Documenttranscriptie
CLX-9252 9352 Series
SCX-8230 8240 Series
Multifunctionele kleurenprinter
Gebruikershandleiding
imagine the possibilities
Bedankt voor uw aankoop van een
Samsung-product.
Inhoud
COPYRIGHT
10
INLEIDING
15
AFDRUKMATERIAAL EN LADE
34
11
13
Informatie over deze gebruikershandleiding
De functies van uw nieuw product
15
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
27
27
27
28
28
28
29
29
31
31
31
31
32
33
33
Apparaatoverzicht
Voorkant 1
Voorkant 2
Achterkant
Binnenkant (CLX-9252 9352-serie)
Binnenkant (SCX-8230 8240-serie)
Afbeelding met standaard afwerkeenheid (optioneel)
Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 1 (optioneel)
Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 2 (optioneel)
Afbeelding met kastonderstel en hogecapaciteitsinvoer (optioneel)
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de status-LED
Het apparaat aanzetten
Zet het apparaat uit
Een printerkabel aansluiten
Een netwerkkabel gebruiken
De hoek van het bedieningspaneel aanpassen
Het weergavescherm en handige knoppen
Weergavescherm
Teller-knop
Knop Eco
Knop Job Status
Knop Help
Interrupt knop
Knop Power Saver
Informatie over het pop-uptoetsenbord
De handmatige nietmachine gebruiken
De pennen- en papierclipshouder gebruiken
De animatie over probleemoplossing bekijken
34
34
35
35
35
36
36
39
40
42
43
43
44
44
45
45
45
45
45
46
Originelen plaatsen
Op de glasplaat van de scanner
In de dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI)
Afdrukmateriaal selecteren
Richtlijnen om afdrukmateriaal te kiezen
Papier in de lade plaatsen
Standaardlade/optionele dubbele cassette-invoer
Optionele hogecapaciteitsinvoer
Multifunctionele lade
Automatische detectie van formaten van afdrukmateriaal
Afdrukken op speciale afdrukmedia
Enveloppen
Transparanten
Etiketten
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Briefhoofd/voorgedrukt papier
Glanzend
Instellingen voor lade
Het papierformaat instellen
Het papiertype instellen
Inhoud_ 2
Inhoud
KOPIËREN
48
46
46
46
47
47
Automatische ladekeuze
Automatisch doorgaan
Papier vervangen
Ladeprioriteitsinstelling
Het instellen van het ladebevestigingsbericht
48
48
48
49
50
51
52
52
52
53
53
Informatie over het scherm Kopiëren
Het tabblad Basis
Het tabblad Geavanceerd
Het tabblad Afbeelding
Normaal kopiëren
Verschillende formaten van originelen kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De papierinvoerlade selecteren
Kopieën vergroten of verkleinen
Meerdere zijden kopiëren
De kleurmodus selecteren
(alleen CLX-9252 9352 Series)
De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen
De tonersterkte wijzigen
Proefkopiëren
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
Het formaat van de originelen selecteren
De richting van originelen selecteren
Identiteitskaart kopiëren
Meerdere pagina's per vel kopiëren (X-op-1)
Beeld herhalen
Afbeelding verschuiven bij kopiëren
Boekje kopiëren
Boek kopiëren
Voorblad kopiëren
Transparanten kopiëren
Watermerk
Overlay
Stempel
Poster kopiëren
De dubbelzijdige scansnelheid selecteren
De taakvoltooiingsmelding instellen
Taak samenstellen
Het type origineel selecteren
Randen wissen
De scherpte wijzigen
Het contrast wijzigen
In spiegelbeeld kopiëren
De achtergrond aanpassen
Afbeeldingen op de achterzijde wissen
Het kopiëren in een negatief beeld
Een programma-instelling gebruiken
Programma's opslaan
Programma's gebruiken
Programma's beheren
Vorige instellingen gebruiken
Documenten opslaan
Het menu Snel kopiëren gebruiken
54
58
58
59
59
59
60
61
64
64
65
66
67
67
68
68
69
70
70
70
71
71
72
72
72
73
73
73
74
74
74
74
75
75
75
76
Inhoud_ 3
Inhoud
BEZIG MET SCANNEN
77
77
77
78
78
79
80
80
81
81
81
82
83
84
85
86
86
87
88
88
88
88
89
89
89
90
90
91
91
92
92
93
93
93
93
94
94
94
94
95
95
95
96
96
96
96
96
97
97
97
98
98
98
Standaard Scanmethode
Informatie over scanmethodes
Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)
Informatie over het scherm Scannen naar e-mail
Een ingescand origineel naar verschillende bestemmingen verzenden
als e-mailbijlage
E-mailadressen invoeren
Het laatste e-mailadres opnieuw verzenden
Een e-mailbevestigingsrapport afdrukken
Originelen scannen en verzenden via SMB/WEBDAV/FTP (scannen
naar server)
Informatie over het scherm Scannen naar server
Scannen en verzenden naar een SMB-/WEBDAV-/FTP-server
Serveradressen invoeren
Het laatste serveradres opnieuw verzenden
Een voorbeeld van de veiligheidsconfiguratie voor anonieme gebruiker
op de SMB-server.
Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat
(scannen naar USB)
Informatie over het scherm Scannen naar USB
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Opgeslagen documenten toevoegen
Een opgeslagen document verzenden
Te scannen voorbeeldafbeelding
De knop Voorbeeld gebruiken
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
Dubbelzijdig scannen van originelen
De resolutie wijzigen
Het formaat van de originelen selecteren
De richting van originelen selecteren
Het verzenden van een gescande afbeelding uitstellen
Boek scannen
Taak samenstellen
De taakvoltooiingsmelding instellen
Het type origineel selecteren
De kleurmodus selecteren
Tonersterkte wijzigen
Scherpte aanpassen
Contrast aanpassen
De achtergrond aanpassen
Afbeeldingen op de achterzijde wissen
Scan naar rand
Kwaliteit
Voorinstelling scan
Bestandsind.
Bestandsnaam
Bestandsbelei
Map maken
Een programma-instelling gebruiken
Programma’s opslaan
Programma’s gebruiken
Programma’s beheren
Vorige instellingen gebruiken
Documenten opslaan
Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc
scannen)
Voor een apparaat dat met een netwerk is verbonden
Inhoud_ 4
Inhoud
99
99
100
100
100
101
101
102
102
Samsung Scan- en faxbeheer 2 gebruiken
Scan Assistant
Scannen met TWAIN-compatibele software
Scannen in Macintosh
Scannen via netwerk
Scannen in Linux
Scannen
Instellingen voor taaktypen toevoegen
Image Manager gebruiken
FAXEN (OPTIONEEL) 103 Voorbereiden om te faxen
103
103
103
104
104
105
105
105
106
106
106
106
107
107
107
107
108
108
108
109
109
109
109
109
109
110
110
110
111
111
111
111
112
112
113
113
113
113
114
114
114
115
115
116
116
116
116
Faxen vanaf uw computer
Een fax verzenden (Windows)
Een lijst met verzonden faxberichten controleren (Windows)
Een fax verzenden (Macintosh)
Uitleg over het faxscherm
Het tabblad Basis
Het tabblad Geavanceerd
Het tabblad Afbeelding
Een fax verzenden
Instellen van faxhoofd
Een fax verzenden
Het verzenden van een fax met behulp van snelkiesnummers
Een fax handmatig verzenden middels Op de haak
Handmatig een fax verzenden via een intern telefoontoestel
Automatisch opnieuw verzenden
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Een faxverzending uitstellen
Verzenden van fax met voorrang
Een fax ontvangen
Ontvangstmodus wijzigen
Handmatig ontvangen in telefoonmodus
Automatisch ontvangen in Antwoordapparaat/Faxmodus
Een fax handmatig ontvangen gebruiken van een intern telefoontoestel
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Een ontvangen faxbericht-uitvoerlade selecteren
Afdrukken ontvangend faxen op beide zijden van het papier
Faxen ontvangen in het geheugen
De documentinstellingen aanpassen
Het formaat van de originelen selecteren
Faxen van beide zijden van originelen
De richting van originelen selecteren
De resolutie wijzigen
Het type origineel selecteren
De kleurmodus selecteren
De tonersterkte wijzigen
De achtergrond aanpassen
Afbeeldingen op de achterzijde wissen
Een fax doorsturen naar een ander nummer
Informatie over de Inst. fax doorsturen opties
Het instellen van de faxdoorstuurinstelling
Het instellen van junkfaxnummers
Een rapport faxrapport
Een programma-instelling gebruiken
Programma's opslaan
Programma's gebruiken
Programma's beheren
Inhoud_ 5
Inhoud
117
Vorige instellingen gebruiken
117 Documenten opslaan
EEN ADRESBOEK MAKEN 119 Een adresboek maken via het bedieningspaneel
119
119
Individuele adressen opslaan (Fax, E-mail)
119
Individuele adressen opslaan (SMB, FTP, WebDAV)
120
Individuele adressen bewerken
120
Groepsadressen opslaan
121
Groepsadressen bewerken
121
Een item in het adresboek zoeken
122
Een item in het adresboek verwijderen
122
Een item in het adresboek controleren
122 Een adresboek instellen met behulp van SyncThru™ Web Service
122
Opslaan op uw computer
BEZIG MET AFDRUKKEN 127 Systeemvereisten
127
127
127
127
128
128
128
128
128
128
129
129
129
130
130
131
132
133
134
135
136
137
137
137
137
139
139
139
140
140
141
141
141
142
143
143
143
143
144
144
144
Windows
Macintosh
Linux
UNIX
Introductie van handige softwareprogramma’s
Samsung Anyweb Print
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
PCL-printerstuurprogramma
XPS-printerstuurprogramma
PostScript-printerstuurprogramma
Eenvoudige afdruktaken
Een afdruktaak annuleren
Voorkeursinstellingen openen
Afdrukmodus
Het tabblad Basis
Het tabblad Papier
Het tabblad Grafisch
Het tabblad Afwerking
Het tabblad Geavanceerd
Het tabblad Eco
Het tabblad Samsung
Voorkeursinstellingen gebruiken
Help gebruiken
Apparaatopties instellen
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Bezig met afdrukken meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier
Posters afdrukken
Boekjes afdrukken
Afdrukken op beide zijden van het papier
De grootte van uw document wijzigen in percentages
Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen
Watermerken gebruiken
Overlay gebruiken
Banner afdrukken
Direct Printing Utility gebruiken
Wat is Direct Printing Utility?
Afdrukken
Via het contextmenu
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
Uw apparaat instellen als standaardprinter
Inhoud_ 6
Inhoud
144
145
145
145
145
148
148
149
149
149
149
150
150
150
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Afdrukken in Macintosh
Een document afdrukken
Optionele apparaten of accessoires activeren
Printerinstellingen wijzigen
Bezig met afdrukken meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier
Dubbelzijdig afdrukken
Afdrukken in Linux
Afdrukken vanuit een toepassing
Bestanden afdrukken
Printereigenschappen configureren
Afdrukken in UNIX
Doorgaan met de afdruktaak
Printerinstellingen wijzigen
EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN 152 Informatie over het USB-scherm
152
152 Over een USB-geheugenapparaat
153 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
154 Het USB-geheugen beheren
154
Een afbeeldingsbestand verwijderen
154
Een USB-geheugenapparaat formatteren
154
De USB-geheugencapaciteit weergeven
DOCUMENTENVAK 155 Informatie over het scherm Documentenvak
155
156
156
156
157
157
158
158
158
159
159
160
160
160
161
163
164
164
165
165
Het vak instellen
Nieuw vak
Vak bewerken
Vak verwijderen
Documenten opslaan
Gedetailleerde informatie over het scherm Documentenvak
De documentenvakfuncties gebruiken
Het taaktype selecteren
Vooraf bekijken van opgeslagen gegevens
Gescande gegevens toevoegen
Gedetailleerde informatie weergeven
Opgeslagen bestand bewerken
Opgeslagen bestand wissen
Opgeslagen bestand verzenden
Opgeslagen bestand afdrukken
Informatie van opgeslagen bestanden afdrukken
Opgeslagen bestanden combineren
Het vak met SyncThru™ Web Service gebruiken
Instelling vak
BEHEERPROGRAMMA'S 169 Easy Capture Manager
169
169
169
169
169
170
171
171
171
171
172
Samsung AnyWeb Print
Easy Eco Driver
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
Informatie over Samsung Easy Printer Manager
Overzicht interface instellingen voor gevorderde gebruikers
Samsung-printerstatus gebruiken
Overzicht Samsung-printerstatus
Werken met Samsung Easy Document Creator
Samsung Easy Document Creator begrijpen
Functies gebruiken
Inhoud_ 7
Inhoud
173
Plug-ins
173 Unified Driver Configurator in Linux gebruiken
173
De Unified Driver Configurator openen
174
Printers configuration
175
Scanners configuration
175
Ports configuration
PROBLEMEN OPLOSSEN 176 Toner herverdelen
176
177 De tonercassette vervangen
179 Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick en laders van
beeldeenheden
182 De beeldeenheid vervangen
186 De cassette voor gebruikte toner vervangen
187 Vastgelopen originelen verwijderen
187
Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner
188
Het origineel is in de scanner vastgelopen
190
Origineel vastgelopen tijdens het omkeren van het papier in de scanner
191
Er is een origineel vastgelopen vóór het dubbelzijdige pad van de
scanner
192
Het origineel is vastgelopen in het uitvoergebied van de scanner
194
Het origineel is vastgelopen in het dubbelzijdige uitvoergebied van de
scanner
196 Tips om papierstoringen te voorkomen
196 Papierstoringen verhelpen
196
Papierstoring in lade 1
197
Papierstoring in lade 2
198
Papierstoring in lade 3
199
Papierstoring in lade 4
200
Vastgelopen papier in optionele hogecapaciteitsinvoer
201
Vastgelopen papier in multifunctionele lade
202
Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 1)
202
Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 2)
203
Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 3)
203
Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 4)
204
Vastgelopen papier in het apparaat
(detectie van vastgelopen papier)
204
Vastgelopen papier in het apparaat
(vastgelopen papier bij fixeeruitvoer)
205
Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig
retour)
205
Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 1)
206
Papierstoring in het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdig 2)
206
Papierstoring onderaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdige
registratie)
207
Papierstoring in het uitvoergebied
(storing uitvoer voorkant omlaag)
208
Papierstoring in het uitvoergebied
(storing uitvoer voorkant omhoog)
208
Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de
bovenste lade
209
Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen
naar de bovenste lade
209
Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de
hoofdlade
210
Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen
naar de hoofdlade
211
Papierstoring in de afwerkeenheidbrug
Inhoud_ 8
Inhoud
212
214
214
215
217
219
220
228
228
228
229
230
232
235
235
236
236
237
237
238
239
Papierstoring in de invoer van de afwerkeenheid
Papierstoring bij perforeerder of afwerkeenheid
Papierstoring in de invoer van de boekjes-maker (uitsluitend bij de
boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen)
Papierstoring in de boekjes-maker (uitlsuitend bij de boekjesafwerkeenheid voor 3 250 vellen)
Papierstoring vóór de boekjesvouwer (uitsluitend bij de boekjesafwerkeenheid voor 3 250 vellen)
Papierstoring na de boekjesvouwer (uitsluitend bij de 3 250 vellen
boekjes-afwerkeenheid)
Weergegevenberichten op het display begrijpen
Andere problemen oplossen
Problemen met de voeding en het netsnoer
Beeldschermprobleem
Problemen met papierinvoer
Afdrukproblemen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Problemen met kopiëren
Problemen met scannen
Probleem met Scan- en faxbeheer 2
Faxproblemen (optioneel)
Algemene PostScript-problemen
Algemene problemen onder Windows
Algemene Linux-problemen
Algemene Macintosh-problemen
SPECIFICATIES 240 Hardwarespecificaties
240
240 Milieuspecificaties
241 Electrische specificaties
242 Specificaties van de afdrukmedia
CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE
245
VERKLARENDE WOORDENLIJST
248
INDEX
254
Inhoud_ 9
Copyright
© 2010 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze
gebruikershandleiding.
•
•
•
•
•
•
•
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc.
Dit product bevat software ontwikkeld door de University of California, Irvine, voor gebruik in het DAV Explorer project (http://www.ics.uci.edu/~webdav/).
ABBYY® FineReader® Engine for Embedded OS © 2009 ABBYY. ABBYY FineReader – the keenest eye in OCR. ABBYY, FINEREADER en ABBYY
FineReader zijn gedeponeerde handelsmerken van ABBYY Software Ltd.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties.
Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
ALS U DIT APPARAAT GEBRUIKT VOOR HET MAKEN VAN VALS GELD EN HET VALS GELD GEBRUIKT, ZULT U STRAFRECHTELIJK IN DE VOLLEDIGE
STREKKING VAN DE WET WORDEN VERVOLGD.
REV. 1.00
Copyright_ 10
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat informatie voor een basisbegrip van het apparaat en biedt tevens gedetailleerde
informatie over de verschillende procedures die doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat. Belangrijk
voor zowel beginnende als professionele gebruikers. Alle gebruikers kunnen voor de installatie en het gebruik van het
apparaat deze handleiding raadplegen.
•
•
•
•
•
•
•
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat (zie "Problemen oplossen" op pagina 176).
De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst (zie "Verklarende woordenlijst" op
pagina 248).
Gebruik de Index om informatie te vinden.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding kunnen, afhankelijk van de opties of het model, van uw apparaat afwijken.
De afbeelding op het beeldscherm in deze gebruikershandleiding kan, afhankelijk van de opties of het model, van uw apparaat afwijken.
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op het besturingssysteem Windows XP.
Afspraken
Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn verwisselbaar:
• document is synoniem met origineel,
• papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal,
• apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze handleiding worden gebruikt.
Conventie
Beschrijving
Voorbeeld
Vet
Wordt gebruikt voor teksten op het display of namen van knoppen op het
apparaat.
Opmerking
Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of
voorziening van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast
Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke
mechanische schade.
Raak de groene onderkant van de
tonercassette niet aan.
Voetnoot
Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin.
a. pagina’s per minuut
("Kruisverwijzing")
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende gedetailleerde
informatie.
(zie "Meer informatie vinden" op pagina 12).
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 11
Start
Meer informatie vinden
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dat kunnen papieren of elektronische documenten zijn.
Materiaalbenaming
Beschrijving
Installatiehandleiding
Deze handleiding geeft informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies uit de handleiding volgen om het
apparaat gebruiksklaar te maken.
Naslaggids
Deze handleiding bevat werkprocedures en beschrijvingen van de meest gebruikte functies, waardoor u het apparaat direct kunt
gebruiken.
Online
gebruikershandleiding
Deze gids biedt stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten en informatie over het onderhoud
van uw apparaat, de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Help bij het
printerstuurprogramma
Deze hulpgids biedt ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies voor de instelling van de afdrukopties
(raadpleeg de gebruikershandleiding).
Samsung-website
Als u een internetverbinding heeft dan kunt u voor hulp, ondersteuning, apparaatstuurprogramma’s, handleidingen en
bestelinformatie terecht op de Samsung-website. (www.samsung.com/printer)
Te downloaden
software
U kunt handige software downloaden van de Samsung-website.
•
•
•
SyncThru™ Web Admin Service: handig voor netwerkbeheerders die meerdere apparaten tegelijk moeten beheren. Deze
software is enkel bedoeld voor netwerkprinters. (http://solution.samsungprinter.com)
Samsung AnyWeb Print: helpt gebruikers om op een eenvoudige manier schermafbeeldingen van de website te maken in
Windows Internet Explorer. (http://solution.samsungprinter.com/personal/anywebprint)
XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om XPS-bestanden af te drukken. Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen
geïnstalleerd worden op Windows Vista OS of een recentere versie. (www.samsung.com/printer)
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 12
De functies van uw nieuw product
Uw nieuw apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van uw afgedrukte documenten verbeteren.
Speciale functies
Afdrukken met hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
•
•
•
•
•
•
U kunt afdrukken met een resolutie tot 9 600 x 600 dpi
effectieve uitvoer. (600 x 600 x 4 dpi).
CLX-9352 Series drukt op papier van A4- of Letter-formaat
af tot 35 ppm. CLX-9252 Series drukt op papier van A4- of
Letter-formaat af tot 25 ppm.
CLX-9352 Series drukt op papier van A3-formaat af tot
17 ppm. CLX-9252 Series drukt op papier van A3-formaat af
tot 12 ppm.
SCX-8240 Series drukt af op papier van A4- of
Letter-formaat tot 40 ppm. SCX-8230 Series drukt af op
papier van A4- of Letter-formaat tot 30 ppm.
SCX-8240 Series drukt af op papier van A3-formaat tot
20 ppm. SCX-8230 Series drukt af op papier van A3-formaat
tot 15 ppm.
•
* Zoran IPS Emulation is compatibel met PostScript
3: © Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten
voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage
zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
136 PS3-lettertypen: bevat UFST en MicroType van
Monotype Imaging Inc.
Afdrukken in verschillende besturingssystemen
Verschillende soorten afdrukmateriaal gebruiken
•
•
•
•
•
•
De multifunctionele lade is geschikt voor verschillende
afdrukmaterialen (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 242).
De multifunctionele lade kan tot 100 vellen gewoon papier
bevatten.
In de standaard lade voor 1 040 vellen en de dubbele
cassette-invoer voor 1 040 vellen kan normaal papier van
diverse afmetingen worden geplaatst.
De optionele hogecapaciteitslade van 2 000 vellen is
geschikt voor diverse soorten papier van A4- en
Letter-formaat (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 242).
Uw apparaat heeft een extra geheugenslot om het geheugen
uit te breiden (zie Verbruiksartikelen en accessoires).
Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3
(PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
U kunt afdrukken in verschillende besturingssystemen, zoals
Windows, Linux en Macintosh.
Uw apparaat is uitgerust met een netwerkinterface.
Originelen in diverse formaten kopiëren
•
•
•
Uw apparaat kan meerdere beeldkopieën van originele
documenten op een enkele pagina afdrukken (zie "Meerdere
pagina's per vel kopiëren (X-op-1)" op pagina 61).
Er zijn speciale functies om catalogus- of
krantenachtergrondafbeeldingen te wissen (zie "De
achtergrond aanpassen" op pagina 73).
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
Professionele documenten creëren
Originelen scannen en direct verzenden
•
•
•
•
Posters afdrukken. De teksten en afbeeldingen op elke
pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over
verschillende vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster (zie "Posters afdrukken" op pagina 139).
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten aanpassen
met woorden zoals "Vertrouwelijk" (zie "Watermerken
gebruiken" op pagina 141).
U kunt gebruikmaken van voorgedrukte formulieren en
normaal papier met briefhoofd (zie "Overlay gebruiken" op
pagina 142).
•
•
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een fax (optioneel)
•
•
Tijd en geld besparen
•
•
U kunt papier besparen door meerdere pagina’s op één vel
papier af te drukken (zie "Bezig met afdrukken meerdere
pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina 139).
Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier
afdrukken (dubbelzijdig afdrukken) (zie "Afdrukken op beide
zijden van het papier" op pagina 140).
U kunt in kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-bestanden gebruiken.
U kunt bestanden snel scannen en via netwerkscan naar
verschillende bestemmingen verzenden (zie "Bezig met
scannen" op pagina 77).
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden
en tevens de fax naar meerdere opgeslagen bestemmingen
verzenden.
Na het verzenden kunnen faxrapporten worden afgedrukt op
basis van uw instellingen.
Gebruik van USB-flashgeheugenapparaat
U kunt een USB-geheugenapparaat op verschillende manieren
met uw apparaat gebruiken.
• U kunt bijvoorbeeld documenten scannen en in het
apparaat opslaan.
• U kunt gegevens die op het apparaat zijn opgeslagen
rechtstreeks afdrukken (zie "Afdrukken vanaf een
USB-geheugenapparaat" op pagina 153).
De functies van uw nieuw product_ 13
Functies per model
Het apparaat voorziet alles wat u nodig hebt voor de verwerking van uw documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor
uw bedrijf. Afhankelijk van het model of het land is het mogelijk dat sommige functies en optionele onderdelen niet beschikbaar zijn.
De functies per model zijn onder andere:
FUNCTIES
SCX-8230 Series
SCX-8240 Series
CLX-9252 Series
CLX-9352 Series
USB-geheugeninterface
●
●
●
●
Dubbelzijdige automatische documentinvoer
●
●
●
●
Harde schijf
●
●
●
●
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad
LAN
●
●
●
●
Dubbelzijdig afdrukken
●
●
●
●
Rechtse uitvoerlade
o
o
o
●
Standaard afwerkeenheid voor 1 250 vellen
o
o
o
o
Boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen
o
o
o
o
Bridge-kit
o
o
o
o
2/3-perforatiegatenkit
o
o
o
o
2/4-perforatiegatenkit
o
o
o
o
Kastonderstel
o
o
o
o
Dubbele cassette-invoer
o
o
o
o
Hogecapaciteitsinvoer
o
o
o
o
Werktafel
o
o
o
o
Faxkit
o
o
o
o
Fax Multiline-kit
o
o
o
o
FDI-kit
o
o
o
o
Uitbreidingsgeheugenmodule 1G
o
o
o
o
SmarThru Workflow x
o
o
o
o
CounThru 2
o
o
o
o
Advanced Scan-kit
o
o
o
o
Scanner ontvochtigingsverwarming-kit
o
o
o
o
Cassette ontvochtigingsverwarming-kit
o
o
o
o
( ●: inclusief, o: optioneel)
De functies van uw nieuw product_ 14
Inleiding
1.
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Apparaatoverzicht
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de status-LED
Het apparaat aanzetten
Een printerkabel aansluiten
De hoek van het bedieningspaneel aanpassen
Het weergavescherm en handige knoppen
Informatie over het pop-uptoetsenbord
De handmatige nietmachine gebruiken
De pennen- en papierclipshouder gebruiken
De animatie over probleemoplossing bekijken
Apparaatoverzicht
Voorkant 1
1
Klep dubbelzijdige automatische documentinvoer
8
Optionele dubbele cassette-invoer (lade 3, lade 4)a
2
Breedtegeleiders dubbelzijdige automatische documentinvoer
9
Standaardlade (lade 1, lade 2)
3
Invoerlade dubbelzijdige automatische documentinvoer
10
Voorklep
4
Uitvoerlade dubbelzijdige automatische documentinvoer
11
Handgreep in de voorklep
5
Multifunctionele lade
12
Bedieningspaneel
6
Klep rechts onderaan standaardlade
13
Middenlade
7
Klep rechts onderaan optionele dubbele cassette-invoer
a. Optioneel apparaat.
Inleiding_ 15
Voorkant 2
1
Glasplaat van de scanner
5
Stroomschakelaar
2
Wit vel
6
Aansluiting netsnoer
3
Multifunctionele lade
7
USB-poort (2 EA)
4
Papierbreedtegeleider multifunctionele lade
Inleiding_ 16
Achterkant
1
Kabel optionele dubbele cassette-invoer
5
USB-poort host
2
Kabel dubbelzijdige automatische documentinvoer
6
Afwerkeenheidconnector
3
Scannervergrendelingsschroef
7
Netwerkpoort
4
USB-poort
Inleiding_ 17
Binnenkant (CLX-9252 9352-serie)
1
Cassette voor gebruikte toner
3
Beeldeenheden
2
Tonercassettes
4
Binnendeksel
Om de beeldeenheid te kunnen zien, moet u de cassette voor gebruikte toner verwijderen. Houd de linker/rechter vergrendelingshendels vast en duw ze naar
buiten. Verwijder vervolgens de cassette voor gebruikte toner.
Inleiding_ 18
Binnenkant (SCX-8230 8240-serie)
1
Cassette voor gebruikte toner
3
Beeldeenheid
2
Tonercassette
4
Vergrendelingshendel
Om de beeldeenheid te kunnen zien, moet u de cassette voor gebruikte toner verwijderen. Duw de vergrendelingshendel omhoog. Verwijder vervolgens de
cassette voor gebruikte toner.
Inleiding_ 19
Afbeelding met standaard afwerkeenheid (optioneel)
1
Voorklep standaard afwerkeenheid
6
Klep bovenaan
2
Handmatige nietmachine
7
Voorklephandgreep standaard afwerkeenheid
3
Handmatige nietknop
8
Brugeenheid
4
Afwerklade
9
Nieten
5
Bovenste lade
Inleiding_ 20
Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 1 (optioneel)
1
Boekjeslade
6
Bovenste lade
2
Afwerklade
7
Klep bovenaan
3
Voorklep boekjes-afwerkeenheid
8
Handgreep voorklep boekjes-afwerkeenheid
4
Handmatige nietmachine
9
Brugeenheid
5
Handmatige nietknop
Inleiding_ 21
Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 2 (optioneel)
1
Meswiel
5
Nieten
2
Hendel boekjes-maker
6
Boekjes-nieten (2 EA)
3
Vouwwiel
7
Boekjes-maker
4
Wiel voor verwijderen van papierstoring boekjes
Als u de boekjes-maker wilt openen, houd u de hendel van de boekjes-maker vast en trekt u deze uit.
Inleiding_ 22
Afbeelding met kastonderstel en hogecapaciteitsinvoer (optioneel)
1
Kastonderstel
2
Klep rechts onderaan hogecapaciteitsinvoer
3
Hogecapaciteitsinvoer
Inleiding_ 23
Overzicht van het bedieningspaneel
1
Weergavescherm
Toont de huidige apparaatstatus en geeft meldingen weer tijdens het gebruik. U kunt de menu’s eenvoudig instellen via het
weergavescherm.
2
Status-LED
Geeft de status van uw apparaat weer (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 25).
3
Taakstatus
Toont lopende taken, taken in wachtrij, voltooide taken, actuele foutcode of beveiligde taken.
4
Teller
Toont hoeveel papier er is verbruikt (zie "Teller-knop" op pagina 28).
5
Eco
Schakelt naar de ecomodus (zie "Knop Eco" op pagina 29).
6
Energiebesparing
Schakelt naar de energiebesparingsmodus (zie "Knop Power Saver" op pagina 31).
7
Numerieke toetsenblok
Om nummers te kiezen en alfanumerieke tekens in te voeren. U kunt ook de nummerwaarde voor documentenkopieën of
andere opties invoeren.
8
Opnieuw instellen
Stelt de huidige apparaatinstellingen opnieuw in.
9
Help
Geeft gedetailleerde informatie over de menu’s of status van dit apparaat.
10
Wissen
Hiermee verwijdert u tekens uit het bewerkingsgebied.
11
Afmelden
Hiermee kunnen gebruikers zich afmelden.
12
Onderbreken
Stopt een lopende taak voor een dringende kopieertaak.
13
Stop
Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken. Er verschijnt een pop-upvenster op het scherm waarin de huidige
taak wordt weergegeven zodat de gebruiker deze kan stoppen of voortzetten.
14
Start
Hiermee start u een taak.
15
Aan/uit
Schakelt de stroom in of uit. Wanneer de blauwe LED aan is, is het apparaat ingeschakeld en kunt u het gebruiken. Om het
apparaat uit te zetten drukt u op deze knop en houdt u de knop langer dan drie seconden ingedrukt. Druk op Ja wanneer
het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
Gebruik alleen uw vingers op het weergavescherm. U kunt het scherm beschadigen als u een scherpe pen of iets anders gebruikt.
Inleiding_ 24
Informatie over de status-LED
De kleur van de status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Beschrijving
Status
Uit
•
•
Groen
Rood
Het apparaat is offline.
Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een toets wordt ingedrukt, gaat
het apparaat automatisch online.
Aan
Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Knipperen
Fax
Het apparaat is faxen aan het verzenden of bezig met ontvangen.
Kopie
Het apparaat is bezig met het kopiëren van documenten.
Scannen
Het apparaat is bezig met het scannen van documenten.
Afdrukken
•
•
Aan
•
•
•
•
•
•
•
Knipperen
•
•
Als de status-LED langzaam knippert, ontvangt het apparaat gegevens van de computer.
Wanneer de status-LED snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken.
De beeldeenheid is aan het einde van zijn gebruiksduur. Verwijder de oude beeldeenheid en plaats een nieuwe.
De tonercassette is helemaal leeg. Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe.
Er is een papierstoring opgetreden (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 196).
De klep is open. Sluit de klep.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 36).
Het apparaat is gestopt als gevolg van een ersntige fout. Lees de melding op het display (zie "Weergegevenberichten op het
display begrijpen" op pagina 220).
De cassette voor gebruikte toner is niet geïnstalleerd in het apparaat of de cassette voor gebruikte toner is vol (zie "De cassette
voor gebruikte toner vervangen" op pagina 186).
Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Lees de melding op het display
(zie "Weergegevenberichten op het display begrijpen" op pagina 220). Als het probleem is opgelost, gaat het apparaat door met
de eerder gestopte taak.
De tonercassette, beeldeenheid of cassette voor gebruikte toner is bijna aan het einde van de levensduur. Bestel een nieuwe
tonercassette, beeldeenheid of cassette voor gebruikte toner. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner te
herverdelen.
Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in de melding of raadpleeg het hoofdstuk probleemoplossing (zie "Weergegevenberichten op het
display begrijpen" op pagina 220). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Inleiding_ 25
Het apparaat aanzetten
3. Zet de stroomschakelaar aan.
Gebruik het meegeleverde netsnoer voor het apparaat. Anders kan
het apparaat worden beschadigd of kan er brand ontstaan.
1. Steek het netsnoer in de stroomaansluiting.
•
•
2. Steek het andere uiteinde in een juist geaard AC-stopcontact.
Inleiding_ 26
Sommige onderdelen in het apparaat kunnen heet zijn wanneer de
printer aanstaat of net een taak heeft afgedrukt. Let op dat u zich
niet verbrandt wanneer u aan de binnenkant van het apparaat
werkt.
Demonteer het apparaat niet wanneer het aanstaat of aangesloten
is. U zou een elektrische schok kunnen krijgen.
Zet het apparaat uit
Een printerkabel aansluiten
Om het apparaat uit te schakelen drukt u minstens drie seconden lang de
knop Power rechts van het bedieningspaneel in. Als het
bevestigingsvenster verschijnt, drukt u op Ja in het beeldscherm en wacht u
tot het apparaat automatisch wordt uitgeschakeld.
Een netwerkkabel gebruiken
•
•
Het apparaat heeft drie types van uit-modus. Druk op Machine
instellen > Algemene instellingen > Werking Aan-/uit-knop. De
optie Werking Aan-/uit-knop kan uitsluitend door een
gemachtigde gebruiker worden geconfigureerd die een id en een
wachtwoord op het apparaat heeft geregistreerd. Voor meer
informatie over het uitschakelen met behulp van de Aan/uit-knop
raadpleegt u de beheerdersgids.
U kunt het apparaat ook inschakelen door op de knop Aan/uit te
drukken.
Het rechtstreeks uithschakelen van het apparaat met de
stroomschakelaar kan problemen veroorzaken met de harde schijf
van het apparaat.
Dit apparaat heeft een ingebouwde netwerkkaart. Met een netwerkkabel
kunt u uw apparaat met een netwerk verbinden.
Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel:
De hoek van het bedieningspaneel aanpassen
Afhankelijk van de hoek en de verlichting van het bedieningspaneel kon het
weergavescherm niet worden gezien. U kunt de hoek van het
bedieningspaneel in de gewenste richting aanpassen.
Inleiding_ 27
Het weergavescherm en handige knoppen
•
•
Weergavescherm
Met het weergavescherm op het bedieningspaneel kan het apparaat op
gebruiksvriendelijke wijze worden bediend. Als u drukt op het
home-pictogram (
) op het scherm wordt het weergavescherm
weergegeven. De afbeelding op het beeldscherm in deze
gebruikershandleiding kan, afhankelijk van de opties of het model, van uw
apparaat afwijken.
•
•
•
•
Tonerinfo: toont de hoeveelheid gebruikte toner.
Helderheid LCD: past de helderheid van het scherm aan.
: hiermee wijzigt u de taal van het display op het scherm.
•
: Als er USB-geheugen in de USB-geheugenpoort van uw
apparaat wordt geplaatst, wordt dit op het weergavescherm geactiveerd.
Als u het USB-geheugen uit het apparaat wilt halen, druk op deze knop
en op Stop.
•
Snel Kopie: hiermee opent u het menu Snel kopiëren (zie "Het menu
Snel kopiëren gebruiken" op pagina 76).
Scan nr pc: hiermee opent u het menu Scan nr pc (zie "Originelen
inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc scannen)" op
pagina 98).
SmarThru Workflow: om dit menu te gebruiken moet SmarThru
WorkFlow zijn geïnstalleerd. Neem voor meer informatie contact op met
uw plaatselijke Samsung-dealer of de winkel waar u uw apparaat kocht.
De pictogrammen op het scherm, zoals Fax, zijn mogelijk
uitgegrijsd. Dit is het geval als de optionele kit of bepaalde
programma’s niet op het apparaat zijn geïnstalleerd.
Om naar het volgende weergavescherm te gaan, drukt u op de
pijl-rechts op het weergavescherm.
De gebruikers van het apparaat moeten afhankelijk van de
verificatie-instelling een id en wachtwoord invoeren. In dit geval
kan het appraat alleen worden gebruikt door een gemachtigde
gebruiker die op het apparaat is geregistreerd met een id en
wachtwoord. Neem contact op met de beheerder van het
apparaat.
•
•
Teller-knop
Als u op de knop Teller op het bedieningspaneel drukt, kunt u het aantal
afdrukken zien.
•
•
•
•
•
•
•
•
USB: hiermee opent u het menu USB. Als er USB-geheugen in de
USB-geheugenpoort van uw apparaat wordt geplaatst, wordt USB op
het weergavescherm geactiveerd (zie "Een USB-geheugenapparaat
gebruiken" op pagina 152).
Kopie: hiermee opent u het menu Kopie (zie "Kopiëren" op pagina 48).
Fax: hiermee opent u het menu Fax. Fax wordt geactiveerd op het
weergavescherm door de installatie van de optionele faxkit (zie "Faxen
(optioneel)" op pagina 103).
Doc.vak: hiermee opent u het menu Doc.vak (zie "Documentenvak" op
pagina 155).
Naar e-mail scannen: hiermee opent u het menu Scan nr Email (zie
"Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)" op
pagina 78).
Scannen naar server: hiermee opent u het menu Scannen naar
server (zie "Originelen scannen en verzenden via SMB/WEBDAV/FTP
(scannen naar server)" op pagina 81).
Naar USB scannen: hiermee opent u het menu Naar USB scannen.
Als er USB-geheugen in de USB-geheugenpoort van uw apparaat wordt
geplaatst, wordt Naar USB scannen op het weergavescherm
geactiveerd (zie "Originelen scannen en verzenden naar een
USB-geheugenapparaat (scannen naar USB)" op pagina 86).
Apparaatinst.: hiermee kunt u de huidige apparaatinstellingen
controleren of waarden aanpassen.
Bepaalde menu’s kunnen uitsluitend worden geconfigureerd door
een beheerder of een gemachtigde gebruiker met een
geregistreerde ID en wachtwoord op het apparaat. Wanneer het
apparaat daarom vraagt, voert u het ID en wachtwoord in.
Als u Apparaat selecteert, kunt u het aantal afdrukken per apparaat zien.
Afdrukken hier betekent enkelzijdig afdrukken.
• Totaal gebruik: toont het totaal aantal afdrukken.
• Grote pagina: toont het totaal aantal afdrukken op grote
papierformaten.
• Afdrukk.: toont het aantal afdrukken bij afdrukken.
• Kopie: toont het aantal afdrukken bij kopiëren.
• Fax afdrukken: toont het aantal afdrukken van ontvangen faxen.
• Rapport: toont het aantal afdrukken van rapporten.
• Gebruik verzenden: toont het aantal verzonden afbeeldingen via
e-mail, server, etc.
• Gebr. verz. Faxen (PSTN): toont het aantal verzonden faxen.
• Afdrukk.: drukt het rapport van de gebruiksteller af.
Inleiding_ 28
Als u Gebruiker selecteert, kunt u het gebruik, de limiet en het resterend
gebruik per gebruiker zien. Voor gedetailleerde informatie over Teller,
raadpleeg de beheerdershandleiding.
•
•
•
Knop Eco
Met de ecofunctie kunt u afdrukbronnen besparen en milieuvriendelijker
kopiëren. Als u op de knop Eco -drukt, schakelt het apparaat de ecomodus
aan of uit. Als de ecomodus aan is, ziet u de ecoafbeelding (
) op
bepaalde functies. Bepaalde opties van de functies zijn in de ecomodus niet
beschikbaar. Raadpleeg de beheerdershandleiding voor meer informatie
over de ecofunctie.
•
•
•
Alleen de beheerders hebben toegang tot de Eco-instellingen in
Apparaatinst..
Als het apparaat om een wachtwoord voor de ecomodus vraagt,
moet u het wachtwoord invoeren. Neem contact op met uw
beheerder.
De knop Eco wordt alleen geactiveerd voor de menu’s Kopie,
Snel kopiëren en Doc.vak.
Status
Uit
Groen
•
•
•
Afhankelijk van de status van de taak kunt u de knop Niv.
verhogen niet gebruiken. Als bij de selectie van een taak de
knop Niv. verhogen niet is geactiveerd, is de geselecteerde
taak al aanzienlijk gevorderd.
Beschrijving
Het apparaat bevindt zich niet in ecomodus.
Aan
•
•
•
•
Taak vasthouden: houdt een geselecteerde taak in de lijst.
Afhankelijk van de status van de taak kunt u de knop Taak
vasthouden niet gebruiken. Als bij de selectie van een taak de
knop Taak vasthouden niet is geactiveerd, is de
geselecteerde taak al aanzienlijk gevorderd.
Het apparaat bevindt zich in ecomodus.
Knop Job Status
Als u op de knop Taakstatus drukt, wordt de lijst met lopende taken, taken
in wachtrij en voltooide taken weergegeven.
nr.: toont de volgorde van de taken.
Type taak: toont het taaktype, zoals afdruk, kopie, fax, etc.
Status: toont de huidige status van elke taak (zie "Betekenis van de
status" op pagina 30).
Taaknaam: toont de naam van de taak.
Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar.
Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde taak
uit de lijst.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde taak uit de lijst.
All. verw: verwijdert afdruktaken of alle taken uit de lijst. Als u op
All. afdr.taak drukt, worden alle afdruktaken van het Job Type
Hostafdruk verwijderd.
Niv. verhogen: geeft prioriteit aan een geselecteerde taak van de
lijst wanneer er veel taken in de wachtrij staan. De geselecteerde
taak kan geen prioriteit hebben op de taak die wordt verwerkt.
•
•
Vrijgeven: geeft de vastgehouden taak in de lijst vrij.
Sluiten: sluit het taakstatusvenster.
Taak voltooid
Toont de lijst van voltooide taken.
Huidige taak
Toont de lijst van taken die worden uitgevoerd en die in de wachtrij
staan.
•
•
•
•
•
•
•
Inleiding_ 29
nr.: toont de volgorde van de taken.
Type taak: toont het taaktype, zoals afdruk, kopie, fax, etc.
Status: toont de huidige status van elke voltooide taak (zie
"Betekenis van de status" op pagina 30).
Taaknaam: toont de naam van de taak.
Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar.
Detail: toont gedetailleerde informatie van de geselecteerde taak.
Sluiten: sluit het taakstatusvenster.
Actief bericht
Betekenis van de status
Toont eventuele foutberichten en codes die zijn opgetreden.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
nr.: toont de volgorde van de berichten.
Apparaatstatusbericht: toont het foutbericht voor de actuele
fouten in het apparaat.
Foutcode: toont de code van het foutbericht.
Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde
taak.
Sluiten: sluit het taakstatusvenster.
•
•
Beveiligde taak
•
Toont de lijst van beveiligde taken die de gebruiker in het
printerstuurprogramma heeft ingesteld (zie "Vertrouwelijk" op
pagina 130). U moet de in de printerstuurprogramma ingestelde
Gebruikers-ID en het Wachtwoord invoeren (zie "Vertrouwelijk" op
pagina 130).
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
nr.: toont de volgorde van de taken.
Type taak: toont het type van de taak.
Taaknaam: toont de naam van de taak.
Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar.
Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde
taak. U kunt ook het aantal kopieën wijzigen door Instellingen
wijzigen in te drukken.
Bewerken: wijzigt de Taaknaam van de geselecteerde taak.
Verwijd.: hiermee verwijdert u de geselecteerde taak uit de lijst.
Afdrukk.: drukt de geselecteerde taak uit de lijst af.
Sluiten: sluit het taakstatusvenster.
Inleiding_ 30
Bezig met ontvangen: het apparaat is bezig met het ontvangen
van data van een netwerk of faxlijn.
Bezit met verwerken van afbeelding: het apparaat is bezig met
het verwerken van de afbeelding (decodering, codering, conversie
van dataformaat).
Bezit met opmaken: het apparaat is bezig met het genereren van
de afbeelding voor het afdrukken.
In behandeling: de taak die in de wachtrij staat, wacht op zijn beurt.
Bezig met verzenden: het apparaat is bezig met de
gegevensoverdracht naar e-mail, server of fax.
Scannen: het apparaat is aan het scannen.
Bezig met kiezen: in de faxmodus is het apparaat bezig het
nummer van het faxapparaat van de ontvanger te kiezen.
Verbinding maken...: in de faxmodus wacht het apparaat op de
verbinding met de bestemming.
Bezig met afdrukken: het apparaat is bezig met afdrukken.
Opslag: de gegevens worden opgeslagen naar een vak of een
USB.
Uitgestelde taak: de taak wordt tijdelijk stopgezet gedurende de tijd
u heeft ingesteld bij Uitgesteld verzenden (e-mail, fax, server).
In wachtstand: in het tabblad Beveiligde taak is de taak tijdelijk
stopgezet wanneer de beveiligde afdruktaak vanaf een computer
wordt gestuurd. U kunt de taak vrijgeven door op Afdrukk. te
drukken.
Vastgehouden: Proefafdruk: de taak is tijdelijk stopgezet wanneer
de proefafdruktaak vanuit een computer wordt gestuurd. U kunt de
taak vrijgeven door op Vrijgeven te drukken.
Vastgehouden: Proefexemplaar: in de kopieermodus wordt de
taak tijdelijk stopgezet wanneer de proefkopie werd geselecteerd. U
kunt de taak vrijgeven door op Vrijgeven te drukken.
Vastgehouden: Gebruikersverzoek: de taak wordt tijdelijk
stopgezet bij het indrukken van Taak vasthouden. U kunt de taak
vrijgeven door op Vrijgeven te drukken.
Vastgehouden: Vertraagde afdruk: de taak wordt tijdelijk
stopgezet gedurende de ingestelde tijd voor de uitgestelde
afdruktaak, die vanaf een computer wordt gestuurd.
Vastgehouden: Bronnen nodig: de taak wordt tijdelijk gestopt als
er een probleem in het apparaat optreedt, zoals geen papier,
verkeerd papier, etc.
Verbroken: de taak wordt tijdelijk gestopt wanneer de
Onderbreken knop wordt ingedrukt voor een dringende kopieertaak.
Onderbroken: de taak wordt gepauzeerd wanneer de Stop knop
wordt ingedrukt of er een apparaatstoring optreedt.
Voltooid: de taak is voltooid.
Voltooid met fout: de taak is voltooid met fout.
Verwijderd: als u een taak in de lijst selecteert en op Verwijd.
drukt, wordt de taak verwijderd.
Knop Help
Knop Power Saver
Druk op de Help knop als u niet weet hoe u een bepaalde functie moet
gebruiken. Het weergavescherm toont de functionele beschrijving in
Gebruikershandleiding of Beheerdershandleiding. Deze
gebruikershandleidingen bevatten basisinformatie en geven gedetailleerd
uitleg over elke stap in de verschillende gebruiksprocedures. Belangrijk voor
zowel beginnende als professionele gebruikers. Alle gebruikers kunnen
voor het gebruik van het apparaat deze handleidingen raadplegen.
Als het apparaat niet wordt gebruikt, bespaart u elektriciteit door te drukken
op Energiebesparing (
). Als u deze knop een seconde lang ingedrukt
houdt, schakelt het apparaat in energiebesparende modus.
Status
Uit
Beschrijving
Het apparaat bevindt zich niet in
energiebesparende modus.
Blauw
Aan
Het apparaat bevindt zich in
energiebesparende modus.
Informatie over het pop-uptoetsenbord
U kunt alfabetische tekens, cijfers of speciale symbolen invoeren met
behulp van het pop-uptoetsenbord op het weergavescherm. Het gaat om
een normaal toetsenbord voor een optimale gebruiksvriendelijkheid.
Als u het invoergebied waar u tekens moet invoeren aanraakt, verschijnt het
toetsenbord op het scherm. Op het toetsenbord worden standaard kleine
letters weergegeven.
•
: maakt het mogelijk om Gebruikershandleiding of
Beheerdershandleiding te selecteren.
•
: drukt de weergegeven pagina of een door u ingesteld
specifiek bereik van pagina’s af.
•
: verkleint de grootte van de handleiding op het weergavescherm.
•
: vergroot de grootte van de handleiding op het weergavescherm.
•
: past de grootte van de handleiding aan het weergavescherm
aan.
•
•
: gaat naar vorige of volgende pagina.
Sluiten: sluit het Help scherm.
1
Pijl
Hiermee verplaatst u de cursor tussen tekens in
het invoergebied.
2
Backspace
Verwijdert de tekens links naast de cursor.
3
Del
Verwijdert de tekens rechts naast de cursor.
4
C
Verwijdert alle tekens in het invoergebied.
5
Invoergebied
Typ letters op deze lijn.
6
Shift
Hiermee schakelt u tussen kleine letters en
hoofdletters.
7
Symbols
Hiermee schakelt u tussen alfanumerieke tekens
en symbolen.
8
Space
Hiermee voert u een spatie in tussen tekens.
9
OK
Hiermee slaat u het ingevoerde resultaat op en
sluit u het invoergebied.
10
Cancel
Hiermee annuleert u het ingevoerde resultaat en
sluit u het invoergebied.
Interrupt knop
Als u op de knop Onderbreken (
) drukt, gaat het apparaat in de
onderbrekingsmodus, hetgeen betekent dat de actuele afdruktaak wordt
stopgezet voor een urgente kopieertaak. Wanneer de urgente kopieertaak
is voltooid, wordt de voorgaande afdruktaak voortgezet.
Wanneer u de nietfunctie voor een afdruktaak selecteert, wordt de
onderbrekingsmodus geactiveerd na het voltooien van het nieten van
de afdruktaak.
Status
Uit
Groen
Beschrijving
Het apparaat bevindt zich niet in de
onderbrekingsmodus.
Aan
Het apparaat bevindt zich in
onderbrekingsmodus.
Inleiding_ 31
De handmatige nietmachine gebruiken
U kunt de handmatige nietmachine gebruiken wanneer de standaard
afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. Het gebruik
van de handmatige nietmachine is handig bij het archiveren van meerdere
pagina’s. De gebruikswijze van de handmatige nietmachine is gelijk aan die
van de standaard afwerkeenheid en de boekjes-afwerkeenheid.
1. Rangschik de documenten vóór het nieten.
3. De eerste pagina van de afgedrukte documenten moet naar beneden
wijzen. Plaats de documenten zodanig in de handmatige nietmachine
dat het rechterbovendeel van de documenten wordt geniet.
2. Druk op de handmatige nietmachine-knop aan de bovenzijde van de
afwerkeenheid. Wanneer het groene licht aan is, is de handmatige
nietmachine klaar voor het nieten.
Als de documenten goed zijn geplaatst, knippert de knop voor
handmatig nieten drie of vier keer en worden de documenten vervolgens
met een klikkend geluid vastgeniet.
Inleiding_ 32
De pennen- en papierclipshouder gebruiken
De animatie over probleemoplossing bekijken
In de pennen- en papierclipshouder kunt u pennen, papierclips en andere
kleine kantooraccessoires bewaren. Aan de binnenkant van de pennen- en
papierclipshouder zit een magneet om te voorkomen dat paperclips
losraken.
Bij storingen van het apparaat worden bepaalde foutberichten getoond met
animaties die u helpen om de storing op te lossen. U kunt de animatie voor
het oplossen van de storing zien door op Bekijken te drukken.
Het apparaat heeft niet voor alle storingen animaties. Voor storingen
waarvan de meldingen zonder animatie worden getoond, raadpleegt u
het hoofdstuk probleemoplossing (zie "Weergegevenberichten op het
display begrijpen" op pagina 220).
Plaats geen kaarten met een magnetische strip in de pennen- en
papierclipshouder. Deze kunnen worden beschadigd door de
magnetische krachten.
De onderstaande schermen tonen een voorbeeldanimatie.
Volg de instructies op het scherm om het desbetreffende probleem op te
lossen.
Inleiding_ 33
Afdrukmateriaal en lade
2.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in uw apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
•
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Papier in de lade plaatsen
Originelen plaatsen
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de
glasplaat van de scanner of in de dubbelzijdige automatische
documentinvoer.
Afdrukken op speciale afdrukmedia
Instellingen voor lade
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
en leg het op één lijn met de markering in de linkerbovenhoek van de
plaat.
Op de glasplaat van de scanner
Zorg dat er geen originelen in de DADI liggen. Als er een origineel wordt
gedetecteerd in de DADI, krijgt dit origineel voorrang boven het origineel op
de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
Originelen voorbereiden
•
Plaats geen papier dat kleiner is dan 25 x 25 mm of groter dan 297 x
432 mm.
• Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voor u het plaatst.
1. Open de DADI.
3. Sluit de DADI.
•
•
•
•
•
•
Afdrukmateriaal en lade_ 34
Als u tijdens het kopiëren de DADI open laat, kan dit de
kwaliteit van de kopie en het tonerverbruik beïnvloeden.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de
afdruk. Houd de glasplaat schoon.
Als u een pagina uit een boek of magazine kopieert, hef
dan de DADI op tot de scharnieren door de stopper worden
tegengehouden en sluit dan het deksel. Als het boek of
tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met het deksel
open.
Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas
breekt. U kunt een letsel oplopen.
Plaats uw handen niet op de glasplaat van de scanner bij
het sluiten van de DADI. De DADI kan op uw hand vallen
en uw hand kwetsen.
Kijk tijdens het kopiëren of scannen niet in het licht van de
scanner. Dit is schadelijk voor de ogen.
In de dubbelzijdige automatische documentinvoer
(DADI)
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
Originelen voorbereiden
•
•
•
•
•
•
•
Plaats geen papier dat kleiner is dan 140 x 140 mm of groter dan
297 x 432 mm.
De DADI detecteert automatisch de volgende formaten van
originelen Statement LEF, Statement SEF, JIS B5 LEF, JIS B5 SEF,
A5 LEF, A5 SEF, A4 LEF, A4 SEF, Letter LEF, Letter SEF, B4,
Ledger, Legal en A3.
Vermijd het gebruik van de volgende papiertypes om
papierstoringen, een slechte afdrukkwaliteit en schade aan het
apparaat te voorkomen.
- Carbonpapier of papier met carbonrug
- Gecoat papier
- Licht doorschijnend of dun papier
- Gekreukt of gevouwen papier
- Gekruld of opgerold papier
- Papier met scheuren
Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voor u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
Met de DADI kunt u maximaal 100 vellen papier (80 g/m2) voor één taak
laden.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst.
Als er stof op de glasplaat van de DADI zit, is het mogelijk dat
er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat
altijd schoon.
Afdrukmateriaal selecteren
U kunt afdrukken op verschillende soorten afdrukmateriaal, zoals normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmateriaal dat voldoet aan de in deze gebruikershandleiding vermelde
richtlijnen.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven.
Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt
met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
Richtlijnen om afdrukmateriaal te kiezen
Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen
kunnen de volgende problemen veroorzaken:
• Slechte afdrukkwaliteit.
• Meer papierstoringen
• Versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en de
afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met het
volgende:
• Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden beschreven in de specificaties van afdrukmateriaal (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 242).
• Gewenst resultaat: de afdrukmedia die u kiest moeten geschikt zijn voor
het doel.
• Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere, helderdere en levendigere afbeeldingen op.
• Gladheid van het oppervlak: de gladheid van de afdrukmedia bepaalt
hoe scherp de afdrukken er uitzien op papier.
Afdrukmateriaal en lade_ 35
•
•
•
•
•
•
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmedia aan alle richtlijnen van
deze gebruikershandleiding voldoen en toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van eigenschappen
van de vellen, een onjuiste bediening, een ongewenst
temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele
omstandigheden waarover men geen controle heeft.
Voordat u grote hoeveelheden afdrukmedia koopt, controleert u of
het papier voldoet aan de vereisten in deze handleiding.
1. Houd de vergrendelingshendel op de hendel ingedrukt en trek de lade
eruit.
Het gebruik van afdrukmedia die niet aan deze specificaties
voldoen kan problemen veroorzaken of herstellingen vereisen.
Zulke herstellingen vallen niet onder de garantie of
serviceovereenkomsten van Samsung.
Hoeveel papier u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het
gebruikte afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia"
op pagina 242).
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit
kan het apparaat beschadigen.
Het gebruik van brandbare afdrukmedia kan leiden tot brand.
Gebruik geschikte afdrukmedia (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 242).
Het gebruik van brandbare afdrukmedia of de aanwezigheid in de
printer van materialen die daar niet thuishoren, kan in zeldzame
gevallen leiden tot brand.
Hoeveel papier u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het gebruikte
afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 242).
2. Druk de papierlengtegeleider in en trek deze tot aan het einde van de
lade.
Papier in de lade plaatsen
Standaardlade/optionele dubbele cassette-invoer
Plaats de afdrukmaterialen die u voor de meeste afdruktaken gebruikt in de
standaardlade. De standaard papierlade kan tot 1 040 vellen normaal
papier bevatten.
U kunt een optionele dubbele cassette-invoer voor 1 040 extra vellen
gewoon papier aanschaffen en die onder de standaardlade bevestigen.
Raadpleeg de Verbruiksartikelen en accessoires gids op de meegeleverde
cd.
•
•
•
•
De standaardlade bevat twee laden. (lade 1, lade 2)
De optionele dubbele cassette-invoer bevat twee laden. (lade 3,
lade 4)
Het proces van het laden van papier voor lade 1, 2, 3 en 4 is
dezelfde.
Als u de optionele hogecapaciteitsinvoer heeft geïnstalleerd,
raadpleeg dan de meegeleverde installatiehandleiding.
Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan problemen
veroorzaken die herstellingen vereisen. Dergelijke herstellingen zijn
niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten.
Afdrukmateriaal en lade_ 36
1 Papierlengtegeleider
3. Druk de papierbreedtegeleider in en trek deze tot aan het einde van de
lade.
6. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte.
1 Papierbreedtegeleider
4. Buig de papierstapel en waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u het papier in de lade plaatst.
7. Na het laden van papier in de lade, drukt u de papierbreedtegeleider in
en brengt u de geleider in de richting van de papierstapel tot deze de
zijkant van de stapel licht raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de
rand van het papier. Hierdoor zou het papier kunnen gaan buigen.
5. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
•
•
Afdrukmateriaal en lade_ 37
Druk de papiergeleider niet te ver door, waardoor het papier
wordt gebogen.
Als u de breedtegeleider niet aanpast kan het papier
vastlopen.
Plaats niet te veel papier in de lade. Anders kan het papier
vastlopen. Zorg dat de papierstapel niet boven de
maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
9. Plaats de lade terug in het apparaat.
Stel de papiersoort en het papierformaat voor de lade in om een
document af te drukken.
Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op het
bedieningspaneel (zie "Instellingen voor lade" op pagina 45).
De standaardlade en de optionele dubbele cassette-invoer detecteren
automatisch diverse papierformaten (zie "Automatische detectie van
formaten van afdrukmateriaal" op pagina 42).
Als u de Bevestiging lade Aan in Instellingen voor lade instelt,
verschijnt automatisch het bevestigingsvenster (zie "Het instellen van
het ladebevestigingsbericht" op pagina 47).
Controleer op het papierformaat en het papiertype in de lade wel of niet
wordt gedetecteerd. Als u het papierformaat of het papiertype wilt
instellen of wanneer het apparaat het formaat en type niet kan
detecteren, kunt u het formaat en type direct in het bevestigingsvenster
invoeren.
Bepaalde papiertypes worden in afkortingen weergegeven. Tab
Ext. staat voor Tabloid Extra, EXEC en STMT staat respectievelijk
voor Executive en Statement.
•
•
1 Papiercapaciteitsmarkering
8. Zet de papierlengtegeleider vast met de vergrendelingsschakelaar.
Ontgrendel de vergrendelingsschakelaar om papier met een andere
papiergrootte te laden.
1 Vergrendelingsschakelaar
Afdrukmateriaal en lade_ 38
Als u problemen ondervindt met de papiertoevoer, moet u
nagaan of het papier voldoet aan de specificaties van de
afdrukmedia (zie *** 'Specificaties van de afdrukmedia' on
page 242 ***). Probeer vervolgens vel voor vel door te voeren
langs de multifunctionele lade (zie "Multifunctionele lade" op
pagina 40).
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn
opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het
bedieningspaneel werden opgegeven.
Afdrukken vanuit een toepassing:
a) Open een toepassing en start het afdrukmenu.
b) Open Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 130).
c) Open het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer de papiersoort, het papierformaat
en de invoerlade.
d) Druk op OK.
e) Afdrukken starten in een toepassing.
