "Installatiecondities" aan-
dachtig door en volg onderstaande montage-
instructies.
1. Begin vanaf het toestel en bouw de concentrische
kanalen een voor een op, inclusief de gewenste
verslepingen, volgens het vooraf door u bepaalde
tracé, tot net onder het dak.
2. Bepaal de plaats voor de dakdoorvoer.
3. Maak een ellipsvormig gat, zodat er een brand-
separatie van minstens 50 mm rondom het kanaal
vrij blijft.
4. Verleng het concentrisch kanaal (1) zover dat dit
minimaal 250 mm boven het dakvlak uitsteekt
(meer is toegestaan tot maximaal 1000 mm vrij-
staand); zie volgende figuur.
5. Centreer het kanaal met behulp van centreerplaten
(2) en bevestig het door middel van mon-
tagebeugel (3).
6. Schuif een dakplaat voor hellend dak (bitumendak)
of een loodslab (4) (pannendak) over het kanaal
heen, en plak of dek deze waterdicht in.
7. Werk de naad tussen het kanaal en de kegel van
de dakplaat of loodslab waterdicht af met sili-
conenkit en eventueel een stormkraag (5).
8. Monteer de dakdoorvoer (6) en borg met de mee-
geleverde klemband.
Gasaansluiting maken
De aansluiting op de gasleiding bevindt zich aan de
achterkant van het gasregelblok dat zich rechts onder-
aan het toestel bevindt.
De aansluiting dient aan de volgende voorwaarden te
voldoen:
In de gastoevoerleiding moet een gekeurde gas-
kraan geplaatst worden, zo dicht mogelijk bij het
toestel en steeds bereikbaar.
De aansluiting dient spanningsvrij te geschieden.
Laat de aansluiting door een erkend installateur uit-
voeren.
Volg onderstaande instructies:
1. Controleer of de gassoort en de gasdruk ter
plaatse overeenkomen met de aanduiding op het
typeplaatje.
Het typeplaatje bevindt zich achter de deur
onder in het toestel.
2. Bouw de gastoevoerleiding op. Voor leidingen tot
+/- 10 m volstaat 3/8” G-buis of koperbuis met dia-
meter 10/12 mm. Voor meer dan 10 m gebruikt
men 1/2 G-buis of koperbuis met diameter 13/15
mm.
3. Plaats de gaskraan.
4. Sluit het toestel aan op de gastoevoerleiding. De
gasaansluiting kan via de opening aan de ach-
terzijde van de sokkel of sokkel gemaakt worden.
Gebruik hiervoor een haakse koppeling 3/8 en een
flexibele RVS-aansluitslang 3/8” met een lengte
van minimaal 300 mm.
5. Controleer de toevoerleiding op gasdichtheid (door
middel van bijvoorbeeld zeepwater).
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
15
Afstandsbedieningset
installeren
De Mertik Maxitrol GV60 afstandsbedieningsset
bestaat uit een handset (zender) en een ontvanger.
Het systeem werkt op batterijen, optioneel kan men
een wisselstroomadapter aansluiten.
De batterijen (1 x 9 Volt-blok voor de handset
(zender), 4 x 1,5 Volt AA voor de ontvanger)
worden niet meegeleverd.
Gebruik alleen de Mertik Maxitrol wis-
selstroomadapter of een vooraf door Mertik
Maxitrol goedgekeurde adapter. Bij andere
adapters kunt u systeem wellicht niet gebrui-
ken.
Batterijen handset (zender)
1x 9 V (aanbevolen kwaliteit: alkalisch)
Handsets met display: indicatielampje Batterij bijna
leeg
Handsets zonder display: de rode LED wordt don-
kerder
Wij raden u aan de batterij na 2 jaar te vervangen
Batterijen ontvanger
4x1,5 V AA (aanbevolen kwaliteit: alkalisch)
Indicatielampje Batterij bijna leeg: regelmatige piep-
tonen gedurende 3 seconden als de motor draait.
In plaats van batterijen moet wellicht een wis-
selstroomadapter worden gebruikt.
Plaats de batterijen in de zender (handset) en in de
ontvanger (zwart doosje, dekseltje kan eenvoudig
geopend worden).
De ontvanger (2) bevindt zich achteraan het toe-
stel, onder de beschermplaat (1); zie volgende
figuur.
1 2
09-20020-196
Voor het volledige bedradingsschema zie de vol-
gende figuur.
1.
2.
3.
8.
6.
4.
5.
7.
9.
09-20020-206
1 Waakvlam
2 Gasblok
3 Thermokoppelonderbreker
4 Ontvanger
5 RESET-knop
6 Ontstekingskabel
7 Thermo-elektrische kabel TC
8 Thermo-elektrische kabel SW
9 Achtaderige kabel
Instellen van de elektronicacode
Aan alle Mertik Maxitrol elektronica wordt auto-
matisch, uit circa 65.000 willekeurige, beschikbare
codes, een code toegekend. In het geval van de
afstandsbedieningsset wordt deze code aan de hand-
set toegekend. Deze code moet door de ontvanger
worden ingelezen van de handset.
Het instellen van de code hoeft slechts één
keer te gebeuren dus niet als u de batterijen in
de handset of ontvanger vervangt.
1. Druk op de resetknop van de ontvanger en houd
deze ingedrukt totdat u twee pieptonen hoort; zie
volgende figuur. Laat de resetknop na de tweede
pieptoon los.
De eerste pieptoon is kort en de tweede is
lang.
16
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
09-20020-216
2.
Druk binnen 20 seconden op de knop (kleine
vlam) op de handset totdat u twee extra korte piep-
tonen hoort; de code is dan ingesteld. Als u een
lange pieptoon hoort, betekent dit dat het instellen
van de code is mislukt, bijvoorbeeld omdat de
bedrading onjuist is. Controleer de bedrading en
probeer opnieuw.
Decoratieve houtblokkenset
plaatsen
Controleer of de brander zich in de juiste positie
bevindt. De brander kan als gevolg van het trans-
port namelijk verschoven zijn. De brander rust los
op de bodem van de verbrandingskamer, steunt
achteraan op het spuithouder en steunt aan de voor-
zijde links en rechts op pootjes.
De volledige houtblokkenset bestaat uit drie blok-
ken imitatiehout van keramisch materiaal en een
zakje met askorreltjes.
De blokken zijn breekbaar, behandel ze voor-
zichtig.
De blokken moeten exact op de brander wor-
den geplaatst zoals op de foto's is aan-
gegeven.
Vintage 35GA
Volg voor de plaatsing de onderstaande instructies:
1. Plaats het eerste blok achteraan in het midden op
de branderplaat juist voor de achterste rij gaten;
zie volgende figuren.
09-20020-207
09-20020-208
2. Plaats vervolgens het tweede blok op de brander
in de aangegeven positie; zie volgende figuur.
09-20020-209
3. Plaats het derde blok vooraan op de brander
schuin over het tweede blok; zie volgende figuur.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
17
09-20020-210
4. Verspreid de askorreltjes vooraan over het zicht-
bare oppervlak van de brander.
Houd de gasuitstroomopeningen en de beluch-
tingsgleuven van de brander zoveel mogelijk
vrij van kooltjes.
Laat de ruimte rond de waakvlam vrij om sto-
ringen van de ontsteking te vermijden; zie vol-
gende figuur.
09-20020-211
De manier waarop de askorreltjes verspreid
worden over het branderoppervlak, bepaalt
mede het vlammenbeeld. In bepaalde gevallen
kan het nodig zijn de verdeling van de askor-
reltjes te veranderen door bijvoorbeeld enkele
branderpoorten gedeeltelijk vrij te maken om
aldus een beter verdeeld vlammenbeeld te krij-
gen.
5. Plaats alle gedemonteerde onderdelen op de juiste
plaats terug in het toestel.
Controleer bij terugplaatsen van de glasplaat of
het afdichtingprofiel op de juiste plaats zit en
goed aansluit.
Het toestel is nu klaar voor gebruik.
Vintage 50GA
Volg voor de plaatsing de onderstaande instructies:
1. Plaats het eerste blok achteraan in het midden op
de branderplaat juist voor de achterste rij gaten;
zie volgende figuren.
09-20020-212
2. Plaats vervolgens het tweede blok op de brander
in de aangegeven positie; zie volgende figuur.
09-20020-213
3. Plaats het derde blok vooraan op de brander
schuin over het tweede blok; zie volgende figuur.
18
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
09-20020-214
4. Verspreid de askorreltjes vooraan over het zicht-
bare oppervlak van de brander.
Houd de gasuitstroomopeningen en de beluch-
tingsgleuven van de brander zoveel mogelijk
vrij van kooltjes.
Laat de ruimte rond de waakvlam vrij om sto-
ringen van de ontsteking te vermijden; zie vol-
gende figuur.
09-20020-215
De manier waarop de askorreltjes verspreid
worden over het branderoppervlak, bepaalt
mede het vlammenbeeld. In bepaalde gevallen
kan het nodig zijn de verdeling van de askor-
reltjes te veranderen door bijvoorbeeld enkele
branderpoorten gedeeltelijk vrij te maken om
aldus een beter verdeeld vlammenbeeld te krij-
gen.
5. Plaats alle gedemonteerde onderdelen op de juiste
plaats terug in het toestel.
Controleer bij terugplaatsen van de glasplaat of
het afdichtingsprofiel op de juiste plaats zit en
goed aansluit.
Het toestel is nu klaar voor gebruik.
Gebruik
Eerste gebruik
Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt, laat het
dan enkele uren op de hoogste stand branden en ven-
tileer de ruimte tegelijkertijd goed. Hierdoor zal de hit-
tebestendige lak uitharden. Hierbij kan wel wat witte
aanslag op het glas en op het binnenwerk ontstaan.
Zodra het toestel is afgekoeld is deze aanslag een-
voudig te verwijderen met een doek.
Maak de glasruit schoon voor ingebruikname van het
toestel ter voorkoming van het inbranden van vuil.
Toestel inschakelen
Als de waakvlam is gevormd, zal de motor
automatisch naar de maximale vlamstand over-
schakelen.
Draai de HANDknop in de stand ON (AAN), helemaal
linksom , zie figuur in de paragraaf 'Handmatige
bediening'.
09-20020-217
Druk tegelijkertijd op de knoppen OFF (UIT) en
(grote vlam) totdat een korte pieptoon bevestigt dat de
startvolgorde is begonnen; laat de knoppen los.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
19
Voortdurende pieptonen bevestigen dat het toe-
stel wordt ontstoken.
Als de waakvlam is ontstoken, is de hoofd-
gasstroom aanwezig.
Na ontsteking van de hoofdbrander zal de hand-
set automatisch op de handbedieningsmodus
overschakelen.
Als de waakvlam na diverse pogingen uitgaat,
moet u de hoofdklepknop op OFF (UIT) zetten
en de instructies onder "Gas naar toestel uit-
schakelen volgen.
Standby-modus
Druk op (kleine vlam) en houd ingedrukt om het toe-
stel op de waakvlam in te stellen.
Toestel uitschakelen
Druk op OFF (UIT).
Afstelling vlamhoogte
In Standby-modus: Druk op (grote vlam) en houd
ingedrukt om de vlam te verhogen.
Druk op (kleine vlam) en houd ingedrukt om de
vlam te verkleinen of het toestel op de waakvlam in te
stellen.
Voor de fijnafstelling klikt u op (grote vlam) of
(kleine vlam)
Speciale lage en hoge stand
20
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
09-20020-221
Dubbelklik op (kleine vlam). De lettercombinatie LO
verschijnt.
De vlam wordt eerst verhoogd en gaat dan naar
de speciale lage stand.
Dubbelklik op (grote vlam). De vlam gaat auto-
matisch naar de hoge stand. De lettercombinatie HI
verschijnt.
Als het toestel niet werkt, volgt u de instructies
onder Gas naar toestel uitschakelen”.
Bedieningswijzen
09-20020-223
Door SET (INSTELLEN) kort in te drukken, verandert
de bedrijfsmodus als volgt:
MAN TEMP TEMP TIMER en terug
naar MAN .
De handbedieningsmodus kan ook worden
bereikt door (grote vlam) of (kleine vlam)
in te drukken.
MAN Handbedieningsmodus
09-20020-224
Handmatige afstelling van de vlamhoogte.
TEMP Temperatuurmodus overdag
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
21
Het toestel moet in de standby-modus staan en de
waakvlam moet branden.
De kamertemperatuur wordt gemeten en vergeleken
met de ingestelde temperatuur. De vlamhoogte wordt
dan automatisch aangepast om de ingestelde tem-
peratuur overdag te bereiken.
TEMP Nachtverlagingstemperatuurmodus
09-20020-245
Het toestel moet in de standby-modus staan en de
waakvlam moet branden.
De kamertemperatuur wordt gemeten en vergeleken
met de nachtverlagingstemperatuur. De vlamhoogte
wordt dan automatisch aangepast om de nacht-
verlagingstemperatuur te bereiken.
TIMER Timer-modus
Het toestel moet in de standby-modus staan en de
waakvlam moet branden.
De timers P1 en P2 (Programma 1, Programma 2) kun-
nen elk zo worden geprogrammeerd dat zij op spe-
cifieke tijdstipen worden IN- en UITgeschakeld. Voor
instructies zie de "Instelling programmatimers".
De display toont elke 30 seconden de inge-
stelde temperatuur.
Instelling °C/24-uur- of °F/12-
uur-klok
09-20020-227
Druk op OFF (UIT) en (kleine vlam) totdat de dis-
play van Fahrenheit/12-uur-klok in Celsius/24-uur-klok
en omgekeerd verandert.
22
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Tijd instellen
09-20020-228
De tijdsaanduiding knippert na:
a. plaatsing van de batterij of
b. tegelijkertijd indrukken van (grote vlam) en
(kleine vlam)
1.
Druk op (grote vlam) om het uur in te stellen.
2.
Druk op (kleine vlam) om de minuten in te stel-
len.
3. Druk op OFF (UIT) of wacht totdat de hand-
bedieningsmodus is bereikt.
De aan-/uit-temperatuur
instellen
Instelling van de temperatuur OVERDAG
Standaardinstellingen: TEMP, 23 °C/74 °F
09-20020-229
1.
Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar de
TEMP-modus te gaan.
2. Houd SET (INSTELLEN) ingedrukt totdat TEMP
knippert.
09-20020-230
3.
Druk op (grote vlam) om de instel-
temperatuur overdag te verhogen.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
23
09-20020-231
4.
Druk op (kleine vlam) om de instel-
temperatuur overdag te verlagen.
5. Druk op OFF (UIT) of wacht totdat de pro-
grammering is voltooid.
Instelling van de temperatuur
NACHTVERLAGING
Standaardinstellingen: TEMP, (OFF (UIT))
1.
Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar de
TEMP-modus te gaan.
