24
Veiligheidsvoorschriften
2. Voor het maaien:
• Nooit maaien zonder stevig schoeisel en lange kledij. Nooit op blote voeten of met open schoenen maaien.
• Meegeleverde botsbescherming resp. vangvoorziening aanbrengen. Op juiste bevestiging letten. Het is verboden om het apparaat zonder of met
beschadigde beschermingsvoorzieningen te gebruiken.
• Het terrein waarop de maaier gebruikt gaat worden moet worden gecontroleerd en alle voorwerpen die door de maaier kunnen worden
meegenomen of weggeslingerd moeten worden verwijderd.
• De maaier moet worden gecontroleerd op beschadiging van bevestigingsonderdelen, beschadiging of sterke slijtage
• Ingeval van vervanging inbouwaanwijzingen in acht nemen
• De grasopvangvoorziening regelmatig op slijtage of op werking controleren.
• Apparaten met 4-taktmotor moeten voor de eerste ingebruikname van motorolie worden voorzien (zie „Olie bijvullen“).
• Voor ieder begin van de maaiwerkzaamheden oliepeil controleren.
• WAARSCHUWING – Benzine is licht ontvlambaar!
• De brandstof in daarvoor bedoelde reservoirs bewaren.
• Alleen in de open lucht tanken.
• Niet roken, geen open vuur.
• Voor het starten van de motor brandstof (NORMALE BENZINE) bijvullen.
• Tank altijd goed afsluiten.
• Als de motor draait of bij een motor op bedrijfstemperatuur mag niet worden bijgetankt of mag het tankdeksel niet worden geopend.
• Als er sprake is van lekkage van benzine mag niet geprobeerd worden de motor te starten. In plaats daarvan moet de maaier worden verwijderd
van de plaats waar zich de benzine bevindt. De motor mag niet worden gestart als de benzine nog niet vervluchtigd is.
• Defecte geluiddempers vervangen.
• Voor gebruik moet altijd visueel gecontroleerd worden of de snijgereedschappen, bevestigingsbouten en de totale snijeenheid versleten of
beschadigd zijn. Ter voorkoming van onbalans mogen versleten
• Uit veiligheidsoogpunt moet een beschadigde tankafsluiting worden vervangen.
• Aansluitingen van benzineleidingen, luchtfilters, etc. op juiste bevestiging controleren.
3. Bij het starten:
• Motor alleen inschakelen als uw handen en voeten zich op een veilige afstand van de snijgereedschappen bevinden.
• Snijgereedschap en aandrijving uitschakelen voordat u de motor start.
• Bij het starten van de motor mag de grasmaaier niet getuimeld worden. Dit geldt niet als de grasmaaier bij de werkzaamheid moet worden opgetild.
In dit geval moet de maaier zover worden getuimeld als noodzakelijk is en moet alleen de door de gebruiker gebruikte kant worden opgetild.
• De verbrandingsmotor niet in een afgesloten ruimte laten draaien, omdat er gevaarlijke koolmonoxide kan ophopen.
• Motor op een egaal oppervlak starten, niet in hoog gras.
• Motor niet starten als u voor het uitwerpkanaal staat.
4. Tijdens het maaien – voor uw veiligheid:
• Pas op! Snijgereedschap kan na uitschakeling nog blijven bewegen!
• Het draaiende snijgereedschap niet aanraken!
• De door de draagarmen bepaalde veiligheidsafstand moet in acht worden genomen!
• Motor alleen inschakelen als uw voeten op een veilige afstand ten opzichte van de snijgereedschappen staan.
• Op een veilige stand letten, vooral op hellingen. Nooit rennen, rustig lopen.
•
Als uw maaier van wielen is voorzien, moet de machine altijd dwars ten opzichte van de helling staan en mag nooit recht vooruit of achteruit worden gereden.
• Op hellingen moet bijzonder voorzichtig te werk worden gegaan als van rijrichting wordt veranderd.
• Niet maaien op erg steile hellingen.
• Ga erg voorzichtig te werk als u de maaier keert en naar u toetrekt.
Maaier uitschakelen ingeval van tuimelen, leegrijden of transporteren, bijv. van/naar het gazon of over wegen.