Optionele hogecapaciteitsinvoer
3. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
U kunt de papierverwerkingscapaciteit van het apparaat verhogen door een
optionele hogecapaciteitsinvoer te installeren. Deze lade heeft een
maximale capaciteit van 2 000 vellen papier.
De hogecapaciteitsinvoer is alleen geschikt voor papier van A4- of
Letter-formaat.
Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan problemen
veroorzaken die herstellingen vereisen. Dergelijke herstellingen zijn
niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten.
1. Houd de vergrendelingshendel op de hendel ingedrukt en trek de lade
eruit.
Lijn het papier uit en duw het papier voorzichtig naar de
rechterzijde van de lade. Anders kan het papier vastlopen.
2. Buig de papierstapel en waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u het papier in de lade plaatst.
Afdrukmateriaal en lade_ 39
4. Plaats het papier in de linkerzijde van de lade met de bedrukte zijde
omhoog. De linkerzijde van de lade kan maximaal 1 000 vellen normaal
papier bevatten.
•
Plaats niet te veel papier in de lade. Anders kan het papier
vastlopen. Zorg dat de papierstapel niet boven de
maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
•
Als het papier aan de rechterzijde op is, duwt de geleider
automatisch het papier van de linkerzijde naar de rechterzijde.
5. Plaats de lade terug in de hogecapaciteitsinvoer.
Stel de papiersoort en het papierformaat voor de lade in om een
document af te drukken.
Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op het
bedieningspaneel (zie "Instellingen voor lade" op pagina 45).
Multifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmedia
bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als
u maar één pagina wilt afdrukken op gekleurd papier.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
•
•
•
•
•
Plaats slechts één soort, formaat en gewicht van afdrukmateriaal
tegelijk in de multifunctionele lade.
Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade
ligt. Dit kan papierstoringen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere
soorten afdrukmedia.
Plaats afdrukmedia in het midden van de multifunctionele lade met
de te bedrukken zijde naar boven en de bovenrand vooraan.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat aan de specificaties voldoet. Zo
voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 242).
Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor
u ze in de multifunctionele lade plaatst.
Afdrukmateriaal en lade_ 40
1. Open de multifunctionele lade en trek, indien nodig, het verlengstuk
eruit.
4. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
pas ze aan de breedte van het papier aan. Oefen niet te veel druk
uit. Het papier kan gaan plooien waardoor een papierstoring ontstaat
of het papier scheeftrekt.
2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst.
3. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar onder.
5. Stel het papiertype en -formaat voor de multifunctionele lade in om
een document af te drukken.
De multifunctionele lade kan automatisch verschillende
papierformaten detecteren (zie "Automatische detectie van formaten
van afdrukmateriaal" op pagina 42).
Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op
het bedieningspaneel (zie "Instellingen voor lade" op pagina 45).
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn
opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het
bedieningspaneel werden opgegeven.
Afdrukken vanuit een toepassing:
a) Open een toepassing en start het afdrukmenu.
b) Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
c) Open het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer de papiersoort, het papierformaat
en de invoerlade.
d) Druk op OK.
e) Afdrukken starten in een toepassing.
Afdrukmateriaal en lade_ 41
Automatische detectie van formaten van afdrukmateriaal
Dit apparaat detecteert automatisch de verschillende papierformaten. Raadpleeg de onderstaande tabel.
Standaardlade/optionele
dubbele cassette-invoer
Multifunctionele lade
Optionele
hogecapaciteitsinvoer
Dubbelzijdig afdrukken
Letter SEFb
●
o
N.v.t.
beschikbaar
c
●
●
●
beschikbaar
Ledger
●
●
N.v.t.
beschikbaar
Legal
●
o
N.v.t.
beschikbaar
Executive SEF
o
o
N.v.t.
beschikbaar
Executive LEF
N.v.t.
o
N.v.t.
beschikbaar
Statement SEF
●
●
N.v.t.
beschikbaar
Statement LEF
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
A3
●
●
N.v.t.
beschikbaar
A4 SEF
●
●
N.v.t.
beschikbaar
A4 LEF
●
●
●
beschikbaar
A5 SEF
●
o
N.v.t.
beschikbaar
A5 LEF
N.v.t.
●
N.v.t.
N.v.t.
B4
●
●
N.v.t.
beschikbaar
JIS B5 SEF
●
●
N.v.t.
beschikbaar
JIS B5 LEF
N.v.t.
●
N.v.t.
beschikbaar
A6 SEF
N.v.t.
●
N.v.t.
N.v.t.
A6 LEF
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
ISO B5 SEF
o
o
N.v.t.
beschikbaar
ISO B5 LEF
N.v.t.
o
N.v.t.
N.v.t.
Folio
●
o
N.v.t.
beschikbaar
Oficio
o
o
N.v.t.
beschikbaar
Tabloid Extra
●
o
N.v.t.
beschikbaar
N.v.t.
o
N.v.t.
N.v.t.
8K
o
o
N.v.t.
beschikbaar
16K
o
o
N.v.t.
beschikbaar
formaata
Letter LEF
SRA3
a. Dit apparaat kan vergelijkbare papierformaten detecteren aangezien de automatische detectie van papier op grootte is gebaseerd.
b. SEF betekent korte zijde-invoer (Short Edge Feed).
c. LEF betekent lange zijde-invoer (Long Edge Feed).
(●: gedetecteerd, o: niet gedetecteerd, nvt: u kunt het papier niet in de lade plaatsen.)
Afdrukmateriaal en lade_ 42
Afdrukken op speciale afdrukmedia
Onderstaande tabel toont het beschikbare speciale afdrukmateriaal voor
elke lade.
Wanneer u speciale media gebruikt, raden we u aan om vel per vel te
laden. Controleer hoeveel vellen u maximaal in elke lade mag
plaatsen (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 242).
Standaardlade/
optionele
dubbele
cassette-invoer
Optionele
hogecapacit
eitsinvoera
Multifunctionele lade
Dik papier
O
O
O
Zwaar
O
O
O
Extra zwaar 1
O
O
O
Extra zwaar 2
X
X
O
Dun papier
O
O
O
Katoen
O
O
O
Kleur
O
O
O
Voorbedrukt
O
O
O
Kringlooppapier
O
O
O
Bankpost
O
O
O
Archiefpapier
O
X
O
Birefhoofd
O
X
O
Geperforeerd
O
O
O
Dunne kaarten
O
O
O
Dikke kaarten
O
X
O
Dun glanzend
X
X
O
Dik glanzend
X
X
O
Envelop
X
X
O
Transparanten
X
X
O
Etiketten
O
X
O
Types
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Enveloppen
Of enveloppen goed worden bedrukt is afhankelijk van de kwaliteit van de
enveloppen.
Om een envelop af te drukken plaatst u ze met de omslag omhoog.
•
a. De hogecapaciteitsinvoer ondersteunt alleen papier van A4- of
Letter-formaat.
De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken. Met de optie papiertype kunt u het papiertype instellen dat in de
lade moet worden geplaatst. Deze instelling verschijnt nu in de
vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt selecteren. Op die manier krijgt u de beste
afdrukkwaliteit. Zo niet, wordt de gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet
bereikt.
• Normaal papier: normaal papier van 71 tot 90 g/m2.
• Dik papier: dik papier van 91 tot 105 g/m2.
• Zwaar: dik papier van 106 tot 175 g/m2.
• Extra zwaar 1: dik papier van 176 tot 216 g/m2.
• Extra zwaar 2: dik papier van 217 tot 253 g/m2.
• Dun papier: dun papier van 60 tot 70 g/m2.
• Bankpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m2.
Kleur: eenzijdig gekleurd papier van 75 tot 90 g/m2.
Etiketten: etiket van 120 tot 150 g/m2.
Transparanten: transparanten van 138 tot 146 g/m2.
Envelop: enveloppen van 75 tot 90 g/m2.
Voorbedrukt: voorbedrukt papier van 75 tot 90 g/m2.
Katoen: katoenpapier van 75 tot 90 g/m2.
Kringlooppapier: kringlooppapier van 60 tot 90 g/m2.
Archiefpapier: 70 tot 90 g/m2. Als u de afdruk gedurende een lange
periode wilt bewaren, bijvoorbeeld voor archieven, selecteer dan deze
optie.
Birefhoofd: 70 tot 90 g/m2.
Geperforeerd: 70 tot 90 g/m2.
Dunne kaarten: kaart van 105 tot 163 g/m2.
Dikke kaarten: karton van 170 tot 216 g/m2.
Dun glanzend: glanzend papier van 106 tot 169 g/m2.
Dik glanzend: glanzend papier van 170 tot 253 g/m2.
•
•
•
•
•
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan
90 g/m2 bedragen, anders kan er een papierstoring optreden.
- Samenstelling: voor u afdrukt moeten de enveloppen plat liggen
met een krul van minder dan 6 mm en mogen ze geen lucht
bevatten.
- Toestand: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of
beschadigd zijn.
- Temperatuur: gebruik enveloppen die bestand zijn tegen de druk
en de hitte die tijdens het afdrukken in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
Afdrukmateriaal en lade_ 43
Etiketten
•
•
•
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien
dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur (circa
170 °C) van het apparaat. De extra kleppen en strips kunnen kreuken,
scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit moeten de marges minimaal 15 mm van
de rand van de envelop blijven.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar onder.
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u best
uitsluitend etiketten voor laserprinters.
Transparanten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen mag u uitsluitend
transparanten gebruiken die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de
smelttemperatuur van het apparaat.
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat
hebt gehaald.
Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan
stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft tot vlekken bij het
afdrukken.
Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten achterlaat. Dit
veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling
aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen.
Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken
hebben.
Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde.
Om te vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven
kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op elkaar liggen nadat u ze
hebt afgedrukt.
Aanbevolen afdrukmedia: transparanten voor een kleurenlaserprinter
van Xerox, zoals 3R 91331 (A4), 3R 2780 (Letter).
•
•
•
Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende
factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de
fixeertemperatuur van het apparaat, ongeveer 170 °C gedurende 0,1
seconde.
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij tussen de
etiketten het rugvel niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krullen: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd
en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Zorg ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal
blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens
het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of beschadigd zijn.
Plaats geen papier zonder ruimte tussen etiketten die in dezelfde
richting lopen als het papier dat wordt ingevoerd. Anders kan het papier
vastlopen.
Afdrukmateriaal en lade_ 44
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Glanzend
Plaats één vel papier per keer in de multifunctionele lade, met de
glanzende zijde naar onder.
•
•
Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: HP
Brochure Paper (Product: alleen bij Q6611A).
Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (A4) voor dit apparaat HP
Superior Paper 160 glossy (product: alleen bij Q6616A).
Instellingen voor lade
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen met behulp van de knoppen op het scherm. Als u wilt
afdrukken vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de
papiersoort in het toepassingsprogramma dat u op uw computer gebruikt
(zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
•
•
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 98 mm en korter dan 148
mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de zijkanten van het afdrukmateriaal.
•
•
•
•
Het papierformaat instellen
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
selecteer de gewenste lade in het scherm.
Briefhoofd/voorgedrukt papier
Eenzijdig
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven
krijgen voorrang op de instellingen die via het scherm werden
opgegeven.
Dubbelzijdig
Standaardlade/
optionele
dubbele
cassette-invoer
Voorzijde naar boven
Voorzijde naar onder
Multifunctionele lade
Voorzijde naar onder
Voorzijde naar boven
2. Druk op Papierformaat en selecteer de papiergrootte.
Voorbedrukt papier moeten afgedrukt zijn met hittebestendige inkt die
niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als hij gedurende 0,1
seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur (170 °C) van het
apparaat.
De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige
verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te
voorkomen.
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt.
•
Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u de
papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld in de
beschikbare A/B- en Letter-papiertypen in dit apparaat.
• Als er geen vereiste papiergrootte is of u moet aangepast
papierformaat gebruiken, druk dan op de pijlknoppen om de
papiergrootte in te stellen. U kunt het aangepaste formaat ook
instellen en opslaan via Aangepast formaat. U kunt op welk
moment dan ook het aangepaste formaat selecteren.
3. Druk op OK om de selectie op te slaan.
Afdrukmateriaal en lade_ 45
Het papiertype instellen
Automatisch doorgaan
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
selecteer de gewenste lade in het scherm.
Met deze optie kunt u toch doorgaan met afdrukken wanneer de ingestelde
papiergrootte niet overeenstemt met het papier in de lade. Als deze optie
geactiveerd is, gaat het apparaat door met afdrukken op vergelijkbaar of
groter papierformaat. Als deze optie niet geactiveerd is, dan wacht het
apparaat totdat de vereiste papiergrootte in de lade wordt geladen.
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
Automatisch doorgaan.
2. Druk op Papiertype en selecteer het papiertype.
2. Druk op Aan.
3. Druk op OK.
Papier vervangen
Wanneer het vereiste papier voor een afdruktaak niet in de lade
beschikbaar is, is het met deze functie mogelijk om een vergelijkbaar
papierformaat te gebruiken. Bijvoorbeeld, als het vereiste Ledger
(grootboek)-papierformaat niet in de lade beschikbaar is, gebruikt het
apparaat A3-papier in plaats van het vereiste papier.
Als het papier vervangen wordt, kan er afbeeldingsverlies
plaatsvinden.
3. Druk op OK.
Automatische ladekeuze
Met deze optie kan het apparaat worden ingesteld om al dan niet door te
gaan met afdrukken als een lade leeg is. Zo zal bijvoorbeeld, als zowel lade
1 en lade 2 hetzelfde formaat papier bevatten, het apparaat automatisch
papier lade 2 gebruiken wanneer lade 1 leeg is.
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
Automatische ladekeuze.
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
Papiervervanging.
2. Druk op Aan.
3. Druk op OK.
2. Druk op Aan.
3. Druk op OK.
Afdrukmateriaal en lade_ 46
Ladeprioriteitsinstelling
Het instellen van het ladebevestigingsbericht
Als u geen lade voor het afdrukken selecteert, wordt de lade geselecteerd
volgens de ingestelde volgorde in Prioriteitinstelling lade. Als er in de lade
niet het gewenste papier zit, drukt het apparaat automatisch af in de
ingestelde volgorde van de laden.
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
Prioriteitinstelling lade.
U kunt een automatisch bevestigingsbericht instellen dat bij het plaatsen
van het papier in de lade verschijnt. Dit apparaat detecteert automatisch
bepaalde papierformaten en papiertypes. Als u het papierformaat of het
papiertype wilt instellen of wanneer het apparaat het formaat en type niet
kan detecteren, kunt u het formaat en type direct in het bevestigingsvenster
invoeren.
1. Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen >
selecteer de gewenste lade in het scherm.
2. Druk op een lade en verleen prioriteit in de volgorde voor de afdruktaak
met de knoppen Omhoog en Omlaag.
3. Druk op OK.
2. Druk op Bevestiging lade.
3. Druk op Aan.
4. Druk op OK.
Afdrukmateriaal en lade_ 47
Kopiëren
3.
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
Een programma-instelling gebruiken
Documenten opslaan
Het menu Snel kopiëren gebruiken
Informatie over het scherm Kopiëren
•
Als u in het scherm op Kopie drukt, verschijnt het scherm Kopie dat
verschillende tabbladen en opties voor kopiëren bevat. Alle opties zijn
gegroepeerd per functie zodat u uw keuze gemakkelijk kunt configureren.
Als er een ander scherm wordt weergegeven, drukt u op (
) om naar het
beginscherm te gaan.
•
Dubbelzijdig: stelt het apparaat in voor dubbelzijdig afdrukken van
kopieën (zie "Meerdere zijden kopiëren" op pagina 53).
Kleurmodus: selecteert een kleurmodus voor kopiëren (zie "De
kleurmodus selecteren (alleen CLX-9252 9352 Series)" op pagina 53).
Uitvoer: stelt de verschillende uitvoeropties van het apparaat in (zie
"De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen" op pagina 54).
Tonersterkte: past de helderheid aan om een beter leesbare kopie te
verkrijgen als het origineel onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen bevat (zie "De tonersterkte wijzigen" op pagina 58).
Proefexemplaar: biedt de mogelijkheid om eerst één exemplaar af te
drukken om de kwaliteit te controleren en nadien de overige kopieën af
te drukken (zie "Proefkopiëren" op pagina 58).
Programma’s: om de huidige instellingen op te slaan voor toekomstig
gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op pagina 74).
Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf (HDD) van uw
apparaat op (zie "Documenten opslaan" op pagina 75).
•
•
•
•
Informatie over het scherm Kopiëren
Normaal kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
•
•
•
•
•
•
: met deze knop kunt u bepaalde opties in detail of volledig
weergeven door te drukken op
•
.
: met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Fax,
Doc.vak, etc., gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste
menu waar u naar toe wilt.
Het tabblad Basis
Het tabblad Geavanceerd
Met de pijl-omhoog/omlaag linksonder kunt u naar de volgende of vorige
pagina gaan.
•
•
•
Exempl.: hiermee kunt u het aantal exemplaren instellen.
Papierinvoer: hiermee selecteert u de papierinvoer (zie "De
papierinvoerlade selecteren" op pagina 52).
Verklein/Vergrot: verkleint of vergroot de grootte van een gekopieerde
afbeelding (zie "Kopieën vergroten of verkleinen" op pagina 52).
Kopiëren_ 48
•
•
•
•
•
•
Formaat van origineel: selecteert het actuele papierformaat van de
originelen (zie "Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 59).
Oorspronkelijke stand: selecteert de afdrukstand van de originelen
(zie "De richting van originelen selecteren" op pagina 59).
kopie ID: hiermee drukt u dubbelzijdige originelen af op één vel papier.
Deze functie is handig voor het kopiëren van kleine documenten zoals
visitekaartjes (zie "Identiteitskaart kopiëren" op pagina 60).
X-op-1: drukt twee of meer originele afbeeldingen verkleind af zodat ze
op één vel papier passen (zie "Meerdere pagina's per vel kopiëren
(X-op-1)" op pagina 61).
Beeld herhalen: drukt meerdere beeldkopieën van het originele
document af op een enkele pagina (zie "Beeld herhalen" op pagina 64).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Afbeelding
Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of
vorige pagina gaan.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Afbeelding verschuiven: hiermee kunt u de positie van de afbeelding
aanpassen (zie "Afbeelding verschuiven bij kopiëren" op pagina 64).
Boekje: hiermee kunt u boekjes maken (zie "Boekje kopiëren" op
pagina 65).
Boekje kopiëren: hiermee kunt u de linker- en/of rechterpagina van
een boek op gescheiden uitvoerpapier kopiëren (zie "Boek kopiëren" op
pagina 66).
Voorbladen: voegt automatisch voorbladen toe van een verschillende
lade (zie "Voorblad kopiëren" op pagina 67).
Transparanten: hiermee voegt u een blanco of bedrukte
scheidingspagina toe in een reeks transparanten (zie "Transparanten
kopiëren" op pagina 67).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Watermerk: hiermee kunt u op afdrukken een watermerk afdrukken
(zie "Watermerk" op pagina 68).
Overlay: hiermee kunt u een overlay toepassen op kopieën (zie
"Overlay" op pagina 68).
Stempel: hiermee kunt u extra informatie afdrukken (zie "Stempel" op
pagina 69).
Poster kopiëren: drukt een afbeelding verdeeld over negen pagina’s af
(zie "Poster kopiëren" op pagina 70).
Snelheid duplexscan: versnelt het kopiëren/scannen (zie "De
dubbelzijdige scansnelheid selecteren" op pagina 70).
Melding taak voltooid: verzendt een e-mailmelding nadat de
kopieertaak is voltooid (zie "De taakvoltooiingsmelding instellen" op
pagina 70).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Taak samenstellen: hiermee kunt u meerdere pagina’s of
verschillende types van originelen kopiëren nadat alle originelen
gescand zijn (zie "Taak samenstellen" op pagina 71).
Achter: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
•
•
•
•
•
•
Kopiëren_ 49
Type origineel: hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het type
van het origineel voor de huidige kopieertaak te selecteren (zie "Het type
origineel selecteren" op pagina 71).
Rand wissen: hiermee kunt u bepaalde gebieden van de kopieën
wissen (zie "Randen wissen" op pagina 72).
Scherpte: past de scherpte aan om een kopie beter leesbaar te maken
(zie "De scherpte wijzigen" op pagina 72).
Contrast: past het contrastniveau aan om de afbeelding zacht of
scherp te maken (zie "Het contrast wijzigen" op pagina 72).
Spiegelbeeld: hiermee kunt u het origineel spiegelen (zie "In
spiegelbeeld kopiëren" op pagina 73).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Achtergrond aanpassen: drukt een afbeelding met een lichtere
achtergrond af (zie "De achtergrond aanpassen" op pagina 73).
Afbeelding aan achterkant wissen: voorkomt bij het kopiëren van de
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt
meegekopieerd (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op
pagina 73).
Negatief: hiermee kunt u de orginele afbeelding met de licht- en
donkergekleurde gebieden van de omgekeerde afbeelding kopiëren (zie
"Het kopiëren in een negatief beeld" op pagina 74).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Normaal kopiëren
5. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het kopiëren van
originelen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
•
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Stel indien nodig de kopieerfuncties op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding in (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op
pagina 59).
Kopiëren_ 50
Druk op Stop op het bedieningspaneel om de huidige kopieertaak
te annuleren.
•
U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met
de knop Taakstatus op het bedieningspaneel. Selecteer de taak
die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op
pagina 29).
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen van verschillend formaat met de bedrukte zijde naar
boven in de DADI. Na het plaatsen van de originelen in de DADI, lijn het
papier uit en duw het papier voorzichtig naar de achterzijde van de
DADI-breedtegeleider.
Verschillende formaten van originelen kopiëren
Met deze functie kunt u originelen met verschillende formaten in één keer
kopiëren.
•
•
Als u originelen met verschillende formaten in één keer wilt
kopiëren, selecteert u Verschill. form. onder de optie Formaat
van origineel (zie "Het formaat van de originelen selecteren" op
pagina 59). Anders kunnen de originelen vastlopen.
Wij raden de onderstaande combinaties aan voor het kopiëren van
originelen van verschillende formaten. Het gebruik van andere
combinaties die niet worden aanbevolen kan het vastlopen van
originelen veroorzaken.
- A3 en A4
- A3 en B4
- A4 en B4
- B4 en B5
- Letter en Legal
- Letter en Ledger
3. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van
origineel > Verschill. form..
Verschill. form. is actief wanneer de originelen in de DADI zijn
geplaatst.
4. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
5. Stel indien nodig de kopieerfuncties op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding in (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op
pagina 59).
6. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Kopiëren_ 51
De instellingen per kopie wijzigen
100 ~ 71%
70 ~ 31%
30 ~ 11%
Op het tabblad Basis van het scherm Kopie kunt u kopieerfuncties
selecteren voordat u begint met kopiëren.
De tabbladinstelling Basis geldt alleen voor de huidige kopieertaak.
Dit betekent dat de geselecteerde instellingen niet van toepassing zijn
op de volgende kopieertaak. Na het voltooien van de huidige
kopieertaak of wanneer u op de knop Wissen van het
bedieningspaneel drukt, worden de standaardinstellingen automatisch
door het apparaat hersteld.
Minder dan
10%
Leeg
U kunt ook een papierlade instellen met de knop meer.
De papierinvoerlade selecteren
Papierinvoer selecteert de papierlade met het af te drukken papier. Het
apparaat drukt de gescande afbeelding af op het papier in de geselecteerde
lade. U kunt de pictogrammen zien die de papierformaten en de
papierinhoud van elke lade tonen.
Druk op het tabblad Basis > Papierinvoer en vervolgens op de
desbetreffende papierlade.
Kopieën vergroten of verkleinen
Met de functie Verklein/Vergrot kunt u een originele afbeelding verkleind of
vergroot afdrukken op het papier. U kunt op de pictogrammen drukken die
tonen hoe de kopieën kunnen worden verkleind en vergroot. Bovendien, als
u op de knop meer drukt, kunt u de afdruk van een kopie verkleinen of
vergroten in stappen van 1% tussen 25% en 400%.
Druk op het tabblad Basis > Verklein/Vergrot en vervolgens op de
geschikte optie om de afbeelding op het papier te vergroten of te verkleinen.
•
Als u deze optie gebruikt zijn de functies Boekje en Poster kopiëren
in het tabblad Geavanceerd niet actief.
Auto: detecteert automatisch het papierformaat in de papierlade.
Als u deze optie gebruikt, is de functie Afbeelding verschuiven in
het tabblad Geavanceerd niet actief.
•
Andere vooraf ingestelde waarden: controleer het papierformaat in
elke lade en druk op de lade met het papierformaat dat u wilt.
•
•
De onderstaande pictogrammen verwijzen naar de papierinhoud in elke
lade.
•
Kopiëren_ 52
Origineel (100%): hiermee drukt u tekst en afbeeldingen op hetzelfde
formaat af als op de originelen.
Auto aanpassen: hiermee verkleint of vergroot u het origineel op basis
van het formaat van het afdrukmateriaal.
Andere vooraf ingestelde waarden: controleer de afbeelding en de
waarde van elk pictogram en druk op het pictogram dat u wilt gebruiken.
U kunt ook de afbeelding op het papoer verkleinen en vergroten met de
knop meer.
U kunt een optie selecteren door op een knop in de lijst Verkleinen en
Vergroten te drukken. Gebruik de pijl-link/rechts om de af te drukken kopie
1% tussen 25 ~ 400% te verkleinen of te vergroten.
• XY-zoomen: met deze knop kunt u de x (breedte) en y (hoogte)
verkleinen en vergroten tussen 25 ~ 400%. Voer de waarde in het
invoergebied x of y in met behulp van het numerieke toetsenbord.
• Aangepast zoomen: u kunt het aangepast zoomformaat met Zoomen
of XY-zoomen instellen en opslaan. U kunt op ieder moment het
aangepaste zoomformaat selecteren.
•
1 -> 2-zijdig: hiermee scant u één zijde van de originelen in en drukt u
op beide zijden van het papier af.
U kunt het uitvoerbindtype Boek of Kalender selecteren met de knop
meer.
•
2 -> 1-zijdig: hiermee scant u beide zijden van het origineel en drukt u
elke zijde op een afzonderlijk vel af.
U kunt het originele bindtype Boek of Kalender selecteren met de knop
meer.
2 -> 2-zijdig: hiermee scant u beide zijden van het origineel in en drukt
u op beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk
die exact overeenkomt met de originelen.
U kunt het originele en uitvoerbindtype Boek of Kalender selecteren
met de knop meer.
•
Meerdere zijden kopiëren
Met de dubbelzijdige functie kunt u één of twee zijden van de originelen
dubbelzijdig kopiëren of dubbelzijdige originelen in meerdere éénzijdige
kopieën verdelen. Controleer de beschikbaarheid van het papier met behulp
van de functie Dubbelzijdig. U kunt deze functie alleen gebruiken met
Letter SEF, Letter LEF, Ledger, Legal, Executive SEF, Statement SEF, A3,
A4 SEF, A4 LEF, A5 SEF, B4, JIS B5 SEF, ISO B5 SEF, Tabloid Extra, 8K,
16K en Oficio.
Alleen 63 tot 163 g/m2
Als u deze optie gebruikt, zijn kopie ID, Boekje kopiëren,
Transparanten en Poster kopiëren in het tabblad Geavanceerd
niet geactiveerd.
Druk op het tabblad Basis > Dubbelzijdig en vervolgens op de geschikte
dubbelzijdige optie.
•
•
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner plaatst en op 1 ->
2-zijdig , 2 -> 1-zijdig of 2 -> 2-zijdig drukt, verschijnt het bericht Nog
een pagina? na het kopiëren van de eerst pagina. Plaats een ander
origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
•
1 -> 1-zijdig: scant één zijde van een origineel en drukt het op één
papierzijde af. Met deze functie krijgt u een afdruk die exact
overeenkomt met de originelen.
De kleurmodus selecteren
(alleen CLX-9252 9352 Series)
Het apparaat beschikt over veel veelzijdige beeldbewerkingseffecten die
geen gevorderde vaardigheden vereisen.
Druk op het tabblad Basis > Kleurmodus en selecteer vervolgens de
gewenste kleurmodus.
Als u op de knop meer drukt, ziet u meer Kleurmodus opties.
• Auto: selecteer deze instelling om automatisch te detecteren of het
gescande document in kleur of zwart-wit is en selecteer vervolgens de
geschikte kleurinstelling.
• Vierkl.druk: selecteer deze instelling om af te drukken in dezelfde
originele afbeeldingskleur.
Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de
omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van
de afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen.
Kopiëren_ 53
Origineel
•
Druk op het tabblad Basis > Uitvoer en selecteer de kopieeruitvoeropties
die u wilt.
Kopie
•
Z/W: selecteer deze instelling om een zwart-wit afdruk te maken,
ongeacht of het gescande document in kleur of zwart-wit is.
Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de
omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van
de afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen.
Origineel
Sorteren: wanneer u meerdere sets kopieert, kunt u de volgorde van
de afdrukken selecteren.
- Gesorteerd: afdrukken in sets in overeenstemming met dezelfde
volgorde van de originelen.
Kopie
-
Niet-gesorteerd: afdrukken gesorteerd in stapels van afzonderlijke
pagina’s.
De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen
•
•
•
U kunt de kopieeruitvoeropties gebruiken wanneer een optionele
standaard afwerkeenheid of een boekjes-afwerkeenheid is
geïnstalleerd.
Afhankelijk van de richting van het papier in de lade (bijv. SEF of
LEF) kunnen bepaalde niet- en perforatierichtingen niet
beschikbaar zijn.
Wanneer u gelijktijdig de nietmachine en de perforator gebruikt,
kunt u alleen dezelfde positie instellen voor de nietjes en de
perforatiegaten.
•
Offset: afdrukken worden gestapeld in sets en zijkant op zijkant gelegd.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de standaard
afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
-
•
Kopiëren_ 54
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Aan: deze functie kan worden gebruikt.
Draaien: afdrukken worden gestapeld in sets.
•
-
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de standaard
afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
• Deze functie is alleen beschikbaar bij afdrukmateriaal van
Letter- en A4-formaat.
• Voor u deze functie gebruikt, moet u het papier laden in de
laden met SEF (Short edge feed) en LEF (Long edge feed). De
richting van de papierinvoer in lade 1 is bijvoorbeeld SEF,
terwijl de richting van de papierinvoer in lade 2 LEF is.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Aan: deze functie kan worden gebruikt.
Als u optionele standaard afwerkeenheid of de
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd, kunt u meer uitvoerladen
gebruiken.
•
•
Uitvoerlade: selecteer de uitvoerlade.
-
In de CLX-9252 9352 Series is de lade voor rechte papierdoorvoer
(voorzijde naar boven) een optioneel apparaat.
In de SCX-8230 8240 Series is de Binnenste lade (optionele
taakscheider) een optioneel apparaat.
Rechter lade: gebruik de lade voor rechte papierdoorvoer als u dik
papier moet afdrukken of wanneer er herhaaldelijk papierstoringen
van afdrukken plaatsvinden in het uitvoergebied van de middenlade.
•
Bovenste lade: papierformaten die niet ondersteund worden
door de afwerklade worden automatisch afgedrukt in de lade
bovenaan.
• Lade van afwerkeenheid: als de optionele standaard
afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd,
verzendt het apparaat standaard de uitvoer naar de afwerklade.
Nieten: u kunt de afdrukken nieten en de nietpositie aanpassen.
•
Gebruik van de functie Dubbelzijdig (zie "Meerdere zijden
kopiëren" op pagina 53) met de Rechter lade als uitvoerlade
kan de afdruksnelheid verlagen. Wij raden u aan om andere
lades als uitvoerlade te gebruiken.
-
-
Binnenste lade: De binnenlade is erg handig voor het scheiden van
afdrukken. Als u bijvoorbeeld wilt vermijden dat ontvangen faxen
gemengd worden met kopieën of afdrukken, kunt u deze binnenlade
gebruiken om de ontvangen faxen te scheiden.
Middelste lade: het apparaat stuurt de uitvoer standaard naar de
middenste lade.
-
Kopiëren_ 55
De functie Nieten is alleen beschikbaar wanneer de standaard
afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
• Wanneer u de functie Nieten gebruikt, is alleen de afwerklade
beschikbaar voor afdrukken.
• Bij een afdruk van slechts één pagina, werkt de functie Nieten
niet.
• Wanneer u de opties Perforeren als eerste instelt en pas dan
de opties Nieten, kunnen afhankelijk van de nietpositie en de
richting van de papierinvoer in de laden bepaalde opties niet
beschikbaar zijn.
• Wanneer u meerdere kopieën van een taak afdrukt met de
functie Nieten, raden wij u aan om op de afwerklade te letten.
Afdrukken kunnen verkreukelen en uit de afwerklade vallen.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
1 nietje: selecteer deze instelling om afdrukken met een nietje te
binden. U kunt de nietpositie ook selecteren met Links of Rechts in
Nieten Richting.
2 nietjes: selecteer deze instelling om afdrukken met twee nietjes te
binden. U kunt de nietpositie ook selecteren in Nieten Richting.
Afhankelijk van de door u gekozen opties zal het resultaat variëren.
Raadpleeg de onderstaande tabel voordat u de optie 2 nietjes
gebruikt.
Richting van het origineel
(DADI/glasplaat van de
scanner)
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
In de DADI
Oorspronkelijke stand
(weergavescherm)
De papierinvoerrichting
in de lade
Beschikbaar Nieten
Richting
Staande afbeeldingen
Long Edge Feed (LEF)
Links of Rechts
Liggende afbeeldingen
LEF
Boven
Staande afbeeldingen
Short Edge Feed (SEF)
Boven
Liggende afbeeldingen
SEF
Links of Rechts
Staande afbeeldingen
LEF
Boven
Liggende afbeeldingen
LEF
Staande afbeeldingen
Liggende afbeeldingen
Resultaat
Links
Rechts
Links
Rechts
Links of Rechts
Links
Rechts
SEF
Links of Rechts
Links
Rechts
SEF
Boven
Op de glasplaat van de
scanner
Kopiëren_ 56
•
Perforeren: de gaten worden in de afdrukken geperforeerd zodat u ze kunt archiveren.
Afhankelijk van de door u gekozen opties zal het resultaat variëren. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor u de optie Perforeren gebruikt.
Richting van het origineel
(DADI/glasplaat van de
scanner)
Oorspronkelijke stand
(weergavescherm)
De papierinvoerrichting
in de lade
Beschikbare
perforeerpositie
In de DADI
Staande afbeeldingen
Long Edge Feed (LEF)
Op de glasplaat van de
scanner
Liggende afbeeldingen
LEF
Boven
Staande afbeeldingen
Short Edge Feed (SEF)
Boven
Liggende afbeeldingen
SEF
Links of Rechts
Staande afbeeldingen
LEF
Boven
Liggende afbeeldingen
LEF
Staande afbeeldingen
Liggende afbeeldingen
In de DADI
Links of Rechts
Resultaat
Links
Rechts
Links
Rechts
Links of Rechts
Links
Rechts
SEF
Links of Rechts
Links
Rechts
SEF
Boven
Op de glasplaat van de
scanner
Kopiëren_ 57
•
-
-
De perforatiefunctie is alleen beschikbaar wanneer de
perforatiekit in de optionele standaard of
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
• Het aantal perforatiegaten is afhankelijk van de perforatiekit. U
kunt de 2/3-gaten perforatiekit of de 2/4-gaten perforatiekit
aanschaffen.
• Wanneer u de perforatiefunctie gebruikt, is alleen de
afwerklade beschikbaar voor afdrukken.
• Wanneer u de opties Nieten als eerste instelt en pas dan de
opties Perforeren, kunnen afhankelijk van het aantal nietjes,
de nietpositie en de richting van de papierinvoer in de laden
bepaalde opties niet beschikbaar zijn.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
2 gaten: er worden twee gaten links, rechts of bovenaan
geperforeerd. Wanneer het papier voor korte zijde-invoer is
geplaatst, kunt u kiezen uit Links of Rechts; terwijl bij papier dat
voor lange zijde-invoer is geplaatst, u alleen Boven kunt kiezen.
3 gaten: drie gaten worden links, rechts of boven geperforeerd.
Wanneer het papier voor korte zijde-invoer is geplaatst, kunt u
kiezen uit Links of Rechts, terwijl u bij papier dat voor lange
zijde-invoer is geplaatst alleen Boven kunt kiezen.
De tonersterkte wijzigen
Druk op het tabblad Basis. U kunt de tonerdichtheid met de pijl-links/rechts
aanpassen. Met deze functie kunt u donkere afbeeldingen lichter afdrukken
of lichtere afbeeldingen meer donker maken.
Proefkopiëren
Deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt afdrukken. U kunt
eerst een exemplaar afdrukken om de kwaliteit te controleren en daarna de
andere exemplaren afdrukken.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Voer het aantal kopieën in met behulp van het numerieke toetsenblok.
5. Druk op Proefexemplaar.
6. Stel indien nodig de kopieerfuncties op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding in (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op
pagina 59).
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
8. Controleer de kwaliteit van de afdruk.
9. Wanneer het bevestigingsvenster van de proefkopie verschijnt en
wanneer de kwaliteit van de afdruk goed is, drukt u op Doorgaan. De
overige kopieën worden afgedrukt.
Als u op Annul. drukt, worden de overige kopieën geannuleerd.
Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de
omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van de
afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen.
Licht
Gematigd
licht
Origineel
Gematigd
donker
Donker
Kopiëren_ 58
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
Het aangepaste formaat verschilt afhankelijk van de plaats van
de originelen.
Op het tabblad Geavanceerd of Afbeelding van het scherm Kopie kunt u
specifieke kopieerfuncties selecteren.
Het formaat van de originelen selecteren
Als het formaat van het originele document niet automatisch kan worden
herkend of wanneer u een bepaalde documentgrootte wilt selecteren, kunt u
na het opgeven van het scanformaat van het document kopieën maken.
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Minimumformaat
128 x 128 mm
25 x 25 mm
Maximumformaat
297 x 432 mm
297 x 432 mm
•
•
Auto: het formaat van de originelen wordt automatisch
gedetecteerd, maar bij deze optie worden alleen originelen van het
formaat Letter, Ledger, Legal, Statement, A3, A4, A5, B4 of JIS B5
ondersteund.
Verschill. form.: hiermee kunt u papier van Letter- en
Legal-formaat door elkaar gebruiken. Het juiste papierformaat wordt
automatisch geselecteerd in verschillende laden. Stel bijvoorbeeld
dat u een document hebt met drie pagina’s, waarbij de eerste pagina
het Letter-formaat heeft, de tweede pagina het Legal-formaat en de
derde pagina opnieuw het Letter-formaat. In dat geval wordt met
behulp van verschillende laden eerst op papier van Letter-formaat
afgedrukt, vervolgens op papier van Legal-formaat en daarna weer
op papier van Letter-formaat.
Verschill. form. is actief wanneer de originelen in de DADI zijn
geplaatst.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van
origineel.
5. Selecteer het originele formaat.
•
Andere vooraf ingestelde waarden: u kunt de grootte van het
origineel selecteren door de knoppen in te drukken.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
De richting van originelen selecteren
Specificeer de richting van het document bij het kopiëren van dubbelzijdige
documenten of het maken van dubbelzijdige kopieën. Anders kunnen de
kopieën niet worden afgedrukt in de correcte paginavolgorde of de correcte
voor- en achterblad-indeling.
Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u
de papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld
in de beschikbare A/B- en Letter-papierformaten in dit apparaat.
•
Aangepast: als er geen vereiste papiergrootte is of u moet
aangepast papierformaat gebruiken, druk dan op de pijlknoppen om
de grootte van het origineel in te stellen. U kunt het aangepaste
formaat ook instellen en opslaan via Aangepast Formaat. U kunt op
welk moment dan ook het aangepaste formaat selecteren.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Oorspronkelijke
stand.
5. Selecteer de richting van het originele document.
Kopiëren_ 59
•
Staande afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel met de bovenkant naar de achterkant van het apparaat.
De DADI gebruiken
•
De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogram
Identiteitskaart kopiëren
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder het
origineel te verkleinen.
Deze functie is met name handig voor het kopiëren van kleine documenten
zoals visitekaartjes.
Liggende afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel in de DADI met de bovenkant van het originele document
gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of een origineel
document op de glasplaat van de scanner met de bovenkant van het
originele document gericht naar de rechterzijde van het apparaat.
De DADI gebruiken
De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogram
•
1.
2.
3.
4.
5.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
• Het formaat van dubbelzijdige originelen moet kleiner zijn dan A5
om te vermijden dat een deel niet wordt gekopieerd.
Druk in het scherm op Kopie.
Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > kopie ID.
Selecteer de lade in Papierinvoer.
Volg de stappen op het scherm.
Plaats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onder zoals
hieronder aangegeven en sluit de DADI.
Laat bij het plaatsen van een origineel op de glasplaat van de
scanner een kleine ruimte tussen de rand van de glasplaat en het
origineel. Anders kan een deel van het origineel niet worden
afgedrukt.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Kopiëren_ 60
6. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat begint te scannen.
7. Keer het origineel om, plaats het op de glasplaat zoals hieronder
aangegeven en sluit de DADI.
Meerdere pagina's per vel kopiëren (X-op-1)
Het apparaat verkleint het formaat van de afbeeldingen en drukt 2 – 32
pagina’s op één vel papier af.
Laat bij het plaatsen van een origineel op de glasplaat van de
scanner een kleine ruimte tussen de rand van de glasplaat en het
origineel. Anders kan een deel van het origineel niet worden
afgedrukt.
•
•
Als u deze optie gebruikt, zijn kopie ID, Beeld herhalen, Boekje,
Boekje kopiëren en Poster kopiëren in het tabblad
Geavanceerd geactiveerd.
Wanneer u deze optie gebruikt, is Auto aanpassen de enige
beschikbare optie voor de functie Verklein/Vergrot.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > X-op-1.
4. Druk op de desbetreffende optie voor het aantal te kopiëren
afbeeldingen op één pagina.
• Uit: hiermee kopieert u een origineel op één vel papier.
• 2-op-1 - 32-op-1: kopieert het desbetreffend aantal van
afzonderlijke originelen op één pagina.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Afhankelijk van het documentformaat van het origineel, het
uitvoerpapierformaat en de verkleining van de afbeelding kunnen
bepaalde opties niet geactiveerd zijn.
5. Selecteer de lade in Papierinvoer.
•
•
•
Als het origineel groter is dan het afdrukgebied, worden sommige
gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u niet op de knop Start drukt, wordt alleen de voorzijde
gekopieerd.
Als u op knop Stop drukt, annuleert het apparaat de kopieertaak
en keert het terug naar stand-bymodus.
Kopiëren_ 61
6. Druk op de juiste paginavolgorde.
• Afhankelijk van de door u gekozen opties zal het resultaat variëren. Raadpleeg de onderstaande tabel voordat u de optie 2-op-1 gebruikt.
Richting van het origineel
(DADI/glasplaat van de scanner)
In de DADI
Oorspronkelijke stand
(weergavescherm)
Staande afbeeldingen
De papierinvoerrichting in
de lade
LEFa of SEFb
Beschikbare
richting
Links-naar-recht
s
of
Rechts-naar-link
s
Resultaat
Links-naar-rechts
Rechts-naar-links
Op de glasplaat van de scanner
In de DADI
Liggende afbeeldingen
LEF of SEF
Op de glasplaat van de scanner
Kopiëren_ 62
Richting van het origineel
(DADI/glasplaat van de scanner)
In de DADI
Oorspronkelijke stand
(weergavescherm)
Liggende afbeeldingen
De papierinvoerrichting in
de lade
LEF of SEF
Beschikbare
richting
Boven-naar-onde
r
of
Onder-naar-bove
n
Resultaat
Boven-naar-onder
Onder-naar-boven
Op de glasplaat van de scanner
In de DADI
Staande afbeeldingen
LEF of SEF
Op de glasplaat van de scanner
a. LEF betekent lange zijde-invoer (Long Edge Feed).
b. SEF betekent korte zijde-invoer (Short Edge Feed).
•
Alle andere paginavolgordeopties van X-op-1 zijn gelijk met uitzondering van 2-op-1. U kunt op Rechts-naar-onder, Links-naar-onder, Onder-naar-links
en Onder-naar-rechts drukken.
7. Druk op Grens om rond elke pagina een kader af te drukken.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Volledige lijn: drukt op elke pagina een volledige lijn af.
• Stippellijn: drukt een stippellijn rond elke pagina.
• Dwarse lijn: drukt een lijn met kruisjes rond elke pagina.
8. Druk in het scherm op OK.
9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een
ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
Kopiëren_ 63
Beeld herhalen
Deze optie drukt meerdere kopieën van de originele afbeelding af op
dezelfde zijde van een enkele pagina. Als u een ander origineel in de DADI
hebt, worden andere originele afbeeldingen op dezelfde wijze afgedrukt.
•
•
•
Als u deze optie gebruikt, zijn X-op-1, Boekje en Boekje
kopiëren in het tabblad Geavanceerd niet geactiveerd.
Wanneer u Autom. herhalen selecteert, is de optie Auto
aanpassen niet beschikbaar voor de functie Verklein/Vergrot.
Wanneer u Handmatig herhalen selecteert, is de optie Verklein/
Vergrot niet beschikbaar in het tabblad Basis.
5. Druk op Uit in Grens om op het vel een rand af te drukken rond elke
pagina.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Volledige lijn: drukt op elke pagina een volledige lijn af.
• Stippellijn: drukt een stippellijn rond elke pagina.
• Dwarse lijn: drukt een lijn met kruisjes rond elke pagina.
6. Selecteer de lade in Papierinvoer.
7. Druk in het scherm op OK.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Afbeelding verschuiven bij kopiëren
Om te voorkomen dat afbeeldingen door perforatiegaten, nietjes, etc.
worden overlapt, kunt u de positie van de afbeelding verschuiven.
Als u Auto selecteert in Papierinvoer blijft deze functie niet actief.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Beeld herhalen.
4. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Autom. herhalen: het aantal afbeeldingen per vel wordt
automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat. Het aantal herhaalde afbeeldingen wordt automatisch
geselecteerd op basis van de grootte van het origineel, de grootte
van de uitvoerpagina en de verhouding van verkleinen/vergroten.
•
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Afbeelding
verschuiven.
5. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Auto centreren: automatisch positioneren in het midden van het
papier.
Handmatig herhalen: u kunt het aantal afbeeldingen handmatig
selecteren, kies uit 2, 4, 6, 8, 9 of 16.
Kopiëren_ 64
•
Aangepaste marge: u kunt de marge van het papier aanpassen.
- Boven & onder: past de boven- of ondermarge van het papier
aan met behulp van de pijltoetsen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Verklein/Vergrot,
Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De instellingen per
kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Boekje.
5. Selecteer de lade in Papierinvoer.
Als u gebruik wilt maken van de optie Vouwen en nieten, moet u
het papier laden door het met de korte zijde in te voeren.
-
Links & rechts: past de linker- of rechtermarge van het papier
aan met behulp van de pijltoetsen.
6. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• 1-zijdig Origineel: kopieert van één zijde van het origineel naar één
pagina van een boekje.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
•
2-zijdig Origineel Boek: kopieert elke zijde van een origineel naar
één pagina van een boekje.
•
2-zijdig Origineel Kalender: kopieert elke zijde van een origineel
naar één pagina van een boekje. De tweede zijde van elk origineel
wordt 180 graden gedraaid zodat de tekst rechtop in het boekje komt
te staan.
•
Binding: selecteert de richting van de paginavolgorde.
Boekje kopiëren
Het apparaat drukt automatisch af op een of beide zijden van het papier,
waarna het wordt gevouwen zodat u een boekje met alle pagina’s in de
juiste volgorde bekomt.
Elke afbeelding wordt ook automatisch verkleind en op de juist positie
geplaatst overeenkomstig het geselecteerde papierformaat.
•
•
•
•
Als u deze optie gebruikt, zijn Oorspronkelijke stand, X-op-1,
Beeld herhalen, Boekje kopiëren, Voorbladen, Watermerk en
Stempel in het tabblad Geavanceerd niet geactiveerd.
Deze functie is alleen mogelijk bij afdrukmateriaal van het formaat
Letter, Legal, A4, JIS B5, Statement, Executive, A5, 8K, 16K,
Ledger, Tabloid Extra, A3 en JIS B4.
U kunt de optie Vouwen en nieten alleen gebruiken als de
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Als u Vouwen en nieten of Vouwen in Vouwen en nieten
selecteert, worden de afdrukken automatisch in de
boekjes-afwerkeenheid afgedrukt.
Kopiëren_ 65
-
Boek kopiëren
Links: het gedrukte boekje wordt naar links geopend.
Met deze functie kunt u een boek kopiëren. Als het boek te dik is, opent u de
DADI tot de scharnieren niet verder kunnen en sluit u het DADI weer. Als
het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met de DADI open.
•
•
-
•
Rechts: het gedrukte boekje wordt naar rechts geopend.
Vouwen en nieten: selecteer deze instelling om afdrukken te
vouwen en te nieten.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Vouwen en nieten: selecteer deze instelling om afdrukken te
vouwen. De afdrukken kunnen ook met nietjes in het midden
worden gebonden.
-
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
Als u deze optie gebruikt, zijn Oorspronkelijke stand, X-op-1,
Beeld herhalen en Boekje in het tabblad Geavanceerd niet
geactiveerd.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats het boek met de pagina naar onder op de glasplaat en sluit de
DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 34).
•
Laat bij het plaatsen van een boek op de glasplaat van de
scanner een kleine ruimte (circa 10 mm) tussen de boven- en
onderrand van de glasplaat en het boek. Volg de aanbeveling
wanneer u goede afdrukken wilt.
• Bepaalde boeken kunnen in deze functie niet beschikbaar zijn,
zoals boeken met harde kaft, slecht gebonden boeken, etc.
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Boekje kopiëren.
5. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Linkerpagina: drukt alleen de linkerpagina van het boek af.
Vouwen: selecteer deze instelling alleen om afdrukken te
vouwen.
-
In setjes verdelen: Als u een document van meerdere pagina’s
kopieert, selecteert u In setjes verdelen. U kunt het a te drukken
boekje dan onderverdelen in meerdere batches. Een batch telt
maximaal 15 vellen.
Als u bijvoorbeeld een document van 80 pagina’s kopieert, stelt u
het aantal in op 10.
- Eerste batch: 1~40 pagina’s (10 vellen)
- Tweede batch: 41~80 pagina’s (10 vellen)
7. Druk in het scherm op OK.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Kopiëren_ 66
•
Rechterpagina: drukt alleen de rechterpagina van het boek af.
•
Beide pagina’s (vanaf links): drukt beginnend bij de linkerpagina
beide tegenoverelkaarliggende pagina’s af.
•
Beide pagina’s (vanaf rechts): drukt beginnend bij de
rechterpagina beide tegenoverelkaarliggende pagina’s af.
Boek centreren en rand wissen: wist de schaduwen van de
bindings- of boekrand in het midden en aan de zijkanten van
kopieën.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
4. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Verklein/Vergrot,
Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De instellingen per
kopie wijzigen" op pagina 52).
5. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Voorbladen.
6. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Voorkant: drukt het document af met een voorkaft.
• Terug: drukt het document af met een achterkaft.
• Voor- en achterkant: drukt het document af met een voor- en
achterkaft.
7. Druk op 1-zijdig afgedrukt vel in Voorblad om te selecteren of het
voorblad enkelzijdig, dubbelzijdig of blanco is.
8. Selecteer de lade in Papierinvoer.
9. Druk in het scherm op OK.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
•
Transparanten kopiëren
Deze functie voorkomt dat af te drukken kopieën op transparanten aan
elkaar plakken als gevolg van de warmte die tijdens het kopiëren wordt
gegenereerd. U kunt ook originelen op scheidingsvellen kopiëren.
Voorblad kopiëren
Het apparaat voegt automatisch voorbladen toe aan de gekopieerde reeks
originelen met papier uit een andere lade. Voorbladen moeten hetzelfde
formaat en dezelfde afdrukstand hebben als de hoofdtekst van de te
kopiëren originelen.
U kunt deze functie niet gebruiken als u Boekje gebruikt (zie "Boekje
kopiëren" op pagina 65).
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Selecteer de lade, niet Auto, waarin de voorbladen zijn geplaatst in het
tabblad Basis.
•
•
Als u Auto selecteert, blijft de functie Voorbladen inactief.
U moet een lade selecteren met papier van hetzelfde formaat
en dezelfde afdrukstand als de originelen.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Plaats transparanten van het juiste formaat met de te bedrukken zijde
naar beneden in de multifunctionele lade.
3. Druk in het scherm op Apparaatinst. > Instellingen voor lade >
Instellingen > Multif. lade > Papiertype > Transparanten > OK.
4. Druk in het scherm op (
) en Kopie.
5. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Transparanten.
6. Druk op de juiste optie.
• Geen transparanten : hiermee wordt er geen scheidingsvel tussen
de transparanten geplaatst.
• Lege scheidingstekens: hiermee wordt een leeg vel tussen de
transparanten geplaatst. Selecteer een lade met scheidingsvellen in
Scheid.vel.
• Afgedrukt scheidingsteken: hiermee wordt dezelfde afbeelding op
de scheidingsvellen afgedrukt als op de transparanten. Selecteer
een lade met scheidingsvellen in Scheid.vel.
Kopiëren_ 67
•
7. Druk in het scherm op OK.
Als u Transparanten niet heeft geselecteerd bij stap 3, dan
verschijnt er een pop-upvenster.
Andere vooraf ingestelde waarden: hiermee kunt u eenvoudig
veelgebruikte waarden selecteren.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Watermerk
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document, bijvoorbeeld in grote grijze letters "CONCEPT" of
"VERTROUWELIJK". U kunt de tekst alleen op de eerste pagina of op alle
pagina’s afdrukken.
Afhankelijk van het model of geïnstalleerde optionele kits kan deze
functie niet beschikbaar zijn.
•
U kunt gebruikmaken van verschillende vooraf ingestelde watermerken die
met uw apparaat worden meegeleverd. U kunt ook een watermerk dat u wilt
invoeren.
Als u deze optie gebruikt, is de functie Boekje in het tabblad
Geavanceerd niet actief.
Aangepast: hiermee kunt u een tekstbericht invoeren via het
pop-uptoetsenbord.
6. Stel de instellingen Watermerk in.
• Pagina’s: selecteer om de optie op alle pagina’s of alleen op de
eerste pagina af te drukken.
• Tekstkleur/afmeting: selecteer de kleur en de grootte van het
tekstbericht.
• Positie: selecteer de afdrukpositie van het tekstbericht.
7. Druk in het scherm op OK.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Overlay
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de
computer is opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een
willekeurig document kan worden afgedrukt. U kunt gescande formulieren
op de harde schijf opslaan als een overlay om deze toe te passen op
kopieën.
Als u deze optie gebruikt, zijn de functies Boekje en Poster het
tabblad Geavanceerd niet actief.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Watermerk.
5. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
Kopiëren_ 68
Stempel
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Overlay > Aan.
5. Druk op de juiste optie.
Drukt de datum en tijd, paginanummer of gebruikers-id af op de afdrukken.
Wanneer u deze optie gebruikt, worden Boekje en Poster in het
tabblad Geavanceerd geactiveerd.
Als de functie Overlay door uw beheerder is ingesteld met de
modus Geforceerd aan van Apparaatinst. >
Toepassingsinstellingen > Instellingen voor kopiëren >
Overlay, kunt u niet alle overlayopties instellen of wijzigen. De
optie overlay die de beheerder heeft ingesteld, wordt toegepast op
alle kopieën. Neem contact op met uw beheerder.
•
•
•
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Aan: deze functie kan worden gebruikt.
Nieuw: hiermee maakt u een nieuw overlayformulier. Deze optie is
alleen beschikbaar wanneer u originelen op de glasplaat plaatst.
• Detail: toont informatie van het geselecteerde overlayformulier. U
kunt het opgeslagen overlayformulier vooraf bekijken en afdrukken.
• Bewerken: wijzigt de naam van het geselecteerde overlayformulier.
• Verwijd.: verwijdert het geselecteerde overlayformulier.
• Overlapping: u kunt de functie overlappen selecteren om de
overlay toe te passen.
- Voorkant: de overlay zal voor de tekst worden afgedrukt.
Sommige tekt wordt mogelijk niet weergegeven onder de
overlay.
- Terug: de overlay zal achter de tekst worden afgedrukt.
- Transparant: de overlay zal transparant worden toegepast.
6. Selecteer een overlayformulier uit de lijst en druk op OK uit het scherm.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Stempel.
5. Druk op de juiste optie.
• Paginanummer: met deze optie kunt u paginanummers afdrukken
op de afdrukken.
• Tijd en datum: met deze optie kunt u tijd- en datumstempels
afdrukken op de afdrukken.
• Gebruikers-ID: met deze optie kunt u een gebruikers-id afdrukken
op de afdrukken.
• IP-adres: met deze optie kunt u een IP-adres afdrukken op de
afdrukken.
6. Druk op Aan om de geselecteerde optie te gebruiken.
7. Stel de instellingen Stempel in.
• Pagina’s: selecteer om de optie op alle pagina’s of alleen op de
eerste pagina af te drukken.
• Positie: selecteer de afdrukpositie van de tekst.
• Tekst: selecteer de kleur en de grootte.
8. Druk in het scherm op OK.
9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Kopiëren_ 69
Poster kopiëren
De dubbelzijdige scansnelheid selecteren
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. U kunt de afgedrukte pagina’s aan
elkaar kleven om er een poster van te maken.
Met deze optie kunt u de scansnelheid verhogen. In dit geval bespaart u
werkuren. Maar de kopieerkwaliteit kan minder zijn.
•
•
•
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u Origineel (100%)
in Verklein/Vergrot selecteert.
Als u deze optie gebruikt, zijn de functies kopie ID en X-op-1 in
het tabblad Geavanceerd niet actief.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Verklein/Vergrot,
Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De instellingen per
kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Poster kopiëren.
5. Druk op Aan om deze functie te activeren.
6. Selecteer de lade in Papierinvoer.
7. Druk in het scherm op OK.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Snelheid duplexscan.
5. Druk op Hoog om deze functie te activeren.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
De taakvoltooiingsmelding instellen
Wanneer een kopieertaak is voltooid, kan dit apparaat een
voltooiingsmelding via e-mail verzenden. Deze functie is met name handig
voor grote kopieertaken. U hoeft niet naast het apparaat te wachten totdat
de kopieertaak is voltooid.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De delen worden een voor
een ingescand en afgedrukt in deze volgorde:
Kopiëren_ 70
Om een taakvoltooiingsmelding te kunnen ontvangen, moet u de
netwerkparameters en de e-mailinstellingen instellen met behulp van
het bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor
gedetailleerde informatie over hoe u de netwerkparameters en de
e-mailinstellingen instelt, raadpleeg de beheerdershandleiding op de
meegeleverde cd.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Stel indien nodig de kopieerfuncties op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding in (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op
pagina 59).
5. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
6. Druk op het tabblad Geavanceerd > Melding taak voltooid.
7. Druk op Aan om deze functie te activeren.
8. Druk op het invoergebied Emailadres. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer het e-mailadres in waarop u de taakvoltooiingsmelding wilt
ontvangen. Druk op OK. U kunt ook
6. Druk op Aan. Het apparaat begint met scannen.
Na het scannen, toont het apparaat een scherm waarin u wordt
gevraagd om een volgende pagina te plaatsen. Plaats een ander
origineel en druk op Ja. Indien nodig kunt u de kopieerinstelling wijzigen
door Instellingen wijzigen in te drukken. Als u klaar bent, selecteert u
Nee in dit scherm.
7. Het apparaat begint met afdrukken.
Het type origineel selecteren
De instelling type origineel wordt gebruikt om de kopieerkwaliteit te
verbeteren door documenttypen voor de huidige kopieertaken te selecteren.
•
U kunt het e-mailadres selecteren door op Adresboek te
drukken.
• U kunt alleen een e-mailadres invoeren.
9. Druk in het scherm op OK.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Taak samenstellen
Met deze functie kunt u een groot aantal originelen, die uit meerdere
batches en/of verschillende formaten bestaan, in één keer kopiëren. De
kopieertaak wordt na het scannen van alle originelen gestart.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Stel indien nodig de kopieerfuncties op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding in (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op
pagina 59).
5. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Taak samenstellen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Type origineel.
5. Druk op de juiste optie.
• Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit tekst
bestaan.
• Tekst/Foto (Tekst en afgedrukte foto): gebruiken voor originelen
die tekst en foto’s bevatten.
• Foto: gebruiken voor foto’s.
• Gekopieerd origineel: gebruiken voor gekopieerde documenten.
• Kaart: gebruiken voor kaarten.
• Licht origineel: gebruiken voor lichte documenten.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Kopiëren_ 71
Randen wissen
5. Druk op de pijl-links/rechts om het niveau te wijzigen.
U kunt het origineel zonder randen of marges kopiëren.
U kunt deze functie niet gebruiken als u Boekje kopiëren gebruikt
(zie "Boek kopiëren" op pagina 66).
Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de
omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van
de afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Rand wissen.
5. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Rand wissen: wist in alle kopieën een gelijk deel van de randen.