2. Houd SET (INSTELLEN) ingedrukt totdat TEMP
knippert.
3.
Druk op (grote vlam) om de nacht-
verlagingstemperatuur te verhogen .
24
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
4.
Druk op (kleine vlam) om de nacht-
verlagingstemperatuur te verlagen .
09-20020-236
5. Druk op OFF (UIT) of wacht totdat de pro-
grammering is voltooid.
Instelling Programmatimers
Standaardinstellingen:
Programma 1:
P1 : 06:00
P1 : 08:00
Programma 2:
P2 : 23:50
P2 : 23:50
U kunt twee tijden per dag programmeren.
De dag begint om 00:00, en eindigt om 23:50.
De tijden moeten in deze volgorde gepro-
grammeerd worden:
P1 P1 < P2 P2 .
Bij P1 = P1 of P2 = P2 wordt de timer uit-
geschakeld.
Gebruik de volgende instelling om ‘s nachts het toe-
stel te kunnen laten branden:
P2 23:50 en P1 0:00
09-20020-237
Selecteer Timermodus door kort op SET
(INSTELLEN) te drukken.
Instelling P1 AAN tijd
09-20020-238
1.
Houd SET (INSTELLEN) ingedrukt totdat P1
(zon) verschijnt en de tijd knippert.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
25
09-20020-239
2.
Stel het uur in door op (grote vlam) te drukken.
09-20020-240
3.
Stel de minuten in door op (kleine vlam) te druk-
ken.
Instelling P1 UIT tijd
09-20020-241
1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar instel-
ling P1 UIT tijd te gaan. P1 (maan) verschijnt en
de tijd knippert.
2.
Stel het uur in door op (grote vlam) te drukken.
26
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
3.
Stel de minuten in door op (kleine vlam) te druk-
ken.
Instelling P2 AAN tijd
1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar instel-
ling P2 AAN tijd te gaan. P2 (zon) verschijnt
en de tijd knippert.
2. Zie instructies ''Instelling P1 AAN tijd''.
Instelling P2 UIT tijd
1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar instel-
ling P2 UIT tijd te gaan. P2 (maan) verschijnt en
de tijd knippert.
2. Zie instructies ''Instelling P1 UIT tijd''.
Timers P1 en P2 zijn nu geprogrammeerd. Druk op
OFF (UIT). De handset zal uw wijzigingen auto-
matisch opslaan.
Handmatige bediening
Handmatige bediening van het toestel is alleen moge-
lijk als de HANDknop wordt gebruikt, zie volgende
figuur.
1
2
3
4
5
6
7
8
09-20020-244
1 Piëzo-onsteking
2 Aan/uit-schakelaar (optie)
3 Achtdraads-ontvanger-contact
4 Micro-schakelaar
5 Aansluiting piëzo-ontsteking (2.8x0.8mm)
6 Handknop in MAN-stand
7 Handmatige waakvlamklepregelaar
8 Hoofdklepknop in OFF (UIT) stand
Toegang tot de waakvlam is alleen nodig voor
ontsteking met een lucifer.
Oefen bij het verdraaien van de hoofdklepknop
geen overmatige kracht uit. De knop heeft een
slipkoppeling die klikt totdat de eindaanslagen
worden bereikt. Daardoor kunnen de vlam-
hoogte en de waakvlam-standby-stand hand-
matig worden ingesteld.
Lees de veiligheidsinformatie voordat u door-
gaat.
1. Draai de hoofdklepknop (8) in de stand OFF (UIT),
helemaal rechtsom .
2. Draai de HANDknop (6) in de stand MAN
(HANDMATIG), helemaal rechtsom .
Met de HANDknop in de stand MAN
(HANDMATIG) zijn een handmatige waak-
vlamklepregelaar en piëzo-ontsteking(optie)
toegankelijk.
3. Wacht vijf minuten zodat het toestel vrij is van
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
27
gas. Controleer door te ruiken of er geen gas meer
rondom het toestel aanwezig is, ook bij de vloer.
Als u een gasgeur vaststelt, stop dan onmid-
dellijk. Zie de laatste waarschuwing in het
hoofdstuk "Veiligheid". Als er geen gas aan-
wezig is, gaat u door naar de volgende instruc-
tiestap.
4. Druk de handmatige waakvlamklepregelaar (7)
helemaal omlaag en houd deze ingedrukt om de
waakvlamgasstroom te starten.
Ontsteking met lucifer:
Ontsteek de waakvlam direct met een lucifer en
houd de handmatige waakvlamregelaar ingedrukt
tot circa een minuut nadat de waakvlam is ont-
stoken. Laat de handmatige waak-
vlamklepregelaar dan los. Als de waakvlam
uitgaat, wacht dan vijf minuten en herhaal de
bovenstaande instructie.
Ontsteking met piëzo-ontsteking:
Verplaats de ontstekingskabel van de ontvanger
naar de klep; zie vorige figuur. Druk de piëzo-ont-
steking in. Als de waakvlam uitgaat, wacht dan
vijf minuten en herhaal de bovenstaande instruc-
tie.
Als de waakvlam na diverse pogingen nog
steeds uitgaat, moet u de gasregelknop (hoofd-
klepknop) op OFF (UIT) zetten en doorgaan
naar stap (8).
5. Breng, waar van toepassing, het waak-
vlamtoegangspaneel weer aan voordat u doorgaat.
6. Draai de HANDknop in de stand ON (AAN), hele-
maal linksom .
7. Draai de HANDknop in de stand ON (AAN), hele-
maal linksom .
8. Als het toestel niet werkt, volgt u de instructies
onder "Gas naar toestel uitschakelen” .
Gas naar toestel uitschakelen
Als de gasregelaar toegankelijk is, draai de hoofd-
klepknop in de stand OFF (UIT), helemaal rechtsom
Wordt het toestel voor langere tijd niet gebruikt,
draai dan ook de gaskraan in de gas-
toevoerleiding dicht.
Regeling verbranding
Bij het ontsteken, wanneer het toestel nog vrij koud is,
zijn de vlammen van de hoofdbrander zeer blauw.
Naarmate het toestel opwarmt tot zijn bedrijf-
stemperatuur, zullen ze geleidelijk aan geler worden
en het effect van een echt houtvuur benaderen.
Adviezen voor het stoken
Tijdens het stookseizoen kan men de waakvlam het
best laten branden, men heeft dan minder last van con-
densvorming op de ruit en zal deze langer schoon blij-
ven.
Eventuele problemen
Raadpleeg de bijlage "Diagnoseschema" om even-
tuele problemen bij het gebruik van het toestel op te
lossen.
Onderhoud
Volg de onderhoudsinstructies in dit hoofdstuk om het
toestel in goede staat te houden.
Jaarlijks onderhoud van het
toestel
Eenmaal per jaar dient het toestel te worden onder-
houden en nagekeken te worden door een vakman.
Deze onderhoudsbeurt omvat onder meer het vol-
gende :
Afstoffen en anderszins reinigen van de ver-
brandingskamer en kanalen voor de luchtaanvoer
en de rookgasafvoer.
Inspectie en dichtheidscontrole van zowel de lucht-
en rookgaskanalen als van de dak- of geveld-
oorvoer.
Afstoffen en anderszins reinigen van de brander.
Gebruik een stofzuiger om het vuil van de brander
te verwijderen.
Afstoffen van de keramische houtblokken.
Let op: deze blokken zijn zeer kwetsbaar.
Gebruik geen harde of schurende materialen en
geen perslucht gebruiken om vuil af te spuiten.
Reinigen en controleren van het hoofdspuitstuk.
28
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Demontage en reinigen van waakvlamspuitstuk en
thermokoppel.
Dichtheidscontrole van de gasleidingen.
Controle van de afstandsbediening, eventueel ver-
vangen van de batterijen.
Werkingstest: ontsteking waakvlam, ontsteking
hoofdbrander, werking van de afstandsbediening.
Toegang tot de belangrijkste com-
ponenten
Om het jaarlijkse onderhoud te kunnen uitvoeren is toe-
gang nodig tot een aantal interne componenten van
het toestel.
1. Verwijder de glasruit, zie het hoofdstuk "Instal-
latie" voor instructies.
2. Verwijder de decoratieve houtblokkenset uit het
toestel.
3. Til de hoofdbrander uit de verbrandingskamer.
De waakvlam en thermokoppel zijn nu bereikbaar voor
onderhoud of eventuele vervanging.
Het hoofdspuitstuk is zichtbaar op de bodem van de
verbrandingskamer.
Schoonmaken en ander
regelmatig onderhoud
Maak het toestel niet schoon wanneer het nog
warm is.
Maak de buitenkant van het toestel schoon met
een droge niet-pluizende doek.
Glas schoonmaken
Goed schoongemaakt glas neemt minder snel vuil op.
Ga als volgt te werk:
1. Verwijder stof en loszittend roet met een droge
doek.
2. Maak het glas schoon met kachelruitenreiniger:
a. Breng kachelruitenreiniger aan op een keu-
kenspons, wrijf het gehele glasoppervlak in en
laat even inwerken.
b. Verwijder het vuil met een vochtige doek of
keukenpapier.
3. Maak het glas nogmaals schoon met een gewoon
glasreinigingsproduct.
4. Wrijf het glas schoon met een droge doek of keu-
kenpapier.
Gebruik geen schurende of bijtende producten om
het glas schoon te maken.
Gebruik schoonmaakhandschoenen om uw han-
den te beschermen.
Als het glas van het toestel is gebroken of
gebarsten, moet dit glas worden vervangen
voordat u het toestel opnieuw in gebruik neemt.
Voorkom dat kachelruitreiniger tussen het glas
en de gietijzeren deur loopt.
Gebruik bovenstaande instructies ook om de
zwarte spiegelpanelen aan de binnenzijde van
het toestel te reinigen.
Onderhoud geëmailleerde kachel
Reinig het toestel nooit als het nog warm is. Het rei-
nigen van het geëmailleerde oppervlak van de kachel
kunt u het beste doen met zachte groene zeep en
lauw water. Gebruik zo min mogelijk water, wrijf het
oppervlak goed droog en voorkom roestvorming.
Gebruik nooit staalwol of een ander schuurmiddel. Zet
nooit een waterketel direct op een gmailleerde
kachel; gebruik een onderzetter en voorkom bescha-
digingen.
Lakbeschadigingen bijwerken
Kleine lakbeschadigingen kunt u bijwerken met een
spuitbus speciale hittebestendige lak die verkrijgbaar
is bij uw leverancier.
Het gmailleerde oppervlak bij-
werken
Emailleren is een artisanaal proces dat maakt dat er
kleine kleurverschillen en beschadigingen op het toe-
stel kunnen voorkomen. De toestellen ondergaan in
de fabriek een visuele controle, dat wil zeggen, de con-
troleur kijkt op een afstand van 1 meter gedurende 10
seconden naar het oppervlak.
Eventuele beschadigingen die dan niet opvallen wor-
den als OK beschouwd. Bij het toestel is een speciale
hittebestendige lak meegeleverd waarmee kleine
(transport) beschadigingen kunnen worden bijgewerkt.
Breng de hittebestendige lak in dunne laagjes aan en
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
29
laat het goed drogen voordat het toestel in gebruik
genomen wordt.
Sommige kleuren email zijn gevoelig voor ver-
andering van temperatuur. Hierdoor kan het voor-
komen dat de kleur verandert tijdens het gebruik
van het toestel. Als het toestel is afgekoeld keert
de oorspronkelijke kleur van het email terug.
Als geëmailleerde oppervlakken zeer heet worden
kunnen er haarscheurtjes ontstaan. Dit is een nor-
maal verschijnsel en heeft geen invloed op het func-
tioneren van de kachel.
Zorg dat de kachel niet wordt overbelast. Bij
overbelasting wordt de oppervlaktetemperatuur
extreem hoog en kan er blijvende schade aan
het email ontstaan.
Afdichting controleren
Controleer of het afdichtingskoord van de glasruit nog
goed afsluit. Afdichtingskoord verslijt en moet tijdig
worden vervangen.
Wisselstukken
Vintage 35GA(P)
Omschrijving Artikelnr.
Handset (d.i. zender) 03.06134.000
Ontvanger 03.06135.000
8-aderige kabel, 350 mm 03.30149.000
Kabel onderbreker-ontvanger TC 03.30139.000
Kabel onderbreker-ontvanger SW 03.30140.000
Thermokoppelonderbreker 03.68231.000
Imitatiehoutblokken 03.31228.000
Brandereenheid GA 02.12051.000
Brandereenheid GAP 03.12055.000
Thermokoppel 03.68216.000
Elektrode 03.12011.000
Waakvlam 03.23602.000
Ontstekingskabel 03.30141.000
Spiegelpaneel achterwand 03.08382.000
Spiegelpaneel zijwand 03.08380.000
Vintage 50GA(P)
Omschrijving Artikelnr.
