2
SAPAG-KLEPAFSLUITERS
GEBRUIKS- EN VEILIGHEIDSHANDLEIDING
INSTALLATIE
1. Onze veiligheidstoestellen zijn
bidirectioneel, tenzij de stroomrichting
met een pijl is gemarkeerd. Als de
stroomrichting met een pijl is gemarkeerd,
moet het veiligheidstoestel met de pijl
in de richting van de stroom (en/of druk,
raadpleeg de algemene ontwerptekeningen)
worden gemonteerd.
2. Tenzij specifiek anders aangegeven op de
algemene ontwerptekeningen, moet het
toestel met de as in een verticale hoek
omhoog naar horizontaal gemonteerd
worden.
3. In geval van horizontale en verticale
leidingen moet de afdekking / as van het
toestel aan de bovenkant zitten.
4. Verwijder beschermhoezen van
de eindvlakken en eventuele
transportbeschermingen van de as van het
toestel (indien van toepassing).
5. Het is de verantwoordelijkheid van de klant
om eventuele extra ondersteuning voor het
toestel te regelen.
6. Verzeker u er in geval van geflensde
afsluiters van dat flenzen en pakkingen
schoon en vrij van schade zijn. Controleer
in geval van buttweld afsluiters of het
lasprofiel goed schoon is en geschikt om te
lassen.
7. De aanwezigheid van abrasief materiaal
in het leidingsysteem (lasresten, zand,
chemische reinigingsmiddelen enz.) kan
de zitting van het toestel beschadigen. Het
systeem moet grondig worden doorgespoeld
en gereinigd voordat het in bedrijf wordt
genomen.
8. Als het toestel is voorzien van
flensaansluitingen, zorg er dan voor dat
de bijbehorende leidingflenzen correct zijn
uitgelijnd; de bouten zouden eenvoudig in
de bijbehorende flensgaten moeten kunnen
worden gedraaid. Haal de flensbouten in
een diagonaal patroon aan.
9. Monteer het toestel dusdanig in de leiding
dat het bedieningsmechanisme (handwiel,
aandrijving), indien aanwezig, eenvoudig
bereikbaar is en zorg ervoor dat er geen
druk op de eindvlakken van het toestel staat.
10. Temperatuurgrenzen voor las- en
warmtebehandelingen voor het toestel zijn
vermeld op de algemene ontwerptekeningen
(indien van toepassing). Deze grenzen
moeten in acht worden genomen.
Voorverhitting / hittebehandelingen alleen
plaatselijk en volgens relevante WPS/PQR
(verantwoordelijkheid van de klant).
11. Alle toestellen moeten vóór het verrichten
van laswerkzaamheden gedeeltelijk open
zijn.
12. Raadpleeg punt 7 re. doorspoelen/
reinigen: de materialen die voor het toestel
zijn gebruikt, zijn normaal gesproken
bestand tegen beitsmiddelen (evenals het
leidingmateriaal). Controleer, indien nodig,
de weerstand tegen beitsmiddelen bij de
fabrikant van het beitsmiddel. Demonteer,
indien nodig, de inwendige delen van het
toestel en vervang deze door speciale
inwendige delen die bestand zijn tegen
beitsen. Dek gevoelige plekken af met vernis
of afdekplaten.
Opmerking: Tijdens het doorspoelen met
hogesnelheidsdeeltjes kan schade ontstaan,
aan bijvoorbeeld de zittingen van het
toestel. Zet het toestel in de open stand en
activeer het toestel niet tijdens het beitsen
of doorspoelen. Het beitsproces mag niet
onderbroken worden. Vermijd onnodig
lange blootstelling aan beitsmiddelen.
Verwijder het beitsmiddel volledig door
bijv. doorspoelen. Let vooral goed op loze
ruimtes en loze leidingdelen (controleer
deze, indien nodig).
Vervang pakkingen en glandpakkingen
die in aanraking zijn gekomen met het
beitsmiddel en reinig, vóór de vervanging, de
afdichtingsvlakken zorgvuldig.
13. Controleer de gland-/drukbouten vóór
inbedrijfstelling (tijdens het opstarten, of
zelfs tijdens bedrijf, kan de boutspanning
afnemen).
14. In geval van isolatie moet de kap/gland van
het toestel kunnen worden onderhouden.
WAARSCHUWING!
In verband met de veiligheid is het belangrijk om
de volgende voorzorgsmaatregelen te treffen voor
u werkzaamheden op het toestel gaat verrichten:
1. Lees vóór installatie, bediening of onderhoud
alle labels op het toestel en dit gegevensblad.
2. Gebruik veiligheidstoestellen uitsluitend voor
het doel waarvoor ze bestemd zijn (volgens de
overeenkomst).
3. Extra montages/modificaties aan de
veiligheidstoestellen zijn niet toegestaan
zonder goedkeuring van onze technische
afdeling.
4. Personeel dat afstellingen op het
veiligheidstoestel verricht, dient het
gereedschap en de kleding te gebruiken
die normaal gebruikt worden om te werken
met het proces waar het veiligheidstoestel
geïnstalleerd is.
5. Voordat het veiligheidstoestel geïnstalleerd
wordt, moet de leiding drukloos gemaakt,
afgetapt en ontlucht worden, en afgekoeld zijn.
6. Er mag uitsluitend aan de
veiligheidstoestellen, handbedieningen en
aandrijvingen worden gewerkt door personeel
dat getraind is in alle aspecten van het
handmatig of machinaal verplaatsen/heffen
van het toestel.
7. De druk-/temperatuurgrenzen van
het toestel, zoals aangegeven op het
typeplaatje, dienen hoger dan of gelijk aan de
bedrijfsomstandigheden te zijn.
8. In sommige ontwerpen van het
veiligheidstoestel zouden de afgedichte
holtes van het huis vol kunnen lopen
met vloeistoffen, tijdens bijvoorbeeld een
hydrostatische test. Als deze vloeistoffen
niet worden afgelaten, door het toestel
gedeeltelijk te openen of op een andere
manier, en de temperatuur ervan oploopt,
zou de druk zo hoog op kunnen lopen dat de
drukgrens wordt overschreden. In dergelijke
gevallen is het de verantwoordelijkheid van
de koper om maatregelen te treffen of laten
treffen en het ontwerp, de installatie of de
bedieningsprocedure dusdanig aan te passen
dat de druk in het toestel de toelaatbare druk
van het toestel niet overschrijdt.
9. Controleer de correcte elektrische verbinding
van de aandrijving, indien aanwezig, aangezien
een verkeerde verbinding gevaarlijk kan zijn en
het toestel ernstig kan beschadigen.
10. Als de aandrijving op het toestel moet worden
verplaatst, moeten de eindschakelaars na
deze handeling opnieuw worden gekalibreerd
(deze procedure wordt beschreven in
de handleiding voor onderhoud van de
aandrijving). Aandrijvingen die niet zijn
gekalibreerd, zijn gevaarlijk en kunnen het
veiligheidstoestel onherstelbaar beschadigen.