• Perforatie wissen: hiermee verwijdert u markeringen van
perforatiegaten aan de linkerrand van de kopieën.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
De scherpte wijzigen
Laag
Gematigd
laag
Origineel
Gematigd
hoog
Hoog
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Het contrast wijzigen
Stel deze parameter in om het contrast tussen Low en High aan te passen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Contrast.
5. Druk op de pijl-links/rechts om het niveau te wijzigen.
Stel deze parameter in om de randen te benadrukken en de tekst beter
leesbaar te maken. Deze parameter kan ook worden gebruikt om de
originele afbeelding aan te passen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Scherpte.
Kopiëren_ 72
De achtergrond aanpassen
Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de
omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van
de afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen.
Laag
Gematigd
laag
Origineel
Gematigd
hoog
Deze functie is handig als u originelen kopieert die kleuren op de
achtergrond bevatten, zoals bij kranten of catalogi.
Hoog
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
In spiegelbeeld kopiëren
Met deze functie kunt u in spiegelbeeld kopiëren.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Spiegelbeeld.
5. Druk op Aan om deze functie te activeren.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk op het tabblad Afbeelding > Achtergrond aanpassen.
5. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Auto: de achtergrond wordt geoptimaliseerd.
• Verbet.: des te hoger het getal, des te levendiger de achtergrond.
• Wissen: des te hoger het getal, des te lichter de achtergrond.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Afbeeldingen op de achterzijde wissen
Wanneer het origineel dun is en de afbeeldingen op de achterzijde
doorschijnen op de voorzijde, kunt u deze functie gebruiken om de
afbeeldingen op de achterzijde te verwijderen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
Kopiëren_ 73
3. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
4. Druk op het tabblad Afbeelding > Afbeelding aan achterkant wissen.
5. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Wissen: des te hoger het getal, des te lichter het achtergrondbeeld.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
5. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
6. Druk op Programma's.
Het kopiëren in een negatief beeld
Stel deze functie in om het origineel met de licht- en donkergekleurde
gebieden of de kleuren van de omgekeerde afbeelding te kopiëren.
7. Druk op het invoergebied van Naam programma. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk op OK.
U kunt de waarden van ingestelde Programmas functies bekijken
door omhoog of omlaag te schuiven en controleer de waarden met
behulp van de pijl-omhoog/omlaag.
8. Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt, worden
de ingestelde instellingen opgeslagen. Klik op Ga naar lijst of op
Sluiten.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Negatief.
3. Druk op Aan om deze functie te activeren.
4. Druk in het scherm op OK.
5. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Programma's gebruiken
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Druk op Programma's > Lijst.
4. Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst.
Een programma-instelling gebruiken
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt tevens de instellingen van de laatste taken gebruiken.
Programma's opslaan
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
3. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 59).
4. Druk op het tabblad Basis of Terug.
5. Druk op OK.
6. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te kopiëren volgens de door u
geselecteerde instelling.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Kopiëren_ 74
Programma's beheren
Documenten opslaan
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Druk op Programma's > Lijst.
3. Druk op de juiste optie.
U kunt gescande originelen opslaan in Doc.vak (de harde schijf van het
apparaat) van uw apparaat. U kunt indien nodig de opgeslagen documenten
in Doc.vak afdrukken.
•
1.
2.
3.
•
Alles selecteren: selecteert alle programma’s om alles te
verwijderen.
• Detail: toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde
programma.
• Bewer.: wijzigt de naam van het geselecteerde programma.
• Wissen: verwijdert de geselecteerde programma's.
4. Druk op Annul. om naar het tabblad Basis terug te gaan.
4.
5.
6.
Voor meer informatie over hoe u het Doc.vak moet gebruiken,
raadpleegt u het hoofdstuk Doc.vak (zie "Documentenvak" op
pagina 155).
• Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in de Doc.vak raden
wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken.
Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor
schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of
verkeerd gebruik van het apparaat.
Druk in het scherm op Kopie.
Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
Pas de instellingen van elke kopie, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer, in het tabblad Basis aan (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52).
Stel indien nodig de kopieerfuncties op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding in (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op
pagina 59).
Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord.
Druk op Gem dokument.
Vorige instellingen gebruiken
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Druk op Programma's.
4. Selecteer een vorige instelling die u wilt gebruiken.
Bijvoorbeeld, als u de instellingen van de laatste taak wilt gebruiken,
drukt u op Vorige 1.
5. Druk op OK.
6. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te kopiëren volgens de door u
geselecteerde instelling.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
7. Druk op Kopiëren en opslaan of op Alleen opslaan.
• Off: Hiermee schakelt u deze optie uit.
• Kopiëren en opslaan: voor het afdrukken en opslaan van
gescande originelen.
• Alleen opslaan: slaat alleen gescande originelen op.
8. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
9. Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK.
10. Selecteer een bestemming en druk op OK.
11. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren en
opslaan, of uitsluitend op te slaan.
Druk op Stop op het bedieningspaneel om de huidige kopieertaak te
annuleren. U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij
verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel.
Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop
Job Status" op pagina 29).
Kopiëren_ 75
Het menu Snel kopiëren gebruiken
3. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Verklein/Vergrot,
Dubbelzijdig/X-op-1, Uitvoer, Papierinvoer, etc.
Met het menu Snel kopiëren kunt u snel kopieeropties instellen zonder
naar een onderliggend menu of ander tabblad te gaan. Dit menu beschikt
echter niet over alle kopieeropties. Als u andere kopieeropties wilt
gebruiken, gebruikt u de kopieeropties in het menu Kopie (zie "De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 52 of "Bijzondere kopieerfuncties
gebruiken" op pagina 59).
1. Druk in het scherm op Snel kopiëren.
U kunt de standaardopties voor Snel kopiëren in Machine
instellen > Toepassingsinstellingen > Instellingen voor
kopiëren op het weergavescherm instellen. Stel de meest
gebruikte kopieerinstellingen in.
4. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
5. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
Kopiëren_ 76
Bezig met scannen
4.
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
•
•
•
Standaard Scanmethode
Informatie over scanmethodes
Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)
Originelen scannen en verzenden via SMB/WEBDAV/FTP (scannen
naar server)
Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat
(scannen naar USB)
Opgeslagen documenten toevoegen
Te scannen voorbeeldafbeelding
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de
snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen,
de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de
bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en wat u scant,
mogelijk niet kunnen scannen in bepaalde resoluties, vooral niet in
een hogere resolutie.
Standaard Scanmethode
U kunt de originelen met uw apparaat scannen via het netwerk.
• Easy Printer Manager(EPM): EPM is een Windows-programma
waarbinnen alle printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats
samengebracht zijn.
• Easy Document Creator(EDC): Dit programma wordt standaard
geleverd bij uw apparaat. U kunt dit programma gebruiken voor het
scannen van afbeeldingen of documenten.
• TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen.
Wanneer u een afbeelding scant, wordt de geselecteerde toepassing
gestart zodat u het scanproces kunt beheren. Deze functie kunt u
gebruiken via de netwerkverbinding (zie "Scannen met
TWAIN-compatibele software" op pagina 100).
• SmarThru Office: Dit programma wordt standaard geleverd bij uw
apparaat. U kunt dit programma gebruiken voor het scannen van
afbeeldingen of documenten. Deze functie kunt u gebruiken via een
netwerkverbinding.
• E-mail: U kunt de gescande afbeelding als e-mailbijlage verzenden (zie
"Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)" op
pagina 78).
• Server: U kunt een afbeelding scannen en verzenden naar een server,
zoals FTP, WEBDAV of SMB (zie "Originelen scannen en verzenden via
SMB/WEBDAV/FTP (scannen naar server)" op pagina 81).
• USB: U kunt een afbeelding scannen en op een
USB-geheugenapparaat opslaan (zie "Originelen scannen en
verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen naar USB)" op
pagina 86).
•
•
•
•
•
•
•
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
Een programma-instelling gebruiken
Documenten opslaan
Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc
scannen)
Scannen met TWAIN-compatibele software
Scannen in Macintosh
Scannen in Linux
Informatie over scanmethodes
Om de scanfunctie te gebruiken, drukt u op Scannen naar e-mail,
Scannen naar USB, Scannen naar server of in het weergavescherm op
Scannen naar pc.
Wordt er een ander scherm weergegeven, druk dan op (
beginscherm te gaan.
•
•
•
) om naar het
Scannen naar e-mail: scant en verzendt de gescande uitvoer per
e-mail naar de bestemming (zie "Originelen scannen en per e-mail
verzenden (scannen naar e-mail)" op pagina 78).
Scannen naar server: Hiermee scant u het document en zendt u de
gescande uitvoer naar de bestemming via SMB of FTP (zie "Originelen
scannen en verzenden via SMB/WEBDAV/FTP (scannen naar server)"
op pagina 81).
Scannen naar USB: Hiermee scant u een document en slaat u de
gescande uitvoer naar een USB-gegevensapparaat (zie "Originelen
scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen
naar USB)" op pagina 86).
Als u deze functie wilt gebruiken, moet u een
USB-geheugenapparaat aan te sluiten op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
•
Scannen naar pc: scant en verzendt de gescande uitvoer via het
programma Scan- en faxbeheer 2 dat op uw netwerkcomputer is
geïnstalleerd (zie "Originelen inscannen en naar uw computer
verzenden (naar pc scannen)" op pagina 98).
Bezig met scannen_ 77
Originelen scannen en per e-mail verzenden
(scannen naar e-mail)
U kunt originelen scannen en de gescande afbeelding vanaf het apparaat
per e-mail naar verschillende bestemmingen verzenden.
Om een afbeelding te scannen en als bijlage via e-mail te verzenden
moet u eerst de netwerkparameters, SMTP-instellingen en Scannen
naar e-mail-instellingen instellen met behulp van het
bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde
informatie over hoe u de netwerkparameters en de e-mailinstellingen
instelt, raadpleeg de beheerdershandleiding op de meegeleverde cd.
Informatie over het scherm Scannen naar e-mail
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
.
: met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB,
Kopie, Fax, Doc.vak enz. gaan. Druk op deze knop en selecteer het
gewenste menu waar u naar toe wilt.
Het tabblad Basis
•
: met deze knop kunt u bepaalde opties in detail of volledig
weergeven door te drukken op
Druk op Scannen naar e-mail in het scherm.
•
•
•
Voorbeeld: hiermee kunt u een voorbeeldafbeelding bekijken voor
het scannen (zie "Te scannen voorbeeldafbeelding" op pagina 88).
Programma’s: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 96).
Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf van uw
apparaat op (zie "Documenten opslaan" op pagina 98).
Het tabblad Geavanceerd
Aan: voer het adres van de ontvanger in.
Van: voer het e-mailadres van de afzender in.
Tit.: voer het e-mailonderwerp in. U kunt maximaal 50 tekens
invoeren.
Ber: voer het e-mailbericht in. U kunt maximaal 200 tekens
invoeren.
Adresboek: geeft het adres van de ontvanger in door op een
opgeslagen adres te drukken. Veelgebruikte e-mailadressen kunt u
opslaan met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™ Web
Service (zie "Een adresboek maken via het bedieningspaneel" op
pagina 119 of "Een adresboek instellen met behulp van SyncThru™
Web Service" op pagina 122).
Recent: toont de 10 laatst gebruikte e-mailadressen. U kunt ook
e-mailadressen kiezen in plaats van deze met het
pop-uptoetsenbord in te voeren (zie "Het laatste e-mailadres
opnieuw verzenden" op pagina 80).
+Toevoeg./Bewerken: wanneer u Aan, Van enz. invoert, selecteert
u diegene die u wilt invoeren. Druk vervolgens op deze knop. U kunt
de ingevoerde waarde ook met deze knop bewerken.
CC: verzendt een kopie van de e-mail naar een extra ontvanger.
BCC: hetzelfde als CC, maar de naam van de ontvanger wordt niet
weergegeven.
Bijvoegen: laadt de documenten die momenteel zijn opgeslagen in
Doc.vak (zie "Opgeslagen documenten toevoegen" op pagina 88).
Dubbelzijdig: selecteert of het apparaat het origineel enkelzijdig
(1-zijdig) of dubbelzijdig (2-zijdig, boek) scant (2-zijdig, kalender)
(zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89).
Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie (zie "De
resolutie wijzigen" op pagina 89).
•
•
•
•
•
•
•
•
Formaat van origineel: selecteert het formaat van originelen (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 90).
Oorspronkelijke stand: selecteert de afdrukstand van de
originelen (zie "De richting van originelen selecteren" op pagina 90).
Uitgesteld verzenden: stelt het apparaat in om op een later tijdstip
automatisch een e-mail te verzenden (zie "Het verzenden van een
gescande afbeelding uitstellen" op pagina 91).
Boek scannen: maakt het verzenden van een gescand bestand
van een boek of catalogus als e-mailbijlage mogelijk (zie "Boek
scannen" op pagina 91).
Taak samenstellen: hiermee kunt u meerdere pagina’s scannen of
verschillende types van originelen in een bestand verzenden (zie
"Taak samenstellen" op pagina 92).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Melding taak voltooid: verzendt een e-mailmelding nadat het
scannen naar e-mail-taak is voltooid (zie "De taakvoltooiingsmelding
instellen" op pagina 92).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Bezig met scannen_ 78
Het tabblad Afbeelding
•
Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of
vorige pagina gaan.
•
•
Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de
gescande uitvoer (zie "Bestandsind." op pagina 95).
Bestandnaam: maakt de bestandsnaam van het bestand dat wordt
verstuurd (zie "Bestandsnaam" op pagina 96).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Een ingescand origineel naar verschillende
bestemmingen verzenden als e-mailbijlage
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto enz.
(zie "Het type origineel selecteren" op pagina 93).
Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoer aan
(zie "De kleurmodus selecteren" op pagina 93).
Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoer aan
(zie "Tonersterkte wijzigen" op pagina 93).
Scherpte: past het scherpteniveau van de gescande uitvoer aan
(zie "Scherpte aanpassen" op pagina 93).
Contrast: past het contrastniveau van de gescande uitvoer aan (zie
"Contrast aanpassen" op pagina 94).
-Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Achtergrond aanpassen: hiermee kunt u de achtergrond deels
wissen door de dichtheid of helderheid aan te passen (zie "De
achtergrond aanpassen" op pagina 94).
Afbeelding aan achterk. wissen: voorkomt bij het scannen van de
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt
meegescand (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op
pagina 94).
Scan naar rand: scant originelen van rand tot rand (zie "Scan naar
rand" op pagina 94).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Uitvoer
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk in het scherm op Scannen naar e-mail.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 89).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Druk op het invoergebied van Aan en +Toevoeg./Bewerken,
vervolgens verschijnt het pop-uptoetsenbord. Voer het e-mailadres van
de gewenste ontvanger in (zie "E-mailadressen invoeren met het
pop-uptoetsenbord" op pagina 80).
U kunt het e-mailadres van de ontvanger ook invoeren met behulp
van Adresboek of Recent (zie "E-mailadressen invoeren via het
adresboek" op pagina 80 of "Het laatste e-mailadres opnieuw
verzenden" op pagina 80).
6. Druk op het invoergebied van Van en +Toevoeg./Bewerken. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer het e-mailadres van de gewenste
ontvanger in (zie "E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord"
op pagina 80).
U kunt het e-mailadres van de afzender ook invoeren met behulp
van Adresboek of Recent (zie "E-mailadressen invoeren via het
adresboek" op pagina 80 of "Het laatste e-mailadres opnieuw
verzenden" op pagina 80).
•
•
Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan
(zie "Kwaliteit" op pagina 95).
Voorinstelling scan: wijzigt automatisch bepaalde scanopties,
zoals bestandsindeling en resolutie. U kunt opties aanpassen voor
elk specifiek doel (zie "Voorinstelling scan" op pagina 95).
7. Druk op Tit., het pop-uptoetsenbord verschijnt en voer de gewenste titel
voor het e-mailbericht in. Druk op OK.
8. Druk op Ber, het pop-uptoetsenbord verschijnt en voer het gewenste
e-mailbericht in. Druk op OK.
9. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 89).
10. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Bezig met scannen_ 79
•
•
•
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Taakstatus op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk
op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29).
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht.
Als u de invoergebieden Adres afzender, Onderwerp en Bericht
in Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Scan naar
e-mailinstellingen > Algemeen hebt geconfigureerd, kunt u het
e-mailadres van de afzender, het onderwerp en het bericht zien.
E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord
De volgende procedure illustreert hoe u bij wijze van voorbeeld
"
[email protected]" invoert.
1. Druk in het scherm op Scannen naar e-mail.
2. Druk op het invoergebied van Aan of Van en +Toevoeg./Bewerken,
vervolgens verschijnt het pop-uptoetsenbord.
E-mailadressen invoeren
Zodra u veelgebruikte adressen in het adresboek hebt opgeslagen (zie "Een
adresboek maken" op pagina 119), kunt u e-mailadressen een voor een of
rechtstreeks met behulp van het pop-uptoetsenbord invoeren.
E-mailadressen invoeren via het adresboek
1. Druk in het scherm op Scannen naar e-mail.
2. Druk op het invoergebied van Aan of Van.
3. Druk op Adresboek.
3.
4.
5.
6.
7.
Druk op a, b, c, d, e, f, g.
Druk op @.
Druk op a, b, c.
Druk op . en vervolgens op c, o, m.
Druk op OK nadat u alle gegevens hebt ingevoerd.
Druk op het pictogram verwijderen (
e-mailadres te verwijderen.
) om een ingevoerd
Het laatste e-mailadres opnieuw verzenden
4. Druk op Lokaal of op Server.
5.
6.
7.
8.
Als u Server wilt gebruiken, moet u LDAP-instellingen
instellen voordat u Server kunt gebruiken. Voor gedetailleerde
informatie over LDAP-instellingen, raadpleeg de
beheerdershandleiding op de gebruikershandleiding-cd.
Met deze functie kunt adressen selecteren die geregistreerd
zijn in de server LDAP (Lightweight Diretory Access
Protocol) via het netwerk.
Druk op het invoergebied van Zoeken. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de eerste letter of het volledige e-mailadres in dat u zoekt.
Druk vervolgens op OK.
Druk op Zoeken.
Zodra de zoekopdracht is voltooid, worden de zoekresultaten
weergegeven op het scherm.
Selecteer in de zoekresultaten het gezochte e-mailadres en druk op
OK.
Wanneer u een e-mailadres via het Adresboek invoert, wordt het
adresboekpictogram (
) in het invoergebied van het e-mailadres
weergegeven.
U kunt een e-mailadres verwijderen door op het pictogram
verwijderen (
) te drukken.
Om opnieuw te verzenden naar het laatst gebruikte e-mailadres:
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk in het scherm op Scannen naar e-mail.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 89).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Druk op het invoergebied van Aan en Recent.
6. Druk op het e-mailadres waarnaar u het document opnieuw wilt
verzenden.. Druk vervolgens op OK.
Toevoegen aan adres: Maakt het mogelijk om een
e-mailadres toe te voegen in de Recent resultaten van het
Adresboek.
• Verwijd.: Maakt het mogelijk om een e-mailadres te
verwijderen in de Recent resultaten. Druk op het e-mailadres
dat u wilt verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd..
7. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 89).
8. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Bezig met scannen_ 80
•
Een e-mailbevestigingsrapport afdrukken
Informatie over het scherm Scannen naar server
U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt waarin wordt aangegeven of de e-mail is verzonden.
Druk op Scannen naar server in het scherm.
Als een rapport tekens of lettertypes bevat die niet worden
ondersteund door het apparaat, verschijnt in plaats van de tekens/
lettertypes het woord Unknown in het rapport.
Het tabblad Basis
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Scan naar
e-mailinstellingen > Algemeen op het scherm.
•
+ Toevoegen : u kunt rechtstreeks een nieuwe SMB-, WEBDAV- of
FTP-server toevoegen.
U kunt ook een nieuwe SMB-, WEBDAV- of FTP-server
toevoegen in SyncThru™ Web Service (zie "Een adresboek
instellen met behulp van SyncThru™ Web Service" op
pagina 122).
2. Schuif omlaag en druk op de geschikte optie in Bladen
afdrukbevestiging.
•
•
•
•
•
Alleen bij fouten: drukt alleen een bevestigingsrapport af wanneer
de overdracht van een e-mail mislukt.
• Altijd: drukt altijd een bevestigingsrapport af of een overdracht van
een e-mail is gelukt of niet.
• Nooit: drukt nooit een bevestigingsrapport af.
3. Druk op OK.
•
•
•
•
Originelen scannen en verzenden via SMB/
WEBDAV/FTP (scannen naar server)
Adresboek: hiermee voert u het adres van de ontvanger in door op
een opgeslagen adres te drukken. Veelgebruikte serveradressen
kunt u opslaan met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™
Web Service (zie "Een adresboek maken via het bedieningspaneel"
op pagina 119 of "Een adresboek instellen met behulp van
SyncThru™ Web Service" op pagina 122).
Recent: toont de 10 laatst verzonden serveradressen. U kunt ook
serveradressen kiezen in plaats van deze met het
pop-uptoetsenbord in te voeren (zie "Het laatste serveradres
opnieuw verzenden" op pagina 84).
Bijvoegen: laadt de documenten die momenteel zijn opgeslagen in
Doc.vak (zie "Opgeslagen documenten toevoegen" op pagina 88).
Dubbelzijdig: selecteert of het apparaat het origineel enkelzijdig
(1-zijdig) of dubbelzijdig (2-zijdig, boek) scant (2-zijdig, kalender)
(zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89).
Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie (zie "De
resolutie wijzigen" op pagina 89).
Voorbeeld: hiermee kunt u een voorbeeldafbeelding bekijken voor
het scannen (zie "Te scannen voorbeeldafbeelding" op pagina 88).
Programma’s: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 96).
Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf van uw
apparaat op (zie "Documenten opslaan" op pagina 98).
•
U kunt een afbeelding inscannen en naar drie bestemmingen verzenden via
SMB, WEBDAV of FTP.
Als u een afbeelding wilt scannen en naar een server wilt verzenden
moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van het
bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde
informatie over hoe u de netwerkparameters instelt, raadpleeg de
beheerdershandleiding op de gebruikershandleiding-cd.
: met deze knop kunt u bepaalde opties in detail of volledig
weergeven door te drukken op
•
.
: met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB,
Kopie, Fax, Doc.vak enz. gaan. Druk op deze knop en selecteer het
gewenste menu waar u naar toe wilt.
Bezig met scannen_ 81
Het tabblad Geavanceerd
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Formaat van origineel: selecteert het formaat van originelen (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 90).
Oorspronkelijke stand: selecteert de afdrukstand van de
originelen (zie "De richting van originelen selecteren" op pagina 90).
Uitgesteld verzenden: stelt het apparaat in om een gescande
afbeelding zonder uw tussenkomst op een later tijdstip te verzenden
(zie "Het verzenden van een gescande afbeelding uitstellen" op
pagina 91).
Boek scannen: maakt het verzenden van een gescand bestand
van een boek of catalogus naar een server mogelijk (zie "Boek
scannen" op pagina 91).
Taak samenstellen: hiermee kunt u meerdere pagina’s scannen of
verschillende types van originelen in een bestand verzenden (zie
"Taak samenstellen" op pagina 92).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Melding taak voltooid: verzendt een e-mailmelding nadat de
scannen naar server-taak is voltooid (zie "De taakvoltooiingsmelding
instellen" op pagina 92).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Afbeelding
Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of
vorige pagina’s gaan.
"Scherpte aanpassen" op pagina 93).
Contrast: past het contrast van de gescande uitvoeren aan (zie
"Contrast aanpassen" op pagina 94).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Achtergrond aanpassen: hiermee kunt u de achtergrond
gedeeltelijk wissen door de dichtheid of helderheid aan te passen
(zie "De achtergrond aanpassen" op pagina 94).
Afbeelding aan achterk. wissen: voorkomt bij het scannen van de
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt
meegescand (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op
pagina 94).
Scan naar rand: scant originelen van rand tot rand (zie "Scan naar
rand" op pagina 94).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Uitvoer
•
•
•
•
Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan
(zie "Kwaliteit" op pagina 95).
Voorinstelling scan: wijzigt automatisch bepaalde scanopties,
zoals bestandsindeling en resolutie. U kunt opties aanpassen voor
elk specifiek doel (zie "Voorinstelling scan" op pagina 95).
Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de
gescande uitvoer (zie "Bestandsind." op pagina 95).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Scannen en verzenden naar een SMB-/WEBDAV-/
FTP-server
U kunt maximaal vier bestemmingen selecteren met behulp van
SMB-, WEBDAV- of FTP-servers.
•
•
•
•
Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto enz.
(zie "Het type origineel selecteren" op pagina 93).
Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoeren aan
(zie "De kleurmodus selecteren" op pagina 93).
Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoeren
aan (zie "Tonersterkte wijzigen" op pagina 93).
Scherpte: past de scherpte van de gescande uitvoeren aan (zie
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Scannen naar server op het scherm
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 89).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Druk op het invoergebied van de servernaam. U kunt het serveradres
van de ontvanger handmatig invoeren. U kunt een adres in het tweede
pas invullen nadat u een adres in het eerste hebt ingevuld (zie
"Serveradressen handmatig invoeren" op pagina 83).
U kunt ook Adresboek gebruiken om het adres op een eenvoudige
manier in te voeren (zie "Serveradressen van het adresboek invoeren"
op pagina 83).
Bezig met scannen_ 82
6. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 89).
7. Druk op Start op het bedieningspaneel.
Het apparaat begint met te scannen en verzendt het origineel daarna
naar de opgegeven server.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
•
•
Serveradressen handmatig invoeren
1. Druk in het scherm op Scannen naar server.
2. Druk op het invoergebied van het serveradres of op + Toevoegen .
Het venster Dir. invoer verschijnt.
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Taakstatus op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk
op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29).
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van gescande gegevens.
Serveradressen invoeren
Nadat u eenmaal veelgebruikte adressen hebt opgeslagen in het adresboek
(zie "Een adresboek maken" op pagina 119), kunt u serveradressen één
voor één invoeren of direct met behulp van + Toevoegen invoeren.
Serveradressen van het adresboek invoeren
1. Druk in het scherm op Scannen naar server.
2. Druk op Adresboek.
3. Druk op het type van de server, kies uit SMB, WebDAV of FTP.
4. Druk op het invoergebied van Naam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de servernaam in. Druk vervolgens op OK.
5. Druk op IP of Host en vervolgens op het invoergebied IP-adres/
hostnaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam. Druk op OK.
6. Druk op het invoergebied van Poortnr.. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535. Druk op OK.
7. Druk op het invoergebied van Gebruik.naam. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gebruikersnaam van de server in. Druk vervolgens op OK.
•
3. Druk op het invoergebied van Zoeken. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
4. Voer de eerste letter of het volledige serveradres in dat u zoekt.
Druk vervolgens op OK.
5. Druk op Zoeken.
Zodra de zoekopdracht is voltooid, worden de zoekresultaten
weergegeven op het scherm.
6. Druk in de zoekresultaten op het gezochte serveradres en
vervolgens op OK.
Druk op het pictogram verwijderen (
serveradres te verwijderen.
) om een ingevoerd
Bij SMB of FTP, wanneer u wilt dat de server toegang
verleent aan niet-gemachtigde personen, drukt u in het vak
Anoniem. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als
u het selectievakje Anoniem hebt ingeschakeld, ga dan
naar stap 9.
• Als u het vak Anoniem wilt gebruiken, moet de
veiligheidsconfiguratie voor de geselecteerde SMB-server
zijn uitgevoerd om de gegevens te kunnen verzenden (zie
"Een voorbeeld van de veiligheidsconfiguratie voor
anonieme gebruiker op de SMB-server." op pagina 85).
• Afhankelijk van het geïnstalleerde besturingssysteem op
de SMB-server, zoals Windows 7 Home Premium, kunt u
de optie Anoniem niet gebruiken. Voor gedetailleerde
informatie raadpleeg de gebruikershandleiding van het
besturingssysteem.
• Bij WebDAV kunt u de bestanden gecodeerd versturen
door SSL in te drukken. Als het apparaat en de
ontvangende WebDAV-server van de optie SSL (Secure
Sockets Layer) verschillen, zou de overdracht kunnen
mislukken. Als daarnaast de ontvangende WebDAV server
alleen het gecodeerde bestand kan ontvangen, moet u de
knop SSL indrukken.
8. Druk op het invoergebied van Gebruikerswachtwoord. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer het gebruikerswachtwoord van de server in. Druk op OK.
Bezig met scannen_ 83
9. Druk op het invoergebied van Gebruikersdomein. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer het gebruikersdomein van de server in. Druk vervolgens op
OK.
•
•
Ingeval WebDAV, Gebruikersdomein niet verschijnt.
Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein
heeft, laat u dit veld leeg of voert u de computernaam van
de SMB-server in.
• Als de ingevoerde FTP-server geen geregistreerd domein
heeft, laat u dit veld leeg.
10. Druk op het invoergebied van Bestandsmap. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de bestandenmapnaam van de server in voor de opslag van de
gescande afbeelding. Druk vervolgens op OK.
11. Druk op het invoergebied van Documentnaam. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de naam in waaronder u het document wilt opslaan. Druk op
OK.
U kunt de opgeslagen bestandsindeling selecteren in
Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Scan naar
serverinstellingen > Bestandsindeling.
12. Selecteer de te gebruiken optie Best.beleid met de pijl-links/rechts.
Als de server al een bestand met dezelfde naam heeft, wordt het
bestand verwerkt volgens het door u geselecteerde bestandsbeleid.
• Naam wijzigen: het verzonden bestand wordt opgeslagen met
een automatisch geprogrammeerde verschillende
bestandsnaam.
• Annul.: verzendt het gescande bestand niet wanneer er op de
server al een bestand met dezelfde naam bestaat.
• Overschr.: het bestaande bestand wordt door het verzonden
bestand overschreven.
13. Selecteer de optie Map maken die u wilt gebruiken met de pijl-links/
rechts.
• Aanmeldingsnaam gebruiken: Als u Aan selecteert in deze
optie maakt het apparaat een submap in de map die u hebt
geselecteerd en worden de verzonden bestanden opgeslagen in
de submap. De submap krijgt dezelfde naam als de
gebruikersnaam die u hebt ingevoerd in stap 7.
Als alle opties voor het maken van een map tegelijkertijd
geactiveerd worden, worden de verzonden bestanden op de
onderstaande wijze opgeslagen.
• Als een enkel gescand bestand wordt verzonden:
\\map\gebruikersnaam\2010-01-01\DOC.jpg
• Als er meerdere gescande bestanden worden verzonden:
\\map\gebruikersnaam\2010-01-01\DOCJPEG\DOC000.j
pg
\\map\gebruikersnaam\2010-01-01\DOCJPEG\DOC001.j
pg
14. Druk op OK nadat u alle gegevens hebt ingevoerd.
U kunt een serveradres verwijderen door op het pictogram
verwijderen (
) te drukken.
Het laatste serveradres opnieuw verzenden
Om het laatst verzonden serveradres opnieuw te verzenden:
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk in het scherm op Scannen naar server.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 89).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Druk op Recent.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde
naam, maakt het apparaat geen submap.
•
Mapaanmaakcyclus: U kunt de cyclus voor het maken van een
submap instellen. Het apparaat maakt dan een submap volgens
deze ingestelde optie.
6. Druk op het serveradres dat u opnieuw wilt verzenden. Druk vervolgens
op OK.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde
naam, maakt het apparaat geen submap.
-
•
Elke dag: Elke dag wordt er een submap gemaakt. De
notatie van de naam van de submap is JJJJ-MM-DD (bv.
2010-01-01).
- Elke maand: Elke maand wordt er een submap gemaakt. De
notatie van de naam van de submap is JJJJ-MM (bv.
2010-01).
- Elk jaar: Elk jaar wordt er een submap gemaakt. De notatie
van de naam van de submap is JJJJ (bv. 2010).
Map maken Voor meerdere bestanden: Als u Aan selecteert
in deze optie en meerdere bestanden hebt gescand, maakt het
apparaat een submap in de map die u hebt geselecteerd en
worden de verzonden bestanden opgeslagen in de submap.
Bezig met scannen_ 84
•
Toevoegen aan adres: maakt het mogelijk om een
serveradres toe te voegen in de Recent resultaten van het
Adresboek.
• Verwijd.: maakt het mogelijk om een serveradres te
verwijderen in de Recent resultaten. Druk op het serveradres
dat u wilt verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd..
7. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 89).
8. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
4. Voeg de gedeelde mapnaam toe bij Netwerktoegang: Gedeelde
mappen waartoe men anoniem toegang heeft, zoals hieronder
getoond.
De volgende afbeelding is een voorbeeld voor het invoeren van
"Shared".
Een voorbeeld van de veiligheidsconfiguratie voor
anonieme gebruiker op de SMB-server.
Om gegevens naar een SMB-server te verzenden, moet de
veiligheidsconfiguratie van de SMB-server voor het gebruik van de optie
Anoniem zijn ingesteld.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem Windows
XP Professional SP3.
Afhankelijk van het besturingssysteem kan de procedure afwijken of
geen toegang bieden voor niet-gemachtigde personen.
1. Klik in Windows op Start > Configuratiescherm > Systeembeheer >
Lokaal beveiligingsbeleid.
2. Klik op Lokaal beleid > Beveiligingsopties.
3. Wijzig de onderstaande instellingen naar Ingeschakeld.
• Netwerktoegang: Vertaling anonieme SID/Naam toestaan
• Netwerktoegang: Laat de toestemmingen voor iedereen van
toepassing zijn op anonieme gebruikers
5.
6.
7.
8.
Klik op Toepassen en vervolgens op OK.
Selecteer de gedeelde map en klik op de rechtermuisknop.
Klik op Delen en beveiliging….
Klik op Beveiliging en voeg ANONYMOUS LOGON toe bij Namen van
groepen of gebruikers, zoals hieronder afgebeeld.
Bezig met scannen_ 85
Originelen scannen en verzenden naar een
USB-geheugenapparaat (scannen naar USB)
9. Klik op Delen > Share this folder > Machtigingen.
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een
USB-geheugenapparaat opslaan. Wanneer u een document scant, gebruikt
het apparaat de standaardinstellingen, zoals de resolutie. U kunt bovendien
uw eigen scaninstellingen aanpassen (zie "De instellingen van de
scanfunctie wijzigen" op pagina 89).
Informatie over het scherm Scannen naar USB
Druk op Scannen naar USB in het scherm.
Het tabblad Basis
10. Voeg ANONYMOUS LOGON toe bij Namen van groepen of
gebruikers, zoals hieronder afgebeeld.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
11. Klik op Toepassen en vervolgens op OK bij Machtigingen voor
gedeeld.
12. Klik op Toepassen en vervolgens op OK bij Gedeelde eigenschappen.
•
•
•
•
: gaat terug naar het bovenliggende menu.
Selecteren: gaat naar de geselecteerde map.
Nieuwe map: maakt een nieuwe map aan op het
USB-geheugenapparaat.
Detail: toont de informatie van de geselecteerde map of bestand.
Bewerken: wijzigt de naam van de geselecteerde map of bestand.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde map of het geselecteerde
bestand.
Bestandnaam: maakt een bestandsnaam om de gescande
gegevens op te slaan.
Dubbelzijdig: selecteert of het apparaat het origineel enkelzijdig
(1-zijdig) of dubbelzijdig (2-zijdig, boek) scant (2-zijdig, kalender)
(zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89).
Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie (zie "De
resolutie wijzigen" op pagina 89).
Voorbeeld: hiermee kunt u een voorbeeldafbeelding bekijken voor
het scannen (zie "Te scannen voorbeeldafbeelding" op pagina 88).
Programma’s: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 96).
Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf van uw
apparaat op (zie "Documenten opslaan" op pagina 98).
: met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB,
Kopie, Fax, Doc.vak enz. gaan. Druk op deze knop en selecteer het
menu waar u naar toe wilt.
Bezig met scannen_ 86
Het tabblad Geavanceerd
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt
meegescand (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op
pagina 94).
Scan naar rand: scant originelen van rand tot rand (zie "Scan naar
rand" op pagina 94).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
•
•
Het tabblad Uitvoer
•
•
•
•
•
Formaat van origineel: selecteert het formaat van originelen (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 90).
Oorspronkelijke stand: selecteert de afdrukstand van de
originelen (zie "De richting van originelen selecteren" op pagina 90).
Boek scannen: maakt het verzenden van een gescand bestand
van een boek of catalogus als e-mailbijlage mogelijk (zie "Boek
scannen" op pagina 91).
Taak samenstellen: hiermee kunt u meerdere pagina’s scannen of
verschillende types van originelen in een bestand verzenden (zie
"Taak samenstellen" op pagina 92).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Afbeelding
Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of
vorige pagina’s gaan.
•
Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan
(zie "Kwaliteit" op pagina 95).
Voorinstelling scan: hiermee wijzigt u automatisch bepaalde
scanopties, zoals de resolutie en bestandsindeling. U kunt opties
aanpassen voor elk specifiek doel (zie "Voorinstelling scan" op
pagina 95).
Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de
gescande uitvoer (zie "Bestandsind." op pagina 95).
Best.beleid: wijzigt of overschrijft automatisch de naam wanneer er
op het USB-apparaat al een bestand met dezelfde bestandsnaam
bestaat (zie "Bestandsbelei" op pagina 96).
Map maken: maakt automatisch een nieuwe map aan voor het
opslaan van de gescande afbeelding (zie "Map maken" op
pagina 96).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
•
•
•
•
•
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto enz.
(zie "Het type origineel selecteren" op pagina 93).
Kleurmodus: past de opties voor kleuren van de gescande uitvoer
aan (zie "De kleurmodus selecteren" op pagina 93).
Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoer aan
(zie "Tonersterkte wijzigen" op pagina 93).
Scherpte: past het scherpteniveau van de gescande uitvoer aan
(zie "Scherpte aanpassen" op pagina 93).
Contrast: past het contrastniveau van de gescande uitvoer aan (zie
"Contrast aanpassen" op pagina 94).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Achtergrond aanpassen: hiermee kunt u de achtergrond
gedeeltelijk wissen door de dichtheid of helderheid aan te passen
(zie "De achtergrond aanpassen" op pagina 94).
Afbeelding aan achterk. wissen: voorkomt bij het scannen van de
Het apparaat kan het niet geformatteerd USB-geheugenapparaat
niet detecteren. Formatteer en steek het USB-geheugenapparaat
in de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
• Het apparaat kan het USB-geheugenapparaat niet detecteren als
het apparaat in de energiebesparende modus staat. Wacht tot het
apparaat zich in stand-bymodus bevindt en sluit vervolgens het
USB-geheugenapparaat opnieuw op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat aan.
• Het apparaat heeft twee USB-geheugenpoorten. Als er al een
USB-geheugen op één van de poorten aangesloten is en u sluit
een USB-geheugenapparaat op een andere poort aan, dan zal het
apparaat deze laatste niet detecteren. Verwijder het eerst
geplaatste USB-geheugenapparaat en sluit vervolgens het
gewenste USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
Bezig met scannen_ 87
Opgeslagen documenten toevoegen
3. Druk in het scherm op Naar USB scannen.
4. Druk op het tabblad Basis.
Wanneer u een opgeslagen document via Scannen naar e-mail of
Scannen naar server naar e-mail of server verzendt, kunt u met deze optie
een opgeslagen document in het documentenvak toevoegen. U kunt alleen
opgeslagen documenten van het documentenvak toevoegen. Om
documenten toe te voegen moeten ze eerst in het documentenvak zijn
opgeslagen (zie "Documentenvak" op pagina 155).
Een opgeslagen document verzenden
5. Selecteer een map om de gescande afbeelding op te slaan. Als u geen
map selecteert, wordt de gescande afbeelding in de rootdirectory
opgeslagen.
6. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 89).
7. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 89).
8. Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
9. Voer een bestandsnaam in om de gescande gegevens op te slaan. Druk
op OK.
10. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en op te slaan.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
11. Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Druk op Scannen naar e-mail of Scannen naar server op het scherm.
Voer het e-mailadres van de ontvanger of het serveradres in.
Druk op Bijvoegen.
Druk op het documentenvak waarin het toe te voegen document zit.
Druk op Selecteren.
Druk op een opgeslagen bestand om het toe te voegen.
Druk op OK. De naam van het toegevoegde bestand wordt
weergegeven.
8. Selecteer met de pijl-links/rechts de toegevoegde bestandsindeling.
9. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat verzendt het
toegevoegde bestand naar de e-mail of de server.
Te scannen voorbeeldafbeelding
Voordat u een afbeelding verzendt, kunt u de gescande afbeelding zien met
de functie Voorbeeld. De voorbeeldafbeelding wordt toegepast met de
ingestelde optie in de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer. U
kunt indien nodig de scanopties opnieuw instellen na het zien van de
voorbeeldafbeelding.
De knop Voorbeeld gebruiken
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen
op het scherm.
3. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 89).
4. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 89).
5. Druk op het tabblad Basis. Voer elk item in.
6. Druk op Voorbeeld. De voorbeeldpagina verschijnt.
Bezig met scannen_ 88
Hulpmiddelen
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
Functie
Verkleint 2 tot 4 keer de voorbeeldafbeelding. U
kunt de verkleinde afbeelding bekijken.
Vergroot 2 tot 4 keer de voorbeeldafbeelding. U
kunt het gewenste deel van de uitvergrote
afbeelding zien.
Past de voorbeeldafbeelding aan, aan de grootte
van het voorbeeldscherm.
Als de gescande afbeelding meerdere pagina’s
bevat, druk dan op de pijl-links/rechts om de andere
pagina’s van te voren zien.
In dit gedeelte leest u hoe u de documentinstellingen aanpast voor elke
scantaak, zoals resolutie, dubbelzijdig afdrukken, formaat van het origineel,
type, kleurmodus, tonerdichtheid enzovoort. De opties die u wijzigt, blijven
enige tijd behouden, maar wanneer die periode is verstreken, worden de
standaardwaarden voor deze opties hersteld.
Dubbelzijdig scannen van originelen
Deze functie is speciaal van toepassing op het scannen van dubbelzijdig
bedrukte documenten. U kunt aangeven of er enkelzijdig of dubbelzijdig
moet worden gescand.
Druk op de pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen.
Draait de voorbeeldafbeelding 90 graden naar links
of naar rechts.
Pagina
verwijderen
Verwijdert de voorbeeldpagina van de gescande
gegevens.
7. Druk op Verzenden. Het apparaat verzendt het bestand naar de
bestemmingen.
Als u de scanfuncties opnieuw wilt instellen, drukt u op Annul..
•
•
•
1-zijdig: instelling voor enkelzijdig bedrukte originelen.
2-zijdig, boek: instelling voor dubbelzijdige originelen.
2-zijdig, kalender: voor dubbelzijdig bedrukte originelen waarvan de
achterzijde 180 graden is gedraaid.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina
wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent,
selecteert u bij deze optie Nee.
De resolutie wijzigen
U kunt de resolutie van het document aanpassen.
Druk op de pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen. Des te hoger de
waarde die u selecteert, des te duidelijker het resultaat, maar het scannen
kan langer duren.
De volgende tabel toont gedetailleerde informatie over de opties voor deze
functie, resolutie en bestandsindeling.
Bezig met scannen_ 89
Functie
Resolutie (dpi)
Bestandsindeling
Scannen naar e-mail
100, 200, 300, 400, 600
JPEG, PDF, TIFF, XPS
Scannen naar USB
100, 200, 300, 400, 600
JPEG, PDF, TIFF, XPS
Scannen naar server
100, 200, 300, 400, 600
JPEG, PDF, TIFF, XPS
De richting van originelen selecteren
1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Oorspronkelijke stand en
selecteer vervolgens de richting van het origineel.
Het formaat van de originelen selecteren
1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Formaat van origineel. Gebruik
vervolgens de pijl-omhoog/omlaag om het formaat van het origineel in te
stellen.
2. Druk op de juiste optie.
• Staande afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel met de bovenkant naar de achterkant van het apparaat.
De DADI gebruiken
De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogram
2. Druk op de juiste optie.
Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u
de papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld
in de beschikbare A/B- en Letter-papierformaten in dit apparaat.
•
Aangepast: selecteert het kopieergebied van het origineel. Druk op
de pijlknoppen om het formaat in te stellen.
Het aangepaste formaat verschilt afhankelijk van de plaats van
de originelen.
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Minimumformaat
128 x 128 mm
25 x 25 mm
Maximumformaat
297 x 432 mm
297 x 432 mm
•
•
Auto: het formaat van de originelen wordt automatisch
gedetecteerd maar bij deze optie worden alleen originelen van het
formaat Letter, Ledger, Legal, Statement, A3, A4, A5, B4 of JIS B5
ondersteund.
Verschill. form.: hiermee kunt u papier van Letter- en
Legal-formaat door elkaar gebruiken. Het juiste papierformaat wordt
automatisch geselecteerd in verschillende laden. Stel bijvoorbeeld
dat u een document hebt met drie pagina’s, waarbij de eerste pagina
het Letter-formaat heeft, de tweede pagina het Legal-formaat en de
derde pagina opnieuw het Letter-formaat. In dat geval wordt met
behulp van verschillende laden eerst op papier van Letter-formaat
afgedrukt, vervolgens op papier van Legal-formaat en daarna weer
op papier van Letter-formaat.
•
Liggende afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel in de DADI met de bovenkant van het originele document
gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of een origineel
document op de glasplaat van de scanner met de bovenkant van het
originele document gericht naar de rechterzijde van het apparaat.
De DADI gebruiken
Verschill. form. is actief wanneer de originelen in de DADI zijn
geplaatst.
•
Andere vooraf ingestelde waarden: hiermee kunt u eenvoudig
veelgebruikte waarden selecteren.
3. Druk in het scherm op OK.
3. Druk in het scherm op OK.
Bezig met scannen_ 90
De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogram
Het verzenden van een gescande afbeelding
uitstellen
Boek scannen
U kunt uw apparaat instellen om een gescande afbeelding op een later
tijdstip automatisch te verzenden. De gescande afbeelding wordt in het
geheugen opgeslagen.
1. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Uitgesteld
verzenden > Aan.
2. Druk op het invoergebied van Taaknaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste taaknaam in.
Als u geen taaknaam invoert, kent het apparaat de taaknaam "Taak
uitstellen" toe.
3. Stel de Starttijd in.
Starttijd is het specifieke tijdstip waarop u de fax wilt verzenden. U
kunt de Starttijd tot 15 minuten later dan de huidige tijd instellen.
Als het bijvoorbeeld 1:00 uur is, kunt u de startijd 1:15 instellen.
Als het ingestelde tijdstip onjuist is, verschijnt een
waarschuwingsbericht en wordt de waarde opnieuw ingesteld op
de huidige tijd.
Gebruik deze functie om een boek te scannen. Als het boek te dik is, opent
u de DADI tot de scharnieren niet verder kunnen en sluit u het DADI weer.
Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met de DADI open.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
1. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Boek scannen.
2. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Linkerpagina: scant alleen de linkerpagina van het boek.
•
Rechterpagina: scant alleen de rechterpagina van het boek.
•
Beide pagina’s (vanaf links): scant beginnend bij de linkerpagina
beide tegenoverelkaarliggende pagina’s.
4. Druk in het scherm op OK.
Als u deze functie wilt annuleren, drukt u nog voor het verzenden
wordt geactiveerd op Uit.
Bezig met scannen_ 91
•
Beide pagina’s (vanaf rechts): scant beginnend bij de
rechterpagina beide tegenoverelkaarliggende pagina’s.
Om een taakvoltooiingsmelding te kunnen ontvangen, moet u de
netwerkparameters en de e-mailinstellingen instellen met behulp van
het bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor
gedetailleerde informatie over hoe u de netwerkparameters en de
e-mailinstellingen instelt, raadpleeg de beheerdershandleiding op de
meegeleverde cd.
3. Druk in het scherm op OK.
Taak samenstellen
Met deze functie kunt u originelen die uit meerdere batches of verschillende
formaten bestaan tegelijk scannen en verzenden. Na het scannen worden
de originelen als een enkel document naar de ingevoerde adressen
verzonden.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Scannen naar e-mail of Scannen naar server op het scherm.
3. Voer de informatie in van de bestemmingen.
4. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 89).
5. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 89).
6. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Taak samenstellen.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Scannen naar e-mail of Scannen naar server op het scherm.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 89).
4. Voer de informatie in van de bestemmingen.
5. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 89).
6. Druk op het tabblad Geavanceerd > Melding taak voltooid.
7. Druk op Aan om deze functie te activeren.
8. Druk op het invoergebied van Emailadres. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer het e-mailadres in waarop u de taakvoltooiingsmelding wilt
ontvangen. Druk op OK.
•
7. Druk op Aan om deze functie te activeren.
8. Druk in het scherm op OK.
9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen.
Na het scannen, toont het apparaat een scherm waarin u wordt
gevraagd om een volgende pagina te plaatsen. Plaats een ander
origineel en druk op Ja. Indien nodig kunt u de scaninstelling wijzigen
door Instellingen wijzigen in te drukken. Als u klaar bent, selecteert u
Nee in dit scherm.
Het apparaat verzendt het bestand naar de bestemmingen.
U kunt het e-mailadres selecteren door op Adresboek te
drukken.
• U kunt alleen een e-mailadres invoeren.
9. Druk in het scherm op OK.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen.
De taakvoltooiingsmelding instellen
Wanneer het scannen naar e-mail- of de scannen naar server-taak is
voltooid, kan dit apparaat een voltooiingsmelding via e-mail verzenden.
Deze functie is handig wanneer u grote hoeveelheden documenten scant
en verzendt. U hoeft niet naast het apparaat te wachten totdat de scannen
naar e-mail- of de scannen naar server-taak is voltooid.
Bezig met scannen_ 92
Het type origineel selecteren
•
Met de instelling oorspronkelijk type kunt u de scankwaliteit verbeteren door
het type document voor de huidige scanopdracht te selecteren.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Type origineel.
Mono: Hiermee wordt een afbeelding in zwart-wit weergegeven. 1
bit per pixel.
3. Druk in het scherm op OK.
Tonersterkte wijzigen
U kunt de tonerdichtheid van de gescande uitvoer selecteren. Als het
origineel licht of vaag is, drukt u op de pijl-rechts om het resultaat donkerder
te maken.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Tonersterkte.
2. Indrukken om de tonerdichtheid te verhogen.
2. Druk op de juiste optie.
• Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit tekst
bestaan.
• Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s
bevatten.
• Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
3. Druk in het scherm op OK.
De kleurmodus selecteren
Gebruik één van deze opties om het origineel te scannen, kies Auto, Kleur,
Grijs of Mono.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Kleurmodus.
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
2. Druk op de juiste optie.
• Automatisch : detecteert automatisch de kleur van het origineel en
scant het.
• Gekleurd papier: hiermee scant u in kleur. Voor 1 pixel worden 24
bits per pixel en 8 bits voor elke RGB-waarde gebruikt.
• Grijs: hiermee scant u in grijstinten. 8 bits per pixel.
3. Druk in het scherm op OK.
Scherpte aanpassen
U kunt de parameter instellen om de tekstranden te accentueren voor een
betere leesbaarheid. Deze parameter kan ook worden gebruikt om de
originele afbeelding aan te passen.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Scherpte.
2. Druk op de pijl-links/rechts om het scherpteniveau te verhogen.
3. Druk in het scherm op OK.
Bezig met scannen_ 93
Contrast aanpassen
Afbeeldingen op de achterzijde wissen
Deze parameter kan worden gebruikt om het origineel levendiger of
vloeiender te maken.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > contrast.
2. Druk op de pijl-links/rechts om het contrastniveau te verhogen.
Deze functie voorkomt bij het scannen van de voorkant dat de afbeelding op
de achterzijde van het origineel wordt meegescand
Als u deze functie gebruikt, is Achtergrond aanpassen in het tabblad
Afbeelding niet actief.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Afbeelding aan
achterk. wissen.
3. Druk in het scherm op OK.
De achtergrond aanpassen
Past de achtergrond enigszins aan door de dichtheid of helderheid aan te
passen. U kunt bij gekleurd papier of krantenknipsel de donkere
achtergronden lichter maken of verwijderen.
Als u deze optie gebruikt, is Afbeelding aan achterk. wissen in het
tabblad Afbeelding niet actief.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Achtergrond
aanpassen.
2. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze optie uit.
• Wissen: hiermee maakt u de achtergrond lichter. Gebruik de
pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen.
3. Druk in het scherm op OK.
Scan naar rand
U kunt het apparaat instellen om een volledige pagina ongewijzigd te
scannen. Doorgaans wordt een pagina zonder de randen ofwel de marges
gescand, bijvoorbeeld wanneer u een scantaak uitvoert met een bepaald
formaat papier in de papierlade. Als u evenwel een origineel scant om het
als bestand via het netwerk te verzenden kunt u de randen van een
origineel in de scan opnemen.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Scan naar rand.
2. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Auto: past de helderheid van de achtergrond automatisch aan.
• Verbet.: hiermee maakt u de achtergrond donkerder. Gebruik de
pijl-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen.
• Wissen: hiermee maakt u de achtergrond lichter. Gebruik de
pijl-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen.
3. Druk in het scherm op OK.
2. Druk op Aan.
3. Druk in het scherm op OK.
Bezig met scannen_ 94
Kwaliteit
Bestandsind.
Met deze optie kunt u een document van hoge kwaliteit verkrijgen. Des te
hoger de kwaliteit die u selecteert, des te groter wordt het bestandsformaat.
1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Kwalit..
U kunt de bestandsindeling selecteren voordat u de scantaak uitvoert.
1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Bestandsindeling.
2. Druk op de juiste optie.
• Beste: levert een hoge kwaliteitsafbeelding op, maar het
bestandsformaat zal groter zijn.
• Normaal: Hiermee een afbeelding van normale kwaliteit gemaakt.
3. Druk in het scherm op OK.
2. Druk op de juiste optie.
• JPEG: scant originelen in JPEG-indeling.
• PDF: hiermee scant u originelen in en slaat u deze op in
PDF-indeling. U kunt het bestand openen met Adobe Acrobat
Reader.
- Multi pag’s: als u meerdere originelen als één bestand wilt
scannen, drukt u op Multi pag’s.
- Beveiligd: u kunt het wachtwoord voor het pdf-bestand dat met
deze opties is gemaakt instellen. U kunt ook instellen of u
gebruikers toegang wilt geven tot het gemaakte pdf-bestand om
af te drukken of te wijzigen.
- Doorzoekbaar: het apparaat detecteert tekst in de gescande
afbeelding en creëert een doorzoekbare PDF om tekst te
doorzoeken. Druk op deze knop en selecteer de taal die in de
gescande afbeelding wordt gebruikt. Druk op OK.
Wanneer u Kleurmodus naar Mono zet in het tabblad Afbeelding,
zal de optie Kwalit. niet beschikbaar zijn.
Voorinstelling scan
Met deze functie kunt u geoptimaliseerde instellingen gebruiken voor een
specifieke scantaak.
1. Druk op het tabblad Uitvoer > Voorinstelling scan.
Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele
Advanced Scan-kit is geïnstalleerd.
-
-
2. Druk op de juiste optie.
• Aangepast: verwijst naar de scaninstellingen die u hebt
geselecteerd.
• Delen en afdrukken: hiermee verkrijgt u een klein bestand voor
documenten van normale kwaliteit.
• Afdruk van hoge kwaliteit: hiermee produceert u een uitvoer met
de beste kwaliteit en het grootste bestandsformaat.
• OCR: hiermee verkrijgt u een gescand resultaat dat u kunt
doorsturen naar OCR-software. De gescande uitvoer is van de
hoogste kwaliteit.
• Archiefdocument: levert een elektronisch bestand op dat één van
de kleinste bestandsgrootte voor uitvoer is.
• Eenv. scan: gebruik deze optie voor een eenvoudig document met
alleen tekst. Hiermee verkrijgt u kleine uitvoerbestanden.
3. Druk in het scherm op OK.
Compact: u kunt originelen comprimeren om een klein bestand
te maken, druk op Compact. Deze compressiemethode verschilt
van de normale PDF-indeling. Bepaalde delen van de gegevens
kunnen verloren gaan tijdens de compressie.
Dig. handtek. toevoegen: u kunt een digitale handtekening
toevoegen aan de PDF met een certificering.
Alleen de beheerder kan het digitale certificaat beheren op
Digitale handtekening in PDF in SyncThru™ Web
Service. Voor gedetailleerde informatie over Digitale
handtekening in PDF, raadpleeg de
beheerdershandleiding op de gebruikershandleiding-cd.
•
TIFF: hiermee scant u originelen in en slaat u deze op in
TIFF-indeling (Tagged Image File Format). Als u meerdere
originelen als één bestand wilt scannen, drukt u op Multi pag’s.
• XPS: scant originelen in XPS (XML Paper Specification). Als u
meerdere originelen als één bestand wilt scannen, drukt u op Multi
pag’s.
3. Druk in het scherm op OK.
De bestandsindeling JPEG kan niet geselecteerd worden in de optie
Bestandsindeling als Mono in plaats van Kleurmodus in het tabblad
Afbeelding is geselecteerd.
Bezig met scannen_ 95
Bestandsnaam
•
U kunt de naam maken van het bestand dat als bijlage moet worden
verzonden. Als u geen bestandsnaam maakt voor u het bestand via e-mail
verstuurt, maakt het apparaat automatisch een bestandsnaam. De door het
apparaat gemaakte bestandsnaam is gebaseerd op de id van de
aangemelde gebruiker en de datum en tijd.
•
Als er niemand is aangemeld op het apparaat, toont [Zonder titel]
de gebruikersid in de naam.
• De tijd in de naam is gebaseerd op de 24-uursnotatie.
• De lengte van een bestandsnaam mag maximum 128 tekens
bevatten.
• Een aantal speciale tekens kan niet worden ingevoerd in de naam.
1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Bestandnaam.
Annul.: Verzendt het gescande bestand niet wanneer er op de
server al een bestand met dezelfde naam bestaat.
• Overschr.: Het bestaande bestand wordt door het verzonden
bestand overschreven.
3. Druk in het scherm op OK.
Map maken
U kunt het apparaat instellen om automatisch een nieuwe map te maken
voor de opslag van gescande afbeeldingen op het USB-geheugenapparaat.
1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Map maken.
2. Druk op Aan.
3. Druk in het scherm op OK.
2. Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de naam in van het bestand in bijlage.
3. Druk in het scherm op OK.
Een programma-instelling gebruiken
Bestandsbelei
Programma’s opslaan
U kunt het beleid kiezen voor het genereren van bestandsnamen voor u
doorgaat met de scantaak via het USB-geheugenapparaat. Als het
USB-geheugenapparaat al een bestand met dezelfde naam heeft, kunt u de
naam wijzigen of overschrijven.
1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Best.beleid.
1. Druk op Scannen naar e-mail, Scannen naar server of Scannen naar
USB op het scherm.
2. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 89).
3. Druk op het tabblad Basis.
4. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 89).
5. Druk op Programma’s.
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt tevens de instellingen van de laatste taken gebruiken.
2. Druk op de juiste optie.
• Naam wijzigen: Als het USB-geheugenapparaat dezelfde naam
heeft als de bestandsnaam die u opgeeft, wordt het bestand
opgeslagen onder een andere bestandsnaam die automatisch is
geprogrammeerd.
Bezig met scannen_ 96
Programma’s beheren
6. Druk op het invoergebied van Naam programma. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk vervolgens op OK.
U kunt de waarden van ingestelde Programma’s bekijken door
omhoog of omlaag te schuiven en de waarden controleren met
behulp van de pijl-omhoog/omlaag.
1. Druk op Scannen naar e-mail, Scannen naar server of Scannen naar
USB op het scherm.
2. Druk op Programma’s > Lijst.
3. Druk op de juiste optie.
7. Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt worden
de ingestelde instellingen opgeslagen. Klik op Ga naar lijst of op
Sluiten.
Programma’s gebruiken
1. Druk op Scannen naar e-mail, Scannen naar server of Scannen naar
USB op het scherm.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Druk op Programma’s > Lijst.
4. Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst.
5. Druk op OK.
6. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te scannen op basis van de
geselecteerde instellingen.
7. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
•
•
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Taakstatus op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk
op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29).
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht.
•
Alles selecteren: selecteert alle programma’s om alles te
verwijderen.
• Detail: toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde
programma.
• Bewerken: wijzigt de naam van het geselecteerde programma.
• Verwijd.: verwijdert de geselecteerde programma’s.
4. Druk op OK.
Vorige instellingen gebruiken
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Scannen naar e-mail, Scannen naar server of Scannen naar
USB op het scherm.
3. Druk op Programma’s.
4. Druk op de te gebruiken vorige instelling.
Bijvoorbeeld, als u de instellingen van de laatste taak wilt gebruiken,
drukt u op Vorige 1.
5. Druk op OK.
6. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te scannen op basis van de
geselecteerde instellingen.
7. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
•
•
Bezig met scannen_ 97
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Taakstatus op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk
op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29).
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht.
Documenten opslaan
U kunt gescande originelen opslaan in Doc.vak (de harde schijf van het
apparaat) van uw apparaat. Indien nodig kunt u de opgeslagen documenten
in Doc.vak afdrukken.
•
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Raadpleeg het hoofdstuk Doc.vak voor meer informatie over het
gebruik van Doc.vak (zie "Documentenvak" op pagina 155).
• Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in de Doc.vak raden
wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken.
Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor
schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of
verkeerd gebruik van het apparaat.
• Scannen naar USB wordt niet ondersteund door de functie Doc
opslaan.
Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
Druk in het scherm op Scannen naar e-mail of Scannen naar server.
Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 89).
Druk op het tabblad Basis. Vervolgens moet u elk item invoeren met
behulp van het pop-uptoetsenbord.
Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 89 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 89).
Druk op Doc opslaan.
•
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk
op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29).
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht.
Originelen inscannen en naar uw computer
verzenden (naar pc scannen)
U kunt een afbeelding op het apparaat scannen via het programma
Samsung Scan- en faxbeheer 2 dat geïnstallleerd is op uw computer die
met het netwerk is verbonden.
Voor een apparaat dat met een netwerk is verbonden
Zorg ervoor dat het scannerstuurprogramma op uw computer is
geïnstalleerd.
1. Controleer of uw apparaat en uw computer met een netwerk zijn
verbonden en dat Samsung Scan- en faxbeheer 2 op uw computer is
geïnstalleerd.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Druk in het scherm op Scannen naar pc.
4. Selecteer de naam van uw computer en druk op OK. Als het apparaat
vraagt om een wachtwoord in te voeren, voert u het wachtwoord in met
het nurmeriek toetsenblok op het bedieningspaneel.
•
7. Druk op Verzenden en opslaan of op Alleen opslaan.
• Uit: schakelt deze optie uit.
• Verzenden en opslaan: verzendt en bewaart gescande originelen.
• Alleen opslaan: slaat alleen gescande originelen op.
8. Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK.
9. Selecteer een bestemming en druk op OK.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen,
een bestand te verzenden en op te slaan, of uitsluitend op te slaan.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
•
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Taakstatus op het
Het wachtwoord is het viercijferige geregistreerde nummer
van Samsung Scan- en faxbeheer 2.
• Als u het wachtwoord wilt instellen of wijzigen, doe dit dan in
het menu Instelling van Samsung Scan- en faxbeheer 2 (zie
"Samsung Scan- en faxbeheer 2 gebruiken" op pagina 99).
5. Druk op het gewenste toepassingsprogramma en op Selecteren.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
Om de map waarin het gescande bestand is opgeslagen toe te
voegen of te verwijderen, voegt u het toepassingsprogramma toe
of verwijdert u het in Samsung Scan- en faxbeheer 2 >
Eigenschappen > De knop Scan instellen (zie "Samsung Scanen faxbeheer 2 gebruiken" op pagina 99).
6. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie in het tabblad
Basis.
7. Stel de grootte van het origineel in bij het tabblad Geavanceerd. Als u
het oorspronkelijke formaat niet kent, selecteert u Auto.
8. Stel de kleurmodus in bij het tabblad Afbeelding.
9. Stel de bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden
opgeslagen in het tabblad Uitvoer.
Bezig met scannen_ 98
Bestandsindeling is alleen actief wanneer u het
toepassingsprogramma als Mijn documenten selecteert.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen scannen.
•
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de
computer.
•
U kunt ook scannen door in Windows te drukken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scan- en faxbeheer 2 > Snel
scannen (zie "Scan Assistant" op pagina 99).
Samsung Scan- en faxbeheer 2 gebruiken
Als u het printerstuurprogramma vanaf de software-cd hebt geïnstalleerd,
moet het programma Samsung Scan- en faxbeheer 2 ook zijn geïnstalleerd.
Start Samsung Scan- en faxbeheer 2 voor meer informatie over dit
programma en over de status van het geïnstalleerde scanstuurprogramma.
Met dit programma kunt u de scaninstellingen wijzigen en mappen waarin
de gescande documenten op uw computer worden opgeslagen toevoegen
of verwijderen.
Het programma Samsung Scan- en faxbeheer 2 werkt alleen onder
Windows. Zie "Scaninformatie instellen in Scan- en faxbeheer" op
pagina 101 als u Macintosh gebruikt.
1. Klik in het menu Start op Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > Scan and Fax Manager 2 > Scan- en faxbeheer
2.
2. Selecteer het gewenste apparaat in het venster Scan- en faxbeheer 2.
3. Druk op Eigenschappen.
4. Op het tabblad De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen, toepassingen toevoegen of verwijderen en het
formaat van bestanden wijzigen.
afbeeldingen in het register van de computer. Selecteer het
programma dat u wilt gebruiken, klik op de pijl-rechts en voeg het toe
aan Lijst met bestemmingen op het voorpaneel.
• Lijst met bestemmingen op het voorpaneel: toont de lijst met
toepassingen voor het openen van gescande afbeeldingen.
• Toepassing toevoegen: hiermee voegt u toepassingen die u wilt
gebruiken toe aan de Lijst met beschikbare bestemmingen.
• Toepassing verwijderen: hiermee kunt u een item verwijderen dat
door de gebruiker werd toegevoegd bij Lijst met beschikbare
bestemmingen.
• Bestandsindeling: hier kunt u de bestandsindeling kiezen van de
gescande gegevens die opgeslagen moeten worden. U hebt de
keuze uit BMP, JPEG, PDF, TIFF met meerdere pagina’s en TIFF
met één pagina.
Scaneigenschappen
• Computer-id: toont automatisch de ID van uw computer. U kunt het
ID wijzingen met de knop Instelling. U kunt ook de
wachtwoordcontrole instellen met Wachtwoord inschakelen. Deze
id’s en wachtwoorden worden gebruikt in Scannen naar pc (zie
"Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc
scannen)" op pagina 98).
• Doelmap: hiermee kunt u de locatie van de standaard opslagmap
kiezen.
• Resolutie: hiermee kunt u de scanresolutie instellen.
• Scankleur: hiermee kunt u de scankleur instellen.
• Scanformaat: hiermee kunt u het scanformaat instellen.
• ADI, dubbelzijdig: hiermee worden automatisch beide zijden
gescand. Als uw model deze optie niet ondersteunt, wordt de optie
grijs weergegeven en is deze niet beschikbaar.
• Standaard: hiermee keert u terug naar de standaardopties.
5. Klik op OK als u klaar bent met de instellingen.
Scan Assistant
Het venster Scanassistent wordt geopend wanneer u drukt op Snel
scannen in Scan- en faxbeheer 2. In het venster Scan Assistant kunt u de
scaninstellingen aanpassen en het scanproces opstarten.
1. Klik in het menu Start op Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > Scan and Fax Manager 2 > Scan- en faxbeheer
2.
2. Selecteer het gewenste apparaat in het venster Scan- en faxbeheer 2.
Scanbestemming
• Lijst met beschikbare bestemmingen: hier wordt de lijst met
toepassingen getoond die momenteel zijn gekoppeld aan gescande
3. Druk op Snel scannen. Het venster Scanassistent wordt geopend.
In de modus Basis zijn alleen Scaninstellingen en Voorkeuren
beschikbaar. Als u meer instellingen wilt gebruiken, drukt u op
Geavanceerd.
Klik op de knop Help linksboven in het venster en klik op een optie
Bezig met scannen_ 99
-
waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met
informatie over de functie van de optie die Scanassistent biedt.
•
•
•
•
Favorieten: hiermee kunt u de huidige voorkeursinstellingen opslaan
voor toekomstig gebruik. Als u Favorieten opslaat, worden alle huidige
scaninstellingen opgeslagen. Om een opgeslagen instelling te
gebruiken, kiest u het uit de vervolgkeuzelijst Favorieten. Het apparaat
is nu ingesteld om te scannen op basis van de geselecteerde
instellingen. Om een opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u
ze uit de vervolgkeuzelijst Favorieten en klikt u op Verwijderen. U kunt
een voorkeurinstelling instellen als opstartinstelling door de
voorkeurinstelling in kwestie te selecteren en vervolgens op de knop
Instellen als standaard te klikken.
Scaninstellingen: de volgende scanopties zijn beschikbaar.
- Type afbeelding: hiermee kunt u de juiste kleurinstellingen kiezen
voor het scannen van afbeeldingen.
- Resolutie: hiermee kunt u de afbeeldingsresolutie instellen.
- Documentformaat: hiermee kunt u het juiste formaat van de
gescande afbeelding selecteren.
- Documentbron: hiermee kunt u de plaats kiezen waarin het
originele document zal worden geladen.
- Vragen om extra pagina’s: als dit selectievakje is ingeschakeld,
kunt u pagina’s doorlopend scannen. Deze optie is nuttig wanneer u
een document van meerdere pagina’s scant en/of wanneer
Documentbron ingesteld is op Glasplaat (scannerglas). In dit geval
wordt een reeks van gescande afbeeldingen als één document
verwerkt.
- Te scannen pagina’s: hiermee kunt u opgeven hoeveel pagina’s er
moeten worden gescand. Deze optie is beschikbaar wanneer
Documentbron is ingesteld op ADI Enkelzijdig, ADI Dubbelzijdig Korte zijde en ADI Dubbelzijdig - Lange zijde.
Voorkeuren: de volgende scanopties zijn beschikbaar.
- Afbeelding automatisch bijsnijden na voorbeeld: als dit
selectievakje is ingeschakeld, wordt het scangebied automatisch
afgestemd op het formaat van de afbeelding.
- Afdrukvoorbeeld bij start programma: als dit selectievakje is
ingeschakeld, wordt het scangebied automatisch geselecteerd zoals
wordt aangegeven in het voorbeeld.
- Detectie van lege pagina’s: hierbij wordt automatisch vastgesteld
of de gescande afbeelding blanco is of niet.
- Pagina verwijderen: blanco pagina’s worden verwijderd aan het
einde van de scanprocedure.
Afzonderlijke bestanden: blanco pagina’s doen dienst als
scheidingspagina tussen scantaken. Als er meerdere pagina’s
tegelijk worden gescand, deelt een blanco pagina de reeks
gescande afbeeldingen op. Elk deel wordt als een afzonderlijk
document (groep) behandeld.
Geavanceerd: in de modus Geavanceerd zijn er extra opties
beschikbaar, zoals Afbeeldingen aanpassen, Afbeelding verbeteren
en Aanvullende instellingen.
- Afbeeldingen aanpassen: hiermee kunt u een aantal
transformaties op de gescande afbeelding toepassen. Deze
transformaties omvatten onder andere het automatisch aanpassen
van de grootte van de afbeelding, het recht maken en het draaien
van de afbeelding.
- Afbeelding verbeteren: hiermee kunt u diverse tekortkomingen uit
de afbeelding verwijderen en zo de kwaliteit ervan verbeteren.
- Aanvullende instellingen: hiermee kunt u de gescande
afbeeldingen op een speciale manier verwerken. Deze
transformaties omvatten onder andere het aan elkaar hechten van
verschillende scans van gedeeltelijke afbeeldingen tot één
afbeelding, het verwerken van gescande boeken en het stempelen
van een watermerk.
Scannen met TWAIN-compatibele software
Als u documenten met andere software wilt scannen, moet deze
TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe Photoshop.
Volg de onderstaande stappen om te scannen met TWAIN-compatibele
software.
1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en is
ingeschakeld.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Open een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop.
4. Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5. Scan en sla uw gescande afbeeldingen op.
Scannen in Macintosh
U kunt documenten scannen met het programma Fotolader. Macintosh OS
biedt het programma Fotolader aan.
Scannen via netwerk
1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en is
ingeschakeld.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
3. Start Programma’s en klik op Fotolader.
4. In MAC OS X 10.4 ~10.5
Klik achtereenvolgens op Apparaten en Blader door apparaten….
In MAC OS X 10.6
Selecteer uw apparaat onder GEDEELD. Ga door met stap 6.
5. In Mac OS X 10.4
Selecteer uw apparaat in de optie TWAIN-Apparaten. Controleer of het
selectievakje naast Gebruik TWAIN-software is ingeschakeld en klik
op Verbind.
Bezig met scannen_ 100
•
Als er een waarschuwing verschijnt, klikt u op Poort wijzigen om
een poort te selecteren.
Als de gebruikersinterface van TWAIN verschijnt, klikt u op het
tabblad Voorkeuren op Poort wijzigen om de poort te selecteren.
•
Raadpleeg Scan- en faxbeheer voor het gebruik van Poort
wijzigen (zie "Scaninformatie instellen in Scan- en faxbeheer"
op pagina 101).
In Mac OS X 10.5
Controleer of het selectievakje Verbonden naast uw apparaat is
ingeschakeld is in Bonjour-apparaten.
Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande procedure
voor Mac OS X 10.4.
6. Stel de scanopties in dit programma in.
7. Scan uw afbeelding en sla deze op.
•
•
•
•
Raadpleeg de Help van Fotolader voor meer informatie over het
gebruik van Fotolader.
Gebruik TWAIN-compatibele software voor meer scanopties.
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken
naar de laatste versie. Fotolader werkt correct onder Mac OS X
10.4.7 of hogere versies.
Scaninformatie instellen in Scan- en faxbeheer
Voor meer informatie over het programma Scan and Fax Manager, om
de toestand van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma te
controleren, om scaninstellingen te wijzigen. En om mappen waarin
gescande documenten worden bewaard in het programma Scan and
Fax Manager toe te voegen of te verwijderen, volgt u deze instructies:
1. Klik op Smart Panel in het menu Scan- en faxbeheer op de
statusbalk.
2. Selecteer het juiste apparaat in Scan- en faxbeheer.
3. Klik op Eigenschappen.
4. Gebruik De knop Scan instellen om de bestemming van bestanden
of de scaninstellingen te wijzigen, toepassingen toe te voegen of te
verwijderen en het formaat van bestanden te wijzigen. Via Poort
wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of netwerk)
5. Klik op OK wanneer u klaar bent.
Als u slechts één MFP-apparaat gebruikt, dit apparaat aangesloten is op
de computer en is ingeschakeld, verschijnt uw scanner in de lijst en
wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er meerdere scanners zijn aangesloten op de computer, kunt u voor
elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een
document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede
scanner selecteren, de apparaatopties instellen en de scantaak
gelijktijdig starten.
4. Klik op Properties.
5. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
6. Klik in het venster Scanner Properties op Preview.
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de
afbeelding in het Preview Pane.
Scannen in Linux
U kunt een document scannen via het venster Unified Driver Configurator.
Scannen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
2. Klik op de knop
om naar het venster Scanners Configuration te
gaan.
3. Selecteer de scanner in de lijst.
7. Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in het
Preview Pane.
8. Wijzig de scanopties in de vakken Image Quality en Scan Area.
• Image Quality: hiermee kunt u de kleurcompositie en scanresolutie
voor de afbeelding selecteren.
• Scan Area: hiermee kunt u het paginaformaat selecteren. Klik op
de knop Advanced als u het paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u een van de vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, selecteert
u de optie in de vervolgkeuzelijst Job Type (zie "Instellingen voor
taaktypen toevoegen" op pagina 102).
Bezig met scannen_ 101
Klik op Default om de standaardinstelling voor de scanopties te
herstellen.
9. Als u klaar bent, klikt u op Scan om het scannen te starten.
Links onderaan het venster verschijnt de statusbalk die de voortgang
van het scanproces aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren, klikt u
op Cancel.
10. De gescande afbeelding verschijnt.
Gebruik de werkbalk om de gescande afbeelding te bewerken (zie
"Image Manager gebruiken" op pagina 102).
11. Als u klaar bent, klikt u op Save op de werkbalk.
12. Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan en typ de
bestandsnaam.
13. Klik op Save.
Hulpmi
ddelen
Instellingen voor taaktypen toevoegen
Naam
Save
Hiermee slaat u de afbeelding op.
Undo
Hiermee maakt u de laatste bewerking
ongedaan.
Opnieuw
Hiermee herstelt u de laatst ongedaan
gemaakte bewerking.
Scroll
Hiermee schuift u door de afbeelding.
Bijsnijden
Hiermee kunt u het geselecteerde gebied van
de afbeelding bijsnijden.
Uitzoomen
Hiermee kunt u uitzoomen op de afbeelding.
Inzoomen
Hiermee kunt u inzoomen op de afbeelding.
Scale
Hiermee kunt u de schaal van de afbeelding
wijzigen. U kunt het formaat handmatig
invoeren of instellen dat de afbeelding
proportioneel, verticaal of horizontaal wordt
geschaald.
Draaien
Hiermee kunt u de afbeelding draaien. U kunt
het aantal graden selecteren in de
vervolgkeuzelijst.
Flip
Hiermee kunt u de afbeelding horizontaal of
verticaal spiegelen.
Brightness
Hiermee kunt u de helderheid of het contrast
van de afbeelding aanpassen of de afbeelding
omkeren.
Eigenscha
ppen
Hiermee kunt u de eigenschappen van de
afbeelding weergeven.
U kunt uw scaninstellingen opslaan en deze opnieuw gebruiken.
Zo slaat u een nieuw taaktype op:
1.
2.
3.
4.
Wijzig de opties in het venster Scannereigenschappen.
Klik op Save As.
Voer een naam in voor de gekozen instellingen.
Klik op OK.
De instellingen worden toegevoegd aan de vervolgkeuzelijst Saved
Settings.
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
1. Selecteer de gewenste instelling in de vervolgkeuzelijst Job Type.
2. De volgende keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn
de opgeslagen instellingen automatisch geselecteerd voor de
scantaak.
Een opgeslagen taaktype verwijderen
1. Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de vervolgkeuzelijst
Job Type.
2. Klik op Delete.
De instelling wordt verwijderd uit de lijst.
Image Manager gebruiken
In de toepassing Image Manager vindt u menuopties en knoppen om uw
gescande afbeeldingen te bewerken.
Functie
Raadpleeg de schermhulp voor meer informatie over de toepassing Image
Manager.
Gebruik de volgende gereedschappen om de afbeelding te bewerken:
Bezig met scannen_ 102
Faxen (optioneel)
5.
Deze handleiding bevat informatie over het gebruik van het apparaat als faxtoestel.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Voorbereiden om te faxen
Faxen vanaf uw computer
Uitleg over het faxscherm
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
De documentinstellingen aanpassen
•
•
U kunt dit apparaat niet als een faxapparaat gebruiken via een
internettelefoonlijn. Raadpleeg uw internetprovider voor meer
informatie.
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge
telefoondiensten. (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u
telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere
internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit
van de verbinding verbeteren door gebruik te maken van een
microfilter. Een microfilter elimineert ruissignalen en verbetert de
kwaliteit van de netwerk/internetverbinding. Aangezien de DSL
Micro-filter niet met het apparaat wordt meegeleverd, kunt u het
beste contact opnemen met uw internetprovider als u er gebruik
van wilt maken.
Een fax doorsturen naar een ander nummer
Het instellen van junkfaxnummers
Een rapport faxrapport
Een programma-instelling gebruiken
Documenten opslaan
Een fax verzenden (Windows)
Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma
Samsung Network PC Fax zijn geïnstalleerd. Dit programma wordt
automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma.
1. Open het document dat u wilt verzenden.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit
venster er iets anders uitzien.
3. Selecteer Samsung Network PC Fax uit het venster Afdrukken
4. Klik op Afdrukken of op OK.
5. Voer het faxnummer van de ontvanger in en stel indien nodig de opties
in.
Voor meer informatie over Samsung Network PC Fax klikt u op
Help.
1 Lijnpoort
2 Micro-filter
3 DSL-modem/telefoonlijn
Voorbereiden om te faxen
Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen, moet u het meegeleverde
telefoonsnoer aansluiten op een stopcontact. Raadpleeg de optionele
installatiehandleiding in de faxkit om een verbinding te maken. De
aansluiting van een telefoonsnoer verschilt van land tot land.
Faxen vanaf uw computer
hiermee kunt u een fax verzenden vanaf uw computer zonder gebruik te
maken van het bedieningspaneel op het apparaat. Zorg ervoor dat uw
apparaat en de computer zijn aangesloten op een netwerk.
6. Klik op Verzenden.
Faxen (optioneel)_ 103
Een lijst met verzonden faxberichten controleren
(Windows)
U kunt een lijst met verzonden faxberichten op uw computer controleren.
Klik in het menu Start op Programma’s of Alle programma’s > Samsung
Printers > Network PC Fax > Faxjournaal. Het Faxjournaal wordt dan
weergegeven met alle faxen die u hebt verstuurd.
Voor meer informatie over Faxjournaal klikt u op Help.
Een fax verzenden (Macintosh)
Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma
Faxhulpprogramma’s geïnstalleerd zijn. Dit programma wordt automatisch
geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
Volg onderstaande stappen voor Mac OS X 10.5 of 10.6. De onderstaande
stappen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem.
1. Open het document dat u wilt verzenden.
2. Selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4:
Archief).
Het venster Druk af verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit
venster er iets anders uitzien.
6. Voer het faxnummer van de ontvanger in het invoervak Aan. U kunt ook
op de knop Adressen drukken
hebt opgeslagen.
als u veelgebruikte faxnummers
7. Voer indien nodig de toegangscode in het invoergebied Draai eerst een
in.
8. Als u de fax met een voorblad wilt versturen schakelt u het selectievakje
voor Gebruik voorblad in.
Voer het onderwerp en bericht van de faxtaak in.
U kunt meer gedetailleerde opties voor de voorpagina instellen in
Samsung Fax - Voorblad. Selecteer Samsung Fax - Voorblad in
de vervolgkeuzelijst Richting.
9. Klik op Fax.
10. Het pictogram Faxjournaal (
) verschijnt op uw Macintosh dock. Klik
op het pictogram.
U kunt de status van de faxtaak zien. U kunt de faxtaak verwijderen,
bijhouden, hervatten of pauzeren.
3. Selecteer Samsung CLX-9252 9352 Series fax in de vervolgkeuzelijst
in Printer.
4. Kies het aantal kopieën en pagina’s.
5. Selecteer papierformaat, afdrukstand en schaal.
Faxen (optioneel)_ 104
Uitleg over het faxscherm
•
Als u de faxfunctie wilt gebruiken, drukt u op Fax in het scherm.
Als u deze functie wilt gebruiken, moet u de optionele faxkit op uw
apparaat installeren.
Wordt er een ander scherm weergegeven, druk dan op (
beginscherm te gaan.
) om naar het
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
: Met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Kopie,
Doc.vak, etc., gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste
menu waar u naar toe wilt.
Het tabblad Geavanceerd
Het tabblad Basis
•
Adresboek: Voert het faxnummer in van de ontvanger door op de
opgeslagen nummers te drukken. Veelgebruikte faxnummers kunt u
opslaan met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™ Web
Service (zie "Een adresboek maken via het bedieningspaneel" op
pagina 119 of "Een adresboek instellen met behulp van SyncThru™
Web Service" op pagina 122).
Recent: Toont de 10 laatst gebruikte faxnummers. U kunt ook
faxnummers kiezen in plaats van het nummer in te toetsen (zie "Het
laatste nummer opnieuw kiezen" op pagina 108).
Pauze: Voegt een pauze in een faxnummer in.
Op de haak: Wanneer u op deze knop drukt, hoort u een kiestoon.
Voer vervolgens het faxnummer in. Het is vergelijkbaar met bellen met
behulp van een telefoon met luidspreker (zie "Een fax handmatig
verzenden middels Op de haak" op pagina 107).
Programma’s: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 116).
Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf van uw apparaat
op (zie "Documenten opslaan" op pagina 117).
Met de pijl-omhoog/omlaag linksonder kunt u naar de volgende of vorige
pagina gaan.
Invoergebied voor faxnummer:: Voer het faxnummer van de
ontvanger in met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel. Als u het adresboek hebt geconfigureerd, drukt u op
Adresboek (zie "Een adresboek maken via het bedieningspaneel" op
pagina 119 of "Een adresboek instellen met behulp van SyncThru™
Web Service" op pagina 122).
Toevoegen aan adres: voegt een ingevoerd faxnummer toe aan het
Adresboek.
•
•
•
•
: hiermee verwijdert u het laatst ingevoerde cijfer.
: hiermee verwijdert u alle cijfers van het geselecteerde nummer.
Faxlijn: Selecteert een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen
heeft.
Resolutie: hiermee past u de resolutieopties aan (zie "De resolutie
wijzigen" op pagina 112).
•
•
•
Formaat van origineel: selecteert het formaat van het origineel (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 111).
Dubbelzijdig: hiermee stelt u in of één of beide zijden van het origineel
moeten worden gefaxt (zie "Faxen van beide zijden van originelen" op
pagina 111).
Oorspronkelijke stand: selecteert de afdrukstand van de originelen
(zie "De richting van originelen selecteren" op pagina 111).
Uitgesteld verzenden: hiermee stelt u in dat een fax automatisch op
een later tijdstip wordt verzonden (zie "Een faxverzending uitstellen" op
pagina 108).
Prioritair verzenden: hiermee verzendt u een dringende fax vóór de
uitvoering van geplande taken (zie "Verzenden van fax met voorrang" op
pagina 108).
Terug: Hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Terug: Hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Faxen (optioneel)_ 105
Het tabblad Afbeelding
Instellen van faxhoofd
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Apparaat-id & faxnummer op het scherm.
•
•
•
•
•
•
Type origineel: verbetert de faxkwaliteit op basis van het originele
documenttype dat wordt gescand (zie "Het type origineel selecteren" op
pagina 112).
Kleurmodus: selecteert de kleurmodus waarin u de fax wilt verzenden
(zie "De kleurmodus selecteren" op pagina 113).
Tonersterkte: past de helderheid of tonerdichtheid van de fax aan (zie
"De tonersterkte wijzigen" op pagina 113).
Achtergrond aanpassen: hiermee vermindert u het effect van donkere
achtergronden of papierpatronen als het origineel bijvoorbeeld een
krantenknipsel is (zie "De achtergrond aanpassen" op pagina 113).
Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het faxen van de voorkant
dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegefaxt
(zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op pagina 113).
Terug: Hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Een fax verzenden
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een fax verzendt en welke bijzondere
verzendmethoden u kunt gebruiken.
U kunt de originelen zowel in de DADI als op de glasplaat van de
scanner plaatsen. Als er zich zowel originelen in de DADI als op de
glasplaat van de scanner bevinden, worden de originelen in de DADI
eerst gelezen omdat de DADI een hogere prioriteit heeft bij het
scannen.
2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3. Druk op het invoergebied Id-naam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer uw naam of de bedrijfsnaam in (zie "Informatie over het
pop-uptoetsenbord" op pagina 31). Druk op OK.
4. Druk op het invoergebied van Faxnummer.
Voer uw faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok op
het bedieningspaneel.
5. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Een fax verzenden
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
Dit apparaat past automatisch het originele document aan de
papiergrootte van de ontvangende fax aan. Als de originele
documentgrootte bijvoorbeeld een A3-formaat is en het geladen
papier in de ontvangende fax is van A4-formaat, dan wordt de
originele papiergrootte aan het A4-formaat aangepast.
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 111).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 112).
6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
•
U kunt een fax naar maximaal 10 ontvangers tegelijk
verzenden.
• Om een pauze in te voegen, drukt u op Pauze tijdens het
invoeren van het faxnummer. Op het display wordt de pauze
aangegeven met een koppelteken ("–").
7. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand
en naar de bestemmingen gefaxt.
•
Faxen (optioneel)_ 106
U kunt een fax rechtstreeks vanaf uw computer verzenden (zie
"Faxen vanaf uw computer" op pagina 103).
•
•
•
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de
fax begint. U kunt ook op de knop Taakstatus op het
bedieningspaneel drukken en de taak selecteren die u wilt
verwijderen. Druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op
pagina 29).
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een
pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u
klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden.
Het verzenden van een fax met behulp van
snelkiesnummers
Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om het te
kiezen nummer in te voeren, voert u het eerder ingestelde snelkiesnummer
in (zie "Een adresboek maken" op pagina 119).
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 111).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 112).
6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert:
• bij ééncijferige (0-9) snelkiesnummers, druk en houd het
desbetreffende cijfertoets ingedrukt op het numerieke toetsenblok
van het bedieningspaneel;
• bij twee- of driecijferige snelkiesnummers, druk de eerste of de
eerste twee cijfertoetsen in en houd de laatste cijfertoets ingedrukt
op het numerieke toetsenblok van het bedieningspaneel.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel.
Het document wordt gescand en gefaxt naar het gekozen nummer.
8. Druk op Start zodra u een hoge faxtoon hoort van het ontvangende
faxapparaat.
Handmatig een fax verzenden via een intern
telefoontoestel
Bij deze methode wordt een fax verzonden met behulp van een intern
telefoontoestel. Zorg dat het intern telefoontoestel op de EXT-aansluiting
van de faxkit op het apparaat is aangesloten.
Tijdens telefoongesprekken met het telefoontoestel aangesloten op
de EXT-aansluiting, zijn de kopieer- en scanfuncties niet beschikbaar.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 111).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 112).
6. Pak de hoorn op van het intern telefoontoestel.
7. Als u een kiestoon hoort, voer dan het faxnummer op het intern
telefoontoestel in.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel wanneer u een hoogfrequent
faxsignaal hoort van het intern telefoontoestel.
Automatisch opnieuw verzenden
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de
ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen.
Als u het interval tussen kiespogingen en/of het aantal kiespogingen wilt
wijzigen, voert u de volgende stappen uit.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Opnieuw kiezen op het scherm.
2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
Een fax handmatig verzenden middels Op de haak
Bij deze methode wordt een fax verzonden met behulp van Op de haak in
het tabblad Basis.
Als u Uitgesteld verzenden en Prioritair verzenden in het tabblad
Geavanceerd gebruikt, is het niet mogelijk om een fax te verzenden
met Op de haak.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 111).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 112).
6. Druk op Op de haak in het scherm.
7. Als u een kiestoon hoort, vult u het faxnummer in met behulp van het
numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
3. Stel de optie Tijd tussen kiespogingen [1-15] min in met behulp van
de pijl-omhoog/omlaag.
4. Stel de optie Aantal kiespogingen [0-13] in met behulp van de
pijl-omhoog/omlaag.
5. Druk op OK om de instelling vast te leggen.
Faxen (optioneel)_ 107
Het laatste nummer opnieuw kiezen
7. Druk op het tabblad Geavanceerd > Uitgesteld verzenden > Aan.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 111).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 112).
6. Druk op Recent.
7. Voer het faxnummer in dat u opnieuw wenst te kiezen. Druk vervolgens
op OK.
8. Druk op het invoergebied van Taaknaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste taaknaam in. Druk op OK.
Als u geen taaknaam invoert, kent het apparaat de taaknaam "Faxtaak
verzenden" toe.
9. De uitgestelde verzending instellen.
U kunt de uitgestelde verzending 15 minuten later dan de huidige
tijd instellen. Als het bijvoorbeeld 1:00 uur is, kunt u de startijd op
1:15 instellen. Als het ingestelde tijdstip onjuist is, verschijnt een
waarschuwingsbericht en wordt de waarde opnieuw ingesteld op
de huidige tijd.
•
Toevoegen aan adres: hiermee kunt u een faxnummer in de
Recent resultaten toe te voegen aan het Adresboek.
• Verwijd.: Om een faxnummer in de Recent resultaten te
verwijderen. Druk op het faxnummer dat u wenst te
verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd..
8. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand
en naar de bestemmingen gefaxt.
Een faxverzending uitstellen
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden.
•
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Als u deze optie gebruikt, is de functie Prioritair verzenden in het
tabblad Geavanceerd niet actief.
• Als u deze optie gebruikt, kunt u geen fax verzenden met de knop
Op de haak op het scherm.
Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
Druk op Fax op het scherm.
Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 111).
Druk op het tabblad Basis.
Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 112).
Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
10. Druk op OK om de instelling vast te leggen.
11. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat begint met het
opslaan van de gescande originele gegevens in het geheugen.
Als u de uitgestelde faxverzending wilt annuleren, drukt u op Uit
voordat het verzenden wordt gestart.
Verzenden van fax met voorrang
U gebruikt deze functie als u een fax met hoge prioriteit moet verzenden
voorafgaand aan andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Een verzending met prioriteit zal een verzending onderbreken naar
meerdere bestemmingen tussen stations (bijvoorbeeld, als de verzending
naar station A eindigt, voordat de verzending naar station B begint) of
tussen herkiespogingen.
•
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Als u deze optie gebruikt, is de functie Uitgest. verz. in het tabblad
Geavanceerd niet actief.
• Als u deze optie gebruikt, kunt u geen fax verzenden met de knop
Op de haak op het scherm.
Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
Druk op Fax op het scherm.
Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 111).
Druk op het tabblad Basis.
Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 112).
Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
Faxen (optioneel)_ 108
5. Druk op OK om de informatie op te slaan.
7. Druk op het tabblad Geavanceerd > Prioritair verzenden.
Handmatig ontvangen in telefoonmodus
U kunt een faxoproep ontvangen door te drukken op Op de haak en
vervolgens op Start wanneer u de faxtoon van het extern faxapparaat hoort.
Het apparaat ontvangt een fax.
Automatisch ontvangen in Antwoordapparaat/
Faxmodus
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. Raadpleeg de
installatiehandleiding van de optionele faxkit voor meer informatie.
Als de beller een boodschap achterlaat, slaat het antwoordapparaat de
boodschap op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de
lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
8. Druk op Aan om deze functie te activeren.
9. Druk in het scherm op OK.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel om de dringende faxtaak te
starten.
•
Een fax ontvangen
•
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een fax ontvangt en welke
bijzondere ontvangstmethoden u daarvoor kunt gebruiken.
•
Ontvangstmodus wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op de Faxmodus. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen. Voer de volgende
stappen uit als u de ontvangstmodus wilt wijzigen:
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Initiële faxinstellingen op het scherm.
2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
Als u het apparaat in deze modus hebt ingesteld en het
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen
antwoordapparaat op de EXT-uitgang aangesloten, wordt na een
vooraf ingesteld aantal belsignalen automatisch overgeschakeld
naar de Fax-modus.
Als uw antwoordapparaat een door de gebruiker instelbare teller
voor beltonen heeft, stelt u het apparaat zo in dat het inkomende
oproepen binnen de eerste beltoon aanneemt.
Als de Telefoon-modus actief is wanneer het antwoordapparaat
op uw apparaat is aangesloten, moet u het antwoordapparaat
uitschakelen. Zo niet, dan onderbreekt het uitgaande bericht van
het antwoordapparaat uw telefoongesprek.
Een fax handmatig ontvangen gebruiken van een
intern telefoontoestel
Deze functie werkt het beste als u een intern telefoontoestel gebruikt dat
aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat.
Als u een oproep krijgt op het intern telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt
u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het andere
faxapparaat nog steeds hoort, probeert u opnieuw op *9* te drukken.
Om *9* te wijzigen in bijvoorbeeld *3* volgt u volgende stappen.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Startcode voor ontvangst op het scherm.
2. Druk op Aan om deze functie te activeren.
3. Voer het nummer 3 in met behulp van het numerieke toetsenbord op het
bedieningspaneel
4. Druk op OK.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
3. Druk op Ontvangstmodus.
4. Druk op de juiste optie.
• Telefoon: Hiermee ontvangt u een fax door op Op de haak en
vervolgens Start te drukken.
• Fax: Hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en
wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus.
• Antwoordapparaat/Fax: Wordt gebruikt als er een
antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten. Inkomende
oproepen worden beantwoord door het antwoordapparaat en de
beller kan een boodschap op het antwoordapparaat achterlaten. Als
het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het
automatisch over naar faxmodus om de fax te ontvangen.
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval veilige ontvangstmodus
inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid
worden afgedrukt. In veilige ontvangstmodus worden alle inkomende faxen
in het geheugen opgeslagen.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Veilig ontvangen op het scherm.
De modus Veilig ontvangen kan uitsluitend worden
geconfigureerd door een gemachtigde gebruiker die een ID en een
wachtwoord op het apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het
apparaat daarom vraagt, voert u het ID en wachtwoord in.
2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3. Druk op Aan om deze functie te activeren.
Faxen (optioneel)_ 109
Wanneer het apparaat in deze modus een fax ontvangt, wordt
Afdrukk. geactiveerd. Als u de beveiligde faxberichten wilt
afdrukken, druk dan op Afdrukk.. Alle beveiligde faxberichten
worden afgedrukt.
4. Druk op Hele dag als u wilt dat inkomende faxberichten altijd naar het
geheugen gaan. In andere gevallen, gaat u door met de volgende stap.
5. Druk op Starttijd en stel de specifieke starttijd in met de pijltoetsen
omhoog/omlaag of links/rechts. Druk op OK.
6. Druk op Eindtijd en stel de specifieke eindtijd in met de pijltoetsen
omhoog/omlaag of links/rechts. Druk vervolgens op OK.
7. Druk in het scherm op OK.
Als u de functie Veilig ontvangen wilt uitschakelen, drukt u op Uit.
Hierna wordt de ontvangen fax afgedrukt.
Afdrukken ontvangend faxen op beide zijden van het
papier
Stel deze duplex-functie in om papier te besparen. Hiermee worden de
ontvangen faxgegevens dubbelzijdig afgedrukt.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Ontvangen fax afdrukken > Dubbelzijdig op het scherm.
2. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee wordt enkelzijdig afgedrukt.
• Lange zijde: hiermee wordt dubbelzijdig afgedrukt en wordt de
lange zijde van het papier gebruikt als bindmarge.
• Korte zijde: hiermee wordt dubbelzijdig afgedrukt en wordt de korte
zijde van het papier gebruikt als bindmarge.
3. Druk op OK.
Een ontvangen faxbericht-uitvoerlade selecteren
Faxen ontvangen in het geheugen
Met deze optie kunt u aangeven in welke lade het faxbericht moet worden
afgedrukt.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Ontvangen fax afdrukken > Uitvoerlade op het scherm.
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het een
fax ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u tijdens het kopiëren of
afdrukken een fax ontvangt, slaat het apparaat de inkomende fax in het
geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken wordt de fax
automatisch afgedrukt.
2. Druk op de desbetreffende lade.
•
De Lade van afwerk. en Bovenste lade zijn uitsluitend
beschikbaar als de optionele standaard afwerkeenheid of de
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
• Als de optionele standaard afwerkeenheid of de
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd, is de Middelste lade
niet geactiveerd.
3. Druk op OK.
Faxen (optioneel)_ 110
De documentinstellingen aanpassen
Faxen van beide zijden van originelen
Voordat u een fax verzendt, kunt u de documentinstellingen aanpassen,
zoals de resolutie, tonerdichtheid, kleuren, duplex-functie, etc. Zie de uitleg
voor dit gedeelte.
Deze functie is speciaal bedoeld voor dubbelzijdige originelen. U kunt
instellen of het apparaat een enkelzijdige of dubbelzijdige fax moet
verzenden.
1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Dubbelzijdig en selecteer
vervolgens de richting van het origineel.
De documentinstellingen die u hiermee opgeeft, hebben alleen
betrekking op de huidige taak. Als u de standaardinstellingen voor
documenten wilt wijzigen, gaat u naar het tabblad Apparaatinst. >
Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Standaardwaarde.
Het formaat van de originelen selecteren
Als het formaat van het originele document niet automatisch kan worden
herkend of wanneer u een bepaalde documentgrootte wilt selecteren, kunt u
na het opgeven van de originele documentgrootte het faxbericht verzenden.
1. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van
origineel.
2. Druk op de juiste optie.
• 1-zijdig: instelling voor enkelzijdig bedrukte originelen.
• 2-zijdig, boek: instelling voor dubbelzijdige originelen.
• 2-zijdig, kalender: voor dubbelzijdig bedrukte originelen waarvan
de achterzijde 180 graden is gedraaid.
Om 2-zijdig, boek en 2-zijdig, kalender te gebruiken, plaatst u de
originelen in de DADI. Als het apparaat het origineel in de DADI
niet vindt, wordt de optie automatisch gewijzigd in 1-zijdig.
3. Druk in het scherm op OK.
2. Druk op de juiste optie.
Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u
de papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld
in de beschikbare A/B- en Letter-papierformaten in dit apparaat.
•
Auto: Het formaat van de originelen wordt automatisch
gedetecteerd maar bij deze optie worden alleen originelen van het
formaat Letter, Ledger, Legal, Statement, A3, A4, A5, B4 of JIS B5
ondersteund.
• Andere vooraf ingestelde waarden: Hiermee kunt u eenvoudig
veelgebruikte waarden selecteren.
3. Druk in het scherm op OK.
De richting van originelen selecteren
Bij het faxen van dubbelzijdige documenten moet u de richting van het
document aan te geven. Anders kunnen faxberichten niet worden afgedrukt
in de correcte paginavolgorde of de correcte voor- en achterbladindeling.
1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Oorspronkelijke stand en
selecteer vervolgens de afdrukstand van het origineel.
2. Druk op de juiste optie.
• Staande afbeeldingen: Selecteer deze instelling voor een geladen
origineel met de bovenkant naar de achterkant van het apparaat.
Faxen (optioneel)_ 111
De DADI gebruiken
•
De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogram
Liggende afbeeldingen: Selecteer deze instelling voor een
geladen origineel in de DADI met de bovenkant van het originele
document naar de linkerzijde van het apparaat, of een origineel
document op de glasplaat van de scanner geplaatst met de
bovenkant van het originele document naar de rechterzijde van het
apparaat.
De DADI gebruiken
De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogram
De resolutie wijzigen
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt die foto’s bevatten
of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax
van een betere kwaliteit te versturen.
Druk op de pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen.
•
•
•
•
Standaard: deze instelling wordt doorgaans aanbevolen voor
originelen met tekst. Met deze optie vermindert u de verzendtijd.
Fijn: deze instelling wordt aanbevolen voor originelen met kleine
tekens, dunne lijnen of tekst die met een matrixprinter is afgedrukt.
Superfijn: aanbevolen voor originelen met fijne details. Deze optie is
alleen ingeschakeld als het ontvangende apparaat ook de resolutie
Superfijn ondersteunt.
Ultrafijn: aanbevolen voor originelen met zeer fijne details. Deze optie
is alleen ingeschakeld als het ontvangende apparaat ook de resolutie
Ultrafijn ondersteunt.
Wanneer uw apparaat is ingesteld op de resolutie Superfijn of
Ultrafijn en het faxapparaat waarmee u communiceert ondersteunt
niet de resolutie Superfijn of Ultrafijn, verzendt het apparaat de fax
met de hoogste resolutiemodus die door het andere faxapparaat
wordt ondersteund.
Het type origineel selecteren
U kunt het documenttype van het origineel instellen om de kwaliteit van een
document dat wordt gescand te verbeteren.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding op > Type origineel.
3. Druk in het scherm op OK.
2. Druk op de juiste optie.
• Tekst: instelling voor originelen met tekst of lijntekeningen.
• Tekst/Foto: instelling voor originelen met tekst en foto’s.
• Foto: voor originelen die halftoonfoto’s zijn.
3. Druk in het scherm op OK.
Faxen (optioneel)_ 112
De kleurmodus selecteren
1. Druk op het tabblad Afbeelding > Achtergrond aanpassen.
Met deze functie kunt u een kleurenfax verzenden.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Kleurmodus.
2. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Auto: de achtergrond wordt geoptimaliseerd.
• Verbet.: hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond.
• Wissen: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
3. Druk op OK.
2. Druk op de juiste optie.
• Mono: hiermee verzendt u een zwart-witfax.
• Kleur: hiermee verzendt u een kleurenfax.
3. Druk in het scherm op OK.
Als u deze optie gebruikt, is de functie Afbeelding aan achterkant
wissen in het tabblad Afbeelding niet actief.
De tonersterkte wijzigen
U kunt de helderheid van het originele document selecteren.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Tonersterkte.
Afbeeldingen op de achterzijde wissen
Deze functie voorkomt bij het faxen van de afbeelding op de achterzijde van
het origineel wordt meegefaxt.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Afbeel. aan achterk.
wissen.
2. Druk op de pijl-links/rechts om de licht- of donkerheid te wijzingen.
3. Druk in het scherm op OK.
De achtergrond aanpassen
Als u originelen op gekleurd papier of krantenknipsels scant, kunt u donkere
achtergronden lichter maken, verminderen of verwijderen. Als de originele
achtergrond gekleurd is, wordt bij het scannen de achtergrond van de
overdrachtsgegevens zwart. In dit geval kunt u na aanpassing van de
achtergrondskleur van de overdrachtsgegevens het originele document
verzenden.
2. Druk op de juiste optie.
• Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Auto: optimaliseert de achtergrond.
• Wissen: des te hoger het getal, des te lichter het achtergrondbeeld.
3. Druk in het scherm op OK.
Als u deze optie gebruikt, is de functie Achtergrond aanpassen in
het tabblad Afbeelding niet actief.
Faxen (optioneel)_ 113
Een fax doorsturen naar een ander nummer
Het instellen van de faxdoorstuurinstelling
U kunt uw apparaat instellen om een verzonden of ontvangen fax naar
ander nummers door te sturen per fax, e-mail; SMB, FTP. etc. Dit is een
handige functie wanneer u een fax moet ontvangen maar niet op kantoor
bent.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Inst. fax doorsturen op het scherm.
Informatie over de Inst. fax doorsturen opties
Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen >
Inst. fax doorsturen op het scherm.
De Inst. fax doorsturen optie kan uitsluitend door een gemachtigde
gebruiker worden geconfigureerd die een ID en een wachtwoord op
het apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het apparaat daarom
vraagt, voert u het ID en wachtwoord in.
•
•
•
•
•
•
Instellingen: voer het e-mailadres in van de afzender, de e-mailtitel en
het e-mailbericht. Tenzij u de instellingen wijzigt, wordt de fax met de
informatie via e-mail doorgestuurd.
Alles selecteren: selecteert alle faxdoorstuurinstellingen om alles te
verwijderen.
Nieuw: creëert een nieuwe instelling voor fax doorsturen (zie "Het
instellen van de faxdoorstuurinstelling" op pagina 114).
Detail: toont gedetailleerde informatie van een geselecteerde instelling
voor fax doorsturen. U kunt de instelling bewerken met de knop
Bewerken. U kunt de instelling ook verwijderen met de knop Verwijd..
Bewerken : bewerkt een geselecteerde instelling voor fax doorsturen.
U kunt de door u ingestelde instellingen wijzigen.
Verwijd.: verwijdert een geselecteerde instelling voor fax doorsturen.
2. Druk op Nieuw.
3. Stel de juiste opties in.
• Doorsturen Type: Selecteer het type faxapparaat met de pijl-links/
rechts.
• Lijn 1 of Lijn 2: Als u de faxkit en de Fax Multiline-kit op het
apparaat hebt geïnstalleerd, selecteer dan een faxlijn met de
pijl-links/rechts. De verzonden of ontvangen fax wordt via de
geselecteerde lijn doorgestuurd naar de opgegeven nummers.
• Soort adres: Selecteer een adrestype dat u wilt gebruiken voor het
doorsturen van de fax.
• Adres : Selecteer of voer het adres van de ontvanger in.
- Fax en E-mail: U kunt het adres direct invoeren door op het
invoergebied Adres te drukken. Als het pop-uptoetsenbord
verschijnt, voer dan het adres in en druk op OK. U kunt het adres
ook gemakkelijk invoeren via Adresboek.
- SMB, FTP, WebDAV en Vak: U kunt het adres invoeren via Dir.
invoer of Adresboek.
Adresboek is niet actief als u Vak selecteert.
•
Documentnaam: Voer het document in door op het invoergebied
Documentnaam te drukken. Als het pop-uptoetsenbord verschijnt,
voer dan de naam van het document in en druk op OK.
Documentnaam is niet actief als u Fax selecteert.
•
Bestandsindeling: Selecteer met de pijl-links/rechts een
bestandsformaat waarin u de door te sturen fax wilt opslaan.
Het type Bestandsformaat dat u kunt kiezen is afhankelijk van
het Adrestype.
•
Doorsturen & afdrukken: Met deze optie kan na het doorsturen de
fax worden afgedrukt. Als u deze optie wilt gebruiken, drukt u de
knop Doorsturen & afdrukken in.
4. Druk in het scherm op OK.
Faxen (optioneel)_ 114
Het instellen van junkfaxnummers
Een rapport faxrapport
Dit apparaat accepteert geen faxen van externe stations, waarvan de
nummers in het geheugen als spam- en junkfaxnummers zijn opgeslagen.
U kunt tot 10 ongewenste faxnummers instellen.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Instelling ongewenste faxen op het scherm.
2. Druk op Aan om deze functie te activeren.
U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt waarin wordt aangegeven of de fax correct is verzonden en
ontvangen.
Als een rapport tekens of lettertypes bevat die niet worden
ondersteund door het apparaat, verschijnt in plaats van de tekens/
lettertypes het woord Unknown in het rapport.
1. Druk op Machine instellen > Rapport > Faxrapporten > Instellingen
op het weergavescherm.
3. Druk op Lijst met ongewenste faxnummers. Het venster Lijst met
ongewenste faxnummers wordt geopend.
4. Druk op Toevoeg.. Het venster Toevoeg. wordt geopend.
5. Voer het junkfaxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok
op het bedieningspaneel en druk op OK.
•
•
•
Als u Aan in Beller-ID instelt, kunt u een junkfaxnummer direct
in het Lijst nummerw. venster selecteren. Druk op Beller-ID.
Het venster Lijst nummerw. wordt geopend.
De Beller-ID toont de informatie over de bellers die uw
apparaat hebben gebeld.
Afhankelijk van het land of telefoonlijnprovider kan Beller-ID
niet worden ondersteund. Raadpleeg uw telefoonlijnprovider
voor meer informatie.
2. Druk op de juiste optie.
• Resultaat multifaxoverdracht: drukt een bevestigingsrapport af na
het verzenden van een fax naar meerdere bestemmingen.
- Off: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: hiermee activeert u deze functie.
- Aan-Fout: drukt alleen een rapport af als er een transmissiefout
optreedt.
• Resultaat faxoverdracht: drukt een bevestigingsrapport af dat
aangeeft of de verzending is gelukt, hoeveel pagina’s er zijn
verzonden en andere informatie.
- Off: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: hiermee activeert u deze functie.
- Aan-Fout: drukt alleen een rapport af als er een transmissiefout
optreedt.
• Geschiedenis faxoverdracht: drukt een bevestigingsrapport af dat
aangeeft of de verzending is gelukt, hoeveel pagina’s er zijn
verzonden en andere informatie.
- Off: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: hiermee activeert u deze functie.
• Geschiedenis faxontvangst: drukt een bevestigingsrapport af dat
aangeeft of de fax is ontvangen, hoeveel pagina's er zijn ontvangen
en andere informatie.
- Off: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: hiermee activeert u deze functie.
3. Druk in het scherm op OK.
Faxen (optioneel)_ 115
Een programma-instelling gebruiken
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt tevens de instellingen van voorgaande taken gebruiken.
Programma's opslaan
1. Druk op Fax op het scherm.
2. Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 111).
3. Druk op het tabblad Basis.
4. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 112).
5. Druk op Programma's.
4.
5.
6.
7.
Druk op Programma's > Lijst.
Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst.
Druk op OK.
Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te faxen volgens de geselecteerde
instelling.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat start het scannen
en verzendt een fax naar de nummers.
•
•
•
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de
fax begint of druk op de knop Taakstatus op het
bedieningspaneel, selecteer de te wissen taak en druk op
Verwijd..
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een
pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u
klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden.
Programma's beheren
1. Druk op Fax op het scherm.
2. Druk op Programma's > Lijst.
3. Druk op de juiste optie.
6. Druk op het invoergebied van Naam programma. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk vervolgens op OK.
U kunt de waarden van ingestelde Programmas functies bekijken
door omhoog of omlaag te schuiven en controleer de waarden met
behulp van de pijl-omhoog/omlaag.
7. Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt, worden
de ingestelde instellingen opgeslagen. Klik op Ga naar lijst of op
Sluiten.
Programma's gebruiken
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
•
•
Alles selecteren: Selecteer alle programma's.
Detail: Toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde
programma.
• Bewer.: Wijzigt de naam van het geselecteerde programma.
• Wissen: verwijdert de geselecteerde programma's.
4. Druk op Annul. om naar het tabblad Basis terug te gaan.
Faxen (optioneel)_ 116
Documenten opslaan
Vorige instellingen gebruiken
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
U kunt gescande originelen opslaan in het Doc.vak (de harde schijf van het
apparaat) van uw apparaat. U kunt indien nodig de opgeslagen documenten
in Doc.vak afdrukken.
•
1.
2.
3.
4. Druk op Programma's.
5. Druk op de te gebruiken vorige instelling.
Bijvoorbeeld, als u de instellingen van de laatste taak wilt gebruiken,
drukt u op Vorige 1.
4.
5.
6.
7.
6. Druk op OK.
7. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te faxen volgens de geselecteerde
instelling.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand
en gefaxt naar de bestemmingen.
•
•
•
Voor meer informatie over hoe u het Doc.vak moet gebruiken,
raadpleegt u het hoofdstuk Doc.vak (zie "Documentenvak" op
pagina 155).
• Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in de Doc.vak raden
wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken.
Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor
schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of
verkeerd gebruik van het apparaat.
Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
Druk in het scherm op Fax.
Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 111).
Druk op het tabblad Basis.
Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 112).
Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
Druk op Gem dokument.
8. Druk op Faxen en opslaan of op Alleen opslaan.
• Off: Hiermee schakelt u deze optie uit.
• Faxen en opslaan: faxt en bewaart gescande originelen.
• Alleen opslaan: slaat alleen gescande originelen op.
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de
fax begint. U kunt ook op de knop Taakstatus op het
bedieningspaneel drukken en de taak selecteren die u wilt
verwijderen. Druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op
pagina 29).
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een
pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u
klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden.
Faxen (optioneel)_ 117
9. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK.
10. Selecteer een bestemming en druk op OK.
11. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen,
een fax te verzenden en op te slaan, of uitsluitend op te slaan.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
•
•
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de
fax begint of druk op de Taakstatus knop op het bedieningspaneel
en selecteer de te verwijderen taak. Druk op Verwijd. (zie "Knop
Job Status" op pagina 29).
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden.
Faxen (optioneel)_ 118
Een adresboek maken
6.
Deze handleiding beschrijft de richtlijnen voor het adresboek.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
Een adresboek maken via het bedieningspaneel
•
Een adresboek maken via het bedieningspaneel
Veelgebruikte faxnummers, e-mailadressen, SMB-serveradressen,
FTP-serveradressen en WebDAV-serveradressen kunt u in het apparaat
opslaan.
• Individueel: hiermee kunt u informatie van maximaal 500 ontvangers
opslaan.
• Groep: hiermee maakt u groepen als u regelmatig eenzelfde document
naar meerdere bestemmingen verzendt. U kunt maximaal 500
ontvangers bij een groep aanmelden. U kunt de nummers die u hier
opslaat alleen selecteren in de verzendlijst op het tabblad Basis van
Fax, Scan nr Email of Scannen naar server. U kunt ook een Groep
verzenden door verschillende individuele nummers in te stellen.
Een adresboek instellen met behulp van SyncThru™ Web Service
Snelkiesnummer is het nummer dat de informatie van een
ontvanger vertegenwoordigt. Gebruik voor de invoer het
numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
5. Druk op het invoergebied Email. Voer het e-mailadres van de ontvanger
in met behulp van het pop-upvenster. Druk vervolgens op OK.
6. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Individuele adressen opslaan (SMB, FTP, WebDAV)
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek >
Nieuw > SMB, FTP of WebDAV > Individueel op het scherm.
U kunt een groep niet aanmelden zoals u een individueel adres bij
een groep aanmeldt.
Individuele adressen opslaan (Fax, E-mail)
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek >
Nieuw > Fax, Email > Individueel worden automatisch geselecteerd.
2. Druk op het invoergebied Naam. Voer de naam van de ontvanger in met
behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
Controleer Favoriet voor adressen die u vaak gebruikt. U kunt ze
gemakkelijk vinden in de zoekresultaten.
2. Druk op het invoergebied Naam. Voer de naam van de ontvanger in met
behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
Controleer Favoriet voor adressen die u vaak gebruikt. U kunt ze
gemakkelijk vinden in de zoekresultaten.
3. Druk op het invoergebied Faxnum. en voer het faxnummer in met
behulp van het toetsenblok op het bedieningspaneel. Gebruik hiervoor
alleen cijfers en indien nodig het netnummer.
Een pauze invoegen: bij sommige telefooncentrales moet u eerst
een toegangscode (bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens
wachten tot u een tweede kiestoon hoort. In dat geval moet u in
het telefoonnummer een pauze invoegen. U kunt een pauze
invoegen bij het invoeren van een faxnummer.
3. Druk op IP of Host en vervolgens op het invoergebied IP-adres/
hostnaam. Voer vervolgens het serveradres in als decimale notatie met
punten of een hostnaam met behulp van het pop-upvenster. Druk op
OK.
4. Druk op het invoergebied Poortnr.. Voer vervolgens het
serverpoortnummer in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
5. Druk op het invoergebied Gebruik.naam. Voer vervolgens de
gebruikersnaam in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
•
•
4. Snelkiesnummer wordt automatisch ingevuld met het eerste
beschikbare nummer.
Een adresboek maken_ 119
Bij SMB of FTP, wanneer u wilt dat de server toegang verleent
aan niet-gemachtigde personen. Druk op het vakje Anoniem.
Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als u het vakje
Anoniem hebt ingeschakelt, ga dan naar stap 7.
Bij WebDAV kunt u de bestanden gecodeerd versturen door
SSL in te drukken. Als het apparaat en de ontvangende
WebDAV-server van de optie SSL (Secure Sockets Layer)
verschillen, zou de overdracht kunnen mislukken. Als
daarnaast de ontvangende WebDAV-server alleen het
gecodeerde bestand kan ontvangen, moet u de knop SSL
indrukken.
6. Druk op het invoergebied Gebruikerswachtwoord. Voer vervolgens het
wachtwoord in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
7. Druk op het invoergebied Gebruikersdomein. Voer vervolgens de
domeinnaam in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
•
•
Ingeval WebDAV, Gebruikersdomein niet verschijnt.
Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein
heeft, laat u dit veld leeg of voert u de computernaam van de
SMB-server in.
8. Druk op het invoergebied Pad. Voer in het pop-upvenster de naam van
de map in waar u de verzonden bestanden wilt opslagen. Druk
vervolgens op OK.
Voorbeeld: /FileFolder/
9. Selecteer de te gebruiken optie Best.beleid met de pijl-links/rechts. Als
de server al een bestand met dezelfde naam heeft, wordt het bestand
verwerkt volgens het door u geselecteerde bestandsbeleid.
• Naam wijzigen: het verzonden bestand wordt opgeslagen met een
automatisch geprogrammeerde verschillende bestandsnaam.
• Annul.: slaat het verzonden bestand niet op.
• Overschr.: het bestaande bestand wordt door het verzonden
bestand overschreven.
10. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Voer de naam van het
verzonden bestand in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
11. Selecteer de optie Map maken die u wilt gebruiken met de pijl-links/
rechts.
• Aanmeldingsnaam gebruiken: Als u Aan selecteert in deze optie
maakt het apparaat een submap in de bestandsmap die u hebt
geselecteerd. De submap krijgt dezelfde naam als de
gebruikersnaam die u hebt ingevoerd in stap 5.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde naam,
maakt het apparaat geen submap.
•
Individuele adressen bewerken
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op
het scherm.
2. Druk op de naam van het individuele adres dat u wilt bewerken. Druk op
Bewerken.
Als u een individueel adres wilt verwijderen, drukt u op Verwijd..
3. Druk op het invoergebied dat u wilt wijzigen. Wijzig vervolgens de
inhoud met behulp van het pop-upvenster of het numerieke toetsenblok
op het bedieningspaneel. Als u het pop-uptoetsenbord gebruikt, drukt u
na het wijzigen van de inhoud op OK.
4. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Groepsadressen opslaan
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek >
Nieuw > Groep op het scherm.
Mapaanmaakcyclus: U kunt de cyclus voor het maken van een
submap instellen. Het apparaat maakt dan een submap volgens
deze ingestelde optie.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde naam,
maakt het apparaat geen submap.
-
•
Elke dag: Elke dag wordt er een submap gemaakt. De notatie
van de naam van de submap is JJJJ-MM-DD (bv. 2010-01-01).
- Elke maand: Elke maand wordt er een submap gemaakt. De
notatie van de naam van de submap is JJJJ-MM (bv. 2010-01).
- Elk jaar: Elk jaar wordt er een submap gemaakt. De notatie van
de naam van de submap is JJJJ (bv. 2010).
Map maken Voor meerdere bestanden: Als u Aan selecteert in
deze optie en meerdere bestanden scant, maakt het apparaat een
submap in de map die u hebt geselecteerd en worden de verzonden
bestanden opgeslagen in de submap.
Als alle opties voor het maken van een map tegelijkertijd
geactiveerd worden, worden de verzonden bestanden op de
onderstaande wijze opgeslagen.
• Als een enkel gescand bestand wordt verzonden:
\\map\gebruikersnaam\2010-01-01\DOC.jpg
• Als er meerdere gescande bestanden worden verzonden:
\\map\gebruikersnaam\2010-01-01\DOCJPEG\DOC000.jpg
\\map\gebruikersnaam\2010-01-01\DOCJPEG\DOC001.jpg
\\map\gebruikersnaam\2010-01-01\DOCJPEG\DOC002.jpg
12. Druk op OK om de informatie op te slaan.
2. Druk op het invoergebied Naam. Voer vervolgens de groepsnaam in
met behulp van het pop-upvenster. Druk vervolgens op OK.