Handset (d.i. zender) 03.06134.000
Ontvanger 03.06135.000
8-aderige kabel, 350 mm 03.30149.000
Kabel onderbreker-ontvanger TC 03.30139.000
Kabel onderbreker-ontvanger SW 03.30140.000
Thermokoppelonderbreker 03.68231.000
Imitatiehoutblokken 03.31227.000
Brandereenheid GA 02.12051.000
Brandereenheid GAP 02.12056.000
Thermokoppel 03.68216.000
Elektrode 03.12011.000
Waakvlam 03.23602.000
Ontstekingskabel 03.30141.000
Spiegelpaneel achterwand 03.08379.000
Spiegelpaneel zijwand 03.08380.000
Bijlage 1: Technische gegevens
Model Vintage 35GA
Land BE FR NL DE LU DE
ES GB IE
PT DK FI
SE IT AT
Categorie I2E+ I2L I2E I2ELL I2H
Gassoort G20 / G25 G25 G20 G25 G20
Type toestel C11 / C31 C11 / C31 C11 / C31 C11 / C31 C11 / C31
Nominale belasting 7 kW 6,4 kW 7 kW 5,6 kW 7 kW
Rendement 86,4 % 87,8 % 86,4 % 86,4 % 86,4 %
Nominaal vermogen 6 kW 5,6 kW 6 kW 4,7 kW 6 kW
Nominaal gasverbruik 0,7 m
3
/hr(G20) 0,8 m
3
/hr 0,7 m
3
/hr 0,7 m
3
/hr 0,7 m
3
/hr
Voordruk 20/25 mbar 25 mbar 20 mbar 20 mbar 20 mbar
Branderdruk
12,3 / 15,3
mbar
15,3 mbar 12,3 mbar 12,3 mbar 12,3 mbar
Diameter branderspuitstuk 2,30 mm 2,30 mm 2,30 mm 2,30 mm 2,30 mm
Code waakvlamspuitstuk 37 37 37 37 37
Gasaansluiting 3/8" 3/8" 3/8" 3/8" 3/8"
Rookgasafvoer concentrisch 100 mm / 150 mm
Gewicht 35 kg
NOx klasse 5
30
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
31
Model Vintage 35GAP
Land
NO DK FI SE
AT DE NL
BE GB IE PT
DK FI SE IT
AT
Categorie I3B/P I3+
Gassoort G30 G30/31
Type toestel C11 / C31 C11 / C31
Nominale belasting 4,4 kW 4,4 kW
Rendement 78,8 % 78,8 %
Nominaal vermogen 3,4 kW 3,4 kW
Nominaal gasverbruik 0,13 m
3
/hr
0,13 m
3
/hr
(G30)
Voordruk 30 mbar (28-30)/37 mbar
Branderdruk 29 mbar 28/37 mbar
Diameter branderspuitstuk 1,10 mm 1,10 mm
Code waakvlamspuitstuk 23 23
Gasaansluiting 3/8" 3/8"
Rookgasafvoer concentrisch 100 mm / 150 mm
Gewicht 35 kg
NOx klasse 5
Model Vintage 50GA
Land BE FR NL DE LU DE
ES GB IE
PT DK FI
SE IT AT
Categorie I2E+ I2L I2E I2ELL I2H
Gassoort G20 / G25 G25 G20 G25 G20
Type toestel C11 / C31 C11 / C31 C11 / C31 C11 / C31 C11 / C31
Nominale belasting 8,7 kW 8 kW 8,7 kW 7 kW 8,7 kW
Rendement 86,7 % 86,4 % 86,7 % 84,4 % 86,7 %
Nominaal vermogen 7,5 kW 7 kW 7,5 kW 6 kW 7,5 kW
Nominaal gasverbruik 0,9 m
3
/hr(G20) 1,0 m
3
/hr 0,9 m
3
/hr 0,85 m
3
/hr 0,9 m
3
/hr
Voordruk 20/25 mbar 25 mbar 20 mbar 20 mbar 20 mbar
Branderdruk
15,7 / 20,5
mbar
20,5 mbar 15,7 mbar 16,7 mbar 15,7 mbar
Diameter branderspuitstuk 2,50 mm 2,50 mm 2,50 mm 2,50 mm 2,50 mm
Code waakvlamspuitstuk 37 37 37 37 37
Gasaansluiting 3/8" 3/8" 3/8" 3/8" 3/8"
Rookgasafvoer concentrisch 100 mm / 150 mm
Gewicht 50 kg
NOx klasse 5
32
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
33
Model Vintage 50GAP
Land
NO DK FI SE
AT DE NL
BE GB IE PT
DK FI SE IT
AT
Categorie I3B/P I3+
Gassoort G30 G30/31
Type toestel C11 / C31 C11 / C31
Nominale belasting 6,0 kW 6,0 kW
Rendement 83 % 83 %
Nominaal vermogen 5,0 kW 5,0 kW
Nominaal gasverbruik 0,18 m
3
/hr
0,18 m
3
/hr
(G30)
Voordruk 30 mbar (28-30)/37 mbar
Branderdruk 29 mbar 28/36 mbar
Diameter branderspuitstuk 1,30 mm 1,30 mm
Code waakvlamspuitstuk 23 23
Gasaansluiting 3/8" 3/8"
Rookgasafvoer concentrisch 100 mm / 150 mm
Gewicht 35 kg
NOx klasse 5
Bijlage 2: Afmetingen
Vintage 35GA(P)

09-20020-200
34
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
35
Vintage 35GA(P)/TB
800
510
536
445
515
470
335
625
150
100
3/8"
90
150
145
205
09-20020-201
Vintage 35GA(P)/WB
510
875
500
445
515
470
400
690
150
100
3/8"
90
150
145
205
09-20020-202
36
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
37
Vintage 35GA(P)/CR
800
510
575
530
445
515
470
335
625
150
100
3/8"
90
150
145
205
09-20020-203
Vintage 50GA(P)
690
690
445
215
150
100
515
505
470
3/8"
145
150
205
180
09-20020-197
38
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
39
Vintage 50GA(P)/TB
690
805
445
330
150
100
515
620
470
3/8"
145
150
205
180
09-20020-198
Vintage 50GA(P)/WB
690
880
445
410
150
100
515
700
470
3/8"
145
150
205
180
09-20020-199
40
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
41
Bijlage 3: Afstand tot brandbaar materiaal
Vintage 35GA(P) - Minimale afstanden in millimeters
Brandbaar materiaal
Onbrandbaar materiaal
Vintage 50GA(P) - Minimale afstanden in millimeters
Brandbaar materiaal
Onbrandbaar materiaal
42
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
43
Bijlage 4: Overzicht concentrische
rookgasafvoermaterialen
Afbeelding Omschrijving Artikelcode fabrikant
Muelink
&Grol
Metaloterm Poujoulat
Buis 1000 mm 41.003.17.21 US 100 10 ED 1000 100 PGI
Buis 500 mm 41.003.17.20 US50 10 ED 450 100 PGI
Pasbuis 500 mm 41.003.17.22 USPP 10 ER 100 PGI
Geveluitmonding 600
mm
41.003.17.15 USDHCE 10 STHRG 100/150 PGI
Dakuitmonding 41.003.17.02 - CTIVG 100/150 PGI
Dakuitmonding 300 mm 41.003.17.00 USDVC2 10 -
Dakdoorvoer 25° 4 41.008.79.13 USLS 10 SIA 45-150 SLCD
Dakdoorvoer plat 41.008.73.79 USDPAL 10 SIO 150 SLCD
Brandseparatieplaat 41.003.01.70 USCP 10 PDS100/150 PGI
Elleboog 4 41.003.17.31 USB 45 10 EC 45° 100 PGI
Elleboog 9 41.003.17.30 USB 90 10 EC 90° 100 PGI
Klemband 41.003.17.45 USKB 10 -
Voor nadere specificaties, raadpleeg de brochure van de betreffende fabrikant.
Bijlage 5: Rekenblad voor tracécontrole
Volg onderstaande drie stappen om te controleren of het gewenste tracé voor de concentrische schoor-
steenafvoer toegestaan is.
1. Maak een schets van het gewenste tracé en vul op basis van deze schets de benodigde gegevens in onder-
staande tabel in. De eigenlijke dak- of geveldoorvoer kunt u hierbij buiten beschouwing laten.
Omschrijving Afkorting Meetwaarde
Aantal meters verticaal (1) meter
Aantal meters horizontaal (2) meter
Aantal meters onder een hoek van 45° (3) meter
Aantal bochten tot 45°: x 0,5 meter per bocht (4) meter
Aantal bochten tot 90°: x 1,0 meter per bocht (5) meter
2. Bereken met bovenstaande gegevens de waarden in de volgende tabel:
Omschrijving Afkorting Resultaat
Totale weerstandslengte = (1)+(2)+(3)+(4)+(5) L meter
Totale verticale lengte = (1) V meter
Totale horizontale lengte = (2)+(4)+(5) H meter
Totale verticale lengte minus Totale horizontale lengte = V - H R meter
3. Bepaal aan de hand van onderstaande tabel of het gewenste tracé is toegestaan en wat de positie van de
restrictieplaat dient te zijn voor een optimale werking van het toestel. Alleen de aardgasversie van het toestel
heeft een restrictieplaat. Voor de propaan- en butaanversies is geen restrictie toegestaan.
Top-aan-
sluiting
Achter-aansluiting Beoordeling tracé
Positie restrictieplaat
(alleen voor aard-
gasversie)
L > 12 L > 12 tracé niet toegestaan -
V < 1 V < 1 tracé niet toegestaan -
(2) 3 (2) 3 tracé niet toegestaan -
R < 0 R < -1 tracé niet toegestaan -
0 R < 2 -1 R < 1 tracé toegestaan Geen restrictie nodig
2 R < 4 1 R < 3 tracé toegestaan Positie 1
4 R < 9 3 R < 7 tracé toegestaan Positie 2
9 R 7 R tracé toegestaan Positie 3
44
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
45
Bijlage 6: Diagnoseschema
Probleem
Geen vonk
Wel vonk maar geen ontsteking
Bij loslaten aansteekknop dooft waakvlam
Hoofdbrander ontsteekt niet
Fluiten tussen grote en kleine stand
Verstoord vlambeeld
Gaslucht
Reuk van verbrandingsgassen in ruimte
Toestel dooft
Afstandsbediening werkt niet
mogelijke
oorzaak
mogelijke oplossing
(*) = ingreep door installateur laten verrichten
Voedingskabel los Controleer de aansluitklemmen.
Kortsluiting van voe-
dingskabel
Verhelp de kortsluiting. Leg de ontstekingskabel niet tegen meta-
len delen want dit verzwakt de vonk.
Bougie gebroken Vervang de bougie (*).
Piëzo-ontsteking
defect
Vervang de piëzo-ontsteking (*).
Geen gas Controleer of de gaskraan open staat.
Lucht in leidingen
Spoel de leiding door door de ontstekingsknop langere tijd inge-
drukt te houden.
Te hoge gasdruk
Controleer de voedingsdruk of stelde gasleverancier op de
hoogte (*).
Te lage gasdruk
Controleer op een plaatselijke belemmering van de gastoevoer,
bijv. door vuilophoping. Controleer de voedingsdruk of stel de gas-
leverancier op de hoogte (*).
Waakvlamspuitstuk
of waakvlamleiding
verstopt
Reinig de onderdelen (doorblazen) of vervang het spuitstuk (*).
Foutief waak-
vlamspuitstuk
Monteer het juiste waakvlamspuitstuk (*).
Thermokoppel nog
niet voldoende
warm
Houd de ontstekingsknop langer ingedrukt.
Thermokoppel
bevindt zich niet in
de waakvlam
Positioneer het thermokoppel op de correcte wijze in de vlam (*).
(vervolg)
Probleem
Roetaanslag op het
thermokoppel
Reinig het thermokoppel met behulp van een
doek.
Thermokoppel defect Vervang het thermokoppel (*).
Geen vonk
Wel vonk maar geen ontsteking
Bij loslaten aansteekknop dooft waakvlam
Hoofdbrander ontsteekt niet
Fluiten tussen grote en kleine stand
Verstoord vlambeeld
Gaslucht
Reuk van verbrandingsgassen in ruimte
Toestel dooft
Afstandsbediening werkt niet
mogelijke oor-
zaak
mogelijke oplossing
(*) = ingreep door installateur laten verrichten
Elektromagnetische klep
defect
Vervang het regelblok (*).
Verstopte leidingen of
spuitstukken
Blaas de onderdelen door en reinig deze (*).
Braam aan spuitstuk Verwijder de braam (*).
Vervuilde brander
Reinig de brander, controleer de plaatsing van de hout-
blokken, verwijder eventuele kooltjesvan de bran-
derpoorten (*).
Gaslek
Sluit de hoofdkraan, spoor het gaslek op en verhelp het lek
(*).
Verstopte rook-
afvoerkanaal of lucht-
aanvoerkanalen
Controleer de kanalen en reinig deze (*).
Toestel lekt lucht
Controleer de afdichtingen van de deur en de naden van
het toestel (*).
Stof op ver-
brandingskamer
Reinig de verbrandingskamer.
Lege batterijen Vervang de batterijen.
Bedrading naar gasblok Spoor een eventueel slecht contactpunt op en verhelp het.
Zender of ontvanger
defect
Vervang de afstandsbediening.
