20
4. Controleren op firmware-updates.
Druk op de menutoets (symbool van drie hori-
zontale lijnen), dan op Settings (instellingen), dan
op Maintenance (onderhoud) en vervolgens op
Update. Het bedieningspaneel controleert of er
firmware-updates zijn. Zie voor meer informatie
stap 6 op bladzijde 26.
Firmware-updates worden altijd ontwikkeld om
uw trainingservaring te verbeteren. Als gevolg
daarvan is het mogelijk dat nieuwe instellingen en
functies niet in deze handleiding worden beschre-
ven. Ook is het mogelijk dat sommige instellingen
en functies die in deze handleiding worden
beschreven, niet meer geactiveerd zijn. Neem de
tijd om het bedieningspaneel te verkennen om te
leren hoe nieuwe instellingen en functies werken.
5. Het hellingssysteem kalibreren.
Druk op de menutoets (symbool van drie hori-
zontale lijnen), dan op Settings (instellingen), dan
op Maintenance (onderhoud) en vervolgens op
Calibrate Incline (helling kalibreren) en volg de
aanwijzingen op het scherm. Tijdens het kalibreren
beweegt het onderstel omhoog en omlaag. Zie
voor meer informatie stap 7 op bladzijde 27.
Het bedieningspaneel is nu klaar zodat u met trai-
nen kunt beginnen. De volgende bladzijden geven
uitleg over de trainingen en andere functies van het
bedieningspaneel.
Om gebruik te maken van de handmatige instel-
ling, kijkt u op deze bladzijde. Om gebruik van een
aanbevolen training te maken, zie bladzijde 22. Om
een teken-uw-eigen-kaart-training te maken, zie
bladzijde 23. Om een iFIT-training te gebruiken, zie
bladzijde 24.
Om de bedieningspaneelinstellingen te wijzigen,
zie bladzijde 26. Om te verbinden met een draadloos
netwerk, zie bladzijde 27.
BELANGRIJK: Als er zich velletjes plastic op het
bedieningspaneel bevinden, verwijder dan het
plastic. Draag schone trainingsschoenen wanneer
u de loopband gebruikt om beschadiging aan het
loopvlak te voorkomen. Bekijk bij de eerste keer
dat u de loopband gebruikt de uitlijning van de
loopbandriem en leg, indien nodig, de loopband-
riem in het midden (zie bladzijde 31).
DE HANDMATIGE MODUS GEBRUIKEN
1. De sleutel in het bedieningspaneel plaatsen.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN op
bladzijde 19. Let op: Het kan maximaal een paar
minuten duren voordat het bedieningspaneel
klaar is voor gebruik.
2. Het startscherm selecteren.
Wanneer u het bedieningspaneel inschakelt, zal
het startscherm verschijnen nadat het bedienings-
paneel is opgestart.
Als een training is geselecteerd, drukt u op het
scherm en volgt u de aanwijzingen om de training
te beëindigen en om terug te keren naar het start-
scherm. Als een instellingenmenu is geselecteerd,
drukt u op de terugtoets (pijlsymbool) om terug te
keren naar het startscherm.
3. Zich klaarmaken voor de training.
Om de loopbandriem te starten, drukt u op Manual
Start (handmatige start) op het scherm of op de toets
Start op het bedieningspaneel. De loopbandriem
zal beginnen te bewegen op een lage snelheid en
er zal een opwarmingsperiode beginnen.
Voor het gebruiken van de ventilator, zie DE
VENTILATOR GEBRUIKEN op bladzijde 28.
Voor het gebruiken van een hartslagmonitor,
zie EEN OPTIONELE HARTSLAGMONITOR
GEBRUIKEN op bladzijde 28.
4. De snelheid van de loopband veranderen zoals
gewenst.
U kunt de snelheid van de loopbandriem op de
volgende manieren wijzigen:
Toenametoets en afnametoets Speed (snelheid)
op het bedieningspaneel – Iedere keer dat u op
een toets drukt, verandert de snelheidsinstelling
met kleine stappen. Als u de toets ingedrukt houdt,
zal de snelheidsinstelling sneller veranderen.
Genummerde snelheidstoetsen op het bedie-
ningspaneel – Steeds wanneer u op een toets
drukt, zal de loopbandriem geleidelijk van snelheid
veranderen totdat de geselecteerde snelheids-
instelling is bereikt. Druk op twee genummerde
toetsen achter elkaar om een snelheidsinstelling
te selecteren met één decimaal, zoals bijvoorbeeld
3,5 km/u. Om bijvoorbeeld een snelheidsinstelling
te selecteren met 3,5 km/u, drukt u op knop 3 en
direct daarna op knop 5. Let op: Deze functie werkt
niet wanneer het bedieningspaneel is ingesteld op
metrische eenheden.