3. Druk op het invoergebied Groepslid. Voer met behulp van het
pop-upvenster de naam van het individuele adres in dat u aan de groep
wilt toevoegen. Druk vervolgens op OK.
Als u niet zeker bent van de naam, gebruik dan de knop Zoeken.
Voer de eerste paar letters in of druk op Zoeken. Het apparaat
toont de individuele adressenlijst. Druk op de gewenste naam en
vervolgens op OK. Ga naar stap 5.
4. Druk op + Toevoeg. en de naam van het individuele adres wordt
opgeslagen.
5. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Een adresboek maken_ 120
Groepsadressen bewerken
Een item in het adresboek zoeken
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op
het scherm.
2. Druk op de naam van de groep die u wilt bewerken. Druk vervolgens op
Bewerken.
U kunt de adressen zoeken die in het adresboek zijn opgeslagen.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op
het scherm.
U kunt adressen in een specifieke categorie zoeken, zoals Index,
Individueel, Groep, Favoriet, Email, Fax, etc.
Als u een groepsadres wilt verwijderen, drukt u op Verwijd..
3. Druk op het invoergebied Groepsnaam. Wijzig de groepsnaam met
behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
Als u de Index selecteert, vindt u door het indrukken van de
specifieke alfabetische categorie alle geregistreerde adressen met
de desbetreffende beginletter. Als u bijvoorbeeld ABC indrukt,
krijgt u alle adressen met de beginletter A, B en C te zien.
2. Selecteer de gewenste specifieke categorie met de pijl-links/rechts.
Als u bijvoorbeeld een groepsadres wilt vinden, drukt u op de pijl-links/
rechts tot Groep verschijnt. U ziet uitsluitend de Groep lijst.
4. Druk op het invoergebied Groepslid. Voer met behulp van het
pop-upvenster de naam of het individuele adres in dat u aan de groep
wilt toevoegen. Druk vervolgens op OK.
Als u niet zeker bent van de naam, gebruik dan de knop Zoeken.
Voer de eerste paar letters in of druk op Zoeken. Het apparaat
toont de individuele adressenlijst. Druk op de gewenste naam en
vervolgens op OK. Ga naar stap 7.
5. Druk op + Toevoeg. en de naam van het individuele adres wordt
opgeslagen.
6. Druk op de naam van het individuele adres dat u wilt verwijderen. Druk
op Verwijd.. De naam van het individuele adres wordt verwijderd uit de
groep.
7. Druk op OK om de informatie op te slaan.
3. Druk op het invoergebied Zoeken en voer de naam in met behulp van
het pop-uptoetsenbord. Druk op OK.
Als u de naam niet zeker weet, kunt u de eerste paar letters van de
naam invoeren.
4. Druk op Zoeken; het scherm toont de zoekresultaten.
Een adresboek maken_ 121
Een item in het adresboek verwijderen
U kunt het geselecteerde adres uit het adresboek verwijderen.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op
het scherm.
2. Druk op het adres dat u wilt verwijderen. Druk op Verwijd..
Een adresboek instellen met behulp van
SyncThru™ Web Service
U kunt eenvoudig adressen opslaan vanaf netwerkcomputers met
SyncThru™ Web Service. Alleen gemachtigde gebruikers van het apparaat
kunnen via een aanmelding SyncThru™ Web Service adressen opslaan.
Opslaan op uw computer
Deze methode veronderstelt dat u adressen in het geheugen van uw
apparaat opslaat. U kunt e-mailadressen toevoegen en ze in aparte
categorieën groeperen.
Adressen toevoegen aan het Individueel adresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
3. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het geselecteerde adres wordt uit de lijst verwijderd.
Een item in het adresboek controleren
U kunt de informatie van een individueel of groepsadres zien.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op
het scherm.
2. Druk op het adres dat u wilt zien. Druk op Detail.
Het scherm toont de volledige informatie van het adres.
U kunt het adres direct bewerken door in het gedetailleerde
scherm op Bewerken te drukken of, indien u een groepsadres
selecteert, de individuele adressen in het groepsadres zien met
behulp van Detail.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Toevoegen. Het venster Toevoegen wordt geopend.
9. Voer de toe te voegen naam in en selecteer het snelkiesnummer in
Algemeen.
Snelkiesnummer is het nummer dat de informatie van een
ontvanger vertegenwoordigt. Gebruik voor de invoer het
numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
• Controleer Favoriet voor adressen die u vaak gebruikt. U
kunt ze gemakkelijk vinden in de zoekresultaten.
10. Voer het e-mailadres in bij E-mail.
11. Voer het faxnummer in bij Fax.
12. Controleer het selectievakje SMB in SMB. U kunt de SMB informatie
invoeren wanneer u het vakje hebt aangevinkt.
13. Voer het serveradres in als decimale notatie met punten of voor een
hostnaam in bij SMB-serveradres.
14. Voer het serverpoortnummer in bij SMB-serverpoort.
Een adresboek maken_ 122
•
15. Voer de aanmeldingsnaam in bij Aanmeldingsnaam.
•
Bij SMB of FTP, wanneer u wilt dat de server toegang
verleent aan niet-gemachtigde personen. Druk op het vakje
Anoniem. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als
u het vakje Anoniem hebt aangevinkt, ga dan naar stap
18.
• Bij WebDAV, kunt u de bestanden gecodeerd versturen
door SSL aan te vinken. Als het apparaat en de
ontvangende WebDAV-server van de SSL (Secure
Sockets Layer) optie verschillen, zou de overdracht
kunnen mislukken. Als daarnaast de ontvangende
WebDAV-server alleen het gecordeerde bestand kan
ontvangen, moet u ook SSL aanvinken.
16. Voer het wachtwoord in bij Wachtwoord en voer opnieuw het
wachtwoord in bij Wachtwoord bevestigen.
17. Voer de domeinnaam in bij Domein.
•
•
Ingeval WebDAV, Domein niet verschijnt.
Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein
heeft, laat u dit veld leeg of voert u de computernaam van
de SMB-server in.
18. Voer de Scan File Folder in voor de opslag van gescande
afbeeldingen bij Pad.
Voorbeeld: /sharedFolder/
19. Selecteer de gewenste optie Beleid voor aanmaken scanmappen.
• Nieuwe map aanmaken op aanmeldingsnaam: Als u deze
optie selecteert, maakt het apparaat een submap in de
bestandsmap die u hebt geselecteerd. De submap krijgt dezelfde
naam als de gebruikersnaam die u hebt ingevoerd in stap 15.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde
naam, maakt het apparaat geen submap.
•
Nieuwe map aanmaken, elke: U kunt de cyclus voor het maken
van een submap instellen. Het apparaat maakt dan een submap
volgens deze ingestelde optie.
20. Selecteer het beleid voor het genereren van een bestandsnaam bij
Archiveringsbeleid. Als de server al een bestand met dezelfde
naam heeft, wordt het bestand verwerkt volgens het door u
geselecteerde bestandsbeleid.
• Naam wijzigen: het verzonden bestand wordt opgeslagen met
een automatisch geprogrammeerde verschillende
bestandsnaam.
• Annuleren: slaat het verzonden bestand niet op.
• Overschrijven: het bestaande bestand wordt door het
verzonden bestand overschreven.
21. Voer de bestandsnaam in bij Bestandnaam die op de server moet
worden opgeslagen.
22. U kunt controleren of alles goed werkt in overeensteming met de
ingevoerde serverinformatie, klik daarvoor op Test.
23. Voer de FTP en WebDAV serverinformatie in zoals u dat doet voor
SMB.
24. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het Toevoegen
scherm gesloten.
Adressen bewerken in Individueel adresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde
naam, maakt het apparaat geen submap.
-
•
Dag: Elke dag wordt er een submap gemaakt. De notatie
van de naam van de submap is JJJJ-MM-DD (bv.
2010-01-01).
- Maand: Elke maand wordt er een submap gemaakt. De
notatie van de naam van de submap is JJJJ-MM (bv.
2010-01).
- Jaar: Elk jaar wordt er een submap gemaakt. De notatie van
de naam van de submap is JJJJ (bv. 2010).
Alleen nieuwe map aanmaken als scanuitvoer uit
verschillende bestanden bestaat: Als u deze optie selecteert
en meerdere bestanden hebt gescand, maakt het apparaat een
submap in de map die u hebt geselecteerd en worden de
verzonden bestanden opgeslagen in de submap.
Als alle opties voor het maken van een map tegelijkertijd
geactiveerd worden, worden de verzonden bestanden op de
onderstaande wijze opgeslagen.
• Als een enkel gescand bestand wordt verzonden:
\\map\gebruikersnaam\2010-01-01\DOC.jpg
• Als er meerdere gescande bestanden worden verzonden:
\\map\gebruikersnaam\2010-01-01\DOCJPEG\DOC000.jpg
\\map\gebruikersnaam\2010-01-01\DOCJPEG\DOC001.jpg
\\map\gebruikersnaam\2010-01-01\DOCJPEG\DOC002.jpg
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Vink het adres aan dat u wilt bewerken en druk op Wijzigen. Het
venster Wijzigen wordt geopend.
9. Wijzig de adresgegevens.
10. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het Wijzigen
scherm gesloten.
Adressen verwijderen in Individueel adresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
Een adresboek maken_ 123
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Vink het adres aan dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen.
Als u het selectievakje van de kolomkop hebt ingeschakeld, worden
alle adressen gemarkeerd.
Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt.
Adressen zoeken in Individueel adresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Importeren. Het venster Importeren wordt geopend.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
U kunt de indeling wijzigen door op een van de kolomkoppen
te klikken. Als u bijvoorbeeld op Snelkiesnummer klikt,
worden de adressen in de volgorde van het snelkiesnummer
weergegeven. Als u opnieuw op Snelkiesnummer klikt, ziet u
de omgekeerde volgorde.
8. Vul de te zoeken naam in het zoekinvoergebied in.
U kunt adressen in een specifieke categorie zoeken, zoals
Faxnummer, E-mail, SMB, etc.
Als u bijvoorbeeld een faxnummer zoekt, klikt u op de
vervolgkeuzelijst naast
9. Klik op
en selecteert u Faxnummer.
. Vervolgens verschijnt het zoekresultaat.
U kunt de adressen in een specifieke categorie zien, zoals
Faxnummer, E-mail, SMB, etc.
Als u bijvoorbeeld de adressen wilt zien die een faxnummer
hebben, klikt u op de vervolgkeuzelijst onder LDAP en
selecteert u Faxnummer.
Het Individueel adresboek importeren
U kunt het adresboekbestand van een server of een computer
importeren. Het bestand moet de bestandsextensie "csv" hebben. U
kunt ook adressen importeren van een LDAP-server. Voordat de
adressen naar uw apparaat worden geïmporteerd, moet de
LDAP-serverbeheerder de adressen op te slaan.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
9. Selecteer URL of Bureaublad en voer het adres of mapnaam in
waarin het bestand is opgeslagen.
10. Klik op OK.
Het Individueel adresboek exporteren
U kunt het adresboekbestand naar uw computer als back-up van het
bestand of naar andere Samsung-apparaten exporteren.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
Een adresboek maken_ 124
8. Klik op Exporteren. Het venster Exporteren wordt geopend.
Als u geen individuele adressen wilt toevoegen aan de
gemaakte groepsadressen, slaagt u deze stap over. U kunt de
volgende keer individuele adressen toevoegen door op
Groepsdetails te drukken.
12. Klik op Toepassen. Het venster Toevoegen wordt geopend.
9. Klik op Exporteren. Vervolgens het adresboekbestand opgeslagen
in uw computer.
13. Controleer de adressen die u wilt toevoegen aan Groepsadresboek
in Individueel adresboek.
14. Klik op de pijl in het midden. De geselecteerd adressen worden
toegevoegd aan Groepsadresboek.
15. Klik op Toepassen.
Adressen groeperen in Groepsadresboek
Groepsadressen bewerken in Groepsadresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Groepen.
9. Klik op Groep toevoegen. Het venster Toevoegen wordt geopend.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Groepen.
9. Vink het groepsadres aan dat u wilt bewerken en druk op Groep
bewerken. Het venster Wijzigen wordt geopend.
10. De informatie van het groepsadres wijzigen.
11. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het venster
Wijzigen gesloten.
10. Voer de toe te voegen groepsnaam in Groepsnaam in.
11. Selecteer Een of meer personen toevoegen nadat deze groep is
gemaakt.
Een adresboek maken_ 125
Groepsadressen verwijderen in een Groepsadresboek
•
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
•
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Groepen.
9. Vink de groepsadressen aan die u wilt verwijderen.
10. Klik op Groep verwijderen.
Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt.
Groepsadressen aanvinken
U kunt de informatie van groepsadressen zien. In het Groepsdetails
scherm kunt u ook individuele adressen toevoegen of verwijderen.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Groepen.
9. Druk op het groepsadres dat u wilt zien. Druk op Groepsdetails.
Het venster Groepsdetails wordt geopend.
Een adresboek maken_ 126
U kunt individuele adressen direct toevoegen. Controleer
de adressen die u wilt toevoegen aan Groepsadresboek
in Individueel adresboek.
U kunt individuele adressen direct verwijderen. Controleer
de adressen die u wilt verwijderen en druk op Verwijderen
in Groepsadresboek.
Bezig met afdrukken
7.
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Systeemvereisten
Introductie van handige softwareprogramma’s
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Eenvoudige afdruktaken
Voorkeursinstellingen openen
Help gebruiken
Apparaatopties instellen
Speciale kopieerfuncties gebruiken
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk
gebaseerd op Windows XP.
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
Vereisten (aanbevolen)
Processor
RAM
Vrije
schijfruimte
Windows 2000
Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
Server 2003
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2 GB
Windows
Server 2008
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB
(2 GB)
10 GB
Windows
Vista
Pentium IV 3 GHz
512 MB
(1 GB)
15 GB
Windows 7
Pentium IV 1 GHz 32-bit
of 64-bit processor of
hoger
1 GB (2
GB)
16 GB
•
Windows
Server 2008
R2
•
•
beheerdersrechten hebben.
Dit apparaat is compatibel met Windows-terminalservice.
Ondersteunt afbeeldingen in DirectX 9 met 128 MB
geheugen (om het Aero-thema te activeren).
DVD-R/W-station
Pentium IV 1 GHz- (x86)
of 1,4 GHz- (x64)
processoren (2 GHz of
sneller)
512 MB
(2 GB)
Vereisten (aanbevolen)
BESTURING
SSYSTEEM
Windows
•
•
Macintosh
Systeemvereisten
BESTURING
SSYSTEEM
Direct Printing Utility gebruiken
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
Uw apparaat instellen als standaardprinter
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Afdrukken in Macintosh
Afdrukken in Linux
Afdrukken in UNIX
10 GB
RAM
Vrije
schijfruimte
Mac OS X
10.5
•
•
Intel-processoren 512 MB (1 GB)
867 MHz of
sneller Power
PC G4/G5
1 GB
Mac OS X
10.6
•
Intel-processoren 1 GB (2 GB)
1 GB
Linux
Onderdeel
Vereisten
Besturingssyste
em
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64-bits)
Fedora Core 2~10 (32/64-bits)
SuSE Linux 9.1 (32-bits)
OpenSuSE 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2, 10.3, 11.0,
11.1 (32/64-bits)
Mandrake 10.0, 10.1 (32/64-bits)
Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 (32/64-bits)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10 (32/
64-bits)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64-bits)
Debian 3.1, 4.0, 5.0 (32/64-bits)
Processor
Pentium IV 2.4GHz (IntelCore2)
RAM
512 MB (1 GB)
Vrije schijfruimte
1 GB (2 GB)
•
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze
Processor
•
Bezig met afdrukken_ 127
U moet een swap-partitie van minstens 300 MB maken om met
grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de
maximale optische resolutie.
UNIX
XPS-printerstuurprogramma
Onderdeel
•
Vereisten
Besturingssysteem
Sun Solaris 8, 9, 10 (x86, SPARC)
IBM AIX 5.x
HP-UX 11i (PA-RISC, Itanium)
Vrije schijfruimte
Tot 100 MB
•
Een XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden
op Windows Vista OS of een recentere versie.
U kunt het XPS-printerstuurprogramma installeren door de
software-cd in uw cd-romstation te plaatsen. Wanneer het
installatievenster verschijnt selecteert u Geavanceerde installatie
> Aangepaste installatie. U kunt kiest vervolgens het
XPS-printerstuurprogramma in het venster Selecteer de te
installeren software en hulpprogramma’s.
Introductie van handige softwareprogramma’s
Functie
Windows
Samsung Anyweb Print
Optie printerkwaliteit
●
Hiermee kunt u een schermopname of afdrukvoorbeeld maken van een
scherm in Windows Internet Explorer en dit op een veel eenvoudiger manier
afdrukken dan in het reguliere programma. Klik op Start > Alle
programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print >
Download de nieuwste versie om naar de website te gaan waar u het
hulpprogramma kunt downloaden. Deze functie is alleen beschikbaar in
Windows.
Poster afdrukken
●
Meerdere pagina’s per vel
●
Boekjes afdrukken
●
Afdruk aan pagina aanpassen
●
Afdrukken verkleinen en vergroten
●
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Andere lade voor eerste pagina
●
Voorbladopties
●
Transparantenscheidingsvel-optie
●
Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
• Selectie van afdrukstand, formaat, bron en type afdrukmedia.
• Aantal exemplaren.
U kunt ook verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De
onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door
uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund:
Sommige modellen of besturingssystemen ondersteunen een of
meerdere functies uit de tabel mogelijk niet.
PCL-printerstuurprogramma
Functie
Rastercompressie
Afwerkingsopties
●
Uitvoeropties
●
Watermerk
●
Overlay
Dubbelzijdig afdrukken (duplex)
Windows
Optie printerkwaliteit
●
Poster afdrukken
●
Meerdere pagina’s per vel
●
Boekjes afdrukken
●
Afdruk aan pagina aanpassen
●
Afdrukken verkleinen en vergroten
●
Andere lade voor eerste pagina
●
Voorbladopties
●
Transparantenscheidingsvel-optie
●
Rastercompressie
●
Afwerkingsopties
●
Uitvoeropties
●
Watermerk
●
Overlay
●
Dubbelzijdig afdrukken (duplex)
●
(●: ondersteund. Leeg: niet ondersteund)
(●: ondersteund. Leeg: niet ondersteund)
Bezig met afdrukken_ 128
●
PostScript-printerstuurprogramma
Functie
Windows
Macintosh
Linux
Unix
Optie printerkwaliteit
●
●
●
●
Poster afdrukken
●
Meerdere pagina’s per
vel
●
●
●
(2, 4)
●
(2, 4)
Boekjes afdrukken
●
●
●
●
Afdruk aan pagina
aanpassen
●
●
●
●
Afdrukken verkleinen en
vergroten
●
●
Voorbladopties
●
●
●
●
Transparantenscheiding
svel-optie
●
●
●
●
Afwerkingsopties
●
●
●
●
Uitvoeropties
●
●
●
●
Watermerk
●
Dubbelzijdig afdrukken
(duplex)
●
●
●
●
Rastercompressie
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
wordt geopend.
3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
De basisinstellingen voor het afdrukken, zoals het aantal exemplaren en
het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken
klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het
venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te
wijzigen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
4. Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te
starten.
(●: ondersteund. Leeg: niet ondersteund)
•
Eenvoudige afdruktaken
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen in Windows,
Macintosh of Linux. De exacte procedure kan verschillen per toepassing.
•
•
Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de
gebruikershandleiding verschilt afhankelijk van het gebruikte
apparaat mogelijk van het venster dat u ziet. Het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken bevat echter vrijwel
dezelfde eigenschappen. Controleer welke besturingssystemen
compatibel zijn met uw apparaat. Raadpleeg het gedeelte
Compatibiliteit met besturingssystemen onder Printerspecificaties
(zie "Systeemvereisten" op pagina 127).
Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen verschijnt er
mogelijk een waarschuwingsteken,
of
. Een uitroepteken
(
) wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren, maar dat dit
niet wordt aanbevolen. Het teken ( ) wil zeggen dat u deze optie
niet kunt selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van
het apparaat.
Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te
drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen.
Eenvoudige afdrukken in Macintosh (zie "Afdrukken in Macintosh" op
pagina 145).
Eenvoudig afdrukken in Linux (zie "Afdrukken in Linux" op
pagina 149).
Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor
Kladblok in Windows XP. Uw venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de
toepassing die u gebruikt.
•
Het PostScript-stuurprogramma wordt aanbevolen voor de
beste afdrukkwaliteit in PostScript-gebaseerde toepassingen
zoals Acrobat Reader®, Adobe Illustrator®, Adobe
Photoshop®, etc.
Als u Windows Internet Explorer gebruikt, kunt u met Samsung
AnyWeb Print bovendien tijd besparen bij het maken of
afdrukken van schermopnamen. Klik op Start > Alle
programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb
Print > Download de nieuwste versie om naar de website te
gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden.
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te
worden, annuleert u op de volgende manier:
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
• In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
• In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
• In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
• In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. In Windows 2000, XP, 2003, 2008 en Vista dubbelklikt u op het
apparaat.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met uw
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer > contextmenu’s >
Afdruktaken weergeven.
Bezig met afdrukken_ 129
Als Afdruktaken weergeven een ►-markering bevat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s die met de geselecteerde printer
zijn verbonden selecteren.
4. Vanaf het menu Document selecteert u Annuleren.
U kunt dit venster ook weergeven door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat ( ) op de taakbalk van Windows.
Afdrukmodus
Met deze optie kunt u kiezen of het bestand moet worden afgedrukt of
opgeslagen op de harde schijf van het apparaat. De standaard
Afdrukmodus is Normaal. Hiermee kunt u afdrukken zonder het
afdrukbestand op de harde schijf op te slaan. U kunt deze optie ook in
andere tabbladen gebruiken.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop
op het bedieningspaneel.
Voorkeursinstellingen openen
U kunt de instellingen die u hebt geselecteerd bovenaan rechts in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken bekijken.
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
wordt geopend.
3. Selecteer uw printerstuurprogramma uit de lijst Printer selecteren.
4. Klik op Eigenschappen of op Voorkeursinstellingen.
•
•
U kunt de huidige status van het apparaat controleren met de knop
Printerstatus. Wanneer u op de Printerstatus knop drukt, wordt
het programma Smart Panel geopend. Het programma Smart
Panel toont de huidige status van het apparaat (zie
"Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 171).
•
Normaal: Deze modus drukt uw document af zonder op te slaan.
Proefafdruk: Deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt
afdrukken. U kunt eerst één kopie op kwaliteit controleren en vervolgens
de resterende kopieën in de lijst van Huidige taak afdrukken na het
openen van Taakstatus (zie "Knop Job Status" op pagina 29). U vindt
uw afdruktaak in de lijst; selecteer de taak en druk op de knop
Vrijgeven. De overige kopieën worden afgedrukt.
- Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker
zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn
gebruikersnaam.
Vertrouwelijk: Deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van
vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord invoeren om te
kunnen afdrukken (zie "Beveiligde taak" op pagina 30).
- Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker
zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn
gebruikersnaam.
- Voer het wachtwoord in: Voer het wachtwoord in dat u wilt
gebruiken. Deze optie wordt gebruikt voor het laden van een
opgeslagen bestand met behulp van het bedieningspaneel.
- Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord opnieuw ter
bevestiging in.
Bezig met afdrukken_ 130
•
•
•
Opslaan: Deze modus wordt alleen gebruikt voor het opslaan van
documenten op de harde schijf. Indien nodig kunt u opgeslagen
bestanden laden en afdrukken. U vindt het opgeslagen bestand in het
Doc.vak (zie "Documentenvak" op pagina 155). Eerst kiest u een
documentenvak in Doelmap en vervolgens stelt u Opties in.
- Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker
zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn
gebruikersnaam.
- Voer het wachtwoord in: Als de Eigenschap van het door u
geselecteerd documentenvak ingesteld is op Beveiligd moet u een
wachtwoord voor het documentenvak invoeren. Deze optie wordt
gebruikt voor het laden van een opgeslagen bestand met behulp van
het bedieningspaneel.
- Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord opnieuw ter
bevestiging in.
Opslaan en afdrukken: Deze modus wordt gebruikt voor het gelijktijdig
afdrukken en opslaan van documenten. Indien nodig kunt u opgeslagen
bestanden laden en afdrukken. U vindt het opgeslagen bestand in het
Doc.vak (zie "Documentenvak" op pagina 155). Eerst kiest u een
documentenvak in Doelmap en vervolgens stelt u Opties in.
- Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker
zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn
gebruikersnaam.
- Voer het wachtwoord in: Als de Eigenschap van het door u
geselecteerd documentenvak ingesteld is op Beveiligd moet u een
wachtwoord voor het documentenvak invoeren. Deze optie wordt
gebruikt voor het laden van een opgeslagen bestand met behulp van
het bedieningspaneel.
- Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord opnieuw ter
bevestiging in.
Afdrukschema: Gebruik deze optie om een specifieke tijd voor het
afdrukken van de taak in te voeren. Dit is handig om grote hoeveelheden
gegevens af te drukken of wanneer u al uw taken gelijktijdig wilt
afdrukken.
- Afdrukken om: Selecteer de datum en tijd voor het afdrukken.
- Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker
zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn
gebruikersnaam.
Het tabblad Basis
Gebruik het tabblad Basis om de weergave van het document op de
afgedrukte pagina aan te passen.
Klik op het tabblad Basis om onderstaande opties weer te geven.
Afdrukstand
Met behulp van dit menu kunt u selecteren in welke richting informatie
op een pagina wordt afgedrukt.
• Staand: hiermee drukt u af over de breedte van de pagina, zoals in
een brief.
• Liggend: hiermee drukt u af over de lengte van de pagina, zoals bij
een werkblad.
• 180 graden draaien: hiermee kunt u de pagina 180 graden draaien.
• Afbeelding spiegelen: deze optie maakt het mogelijk om het
originele document om te keren, net zoals een spiegel. Deze optie is
alleen beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt.
Lay-outopties
Met deze optie kunt u verschillende manieren selecteren om uw
document op te maken.
• Eén pagina per vel: deze optie beschikt over een optie
basisopmaak. Met deze optie kunt u een pagina afdrukken op een
zijde van een vel.
• Meerdere pagina’s per vel: met deze optie kunt u verschillende
pagina’s afdrukken op een zijde van een vel (zie "Bezig met
afdrukken meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier" op
pagina 139).
• Poster afdrukken: met deze optie kunt u uw document afdrukken
op een document met posterformaat. Met deze optie kunt u uw
document afdrukken op verschillende pagina’s. U kunt de afgedrukte
pagina’s samenvoegen tot een poster (zie "Posters afdrukken" op
pagina 139).
• Boekje afdrukken: met deze optie kunt u uw document op beide
zijden van het papier afdrukken om er een boekje van te maken (zie
"Boekjes afdrukken" op pagina 140).
Bezig met afdrukken_ 131
•
Paginakader: met deze optie kunt u uw document met een randlijn
afdrukken. Deze optie is niet beschikbaar voor Poster afdrukken en
Boekje afdrukken.
Dubbelzijdig afdrukken
Met deze optie kunt u afdrukken op beide zijden van het papier (zie
"Afdrukken op beide zijden van het papier" op pagina 140).
Exemplaren
Met deze optie kunt het aantal af te drukken kopieën in Kleur of
Grijstinten bepalen. U kunt tot 9 999 exemplaren instellen.
• Sorteren: als u deze optie aanvinkt, wordt het aantal afdrukken op
hetzelfde aantal van de sequentie originelen ingesteld.
Afwerkingsopties
Met deze optie kunt u het aantal nietjes of perforatiegaten bepalen.
•
•
•
De Nieten optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele
standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is
geïnstalleerd.
• De optie Perforeren is alleen beschikbaar wanneer de
optionele perforatiekit is geïnstalleerd in de optionele
standaard afwerkeenheid of in de boekjes-afwerkeenheid.
Nieten: Selecteer het aantal nietjes tussen 1 nietje en 2 nietje.
Perforeren: Selecteer het aantal perforatiegaten, kies 2 gaatjes of
3 gaatjes. Afhankelijk van de perforatiekit verschijnt 4 gaatjes in
plaats van 3 gaatjes.
Papieropties
met deze optie kunt u instellen welke papierlade u wilt gebruiken.
Selecteer het tabblad Envelop om de opties in te stellen als u op
een envelop wilt afdrukken.
•
Het tabblad Papier
Gebruik de opties in het tabblad Papier om de basisinstellingen van
papierverwerking op te geven.
Klik op het tabblad Papier om onderstaande opties weer te geven.
•
•
•
Oorspronk. formaat: met deze optie stelt u de actuele
papiergrootte van de originelen in.
Uitvoerformaat: met deze optie kunt u uw afdruktaak aanpassen
aan elk geselecteerd papierformaat, ongeacht de grootte van de
originelen (zie "Een document aan een bepaald papierformaat
aanpassen" op pagina 141).
- Percentage: Met deze optie kunt u de inhoud van een pagina er
groter of kleiner laten uitzien op de afdruk door het gewenste
percentage in te voeren. U kunt ook op de pijl-omlaag/
pijl-omhoog te klikken om de schaalfactor te selecteren (zie "De
grootte van uw document wijzigen in percentages" op
pagina 141).
Invoer: zorg ervoor dat Invoer ingesteld is voor de
overeenkomstige papierlade. Gebruik de Multifunctionele lade
voor het afdrukken op speciale materialen, zoals enveloppen en
transparanten.
Type: met deze optie kunt u het papiertype in de lade instellen.
Deze instelling verschijnt in de vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt
selecteren. Op die manier krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Zo niet,
wordt de gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet bereikt.
- Normaal papier: gewoon papier van 71 tot 90 g/m2.
- Dik papier: dik papier van 91 tot 105 g/m2.
- Zwaar: dik papier van 106 tot 175 g/m2.
- Extra zwaar 1: dik papier van 176 tot 216 g/m2.
- Extra zwaar 2: dik papier van 217 tot 253 g/m2.
- Dun papier: dun papier van 60 tot 70 g/m2.
- Bankpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m2.
- Kleur: eenzijdig gekleurd papier van 75 tot 90 g/m2.
- Etiketten: etiket van 120 tot 150 g/m2.
- Transparanten: transparanten van 138 tot 146 g/m2.
- Envelop: enveloppen van 75 tot 90 g/m2.
- Voorbedrukt: voorbedrukt papier van 75 tot 90 g/m2.
- Katoen: 75 tot 90 g/m2 katoenpapier zoals Gilbert 25% en
Gilbert 100%.
- Kringlooppapier: kringlooppapier van 60 tot 90 g/m2.
- Archiefpapier: 70 tot 90 g/m2. Selecteer deze optie als u de
afdrukken lang wilt bewaren (bijv. in uw archief).
- Birefhoofd: briefhoofdpapier van 90 tot 163 g/m2.
Bezig met afdrukken_ 132
•
- Geperforeerd: geperforeerd papier 90 tot 163 g/m2.
- Dunne kaarten: kaart van 105 tot 163 g/m2.
- Dikke kaarten: karton van 170 tot 216 g/m2.
- Dun glanzend: dun glanzend 106 tot 169 g/m2.
- Dik glanzend: dik glanzend 170 tot 253 g/m2.
Speciale pagina: met deze optie kunt u speciale pagina’s maken,
zoals voorbladen. U kunt de speciale pagina-instellingen van de lijst
toevoegen, verwijderen of updaten. Deze optie is alleen beschikbaar
als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
Kleurenmodus
U kunt kleuropties kiezen. De instelling Kleur biedt gewoonlijk de beste
afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Als u een gekleurd document
in grijstinten wilt afdrukken selecteert u Grijstinten.
Klik op Geavanceerd om de kleur handmatig in te stellen. Verplaats de
schuifregelaar voor kleurenbalans in het tabblad Niveaus om de kleur
aan te passen of klik op het tabblad Aanpassing voor de
kleurencorrectie van het stuurprogramma voor algemene verwerking
van afbeeldingen.
•
Scheidingsvel transparanten
Maakt het mogelijk een blanco of gedrukt scheidingsvel aan
transparanten toe te voegen. Deze optie is alleen beschikbaar als u
Transparanten in Type selecteert.
• Geen scheidingsvel: hiermee wordt er geen scheidingsvel tussen
de transparanten geplaatst.
• Bedrukt scheidingsvel: hiermee wordt dezelfde afbeelding op de
scheidingsvellen afgedrukt als op de transparanten.
• Blanco scheidingsvel: hiermee wordt een leeg vel tussen de
transparanten geplaatst.
• Invoer: selecteert een lade met papier om als scheidingsvel te
gebruiken.
Het tabblad Grafisch
Gebruik de opties op het tabblad Grafische elementen om de
afdrukkwaliteit aan te passen voor speciale afdrukbehoeften.
Klik op het tabblad Grafische elementen om onderstaande opties weer te
geven.
•
•
Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor
Niveaus of Aanpassing opnieuw ingesteld.
• U kunt de afbeelding wijzigen die in de Geavanceerd optie
staat. Klik op de Afbeelding importeren knop en selecteer de
gewenste afbeelding.
Niveaus: u kunt aanpassen hoe afbeeldingen worden weergegeven
door de instellingen in de optie Aanpassingsniveaus te wijzigen.
Aanpassing: u kunt aanpassen hoe afbeeldingen worden
weergegeven door de instellingen in de optie Balans te wijzigen.
Met de Venster optie kunt u opties selecteren om een
halftoonafbeelding te converteren in een afdrukbare binaire
afbeelding.
Kwaliteit
Hoe hoger de instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden
afgedrukt. Een hogere instelling kan de afdruktijd van uw document
verlengen. Als u Glanzend afdrukken aanvinkt, kunt u met het apparaat
afdrukken met een glanzende afwerking maken.
Lettertype/tekst
Schakel het selectievakje voor Alle tekst zwart in om in het zwart af te
drukken, ongeacht de kleur die op het scherm wordt weergegeven.
Geavanceerd
•
•
•
Automatisch: selecteert automatisch een optie voor het beste
formaat. Deze optie is alleen beschikbaar als u het
PS-printerstuurprogramma gebruikt.
Downloaden als contour: als deze optie is geselecteerd,
downloadt het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw
document worden gebruikt maar nog niet in uw apparaat zijn
opgeslagen. Als u na het afdrukken vaststelt dat de lettertypen op uw
document niet juist zijn afgedrukt, kiest u Downloaden als bitmap
en drukt u het document nogmaals af.
Downloaden als bitmap: met deze optie ingeschakeld zal het
stuurprogramma de lettertypegegevens downloaden als
bitmapafbeeldingen. Documenten met complexe lettertypen, zoals
Koreaanse of Chinese lettertypen, of diverse andere lettertypen
worden sneller afgedrukt als u dit keuzerondje selecteert.
Downloaden als bitmap is handig wanneer u afdrukt in
Adobe-programma’s.
Bezig met afdrukken_ 133
•
•
•
Grafisch afdrukken: met deze optie ingeschakeld zal het
stuurprogramma lettertypen als afbeeldingen downloaden. Als u
documenten met veel afbeeldingen en relatief weinig
TrueType-lettertypen afdrukt, kunt u het afdrukken versnellen met
deze instelling. Deze optie is alleen beschikbaar als u het
PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
TrueType-indeling: als uw apparaat een TrueType
rasterizer-apparaat is, selecteer dan deze optie om de
TrueType-lettertypes als een contourlettertype te downloaden. Deze
optie is alleen beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma
gebruikt.
Printerlettertypen gebruiken: als Printerlettertypen gebruiken is
ingeschakeld, gebruikt de printer bij het afdrukken van uw document
de lettertypen die in het geheugen zijn opgeslagen en worden de
lettertypen die in uw document worden gebruikt niet gedownload.
Omdat het downloaden van lettertypen enige tijd in beslag neemt
verlopen afdruktaken mogelijk sneller als u deze optie selecteert. Als
u Printerlettertypen gebruiken gebruikt, probeert de printer
lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk
overeenstemmen met de lettertypen in het document. Als u in uw
document echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken van de
lettertypen in het geheugen van de printer, zal de afdruk er heel
anders uitzien dan het document op het scherm.
-
•
•
Encapsulated PostScript (EPS): hiermee creëert u een
afbeelding van een bestand. Dit is een handig formaat als u het
bestand als afbeelding wilt invoegen in een ander document dat
vanuit een ander programma zal worden afgedrukt.
- Archiefindeling: hiermee creëert u een PostScript-bestand dat
u later kunt gebruiken.
PostScript-taal: met deze optie kunt u het PostScript-taalniveau
kiezen.
PostScript-foutafhandeling verzenden: als deze optie is
ingeschakeld, drukt het apparaat een foutbericht af als er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
Als u op Resetten klikt, worden de de standaardinstellingen voor
PostScript-opties ingesteld.
Het tabblad Afwerking
Gebruik het tabblad Afwerking om verschillende afwerkingsopties in te
stellen.
Klik op het tabblad Afwerking om onderstaande opties weer te geven.
Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor de
optie Geavanceerd opnieuw ingesteld.
Grafische controller
Fijne randen
Met deze optie kunnen gebruikers randen van letters en fijne lijnen
accentueren voor een betere leesbaarheid, en elke
kleurkanaalregistratie in de kleurenafdrukmodus uitlijnen.
Geavanceerd
Rastercompressie: deze optie bepaalt het compressieniveau van
afbeeldingen voor de overdracht van gegevens van de computer naar
de printer. Als u deze optie instelt op Maximum zal de afdruksnelheid
hoger liggen, maar de afdrukkwaliteit lager. Deze optie is alleen
beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor de
optie Geavanceerd opnieuw ingesteld.
PostScript-opties
Deze opties zijn alleen beschikbaar als u het PS stuurprogramma
gebruikt.
•
Sorteeropties: Met deze optie kunt u de afdrukken gemakkelijk
sorteren.
- Geen: Schakelt deze optie uit.
- Verschuiving: Bij het afdrukken van meerdere kopieën verschuift
deze optie de uitvoerpositie van elke set.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de standaard
afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
•
Uitvoeroptie: met deze optie kunt u het uitvoerformaat voor
PostScript-bestanden selecteren.
- Optimale snelheid: algemeen formaat voor
PostScript-bestanden.
- Optimale portabiliteit: creëert een bestand dat beantwoordt
aan de Adobe Document Structuring Conventions (ADSC). Dit is
een handig formaat als u een PostScript-bestand wilt maken en
het op een ander apparaat wilt afdrukken.
-
Draaien: Bij het afdrukken van meerdere kopieën, worden de
afdrukken kruislings gestapeld in sets.
Bezig met afdrukken_ 134
•
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de standaard
afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is
geïnstalleerd.
•
•
•
Deze functie is alleen beschikbaar bij afdrukmateriaal van
Letter- en A4-formaat.
Voor u deze functie gebruikt, moet u het papier laden in de
laden met SEF (Short edge feed) en LEF (Long edge feed).
De richting van de papierinvoer in lade 1 is bijvoorbeeld
SEF, terwijl de richting van de papierinvoer in lade 2 LEF is.
Nietopties: Met deze optie kunt u het aantal nietjes en de nietpositie
bepalen. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele
standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
- Nieten: Selecteer het aantal nietjes tussen 1 nietje en 2 nietje.
- Positie: Selecteer de positie van de nietjes met Links, Rechts en
Boven.
Wanneer u gelijktijdig de nietmachine en de perforator
gebruikt, kunt u alleen dezelfde positie instellen voor de nietjes
en de perforatiegaten.
•
1 nietje, Links
1 nietje, Rechts
2 nietje, Links
2 nietje, Rechts
•
2 gaatjes, Links
2 gaatjes, Rechts
3 gaatjes, Links
3 gaatjes, Rechts
2 gaatjes, Boven
Opties voor uitvoerlade: Met deze optie kunt u de lade selecteren
voor de uitvoer van de afgedrukte documenten"Instellingen voor lade"
op pagina 45.
Het tabblad Geavanceerd
Gebruik het tabblad Geavanceerd om verschillende afdrukopties in te
stellen.
Klik op het tabblad Geavanceerd om onderstaande opties weer te geven.
2 nietjes, Boven
Perforatieopties: met deze optie kunt u het aantal perforatiegaten en
de perforatiepositie bepalen. De gaten worden in de afdrukken
geperforeerd zodat u ze kunt archiveren. Deze optie is alleen
beschikbaar wanneer de optionele perforatiekit is geïnstalleerd in de
optionele standaard afwerkeenheid of in de boekjes-afwerkeenheid.
- Perforeren: selecteer het aantal perforatiegaten, kies 2 gaatjes of 3
gaatjes. Afhankelijk van de perforatiekit verschijnt 4 gaatjes in
plaats van 3 gaatjes.
- Positie: selecteer de positie van de perforatiegaten, kies Links,
Rechts of Boven.
Wanneer u gelijktijdig de nietmachine en de perforator
gebruikt, kunt u alleen dezelfde positie voor nietjes en
perforatiegaten instellen.
Watermerk
Met deze optie kunt u tekst afdrukken over een bestaand document (zie
"Watermerken gebruiken" op pagina 141).
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van briefhoofdpapier (zie
"Overlay gebruiken" op pagina 142). Deze optie is alleen beschikbaar
als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
Bezig met afdrukken_ 135
Uitvoeropties
Het tabblad Eco
•
Gebruik het tabblad Eco om verschillende afdrukopties in te stellen.
In het tabblad Eco kunt u afdrukbronnen besparen en milieuvriendelijker
kopiëren. Als u Eco-afdruk selecteert, ziet u de ecoafbeelding (
) bij
bepaalde opties. Daarnaast zijn bepaalde opties niet beschikbaar voor
gebruik in de ecomodus.
Klik op het tabblad Eco om onderstaande opties weer te geven.
•
•
•
Afdrukvolgorde: met deze optie kunt u de volgorde instellen
waarin de pagina’s zullen worden afgedrukt. Selecteer de
afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst. Oneven pagina’s afdrukken
en Even pagina’s afdrukken zijn alleen beschikbaar wanneer u het
PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
- Normaal: met deze optie kunt u alle pagina’s afdrukken, vanaf
de eerste tot de laatste pagina.
- Alle pagina’s omkeren: met deze optie kunt u alle pagina’s
afdrukken, vanaf de laatste tot de eerste pagina.
- Oneven pagina’s afdrukken: met deze optie kunt u alleen de
oneven pagina’s van het document afdrukken.
- Even pagina’s afdrukken: met deze optie kunt u alleen de
even pagina’s van het document afdrukken.
Blanco pagina’s overslaan: met deze optie kunt u bepalen om
geen blanco pagina’s van de originelen af te drukken.
Handmatige marge: met deze optie kunt u een bindmarge
opgeven. De bindmarge past de bindpositie aan. Deze optie is niet
beschikbaar wanneer u het PS-printerstuurprogramma gebruikt.
Geavanceerd: met deze optie kunt u geavanceerde uitvoeropties
voor het afdrukken instellen. Deze optie is alleen beschikbaar als u
het PS-printerstuurprogramma gebruikt.
- PostScript PassThrough: deze optie geeft aan of
PostScript-gegevens die gecreëerd werden door de toepassing
die de PostScript-code voor afdrukken kan genereren moeten
worden afgedrukt. De standaardinstelling is geselecteerd. Als
deze optie is ingeschakeld, werken bepaalde afdrukopties (zoals
Meerdere pagina’s per vel, Watermerk, Boekje afdrukken,
Poster afdrukken en Schaalopties) mogelijk niet naar behoren
wanneer u afdrukt vanuit de toepassing die de PostScript-code
voor afdrukken kan genereren. In dat geval schakelt u deze optie
uit.
In bepaalde gevallen zorgt het uitschakelen van
PostScript PassThrough voor onverwachte resultaten.
Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor de
optie Geavanceerd opnieuw ingesteld.
Eco-opties
•
•
•
•
Standaardinstelling printer: als u deze optie selecteert, wordt
deze functie bepaald door de instelling op het bedieningspaneel van
het apparaat.
Geen: schakelt deze optie uit.
Eco-afdruk: activeert de ecomodus. Selecteer Dubbelzijdig
afdrukken, Lay-out, Kleurenmodus en Blanco pagina’s
overslaan die u in de ecomodus wilt gebruiken. Zolang u de opties
van andere tabbladen niet wijzigt, wordt het document zoals
ingesteld in de ecomodus afgedrukt.
Wachtwoord: als de beheerder Geforceerd aan in Standaard
eco-modus voor dit apparaat instelt, is de ecomodus door de
eco-instelling van het apparaat altijd ingesteld, omdat de Eco-opties
van het printerstuurprogramma zijn uitgeschakeld. Als u de
afdrukinstellingen moet wijzigen, klikt u op Wachtwoord en vult u
het wachtwoord in of neem contact op met uw beheerder.
Resultaatsimulator
Resultaatsimulator toont het resultaat van de hoeveelheden
gereduceerde CO2-uitstoot, verbruikte elektriciteit en bespaard papier
als gevolg van de instellingen die u geselecteerd heeft.
•
•
•
Bezig met afdrukken_ 136
De resultaten zijn berekend op basis van een totaal van
honderd afgedrukte pagina’s zonder een blanco pagina
wanneer de eco-modus niet is ingeschakeld.
Berekeningscoëfficiënt voor CO2, energie en papier volgens
de IEA-index van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Communicatie van Japan en www.remanufacturing.org.uk.
Ieder model heeft een andere index.
Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus verwijst naar het
gemiddelde verbruik tijdens afdrukken van dit apparaat.
•
De feitelijk bespaarde of gereduceerde hoeveelheid kan
verschillen afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem,
vermogen van de computer, de toepassingssoftware,
aansluitmethode, het type en formaat van het afdrukmateriaal
en de complexiteit van de taak, etc.
Het tabblad Samsung
Gebruik het tabblad Samsung om de copyrightinformatie en het
versienummer van het stuurprogramma weer te geven. Als uw computer
met het internet is verbonden, hebt u toegang tot de volgende diensten:
Klik op het tabblad Samsung om de opties weer te geven.
Help
Met deze optie kunt u het Help bestand openen via een sleutelwoord.
Service
•
•
•
•
Controleren op updates: met deze optie kunt u updates installeren
voor uw printerstuurprogramma.
Samsung-website: deze optie verbindt u rechtstreeks met de
website van Samsung.
Registratie: met deze optie kunt u uw apparaat registreren.
Bestelinformatie: met deze optie kunt u verbruiksartikelen online
bestellen.
Voorkeursinstellingen gebruiken
Met behulp van de optie Vooraf ingest. die op ieder tabblad
Voorkeursinstellingen behalve op het tabblad Samsung verschijnt, kunt u
de huidige voorkeursinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik.
Een Vooraf ingest. item opslaan:
1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2. Typ in het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze instellingen.
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik op
een optie waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met
informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma
beschikt.
Als het vraagteken niet verschijnt, selecteert u de optie waarover u meer wilt
weten en drukt u op F1 op uw toetsenbord.
Als u informatie wilt zoeken aan de hand van een trefwoord, klikt u op het
tabblad Samsung in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken
en voert u een trefwoord in op de invoerregel van de optie Help. Voor meer
informatie over verbruiksartikelen, stuurprogramma-updates, registratie
enzovoort, klikt u op de overeenkomstige knoppen.
Apparaatopties instellen
Wanneer u optionele apparaten installeert, zoals de optionele dubbele
cassette-invoer, de standaard afwerkeenheid, etc. worden deze optionele
apparaten automatisch door dit apparaat gedetecteerd en ingesteld. Als u
met dit stuurprogramma de geïnstalleerde optionele apparaten niet kunt
gebruiken, kunt u de optionele aparaten in Apparaatopties instellen. Met
taakaccountbeheer kunt u met de gegeven machtiging afdrukken.
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
• In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
• In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
• In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
• In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In Windows XP/2003/2008/Vista drukt u op Eigenschappen.
• Voor het PS-stuurprogramma selecteert u het PS-stuurprogramma
en klikt u met de rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Eigenschappen
van printer in het snelmenu.
3. Klik op
. Vervolgens worden alle huidige
stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u de door u aangemaakte instelling wilt bijwerken, selecteert u meer
opties en klikt u op
.
5. Klik op Apparaatopties.
Om een opgeslagen instelling te gebruiken, kiest u het uit de
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest.. De printer is nu ingesteld om af te
drukken volgens de door u geselecteerde instellingen.
Om een opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u ze uit de
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op
Als Eigenschappen van printer een ►-markering bevat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s die met de geselecteerde printer
zijn verbonden selecteren.
.
U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook
herstellen door Vooraf ingest. stand. te selecteren in de
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest..
Afhankelijk van het stuurprogramma of het besturingssysteem dat
u gebruikt, kan het venster Eigenschappen afwijken.
6. Selecteer de juiste optie.
• Ladeopties: Selecteer de optionele lade die u heeft geïnstalleerd. U
kunt de Lade 3, 4 (dubbele cassette-invoer) of de Hoge capaciteit
(hogecapaciteitsinvoer) selecteren. Daarnaast kunt u de
lade-informatie zien en de papiergrootte en papiertype instellen in
Geavanceerd. Als u Resetten selecteert, worden de
standaardinstellingen voor Geavanceerd opnieuw ingesteld.
• Afwerkingsopties: Selecteer de optionele afwerkeenheid die u
hebt geïnstalleerd. U kunt Standaardafwerkeenheid (1K) of
Afwerkeenheid voor boekjes (3K) selecteren.
Bezig met afdrukken_ 137
•
•
-
Opslagopties: Selecteer de geheugencapaciteit die op het
apparaat is geïnstalleerd. Deze optie is alleen beschikbaar als u het
PS-printerstuurprogramma gebruikt.
Perforatieopties: Deze optie is alleen beschikbaar als u
Afwerkingsopties instelt. Selecteer de optionele perforatiekit die u
hebt geïnstalleerd. U kunt 2/3 gaatjes of 2/4 gaatjes selecteren.
-
De beschikbare perforatiekit kan verschillen van land tot land.
Neem contact op met uw plaatselijke Samsung-dealer of de
winkel waar u uw apparaat kocht.
•
Geavanceerd: Selecteer één van de opties. Deze optie is alleen
beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt.
-
-
-
-
-
-
-
-
Uitvoerprotocol: bepaalt het protocol dat de printer voor
afdruktaken zal gebruiken.
Als u op ASCII klikt, wordt de gegevens in ASCII-formaat (7-bits)
verzonden, hetgeen meer tijd in beslag neemt bij het afdrukken
maar dat wel door elk I/O-kanaal kan worden verzonden, zoals
een seriële, parallelle of netwerkpoort. Als u op Binair (binair
communicatieprotocol) klikt of op TBCP (Tagged binair
communicatieprotocol), worden alle gegevens met uitzondering
van speciale stuurcodes in binair formaat (8-bits) verzonden. De
binaire formaten kunnen via parallelle of seriële
communicatiepoorten worden verzonden en zijn sneller dan het
verzenden van gegevens in ASCII-formaat.
PostScript-geheugenruimte: specificeert de hoeveelheid
beschikbaar PostScript-geheugen. Het is een subset van het
totale fysieke geheugen van de printer. Het is meestal beter om
de standaardinstelling te gebruiken, die door de fabrikant van de
printer is vastgelegd.
Grijze tekst converteren naar PostScript-grijs: specificeert of
het ware grijs (RGB-waarde) in de tekst in het door de
PostScript-stuurprogramma meegeleverd grijs moet worden
geconverteerd.
Grijze afb. converteren naar PostScript-grijs: specificeert of
het ware grijs (RGB-waarde) in de afbeeldingen in het door de
PostScript-stuurprogramma meegeleverd grijs moet worden
geconverteerd.
Euro-symbool opnemen in PostScript-lettertypen:
specificeert of de apparaatlettertypes met het Euro-teken moeten
worden uitgebreid.
-
Time-out voor taak: specificeert hoe lang het duurt voor een
document van de computer naar de printer gaat voordat de
printer zijn pogingen stopt op het document af te drukken. Als u 0
specificeert, zal de printer blijvend afdrukpogingen doen.
Time-out voor wachten: specificeert hoe lang de printer zal
wachten om meer PostScript-informatie van de computer te
ontvangen. Na afloop van de gespecificeerde tijd, stopt de printer
zijn afdrukpogingen en drukt een foutbericht af. Als u probeert
om een zeer ingewikkeld document af te drukken, kan het
verhogen van deze waarde nuttig zijn. Als u 0 specificeert, zal de
printer voor onbepaalde tijd wachten.
Minimale lettergrootte: specificeert de minimale
lettertypegrootte (in pixels) voor het PostScript-stuurprogramma
bij het downloaden van TrueType-lettertypen als
contourlettertypes (type 1). Een kleiner lettertype dan de
minimale instelling wordt gedownload als een bitmaplettertype
(type 3). Met deze optie kunt de automatische instelling
fijnstemmen voor de Geavanceerde lettertype-/tekstopties (zie
"Geavanceerd" op pagina 133).
Maximale lettergrootte: specificeert de maximale
lettertypegrootte (in pixels) voor het PostScript-stuurprogramma
bij het downloaden van TrueType-lettertypes als
bitmaplettertypes (type 3). Een groter lettertype dan de maximale
instelling wordt gedownload als een contourlettertype (type 1).
Met deze optie kunt u de automatische instelling fijnstellen of de
instelling Downloaden als bitmap voor de Geavanceerde
lettertype-/tekstopties overschrijven (zie "Geavanceerd" op
pagina 133).
CTRL+D verzenden vóór elke taak: specificeert of de printer
bij het begin van elk PostScript-document wordt gereset. De
standaardinstelling is niet aangevinkt. De toetsencombinatie
CTRL+D zal de standaardinstellingen van uw printer herstellen
om ervoor te zorgen dat eerdere taken geen invloed hebben op
de huidige afdruktaak. De toetsencombinatie CTRL+D kan een
afdruktaak doen mislukken wanneer uw printer via een netwerk
is aangesloten. Als het afdrukken van uw document mislukt
wanneer de printer via parallelle of seriële poorten is
aangesloten, vinkt u deze optie aan.
CTRL+D verzenden na elke taak: specificeert of de printer bij
het einde van elk PostScript-document wordt gereset. De
standaardinstelling is geselecteerd. De toetsencombinatie
CTRL+D voert een reset uit van de printerinstelling naar de
standaardinstelling om ervoor te zorgen dat toekomstige taken
niet door de huidige afdruktaak worden beïnvloed. De
toetsencombinatie CTRL+D kan een afdruktaak doen mislukken
wanneer uw printer via een netwerk is aangesloten. Als het
afdrukken van uw document mislukt wanneer verzonden naar
een netwerkprinter, haalt u het vinkje weg bij deze optie.
Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor
Geavanceerd opnieuw ingesteld.
•
Ander lettertype: toont de vervangingstabel voor lettertypen en de
opties voor het wijzigen van de TrueType-naar-printer
lettertypetoewijzing. Deze optie is alleen beschikbaar als u het
Bezig met afdrukken_ 138
Bezig met afdrukken meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier
PS-printerstuurprogramma gebruikt.
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u
meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de
door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op een vel maximaal 16
pagina’s afdrukken.
•
Taakaccountbeheer: Maakt het mogelijk om de gebruikers- en
accountinformatie te associëren met elk document dat u afdrukt.
-
Gebruikersmachtiging: als u deze optie inschakelt, zullen
alleen gebruikers met toestemming een afdruktaak kunnen
starten.
Groepsmachtiging: Als u deze optie inschakelt, zullen alleen
groepen met een groepsmachtiging een afdruktaak kunnen
starten.
•
•
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Meerdere pagina’s per vel in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Schakel het selectievakje Paginakader in als u rond elke pagina op het
vel een kader wilt afdrukken.
4. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s dat u
per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16).
5. Selecteer indien nodig de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Paginavolgorde.
6. Klik op het tabblad Papier en selecteer Oorspronk. formaat, Invoer en
Type.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken over 4, 9
of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt kleven om er een
poster van te maken.
Als u een wachtwoord voor taakbeheer wilt coderen,
schakelt u Wachtwoordcodering taakaccountbeheer in.
Beheerders kunnen taakbeheer inschakelen en
machtigingen configureren op het bedieningspaneel of in
SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie
over de beheerders, raadpleeg de beheerdershandleiding.
7. Klik op OK tot het venster Eigenschappen of Eigenschappen van
printer wordt afgesloten.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Speciale afdrukeigenschappen zijn onder meer:
• "Bezig met afdrukken meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier"
op pagina 139.
• "Posters afdrukken" op pagina 139.
• *** 'Boekjes afdrukken' on page 140 ***.
• "Afdrukken op beide zijden van het papier" op pagina 140.
• "De grootte van uw document wijzigen in percentages" op pagina 141.
• "Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op
pagina 141.
• "Watermerken gebruiken" op pagina 141.
• "Overlay gebruiken" op pagina 142.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Selecteer de gewenste paginaopmaak.
Specificatie van de paginaopmaak:
• Poster 2x2: het document zal vergroot worden en over 4 pagina’s
worden verdeeld.
• Poster 3x3: het document zal vergroot worden en over 9 pagina’s
worden verdeeld.
• Poster 4x4: het document zal vergroot worden en over 16 pagina’s
worden verdeeld.
Bezig met afdrukken_ 139
4. Selecteer de waarde voor de Posteroverlap. Geef de Posteroverlap
op in millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts op het
tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te
kunnen kleven.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle
papierformaten. Om na te gaan welke papierformaten voor deze
functie beschikbaar zijn, selecteert u het beschikbare
papierformaat in de optie Oorspronk. formaat van het tabblad
Papier.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze
optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen
beschikbaar papier (papier zonder de markering
of
).
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Oorspronk. formaat, Invoer en
Type.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
7. U kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven.
Boekjes afdrukken
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier
afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte
papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
•
1.
2.
3.
4.
Als u met behulp van de Vouwen of Vouwen en stapelen optie
met de boekjes-afwerkeenheid afdrukt, kunt u alleen papier laden
in laden door korte zijde-invoer (Short Edge Feed).
• Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal
van het formaat Letter, Legal, A4, JIS B5, Statement, Executive,
A5, 8K, 16K, Ledger, Tabloid Extra, A3 of JIS B4.
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
Klik op het tabblad Basis en selecteer Boekje afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
Selecteer het type Vouwmethode. Als u een document van meerdere
pagina’s afdrukt, selecteert u In setjes schikken. U kunt de uitvoer van
de boekjes dan onderverdelen in meerdere groepen. Het maximum
aantal vellen in een batch is 15.
Bijvoorbeeld, als u 80 pagina’s van een document kopieert en het aantal
op 10 zet.
- Eerste batch: 1~40 pagina’s (10 vellen)
- Tweede batch: 41~80 pagina’s (10 vellen)
Klik op de knop Geavanceerd. Vervolgens selecteert u de gewenste
optie.
• Vouwopties: U kunt deze optie gebruiken wanneer er een optionele
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Als u Vouwen of Vouwen en stapelen selecteert, is
Boekjeslade uitsluitend beschikbaar in Opties voor
uitvoerlade (zie "Opties voor uitvoerlade" op pagina 135). Een
batch van meer dan 15 vellen wordt echter niet naar de
boekjes-lade maar naar de afwerklade afgedrukt.
Geen: hiermee schakelt u deze functie uit.
Vouwen: met deze optie kunt u het midden van het boekje
vouwen.
- Vouwen en stapelen: met deze optie kunt u het midden van het
boekje nieten en vouwen.
• Rugmarge: met deze optie kunt u afbeeldingen verschuiven om
een middenmarge voor het boekje te maken.
• Binden over rechterzijde: met deze optie kunt de leesrichting van
de pagina van rechts naar links selecteren.
5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Oorspronk. formaat, Invoer en
Type.
8
9
Afdrukken op beide zijden van het papier
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier (dubbelzijdig). Voor u
afdrukt moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. U kunt
deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, Oficio, US
Folio, A4, ISO B5, JIS B5, Statement, Executive, A5, 8K, 16K, Ledger,
Tabloid Extra, A3 of JIS B4.
•
Door gebruik van deze functie met de Rechterlade als uitvoerlade
(zie "Opties voor uitvoerlade" op pagina 135) kan de
afdruksnelheid verlagen. Wij raden u aan om andere lades als
uitvoerlade te gebruiken.
• Druk niet af op beide zijden van speciale afdrukmedia, zoals
etiketten, enveloppen of dik papier. Het kan een papierstoring
veroorzaken of het apparaat beschadigen.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
2. Klik op het tabblad Basis.
3. Selecteer in de sectie Dubbelzijdig afdrukken de gewenste bindoptie.
• Standaardinstelling printer: als u deze optie selecteert, wordt
deze functie bepaald door de instelling op het bedieningspaneel van
het apparaat. Deze optie is alleen beschikbaar als u het
PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
• Geen: hiermee schakelt u deze functie uit.
• Lange zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor
boekbinden.
•
Korte zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor kalenders.
-
•
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: selecteer deze optie om de
afdrukvolgorde om te keren wanneer u dubbelzijdig afdrukt.
4. Klik op het tabblad Papier en selecteer Oorspronk. formaat, Invoer en
Type.
5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Bezig met afdrukken_ 140
De grootte van uw document wijzigen in percentages
Watermerken gebruiken
U kunt de grootte van een document wijzigen zodat het groter of kleiner
wordt afgedrukt. Dat doet u door het gewenste percentage in te voeren.