• De grasmaaier noot met beschadigde veiligheidsvoorzieningen of roosters of zonder aangebrachte veiligheidsvoorzieningen gebruiken, bijv.
botsplaten en/of grasopvangvoorzieningen.
• De afstelling van de regelaar van de motor niet veranderen of doldraaien.
• Handen en voeten nooit in de buurt van roterende onderdelen houden. Nooit voor de uitwerpopening gaan staan.
• Als de grasmaaier niet op gazonnen wordt bewogen, moet het snijgereedschap worden uitgezet.
• Voordat de maaier wordt opgetild of weggedragen, moet de motor worden uitgeschakeld en moet worden gewacht totdat de snijgereedschappen
tot stilstand zijn gekomen.
• Snijhoogte alleen bij uitgeschakelde motor of stilstaand snijgereedschap afstellen.
• Beschermingsklep nooit openen als de motor nog draait.
• Voordat de grasopvangvoorziening wordt verwijderd, moet de motor worden uitgezet en moeten de messen stilstaan.
• Na het leegmaken grasopvangvoorziening weer zorgvuldig bevestigen.
• Nooit met een draaiende motor over grind rijden – steenslag!
• Indien mogelijk nooit nat gras maaien
• Apparaat uitschakelen, bougiestekker verwijderen en wachten totdat het apparaat stilstaat, als bijv.:
- een geblokkeerd apparaat wordt gedeblokkeerd of als een verstopping in het uitwerpkanaal wordt verwijderd.
- de maaier wordt gecontroleerd of gereinigd
-
u een vreemd voorwerp heeft aangetroffen moet eerst worden gecontroleerd of maaier en snijgereedschap beschadigd zijn. Vervolgens de beschadiging
verhelpen.
- de maaier door onbalans sterke vibraties vertoont (in dit geval gelijk uitschakelen en oorzaak opzoeken).
• Pas op, gevaar bij ondeskundig gebruik van grasopvangvoorziening
• Als de maaier een zelfrijvoorziening heeft, moet deze voorziening worden uitgeschakeld voordat de motor wordt ingeschakeld. Motor of uitlaat niet
tijdens of net na gebruik van de maaier aanraken.
• Hete onderdelen kunnen tot verbrandingen leiden of schrikbewegingen veroorzaken die letsel tot gevolg kunnen hebben.
• De motor moet worden uitgezet: – als de maaier wordt weggezet., – voordat wordt getankt.
5. Na het maaien:
• Tijdens het nadraaien van de motor moet de gasklep worden afgesloten. Indien de motor is voorzien van een benzine-afsluitkraan, moet deze
kraan na het maaien worden afgesloten.
• Maaier niet meteen na het uitschakelen in een afgesloten ruimte zetten, maar eerst in de open lucht laten afkoelen.
• Maaier nooit in een ruimte wegzetten waar hij met open vuur of vonken in aanraking zou kunnen komen.
• Voordat het apparaat wordt weggezet bougiestekker en – indien aanwezig – contactsleutel verwijderen.
• Apparaat voor transport optillen:
nooit met draaiende motor, met motor op bedrijfstemperatuur of met nog aanwezige bougiestekker.
• Attentie, veiligheidshalve QuickStart deactiveren (startveer ontspannen)
• Tijdens het in elkaar klappen startkabel uithaken en erop letten, dat de bowdenkabels niet buigen.
• Motorolie altijd bij een lege, afgesloten tank en warme motor uitvoeren.
6. Onderhoud
• QuickStart deactiveren (startveer ontspannen).
• Alle zichtbare bevestigingsbouten en moeren, vooral die van de messenbalk, moeten regelmatig op juiste bevestiging worden gecontroleerd en
worden aangehaald.
• Er mogen alleen onderhouds- en reinigingswerkzaamheden aan de maaier worden uitgevoerd en de beschermingsvoorziening mag alleen worden
verwijderd als de motor stilstaat en de bougiestekker is verwijderd.
• Er moet worden gecontroleerd of alle moeren, pennen en bouten stevig vastzitten en het apparaat veilig gebruikt kan worden.
• Om brand te voorkomen mogen er zich geen gras, bladeren of olie in of in de buurt van de motor, uitlaat, accuhouder en de brandstoftank
bevinden.
• Als het apparaat bij onderhoudswerkzaamheden moet worden getuimeld, moet de brandstof eerst uit de tank worden verwijderd.