46
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
47
Index
A
Aansluiten
afmetingen 34
Aansluiten op schoorsteen
aan achterzijde 10
aan bovenzijde 10
Aansluitkraag schoorsteenaansluiting 10
Aansteekknop loslaten 45
Adviezen
waakvlam 27
Adviezenstoken 27
Afdichtingskoord van deur 29
Afmetingen 34
Afstandsbediening
elektronicacode 15
handset 15
installeren 15
onderdelen 15
werkt niet 45
Afstellen
vlamhoogte 19
Afwerklaag, onderhoud 28
B
Batterij
leeg 46
plaatsen 15
type 15
Bediening
aan-/uit-temperatuur 22
handmatig 26
modus wijzigen 20
tijd instelllen 22
Bedrading
onderdelen 15
schema 15
Bedrijfsmodus
handbedieningsmodus 20
handset 20
Nachtverlagingstemperatuurmodus 21
temperatuurmodus 20
timermodus 21
Brandbaar materiaal
afstand tot 41
Branderdruk 30-33
Branderspuitstuk
diameter 30-33
Brandstof
benodigde hoeveelheid 27
Brandveiligheid 6
afstand tot brandbaar materiaal 41
meubels 6
vloer 6
wanden 6
Buizensysteem 9
C
Celsius
instellen 21
Concentrisch
gesloten,afvoersysteem 5
D
Dakdoorvoer
brandbaar materiaal 13-14
hellend dak 14
plat dak 13
Demontabele onderdelen 7
Deur
afdichtingskoord 29
Draagvermogen van vloer 6
E
Email
onderhoud 28
F
Fahrenheit
instellen 21
G
Gas
aansluitmaat 30-33
gassoort 30-33
uitschakelen 27
voordruk 30-33
Gasaansluiting
gassoort,gasdruk 14
Gaskraan 14
Gaslucht 27, 45
Gastoevoerleiding 14
Gasverbruik 30-33
Gebruik
regeling verbranding 27
Geur van gas 27
Geveldoorvoer
afwatering,hellingspercentage 11-12
brandbaar materiaal 12
onbrandbaar materiaal 11
Gewicht 30-33
Glas
schoonmaken 28
Glasruit
verwijderen 8
GV60
afstandsbedieningsset 15
batterijen 15
H
Handbedieningsmodus 20
Hoofdspuitstuk 28
Houtblokkenset 16
35GA 16
50GA 17
imitatiehout 16
inhoud 16
plaatsing 16-17
I
Inbranden vuil
eerste gebruik 18
Inschakelen
startvolgorde 18
Instelling programma
timers 24
K
Kachelruitenreiniger 28
Kieren in toestel 29
L
Lak
uitharden 18
Luchtlek 29
M
Mertik Maxitrol
GV60 15
Muren
brandveiligheid 6
N
Nachtverlagingstemperatuurmodus 21
Nominaal vermogen 27, 30-33
Nominale belasting 30-33
O
Onderdelen, demontabele 7
Onderhoud
afdichting 29
email 28
glas schoonmaken 28
inspectie 27
jaarlijks 27
toestel schoonmaken 28
P
Plaatsen
afmetingen 34
Problemen oplossen 27, 45-46
R
Regeling verbranding
gasdebiet 27
kleur vlammen 27
Rendement 30-33
Restrictieplaatje 9
Reuk
gaslucht 45
verbrandingsgassen 45
Roetaanslag
thermokoppel 45
Rookgasafvoer
diameter 30-33
Ruiten
schoonmaken 28
S
Schade 7
Schoonmaken
glas 28
toestel 28
Schoorsteen
aansluiten 6
ombouwen 6
ombouwen tot gesloten systeem 12
ombouwset 12
voorwaarden 6
Schoorsteenaansluiting
achterzijde 10
bovenzijde 10
voorbereiding 10
48
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden
49
Spiegelpaneel 28
Spiegelpanelen
verwijderen 8
Spuitstuk
braam 46
Standaardinstellingen 22-24
Standby-modus
waakvlam 19
Stoken
adviezen 27
onvoldoende warmte 27
T
Temperatuur
instellen 22
Temperatuurmodus 20
Thermokoppel 28
Tijd instellen 22
Toestel
inschakelen 18
uitschakelen 19
Tracé bepalen
concentrisch 9
Typeplaat 4
U
Uitgaan van vuur 45
Uitmonding
erfafscheiding 6
voorwaarden,brandveiligheid,temperatuur 6
Uitschakele
gastoevoer 27
Uitschakelen
toestel 19
V
Verbrandingsgassen 45
Verwijderen
Spiegelpanelen 8
Vlambeeld 45
Vlamhoogte
instellen 19
Vloeren
brandveiligheid 6
draagvermogen 6
Vloerkleed 6
Vonk
geen ontsteking 45
Voordruk 30-33
W
Waakvlam
aansteken 18
dooft 45
instellen 19
Waarschuwing
brandbare materialen 4
gaslucht 5
gassoort en gasdruk 4
glas gebroken of gebarsten 4, 28
heet oppervlak 4
houtblokkenset 5
kachelruitreiniger 28
ventilatie 5
verzekeringsvoorwaarden 5
voorschriften 4
waakvlam 5
Wanden
brandveiligheid 6
Warmte, onvoldoende 27
Wisselstroomadapter 15
Witte aanslag 18

Documenttranscriptie

Inhoudsopgave 2 Inleiding 3 Conformiteitsverklaring 4 Veiligheid 4 Installatiecondities Algemeen Concentrisch rookgasafvoersysteem Bestaande schoorsteen Type C91 Vloer en wanden Productbeschrijving 5 5 5 6 6 7 Installatie Algemene voorbereiding Schoorsteenaansluiting voorbereiden Gesloten systeem aansluiting Gasaansluiting maken Afstandsbedieningset installeren Decoratieve houtblokkenset plaatsen 7 7 10 11 14 15 16 Gebruik Eerste gebruik Toestel inschakelen Toestel uitschakelen Afstelling vlamhoogte Bedieningswijzen Instelling °C/24-uur- of °F/12-uur-klok Tijd instellen De aan-/uit-temperatuur instellen Instelling Programmatimers Handmatige bediening Gas naar toestel uitschakelen Regeling verbranding Eventuele problemen 18 18 18 19 19 20 21 22 22 24 26 27 27 27 Onderhoud Jaarlijks onderhoud van het toestel Schoonmaken en ander regelmatig onderhoud Wisselstukken 27 27 28 29 Bijlage 1: Technische gegevens 30 Bijlage 2: Afmetingen 34 Bijlage 3: Afstand tot brandbaar materiaal 41 Bijlage 4: Overzicht concentrische rookgasafvoermaterialen 43 Bijlage 5: Rekenblad voor tracécontrole 44 Bijlage 6: Diagnoseschema 45 Index 47 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Inleiding Geachte gebruiker, Met de aankoop van dit verwarmingstoestel van DOVRE heeft u gekozen voor een kwaliteitsproduct. Dit product maakt deel uit van een nieuwe generatie energiezuinige en milieuvriendelijke verwarmingstoestellen. Deze toestellen maken optimaal gebruik van zowel convectiewarmte als stralingswarmte. Uw DOVRE toestel is geproduceerd met de modernste productiemiddelen. Mocht er onverhoopt toch iets mankeren aan uw toestel, dan kunt u altijd een beroep doen op de DOVRE service. Het toestel mag niet gewijzigd worden; gebruik steeds originele onderdelen. Het toestel is bedoeld voor plaatsing in een woonruimte. Het moet hermetisch worden aangesloten op een goed werkende schoorsteen. Wij adviseren u het toestel te laten installeren door een bevoegd installateur. DOVRE kan niet aansprakelijk worden gesteld voor problemen of schade door een onjuiste installatie. Bij installatie en gebruik moeten de hierna beschreven veiligheidsvoorschriften in acht worden genomen. In deze handleiding leest u hoe u het DOVRE verwarmingstoestel op een veilige manier installeert, gebruikt en onderhoudt. Als u aanvullende informatie of technische gegevens wilt of een installatie-probleem heeft, neemt u dan eerst contact op met uw leverancier. © 2014 DOVRE NV Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 3 Conformiteitsverklaring Veiligheid Let op! Alle veiligheidsvoorschriften moeten strikt worden nageleefd. Lees aandachtig de instructies voor installatie, gebruik en onderhoud die met het toestel zijn meegeleverd, voordat u het toestel in gebruik neemt. Notified body: 2013 Hierbij verklaart Dovre nv, Nijverheidsstraat 18 B-2381 Weelde, dat gaskachels Vintage 35GA(P) en Vintage 50GA(P) conform EN 613 geproduceerd zijn. Weelde 01-10-2013 Het toestel moet worden geïnstalleerd overeenkomstig de wetgeving en voorschriften van uw land. Alle lokale bepalingen en de bepalingen die betrekking hebben op nationale en Europese normen moeten worden nageleefd bij het installeren van het toestel. Het toestel dient geplaatst, aangesloten, in bedrijf gesteld en gecontroleerd te worden door een bevoegd installateur, volgens de laatst geldende nationale en lokale normen, volgens voorschriften voor gesloten toestellen en volgens de installatievoorschriften van de fabrikant. Het toestel is ontworpen voor verwarmingsdoeleinden. Alle oppervlaktes, inclusief het glas en de aansluitbuis kunnen zeer heet worden (meer dan 100°C)! Zorg voor voldoende afscherming als jonge kinderen, mindervaliden en ouderen zich in de nabijheid van het toestel bevinden. Veiligheidsafstanden tot brandbaar materiaal moeten strikt worden aangehouden. In het kader van een continue productverbetering, kunnen specificaties van het geleverde toestel afwijken van de beschrijving in deze brochure, zonder voorafgaande kennisgeving. Plaats geen gordijnen, kleren, wasgoed of andere brandbare materialen bovenop of in de nabijheid van het toestel. De minimale veilige afstand bedraagt 80 cm. Gebruik tijdens het gebruik van uw toestel geen licht ontvlambare of explosieve stoffen in de nabijheid van het toestel. DOVRE N.V. Nijverheidsstraat 18 Tel : +32 (0) 14 65 91 91 B-2381 Weelde Fax : +32 (0) 14 65 90 09 België E-mail : [email protected] Als het glas van het toestel is gebroken of gebarsten, moet dit glas worden vervangen voordat u het toestel opnieuw in gebruik neemt. Het toestel is afgesteld en verzegeld in de fabriek, overeenkomstig op de typeplaat aangegeven categorie en op de juiste nominale 4 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden belasting. Controleer of de gegevens op de typeplaat overeenkomen met de lokale gassoort en de druk, en met de aard van uw installatie. De typeplaat bevindt zich achter de deur onder in het toestel. Het toestel moet door de installateur gecontroleerd worden op dichtheid van gasaanvoeren rookgasafvoerleiding. Ook de werking van de regelkraan, het thermokoppelcircuit en het ontsteken van de brander moet worden gecontroleerd. Laat bij het in werking stellen, uw installateur u inlichten over gebruik, bediening en onderhoud van uw toestel. Gebruik uitsluitend de meegeleverde houtblokkenset. Plaats de houtblokkenset exact volgens de beschrijving. Laat de ruimte rond de waakvlam vrij van kooltjes. Vermijd vuil in de gasleiding. Sluit steeds de gaskraan wanneer het toestel niet in gebruik is. Sluit bij het bemerken van een gaslucht onmiddellijk de hoofdkraan, open vensters en vermijd vuur of het gebruik van elektrische contacten zoals schakelaars in verband met daardoor eventueel veroorzaakte vonken. Wend u altijd tot een vakman om een eventueel gaslek op te sporen. Installatiecondities Algemeen Het toestel moet worden aangesloten op een goed werkende schoorsteen. Voor de aansluitmaten: zie de bijlage "Technische gegevens". Informeer bij de brandweer en/of verzekeringsmaatschappij naar eventuele specifieke vereisten en voorschriften. Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Concentrisch rookgasafvoersysteem Deze gesloten gaskachel is ontworpen in combinatie met een concentrisch rookgasafvoersysteem van de fabrikant Muelink & Grol. Het toestel kan ook aangesloten worden met een concentrisch rookgasafvoersysteem van de fabrikanten Metaloterm of Poujoulat. Gebruik hiervoor een passende aansluitkraag (bij uw leverancier verkrijgbaar) en volg voor de installatie de instructies van de leverancier. Gebruik alleen originele onderdelen van de hierboven genoemde fabrikanten. De elementen voor het concentrisch buizensysteem (zoals geveldoorvoer, dakdoorvoer, buizen en bochten, klembanden en beugels) kunnen in de gewenste aantallen via uw leverancier besteld worden. Bestelcodes van de beschikbare elementen vindt u in de bijlage "Overzicht concentrische rookgasafvoermaterialen". Het toestel mag niet zonder meer worden aangesloten op een bestaand rookgasafvoerkanaal of schoorsteen. Onder bepaalde voorwaarden kan een bestaande schoorsteen of rookgasafvoerkanaal als een actief element in de installatie gebruikt worden. Raadpleeg hiervoor de paragraaf "Bestaand schoorsteenkanaal". Het toestel is voorzien van een gesloten verbrandingsruimte en moet geïnstalleerd worden als een gesloten toestel van het type C11-C31 (afhankelijk van de keuze, gevel- of dakdoorvoer). De verbrandingsgassen worden met een gecombineerde in-uitlaat naar buiten afgevoerd door de natuurlijke trek van het toestel. Door dezelfde natuurlijke trek wordt de benodigde verbrandingslucht aangezogen. Het concentrisch rookgasafvoersysteem kan worden voorzien van een geveldoorvoer of van een dakdoorvoer. Gebruik hiervoor de voorgeschreven geveluitmonding of dakuitmonding. Voor de totaal toegestane lengte van het buizensysteem (de weerstandslengte) geldt een maximum waarde van 12 meter. Hierbij geldt dat elke bocht van 90° overeenkomt met 1 meter weerstandslengte, en elke bocht van 45° met 0,5 meter weerstandslengte. Het horizontale gedeelte van het buizensysteem mag nooit langer zijn dan het verticale gedeelte. 