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document, bijvoorbeeld in grote grijze letters "CONCEPT" of
"VERTROUWELIJK". U kunt de tekst alleen op de eerste pagina of op alle
pagina’s afdrukken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
2. Klik op het tabblad Papier.
3. Selecteer de actuele papiergrootte van de originelen in de Oorspronk.
formaat.
4. Voer in het veld Percentage de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook op de pijl-omhoog/omlaag klikken om de schaalfactor te
selecteren.
U kunt deze functie niet gebruiken wanneer u een papiergrootte
selecteert in Uitvoerformaat.
5. Selecteer Invoer en Type.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Een document aan een bepaald papierformaat
aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst
papierformaat, ongeacht de grootte van het document. Deze optie kan
nuttig zijn als u de fijne details van een klein document wilt bekijken.
U kunt gebruikmaken van verschillende vooraf ingestelde watermerken die
met uw apparaat worden meegeleverd. Ze kunnen worden aangepast of u
kunt er nieuwe aan de lijst toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste
watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde
watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Een watermerk maken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
2. Selecteer het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
2. Klik op het tabblad Papier.
3. Selecteer de actuele papiergrootte van de originelen in de Oorspronk.
formaat.
4. Selecteer de in de lade af te drukken papiergrootte in Uitvoerformaat.
5. Selecteer Invoer en Type.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
3. Voer een tekstbericht in het vak Tekst watermerk in. U kunt tot 256
tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster
weergegeven.
Als u het selectievakje Alleen eerste pagina inschakelt wordt het
watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
Bezig met afdrukken_ 141
4. Watermerkopties selecteren.
U kunt de naam, stijl, kleur, grootte en grijswaarde van het lettertype
selecteren in het gedeelte Tekenstijl, en de hoek van het watermerk
instellen in het gedeelte Hoek watermerk.
5. Klik op Toevoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst Huidige
watermerken toe te voegen.
6. Wanneer u klaar bent met bewerken klikt u op OK of Afdrukken tot
u het menu Afdrukken verlaat.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken selecteert u Geen in de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
Een watermerk bewerken
Een nieuwe paginaoverlay maken
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe
paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding.
1. Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de
overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding precies
op de plaats staat waar ze als overlay moet worden afgedrukt.
2. Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het document
als een overlay wilt opslaan (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 130).
3. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken verschijnt.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4. Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Een watermerk verwijderen
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
verwijderen en klik op de knop Wissen.
4. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Overlay gebruiken
Deze optie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma
gebruikt.
4. Klik in het venster Overlay bewerken op de knop Maken.
5. In het venster Opslaan als typt u een naam van maximaal acht
karakters in het vak Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map
waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map
C:\Formover.
6. Klik op Opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
8. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde
schijf van uw computer.
Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat
van de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen
overlay met een watermerk.
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van de
computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een
willekeurig document kunnen worden afgedrukt. Overlays worden vaak
gebruikt in plaats van voorgedrukte formulieren en papier met een
briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay
samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met
het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt
briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen, maar drukt u gewoon de
briefhoofding als overlay op uw document af.
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt kan deze met uw document worden
afgedrukt. Dit doet u als volgt:
1. Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 130).
3. Klik op het tabblad Geavanceerd.
4. Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
5. Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst
voorkomt, selecteert u Bewerken in de lijst en klikt u op Laden.
Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Laden.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in het vak Overzicht overlays.
Bezig met afdrukken_ 142
6. Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor
afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld verschijnt telkens
als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster
waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw
document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is
geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document
afgedrukt.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt.
De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die
van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Een paginaoverlay verwijderen
Paginaoverlays die u niet meer gebruikt kunt u verwijderen.
1. Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het
tabblad Geavanceerd.
2. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst.
3. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt
verwijderen.
4. Klik op Wissen.
5. Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt
gevraagd, klikt u op Ja.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Banner afdrukken
Direct Printing Utility gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met Direct Printing Utility
PDF-bestanden kunt afdrukken zonder ze te openen.
•
•
•
•
•
Uw apparaat moet beschikken over een harde schijf om
PDF-bestanden af te drukken met dit programma.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking
uit en probeer opnieuw af te drukken.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een wachtwoord
worden beschermd. Schakel de wachtwoordfunctie uit en probeer
opnieuw af te drukken.
Of u een PDF-bestand kunt afdrukken met Direct Printing Utility
hangt af van de manier waarop het PDF-bestand was gemaakt.
Het programma Direct Printing Utility ondersteunt PDF-versie 1.7
en ouder. Bestanden van een hogere versie moet u openen om te
kunnen afdrukken.
Wat is Direct Printing Utility?
Direct Printing Utility is een programma dat PDF-bestanden rechtstreeks
naar uw printer stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze bestanden
hoeft te openen. De gegevens worden via de Windows-spooler en de poort
van het printerstuurprogramma verzonden. Alleen PDF-documenten
worden ondersteund.
Als u dit programma wilt installeren, selecteert u Geavanceerde installatie
-> Aangepaste installatie en schakelt u het selectievakje voor het
programma in tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
Afdrukken
Machine instellen
1. Open Instellingen voor lade om het papierformaat in de MF-lade in
te stellen (zie "*** 'Instellingen voor lade' on page 45 ***" op pagina
46).
2. Klik op de pijlen om het papierformaat aan te passen.
Papier kan 98 tot 320 mm breed en 148 tot 1 200 mm lang zijn.
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het Direct
Printing Utility.
Vanaf het venster Direct Printing Utility
1. Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > Direct Printing Utility > Direct Printing Utility.
Het venster Direct Printing Utility wordt geopend.
Printerstuurprogramma instellen
1. Open Papier om het papierformaat in de MF-lade in te stellen (zie
"*** 'Papieropties' on page 132 ***" op pagina 168).
2. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Oorspronk. formaat.
3. Voer Naam aangepast papierformaat en papierformaat in om
Aangepaste papierformatenlijst toe te voegen en klik vervolgens
op OK.
4. Selecteer Oorspronk. formaat handhaven in de vervolgkeuzelijst
Uitvoerformaat.
5. Selecteer Multifunctionele lade in de vervolgkeuzelijstInvoer en
druk vervolgens op OK.
2. Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer selecteren en
klik op Bladeren.
Bezig met afdrukken_ 143
3. Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen.
Het PDF-bestand wordt nu toegevoegd in het gedeelte Bestanden
selecteren.
4. Pas de printerinstellingen naar wens aan.
5. Klik op Afdrukken. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
Via het contextmenu
1. Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en
kies Direct afdrukken.
Het venster Direct Printing Utility verschijnt. Het PDF-bestand is hierin al
toegevoegd.
2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
3. Pas de printerinstellingen naar wens aan.
4. Klik op Afdrukken. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
• In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
• In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
• In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
• In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Selecteer uw apparaat.
4. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaardprinter instellen.
Als u Windows 7 of Windows Server 2008 R2 gebruikt en het item
Als standaardprinter instellen een ►-markering bevat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s die met de geselecteerde printer
zijn verbonden selecteren.
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het
printerstuurprogramma opgegeven instellingen opheffen. Daarom
raden wij u aan eerst alle afdrukinstellingen in uw programma te
wijzigen en alleen de instellingen die u daar niet vindt aan te passen in
het printerstuurprogramma.
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
• In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
• In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
• In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
• In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In Windows 2000, XP, 2003 en Vista, druk op Voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s.
Als Voorkeursinstellingen voor afdrukken een ►-markering
bevat, kunt u andere printerstuurprogramma’s die met de
geselecteerde printer zijn verbonden selecteren.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1. Schakel het selectievakje Naar bestand in het venster Afdrukken in.
2. Klik op Afdrukken.
3. Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6. Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
Bezig met afdrukken_ 144
Als u enkel de bestandsnaam invoert, wordt het bestand
automatisch opgeslagen in Mijn documenten, Documents and
Settings of Gebruikers. De opslagmap kan verschillen,
afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u
gebruikt.
Afdrukken in Macintosh
Printerinstellingen wijzigen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u moet afdrukken vanaf een
Macintosh-computer. U moet de afdrukomgeving instellen voor u gaat
afdrukken (zie installatiehandleiding).
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u
gebruikt de instelling van het printerstuurprogramma controleren. Volg de
onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling
(Documentinstellingen in enkele toepassingen).
3. Selecteer papierformaat, afdrukstand, schaal en andere opties, en zorg
ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4. Open het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4: Archief) en klik op
Druk af.
5. Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
6. Klik op Druk af.
Optionele apparaten of accessoires activeren
U kunt geavanceerde afdrukfuncties van uw printer gebruiken.
Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac
OS X 10.4: Archief). De apparaatnaam die in het
printereigenschappenvenster wordt weergegeven kan verschillen
afhankelijk van het gebruikte apparaat. Het printereigenschappenvenster is
afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande venster.
•
De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer en de Mac
OS-versie.
• De volgende panelen kunnen verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt.
Het volgende paneel is het eerste paneel dat u ziet wanneer u het
printereigenschappenvenster opent. Selecteer andere geavanceerde
functies in de vervolgkeuzelijst.
Lay-out
Het tabblad Lay-out bevat opties waarmee u de weergave van het
document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen. U kunt
verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. Selecteer Lay-out
in de vervolgkeuzelijst.
Na het installeren van optionele apparaten of accessoires, moet u de opties
activeren.
1. Open Systeemvoorkeuren en klik op Afdrukken en faxen.
2. Selecteer uw apparaat en klik op Opties en toebehoren….
3. Selecteer Besturingsbestand en stel de vereiste opties in.
•
•
•
Pagina’s per vel: hier kunt u aangeven hoeveel pagina’s op één vel
papier moeten worden afgedrukt (zie "Bezig met afdrukken
meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina 148).
Lay-outrichting: hier kunt u de afdrukrichting op een pagina
selecteren, vergelijkbaar met de voorbeelden op de
gebruikersinterface.
Rand: hiermee kunt u rond elke pagina op het vel een kader
afdrukken.
Bezig met afdrukken_ 145
•
•
Dubblezijdig: met deze optie kunt u afdrukken op beide zijden van
het papier (zie "Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 148).
Keer paginarichting om: hiermee kunt u het papier 180 graden
draaien.
Taakaccountbeheer
Deze optie laat u toe om af te drukken met de gegeven machtiging.
Graphics
Het tabblad Grafisch bevat opties voor het selecteren van Kwaliteit.
Selecteer Grafisch in de vervolgkeuzelijst.
•
•
•
•
Kwaliteit: met deze optie stelt u de afdrukresolutie in. Hoe hoger de
instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden afgedrukt.
Als u een hoge instelling selecteert kan het iets langer duren voordat
het document is afgedrukt.
Kleurmodus: hiermee kunt u de kleuropties instellen. De instelling
Kleur biedt gewoonlijk de beste afdrukkwaliteit voor documenten in
kleur. Als u een gekleurd document in grijstinten wilt afdrukken
selecteert u Grijstinten.
Papier
Stel Papier Type in op het papiertype dat zich bevindt in de lade van
waaruit u wenst af te drukken. Op die manier krijgt u de beste
afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst, moet u het
overeenkomstige papiertype selecteren.
Gebruikersmachtiging: als u deze optie inschakelt, zullen alleen
gebruikers met toestemming een afdruktaak kunnen starten.
Groepsmachtiging: als u deze optie inschakelt, zullen alleen
groepen met een groepsmachtiging een afdruktaak kunnen starten.
•
Als u het wachtwoord voor taakbeheer wilt coderen, raadpleegt
u de help ( ) links onderaan in het paneel
printereigenschappen.
•
Beheerders kunnen taakbeheer inschakelen en machtigingen
configureren op het bedieningspaneel of in SyncThru™ Web
Service. Voor gedetailleerde informatie over de beheerders,
raadpleeg de beheerdershandleiding.
Taakinstelling
Met deze optie kunt u kiezen hoe het bestand moet worden afgedrukt
met behulp van de harde schijf van uw apparaat. Met deze optie kunt u
kiezen hoe het bestand moet worden afgedrukt of opgeslagen met
behulp van de harde schijf van uw apparaat.
• Afdrukmodus: de standaard Afdrukmodus is Normaal.
- Normaal: deze modus drukt uw document af zonder op te slaan.
Bezig met afdrukken_ 146
-
Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken
van vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord
invoeren om te kunnen afdrukken (zie "Beveiligde taak" op
pagina 30).
Opslaan en afdrukken: deze modus wordt gebruikt voor het
gelijktijdig afdrukken en opslaan van documenten. Indien nodig
kunt u opgeslagen bestanden laden en afdrukken. U vindt het
opgeslagen bestand in het Doc.vak (zie "Documentenvak" op
pagina 155).
-
-
Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een
opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
Zodra de gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, verschijnt
automatisch zijn gebruikersnaam.
- Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Voer het wachtwoord in: voer het wachtwoord in dat u wilt
gebruiken. deze optie wordt gebruikt voor het laden van een
opgeslagen bestand met behulp van het bedieningspaneel.
- Wachtwoord bevestigen: voer het wachtwoord opnieuw ter
bevestiging in.
Opslaan: deze modus wordt alleen gebruikt voor het opslaan
van documenten op de harde schijf. Indien nodig kunt u
opgeslagen bestanden laden en afdrukken. U vindt het
opgeslagen bestand in het Doc.vak (zie "Documentenvak" op
pagina 155).
-
-
-
Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een
opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
Zodra de gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, verschijnt
automatisch zijn gebruikersnaam.
- Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
Afdrukschema: gebruik deze optie om een specifieke tijd voor
het afdrukken van de taak in te voeren. Dit is handig om grote
hoeveelheden gegevens af te drukken of wanneer u al uw taken
gelijktijdig wilt afdrukken. Selecteer de datum en tijd voor het
afdrukken. Gebruikersnaam en Taaknaam worden gebruikt als
u een opgeslagen bestand moet vinden via het
bedieningspaneel.
-
-
Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een
opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
Zodra de gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, verschijnt
automatisch zijn gebruikersnaam.
Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
Bezig met afdrukken_ 147
-
-
Afdrukken om: selecteer de datum en tijd voor het
afdrukken.
Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een
opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
Zodra de gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, verschijnt
automatisch zijn gebruikersnaam.
Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
Bezig met afdrukken meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier
Printerfuncties
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1. Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand (voor
Mac OS X 10.4: Archief).
2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting . Selecteer in de
vervolgkeuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u op één vel
papier wilt afdrukken.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: met deze optie kunt u bij
dubbelzijdig afdrukken de afdrukvolgorde omkeren.
RGB-kleuren: met deze instelling kunt u instellen hoe kleuren
worden weergegeven. Standaard is de meest gebruikte instelling,
waarbij de kleurtoon het dichtst die van een standaardmonitor
(sRGB-monitor) benadert. De modus Levendig is geschikt voor het
afdrukken van presentatiegegevens en grafieken. De kleurtoon van
de modus Levendig levert kleurafbeeldingen op die meer Levendig
zijn dan de Standaardmodus. De modus Apparaat wordt het best
gebruikt voor het afdrukken van fijne lijnen, kleine tekens en
tekeningen in kleur. De kleurtoon van de modus Apparaat kan
verschillen van de kleurtoon van het beeldscherm. De zuivere
tonerkleuren worden gebruikt voor het afdrukken van cyaan,
magenta en geel. Huisstijl is de meest gebruikelijke kleurinstelling
voor bedrijfstoepassingen.
Fijne randen: met deze optie kunt u tekstranden en fijne lijnen
accentueren voor een betere leesbaarheid.
Blanco pagina’s overslaan: met deze optie kunt u bepalen om
geen blanco pagina’s van de originelen af te drukken.
Venster: met deze optie kunt u opties selecteren om een
halftoonafbeelding te converteren in een afdrukbare binaire
afbeelding.
Afwerking: hiermee kunt u afdrukuitvoeropties selecteren, zoals
nietmachine, offset, etc. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer
de optionele standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid
is geïnstalleerd.
Boekje afdrukken: met deze functie kunt u een document op beide
zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo
gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om
een boekje te maken. Bepaalde opties in Boekje afdrukken zijn
uitsluitend beschikbaar als de optionele standaard afwerkeenheid of
de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Voorkant omslag: drukt het document af met een voorblad. Het
voorblad kan een blanco pagina zijn of de eerste pagina van het
document.
Achterkant omslag: drukt het document af met een achterblad. Het
achterblad kan een blanco pagina zijn of de laatste pagina van het
document.
Voor/achterkant omslag: drukt het document af met een voorblad
en een achterblad. Het voor- en achterblad kunnen blanco pagina’s
zijn of de eerste en laatste pagina van het document.
Scheidingsvel transparanten: Met deze optie kunt een blanco vel
tussen transparanten voegen.
3. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken.
4. Klik op Druk af, waarna de printer het geselecteerde aantal pagina’s
afdrukt dat u op één vel papier wilt afdrukken.
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voor u dubbelzijdig afdrukt
moet u aangeven langs welke rand u de pagina’s wilt inbinden. De
bindopties zijn:
• Lange kant binden: dit is de conventionele lay-out die bij boekbinden
wordt gebruikt.
• Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders.
1. Selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4: Archief)
van uw Macintosh-toepassing.
2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting .
3. Selecteer een bindrichting bij Dubblezijdig.
4. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken.
5. Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier af.
Bezig met afdrukken_ 148
Als u meer dan 2 exemplaren afdrukt, is het mogelijk dat het eerste en
het tweede exemplaar op hetzelfde vel worden afgedrukt. Vermijd op
beide zijden van het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie
afdrukt.
Afdrukken in Linux
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). Met uw printer kunt u vanuit al deze
toepassingen afdrukken.
1. Open een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2. Selecteer rechtstreeks Print via lpr.
3. In het venster LPR GUI selecteert u uw model in de lijst met printers en
klikt u op Properties.
•
Text: op dit tabblad kunt u de paginamarges opgeven en tekstopties
instellen, zoals regelafstand en kolommen.
• Graphics: op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het
afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of
positie van de afbeelding.
• Advanced: op dit tabblad kunt u de afdrukresolutie, papierinvoer en
bestemming instellen.
5. Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6. Klik op OK in het venster LPR GUI om te beginnen met afdrukken.
7. Het venster Printing verschijnt, waarin u de status van de afdruktaak
kunt controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. U
werkt dan met het CUPS lpr-programma. Het stuurprogrammapakket
vervangt het standaard LPR-programma echter door een veel
gebruikersvriendelijker LPR-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1. Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en
druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het venster
Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en
klik op Open.
2. In het venster LPR GUI selecteert u uw printer uit de lijst en wijzigt u de
eigenschappen van de afdruktaak.
3. Klik op OK om met afdrukken te beginnen.
Printereigenschappen configureren
4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden
weergegeven.
•
General: op dit tabblad kunt u het papierformaat en -type alsook de
afdrukstand van de documenten wijzigen. Hiermee kunt u de functie
dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels
toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer
wijzigen.
1. Open Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Printers configuration.
2. Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
3. Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
• General: op dit tabblad kunt u de locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert wordt weergegeven in
de printerlijst in Printers configuration.
Bezig met afdrukken_ 149
•
Connection: op dit tabblad kunt u een andere poort bekijken of
selecteren. Als u de poort van het apparaat van USB wijzigt in
parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort
van het apparaat op dit tabblad opnieuw configureren.
• Driver: op dit tabblad kunt u een ander apparaatstuurprogramma
bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van
het apparaat wilt instellen.
• Jobs: met deze optie toont u de lijst met afdruktaken. Klik op
Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het
selectievakje Show completed jobs in voor een lijst met eerder
opgegeven afdruktaken.
• Classes: met deze optie toont u de klasse waartoe uw apparaat
behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan
een bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het
apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse.
4. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer
Properties.
Druk op Properties om gebruik te maken van de printerfuncties
die uw printerstuurprogramma biedt. (Zie "Printerinstellingen
wijzigen" op pagina 150.)
5. Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak.
Printerinstellingen wijzigen
Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan selecteren in printer Properties.
De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor Help, "O" voor
OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel.
Afdrukken in UNIX
Doorgaan met de afdruktaak
Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst, PS- of
HPGL-bestand om af te drukken.
1. Voer de opdracht "printui <file_name_to_print>" uit.
U drukt bijvoorbeeld "document1" af
printui document1
Hiermee wordt Print Job Manager van het
UNIX-printerstuurprogramma geopend waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan instellen.
Het tabblad General
•
•
•
•
•
•
•
Paper Size: hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat
instellen op A4, Letter of andere papierformaten.
Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare opties uit
de keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick.
Paper Source: hiermee selecteert u de papierbron. De
standaardinstelling is Auto Selection.
Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin informatie
wordt afgedrukt op een pagina.
Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt om
papier te besparen.
Multiple pages: drukt meerdere pagina’s af op één vel papier.
Page Border: kies een van de randstijlen (bv.: Single-line hairline,
Double-line hairline).
Het tabblad Image
Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van een
afbeelding op uw document wijzigen.
2. Selecteer een printer die reeds is toegevoegd.
3. Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page Selection.
4. Selecteer in Number of Copies hoeveel kopieën u nodig hebt.
Bezig met afdrukken_ 150
Het tabblad Text
Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk in.
Het tabblad HPGL/2
•
•
•
Use only black pen: hiermee worden alle grafische elementen in
het zwart afgedrukt.
Fit plot to page: hiermee wordt de volledige afbeelding aangepast
zodat ze op een enkele pagina past.
Pen Width: hiermee kunt u de waarde voor de pendikte wijzigen.
De standaardwaarde is 1.000.
Het tabblad Margins
•
•
Use Margins: hiermee stelt u de marges van het document in. De
marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan de marges
instellen door de waarde in de respectieve velden aan te passen.
Standaard worden deze waarden bepaald door het geselecteerde
papierformaat.
Unit: hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches of
centimeters.
Het tabblad Printer-Specific Settings
Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om
verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn specifiek voor
de printer en afhankelijk van het PPD-bestand.
Bezig met afdrukken_ 151
Een USB-geheugenapparaat gebruiken
8.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
Informatie over het USB-scherm
Over een USB-geheugenapparaat
•
•
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Het USB-geheugen beheren
Informatie over het USB-scherm
Over een USB-geheugenapparaat
Als u de USB-functie wilt gebruiken, drukt u op USB op het scherm.
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende
geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van
documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s,
hoge-resolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of
verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een
USB-geheugenapparaat:
• documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan,
• adrukken vanaf een USB-geheugenapparaat,
• het USB-geheugenapparaat formatteren.
Uw apparaat ondersteunt USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en
sectoren van 512 bytes.
Controleer het bestandssysteem van het USB-geheugenapparaat van uw
leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Als u deze functie wilt gebruiken, moet u een USB-geheugenapparaat
aan te sluiten op de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
: hiermee gaat u terug naar het hogerliggende menu.
Selecteren: hiermee gaat u naar de geselecteerde map.
Nieuwe map: maakt een nieuwe map aan op het
USB-geheugenapparaat.
Detail: toont de informatie van de geselecteerde map of bestand.
Naam wijz.: wijzigt de naam van de geselecteerde map of bestand.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde map of het geselecteerde
bestand.
: U kunt mapweergave of lijstweergave als
weergavelay-out van de mapstructuur kiezen.
USB formatteren: formatteert het USB-geheugenapparaat.
USB-capaciteit: toont de USB-geheugenstatus.
Via USB afdrukken: u kunt bestanden die opgeslagen zijn op een
USB-geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, JPEGPDF- en PRN-bestanden afdrukken (zie "Afdrukken vanaf een
USB-geheugenapparaat" op pagina 153).
Naar USB scannen: stuurt u naar Naar USB scannen (zie "Originelen
scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen
naar USB)" op pagina 86).
A
B
Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat over een connector met
een metalen afscherming beschikt.
Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat een
compatibiliteitscertificaat heeft, anders herkent uw apparaat het mogelijk
niet.
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw
apparaat.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 152
Sluit het USB-geheugenapparaat uitsluitend aan op de poort, zoals
onderaan wordt getoond. Als u het USB-geheugenapparaat aan een
andere poort aansluit, toont het apparaat een waarschuwingsmelding
op het scherm.
Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat:
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de
gegevens in die erop zijn opgeslagen (zie "Over een
USB-geheugenapparaat" op pagina 152).
•
Het apparaat kan het niet geformatteerd
USB-geheugenapparaat niet detecteren. Formatteer en steek
het USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort van uw
apparaat.
• Het apparaat kan het USB-geheugenapparaat niet detecteren
als het apparaat in de energiebesparende modus staat. Wacht
tot het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en sluit
vervolgens het USB-geheugenapparaat opnieuw op de
USB-geheugenpoort van uw apparaat aan.
• Het apparaat heeft twee USB-geheugenpoorten. Als er al een
USB-geheugen op één van de poorten aangesloten is en u
sluit een USB-geheugenapparaat op een andere poort aan,
dan zal het apparaat deze laatste niet detecteren. Verwijder
het eerst geplaatste USB-geheugenapparaat en sluit
vervolgens het gewenste USB-geheugenapparaat aan op de
USB-geheugenpoort van uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
•
•
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet als het in gebruik is.
Schade veroorzaakt door onjuist gebruik valt niet onder de
garantie.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw apparaat
het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van het USB-geheugenapparaat voor meer
informatie over deze functies.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, JPEG- en PRN-bestanden afdrukken.
U kunt 50 bestanden selecteren en alle geselecteerde bestanden in één
keer afdrukken.
Bestandstypen die door de USB-afdrukoptie worden ondersteund:
• PRN: Alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde
stuurprogramma zijn compatibel. PRN-bestanden kunnen worden
gemaakt door het selectievakje Naar bestand in te schakelen voor het
afdrukken. Het document wordt dan niet afgedrukt, maar als een
PRN-bestand opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn
gemaakt kunnen rechtstreeks vanaf het USB-geheugenapparaat
worden afgedrukt (zie "Afdrukken naar een bestand (PRN)" op
pagina 144).
• TIFF: TIFF 6.0 Baseline
• JPEG: JPEG Baseline
• PDF: PDF 1.7 en ouder
In geval van 8bit CMYK JPEG-bestanden moet de taak worden
geannulleerd.
3. Het apparaat toont alle bestanden op het USB-geheugenapparaat.
Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken. U kunt ook meerdere
bestanden selecteren als u een aantal bestanden wilt afdrukken.
•
Of druk op de naam van de map waarin het bestand zich
bevindt. Druk vervolgens op Selecteren.
• Als het pdf-bestand dat u hebt geselecteerd met een
wachtwoord is beveiligd, moet u het wachtwoord kennen om
het af te drukken. Voer het wachtwoord in wanneer het
apparaat daarom vraagt. Als u het wachtwoord niet kent, wordt
de afdruktaak geannulleerd.
4. Druk op Via USB afdrukken.
5. Druk op de juiste optie.
• Exempl.: hiermee kunt u het aantal kopieën selecteren.
• Kleurmodus: selecteert de kleurmodus van de kopieën.
• Dubbelzijdig: selecteert het apparaat voor dubbelzijdig kopiëren.
• Auto aanpassen: hiermee kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
geselecteerd papierformaat, ongeacht de grootte van het document.
Selecteer een lade en druk op Aan.
• Papierinvoer: selecteert de papierlade met het af te drukken
papier.
• Detail: toont de gedetailleerde informatie van het geselecteerde
bestand.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 153
•
Verwijd.: wanneer u meerdere bestanden selecteert in stap 3 kunt u
indien nodig een bestand selecteren uit de lijst.
• Uitvoer: stelt de verschillende uitvoeropties van het apparaat in
zoals uitvoeropties voor kopiëren (zie "De vorm van het gekopieerde
resultaat bepalen" op pagina 54).
6. Druk op OK op het scherm om het afdrukken te starten.
7. Na het afdrukken kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen. Druk op USB.
8. Druk op Veil. om USB-stat. te verwij. en vervolgens op OK wanneer
het bevestigingsvenster verschijnt.
9. Verwijder het USB-geheugenapparaat.
De USB-geheugencapaciteit weergeven
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
3. Druk op USB-capaciteit.
Het venster USB-capaciteit wordt geopend.
4. Druk op Sluiten op het scherm.
Het USB-geheugen beheren
U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat één voor één
of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt
verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Bevestig dan dat u de data niet meer nodig hebt
alvorens deze te verwijderen.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
3. Het apparaat toont alle bestanden op het USB-geheugenapparaat.
Druk op het bestand dat u wilt verwijderen.
Of druk op de naam van de map waarin het bestand zich bevindt.
Druk vervolgens op Selecteren.
4. Druk op Verwijd..
5. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
6. Druk op Sluiten op het scherm.
Een USB-geheugenapparaat formatteren
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
3. Druk op USB formatteren.
4. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
5. Druk op Sluiten op het scherm.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 154
Documentenvak
9.
Deze handleiding geeft informatie over het Doc.vak.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
•
•
Informatie over het scherm Documentenvak
Het vak instellen
Documenten opslaan
Informatie over het scherm Documentenvak
U kunt door computers gestuurde bestanden of gescande afbeeldingen
opslaan in het Doc.vak. Het Doc.vak bevindt zich op de harde schijf (HHD)
van uw apparaat. Dit betekent dat de documenten op de harde schijf
worden opgeslagen. Het is mogelijk om een bepaald documentenvak met
een wachtwoord te beveiligen, opdat onbevoegde gebruikers geen toegang
hebben. Daarnaast kunt u opgeslagen documenten met behulp van
verschillende afdrukfuncties afdrukken en documenten verzenden naar
verschillende bestemmingen, zoals e-mail, server of fax. U kunt een
documentvak instellen en de functie documentvak gebruiken met
SyncThru™ Web Service (zie "Het vak met SyncThru™ Web Service
gebruiken" op pagina 165).
Gedetailleerde informatie over het scherm Documentenvak
De documentenvakfuncties gebruiken
Het vak met SyncThru™ Web Service gebruiken
Met Doc.vak kunt u gescande gegevens op de harde schijf (de harde schijf
van uw apparaat) opslaan. De opgeslagen gegevens kunnen naar
verschillende bestemmingen worden verstuurd, zoals Fax, Email, Server,
Vak of USB.
Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in de Doc.vak raden wij u
aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken.
Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor
schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of verkeerd
gebruik van het apparaat.
Om de Doc.vak functie te gebruiken, drukt u op Doc.vak in het scherm.
•
•
•
•
•
•
Lijst favoriete vakken: Toont de drie vakken die u als favoriet hebt
ingesteld.
Vakweergavescherm: Toont alle vakken. In dit scherm kunt u een vak
selecteren.
Detail: Toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde vak.
Zoeken: Hiermee kunt u naar een vak of opgeslagen gegevens
zoeken.
Selecteren: Opent het geselecteerde vak. Als u bij het maken van een
nieuw documentenvak Beveiligd kiest en een wachtwoord instelt, moet
u het wachtwoord in het scherm Wachtwoord invoeren.
Doc opslaan: slaat documenten op de harde schijf van uw apparaat op
(zie "Documenten opslaan" op pagina 157).
•
: Met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Fax,
Doc.vak, etc., gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste
menu waar u naar toe wilt.
•
: U kunt de vakweergave of de lijstweergave als
weergavelay-out voor de vakken kiezen.
Documentenvak_ 155
Het vak instellen
Om Doc.vak te gebruiken, moet u eerst een nieuw vak in de Apparaatinst.
> Toepassingsinstellingen > Instelling vak maken. U kunt tevens
gemaakte vakken bewerken of verwijderen.
•
•
•
•
•
•
•
•
De optie Instelling vak kan uitsluitend door een gemachtigde
gebruiker worden geconfigureerd die een ID en een wachtwoord
op het apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het apparaat
daarom vraagt, voert u het ID en wachtwoord in.
U kunt tot 999 vakken maken.
De maximale naamlengte voor een vak is 30 tekens.
Een documentenvak kan tot 200 opgeslagen documenten
bevatten.
Het vak Algemeen wordt standaard gecreëerd.
5. Druk indien nodig op de optie Favoriete vak.
Als u Favoriet 1, Favoriet 2 en Favoriet 3 instelt, worden deze door het
apparaat in het Doc.vak weergegeven.
U kunt slechts drie vakken als favoriet instellen. Na het selecteren
van alle favoriete vakken verschijnt er een waarschuwingsmelding.
6. Druk in het scherm op OK.
Vak bewerken
U kunt de instellingen van een gecreëerd vak wijzigen.
Alleen de Autom. verwijderen document instelling kan in het
Algemeen vak worden bewerkt.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Instelling vak >
Vak bewerken op het scherm.
Nieuw vak: Creëert een nieuw vak.
Vak bewerken: Bewerkt een gecreëerd vak.
Vak verwijderen: Wist een gecreëerd vak.
Nieuw vak
U kunt een nieuw vak maken om uw gescande gegevens in op te slaan.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Instelling vak >
Nieuw vak op het scherm.
2. Selecteer met de pijl-omhoog/omlaag het vaknummer dat u wilt
bewerken.
3. Druk op het invoergebied Naam vak. Het pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de naam van het vak in. Druk vervolgens op OK.
4. Druk op de juiste optie in Eigenschappen vak.
• Openbaar: Alle gebruikers kunnen het vak gebruiken.
• Beveiligd: Stel een wachtwoord in om te voorkomen dat
onbevoegde personen toegang hebben.
5. Druk op de juiste optie in Autom. verwijderen document.
2. Druk op het naaminvoerveld van het vak. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de naam van het vak in. Druk vervolgens op OK.
Verwijderde bestanden kunnen niet meer hersteld worden.
•
•
Het vaknummer wordt automatisch gevuld met het eerste vrije
nummer.
• Als u geen naam voor het vak invoert, wijst het apparaat de
naam 'Zonder titelxxx' toe aan het vak. Het "xxx" nummer is
het nummer van het vak.
3. Druk op de juiste optie in Eigenschappen vak.
• Openbaar: Alle gebruikers kunnen het vak gebruiken.
• Beveiligd: Stel een wachtwoord in om te voorkomen dat
onbevoegde personen toegang hebben.
4. Druk op de juiste optie in Autom. verwijderen document.
1 day ~ 30 dagen: Stel de periode in voor de opslag van gegevens
in het vak. Na afloop van de periode worden de opgeslagen
gegevens automatisch verwijderd.
• Nooit: Het is ingesteld om de opgeslagen gegevens niet te
verwijderen.
6. Druk indien nodig op de optie Favoriete vak.
Als u op een reeds toegewezen favoriet vak drukt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding. Als u het favoriete vak naar het vak dat u
bewerkt wilt wijzigen, druk op Ja.
7. Druk in het scherm op OK.
Verwijderde bestanden kunnen niet meer hersteld worden.
•
•
1 day ~ 30 dagen: Stel de periode in voor de opslag van gegevens
in het vak. Na afloop van de periode worden de opgeslagen
gegevens automatisch verwijderd.
Nooit: Verwijder de opgeslagen gegevens niet.
Documentenvak_ 156
Vak verwijderen
3. Stel de juiste optie in met behulp van de pijl-links/rechts.
U kunt een gecreëerd vak verwijderen.
Het vak Algemeen kan niet worden verwijderd, ook niet door de
beheerder.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Instelling vak >
Vak verwijderen op het scherm.
•
2. Selecteer met de pijl-omhoog/omlaag het vaknummer dat u wilt
verwijderen. U kunt het vak direct selecteren met de knop Bladeren.
3. Druk in het scherm op OK.
4. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Documenten opslaan
Met dit apparaat kunt u gescande gegevens opslaan op de harde schijf met
behulp van de functie Doc opslaan in de modus Kopie, Scan nr Email,
Scannen naar server, Naar USB scannen of Fax.
• Kopie: Zie "Documenten opslaan" op pagina 75.
• Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen: Zie
"Documenten opslaan" op pagina 98.
• Fax: Zie "Documenten opslaan" op pagina 117.
U kunt de gescande gegevens ook direct opslaan in het Doc.vak.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Doc.vak > Doc opslaan op het scherm.
Formaat van origineel: Selecteert de actuele papiergrootte van de
originelen.
• Kleurmodus: Selecteert de kleuropties van de gescande
gegevens.
• Dubbelzijdig: Selecteert of het apparaat één of beide zijden van het
origineel scant.
• Resolutie: Selecteert de waarde van de scanresolutie.
• Oorspronkelijke stand: Selecteert de papierrichting van de
originelen.
4. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK.
5. Selecteer een bestemmingsvak waarin u de gescande gegevens wilt
opslaan.
6. Druk op OK om te scannen en de gescande gegevens op te slaan.
Documentenvak_ 157
•
•
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op
het bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Taakstatus op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en
druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29).
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont
het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog
een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op
Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
Gedetailleerde informatie over het scherm
Documentenvak
•
Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op het
scherm.
•
•
•
•
•
•
Taaktypelijst: Toont de taaktypes. Indien nodig, kunt u een jobtype
selecteren.
Bewerken: wijzigt de naam en bestandseigenschap van geselecteerde
opgeslagen gegevens (zie "Opgeslagen bestand bewerken" op
pagina 160).
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde opgeslagen gegevens (zie
"Opgeslagen bestand wissen" op pagina 160).
Verzenden naar: stuurt de geselecteerde opgeslagen gegevens naar
een specifieke bestemming (zie "Opgeslagen bestand verzenden" op
pagina 161).
Afdrukk.: drukt de geselecteerde opgeslagen gegevens af (zie
"Opgeslagen bestand afdrukken" op pagina 163).
Afdruklijst: drukt de lijst van opgeslagen gegevens van het
geselecteerde documentenvak af (zie "Informatie van opgeslagen
bestanden afdrukken" op pagina 164).
Combineren: combineert twee of meer opgeslagen gegevens tot een
enkel gegeven (zie "Opgeslagen bestanden combineren" op
pagina 164).
•
: Met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Fax,
Doc.vak, etc., gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste
menu waar u naar toe wilt.
•
: U kunt de weergavelay-out van de opgeslagen gegevens
in een lijst of als miniaturen weergeven.
De documentenvakfuncties gebruiken
Met dit apparaat kunt u de op de harde schijf opgeslagen gegevens
afdrukken. U kunt tevens opgeslagen gegevens naar specifieke
bestemmingen sturen met behulp van Fax, Email, Server, Vak of USB, of u
kunt twee of meer opgeslagen bestanden combineren in één enkel bestand.
Het taaktype selecteren
•
Lijst met opgeslagen gegevens: Toont alle opgeslagen gegevens.
Hier kunt u opgeslagen gegevens selecteren.
•
Voorbeeld: Toont het voorbeeldvenster. Deze knop is alleen actief na
het selecteren van opgeslagen gegevens (zie "Vooraf bekijken van
opgeslagen gegevens" op pagina 159).
+ Toevoeg.: slaat nieuwe gescande gegevens op (zie "Gescande
gegevens toevoegen" op pagina 159).
Detail: toont gedetailleerde informatie van de geselecteerde
opgeslagen gegevens (zie "Gedetailleerde informatie weergeven" op
pagina 160).
•
•
Wanneer u een vak selecteert of opent, ziet u de taaktypelijst boven de lijst
opgeslagen gegevens. De standaardwaarde van de taaktypelijst is Alle. Als
u een taaktype in de taaktypelijst selecteert, worden de geselecteerde
taaktypes in de lijst opgeslagen gegevens gesorteerd.
1. Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Druk op het taaktype dat u wilt sorteren.
Documentenvak_ 158
Vooraf bekijken van opgeslagen gegevens
Gescande gegevens toevoegen
U kunt opgeslagen gegevens vooraf bekijken met behulp van Voorbeeld.
Deze functie heeft meerdere handige opties om gegevens vooraf te
bekijken.
1. Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Selecteer een opgeslagen bestand uit de lijst opgeslagen gegevens en
druk op Voorbeeld.
3. Druk indien nodig op de juiste optie om de gegevens vooraf te bekijken.
U kunt nieuw gescande gegevens direct vanuit het geselecteerde vak
opslaan.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 34).
2. Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
3. Druk op + Toevoeg..
Hulpmiddelen
Functie
Verkleint de voorbeeldafbeelding 2 tot 4 keer. U
kunt de verkleinde afbeelding bekijken.
Vergroot de voorbeeldafbeelding 2 tot 4 keer. U
kunt het gewenste deel van de uitvergrote
afbeelding zien.
Past de voorbeeldafbeelding aan de grootte van het
voorbeeldscherm aan.
Als het geselecteerde opgeslagen bestand
meerdere pagina’s bevat, druk op de pijl-links/
rechts om de andere pagina’s te zien.
Draait de voorbeeldafbeelding 90 graden naar links
of naar rechts.
Verzenden naar
Stuurt de voorbeeldgegevens naar een specifieke
bestemming (zie "Opgeslagen bestand verzenden"
op pagina 161).
Afdrukk.
Drukt de volledige voorbeeldpagina af.
Pagina
verwijderen
Wist de voorbeeldpagina uit de geselecteerde
opgeslagen gegevens. Als het opgeslagen bestand
slechts uit één pagina bestaat, zullen de
opgeslagen gegevens worden gewist.
Terug
Terug naar de vorige pagina.
4. Stel de juiste optie in met behulp van de pijl-links/rechts.
•
•
Documentenvak_ 159
Formaat van origineel: Selecteert de actuele papiergrootte van de
originelen.
Kleurmodus: Selecteert de kleuropties van de gescande
gegevens.
•
Dubbelzijdig: Selecteert of het apparaat één of beide zijden van het
origineel scant.
• Resolutie: Selecteert de waarde van de scanresolutie.
• Oorspronkelijke stand: Selecteert de papierrichting van de
originelen.
5. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk vervolgens op OK.
6. Druk op OK om te scannen en de gescande gegevens op te slaan.
•
•
Opgeslagen bestand bewerken
U kunt de naam van het geselecteerde opgeslagen bestand wijzigen
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op
het bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Taakstatus op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en
druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29).
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont
het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog
een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op
Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
Gedetailleerde informatie weergeven
U kunt de gedetailleerde informatie van de geselecteerde opgeslagen
gegevens weergeven. U kunt tevens de naam en de bestandseigenschap
van de geselecteerde opgeslagen gegevens wijzigen door te drukken op
Bewerken.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt bewerken. Druk op
Bewerken.
3. Het venster Bewerken wordt geopend.
4. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK.
Opgeslagen bestand wissen
U kunt geselecteerde opgeslagen bestanden wissen.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Druk op het opgeslagen bestand waarvan u gedetailleerde informatie
wenst en druk op Detail.
3. Het venster Detail wordt geopend. Controleer de gedetailleerde
informatie.
Als u de naam wilt wijzigen, druk op Bewerken.
4. Druk op Sluiten.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verwijderen. Druk op
Verwijd..
3. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Documentenvak_ 160
Opgeslagen bestand verzenden
U kunt het opgeslagen bestand naar een specifieke bestemming sturen met
behulp van Fax, Email, Server, Vak of USB.
Fax
•
Wanneer u een opgeslagen bestand wilt faxen, kunt u
uitsluitend bestanden verzenden waarvan het Type taak Vak,
Fax of Scan is.
• Het verzonden bestand moet een zwart-wit document zijn als
het Type taak is Vak of Scan. Anders kunt u deze functie niet
gebruiken.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren
op het scherm.
4. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp
van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het
faxnummer in of gebruikt u optie Adresboek in het scherm als u
veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen.
5. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat start het
verzenden van de fax naar de bestemmingen.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden.
Email
Wanneer u een opgeslagen bestand wilt e-mailen, kunt u
uitsluitend bestanden sturen waarvan het Type taak Vak, Fax of
Scan is.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren
op het scherm.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden. Druk op
Verzenden naar.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden. Druk op
Verzenden naar.
3. Druk op Email en vervolgens op OK.
•
•
Kopie: De opgeslagen gegevens worden in het vak
bewaard.
Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het
opgeslagen bestand.
3. Druk op Fax en vervolgens op OK.
•
•
Kopie: De opgeslagen gegevens worden in het vak
bewaard.
Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het
opgeslagen bestand.
4. Voer elk item in met behulp van het pop-uptoetsenbord (zie
"E-mailadressen invoeren via het adresboek" op pagina 80 of
"E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord" op
pagina 80).
Als u het invoergebied Van, Onderwerp en Bericht al
geconfigureerd hebt in Apparaatinst. >
Toepassingsinstellingen > Scan naar e-mailinstellingen >
Algemeen, kunt u het e-mailadres van de afzender, het
onderwerp en het bericht zien.
Documentenvak_ 161
5. Selecteer het bestandsformaat van het opgeslagen bestand met
behulp van de pijl-links/rechts in Formatteren.
6. Druk op de knop Start om het opgeslagen bestand te verzenden.
Vak
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren
op het scherm.
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht.
Server
Wanneer u opgeslagen gegevens naar de server stuurt, kunt u
uitsluitend gegevens sturen waarvan het Type taak is Vak, Fax of
Scan is.
1. Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen >
Selecteren op het scherm.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden. Druk op
Verzenden naar.
3. Druk op Vak en vervolgens op OK.
•
•
Kopie: De opgeslagen gegevens worden in het vak
bewaard.
Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het
opgeslagen bestand.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden en druk op
Verzenden naar.
3. Druk op Server en vervolgens op OK.
•
•
Kopie: De opgeslagen gegevens worden in het vak
bewaard.
Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het
opgeslagen bestand.
4. Druk op het bestemmingsvak waarnaar het opgeslagen bestand zal
worden verzonden.
5. Druk op Plakken om het opgeslagen bestand te verzenden.
4. Druk op het invoergebied voor de naam van de server. Druk op +
Toevoeg. om het serveradres van de ontvanger handmatig in te
voeren (zie "Serveradressen handmatig invoeren" op pagina 83).
U kunt ook Adresboek gebruiken om het adres op een eenvoudige
manier in te voeren (zie "Serveradressen van het adresboek
invoeren" op pagina 83).
5. Selecteer het bestandsformaat van het opgeslagen bestand met
behulp van de pijl-links/rechts in Formatteren.
6. Druk op de knop Start om het opgeslagen bestand te verzenden.
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een opgeslagen bestand.
Documentenvak_ 162
USB
•
Wanneer u opgeslagen gegevens naar de server stuurt, kunt u
uitsluitend gegevens sturen waarvan het Type taak is Vak, Fax of
Scan is.
U kunt de status van het USB-geheugenapparaat
controleren met USB-capaciteit.
Deze functie is alleen beschikbaar als er een USB-geheugenapparaat
op het apparaat is aangesloten.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren
op het scherm.
5. Selecteer het bestandsformaat van het opgeslagen bestand met
behulp van de pijl-links/rechts in Formatteren.
6. Druk op Plakken om het opgeslagen bestand te verzenden.
Opgeslagen bestand afdrukken
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden en druk op
Verzenden naar.
3. Druk op USB. Druk op OK.
•
•
U kunt geselecteerde opgeslagen bestanden afdrukken.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
Kopie: De opgeslagen gegevens worden in het vak
bewaard.
Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het
opgeslagen bestand.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt afdrukken. Druk op Afdrukk..
4. Selecteer de map waar u de gescande afbeelding wilt opslaan. Als u
geen map selecteert, wordt de gescande afbeelding in de
rootdirectory opgeslagen.
•
•
Als u het verzonden bestand in een nieuwe map wilt
opslaan, maak dan een nieuwe map in het USB-geheugen
met behulp van Nieuwe map.
U kunt het USB-geheugenapparaat formatteren met USB
formatteren.
Documentenvak_ 163
3. Druk op de juiste optie.
Algemene informatie en opgeslagen bestanden van het geselecteerde
documentenvak worden afgedrukt.
Als u een taaktype selecteert, tonen de afdrukken de documentenlijst
van het geselecteerde taaktype. Als u bijvoorbeeld Vak selecteert,
toont de afdruk de documentenlijst van de taak Vak.
•
•
•
•
Exempl.: Hiermee kunt u het aantal kopieën selecteren.
Kleurmodus: Selecteert de kleurmodus van de kopieën.
Dubbelzijdig: Selecteert het apparaat voor dubbelzijdig kopiëren.
Automatisch aanpassen: Stelt de optie automatisch aanpassen in.
Dit apparaat verkleint of vergroot het origineel op basis van het
formaat van het afdrukmateriaal.
• Papierinvoer: Selecteert de papierlade met het af te drukken
papier.
4. Druk op OK om het afdrukken te starten.
Opgeslagen bestanden combineren
U kunt twee of meer opgeslagen gegevens combineren tot een enkel
gegeven.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
Informatie van opgeslagen bestanden afdrukken
U kunt de informatie van het geselecteerde documentenvak afdrukken.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Druk op twee of meer opgeslagen bestanden die u wilt combineren en
druk op Combineren.
U kunt deze functie gebruiken wanneer de geselecteerde
documenten hetzelfde taaktype hebben. Als bij het selecteren van
de documenten de optie Combineren niet actief is, controleer dan
of de taaktypes van de documenten dezelfde zijn.
2. Druk op Afdruklijst.
Documentenvak_ 164
3. Druk op het invoergebied Nieuw bestand combineren. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de naam van het vak in. Druk vervolgens op OK.
•
•
•
•
Vak toevoegen: Creëert een nieuw documentenvak.
Vak verwijderen: Wist een gecreëerd documentenvak.
Vak bewerken: Bewerkt een gecreëerd documentenvak.
Bestanden bladeren: Open het geselecteerde documentenvak. Als u
bij het maken van een nieuw documentenvak Beveiligd vak kiest en
een wachtwoord instelt, moet u het wachtwoord in het scherm
Wachtwoord invoeren.
Vak toevoegen
U kunt een nieuw vak maken om uw gescande gegevens op te slaan.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Druk op OK.
Het vak met SyncThru™ Web Service gebruiken
Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in het Vak raden wij u
aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken.
Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor
schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of verkeerd
gebruik van het apparaat.
U kunt door computers gestuurde bestanden of gescande afbeeldingen
opslaan in het Vak. Het is mogelijk om een bepaald documentenvak met
een wachtwoord te beveiligen, opdat onbevoegde gebruikers geen toegang
hebben. Daarnaast, kunt u opgeslagen documenten met behulp van
verschillende afdrukfuncties afdrukken en documenten verzenden naar
bestemmingen, zoals e-mail, server of fax. Alleen gemachtigde gebruikers
van het apparaat kunnen het Vak via aanmelding bij SyncThru™ Web
Service gebruiken.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Vak.
8. Klik op Vak toevoegen. Het venster Toevoegen wordt geopend.
Instelling vak
Om het Vak te gebruiken, moet u eerst een nieuw documentenvak in het
Gebruikersvak maken. U kunt tevens gemaakte documentenvakken
bewerken of verwijderen.
•
•
•
•
U kunt maximaal 500 vakken maken.
De maximale naamlengte voor een documentenvak is 30 tekens.
Een documentenvak kan tot 200 opgeslagen documenten
bevatten.
Het vak Gemeenschappelijk wordt standaard gecreëerd.
9. Voer de toe te voegen vaknaam in.
Vaknummer wordt automatisch ingevuld met het eerste
beschikbare nummer.
10. Selecteer indien nodig de optie Favoriet.
Als u Favoriet 1, Favoriet 2 en Favoriet 3 instelt, worden deze door
het apparaat in het Doc.vak weergegeven.
U kunt slechts drie vakken als favoriet instellen. Na het
selecteren van alle favoriete vakken verschijnt er een
waarschuwingsmelding.
11. Selecteer de optie Document automatisch verwijderen.
Verwijderde bestanden kunnen niet meer hersteld worden.
•
•
Documentenvak_ 165
1 Dag(en) ~ 30 dag(en): Stel de periode in voor de opslag van
gegevens in het vak. Na afloop van de periode worden de
opgeslagen gegevens automatisch verwijderd.
Uit: De opgeslagen gegevens worden niet verwijderd.
12. Vink Beveiligd vak aan om te voorkomen dat onbevoegde personen
toegang hebben. Voer het wachtwoord in en bevestig door het
opnieuw in te voeren.
Als u de optie Beveiligd vak niet wilt gebruiken, kunt u deze
stap overslaan. Alle gebruikers hebben toegang tot het
gecreëerde vak.
13. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het venster
Toevoegen gesloten.
Vak verwijderen
U kunt een gecreëerd vak verwijderen.
Het vak Gemeenschappelijk kan niet worden verdwijderd, ook
niet door de beheerder.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
Vak bewerken
U kunt de instellingen van een gecreëerd vak wijzigen.
Alleen de instelling Document automatisch verwijderen kan in
het vak Gemeenschappelijk worden bewerkt.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Vak.
8. Selecteer het vak dat u wilt bewerken.
9. Klik op Vak bewerken. Het venster Wijzigen wordt geopend.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Vak.
8. Selecteer het vak dat u wilt verwijderen.
9. Klik op Vak verwijderen.
Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt.
Een documentenvak zoeken
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld
7. Klik op Vak.
8. Voer de naam van het documentenvak dat u wilt zoeken in het
zoekveld.
9. Klik op
. De zoekresultaten verschijnen.
Een documentenvak gebruiken
10. Wijzig de vakinstellingen.
11. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het venster
Toevoegen gesloten.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
Documentenvak_ 166
•
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Taak: U kunt verschillende handige functies voor opgeslagen
gegevens gebruiken.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Vak.
8. Selecteer het vak dat u wilt openen.
9. Klik op Bestanden bladeren. Hierna verschijnt de opgeslagen
bestandenlijst.
-
•
•
•
•
Wijzigen: U kunt de naam van het geselecteerde opgeslagen
document wijzigen.
Verwijderen: U kunt het geselecteerde opgeslagen document
wissen. Als u naar het selectievakje van de kolomkop kijkt, ziet u
dat alle documenten geselecteerd zijn.
Vorige: U kunt naar de vorige pagina teruggaan.
Combineren: U kunt twee of meer opgeslagen gegevens
combineren tot een enkel gegeven.
•
: U kunt een document zoeken dat
momenteel in het vak is opgeslagen.
•
: U kunt een taaktype in de taaktypelijst
selecteren. Geselecteerde taaktypes worden gesorteerd in de
opgeslagen lijst met gegevens.
Miniatuur: Als u Miniatuur aanvinkt, ziet u alle opgeslagen
documenten als miniaturen.
Lijst: U kunt het aantal documenten in de lijst instellen. U kunt
dus net zoveel documenten zien als het geselecteerde aantal in
de Lijst.
Voorbeeld: Als u het selectievakje Voorbeeld inschakelt, kunt u
een voorbeeld bekijken van de geselecteerde gegevens in de
lijst. U kunt ook rechtstreeks gebruikmaken van Afdrukken en
•
•
•
Downloaden naar pc. Klik op
(Downloaden naar pc).
-
Afdrukken: U kunt de geselecteerde opgeslagen gegevens
afdrukken (zie "Opgeslagen gegevens afdrukken" op
pagina 167).
Kopiëren naar vak: U kunt de opgeslagen gegevens naar
een bepaald vak kopiëren. De opgeslagen gegevens worden
in het vak bewaard (zie "Opgeslagen gegevens kopiëren" op
pagina 168).
Verplaatsen naar vak: U kunt de opgeslagen gegevens
naar een bepaald vak verplaatsen. Het apparaat verwijdert
de opgeslagen gegevens na het verplaatsen (zie
"Opgeslagen gegevens verplaatsen" op pagina 168).
Downloaden naar pc: U kunt een opgeslagen document
naar uw netwerkcomputer downloaden (zie "Een document
naar uw computer downloaden" op pagina 168).
Opgeslagen gegevens afdrukken
U kunt een opgeslagen document afdrukken.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein wanneer u zich
aanmeldt op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
(Afdrukken) of
7. Klik op Vak.
8. Selecteer het vak waarin zich het document bevindt dat u wilt
afdrukken. Klik vervolgens op Bestanden bladeren.
9. Selecteer de opgeslagen gegevens die u wilt afdrukken. Klik
vervolgens op Afdrukken. Het venster Afdrukken wordt geopend.
10. Stel de juiste afdrukopties in.
11. Klik op Afdrukken om te beginnen afdrukken.
Documentenvak_ 167
Opgeslagen gegevens kopiëren
Een document naar uw computer downloaden
U kunt een opgeslagen document naar een bepaald vak kopiëren.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt een opgeslagen document naar uw netwerkcomputer
downloaden.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein wanneer u zich
aanmeldt op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld
7. Klik op Vak.
8. Selecteer het vak waarin zich het document bevindt dat u wilt
kopiëren. Klik vervolgens op Bestanden bladeren.
9. Selecteer het document dat u wilt kopiëren. Klik vervolgens op
Kopiëren naar vak. Het venster Kopiëren naar vak wordt geopend.
10. Selecteer het vak waarin het gekopieerde document moet worden
opgeslagen.
11. Klik op Selecteren om te beginnen kopiëren.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Vak.
8. Selecteer het vak waarin zich het document bevindt dat u wilt
downloaden. Klik vervolgens op Bestanden bladeren.
9. Selecteer het document dat u wilt downloaden. Klik vervolgens op
Downloaden naar pc. Het venster Downloaden naar pc wordt
geopend.
U kunt deze functie niet gebruiken afhankelijk van het taaktype
van het geselecteerde document. Als bij het selecteren van
een document de optie Downloaden naar pc niet actief is,
controleer dan het taaktype van het document.
Opgeslagen gegevens verplaatsen
U kunt een opgeslagen document naar een bepaald vak verplaatsen.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
10. Klik op Downloaden.
11. Selecteer de juiste optie in het pop-upvenster dat verschijnt. U kunt
het document direct openen of opslaan.
Indien nodig kunt u de taal instellen in de rechterbovenhoek
van de SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein wanneer u zich
aanmeldt op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Vak.
8. Selecteer het vak waarin zich het document bevindt dat u wilt
verplaatsen. Klik vervolgens op Bestanden bladeren.
9. Selecteer het document dat u wilt verplaatsen. Klik vervolgens op
Verplaatsen naar vak. Het venster Verplaatsen naar vak wordt
geopend.
10. Selecteer het vak waarin het verplaatste document moet worden
opgeslagen.
11. Klik op Selecteren om te beginnen verplaatsen.
Het apparaat verwijdert de opgeslagen gegevens na het verplaatsen
Documentenvak_ 168
Beheerprogramma's
10.
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
•
•
•
Easy Capture Manager
Samsung AnyWeb Print
Easy Eco Driver
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
Easy Capture Manager
Samsung-printerstatus gebruiken
Werken met Samsung Easy Document Creator
Unified Driver Configurator in Linux gebruiken
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
Alleen beschikbaar voor gebruikers met
Windows-besturingssystemen.
•
Maak een schermafbeelding en start Easy Capture Manager door op de
toets Scherm afdrukken te drukken. U kunt nu gemakkelijk uw
schermafbeelding onbewerkt of bewerkt afdrukken.
Samsung AnyWeb Print
Alleen beschikbaar voor Windows- en Mac OS X-gebruikers.
Met dit hulpprogramma kunt u van schermen in Windows Internet Explorer
een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken, op een veel
eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Klik op Start >
Alle programma's > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print >
Download the latest version om naar de website te gaan waar u het
hulpprogramma kunt downloaden.
Easy Eco Driver
Alleen beschikbaar voor gebruikers met
Windows-besturingssystemen.
Met Easy Eco Driver kunt u ecofuncties toepassen om papier en toner te
besparen voordat u afdrukt. Als u deze toepassing wilt gebruiken, moet u
het selectievakje Easy Eco Driver starten voordat taak wordt afgedrukt
in de printereigenschappen inschakelen.
Met Easy Eco Driver kunt u ook eenvoudige bewerkingen uitvoeren, zoals
het verwijderen van afbeeldingen en tekst, het wijzigen van lettertypen, en
meer. U kunt instellingen die u vaak gebruikt, opslaan als voorinstelling.
Gebruiken:
1. Open een document dat u wilt afdrukken.
2. Druk het document af.
3. Selecteer de opties die u wilt toepassen op het document.
U kunt een voorbeeld van de toegepaste functies bekijken.
4. Klik op Afdrukken.
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het
model of de extra opties.
• Alleen beschikbaar voor Windows- en Mac OS X-gebruikers.
• Voor Samsung Easy Printer Manager is minimaal Microsoft
Internet Explorer 6.0 of hoger vereist.
Samsung Easy Printer Manager is een programma waarbinnen alle
printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats samengebracht zijn.
Samsung Easy Printer Manager combineert printerinstellingen met
omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze
functies heeft overzichtelijk toegang tot alle functies van uw
Samsung-printer. Samsung Easy Printer Manager biedt twee verschillende
interfaces waaruit de gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een
interface voor gevorderde gebruikers. Overschakelen tussen de twee
interfaces is eenvoudig: klik gewoon op een knop.
Informatie over Samsung Easy Printer Manager
Openen van het programma:
Voor Windows:
Kies Start > Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers >
Samsung Easy Printer Manager > Samsung Easy Printer Manager.
Voor de Mac,
Open de map Toepassingen > de map Samsung > Samsung Easy
Printer Manager.
De Samsung Easy Printer Manager-interface bestaat uit verschillende
kaders die in de onderstaande tabel worden beschreven:
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem dat u gebruikt.
Beheerprogramma's_ 169
5
Inhoud
Toont informatie over de geselecteerde printer,
het niveau van de toner en het papier. De
informatie wijzigt naargelang de gekozen printer.
Niet alle apparaten beschikken over deze
functie.
