22
13. Laat het gereedschap niet onnodig lang draaien
in onbelaste toestand.
14. Gebruik altijd het juiste stofmasker of
ademhalingsapparaat voor het materiaal en de
toepassing waar u aan werkt.
15. Bepaalde materialen kunnen giftige chemicaliën
bevatten. Vermijd dan het contact met uw huid
en zorg dat u geen stof inademt. Volg de
veiligheidsvoorschriften van de fabrikant van het
materiaal.
16. Dit gereedschap is niet waterdicht, dus zorg dat
er geen water op de oppervlakken van uw
werkstuk komt.
17. Zorg voor voldoende ventilatie bij het schuren
van werkstukken.
18. Bij gebruik van dit gereedschap voor het
schuren van bepaalde materialen, zoals
loodhoudende verf, hout en metalen kunt u zelf
en omstanders worden blootgesteld aan stof
met schadelijke bestanddelen. Gebruik een
geschikt stofmasker of ademhalingsapparaat.
19. Controleer of er geen barsten of scheuren in het
schuurblok zijn voordat u gaat werken. Barsten
of breuken zouden kunnen leiden tot lichamelijk
letsel.
20. Gebruik geen accessoires die niet specifiek
ontworpen en goedgekeurd zijn door de
fabrikant van dit gereedschap. Ook al past een
accessoire wel op uw elektrisch gereedschap, dan
nog staat dit niet altijd garant voor een veilige
werking.
21. Draag beschermende kleding en dergelijke.
Afhankelijk van de toepassing dient u ook een
gezichtsmasker, veiligheidsbril of stofmasker te
dragen. Draag naar vereist ook oorbeschermers,
werkhandschoenen en een werkschort dat
bescherming biedt tegen rondvliegende
spaanders of scherp gruis. Een afdoende
oogbescherming moet in staat zijn om tijdens het
werk rondvliegende spaanders of scherp gruis tegen
te houden. Het stofmasker of ademhalingsapparaat
moet alle vrijkomende deeltjes uit de lucht die u
inademt te filteren. Langdurige blootstelling aan hard
lawaai kan uw gehoor aantasten.
22. Houd omstanders op veilige afstand tijdens het
gebruik van elektrisch gereedschap. Iedereen
die uw werkterrein betreedt, moet beschermende
kleding dragen. Er zouden splinters van uw
werkstuk of van een afgebroken accessoire kunnen
rondvliegen, met kans op verwondingen, ook buiten
uw onmiddellijke werkomgeving.
23. Leg het gereedschap altijd pas neer nadat het
werktuig volledig tot stilstand is gekomen. Als
het werktuig nog draait, kan het de ondergrond
aangrijpen en het gereedschap uit uw handen
trekken.
24. Loop niet met het gereedschap terwijl het nog
draait. Als het werktuig tegen uw kleding aan zou
komen, kan de draaibeweging het tegen uw lichaam
aan trekken, met kans op letsel.
25. Gebruik het gereedschap niet in de buurt van
licht ontvlambare materialen. Als er vonken
overspringen, zou er brand kunnen ontstaan.
26. Gebruik geen accessoires waarvoor koeling met
vloeistof vereist is. Het gebruik van water of een
andere koelvloeistof kan leiden tot een elektrische
schok, met gevaar voor elektrocutie.
27. Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld
en de stekker uit het stopcontact is verwijderd
alvorens enig werk aan het gereedschap uit te
voeren.
28. Als uw werkplaats bijzonder heet en vochtig is,
of erg verontreinigd door elektrisch geleidend
stof, gebruikt u een kortsluitstroomonderbreker
(30 mA) in het belang van uw veiligheid.
29. Zorg ook altijd dat u stevig op een solide bodem
staat. Let bij het werken op hoge plaatsen op dat
er zich niemand recht onder u bevindt.
BEWAAR DEZE VOORSCHRIFTEN.
WAARSCHUWING:
Laat u NIET misleiden door een vals gevoel van
comfort en bekendheid met het gereedschap (na
veelvuldig gebruik) en neem alle
veiligheidsvoorschriften van het betreffende
gereedschap altijd strikt in acht. VERKEERD
GEBRUIK of het niet naleven van de
veiligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing
kan leiden tot ernstige verwondingen.
BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIES
WAARSCHUWING:
• Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld en
de stekker uit het stopcontact is verwijderd
alvorens de functies op het gereedschap te
controleren of af te stellen. Als u nalaat het
gereedschap uit te schakelen en de stekker los te
trekken, kan dat leiden tot ernstig persoonlijk letsel als
het gereedschap per ongeluk wordt gestart.
Schakelaarwerking (Fig. 1)
LET OP:
• Controleer altijd eerst of het gereedschap is
uitgeschakeld, voordat u de stekker in het stopcontact
steekt.
Om het gereedschap te starten, schuift u de
stroomschakelaar in de “I (ON)” stand.
Om het gereedschap te stoppen, schuift u de
stroomschakelaar in de “O (OFF)” stand.
Instellen van het draaislagtempo (Fig. 2)
Het draaislagtempo is instelbaar. Om het draaislagtempo
in te stellen, draait u de instelknop in een stand van 1 tot
5. Hoe hoger de cijferwaarde, des te hoger het
draaislagtempo. Stel de instelknop in op een cijferwaarde
die geschikt is voor uw werkstuk.
OPMERKING:
• De instelknop kan niet direct worden teruggedraaid van
1 naar 5 of doorgedraaid van 5 naar 1. Als u de
instelknop forceert, wordt het gereedschap
beschadigd. Wanneer u de stand van de instelknop
verandert, draait u deze door alle tussenliggende
nummers heen.
Constante snelheidsregeling
Elektronische snelheidsregeling voor het aanhouden van
een constante snelheid. U kunt een goede afwerking
verkrijgen omdat het draaislagtempo ook onder belaste
omstandigheden constant wordt gehouden.