5 Voor de instandhouding van de natuurlijke trek is het noodzakelijk om minstens één meter concentrische buis verticaal te plaatsen alvorens de gevel- of dak doorvoer wordt aangebracht. Voordat met de plaatsing van het toestel begonnen wordt, dient u te controleren of het voor uw installatie gewenste buizentracé technisch toegelaten is. Zie hiervoor de bijlage “Rekenblad voor tracécontrole”. De afstand van kanalen en doorvoeren tot brandbaar materiaal moet overal minimaal 50 mm bedragen. Alle elementen van zowel de luchttoevoer - als rookgasafvoersysteem moeten minimaal 30 mm in elkaar steken en d.m.v. klembanden tegen losschieten geborgd worden. Het kanaal moet door middel van muurbeugels en centreerplaten op zijn plaats gehouden worden. De maximale afstand tussen de muurbeugels is 2 meter. Het rookgasafvoersysteem en de uitmonding moeten voldoen aan de plaatselijk geldende voorschriften. Het betreft hier een gesloten toestel type C11 of C31 (afhankelijk van de keuze, gevel- of dakdoorvoer). De schoorsteen moet uitmonden in een zone die niet wordt verstoord door omliggende gebouwen, vlak bijstaande bomen of andere hindernissen. Voor uitmondingen in de nabijheid van een erfscheiding of ventilatieopening wordt verwezen naar de nationale en regionale voorschriften op dit gebied. In het geval van een geveldoorvoer moet de uitmonding zich in een zone bevinden zodanig dat mogelijk contact tussen rookgasmonding en/of rookgassen en personen onmogelijk is en zodanig dat de rookgassen zich niet kunnen ophopen onder overstekende bouwelementen of luifels en dergelijke. De rookgasmonding kan een temperatuur bereiken van 200° C, de rookgassen een temperatuur van 300° C. Bestaande schoorsteen Type C91 Een bestaand rookgasafvoerkanaal (schoorsteen) kan omgebouwd worden tot een concentrisch rookgasafvoersysteem . In dat geval gelden voor de bestaande schoorsteen de volgende voorwaarden: Het bestaande kanaal moet lekdicht en goed gereinigd zijn. Het kanaal moet bestand zijn tegen temperaturen tot 600°C over de gehele lengte. Het kanaal mag maximaal één keer versleept zijn, onder een maximale verslepingshoek van 45° en over maximaal 25% van de totale hoogte. De doorsnede van het kanaal moet minimaal rond of vierkant 150 mm en maximaal rond of vierkant 250 mm zijn over de volle lengte. Op geen enkele plaats mag de sectie groter of kleiner zijn dan de aangegeven limieten. De sectie mag variabel zijn over de volledige lengte van het rookkanaal, op voorwaarde echter dat overgangen in sectie geleidelijk gebeuren. Indien aan deze laatste voorwaarde niet kan voldaan worden, mag het kanaal gevoerd worden met een RVS-flexibele leiding met diameter 150 tot 250 mm en hittebestendigheid tot 600°C, voordat het kan worden omgebouwd worden tot luchtaanvoerkanaal. Het rookkanaal moet aan boven- en onderzijde worden afgesloten met de voorgeschreven flenzen (montageplaten). De onderzijde van de schoorsteensectie moet altijd met het toestel verbonden worden door middel van een concentrisch buiselement, en aan de uitmondingszijde moet altijd de voorgeschreven dakuitmonding worden gemonteerd. De maximaal toegelaten lengte inclusief de aansluitsectie (weerstandslengte) is 12 meter. Hierbij geldt dat elke bocht van 90° overeenkomt met 1 meter weerstandslengte, en elke bocht tot 45° met 0,5 meter weerstandslengte. Vloer en wanden De vloer waarop het toestel wordt geplaatst, moet voldoende draagvermogen hebben. Voor het gewicht van het toestel: zie de bijlage "Technische gegevens". 6 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Zorg voor voldoende afstand tussen het toestel en brandbare materialen zoals houten wanden en meubels. Muelink & Grol. Dankzij het concept is het toestel geschikt voor gebruik in kierdichte en goed geïsoleerde woningen. Een vloerkleed moet minimaal 80 cm van het vuur verwijderd zijn. Bij het toestel wordt een draadloze afstandsbediening met thermostaat geleverd; deze werkt op batterijen. Voor verdere eisen in verband met brandveiligheid: zie de bijlage "Afstand tot brandbaar materiaal". Het toestel is uitgevoerd met elektronische ontsteking. Het toestel wordt geleverd met een natuurgetrouwe houtblokkenset van keramisch materiaal en is uitgevoerd met een zwarte spiegel op de binnenachterkant en binnenzijkanten voor een nog levendiger vlammenspel. Productbeschrijving 9 8 1 Installatie 2 Algemene voorbereiding 3 7 4 5 Controleer het toestel onmiddellijk bij ontvangst op (transport)schade en eventuele andere gebreken. Het toestel is aan de onderkant met schroeven op de pallet gemonteerd. 6 09-20020-184 1. Spiegel 2. Keramische houtblokkenset 3. Deur 4. Poot 5. Glasruit 6. Brander 7. Gasaansluiting 8. Topplaat 9. Concentrische aansluitkraag boven of achter Kenmerken van het toestel 09-20006-004 De Vintage GA is een vrijstaand gesloten gaskachel. Een gesloten toestel onttrekt de verbrandingslucht niet uit de ruimte waarin het toestel is geplaatst maar gebruikt buitenlucht. Het toestel wordt aangesloten op een gecombineerd luchtaanvoer/rookgasafvoer systeem. Het toestel kan worden aangesloten op een schoorsteen systeem type C11, C1 en C91. Het toestel is voorzien van een aansluitkraag voor concentrische buizen van Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Als u (transport)schade of gebreken hebt geconstateerd, neem het toestel dan niet in gebruik en stel de leverancier op de hoogte. Verwijder de demontabele onderdelen uit het toestel voordat u het toestel gaat installeren. 7 Door demontabele onderdelen te verwijderen, kunt u het toestel gemakkelijker verplaatsen en beschadiging voorkomen. de deur valt. b. Neem de glasruit (2) uit. Controleer bij terugplaatsen van de glasruit of het afdichtingskoord op de juiste plaats zit en goed aansluit. Let bij het verwijderen van demontabele onderdelen op hun oorspronkelijke positie, om ze later weer op de juiste plaats te kunnen aanbrengen. De topplaat (1) ligt los op het toestel en kan gewoon van het toestel worden afgenomen; zie volgende figuur. 1 2 1 09-20020-186 2 2. Neem de doos met de houtblokkenset en de andere los meegeleverde delen uit het toestel. 3. Neem de brander (1) uit het toestel; zie volgende figuur. 09-20020-185 Ook de gietijzeren zijpanelen kunnen eenvoudig afgehaakt worden door de bovenste moer wat los te draaien; zie volgende figuur. 1 09-20020-187 4. Verwijder de spiegelpanelen uit het toestel; zie volgende figuren. De spiegelpanelen zijn van glas en zeer breekbaar. a. Schroef aan de achterzijde de twee glasbevestigingsbeugeltjes met onderdelen (1) en (2) los. 09-20020-219 1. Verwijder de glasruit van het toestel; zie volgende figuur. a. Haak de verende beugels (1) los, ondersteun daarbij de glasruit zodat deze niet voorover uit 8 b. Til het achterste spiegelpaneel (3) uit de sponning c. Verwijder het paneel uit het toestel. d. Herhaal de stappen (a) tot en met (c) voor beide zijpanelen. Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 2 3 1 09-20020-188 3 09-20006-010 2 Houd rekening met de afstanden tot brandbaar materiaal. Zie de bijlage "Afstand tot brandbaar materiaal". 1 09-20020-189 Toestel plaatsen Plaats het toestel bij voorkeur op een vlakke vloer. Het toestel is uitgerust met stelvoetjes in de vloerplaat zodat het toestel perfect waterpas gesteld worden; zie volgende figuur. Buizentracé bepalen Maak een schets van het door u gewenste tracé van het concentrische afvoerkanaal. Controleer of het gewenste buizentracé technisch gezien toegestaan is aan de hand van de bijlage "Rekenblad voor tracécontrole". Is dit niet het geval dan dient u een alternatief tracé te bepalen dat wel binnen de toegestane grenzen valt. Bepaal de soort en het aantal van de benodigde onderdelen. Gebruik hiervoor de bijlage "Overzicht concentrische rookgasafvoermaterialen ". Restrictieplaatje plaatsen Afhankelijk van het gekozen tracé en de verhouding tussen verticale en horizontale lengte, dient in het toestel een restrictieplaatje op de juiste plaats en positie te worden gemonteerd. Het restrictieplaatje wordt los meegeleverd met het toestel. De positie van het restrictieplaatje dient om de trek in het toestel aan te passen aan het gekozen buizentracé. Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 9 Het restrictieplaatje kan in drie standen worden geplaatst, aangeduid met 1, 2 en 3; zie volgende figuur. Als u een toegestaan buizentracé heeft bepaald volgt uit de bijlage "Rekenblad voor tracécontrole" de juiste positie van het restrictieplaatje. 3 4 1 2    09-20020-190 Bevestig met een schroef het restrictieplaatje in de juiste positie voor de uitlaat waar u het toestel op aansluit. Om het restrictieplaatje correct te kunnen bevestigen en afstellen, dient u eerst het achterste spiegelpaneel te verwijderen. Schoorsteenaansluiting voorbereiden Bij het aansluiten van het toestel op een schoorsteen hebt u de keuze uit aansluiting aan de bovenzijde of aan de achterzijde van het toestel. 09-20020-191 2. Verwijder de afdekplaatjes (3) en (4) aan de bovenzijde van het toestel. 3. Monteer de aansluitkraagjes (1) en (2) op de bovenkant van het toestel, controleer of het afdichtprofiel volledig afdicht; zie volgende figuur. Wanneer een buizensysteem wordt toegepast van een andere fabrikant dan Muelink & Grol, gebruik dan altijd de door die andere fabrikant meegeleverde en bijbehorende kraagjes en/of verloopstukken. 2 Aansluiten op de achterzijde Bij levering is het toestel klaar om aan de achterzijde te worden aangesloten. 1 3 4 Wanneer een buizensysteem wordt toegepast van een andere fabrikant dan Muelink & Grol, gebruik dan altijd de door die andere fabrikant meegeleverde en bijbehorende kraagjes en/of verloopstukken. Aansluiten op de bovenzijde 1. Schroef de aansluitkraagjes (1) en (2) los van de achterzijde van het toestel; zie volgende figuur. 10 09-20020-192 4. Monteer de afdekplaatjes (3) en (4) op de achterzijde van het toestel. Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Monteer eerst het kleinste plaatje. 5. Schroef het ronde afsluitdeksel uit de topplaat. 6. Plaats voordat de aansluitbuis wordt gemonteerd, de topplaat terug op het toestel. Gesloten systeem aansluiting Het concentrisch afvoersysteem laat op dit toestel een reeks van aansluitmogelijkheden toe : Door de gevel, op willekeurige hoogte, met of zonder horizontale of schuine versleping Door het dak, met of zonder horizontale of schuine versleping. Door een bestaand rookgasafvoerkanaal (schoorsteen) Plaats eerst het toestel, zie paragraaf "Algemene voorbereiding". Daarna kan het concentrisch buizensysteem stapsgewijs vanaf de kachel worden opgebouwd. Door de bouwkundige omstandigheden kan het noodzakelijk zijn dat eerst (een gedeelte van) het concentrisch buizensysteem wordt ingebouwd. Geveldoorvoer door een gevel van onbrandbaar materiaal Lees het hoofdstuk "Installatiecondities" aandachtig door en volg onderstaande montageinstructies. De volgende afbeelding geeft de situatie weer van een gerealiseerde geveldoorvoer. 09-20020-193 1. Begin vanaf het toestel en bouw het concentrische kanalen elementsgewijs op, volgens het vooraf door u bepaalde tracé. 2. Plaats daarna een concentrische bocht en de eventuele horizontale versleping, en bepaal de plaats van de doorvoer. 3. Maak een gat in de gevel 10 mm groter en zodanig dat de luchttoevoerbuis naar buiten afwatert. Hanteer hiervoor een hoek van 1 - 3 graden of een hellingspercentage van 2 -5 %. Voorkom dat er bij het boren stof en/of gruis in het toestel kan komen. 4. Bepaal de lengte van de geveldoorvoer en kort indien nodig de geveltoevoer in. Laat de rookgasbuis ca. 10 mm uitsteken t.o.v. de luchttoevoerbuis. Gebruik een blikschaar voor het inkorten van de luchttoevoerhuls (0,5 mm). Gebruik en ijzerzaag voor het inkorten van de rookgasbuis (0,6 mm). Slijpen wordt afgeraden i.v.m. het verbranden van het roestvast staal. 5. Verwijder bramen en zaagsel. 6. Steek de geveldoorvoer vanaf buiten door de gevel, met “TOP” naar boven, sluit aan op de Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 11 concentrische bocht en bevestig buiten aan de gevel (let op de afwatering naar buiten van de luchttoevoerhuls). 7. Indien gewenst kan het gat aan de binnenzijde van de muur afgewerkt worden met een muurplaat Geveldoorvoer door gevel van brandbaar materiaal Lees het hoofdstuk "Installatiecondities" aandachtig door en volg onderstaande montageinstructies. kanaal met behulp van een enkelwandige flexibele slang en de juiste overgangsstukken. Hiervoor is een ombouwset beschikbaar. Zie het hoofdstuk "Installatiecondities" voor de voorwaarden waaronder deze ombouw is toegestaan. De ombouwset moet apart besteld worden. Om een bestaand rookkanaal om te bouwen tot een gesloten systeem, zijn de volgende onderdelen vereist; zie volgende figuur. 1. Volg de instructiestappen 1 en 2 uit de voorgaande paragraaf. 2. Maak een gat in de gevel zodanig dat de doorvoer rondom minimaal 50 mm verwijderd is en blijft van brandbaar materiaal. Dit kan op de volgende twee manieren; zie volgende afbeelding. a. Mantelbuis (1) van onbrandbaar materiaal diameter 250 mm gebruiken. b. Koker (2) van onbrandbaar materiaal maken, vierkant 250 mm. Voorkom dat er bij het boren stof en/of gruis in het toestel kan komen.  3. Volg de instructiestappen 4, 5 en 6 uit de vorige paragraaf. 4. Gebruik altijd centreerplaten (3) voor de centrering en afwerking van de geveldoorvoer. Een bestaand rookkanaal ombouwen Indien in de woning reeds een schoorsteen aanwezig is kunt u het concentrische buizensysteem door het bestaande schoorsteenkanaal leiden. U kunt ook het bestaande kanaal ombouwen tot een concentrisch 12 09-20020-194 1 De aan te sluiten haard of kachel 2 Concentrisch kanaal, 100/150 mm, systeem 3 Montageplaat-binnen, vierkant 300 mm 4 Schuifstuk enkelwandig, rond diameter 97 mm 5 Parkerschroeven (4 st) Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 6 Flexibele slang RVS 316L, enkelwandig rond diameter 100/107 mm (hittebestendigheid 600°C) 7 Slangklem RVS bereik diameter 90 tot 165 mm 8 Bestaande schoorsteen of rookkanaal 9 Montageplaat-buiten, vierkant 300 mm 10 Klemband (meegeleverd met onderdeel 11) 11 Dakdoorvoer De ombouwset bestaat uit de onderdelen onderdelen 3, 4, 5, 7 en 9. Volg voor de montage onderstaande instructies en zie de vorige figuur. 1. Voer de flexibele slang (6) door het bestaande kanaal (8). 2. Bevestig het schuifstuk (4) aan de onderzijde van de flexibele slang, en borg deze met twee parkerschroeven (5). 3. Houd de onderzijde van het schuifstuk gelijk met de onderzijde van het kanaal of het plafond. Kort de flexibele slang af op ongeveer 100 mm boven de kop van de schoorsteen. 4. Bevestig de montageplaat-buiten (9) aan de flexibele slang, klem deze met een slangklem (7) en borg het geheel met een parkerschroef (5). 5. Bevestig de montageplaat-buiten (9) waterdicht op de kop van de schoorsteen met behulp van siliconenkit en RVS-schroeven. 