6
Benod. bestellen
Klik op de knop Bestellen in het deelvenster om
verbruiksartikelen te bestellen. U kunt online
reservetonercassette(s) bestellen.
Selecteer het menu Help of klik op de knop
op de optie waar u meer over wilt weten.
in het venster, en klik
Overzicht interface instellingen voor gevorderde
gebruikers
De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de beheerder van
het netwerk en de printers.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze
opties niet van toepassing op uw apparaat.
Apparaatinstellingen
1
Printerlijst
U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling,
emulatie, netwerk en afdrukinformatie instellen.
De printerlijst geeft printers weer die
geïnstalleerd zijn op uw computer en
netwerkprinters die zijn toegevoegd met
netwerkverkenning (alleen in Windows).
Instellingen voor scannen naar pc
In dit kader staat algemene informatie over uw
apparaat. U kunt deze informatie controleren,
zoals de naam van het printermodel, het
IP-adres (of poortnummer) en de printerstatus.
2
Printerinformatie
U kunt de Gebruikershandleiding online
bekijken.
Knop Problemen oplossen: Deze knop
verandert in Probleemoplossingsgids als
er een fout optreedt. U kunt direct naar het
desbetreffende deel in de
gebruikershandleiding gaan.
Bevat koppelingen voor overschakelen naar
geavanceerde instellingen,
voorkeursinstellingen, hulp en informatie over
het programma.
3
4
Programma-infor
matie
Snelkoppelingen
Met de knop
kunt u de interface
wijzigen in de interface voor gevorderde
gebruikers (zie "Overzicht interface
instellingen voor gevorderde gebruikers"
op pagina 170).
Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke
functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen
naar toepassingen in de geavanceerde
instellingen.
Als u op het apparaat verbinding maakt
met een netwerk, wordt het venster
SyncThru™ Web Service weergegeven.
Dit menu bevat instellingen waarmee u profielen voor scannen naar pc
kunt maken of verwijderen.
• Scannen activeren: Hiermee bepaalt u of de scanfunctie is
ingeschakeld op het apparaat.
• Het tabblad Basis: Dit tabblad bevat algemene scan- en
apparaatinstellingen.
• Het tabblad Afbeelding: Dit tabblad bevat instellingen voor
beeldbewerking.
Instellingen voor faxen naar pc
Dit menu bevat instellingen voor de basisfaxfunctie van het
geselecteerde apparaat.
• Uitschakelen: Als Uitschakelen is ingesteld op Aan, worden
binnenkomende faxen niet ontvangen op dit apparaat.
• Faxontvangst op apparaat inschakelen: Hiermee kunt u faxen op
het apparaat inschakelen en meer opties voor de faxfunctie instellen.
Waarschuwingsinstellingen (alleen voor Windows)
Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over
fouten en storingen.
• Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot
wanneer waarschuwingen ontvangen worden.
• E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het
ontvangen van waarschuwingen via e-mail.
• Overzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis met
betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het apparaat en de
toner.
Taakaccountbeheer
Levert een overzicht van informatie over de verdeling van afdruktaken
per specifieke gebruiker. Deze verdeling kan aangemaakt en toegepast
worden op op apparaten via taakaccountancysoftware zoals
SyncThru™ of de CounThru™ administratiesoftware.
Beheerprogramma's_ 170
Samsung-printerstatus gebruiken
U kunt de Gebruikershandleiding online bekijken.
Samsung-printerstatus is een programma dat de status van de printer
controleert en u daarvan op de hoogte houdt.
•
•
•
Het venster Samsung-printerstatus en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw
apparaat (zie "Systeemvereisten" op pagina 127).
Alleen beschikbaar voor gebruikers met
Windows-besturingssystemen.
Overzicht Samsung-printerstatus
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout
controleren in Samsung-printerstatus. Samsung-printerstatus wordt
automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert.
U kunt Samsung-printerstatus ook handmatig opstarten. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Basis > de
knop Printerstatus.
Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk:
Symbool
Betekent
User’s Guide
5
Sluiten
Het apparaat staat klaar voor gebruik en
er zijn geen fouten of waarschuwingen.
Waarschuwing
Het apparaat is in een toestand waarin er
in de toekomst een fout kan optreden. Zo
kan de status"Toner bijna op" zijn, wat
later leidt tot de status "Toner op".
Er is minstens één fout in het apparaat.
Sluit het venster.
Werken met Samsung Easy Document Creator
Samsung Easy Document Creator is een programma dat u helpt bij het
scannen, verzamelen en bewaren van documenten in verschillende
formaten, inclusief het .epub formaat. Deze documenten kunnen vervolgens
via sociale netwerken of fax worden gedeeld. Of u nu als student
onderzoeksgegevens uit de bibliotheek moet ordenen of als moeder foto's
van het verjaardagsfeestje van vorig jaar wil delen, met Easy Document
Creator beschikt u over alle benodigde hulpmiddelen.
•
•
Beschrijving
Normaal
Fout
4
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een fout
optreedt. U kunt direct naar het gedeelte
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
•
Alleen beschikbaar voor gebruikers met
Windows-besturingssystemen.
U hebt minimaal Windows XP of recenter en Internet Explorer 6.0
of hoger nodig om met Samsung Easy Document Creator te
kunnen werken.
Samsung Easy Document Creator wordt automatisch
geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert.
Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) rechtsboven in het
venster en de optie waarover u meer wilt weten.
Samsung Easy Document Creator begrijpen
Openen van het programma:
Selecteer Start > Programma’s of Alle programma’s > Samsung
Printers > Samsung Easy Document Creator > Samsung Easy
Document Creator.
De Samsung Easy Document Creator-interface bestaat uit verschillende
gedeelten die in de onderstaande tabel worden beschreven:
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem dat u gebruikt.
1
Tonerniveau
Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2
Optie
U kunt instellingen voor waarschuwingen
gerelateerd aan afdruktaken opgeven.
3
Benod.
bestellen
U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
Beheerprogramma's_ 171
(Informatie)
1
Klik op de knop Informatie voor de
versie-informatie van het programma.
Klik op de knop Help voor informatie over de
opties die u wilt gebruiken.
6
Fax verzenden
Biedt de mogelijkheid om direct vanuit Easy
Document Creator een fax te verzenden als
het Samsung Network PC
Fax-stuurprogramma is geïnstalleerd (zie
"Faxen vanaf uw computer" op pagina 103).
(Help)
2
Snel scannen
Scant automatisch met de instellingen die in
Configuratie zijn opgegeven. U kunt hier de
standaardopties instellen zoals type
afbeelding, documentgrootte, resolutie of
bestandstype (zie "Snel scannen" op
pagina 172).
Bevat meer gedetailleerde opties over het
stuk voor stuk scannen van documenten (zie
"Scannen" op pagina 172).
De functie voor tekst converteren is
alleen beschikbaar als de
OCR-software (optical character
recognition), die als apart
installatiebestand wordt meegeleverd,
is geïnstalleerd.
•
3
Scannen
•
•
•
•
4
5
Uploaden naar
SNS
Converteren naar
e-book
Afbeelding scannen: Te gebruiken voor
het scannen van een of meerdere
afbeeldingen.
Document scannen: Te gebruiken voor
het scannen van tekstdocumenten of
documenten met tekst en afbeeldingen.
Tekst converteren: Te gebruiken voor
documenten die in een bewerkbare
tekstopmaak moeten worden
opgeslagen.
Boek scannen: Te gebruiken om
boeken via de glasplaat te scannen.
Favorieten: Door gebruikers gemaakte
favorieten voor veelgebruikte
scaninstellingen.
Biedt een snelle en eenvoudige manier om
bestanden naar een aantal verschillende
sociale netwerksites (SNS) te uploaden.
Direct een afbeelding scannen of een
bestaande afbeelding selecteren om naar
Facebook, Flickr, Picasa, Google of Twitter
te uploaden (zie "Naar een sociale
netwerksite scannen" op pagina 173).
Uploaden naar SNS is alleen
beschikbaar na installatie van
Microsoft™.NET Framework 3.5
Service Pack 1 (http://
www.microsoft.com/download/en/
details.aspx?id=22). Daarnaast moet u
Windows XP of recenter en Internet
Explorer 7.0 of hoger hebben
geïnstalleerd
Biedt de mogelijkheid om meerdere
documenten als één e-book te scannen of
bestaande bestanden naar e-bookopmaak
(.epub) om te zetten (zie "Converteren naar
e-book" op pagina 173).
Als het Samsung Network PC
Fax-stuurprogramma niet is
geïnstalleerd, is deze functie niet
beschikbaar.
7
Configuratie
Geeft toegang tot de opties Veel gebruikt
enSnel scannen.
8
Apparaatnaam
Geeft aan welk scan-/faxapparaat klaar is
voor gebruik.
9
Zoeken
Indien er geen apparaat wordt weergegeven
dat klaar is voor gebruik, klikt u op deze knop
om er een te zoeken.
Klik op Nu zoeken om automatisch
naar alle apparaten te zoeken waar u
toegang tot hebt.
Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) rechtsboven in het
venster en de optie waarover u meer wilt weten.
Functies gebruiken
Scannen
1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2. Klik op Scannen in het startscherm.
3. Selecteer de scanmethode of een favoriet en klik op Starten.
4. Pas de afbeelding aan met de opties (Scaninstellingen en Meer
opties).
5. Klik op Scannen om een definitieve afbeelding te scannen of op
Voorbeeldscan om eerst nog een voorbeeld te zien te krijgen.
6. Selecteer Opslaan op locatie, Verzenden via e-mail of Verzenden
naar SNS.
7. Klik op Opslaan (een scan opslaan), Verzenden (een scan
e-mailen) of Delen (Uploaden).
Als er ruimte is op de glasplaat, kan er meer dan één item
tegelijkertijd worden gescand. Gebruik het hulpmiddel
meerdere selectiegebieden te kiezen.
om
Snel scannen
Snel scannen configureren
Ga als volgt te werk om de snelscanopties in te stellen:
1. Klik op Configuratie in het startscherm.
2. Klik op Standaard om de standaardinstelling te gebruiken of
selecteer uw eigen opties.
3. Klik op Toepassen om de wijzigingen op te slaan.
Werken met Snel scannen
1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2. Klik op Snel scannen in het startscherm.
3. Selecteer een locatie om de gescande afbeeldingen op te slaan.
Beheerprogramma's_ 172
Een fax verzenden
4. Klik op Opslaan om de afbeelding op te slaan.
Klik op Meer scannen om een andere afbeelding te scannen op
basis van dezelfde instellingen.
Naar een sociale netwerksite scannen
Direct scannen
1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2. Klik op Uploaden naar SNS in het startscherm.
3. Klik opNaar SNS scannen > Starten.
4. Klik op Scannen.
Bestaand bestand uploaden
1. Klik op Uploaden naar SNS in het startscherm.
2. Klik op Bestaand bestand naar SNS > Starten.
3. Selecteer de site en klik op Afb. toev. om het te uploaden bestand te
zoeken.
4. Selecteer een sociale netwerksite waar u de afbeelding naartoe wilt
sturen en klik op Volgende.
5. Volg de aanwijzingen op elke sociale netwerksite.
Als u als gevolg van een netwerkbeperking problemen ondervindt
bij de toegang tot of het uploaden van bestanden naar een SNS,
moet u de beveiligingsinstellingen van uw netwerk met uw
netwerkbeheerder bespreken. Voor het juist functioneren van
Uploaden naar SNS in Samsung Easy Document Creator moet u
een onbeperkte netwerkomgeving hebben waarin
HTTPS-communicatie is toegestaan.
Converteren naar e-book
Direct scannen
1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2. Klik op Converteren naar e-book in het startscherm.
3. Klik op Scannen naar e-book > Starten.
4. Voer een naam en auteur in die gebruikt worden als
metataginformatie voor het .epub-bestand. Voer daarna een
bestandsnaam in en selecteer een locatie om het bestand op te
slaan.
5. Klik op opslaan.
1. Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2. Klik op Fax verzenden in het startscherm.
3. Klik op Bestand toevoegen en zoek het te faxen bestand.
4. Klik op Fax verzenden.
5. Voer de faxinformatie in (nummer ontvanger, voorbladinformatie,
enz.).
6. Klik op verzenden.
Plug-ins
Easy Document Creator maakt ook nieuwe plug-ins aan voor Microsoft
PowerPoint, Word en Excel. Deze nieuwe plug-ins verschijnen in een nieuw
menu van Easy Document Creator in de menubalken van de toepassing:
Scannen naar Office, Fax verzenden en E-book.
Unified Driver Configurator in Linux gebruiken
Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver
installeren om Unified Driver Configurator te kunnen gebruiken. Raadplaag
de Beheerdershandleiding.
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt
automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw
bureaublad geplaatst.
De Unified Driver Configurator openen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
U kunt ook op pictogram van het menu Startup klikken en Samsung
Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren.
2. Klik op de knoppen links om het overeenkomstige configuratievenster te
openen.
Converteren van bestaande bestanden
1.
2.
3.
4.
Klik op Converteren naar e-book in het startscherm.
Klik op Bestaand bestand naar e-book > Starten.
Klik op Afb. toev. om het te converteren bestand te zoeken.
Voer een naam en auteur in die gebruikt worden als
metataginformatie voor het .epub-bestand. Voer daarna een
bestandsnaam in en selecteer een locatie om het bestand op te
slaan.
5. Klik op opslaan.
1 Configuratie van
de printer
2 Configuratie van
de scanner
Klik op Help voor schermhulp.
3. Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified
Driver Configurator te sluiten.
Beheerprogramma's_ 173
Printers configuration
Het tabblad Classes
Printers configuration telt twee tabbladen: Printers en Classes.
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen
weergegeven.
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver
Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te
geven.
1
Schakelt naar Printers configuration.
2
Toont alle geïnstalleerde apparaten.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw apparaat
weergegeven.
1
Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten
in de klasse aan.
•
•
•
Refresh: vernieuwt de lijst met klassen.
Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
De bedieningsknoppen van de printer zijn:
• Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
• Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
• Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
• Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als
standaardapparaat.
• Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
• Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of
de printer goed werkt.
• Properties: hiermee kunt u de printereigenschappen weergeven en
wijzigen.
Beheerprogramma's_ 174
Scanners configuration
Ports configuration
In dit venster kunt u de status van scanners controleren, een lijst met
geïnstalleerde apparaten van Samsung weergeven, eigenschappen van
apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
•
1
Schakelt naar Scanners configuration.
1
Schakelt naar Ports configuration.
2
Toont alle geïnstalleerde scanners.
2
Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer.
3
Toont de leverancier, de modelnaam en het type van de scanner.
3
Hiermee geeft u poorttype, aangesloten apparaat en status weer.
Properties: hiermee kunt u scaneigenschappen wijzigen en een
document scannen.
•
•
Refresh: hiermee kunt u de lijst met beschikbare printers vernieuwen.
Release port: hiermee kunt u geselecteerde poort vrijgeven.
Poorten tussen printers en scanners delen
Uw apparaat kan via een parallelle of USB-poort op een hostcomputer
worden aangesloten. Aangezien het apparaat uit meer dan één
apparaat bestaat (printer en scanner), is het noodzakelijk dat de
toegang van 'consumententoepassingen' tot deze apparaten via de
enige I/O-poort op de juiste manier wordt verzorgd.
Het Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een geschikt
mechanisme voor het delen van poorten dat wordt gebruikt door de
printer- en scannerstuurprogramma’s van Samsung. De
stuurprogramma’s benaderen de apparaten via zogenaamde
MFP-poorten. De huidige status van een MFP-poort kan worden
bekeken in Ports configuration. Door poorten te delen voorkomt u dat
u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl een ander
blok in gebruik is.
Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken als u een nieuw
apparaat op uw systeem installeert. In dat geval wordt u gevraagd een I/
O-poort voor het nieuwe apparaat te kiezen. Met deze keuze stelt u de
meest geschikte configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor
MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
scannerstuurprogramma’s zodat de juiste instellingen standaard worden
toegepast.
Beheerprogramma's_ 175
Problemen oplossen
11.
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Toner herverdelen
De tonercassette vervangen
Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick en laders van
beeldeenheden
De beeldeenheid vervangen
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Neem contact op met uw systeembeheerder of servicecenter als u het
probleem niet kunt oplossen aan de hand van dit hoofdstuk. U vindt de
contactgegevens in Apparaatinst. > Klantenondersteuning >
Contactgegevens of Servicecentrum. Deze gegevens worden
geconfigureerd door de beheerder van het apparaat.
Vastgelopen originelen verwijderen
Tips om papierstoringen te voorkomen
Papierstoringen verhelpen
Weergegevenberichten op het display begrijpen
Andere problemen oplossen
Er kunnen tonerdeeltjes vrijkomen in het apparaat, maar dit
betekent niet dat het apparaat beschadigd is. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice als er zich problemen
met de afdrukkwaliteit voordoen.
2. Haal de betreffende tonercassette uit het apparaat.
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
• verschijnen er witte strepen of lichtere vlekken op de afdruk,
• en verschijnt de melding dat de toner bijna op is op het display,
• de Status-LED knippert rood.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende
toner in de tonercassette te herverdelen. Soms blijven die witte strepen of
lichtere gebieden voorkomen, zelfs nadat de toner is herverdeeld.
Klik op deze koppeling (link) om een animatie over het herverdelen
van de toner te bekijken.
1. Open de voorklep.
3. Schud de nieuwe tonercassette vijf tot zes keer heen en weer om de
toner in de tonercassette gelijkmatig te verdelen.
Problemen oplossen_ 176
Krijgt u per ongeluk toner op uw kledij, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water
hecht de toner zich aan de stof.
4. Neem de tonercassette en zet deze op één lijn met de
corresponderende opening in het apparaat. Steek deze terug totdat
deze op zijn plaats wordt vergrendeld.
De tonercassette vervangen
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere
tonercassette: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z).
Als de tonercassette volledig leeg is
• De status-LED licht rood op en het scherm toont de foutmelding dat de
tonercassette moet worden vervangen.
• Het apparaat stopt met afdrukken en inkomende faxberichten worden
opgeslagen in het geheugen. Als de kleurentonercassettes leeg zijn,
maar er nog een toner in de zwarte tonercassette zit, kunt u nog
afdrukken in zwart-wit (de afdruktaak moet in zwart-wit zijn).
• Controleer het type tonercassette van uw apparaat.
Model
CLX-9252
Series
CLX-9352
Series
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Gemiddeld aantal
afdrukkena
Benaming van
onderdeel
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met een zwarte
tonercassette: 25 000
standaardpagina’s
CLT-K606S (zwart)
Regio Ab:
CLT-K6062S (zwart)
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met kleurencassette:
15 000 standaardpagina’s
(cyaan/magenta/geel)
CLT-C607S (cyaan)
CLT-M607S (magenta)
CLT-Y607S (geel)
Regio Ab:
CLT-C6072S (cyaan)
CLT-M6072S (magenta)
CLT-Y6072S (geel)
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met een zwarte
tonercassette: 25 000
standaardpagina’s
CLT-K606S (zwart)
Regio Ab:
CLT-K6062S (zwart)
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met kleurencassette:
20 000 standaardpagina’s
(cyaan/magenta/geel)
CLT-C606S (cyaan)
CLT-M606S (magenta)
CLT-Y606S (geel)
Regio Ab:
CLT-C6062S (cyaan)
CLT-M6062S (magenta)
CLT-Y6062S (geel)
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met kleurencassette:
15 000 standaardpagina’s
(cyaan/magenta/geel)
CLT-C607S (cyaan)
CLT-M607S (magenta)
CLT-Y607S (geel)
Regio Ab:
CLT-C6072S (cyaan)
CLT-M6072S (magenta)
CLT-Y6072S (geel)
a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig met 5% dekking.
b. Regio A: Albanië, Oostenrijk, België, Bosnië, Bulgarije, Kroatië,
Cyprus, Tsjechische Republiek, Denemarken, Estland, Finland,
Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen,
Luxemburg, Macedonië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal,
Roemenië, Servië, Slovakije, Slovenië, Spanje, Zweden, Zwitserland
en het VK.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Problemen oplossen_ 177
2. Haal de betreffende tonercassette uit het apparaat.
Gemiddeld aantal
afdrukkena
Model
SCX-8230
Series
SCX-8240
Series
Benaming van
onderdeel
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met een zwarte
tonercassette: 20 000
standaardpagina’s
MLT-K607S
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met een zwarte
tonercassette: 35 000
standaardpagina's
MLT-K606S
(Alleen Korea/Verenigde
Staten van Amerika)
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met een zwarte
tonercassette: 20 000
standaardpagina's
MLT-K607S
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met een zwarte
tonercassette: 35 000
standaardpagina's
MLT-K606S
(Alleen Korea/Verenigde
Staten van Amerika)
a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig met 6% dekking.
3. Haal de nieuwe tonercassettes uit de verpakking.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u de
tonercassette kunt vervangen.
1. Open de voorklep.
4. Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner in de
cassette gelijkmatig te verdelen.
5. Trek voorzichtig de afdichtingstape van de tonercassette.
Problemen oplossen_ 178
Krijgt u per ongeluk toner op uw kledij, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water
hecht de toner zich aan de stof.
6. Neem de tonercassette en zet deze op één lijn met de
corresponderende opening in het apparaat. Steek deze terug tot deze
op zijn plaats vergrendeld.
Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick
en laders van beeldeenheden
De papier-stofverwijderingsstick en de lader van de beeldeenheid moeten
na een bepaald aantal afdrukken worden gereinigd. Als de melding om de
lader te reinigen verschijnt, moet u eerst de papier-stofverwijderingsstick
reinigen. Daarna de lader. Het moment waarop de melding verschijnt is
afhankelijk van omgevingsfactoren zoals hoogte, temperatuur, vochtigheid,
etc. Om de afdrukkwaliteit te behouden, moet u de
papier-stofverwijderingsstick en de lader reinigen. Na het reinigen zal de
melding automatische verdwijnen.
Volg de onderstaande reinigingsprocedure.
Klik op deze koppeling (link) om een animatie te bekijken over het
reinigen van de lader van beeldeenheden.
1. Open de voorklep.
7. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
2. Houd de linker/rechtervergrendelingshendels vast en duw ze
tegelijkertijd naar buiten. Verwijder vervolgens de cassette voor
gebruikte toner. (CLX-9252 9352-Series)
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Problemen oplossen_ 179
Duw de vergrendelingshendel omhoog. Verwijder vervolgens de
cassette voor gebruikte toner. (SCX-8230 8240-Series)
4. Haal de papier-stofverwijderingsstick uit het apparaat.
5. Verwijder het papierstof.
3. Houd de hendel vast, duw deze omlaag en open de binnenklep.
Problemen oplossen_ 180
6. Plaats opnieuw de papier-stofverwijderingsstick in het apparaat.
8. Trek de desbetreffende laderreiniger volledig uit, zoals hieronder
afgebeeld.
Trek niet te hard aan de laderreiniger opdat deze niet volledig
loskomt van het apparaat. Dit kan het apparaat beschadigen.
7. Sluit de binnenklep.
9. Duw de desbetreffende laderreiniger volledig in, zoals afgebeeld.
Herhaal stap 8 vijf keer.
Problemen oplossen_ 181
De beeldeenheid vervangen
10. Schuif de cassette voor gebruikte toner erin tot ze vastklikt.
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een aparte
beeldeenheid: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z).
Als de levensduur van de beeldeenheid volledig verstreken is.
• De status-LED licht rood op en het scherm toont de foutmelding dat de
beeldeenheid moet worden vervangen.
• Controleer het type beeldeenheid van uw apparaat.
Dit betekent dat de beeldeenheid vervangen moet worden.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u de
beeldeenheid kunt vervangen.
1. Open de voorklep.
11. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
2. Houd de linker/rechtervergrendelingshendels vast en duw ze
tegelijkertijd naar buiten. Verwijder vervolgens de cassette voor
gebruikte toner. (CLX-9252 9352-Series)
Als de melding nog steeds verschijnt, herhaal dan opnieuw de stappen 8
en 9.
Problemen oplossen_ 182
Duw de vergrendelingshendel omhoog. Verwijder vervolgens de
cassette voor gebruikte toner. (SCX-8230 8240-Series)
4. Haal de betreffende beeldeenheid uit het apparaat.
3. Houd de hendel vast, duw deze omlaag en open de binnenklep.
5. Haal de nieuwe beeldeenheid uit de verpakking.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om
de beeldeenheid uit de verpakking te halen. U zou het oppervlak
van de beeldeenheid kunnen beschadigen.
6. Verwijder het papier dat het oppervlak van de beeldeenheid beschermt.
Problemen oplossen_ 183
7. Verwijder de tape van de hendel.
11. Trek de OPC-beschermingsmat uit.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kledij, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water
hecht de toner zich aan de stof.
8. Haal de rubberen stop uit de ontwikkelaar.
•
•
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan
licht om schade te voorkomen. Bedek de printercassette indien
nodig met een stuk papier om ze te beschermen.
12. Houd de hendels van de nieuwe beeldeenheid vast en duw tegen de
beeldeenheid tot ze vastklikt.
9. Verwijder de tape die om de ontwikkelaar zit.
10. Verwijder de tape van de beeldeenheid.
Problemen oplossen_ 184
13. Sluit de binnenklep.
14. Verwijder de LSU-schermreinigingsstick.
15. Lokaliseer de LSU-schermreinigingsopening en plaats de
LSU-schermreinigingsstick. Duw en trek langzaam de
LSU-schermreinigingsstick 4 of 5 keer om het LSU-scherm te reiningen.
16. Plaats de LSU-schermreinigingsstick opnieuw op zijn plaats.
17. Schuif de cassette voor gebruikte toner erin tot ze vastklikt.
Problemen oplossen_ 185
1. Open de voorklep.
18. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
De cassette voor gebruikte toner vervangen
2. Houd de linker/rechter vergrendelingshendels ingedrukt en duw ze naar
buiten. Verwijder vervolgens de cassette voor gebruikte toner.
(CLX-9252 9352-Series)
Wanneer de levensduur van de cassette voor gebruikte toner verlopen is,
verschijnt op het beeldscherm de foutmelding om de cassette voor
gebruikte toner te vervangen.
Model
Gemiddeld aantal
afdrukkena
Benaming van
onderdeel
CLX-9252
Series
Circa 75 000
afbeeldingenb
CLT-W606
CLX-9352
Series
Circa 75 000
afbeeldingen
CLT-W606
a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig met 5% dekking.
b. Het aantal afbeeldingen is gebaseerd op één kleur op elke pagina. Als
u een document in vier kleuren (geel, magenta, cyaan, zwart) afdrukt,
is het beeldaantal 4.
Model
Gemiddeld aantal
afdrukkena
Benaming van
onderdeel
SCX-8230
Series
Ong. 300 000 pagina's
MLT-W606
SCX-8240
Series
Ong. 300 000 pagina's
MLT-W606
a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig met 6% dekking.
Dit betekent dat de cassette voor gebruikte toner moet worden vervangen.
Problemen oplossen_ 186
Duw de vergrendelingshendel omhoog. Verwijder vervolgens de
cassette voor gebruikte toner. (SCX-8230 8240-Series)
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
3. Haal een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking.
4. Schuif de nieuwe cassette voor gebruikte toner in tot ze op haar plaats
zit.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Vastgelopen originelen verwijderen
Als een origineel vastloopt in de dubbelzijdige automatische
documentinvoer (DADI) verschijnt er een waarschuwingsbericht op het
display.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of
gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Problemen oplossen_ 187
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
4. Sluit de klep van de DADI.
Het origineel is in de scanner vastgelopen
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
Problemen oplossen_ 188
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
5. Open de klep boven de DADI.
6. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergebied door er voorzichtig met beide handen aan te trekken.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
4. Open de DADI.
7. Sluit de klep bovenaan van de DADI en de DADI. Plaats de verwijderde
pagina’s opnieuw in de DADI.
Problemen oplossen_ 189
Origineel vastgelopen tijdens het omkeren van het
papier in de scanner
4. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
5. Sluit de DADI-invoerklep en de klep van de DADI. Plaats de verwijderde
pagina’s opnieuw in de DADI.
3. Open de DADI-invoerlade.
Problemen oplossen_ 190
Er is een origineel vastgelopen vóór het
dubbelzijdige pad van de scanner
4. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
3. Open de klep bovenaan van dubbelzijdige afdruk.
Sluit de klep bovenaan van dubbelzijdige afdruk en de DADI-klep. Plaats
de verwijderde pagina’s opnieuw in de DADI.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
5. Open de DADI.
Problemen oplossen_ 191
Het origineel is vastgelopen in het uitvoergebied van
de scanner
6. Open de klep boven de DADI.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
7. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergebied door er voorzichtig met beide handen aan te trekken.
3. Open de DADI-invoerlade.
8. Sluit de klep bovenaan van de DADI en de DADI. Plaats de verwijderde
pagina’s opnieuw in de DADI.
Problemen oplossen_ 192
4. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
6. Draai het verwijderingswiel van verkeerd ingevoerde papier in de
richting van de pijl om het vastgelopen papier te verwijderen.
Als het vastgelopen papier niet gemakkelijk te verwijderen is, ga dan
verder met de volgende stap.
5. Open de DADI.
7. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
8. Sluit de DADI-invoerklep en de klep van de DADI. Plaats de verwijderde
originelen opnieuw in de DADI.
Problemen oplossen_ 193
Het origineel is vastgelopen in het dubbelzijdige
uitvoergebied van de scanner
4. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
3. Open de DADI-invoerlade.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
5. Open de DADI.
Problemen oplossen_ 194
6. Draai het verwijderingswiel voor verkeerd ingevoerde papier in de
richting van de pijl om het vastgelopen papier te verwijderen.
7. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Als u het vastgelopen papier niet ziet of niet gemakkelijk kunt
verwijderen, ga dan verder met de volgende stap.
8. Open de uitvoerladeklep.
9. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
10. Sluit de klep van de uitvoerlade, de DADI-invoerlade en de DADI-klep.
Plaats de verwijderde originelen opnieuw in de DADI.
Problemen oplossen_ 195
Tips om papierstoringen te voorkomen
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type
afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende richtlijnen als er een
papierstoring optreedt.
• Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie
"Papier in de lade plaatsen" op pagina 36).
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
• Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
• Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voor u
het in de lade plaatst.
• Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
• Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
• Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Instellingen voor lade"
op pagina 45).
• Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde van de afdrukmedia in de
papierlade naar boven en in de multifunctionele lade naar onder is
gericht.
Papierstoringen verhelpen
Als er papier is vastgelopen, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het
scherm.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de instructies in de volgende
secties om de papierstoring te verhelpen.
Papierstoring in lade 1
Sluit de klep rechts.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
3. Open lade 1.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
Problemen oplossen_ 196
Papierstoring in lade 2
4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan.
5. Schuif lade1 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Sluit de klep rechts onderaan.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
Problemen oplossen_ 197
Papierstoring in lade 3
3. Open lade 2.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
5. Schuif lade 2 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
Problemen oplossen_ 198
Papierstoring in lade 4
3. Open lade 3.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
5. Schuif lade 3 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
Problemen oplossen_ 199
Vastgelopen papier in optionele
hogecapaciteitsinvoer
3. Open lade 4.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan van de optionele hogecapaciteitsinvoer.
4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
5. Schuif lade 4 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Sluit de klep rechts onderaan van de optionele hogecapaciteitsinvoer.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
Problemen oplossen_ 200
Vastgelopen papier in multifunctionele lade
3. Trek de hogecapaciteitsinvoerlade uit.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Als het papier niet op de juiste wijze werd ingevoerd, trekt u het uit het
apparaat.
4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
2. Open en sluit de voorklep om verder te gaan met afdrukken.
5. Schuif de hogecapaciteitsinvoerlade terug in het apparaat tot ze
vastklikt. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_ 201
Vastgelopen papier in het apparaat
(invoerblokkering 1)
Vastgelopen papier in het apparaat
(invoerblokkering 2)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts onderaan.
Problemen oplossen_ 202
Vastgelopen papier in het apparaat
(invoerblokkering 3)
Vastgelopen papier in het apparaat
(invoerblokkering 4)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
3. Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
Problemen oplossen_ 203
Vastgelopen papier in het apparaat
(detectie van vastgelopen papier)
Vastgelopen papier in het apparaat
(vastgelopen papier bij fixeeruitvoer)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
2. Door de hendel meerdere malen in te drukken. Verwijder vervolgens het
vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
3. Sluit de klep rechts.
Problemen oplossen_ 204
Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdig retour)
Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdig 1)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
3. Sluit de klep rechts.
Problemen oplossen_ 205
Papierstoring in het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdig 2)
Papierstoring onderaan het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdige registratie)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
3. Sluit de klep rechts.
Problemen oplossen_ 206
Papierstoring in het uitvoergebied
(storing uitvoer voorkant omlaag)
lade-vol-sensor geopend is. De lade-vol-sensor bevindt zich aan de
voorkant van de ingang van de brugeenheid.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
2. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Als u de optionele standaard afwerkeenheid of de
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd, verwijder het vastgelopen
papier zoals hieronder afgebeeld.
Als de papierstoring zich blijft voordoen, controleer of de
Problemen oplossen_ 207
Papierstoring in het uitvoergebied
(storing uitvoer voorkant omhoog)
Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het
uitwerpen naar de bovenste lade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
2. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
3. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen_ 208
Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid
tijdens het uitwerpen naar de bovenste lade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het
uitwerpen naar de hoofdlade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
3. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen_ 209
Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid
tijdens het uitwerpen naar de hoofdlade
3. Til de bovenste lade op.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
4. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
Problemen oplossen_ 210
Papierstoring in de afwerkeenheidbrug
5. Plaats de bovenste lade terug op haar oorspronkelijke positie.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Til het brugdeksel op en houd het vast.
6. Open en sluit de klep aan de voorzijde van de afwerkeenheid. De printer
gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_ 211
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig naar buiten te
trekken.
Papierstoring in de invoer van de afwerkeenheid
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Til het brugdeksel op en houd het vast.
3. Open en sluit de klep aan de voorzijde van de afwerkeenheid. De printer
gaat automatisch door met afdrukken.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig naar buiten te
trekken.
Problemen oplossen_ 212
3. Open en sluit de klep aan de voorzijde van de afwerkeenheid. De printer
gaat automatisch door met afdrukken.
papierstoringen en schuin uitgelijnde perforatiegaten veroorzaken.
Als de papierstoring zich blijft voordoen, controleer of de brugdeksels
correct zijn geplaatst. Een onjuiste plaatsing van de brugdeksels kan
Problemen oplossen_ 213
Papierstoring bij perforeerder of afwerkeenheid
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Papierstoring in de invoer van de boekjes-maker
(uitsluitend bij de boekjes-afwerkeenheid voor 3 250
vellen)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
1. Open de voorklep van de afwerkeenheid.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
2. Til het brugdeksel op en houd het vast.
3. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen_ 214
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig naar buiten te
trekken.
Papierstoring in de boekjes-maker (uitlsuitend bij de
boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de voorklep van de afwerkeenheid.
4. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid.
Als de papierstoring zich blijft voordoen, controleer of de brugdeksels
correct zijn geplaatst. Een onjuiste plaatsing van de brugdeksels kan
papierstoringen en schuin uitgelijnde perforatiegaten veroorzaken.
2. Verwijder de boekjes-maker.
Problemen oplossen_ 215
3. Til de boekjesingangsgeleider omhoog en houd deze vast.
5. Plaats de boekjes-maker.
4. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
6. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen_ 216
Papierstoring vóór de boekjesvouwer (uitsluitend bij
de boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen)
3. Draai het meswiel enkele keren in de richting van de pijl.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de voorklep van de afwerkeenheid.
4. Open de klep van de boekjes-maker.
2. Verwijder de boekjes-maker.
Problemen oplossen_ 217
5. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
7. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
8. Plaats de boekjes-maker.
6. Draai het vouwwiel in de richting van de pijl tot u het vastgelopen papier
kunt verwijderen.
9. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen_ 218
Papierstoring na de boekjesvouwer (uitsluitend bij
de 3 250 vellen boekjes-afwerkeenheid)
3. Draai het meswiel enkele keren in de richting van de pijl.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de voorklep van de afwerkeenheid.
4. Draai het vouwwiel in de richting van de pijl tot u het vastgelopen papier
kunt verwijderen.
2. Verwijder de boekjes-maker.
Problemen oplossen_ 219
5. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Weergegevenberichten op het display begrijpen
Op het display worden berichten weergegeven om de status van het
apparaat of fouten aan te geven. Sommige foutmeldingen worden
geïllustreerd met afbeeldingen om u te helpen bij de oplossing van het
probleem. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de
berichten en verhelp indien nodig het probleem. De berichten en de
verklaringen staan in alfabetische volgorde.
•
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat
uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren.
Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft
voordoen.
Als u contact opneemt met de klantenservice is het nuttig dat u het
bericht op het display doorgeeft.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige
meldingen mogelijk niet op het display.
[kleur] geeft de kleur van de toner of van de afbeeldingseenheid
aan.
[ladenummer] geeft het ladenummer aan.
[mediatype] geeft het mediatype aan.
[mediaformaat] geeft het papierformaat aan.
[foutnummer] geeft het foutnummer aan.
•
•
•
•
•
•
•
Bericht
6. Plaats de boekjes-maker.
7. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid.
Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Storing
ventilatie-aandrijvin
g
[foutnummer]:Open
en sluit de klep.
Er is een probleem
in de ventilator.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met een medewerker van
de klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Storing signaal
ventilatieaandrijvin
g.
[foutnummer]:Open
en sluit de klep.
Er is een probleem
in de ventilator.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met een medewerker van
de klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Storing
aandrijfmotor
[foutnummer]:Open
en sluit de klep.
Er is een probleem
met de motor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Storing
aandrijfsensor
[foutnummer]:Open
en sluit de klep.
Er is een probleem
in de sensor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Storing
ADI-systeem
[foutnummer]:Nee
m contact op met
klantend. als probl.
zich blijft voordoen.
Er is een probleem
in de dubbele
automatische
documentinvoer.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Problemen oplossen_ 220
Bericht
Fout boekjesmaker
[foutnummer]:Open
en sluit de klep.
Betekenis
Er is een probleem
in de
boekjes-maker.
Voorgestelde
oplossingen
Open en sluit de klep aan
de voorzijde van de
boekjes-afwerkeenheid.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
[color]
beeldeenheid
storing [error
number]: plaats
beeldeenheid
[color] opnieuw.
Er is een probleem
met de
beeldeenheid.
Herinstalleer de
beeldeenheid. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
[color]
beeldeenheid
storing [error
number]: open en
sluit de klep.
Er is een probleem
met de
beeldeenheid.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
[color]
beeldeenheid
storing [error
number]: zet
apparaat uit en aan.
Er is een probleem
met de
beeldeenheid.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
[color]
beeldeenheid is niet
compatibel.
Raadpleeg de
gebruikershandleidi
ng.
De beeldeenheid die
u hebt geïnstalleerd,
is niet geschikt voor
uw apparaat.
Installeer een originele
beeldeenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat (zie "Controleer
het type beeldeenheid
van uw apparaat." op
pagina 182).
[color] beeldeeheid
is niet
geïnstalleerd.
Plaats er een.
De beeldeenheid is
niet of niet goed
geïnstalleerd.
Installeer de
beeldeenheid. Als de
beeldeenheid al is
geïnstalleerd, installeert u
deze opnieuw. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
[color]
beeldeenheid is
geen originele
Samsung-beeldeen
heid. Raadpleeg de
gebruikershandleidi
ng.
De beeldeenheid die
u hebt geïnstalleerd,
is niet geschikt voor
uw apparaat.
Installeer een originele
beeldeenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat (zie "Controleer
het type beeldeenheid
van uw apparaat." op
pagina 182).
[color]
beeldeenheid
vereist dat de lader
wordt gereinigd.
Reinig de eenheid.
Na een
gespecificeerd
aantal afdrukken
moet de lader van
de beeldeenheid
worden gereinigd.
Reinig de lader van de
beeldeenheid (zie "Het
reinigen van
papier-stofverwijderingsst
ick en laders van
beeldeenheden" op
pagina 179).
Bericht
Voorgestelde
oplossingen
Betekenis
Probl.
[foutnummer] met
[kleur] LSU. Zet
app. uit en aan.
Er is een probleem
met de LSU (Laser
Scanning Unit).
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
[color]
tonercassette
storing [error
number]: plaats
[color]
tonercassette
opnieuw.
Er is een probleem
in de tonercassette.
Installeer de
tonercassette opnieuw.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
[color/black]
tonercassette
storing [error
number]: plaats
[color]
tonercassette
opnieuw.
De tonercassette die
u hebt geplaatst is
niet geschikt voor
uw apparaat.
Installeer een originele
beeldeenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat (zie "Controleer
het type tonercassette
van uw apparaat." op
pagina 177).
[color/black]
tonercassette
storing [error
number]: open en
sluit klep.
De tonercassette
levert onvoldoende
toner.
•
•
•
Schud de cassette vijf
tot zes keer heen en
weer om de toner in de
cassette gelijkmatig te
verdelen (zie "Toner
herverdelen" op
pagina 176).
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. U kunt ook
controleren of de
afdichtingstape van de
tonercassette is
verwijderd (zie "De
tonercassette
vervangen" op
pagina 177).
Neem contact op met
de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
[color/black]
tonercassette is
niet compatibel.
Raadpleeg de
gebruikershandleidi
ng.
De tonercassette die
u hebt geplaatst is
niet geschikt voor
uw apparaat.
Installeer een originele
beeldeenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat (zie "Controleer
het type tonercassette
van uw apparaat." op
pagina 177).
[color/black]
tonercassette niet
geplaatst. Plaats er
een.
De tonercassette is
niet of niet goed
geïnstalleerd.
Plaats een tonercassette.
Indien geïnstalleerd,
probeer de tonercassette
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Problemen oplossen_ 221
Bericht
Probl.
[foutnummer] met
DCF-syst. Control.
interne
DCF-verbind.
Betekenis
Er is een probleem
in de dubbele
capaciteitsinvoer.
Voorgestelde
oplossingen
Open en sluit de dubbele
capaciteitsinvoer of
controleer de verbinding
van de dubbele
capaciteitsinvoer met het
apparaat. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Bericht
Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Probleem
[foutnummer] met
het faxsysteem. Zet
het apparaat uit en
weer aan.
Er is een probleem
in het faxsysteem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
FDI-apparaat niet
geplaatst. Plaats
het apparaat.
De FDI optionele
FDI-kit is niet
geïnstalleerd.
Installeer de optionele
FDI-kit. Indien
geïnstalleerd, probeer de
optionele FDI-kit opnieuw
te installeren. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Storing
DCF-systeem
[foutnummer]:Open
en sluit
[ladenummer].
Er is een probleem
in de dubbele
capaciteitsinvoer.
Open en sluit de lade.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Einde
gebruiksduur.
Plaats nieuwe
beeldeenheid voor
[kleur]
De levensduur van
de beeldeenheid is
verlopen.
Installeer een originele
beeldeenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat (zie "De
beeldeenheid vervangen"
op pagina 182).
Invoerklep staat
open. Sluit de klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
De klep van de
afwerkingseenheid
is open. Sluit de
klep.
De klep van de
afwerkeenheid is
niet goed
vergrendeld.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Einde
gebruiksduur.
Plaats nieuwe
cassette met [kleur]
toner
De tonercassette is
leeg. Het apparaat
stopt met afdrukken.
Er kan een kleine
hoeveelheid toner
achterblijven in de
cassette, zelfs
wanneer het
apparaat het
afdrukken stopt.
Dit bericht verschijnt als
de toner op is, en de
printer stopt met
afdrukken. Vervang de
tonercassette door een
originele tonercassette
van Samsung (zie "De
tonercassette vervangen"
op pagina 177).
Probleem met de
afwerkeenheid
[foutnummer]:Open
en sluit de klep.
Er is een probleem
in de afwerkeenheid.
Open en sluit de klep van
de afwerkeenheid. Neem
contact op met een
medewerker van de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Er is een probleem
in de afwerkeenheid.
De levensduur van
de
transportriemeenhei
d is volledig
verstreken.
Vervang de
transportriemeenheid
door een originele
transportriemeenheid van
Samsung.
Probleem met de
afwerkeenheid:
[foutnummer]. Zet
het apparaat uit en
weer aan.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met een medewerker
van de klantenservice als
het probleem zich blijft
voordoen.
Er is een probleem
in de afwerkeenheid.
Storing
engine-systeem
[foutnummer]:Open
en sluit de klep.
Er is een probleem
in het
motorsysteem.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Storing
afwerksysteem
[foutnummer]:Open
en sluit de klep.
Open en sluit de klep van
de afwerkeenheid. Neem
contact op met een
medewerker van de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probl.
[foutnummer] met
motorsyst. Zet app.
uit en aan.
Er is een probleem
in het
motorsysteem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Probl.
[foutnummer] met
afwerksyst.Zet app.
uit en aan.
Er is een probleem
in de afwerkeenheid.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met een medewerker
van de klantenservice als
het probleem zich blijft
voordoen.
Faxmodemkaart is
niet geïnstalleerd.
Plaats de kaart.
De optionele faxkit is
niet geïnstalleerd.
Installeer de optionele
faxkit. Indien
geïnstalleerd, probeer de
optionele faxkit opnieuw
te installeren. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
De voorklep is
open. Sluit de klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Fixeereenheid
storing [error
number]: zet
apparaat uit en aan.
Er is een probleem
met de
fixeereenheid
(fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
De transportriem is
versleten. Plaats
een nieuwe.
Problemen oplossen_ 222
Voorgestelde
oplossingen
Bericht
Betekenis
Fixeereenheid niet
compatibel.
Raadpleeg de
gebruikershandleidi
ng.
De fixeereenheid die
u hebt geïnstalleerd,
is niet geschikt voor
uw apparaat.
Installeer een originele
fixeereenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat.
Fixeereenheid is
niet correct
geplaatst. Plaats er
een.
De fixeereenheid is
niet goed
geïnstalleerd.
Installeer de
fixeereenheid opnieuw.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Storing HCF
[foutnummer]:Open
en sluit HCF.
Er is een probleem
in de
hogecapaciteitsinvo
er.
Open en sluite de
hogecapaciteitsinvoer.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
HCF is
uitgetrokken. Plaats
deze op de juiste
manier.
De
hogecapaciteitsinvo
er is niet goed
vergrendeld.
Sluit de
hogecapaciteitsinvoer tot
hij vastklikt.
HDD is bijna vol-1.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Controleer Adresboek of
Gebruikersprofiel.
Verwijder indien nodig
ongebruikte gegevens
van Adresboek of
Gebruikersprofiel.
HDD is bijna vol-2.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Controleer Doc.vak of
Beveiligde taak in
Taakstatus. Verwijder
indien nodig ongebruikte
gegevens van Doc.vak
of Beveiligde taak.
HDD is bijna vol-3.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Controleer
Systeemlogboek onder
Beveiliging in
SyncThru™ Web
Service. Verwijder indien
nodig de gegevens in
Systeemlogboek.
HDD is bijna vol-4.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
•
•
Druk de afdruktaken in
de wachtrij af of
verwijder deze. U kunt
de afdruktaken
controleren door te
drukken op
Taakstatus (zie "Knop
Job Status" op
pagina 29).
Druk de ontvangen
faxtaken in Veilig
ontvangen af of
verwijder ze (zie
"Ontvangen in veilige
ontvangstmodus" op
pagina 109).
Bericht
Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
HDD is bijna vol-5.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Er is een probleem in het
apparaat. Controleer het
foutbericht op het display
en los het probleem op.
HDD is bijna vol-6.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Er is een probleem in het
apparaat. Controleer het
foutbericht op het display
en los het probleem op.
Probl.
[foutnummer] met
vasteschijfsyst. Zet
app. uit en aan.
Er is een probleem
in de vaste schijf.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
ICONI-apparaat niet
geplaatst. Plaats
het apparaat.
Het
beeldconversie-app
araat is niet
geïnstalleerd.
Installeer het
beeldconversie-apparaat.
Indien geïnstalleerd,
probeer het
beeldconversie-apparaat
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Storing
invoersysteem
[foutnummer]:Contr
oleer
HCF-verbinding.
Er is een probleem
in de
hogecapaciteitsinvo
er.
Open en sluit de
hogecapaciteitsinvoer of
controleer de verbinding
van de
hogecapaciteitsinvoer
met het apparaat. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probleem
[foutnummer] met
het invoersysteem.
Open en sluit
[ladenummer].
Er is een probleem
in de lade.
Open en sluit de lade.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Storing ITB-eenheid
[error number]: zet
apparaat uit en aan.
Er is een probleem
met de
beeldtransportrieme
enheid.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Storing
MSOK-systeem.
[foutnummer]:Zet
app. uit en aan.
Er is een probleem
in het
motorsysteem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Netwerkkabel is
losgekoppeld.
Controleer deze.
Het apparaat is niet
verbonden met een
netwerkkabel.
Verbind uw printer met
het netwerk door middel
van een standaard
netwerkkabel.
Optionele
invoerklep staat
open. Sluit de klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Problemen oplossen_ 223
Bericht
Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Bericht
Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Origin. vastgel. in
uitv.gebied van
scanner.
De originelen zijn
vastgelopen in de
dubbelzijdige
automatische
documentinvoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Het origineel is
vastgelopen in het
uitvoergebied van de
scanner" op pagina 192).
Papierst. bij ingang
van afwerkeenheid.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
invoer van de
afwerkeenheid" op
pagina 212).
Er is een origineel
vastgelopen vóór
de scanner
De originelen zijn
vastgelopen in de
dubbelzijdige
automatische
documentinvoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Er is een origineel
vastgelopen vóór de
scanner" op pagina 187).
Papier vastgelopen
bij ingang
boekjesmaker..
Het papier is
vastgelopen bij het
afdrukken van
boekjes.
Het origineel is in
de scanner
vastgelopen
De originelen zijn
vastgelopen in de
dubbelzijdige
automatische
documentinvoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Het origineel is in de
scanner vastgelopen" op
pagina 188 of "Er is een
origineel vastgelopen
vóór het dubbelzijdige
pad van de scanner" op
pagina 191).
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
invoer van de
boekjes-maker
(uitsluitend bij de
boekjes-afwerkeenheid
voor 3 250 vellen)" op
pagina 214).
Papierst. bij ingang
van brug van
afw.eenh.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
afwerkeenheidbrug" op
pagina 211).
Uitvoerlade
(voorkant omlaag)
is vol. Verwijder de
afgedrukte media
De uitvoerlade
(voorkant omlaag) is
vol.
Verwijder het papier uit
de uitvoerlade (voorkant
omlaag), waarna de
printer doorgaat met
afdrukken.
Papierstoring aan
uitvoer van afwerk.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Uitvoerlade
(voorkant omhoog)
is vol. Verwijder de
afgedrukte media
De uitvoerlade
(voorkant omhoog)
is vol.
Verwijder het papier uit
de uitvoerlade (voorkant
omhoog), waarna de
printer doorgaat met
afdrukken.
Papier is op in [tray
number]. Vul papier
bij.
De papierlade is
leeg.
Plaats papier in de lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
uitvoer van de
afwerkeenheid tijdens het
uitwerpen naar de
bovenste lade" op
pagina 209 of
"Papierstoring in de
uitvoer van de
afwerkeenheid tijdens het
uitwerpen naar de
hoofdlade" op
pagina 210).
Papier is op in lade
MP. Vul papier bij.
Er is geen papier in
de multifunctionele
lade.
Plaats papier in de
multifunctionele lade.
Papierst. bij uitgang
van brug van
afw.eenh.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Papier is bijna op in
[tray number]. Vul
papier bij.
Papier in lade raakt
op.
Plaats papier in de lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
invoer van de
afwerkeenheid" op
pagina 212).
Papier vastgelopen
na boekjesvouwer.
Het papier is
vastgelopen bij het
afdrukken van
boekjes.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring na de
boekjesvouwer
(uitsluitend bij de 3 250
vellen
boekjes-afwerkeenheid)"
op pagina 219).
Papierstoring
onderaan het
duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring onderaan
het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdige
registratie)" op
pagina 206).
Papierstoring in het
duplexpad.
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in het
dubbelzijdige pad (storing
dubbelzijdig 2)" op
pagina 206).
Paperstoring rond
perforator van
afwerkeenheid.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring bij
perforeerder of
afwerkeenheid" op
pagina 214).
Problemen oplossen_ 224
Bericht
Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Papierst. bij retour
van duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring bovenaan
het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdig
retour)" op pagina 205).
Papierstoring
bovenaan het
duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring bovenaan
het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdig 1)"
op pagina 205).
Papier vastgelopen
voor
boekjesvouwer.
Het papier is
vastgelopen bij het
afdrukken van
boekjes.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring vóór de
boekjesvouwer
(uitsluitend bij de
boekjes-afwerkeenheid
voor 3 250 vellen)" op
pagina 217).
Papier vastgelopen
in het
uitvoergebied.
Er is papier
vastgelopen in het
uitvoergebied.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in het
uitvoergebied (storing
uitvoer voorkant omlaag)"
op pagina 207 of
"Papierstoring in het
uitvoergebied (storing
uitvoer voorkant
omhoog)" op
pagina 208).
Papierstoring in
uitvoergebied of
brug van afw. eenh..
Er is papier
vastgelopen in het
uitvoergebied of bij
de afwerkbrug.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in het
uitvoergebied (storing
uitvoer voorkant omlaag)"
op pagina 207,
"Papierstoring in het
uitvoergebied (storing
uitvoer voorkant
omhoog)" op pagina 208)
of "Papierstoring in de
afwerkeenheidbrug" op
pagina 211).
Papier vastgelopen
in boekjesmaker.
Het papier is
vastgelopen bij het
afdrukken van
boekjes.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
boekjes-maker
(uitlsuitend bij de
boekjes-afwerkeenheid
voor 3 250 vellen)" op
pagina 215).
Bericht
Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Papierstoring in de
afwerkeenheid
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
afwerkeenheid tijdens het
uitwerpen naar de
bovenste lade" op
pagina 208 of
"Papierstoring in de
afwerkeenheid tijdens het
uitwerpen naar de
hoofdlade" op
pagina 209).
Papierst. in brug
van afw.eenh.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
afwerkeenheidbrug" op
pagina 211).
Papierstoring
binnenin het
apparaat
Er is papier
vastgelopen in het
apparaat.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Vastgelopen papier in
het apparaat
(invoerblokkering 1)" op
pagina 202 of
"Vastgelopen papier in
het apparaat
(invoerblokkering 2)" op
pagina 202 of
"Vastgelopen papier in
het apparaat
(invoerblokkering 3)" op
pagina 203 of
"Vastgelopen papier in
het apparaat
(invoerblokkering 4)" op
pagina 203 of
"Vastgelopen papier in
het apparaat (detectie
van vastgelopen papier)"
op pagina 204 of
"Vastgelopen papier in
het apparaat
(vastgelopen papier bij
fixeeruitvoer)" op
pagina 204).
Papierstoring in
lade 1
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van
de lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in lade 1"
op pagina 196).
Papierstoring in
lade 2
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van
de lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in lade 2"
op pagina 197).
Problemen oplossen_ 225
Bericht
Papierstoring in
lade 3
Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van
de lade of van de
hogecapaciteitsinvo
er.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in lade 3"
op pagina 198 of
"Vastgelopen papier in
optionele
hogecapaciteitsinvoer"
op pagina 200).
Papierstoring in
lade 4
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van
de lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in lade 4"
op pagina 199).
Papierstoring in
MP-lade
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van
de lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Vastgelopen papier in
multifunctionele lade" op
pagina 201).
Bereid nieuwe
[color/black]
beeldeenheid voor.
De geschatte
levensduur van de
beeldeenheid is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe
beeldeenheid gereed om
de oude te vervangen.
Bereid nieuwe
cassette met [color/
black] toner voor.
De tonercassette
bevat nog een kleine
hoeveelheid toner.
Het einde van de
geschatte
levensduur van de
cassette is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
cassette gereed om de
oude cassette te
vervangen. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk
verhogen door de toner
te herverdelen (zie
"Toner herverdelen" op
pagina 176).
Bericht
Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Verwijder de
afdichttape van de
[color/black]
beeldeenheid en
vervang deze.
De afdichtingstape
van de
beeldeenheid is niet
verwijderd.
Verwijder de
afdichtingstape van de
beeldeenheid (zie "De
beeldeenheid vervangen"
op pagina 182).
Plaats nieuwe
beeldeenheid voor
[Color/black].
De aangegeven
beeldeenheid is
bijna aan het einde
van de geschatte
levensduur. Het
apparaat stopt met
afdrukken.
Installeer een originele
beeldeenheid van
Samsung (zie "De
beeldeenheid vervangen"
op pagina 182).
Plaats een nieuwe
fixeereenheid.
De levensduur van
de fixeereenheid is
verlopen.
Vervang de fixeereenheid
met een originele
fixeereenheid van
Samsung.
Plaats nieuwe
transportrol.
De levensduur van
de transportrol is
volledig verstreken.
Vervang de transportrol
met een originele
transportrol van
Samsung.
Plaats een nieuwe
opneemrol voor
[ladenummer].
De levensduur van
de opneemrol van
de lade is volledig
verstreken.
Vervang de opneemrol
van de lade met een
originele lade-opneemrol
van Samsung.
Plaats een nieuwe
MP-opneemrol.
De levensduur van
de MF-opneemrol is
volledig verstreken.
Vervang de
MF-opneemrol met een
originele MF-opneemrol
van Samsung.
Rechterklep staat
open. Sluit de klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Scanner
geblokkeerd of een
ander probleem.
De
CCD-vergrendeling
(Charged Coupled
Device) is
geactiveerd.
Deactiveer de
CCD-vergrendeling. Of
schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen. Scanner
Nieuwe fuser
voorbereiden.
De geschatte
levensduur van de
fixeereenheid is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe
fixeereenheid gereed om
de oude te vervangen.
Bereid nieuwe
reinigingseenheid
van transportriem
voor
De geschatte
levensduur van de
transportriemreinigin
gseenheid is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
transportriemreinigingsee
nheid gereed om de oude
te vervangen.
Bereid nieuwe
transportriem voor
De geschatte
levensduur van de
transportriem is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
transportriem gereed om
de oude te vervangen.
Probleem
[foutnummer] met
het scansysteem.
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Er is een probleem
in het scansysteem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Bereid nieuwe
transportrol voor.
De geschatte
levensduur van de
transportrol is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
transportroller gereed om
de oude te vervangen.
Tweede
faxmodemkaart niet
geplaatst. Plaats de
kaart.
De tweede optionele
Fax Multiline Kit is
niet geïnstalleerd.
Opvangbak van
perforator is vol of
niet geplaatst.
De
perforatiesnippercas
sette is vol of niet
geïnstalleerd.
Maak de
perforatiesnippercassette
leeg. Of installeer de
perforatiesnippercassette
.
Installeer de optionele
Fax Multiline Kit. Indien
geïnstalleerd, probeer de
optionele Fax Multiline Kit
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Problemen oplossen_ 226
Bericht
Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Bericht
Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Schud de cassette
met [kleur] toner
heen en weer
De tonercassette
bevat nog een kleine
hoeveelheid toner.
U kunt de afdrukkwaliteit
tijdelijk verhogen door de
toner te herverdelen (zie
"Toner herverdelen" op
pagina 176).
Te veel
afdrukmedia in
boekjeslade.
Verwijder de
afdrukken.
De boekjeslade is
vol.
Verwijder de afdrukken
uit de boekjeslade,
waarna de printer
doorgaat met afdrukken.
Klep zij-invoer staat
open. Sluit de klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
De afwerklade is vol.
Nietcassette is leeg.
Vervang de
cassette.
De nietjescassette
heeft het einde van
haar gebruiksduur
bereikt.
Dit bericht verschijnt als
de nietjescassette
volledig leeg is. Vervang
de nietjescassette.
Te veel
afdrukmedia in lade
van
afwerkingseenheid.
Verwijder de
afdrukken.
Verwijder de afdrukken
uit de afwerklade, waarna
de printer doorgaat met
afdrukken.
Nietcassette is
bijna leeg. Plaats
nieuwe cassette.
De nietjescassette is
bijna leeg. De
geschatte
levensduur van de
nietjescassette is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe
nietjescassette gereed
om de oude cassette te
vervangen.
De bovenklep van
de scanner staat
open
De klep van de
dubbelzijdige
automatische
documentinvoer is
niet goed
vergrendeld.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Nietcassette is niet
geplaatst. Plaats
hem in
afwerkingseenheid.
De nietjescassette is
niet of niet goed
geïnstalleerd.
Installeer de
nietjescassette. Indien
geïnstalleerd, probeer de
nietjescassette opnieuw
te installeren. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Reinigingseenheid
transportriem is op.
Plaats een nieuwe.
De levensduur van
de
transportriemreinigin
gseenheid is
volledig verstreken.
Vervang de
transportriemreinigingsee
nheid door een originele
transportriemreinigingsee
nheid van Samsung.
Transportriemeenh
eid is op. Vervang
de cassette.
De levensduur van
de
transportriemeenhei
d is volledig
verstreken.
Vervang de
transportriemeenheid
door een originele
transportriemeenheid van
Samsung.
[tray
number]-cassette is
geopend. Plaats
deze op de juiste
manier.
De lade is niet goed
gesloten.
Sluit de lade goed tot ze
vastklikt.
