10
d) Draai de armontgrendeling naar U.
e) De arm zal zich nu verplaatsen naar de geheven stand.
f) Laat los.
C DE SCHAAL
2 Breng de arm omhoog voordat u de schaal bevestigt of verwijdert.
3 Bevestig de schaal op de toepassing en draai deze met de klok mee.
4 Draai tegen de klok in om deze vrij te geven.
5 De inhoud van de schaal zal stijgen bij het starten van de motor – des te hoger de snelheid
van de motor, des te meer de inhoud zal stijgen.
6 Probeer de schaal niet verder te vullen dan half vol (in het bijzonder bij het gebruik van de
garde).
, Gebruik alleen de meegeleverde schaal.
C DE BEVESTIGINGSDELEN
7 Bevestig en verwijder bevestigingsdelen wanneer het apparaat uitstaat en is uitgeschakeld
en de arm omhoog staat.
8 Pas de sleuf aan de bovenkant van het bevestigingsdeel op het uitsteeksel van de aandrijfas,
duw het bevestigingsdeel op de aandrijfas en draai deze tegen de klok in.
9 Om een bevestigingsdeel te verwijderen, moet u deze richting de aandrijfas duwen, met de
klok mee draaien en deze vervolgens van de aandrijfas af trekken.
C BRENG DE ARM OMLAAG
a) Controleer of het apparaat uitstaat (0).
b) Houd de onderkant van het apparaat vast.
c) Draai de arm ontgrendeling naar U.
d) Duw de arm omlaag.
e) Laat de armontgrendeling gaan.
f) Laat los.
C HET SPATSCHERM
10 Het spatscherm past op de bovenkant van de schaal.
11 De trechter geeft u de mogelijkheid om ingrediënten toe te voegen zonder het spatscherm
te verwijderen.
12 Met de schaal in de juiste positie en de arm omlaag:
a) Schuif het spatscherm tussen de arm en de schaal.
b) Draai het spatscherm richting uzelf zodat u gemakkelijk ingrediënten kunt toevoegen.
c) Breng de lipjes aan de zijkanten van de trechter op een lijn met de groeven in het open
gedeelte van het spatscherm
d) Schuif de trechter omlaag om het open gedeelte van het spatscherm te bedekken.
13 Om het spatscherm te verwijderen:
e) Verwijder de trechter.
f) Breng het spatscherm een klein beetje omhoog, los van de rand van de schaal.
g) Haal het tussen de schaal en arm vandaan.
C INSCHAKELEN
14 Plaats de motoreenheid op een droge, stevige, vlakke ondergrond, in de buurt van een
stopcontact.
15 Controleer dat de snelheidsregelaar op 0 staat.
16 Steek de stekker in het stopcontact.
C SNELHEIDSREGELAAR
17 Zet de snelheidsregelaar op de gewenste snelheid (1 = laag, 8 = hoog).
18 Draai de snelheidsregelaar terug naar 0 om de motor uit te schakelen.