6. Monteer de dakdoorvoer (11) en borg deze met de meegeleverde klemband (10). worden. Verleng het concentrische kanaal tot minimaal 100 mm in het bestaande rookkanaal. Het schuifstuk (4) moet dus ongeveer 200 mm diep in de binnenbuis van het bovenste concentrische element steken. Als dat niet het geval is zal de flexibele slang (6) opgestuikt worden in de schoorsteen, wat een goede werking van het systeem belemmert. 11. Monteer tenslotte de klemband in de montageplaat-binnen (3). Dakdoorvoer door een plat dak van brandbaar materiaal Lees het hoofdstuk "Installatiecondities" aandachtig door en volg onderstaande montageinstructies. 1. Begin vanaf het toestel en bouw de concentrische kanalen een voor een op, inclusief de gewenste verslepingen, volgens het vooraf door u bepaalde tracé, tot net onder het dak. 2. Bepaal de plaats van de dakdoorvoer. 3. Maak een gat met een diameter van 250 mm, zodat een brandseparatie van 50 mm rondom het kanaal vrij blijft. 4. Bevestig een vierkante montageplaat (van minimaal 300 mm en voorzien van een voldoende groot gecentreerd rond gat) (1) of 2 centreerplaten met schroeven tegen de onderzijde van het dakbeschot om het kanaal te kunnen centreren; zie volgende figuur. Na montage van de dakdoorvoer dient het schuifstuk (4) ongeveer 100 mm onder het kanaal of het plafond uitsteken. 7. Bevestig de montageplaat-binnen (3) gasdicht tegen de onderzijde van het rookkanaal of tegen de onderzijde van het plafond met behulp van siliconenkit en schroeven. 8. Plaats het toestel (1) zoals aangegeven in het hoofdstuk "Installatiecondities". 9. Verbind het toestel met de onderkant van het rookkanaal door middel van concentrische elementen (2). Alle elementen moeten minimaal 30 mm in elkaar steken en door middel van klembanden of RVS- parkerschroeven tegen losschieten geborgd Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 5. Plaats in de montageplaat een klemband (2) door deze eerst in te draaien en daarna uit te draaien. 6. Verleng het concentrische kanaal (3) zover door de montageplaat met klemband tot dit minimaal 13 400 mm boven het dakvlak uitsteekt (meer is toegestaan, tot maximaal 1000 mm vrijstaand). 7. Schuif de dakplaat (4) over het kanaal en schroef vast. 8. Werk de naad tussen het kanaal en de kegel van de dakplaat waterdicht af met siliconenkit en eventueel een stormkraag (5). 9. Monteer de dakdoorvoer (6) en borg hem met behulp van de meegeleverde klemband. 10. Zorg voor een waterdichte afdekking van de dakplaat. Gebruik hiervoor lood, bitumen en/of siliconenkit, afhankelijk van de bestaande dakbedekking. 5. Centreer het kanaal met behulp van centreerplaten (2) en bevestig het door middel van montagebeugel (3). 6. Schuif een dakplaat voor hellend dak (bitumendak) of een loodslab (4) (pannendak) over het kanaal heen, en plak of dek deze waterdicht in. 7. Werk de naad tussen het kanaal en de kegel van de dakplaat of loodslab waterdicht af met siliconenkit en eventueel een stormkraag (5). 8. Monteer de dakdoorvoer (6) en borg met de meegeleverde klemband. Gasaansluiting maken Dakdoorvoer door een hellend dak van brandbaar materiaal De aansluiting op de gasleiding bevindt zich aan de achterkant van het gasregelblok dat zich rechts onderaan het toestel bevindt. Lees het hoofdstuk "Installatiecondities" aandachtig door en volg onderstaande montageinstructies. De aansluiting dient aan de volgende voorwaarden te voldoen: 1. Begin vanaf het toestel en bouw de concentrische kanalen een voor een op, inclusief de gewenste verslepingen, volgens het vooraf door u bepaalde tracé, tot net onder het dak. 2. Bepaal de plaats voor de dakdoorvoer. 3. Maak een ellipsvormig gat, zodat er een brandseparatie van minstens 50 mm rondom het kanaal vrij blijft. 4. Verleng het concentrisch kanaal (1) zover dat dit minimaal 250 mm boven het dakvlak uitsteekt (meer is toegestaan tot maximaal 1000 mm vrijstaand); zie volgende figuur. In de gastoevoerleiding moet een gekeurde gaskraan geplaatst worden, zo dicht mogelijk bij het toestel en steeds bereikbaar. De aansluiting dient spanningsvrij te geschieden. Laat de aansluiting door een erkend installateur uitvoeren. Volg onderstaande instructies: 1. Controleer of de gassoort en de gasdruk ter plaatse overeenkomen met de aanduiding op het typeplaatje. Het typeplaatje bevindt zich achter de deur onder in het toestel. 2. Bouw de gastoevoerleiding op. Voor leidingen tot +/- 10 m volstaat 3/8” G-buis of koperbuis met diameter 10/12 mm. Voor meer dan 10 m gebruikt men 1/2” G-buis of koperbuis met diameter 13/15 mm. 3. Plaats de gaskraan. 4. Sluit het toestel aan op de gastoevoerleiding. De gasaansluiting kan via de opening aan de achterzijde van de sokkel of sokkel gemaakt worden. Gebruik hiervoor een haakse koppeling 3/8” en een flexibele RVS-aansluitslang 3/8” met een lengte van minimaal 300 mm. 5. Controleer de toevoerleiding op gasdichtheid (door middel van bijvoorbeeld zeepwater). 14 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Afstandsbedieningset installeren Voor het volledige bedradingsschema zie de volgende figuur. 9. De Mertik Maxitrol GV60 afstandsbedieningsset bestaat uit een handset (zender) en een ontvanger. Het systeem werkt op batterijen, optioneel kan men een wisselstroomadapter aansluiten. 1. 2. De batterijen (1 x 9 Volt-blok voor de handset (zender), 4 x 1,5 Volt AA voor de ontvanger) worden niet meegeleverd. 8. 3. Gebruik alleen de Mertik Maxitrol wisselstroomadapter of een vooraf door Mertik Maxitrol goedgekeurde adapter. Bij andere adapters kunt u systeem wellicht niet gebruiken. Batterijen – handset (zender) ▪ 1x 9 V (aanbevolen kwaliteit: alkalisch) ▪ Handsets met display: indicatielampje Batterij bijna leeg ▪ Handsets zonder display: de rode LED wordt donkerder ▪ Wij raden u aan de batterij na 2 jaar te vervangen Batterijen – ontvanger ▪ 4x1,5 V AA (aanbevolen kwaliteit: alkalisch) ▪ Indicatielampje Batterij bijna leeg: regelmatige pieptonen gedurende 3 seconden als de motor draait. ▪ In plaats van batterijen moet wellicht een wisselstroomadapter worden gebruikt. Plaats de batterijen in de zender (handset) en in de ontvanger (zwart doosje, dekseltje kan eenvoudig geopend worden). De ontvanger (2) bevindt zich achteraan het toestel, onder de beschermplaat (1); zie volgende figuur. 7. 6. 4. 5. 1 Waakvlam 2 Gasblok 3 Thermokoppelonderbreker 4 Ontvanger 5 RESET-knop 6 Ontstekingskabel 7 Thermo-elektrische kabel TC 8 Thermo-elektrische kabel SW 9 Achtaderige kabel 09-20020-206 Instellen van de elektronicacode Aan alle Mertik Maxitrol elektronica wordt automatisch, uit circa 65.000 willekeurige, beschikbare codes, een code toegekend. In het geval van de afstandsbedieningsset wordt deze code aan de handset toegekend. Deze code moet door de ontvanger worden ingelezen van de handset. Het instellen van de code hoeft slechts één keer te gebeuren dus niet als u de batterijen in de handset of ontvanger vervangt. 1. Druk op de resetknop van de ontvanger en houd deze ingedrukt totdat u twee pieptonen hoort; zie volgende figuur. Laat de resetknop na de tweede pieptoon los. De eerste pieptoon is kort en de tweede is lang. 1 2 09-20020-196 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 15 09-20020-216 2. Druk binnen 20 seconden op de knop (kleine vlam) op de handset totdat u twee extra korte pieptonen hoort; de code is dan ingesteld. Als u een lange pieptoon hoort, betekent dit dat het instellen van de code is mislukt, bijvoorbeeld omdat de bedrading onjuist is. Controleer de bedrading en probeer opnieuw. 09-20020-207 Decoratieve houtblokkenset plaatsen Controleer of de brander zich in de juiste positie bevindt. De brander kan als gevolg van het transport namelijk verschoven zijn. De brander rust los op de bodem van de verbrandingskamer, steunt achteraan op het spuithouder en steunt aan de voorzijde links en rechts op pootjes. De volledige houtblokkenset bestaat uit drie blokken imitatiehout van keramisch materiaal en een zakje met askorreltjes. 09-20020-208 2. Plaats vervolgens het tweede blok op de brander in de aangegeven positie; zie volgende figuur. De blokken zijn breekbaar, behandel ze voorzichtig. De blokken moeten exact op de brander worden geplaatst zoals op de foto's is aangegeven. Vintage 35GA Volg voor de plaatsing de onderstaande instructies: 1. Plaats het eerste blok achteraan in het midden op de branderplaat juist voor de achterste rij gaten; zie volgende figuren. 09-20020-209 3. Plaats het derde blok vooraan op de brander schuin over het tweede blok; zie volgende figuur. 16 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Controleer bij terugplaatsen van de glasplaat of het afdichtingprofiel op de juiste plaats zit en goed aansluit. Het toestel is nu klaar voor gebruik. Vintage 50GA Volg voor de plaatsing de onderstaande instructies: 1. Plaats het eerste blok achteraan in het midden op de branderplaat juist voor de achterste rij gaten; zie volgende figuren. 09-20020-210 4. Verspreid de askorreltjes vooraan over het zichtbare oppervlak van de brander. Houd de gasuitstroomopeningen en de beluchtingsgleuven van de brander zoveel mogelijk vrij van kooltjes. Laat de ruimte rond de waakvlam vrij om storingen van de ontsteking te vermijden; zie volgende figuur. 09-20020-212 2. Plaats vervolgens het tweede blok op de brander in de aangegeven positie; zie volgende figuur. 09-20020-211 De manier waarop de askorreltjes verspreid worden over het branderoppervlak, bepaalt mede het vlammenbeeld. In bepaalde gevallen kan het nodig zijn de verdeling van de askorreltjes te veranderen door bijvoorbeeld enkele branderpoorten gedeeltelijk vrij te maken om aldus een beter verdeeld vlammenbeeld te krijgen. 09-20020-213 3. Plaats het derde blok vooraan op de brander schuin over het tweede blok; zie volgende figuur. 5. Plaats alle gedemonteerde onderdelen op de juiste plaats terug in het toestel. Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 17 Controleer bij terugplaatsen van de glasplaat of het afdichtingsprofiel op de juiste plaats zit en goed aansluit. Het toestel is nu klaar voor gebruik. Gebruik Eerste gebruik 09-20020-214 4. Verspreid de askorreltjes vooraan over het zichtbare oppervlak van de brander. Houd de gasuitstroomopeningen en de beluchtingsgleuven van de brander zoveel mogelijk vrij van kooltjes. Laat de ruimte rond de waakvlam vrij om storingen van de ontsteking te vermijden; zie volgende figuur. Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt, laat het dan enkele uren op de hoogste stand branden en ventileer de ruimte tegelijkertijd goed. Hierdoor zal de hittebestendige lak uitharden. Hierbij kan wel wat witte aanslag op het glas en op het binnenwerk ontstaan. Zodra het toestel is afgekoeld is deze aanslag eenvoudig te verwijderen met een doek. Maak de glasruit schoon voor ingebruikname van het toestel ter voorkoming van het inbranden van vuil. Toestel inschakelen Als de waakvlam is gevormd, zal de motor automatisch naar de maximale vlamstand overschakelen. Draai de HANDknop in de stand ON (AAN), helemaal linksom bediening'. , zie figuur in de paragraaf 'Handmatige 09-20020-215 De manier waarop de askorreltjes verspreid worden over het branderoppervlak, bepaalt mede het vlammenbeeld. In bepaalde gevallen kan het nodig zijn de verdeling van de askorreltjes te veranderen door bijvoorbeeld enkele branderpoorten gedeeltelijk vrij te maken om aldus een beter verdeeld vlammenbeeld te krijgen. 5. Plaats alle gedemonteerde onderdelen op de juiste plaats terug in het toestel. 18 09-20020-217 Druk tegelijkertijd op de knoppen OFF (UIT) en (grote vlam) totdat een korte pieptoon bevestigt dat de startvolgorde is begonnen; laat de knoppen los. Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Voortdurende pieptonen bevestigen dat het toestel wordt ontstoken. Afstelling vlamhoogte Als de waakvlam is ontstoken, is de hoofdgasstroom aanwezig. Na ontsteking van de hoofdbrander zal de handset automatisch op de handbedieningsmodus overschakelen. Als de waakvlam na diverse pogingen uitgaat, moet u de hoofdklepknop op OFF (UIT) zetten en de instructies onder "Gas naar toestel uitschakelen” volgen. Standby-modus Druk op (kleine vlam) en houd ingedrukt om het toestel op de waakvlam in te stellen. 09-20020-219 Toestel uitschakelen In Standby-modus: Druk op (grote vlam) en houd ingedrukt om de vlam te verhogen. 09-20020-218 Druk op OFF (UIT). 09-20020-220 Druk op (kleine vlam) en houd ingedrukt om de vlam te verkleinen of het toestel op de waakvlam in te stellen. Voor de fijnafstelling klikt u op (kleine vlam) (grote vlam) of Speciale lage en hoge stand Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 19 Bedieningswijzen 09-20020-221 09-20020-223 Dubbelklik op verschijnt. (kleine vlam). De lettercombinatie LO De vlam wordt eerst verhoogd en gaat dan naar de speciale lage stand. Door SET (INSTELLEN) kort in te drukken, verandert de bedrijfsmodus als volgt: MAN → TEMP → naar MAN . TEMP → TIMER → en terug De handbedieningsmodus kan ook worden bereikt door (grote vlam) of in te drukken. (kleine vlam) MAN – Handbedieningsmodus 09-20020-222 Dubbelklik op (grote vlam). De vlam gaat automatisch naar de hoge stand. De lettercombinatie HI verschijnt. Als het toestel niet werkt, volgt u de instructies onder „Gas naar toestel uitschakelen”. 