[tray number]-klep
is geopend. Sluit de
klep.
De lade is niet goed
gesloten.
Sluit de lade goed tot ze
vastklikt.
Storing UI-systeem
[foutnummer]:Zet
app. uit en aan.
Er is een probleem
in het UI-systeem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Probleem
[foutnummer] met
het videosysteem.
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Er is een probleem
in de CPU.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Motor voor
afvaltoner werkt
niet. Zet uit en weer
aan.
Er is een probleem
in de afvalmotor.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Nietcassette voor
boekjes I is leeg.
Plaats nieuwe
cassette.
De nietjescassette
voor boekjes heeft
het einde van haar
levensduur bereikt.
Dit bericht verschijnt als
de nietjescassette
volledig leeg is. Vervang
de nietjescassette.
Nietcassette voor
boekjes I is bijna
leeg. Plaats nieuwe
cassette.
De nietjescassette
van boekjes is bijna
leeg. De geschatte
levensduur van de
nietjescassette is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe
nietjescassette gereed
om de oude cassette te
vervangen.
Nietcassette voor
boekjes I is niet
geplaatst. Plaats de
cassette.
De nietjescassette
van boekjes is niet
of niet goed
geïnstalleerd.
Installeer de
nietjescassette. Indien
geïnstalleerd, probeer de
nietjescassette opnieuw
te installeren. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
De klok staat weer
op de beginwaarde.
Stel de klok
opnieuw in.
De tijdsinstelling van
het apparaat is
geïnitialiseerd.
Stel de tijdsinstelling in bij
Apparaatinst..
Te veel afdrukken in
middelste lade.
Verwijder de
afdrukken.
De middenlade is
vol.
Verwijder de afdrukken
uit de middenlade,
waarna de printer
doorgaat met afdrukken.
Problemen oplossen_ 227
Bericht
Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Toneropvangbak is
bijna vol. Bestel een
nieuwe.
De geschatte
levensduur van de
cassette voor
gebruikte toner is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe
cassette voor gebruikte
toner gereed om de oude
te vervangen.
Toneropvangbak is
vol. Vervang de
cassette.
De levensduur van
de cassette voor
gebruikte toner is
bijna verstreken.
Vervang de
tonerafvalcontainer door
een originele
tonerafvalcontainer van
Samsung (zie "De
cassette voor gebruikte
toner vervangen" op
pagina 186).
Toneropvangbak
niet geplaatst.
Plaats er een.
De
tonerafvalcontainer
is niet geïnstalleerd.
Installeer de cassette
voor gebruikte toner.
Indien geïnstalleerd,
probeer de
tonerafvalcontainer
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Kaart draadloos
netwerk niet
geplaatst. Plaats de
kaart.
De draadloze
netwerkkaart is niet
geïnstalleerd.
Installeer de draadloze
netwerkkaart. Indien
geïnstalleerd, probeer de
draadloze netwerkkaart
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen met
de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven
volgorde tot het probleem is verholpen. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice als het probleem aanhoudt.
Andere mogelijke problemen:
• Zie "Problemen met de voeding en het netsnoer" op pagina 228.
• Zie "Beeldschermprobleem" op pagina 228.
• Zie "Problemen met papierinvoer" op pagina 229.
• Zie "Afdrukproblemen" op pagina 230.
• Zie "Problemen met de afdrukkwaliteit" op pagina 232.
• Zie "Problemen met kopiëren" op pagina 235.
• Zie "Problemen met scannen" op pagina 235.
• Zie "Probleem met Scan- en faxbeheer 2" op pagina 236.
• Zie "Faxproblemen (optioneel)" op pagina 236.
• Zie "Algemene PostScript-problemen" op pagina 237.
• Zie "Algemene problemen onder Windows" op pagina 237.
• Zie "Algemene Linux-problemen" op pagina 238.
• Zie "Algemene Macintosh-problemen" op pagina 239.
Problemen met de voeding en het netsnoer
Toestand
Het apparaat
krijgt geen
stroom,
of de
verbindingskabel
tussen de
computer en het
apparaat is niet
goed
aangesloten.
Voorgestelde oplossingen
•
Steek de stekker in het stopcontact en zet het
apparaat aan (zie "Het apparaat aanzetten" op
pagina 26).
Klik op deze koppeling om een animatie te
bekijken over het oplossen van problemen
met de voeding.
•
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem
opnieuw (zie "Een printerkabel aansluiten" op
pagina 27).
Klik op deze koppeling om een animatie te
bekijken over het oplossen van
verbindingsproblemen.
Beeldschermprobleem
Toestand
Er wordt niets
weergegeven op het
beeldscherm.
Problemen oplossen_ 228
Voorgestelde oplossingen
•
•
Past de helderheid van het scherm aan.
Schakel het apparaat uit en weer in. Neem
contact op met de klantendienst als het
probleem zich blijft voordoen.
Problemen met papierinvoer
Toestand
Toestand
Voorgestelde oplossingen
Het papier loopt vast
tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 196).
Papier kleeft aan
elkaar.
•
•
•
•
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
•
•
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
•
•
•
•
•
Controleer de maximale papiercapaciteit van
de lade (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 242).
Gebruik de geschikte papiersoort (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 242).
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen
bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven
kleven.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk
in de lade worden geplaatst. Plaats alleen
papier van dezelfde soort en hetzelfde
formaat en gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er
meerdere vellen tegelijk zijn ingevoerd,
verwijdert u het vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 196).
Het papier blijft
vastlopen.
Voorgestelde oplossingen
•
•
•
•
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele
lade om af te drukken op speciale materialen.
U gebruikt een verkeerde papiersoort.
Gebruik alleen papier dat aan de specificaties
van het apparaat voldoet (zie "Specificaties
van de afdrukmedia" op pagina 242).
Er zitten mogelijk materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder
eventuele resten.
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubbermatje van de DADI
mogelijk worden vervangen. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Transparanten
kleven aan elkaar in
de
papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die speciaal zijn
bedoeld voor laserprinters. Verwijder elk
transparant zodra het is uitgevoerd.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten
van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten
de envelop net raken).
Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
Het papier werd niet goed in de lade
geplaatst. Verwijder het papier en plaats het
op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties van het apparaat voldoet
(zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 242).
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubbermatje van de DADI
mogelijk worden vervangen. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Problemen oplossen_ 229
Afdrukproblemen
Toestand
Het apparaat
drukt niet af.
Mogelijke oorzaak
Toestand
Voorgestelde
oplossingen
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten. Controleer de
aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als de
standaardprinter in
Windows.
Controleer het volgende:
• De voorklep is niet gesloten. Sluit de voorklep.
• Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier (zie "Papierstoringen
verhelpen" op pagina 196).
• De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier
in de lade plaatsen" op pagina 36).
• De tonercassette of de beeldeenheid is niet
geïnstalleerd. Installeer de tonercassette of de
beeldeenheid.
Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de kabel van het
apparaat los en sluit hem
opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en
druk een document af. U
kunt ook proberen om een
andere kabel voor uw
apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is
verkeerd.
Controleer de
printerinstellingen in
Windows om vast te stellen
of de afdruktaak naar de
juiste poort wordt gestuurd.
Als uw computer meerdere
poorten heeft controleert u of
het apparaat op de juiste
poort is aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
Voorkeursinstellingen
voor afdrukken om na te
gaan of alle
afdrukinstellingen correct
zijn (zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 130).
Het
printerstuurprogram
ma is mogelijk niet
goed geïnstalleerd.
Herstel de software van het
apparaat.
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft. Neem
contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
Mogelijke oorzaak
Voorgestelde
oplossingen
(Vervolg) Het
apparaat drukt
niet af.
Het document is zo
groot dat er
onvoldoende ruimte
is op de harde schijf
van de computer om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Maak extra ruimte vrij op de
harde schijf en druk het
document opnieuw af.
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoerbron.
De papieroptie die in
de
Voorkeursinstellin
gen voor afdrukken
is geselecteerd is
mogelijk onjuist.
In veel
softwaretoepassingen kunt u
de papierbron instellen op
het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen
voor afdrukken. Selecteer
de juiste papierbron.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma (zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 130).
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is blanco.
De afdrukstand werd
mogelijk verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het
papier in de lade.
Controleer of het
papierformaat in de
printerinstellingen
overeenstemt met het papier
in de lade of met de
papierselectie die is
opgegeven in de gebruikte
softwaretoepassing.
Problemen oplossen_ 230
Toestand
Mogelijke oorzaak
Het apparaat
drukt wel af, maar
de tekst is niet
correct,
vervormd of niet
volledig.
De kabel van het
apparaat zit los of is
defect.
Er worden blanco
pagina’s
"afgedrukt".
Het apparaat
drukt het
PDF-bestand niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Voorgestelde
oplossingen
Toestand
Mogelijke oorzaak
Voorgestelde
oplossingen
Maak de kabel van het
apparaat los en sluit hem
opnieuw aan. Druk een
document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit de kabel en
het apparaat indien mogelijk
aan op een andere computer
en druk een document af dat
u eerder wel correct hebt
kunnen afdrukken. Als dit
alles niet helpt, probeert u
een nieuwe printerkabel.
De foto’s worden
niet goed
afgedrukt. De
afbeeldingen zijn
niet duidelijk.
De resolutie van de
foto is erg laag.
Maak de foto kleiner. Als u
de foto in de
softwaretoepassing
vergroot, vermindert de
resolutie.
Er komt voor het
afdrukken stoom
uit het apparaat
ter hoogte van de
uitvoerlade.
Het gebruik van
geperforeerd papier
kan aanleiding
geven tot de
verspreiding van
dampen tijdens het
afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga
gewoon door met afdrukken.
Het verkeerde
printerstuurprogram
ma is geselecteerd.
Controleer in het
printerkeuzemenu van de
toepassing of uw apparaat is
geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het apparaat
drukt geen
speciaal papier
zoals
rekeningpapier
af.
Het papierformaat
en de
papierformaatinstelli
ng komen niet
overeen.
Stel het juiste papierformaat
in onder Aangepaste
papierformatenlijst in het
tabblad Papier in de
Voorkeursinstellingen
voor afdrukken (zie "Het
tabblad Papier" op
pagina 132).
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op.
Schakel het apparaat uit en
weer in.
Uw apparaat
geeft een
vreemde geur af
tijdens het eerste
gebruik.
De geur verdwijnt nadat u
ongeveer 100
kleurenpagina’s hebt
afgedrukt. Dit probleem is
van voorbijgaande aard.
Als u in een
DOS-omgeving
werkt is het mogelijk
dat het lettertype
voor uw apparaat
verkeerd is
ingesteld.
Wijzig de
lettertype-instelling.
Dit wordt
veroorzaakt door het
verdampen van de
olie die de
fixeereenheid
beschermt.
Schuine uitlijning
van de
perforatiegaten
(in de standaard
afwerkeenheid).
De brugdeksels zijn
niet goed geplaatst.
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel de toner indien
nodig. Vervang indien nodig
de tonercassette.
Het bestand bevat
mogelijk blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Plaats de brugdeksels op
correcte wijze (zie "Als de
papierstoring zich blijft
voordoen, controleer of de
brugdeksels correct zijn
geplaatst. Een onjuiste
plaatsing van de
brugdeksels kan
papierstoringen en schuin
uitgelijnde perforatiegaten
veroorzaken." op
pagina 213).
Er is mogelijk een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
Schuine uitlijning
van de
perforatiegaten
(in de
boekjes-afwerkee
nheid).
De brugdeksels zijn
niet goed geplaatst.
Incompatibiliteit
tussen het
PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Het bestand kan worden
afgedrukt door het
PDF-bestand af te drukken
als een afbeelding. Schakel
Print As Image uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Plaats de brugdeksels op
correcte wijze (zie "Als de
papierstoring zich blijft
voordoen, controleer of de
brugdeksels correct zijn
geplaatst. Een onjuiste
plaatsing van de
brugdeksels kan
papierstoringen en schuin
uitgelijnde perforatiegaten
veroorzaken." op
pagina 215).
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
Problemen oplossen_ 231
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande
tabel om het probleem te verhelpen.
Toestand
Lichte of vage
afdrukken
Voorgestelde oplossingen
Onregelmatigheden
Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans
ronde, plekken verschijnen:
• Er zit mogelijk een slecht vel tussen het
papier. Druk het document opnieuw af.
• Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een ander
merk (zie "Specificaties van de afdrukmedia"
op pagina 242).
• De hele partij papier is niet in orde.
Problemen tijdens de productie kunnen ertoe
leiden dat sommige delen toner afstoten.
Probeer een ander soort of merk papier.
• Wijzig de instelling van de printer en probeer
het opnieuw. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik
op het tabblad Papier en stel het type in op
dik papier (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 130).
• Als het probleem hiermee niet kan worden
opgelost neemt u contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
• Het papier is te ruw en er valt veel vuil van
het papier op de interne onderdelen van het
apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan
zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat.
Reinig de binnenkant of neem contact op met
een medewerker van de klantenservice.
• Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant of
neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Verticale strepen
Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont:
• Er zit waarschijnlijk een kras op de
drumcassette in de printer. Verwijder de
beeldeenheid en plaats een nieuwe. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
• Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant
of neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Als de pagina verticale strepen vertoont:
• Mogelijk is het oppervlak van het scannerglas
en het witte blad vuil. Reinig de binnenkant of
neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Voorgestelde oplossingen
•
•
•
•
•
•
Tonervlekken
Toestand
•
•
•
•
Als u een verticale witte strook of vaag
gedeelte op de afdruk ziet is de toner bijna op.
Door de resterende toner over de cassette te
verdelen kunt u er waarschijnlijk nog een
aantal afdrukken mee maken. Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet verbetert moet u
een nieuwe tonercassette plaatsen.
De kleurtoon is mogelijk niet aangepast. Pas
de kleurtoon aan.
Het papier voldoet mogelijk niet aan de
papierspecificaties. Het kan bijvoorbeeld te
vochtig of te ruw zijn (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 242).
Als de hele pagina te licht is, is de
afdrukresolutie te laag ingesteld of bevindt het
apparaat zich in energiebesparende modus.
Wijzig de afdrukresolutie en schakel de
energiebesparende modus uit. Raadpleeg de
Help bij het printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen
kan erop wijzen dat de tonercassette moet
worden gereinigd. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het
LSU-gedeelte, neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Het papier voldoet mogelijk niet aan de
papierspecificaties. Het kan bijvoorbeeld te
vochtig of te ruw zijn (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 242).
De transportrol is mogelijk vuil. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact
op met een medewerker van de
klantenservice.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Controleer de locatie van het apparaat. Als de
ruimte niet voldoende wordt geventileerd, kan
dit probleem optreden.
Problemen oplossen_ 232
Toestand
Voorgestelde oplossingen
Gekleurde of zwarte
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
• Vervang de beeldtransportriem bij het
bereiken van zijn levensduur. Neem contact
op met een medewerker van de
klantenservice.
• Controleer de omgevingsvoorwaarden:
bijzonder droge omstandigheden (lage
luchtvochtigheid) of een hoge
luchtvochtigheid (meer dan 80% RV) kunnen
leiden tot een grijzere achtergrond.
• Verwijder de oude tonercassette en plaats
een nieuwe.
Tonervegen
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Toestand
Als er tonervegen op de pagina verschijnen:
• Reinig de binnenkant van het apparaat.
Reinig de binnenkant of neem contact op met
een medewerker van de klantenservice.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 242).
• Verwijder de beeldeenheid en plaats een
nieuwe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
• Vervang de beeldtransportriem bij het
bereiken van zijn levensduur. Neem contact
op met een medewerker van de
klantenservice.
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
• Mogelijk is de beeldeenheid beschadigd. Als
een markering zich met regelmatige
tussenafstanden herhaalt, moet u enkele
reinigingsvellen door het apparaat halen om
de beeldeenheid te reinigen. De binnenkant
reinigen. Als u nog steeds dezelfde
problemen ondervindt, verwijdert u de
beeldeenheid en installeert u een nieuwe.
Neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
• Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op
de achterkant van de pagina bevinden zal het
probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s
vanzelf verdwijnen.
• De fixeereenheid is mogelijk beschadigd.
Neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Schaduwvlekken
A
Vervormde tekst
Voorgestelde oplossingen
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op
de afdruk voorkomen.
• Misschien is het papier te vochtig. Probeer af
te drukken op papier van een andere partij.
Maak een pak papier pas open op het
moment dat u het gaat gebruiken zodat het
papier niet te veel vocht opneemt.
• Wijzig de afdruklay-out als er
schaduwvlekken verschijnen op een envelop
om te voorkomen dat er wordt afgedrukt op
een gebied met overlappende naden aan de
rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
• Als het gehele oppervlak van een afgedrukte
pagina wordt bedekt met schaduwvlekken,
kiest u een andere afdrukresolutie in het
softwareprogramma of in de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 130).
•
•
Papier schuin
•
•
•
•
Gekruld of gegolfd
•
•
•
Problemen oplossen_ 233
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold"
effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer
een ander soort papier (zie "Specificaties van
de afdrukmedia" op pagina 242).
Als tekens er vervormd uitzien en een golvend
effect vertonen, vereist de scannereenheid
mogelijk onderhoud. Reinig de scaneenheid of
neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 242).
Zorg ervoor dat papier of andere afdrukmedia
juist zijn geplaatst en dat de geleiders niet te
los of te strak zijn afgesteld.
Controleer of de klep rechts onderaan van de
standaardlade, de klep rechts onderaan van
de dubbele cassetteinvoer of de klep rechts
onderaan van de hogecapaciteitsinvoer goed
vergrendeld is. Zijn de kleppen onderaan niet
volledig gesloten, open en sluit dan de
kleppen onderaan.
Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Papier kan krullen als de
temperatuur of de vochtigheid te hoog is (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 242).
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer
ook eens om het papier 180° te draaien in de
lade.
Toestand
Vouwen of kreuken
Voorgestelde oplossingen
•
•
•
•
Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 242).
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer
ook eens om het papier 180° te draaien in de
lade.
Controleer of de klep rechts onderaan van de
standaardlade, de klep rechts onderaan van
de dubbele cassetteinvoer of de klep rechts
onderaan van de hogecapaciteitsinvoer goed
vergrendeld is. Zijn de kleppen onderaan niet
volledig gesloten, open en sluit dan de
kleppen onderaan.
•
•
•
•
A
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
• Draai de stapel papier in de lade om. Probeer
ook eens om het papier 180° te draaien in de
lade.
• Wijzig de instelling van de printer en probeer
het opnieuw. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik
op het tabblad Papier en stel type in op dik
papier (zie "Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 130).
Reinig de binnenkant van het apparaat. Reinig
de binnenkant of neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 242).
Verwijder de beeldeenheid en plaats een
nieuwe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, er zit
losse toner op de
afdruk of de afdruk
is te licht of vuil.
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een
hoogte van 1 000 m of meer. Een dergelijke
hoogte kan de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijv.
losse toner of een lichte afdruk). Pas de
luchtdrukaanpassing van uw apparaat aan.
•
Losse toner
Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er
witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart
zouden moeten zijn:
• Als dit probleem optreedt bij transparanten
probeert u een ander soort transparant. Als
gevolg van de samenstelling van de
transparanten kunnen onvolledige tekens
voorkomen.
• Misschien drukt u af op de verkeerde kant
van het papier. Verwijder het papier en draai
het om.
• Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 242).
Mogelijk is de beeldeenheid niet juist
geïnstalleerd. Verwijder de beeldeenheid en
plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de beeldeenheid defect en moet ze
worden vervangen. Verwijder de beeldeenheid
en plaats een nieuwe. Neem contact op met
een medewerker van de klantenservice.
Het apparaat moet mogelijk worden hersteld.
Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Eén effen kleur of
zwarte pagina’s
•
Onvolledige tekens
Controleer bij horizontale zwarte strepen of
vegen het volgende:
• Mogelijk is de beeldeenheid verkeerd
geïnstalleerd. Verwijder de beeldeenheid en
plaats deze opnieuw.
• Mogelijk is de beeldeenheid defect. Verwijder
de beeldeenheid en plaats een nieuwe.
Neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
• Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Een tonercassette lekt mogelijk. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Reinig de
binnenkant of neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
A
Voorgestelde oplossingen
Horizontale strepen
Achterkant van
afdrukken is vuil
•
Toestand
Problemen oplossen_ 234
Problemen met kopiëren
Toestand
Problemen met scannen
Voorgestelde oplossingen
Probleem
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Gebruik de Licht- en Donker-pijlen om de
achtergrond van de kopieën respectievelijk
lichter of donkerder te maken op het tabblad
Basis in het menu Kopie.
Er verschijnen
vegen, strepen,
vlekken of stippen
op kopieën.
•
•
Kopie is scheef.
•
•
•
•
Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde
naar beneden op de glasplaat van de scanner
is geplaatst of met de bedrukte zijde naar
boven in de DADI.
Controleer of het kopieerpapier op de juiste
manier in het apparaat is geplaatst.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
•
Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner is
geplaatst of met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI.
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
•
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
•
•
•
De tonercassette
gaat minder lang
mee dan verwacht.
•
•
•
•
In geval van onregelmatigheden op het
origineel drukt u op de pijl-links/rechts om de
achtergrond van de kopieën respectievelijk
lichter of donkerder te maken op het tabblad
Basis in het menu Kopie (zie "De
tonersterkte wijzigen" op pagina 58).
Als het origineel geen onregelmatigheden
vertoont, moet u de scannereenheid reinigen.
Reinig de scaneenheid of neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Afgedrukte kopieën
zijn blanco.
•
De scanner doet het
niet.
Voorgestelde oplossingen
•
•
Het apparaat doet erg
lang over een
scanopdracht.
Vervang het papier in de lade door papier uit
een nieuw pak.
In vochtige omstandigheden mag u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Waaier de stapel papier uit en leg hem
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een nieuw
pak. Controleer de papiergeleiders en stel
deze zo nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht.
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten van kopieerpapier in
het apparaat zijn achtergebleven.
Uw originelen bevatten mogelijk
afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke
lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere
documenten die meer toner verbruiken.
Mogelijk is het deksel van de DADI open
gelaten tijdens het kopiëren.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en
uitgeschakeld.
Problemen oplossen_ 235
•
•
•
Zorg dat u het origineel met de te scannen
zijde naar beneden op de glasplaat plaatst
of met de te scannen zijde naar boven in de
DADI.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen
beschikbaar voor het document dat u wilt
scannen. Ga na of de functie Vooraf
scannen werkt. Probeer een lagere
scanresolutie.
Controleer of de kabel van uw apparaat op
de juiste wijze is aangesloten.
Controleer of de USB-kabel is beschadigd.
Vervang de kabel door een kabel waarvan u
zeker weet dat hij werkt. Vervang zo nodig
de kabel.
Controleer of de scanner op de juiste manier
is geconfigureerd. Controleer de
scaninstellingen in SmarThru Office of in de
toepassing die u wilt gebruiken om er zeker
van te zijn dat de scantaak naar de juiste
poort wordt verzonden (bijvoorbeeld
USB001).
Controleer of er tegelijkertijd ontvangen
gegevens worden afgedrukt op het
apparaat. Wacht in dat geval met scannen
tot de afdruktaak is voltooid.
Het inscannen van afbeeldingen kost meer
tijd dan het inscannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig
is om de ingescande afbeelding te
analyseren en te reproduceren. Stel de
printerpoort van uw computer in op de
ECP-modus (in de BIOS-instellingen van de
computer). De communicatiesnelheid gaat
dan omhoog. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van uw computer
voor meer informatie over de
BIOS-instellingen.
Probleem
Voorgestelde oplossingen
•
Het volgende bericht
verschijnt op het
computerscherm:
• Apparaat kan niet
in de gewenste H/
W-modus staan.
• Poort wordt
gebruikt door een
ander programma.
• Poort is
gedeactiveerd.
• Scanner is bezig
met ontvangen of
afdrukken van
gegevens.
Probeer het
opnieuw zodra de
huidige taak is
voltooid.
• Ongeldige ingang.
• Scannen is
mislukt.
•
•
•
•
•
Probleem
Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak
uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te
voeren nadat de voorgaande taak is
voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op en
probeer het opnieuw.
De kabel van uw apparaat is mogelijk niet
goed aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of het besturingssysteem is
niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat op de juiste wijze
is aangesloten en ingeschakeld is. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is mogelijk niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Probleem met Scan- en faxbeheer 2
Toestand
Scan- en faxbeheer
2 werkt niet.
Doe het volgende
Controleer uw systeemvereisten. Scan- en
faxbeheer 2 werkt alleen onder Windows.
Faxproblemen (optioneel)
Probleem
Voorgestelde oplossingen
Het apparaat werkt
niet, het display blijft
leeg of de toetsen
reageren niet.
•
Geen kiestoon.
•
•
•
Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek hem er weer in.
Controleer of er stroom staat op het
stopcontact.
Controleer of het telefoonsnoer op de juiste
wijze is aangesloten.
Controleer of de wandcontactdoos in orde is
door er een ander telefoontoestel op aan te
sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen
nummers worden
verkeerd gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen (zie "Een adresboek
maken" op pagina 119).
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
•
•
•
Voorgestelde oplossingen
Faxberichten
worden niet
automatisch
ontvangen.
•
Het apparaat
verzendt geen
faxberichten.
•
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco
of is van slechte
kwaliteit.
•
•
•
•
•
•
•
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Controleer of er een foutmelding wordt
weergegeven op het display. Los in dat geval
het probleem op.
Zorg dat het origineel zich in de DADI of op de
glasplaat van de scanner bevindt.
Controleer het faxapparaat van de ontvanger
(als er een probleem is).
Er is mogelijk een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te
maken.
De tonercassette is mogelijk leeg. Vervang de
tonercassette.
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Er is een tijdelijke storing opgetreden in het
documenttransport vanaf het apparaat waarvan
het faxbericht afkomstig is.
Er staan strepen op
de originelen die u
hebt verzonden.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig
ze indien nodig. De scaneenheid reinigen.
Het nummer wordt
gekozen maar er kan
geen verbinding tot
stand worden
gebracht met de
andere fax.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er
geen oproepen worden beantwoord. Vraag de
gebruiker van het andere apparaat om het
probleem op te lossen.
Faxen worden niet in
het geheugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als het scherm met de status
van het geheugen verschijnt, verwijdert u
faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het
geheugen en probeert u vervolgens de fax
opnieuw op te slaan.
Er verschijnen
blanco stukken
onderaan op de
pagina, met een
kleine strook tekst
bovenaan.
U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Voor informatie over papierinstellingen
(zie "Instellingen voor lade" op pagina 45).
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga
na of het origineel het juiste formaat heeft en
niet te dik of te dun is.
Controleer of de DADI goed is gesloten.
Het rubbermatje van de DADI moet mogelijk
worden vervangen. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Problemen oplossen_ 236
Algemene PostScript-problemen
Algemene problemen onder Windows
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en
kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt.
Probleem
Het
PostScript-bestand
kan niet worden
afgedrukt.
Mogelijke
oorzaak
Het
PostScript-stuurpro
gramma is mogelijk
niet correct
geïnstalleerd.
Oplossing
•
•
•
Installeer het
PostScript-stuurprogra
mma.
Druk een
configuratiepagina af
en controleer of u kunt
afdrukken in PS.
Neem contact op met
een medewerker van
de klantenservice als
het probleem
aanhoudt.
Het bericht "Fout
limietcontrole"
verschijnt.
De afdruktaak is te
complex.
Maak de pagina minder
complex of breid het
geheugen uit.
Er wordt een
PostScript-foutenpa
gina afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk geen
PostScript-taak.
Controleer of de
afdruktaak een
PostScript-taak is.
Controleer of de
softwaretoepassing
verwacht dat er een
installatiebestand of
PostScript-headerbestan
d naar het apparaat
wordt gestuurd.
In het
stuurprogramma is
de optionele dubbele
cassette-invoer (lade
3, lade 4) niet
geselecteerd.
Het
printerstuurprogram
ma is niet
geconfigureerd om
de optionele
dubbele
cassette-invoer te
herkennen (lade 3,
lade 4).
Open de eigenschappen
van het
PostScript-stuurprogram
ma, selecteer het tabblad
Apparaatopties en stel
de ladeoptie in de sectie
Ladeopties in.
Als u op een
Macintosh-computer
een document
afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger
worden de kleuren
niet op de juiste
wijze afgedrukt.
De
resolutie-instelling
in het
printerstuurprogram
ma komt mogelijk
niet overeen met de
resolutie-instelling
in Acrobat Reader.
Controleer of de
resolutie-instelling in uw
printerstuurprogramma
overeenkomt met de
resolutie-instelling in
Acrobat Reader.
Toestand
Voorgestelde oplossingen
“Tijdens de
installatie verschijnt
het bericht "Bestand
in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle
software uit de printerprogrammagroep en start
Windows opnieuw op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
“Het bericht
"Algemene
beveiligingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32", of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows
opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
De melding "Kan
niet afdrukken" of
"Er is een
time-outfout in de
printer opgetreden"
verschijnt.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht tot het apparaat klaar is met
afdrukken. Als het bericht verschijnt in
stand-bymodus of nadat de afdruk is voltooid,
controleert u de aansluiting en/of gaat u na of er
een fout is opgetreden.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows 2000/
XP/2003/Vista die met uw computer werd meegeleverd voor meer
informatie over foutmeldingen in Windows.
Problemen oplossen_ 237
Algemene Linux-problemen
Probleem
Het apparaat drukt
niet af.
Probleem
Voorgestelde oplossingen
•
•
•
•
•
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open Unified Driver
Configurator en selecteer het tabblad
Printers in Printers configuration om de lijst
met beschikbare printers weer te geven.
Controleer of uw apparaat in de lijst staat. Als
dit niet zo is, opent u Add new printer wizard
om uw apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer
uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de
omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op de knop Stopped als de
status de tekenreeks Start bevat. Hierna zou
het apparaat weer normaal moeten werken.
De status "stopped" kan geactiveerd zijn als
er zich problemen met het afdrukken hebben
voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de opdracht
geven om een document af te drukken terwijl
de poort gebruikt wordt door een
scantoepassing.
Controleer of de MFP-poort bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van het
apparaat (printer en scanner) dezelfde I/
O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen tegelijkertijd
toegang proberen te verkrijgen tot dezelfde
poort. Om conflicten te voorkomen mag
slechts één toepassing tegelijk een taak
uitvoeren op het apparaat. Op het systeem
van de andere gebruiker wordt de melding
"Device busy" weergegeven. Open de
poortconfiguratie en selecteer de poort die is
toegewezen aan uw printer. In het
deelvenster Selected port kunt u zien of de
poort door een andere toepassing wordt
gebruikt. Als dit het geval is, wacht u totdat de
uit te voeren taak is voltooid of klikt u op de
knop Release port als u zeker weet dat de
huidige toepassing niet naar behoren werkt.
Controleer of uw toepassing een speciale
afdrukoptie heeft, zoals "-oraw". Als de
parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. In een Gimp
front-end kiest u "Print" -> "Setup printer" en
bewerkt u de opdrachtregelparameter in het
opdrachtitem.
De CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem
met het afdrukken via het Internet Printing
Protocol (IPP). Gebruik Socket Printing in
plaats van IPP of installeer een recentere
versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af. Slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is bij
bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript
Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL
Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de
meest recente versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
Ik kan niet scannen
via mijn Gimp
front-end.
Controleer of de Gimp front-end over Xsane
beschikt: Device dialog in het menu Acquire.
Als dat niet het geval is, moet u de
Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de
computer. U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp
op de CD van uw Linux-distibrutie of op de
homepage van Gimp. Raadpleeg het
Help-systeem op de cd van uw Linux-distributie
of van de Gimp front-endtoepassing voor meer
informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken, raadpleeg dan de Help van de
toepassing.
De foutmelding
"Cannot open port
device file"
verschijnt als ik een
document afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als de
afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken wordt vergrendeld,
blijft deze vergrendeld door het abrupte
afbreken van het stuurprogramma zodat de
poort niet beschikbaar is voor volgende
afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet,
probeert u de poort vrij te geven door Release
port te selecteren in Port configuration.
Problemen oplossen_ 238
Probleem
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
•
•
•
Het apparaat scant
niet.
Algemene Macintosh-problemen
Voorgestelde oplossingen
•
•
Controleer of uw apparaat met uw computer
is verbonden, op de juiste manier op de
USB-poort is aangesloten en ingeschakeld is.
Controleer of het scannerstuurprogramma
voor uw apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open de Unified Linux
Driver-configurator, ga naar Scanners
configuration en druk op Drivers. Kijk of de
lijst in het venster een stuurprogramma voor
uw apparaat bevat.
Controleer of de MFP-poort bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van het
apparaat (printer en scanner) dezelfde I/
O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen tegelijkertijd
toegang proberen te verkrijgen tot dezelfde
poort. Om conflicten te voorkomen mag
slechts één toepassing tegelijk een taak
uitvoeren op het apparaat. Op het systeem
van de andere gebruiker wordt de melding
"Device busy" weergegeven. Dit gebeurt
doorgaans bij het starten van een
scanprocedure. Er verschijnt een
overeenkomstig dialoogvenster.
U kunt proberen de oorsprong van het
probleem te achterhalen door Ports
configuration te openen en de aan uw
scanner toegewezen poort te selecteren.
Poorttoewijzing /dev/mfp0 stemt overeen met
de bestemming LP:0 die wordt weergegeven
in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft
betrekking op LP:1, enzovoort. USB-poorten
beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op
USB:0 komt overeen met dev/mfp4
enzovoort. In het deelvenster Selected port
kunt u zien of de poort door een andere
toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is,
wacht u totdat de uit te voeren taak is voltooid
of drukt u op de knop Release port als u
zeker weet dat de huidige poort niet naar
behoren werkt.
Probleem
Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
het PDF-bestand niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen, tekst
of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het
PDF-bestand af te drukken als een afbeelding.
Schakel Print As Image uit de afdrukopties van
Acrobat in.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in
Mac OS X 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot OS Mac
OS X 10.3.3 of hoger.
Bepaalde letters
worden niet normaal
weergegeven tijdens
het afdrukken van
het voorblad.
Mac OS kan het lettertype niet maken bij het
afdrukken van het voorblad. Letters en cijfers
worden normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een
Macintosh-computer
een document
afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger
worden de kleuren
niet op de juiste
wijze afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw
printerstuurprogramma overeenkomt met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Scan- en faxbeheer
werkt niet.
Controleer uw systeemvereisten.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die bij uw
computer is geleverd voor meer informatie over
Macintosh-foutberichten.
Zorg ervoor dat het document in het apparaat
is geladen en dat uw apparaat met de
computer is verbonden.
Mogelijk treedt er een I/O-fout op tijdens het
scannen.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer
werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
Problemen oplossen_ 239
Specificaties
12.
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de specificaties van het apparaat.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
Hardwarespecificaties
Milieuspecificaties
Electrische specificaties
Specificaties van de afdrukmedia
De onderstaande specificaties zijn gebaseerd op voorlopige gegevens. Zie www.samsung.com/printer voor actuele informatie.
Hardwarespecificaties
Onderdeel
Afmetingen
Gewicht
CLX-9252 9352 Series
SCX-8230 8240 Series
Hoogte
1 153 mm
924 mm
Diepte
722 mm
742,8 mm
Breedte
675,5 mm
677,5 mm
Apparaat zonder verbruiksartikelen en
opties
113,4 kg
93,7 Kg
Dubbelzijdige automatische
documentinvoer
15,3 kg
Milieuspecificaties
Onderdeel
Geluidsniveaua
Temperatuur
Relatieve
luchtvochtigheid
CLX-9252 9352-Series
Stand-bymodus
35 dB(A)
Afdrukmodus
54 dB(A)
Kopieermodus
58 dB(A)
Gebruik
10 tot 32 °C
Opslag
-20 tot 40 °C
Gebruik
20 tot 80% RV
Opslag
10 tot 90% RV
SCX-8230 8240-Series
37 dB(A)
57 dB(A)
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
Specificaties_ 240
Electrische specificaties
De voedingsvereisten zijn gebaseerd op het land/gebied waar het apparaat is verkocht. Schakel werkingsvoltages niet om. Doet u dit toch, dan kan het
apparaat beschadigd raken en vervalt de productgarantie.
Onderdeel
Nominaal vermogena
Stroomverbruik
Nominaal
uitgangsvermogen voor
scanner
ontvochtigingsverwarmi
ng-kit of cassette
ontvochtigingsverwarmi
ng-kit
CLX-9252 9352 Series
SCX-8230 8240 Series
Modellen op 110 volt
AC 110 – 127 V
Modellen op 220 volt
AC 220 – 240 V
Gemiddeld vermogen
minder dan 1 100 Watt
Stand-bymodus
minder dan 250 Watt
Modus laag energieverbruik
minder dan 50 Watt
minder dan 40 Watt
Energiebesparende modus
minder dan 11 Watt
minder dan 7 W
Uitgeschakelde toestand
minder dan 0 Watt
AC 110 – 127 V of AC 220 – 240 V
Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage, de frequentie (hertz) en het type stroom.
De voltagerating van de scanner ontvochtigingsverwarming-kit of de cassette ontvochtigingsverwarming-kit is gelijk aan de
voltagerating van het apparaat.
a. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage, de frequentie (hertz) en het type stroom voor uw apparaat.
Specificaties_ 241
Specificaties van de afdrukmedia
Type
Normaal papier
Formaat
Letter
Gewicht/capaciteit van afdrukmediaa
Afmetingen
216 x 279 mm
papierlade 1, 2, 3, 4/
hogecapaciteitsinvoerb
71 tot 90 g/m2
multifunctionele lade
71 tot 90 g/m2
2
•
520 vellen van 80 g/m voor
elke papierlade
•
2 000 vellen van 80 g/m2 voor
de hogecapaciteitsinvoer
•
100 vellen van 80 g/m2
Grootboek
279 x 432 mm
Legal
216 x 356 mm
Executive
184 x 267 mm
Statement
140 x 216 mm
A3
297 x 420 mm
A4
210 x 297 mm
A5
148 x 210 mm
B4
257 x 364 mm
JIS B5
182 x 257 mm
ISO B5
176 x 250 mm
US Folio
216 x 330 mm
Oficio
216 x 343 mm
Tabloid extra
305 x 457 mm
8K
270 x 390 mm
16K
195 x 270 mm
A6
105 x 148 mm
Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
Letter, Statement, A4,
A5, JIS B5, A6, ISO
B5
Zie Normaal papier
Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
75 tot 90 g/m2
• 10 vellen stapelen
Monarch-envelop
98 x 191 mm
Envelop No. 10
105 x 241 mm
Envelop No. 9
98 x 225 mm
Envelop DL
110 x 220 mm
Envelop C5
162 x 229 mm
Envelop C6
114 x 162 mm
Envelop C4
229 x 324 mm
Dik papier
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
91 tot 105 g/m2
• 400 vellen voor elke
papierlade
• 1 600 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
91 tot 105 g/m2
• 50 vellen stapelen
Zwaar papier
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
106 tot 175 g/m2
• 350 vellen stapelen
• 1 400 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
106 tot 175 g/m2
• 20 vellen stapelen
Enveloppen
Specificaties_ 242
Type
Formaat
Gewicht/capaciteit van afdrukmediaa
Afmetingen
papierlade 1, 2, 3, 4/
hogecapaciteitsinvoerb
multifunctionele lade
Extra zwaar 1
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
176 tot 216 g/m2
• 200 vellen stapelen
• Niet beschikbaar in de
hogecapaciteitsinvoer
176 tot 216 g/m2
• 10 vellen stapelen
Extra zwaar 2
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
217 tot 253 g/m2
• 10 vellen stapelen
Dun papier
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
60 tot 70 g/m2
• 520 vellen stapelen
• 2 000 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
60 tot 70 g/m2
• 100 vellen stapelen
Katoen
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
75 tot 90 g/m2
• 400 vellen stapelen
• 1 600 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
75 tot 90 g/m2
• 50 vellen stapelen
Gekleurd/
voorbedrukt
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
75 tot 90 g/m2
• 400 vellen stapelen
• 1 600 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
75 tot 90 g/m2
• 50 vellen stapelen
Kringlooppapie
r
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
60 tot 90 g/m2
• 400 vellen stapelen
• 1 600 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
60 tot 90 g/m2
• 100 vellen stapelen
Dun karton
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
105 tot 163 g/m2
• 350 vellen stapelen
• 1 400 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
105 tot 163 g/m2
• 20 vellen stapelen
Dik karton
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
170 tot 216 g/m2
• 350 vellen stapelen
• Niet beschikbaar in de
hogecapaciteitsinvoer
170 tot 216 g/m2
• 20 vellen stapelen
Dun glanzend
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
106 tot 169 g/m2
• 20 vellen stapelen
Dik glanzend
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
170 tot 253 g/m2
• 10 vellen stapelen
Transparanten
Letter, A4
Zie Normaal papier
Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
138 tot 146 g/m2
• 20 vellen stapelen
Etikettenc
Letter, A4
Zie Normaal papier
120 tot 150 g/m2
• 50 vellen stapelen
• Niet beschikbaar in de
hogecapaciteitsinvoer
120 tot 150 g/m2
• 20 vellen stapelen
Postkaarten
Postkaarten 4 x 6
101,6 x 152,4 mm
Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
60 tot 105 g/m2
• 20 vellen stapelen
Specificaties_ 243
Type
Formaat
Gewicht/capaciteit van afdrukmediaa
Afmetingen
Papierlade 1, 2, 3, 4 minimaal formaat
(aangepast)
139,7 x 210 mm
Papierlade 1, 2, 3, 4 maximaal formaat
(aangepast)
305 x 457 mm
Multifunctionele lade minimaal formaat
(aangepast)
98 x 148 mm
Multifunctionele lade maximaal
formaat (aangepast)
320 x 1 200 mm
papierlade 1, 2, 3, 4/
hogecapaciteitsinvoerb
multifunctionele lade
-
60 tot 216 g/m2
-
60 tot 253 g/m2
a. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
b. De optionele hogecapaciteitsinvoer ondersteunt alleen lange zijde invoer voor papier van Letter- en A4-formaat.
c. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau.
Specificaties_ 244
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
Country/Region
Customer Care Center
Web Site
ALBANIA
42 27 5755
ARGENTINE
0800-333-3733
ARMENIA
0-800-05-555
AUSTRALIA
1300 362 603
www.samsung.com
AUSTRIA
0810-SAMSUNG (7267864, € 0.07/min)
www.samsung.com
AZERBAIJAN
088-55-55-555
BAHRAIN
8000-4726
BELARUS
810-800-500-55-500
BELGIUM
02-201-24-18
BOSNIA
05 133 1999
BRAZIL
0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com
BULGARIA
07001 33 11
www.samsung.com
CANADA
1-800-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
CHILE
800-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
CHINA
400-810-5858
www.samsung.com
COLOMBIA
01-8000112112
www.samsung.com
COSTA RICA
0-800-507-7267
www.samsung.com
CROATIA
062 SAMSUNG (062 726 7864)
www.samsung.com
CZECH REPUBLIC
800-SAMSUNG (800-726786)
www.samsung.com
www.samsung.com
www.samsung.com
www.samsung.com/be (Dutch)
www.samsung.com/be_fr (French)
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK
70 70 19 70
www.samsung.com
DOMINICA
1-800-751-2676
www.samsung.com
ECUADOR
1-800-10-7267
www.samsung.com
EGYPT
0800-726786
www.samsung.com
EIRE
0818 717100
www.samsung.com
EL SALVADOR
800-6225
www.samsung.com
ESTONIA
800-7267
www.samsung.com
FINLAND
030-6227 515
www.samsung.com
FRANCE
01 48 63 00 00
www.samsung.com
GERMANY
01805 - SAMSUNG (726-7864 € 0,14/min)
www.samsung.com
GEORGIA
8-800-555-555
Contact SAMSUNG worldwide_ 245
Country/Region
Customer Care Center
Web Site
GREECE
IT and Mobile : 80111-SAMSUNG (80111 7267864) from land line, local
charge/ from mobile, 210 6897691 Cameras, Camcorders, Televisions and
Household AppliancesFrom mobile and fixed 2106293100
www.samsung.com
GUATEMALA
1-800-299-0013
www.samsung.com
HONDURAS
800-27919267
www.samsung.com
HONG KONG
(852) 3698-4698
www.samsung.com/hk
www.samsung.com/hk_en/
HUNGARY
06-80-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
INDIA
3030 8282
1800 3000 8282
www.samsung.com
INDONESIA
0800-112-8888
021-5699-7777
www.samsung.com
IRAN
021-8255
www.samsung.com
ITALY
800-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
JAMAICA
1-800-234-7267
www.samsung.com
JAPAN
0120-327-527
www.samsung.com
JORDAN
800-22273
www.samsung.com
KAZAKHSTAN
8-10-800-500-55-500 (GSM:7799)
www.samsung.com
KOSOVO
+381 0113216899
KUWAIT
183-2255
www.samsung.com
KYRGYZSTAN
00-800-500-55-500
www.samsung.com
LATVIA
8000-7267
www.samsung.com
LITHUANIA
8-800-77777
www.samsung.com
LUXEMBURG
261 03 710
www.samsung.com
MALAYSIA
1800-88-9999
www.samsung.com
MACEDONIA
023 207 777
MEXICO
01-800-SAMSUNG (726-7864)
MOLDOVA
00-800-500-55-500
MONTENEGRO
020 405 888
MOROCCO
080 100 2255
www.samsung.com
NIGERIA
080-SAMSUNG(726-7864)
www.samsung.com
NETHERLANDS
0900-SAMSUNG (0900-7267864) (€ 0,10/min)
www.samsung.com
NEW ZEALAND
0800 SAMSUNG (0800 726 786)
www.samsung.com
NICARAGUA
00-1800-5077267
www.samsung.com
NORWAY
815-56 480
www.samsung.com
OMAN
800-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
PANAMA
800-7267
www.samsung.com
PERU
0-800-777-08
www.samsung.com
Contact SAMSUNG worldwide_ 246
www.samsung.com
Country/Region
Customer Care Center
Web Site
PHILIPPINES
1800-10-SAMSUNG (726-7864)
1-800-3-SAMSUNG (726-7864)
1-800-8-SAMSUNG (726-7864)
02-5805777
www.samsung.com
POLAND
0 801 1SAMSUNG (172678)
022-607-93-33
www.samsung.com
PORTUGAL
80820-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
PUERTO RICO
1-800-682-3180
www.samsung.com
RUMANIA
08010 SAMSUNG (08010 726 7864) only from landline, local network
Romtelecom - local tariff /021 206 01 10 for landline and mobile, normal tariff.
www.samsung.com
RUSSIA
8-800-555-55-55
www.samsung.com
SAUDI ARABIA
9200-21230
www.samsung.com
SERBIA
0700 SAMSUNG (0700 726 7864)
www.samsung.com
SINGAPORE
1800-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
SLOVAKIA
0800-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
SOUTH AFRICA
0860 SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
SPAIN
902-1-SAMSUNG(902 172 678)
www.samsung.com
SWEDEN
0771 726 7864 (SAMSUNG)
www.samsung.com
SWITZERLAND
0848-SAMSUNG (7267864, CHF 0.08/min)
www.samsung.com/ch
www.samsung.com/ch_fr/
TADJIKISTAN
8-10-800-500-55-500
www.samsung.com
TAIWAN
0800-329-999
www.samsung.com
THAILAND
1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com
TRINIDAD & TOBAGO
1-800-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
TURKEY
444 77 11
www.samsung.com
U.A.E
800-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
U.K
0330 SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
U.S.A
1-800-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com
UKRAINE
0-800-502-000
www.samsung.ua
www.samsung.com/ua_ru
UZBEKISTAN
8-10-800-500-55-500
www.samsung.com
VENEZUELA
0-800-100-5303
www.samsung.com
VIETNAM
1 800 588 889
www.samsung.com
Contact SAMSUNG worldwide_ 247
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor
draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE
LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802).
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop
uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere
client een IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen
computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen
voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
802.11b/g
802.11b/g kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2.4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps;
802.11g tot 54 Mbps. 802.11b/g-apparaten kunnen interferentie
ondervinden van magnetrons, draadloze telefoons en
Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een
apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een
draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en
ontvanger van WLAN-radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de
overige kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte
waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven.
Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het
afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld
dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het
papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de
dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans
monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt
als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt
en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op
niet-Microsoftplatformen.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd
en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan
inscannen.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt
geïnitialiseerd.
Verklarende woordenlijst_ 248
DHCP
ECM
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te
kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die
soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
DIMM
Emulatie
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt.
Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in
tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van
het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne
staat.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen
via het netwerk.
Ethernet
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer
loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een
van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een
typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een
groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een
vel papier tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de
printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per
jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal
binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000
pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het
aantal pagina’s tot 2 400 per dag.
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd
voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van
afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/
IP-netwerken.
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden
uitgevoerd met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk
dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol
die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner
aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als
het uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt
omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere
computers of netwerken.
Verklarende woordenlijst_ 249
Grijswaarden
IPX/SPX
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken)
en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen
de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten
te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten,
terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
ISO
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch
oppervlak.
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De
ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering
van elektrische technologie.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de
organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
Intranet
JBIG
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare
dienst, de interne website.
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de
compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen,
in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier
aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
Verklarende woordenlijst_ 250
MAC-adres
Originelen
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e).
Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een
netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een
hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in
grote netwerken.
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken
van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden
verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door
ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd
lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een
doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie
te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden
informatie te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH.
De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en
verzonden.
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot
een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de
eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor
thermische printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems
ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
NetWare
Afdrukmedia
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat
in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de
drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum
moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het
contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het
reinigingsmechanisme en het papier.
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een
printer in één minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software
kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard
invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Verklarende woordenlijst_ 251
Protocol
TCR
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals
de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s.
Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een
mislukte verzending wordt afgedrukt.
PS
Zie PostScript.
TIFF
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol
voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe
om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met
behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en
accounting) voor het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de
kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn
gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt
en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een
combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich
aan de vezels in het papier gaat hechten.
TWAIN
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan
een scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het
vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft
Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor
e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst
gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht
worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is
een client-serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt
naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos
netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk
gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s
zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum,
Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar
te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen
om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere
randapparaten te verbinden.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
Verklarende woordenlijst_ 252
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau
als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze
via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het
andere kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld
werd voor een betere beveiliging van WEP.
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of
een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze
toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten.
WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een
draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere
veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand
brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze
toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding
gemakkelijk configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op
een nieuw afdrukpad.
Verklarende woordenlijst_ 253
Index
A
het tabblad Papier in de
printervoorkeurinstellingen 132
kartonpapier 45
richtlijnen 35
speciale media 43
transparanten 44
uitvoersteun gebruiken 242
aanraakscherm
probleemoplossing 228
aansluiten
netwerkkabel 27
printerkabel 27
achtergrond wissen
faxen 113
kopiëren 73
scannen 94
achterkant 17
achterzijde wissen
scannen 94
adresboek
D
de achtergrond aanpassen
faxen 113
kopiëren 73
documentenvak
documenten opslaan 157, 159
het vak instellen 156, 165
informatie over het scherm
Documentenvak 155, 158
SyncThru Web Service 165
afdrukresolutie instellen
Linux 149
Macintosh 146
Windows 133
antwoordapparaatfax beantwoorden 109
dubbelzijdig afdrukken
afdrukken 140
kopiëren 111
AnyWeb Print 169
apparaatopties 137
dubbelzijdig verzenden
faxen 111
scannen 89
automatische documentinvoer 35
SyncThru Web Service 122
afbeelding van de optie 20, 21, 22, 23
B
afdrukken
bedieningspaneel 24
afdrukken naar een bestand 144
Banner afdrukken 143
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
144
dubbelzijdig afdrukken
Macintosh 148
Windows 140
een document aan een bepaald
papierformaat aanpassen 141
een document afdrukken
Windows 129
het afdrukpercentage wijzigen 141
het hulpprogramma Direct afdrukken
gebruiken 143
Linux 149
Macintosh 145
meerdere paginas afdrukken op één vel
papier
Macintosh 148
Windows 139
overlay gebruiken 142
poster 139
UNIX 150
watermerken gebruiken 141
afdrukmateriaal
briefhoofdvoorgedrukt papier 45
envelop 43
etiketten 44
glanzend 45
het papierformaat instellen 45
het papiertype instellen 45
beeldeenheid
beeldeenheid vervangen 182
bestandsbeleid
scannen 96
bestandsindeling
scannen 95
bestandsnaam
scannen 96
E
easy document creator 171
apparaatnaam 172
configuratie 172
converteren naar ebook 172, 173
fax verzenden 172, 173
Naar SNS scannen 173
plugin 173
scannen 172
snel scannen 172
Uploaden naar SNS 172
zoeken 172
een adresboek maken
bewerken
groepsadres 121
individueel adres 120
binnenkant 18, 19
boekje afdrukken 140
boekjes 140
vanaf het bedieningspaneel 119
een document afdrukken
Linux 149
Macintosh 145
UNIX 150
een fax ontvangen
C
cassette voor gebruikte toner
de cassette voor gebruikte toner
vervangen 186
conventie 11
copying
collation 54
copying on both sides of originals 53
Index_ 254
de ontvangstmodus wijzigen 109
dubbelzijdige faxen ontvangen 110
in antwoordapparaatfax 109, 110
veilig ontvangen 109, 110
een intern telefoontoestel 109
emailadres
emailadressen invoeren in het invoerveld
80
emailadressen invoeren via het
adresboek 80
F
groep
fax email
individueel adres 119
fax ontvangen
een intern telefoontoestel 109
fax sending
resending automatically 107
sending a fax 108
meerdere paginas per vel kopiëren 61
negatieve beelden kopiëren 74
normaal kopiëren 50
overlay 68
poster kopiëren 70
proefkopie 58
programmainstelling 74
rand wissen 72
scherpte aanpassen 72
sorteren 54
spiegelafbeeldingen kopiëren 73
stempel 69
taak samenstellen 71
taakvoltooiingsmelding 70
tonerdichtheid aanpassen 58
transparanten kopiëren 67
voorblad kopiëren 67
watermerk 68
emailadressen voor scannen 79
groepsadres 120
H
harde schijf 14
help gebruiken 137
hulpprogramma Direct afdrukken 143
fax verzenden
een fax verzenden 106
het laatste nummer opnieuw kiezen 108
uitgesteld verzenden 108
faxen
afbeeldingen op de achterzijde wissen
113
de kleurenmodus van het origineel
selecteren 113
de richting van originelen selecteren 111
documenten opslaan 117
doorsturen 114
dubbelzijdig bedrukte originelen
verzenden 110
een fax in het geheugen ontvangen 110
een fax met hoge prioriteit verzenden 108
een faxrapport afdrukken 115
het faxhoofd instellen 106
het formaat van de originelen selecteren
111
het laatste nummer opnieuw kiezen 108
informatie over het faxscherm 105
ontvangen 109
ontvangen in AntFaxmodus 109
ontvangen in telefoonmodus 109
ontvangen via een intern telefoontoestel
109
ontvangstmodus wijzigen 109
programmainstelling 116
resolutie aanpassen 112
tonerdichtheid aanpassen 113
uitgestelde faxverzending 108
verzenden 106
voorbereiden om te faxen 103
formaat van het origineel
faxen 111
foutmelding 220
functies 13
eigenschappen van afdrukmateriaal 242
functies van het apparaat 240
PostScriptstuurprogramma 129
printerstuurprogramma 128
XPSprinterstuurprogramma 128
G
glasplaat van de scanner
documenten plaatsen 34
I
Identiteitskaart kopiëren 60
informatie over het faxscherm 105
informatie over het scherm Scannen 77
instellingen voor favorieten voor afdrukken
kwaliteit
scannen 95
137
L
J
lade
JPEG
papier in de multifunctionele lade plaatsen
40
papierformaat en type instellen 45
USB scanning memory device 84, 95, 96,
120, 123
LED
K
apparaatstatus 25
energiebesparing 31
informatie over de statusLED 25
knop onderbreken 31
kleurmodus
faxen 113
scannen 93
Linux
knoppen
afdrukken 149
printereigenschappen 149
scannen 101
systeemvereisten 127
unified driver configurator 173
veelvoorkomende problemen onder Linux
238
ECO 29
Energiebesparing 31
Help 31
Onderbreken 31
Taakstatus 29
Teller 28
kopiëren
achtergrondafbeeldingen aanpassen 73
afbeelding herhalen 64
afbeelding verschuiven 64
afbeeldingen op de achterzijde wissen 73
boek kopiëren 66
boekje kopiëren 65
contrast aanpassen 72
de papierinvoerlade selecteren 52
de richting van originelen selecteren 59
documenten opslaan 75
dubbelzijdig kopiëren van originelen 53
dubbelzijdige scansnelheid 70
het formaat van de originelen selecteren
59
het type van originelen selecteren 71
Identiteitskaart kopiëren 60
informatie over het scherm Kopiëren 48
kleur wijzigen 53
kopieën vergroten of verkleinen 52
Index_ 255
M
Macintosh
afdrukken 145
algemene Macintoshproblemen 239
scannen 100
systeemvereisten 127
map maken
scannen 96
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
nup
Macintosh 148
Windows 139
Meerdere paginas per vel kopiëren 61
multifunctionele lade
gebruikstips 40
plaatsen 40
speciale afdrukmedia gebruiken 43
help gebruiken 137
Linux 149
problemen
N
aanraakscherm 228
problemen met de afdrukkwaliteit 232
problemen met kopiëren 235
problemen met papierinvoer 229
voedingsproblemen 228
naar een USBgeheugenapparaat 86, 87
negatief beeld
kopiëren 74
nietmachine
de handmatige nietmachine gebruiken 32
voorbeeld 88
scannen naar email 78
scannen naar server 81
scanner
documenten plaatsen 34
glasplaat 34
serveradres
serveradressen invoeren in invoerveld 83
serveradressen invoeren via het
adresboek 83
R
rapporten
emailbevestigingsrapport 81
faxrapport 115
O
OCR 95
resolutie
optionele lade
afdrukken 133
faxen 112
scannen 89
papier plaatsen 36, 39
origineel document
plaatsen
in de automatische documentinvoer
35
op de glasplaat van de scanner 34
vastgelopen papier verwijderen 187
overlay afdrukken
afdrukken 142
maken 142, 143
verwijderen 143
richting van origineel
faxen 111
kopiëren 59
scannen 90
kopiëren 52
papierstoring
papier verwijderen 196
tips om papierstoringen te voorkomen 196
plaatsen
in de automatische documentinvoer 35
originelen op de glasplaat 34
papier in de multifunctionele lade plaatsen
40
plaatsen in lade 1 36, 39
speciale media 43
poster afdrukken 139
PostScriptstuurprogramma
functies 129
problemen oplossen 237
printereigenschappen
printervoorkeurinstellingen openen 130
printerstatus
algemene informatie 171
printerstuurprogramma
functies 128
printervoorkeursinstellingen
individueel adres 119
snel kopiëren 76
specificaties
afdrukmateriaal 242
algemeen 240
kopiëren 73
standaardinstellingen
S
een faxhoofd instellen 106
instellingen voor lade 45
Samsungprinterstatus 171
scan verzenden
scannen
papierinvoerlade
SMB FTP WebDAV
spiegelafbeelding
uitgesteld verzenden 91
P
service contact numbers 245
afbeeldingen op de achterzijde wissen 94
basisinformatie 77
bestandsbeleid 96
bestandsindeling 95
bestandsnaam 96
boek scannen 91
contrast aanpassen 94
de richting van originelen selecteren 90
documenten opslaan 98
dubbelzijdig bedrukte originelen 89
het formaat van de originelen selecteren
90
het type van originelen selecteren 93
instellingen wijzigen 89
Linux 101
Macintosh 100
map maken 96
opgeslagen documenten toevoegen 88
programmainstelling 96
resolutie 89
scankwaliteit 95
scherpte aanpassen 93
taak samenstellen 92
taakvoltooiingsmelding 92
tonerdichtheid aanpassen 93
TWAIN 100
voor een netwerkverbinding
naar email 78
naar FTP SMB WEBDAV 81
vooraf ingestelde scaninstellingen 95
Index_ 256
startknop 24
stoptoets 24
T
toetsenbord
informatie over het toetsenbord 31
tonercassette
toner herverdelen 176
toner vervangen 177
TWAIN scannen 100
type origineel
faxen 112
kopiëren 59
scannen 90
U
UNIX
afdrukken 150
systeemvereisten 128
usb
informatie over het USBscherm 152
USBgeheugen
hoe beheren 154
USBgeheugen beheren 154
USBgeheugenapparaat
afdrukken 153
hoe u moet scannen 86
V
verklarende woordenlijst 248
verwijderen
adresboek 122
verzenden
het verzenden van een gescande
afbeelding uitstellen 91
vooraf ingestelde scaninstellingen 95
voorkant 1 15
voorkant 2 16
W
watermerk
afdrukken 141
bewerken 142
maken 141
verwijderen 142
weergavescherm 24
Windows
afdrukken 127
algemene Windowsproblemen 237
scannen 77
systeemvereisten 127
X
XPSprinterstuurprogramma
functies 128
Z
zoeken
adresboek 121
Index_ 257