09-20020-224 Handmatige afstelling van de vlamhoogte. TEMP – Temperatuurmodus overdag 20 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 09-20020-225 09-20020-226 Het toestel moet in de standby-modus staan en de waakvlam moet branden. Het toestel moet in de standby-modus staan en de waakvlam moet branden. De kamertemperatuur wordt gemeten en vergeleken met de ingestelde temperatuur. De vlamhoogte wordt dan automatisch aangepast om de ingestelde temperatuur overdag te bereiken. De timers P1 en P2 (Programma 1, Programma 2) kunnen elk zo worden geprogrammeerd dat zij op specifieke tijdstipen worden IN- en UITgeschakeld. Voor instructies zie de "Instelling programmatimers". TEMP – Nachtverlagingstemperatuurmodus De display toont elke 30 seconden de ingestelde temperatuur. Instelling °C/24-uur- of °F/12uur-klok 09-20020-245 Het toestel moet in de standby-modus staan en de waakvlam moet branden. De kamertemperatuur wordt gemeten en vergeleken met de nachtverlagingstemperatuur. De vlamhoogte wordt dan automatisch aangepast om de nachtverlagingstemperatuur te bereiken. TIMER – Timer-modus Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 09-20020-227 Druk op OFF (UIT) en (kleine vlam) totdat de display van Fahrenheit/12-uur-klok in Celsius/24-uur-klok en omgekeerd verandert. 21 Tijd instellen 09-20020-229 09-20020-228 1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar de TEMP-modus te gaan. De tijdsaanduiding knippert na: 2. Houd SET (INSTELLEN) ingedrukt totdat TEMP knippert. a. plaatsing van de batterij of b. tegelijkertijd indrukken van (kleine vlam) (grote vlam) en 1. Druk op (grote vlam) om het uur in te stellen. 2. Druk op len. (kleine vlam) om de minuten in te stel- 3. Druk op OFF (UIT) of wacht totdat de handbedieningsmodus is bereikt. De aan-/uit-temperatuur instellen Instelling van de temperatuur OVERDAG 09-20020-230 Standaardinstellingen: TEMP, 23 °C/74 °F 3. Druk op (grote vlam) om de insteltemperatuur overdag te verhogen. 22 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 09-20020-231 09-20020-233 4. Druk op (kleine vlam) om de insteltemperatuur overdag te verlagen. 1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar de TEMP-modus te gaan. 2. Houd SET (INSTELLEN) ingedrukt totdat TEMP knippert. 09-20020-232 5. Druk op OFF (UIT) of wacht totdat de programmering is voltooid. Instelling van de temperatuur NACHTVERLAGING Standaardinstellingen: 09-20020-234 3. Druk op (grote vlam) om de nachtverlagingstemperatuur te verhogen . TEMP, – – (OFF (UIT)) Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 23 De tijden moeten in deze volgorde geprogrammeerd worden: P1 ≤ P1 < P2 ≤ P2 . Bij P1 = P1 geschakeld. of P2 = P2 wordt de timer uit- Gebruik de volgende instelling om ‘s nachts het toestel te kunnen laten branden: P2 23:50 en P1 0:00 09-20020-235 4. Druk op (kleine vlam) om de nachtverlagingstemperatuur te verlagen . 09-20020-237 Selecteer Timermodus door kort op SET (INSTELLEN) te drukken. Instelling P1 AAN tijd 09-20020-236 5. Druk op OFF (UIT) of wacht totdat de programmering is voltooid. Instelling Programmatimers Standaardinstellingen: Programma 1: P1 : 06:00 P1 : 08:00 Programma 2: P2 : 23:50 P2 : 23:50 U kunt twee tijden per dag programmeren. De dag begint om 00:00, en eindigt om 23:50. 24 09-20020-238 1. Houd SET (INSTELLEN) ingedrukt totdat P1 (zon) verschijnt en de tijd knippert. Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 09-20020-239 2. Stel het uur in door op 09-20020-241 (grote vlam) te drukken. 1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar instelling P1 UIT tijd te gaan. P1 (maan) verschijnt en de tijd knippert. 09-20020-240 3. Stel de minuten in door op ken. (kleine vlam) te druk- 09-20020-242 Instelling P1 UIT tijd 2. Stel het uur in door op Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden (grote vlam) te drukken. 25 5 1 2 6 3 7 4 8 09-20020-243 09-20020-244 3. Stel de minuten in door op ken. (kleine vlam) te druk- Instelling P2 AAN tijd 1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar instelling P2 AAN tijd te gaan. P2 (zon) verschijnt en de tijd knippert. 2. Zie instructies ''Instelling P1 AAN tijd''. Instelling P2 UIT tijd 1. Druk kort op SET (INSTELLEN) om naar instelling P2 UIT tijd te gaan. P2 (maan) verschijnt en de tijd knippert. 2. Zie instructies ''Instelling P1 UIT tijd''. Timers P1 en P2 zijn nu geprogrammeerd. Druk op OFF (UIT). De handset zal uw wijzigingen automatisch opslaan. Handmatige bediening Handmatige bediening van het toestel is alleen mogelijk als de HANDknop wordt gebruikt, zie volgende figuur. 1 Piëzo-onsteking 2 Aan/uit-schakelaar (optie) 3 Achtdraads-ontvanger-contact 4 Micro-schakelaar 5 Aansluiting piëzo-ontsteking (2.8x0.8mm) 6 Handknop in MAN-stand 7 Handmatige waakvlamklepregelaar 8 Hoofdklepknop in OFF (UIT) stand Toegang tot de waakvlam is alleen nodig voor ontsteking met een lucifer. Oefen bij het verdraaien van de hoofdklepknop geen overmatige kracht uit. De knop heeft een slipkoppeling die klikt totdat de eindaanslagen worden bereikt. Daardoor kunnen de vlamhoogte en de waakvlam-standby-stand handmatig worden ingesteld. Lees de veiligheidsinformatie voordat u doorgaat. 1. Draai de hoofdklepknop (8) in de stand OFF (UIT), helemaal rechtsom . 2. Draai de HANDknop (6) in de stand MAN (HANDMATIG), helemaal rechtsom . Met de HANDknop in de stand MAN (HANDMATIG) zijn een handmatige waakvlamklepregelaar en piëzo-ontsteking(optie) toegankelijk. 3. Wacht vijf minuten zodat het toestel vrij is van 26 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden gas. Controleer door te ruiken of er geen gas meer rondom het toestel aanwezig is, ook bij de vloer. Als u een gasgeur vaststelt, stop dan onmiddellijk. Zie de laatste waarschuwing in het hoofdstuk "Veiligheid". Als er geen gas aanwezig is, gaat u door naar de volgende instructiestap. 4. Druk de handmatige waakvlamklepregelaar (7) helemaal omlaag en houd deze ingedrukt om de waakvlamgasstroom te starten. Ontsteking met lucifer: Ontsteek de waakvlam direct met een lucifer en houd de handmatige waakvlamregelaar ingedrukt tot circa een minuut nadat de waakvlam is ontstoken. Laat de handmatige waakvlamklepregelaar dan los. Als de waakvlam uitgaat, wacht dan vijf minuten en herhaal de bovenstaande instructie. Ontsteking met piëzo-ontsteking: Verplaats de ontstekingskabel van de ontvanger naar de klep; zie vorige figuur. Druk de piëzo-ontsteking in. Als de waakvlam uitgaat, wacht dan vijf minuten en herhaal de bovenstaande instructie. Als de waakvlam na diverse pogingen nog steeds uitgaat, moet u de gasregelknop (hoofdklepknop) op OFF (UIT) zetten en doorgaan naar stap (8). 5. Breng, waar van toepassing, het waakvlamtoegangspaneel weer aan voordat u doorgaat. 6. Draai de HANDknop in de stand ON (AAN), helemaal linksom . 7. Draai de HANDknop in de stand ON (AAN), helemaal linksom . 8. Als het toestel niet werkt, volgt u de instructies onder "Gas naar toestel uitschakelen” . Gas naar toestel uitschakelen Als de gasregelaar toegankelijk is, draai de hoofdklepknop in de stand OFF (UIT), helemaal rechtsom Wordt het toestel voor langere tijd niet gebruikt, draai dan ook de gaskraan in de gastoevoerleiding dicht. Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Regeling verbranding Bij het ontsteken, wanneer het toestel nog vrij koud is, zijn de vlammen van de hoofdbrander zeer blauw. Naarmate het toestel opwarmt tot zijn bedrijfstemperatuur, zullen ze geleidelijk aan geler worden en het effect van een echt houtvuur benaderen. Adviezen voor het stoken Tijdens het stookseizoen kan men de waakvlam het best laten branden, men heeft dan minder last van condensvorming op de ruit en zal deze langer schoon blijven. Eventuele problemen Raadpleeg de bijlage "Diagnoseschema" om eventuele problemen bij het gebruik van het toestel op te lossen. Onderhoud Volg de onderhoudsinstructies in dit hoofdstuk om het toestel in goede staat te houden. Jaarlijks onderhoud van het toestel Eenmaal per jaar dient het toestel te worden onderhouden en nagekeken te worden door een vakman. Deze onderhoudsbeurt omvat onder meer het volgende : Afstoffen en anderszins reinigen van de verbrandingskamer en kanalen voor de luchtaanvoer en de rookgasafvoer. Inspectie en dichtheidscontrole van zowel de luchten rookgaskanalen als van de dak- of geveldoorvoer. Afstoffen en anderszins reinigen van de brander. Gebruik een stofzuiger om het vuil van de brander te verwijderen. Afstoffen van de keramische houtblokken. Let op: deze blokken zijn zeer kwetsbaar. Gebruik geen harde of schurende materialen en geen perslucht gebruiken om vuil af te spuiten. Reinigen en controleren van het hoofdspuitstuk. 27 Demontage en reinigen van waakvlamspuitstuk en thermokoppel. 3. Maak het glas nogmaals schoon met een gewoon glasreinigingsproduct. Dichtheidscontrole van de gasleidingen. 4. Wrijf het glas schoon met een droge doek of keukenpapier. Controle van de afstandsbediening, eventueel vervangen van de batterijen. Werkingstest: ontsteking waakvlam, ontsteking hoofdbrander, werking van de afstandsbediening. Toegang tot de belangrijkste componenten Om het jaarlijkse onderhoud te kunnen uitvoeren is toegang nodig tot een aantal interne componenten van het toestel. 1. Verwijder de glasruit, zie het hoofdstuk "Installatie" voor instructies. 2. Verwijder de decoratieve houtblokkenset uit het toestel. 3. Til de hoofdbrander uit de verbrandingskamer. De waakvlam en thermokoppel zijn nu bereikbaar voor onderhoud of eventuele vervanging. Het hoofdspuitstuk is zichtbaar op de bodem van de verbrandingskamer. Schoonmaken en ander regelmatig onderhoud Maak het toestel niet schoon wanneer het nog warm is. Maak de buitenkant van het toestel schoon met een droge niet-pluizende doek. Glas schoonmaken Goed schoongemaakt glas neemt minder snel vuil op. Ga als volgt te werk: 1. Verwijder stof en loszittend roet met een droge doek. 2. Maak het glas schoon met kachelruitenreiniger: a. Breng kachelruitenreiniger aan op een keukenspons, wrijf het gehele glasoppervlak in en laat even inwerken. b. Verwijder het vuil met een vochtige doek of keukenpapier. 28 Gebruik geen schurende of bijtende producten om het glas schoon te maken. Gebruik schoonmaakhandschoenen om uw handen te beschermen. Als het glas van het toestel is gebroken of gebarsten, moet dit glas worden vervangen voordat u het toestel opnieuw in gebruik neemt. Voorkom dat kachelruitreiniger tussen het glas en de gietijzeren deur loopt. Gebruik bovenstaande instructies ook om de zwarte spiegelpanelen aan de binnenzijde van het toestel te reinigen. Onderhoud geëmailleerde kachel Reinig het toestel nooit als het nog warm is. Het reinigen van het geëmailleerde oppervlak van de kachel kunt u het beste doen met zachte groene zeep en lauw water. Gebruik zo min mogelijk water, wrijf het oppervlak goed droog en voorkom roestvorming. Gebruik nooit staalwol of een ander schuurmiddel. Zet nooit een waterketel direct op een geëmailleerde kachel; gebruik een onderzetter en voorkom beschadigingen. Lakbeschadigingen bijwerken Kleine lakbeschadigingen kunt u bijwerken met een spuitbus speciale hittebestendige lak die verkrijgbaar is bij uw leverancier. Het geëmailleerde oppervlak bijwerken Emailleren is een artisanaal proces dat maakt dat er kleine kleurverschillen en beschadigingen op het toestel kunnen voorkomen. De toestellen ondergaan in de fabriek een visuele controle, dat wil zeggen, de controleur kijkt op een afstand van 1 meter gedurende 10 seconden naar het oppervlak. Eventuele beschadigingen die dan niet opvallen worden als OK beschouwd. Bij het toestel is een speciale hittebestendige lak meegeleverd waarmee kleine (transport) beschadigingen kunnen worden bijgewerkt. Breng de hittebestendige lak in dunne laagjes aan en Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden laat het goed drogen voordat het toestel in gebruik genomen wordt. Sommige kleuren email zijn gevoelig voor verandering van temperatuur. Hierdoor kan het voorkomen dat de kleur verandert tijdens het gebruik van het toestel. Als het toestel is afgekoeld keert de oorspronkelijke kleur van het email terug. Als geëmailleerde oppervlakken zeer heet worden kunnen er haarscheurtjes ontstaan. Dit is een normaal verschijnsel en heeft geen invloed op het functioneren van de kachel. Zorg dat de kachel niet wordt overbelast. Bij overbelasting wordt de oppervlaktetemperatuur extreem hoog en kan er blijvende schade aan het email ontstaan. Afdichting controleren Controleer of het afdichtingskoord van de glasruit nog goed afsluit. Afdichtingskoord verslijt en moet tijdig worden vervangen. Wisselstukken Vintage 35GA(P) Omschrijving Handset ( d.i. zender) Ontvanger 8-aderige kabel, 350 mm Kabel onderbreker-ontvanger TC Kabel onderbreker-ontvanger SW Thermokoppelonderbreker Imitatiehoutblokken Brandereenheid GA Brandereenheid GAP Thermokoppel Elektrode Waakvlam Ontstekingskabel Spiegelpaneel achterwand Spiegelpaneel zijwand Artikelnr. 03.06134.000 03.06135.000 03.30149.000 03.30139.000 03.30140.000 03.68231.000 03.31228.000 02.12051.000 03.12055.000 03.68216.000 03.12011.000 03.23602.000 03.30141.000 03.08382.000 03.08380.000 Vintage 50GA(P) Omschrijving Handset ( d.i. zender) Ontvanger 8-aderige kabel, 350 mm Kabel onderbreker-ontvanger TC Kabel onderbreker-ontvanger SW Thermokoppelonderbreker Imitatiehoutblokken Brandereenheid GA Brandereenheid GAP Thermokoppel Elektrode Waakvlam Ontstekingskabel Spiegelpaneel achterwand Spiegelpaneel zijwand Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Artikelnr. 03.06134.000 03.06135.000 03.30149.000 03.30139.000 03.30140.000 03.68231.000 03.31227.000 02.12051.000 02.12056.000 03.68216.000 03.12011.000 03.23602.000 03.30141.000 03.08379.000 03.08380.000 29 Bijlage 1: Technische gegevens Model Vintage 35GA Land BE FR NL DE LU DE ES GB IE PT DK FI SE IT AT Categorie I2E+ I2L I2E I2ELL I2H Gassoort G20 / G25 G25 G20 G25 G20 Type toestel C11 / C31 C11 / C31 C11 / C31 C11 / C31 C11 / C31 Nominale belasting 7 kW 6,4 kW 7 kW 5,6 kW 7 kW Rendement 86,4 % 87,8 % 86,4 % 86,4 % 86,4 % Nominaal vermogen 6 kW 5,6 kW 6 kW 4,7 kW 6 kW Nominaal gasverbruik 0,7 m3/hr(G20) 0,8 m3/hr 0,7 m3/hr 0,7 m3/hr 0,7 m3/hr Voordruk 20/25 mbar 25 mbar 20 mbar 20 mbar 20 mbar Branderdruk 12,3 / 15,3 mbar 15,3 mbar 12,3 mbar 12,3 mbar 12,3 mbar Diameter branderspuitstuk 2,30 mm 2,30 mm 2,30 mm 2,30 mm 2,30 mm Code waakvlamspuitstuk 37 37 37 37 37 Gasaansluiting 3/8" 3/8" 3/8" 3/8" 3/8" Rookgasafvoer concentrisch Gewicht NOx klasse 30 100 mm / 150 mm 35 kg 5 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Model Vintage 35GAP Land NO DK FI SE AT DE NL BE GB IE PT DK FI SE IT AT Categorie I3B/P I3+ Gassoort G30 G30/31 Type toestel C11 / C31 C11 / C31 Nominale belasting 4,4 kW 4,4 kW Rendement 78,8 % 78,8 % Nominaal vermogen 3,4 kW 3,4 kW Nominaal gasverbruik 0,13 m3/hr 0,13 m3/hr (G30) Voordruk 30 mbar (28-30)/37 mbar Branderdruk 29 mbar 28/37 mbar Diameter branderspuitstuk 1,10 mm 1,10 mm Code waakvlamspuitstuk 23 23 Gasaansluiting 3/8" 3/8" Rookgasafvoer concentrisch Gewicht 100 mm / 150 mm 35 kg NOx klasse Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 5 31 Model Vintage 50GA Land BE FR NL DE LU DE ES GB IE PT DK FI SE IT AT Categorie I2E+ I2L I2E I2ELL I2H Gassoort G20 / G25 G25 G20 G25 G20 Type toestel C11 / C31 C11 / C31 C11 / C31 C11 / C31 C11 / C31 Nominale belasting 8,7 kW 8 kW 8,7 kW 7 kW 8,7 kW Rendement 86,7 % 86,4 % 86,7 % 84,4 % 86,7 % Nominaal vermogen 7,5 kW 7 kW 7,5 kW 6 kW 7,5 kW Nominaal gasverbruik 0,9 m3/hr(G20) 1,0 m3/hr 0,9 m3/hr 0,85 m3/hr 0,9 m3/hr Voordruk 20/25 mbar 25 mbar 20 mbar 20 mbar 20 mbar Branderdruk 15,7 / 20,5 mbar 20,5 mbar 15,7 mbar 16,7 mbar 15,7 mbar Diameter branderspuitstuk 2,50 mm 2,50 mm 2,50 mm 2,50 mm 2,50 mm Code waakvlamspuitstuk 37 37 37 37 37 Gasaansluiting 3/8" 3/8" 3/8" 3/8" 3/8" Rookgasafvoer concentrisch Gewicht NOx klasse 32 100 mm / 150 mm 50 kg 5 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Model Vintage 50GAP Land NO DK FI SE AT DE NL BE GB IE PT DK FI SE IT AT Categorie I3B/P I3+ Gassoort G30 G30/31 Type toestel C11 / C31 C11 / C31 Nominale belasting 6,0 kW 6,0 kW Rendement 83 % 83 % Nominaal vermogen 5,0 kW 5,0 kW Nominaal gasverbruik 0,18 m3/hr 0,18 m3/hr (G30) Voordruk 30 mbar (28-30)/37 mbar Branderdruk 29 mbar 28/36 mbar Diameter branderspuitstuk 1,30 mm 1,30 mm Code waakvlamspuitstuk 23 23 Gasaansluiting 3/8" 3/8" Rookgasafvoer concentrisch Gewicht 100 mm / 150 mm 35 kg NOx klasse Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 5 33 Bijlage 2: Afmetingen   Vintage 35GA(P)   09-20020-200 34 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Vintage 35GA(P)/TB 335 625 800 150 100 510 515 445 536 3/8" 470 145 205 90 150 09-20020-201 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 35 Vintage 35GA(P)/WB 515 445 400 690 875 150 100 510 470 3/8" 145 205 500 90 150 09-20020-202 36 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Vintage 35GA(P)/CR 515 445 335 625 800 150 100 575 510 530 90 470 145 205 3/8" 150 09-20020-203 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 37 Vintage 50GA(P) 515 445 215 505 690 150 100 690 180 470 145 205 3/8" 150 09-20020-197 38 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Vintage 50GA(P)/TB 515 445 330 620 805 150 100 690 180 470 145 205 3/8" 150 09-20020-198 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 39 Vintage 50GA(P)/WB 515 445 410 700 880 150 100 690 180 470 145 205 3/8" 150 09-20020-199 40 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Bijlage 3: Afstand tot brandbaar materiaal Vintage 35GA(P) - Minimale afstanden in millimeters Brandbaar materiaal Onbrandbaar materiaal Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 41 Vintage 50GA(P) - Minimale afstanden in millimeters Brandbaar materiaal Onbrandbaar materiaal 42 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Bijlage 4: Overzicht concentrische rookgasafvoermaterialen Afbeelding Omschrijving Artikelcode fabrikant Muelink &Grol Metaloterm Poujoulat Buis 1000 mm 41.003.17.21 US 100 10 ED 1000 100 PGI Buis 500 mm 41.003.17.20 US 50 10 ED 450 100 PGI Pasbuis 500 mm 41.003.17.22 USPP 10 ER 100 PGI Geveluitmonding 600 mm 41.003.17.15 USDHCE 10 STHRG 100/150 PGI Dakuitmonding 41.003.17.02 - CTIVG 100/150 PGI Dakuitmonding 300 mm 41.003.17.00 USDVC2 10 - Dakdoorvoer 25° 45° 41.008.79.13 USLS 10 SIA 45-150 SLCD Dakdoorvoer plat 41.008.73.79 USDPAL 10 SIO 150 SLCD Brandseparatieplaat 41.003.01.70 USCP 10 PDS100/150 PGI Elleboog 45° 41.003.17.31 USB 45 10 EC 45° 100 PGI Elleboog 90° 41.003.17.30 USB 90 10 EC 90° 100 PGI Klemband 41.003.17.45 USKB 10 - Voor nadere specificaties, raadpleeg de brochure van de betreffende fabrikant. Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 43 Bijlage 5: Rekenblad voor tracécontrole Volg onderstaande drie stappen om te controleren of het gewenste tracé voor de concentrische schoorsteenafvoer toegestaan is. 1. Maak een schets van het gewenste tracé en vul op basis van deze schets de benodigde gegevens in onderstaande tabel in. De eigenlijke dak- of geveldoorvoer kunt u hierbij buiten beschouwing laten. Omschrijving Afkorting Meetwaarde Aantal meters verticaal (1) … meter Aantal meters horizontaal (2) … meter Aantal meters onder een hoek van 45° (3) … meter Aantal bochten tot 45°: … x 0,5 meter per bocht (4) … meter Aantal bochten tot 90°: … x 1,0 meter per bocht (5) … meter 2. Bereken met bovenstaande gegevens de waarden in de volgende tabel: Omschrijving Afkorting Resultaat Totale weerstandslengte = (1)+(2)+(3)+(4)+(5) L … meter Totale verticale lengte = (1) V … meter Totale horizontale lengte = (2)+(4)+(5) H … meter Totale verticale lengte minus Totale horizontale lengte = V - H R … meter 3. Bepaal aan de hand van onderstaande tabel of het gewenste tracé is toegestaan en wat de positie van de restrictieplaat dient te zijn voor een optimale werking van het toestel. Alleen de aardgasversie van het toestel heeft een restrictieplaat. Voor de propaan- en butaanversies is geen restrictie toegestaan. Top-aansluiting Achter-aansluiting Beoordeling tracé Positie restrictieplaat (alleen voor aardgasversie) L > 12 L > 12 tracé niet toegestaan - V<1 V<1 tracé niet toegestaan - (2) ≥ 3 (2) ≥ 3 tracé niet toegestaan - R<0 R < -1 tracé niet toegestaan - 0≤R <2 -1 ≤ R < 1 tracé toegestaan Geen restrictie nodig 2≤R <4 1≤R <3 tracé toegestaan Positie 1 4≤R <9 3≤R <7 tracé toegestaan Positie 2 9≤R 7≤R tracé toegestaan Positie 3 44 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Bijlage 6: Diagnoseschema Probleem Geen vonk Wel vonk maar geen ontsteking Bij loslaten aansteekknop dooft waakvlam Hoofdbrander ontsteekt niet Fluiten tussen grote en kleine stand Verstoord vlambeeld Gaslucht Reuk van verbrandingsgassen in ruimte Toestel dooft Afstandsbediening werkt niet mogelijke oorzaak mogelijke oplossing Voedingskabel los Controleer de aansluitklemmen. (*) = ingreep door installateur laten verrichten Kortsluiting van voe- Verhelp de kortsluiting. Leg de ontstekingskabel niet tegen metadingskabel len delen want dit verzwakt de vonk. Bougie gebroken Vervang de bougie (*). Piëzo-ontsteking defect Vervang de piëzo-ontsteking (*). Geen gas Controleer of de gaskraan open staat. Lucht in leidingen Spoel de leiding door door de ontstekingsknop langere tijd ingedrukt te houden. Te hoge gasdruk Controleer de voedingsdruk of stel de gasleverancier op de hoogte (*). Te lage gasdruk Controleer op een plaatselijke belemmering van de gastoevoer, bijv. door vuilophoping. Controleer de voedingsdruk of stel de gasleverancier op de hoogte (*). Waakvlamspuitstuk of waakvlamleiding Reinig de onderdelen (doorblazen) of vervang het spuitstuk (*). verstopt Foutief waakvlamspuitstuk Monteer het juiste waakvlamspuitstuk (*). Thermokoppel nog niet voldoende warm Houd de ontstekingsknop langer ingedrukt. Thermokoppel bevindt zich niet in de waakvlam Positioneer het thermokoppel op de correcte wijze in de vlam (*). Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 45 (vervolg) Probleem Roetaanslag op het thermokoppel Reinig het thermokoppel met behulp van een doek. Thermokoppel defect Vervang het thermokoppel (*). Geen vonk Wel vonk maar geen ontsteking Bij loslaten aansteekknop dooft waakvlam Hoofdbrander ontsteekt niet Fluiten tussen grote en kleine stand Verstoord vlambeeld Gaslucht Reuk van verbrandingsgassen in ruimte Toestel dooft Afstandsbediening werkt niet mogelijke oorzaak 46 mogelijke oplossing (*) = ingreep door installateur laten verrichten Elektromagnetische klep defect Vervang het regelblok (*). Verstopte leidingen of spuitstukken Blaas de onderdelen door en reinig deze (*). Braam aan spuitstuk Verwijder de braam (*). Vervuilde brander Reinig de brander, controleer de plaatsing van de houtblokken, verwijder eventuele kooltjes van de branderpoorten (*). Gaslek Sluit de hoofdkraan, spoor het gaslek op en verhelp het lek (*). Verstopte rookafvoerkanaal of luchtaanvoerkanalen Controleer de kanalen en reinig deze (*). Toestel lekt lucht Controleer de afdichtingen van de deur en de naden van het toestel (*). Stof op verbrandingskamer Reinig de verbrandingskamer. Lege batterijen Vervang de batterijen. Bedrading naar gasblok Spoor een eventueel slecht contactpunt op en verhelp het. Zender of ontvanger defect Vervang de afstandsbediening. Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Index Branderspuitstuk diameter A 30-33 Brandstof benodigde hoeveelheid 27 6 41 6 6 6 Aansluiten afmetingen 34 Aansluiten op schoorsteen aan achterzijde aan bovenzijde 10 10 Brandveiligheid afstand tot brandbaar materiaal meubels vloer wanden Aansluitkraag schoorsteenaansluiting 10 Buizensysteem Aansteekknop loslaten 45 Adviezen waakvlam 27 Adviezenstoken 27 Afdichtingskoord van deur 29 Afmetingen 34 C Celsius instellen 21 Concentrisch gesloten,afvoersysteem 5 D Afstandsbediening elektronicacode handset installeren onderdelen werkt niet 15 15 15 15 45 Dakdoorvoer brandbaar materiaal hellend dak plat dak Afstellen vlamhoogte 19 Afwerklaag, onderhoud 28 Deur afdichtingskoord 13-14 14 13 Demontabele onderdelen 7 29 Draagvermogen van vloer B 6 E Batterij leeg plaatsen type 46 15 15 Bediening aan-/uit-temperatuur handmatig modus wijzigen tijd instelllen 22 26 20 22 Bedrading onderdelen schema 15 15 Bedrijfsmodus handbedieningsmodus handset Nachtverlagingstemperatuurmodus temperatuurmodus timermodus 20 20 21 20 21 Brandbaar materiaal afstand tot 41 Branderdruk 9 Email onderhoud F Fahrenheit instellen Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 21 G Gas aansluitmaat gassoort uitschakelen voordruk 30-33 30-33 27 30-33 Gasaansluiting gassoort,gasdruk 14 Gaskraan 14 Gaslucht Gastoevoerleiding 30-33 28 Gasverbruik Gebruik regeling verbranding 27, 45 14 30-33 27 47 Geur van gas 27 Geveldoorvoer afwatering,hellingspercentage brandbaar materiaal onbrandbaar materiaal 11-12 12 11 Gewicht 30-33 Glas schoonmaken 8 GV60 afstandsbedieningsset batterijen 15 15 H Handbedieningsmodus 20 Hoofdspuitstuk 28 Houtblokkenset 35GA 50GA imitatiehout inhoud plaatsing 16 16 17 16 16 16-17 Inschakelen startvolgorde Instelling programma timers 29 28 28 27 27 28 P Plaatsen afmetingen 34 Problemen oplossen 27, 45-46 R Regeling verbranding gasdebiet kleur vlammen 27 27 Rendement 30-33 9 18 Roetaanslag thermokoppel 45 24 Rookgasafvoer diameter 30-33 Ruiten schoonmaken Kieren in toestel 29 28 S Schade L Lak uitharden 18 Luchtlek 29 M 15 6 N 48 Onderhoud afdichting email glas schoonmaken inspectie jaarlijks toestel schoonmaken 7 18 28 Nachtverlagingstemperatuurmodus Onderdelen, demontabele 45 45 Kachelruitenreiniger Muren brandveiligheid O Reuk gaslucht verbrandingsgassen K Mertik Maxitrol GV60 30-33 Restrictieplaatje I Inbranden vuil eerste gebruik 27, 30-33 Nominale belasting 28 Glasruit verwijderen Nominaal vermogen 21 7 Schoonmaken glas toestel 28 28 Schoorsteen aansluiten ombouwen ombouwen tot gesloten systeem ombouwset voorwaarden 6 6 12 12 6 Schoorsteenaansluiting achterzijde bovenzijde voorbereiding 10 10 10 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden Spiegelpaneel 28 Spiegelpanelen verwijderen 8 Spuitstuk braam Vonk geen ontsteking Voordruk 22-24 Standby-modus waakvlam 19 Stoken adviezen onvoldoende warmte 27 27 T Temperatuur instellen 22 Temperatuurmodus 20 Thermokoppel 28 Tijd instellen 22 Toestel inschakelen uitschakelen 18 19 Tracé bepalen concentrisch 9 Typeplaat 4 30-33 W 46 Standaardinstellingen 45 Waakvlam aansteken dooft instellen Waarschuwing brandbare materialen gaslucht gassoort en gasdruk glas gebroken of gebarsten heet oppervlak houtblokkenset kachelruitreiniger ventilatie verzekeringsvoorwaarden voorschriften waakvlam Wanden brandveiligheid 18 45 19 4 5 4 4, 28 4 5 28 5 5 4 5 6 Warmte, onvoldoende 27 Wisselstroomadapter 15 Witte aanslag 18 U Uitgaan van vuur 45 Uitmonding erfafscheiding voorwaarden,brandveiligheid,temperatuur 6 6 Uitschakele gastoevoer 27 Uitschakelen toestel 19 V Verbrandingsgassen Verwijderen Spiegelpanelen 45 8 Vlambeeld 45 Vlamhoogte instellen 19 Vloeren brandveiligheid draagvermogen 6 6 Vloerkleed 6 Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden 49
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307

Dovre VINT50GA/B de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor