Canon PowerShot G12 de handleiding

Type
de handleiding
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze
handleiding door, met name het gedeelte
'Veiligheidsmaatregelen'.
Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog
kunt raadplegen.
2
Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van
de camera.
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u
de vele functies van de camera gebruiken om foto's met
geavanceerdere instellingen te maken.
Handleiding voor persoonlijk afdrukken
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten
op een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken.
Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
De inhoud van de verpakking controleren
Camera Batterij NB-7L
(met kapje)
Draagriem
NS-DC9
Batterijlader
CB-2LZ/CB-2LZE
Interfacekabel
IFC-400PCU
Stereo AV-kabel
AVC-DC400ST
Introductiehandleiding Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Canon
garantiesysteemboekje
3
Proefopnamen en disclaimer
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het
auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp
van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere
wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon
garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie
van Canon Klantenservice.
LCD-monitor (scherm)
Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze
te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg
van een storing.
Lees dit eerst
4
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten....26
IwP
Op het strand
(p. 65)
In de sneeuw
(p. 66)
Portretten
(p. 64)
Mooie opnamen maken van mensen
J
Landschap
(p. 64)
O
Flora
(p. 66)
Diverse andere opnamen maken
Weinig licht
(p. 63)
t
Vuurwerk
(p. 66)
V
Kinderen en dieren
(p. 65)
Sport
(p. 65)
S
Aquarium
(p. 65)
Miniatuureffect
(p. 76)
Extra levendige kleuren
(p. 66)
Poster-effect
(p. 67)
Verbleekte kleuren
(p. 75)
Fisheye-effect
(p. 75)
Opnamen maken met speciale effecten
Opnamen maken
Scherpstellen op gezichten............................26, 64, 70, 72, 94, 99
Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan
worden gebruikt (de flitser uitschakelen)......................................58
Foto’s maken met de zelfontspanner...............................58, 71, 72
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................62
Wat wilt u doen?
5
1
De foto's bekijken.........................................................................29
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................131
Foto's bekijken op een tv ...................................................135, 136
Foto's bekijken op een computer .................................................34
Snel foto's zoeken..............................................................128, 129
Foto's wissen .......................................................................30, 142
Weergeven
E
Films opnemen.....................................................................30, 119
Films bekijken ......................................................................32, 119
Films maken en bekijken
2
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken.........................................154
Afdrukken
Beelden opslaan op een computer ..............................................34
Opslaan
3
Geluid uitzetten ............................................................................51
De camera gebruiken in het buitenland ...............................15, 166
Instellingen wijzigen met het instelwiel.......................................173
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................198
Overige
6
In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte functies
van deze camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde
functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren .......................................... 2
Lees dit eerst....................................... 3
Wat wilt u doen?.................................. 4
Veiligheidsvoorschriften .................... 9
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt................................. 12
De batterij opladen ............................ 14
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen ............................................. 16
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar) .................. 17
De batterij en geheugenkaart
plaatsen............................................. 18
De stand van het scherm
aanpassen......................................... 20
De datum en tijd instellen .................. 21
De taal van het scherm instellen ....... 23
Geheugenkaarten formatteren .......... 24
De sluiterknop indrukken................... 25
Foto's maken (Smart Auto)................ 26
Beelden bekijken ............................... 29
Beelden wissen ................................. 30
Films opnemen.................................. 30
Films bekijken.................................... 32
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken ................... 34
Accessoires ....................................... 38
Afzonderlijk verkrijgbare
accessoires ....................................... 39
Overzicht van de onderdelen ............ 44
Schermweergave .............................. 46
Lampjes............................................. 48
Menu FUNC. – Basishandelingen ..... 48
MENU – Basishandelingen ............... 50
De geluidsinstellingen wijzigen.......... 51
De helderheid van het
scherm wijzigen................................. 52
De standaardinstellingen van
de camera herstellen......................... 53
Low Level Format geheugenkaart..... 54
De functie spaarstand
(Automatisch Uit)............................... 55
Klokfuncties ....................................... 56
De flitser uitzetten.............................. 58
De zelfontspanner gebruiken ............ 58
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom).................................. 60
Datum en tijd aan de opname
toevoegen.......................................... 62
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig licht)...................................... 63
Opnamen maken in diverse
omstandigheden................................ 64
Opnamen maken in de modus 8
(modus Quick Shot)........................... 68
Een glimlach detecteren
en opnemen ...................................... 70
De knipoogdetectie gebruiken........... 71
De gezicht-zelfontspanner
gebruiken........................................... 72
Opnamen maken met veel contrast
(High Dynamic Range) ...................... 73
Opnamen maken met verbleekte
kleuren (Nostalgisch)......................... 75
Opnamen maken met het effect van
een visooglens (Fisheye-effect) ........ 75
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)....... 76
Inhoudsopgave
1 Aan de slag........................ 13
2 Meer informatie ................. 43
3 Veelgebruikte functies
voor opnamen ...................57
..
Inhoudsopgave
7
Opnamen maken in Programma
automatische belichting..................... 78
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie) .................. 78
De flitser inschakelen ........................ 79
Close-ups maken (Macro) ................. 79
De aspectratio wijzigen ..................... 80
De resolutie wijzigen
(Beeldgrootte).................................... 80
De compressieverhouding
wijzigen (Image Quality) .................... 81
RAW-beelden opnemen .................... 82
De ISO-waarde wijzigen.................... 84
De witbalans aanpassen ................... 86
Continu-opnamen maken .................. 88
De kleurtoon van een foto
wijzigen (My Colors) .......................... 89
Opnamen maken met behulp
van de zoeker.................................... 91
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling ................ 92
Opnamen maken via een tv .............. 92
De modus AF Frame wijzigen ........... 94
Positie en grootte van het
AF-kader wijzigen.............................. 95
Opnamen maken met Servo AF........ 96
Het onderwerp selecteren waarop
u wilt scherpstellen (AF Tracking) ..... 97
Het autofocuskader vergroten ........... 98
Opnamen maken met
AF-vergrendeling............................... 99
De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichtsselectie)........ 99
Opnamen maken in de modus
Handmatig scherpstellen................. 100
Focusbracketing
(modus BKT-Focus) ........................ 101
De meetmethode wijzigen............... 102
Opnamen maken met de
AE-vergrendeling............................. 103
Opnamen maken met de
FE-vergrendeling............................. 104
Auto Exposure-bracketing
(modus AEB) ................................... 104
Opnamen maken met
Slow sync ........................................ 105
Werken met het ND-filter................. 106
De sluitertijd instellen ...................... 106
De diafragmawaarde instellen......... 107
De diafragmawaarde en
sluitertijd instellen ............................ 108
De helderheid corrigeren en
opnamen maken (i-Contrast)........... 109
De digitale horizon gebruiken.......... 110
Rode-ogencorrectie......................... 111
De flitsbelichtingscompensatie
aanpassen....................................... 112
De flitsuitvoer aanpassen................ 113
Controleren op gesloten ogen ......... 113
Opname-instellingen vastleggen ..... 114
De kleur wijzigen en
opnamen maken.............................. 115
Opnamen maken met
Stitch-hulp ....................................... 118
De filmmodus wijzigen..................... 120
Films opnemen die lijken
op een miniatuurmodel
(Miniatuureffect) .............................. 120
De beeldkwaliteit wijzigen ............... 122
AE-vergrendeling/belichting ............ 123
Het windfilter gebruiken................... 123
Overige opnamefuncties ................. 124
Afspeelfuncties ................................ 124
Bewerken ........................................ 125
4 Zelf instellingen
selecteren ..........................77
5 Haal meer uit uw
camera................................93
6 Diverse functies voor het
opnemen van films ......... 119
Inhoudsopgave
8
Snel naar beelden zoeken............... 128
Beelden bekijken met de
filterweergave .................................. 129
Diavoorstellingen bekijken............... 131
De focus controleren ....................... 132
Beelden vergroten ........................... 133
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle) ................................ 133
Beeldovergangen wijzigen .............. 134
Beelden bekijken op een tv ............. 135
Beelden weergeven
op een hdtv...................................... 136
Beelden beveiligen .......................... 138
Alle beelden wissen......................... 142
Beelden markeren als favoriet......... 144
Beelden indelen in categorieën
(My Category).................................. 145
Beelden roteren............................... 147
Het formaat van beelden
wijzigen............................................ 148
Trimmen .......................................... 149
Effecten toepassen met de
functie My Colors............................. 150
De helderheid corrigeren
(i-Contrast) ...................................... 151
Het rode-ogeneffect corrigeren ....... 152
Beelden afdrukken .......................... 154
Afdrukken via de afdruklijst
(DPOF) ............................................ 156
Beelden selecteren voor
afdrukken (DPOF) ........................... 157
Toegevoegde beelden
afdrukken......................................... 160
De camera-instellingen
wijzigen............................................ 162
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen............................................ 169
Veelgebruikte opnamemenu’s
vastleggen (My Menu)..................... 175
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen............................................ 176
Aansluiten op het lichtnet ................ 178
Lenzen gebruiken (afzonderlijk
verkrijgbaar) .................................... 179
De ringkleur wijzigen
(apart verkrijgbaar) .......................... 181
De afstandsschakelaar gebruiken
(afzonderlijk verkrijgbaar) ................ 181
Een externe flitser gebruiken
(afzonderlijk verkrijgbaar) ................ 182
Een Eye-Fi-kaart gebruiken............. 190
Problemen oplossen........................ 192
Lijst met berichten die op het
scherm verschijnen ......................... 195
Informatieweergave op
het scherm....................................... 198
Beschikbare functies per
opnamemodus................................. 202
Menu's............................................. 204
Voorzorgsmaatregelen .................... 208
Specificaties .................................... 209
Index................................................ 213
7 Diverse functies gebruiken
voor afspelen en
bewerken ......................... 127
8 Afdrukken ........................ 153
9 De camera-instellingen
aanpassen........................161
10 Nuttige informatie ..........177
9
Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of bij
andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die
u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig
letsel of levensgevaar.
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser
gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde geur
afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner om
de apparatuur schoon te maken.
Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere
vloeistoffen.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u
contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
Kijk niet door de zoeker van de camera naar een sterke lichtbron (zoals de zon op een
heldere dag).
Dit kan uw gezichtsvermogen aantasten.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u de
luidsprekers beschadigen. Ook kan uw gehoor beschadigd raken als u een koptelefoon
draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt.
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften
10
Gebruik alleen de aanbevolen batterij.
Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied
eromheen.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur
niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in
contact komen met de contactpunten of stekker.
De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok
of brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het
geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof
in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan
schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen,
wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader
vervormd raken.
De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer
iemand hier lang naar kijkt.
Als u de afzonderlijk verkrijgbare, optionele lenzen gebruikt, moet u deze goed
bevestigen.
Als de lens losraakt en valt, kan deze barsten waarna de glassplinters snijwonden
kunnen veroorzaken.
Veiligheidsvoorschriften
11
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de
apparatuur.
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden
die vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om
vuil, stof of ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting
en schade aan het apparaat voorkomen.
Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze
uit het stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze
oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of
een explosie, wat kan leiden tot brand of schade.
Als u de camera meeneemt in uw tas, moet u het scherm inklappen zodat harde
voorwerpen niet in contact kunnen komen met het scherm.
Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
12
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en de
controleknop van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aangeven, de controleknop, de knop
FUNC./SET en het instelwiel worden aangeduid met de volgende
pictogrammen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn
: Tips voor het oplossen van problemen
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen
: Aanvullende informatie
(p. xx): Referentiepagina's ('xx' geeft het paginanummer aan)
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
Knop Rechts
Knop FUNC./SET
Knop Omhoog
Knop Links
Knop Omlaag
Controleknop
÷ Instelwiel
13
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het
maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar
een computer.
De riem bevestigen/de camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem en draag deze om uw nek om te
voorkomen dat de camera valt tijdens het gebruik.
Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig
aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren.
1
14
Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop is de
batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
Zorg dat de markering o op de batterij
overeenstemt met die op de oplader en
plaats dan de batterij door deze naar binnen
( ) en naar beneden ( ) te schuiven.
Laad de batterij op.
Voor CB-2LZ: kantel de stekker naar
buiten ( ) en steek de oplader in een
stopcontact ( ).
Voor CB-2LZE: sluit het netsnoer aan op
de oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
X Het oplaadlampje gaat oranje branden en
het opladen begint.
X Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen duurt
ongeveer 2 uur en 20 minuten.
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen ( ) en omhoog ( )
te schuiven.
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering)
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de
CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden, kleiner
dan hierboven is aangegeven.
De batterij opladen
CB-2LZ
CB-2LZE
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij te
beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
Aantal opnamen
LCD-monitor aan 370
LCD-monitor uit 1.000
Afspeeltijd (uren)
7
De batterij opladen
15
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading
van de batterij aangeeft.
Weergave Betekenis
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op.
'Vervang \ Verwissel accu' Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de oplader efficiënt gebruiken
Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt.
Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer
u een niet helemaal lege batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt,
kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van
100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet
u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen
elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem.
Als de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past,
moet u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur verstreken.
Koop dan een nieuwe batterij.
Plaats het klepje zodanig op een geladen
batterij dat de markering o zichtbaar is.
De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen
16
Als u uw camera wilt wegdoen, verwijdert u eerst de interne oplaadbare
lithiumbatterij zodat deze kan worden gerecycled volgens de lokale
voorschriften.
Houd de vergrendelknop van de
ring ingedrukt, draai de ring in
de richting van de pijl en haal
vervolgens de ring weg.
Draai de schroeven van de
behuizing aan de zijkanten en de
onderkant los. Verwijder het klepje
zoals is aangegeven op de
afbeelding.
Open het batterijklepje en
verwijder het
riembevestigingspunt en het
voorpaneel.
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen
Raak de flitser nooit aan!
Raak de flitser nooit aan. Dit kan leiden
tot een zware elektrische schok.
Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar)
17
Verwijder de oplaadbare
lithiumbatterij.
SD-geheugenkaarten (2 GB en minder)*
SDHC-geheugenkaarten (meer dan 2 GB, tot en met 32 GB)*
SDXC-geheugenkaarten (meer dan 32 GB)*
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken
sommige kaarten mogelijk niet goed.
Info over Eye-Fi-kaarten
Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht)
wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met
een Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor
het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de kaart
niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied mag
worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
Raak dit gedeelte nooit aan!
Raak nooit het gedeelte aan dat op
de afbeelding is aangegeven. Dit kan
leiden tot een zware elektrische schok.
MultiMediaCards MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten Eye-Fi-kaarten
Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden
SDXC-geheugenkaarten mogelijk niet herkend als u een kaartlezer gebruikt.
Controleer van tevoren of uw besturingssysteem deze functie ondersteunt.
Verwijder nooit de behuizing van de camera, tenzij u de interne
oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen om deze te recyclen
voordat u de camera wegdoet.
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
De batterij en geheugenkaart plaatsen
18
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is ingesteld
op vergrendeld. Duw het schuifje omhoog
totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten ( ) en omhoog
( ) om het te openen.
Plaats de batterij.
Plaats de batterij op de afgebeelde wijze
totdat deze vastklikt.
Zorg dat u de batterij in de juiste richting
plaatst, anders klikt deze niet goed vast.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de afgebeelde
wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste richting.
Als u de geheugenkaart in de verkeerde
richting probeert te plaatsen, kunt u de
camera beschadigen.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Aansluitpunten
Label
De batterij en geheugenkaart plaatsen
19
Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting van de pijl.
X
De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen tot u een
klik hoort en laat de kaart langzaam los.
X
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-instellingen,
het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten en Eye-Fi-kaarten hebben een schuifje voor
schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt op het scherm
[Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen.
Geheugenkaart
4 GB 16 GB
Aantal opnamen
1471 6026
De stand van het scherm aanpassen
20
Klap het scherm open.
Klap het scherm open ( ) en draai het
180° naar voren ( ).
Klap het scherm dicht ( ).
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de
opnamemodus is ingesteld (p. 26).
Aantal opnamen dat
kan worden gemaakt
De stand van het scherm aanpassen
De stand van het scherm aanpassen
U kunt de hoek en oriëntatie van het scherm naar
eigen wens aanpassen aan de opnamecondities.
Ter bescherming van het scherm houdt u het
scherm altijd gesloten wanneer de camera niet
in gebruik is.
Als het scherm in een opnamemodus wordt geopend en naar de lens
wordt gericht, wordt het beeld van links naar rechts gespiegeld
(spiegelbeeld). Om de functie voor omgekeerde weergave te annuleren,
drukt u op de knop n, kiest u het tabblad 4 en [Beeldomkeren],
en drukt u vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Circa
177°
Circa 90°
Circa 180°
21
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor
het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw
opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het
belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om een waarde te
selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt
de camera uitgeschakeld.
De datum en tijd instellen
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
Zomertijd instellen
Als u bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op of de
controleknop Ê de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur)
ingesteld.
De datum en tijd instellen
22
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open de menulijst.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om [Datum/Tijd] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Volg stap 2 en 3 op p. 21 om de instelling
te wijzigen.
Als u op de knop n drukt, wordt het
menu gesloten.
Datum/tijd-batterij
De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) die de
datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere
batterij is verwijderd.
Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 39), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur
worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu [Datum/Tijd] als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 21 om de datum en tijd in te stellen.
23
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop m ingedrukt terwijl
uopdeknop n drukt.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr of draai
aan de controleknop Ê om een taal te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
De taal van het scherm instellen
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en
de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de
klok te sluiten en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te
drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item
[Taal] te selecteren.
24
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is geformatteerd in een
ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart formatteren met deze camera.
Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens op
de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst
voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.
Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 190) gaat formatteren, moet u de software van de kaart
op een computer installeren.
Open het menu.
Druk op de knop
n
.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Ê
om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op
m
.
Kies [OK].
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Ê
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
X
De geheugenkaart wordt geformatteerd.
Voltooi het formatteren.
X
Als het formatteren is voltooid, verschijnt op
het scherm de melding [Geheugenkaart is
geformatteerd].
Druk op de knop
m
.
Geheugenkaarten formatteren
De sluiterknop indrukken
25
Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de knop daarna
volledig in om de foto te maken.
Druk de knop half in
(Druk lichtjes om de
focus in te stellen).
Druk lichtjes totdat u tweemaal een piepgeluid
hoort en er AF-kaders verschijnen waarop de
camera scherpstelt.
Druk de knop volledig in
(Druk volledig in
om de foto te maken).
X
U hoort het geluid van de sluiter als de opname
wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid hoort,
aangezien op dat moment de foto wordt gemaakt.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op de
geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie op de kaart gewijzigd.
Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige inhoud wordt gewist. Wees
voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart. Tref
voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart, wanneer u een
geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven
op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op de geheugenkaart.
De sluiterknop indrukken
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter korter of
langer duren.
Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen beeld
onscherp zijn.
Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te pauzeren, is het
beeld wellicht onscherp.
26
De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen, zodat u de
camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten selecteren en
u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera kan ook gezichten detecteren en
hierop automatisch scherpstellen, waarna de kleur en helderheid optimaal worden
ingesteld.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
X
Het opstartscherm verschijnt.
Selecteer de modus
A
.
Stel het programmakeuzewiel in op
A
.
Als u de camera op het onderwerp richt, maakt
de camera geluid omdat deze de compositie
bepaalt.
X
Het pictogram voor de ingestelde compositie
wordt weergegeven rechts boven in het scherm.
X
De camera stelt scherp op gedetecteerde
gezichten en geeft kaders weer rond deze
gezichten.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar
i
(telelens) duwt,
zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar
j
(groothoek) duwt,
zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner
lijkt. (De zoombalk, die de zoompositie
aangeeft, verschijnt op het scherm.)
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen.
Foto's maken (Smart Auto)
Scherpstelbereik (bij benadering)
Zoombalk
Foto's maken (Smart Auto)
27
X
Wanneer de camera scherpstelt, hoort u
tweemaal een piepgeluid en verschijnen er
AF-kaders waarop de camera scherpstelt.
Als de camera op meerdere punten
scherpstelt, verschijnen er meerdere AF-
kaders.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X
Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
X
De foto verschijnt gedurende enkele
seconden op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de sluiterknop drukken om een
volgende foto te maken.
AF-kader
Wat als...
Wat als de beelden niet de verwachte kleur en helderheid hebben?
Het pictogram (p. 200) dat verschijnt, past soms niet bij de werkelijke compositie.
Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus
G
(p. 78).
Wat als het scherm uitgeschakeld blijft, ook als de camera is ingeschakeld?
Druk op de knop
l
om het scherm in te schakelen.
Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van
het hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs
kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik (p. 94).
Als het hoofdonderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft
alleen het witte kader zichtbaar.
Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de sluiterknop half
indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt
gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast
(Servo AF).
Foto's maken (Smart Auto)
28
Wat als er een knipperende verschijnt?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en
daardoor het beeld onscherp maken.
Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
Als u op de knop
l
drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle
camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het
geluid in te schakelen, drukt u op de knop
n
om [mute] te kiezen op het
tabblad
3
. Druk vervolgens op de knoppen
qr
om [Uit] te kiezen.
Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is
ongeveer 50 cm – 7,0 m met een maximale groothoekinstelling (
j
), en ongeveer
50 cm – 4,0 m met een maximale telelens (
i
).
Wat als de camera één keer piept wanneer de sluiterknop half wordt
ingedrukt?
Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Duw de zoomknop naar
j
en houd de
knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale
groothoekinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer
1 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden. Duw de zoomknop naar
i
en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de
maximale telelensinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich
ongeveer 30 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden.
Wat als het lampje gaat branden wanneer de sluiterknop half wordt
ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het
lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
Wat als het pictogram
h
knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is
opgeladen.
Wat als er rechts boven in het scherm een pictogram
verschijnt?
Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in
het scherm. Zie 'Compositiepictogrammen' (p. 200) voor meer informatie over de
pictogrammen die verschijnen.
Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen
(AF Tracking)
Druk op de knop zodat verschijnt en richt de camera, zodat op het
gewenste onderwerp staat. Druk de sluiterknop half in om een blauw kader weer te
geven waarin de scherpstelling en de belichting behouden blijven (Servo AF).
Druk de sluiterknop helemaal in om de opname te maken.
29
U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op q drukt of de controleknop Ê
linksom draait, doorloopt u de beelden in
omgekeerde volgorde van opname, van
het nieuwste beeld naar het oudste.
Als u op r drukt of de controleknop Ê
rechtsom draait, doorloopt u de beelden
in volgorde van opname, van het oudste
beeld naar het nieuwste.
De beelden volgen elkaar sneller op als
u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar
ze worden grover weergegeven.
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken.
Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl
de lens wordt ingetrokken, wordt de
camera uitgeschakeld.
Beelden bekijken
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de sluiterknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar
de opnamemodus.
30
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om het te wissen beeld
weer te geven.
Wis het beeld.
Druk op de knop a.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om [Wissen] te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u het beeld niet wilt wissen, drukt
u op de knoppen qr of draait u aan de
controleknop Ê om [Stop] te selecteren.
Daarna drukt u op de knop m.
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog
op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen. Het geluid wordt in stereo
opgenomen.
Selecteer de modus E.
Stel het programmakeuzewiel in op E.
Beelden wissen
Films opnemen
Films opnemen
31
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar
i
duwt, zoomt u in
op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de
zoomknop naar
j
duwt, zoomt u uit op het
onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen.
X
Als de camera scherpstelt, hoort u tweemaal
een pieptoon.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X
De camera begint met de filmopname en
op het scherm verschijnen [ REC] en de
verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw vinger
van de sluiterknop.
Als u tijdens de opname de compositie wijzigt,
blijft de focus hetzelfde maar worden de
helderheid en de kleurtoon automatisch
aangepast.
R
esteren
d
e t
ijd
Verstreken tijd
Films bekijken
32
Raak de microfoon niet aan tijdens de
opname.
Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de sluiterknop. Het geluid van
de knoppen wordt in de film opgenomen.
Stop de opname.
Druk de sluiterknop opnieuw helemaal in.
X De camera geeft één pieptoon en stopt met
opnemen.
X De film wordt naar de geheugenkaart
weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Geschatte opnametijden
De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is of er ongeveer 29 min.
en 59 sec. is opgenomen.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of hoger
gebruiken.
U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
X wordt weergegeven op films.
Mi
cro
f
oon
Het onderwerp vergroten tijdens de opname
Als u de zoomknop naar i duwt, zoomt u in op het onderwerp. De
bedieningsgeluiden worden echter opgenomen en de film kan grof lijken.
Geheugenkaart
4 GB 16 GB
Opnametijd
25 min. 08 sec. 1 uur 42 min. 57 sec.
Films bekijken
Films bekijken
33
Selecteer een film.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om een film te selecteren.
Druk daarna op de knop m.
X Het filmbedieningspaneel verschijnt.
Speel de film af.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om (afspelen)
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X De film wordt afgespeeld.
Als u op de knop m drukt, kunt u het
afspelen pauzeren of hervatten.
Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
X Na het einde van de film verschijnt .
Wat als u geen films kunt afspelen op een computer?
Installeer de meegeleverde software (p. 35).
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen.
De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden.
Dit hangt af van de computercapaciteit.
Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de
geheugenkaart te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera
afspelen. Voor geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een
televisie.
34
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een andere
digitale Canon-camera is geleverd, installeert u de software van de meegeleverde
cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven.
Systeemvereisten
Windows
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer.
Macintosh
Besturingssysteem
Windows 7
Windows Vista Service Pack 1 en 2
Windows XP Service Pack 3
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op
computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core2 Duo 1,66 GHz of hoger (films)
RAM
Windows 7 (64 bits): 2 GB of meer
Windows 7 (32 bits), Windows Vista (64 bits, 32 bits),
Windows XP: 1 GB of meer
Interface
USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer*
Digital Photo Professional: 200 MB of meer
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Besturingssysteem
Mac OS X (v10.4 – v10.6)
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op
computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
PowerPC G4/G5 of Intel Processor (foto's), Core Duo 1,66 GHz of hoger
(films)
RAM
1 GB of meer
Interface
USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
ImageBrowser: 250 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer
Digital Photo Professional: 200 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer
om te bekijken
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
35
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd in het cd-romstation van de
computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL
CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-
romstation van de computer.
Start de installatie.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie]
en volg de instructies -op het scherm om verder
te gaan met de installatie.
Als het scherm [User Account Control/Beheer
gebruikersaccount] wordt weergegeven, volgt u
de instructies op het scherm om verder te gaan.
Als de installatie is voltooid, klikt u op
[Restart/Opnieuw starten] of [Finish/
Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd in het cd-romstation van de
computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL
CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het
cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
Dubbelklik op op de cd.
Klik op [Install/Installeren] en volg de instructies op
het scherm om verder te gaan met de installatie.
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
36
Sluit de camera aan op de computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje en steek de kleinste stekker
van de meegeleverde interfacekabel (p. 2)
stevig in de aansluiting van de camera in de
aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker van de
interfacekabel in de computer. Raadpleeg
de handleiding van de computer voor meer
informatie over de aansluiting.
Schakel de camera in.
Druk op
1
om de camera aan te zetten.
Open CameraWindow.
Windows
Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden].
X
CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het menu [Start] en selecteert u
[All Programs/Alle programma's], gevolgd
door [Canon Utilities], [CameraWindow] en
[CameraWindow].
Macintosh
X
Wanneer er een verbinding tot stand is
gebracht tussen de camera en de computer,
wordt CameraWindow weergegeven.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op
het pictogram CameraWindow in de taakbalk
onder aan het bureaublad.
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
37
Beelden downloaden en bekijken
Klik op [Import Images from Camera/Beelden
importeren van camera] en vervolgens op
[Import Untransferred Images/Niet-
overgedragen beelden importeren].
X
Alle beelden die nog niet zijn overgedragen,
worden nu naar de computer overgedragen.
Overgedragen beelden worden gesorteerd
op datum en opgeslagen in afzonderlijke
submappen in de map Afbeeldingen.
Wanneer [Image import complete./Importeren
van beelden voltooid.] verschijnt, klikt u op [OK].
Klik daarna op [X] om CameraWindow te sluiten.
Schakel vervolgens de camera uit en verwijder
de kabel.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer
informatie over het bekijken van beelden op een
computer.
Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow weer
te geven.
Klik op op de taakbalk.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het programma te
wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] en klik
op [OK].
Dubbelklik op .
U kunt uw camerabeelden downloaden zonder de functie voor beeldoverdracht in de
meegeleverde software te gebruiken, door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten
op een computer. Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:
Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele minuten
duren voordat u beelden kunt downloaden.
Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in horizontale
richting gedownload.
RAW-beelden of JPEG-beelden die tegelijk met RAW-beelden zijn opgenomen,
worden wellicht niet goed gedownload.
Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het downloaden
naar een computer.
Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of beeldgegevens,
afhankelijk van de versie van het gebruikte besturingssysteem, de
bestandsgrootte of de gebruikte software.
Sommige functies in de meegeleverde software zijn wellicht niet beschikbaar,
zoals voor bewerken van films en beelden overdragen naar de camera.
38
Accessoires
Accessoires gebruiken in het buitenland
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden
met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit
kan leiden tot beschadigingen.
Stereo AV-kabel AVC-DC400ST*
Draagriem NS-DC9
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Batterijlader CB-2LZ/CB-2LZE*
Meegeleverd
bij de camera
USB-kaartlezer
Windows/Macintosh
TV
Geheugenkaart
Canon PictBridge-
compatibele printers
* Ook afzonderlijk
verkrijgbaar.
Batterij NB-7L met kapje*
HDMI-kabel HTC-100
High-Definition TV
Interfacekabel IFC-400PCU*
39
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in
sommige regio's.
Batterijlader CB-2LZ/CB-2LZE
Een adapter om de batterij NB-7L
op te laden.
Batterij NB-7L
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Voedingsadapterset ACK-DC50
Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
computer of printer. U kunt op deze manier
niet de batterij in de camera opladen.
Krachtige flitser HF-DC1
Met deze losse flitser kunt u foto-
onderwerpen vastleggen die te ver weg
zijn om door de ingebouwde flitser te
worden belicht.
Speedlite 220EX/270EX/430EX II/580EX II
Een flitser met flitsschoenbevestiging die
een breed gamma geflitste foto's mogelijk
maakt.
Speedlite 430EX en 580EX kunnen ook
worden gebruikt.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJ WORDT VERVANGEN DOOR EEN
ONJUIST TYPE BATTERIJ.
HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE
VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
40
Speedlite-beugel SB-E2
Voorkomt dat er onnatuurlijke schaduwen
verschijnen aan de zijkant van objecten
wanneer u opnamen maakt vanuit een
verticale positie en is nuttig voor het maken
van portretten. De kabel voor losse flitsschoen
OC-E3 wordt geleverd bij deze beugel.
Speedlite-zender ST-E2
Deze maakt afstandsbediening van
slave (remote) Speedlite-flitsers mogelijk
(met uitzondering van de Speedlite 220EX
en 270EX).
Macro Twin Lite MT-24EX
Macro Ring Lite MR-14EX
Een losse macroflitser voor een breed gamma
aan macrofoto's. De lensadapter LA-DC58K,
de kabel voor losse flitsschoen OC-E3 en
de beugel BKT-DC1 (allen afzonderlijk
verkrijgbaar) zijn vereist om deze flitsers
op de camera te bevestigen.
Kabel voor losse flitsschoen OC-E3
Wordt gebruikt om een Macro Ring Lite-
of Macro Twin Lite-flitser aan de camera
te bevestigen.
Beugel BKT-DC1
Wordt gebruikt om een Macro Ring Lite-
of Macro Twin Lite-flitser aan de camera
te bevestigen.
Zachte hoes SC-DC65-serie
Deze hoes beschermt de camera tegen stof en
krassen. Wees voorzichtig met de hoes, zodat
het leer niet verkleurt.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
41
Waterdichte behuizing WP-DC34
Gebruik deze behuizing voor het maken van foto’s onder
water tot op een diepte van 40 meter, voor het maken
van foto's in de regen, op het strand en op skipistes.
Gebruik de volgende methoden om
Ê
en
÷
te bedienen met de camera in de behuizing.
-
Ê
: Druk op de knoppen
qr
terwijl u de knop
ingedrukt houdt.
-
÷
: Druk op de knoppen
op
terwijl u de knop
ingedrukt houdt.
U kunt de zoeker niet gebruiken om opnamen te maken.
Lees ook de handleiding van de behuizing.
Gewicht voor waterdichte behuizing WW-DC1
Wanneer u de waterdichte behuizing gebruikt voor
het maken van foto’s onder water, gebruikt u de
gewichten om te voorkomen dat de behuizing blijft
drijven.
HDMI-kabel HTC-100
Gebruik deze kabel om de camera aan te sluiten op
de HDMI™-aansluiting van een hdtv.
Telelens TC-DC58D
Een lens die u op de camera kunt bevestigen om de
brandpuntsafstand te vergroten met een factor van
ongeveer 1,4x.
Lensadapter LA-DC58K
Vereist om de Telelens, Macro Ring Lite- of Macro Twin
Lite-flitser op de camera te bevestigen.
Ring-accessoireset RAK-DC2
Een set lensringen in drie kleuren.
Afstandsschakelaar RS60-E3
Hiermee kunt u de sluiterknop half of volledig indrukken
zonder de camera aan te raken.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
42
Filteradapter FA-DC58B
Deze adapter is nodig om een 58 mm filter
te bevestigen.
Canon lensfilter (58 mm dia.)
Beschermt de lens en maakt opnamen met
diverse effecten mogelijk.
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer te
gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel bij
u in de buurt waar Canon-producten worden
verkocht.
SELPHY-serie
Inkjetprinters
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die
worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking
van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties
wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
43
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
2
44
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel wijzigt u de opnamemodus.
Overzicht van de onderdelen
Instelwiel (p. 173)
Lampje (pp. 59, 70, 71, 72, 169, 170)
Lens
Zoomknop
Opnamen maken: i (telelens) /
j (groothoek) (pp. 26, 31, 60)
Afspelen: k (vergroten) / g (index)
(pp. 128, 133)
Riembevestigingspunt (p. 13)
Sluiterknop (p. 25)
Programmakeuzewiel
Microfoon (p. 32)
Flitsschoentje (p. 182)
Belichtingscompensatielampje
Belichtingscompensatieknop
Flitser (pp. 27, 58, 79, 105)
Luidspreker
Vergrendelknop van de ring
Aansluiting statief
Geheugenkaartsleuf/batterijklepje (p. 18)
Klepje gelijkstroomkoppeling (p. 178)
Filmmodus
Voor het maken van
films (pp. 30, 119).
Modus Quick Shot
Gebruik de zoeker om opnamen
te maken zonder kansen te
missen (p. 68).
P-, Tv-, Av-, M-, C1-,
C2-modus
U kunt instellingen kiezen
voor diverse soorten foto's
(pp. 78, 106, 107, 108, 114).
Auto-modus
U kunt het aan de camera
overlaten om de instellingen
te selecteren voor volledig
automatische opnamen (p. 26).
Modus voor speciale opnamen
U kunt opnamen maken met de beste instellingen
voor de compositie (p. 64) of diverse effecten
toevoegen aan uw opnamen (p. 66).
Modus Weinig licht
Hiermee kunt u opnamen maken
in een donkere omgeving, met
gereduceerde camerabeweging
en onscherpe weergave (p. 63).
Overzicht van de onderdelen
45
Controleknop
Door aan de controleknop te draaien, kunt
u verschillende bewerkingen uitvoeren zoals
het selecteren van items of het schakelen
tussen beelden. Op een paar bewerkingen
na zijn dezelfde bewerkingen mogelijk met
de knoppen opqr.
(Snelkiesknop) (p. 174) / c Knop
(Direct Print) (p. 155)
(Lichtmeting) / d Knop (Springen)
(pp. 102, 129)
(Knop AF Frame) (p. 95) /
a Knop (1 beeld wissen) (p. 30)
Scherm (LCD-monitor) (pp. 20, 46,
198, 201)
Dioptrie-instelknop (p. 91)
Zoeker (pp. 68, 91)
Lampjes (p. 48)
1 (Afspeelknop) (pp. 29, 127)
- ISO-lamp (p. 84)
- ISO-knop (p. 84)
ON/OFF-knop / Aan/uit-lampje (p. 48)
¤-knop (AE-vergrendeling
(pp. 103, 123) / FE-vergrendeling
(p. 104))
HDMI-aansluiting (p. 136)
Externe aansluiting
A/V OUT- (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting (pp. 36, 135, 154)
n-knop (p. 50)
l (Weergaveknop) (p. 46)
f (Handmatig scherpstellen) (p. 100) /
o-knop
e (Macro) (p. 79) / q-knop
Controleknop
m-knop (p. 48)
h (Flitser) (pp. 58, 79, 105) / r-knop
Q (Zelfontspanner) (p. 58) / p
-knop
46
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop
l
. Zie p. 198 voor details over
de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnamen maken
Afspelen
Schermweergave in donkere opnameomstandigheden
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch
helder zodat u de compositie kunt controleren (de nachtschermfunctie). De
helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk
vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en
de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm.
Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld.
Schermweergave
Weergave 1 Weergave 2 Uit
Focuscontrole-
weergave (p. 132)
Uitgebreide
informatieweergave
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op
de knop
l
te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die
als eerste verschijnt, wijzigen door op de knop
n
te drukken en dan
[terugkijken] te kiezen op het tabblad
4
(p. 171).
Schermweergave
47
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 201) knipperen de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
De grafiek die verschijnt in de 'Uitgebreide
informatieweergave' (p. 201) wordt het
histogram genoemd. Het histogram toont
de distributie van de helderheid van een
beeld in horizontale richting en de sterkte
van de helderheid in verticale richting. Als
de grafiek meer naar rechts staat, is de
opname helder. Staat de grafiek meer naar
links, dan is de opname donker. Op deze
manier kunt u de belichting beoordelen.
Het histogram kan ook tijdens de opname
worden weergegeven (p. 198).
RGB-histogram
Als u in de 'Uitgebreide
informatieweergave' op de knop o drukt,
verschijnt het RGB-histogram. Het RGB-
histogram toont de distributie van rode,
blauwe en groene tinten in een beeld.
De tinten van elke kleur worden
horizontaal weergegeven, en de
hoeveelheid van elke tint verticaal.
Zo kunt u de kleurbalans van een
beeld beoordelen.
Druk nogmaals op de knop o om
terug te keren naar de 'Uitgebreide
informatieweergave'.
HelderDonker
Hoog
Laag
RGB-histogram
48
De lampjes aan de achterkant van de camera (p. 45) branden of knipperen
afhankelijk van de status van de camera.
Met het menu ø kunt u veelgebruikte functies instellen. De menu-items
en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (pp. 202203).
Kies een opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in op de
gewenste opnamemodus.
Open het menu ø.
Druk op de knop m.
Kleur Status Bedieningsstatus
Bovenste
indicator
Groen
Brandt Camera klaar (p. 26) / Display uit (p. 166)
Knippert
Bezig met vastleggen van beeld of lezen/
verzenden van gegevens (p. 27)
Oranje
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan) (p. 26)
Knippert Waarschuwing: camera beweegt (p. 58)
Onderste
indicator
Geel
Brandt
e (p. 79), Handmatig scherpstellen (p. 100),
AF-vergrendeling (p. 99)
Knippert
Te weinig afstand (p. 28) / Kan niet scherpstellen
(p. 193)
Aan/uit-lampje Groen
Brandt Ingeschakeld
Knippert Batterij leeg (p. 15)
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of
opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag
dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf/
batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze acties
kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de camera
of de geheugenkaart.
Lampjes
Menu FUNC. – Basishandelingen
Menu FUNC. – Basishandelingen
49
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een
menu-item te selecteren.
X Onder aan het scherm verschijnen de
beschikbare opties voor het menu-item.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om een optie te
selecteren.
U kunt ook instellingen selecteren door op
de knop l te drukken bij opties waarbij
wordt weergegeven.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
X Het opnamescherm keert terug en
u ziet de geselecteerde instelling op
het LCD-scherm.
Beschikbare opties
Menu-items
50
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1).
De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de afspeelmodus
(pp. 204207).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Druk op de knoppen qr of duw de
zoomknop naar links of rechts om
een tabblad te selecteren.
Kies een item.
Druk op de knoppen op of draai
aan de controleknop Ê om een item
te selecteren.
Bij sommige items moet u op de knop m
of de knop r drukken om een submenu
te openen waarin u de instelling kunt
wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
MENU – Basishandelingen
51
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop Ê om [mute] te selecteren
en druk vervolgens op de knoppen qr om
[Aan] te selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
Het volume aanpassen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop Ê om [Volume] te selecteren
en druk vervolgens op m.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop Ê om een item te selecteren
en druk vervolgens op de knoppen qr om
het volume aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop l ingedrukt te
houden terwijl u de camera inschakelt.
52
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Via het menu
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om [LCD Helderheid]
te selecteren.
Pas de helderheid aan.
Druk op de knoppen qr om de helderheid
aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
Via de knop l
Druk langer dan één seconde op de
knop l.
X Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
Druk nogmaals langer dan één seconde
op de knop l om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
De helderheid van het scherm wijzigen
De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm
de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt
u de helderheid niet wijzigen met de knop l.
53
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op de knop
n.
Selecteer [Reset alle].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Ê
om [Reset alle] te
selecteren en druk vervolgens op
m
.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
X
De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
De standaardinstellingen van de camera
herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
[Datum/Tijd] (p. 22) op het tabblad
3
, [Taal] (p. 23), [Video Systeem] (p. 135),
[Tijdzone] (p. 166) het geregistreerde beeld voor [opstart scherm] (p. 163).
De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 87).
De kleuren die werden geselecteerd bij Kleuraccent (p. 115) of Kleur wisselen
(p. 116).
De opnamerichting geselecteerd in de modus Stitch-hulp (p. 118).
De modus voor speciale opnamen geselecteerd in
K
(p. 64).
De belichtingscompensatie en de waarden die zijn ingesteld met de
belichtingscompensatieknop en de
-
-knop (pp. 78, 84).
Filmmodus (p. 120)
Calibratie-instellingen voor digitale horizon (p. 110)
54
Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt,
als de camera niet goed werkt of als u vindt dat de opname-/leessnelheid van
een geheugenkaart is verminderd. Aangezien u de gewiste gegevens niet
kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat
formatteren.
Open het menu.
Druk op de knop
n
.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Ê
om [Formateren]
te selecteren en druk vervolgens op
m
.
Selecteer [Low Level Format].
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Ê
om [Low Level Format]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen
qr
om weer te geven.
Druk eerst op de knop
op
en druk daarna
op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop
m
.
Start de Low Level Format.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Ê
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
X
De Low Level Format wordt uitgevoerd.
X
Als de Low Level Format is voltooid,
verschijnt op het scherm de melding
[Geheugenkaart is geformatteerd].
Voltooi de Low Level Format.
Druk op de knop
m
.
Low Level Format geheugenkaart
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
55
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is
gemaakt.
Spaarstand tijdens opnamen maken
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet
is ingetrokken en u de sluiterknop half indrukt (p. 25), wordt het scherm weer
ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken.
Spaarstand tijdens afspelen
De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang
niet is gebruikt.
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren
(p. 24), omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 165).
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 166).
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
56
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
X De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controlelknop Ê om de weergavekleur
te wijzigen.
Druk nogmaals op m om de
klokweergave te annuleren.
Klokfuncties
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt u
op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
57
Veelgebruikte functies voor
opnamen
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale
omstandigheden en het gebruik van basisfuncties, zoals de
zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op
de modus A voor de gedeelten 'De flitser uitzetten' (p. 58) t/m
'De zelfontspanner gebruiken' (p. 58). Wanneer u opnamen maakt
in een andere modus dan A, controleert u welke functies beschikbaar
zijn in die modus (pp. 202205).
In de gedeelten 'Opnamen maken bij weinig licht (Weinig licht)' (p. 63)
t/m 'Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect)'
(p. 76) wordt aangenomen dat de bijbehorende modus is geselecteerd.
3
58
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controlelknop Ê om ! te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Nadat dit is ingesteld, verschijnt ! op
het scherm.
Om de flitser weer aan te zetten, volgt
u de bovenstaande stappen om de
instelling terug op te zetten.
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken
waar de fotograaf zelf ook op staat. U kunt de vertraging instellen instellen
vanaf het moment dat u de sluiterknop indrukt totdat de foto is gemaakt
(0 – 30 seconden), plus het aantal opnamen (1 – 10 opnamen).
Druk op de knop p.
De flitser uitzetten
Wat als het lampje oranje knippert en een knipperende
verschijnt?
Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe
opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en verschijnt een
knipperende op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de
camera niet kan bewegen.
De zelfontspanner gebruiken
De zelfontspanner gebruiken
59
Kies
Q
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Ê
om
Q
te kiezen. Draai
daarna meteen aan het instelwiel
÷
om
de wachttijd te kiezen en druk daarna op
de knoppen
qr
om het aantal opnamen
te kiezen. Druk tot slot op de knop
m
.
X
Nadat u dit hebt ingesteld, verschijnt
Q
op het scherm.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
X
Als de zelfontspanner start, knippert het
lampje en hoort u het geluid van de
zelfontspanner
.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de
knop
p.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 2.
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname gemaakt.
Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt, kan het
interval tussen de opnamen langer worden.
Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen.
Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
60
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot een maximum van circa
20x en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten
met de optische zoom. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk
van de instelling van de resolutie (p. 80) en de gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
X Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert, en de zoomfactor
wordt weergegeven op het scherm als u de
zoomknop loslaat.
Duw de zoomknop weer naar i.
X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
Zoomfactor
Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven?
Opnamen die zijn gemaakt met een blauwe zoomfactor, zijn grof.
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom]
te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit].
Als u de optische zoom en de digitale zoom samen gebruikt, is de
brandpuntafstand 28 – 560 mm, en als u alleen de optische zoom
gebruikt is de brandpuntafstand 28 – 140 mm (equivalent aan 35mm).
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
61
Digitale Tele-converter
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent
van ongeveer 1,4x of ongeveer 2,3x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert
de kans op onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de
zoomfunctie (inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor. De beelden
kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van de resolutie
(p. 80) en de instellingen van de Digitale Tele-converter.
Selecteer [Digitale Zoom].
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr om het tabblad
4 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om [Digitale Zoom]
te selecteren.
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om een
vergroting te selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het opnamescherm.
X Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar
de standaard digitale zoomfunctie.
Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven?
Als u deze functie gebruikt bij een ingestelde resolutie van of , verslechtert
het beeld (de zoomfactor wordt blauw weergegeven).
De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.4x] en [2.3x]
zijn 39,2 – 196 mm en 64,4 – 322 mm (equivalent aan 35 mm).
U kunt de digitale tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
62
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek van het
beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer dus vooraf of de datum
en tijd correct zijn ingesteld (p. 21).
Selecteer [Datum stempel].
Druk op de knop
n
.
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
4
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Ê
om [Datum stempel] te
selecteren.
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen
qr
om [Datum] of [Datum
& Tijd] te selecteren.
Druk op de knop
n
om terug te keren naar
het opnamescherm.
X
Na de instelling verschijnt [DATUM] op het
scherm.
Maak de opname.
X
De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en afdrukken op beelden
zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter doet bij beelden met een
toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum en tijd tweemaal worden afgedrukt.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 157) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
Gebruik de printerfuncties om af te drukken.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde informatie.
63
Hiermee kunt u opnamen maken in een donkere omgeving, met
gereduceerde camerabeweging en onscherpe weergave.
Selecteer de modus .
Stel het programmakeuzewiel in op .
Maak de opname.
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig licht)
Er wordt een resolutie-instelling van D weergegeven, en het beeld
wordt vastgelegd met 1824 x 1368 pixels.
In wordt de - waarde automatisch verhoogd, afhankelijk van
de opnameomstandigheden.
U kunt een hogere - waarde instellen dan in andere modi (p. 84).
64
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer de modus K.
Stel het programmakeuzewiel in op K.
Selecteer de opnamemodus.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om I te selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om een opnamemodus
te selecteren. Druk daarna op de knop m.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
JLandschapsopnamen maken
(Landschap)
Hiermee kunt u majestueuze opnamen
van landschappen maken, met een echt
gevoel van diepte.
Opnamen maken in diverse
omstandigheden
Opnamen maken in diverse omstandigheden
65
V Foto’s maken van kinderen
of dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
U kunt scherpstellen op onderwerpen
die zich ongeveer 1 meter of meer
van het uiteinde van de lens bevinden.
Foto's maken van bewegende
onderwerpen (Sport)
Hiermee maakt u continu foto's die
automatisch worden scherpgesteld.
Met de maximale groothoekinstelling kunt
u scherpstellen op onderwerpen die zich
ongeveer 1 meter of meer van het uiteinde
van de lens bevinden, en met de maximale
telelensinstelling kunt u scherpstellen op
onderwerpen die zich ongeveer 2 meter
of meer van het uiteinde van de lens
bevinden.
w Strandfoto's maken (Strand)
Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
S Onderwateropnamen maken
(Onderwater)
In combinatie met de waterdichte
behuizing WP-DC34 (afzonderlijk
verkrijgbaar) maakt u in deze modus
foto's met natuurlijke kleuren van
onderwaterleven en -landschappen.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
66
O Foto's maken van flora (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
P Mensen in de sneeuw fotograferen
(Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
Effecten toevoegen aan de opname
Opnamen maken met levendige
kleuren (Extra levendig)
Hiermee maakt u foto's met levendige,
intense kleuren.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet
kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast
de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 173).
In de modus V, S of kunnen de opnamen grof lijken omdat de
ISO-waarde (p. 84) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden
te passen.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
67
Foto's maken met poster-effect
(Poster-effect)
Hiermee kunt u foto's maken die lijken
op oude posters of illustraties.
Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen
in en , kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken.
68
Gebruik de zoeker (p. 91) voor het maken van opnamen. De camera past continu de
scherpstelling en belichting aan het onderwerp in de zoeker aan, zodat u nooit een kans
op een mooie foto misloopt.
Selecteer de modus
8
.
Stel het programmakeuzewiel in op
8
.
X
Het scherm in stap 2 wordt weergegeven.
Wijzig de instellingen.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna op de
knoppen
opqr
of draai aan de controleknop
Ê
om een item te selecteren.
Draai aan het instelwiel
÷
om een optie te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m
.
Als u op de knop
l
drukt, wordt het scherm
uitgeschakeld. Druk nogmaals op deze knop om
het scherm weer te activeren.
Pas de scherpstelling en belichting aan.
Richt de zoeker op het onderwerp.
X
Als er een gezicht wordt gedetecteerd, worden
de scherpstelling en belichting aangepast aan
het gezicht.
X
Als er geen gezichten worden gedetecteerd,
worden de scherpstelling en belichting aangepast
aan het onderwerp in het midden van de zoeker.
Maak de opname.
Wanneer u een foto wilt nemen, drukt u de
sluiterknop half in en vervolgens drukt u de
sluiterknop snel helemaal in.
X
Het beeld wordt weergegeven op het scherm.
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt in de modus
8
(bij benadering)
In de modus
8
past de camera continu de focus en belichting aan, waardoor de batterij
snel leegraakt. Het aantal opnamen dat bij benadering kan worden gemaakt is 310 (p. 14).
Opnamen maken in de modus 8
(modus Quick Shot)
Opnamen maken in de modus 8 (modus Quick Shot)
69
Instellingenscherm
Het beeld in de zoeker kan enigszins verschillen van de gemaakte opname.
In andere aspectratio's dan 4:3 verschilt het zichtbare gebied in de zoeker van
het gebied in de gemaakte opname. Controleer daarom de instellingen voordat
u de opname maakt.
Als de sluiterknop half wordt ingedrukt, wordt de focus vergrendeld (p. 92).
U kunt het scherm niet gebruiken tijdens de opname. Gebruik de zoeker voor
de opname.
Sluitertijd (pp. 106, 108)
Belichtingscompensatie
(p. 78)
Witbalans (p. 86)
My Colors (p. 89)
Histogram (p. 47)
Zelfontspanner (p. 58)
Diafragmawaarde
(pp. 107, 108)
Flitsbelichtingscompensatie
(p. 112)
AE-vergrendeling (p. 103) /
FE-vergrendeling (p. 104)
Aspectratio (p. 80)
ISO-waarde (p. 84)
Flitsermodus
(pp. 58, 79, 105)
i-Contrast (p. 109)
Beeldtype (p. 82)
Compressie (Beeldkwaliteit)
(p. 81) / Resolutie (p. 80)
Transportmodus (p. 88)
Camerastand (p. 199)
Beeldstabilisatie (p. 173)
Aantal opnamen (p. 19)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Rode-ogencorrectie
(p. 111)
Datum stempel (p. 62)
Eye-Fi trans. (p. 190)
Andere functies dan degene die staan vermeld op het instellingenscherm of die
beschikbaar zijn via de knop
n
, zijn niet beschikbaar (p. 204).
70
De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd,
ook zonder dat u op de sluiterknop drukt.
Kies .
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te
selecteren en druk daarna op de
knop l.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop l.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
Richt de camera op een persoon.
Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een foto gemaakt.
Druk op de knop p om de lachdetectie
te pauzeren. Druk nogmaals op de
knop p om de lachdetectie te hervatten.
Een glimlach detecteren en opnemen
Wat als een glimlach niet wordt herkend?
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht
en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u in stap 1 hebt gekozen, drukt u op de knoppen op.
Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
U kunt ook foto’s maken door gewoon de sluiterknop in te drukken.
71
Richt de camera op een persoon en druk de sluiterknop volledig in. De camera
maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt gedetecteerd.
Kies .
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren
en druk daarna op de knop
l
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Ê
om
te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
l
.
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
Controleer of er een groen kader verschijnt
rondom het gezicht van de persoon die zal
knipogen.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Glimlach voor foto].
X
Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
X
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer
2 seconden nadat een knipoog is
gedetecteerd van de persoon waarvan
het gezicht omkaderd is.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen
al is begonnen, drukt u op de knop
p.
De knipoogdetectie gebruiken
Wat als een knipoog niet wordt herkend?
Knipoog langzaam.
Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren of een
hoed, of als diegene een bril draagt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
72
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw
gezicht wordt gedetecteerd (p. 26). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto
te maken waar de fotograaf zelf ook op staat.
Kies .
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren
en druk daarna op de knop
l
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Ê
om
te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
l
.
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en
of de andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
X
Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u hebt gekozen in stap 1 op p. 71, drukt u op de knoppen op
op
.
Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook herkend als een knipoog.
Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer
15 seconden ontgrendeld.
Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de
sluiterknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat
een persoon in de compositie komt en knipoogt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Opnamen maken met veel contrast (High Dynamic Range)
73
Ga bij de anderen staan en kijk naar
de camera.
X
Als de camera een nieuw gezicht detecteert,
worden het geknipper en het geluid versneld (het
lampje blijft branden wanneer er wordt geflitst),
en twee seconden later wordt de sluiter
ontgrendeld.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de knop
p
.
De camera maakt na elkaar drie opnamen met verschillende helderheid en combineert
vervolgens de gebieden met de beste helderheid tot één beeld. Hiermee kunt u te felle
belichting en detailverlies in schaduwgebieden verminderen. Deze problemen komen
vaak voor in opnamen met veel contrast.
Kies
.
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren.
De camera bevestigen
Bevestig de camera op een statief zodat de
camera niet kan bewegen, waardoor het beeld
onscherp kan worden.
Maak de opname.
X
De camera combineert de drie opnamen die
zijn gemaakt nadat u de sluiterknop volledig
hebt ingedrukt.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u in stap 1 hebt gekozen, drukt u op de knoppen
op
.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan,
wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
Opnamen maken met veel contrast
(High Dynamic Range)
Opnamen maken met veel contrast (High Dynamic Range)
74
Kleureffecten toevoegen
Kies een kleureffect.
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te
selecteren.
Druk eerst op de knop l en gebruik
daarna de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om een kleureffect te
selecteren. Druk vervolgens nogmaals
op de knop l.
Kleureffecten
Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt in deze modus (p. 173).
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht
niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Het beeld wordt wazig als het onderwerp beweegt.
Aangezien de beelden worden gecombineerd na de opname, is er
wellicht enige tijd nodig voor de verwerking, voordat u de volgende
opname kunt maken.
Effect uit
Sepia Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's.
Extra levendig Hiermee maakt u foto's met levendige, intense kleuren.
Poster-effect
Hiermee kunt u foto's maken die lijken op oude posters
of illustraties.
75
Met dit effect lijkt uw opname op een oude foto met verbleekte kleuren en een
onzuiver beeld. U kunt kiezen uit vijf effectniveaus.
Kies .
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren.
Selecteer het effectniveau.
Draai aan het instelwiel
÷
om het
effectniveau te selecteren.
Maak de opname.
U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Kies .
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren.
Kies een effectniveau.
Druk op de knop
l
.
X
[Effectniveau] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een effectniveau te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
l
.
X
U kunt het effect op het scherm controleren.
Maak de opname.
Opnamen maken met verbleekte kleuren
(Nostalgisch)
Digitale Zoom (p. 60), datumstempel (p. 62) en rode-ogencorrectie (p. 111) zijn
niet beschikbaar.
Het opnamescherm laat wel de verbleekte kleuren zien, maar niet het onzuivere
effect. U kunt dit effect later controleren in de beeldweerg.ave (p. 29).
Mogelijk krijgt u niet altijd het verwachte resultaat.
Opnamen maken met het effect van een
visooglens (Fisheye-effect)
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de
verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken.
76
De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect
van een miniatuurmodel krijgt.
Kies .
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te
selecteren.
X Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop l.
Beweeg de zoomknop om de grootte
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen op om de kaderpositie
te wijzigen.
Druk op de knop l om terug te keren
naar het opnamescherm.
Maak de opname.
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Als u in stap 2 op de knop m drukt, verandert de horizontale/verticale
stand van het kader en kunt u drukken op qr om de kaderpositie te
wijzigen als deze verticaal is.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Modi voor andere composities
Naast de hierboven beschreven modi zijn ook de volgende modi voor speciale
opnamen beschikbaar.
T Kleuraccent (p. 115)
Y Kleur wisselen (p. 116)
x v Stitch-hulp (p. 118)
77
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op G.
G staat voor 'programma automatische belichting'.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 202205).
4
78
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan uw
voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Het focusbereik is ongeveer 5 cm–oneindig met een maximale groothoekinstelling
(
j
), en ongeveer 30 cm–oneindig met een maximale telelens (
i
).
Selecteer de modus
G
.
Stel het programmakeuzewiel in op
G
.
Pas de instellingen naar wens aan
(pp. 7892).
Maak de opname.
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen met
stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm en draai aan
de belichtingscompensatieknop om
de helderheid in te stellen.
X
In opnamemodi waarin de
belichtingscompensatie beschikbaar is,
brandt de belichtingscompensatielamp
oranje.
X
De belichtingscompensatie verschijnt
op het scherm.
Opnamen maken in Programma automatische
belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden
verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Probeer
het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
De flitser inschakelen (p. 79)
Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 84)
De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie)
79
U kunt de flitser desgewenst bij iedere opname activeren. De werkzame
flitsafstand is ongeveer 50 cm – 7,0 m met een maximale groothoekinstelling
(j), en ongeveer 50 cm – 4,0 m met een maximale telelens (i).
Selecteer h.
Druk eerst op de knop r en druk daarna
op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om h te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Daarna ziet u h op het scherm.
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem
dichtbij. Het scherpstelbereik is ongeveer 1 – 50 cm bij een maximale
groothoek (j).
Selecteer e.
Bij elke druk op de knop q wisselt
de opnamemodus tussen e en .
X Daarna ziet u e op het scherm.
De flitser inschakelen
Close-ups maken (Macro)
Bij macro-opnamen kunnen de randen van het beeld donkderder worden
als de flitser afgaat.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer bij macro-opnamen de camera op een statief te zetten en opnamen te
maken met de zelfontspanner, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het
beeld onscherp wordt (p. 58).
80
U kunt de breedte-hoogteverhouding van een beeld wijzigen.
Kies een aspectratio.
Druk op de knop
m
en vervolgens op de
knoppen
op
om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
U kunt kiezen uit vier instellingen voor de resolutie (beeldgrootte).
Selecteer de resolutie-instelling.
Druk op de knop
m
en vervolgens op de
knoppen
op
om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
De aspectratio wijzigen
Dezelfde aspectratio als bij breedbeeld-hdtv's.
Dezelfde aspectratio als bij 35mm film. Geschikt voor het afdrukken van beelden van
12,7 x 17,9 cm of briefkaartformaat.
Dezelfde aspectratio als het scherm van deze camera. Geschikt voor het afdrukken
van beelden van 8,9 x 12,7 cm.
Vierkante aspectratio.
Een aspectratio geschikt voor portretten.
De aspectratio voor beelden van het type en (p. 82) is vastgezet op .
De Digitale Zoom (p. 60) is alleen beschikbaar in .
U kunt de camera ook zo instellen dat door het draaien aan het instelwiel
÷
of
de controleknop
Ê
de aspectratio wordt gewijzigd.
De resolutie wijzigen (Beeldgrootte)
81
U kunt een van de volgende niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal).
Selecteer de compressieverhouding.
Druk eerst op de knop
m
en gebruik daarna
de knoppen
op
om te selecteren. Druk
vervolgens nogmaals op de knop
l
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
Waarden voor resolutie en compressieverhouding
(voor aspectratio's van 4:3)
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op de aspectratio 4:3. Als de aspectratio wordt
gewijzigd (p. 80), kunt u meer opnamen maken omdat de gegevensomvang per beeld
kleiner is dan bij beelden van 4:3. Maar omdat beelden van 16:9 zijn ingesteld op
1920 x 1080 pixels, is hun gegevensomvang groter dan beelden.
De compressieverhouding wijzigen
(Image Quality)
Resolutie
Compressie-
verhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal opnamen per
geheugenkaart
4 GB 16 GB
(Hoog)
10 M/3648x2736
2.565 1471 6026
1.226 3017 12354
(Normaal 1)
6 M/2816x2112
1.620 2320 9503
780 4641 19007
(Normaal 2)
2 M/1600x1200
558 6352 26010
278 12069 49420
(Laag)
0.3 M/640x480
150 20116 82367
84 30174 123550
RAW-beelden opnemen
82
Waarden voor papiergrootte bij aspectratio 4:3
(bij benadering)
Geschikt om foto's te verzenden als
e-mailbijlagen.
Een RAW-beeld bestaat uit onbewerkte gegevens die zijn opgenomen met zo
goed als geen verlies aan beeldkwaliteit door beeldverwerking in de camera.
U kunt de meegeleverde software gebruiken om het beeld desgewenst aan
te passen met minimaal verlies aan beeldkwaliteit.
Kies .
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om of te
selecteren. Druk vervolgens op m.
A2
A3 – A5
12,7 x 17,9 cm
Briefkaartformaat
8,9 x 12,7 cm
RAW-beelden opnemen
RAW-beelden opnemen
83
Hiermee neemt u een JPEG-beeld op. Als u JPEG-beelden opneemt, worden
de beelden in de camera verwerkt voor een optimale beeldkwaliteit en
gecomprimeerd. Dit compressieproces is echter onomkeerbaar, waardoor u na
de compressie de onbewerkte gegevens niet meer kunt terughalen. Bovendien
leidt de beeldverwerking tot kwaliteitsverlies.
Hiermee neemt u een RAW-beeld op. Een RAW-beeld bestaat uit onbewerkte
gegevens die zijn opgenomen met zo goed als geen verlies aan beeldkwaliteit
door beeldverwerking in de camera. Deze gegevens kunnen niet als zodanig
worden bekeken of afgedrukt op een computer. De beeldgegevens moeten eerst
met behulp van de meegeleverde software (Digital Photo Professional) worden
omgezet naar een JPEG- of TIFF-bestand. Tijdens het converteren van de
beeldgegevens kunt u het beeld aanpassen met minimaal kwaliteitsverlies.
De resolutie wordt vastgezet op 3648 x 2736, en de gegevensomvang van
één beeld bedraagt ongeveer 14297 kB.
Bij elke opname worden er twee beelden vastgelegd: een RAW-beeld en een
JPEG-beeld. Doordat er een JPEG-beeld is opgenomen, kunt u het beeld
afdrukken of bekijken op een computer zonder dat u de meegeleverde software
hoeft te gebruiken.
Gebruik de meegeleverde software om zowel de RAW-beelden als
de JPEG-beelden over te dragen die tegelijk zijn opgenomen (p. 2).
Hoe wist u beelden die zijn opgenomen met ?
Als u op de knop a drukt terwijl een beeld wordt weergegeven (p. 30),
kunt u kiezen uit de volgende opties voor wissen: [ wissen], [ wissen]
en [ + wissen].
[Digitale Zoom] (p. 60) en [Datum stempel] (p. 62) zijn niet beschikbaar bij
opnamen in of .
De bestandsextensie voor JPEG-beelden is '.JPG', en de extensie voor
RAW-beelden is '.CR2'.
84
Kies de --waarde.
Draai aan de --knop om een
--waarde te selecteren.
X Als u een --waarde kiest die
beschikbaar is, brandt het --lampje
oranje.
X Als u een --waarde kiest die niet
beschikbaar is, gaat de --lamp uit en
wordt de camera automatisch ingesteld
op (of in de modus D).
X De instelling verschijnt op het scherm.
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de --waarde automatisch aangepast aan
de opnamemodus en –omstandigheden.
Laag
Hoog
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis.
Bewolkt, schemerig.
Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker.
De --waarde wijzigen
Een lagere --waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
Een hogere --waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
grof lijken.
Wat als de beelden nog steeds wazig zijn?
Als de camerabeweging niet is verholpen met , kunt u in de modus (p. 63)
--waarden instellen van en . Druk in de modus
op de knop
m
en druk daarna op de knoppen op om te kiezen. Druk op
de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om de --waarde in te stellen.
Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken om
de automatisch ingestelde --waarde te zien.
De ISO-waarde wijzigen
85
De maximale --waarde wijzigen voor
U kunt een maximale --waarde van instellen voor .
Selecteer [ISO autom. inst.].
Druk op de knop n om [ISO autom.
inst.] te selecteren op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies de maximale --waarde.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop Ê om [Max ISO-waarde] te
selecteren. Druk daarna op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
De wijzigingsnelheid voor wijzigen
U kunt bij [Snelheid inst.] kiezen tussen [Snel], [Langzaam] of [Standaard]
voor de wijzigingsnelheid voor .
Kies de gewenste
wijzigingsnelheid.
Voer stap 1 – 2 hierboven uit om [Snelheid
inst.] te kiezen.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Als u op de knop n drukt in het selectiescherm voor de --waarde
(p. 84), verschijnt het scherm [ISO autom. inst.].
86
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om een optie te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
De witbalans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld
voor de opnameomstandigheden.
Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis.
Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht
Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit
3 golflengten.
TL licht
Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij
warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat
uit drie golflengten.
TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten.
Flitser Voor het maken van opnamen met de flitser.
S Onderwater
Stelt de optimale witbalans in en maakt blauwe kleuren
zwakker, voor het maken van foto's met natuurlijke kleuren
onder water.
Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
h
De witbalans aanpassen
87
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie. Zorg
dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar is op
de opnamelocatie.
Kies in stap 2 hierboven of .
Zorg dat het hele scherm is gevuld met een
vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop
n
(of de knop
l
in de modus
8
).
X
De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De witbalans handmatig corrigeren
U kunt de witbalans handmatig corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde
effect als het gebruik van een in de winkel verkrijgbaar conversiefilter voor
kleurtemperatuur of een kleurcompensatiefilter.
Kies de witbalans.
Druk eerst op de knop
m
en gebruik
daarna de knoppen
op
om te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen
qr
of draai aan de controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Wijzig de instelling.
Draai aan het instelwiel
÷
en pas het
correctiegetal aan voor B en A.
Druk op de knop
l
om het
correctiescherm weer te geven.
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
Continu-opnamen maken
88
Draai aan het instelwiel ÷ of de
controleknop Ê en pas het correctiegetal
aan voor B, A, M en G.
U kunt het correctieniveau herstellen door
te drukken op de knop n.
Druk op de knop l om de instelling te
voltooien.
Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's.
Selecteer een transportmodus.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om W of te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Maak de opname.
X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
B staat voor blauw, A voor amber, M voor magenta en G voor groen.
Ook als u de instelling van de witbalans in stap 1 wijzigt nadat u het
correctieniveau hebt aangepast, worden deze aanpassingen bewaard.
De aanpassingen worden echter ongedaan gemaakt als u gegevens
vastlegt voor de aangepaste witbalans.
Eén niveau van de blauw/amber-correctie komt overeen met 7 mired
van een conversiefilter voor kleurtemperatuur. (Mired: maateenheid
voor de dichtheid van een conversiefilter voor kleurtemperatuur.)
U kunt het B/A-instelscherm ook weergeven door aan het instelwiel
÷ of de controleknop Ê te draaien.
Continu-opnamen maken
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
89
* In de modus
t
(p. 66), AF-vergrendeling (p. 99) of Handmatig scherpstellen (p. 100),
verandert in .
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk op de knop
m
en vervolgens op
de knoppen
op
om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
Modus
Maximale
snelheid
(Beelden/sec., bij
benadering)
Beschrijving
W
Continu 2,0
De camera maakt continu opnamen met de ingestelde
scherpstelling en belichting wanneer de sluiterknop half wordt
ingedrukt.
Continu
Opname AF
0,7
De camera maakt continu opnamen en wordt scherpgesteld.
[AF Frame] is ingesteld op [Centrum].
Continue
opname LV
*
0,8
De camera maakt continu opnamen waarbij de scherpstelling
is vastgezet in de stand die bij handmatige scherpstelling
is ingesteld. In de modus
t
wordt de scherpstelling bij
de eerste opname vergrendeld.
Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (p. 58).
De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 63).
Afhankelijk van de opname-omstandigheden, de camera-instellingen en
de zoompositie, kan de camera tijdelijk stoppen met opnemen of kan de
opnamesnelheid verminderen.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid verminderen.
Als u flitst, kan de opnamesnelheid verminderen.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
90
Custom Kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood, groen, blauw
en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus.
Volg stap 2 op p. 89 om te selecteren en druk
daarna op de knop
l
.
Druk op de knoppen
op
om een optie te
selecteren en druk vervolgens op de knoppen
qr
of draai aan de controleknop
Ê
om een
waarde te selecteren.
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging, voor een
levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt, zodat
u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig Groen
en Levendig Blauw gecombineerd om intense, natuurlijke kleuren
te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode onderwerpen
levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging, enzovoort
aanpassen aan uw voorkeur (zie hieronder).
Niet beschikbaar in de modus en .
U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 86).
In de modi en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden gewijzigd.
Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de huidskleur.
Opnamen maken met behulp van de zoeker
91
Hoe meer de waarde die u selecteert
naar rechts ligt, hoe sterker of donkerder
(huidtint) het effect wordt, en hoe meer
deze waarde naar links ligt, hoe zwakker
of lichter (huidtint) het effect wordt.
Druk op de knop l om de instelling
te voltooien.
Als u de batterij wilt sparen, kunt u in plaats van het scherm de zoeker
gebruiken om opnamen te maken. Het opnemen werkt op dezelfde manier
als via het scherm.
De camera stelt automatisch scherp op onderwerpen, maar detecteert geen
gezichten en stelt ook niet scherp op gezichten.
Schakel het scherm uit.
Druk op de knop l om het scherm
uit te schakelen.
Stel de dioptrie in.
Kijk door de zoeker en pas de dioptrie aan.
X Aanpassingen van -3,0 tot +1,0 m
-1
(dpt)
zijn mogelijk.
Opnamen maken met behulp van de zoeker
Het beeld in de zoeker kan enigszins verschillen van de gemaakte
opname.
In andere aspectratio's dan 4:3 verschilt het zichtbare gebied in de
zoeker van het gebied in de gemaakte opname. Controleer daarom
de instellingen voordat u de opname maakt.
De zoeker heeft een gezichtsveld van ongeveer 77% van het feitelijke
opnamebeeld.
Mogelijk ziet u een deel van de lens door de zoeker, afhankelijk van de
zoominstelling.
92
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de sluiterknop
half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken.
Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld,
en druk de sluiterknop half in.
Controleer of het AF-kader rondom
het onderwerp groen is.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de sluiterknop half in en beweeg
de camera om een nieuwe compositie
te maken voor de opname.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen in 'Beelden
bekijken op een tv' (p. 135).
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling
Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100
(apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv.
Opnamen maken via een tv
93
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op G.
In de gedeelten 'De sluitertijd instellen' (p. 106), 'De diafragmawaarde
instellen' (p. 107) en 'De diafragmawaarde en sluitertijd instellen'
(p. 108) wordt aangenomen dat het programmakeuzewiel is ingesteld
op deze modi.
In de gedeelten 'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 115) en
'Opnamen maken met Stitch-hulp' (p. 118) wordt aangenomen dat
u het programmakeuzewiel hebt ingesteld op K en dat de bijbehorende
modus is geselecteerd.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met
een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren
of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 202205).
5
94
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van de opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk eerst op de knop
n
en kies [AF Frame]
op het tabblad
4
. Druk daarna de knoppen
qr
om een optie te selecteren.
Gezichts-AiAF
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, de belichting
(alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het gezicht dat de
camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de andere gezichten een grijs
kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.
Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders weergegeven
op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
AF Tracking
U kunt het onderwerp kiezen waarop u wilt scherpstellen en vervolgens de opname
maken (p. 97).
De modus AF Frame wijzigen
Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit kader) worden
weergegeven, verschijnen er maximaal 9 groene kaders in de gebieden waar de
camera op scherpstelt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt.
Het AF-kader verschijnt in het midden van het scherm als u de sluiterknop half indrukt
wanneer Servo AF (p. 96) is ingesteld op [Aan] en er geen gezicht wordt herkend.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, verschijnt
het AF-kader niet.
onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij;
onderwerpen die donker of licht zijn;
gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten waarvan
een deel is verborgen.
Positie en grootte van het AF-kader wijzigen
95
FlexiZone/Centrum
Er wordt één AF-kader gebruikt. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen op een
bepaald punt.
In [FlexiZone] kunt u de positie en grootte van het AF-kader wijzigen (p. 95).
Als het AF-kader is ingesteld op [FlexiZone] (zie hierboven), kunt u de positie en
grootte van het AF-kader wijzigen.
Druk op de knop .
X
Het AF-kader wordt oranje.
Verplaats het AF-kader.
Draai aan het instelwiel
÷
of de
controleknop
Ê
.
Druk op de knoppen
opqr
om kleine
aanpassingen te maken.
Als er gezichten worden gedetecteerd,
wordt het AF-kader bij elke druk op de knop
n
naar een ander gezicht verplaatst.
Als u de knop ingedrukt houdt, keert het
AF-kader terug naar de oorspronkelijke
positie (midden).
Wijzig de grootte van het AF-kader.
Druk op de knop
l
.
X
Het AF-kader wordt klein.
Als u nogmaals op de knop
l
drukt,
krijgt het AF-kader weer de normale grootte.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt .
Positie en grootte van het AF-kader wijzigen
Opnamen maken met Servo AF
96
Voltooi de instellingen.
Druk op de knop .
Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
Druk op de knop n en selecteer [Servo
AF] op het tabblad 4. Druk vervolgens op
de knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Stel scherp.
De scherpstelling en de belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de sluiterknop
half indrukt.
Het spotmetingpunt kan worden gekoppeld aan het AF-kader (p. 103).
Het AF-kader wordt ingesteld op de normale grootte wanneer u de Digitale
Zoom (p. 60) of de Digitale Tele-converter (p. 61) gebruikt.
Opnamen maken met Servo AF
In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet
blauw, ook niet als u de sluiterknop half indrukt. U kunt in dat geval de
scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de sluitertijd
en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger van de
sluiterknop en druk deze opnieuw half in.
In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling.
De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in de
modus Servo AF.
Niet beschikbaar als u Q (p. 58) gebruikt.
97
Selecteer het onderwerp waarop u wilt scherpstellen. Zelfs als het onderwerp
beweegt, wordt het binnen een bepaald bereik gevolgd.
Kies [AF Tracking].
Druk eerst op de knop
n
en kies
[AF Frame] op het tabblad
4
. Druk
daarna op de knoppen
qr
om
[AF Tracking] te selecteren.
X
verschijnt midden in het scherm.
Selecteer het onderwerp waarop
u wilt scherpstellen.
Richt de camera zodat op het gewenste
onderwerp staat en druk op de knop .
X
De camera geeft een pieptoon en
verschijnt wanneer een onderwerp wordt
gedetecteerd. Zelfs als het onderwerp
beweegt, wordt het onderwerp binnen
een bepaald bereik gevolgd.
X
Als de camera geen onderwerp detecteert,
verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop om het
volgen te annuleren.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in. verandert
dan in een blauw dat het onderwerp
volgt terwijl de camera continu de focus
en belichting aanpast.
Druk de sluiterknop helemaal in om de
opname te maken.
X
Ook nadat de opname is voltooid, blijft
op het scherm en blijft de camera
het onderwerp volgen.
Het onderwerp selecteren waarop
u wilt scherpstellen (AF Tracking)
Het autofocuskader vergroten
98
Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt
u de scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop n en selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de sluiterknop half in.
X In [Gezichts-AiAF] (p. 94) wordt het
gezicht dat als hoofdonderwerp is
gedetecteerd, vergroot weergegeven.
X In [FlexiZone] of [Centrum] (p. 95)
wordt de inhoud van het AF-kader
vergroot weergegeven.
De camera detecteert een onderwerp ook als u de sluiterknop half
indrukt zonder op de knop te drukken. Als de opname is voltooid,
verschijnt midden in het scherm.
Servo AF (p. 96) is ingesteld op [Aan].
De camera kan het onderwerp wellicht niet volgen als dit te klein is of te
snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond
te klein is.
Niet beschikbaar in e.
Het autofocuskader vergroten
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAF] als er geen gezicht
wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In
[Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen.
Opnamen maken met AF-vergrendeling
99
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk
op de knop o.
X De focus wordt vergrendeld en en de
MF-indicator verschijnen op het scherm.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnen en de
MF-indicator en wordt de focus ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens
de opname maken.
Stel het AF-kader in op
[Gezichts-AiAF] (p. 94).
Open de modus Gezichtsselectie.
Richt de camera op het gezicht van het
onderwerp en druk op de knop .
X Nadat [Gezichtsselectie: aan] wordt
weergegeven, verschijnt er een
gezichtskader rond het gezicht dat
wordt gedetecteerd als het hoofdonderwerp.
De weergave wordt niet vergroot als u de Digitale Zoom (p. 60), de Digitale
Tele-converter (p. 61), AF Tracking (p. 97) of Servo AF (p. 96) gebruikt, of als
de camera is aangesloten op een televisie (p. 92).
Opnamen maken met AF-vergrendeling
De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichtsselectie)
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen
100
Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het
gezichtskader het onderwerp binnen
een bepaald bereik.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd,
verschijnt niet.
Selecteer het gezicht waarop u wilt
scherpstellen.
Als u op de knop drukt, wordt het
gezichtskader verplaatst naar een ander
gezicht dat door de camera is gedetecteerd.
Wanneer het kader alle herkende gezichten
is langsgegaan, wordt [Gezichtsselectie: uit]
weergegeven en verschijnt weer het scherm
van de modus AF-kader.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in. Wanneer de
camera scherpstelt, verandert in .
Druk de sluiterknop helemaal in om de
opname te maken.
U kunt handmatig scherpstellen gebruiken wanneer automatisch scherpstellen
niet mogelijk is. Als u de sluiterknop half indrukt nadat u ruwweg handmatig hebt
scherpgesteld, kunt u de scherpstelling fijner afstellen.
Kies .
Druk op de knop
o
.
X
en de MF-indicator verschijnen.
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen
Focusbracketing (modus BKT-Focus)
101
Stel ruwweg scherp.
Op de balk aan de zijkant verschijnen
de MF-indicator en een weergave van de
afstand. Draai, terwijl u naar het vergrote
gebied kijkt, aan de controleknop Ê om
een geschikte scherpstelling te zoeken.
Pas de scherpstelling verder aan.
Als u de sluiterknop half indrukt of op de
knop drukt, kunt u de scherpstelling
verder afstellen (veiligheids-MF).
De camera maakt automatisch drie continu-opnamen in deze volgorde: één op de
positie die is ingesteld voor handmatig scherpstellen, één waarbij de focus verder
weg is en één waarbij de focus dichterbij is. De focusaanpassing kan in drie
niveaus worden ingesteld.
Kies .
Druk eerst op de knop
m
en gebruik daarna
de knoppen op om te selecteren. Druk
vervolgens op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om te selecteren.
MF-indicator
U kunt de modus of de grootte van het AF-kader niet wijzigen als u handmatig
scherpstelt (p. 94). Als u de modus of de grootte van het AF-kader wilt
wijzigen, annuleert u eerst de modus Handmatig scherpstellen.
U kunt de camera op een statief bevestigen om nauwkeurig scherp te stellen.
Als u de Digitale Zoom (p. 60) of de Digitale Tele-converter (p. 61) gebruikt,
of wanneer u een televisie gebruikt voor de weergave (p. 92), kunt u wel
scherpstellen maar wordt het vergrote gebied niet weergegeven.
Als u via de knop n het tabblad 4 opent en [MF-Punt Zoom] instelt
op [Uit], is de vergrote weergave niet beschikbaar.
Als u via de knop n het tabblad 4 opent en [Veiligheids MF] instelt
op [Uit], kunt u de scherpstelling niet verder afstellen, zelfs niet als u de
sluiterknop half indrukt.
Focusbracketing (modus BKT-Focus)
De meetmethode wijzigen
102
Stel het scherpstelbereik in.
Druk op de knop l.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om de instelling te maken.
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Druk eerst op de knop en draai
dan aan de controleknop Ê om een
meetmethode te selecteren.
In andere flits instellingen dan ! (p. 58) is Focusbracketing niet
beschikbaar.
Als u stap 1 op p. 100 uitvoert om te kiezen en dan meteen
op de knop q drukt, verschijnt het scherm in stap 2.
Continu opnamen maken (p. 88) is niet mogelijk in deze modus.
Er worden maar drie opnamen gemaakt, ook als u via Q (p. 58)
een ander aantal opnamen instelt.
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die
van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader).
Het spotmetingpuntkader kan worden gekoppeld aan het
AF-kader.
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
103
Het spotmetingpuntkader aan het AF-kader
koppelen Kader
Selecteer .
Volg de stap hierboven en selecteer .
Selecteer [Spotmetingpunt].
Druk op de knop n en selecteer
[Spotmetingpunt] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [AF-Punt]
te selecteren.
X Het spotmetingpuntkader wordt gekoppeld
aan het AF-kader dat is verplaatst.
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling en
belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor 'Auto Exposure'
(automatische belichting).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop ¤.
X Als ¤ verschijnt, is de belichting vergrendeld.
Als u een opname maakt, verdwijnt ¤
en wordt de belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Deze functie kan niet worden gebruikt als [AF-kader] is ingesteld op
[Gezicht det.] of [AF Tracking] (p. 94).
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
Programmaverschuiving (Programma Shift)
Als u de belichting vergrendelt en vervolgens aan de controleknop Ê draait, kunt
u de combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen.
104
Net als met de AE-vergrendeling (p. 103), kunt u de belichting vergrendelen voor het
maken van opnamen met de flitser. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE.
Dit staat voor 'Flash Exposure'.
Selecteer
h
(p. 79).
Vergrendel de flitsbelichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop
¤
.
X
De flitser gaat af en wanneer
¤
verschijnt,
wordt de flitsuitvoer vastgehouden.
Als u een opname maakt, verdwijnt
¤
en wordt de flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
De camera neemt 3 continu-opnamen terwijl de belichting automatisch wordt
aangepast aan standaardbelichting, onderbelichting en overbelichting, in die volgorde.
Kies .
Druk eerst op de knop
m
en gebruik daarna
de knoppen
op
om te selecteren. Druk
vervolgens op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Ê
om te selecteren.
Stel de belichtingscompensatie in.
Druk op de knop
l
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om de instelling aan te passen.
Op basis van de standaardbelichting die
door de camera wordt ingesteld, kunt u de
belichtingscompensatie aanpassen met
stappen van 1/3 in een bereik van ±2. Als
de belichtingscompensatie (p. 78) al wordt
gebruikt, worden de instellingen gedefinieerd
met de compensatiewaarde als basiswaarde.
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
Auto Exposure-bracketing (modus AEB)
Opnamen maken met Slow sync
105
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u
de camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond
die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Selecteer .
Druk eerst op de knop r en druk daarna
op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
onderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de sluiterknop stopt.
In andere flits instellingen dan ! (p. 58) is de AEB-modus niet
beschikbaar.
Continu opnamen maken (p. 88) is niet mogelijk in deze modus.
Als u op de knop l drukt in het belichtingscompensatiescherm,
verschijnt het instelscherm voor de belichtingscompensatie.
Er worden maar drie opnamen gemaakt, ook als u via Q (p. 58)
een ander aantal opnamen instelt.
Opnamen maken met Slow sync
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus]
in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 173).
106
Het ND-filter reduceert de lichtintensiteit tot 1/8 (3 stops) van het huidige niveau,
waardoor langere sluitertijden en kleinere diafragmawaarden mogelijk zijn.
Kies .
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Stel [ND filter] in op [Aan].
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor opnamen.
De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd die u hebt ingesteld.
M staat voor 'Time value' (tijdwaarde).
Stel het programmakeuzewiel
in op M.
Kies de instelling.
Draai aan het instelwiel ÷ om de sluitertijd
in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare sluitertijden.
2" geeft 2 seconden aan, 0"3 geeft 0,3 seconde aan en 1/160 geeft 1/160 seconde aan.
De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/2.000 seconde. De camera stelt de
sluitertijd automatisch in op 1/2.000 seconde of minder, als u een kortere sluitertijd
selecteert.
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitersnelheden niet beschikbaar.
Werken met het ND-filter
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen.
De sluitertijd instellen
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6, 1/8,
1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200, 1/250,
1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500, 1/3200, 1/4000
De diafragmawaarde instellen
107
U kunt het diafragma instellen op de waarde die u wilt gebruiken voor opnamen.
De camera stelt de juiste sluitertijd in voor de diafragmawaarde die u hebt ingesteld.
B
staat voor 'Aperture value' (diafragmawaarde), wat verwijst naar de grootte van
de diafragmaopening in de lens.
Stel het programmakeuzewiel in op
B
.
Kies de instelling.
Draai aan het instelwiel
÷
om de
diafragmawaarde in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare diafragmawaarden
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige diafragmawaarden niet beschikbaar.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden bewerkt
om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor is enige bewerkingstijd
nodig, zodat u mogelijk even moet wachten voordat u de volgende opname kunt
maken.
Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt en opnamen
maakt met een statief (p. 173).
Wat als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven?
Als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt
ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de sluitertijd aan totdat
de diafragmawaarde wit wordt weergegeven. Safety shift kan ook worden gebruikt (p. 108).
U kunt de camera ook zo instellen dat door het draaien aan het instelwiel
÷
of de
controleknop
Ê
de diafragmawaarde wordt gewijzigd (p. 173).
De diafragmawaarde instellen
F2.8, F3.2, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0, F5.6, F6.3, F7.1, F8.0
Wat als de sluitertijd oranje wordt weergegeven?
Als de sluitertijd oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt,
overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de diafragmawaarde aan totdat
de sluitertijd wit wordt weergegeven. Safety shift kan ook worden gebruikt.
De diafragmawaarde en sluitertijd instellen
108
U kunt de sluitertijd en de diafragmawaarde handmatig instellen voor het
maken van opnamen.
D staat voor 'Manual' (handmatig).
Stel het programmakeuzewiel
in op D.
Kies de instelling.
Draai aan het instelwiel ÷ om
de sluitertijd in te stellen.
Draai aan de controleknop Ê om
de diafragmawaarde in te stellen.
X Het ingestelde belichtingsniveau
wordt weergegeven. U kunt het
verschil controleren met het
standaardbelichtingsniveau.
X Als het verschil groter is dan ±2 stops,
wordt het ingestelde belichtingsniveau
oranje weergegeven. Als u de sluiterknop
half indrukt, wordt '–2' of '+2' oranje
weergegeven.
Safety Shift
Als u in de modi M en B op de knop n drukt om het tabblad 4 te
openen en u [Safety Shift] instelt op [Aan], wordt de sluitertijd of diafragmawaarde
automatisch aangepast aan de juiste belichting wanneer deze niet op een andere
manier kan worden verkregen. Safety Shift is uitgeschakeld wanneer de flitser is
ingeschakeld.
U kunt de camera ook zo instellen dat door het draaien aan het instelwiel
÷
of de controleknop
Ê
de
sluitertijd
wordt gewijzigd (p. 173).
De diafragmawaarde en sluitertijd instellen
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Standaard
belichtingsniveau
Indicator belichtingsniveau
Belichtingsniveau
De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast)
109
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid.
Met DR-correctie kunt u te felle belichting te corrigeren. Met Schaduwcorrectie
kunt u in de schaduw meer details zien.
Dynamic Range-correctie (DR-correctie)
U kunt kiezen uit de volgende methoden voor DR-correctie: , en .
Kies .
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
De standaardbelichting wordt berekend volgens de geselecteerde
lichtmeetmethode (p. 102).
Als u de zoom gebruikt nadat u instellingen hebt opgegeven of de
compositie hebt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau mogelijk aangepast.
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt de
helderheid van het scherm mogelijk aangepast. Als de flitsermodus is
ingesteld op h, wijzigt de helderheid van het scherm niet.
Als u op de knop ¤ drukt, wordt de sluitertijd of diafragmawaarde (datgene
wat niet is geselecteerd bij stap 2) automatisch aangepast om de juiste
belichting te verkrijgen (afhankelijk van de instellingen wordt mogelijk niet
de juiste belichting verkregen).
U kunt de camera ook zo instellen dat door het draaien aan het instelwiel
÷ of de controleknop Ê de sluitertijd of de diafragmawaarde wordt
gewijzigd (p. 173).
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 151).
U kunt de instellingen voor DR-correctie of Schaduwcorrectie wijzigen
door te draaien aan het instelwiel ÷ of de controleknop Ê (p. 173).
Niet beschikbaar in of .
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
De digitale horizon gebruiken
110
Kies de instelling.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om een optie te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X @ verschijnt op het scherm.
Schaduwcorrectie
Kies .
Volg stap 1 op p. 109 om te selecteren
en druk daarna op de knop l.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X @ verschijnt op het scherm.
U kunt de digitale horizon die op het scherm verschijnt, gebruiken om
te bepalen of de camera ongeveer waterpas is bij een opname.
Geef de digitale horizon weer.
Druk meerdere keren op de knop l
om de digitale horizon weer te geven.
is alleen beschikbaar in (p. 84).
Met en gaat de --waarde terug naar , ook als u een hogere
waarde hebt ingesteld dan .
Met gaat de --waarde terug naar , ook als u een lagere waarde
hebt ingesteld dan .
Met gaat de --waarde terug naar , ook als u een lagere waarde
hebt ingesteld dan .
De digitale horizon gebruiken
Rode-ogencorrectie
111
Houd de camera recht.
Corrigeer de kanteling van de camera links
en rechts totdat het midden van de digitale
horizon groen wordt.
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn
gemaakt.
Kies [Flitsbesturing].
Druk op de knop
n
en selecteer
[Flitsbesturing] op het tabblad
4
.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Wijzig de instelling.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Ê
om [Rode-Ogen]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen
qr
om [Aan] te selecteren.
X
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Œ
op het scherm.
Als de digitale horizon niet verschijnt in stap 1, drukt u op de knop
n
om het tabblad
4
te openen. Kies [Custom Display] en plaats een
bij of .
Als u de camera te ver naar voren of naar achteren kantelt, wordt de digitale
horizon grijs en kunt u deze niet meer gebruiken om de camera waterpas
te krijgen.
Als u een film opneemt, verschijnt de digitale horizon niet.
Houd de camera verticaal om de richting van de digitale horizon te wijzigen.
Als uw opnamen ook met behulp van de digitale horizon niet waterpas zijn,
kalibreert u de digitale horizon (p. 168) en probeert u het daarna opnieuw.
Rode-ogencorrectie
De flitsbelichtingscompensatie aanpassen
112
Net als bij de belichtingscompensatie (p. 78) kunt u de belichting aanpassen met
stappen van 1/3 in een bereik van ±2 wanneer u de flitser gebruikt.
Kies het compensatiegetal.
Druk eerst op de knop r en draai daarna
meteen aan het instelwiel ÷ om het
compensatiegetal te kiezen. Druk vervolgens
op de knop m.
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan rode
ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 152).
U kunt het scherm in stap 2 ook weergeven door te drukken op de knop r en
daarna n, of door langer dan één seconde op de knop r te drukken.
Niet beschikbaar in of .
De flitsbelichtingscompensatie aanpassen
Veiligheids FE
De camera past automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan wanneer de flitser
flitst om overbelichting en felle belichting van de lichtere delen van de compositie te
voorkomen. Als u op de knop n drukt om het tabblad 4 te openen en u stelt
[Veiligheids FE] in [Flitsbesturing] in op [Uit], worden de sluitertijd en diafragmawaarde
niet automatisch aangepast.
U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen via de volgende methoden.
U kunt deze echter niet instellen met de knop r als u een externe flitser (apart
verkrijgbaar) op de camera hebt bevestigd. In dat geval moet u de flitsuitvoer
instellen met een methode die is gemarkeerd met een sterretje *.
Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op om ~ te kiezen.
Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê.*
Druk op de knop n en selecteer [Flitsbesturing] op het tabblad 4. Kies
vervolgens [Flitsbel. comp.] en druk op de knoppen qr.*
Druk op de knop r en daarna op n, of houd de knop r langer dan 1 seconde
ingedrukt. Het instelscherm verschijnt. Kies vervolgens [Flitsbel. comp.] en druk
op de knoppen qr.
113
In de modus D kunt u 3 niveaus selecteren voor flitsuitvoer.
Stel het programmakeuzewiel
in op D.
Kies het niveau van de flitsuitvoer.
Druk eerst op de knop r en draai daarna
meteen aan het instelwiel ÷ om het
uitvoerniveau te kiezen. Druk vervolgens
op de knop m.
X Na de instelling verschijnt ~ op het scherm.
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht hebben,
wordt weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
Druk op de knop n en selecteer
[Knipperdetectie] op het tabblad 4. Druk
op de knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
X Als een persoon met gesloten ogen wordt
gedetecteerd, verschijnt er een kader en .
De flitsuitvoer aanpassen
U kunt de flitsuitvoer ook instellen via de volgende methoden. U kunt deze
echter niet instellen met de knop r als u een externe flitser (apart verkrijgbaar)
op de camera hebt bevestigd. In dat geval moet u de flitsuitvoer instellen met
een methode die is gemarkeerd met een sterretje *.
Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op om ~ te kiezen.
Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê.*
Druk op de knop n en selecteer [Flitsbesturing] op het tabblad 4.
Kies vervolgens [Flits output] en druk op de knoppen qr.*
Druk op de knop r en daarna op n, of houd de knop r langer dan
1 seconde ingedrukt. Het instelscherm verschijnt. Kies [Flits output] en
druk op de knoppen qr.
Controleren op gesloten ogen
Opname-instellingen vastleggen
114
U kunt veelgebruikte opnamemodi en instellingen naar voorkeur vastleggen.
U zet het programmakeuzewiel eenvoudigweg in de stand of om tussen
vastgelegde instellingen te schakelen. Zelfs als u van opnamemodus wisselt of
de camera uitschakelt, worden instellingen die normaal gesproken worden
geannuleerd (zelfontspanner, enzovoort), opgeslagen.
Instellingen die kunnen worden vastgelegd:
opnamemodi (G, M, B en D);
items die zijn ingesteld in G, M, B of D (pp. 78108);
items in het opnamemenu;
zoompositie;
handmatige scherpstelpositie (p. 100);
items in My Menu (p. 175).
Selecteer de opnamemodus
die u wilt vastleggen en kies
de instellingen.
Selecteer [Opslaan].
Druk op de knop n en selecteer
[Opslaan] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knop m.
Leg de instellingen vast.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om of te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Indien in de modus of Q het aantal opnamen is ingesteld op twee of
meer, is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst gemaakte opname.
In de modi en is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst
gemaakte opname.
Niet beschikbaar in de modus W, of .
Opname-instellingen vastleggen
De kleur wijzigen en opnamen maken
115
U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof worden
of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie te
wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om T te kiezen.
Druk op de knop l.
X Het ongewijzigde beeld en het beeld
met het kleuraccent worden afwisselend
weergegeven.
De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om het gewenste
kleurengamma te wijzigen.
Als u een deel van de vooraf opgeslagen instellingen (met uitzondering van de
opnamemodus) wilt wijzigen, kiest u of en brengt u de wijzigingen aan.
Daarna herhaalt u stap 2 en 3. Deze instellingen worden niet overgenomen in
andere opnamemodi.
Om instellingen die bij of zijn vastgelegd, terug op de standaardwaarden
in te stellen, draait u het programmakeuzewiel naar of en kiest u
vervolgens [Reset alle] (p. 53).
De kleur wijzigen en opnamen maken
Opgenomen kleur
De kleur wijzigen en opnamen maken
116
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op l om terug te keren naar het
opnamescherm.
Kleur wisselen
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om Y te kiezen.
Druk op de knop l.
X Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden afwisselend
weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
Plaats het middelste kader zo dat
het is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
De kleur wijzigen en opnamen maken
117
Geef de doelkleur op.
Plaats het middelste kader zo dat
het is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop r.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op dat
u wilt wisselen.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om het gewenste
kleurengamma te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op l om terug te keren naar
het opnamescherm.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
118
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die
u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen
tot één panoramisch beeld.
Selecteer
x
of
v
.
Volg stap 1 – 2 op p. 64 om
x
of
v
te selecteren.
Maak de eerste opname.
X
De belichting en de witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Maak de volgende opnamen.
Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens het
samenvoegen van de opnamen.
U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde
manier.
Voltooi de opname.
Druk op de knop
m
.
Voeg de beelden samen op een
computer.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen
van beelden.
Opnamen maken met Stitch-hulp
Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 92).
Als u AF-vergrendeling wilt gebruiken, wijst u
%
toe aan de knop (p. 174).
119
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten 'Films
opnemen' en 'Films bekijken' in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe
u diverse functies gebruikt voor het opnemen en bekijken van films.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op de modus E.
Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het afspelen en bewerken
van films. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop 1 hebt gedrukt
om de afspeelmodus te activeren.
6
120
U kunt kiezen uit vier filmmodi.
Selecteer een filmmodus.
Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om E te selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om een film te selecteren.
Druk daarna op de knop m.
U kunt films opnemen die eruit zien als bewegende miniatuurmodellen.
Het miniatuurmodeleffect ontstaat doordat de bovenste en onderste delen
van de opname wazig worden, en door een afspeelsnelheid waarbij mensen
en objecten in de opname sneller bewegen tijdens het afspelen. Er wordt
geen geluid opgenomen.
Selecteer .
Voer de bewerkingen hierboven uit en
selecteer .
X Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
De filmmodus wijzigen
E Standaard De normale modus.
Miniatuureffect
U kunt films opnemen die lijken op een miniatuurmodel
(zie hieronder).
> Kleur Accent
In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle kleuren
behalve de geselecteerde kleur omzetten in zwart-wit, of de
geselecteerde kleur omzetten in een andere kleur. Zie 'De kleur
wijzigen en opnamen maken' (p. 115) voor meer informatie. Kies
de kleur die u wilt behouden of wijzigen voordat u de film opneemt.
z Kleur Wissel
In sommige omstandigheden worden kleuren niet weergegeven zoals
verwacht in de modi > en z.
Films opnemen die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Films opnemen die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect)
121
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop l.
Beweeg de zoomknop om de grootte
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen op om de kaderpositie
te wijzigen.
Kies een afspeelsnelheid.
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om een afspeelsnelheid
te selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het opnamescherm.
Maak de opname.
Afspeelsnelheid en geschatte afspeelduur (voor clips
van 1 min.)
Snelheid Afspeelduur
12 sec.
6 sec.
3 sec.
Als u in stap 2 op de knop m drukt, verandert de horizontale/verticale
stand van het kader en kunt u drukken op qr om de kaderpositie te
wijzigen als deze verticaal is.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen
maken.
122
U kunt kiezen uit drie instellingen voor beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor de beeldkwaliteit.
Druk op de knop
m
en vervolgens op
de knoppen
op
om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op het
scherm.
Beeldkwaliteittabel
* films worden afgespeeld met 30 beelden/sec.
Geschatte opnametijd
De beeldkwaliteit wijzigen
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Beschrijving
1280 x 720 pixels, 24 beelden/sec.* Voor filmopnamen van high-definitionkwaliteit.
640 x 480 pixels, 30 beelden/sec. Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit.
320 x 240 pixels, 30 beelden/sec.
In dit geval is de opnameresolutie lager dan in ,
waardoor de beeldkwaliteit grof lijkt, maar u kunt
ongeveer drie keer zo lang opnemen.
Capaciteit van de
geheugenkaart
4 GB 16 GB
Beeldkwaliteit
25 min. 08 sec. 1 uur 42 min. 57 sec.
43 min. 43 sec. 2 uur 59 min. 03 sec.
1 uur 58 min. 19 sec. 8 uur 04 min. 30 sec.
Volgens de testnormen van Canon.
Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er 29 minuten
en 59 seconden is opgenomen in of ongeveer 1 uur in of .
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte
nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of hoger gebruiken.
123
U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een
bereik van ±2 voordat u een opname maakt.
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
Vergrendel de belichting.
Nadat u de sluiterknop hebt losgelaten,
drukt u op de knop ¤ om de belichting
te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
Druk nogmaals op de knop ¤ om de
vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
Kijk naar het scherm en draai aan de
controleknop Ê om de belichting aan
te passen.
Maak de opname.
Het windfilter onderdrukt lawaai als er harde wind is. Er kan echter een
onnatuurlijk geluid klinken als het windfilter wordt gebruikt voor opnamen
waarbij geen wind aanwezig is.
Druk op de knop n en selecteer
[Wind Filter] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
AE-vergrendeling/belichting
Het windfilter gebruiken
124
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. Functies die zijn gemarkeerd met een sterretje (*) kunnen op dezelfde
manier als bij foto's worden gebruikt in , > of
z
.
Nader inzoomen op het onderwerp
De Digitale Zoom (p. 60) is beschikbaar in E.
De optische en Digitale Zoom zijn beide niet beschikbaar in >, z of .
Stel vóór gebruik de optische zoom in.
Het geluid van het zoomen wordt opgenomen.
De zelfontspanner gebruiken (p. 58)*
Het aantal opnamen kan niet worden ingesteld.
Close-ups maken (Macro) (p. 79)*
Macro-opnamen zijn niet mogelijk in .
De witbalans aanpassen (p. 86)
Correctie van witbalans is niet beschikbaar.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 89)
Opnamen maken via een tv (p. 92)*
Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 99)*
Werken met het ND-filter (p. 106)*
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen (p. 100)*
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 169)*
Weergegeven informatie wijzigen (p. 172)*
Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 173)*
U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit].
Functies toewijzen aan de knop (p. 174)*
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto's.
Beelden wissen (p. 30)
Snel naar beelden zoeken (p. 128)
Beelden bekijken met de filterweergave (p. 129)
Diavoorstellingen bekijken (p. 131)
Beeldovergangen wijzigen (p. 134)
Beelden bekijken op een tv (p. 135)
Beelden bekijken op een hdtv (p. 136)
Beelden beveiligen (p. 138)
Alle beelden wissen (p. 142)
Beelden markeren als favoriet (p. 144)
Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 145)
Beelden roteren (p. 147)
Overige opnamefuncties
Afspeelfuncties
Bewerken
125
Overzicht van het filmbedieningspaneel in
'
Films bekijken
'
(p. 32)
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden.
Selecteer
*
.
Volg stap 1–3 op p. 32 om
*
te selecteren
en druk daarna op de knop
m
.
X
Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen
op
en selecteer of .
Als u drukt op de knoppen
qr
of draait aan de
controleknop
Ê
om te verplaatsen, verschijnt
op de punten waar de film kan worden
bewerkt. Als u selecteert, kunt u het begin van
de film bijsnijden vanaf . Als u selecteert,
kunt u het einde van de film bijsnijden vanaf .
Afsluiten
Afspelen
Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen
qr
of aan de
controleknop
Ê
draaien om de snelheid aan te passen; geluid wordt niet afgespeeld)
Het eerste beeld weergeven
Vorig beeld (terugspoelen als u de knop
m
ingedrukt houdt)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop
m
ingedrukt houdt)
Het laatste beeld weergeven
*
Bewerken (p. 125)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer (p. 154).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde informatie.
Bewerken
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
Bewerken
126
X Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen het
gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de
linkerzijde bijgesneden wanneer wordt
geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het
dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt
bijgesneden wanneer wordt geselecteerd.
X Het gedeelte dat met is aangegeven, is het
deel van de film dat behouden blijft na het
bijsnijden.
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen op om (afspelen)
te selecteren en druk vervolgens op de knop
m. De bewerkte film wordt afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt
bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op
op en selecteert u . Druk eerst op de
knop m en druk daarna op de knoppen qr
of draai aan de controleknop Ê om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens nogmaals op
de knop m.
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen
op
om te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om [Nieuw bestand] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
X De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte film
overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt u de
bewerkte film mogelijk niet opslaan.
Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of
een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 39).
127
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en
bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de
camera bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (pp. 148152) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
7
128
Naar beelden zoeken in de Indexweergave
U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer te geven.
Duw de zoomknop naar
g
.
X
De beelden worden weergegeven in een index.
Het aantal beelden neemt toe elke keer
wanneer u de zoomknop naar
g
duwt.
Het aantal beelden neemt af elke keer wanneer
u de zoomknop naar
k
duwt.
Selecteer een beeld.
Draai aan de controleknop
Ê
om te schakelen
tussen beelden.
Druk op de knoppen
opqr
om een beeld
te selecteren.
X
Er wordt een oranje kader weergegeven om
het geselecteerde beeld.
Druk op de knop
m
om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Naar beelden zoeken met de controleknop
Als u aan de controleknop draait, worden de beelden achter elkaar weergegeven,
zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de
opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
Als u op de camera de enkelvoudige weergave
instelt en snel aan de controleknop
Ê
draait,
worden de beelden weergegeven zoals u hier
links ziet. Draai aan de controleknop
Ê
om
een beeld te selecteren.
Druk op de knop
m
om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Als u tijdens het bladeren op de knoppen
op
drukt, kunt u naar beelden zoeken op basis
van de opnamedatum.
Snel naar beelden zoeken
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop
n
, selecteert
u [Beeld scrollen] op het tabblad
1
en selecteert u vervolgens [Uit].
129
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken met
een opgegeven filter. U kunt ook beelden beveiligen (p. 138) of verwijderen
(p. 142) terwijl ze worden gefilterd.
Zoeken op , , en
Selecteer een doelfilter.
Druk in de enkelvoudige weergave op de
knop d en druk vervolgens op de knoppen
op om een springmethode te selecteren.
Druk in , of op de knoppen qr
om een filter te selecteren. Als u aan de
controleknop Ê draait, worden alleen
beelden weergegeven die overeenstemmen
met het filter of het gekozen doelbeeld.
Druk op de knop l om te schakelen
tussen informatieweergave en geen
informatieweergave.
Druk op de knop n om terug te
keren naar de enkelvoudige weergave.
Bekijk de gefilterde beelden.
Als u op de knop m drukt, wordt de
filterweergave gestart en worden de
springmethode en een geel kader
weergegeven.
Als u op de knoppen qr drukt of aan
de controleknop Ê draait, worden de
geselecteerde doelbeelden weergegeven.
Als u op de knop d drukt, wordt [Gefilterd
afspelen - Instellingen gewist] weergegeven.
Druk op de knop m om de filterweergave
te annuleren.
Naar favorieten Geeft beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 144).
Ga naar datum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn
opgenomen.
Ga naar My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 145).
Ga naar foto/film Geeft alleen foto's of films weer.
Volgende 10 Springt met 10 beelden tegelijk.
Volgende 100 Springt met 100 beelden tegelijk.
Beelden bekijken met de filterweergave
Doelfilters
Beelden bekijken met de filterweergave
130
Naar de volgende en beelden gaan
Druk in de enkelvoudige weergave op de knop
d
en druk vervolgens op de knoppen
op
om een
springmethode te selecteren.
Als u op de knoppen
qr
drukt, wordt het beeld
weergegeven dat het geselecteerde aantal
beelden verderop is.
Druk op de knop
n
om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Springen met het instelwiel
Draai aan het instelwiel om naar de volgende , , en beelden te gaan.
Draai in de enkelvoudige weergave aan het
instelwiel
÷
en druk vervolgens op de knoppen
op
om een springmethode te selecteren.
Als u draait aan het instelwiel
÷
, wordt het
beeld weergegeven dat hoort bij de gekozen
springmethode.
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd.
Filterweergave
In de filterweergave (stap 2) kunt u gefilterde beelden bekijken met 'Snel naar beelden zoeken'
(p. 128), 'Diavoorstellingen bekijken' (p. 131) en 'Beelden vergroten' (p. 133). U kunt alle
gefilterde beelden tegelijk verwerken met de bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 138),
'Alle beelden wissen' (p. 142) of 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 157),
als u alle gefilterde beelden selecteert.
Als u echter een andere categorie kiest (p. 145) of een beeld bewerkt en opslaat als een nieuw
beeld (p. 148), wordt er een bericht weergegeven en wordt de filterweergave geannuleerd.
Als u aan het instelwiel
÷
draait in de indexweergave, worden de beelden
weergegeven volgens de springmethode die is gekozen in de enkelvoudige
weergave. Als u echter of kiest, schakelt de springmethode over naar .
131
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch afspelen.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop n, selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1
en druk op de knop m.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop Ê om een item te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr om de
instelling aan te passen.
Selecteer [Start].
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om [Start] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld...] verschijnt.
U kunt de diavoorstelling onderbreken/
opnieuw starten door nogmaals op de
knop m te drukken.
Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
Diavoorstellingen bekijken
Herhalen Herhaalt het afspelen van beelden
Speeltijd Speeltijd voor elk beeld
Effect
Overgangseffecten bij het schakelen
tussen beelden
Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan de controleknop
Ê draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt
u sneller door de beelden bladeren.
De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 55).
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
In de enkelvoudige weergave kunt u een diavoorstelling starten door
de knop m ingedrukt te houden terwijl u op de knop drukt.
132
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus
te controleren.
Druk op de knop l om naar
de focuscontroleweergave te
gaan (p. 46).
X Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader of het gezicht zich bevond
toen de focus werd ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
X Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
X Het scherm links wordt weergegeven.
Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere
kaders worden weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau of
de locatie.
Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop, en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
De focus controleren
133
Duw de zoomknop naar k.
De schermweergave zoomt in op het
beeld. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een
maximale factor van 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden
om terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
Als u draait aan de controleknop Ê,
kunt u tussen de ingezoomde beelden
schakelen.
De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier beelden
zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen.
Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities.
Kies [Smart Shuffle].
Druk op de knop n om [Smart
Shuffle] te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
X Er verschijnen vier beelden als
mogelijkheid.
Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
Druk in de vergrote weergave op de knop n om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle)
Beeldovergangen wijzigen
134
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om het
beeld te selecteren dat u wilt weergeven.
X Het gekozen beeld verschijnt in het
midden, en de volgende vier
mogelijkheden verschijnen.
Als u op de knop m drukt, verschijnt
het middelste beeld op volle grootte.
Druk nogmaals op de knop m om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
U kunt ook de zoomknop gebruiken.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden
in de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer
[Overgang] op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knoppen qr om
een overgangseffect te selecteren.
U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera zijn
gemaakt.
[Smart Shuffle] is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera
zijn gemaakt;
- als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle;
- tijdens de filterweergave.
Beeldovergangen wijzigen
135
Met de meegeleverde stereovideokabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten
op een televisie om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond
in de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze
in op de ingang waarop de kabel
is aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent, schakelt u de camera
en de tv uit en verwijdert u de kabel.
Beelden bekijken op een tv
Geel
Wit
Wit
Geel
Rood
Rood
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven
op de televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de
knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het
juiste videosysteem in te stellen.
136
Gebruik de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 om de camera aan te sluiten
op een hdtv voor een nog betere kijkbelevenis.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker volledig in de
HDMI-aansluiting van de tv.
Geef de beelden weer.
Volg stap 3 en 4 op p. 135 om de beelden
weer te geven.
De camera besturen met de afstandsbediening
Als u de camera aansluit op een HDMI CEC-compatibele tv, kunt u de
afstandsbediening van de tv gebruiken om de camera te bedienen en beelden
of diavoorstellingen te bekijken. Wellicht moet u op sommige tv-toestellen enkele
instellingen maken. Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie.
Kies [Ctrl via HDMI].
Druk op de knop
n
en selecteer
[Ctrl via HDMI] op het tabblad
3
. Druk
op de knoppen
qr
om [Aan] te selecteren.
Beelden weergeven op een hdtv
Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten
op een hdtv.
Beelden weergeven op een hdtv
137
Sluit de camera aan op de tv.
Volg stap 1–2 op p. 136 om de camera
aan te sluiten op de tv.
Geef de beelden weer.
Zet de tv aan en druk op de knop
1
van
de camera.
X
Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Gebruik de afstandsbediening
van de tv.
Druk op de knoppen
qr
van de
afstandsbediening om een beeld te kiezen.
Druk op de knop OK/Select om het
bedieningspaneel weer te geven. Druk op de
knoppen
qr
om een item te selecteren en druk
vervolgens nogmaals op de knop OK/Select.
Overzicht van het bedieningspaneel van de camera op het
tv-scherm
Terug Het menu sluiten.
Film afspelen Film afspelen (verschijnt alleen als een film is geselecteerd).
Diavoorstelling
Beelden automatisch afspelen U kunt tijdens het afspelen op de
knoppen
qr
van de afstandsbediening drukken om te schakelen
tussen beelden.
Indexweergave Beelden weergeven in een index.
Display wijzigen De schermdisplay wijzigen (p. 46).
Als u de knoppen op de camera gebruikt, kunt u de camera niet besturen met de
afstandsbediening van de tv totdat u teruggaat naar de enkelvoudige weergave.
Bij sommige tv's kan de camera niet goed worden bestuurd, zelfs al zijn ze HDMI
CEC-compatibel.
Ú
.
l
138
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met
de camera kunnen worden gewist (pp. 30, 142).
Een selectiemethode selecteren
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop n om [Beveilig]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop Ê om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Beelden beveiligen
Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 24, 54), worden beveiligde
beelden ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist.
Beelden beveiligen
139
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 op p. 138 om [Selectie]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Beveilig het beeld.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt
voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
Beelden beveiligen
140
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 138 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop r, selecteer [Laatste
beeld] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
U kunt geen beelden vóór het eerste
beeld selecteren.
Beelden beveiligen
141
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Volg stap 2 op p. 138 om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op of draai
aan de controleknop Ê om [Beveilig]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Beelden selecteren met de controleknop Ê
U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan de controleknop Ê
te draaien wanneer het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt
geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd.
142
U kunt alle beelden tegelijk wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden
hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 138)
kunt u niet wissen.
Een selectiemethode selecteren
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n om [Wissen]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop Ê om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie]
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
X Als u stap 2 op p. 139 volgt om beelden
te selecteren, verschijnt een op het
scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Alle beelden wissen
Alle beelden wissen
143
Wis de beelden.
Als u op de knop
n
drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 142 uit om [Select. Reeks] te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 140 uit om beelden
te selecteren.
Wis de beelden.
Druk op de knop
p
om [Wissen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Volg stap 2 op p. 142 om [Alle beelden] te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m
.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
144
Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze
beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren
en ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 129).
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop n om [Favorieten]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
X verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
markering van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Kies de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Beelden markeren als favoriet
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt
voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd
als favoriet.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren
( ) (behalve RAW-beelden en films).
145
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in de filterweergave (p. 129) en alle beelden tegelijk verwerken
met behulp van de onderstaande functies.
'Diavoorstellingen bekijken' (p. 131), 'Beelden beveiligen' (p. 138), 'Alle beelden
wissen' (p. 142), 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 157)
Een selectiemethode selecteren
Selecteer [My Category].
Druk op de knop
n
, selecteer
[My Category] op het tabblad
1
en
druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Ê
om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op
n
om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop
m
.
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld aan
de hand van de opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen in
I
of
V
.
: Beelden die worden gedetecteerd als , of in de modus
A
,
of beelden die zijn opgenomen in de modus
J
of
O
.
: Beelden die zijn opgenomen in de modi ,
w
,
S
,
P
,
t
.
Beelden indelen in categorieën (My Category)
Beelden indelen in categorieën (My Category)
146
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Ê
om een beeld te
selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen
op
om een categorie
te selecteren en druk op de knop
m
.
X
verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop
m
om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven procedure
als u meerdere beelden wilt selecteren.
Kies de instelling.
Als u op de knop
n
drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Ê
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 145 uit om [Select. Reeks]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop
m
.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 140 uit om beelden
te selecteren.
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat
u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als 'My Category'.
Beelden roteren
147
Selecteer een categorie.
Druk eerst op de knop p om een item
te selecteren, en gebruik daarna de
knoppen qr of draai aan de controleknop
Ê om een categorie te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knop p om [Selectie] te kiezen
en druk vervolgens op de knop m.
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop n om [Roteren]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om een beeld te
selecteren.
X Elke keer dat u op de knop m drukt,
wordt het beeld 90° gedraaid.
Druk op n om terug te keren
naar het menuscherm.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
Beelden roteren
Films met een resolutie van kunnen niet worden gedraaid.
148
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de gewijzigde
beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n om [Veranderen]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om [OK] te selecteren en
druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Na een druk op de knop n verschijnt
het scherm [Nieuw beeld weergeven?].
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om [Ja] te selecteren,
en druk vervolgens op de knop m.
X Het opgeslagen beeld wordt weergegeven.
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
Beelden die u in stap 3 hebt opgeslagen als en RAW-beelden kunnen
niet worden bewerkt.
Beelden waarvan het formaat kan worden gewijzigd, hebben daarna dezelfde
breedte-hoogteverhouding.
149
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop n, selecteer
[Trimmen] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Pas het snijgebied aan.
X Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
X Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
U kunt het kader kleiner of groter maken
door de zoomknop naar links of rechts te
duwen.
Met de knoppen opqr kunt u het kader
verplaatsen.
Met de knop l wijzigt u de richting van
het kader.
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door aan de controleknop Ê
te draaien.
Druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 148.
Trimmen
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na
bijsnijden
Effecten toepassen met de functie My Colors
150
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als een
nieuw beeld. Zie p. 89 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop
n
, selecteer
[My Colors] op het tabblad
1
en druk
vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een menuoptie.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 148.
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 81), beelden die
zijn omgezet naar (p. 148) en RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
Beelden die kunnen worden bijgesneden, hebben daarna dezelfde breedte-
hoogteverhouding.
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
Effecten toepassen met de functie My Colors
Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit
geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan afwijken
van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 89).
Instellingen van My Colors zijn niet toepasbaar op RAW-beelden.
151
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld
niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de camera
gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier correctieniveaus,
en het beeld opslaan als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop
n
en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad
1
. Druk
vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 148.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting niet
juist aangepast.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof worden.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg
is gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
RAW-beelden kunnen niet worden gecorrigeerd.
152
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan als
nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop
n
en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad
1
.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een beeld te selecteren.
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop
m
.
X
Het gebied met rode ogen dat door de camera
wordt gedetecteerd, wordt gecorrigeerd en
er wordt een kader weergegeven om het
gecorrigeerde gedeelte.
U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van de
procedures die worden beschreven in
'Beelden vergroten' (p. 133).
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Druk op de knoppen
opqr
of draai aan
de controleknop
Ê
om [Nieuw bestand] te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m
.
X
Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Volg stap 5 op p. 148.
Het rode-ogeneffect corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde
beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld
wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
RAW-beelden kunnen niet worden gecorrigeerd.
Rode-ogencorrectie kan worden toegepast op JPEG-beelden die zijn opgenomen
in , maar het oorspronkelijke beeld wordt niet overschreven.
153
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een Canon PictBridge-
compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 42).
Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken.
Canon PictBridge-compatibele printers
8
154
U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met
behulp van de meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer die
compatibel is met PictBridge (p. 2).
Schakel de camera en de
printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleinste
stekker stevig in de aansluiting van
de camera in de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X verschijnt op het scherm.
Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om een beeld te
selecteren.
Beelden afdrukken
Beelden afdrukken
155
Druk de beelden af.
Druk op de knop c.
X Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de interfacekabel.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer
informatie over afdrukken.
Zie p. 42 voor Canon PictBridge-compatibele printers.
Indexafdrukken (p. 157) zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon
PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
156
Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden
toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) door te drukken op de knop c.
Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print
Order Format).
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om een beeld te
selecteren.
Druk op de knop 2 (RAW-beelden
en films zijn uitgesloten).
Voeg beelden toe aan de
afdruklijst.
Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken te selecteren, druk vervolgens
op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om [Toevoegen] te
selecteren en druk op de knop m.
Als u het toevoegen van beelden wilt
annuleren, herhaalt u stap 1 en 2 en
drukt u op de knoppen qr of draait u
aan de controleknop Ê om [Verwijderen]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)
U kunt geen beelden toevoegen aan de afdruklijst als de camera is
verbonden met de printer.
157
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken
en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze
samen kunnen worden afgedrukt (p. 160) of worden verwerkt in een fotozaak.
Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen
worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop
n
om [Print instellingen]
te selecteren op het tabblad
2
.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Wijzig de instellingen.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Ê
om een menu-item te
selecteren. Druk vervolgens op de knoppen
qr
om een optie te selecteren.
Druk op
n
om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per pagina af.
Index Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Beide Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF data
Aan Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen
te verwerken in de afdrukken.
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen
van een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de
instellingen die u opgeeft op uw camera.
Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum
tweemaal af.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
158
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop
n
om [Sel. beeld &
aantal] te selecteren op het tabblad
2
.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
de controleknop
Ê
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
X
U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
Als u beelden selecteert in [Index], verschijnt
op het scherm. Druk nogmaals op de knop
m
om de selectie van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Ê
om het aantal afdrukken in
te stellen (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het
aantal afdrukken van elk beeld te selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal afdrukken
niet instellen. U kunt alleen de af te drukken
beelden selecteren (zoals getoond in stap 2).
Druk op
n
om de instellingen te bevestigen
en terug te keren naar het menuscherm.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.] niet
tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie [Datum/
Tijd] op het tabblad
3
(p. 21).
U kunt geen RAW-beelden kiezen.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
159
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
In stap 1 op p. 158 kiest u [Select. Reeks].
Druk vervolgens op de knop m.
Voer stap 2 en 3 op p. 140 uit om beelden
te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen op om [Opdracht]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
In stap 1 op p. 158 selecteert u [Sel. alle
beelden]. Druk vervolgens op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
Selecteer [Wis alle selecties] in stap 1 op
p. 158 en druk vervolgens op de knop m.
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
160
U kunt beelden afdrukken die zijn toegevoegd (pp. 157159) aan de
afdruklijst, als u de camera aansluit op een PictBridge-compatibele printer.
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stap 1–4 op p. 154.
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op om [Print]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
Als u het afdrukken onderbreekt en
opnieuw start, begint het afdrukken
bij de volgende afdruk.
Toegevoegde beelden afdrukken
Aantal af te drukken
exemplaren
161
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en
veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe
u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
9
162
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3
(p. 50).
Geluiden wijzigen
U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.
Selecteer [Geluidsopties] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om een optie te
selecteren.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Hints en tips uitschakelen
Wanneer u een item selecteert in het menu ø (p. 48) of MENU (p. 50),
verschijnt er een beschrijving van de functie (hints en tips). U kunt deze
functie uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De camera-instellingen wijzigen
1, 2
Vooringestelde geluiden
(kunnen niet worden gewijzigd)
3
Vooringestelde geluiden
U kunt de meegeleverde software gebruiken
om de geluiden te wijzigen (p. 2).
De camera-instellingen wijzigen
163
Het opstartscherm wijzigen
U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera
inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Opgeslagen beelden vastleggen als
opstartscherm
Als u op de knop
1
drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een
beeld vastleggen.
Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om [3] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan de
controleknop
Ê
om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op
m
om de registratie te
voltooien.
Geen opstartbeeld
1, 2
Vooringestelde beelden
(kunnen niet worden gewijzigd)
3
Vooringestelde beelden
U kunt vastgelegde beelden instellen en
de meegeleverde software gebruiken om
de beelden te wijzigen.
De camera-instellingen wijzigen
164
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers
wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als
u een nieuw opstartbeeld registreert.
Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde
software
U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde
software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
Continu
Ook als u opnamen maakt met
een nieuwe geheugenkaart,
krijgen de bestanden steeds
een oplopend nummer totdat
u een opname maakt en
opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe
geheugenkaart gebruikt of
een nieuwe map maakt, begint
de bestandsnummering weer
bij 0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset]
een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering.
Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert
u de geheugenkaart vóór gebruik (p. 24).
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
De camera-instellingen wijzigen
165
Mappen maken volgens opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt. U kunt
echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
Selecteer [Maak folder] en druk vervolgens op
de knoppen
qr
om [Dagelijks] te selecteren.
Beelden worden opgeslagen in mappen die op
elke opnamedatum worden gemaakt.
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut nadat u op
de knop
1
hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 29). Als u wilt dat de lens meteen
wordt ingetrokken wanneer u op de knop
1
drukt, zet u de tijdsduur voor het
intrekken op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen
qr
om [0 sec.] te selecteren.
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 55) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op de knop
m
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Ê
om [Automatisch Uit] te
selecteren. Gebruik vervolgens de knoppen
qr
om [Uit] te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet
u eraan denken de camera na gebruik uit te
schakelen.
De camera-instellingen wijzigen
166
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 55). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om [Display uit] te
selecteren. Gebruik de knoppen qr
om een tijd te selecteren.
Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.]
te selecteren om de batterij te sparen.
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum
en tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de
tijdzones van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum-
en tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen.
Stel de thuistijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de
knop m.
Als u dit voor het eerst instelt, controleert
u eerst of het links afgebeelde scherm
verschijnt en drukt u vervolgens op de
knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om de thuistijdzone
te selecteren.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale
tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op
om [Zomertijd Aan] te selecteren.
Druk op de knop m.
De camera-instellingen wijzigen
167
Stel de wereldtijdzone in.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om [ Wereld]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop Ê om de
bestemmingstijdzone te selecteren.
U kunt de zomertijd op dezelfde manier
instellen als bij stap 1.
Druk op de knop m.
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop n.
X verschijnt op het opnamescherm
(p. 198).
Maateenheden wijzigen
U kunt de maateenheden die in de zoombalk (p. 26) en in de MF-indicator
(p. 100) worden weergegeven, wijzigen van m/cm in ft/in.
Selecteer [Maateenheid] en druk op de
knoppen qr om [ft/in] te selecteren.
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 22), worden de datum
en tijd voor de optie [ Thuis] automatisch gewijzigd.
De camera-instellingen wijzigen
168
De digitale horizon kalibreren
Als u denkt dat de cameraopnamen niet waterpas zijn, kalibreert u de digitale
horizon.
Als u via de rasterlijnen (p. 172) controleert of de camera waterpas is, kunt
u de digitale horizon nauwkeuriger kalibreren.
Houd de camera recht.
Bevestig de camera op een statief
en controleer of deze waterpas is.
Kies [Kalibreren].
Kies [Digitale horizon] en druk daarna
op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om [Kalibreren]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Kalibreer de digitale horizon.
Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
De digitale horizon herstellen
Hiermee hestelt u de standaardwaarden van de digitale horizon. Als u de
digitale horizon niet hebt gekalibreerd, kunt u deze ook niet herstellen.
Herstel de digitale horizon.
Voer stap 1 hierboven uit om [Reset]
te selecteren en druk op de knop m.
Nadat de digitale horizon is hersteld,
keert u terug naar het menuscherm.
169
Als u het programmakeuzewiel instelt op G, kunt u de instellingen op het
tabblad 4 wijzigen (p. 50).
De focusinstelling veranderen
De camera stelt scherp op alles waar de camera op gericht wordt, zelfs
wanneer de sluiterknop niet wordt ingedrukt. U kunt de camera echter
zo instellen dat deze alleen scherpstelt wanneer de sluiterknop half wordt
ingedrukt.
Selecteer [Continu] en druk op de knoppen
qr om [Uit] te selecteren.
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt. U kunt dit
licht uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met
een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren
of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 204205).
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen
Aan
Aangezien de camera continu
scherpstelt tot u de sluiterknop half
indrukt, kunt u opnamen maken zonder
mooie fotokansen te missen.
Uit
De camera stelt niet continu scherp,
zodat u de batterij spaart.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
170
De flitstiming wijzigen
U kunt de timing van de flitser en de sluiter wijzigen.
Selecteer [Flitsbesturing] en druk
vervolgens op de knop m.
Druk op de knop op of draai aan de
controleknop Ê om [Sluiter sync.] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om een instelling te
selecteren.
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een
donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flitsbesturing] en druk
vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop Ê om [Lamp Aan] te
selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
1e gordijn
De flitser flitst direct nadat de
sluiter opengaat.
2e gordijn
De flitser flitst vlak voordat de
sluiter dichtgaat.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
171
De weergaveduur van het beeld meteen na de
opname wijzigen
U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname
worden weergegeven.
Selecteer [Bekijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
meteen na de opname wijzigen
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname
wijzigen.
Selecteer [terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
2–10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde tijd
lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven
totdat u de sluiterknop half indrukt.
Uit
De beelden worden niet
weergegeven.
Uit
Geeft alleen het beeld weer.
details
Uitgebreide informatieweergave
(p. 201).
Focus check
Het gebied binnen het AF-kader
wordt vergroot weergegeven,
zodat u de focus kunt controleren.
De procedure is hetzelfde als in
'De focus controleren' (p. 132).
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
172
Weergegeven informatie wijzigen
U kunt instellen welke informatie wordt weergegeven door met behulp van de knop
l
tussen aangepaste weergaven te schakelen.
Selecteer [Custom Display] en druk op de
knop
m
.
Druk op de knoppen
opqr
of draai aan de
controleknop
Ê
om een item te selecteren, en
druk vervolgens op de knop
m
. Er verschijnt
een bij items die worden weergegeven.
Druk op de knoppen
opqr
of draai aan de
controleknop
Ê
om of te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
en op de knop
l
om de instellingen voor aangepaste
weergaven te wijzigen.
Aangepaste weergave-items met een
worden niet weergegeven wanneer u op de
knop
l
drukt. Ook kunt u niet instellen
voor de huidige aangepaste weergave tijdens
het wijzigen van de instellingen.
X
Items met een worden weergegeven.
Opname Info
Weergave van opname-informatie
(p. 198).
Raster
Een raster wordt over het scherm
geplaatst.
Digitale
horizon
Op het scherm verschijnt een digitale
horizon (p. 110).
Histogram
Er verschijnt een histogram (p. 47) in
de opnamemodi
G, M, B, D.
Als u de sluiterknop half indrukt en teruggaat naar het opnamescherm vanaf het
scherm met instellingen voor aangepaste weergaven, worden de instellingen niet
opgeslagen.
Grijze items kunnen ook worden ingesteld, maar deze worden mogelijk niet
weergegeven, afhankelijk van de opnamemodus.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
173
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen
qr
om een optie te selecteren.
Functies toewijzen aan het instelwiel en de
controleknop
U kunt voor elke opnamemodus veelgebruikte functies toewijzen aan het instelwiel
(aan de voorkant van de camera) en de controleknop.
Kies [Func.
÷Ê
inst.] en druk op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
om een optie te
selecteren.
Als u instellingen wilt maken, drukt u op de
knoppen
op
en daarna op de knoppen
opqr
of draait u aan de controleknop
Ê
om een item te kiezen. Daarna draait u aan het
instelwiel
÷
om de functie te wijzigen.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt
de effecten meteen controleren op het
scherm, waardoor u gemakkelijk de
compositie of de focus kunt controleren
en bijstellen. Hiermee worden niet alleen
onscherpe randen gecorrigeerd maar ook
onscherpe laterale shift (hybride IS) die
vaak optreedt bij macrofotografie.
Opname*
Beeldstabilisatie is alleen actief op het
moment van de opname.
Pan*
Beeldstabilisatie compenseert alleen op-
en neerwaartse camerabewegingen.
Deze optie wordt aanbevolen voor het
maken van opnamen van voorwerpen
die horizontaal bewegen.
* De instelling wordt gewijzigd in [Continu] als u films
opneemt.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Stel de
IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op een statief.
Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.
Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
174
Functies die kunnen worden vastgelegd
De functies die u kunt toewijzen aan het instelwiel en de controleknop
zijn afhankelijk van de opnamemodus. In het instellingenscherm kunt u
de instellingen voor de aspectratio (p. 80), witbalanscorrectie (p. 86) en
i-Contrast (p. 109) toewijzen aan items met een in de onderstaande tabel.
De toegewezen functies in de modi D, B, M en G worden op dezelfde
wijze ingesteld voor [Instelwiel 1], [Instelwiel 2] en [Controleknop]. U kunt niet
dezelfde functie toewijzen aan zowel het instelwiel ÷ als de controleknop
Ê in de modus G.
B: Diafragmawaarde (p. 107), M: Sluitertijden (p. 106)
Functies toewijzen aan de knop
Selecteer [Snelkiesknop] en druk
vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
de controleknop Ê om de functies te
selecteren die u wilt registreren, en druk
vervolgens op de knop m.
Als u op de knop drukt, wordt de
toegewezen functie opgeroepen.
Item
Opnamemodus
D B M G
Knop 1 voorkant ÷MBM
ÊB,
Knop 2 voorkant ÷BBM
ÊM,
Controleknop ÷
ÊM, BB M
Als er meerdere functies zijn toegewezen aan de controleknop Ê, kunt
u via de knop schakelen tussen deze functies.
Veelgebruikte opnamemenu’s vastleggen (My Menu)
175
U kunt maximaal 5 items van veelgebruikte menu’s vastleggen op het tabblad ,
zodat u snel toegang tot deze items hebt vanuit een enkel scherm.
Selecteer [My Menu inst.].
Selecteer [My Menu inst.] op het tabblad .
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer de menu-items die u wilt
vastleggen.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Ê
om Select. Items te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Ê
om een menu te selecteren
dat u wilt vastleggen (maximaal 5) en druk
vervolgens op de knop
m
.
X
verschijnt op het scherm.
Als u de registratie wilt annuleren, drukt
uopdeknop
m
. verdwijnt dan.
Selecteer als u de knop weer op de standaardwaarden wilt instellen.
Als het symbool rechtsonder in een pictogram verschijnt, kan deze functie
niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus of functie-instelling.
In of worden bij elke druk op de knop witbalansgegevens
vastgelegd (p. 87), en worden de witbalansinstellingen gewijzigd in of .
In
%
wordt bij elke druk op de knop de scherpstelling aangepast en
vergrendeld en verschijnt
%
op het scherm.
Als u op de knop drukt in , wordt de schermdisplay uitgeschakeld.
Probeer een van de volgende acties om de display te herstellen:
D
ru
k
op een w
ill
e
k
eur
i
ge
k
nop
b
e
h
a
l
ve
d
e
ON/OFF
-
k
nop.
Wijzig de verticale of horizontale stand van de camera.
Klap het scherm uit en in.
Veelgebruikte opnamemenu’s vastleggen (My Menu)
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
176
Druk op de knop
n
.
Wijzig de volgorde waarin de
menu-items worden weergegeven.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Ê
om [Sorteer] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Ê
om het menu-item te
selecteren dat u wilt verplaatsen, en druk
vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan de
controleknop
Ê
om de volgorde te wijzigen
en druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knop
n.
U kunt de instellingen op het tabblad
1
aanpassen door op de knop
1
te
drukken (p. 50).
Het beeld selecteren waarmee het afspelen
begint
Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen
qr
om een optie te selecteren.
Grijze items bij stap 2 kunnen ook worden ingesteld, maar deze zijn
mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de opnamemodus.
Selecteer [Standaard weergave] en druk op de knoppen
qr
om [Ja] te
selecteren. U kunt nu My Menu weergeven door op de knop
n
te
drukken in de opnamemodus.
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
Laatst gez
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
177
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de afzonderlijk verkrijgbare
accessoires (p. 39) kunt gebruiken. Daarnaast bevat het hoofdstuk tips
voor het oplossen van problemen en een lijst met functies en items die
op het scherm verschijnen.
1
0
178
Als u de voedingsadapterset ACK-DC50 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over de
lading in de batterijen.
Schakel de camera uit.
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
Steek de stekker helemaal in de koppeling.
Plaats de koppeling.
Volg stap 2 op p. 18 om het klepje
te openen, en plaats de koppeling op
de afgebeelde wijze tot deze vastklikt.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje terwijl u met de kabel
drukt op de klep van de koppelingskabel.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens
het andere uiteinde in een stopcontact.
Schakel de camera in als u deze wilt
gebruiken.
Aansluiten op het lichtnet
Klepje van de koppelingskabel
Lenzen gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
179
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Als u de telelens TC-DC58D (apart verkrijgbaar) aansluit, kunt u vanaf een nog
grotere afstand opnamen maken (deze lens vergroot de brandpuntsafstand van
de vaste cameralens met een factor van 1,4x). Om de telelens te bevestigen hebt
u ook de lensadapter LA-DC58K nodig (afzonderlijk verkrijgbaar).
Verwijder de ring.
Zorg dat de camera is uitgeschakeld.
Houd de vergrendelknop van de ring ( )
ingedrukt en draai de ring in de richting van
de pijl ( ).
Als de markering
{
op de ring precies
tegenover de markering
z
op de camera zit,
kunt u de ring weghalen.
Bevestig de lensadapter.
Zorg dat de markering
z
op de lensadapter
precies tegenover de markering
z
op de
camera zit en draai de adapter in de richting
van de pijlen totdat deze vastklikt.
Om de adapter te verwijderen, houdt u de
vergrendelknop van de ring ingedrukt terwijl
u de adapter in de tegenovergestelde richting
draait.
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld.
Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd
raken.
Lenzen gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
Lenzen gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
180
Bevestig de telelens.
Draai de lens in de richting van de pijl
totdat deze goed vastzit aan de camera.
Wijzig de telelensinstellingen.
Schakel de camera in.
Druk op de knop n om het tabblad 4
te openen en selecteer [Converter].
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [TC-DC58D] te selecteren.
X Als [IS modus] op [Uit] is ingesteld,
is het niet nodig om telelensinstellingen
te maken.
X Als u de telelens van de camera haalt,
moet u de telelensinstelling terugzetten
op [Geen].
Als u de ingebouwde flitser gebruikt, kunnen de buitenste randen van het
beeld (vooral rechtsonder) donkerder worden.
Als u de telelens gebruikt, stelt u de camera in op de maximale telelens.
Bij andere zoominstellingen lijkt het alsof de hoeken van het beeld zijn
afgesneden.
Gebruik het scherm voor de opname. Als u de zoeker gebruikt voor de
opname, blijft een deel van het beeld verborgen achter de hulpstukken.
De modus 8 is niet beschikbaar.
Gebruik een lensblazer om alle stof en vuil zorgvuldig te verwijderen van
de telelens voordat u deze gebruikt.
Als u opnamen maakt in de modus L terwijl u deze lenshulpstukken
gebruikt, kunt u NIET de meegeleverde software gebruiken om de
beelden weer samen te voegen.
181
U kunt de ringkleur wijzigen met de afzonderlijk verkochte ring-accessoireset RAK-DC-2.
Verwijder de ring.
Zorg dat de camera is uitgeschakeld.
Houd de vergrendelknop van de ring ( )
ingedrukt en draai de ring in de richting van de
pijl ( ).
Als de markering "
{
" op de ring precies
tegenover de markering "
z
" op de camera zit,
kunt u de ring weghalen.
Bevestig de ring.
Lijn de inkeping "
{
" op de ring uit met de
markering "
z
" op de camera en draai de ring
in de richting van de pijl tot deze vastzit.
Als u de afzonderlijk verkrijgbare afstandsschakelaar RS60-E3 gebruikt, vermijdt u de
camerabeweging die kan ontstaan als u op de sluiterknop drukt. De afstandsschakelaar
is vooral nuttig bij lange sluitertijden.
Bevestig de afstandsschakelaar.
Zorg dat de camera is uitgeschakeld.
Open het klepje van de aansluitingen en plaats
de stekker van de afstandsschakelaar.
Maak de opname.
Druk op de knop van de afstandsschakelaar om
een opname te maken.
De ringkleur wijzigen (apart verkrijgbaar)
De afstandsschakelaar gebruiken
(afzonderlijk verkrijgbaar)
U kunt met deze camera geen opnamen maken met een zeer lange belichting.
182
Uw geflitste foto's zien er nog beter uit als u een externe flitser gebruikt (afzonderlijk
verkrijgbaar).
U moet de witbalans instellen op
h
.
Lees ook de handleiding die bij de externe flitser wordt geleverd.
Speedlite 220EX, 270EX, 430EX II en 580EX II
Bevestig de flitser op het
flitsschoentje van de camera.
Schakel de flitser in en schakel
vervolgens de camera in.
X
Er verschijnt een rode
h
op het scherm.
X
Als de flitser is opgeladen, gaat het
controlelampje branden.
Open het scherm met
flitsinstellingen.
Druk op de knop
n
en selecteer
[Flitsbesturing] op het tabblad
4
.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De opties die u op de flitser hebt ingesteld,
verschijnen op het scherm.
Als u een externe flitser hebt bevestigd, kunt u de interne flitser niet gebruiken.
Sommige functies van de Speedlite 220EX, 270EX, 430EX II en 580EX II
kunnen met deze camera niet worden gebruikt.
Als u andere Canon-flitsers gebruikt dan modellen uit de Speedlite EX-serie,
gaat de flitser wellicht niet goed of helemaal niet af. Flitsers met een
handmatige bediening kunnen in de handmatige modus worden gebruikt,
maar de rode-ogencorrectie is dan niet beschikbaar.
Het gebruik van niet-Canon-flitsers (vooral flitsers met hoge spanning)
of -flitseraccessoires kan de normale werking verstoren of de camera
beschadigen.
Een externe flitser gebruiken
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
183
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop Ê om een item te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om de instelling aan
te passen.
De beschikbare instellingen zijn
afhankelijk van de flitser (p. 188).
In andere modi dan G, M, B, D en
8 kunt u de flitsinstellingen niet wijzigen
omdat de flitser automatisch wordt
aangepast en geactiveerd.
Werken met de Speedlite 430EX II en 580EX II
Het gebruik van de afzonderlijk verkrijgbare
Speedlite-beugel SB-E2 voorkomt dat er
onnatuurlijke schaduwen verschijnen aan de
zijkant van objecten bij opnamen vanuit een
verticale positie. Afhankelijk van de hoek kan
de beugel echter in de weg zitten bij het openen
van de LCD-monitor. Gebruik de camera met een
gesloten LCD-monitor en met het scherm naar
buiten gericht.
U kunt de Speedlite 380EX, 420EX, 430EX, 550EX en 580EX op dezelfde
manier gebruiken.
Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
184
Macro Ring Lite MR-14EX en Macro Twin Lite
MT-24EX
De lensadapter LA-DC58K, de kabel voor losse flitsschoen OC-E3 en de
beugel BKT-DC1 (allen afzonderlijk verkrijgbaar) zijn vereist om de Macro
Ring Lite MR-14EX of de Macro Twin Lite MT-24EX op de camera te
bevestigen.
Maak de lensadapter klaar voor
gebruik.
Draai de lensadapter in de richting van de
pijl om het voorste en achterste deel van
elkaar te halen.
U hebt alleen het achterste deel nodig om
de Macro Ring Lite MR-14EX of de Macro
Twin Lite MT-24EX te bevestigen.
Verwijder de ring.
Zorg dat de camera is uitgeschakeld.
Houd de vergrendelknop van de ring ( )
ingedrukt en draai de ring in de richting van
de pijl ( ).
Als de markering { op de ring precies
tegenover de markering z op de camera
zit, kunt u de ring weghalen.
Achterste deel Voorste deel
Bevestigen aan camera
Vastmaken
Losmaken
Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
185
Bevestig het achterste deel van de
lensadapter.
Zorg dat de markering z op het achterste
deel van de lensadapter precies tegenover
de markering z op de camera zit en draai
de adapter in de richting van de pijlen
totdat deze vastklikt.
Om de adapter te verwijderen, houdt u
de vergrendelknop van de ring ingedrukt
terwijl u de adapter in de
tegenovergestelde richting draait.
Bevestig de kabel voor losse
flitsschoen aan de beugel.
Schuif de beugelschroef naar het uiteinde
van de beugel en draai de schroef in de
aansluiting van het statief op de kabel voor
losse flitsschoen.
Bevestig de beugel.
Schuif de beugelschroef naar het uiteinde
van de beugel en draai de schroef naar
de aansluiting van het statief onder op
de camera.
Bevestig de kabel voor losse
flitsschoen.
Bevestig het cameragedeelte van de
kabel voor losse flitsschoen boven op
de camera.
Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
186
Bevestig de besturing.
Bevestig de besturing voor de Macro Ring
Lite of de Macro Twin Lite aan het
flitsergedeelte van de kabel voor losse
flitsschoen.
Bevestig de flitser op de
lensadapter.
Om de Macro Ring Lite MR-14EX te
bevestigen, houdt u de
vergrendelknoppen aan beide zijden van
de Macro Ring Lite ingedrukt terwijl u deze
op de lensadapter plaatst.
Om de Macro Twin Lite MT-24EX te
bevestigen, plaatst u de flitsers in de
overeenkomstige bevestigingspunten
( ). Houd de vergrendelknop boven op
de externe ring ingedrukt terwijl u deze
op de lensadapter plaatst ( ).
Stel de camera in op de modus e.
Druk op de knop q om e te selecteren.
X Bij elke druk op de knop wisselt de
opnamemodus tussen e en .
Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
187
Stel ND Filter in op [Aan].
Druk eerst op de knop m en daarna op
de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr of
draai aan de controleknop
Ê
om te
selecteren.
Stel de externe flitser in.
Volg stap 4 op p. 183 om de instellingen
te maken.
Maak de opname.
U kunt opnamen maken met automatische
flitsbelichtingscompensatie E-TTL door de
camera in te stellen op de modus G, B
of M.
Als de compositie te licht is, stelt u de
diafragmawaarden in op B of D voordat
u de opname maakt.
Zorg dat de kabels voor losse flitsschoen, de Macro Ring Lite of de
Macro Twin Lite niet hinderlijk zijn voor de flitser.
Als u opnamen maakt met een statief, past u de richting van de camera
aan zodat de flitser niet in contact komt met het statief of de beugel.
Afhankelijk van de plaatsing kan de besturing in contact komen met de
LCD-monitor.
Gebruik het scherm voor de opname. U kunt de zoeker niet gebruiken.
De modus 8 is niet beschikbaar.
Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
188
De externe flitser (afzonderlijk verkrijgbaar)
configureren
De kortste sluitertijd voor flitssynchronisatie is 1/250 seconde.
De flitsuitvoer wordt automatisch aangepast als [Flits mode] is ingesteld op
[Auto]. U kunt ook de belichtingscompensatie en veiligheids-FE instellen.
Als u de flitsbelichtingscompensatie echter instelt op de camera, moet u
van tevoren de flitsbelichtingscompensatie op de flitser instellen op [+0].
U kunt de flitsuitvoer aanpassen via de camera of de flitser* als [Flits mode]
is ingesteld op [Handmatig].
* Bij Speedlite 220EX en 270EX kunt u geen instellingen maken op de
flitser.
In de modus D kunt u de flitsuitvoer instellen op de camera, zelfs als
de flitser is ingesteld op E-TTL-flitsbelichtingscompensatie. [E-TTL]
wordt weergegeven op de flitser, maar de flitser volgt de flitsuitvoer die
is ingesteld op de camera. De flitsbelichtingscompensatie die op de flitser
is ingesteld, wijzigt ook.
De volgende instellingen zijn beschikbaar op de camera.
Item Opties
Opnamemodus
G M B D 8
Flits mode Auto/Handmatig
{{{
*1
{
Flitsbel. comp. -3 tot +3
{{{ {
Flits output
1/128
*
2
tot 1/1 (in stappen van 1/3)
{{{{{
Sluiter sync. 1e gordijn/2e gordijn/Hi-speed
*3
{{{{{
Slow sync Aan/Uit
{
*4
{
*4
{
Draadloze func.
*5
Aan/Uit
{{{{{
Rode-Ogen Aan/Uit
{{{{{
Lamp Aan Aan/Uit
{{{{{
Veiligheids FE Aan/Uit
{{{
*6
{
Wis Speedlite inst.
*7
Hiermee herstelt u de
standaardwaarden.
{{{{{
Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar)
189
*1 Ingesteld op [Handmatig].
*2 1/64 voor Speedlite 220EX, 270EX, 430EX II, Macro Ring Lite MR-14EX en Macro Twin Lite
MT-24EX.
*3 Niet beschikbaar voor Speedlite 220EX.
*4 Ingesteld op [Aan].
*5 Instellingen behalve Aan/Uit worden uitgevoerd op de flitser. Niet beschikbaar voor
Speedlite 220EX, 270EX en 430EX II. Indien ingesteld op [Aan] kan [Sluiter sync.] niet worden
ingesteld op [2e gordijn]. Zelfs als u [Sluiter sync.] instelt op [2e gordijn] via de camera, verandert
dit in [1e gordijn].
*6 Ingesteld op [Uit].
*7 [Slow sync], [Veiligheids FE], [Rode-Ogen] en [Lamp Aan] kunnen ook worden teruggezet
op de standaardwaarden met behulp van [Reset alle] in het menu 3 van de camera (p. 53).
Niet beschikbaar voor Speedlite 220EX.
Als u de camera inschakelt, worden de instellingen op de flitser toegepast op de
flitsmodus, flitsbelichtingscompensatie, flitsuitvoer, sluitersynchronisatie en draadloze
functie.
U kunt ook de volgende functies gebruiken:
- Auto Exposure (automatische belichting; de camera komt in de modus E-TTL)
- FE-vergrendeling (als [Flits mode] op [Automatisch] is ingesteld)
- Auto Zoom (niet beschikbaar voor type 220EX of 270EX)
Andere Canon-flitsers
Andere Canon-flitsers, die niet tot de Speedlite EX-serie behoren, flitsen op
volle kracht. Voor de optimale diafragma- en ISO-waarden voor de afstand tot
het onderwerp raadpleegt u de genummerde handleiding die wordt vermeld in
de gebruikershandleiding van de flitser.
Voor continu-opnamen kunt u de flitser gebruiken in de modus Quick
Flash (controlelampje brandt groen). In dat geval kan de flitsuitvoer lager
zijn dan bij een flits op volle sterkte (controlelampje brandt rood) (alleen
type 580EX II).
Als de externe flitser is ingesteld op stroboscopisch flitsen, kan het
instelmenu van de flitser niet worden geselecteerd (alleen type 580EX II).
190
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van de
Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 17).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt u
uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of
uploaden naar een webservice.
Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie
over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht
van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt u
contact op met de fabrikant.
Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus
controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het
afspeelscherm (korte informatieweergave).
verschijnt in de overgedragen beelden.
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
(Grijs) Niet verbonden
(Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt
(Wit) Stand-by voor overdracht
(Bewegend) Bezig met overdracht
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en weer aan.
Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem met de kaart.)
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 191), kan de Eye-Fi-kaart nog
steeds radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt
voordat u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven
verboden is, zoals ziekenhuizen en vliegtuigen.
Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de
instellingen van de kaart of de computer. Raadpleeg de handleiding van
de kaart voor meer informatie.
Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even
duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de beeldoverdracht
worden onderbroken.
Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.
Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt
u oplossen door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
191
Verbindingsgegevens controleren
U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart
controleren.
Selecteer [Verbindingsinfo].
Druk op de knop
n
en selecteer [Eye-Fi
instellingen] op het tabblad
3
. Druk
vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Ê
om [Verbindingsinfo] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
m
.
X
Het scherm Verbindingsinfo verschijnt.
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
Druk op de knop
n
en selecteer [Eye-Fi
instellingen] op het tabblad
3
. Druk
vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
de controleknop
Ê
om [Eye-Fi trans.]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen
qr
om [Uit] te selecteren.
De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden (p. 55).
Als de Eye-Fi-kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u de
verbindingsstatus van de kaart niet controleren of [Eye-Fi trans.] op [Uit]
zetten als het schuifje vergrendeld is.
Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt?
[Eye-Fi instellingen] verschijnt alleen als er een Eye-Fi-kaart in de camera is geplaatst.
192
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als u
met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de
helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het
product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is (p. 15).
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 19).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met een
wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm, bijvoorbeeld
door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit het klepje
van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en opnieuw uit (p. 19).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 135).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk in de afspeelmodus (p. 23) de sluiterknop half in (p. 25).
Het scherm is uit (p. 46).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 46).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel in films
worden opgenomen.
Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder worden.
Als u opnamen maakt bij tl- of led-verlichting kan het scherm flikkeren.
Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood)
verschijnen op het scherm.
Een knipperende
h
verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt,
ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 28).
verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 58).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 173).
Problemen oplossen
Problemen oplossen
193
Stel de flitser in op
h
(p. 79).
Verhoog de ISO-waarde (p. 84).
Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief (p. 173).
Het beeld is wazig.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna
volledig in om een opname te maken (p. 25).
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 209).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 169).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 92, 99).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt de
camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de
sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt
het AF-kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Stel de flitser in op
h
(p. 79).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 78).
Pas het beeld aan met i-Contrast (pp. 109, 151).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (pp. 102, 103).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Stel de flitser in op
!
(p. 58).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 78).
Gebruik AE-vergrendeling of spotmeting om opnamen te maken (pp. 102, 103).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 28).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 79).
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 112, 113).
Verhoog de ISO-waarde (p. 84).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 79).
Stel de flitser in op
!
(p. 58).
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 112, 113).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 84).
Problemen oplossen
194
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen
maakt met een hoge ISO-waarde (pp. 63, 66).
Ogen worden rood weergegeven (p. 111).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 170). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp
(aan de voorkant van de camera) op (p. 44) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl
de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie
is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten
als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het maken
van continu-opnamen gaat langzamer.
Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 54).
Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu
ø
.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg
'Beschikbare functies per opnamemodus' en 'Opnamemenu' (pp. 202205).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven,
heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 24, 32).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen:
Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 54).
Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 122).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 122).
De zoomfunctie werkt niet.
U kunt de digitale zoomfunctie tijdens het opnemen gebruiken, maar niet de optische
zoomfunctie (p. 124).
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of films
mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over
mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart waarop een low-level format is uitgevoerd met deze camera
(p. 54).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het
afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
195
Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of kan het
geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Computer
Kan beelden niet overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen wanneer
de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
Druk op de knop
1
om de afspeelmodus te selecteren. Houd de knop
n
ingedrukt en
druk vervolgens tegelijkertijd op de knoppen
o
en
m
. Druk op de knoppen
qr
om [B] te
selecteren wanneer deze op het scherm verschijnt en druk daarna op de knop
m
.
Eye-Fi-kaart
Kan geen beelden overdragen (p. 190).
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting (p. 18).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC-, SDXC-geheugenkaart of de Eye-
Fi-kaart is ingesteld op 'LOCK'. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 18).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in de
juiste richting om opnamen te maken (p. 18).
Geheugenkaart fout (p. 54)
Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting
is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice (p. 18).
Te weinig kaartruimte
Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 26, 30, 57,
77, 93, 119123) of beelden te bewerken (pp. 148152). Wis de beelden (pp. 30, 142) om
ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 19).
Vervang \ Verwissel accu (p. 19)
Geen beeld.
Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
196
Beveiligd! (p. 138)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI afspelen/RAW
Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden
weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of
beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/Kan beeld
niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/
Niet-selecteerbaar beeld.
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 133), af te spelen in Smart Shuffle
(p. 133), te markeren als favoriet (p. 144), te roteren (p. 147), te bewerken (pp. 148152), toe te
wijzen aan het opstartscherm (p. 163), te categoriseren (p. 145) of toe te voegen aan een
afdruklijst (pp. 156, 157).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd
of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot,
afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan
het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst.
Het is niet mogelijk films te vergroten (p. 133), af te spelen in Smart Shuffle (p. 133), te bewerken
(pp. 148152), toe te voegen aan een afdruklijst (pp. 156, 157), of toe te wijzen aan het
opstartscherm (p. 163).
Ongeldig selectiebereik
Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 140, 143, 146, 159) hebt u geprobeerd een beginbeeld
te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een laatste beeld te selecteren
dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder dan
998 beelden (p. 158).
Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal geselecteerde
beelden en probeer het opnieuw (p. 158).
U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 138), Wissen (p. 30), Favorieten (p. 144),
My Category (p. 145) of Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) (p. 157).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt vanwege
het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart. Gebruik een
USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de
printer om af te drukken.
Fout in benaming.
De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met dezelfde
bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is bereikt. Wijzig in het
menu
3
de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 164) of formatteer de geheugenkaart (p. 24).
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
197
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of
als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk
van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (Foutnummer)
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet
vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact
op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is
met de camera.
198
Opname (informatieweergave)
Informatieweergave op het scherm
Informatieweergave op het scherm
199
* : Standaard, : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en
worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen
wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden
automatisch kan roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie
mogelijk niet naar behoren.
Eye-Fi verbindingsstatus
(p. 190)
Batterij-oplaadlampje (p. 15)
Camerastand*
Witbalans (p. 86)
Witbalanscorrectie (p. 87)
My Colors (p. 89)
AEB-opnamen (p. 104)
Transportmodus (p. 88)
Raster (p. 172)
Meetmethode (p. 102)
Belichtingsschuifbalk
(p. 123)
Compressie (Beeldkwaliteit)
(p. 81), Resolutie (p. 80)
Foto's: Aantal opnamen
(pp. 14, 81)
Films: Resolutie, Resterende
tijd (pp. 32, 122)
Zoombalk (p. 26)
Opnamemodus (p. 44),
Compositiepictogram
(p. 200)
Flitsermodus
(pp. 58, 79, 105)
Rode-ogencorrectie (p. 152)
Flitsbelichtingscompensatie /
flitsuitvoer (pp. 112, 113)
Spotmetingpuntkader
(p. 102)
AF-kader (p. 94)
Datum stempel (p. 62)
ISO-waarde (p. 84)
Histogram (p. 47)
Modus BKT-Focus (p. 101)
Scherpstelbereik (p. 79),
AF lock (p. 99)
Digitale Zoom (p. 60) /
Digitale Tele-converter
(p. 61)
Knipperdetectie (p. 113)
AE-vergrendeling (p. 103),
FE-vergrendeling (p. 104)
Zelfontspanner (p. 58)
Sluitertijd (pp. 106, 108)
Digitale horizon (p. 110)
Diafragmawaarde
(pp. 107, 108)
Belichtingscompensatie
(p. 78)
ND-filter (p. 106)
i-Contrast (p. 109)
Belichtingsniveau (p. 108)
MF-indicator (p. 100)
Tijdzone (p. 166)
Windfilter (p. 123)
Beeldstabilisatie (p. 173)
Belichtingscompensatiebalk
(p. 78)
Informatieweergave op het scherm
200
Compositiepictogrammen
In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de
bepaalde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld en
worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur
voor het onderwerp.
* Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst.
Onderwerp
Mensen
Andere
onderwerpen
dan mensen/
landschappen
Onder-
werpen
van dichtbij
Achtergrond-
kleur
pictogram
Achtergrond
In
beweging
Met veel
gezichts-
schaduw
Helder
Grijs
Tegenlicht
Inclusief blauwe
luchten
Lichtblauw
Tegenlicht
Zonsondergangen
Oranje
Spotlights
Donkerblauw
Donker
Met een statief
*
*
Informatieweergave op het scherm
201
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
RGB-histogramweergave
(p. 47)
My Category (p. 145)
Opnamemodus (p. 202)
ISO-waarde (p. 84) /
Afspeelsnelheid (films)
(p. 121)
ND-filter (p. 106)
Witbalans (p. 86)
Histogram (p. 47)
Beeld bewerken
(pp. 148152)
Compressie (Beeldkwaliteit)
(p. 81), Resolutie (p. 80),
MOV (films) (p. 32)
Afdruklijst (p. 156)
Eye-Fi-overdracht voltooid
(p. 190)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Meetmethode (p. 102)
Mapnummer –
bestandsnummer (p. 164)
Nummer van weergegeven
beeld / totaal aantal beelden
Sluitertijd (pp. 106, 108),
Beeldkwaliteit (film) (p. 122)
Diafragmawaarde
(pp. 107, 108)
Belichtingscompensatie
(p. 78), Belichting (p. 123)
Flitser (pp. 79, 105),
Flitsbelichtingscompensatie
(p. 112)
i-Contrast (pp. 109, 151)
Bestandsgrootte
(pp. 81, 122)
Foto's: Resolutie (p. 80)
Films: Filmlengte (p. 122)
Beveilig (p. 138)
Favorieten (p. 144)
Witbalanscompensatie
(p. 87)
Scherpstelbereik (p. 79) /
Handmatige focus (p. 100)
Opnamedatum
en -tijd (p. 21)
My Colors (p. 89)
Rode-ogencorrectie
(pp. 111, 152)
202
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
D B M G
A
8
Functie
Belichtingscompensatie (p. 78)/Belichting (p. 123)
*1
{{{ {{
ISO-waarde (p. 84)
*1
{{{ { { {
(stappen van 1/3)
*1
{{{{
*3
{
AE-vergrendeling/FE-vergrendeling
(pp. 103
,
123)
*1
*4 *4 *4
——{
Gezichtsselectie (p. 99), AF Tracking (p. 97)
*1
{{{{ { {
Positie en grootte van het AF-kader wijzigen (p. 95)
*1
{{{{———
Meetmethode
(p. 102)
*1
{{{{ { { {
*1
{{{{———
Handmatig scherpstellen (p. 100)
*1
{{{{ {
Scherpstelbereik (p. 79)
*1
{{{{ { { {
*1
{{{{———
AF lock (p. 99)
*1
{{{{——
Flitser (pp. 58,
79,
105)
*1
———{{{{
*1
{{{{——{
*1
{ {
*9
{
*1
{{{{ { { {
Zelfontspanner (p. 58)
*1
{{{{ { { {
Menu FUNC.
DR-correctie (p. 109), Schaduwcorrectie (p. 110)
*1 *11
{{{
*12 *12
Witbalans (p. 86)
*1 *13 *13 *13 *13
{{{
*1 *13 *13 *13 *13
{{
My Colors (p. 89)
*1
{{{{ { { {
*1
{{{{——{
Bracketing (pp. 101, 104)
*1
{{{{ { { {
*1 *16
{{{———
Transportmodus (p. 88)
*1
{{{{ { { {
*17
*1
{{{{ {
*18
Flitsbelichtingscompensatie
(p. 112)
*1
{{{——{
Flitsuitvoerinstellingen
(p. 113)
*1
{{{————
ND-filter (p. 106)
*1
{{{{———
Aspectratio (p. 80)
*1
{{{{ { {
(p. 82)
*1
{{{{——{
Resolutie (p. 80)/Compressieverhouding (Beeldkwaliteit) (p. 81)
*1
{{{{ {
*20
{
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 Belichtingscompensatie niet beschikbaar in .
*3 (stappen van 1/3) *4 Program Shift beschikbaar na AE-vergrendeling. *5 FE-vergrendeling niet beschikbaar.
*6 Gezichtsselectie niet beschikbaar. *7 AF Tracking niet beschikbaar. *8
indien de flitser afgaat *9 Niet selecteerbaar, maar schakelt
eventueel naar
. *10 Het aantal opnamen kan niet worden ingesteld, en de vertraging kan niet op 0 seconden worden gezet.
*11 Alleen is niet beschikbaar voor [DR-correctie]. *12 Ingesteld op [Auto]. *13 Witbalanscompensatie is niet beschikbaar.
e
h
!
Q
hS
W
Beschikbare functies per opnamemodus
203
K E
I J V
T
Y
w S O P t
x
v
E
>
z
{{{{{{{
*2
——{{{{{{{{———
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
—————————————————————
——————————————————
*5
——
{{{
*6 *7 *7 *7
{{
*7
{ {{{{—————
—————————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
—————————————————————
{{{————{{{{{{{{{——{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
————————{ { ——{ ———{{ {
{{—————{{{{{{{{{ {{{{
{
*8
{ {{{{{ {{{{{{—————
{
*8
{ {{{{{ {{{{{{ { ———
—————————————————{ ———
{{{{{{{{{{{{{{{{{{———
{{{————{
*10
{{
*10
{{{{{
*10 *10 *10 *10
Menu FUNC.
—————————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
—————————————————
*14 *15
——
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
—————————————————{{——
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
—————————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{———
{{{
*19
———{{ {{{{{{{————
—————————————————————
—————————————————————
——————————————————{{{
{{{{{{{{{{——{{{{{————
—————————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
*21
{
*14 Vastleggen gegevens aangepaste witbalans niet beschikbaar. *15
h
niet beschikbaar. *16 niet beschikbaar.
*17
f
, AF-vergrendeling en
t
ingesteld op . *18 niet beschikbaar. *19 niet beschikbaar. *20
D
verschijnt als
resolutie-instelling, en het beeld wordt vastgelegd met 1824 x 1368 pixels. Het is mogelijk om de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) in te stellen. *21 niet beschikbaar.
{
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd
W
204
4 Opnamemenu
Menu's
Opnamemodi
D B M G
A
8
Functie
AF-kader (p. 94)
Gezichts-AiAF
*1
{{{{ { { {
AF Tracking
*1
{{{{
*4
{
FlexiZone/Centrum
*1 *5 *5 *5 *5
*6
Digitale Zoom (pp. 60, 61)
Standaard
*1
{{{{ {——
Uit
*1
{{{{ { { {
Digitale Tele-converter (1.4x/2.3x)
*1
{{{{ {——
AF-Punt Zoom (p. 98) Aan/Uit
*1
{{{{ { {
Servo AF (p. 96)
Aan/Uit
*1
{{{{
*8
{
Continu (p. 169)
Aan/Uit
*1
{{{{
*9
*9
AF-hulplicht (p. 169) Aan/Uit
*1
{{{{ { { {
MF-Punt Zoom (p. 101)
Aan/Uit
*1
{{{{ {
Veiligheids-MF (p. 101)
Aan/Uit
*1
{{{{ {
Flitsbesturing
(pp. 111113, 170, 182)
Flits mode
Auto
*1
{{{ { { {
Handmatig
*1
{{{————
Flitsbel. comp. -2 tot +2
*1
{{{——{
Flits output
Minimum/Medium/
Maximum
*1
{{{————
Sluiter sync.
1e gordijn/2e gordijn
*1
{{{{——{
Rode-Ogen Aan/Uit
*1
{{{{ { { {
Lamp Aan Aan/Uit
*1
{{{{ { { {
Veiligheids FE
Aan/Uit
*1
{{{
*9 *9
{
ISO autom. instellingen (p. 85) Max ISO-waarde / Snelheid inst.
*1
{
*
10
{ ———
Spotmetingpunt (p. 103) Centrum/AF-Punt
*1
{{{{———
Safety Shift (p. 108) Aan/Uit
*1
{{————
Windfilter (p. 123) Aan/Uit
*1
————
Bekijken (p. 171) Uit/2–10 sec./Vastzetten
*1
{{{{ { { {
Terugkijken (p. 171) Uit/Details/Focus check
*1
{{{{ { { {
Knipperdetectie (p. 113) Aan/Uit
*1
{{{{ { { {
Custom Display (p. 172)
Opname Info
*1
{{{{ { {
Raster
*1
{{{{ { {
Digitale horizon
*1
{{{{ { {
Histogram
*1
{{{{UU
Beeldomkeren (p. 20) Aan/Uit
*1
{{{{ { {
IS modus (p. 173)
Continu/Uit/Opname/Pan
*1
{{{{
*
12
{{
Converter (p. 180) Geen/TC-DC58D
*1
{{{{ { {
Datum stempel (p. 62) Uit/Datum/Datum & Tijd
*1
{{{{ { {
Stel
functie in (p. 173)
*1
{{{{———
Snelkiesknop (p. 174)
*1
{{{{ { { {
Opslaan (p. 114)
{{{{{———
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 9 punten. *3 1 punt. *4 Niet selecteerbaar in het
menu. *5 [Centrum] indien de LCD-monitor uit staat; [FlexiZone] indien aan. *6 Alleen [Centrum] is beschikbaar. *7 Alleen [Centrum]
is beschikbaar in . *8 [Aan] wanneer beweging van onderwerp wordt gedetecteerd.
÷Ê
Menu's
205
K E
I J V
T
Y
w S O P t
x
v
E
>
z
{{{ {{{{{{{ {{{{——
*2 *3 *2
{{{{———{{ { {{{{—————
*6 *6 *6 *6
———
*6 *6
*6 *7 *6 *6 *6 *6 *6 *6
———
{{{{{{{{————{{{{{ { ——
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{————{{{{{————
{{——{{{{{{{ {{{{————
{{
*9 *9
———{{ { {{{{—————
{{
*9 *9 *9 *9
{{{{{{{{{ { ———
{{{
*9
{{{{{{{{{{{ {{{{
{{{————{{{{ {{{{—————
{{{————{{{{{{{{{——{{{
{{{ {{{{{ {{{{{{ { ——
—————————————————————
—————————————————————
—————————————————————
—————————————————————
{{{ {{{{————{{{{—————
{{{ {{{{{ {{{{{{ { ——
*9 *9 *9
*9 *9 *9 *9 *9
*9 *9 *9 *9 *9 *9
*9
———
—————————————————————
—————————————————————
—————————————————————
——————————————————{ {
{{{{{{{{{{{{{{{{{{———
{{{{{{{{{{{{{{{{{————
{{{ {{{{{ { { {{—————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{{U {{{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
UUUUUUUUUUUUUUUUUUUUU
{{{{{{{{{{{{{{{{{ {{{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{
*11 *11 *11
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{ {{{{{{————
—————————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
—————————————————————
*9 Ingesteld op [Aan]. *10 [Snelheid inst.] niet beschikbaar. *11 [Opname], [Pan] niet beschikbaar. *12 Vastgezet op [Continu].
{
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld.
U
Alleen te selecteren, geen instellingen
beschikbaar. — Kan niet worden geselecteerd
Menu's
206
3 Menu Instellen
Menu My Menu
Item Beschrijving Zie pagina
mute Aan/Uit*
p. 51
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus).
p. 51
Geluidsopties De geluiden instellen voor elke camerabewerking.
p. 162
Hints en tips Aan*/Uit
p. 162
LCD Helderheid Instellen binnen een bereik van ±2.
p. 52
opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartbeeld.
p. 163
Formateren
Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
pp. 24, 54
Bestandsnummering Continu*/Auto reset
p. 164
Maak folder Maandelijks*/Dagelijks
p. 165
Lens intrekken 1 min.*/0 sec.
p. 165
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
pp. 165, 166
Tijdzone Thuis*/Wereld
p. 166
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen
p. 22
Maateenheid m/cm* / ft/in
p. 167
Digitale horizon Kalibreren/Reset
p. 168
Video Systeem NTSC*/PAL
p. 135
Ctrl via HDMI Aan/Uit*
p. 136
Eye-Fi instellingen
Eye-Fi trans.: Verbindingsinfo Aan*/Uit (verschijnt
alleen als een Eye-Fi-kaart is geplaatst)
p. 191
Taal Weergavetaal selecteren.
p. 23
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen.
p. 53
* Standaardinstelling
Item Beschrijving Zie pagina
My Menu inst. Items instellen die zijn toegewezen aan My Menu.
p. 175
Menu's
207
1 Menu Afspelen
2 Menu Afdrukken
Item Beschrijving Zie pagina
Smart Shuffle Smart Shuffle starten. p. 133
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen. p. 131
Wissen Beelden wissen (Selecteer, Select. reeks,
Alle beelden)
p. 142
Beveilig Beelden beveiligen (Selecteer, Select. reeks,
Alle beelden)
p. 138
Roteren Beelden draaien. p. 147
Favorieten Beelden markeren als favoriet, of de markering
opheffen.
p. 144
My Category Beelden indelen in categorieën (Selecteer,
Select. reeks)
p. 145
i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's
corrigeren.
p. 151
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 152
Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 149
Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 148
My Colors Kleuren in foto's aanpassen. p. 150
Beeld scrollen Aan*/Uit p. 128
Ga verder Laatst gez.*/Laatste f. p. 176
Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 134
* Standaardinstelling
Item Beschrijving Zie pagina
Print Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten
op een printer).
Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 158
Select. Reeks Eerste en laatste beeld selecteren van een
reeks die u wilt afdrukken.
p. 159
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 159
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 159
Afdrukinstellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 157
208
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica.
Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft
u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of
hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme
omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van
de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een
luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan
de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera
uit de tas haalt.
Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen
met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder
de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt
voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Voorzorgsmaatregelen
209
Beeldsensor
Effectieve pixels in camera...... Ongeveer 10 miljoen pixels
Lens
Brandpuntsafstand .................. 5x zoom: 6.1 (G) – 30.5 (T) mm
(equivalent aan 35mm film: 28 (G) – 140 (T) mm)
Scherpstelbereik...................... 1 cm – oneindig (G), 30 cm – oneindig (T)
Macro: 1 – 50 cm (G), 30 – 50 cm (T)
Beeldstabilisatiesysteem (IS)... Type lensverschuiving
Beeldprocessor............................. DIGIC 4
Optische zoeker............................ Zoekertype real-image optische zoom
Met dioptrieaanpassing
LCD-monitor
Type......................................... TFT-kleurenmonitor (breedbeeld)
Maat......................................... 7,0 cm (2,8 inch)
Effectieve pixels....................... Ongeveer 461.000 pixels
Aspectratio............................... 4:3
Functies ................................... Helderheidsinstelling (5 niveaus), Quick-bright LCD Vari-angle-type
(Beweegbaar: ongeveer 177 graden horizontaal, ongeveer 270 graden
rondom)
Focus
Controlesysteem...................... Autofocus: Per beeld (Continu in Auto-modus), Continu, Servo AF
(Servo AE) Handmatig scherpstellen
AF-kader.................................. Gezichts-AiAF, Centrum, FlexiZone, AF Tracking
Meetsysteem ................................ Deelmeting, Gemiddelde centrum meeting, Spot
Belichtingscompensatie
(Foto's) /
Belichting (films) ........................... Stappen van 1/3 in een bereik van ±2
ISO-waarde (Standaarduitvoer-
gevoeligheid, aanbevolen
belichtingsindex)........................... Auto, ISO 80/100/125/160/200/250/320/400/500/640/800/1000/1250/
1600/2000/2500/3200
Witbalans...................................... Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H, Flitser,
Onderwater, Custom 1, Custom 2
Sluitersnelheid.............................. 1 – 1/4000 sec.
15 – 1/4000 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Diafragma
Type......................................... Iris
f-nummer ................................. f/2.8 – f/8.0 (G), f/4.5 – f/8.0 (T)
Flitser
Modi ......................................... Auto, aan, Slow sync, uit
Flitsschoentje........................... Beschikbaar
Bereik....................................... 50 cm – 7,0 m (G), 50 cm – 4,0 m (T)
Specificaties
Specificaties
210
Opnamemodi........................... C1, C2, M, Av, Tv, P, Auto, Weinig licht, Quick Shot, SCN
*1
,
Film
*2
*1 Portret, Landschap, Kinderen & dieren, Sport, Smart
Shutter
*3
, Extra levendig, Poster-effect, Kleur Accent, Kleur
Wissel, High Dynamic Range, Nostalgisch, Fisheye-effect,
Miniatuureffect, Strand, Onderwater, Flora, Sneeuw,
Vuurwerk, Stitch Hulp
*2 Standaard, Miniatuureffect, Kleur Accent, Kleur Wissel
*3 Glimlach, Knipoogdetectie, Gezicht-zelfontspanner
Digitale Zoom...................... Foto's/Films: Ongeveer 4,0x (in combinatie met de optische
zoomfunctie maximaal ongeveer 20x)
Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter
Continu-opnamen maken
Modus ................................. Normaal, AF, LV
Snelheid (normaal).............. Ongeveer 2,0 beelden/sec. (In P-modus)
Ongeveer 4,2 beelden/sec. (In de Modus Weinig licht)
Aantal opnamen (bij benadering)
(Volgens CIPA-normen)...... Ongeveer 370 beelden
Opnamemedia......................... SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaart/MultiMediaCard/MMCplus-
geheugenkaart/HC MMCplus-geheugenkaart
Bestandstype........................... Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto's .................................. Exif 2.3 (JPEG), RAW (CR2 (Canon Original))
Films ................................... Films: MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens:
Linear PCM (stereo))
Aantal opnamepixels (resolutie)
Foto's .................................. 16:9
Hoog: 3648 x 2048
Normaal 1: 2816 x 1584
Normaal 2: 1920 x 1080
Laag: 640 x 360
3:2
Hoog: 3648 x 2432
Normaal 1: 2816 x 1880
Normaal 2: 1600 x 1064
Laag: 640 x 424
4:3
Hoog: 3648 x 2736
Normaal 1: 2816 x 2112
Normaal 2: 1600 x 1200
Laag: 640 x 480
RAW: 3648 x 2736
Vastgezet op 1824 x 1368 voor Weinig Licht
Specificaties
211
1:1
Hoog: 2736 x 2736
Normaal 1: 2112 x 2112
Normaal 2: 1200 x 1200
Laag: 480 x 480
4:5
Hoog: 2192 x 2736
Normaal 1: 1696 x 2112
Normaal 2: 960 x 1200
Laag: 384 x 480
Films.................................... Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel: 1280 x 720 (24 bps
*1
),
640 x 480 (30 bps
*2
), 320 x 240 (30 bps
*2
)
Miniatuureffect: 1280 x 720 (Opnemen: 6 bps/3 bps/1,5 bps,
Afspelen: 30 bps
*2
), 640 x 480 (Opnemen: 6 bps/3 bps/1,5 bps,
Afspelen: 30 bps
*2
)
*1 Werkelijk aantal: 23,976 bps (beelden/sec.)
*2 Werkelijk aantal: 29,97 bps (beelden/sec.)
Interface................................... Hi-Speed USB
HDMI-output
Analoge audio-uitgang (stereo)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Direct Print-norm ..................... PictBridge
Voeding ................................... Batterij NB-7L
Voedingsadapterset ACK-DC50
Afmetingen .............................. 112,1 x 76,2 x 48,3 mm
Volgens CIPA-normen
Gewicht (volgens.....................Ongeveer 401 g (incl. batterij en geheugenkaart)
CIPA-normen) Ongeveer 351 g (alleen camerabehuizing)
Batterij NB-7L
Type......................................... Oplaadbare lithium-ionbatterij
Spanning ................................. 7,4 V DC
Capaciteit................................. 1.050 mAh
Oplaadcycli.............................. Ongeveer 300x
Bedrijfstemperatuur ................. 0 – 40 °C
Afmetingen .............................. 32,5 x 45,4 x 17,7 mm
Gewicht.................................... Ongeveer 47 g
Batterijlader CB-2LZ/CB-2LZE
Nominale invoer....................... 100 – 240 V AC (50/60 Hz), 0,14 A (100 V) –
0,08 A (240 V), 14 VA (100 V) – 19,2 VA (240 V)
Nominale uitvoer...................... 8,4 V DC, 0,70 A
Oplaadduur.............................. Ongeveer 2 uur 20 min. (voor batterij NB-7L)
Bedrijfstemperatuur ................. 0 – 40 °C
Afmetingen .............................. 92,5 x 27,0 x 62,0 mm
Specificaties
212
Gewicht ................................... Ongeveer 92 g (CB-2LZ)
Ongeveer 85 g (CB-2LZE) (exclusief voedingskabel)
Telelens TC-DC58D (afzonderlijk verkrijgbaar)
Vergroting................................ 1,4x
Schroefdraaddiameter............. 58 mm standaard filterschroefdraad*
Diameter x lengte.................... 69,0 x 41,2 mm
Gewicht ................................... Ongeveer 140 g
* Lensadapter LA-DC58K is vereist indien bevestigd op PowerShot G12.
Lensadapter LA-DC58K (afzonderlijk verkrijgbaar)
Schroefdraaddiameter............. 58 mm standaard filterschroefdraad
Diameter x lengte.................... 63,8 x 51,6 mm
Gewicht ................................... Ongeveer 30 g
Beugel BKT-DC1 (afzonderlijk verkrijgbaar)
Afmetingen.............................. 220,0 x 32,0 x 19,0 mm
Gewicht ................................... Ongeveer 90 g
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
213
A
Aangepaste witbalans .............................87
Aansluiting............... 36, 135, 136, 154, 178
Accessoires............................................39
AEB-modus ..........................................104
AE-vergrendeling.......................... 103, 123
AF J Scherpstellen
AF-kaders ............................ 27, 94, 95
AF-vergrendeling...................... 99, 198
AF Tracking (modus AF Frame) ... 28, 94, 97
AFB-modus .................................. 101, 198
Afdrukken.............................................154
AF-Punt Zoom ........................................98
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten............134
Alle beelden wissen ..............................142
Aspectratio .............................................80
AUTO-modus (Opnamemodus)..........26, 44
Av (opnamemodus)...............................107
B
Batterij
Batterijlader......................................14
Datum/tijd-batterij .............................22
Oplaadlampje ...................................15
Opladen...........................................14
Spaarstand ..............................55, 165
Batterijlader........................................2, 39
Beelden
Afspelen J Bekijken
Beelden wissen ........................ 30, 142
Beveilig..........................................138
Bewerken J Bewerken
Weergaveduur................................171
Beelden bekijken op een tv............ 135, 136
Beelden markeren als favoriet................144
Beelden wissen ..............................30, 142
Beeldkwaliteit J Compressieverhouding
Bekijken
Beeld scrollen.................................128
Beelden op een tv................... 135, 136
Diavoorstelling................................131
Enkelvoudige weergave ....................29
Filterweergave................................129
Indexweergave ...............................128
Smart Shuffle .................................133
Springweergave .............................129
Vergrote weergave .........................133
Belichting
AE-vergrendeling.................... 103, 123
Correctie ......................................... 78
FE-vergrendeling ............................104
Verschuiving...................................123
Bestandsnummering .............................164
Beveilig ................................................138
Bewerken
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken)..................148
i-Contrast .......................................151
My Colors.......................................150
Rode-ogencorrectie ........................152
Trimmen ........................................149
Bijgesloten items J Accessoires
C
C1/C2 (opnamemodus) .........................114
Camera
De camera vasthouden .................... 13
Standaardinstellingen....................... 53
Camerabeweging...................... 28, 58, 173
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ......... 2
Centrum (modus AF Frame) ................... 95
Compressie (Beeldkwaliteit).................... 81
Continu-opnamen maken........................ 88
D
Datum en tijd J Datum/Tijd
Datum/Tijd
Datum/tijd-batterij............................. 22
Instelling ......................................... 21
Toevoegen aan beeld ...................... 62
Wereldklok .....................................166
Wijzigen .......................................... 22
Diavoorstelling ......................................131
Digitale horizon ......................110, 168, 198
Digitale Tele-converter ........................... 61
Digitale Zoom ........................................ 60
DPOF........................................... 156, 157
Draagriem J Riem
DR-correctie .........................................109
E
Extra levendig (opnamemodus)............... 66
Eye-Fi-kaarten ................................17, 190
Index
Index
214
F
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
FE-vergrendeling
...........................104, 198
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
aantal beelden)
.............................. 122
Bekijken (Afspelen) ...................32, 124
Bewerken...................................... 125
Modi.............................................. 120
Opnametijd...............................32, 122
Fisheye-effect (opnamemodus) ............... 75
FlexiZone (modus AF Frame).................. 95
Flitser
Aan................................................. 79
Flitsbelichtingscompensatie ............ 112
Slow sync...................................... 105
Uit................................................... 58
Flora (opnamemodus) ............................ 66
Focus check ........................................ 132
Focusvergrendeling................................ 92
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken) ....................... 148
Formatteren (geheugenkaart).............24, 54
Formatteren J Geheugenkaarten
formatteren
Foutmeldingen ..................................... 195
G
Geheugenkaarten .................................. 17
Beschikbare opnamen.................19, 81
Formatteren................................24, 54
Opnametijd...............................32, 122
Geluidsinstellingen ................................. 51
Gezichts-AiAF (modus AF Frame)........... 94
Gezichtsselectie..................................... 99
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus)..................................... 72
Glimlach (opnamemodus) ....................... 70
H
Handleiding voor persoonlijk afdrukken...... 2
Handmatig scherpstellen
(AF-instelling)....................................... 100
Handmatige witbalans ............................ 87
High Dynamic Range
(opnamemodus) ............................... 73, 74
Hybride IS............................................ 173
I
i-Contrast.............................. 109, 151, 198
Instelwiel ............................................... 44
Interfacekabel .............................2, 36, 154
ISO-waarde ....................................84, 198
K
Kinderen & dieren (opnamemodus) ......... 65
Kleur Wissel (opnamemodus).........116, 120
Kleuraccent (opnamemodus) .........115, 120
Klokfuncties ........................................... 56
Knipoogdetectie (opnamemodus) ............ 71
Knipperdetectie .................................... 113
L
Lampje ............................. 44, 45, 169, 170
Landschap (opnamemodus).................... 64
LCD-monitor J Scherm
Lichtnet................................................ 178
M
M (opnamemodus) ............................... 108
Macro (AF-instelling) .............................. 79
Meetmethode ....................................... 102
Menu
Basishandelingen............................. 50
Lijst ............................................... 204
Menu FUNC.
Beschikbare functies per
opnamemodus............................... 202
Menu............................................... 48
Miniatuureffect (filmmodus)................... 120
Miniatuureffect (opnamemodus) .............. 76
MultiMediaCard/MMCplus J
Geheugenkaarten
My Category ........................................ 145
My Colors .............................................. 89
N
ND-filter ............................................... 106
Nostalgisch (opnamemodus)................... 75
Index
215
O
Onderwater (opnamemodus) ...................65
Opnamen maken
Aantal opnamen ................... 14, 19, 81
Opname Info .......................... 172, 198
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opnametijd .............................. 32, 122
Opnamen maken via een tv .....................92
Overzicht van de onderdelen ...................44
P
P (opnamemodus) ..................................78
PictBridge....................................... 42, 154
Portret (opnamemodus)...........................64
Poster-effect (opnamemodus)..................67
Problemen oplossen .............................192
Programma automatische belichting.........78
Q
Quick Shot (opnamemodus) ....................68
R
Raster .......................................... 172, 198
RAW ......................................................82
Reizen naar het buitenland ........ 15, 38, 166
Resolutie (beeldgrootte) ..........................80
Riem ..................................................2, 13
Rode-ogencorrectie....................... 111, 152
Roteren................................................147
S
Schaduwcorrectie .................................110
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven .......................................46
Informatieweergave ................ 198, 201
Menu J Menu Menu, Menu
Taal van LCD-scherm .......................23
Scherpstelbereik
Handmatig scherpstellen .................100
Macro ..............................................79
Scherpstellen
AF-kader....................................27, 94
AF-Punt Zoom..................................98
AF-vergrendeling..............................99
Gezichtsselectie ...............................99
Servo AF..........................................96
SCN (opnamemodus)..............................64
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J
Geheugenkaarten
Sepiakleurig........................................... 90
Servo AF ............................................... 96
Smart Shuffle........................................133
Sneeuw (opnamemodus)........................ 66
Software
Beelden downloaden naar
een computer om te bekijken ............ 34
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk... 2
Installatie......................................... 35
Softwarehandleiding .......................... 2
Spaarstand.....................................55, 165
Sport (opnamemodus)............................ 65
Standaardinstellingen............................. 53
Stereo AV-kabel................................2, 135
Stitch Hulp (opnamemodus)...................118
Strand (opnamemodus).......................... 65
T
Taal van LCD-scherm............................. 23
Transportmodus..................................... 88
Trimmen...............................................149
Tv (opnamemodus) ...............................106
V
Vergrote weergave................................133
Video J Films
Voeding J Batterij, voedingsadapterset
Voedingsadapterset ........................39, 178
Vuurwerk (opnamemodus)...................... 66
W
Weinig licht (opnamemodus)................... 63
Wereldklok ...........................................166
Witbalans .............................................. 86
Z
Zelfontspanner....................................... 58
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) .............................. 72
Knipoogdetectie
(opnamemodus) .............................. 71
Zoeker................................................... 91
Zoomen...................................... 26, 31, 60
Zwart-witfoto's........................................ 90
CEL-SP9QA280 © CANON INC. 2010
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.

Documenttranscriptie

Gebruikershandleiding • Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door, met name het gedeelte 'Veiligheidsmaatregelen'. • Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog kunt raadplegen. NEDERLANDS De inhoud van de verpakking controleren Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande onderdelen bevat. Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van de camera. Camera Interfacekabel IFC-400PCU Introductiehandleiding Batterij NB-7L (met kapje) Batterijlader CB-2LZ/CB-2LZE Stereo AV-kabel AVC-DC400ST Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk Draagriem NS-DC9 Canon garantiesysteemboekje De handleidingen gebruiken Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk. • Gebruikershandleiding (deze handleiding) Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de vele functies van de camera gebruiken om foto's met geavanceerdere instellingen te maken. • Handleiding voor persoonlijk afdrukken Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten op een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken. • Softwarehandleiding Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken. • Een geheugenkaart is niet bijgesloten. • U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer (alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten). 2 Lees dit eerst Proefopnamen en disclaimer Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten. Schending van het auteursrecht De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik. Garantiebeperkingen Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd. Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van Canon Klantenservice. LCD-monitor (scherm) • Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen invloed op het beeld dat wordt vastgelegd. • Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag voordat u de camera gaat gebruiken. Temperatuur van de camerabehuizing Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing. 3 Wat wilt u doen? Opnamen maken 4 ● Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten....26 Mooie opnamen maken van mensen I Portretten (p. 64) V w Kinderen en dieren (p. 65) Op het strand (p. 65) Diverse andere opnamen maken J Landschap (p. 64) O Flora (p. 66) Sport (p. 65) t Vuurwerk (p. 66) P In de sneeuw (p. 66) S Aquarium (p. 65) Weinig licht (p. 63) Opnamen maken met speciale effecten Extra levendige kleuren (p. 66) Fisheye-effect (p. 75) Poster-effect (p. 67) Verbleekte kleuren (p. 75) Miniatuureffect (p. 76) ● Scherpstellen op gezichten ............................26, 64, 70, 72, 94, 99 ● Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan worden gebruikt (de flitser uitschakelen)......................................58 ● Foto’s maken met de zelfontspanner ...............................58, 71, 72 ● De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................62 4 Wat wilt u doen? Weergeven 1 ● De foto's bekijken.........................................................................29 ● Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................131 ● Foto's bekijken op een tv ...................................................135, 136 ● Foto's bekijken op een computer .................................................34 ● Snel foto's zoeken..............................................................128, 129 ● Foto's wissen .......................................................................30, 142 Films maken en bekijken E ● Films opnemen.....................................................................30, 119 ● Films bekijken ......................................................................32, 119 Afdrukken 2 ● Snel en gemakkelijk foto's afdrukken.........................................154 Opslaan ● Beelden opslaan op een computer ..............................................34 Overige 3 ● Geluid uitzetten ............................................................................51 ● De camera gebruiken in het buitenland ...............................15, 166 ● Instellingen wijzigen met het instelwiel.......................................173 ● Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................198 5 Inhoudsopgave In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte functies van deze camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert. De inhoud van de verpakking controleren .......................................... 2 Lees dit eerst....................................... 3 Wat wilt u doen?.................................. 4 Veiligheidsvoorschriften ...................... 9 Conventies die in deze handleiding worden gebruikt................................. 12 1 Aan de slag........................ 13 De batterij opladen ............................ 14 De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen ............................................. 16 Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) .................. 17 De batterij en geheugenkaart plaatsen............................................. 18 De stand van het scherm aanpassen......................................... 20 De datum en tijd instellen .................. 21 De taal van het scherm instellen ....... 23 Geheugenkaarten formatteren .......... 24 De sluiterknop indrukken................... 25 Foto's maken (Smart Auto)................ 26 Beelden bekijken ............................... 29 Beelden wissen ................................. 30 Films opnemen.................................. 30 Films bekijken.................................... 32 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken ................... 34 Accessoires ....................................... 38 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires ....................................... 39 2 Meer informatie ................. 43 Overzicht van de onderdelen ............ 44 Schermweergave .............................. 46 Lampjes............................................. 48 Menu FUNC. – Basishandelingen ..... 48 6 MENU – Basishandelingen ............... 50 De geluidsinstellingen wijzigen.......... 51 De helderheid van het scherm wijzigen................................. 52 De standaardinstellingen van de camera herstellen......................... 53 Low Level Format geheugenkaart..... 54 De functie spaarstand (Automatisch Uit)............................... 55 Klokfuncties ....................................... 56 3 Veelgebruikte functies voor opnamen ...................57 De flitser uitzetten.............................. 58 De zelfontspanner gebruiken ............ 58 Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom).................................. 60 Datum en tijd aan de opname toevoegen.......................................... 62 Opnamen maken bij weinig licht (Weinig licht)...................................... 63 Opnamen maken in diverse omstandigheden................................ 64 Opnamen maken in de modus 8 (modus Quick Shot)........................... 68 Een glimlach detecteren en opnemen ...................................... 70 De knipoogdetectie gebruiken........... 71 De gezicht-zelfontspanner gebruiken........................................... 72 Opnamen maken met veel contrast (High Dynamic Range) ...................... 73 Opnamen maken met verbleekte kleuren (Nostalgisch)......................... 75 Opnamen maken met het effect van een visooglens (Fisheye-effect) ........ 75 Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect)....... 76 Inhoudsopgave 4 Zelf instellingen selecteren ..........................77 Opnamen maken in Programma automatische belichting..................... 78 De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie) .................. 78 De flitser inschakelen ........................ 79 Close-ups maken (Macro) ................. 79 De aspectratio wijzigen ..................... 80 De resolutie wijzigen (Beeldgrootte).................................... 80 De compressieverhouding wijzigen (Image Quality) .................... 81 RAW-beelden opnemen .................... 82 De ISO-waarde wijzigen.................... 84 De witbalans aanpassen ................... 86 Continu-opnamen maken .................. 88 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) .......................... 89 Opnamen maken met behulp van de zoeker.................................... 91 De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling ................ 92 Opnamen maken via een tv .............. 92 5 Haal meer uit uw camera................................93 De modus AF Frame wijzigen ........... 94 Positie en grootte van het AF-kader wijzigen.............................. 95 Opnamen maken met Servo AF........ 96 Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking) ..... 97 Het autofocuskader vergroten ........... 98 Opnamen maken met AF-vergrendeling............................... 99 De persoon selecteren op wie u wilt scherpstellen (Gezichtsselectie)........ 99 Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen................. 100 Focusbracketing (modus BKT-Focus) ........................ 101 De meetmethode wijzigen ............... 102 Opnamen maken met de AE-vergrendeling............................. 103 Opnamen maken met de FE-vergrendeling............................. 104 Auto Exposure-bracketing (modus AEB) ................................... 104 Opnamen maken met Slow sync ........................................ 105 Werken met het ND-filter................. 106 De sluitertijd instellen ...................... 106 De diafragmawaarde instellen......... 107 De diafragmawaarde en sluitertijd instellen ............................ 108 De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast)........... 109 De digitale horizon gebruiken.......... 110 Rode-ogencorrectie......................... 111 De flitsbelichtingscompensatie aanpassen....................................... 112 De flitsuitvoer aanpassen ................ 113 Controleren op gesloten ogen ......... 113 Opname-instellingen vastleggen ..... 114 De kleur wijzigen en opnamen maken.............................. 115 Opnamen maken met Stitch-hulp ....................................... 118 6 Diverse functies voor het opnemen van films ......... 119 De filmmodus wijzigen..................... 120 Films opnemen die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) .............................. 120 De beeldkwaliteit wijzigen ............... 122 AE-vergrendeling/belichting ............ 123 Het windfilter gebruiken................... 123 Overige opnamefuncties ................. 124 Afspeelfuncties ................................ 124 Bewerken ........................................ 125 7 Inhoudsopgave 7 Diverse functies gebruiken voor afspelen en bewerken ......................... 127 Snel naar beelden zoeken............... 128 Beelden bekijken met de filterweergave .................................. 129 Diavoorstellingen bekijken............... 131 De focus controleren ....................... 132 Beelden vergroten ........................... 133 Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle) ................................ 133 Beeldovergangen wijzigen .............. 134 Beelden bekijken op een tv ............. 135 Beelden weergeven op een hdtv...................................... 136 Beelden beveiligen .......................... 138 Alle beelden wissen......................... 142 Beelden markeren als favoriet......... 144 Beelden indelen in categorieën (My Category).................................. 145 Beelden roteren............................... 147 Het formaat van beelden wijzigen............................................ 148 Trimmen .......................................... 149 Effecten toepassen met de functie My Colors............................. 150 De helderheid corrigeren (i-Contrast) ...................................... 151 Het rode-ogeneffect corrigeren ....... 152 8 Afdrukken ........................ 153 Beelden afdrukken .......................... 154 Afdrukken via de afdruklijst (DPOF) ............................................ 156 8 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) ........................... 157 Toegevoegde beelden afdrukken......................................... 160 9 De camera-instellingen aanpassen........................161 De camera-instellingen wijzigen............................................ 162 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen............................................ 169 Veelgebruikte opnamemenu’s vastleggen (My Menu)..................... 175 Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen............................................ 176 10 Nuttige informatie ..........177 Aansluiten op het lichtnet ................ 178 Lenzen gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) .................................... 179 De ringkleur wijzigen (apart verkrijgbaar) .......................... 181 De afstandsschakelaar gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) ................ 181 Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) ................ 182 Een Eye-Fi-kaart gebruiken............. 190 Problemen oplossen........................ 192 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen ......................... 195 Informatieweergave op het scherm....................................... 198 Beschikbare functies per opnamemodus................................. 202 Menu's ............................................. 204 Voorzorgsmaatregelen .................... 208 Specificaties .................................... 209 Index................................................ 213 Veiligheidsvoorschriften • Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u het product gebruikt. Gebruik het product altijd op de juiste wijze. • De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen. • Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die u gebruikt. Waarschuwing Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel of levensgevaar. • Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen. Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt. • Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen. Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking. • • • • • • • • Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening. Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen. Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten. Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is gevallen of op een andere wijze is beschadigd. Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont. Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner om de apparatuur schoon te maken. Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere vloeistoffen. Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen. Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand. Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij. Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice. • Kijk niet door de zoeker van de camera naar een sterke lichtbron (zoals de zon op een heldere dag). Dit kan uw gezichtsvermogen aantasten. • Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die hiervoor geschikt is. Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u de luidsprekers beschadigen. Ook kan uw gehoor beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. 9 Veiligheidsvoorschriften • Gebruik alleen de aanbevolen batterij. • Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur. • Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen. • Raak het netsnoer niet aan met natte handen. • Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het stopcontact is geplaatst. • Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in contact komen met de contactpunten of stekker. De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel. • Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt. • Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt. Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen. • Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt wanneer u een foto maakt. Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben. • Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen: - plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan; - plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C; - vochtige of stoffige plaatsen. Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd raken. • De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer iemand hier lang naar kijkt. • Als u de afzonderlijk verkrijgbare, optionele lenzen gebruikt, moet u deze goed bevestigen. Als de lens losraakt en valt, kan deze barsten waarna de glassplinters snijwonden kunnen veroorzaken. 10 Veiligheidsvoorschriften Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur. • Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon). Dit kan de beeldsensor beschadigen. • Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt. Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden. • Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen. Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het apparaat voorkomen. • Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt. Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken. • Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij. Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie. • Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit het stopcontact. • Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen zoals een stuk textiel. Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan. • Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren. Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een explosie, wat kan leiden tot brand of schade. • Als u de camera meeneemt in uw tas, moet u het scherm inklappen zodat harde voorwerpen niet in contact kunnen komen met het scherm. • Bevestig geen accessoires aan de polsriem. Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm. 11 Conventies die in deze handleiding worden gebruikt • In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en de controleknop van de camera voorstellen. • Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ]. • De knoppen die een richting aangeven, de controleknop, de knop FUNC./SET en het instelwiel worden aangeduid met de volgende pictogrammen. Knop Omhoog Knop Links Controleknop Knop FUNC./SET Knop Rechts Knop Omlaag ÷ Instelwiel • : Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn • : Tips voor het oplossen van problemen • : Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen • : Aanvullende informatie • (p. xx): Referentiepagina's ('xx' geeft het paginanummer aan) • In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de standaardinstellingen hebben. • De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende term geheugenkaarten. 12 1 Aan de slag Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar een computer. De riem bevestigen/de camera vasthouden • Bevestig de meegeleverde riem en draag deze om uw nek om te voorkomen dat de camera valt tijdens het gebruik. • Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren. 13 De batterij opladen Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop is de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen. Verwijder het klepje. Plaats de batterij. ● Zorg dat de markering o op de batterij overeenstemt met die op de oplader en plaats dan de batterij door deze naar binnen ( ) en naar beneden ( ) te schuiven. Laad de batterij op. ● Voor CB-2LZ: kantel de stekker naar CB-2LZ CB-2LZE buiten ( ) en steek de oplader in een stopcontact ( ). ● Voor CB-2LZE: sluit het netsnoer aan op de oplader en steek het andere uiteinde in een stopcontact. X Het oplaadlampje gaat oranje branden en het opladen begint. X Als de batterij volledig is opgeladen, wordt het oplaadlampje groen. Het opladen duurt ongeveer 2 uur en 20 minuten. Verwijder de batterij. ● Haal het netsnoer van de batterijlader uit het stopcontact en verwijder de batterij door deze naar binnen ( ) en omhoog ( te schuiven. ) Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen. Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering) Aantal opnamen LCD-monitor aan 370 LCD-monitor uit 1.000 7 Afspeeltijd (uren) • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association). • Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden, kleiner dan hierboven is aangegeven. 14 De batterij opladen Batterij-oplaadlampje Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading van de batterij aangeeft. Weergave Betekenis Voldoende opgeladen. Iets leger, maar nog voldoende opgeladen. (Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op. 'Vervang \ Verwissel accu' Leeg. Laad de batterij opnieuw op. De batterij en de oplader efficiënt gebruiken • Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor. Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet worden gebruikt. Plaats het klepje zodanig op een geladen batterij dat de markering o zichtbaar is. • De batterij een lange tijd bewaren: Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een niet helemaal lege batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen. • U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken. De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen. • De batterij kan plaatselijk wat opzwellen. Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem. Als de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, moet u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice. • Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur verstreken. Koop dan een nieuwe batterij. 15 De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen Als u uw camera wilt wegdoen, verwijdert u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij zodat deze kan worden gerecycled volgens de lokale voorschriften. Houd de vergrendelknop van de ring ingedrukt, draai de ring in de richting van de pijl en haal vervolgens de ring weg. Draai de schroeven van de behuizing aan de zijkanten en de onderkant los. Verwijder het klepje zoals is aangegeven op de afbeelding. Raak de flitser nooit aan! Open het batterijklepje en verwijder het riembevestigingspunt en het voorpaneel. Raak de flitser nooit aan. Dit kan leiden tot een zware elektrische schok. 16 Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) Raak dit gedeelte nooit aan! Verwijder de oplaadbare lithiumbatterij. Raak nooit het gedeelte aan dat op de afbeelding is aangegeven. Dit kan leiden tot een zware elektrische schok. Verwijder nooit de behuizing van de camera, tenzij u de interne oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen om deze te recyclen voordat u de camera wegdoet. Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) • SD-geheugenkaarten (2 GB en minder)* • SDHC-geheugenkaarten (meer dan 2 GB, tot en met 32 GB)* • SDXC-geheugenkaarten (meer dan 32 GB)* • MultiMediaCards • MMCplus-geheugenkaarten • HC MMCplus-geheugenkaarten• Eye-Fi-kaarten * Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken sommige kaarten mogelijk niet goed. Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden SDXC-geheugenkaarten mogelijk niet herkend als u een kaartlezer gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem deze functie ondersteunt. Info over Eye-Fi-kaarten Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht) wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart. Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de kaart niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart. 17 De batterij en geheugenkaart plaatsen De batterij en geheugenkaart plaatsen Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar). Controleer het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart. ● Als de geheugenkaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen opnamen maken als het schuifje is ingesteld op vergrendeld. Duw het schuifje omhoog totdat u een klik hoort. Open het klepje. ● Schuif het klepje naar buiten ( ( ) en omhoog ) om het te openen. Plaats de batterij. ● Plaats de batterij op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Zorg dat u de batterij in de juiste richting plaatst, anders klikt deze niet goed vast. Aansluitpunten Plaats de geheugenkaart. ● Plaats de geheugenkaart op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Plaats de geheugenkaart in de juiste richting. Label 18 Als u de geheugenkaart in de verkeerde richting probeert te plaatsen, kunt u de camera beschadigen. De batterij en geheugenkaart plaatsen Sluit het klepje. ● Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan terwijl u het naar binnen schuift, totdat het vastklikt ( ). Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt? SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten en Eye-Fi-kaarten hebben een schuifje voor schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt op het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen. De batterij en geheugenkaart verwijderen Verwijder de batterij. ● Open het klepje en duw de batterijvergrendeling in de richting van de pijl. X De batterij wipt nu omhoog. Verwijder de geheugenkaart. ● Duw de geheugenkaart naar binnen tot u een klik hoort en laat de kaart langzaam los. X De geheugenkaart wipt nu omhoog. Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering) Geheugenkaart Aantal opnamen 4 GB 1471 16 GB 6026 • Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt. 19 De stand van het scherm aanpassen Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken? U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de opnamemodus is ingesteld (p. 26). Aantal opnamen dat kan worden gemaakt De stand van het scherm aanpassen Klap het scherm open. ● Klap het scherm open ( ) en draai het 180° naar voren ( ). ● Klap het scherm dicht ( ). De stand van het scherm aanpassen Circa 180° Circa 90° Circa 177° • U kunt de hoek en oriëntatie van het scherm naar eigen wens aanpassen aan de opnamecondities. • Ter bescherming van het scherm houdt u het scherm altijd gesloten wanneer de camera niet in gebruik is. Als het scherm in een opnamemodus wordt geopend en naar de lens wordt gericht, wordt het beeld van links naar rechts gespiegeld (spiegelbeeld). Om de functie voor omgekeerde weergave te annuleren, drukt u op de knop n, kiest u het tabblad 4 en [Beeldomkeren], en drukt u vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 20 De datum en tijd instellen Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het belangrijk dat u deze instelt. Schakel de camera in. ● Druk op de knop ON/OFF. X Het scherm Datum/Tijd verschijnt. Stel de datum en tijd in. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om een waarde te selecteren. Voltooi de instelling. ● Druk op de knop m. X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld, wordt het scherm Datum/Tijd gesloten. ● Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt de camera uitgeschakeld. Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt. Zomertijd instellen Als u bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op of de controleknop Ê de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld. 21 De datum en tijd instellen Datum en tijd wijzigen U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen. Open de menulijst. ● Druk op de knop n. Selecteer [Datum/Tijd] op het tabblad 3. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Datum/Tijd] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Wijzig de datum en/of de tijd. ● Volg stap 2 en 3 op p. 21 om de instelling te wijzigen. ● Als u op de knop n drukt, wordt het menu gesloten. Datum/tijd-batterij • De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere batterij is verwijderd. • Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit (afzonderlijk verkrijgbaar, p. 39), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld. • Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu [Datum/Tijd] als u de camera inschakelt. Volg de stappen op p. 21 om de datum en tijd in te stellen. 22 De taal van het scherm instellen U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. Open het instellingenscherm. ● Houd de knop m ingedrukt terwijl u op de knop n drukt. Stel de taal van het LCD-scherm in. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan de controleknop Ê om een taal te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt ingesteld, wordt het instellingenscherm gesloten. Wat als de klok verschijnt als ik op m druk? De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok te sluiten en herhaalt u stap 2. U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal] te selecteren. 23 Geheugenkaarten formatteren Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart formatteren met deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 190) gaat formatteren, moet u de software van de kaart op een computer installeren. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Formateren]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op m. Kies [OK]. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Formatteer de geheugenkaart. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. X De geheugenkaart wordt geformatteerd. Voltooi het formatteren. X Als het formatteren is voltooid, verschijnt op het scherm de melding [Geheugenkaart is geformatteerd]. ● Druk op de knop m. 24 De sluiterknop indrukken Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige inhoud wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid. De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op de geheugenkaart. De sluiterknop indrukken Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de knop daarna volledig in om de foto te maken. Druk de knop half in (Druk lichtjes om de focus in te stellen). ● Druk lichtjes totdat u tweemaal een piepgeluid hoort en er AF-kaders verschijnen waarop de camera scherpstelt. Druk de knop volledig in (Druk volledig in om de foto te maken). X U hoort het geluid van de sluiter als de opname wordt gemaakt. ● Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid hoort, aangezien op dat moment de foto wordt gemaakt. Kan het geluid van de sluiter langer duren? • Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter korter of langer duren. • Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen beeld onscherp zijn. Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp. 25 Foto's maken (Smart Auto) De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen, zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, waarna de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld. Schakel de camera in. ● Druk op de knop ON/OFF. X Het opstartscherm verschijnt. Selecteer de modus A. ● Stel het programmakeuzewiel in op A. ● Als u de camera op het onderwerp richt, maakt de camera geluid omdat deze de compositie bepaalt. X Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in het scherm. X De camera stelt scherp op gedetecteerde gezichten en geeft kaders weer rond deze gezichten. Kies de compositie. ● Als u de zoomknop naar i (telelens) duwt, Scherpstelbereik (bij benadering) Zoombalk zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j (groothoek) duwt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. (De zoombalk, die de zoompositie aangeeft, verschijnt op het scherm.) Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. 26 Foto's maken (Smart Auto) X Wanneer de camera scherpstelt, hoort u tweemaal een piepgeluid en verschijnen er AF-kaders waarop de camera scherpstelt. Als de camera op meerdere punten scherpstelt, verschijnen er meerdere AFkaders. AF-kader Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt vastgelegd. Als er weinig licht is, wordt de flitser automatisch geactiveerd. X De foto verschijnt gedurende enkele seconden op het scherm. ● Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt u al op de sluiterknop drukken om een volgende foto te maken. Wat als... • Wat als de beelden niet de verwachte kleur en helderheid hebben? Het pictogram (p. 200) dat verschijnt, past soms niet bij de werkelijke compositie. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 78). • Wat als het scherm uitgeschakeld blijft, ook als de camera is ingeschakeld? Druk op de knop l om het scherm in te schakelen. • Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een onderwerp richt? Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van het hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik (p. 94). Als het hoofdonderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen het witte kader zichtbaar. • Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de sluiterknop half indrukt? Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast (Servo AF). 27 Foto's maken (Smart Auto) • Wat als er een knipperende verschijnt? Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en daardoor het beeld onscherp maken. • Wat als de camera geen enkel geluid maakt? Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het geluid in te schakelen, drukt u op de knop n om [mute] te kiezen op het tabblad 3. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te kiezen. • Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname? Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is ongeveer 50 cm – 7,0 m met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer 50 cm – 4,0 m met een maximale telelens (i). • Wat als de camera één keer piept wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt? Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Duw de zoomknop naar j en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale groothoekinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 1 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden. Duw de zoomknop naar i en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale telelensinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 30 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden. • Wat als het lampje gaat branden wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt? Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving. • Wat als het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken? De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen. Wat als er rechts boven in het scherm een pictogram verschijnt? Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in het scherm. Zie 'Compositiepictogrammen' (p. 200) voor meer informatie over de pictogrammen die verschijnen. Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking) Druk op de knop zodat verschijnt en richt de camera, zodat op het gewenste onderwerp staat. Druk de sluiterknop half in om een blauw kader weer te geven waarin de scherpstelling en de belichting behouden blijven (Servo AF). Druk de sluiterknop helemaal in om de opname te maken. 28 Beelden bekijken U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer een beeld. ● Als u op q drukt of de controleknop Ê linksom draait, doorloopt u de beelden in omgekeerde volgorde van opname, van het nieuwste beeld naar het oudste. ● Als u op r drukt of de controleknop Ê rechtsom draait, doorloopt u de beelden in volgorde van opname, van het oudste beeld naar het nieuwste. ● De beelden volgen elkaar sneller op als u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar ze worden grover weergegeven. ● Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer ingetrokken. ● Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl de lens wordt ingetrokken, wordt de camera uitgeschakeld. Overschakelen naar de opnamemodus Als u de sluiterknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar de opnamemodus. 29 Beelden wissen U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer het beeld dat u wilt wissen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om het te wissen beeld weer te geven. Wis het beeld. ● Druk op de knop a. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [Wissen] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het getoonde beeld wordt gewist. ● Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op de knoppen qr of draait u aan de controleknop Ê om [Stop] te selecteren. Daarna drukt u op de knop m. Films opnemen De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen. Het geluid wordt in stereo opgenomen. Selecteer de modus E. ● Stel het programmakeuzewiel in op E. 30 Films opnemen Resterende tijd Kies de compositie. ● Als u de zoomknop naar i duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j duwt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. X Als de camera scherpstelt, hoort u tweemaal een pieptoon. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. Verstreken tijd X De camera begint met de filmopname en op het scherm verschijnen [ verstreken tijd. REC] en de ● Als de opname is begonnen, haalt u uw vinger van de sluiterknop. ● Als u tijdens de opname de compositie wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar worden de helderheid en de kleurtoon automatisch aangepast. 31 Films bekijken Microfoon ● Raak de microfoon niet aan tijdens de opname. ● Gebruik tijdens de opname geen andere knoppen dan de sluiterknop. Het geluid van de knoppen wordt in de film opgenomen. Stop de opname. ● Druk de sluiterknop opnieuw helemaal in. X De camera geeft één pieptoon en stopt met opnemen. X De film wordt naar de geheugenkaart weggeschreven. X De opname stopt automatisch wanneer de geheugenkaart vol is. Het onderwerp vergroten tijdens de opname Als u de zoomknop naar i duwt, zoomt u in op het onderwerp. De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen en de film kan grof lijken. Geschatte opnametijden Geheugenkaart 4 GB 16 GB 25 min. 08 sec. 1 uur 42 min. 57 sec. Opnametijd • De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is of er ongeveer 29 min. en 59 sec. is opgenomen. • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of hoger gebruiken. Films bekijken U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. X wordt weergegeven op films. 32 Films bekijken Selecteer een film. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een film te selecteren. Druk daarna op de knop m. X Het filmbedieningspaneel verschijnt. Speel de film af. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om (afspelen) te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De film wordt afgespeeld. ● Als u op de knop m drukt, kunt u het afspelen pauzeren of hervatten. ● Druk op de knoppen op om het volume aan te passen. X Na het einde van de film verschijnt . Wat als u geen films kunt afspelen op een computer? • Installeer de meegeleverde software (p. 35). • Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de computercapaciteit. • Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen. Voor geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie. 33 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een andere digitale Canon-camera is geleverd, installeert u de software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven. Systeemvereisten Windows Besturingssysteem Computermodel CPU RAM Windows 7 Windows Vista Service Pack 1 en 2 Windows XP Service Pack 3 Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core2 Duo 1,66 GHz of hoger (films) Windows 7 (64 bits): 2 GB of meer Windows 7 (32 bits), Windows Vista (64 bits, 32 bits), Windows XP: 1 GB of meer Interface Vrije ruimte op de vaste schijf USB ZoomBrowser EX: 200 MB of meer CameraWindow: 150 MB of meer* Digital Photo Professional: 200 MB of meer PhotoStitch: 40 MB of meer Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger * Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer. Macintosh Besturingssysteem Computermodel CPU RAM Interface Vrije ruimte op de vaste schijf Weergave 34 Mac OS X (v10.4 – v10.6) Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. PowerPC G4/G5 of Intel Processor (foto's), Core Duo 1,66 GHz of hoger (films) 1 GB of meer USB ImageBrowser: 250 MB of meer CameraWindow: 150 MB of meer Digital Photo Professional: 200 MB of meer PhotoStitch: 50 MB of meer 1.024 x 768 pixels of hoger Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Voorbereidingen In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt. Installeer de software. Windows Plaats de cd in het cd-romstation van de computer. ● Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cdromstation van de computer. Start de installatie. ● Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie] en volg de instructies -op het scherm om verder te gaan met de installatie. ● Als het scherm [User Account Control/Beheer gebruikersaccount] wordt weergegeven, volgt u de instructies op het scherm om verder te gaan. Als de installatie is voltooid, klikt u op [Restart/Opnieuw starten] of [Finish/ Voltooien]. Verwijder de cd-rom. ● Verwijder de cd-rom wanneer uw bureaubladscherm verschijnt. Macintosh Plaats de cd in het cd-romstation van de computer. ● Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-romstation van de computer. Start de installatie. ● Dubbelklik op op de cd. ● Klik op [Install/Installeren] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. 35 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Sluit de camera aan op de computer. ● Schakel de camera uit. ● Open het klepje en steek de kleinste stekker van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grote kabelstekker van de interfacekabel in de computer. Raadpleeg de handleiding van de computer voor meer informatie over de aansluiting. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. Open CameraWindow. Windows ● Klik op [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/ Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden]. X CameraWindow verschijnt. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [All Programs/Alle programma's], gevolgd door [Canon Utilities], [CameraWindow] en [CameraWindow]. Macintosh X Wanneer er een verbinding tot stand is gebracht tussen de camera en de computer, wordt CameraWindow weergegeven. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het pictogram CameraWindow in de taakbalk onder aan het bureaublad. 36 Beelden downloaden naar een computer om te bekijken Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow weer te geven. Klik op op de taakbalk. In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het programma te wijzigen. Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/ Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] en klik op [OK]. Dubbelklik op . Beelden downloaden en bekijken ● Klik op [Import Images from Camera/Beelden importeren van camera] en vervolgens op [Import Untransferred Images/Nietovergedragen beelden importeren]. X Alle beelden die nog niet zijn overgedragen, worden nu naar de computer overgedragen. Overgedragen beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen in afzonderlijke submappen in de map Afbeeldingen. ● Wanneer [Image import complete./Importeren van beelden voltooid.] verschijnt, klikt u op [OK]. Klik daarna op [X] om CameraWindow te sluiten. ● Schakel vervolgens de camera uit en verwijder de kabel. ● Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer informatie over het bekijken van beelden op een computer. U kunt uw camerabeelden downloaden zonder de functie voor beeldoverdracht in de meegeleverde software te gebruiken, door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op een computer. Hierbij gelden echter de volgende beperkingen: • Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele minuten duren voordat u beelden kunt downloaden. • Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in horizontale richting gedownload. • RAW-beelden of JPEG-beelden die tegelijk met RAW-beelden zijn opgenomen, worden wellicht niet goed gedownload. • Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het downloaden naar een computer. • Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software. • Sommige functies in de meegeleverde software zijn wellicht niet beschikbaar, zoals voor bewerken van films en beelden overdragen naar de camera. 37 Accessoires Meegeleverd bij de camera Batterij NB-7L met kapje* Batterijlader CB-2LZ/CB-2LZE* Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk Draagriem NS-DC9 Stereo AV-kabel AVC-DC400ST* Interfacekabel IFC-400PCU* Geheugenkaart * Ook afzonderlijk verkrijgbaar. USB-kaartlezer Windows/Macintosh Canon PictBridgecompatibele printers TV HDMI-kabel HTC-100 High-Definition TV Accessoires gebruiken in het buitenland De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen. 38 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige regio's. Batterijlader CB-2LZ/CB-2LZE ● Een adapter om de batterij NB-7L op te laden. Batterij NB-7L ● Oplaadbare lithium-ionbatterij. Voedingsadapterset ACK-DC50 ● Met deze set kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of wanneer u de camera aansluit op een computer of printer. U kunt op deze manier niet de batterij in de camera opladen. Krachtige flitser HF-DC1 ● Met deze losse flitser kunt u fotoonderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om door de ingebouwde flitser te worden belicht. Speedlite 220EX/270EX/430EX II/580EX II ● Een flitser met flitsschoenbevestiging die een breed gamma geflitste foto's mogelijk maakt. ● Speedlite 430EX en 580EX kunnen ook worden gebruikt. VOORZICHTIG ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJ WORDT VERVANGEN DOOR EEN ONJUIST TYPE BATTERIJ. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR. 39 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires Speedlite-beugel SB-E2 ● Voorkomt dat er onnatuurlijke schaduwen verschijnen aan de zijkant van objecten wanneer u opnamen maakt vanuit een verticale positie en is nuttig voor het maken van portretten. De kabel voor losse flitsschoen OC-E3 wordt geleverd bij deze beugel. Speedlite-zender ST-E2 ● Deze maakt afstandsbediening van slave (remote) Speedlite-flitsers mogelijk (met uitzondering van de Speedlite 220EX en 270EX). Macro Twin Lite MT-24EX Macro Ring Lite MR-14EX ● Een losse macroflitser voor een breed gamma aan macrofoto's. De lensadapter LA-DC58K, de kabel voor losse flitsschoen OC-E3 en de beugel BKT-DC1 (allen afzonderlijk verkrijgbaar) zijn vereist om deze flitsers op de camera te bevestigen. Kabel voor losse flitsschoen OC-E3 ● Wordt gebruikt om een Macro Ring Liteof Macro Twin Lite-flitser aan de camera te bevestigen. Beugel BKT-DC1 ● Wordt gebruikt om een Macro Ring Liteof Macro Twin Lite-flitser aan de camera te bevestigen. Zachte hoes SC-DC65-serie ● Deze hoes beschermt de camera tegen stof en krassen. Wees voorzichtig met de hoes, zodat het leer niet verkleurt. 40 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires Waterdichte behuizing WP-DC34 ● Gebruik deze behuizing voor het maken van foto’s onder water tot op een diepte van 40 meter, voor het maken van foto's in de regen, op het strand en op skipistes. ● Gebruik de volgende methoden om Ê en ÷ te bedienen met de camera in de behuizing. - Ê: Druk op de knoppen qr terwijl u de knop ingedrukt houdt. - ÷: Druk op de knoppen op terwijl u de knop ingedrukt houdt. U kunt de zoeker niet gebruiken om opnamen te maken. Lees ook de handleiding van de behuizing. Gewicht voor waterdichte behuizing WW-DC1 ● Wanneer u de waterdichte behuizing gebruikt voor het maken van foto’s onder water, gebruikt u de gewichten om te voorkomen dat de behuizing blijft drijven. HDMI-kabel HTC-100 ● Gebruik deze kabel om de camera aan te sluiten op de HDMI™-aansluiting van een hdtv. Telelens TC-DC58D ● Een lens die u op de camera kunt bevestigen om de brandpuntsafstand te vergroten met een factor van ongeveer 1,4x. Lensadapter LA-DC58K ● Vereist om de Telelens, Macro Ring Lite- of Macro Twin Lite-flitser op de camera te bevestigen. Ring-accessoireset RAK-DC2 ● Een set lensringen in drie kleuren. Afstandsschakelaar RS60-E3 ● Hiermee kunt u de sluiterknop half of volledig indrukken zonder de camera aan te raken. 41 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires Filteradapter FA-DC58B ● Deze adapter is nodig om een 58 mm filter te bevestigen. Canon lensfilter (58 mm dia.) ● Beschermt de lens en maakt opnamen met diverse effecten mogelijk. SELPHY-serie Canon PictBridge-compatibele printers ● Als u uw camera aansluit op een Canon PictBridge-compatibele printer, kunt u uw beelden afdrukken zonder een computer te gebruiken. Ga voor meer informatie naar een winkel bij u in de buurt waar Canon-producten worden verkocht. Inkjetprinters Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen. Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren. 42 2 Meer informatie Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik. 43 Overzicht van de onderdelen Instelwiel (p. 173) Lampje (pp. 59, 70, 71, 72, 169, 170) Lens Zoomknop Opnamen maken: i (telelens) / j (groothoek) (pp. 26, 31, 60) Afspelen: k (vergroten) / g (index) (pp. 128, 133) Riembevestigingspunt (p. 13) Sluiterknop (p. 25) Programmakeuzewiel Microfoon (p. 32) Flitsschoentje (p. 182) Belichtingscompensatielampje Belichtingscompensatieknop Flitser (pp. 27, 58, 79, 105) Luidspreker Vergrendelknop van de ring Aansluiting statief Geheugenkaartsleuf/batterijklepje (p. 18) Klepje gelijkstroomkoppeling (p. 178) Programmakeuzewiel Met het programmakeuzewiel wijzigt u de opnamemodus. Auto-modus U kunt het aan de camera overlaten om de instellingen te selecteren voor volledig automatische opnamen (p. 26). Modus Weinig licht Hiermee kunt u opnamen maken in een donkere omgeving, met gereduceerde camerabeweging en onscherpe weergave (p. 63). Modus Quick Shot Gebruik de zoeker om opnamen te maken zonder kansen te missen (p. 68). 44 P-, Tv-, Av-, M-, C1-, C2-modus U kunt instellingen kiezen voor diverse soorten foto's (pp. 78, 106, 107, 108, 114). Filmmodus Voor het maken van films (pp. 30, 119). Modus voor speciale opnamen U kunt opnamen maken met de beste instellingen voor de compositie (p. 64) of diverse effecten toevoegen aan uw opnamen (p. 66). Overzicht van de onderdelen (Snelkiesknop) (p. 174) / c Knop (Direct Print) (p. 155) (Lichtmeting) / d Knop (Springen) (pp. 102, 129) (Knop AF Frame) (p. 95) / a Knop (1 beeld wissen) (p. 30) Scherm (LCD-monitor) (pp. 20, 46, 198, 201) Dioptrie-instelknop (p. 91) Zoeker (pp. 68, 91) Lampjes (p. 48) 1 (Afspeelknop) (pp. 29, 127) - ISO-lamp (p. 84) - ISO-knop (p. 84) ON/OFF-knop / Aan/uit-lampje (p. 48) ¤-knop (AE-vergrendeling (pp. 103, 123) / FE-vergrendeling (p. 104)) HDMI-aansluiting (p. 136) Externe aansluiting A/V OUT- (audio/video-uitgang) / DIGITAL-aansluiting (pp. 36, 135, 154) n-knop (p. 50) l (Weergaveknop) (p. 46) f (Handmatig scherpstellen) (p. 100) / o-knop e (Macro) (p. 79) / q-knop Controleknop m-knop (p. 48) h (Flitser) (pp. 58, 79, 105) / r-knop Q (Zelfontspanner) (p. 58) / p-knop Controleknop Door aan de controleknop te draaien, kunt u verschillende bewerkingen uitvoeren zoals het selecteren van items of het schakelen tussen beelden. Op een paar bewerkingen na zijn dezelfde bewerkingen mogelijk met de knoppen opqr. 45 Schermweergave Heen en weer schakelen tussen weergaven U kunt de schermweergave wijzigen met de knop l. Zie p. 198 voor details over de informatie die op het scherm verschijnt. Opnamen maken Weergave 1 Weergave 2 Uit Afspelen Geen informatieweergave Korte informatieweergave Uitgebreide informatieweergave Focuscontroleweergave (p. 132) U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op de knop l te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die als eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en dan [terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 171). Schermweergave in donkere opnameomstandigheden Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (de nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld. 46 Schermweergave Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen In de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 201) knipperen de overbelichte gedeelten van het beeld op het scherm. Histogram tijdens afspelen Hoog Laag Donker Helder ● De grafiek die verschijnt in de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 201) wordt het histogram genoemd. Het histogram toont de distributie van de helderheid van een beeld in horizontale richting en de sterkte van de helderheid in verticale richting. Als de grafiek meer naar rechts staat, is de opname helder. Staat de grafiek meer naar links, dan is de opname donker. Op deze manier kunt u de belichting beoordelen. ● Het histogram kan ook tijdens de opname worden weergegeven (p. 198). RGB-histogram ● Als u in de 'Uitgebreide RGB-histogram informatieweergave' op de knop o drukt, verschijnt het RGB-histogram. Het RGBhistogram toont de distributie van rode, blauwe en groene tinten in een beeld. De tinten van elke kleur worden horizontaal weergegeven, en de hoeveelheid van elke tint verticaal. Zo kunt u de kleurbalans van een beeld beoordelen. ● Druk nogmaals op de knop o om terug te keren naar de 'Uitgebreide informatieweergave'. 47 Lampjes De lampjes aan de achterkant van de camera (p. 45) branden of knipperen afhankelijk van de status van de camera. Kleur Bovenste indicator Groen Oranje Status Brandt Bedieningsstatus Camera klaar (p. 26) / Display uit (p. 166) Knippert Bezig met vastleggen van beeld of lezen/ verzenden van gegevens (p. 27) Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan) (p. 26) Knippert Waarschuwing: camera beweegt (p. 58) e (p. 79), Handmatig scherpstellen (p. 100), AF-vergrendeling (p. 99) Te weinig afstand (p. 28) / Kan niet scherpstellen Knippert (p. 193) Brandt Ingeschakeld Brandt Onderste indicator Geel Aan/uit-lampje Groen Knippert Batterij leeg (p. 15) Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf/ batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart. Menu FUNC. – Basishandelingen Met het menu ø kunt u veelgebruikte functies instellen. De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (pp. 202 – 203). Kies een opnamemodus. ● Stel het programmakeuzewiel in op de gewenste opnamemodus. Open het menu ø. ● Druk op de knop m. 48 Menu FUNC. – Basishandelingen Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen op om een menu-item te selecteren. X Onder aan het scherm verschijnen de beschikbare opties voor het menu-item. Beschikbare opties Menu-items Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. ● U kunt ook instellingen selecteren door op de knop l te drukken bij opties waarbij wordt weergegeven. Voltooi de instelling. ● Druk op de knop m. X Het opnamescherm keert terug en u ziet de geselecteerde instelling op het LCD-scherm. 49 MENU – Basishandelingen U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1). De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de afspeelmodus (pp. 204 – 207). Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer een tabblad. ● Druk op de knoppen qr of duw de zoomknop naar links of rechts om een tabblad te selecteren. Kies een item. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om een item te selecteren. ● Bij sommige items moet u op de knop m of de knop r drukken om een submenu te openen waarin u de instelling kunt wijzigen. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Voltooi de instelling. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. 50 De geluidsinstellingen wijzigen U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen. Geluiden dempen Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [mute]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [mute] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop l ingedrukt te houden terwijl u de camera inschakelt. Het volume aanpassen Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Volume]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Volume] te selecteren en druk vervolgens op m. Pas het volume aan. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om het volume aan te passen. ● Druk tweemaal op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. 51 De helderheid van het scherm wijzigen U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen. Via het menu Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [LCD Helderheid]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [LCD Helderheid] te selecteren. Pas de helderheid aan. ● Druk op de knoppen qr om de helderheid aan te passen. ● Druk tweemaal op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. Via de knop l ● Druk langer dan één seconde op de knop l. X Het scherm krijgt de maximale helderheid, ongeacht de instelling op het tabblad 3. ● Druk nogmaals langer dan één seconde op de knop l om de oorspronkelijke helderheid van het scherm te herstellen. • De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3. • Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop l. 52 De standaardinstellingen van de camera herstellen Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen van de camera herstellen. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Reset alle]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Reset alle] te selecteren en druk vervolgens op m. Herstel de instellingen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. X De standaardinstellingen van de camera worden hersteld. Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld? • [Datum/Tijd] (p. 22) op het tabblad 3, [Taal] (p. 23), [Video Systeem] (p. 135), [Tijdzone] (p. 166) het geregistreerde beeld voor [opstart scherm] (p. 163). • De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 87). • De kleuren die werden geselecteerd bij Kleuraccent (p. 115) of Kleur wisselen (p. 116). • De opnamerichting geselecteerd in de modus Stitch-hulp (p. 118). • De modus voor speciale opnamen geselecteerd in K (p. 64). • De belichtingscompensatie en de waarden die zijn ingesteld met de belichtingscompensatieknop en de --knop (pp. 78, 84). • Filmmodus (p. 120) • Calibratie-instellingen voor digitale horizon (p. 110) 53 Low Level Format geheugenkaart Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, als de camera niet goed werkt of als u vindt dat de opname-/leessnelheid van een geheugenkaart is verminderd. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Formateren]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op m. Selecteer [Low Level Format]. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Low Level Format] te selecteren en druk vervolgens op de weer te geven. knoppen qr om ● Druk eerst op de knop op en druk daarna op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Start de Low Level Format. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. X De Low Level Format wordt uitgevoerd. X Als de Low Level Format is voltooid, verschijnt op het scherm de melding [Geheugenkaart is geformatteerd]. Voltooi de Low Level Format. ● Druk op de knop m. 54 De functie spaarstand (Automatisch Uit) • Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 24), omdat alle opgenomen gegevens worden gewist. • U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken. De functie spaarstand (Automatisch Uit) Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt. Spaarstand tijdens opnamen maken Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken en u de sluiterknop half indrukt (p. 25), wordt het scherm weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken. Spaarstand tijdens afspelen De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang niet is gebruikt. • U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 165). • U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt uitgeschakeld (p. 166). 55 Klokfuncties U kunt kijken hoe laat het is. ● Houd de knop m ingedrukt. X De huidige tijd verschijnt. ● Als u de camera verticaal houdt wanneer u de klokfunctie gebruik, schakelt het scherm over naar verticale weergave. Druk op de knoppen qr of draai aan de controlelknop Ê om de weergavekleur te wijzigen. ● Druk nogmaals op m om de klokweergave te annuleren. Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven. 56 3 Veelgebruikte functies voor opnamen Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale omstandigheden en het gebruik van basisfuncties, zoals de zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de modus A voor de gedeelten 'De flitser uitzetten' (p. 58) t/m 'De zelfontspanner gebruiken' (p. 58). Wanneer u opnamen maakt in een andere modus dan A, controleert u welke functies beschikbaar zijn in die modus (pp. 202 – 205). • In de gedeelten 'Opnamen maken bij weinig licht (Weinig licht)' (p. 63) t/m 'Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect)' (p. 76) wordt aangenomen dat de bijbehorende modus is geselecteerd. 57 De flitser uitzetten U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat. Druk op de knop r. Selecteer !. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controlelknop Ê om ! te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Nadat dit is ingesteld, verschijnt ! op het scherm. ● Om de flitser weer aan te zetten, volgt u de bovenstaande stappen om de instelling terug op te zetten. Wat als het lampje oranje knippert en een knipperende verschijnt? Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en verschijnt een knipperende op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen. De zelfontspanner gebruiken De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de fotograaf zelf ook op staat. U kunt de vertraging instellen instellen vanaf het moment dat u de sluiterknop indrukt totdat de foto is gemaakt (0 – 30 seconden), plus het aantal opnamen (1 – 10 opnamen). Druk op de knop p. 58 De zelfontspanner gebruiken Kies Q. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om Q te kiezen. Draai daarna meteen aan het instelwiel ÷ om de wachttijd te kiezen en druk daarna op de knoppen qr om het aantal opnamen te kiezen. Druk tot slot op de knop m. X Nadat u dit hebt ingesteld, verschijnt Q op het scherm. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in. X Als de zelfontspanner start, knippert het lampje en hoort u het geluid van de zelfontspanner. ● Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen al is begonnen, drukt u op de knop p. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u bij stap 2. Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer? • De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname gemaakt. • Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt, kan het interval tussen de opnamen langer worden. • Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen. Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst). 59 Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot een maximum van circa 20x en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische zoom. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 80) en de gebruikte zoomfactor. Duw de zoomknop naar i. ● Houd de zoomknop vast totdat het zoomen stopt. X Het inzoomen stopt wanneer de grootst mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het beeld niet verslechtert, en de zoomfactor wordt weergegeven op het scherm als u de zoomknop loslaat. Zoomfactor Duw de zoomknop weer naar i. X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder in op het onderwerp. Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven? Opnamen die zijn gemaakt met een blauwe zoomfactor, zijn grof. De digitale zoom uitzetten Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom] te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit]. Als u de optische zoom en de digitale zoom samen gebruikt, is de brandpuntafstand 28 – 560 mm, en als u alleen de optische zoom gebruikt is de brandpuntafstand 28 – 140 mm (equivalent aan 35mm). 60 Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) Digitale Tele-converter De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent van ongeveer 1,4x of ongeveer 2,3x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van de resolutie (p. 80) en de instellingen van de Digitale Tele-converter. Selecteer [Digitale Zoom]. ● Druk op de knop n. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 4 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Digitale Zoom] te selecteren. Accepteer de instelling. ● Druk op de knoppen qr om een vergroting te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het opnamescherm. X Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor verschijnt op het scherm. ● Selecteer [Digitale Zoom] en de optie [Standaard] om terug te keren naar de standaard digitale zoomfunctie. Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven? Als u deze functie gebruikt bij een ingestelde resolutie van het beeld (de zoomfactor wordt blauw weergegeven). of , verslechtert • De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.4x] en [2.3x] zijn 39,2 – 196 mm en 64,4 – 322 mm (equivalent aan 35 mm). • U kunt de digitale tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie gebruiken. 61 Datum en tijd aan de opname toevoegen U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 21). Selecteer [Datum stempel]. ● Druk op de knop n. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 4 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Datum stempel] te selecteren. Accepteer de instelling. ● Druk op de knoppen qr om [Datum] of [Datum & Tijd] te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het opnamescherm. X Na de instelling verschijnt [DATUM] op het scherm. Maak de opname. X De datum of tijd van de opname wordt weergegeven in de rechterbenedenhoek van het beeld. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2. U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter doet bij beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum en tijd tweemaal worden afgedrukt. • Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 157) om af te drukken. • Gebruik de meegeleverde software om af te drukken. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie. • Gebruik de printerfuncties om af te drukken. Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde informatie. 62 Opnamen maken bij weinig licht (Weinig licht) Hiermee kunt u opnamen maken in een donkere omgeving, met gereduceerde camerabeweging en onscherpe weergave. Selecteer de modus . ● Stel het programmakeuzewiel in op . Maak de opname. • Er wordt een resolutie-instelling van D weergegeven, en het beeld wordt vastgelegd met 1824 x 1368 pixels. • In wordt de - waarde automatisch verhoogd, afhankelijk van de opnameomstandigheden. • U kunt een hogere - waarde instellen dan in andere modi (p. 84). 63 Opnamen maken in diverse omstandigheden Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen voor het soort opname dat u wilt maken. Selecteer de modus K. ● Stel het programmakeuzewiel in op K. Selecteer de opnamemodus. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om I te selecteren. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een opnamemodus te selecteren. Druk daarna op de knop m. Maak de opname. I Portretten fotograferen (Portret) ● Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer u mensen fotografeert. JLandschapsopnamen maken (Landschap) ● Hiermee kunt u majestueuze opnamen van landschappen maken, met een echt gevoel van diepte. 64 Opnamen maken in diverse omstandigheden V Foto’s maken van kinderen of dieren (Kinderen & dieren) ● Hiermee kunt u foto's maken van bewegende onderwerpen, zoals kinderen en dieren, zodat u geen enkel leuk moment hoeft te missen. ● U kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 1 meter of meer van het uiteinde van de lens bevinden. Foto's maken van bewegende onderwerpen (Sport) ● Hiermee maakt u continu foto's die automatisch worden scherpgesteld. ● Met de maximale groothoekinstelling kunt u scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 1 meter of meer van het uiteinde van de lens bevinden, en met de maximale telelensinstelling kunt u scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 2 meter of meer van het uiteinde van de lens bevinden. w Strandfoto's maken (Strand) ● Hiermee maakt u foto's van helder belichte mensen op zandstranden waarop het zonlicht sterk wordt gereflecteerd. S Onderwateropnamen maken (Onderwater) ● In combinatie met de waterdichte behuizing WP-DC34 (afzonderlijk verkrijgbaar) maakt u in deze modus foto's met natuurlijke kleuren van onderwaterleven en -landschappen. 65 Opnamen maken in diverse omstandigheden O Foto's maken van flora (Flora) ● Hiermee kunt u bomen en gebladerte (bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of bloesem) in levendige kleuren vastleggen. P Mensen in de sneeuw fotograferen (Sneeuw) ● Hiermee maakt u heldere foto's met natuurlijke kleuren van mensen tegen een besneeuwde achtergrond. t Foto's maken van vuurwerk (Vuurwerk) ● Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in levendige kleuren. In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 173). In de modus V, S of kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-waarde (p. 84) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen. Effecten toevoegen aan de opname Opnamen maken met levendige kleuren (Extra levendig) ● Hiermee maakt u foto's met levendige, intense kleuren. 66 Opnamen maken in diverse omstandigheden Foto's maken met poster-effect (Poster-effect) ● Hiermee kunt u foto's maken die lijken op oude posters of illustraties. Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen in en , kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. 67 Opnamen maken in de modus 8 (modus Quick Shot) Gebruik de zoeker (p. 91) voor het maken van opnamen. De camera past continu de scherpstelling en belichting aan het onderwerp in de zoeker aan, zodat u nooit een kans op een mooie foto misloopt. Selecteer de modus 8. ● Stel het programmakeuzewiel in op 8. X Het scherm in stap 2 wordt weergegeven. Wijzig de instellingen. ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen opqr of draai aan de controleknop Ê om een item te selecteren. ● Draai aan het instelwiel ÷ om een optie te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Als u op de knop l drukt, wordt het scherm uitgeschakeld. Druk nogmaals op deze knop om het scherm weer te activeren. Pas de scherpstelling en belichting aan. ● Richt de zoeker op het onderwerp. X Als er een gezicht wordt gedetecteerd, worden de scherpstelling en belichting aangepast aan het gezicht. X Als er geen gezichten worden gedetecteerd, worden de scherpstelling en belichting aangepast aan het onderwerp in het midden van de zoeker. Maak de opname. ● Wanneer u een foto wilt nemen, drukt u de sluiterknop half in en vervolgens drukt u de sluiterknop snel helemaal in. X Het beeld wordt weergegeven op het scherm. Aantal opnamen dat kan worden gemaakt in de modus 8 (bij benadering) In de modus 8 past de camera continu de focus en belichting aan, waardoor de batterij snel leegraakt. Het aantal opnamen dat bij benadering kan worden gemaakt is 310 (p. 14). 68 Opnamen maken in de modus 8 (modus Quick Shot) • Het beeld in de zoeker kan enigszins verschillen van de gemaakte opname. • In andere aspectratio's dan 4:3 verschilt het zichtbare gebied in de zoeker van het gebied in de gemaakte opname. Controleer daarom de instellingen voordat u de opname maakt. • Als de sluiterknop half wordt ingedrukt, wordt de focus vergrendeld (p. 92). • U kunt het scherm niet gebruiken tijdens de opname. Gebruik de zoeker voor de opname. Instellingenscherm Sluitertijd (pp. 106, 108) Belichtingscompensatie (p. 78) Witbalans (p. 86) My Colors (p. 89) Histogram (p. 47) Zelfontspanner (p. 58) Diafragmawaarde (pp. 107, 108) Flitsbelichtingscompensatie (p. 112) AE-vergrendeling (p. 103) / FE-vergrendeling (p. 104) Aspectratio (p. 80) ISO-waarde (p. 84) Flitsermodus (pp. 58, 79, 105) i-Contrast (p. 109) Beeldtype (p. 82) Compressie (Beeldkwaliteit) (p. 81) / Resolutie (p. 80) Transportmodus (p. 88) Camerastand (p. 199) Beeldstabilisatie (p. 173) Aantal opnamen (p. 19) Batterij-oplaadlampje (p. 15) Rode-ogencorrectie (p. 111) Datum stempel (p. 62) Eye-Fi trans. (p. 190) Andere functies dan degene die staan vermeld op het instellingenscherm of die beschikbaar zijn via de knop n, zijn niet beschikbaar (p. 204). 69 Een glimlach detecteren en opnemen De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd, ook zonder dat u op de sluiterknop drukt. Kies . ● Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren en druk daarna op de knop l. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om te selecteren. Druk vervolgens op de knop l. X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Lachdetectie aan]. Richt de camera op een persoon. ● Elke keer als de camera een glimlach detecteert, gaat het lampje branden en wordt een foto gemaakt. ● Druk op de knop p om de lachdetectie te pauzeren. Druk nogmaals op de knop p om de lachdetectie te hervatten. Wat als een glimlach niet wordt herkend? Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn. Het aantal opnamen wijzigen Nadat u in stap 1 hebt gekozen, drukt u op de knoppen op. • Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach. • U kunt ook foto’s maken door gewoon de sluiterknop in te drukken. 70 De knipoogdetectie gebruiken Richt de camera op een persoon en druk de sluiterknop volledig in. De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt gedetecteerd. Kies . ● Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren en druk daarna op de knop l. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om te selecteren. Druk vervolgens op de knop l. Kies de compositie en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of er een groen kader verschijnt rondom het gezicht van de persoon die zal knipogen. Druk de sluiterknop helemaal in. X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Glimlach voor foto]. X Het lampje gaat knipperen en u hoort het geluid van de zelfontspanner. Kijk naar de camera en knipoog. X De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer 2 seconden nadat een knipoog is gedetecteerd van de persoon waarvan het gezicht omkaderd is. ● Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen al is begonnen, drukt u op de knop p. Wat als een knipoog niet wordt herkend? • Knipoog langzaam. • Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren of een hoed, of als diegene een bril draagt. 71 De gezicht-zelfontspanner gebruiken Het aantal opnamen wijzigen Nadat u hebt gekozen in stap 1 op p. 71, drukt u op de knoppen op op. • Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook herkend als een knipoog. • Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld. • Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de sluiterknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat een persoon in de compositie komt en knipoogt. De gezicht-zelfontspanner gebruiken De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw gezicht wordt gedetecteerd (p. 26). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto te maken waar de fotograaf zelf ook op staat. Kies . ● Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren en druk daarna op de knop l. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om te selecteren. Druk vervolgens op de knop l. Kies de compositie en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of het gezicht waarop is scherpgesteld groen omkaderd is en of de andere gezichten wit omkaderd zijn. Druk de sluiterknop helemaal in. X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar camera om aftellen te starten]. X Het lampje gaat knipperen en u hoort het geluid van de zelfontspanner. 72 Opnamen maken met veel contrast (High Dynamic Range) Ga bij de anderen staan en kijk naar de camera. X Als de camera een nieuw gezicht detecteert, worden het geknipper en het geluid versneld (het lampje blijft branden wanneer er wordt geflitst), en twee seconden later wordt de sluiter ontgrendeld. ● Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen al is begonnen, drukt u op de knop p. Het aantal opnamen wijzigen Nadat u in stap 1 hebt gekozen, drukt u op de knoppen op. Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld. Opnamen maken met veel contrast (High Dynamic Range) De camera maakt na elkaar drie opnamen met verschillende helderheid en combineert vervolgens de gebieden met de beste helderheid tot één beeld. Hiermee kunt u te felle belichting en detailverlies in schaduwgebieden verminderen. Deze problemen komen vaak voor in opnamen met veel contrast. Kies . ● Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren. De camera bevestigen ● Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Maak de opname. X De camera combineert de drie opnamen die zijn gemaakt nadat u de sluiterknop volledig hebt ingedrukt. 73 Opnamen maken met veel contrast (High Dynamic Range) Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt in deze modus (p. 173). • Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. • Het beeld wordt wazig als het onderwerp beweegt. • Aangezien de beelden worden gecombineerd na de opname, is er wellicht enige tijd nodig voor de verwerking, voordat u de volgende opname kunt maken. Kleureffecten toevoegen Kies een kleureffect. ● Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren. ● Druk eerst op de knop l en gebruik daarna de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een kleureffect te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop l. Kleureffecten 74 Effect uit — Sepia Voor sepiakleurige foto's. Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's. Extra levendig Hiermee maakt u foto's met levendige, intense kleuren. Poster-effect Hiermee kunt u foto's maken die lijken op oude posters of illustraties. Opnamen maken met verbleekte kleuren (Nostalgisch) Met dit effect lijkt uw opname op een oude foto met verbleekte kleuren en een onzuiver beeld. U kunt kiezen uit vijf effectniveaus. Kies . ● Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren. Selecteer het effectniveau. ● Draai aan het instelwiel ÷ om het effectniveau te selecteren. Maak de opname. • Digitale Zoom (p. 60), datumstempel (p. 62) en rode-ogencorrectie (p. 111) zijn niet beschikbaar. • Het opnamescherm laat wel de verbleekte kleuren zien, maar niet het onzuivere effect. U kunt dit effect later controleren in de beeldweerg.ave (p. 29). • Mogelijk krijgt u niet altijd het verwachte resultaat. Opnamen maken met het effect van een visooglens (Fisheye-effect) U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens. Kies . ● Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren. Kies een effectniveau. ● Druk op de knop l. X [Effectniveau] verschijnt op het scherm. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een effectniveau te selecteren. Druk vervolgens op de knop l. X U kunt het effect op het scherm controleren. Maak de opname. Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. 75 Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect van een miniatuurmodel krijgt. Kies . ● Volg stap 1 – 2 op p. 64 om te selecteren. X Op het scherm verschijnt een wit kader rondom het gebied dat scherp blijft. Kies het gebied waarop u wilt scherpstellen. ● Druk op de knop l. ● Beweeg de zoomknop om de grootte van het kader te wijzigen en druk op de knoppen op om de kaderpositie te wijzigen. ● Druk op de knop l om terug te keren naar het opnamescherm. Maak de opname. • Als u in stap 2 op de knop m drukt, verandert de horizontale/verticale stand van het kader en kunt u drukken op qr om de kaderpositie te wijzigen als deze verticaal is. • Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen. • Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. Modi voor andere composities Naast de hierboven beschreven modi zijn ook de volgende modi voor speciale opnamen beschikbaar. • T Kleuraccent (p. 115) • Y Kleur wisselen (p. 116) • x v Stitch-hulp (p. 118) 76 4 Zelf instellingen selecteren In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op G. • G staat voor 'programma automatische belichting'. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 202 – 205). 77 Opnamen maken in Programma automatische belichting U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan uw voorkeuren. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). Het focusbereik is ongeveer 5 cm–oneindig met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer 30 cm–oneindig met een maximale telelens (i). Selecteer de modus G. ● Stel het programmakeuzewiel in op G. Pas de instellingen naar wens aan (pp. 78 – 92). Maak de opname. Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden weergegeven? Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen: • De flitser inschakelen (p. 79) • Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 84) De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie) U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2. Pas de helderheid aan. ● Kijk naar het scherm en draai aan de belichtingscompensatieknop om de helderheid in te stellen. X In opnamemodi waarin de belichtingscompensatie beschikbaar is, brandt de belichtingscompensatielamp oranje. X De belichtingscompensatie verschijnt op het scherm. 78 De flitser inschakelen U kunt de flitser desgewenst bij iedere opname activeren. De werkzame flitsafstand is ongeveer 50 cm – 7,0 m met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer 50 cm – 4,0 m met een maximale telelens (i). Selecteer h. ● Druk eerst op de knop r en druk daarna op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om h te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Daarna ziet u h op het scherm. Close-ups maken (Macro) U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem dichtbij. Het scherpstelbereik is ongeveer 1 – 50 cm bij een maximale groothoek (j). Selecteer e. ● Bij elke druk op de knop q wisselt de opnamemodus tussen e en . X Daarna ziet u e op het scherm. Bij macro-opnamen kunnen de randen van het beeld donkderder worden als de flitser afgaat. Hoe kan ik betere close-ups maken? Probeer bij macro-opnamen de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met de zelfontspanner, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 58). 79 De aspectratio wijzigen U kunt de breedte-hoogteverhouding van een beeld wijzigen. Kies een aspectratio. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Dezelfde aspectratio als bij breedbeeld-hdtv's. Dezelfde aspectratio als bij 35mm film. Geschikt voor het afdrukken van beelden van 12,7 x 17,9 cm of briefkaartformaat. Dezelfde aspectratio als het scherm van deze camera. Geschikt voor het afdrukken van beelden van 8,9 x 12,7 cm. Vierkante aspectratio. Een aspectratio geschikt voor portretten. • De aspectratio voor beelden van het type en (p. 82) is vastgezet op . • De Digitale Zoom (p. 60) is alleen beschikbaar in . • U kunt de camera ook zo instellen dat door het draaien aan het instelwiel ÷ of de controleknop Ê de aspectratio wordt gewijzigd. De resolutie wijzigen (Beeldgrootte) U kunt kiezen uit vier instellingen voor de resolutie (beeldgrootte). Selecteer de resolutie-instelling. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. 80 De compressieverhouding wijzigen (Image Quality) U kunt een van de volgende niveaus voor de compressieverhouding (beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal). Selecteer de compressieverhouding. ● Druk eerst op de knop m en gebruik daarna de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop l. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Waarden voor resolutie en compressieverhouding (voor aspectratio's van 4:3) Resolutie Compressieverhouding Gegevensgrootte van 1 opname (geschatte kB) Aantal opnamen per geheugenkaart 4 GB 16 GB (Hoog) 10 M/3648x2736 2.565 1471 6026 1.226 3017 12354 (Normaal 1) 6 M/2816x2112 1.620 2320 9503 780 4641 19007 (Normaal 2) 2 M/1600x1200 558 6352 26010 278 12069 49420 (Laag) 0.3 M/640x480 150 20116 82367 84 30174 123550 • De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen. • De waarden in de tabel zijn gebaseerd op de aspectratio 4:3. Als de aspectratio wordt gewijzigd (p. 80), kunt u meer opnamen maken omdat de gegevensomvang per beeld kleiner is dan bij beelden van 4:3. Maar omdat beelden van 16:9 zijn ingesteld op 1920 x 1080 pixels, is hun gegevensomvang groter dan beelden. 81 RAW-beelden opnemen Waarden voor papiergrootte bij aspectratio 4:3 (bij benadering) A2 ● Geschikt om foto's te verzenden als e-mailbijlagen. A3 – A5 12,7 x 17,9 cm Briefkaartformaat 8,9 x 12,7 cm RAW-beelden opnemen Een RAW-beeld bestaat uit onbewerkte gegevens die zijn opgenomen met zo goed als geen verlies aan beeldkwaliteit door beeldverwerking in de camera. U kunt de meegeleverde software gebruiken om het beeld desgewenst aan te passen met minimaal verlies aan beeldkwaliteit. Kies . ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om of te selecteren. Druk vervolgens op m. 82 RAW-beelden opnemen Hiermee neemt u een JPEG-beeld op. Als u JPEG-beelden opneemt, worden de beelden in de camera verwerkt voor een optimale beeldkwaliteit en gecomprimeerd. Dit compressieproces is echter onomkeerbaar, waardoor u na de compressie de onbewerkte gegevens niet meer kunt terughalen. Bovendien leidt de beeldverwerking tot kwaliteitsverlies. Hiermee neemt u een RAW-beeld op. Een RAW-beeld bestaat uit onbewerkte gegevens die zijn opgenomen met zo goed als geen verlies aan beeldkwaliteit door beeldverwerking in de camera. Deze gegevens kunnen niet als zodanig worden bekeken of afgedrukt op een computer. De beeldgegevens moeten eerst met behulp van de meegeleverde software (Digital Photo Professional) worden omgezet naar een JPEG- of TIFF-bestand. Tijdens het converteren van de beeldgegevens kunt u het beeld aanpassen met minimaal kwaliteitsverlies. De resolutie wordt vastgezet op 3648 x 2736, en de gegevensomvang van één beeld bedraagt ongeveer 14297 kB. Bij elke opname worden er twee beelden vastgelegd: een RAW-beeld en een JPEG-beeld. Doordat er een JPEG-beeld is opgenomen, kunt u het beeld afdrukken of bekijken op een computer zonder dat u de meegeleverde software hoeft te gebruiken. Gebruik de meegeleverde software om zowel de RAW-beelden als de JPEG-beelden over te dragen die tegelijk zijn opgenomen (p. 2). Hoe wist u beelden die zijn opgenomen met ? Als u op de knop a drukt terwijl een beeld wordt weergegeven (p. 30), kunt u kiezen uit de volgende opties voor wissen: [ wissen], [ wissen] en [ + wissen]. • [Digitale Zoom] (p. 60) en [Datum stempel] (p. 62) zijn niet beschikbaar bij opnamen in of . • De bestandsextensie voor JPEG-beelden is '.JPG', en de extensie voor RAW-beelden is '.CR2'. 83 De ISO-waarde wijzigen Kies de --waarde. ● Draai aan de --knop om een --waarde te selecteren. X Als u een --waarde kiest die beschikbaar is, brandt het --lampje oranje. X Als u een --waarde kiest die niet beschikbaar is, gaat de --lamp uit en wordt de camera automatisch ingesteld op (of in de modus D). X De instelling verschijnt op het scherm. Hiermee wordt de --waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus en –omstandigheden. Laag Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis. Bewolkt, schemerig. Hoog Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker. De --waarde wijzigen • Een lagere --waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter. • Een hogere --waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter grof lijken. Wat als de beelden nog steeds wazig zijn? Als de camerabeweging niet is verholpen met , kunt u in de modus (p. 63) --waarden instellen van en . Druk in de modus op de knop m en druk daarna op de knoppen op om te kiezen. Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om de --waarde in te stellen. Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken om de automatisch ingestelde --waarde te zien. 84 De ISO-waarde wijzigen De maximale --waarde wijzigen voor U kunt een maximale --waarde van – instellen voor . Selecteer [ISO autom. inst.]. ● Druk op de knop n om [ISO autom. inst.] te selecteren op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. Kies de maximale --waarde. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Max ISO-waarde] te selecteren. Druk daarna op de knoppen qr om een optie te selecteren. Als u op de knop n drukt in het selectiescherm voor de --waarde (p. 84), verschijnt het scherm [ISO autom. inst.]. De wijzigingsnelheid voor wijzigen U kunt bij [Snelheid inst.] kiezen tussen [Snel], [Langzaam] of [Standaard] voor de wijzigingsnelheid voor . Kies de gewenste wijzigingsnelheid. ● Voer stap 1 – 2 hierboven uit om [Snelheid inst.] te kiezen. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 85 De witbalans aanpassen Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden. Selecteer de witbalansfunctie. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Auto Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis. Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw. Lamplicht TL licht 86 Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de opnameomstandigheden. Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten. Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten. TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten. h Flitser Voor het maken van opnamen met de flitser. S Onderwater Stelt de optimale witbalans in en maakt blauwe kleuren zwakker, voor het maken van foto's met natuurlijke kleuren onder water. Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in. De witbalans aanpassen Aangepaste witbalans U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie. Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar is op de opnamelocatie. ● Kies in stap 2 hierboven of . ● Zorg dat het hele scherm is gevuld met een vlak, witgekleurd onderwerp en druk vervolgens op de knop n (of de knop l in de modus 8). X De schermtint verandert terwijl de witbalansgegevens worden ingesteld. De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd. De witbalans handmatig corrigeren U kunt de witbalans handmatig corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de winkel verkrijgbaar conversiefilter voor kleurtemperatuur of een kleurcompensatiefilter. Kies de witbalans. ● Druk eerst op de knop m en gebruik daarna de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. Wijzig de instelling. ● Draai aan het instelwiel ÷ en pas het correctiegetal aan voor B en A. ● Druk op de knop l om het correctiescherm weer te geven. 87 Continu-opnamen maken ● Draai aan het instelwiel ÷ of de controleknop Ê en pas het correctiegetal aan voor B, A, M en G. ● U kunt het correctieniveau herstellen door te drukken op de knop n. ● Druk op de knop l om de instelling te voltooien. • B staat voor blauw, A voor amber, M voor magenta en G voor groen. • Ook als u de instelling van de witbalans in stap 1 wijzigt nadat u het correctieniveau hebt aangepast, worden deze aanpassingen bewaard. De aanpassingen worden echter ongedaan gemaakt als u gegevens vastlegt voor de aangepaste witbalans. • Eén niveau van de blauw/amber-correctie komt overeen met 7 mired van een conversiefilter voor kleurtemperatuur. (Mired: maateenheid voor de dichtheid van een conversiefilter voor kleurtemperatuur.) • U kunt het B/A-instelscherm ook weergeven door aan het instelwiel ÷ of de controleknop Ê te draaien. Continu-opnamen maken Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's. Selecteer een transportmodus. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om W of te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Maak de opname. X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's. 88 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) Modus Maximale snelheid (Beelden/sec., bij benadering) Beschrijving De camera maakt continu opnamen met de ingestelde scherpstelling en belichting wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. De camera maakt continu opnamen en wordt scherpgesteld. Continu 0,7 [AF Frame] is ingesteld op [Centrum]. Opname AF De camera maakt continu opnamen waarbij de scherpstelling Continue is vastgezet in de stand die bij handmatige scherpstelling 0,8 * opname LV is ingesteld. In de modus t wordt de scherpstelling bij de eerste opname vergrendeld. * In de modus t (p. 66), AF-vergrendeling (p. 99) of Handmatig scherpstellen (p. 100), verandert in . W Continu 2,0 • Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (p. 58). • De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 63). • Afhankelijk van de opname-omstandigheden, de camera-instellingen en de zoompositie, kan de camera tijdelijk stoppen met opnemen of kan de opnamesnelheid verminderen. • Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid verminderen. • Als u flitst, kan de opnamesnelheid verminderen. De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit. Selecteer My Colors. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. 89 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) My Colors uit Levendig Neutraal — De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging, voor een levendige impressie. Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt. Sepia Voor sepiakleurige foto's. Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's. Positief Film Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense, natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's. Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto. Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto. Levendig Blauw Levendig Groen Levendig Rood Custom Kleur Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger. Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger. Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode onderwerpen levendiger. U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging, enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (zie hieronder). • Niet beschikbaar in de modus en . • U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 86). • In de modi en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de huidskleur. Custom Kleur U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus. ● Volg stap 2 op p. 89 om te selecteren en druk daarna op de knop l. ● Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een waarde te selecteren. 90 Opnamen maken met behulp van de zoeker ● Hoe meer de waarde die u selecteert naar rechts ligt, hoe sterker of donkerder (huidtint) het effect wordt, en hoe meer deze waarde naar links ligt, hoe zwakker of lichter (huidtint) het effect wordt. ● Druk op de knop l om de instelling te voltooien. Opnamen maken met behulp van de zoeker Als u de batterij wilt sparen, kunt u in plaats van het scherm de zoeker gebruiken om opnamen te maken. Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het scherm. De camera stelt automatisch scherp op onderwerpen, maar detecteert geen gezichten en stelt ook niet scherp op gezichten. Schakel het scherm uit. ● Druk op de knop l om het scherm uit te schakelen. Stel de dioptrie in. ● Kijk door de zoeker en pas de dioptrie aan. X Aanpassingen van -3,0 tot +1,0 m-1 (dpt) zijn mogelijk. • Het beeld in de zoeker kan enigszins verschillen van de gemaakte opname. • In andere aspectratio's dan 4:3 verschilt het zichtbare gebied in de zoeker van het gebied in de gemaakte opname. Controleer daarom de instellingen voordat u de opname maakt. • De zoeker heeft een gezichtsveld van ongeveer 77% van het feitelijke opnamebeeld. • Mogelijk ziet u een deel van de lens door de zoeker, afhankelijk van de zoominstelling. 91 De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de sluiterknop half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd. Stel scherp. ● Zorg dat het gewenste object is gecentreerd en scherpgesteld, en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of het AF-kader rondom het onderwerp groen is. Maak een nieuwe compositie. ● Druk de sluiterknop half in en beweeg de camera om een nieuwe compositie te maken voor de opname. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. Opnamen maken via een tv U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer u opnamen maakt. • Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen in 'Beelden bekijken op een tv' (p. 135). • Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm. Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100 (apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv. 92 5 Haal meer uit uw camera Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op G. • In de gedeelten 'De sluitertijd instellen' (p. 106), 'De diafragmawaarde instellen' (p. 107) en 'De diafragmawaarde en sluitertijd instellen' (p. 108) wordt aangenomen dat het programmakeuzewiel is ingesteld op deze modi. • In de gedeelten 'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 115) en 'Opnamen maken met Stitch-hulp' (p. 118) wordt aangenomen dat u het programmakeuzewiel hebt ingesteld op K en dat de bijbehorende modus is geselecteerd. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 202 – 205). 93 De modus AF Frame wijzigen U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van de opname. Selecteer [AF Frame]. ● Druk eerst op de knop n en kies [AF Frame] op het tabblad 4. Druk daarna de knoppen qr om een optie te selecteren. Gezichts-AiAF • Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen. • Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven. • Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik. • Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt. • Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit kader) worden weergegeven, verschijnen er maximaal 9 groene kaders in de gebieden waar de camera op scherpstelt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. • Het AF-kader verschijnt in het midden van het scherm als u de sluiterknop half indrukt wanneer Servo AF (p. 96) is ingesteld op [Aan] en er geen gezicht wordt herkend. • Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend: • onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij; • onderwerpen die donker of licht zijn; • gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten waarvan een deel is verborgen. • De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren als gezichten. • Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet. AF Tracking • U kunt het onderwerp kiezen waarop u wilt scherpstellen en vervolgens de opname maken (p. 97). 94 Positie en grootte van het AF-kader wijzigen FlexiZone/Centrum Er wordt één AF-kader gebruikt. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen op een bepaald punt. In [FlexiZone] kunt u de positie en grootte van het AF-kader wijzigen (p. 95). Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt . Positie en grootte van het AF-kader wijzigen Als het AF-kader is ingesteld op [FlexiZone] (zie hierboven), kunt u de positie en grootte van het AF-kader wijzigen. Druk op de knop . X Het AF-kader wordt oranje. Verplaats het AF-kader. ● Draai aan het instelwiel ÷ of de controleknop Ê. ● Druk op de knoppen opqr om kleine aanpassingen te maken. ● Als er gezichten worden gedetecteerd, wordt het AF-kader bij elke druk op de knop n naar een ander gezicht verplaatst. ● Als u de knop ingedrukt houdt, keert het AF-kader terug naar de oorspronkelijke positie (midden). Wijzig de grootte van het AF-kader. ● Druk op de knop l. X Het AF-kader wordt klein. ● Als u nogmaals op de knop l drukt, krijgt het AF-kader weer de normale grootte. 95 Opnamen maken met Servo AF Voltooi de instellingen. ● Druk op de knop . • Het spotmetingpunt kan worden gekoppeld aan het AF-kader (p. 103). • Het AF-kader wordt ingesteld op de normale grootte wanneer u de Digitale Zoom (p. 60) of de Digitale Tele-converter (p. 61) gebruikt. Opnamen maken met Servo AF Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende onderwerpen zonder iets te missen. Selecteer [Servo AF]. ● Druk op de knop n en selecteer [Servo AF] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Stel scherp. ● De scherpstelling en de belichting blijven behouden als het blauwe AF-kader wordt weergegeven wanneer u de sluiterknop half indrukt. • In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen. • In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet blauw, ook niet als u de sluiterknop half indrukt. U kunt in dat geval de scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader. • Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger van de sluiterknop en druk deze opnieuw half in. • In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling. • De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in de modus Servo AF. • Niet beschikbaar als u Q (p. 58) gebruikt. 96 Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking) Selecteer het onderwerp waarop u wilt scherpstellen. Zelfs als het onderwerp beweegt, wordt het binnen een bepaald bereik gevolgd. Kies [AF Tracking]. ● Druk eerst op de knop n en kies [AF Frame] op het tabblad 4. Druk daarna op de knoppen qr om [AF Tracking] te selecteren. X verschijnt midden in het scherm. Selecteer het onderwerp waarop u wilt scherpstellen. ● Richt de camera zodat op het gewenste onderwerp staat en druk op de knop . X De camera geeft een pieptoon en verschijnt wanneer een onderwerp wordt gedetecteerd. Zelfs als het onderwerp beweegt, wordt het onderwerp binnen een bepaald bereik gevolgd. X Als de camera geen onderwerp detecteert, verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop om het volgen te annuleren. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop half in. verandert dan in een blauw dat het onderwerp volgt terwijl de camera continu de focus en belichting aanpast. ● Druk de sluiterknop helemaal in om de opname te maken. X Ook nadat de opname is voltooid, blijft op het scherm en blijft de camera het onderwerp volgen. 97 Het autofocuskader vergroten • De camera detecteert een onderwerp ook als u de sluiterknop half indrukt zonder op de knop te drukken. Als de opname is voltooid, verschijnt midden in het scherm. • Servo AF (p. 96) is ingesteld op [Aan]. • De camera kan het onderwerp wellicht niet volgen als dit te klein is of te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond te klein is. • Niet beschikbaar in e. Het autofocuskader vergroten Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de scherpstelling controleren. Selecteer [AF-Punt Zoom]. ● Druk op de knop n en selecteer [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Controleer de scherpstelling. ● Druk de sluiterknop half in. X In [Gezichts-AiAF] (p. 94) wordt het gezicht dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd, vergroot weergegeven. X In [FlexiZone] of [Centrum] (p. 95) wordt de inhoud van het AF-kader vergroot weergegeven. Wat als de weergave niet wordt vergroot? De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAF] als er geen gezicht wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen. 98 Opnamen maken met AF-vergrendeling De weergave wordt niet vergroot als u de Digitale Zoom (p. 60), de Digitale Tele-converter (p. 61), AF Tracking (p. 97) of Servo AF (p. 96) gebruikt, of als de camera is aangesloten op een televisie (p. 92). Opnamen maken met AF-vergrendeling U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop loslaat. Vergrendel de focus. ● Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk op de knop o. X De focus wordt vergrendeld en en de MF-indicator verschijnen op het scherm. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnen en de MF-indicator en wordt de focus ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. De persoon selecteren op wie u wilt scherpstellen (Gezichtsselectie) U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens de opname maken. Stel het AF-kader in op [Gezichts-AiAF] (p. 94). Open de modus Gezichtsselectie. ● Richt de camera op het gezicht van het onderwerp en druk op de knop . X Nadat [Gezichtsselectie: aan] wordt weergegeven, verschijnt er een gezichtskader rond het gezicht dat wordt gedetecteerd als het hoofdonderwerp. 99 Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen ● Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het gezichtskader het onderwerp binnen een bepaald bereik. ● Als er geen gezicht wordt gedetecteerd, verschijnt niet. Selecteer het gezicht waarop u wilt scherpstellen. ● Als u op de knop drukt, wordt het gezichtskader verplaatst naar een ander gezicht dat door de camera is gedetecteerd. ● Wanneer het kader alle herkende gezichten is langsgegaan, wordt [Gezichtsselectie: uit] weergegeven en verschijnt weer het scherm van de modus AF-kader. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop half in. Wanneer de camera scherpstelt, verandert in . ● Druk de sluiterknop helemaal in om de opname te maken. Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen U kunt handmatig scherpstellen gebruiken wanneer automatisch scherpstellen niet mogelijk is. Als u de sluiterknop half indrukt nadat u ruwweg handmatig hebt scherpgesteld, kunt u de scherpstelling fijner afstellen. Kies . ● Druk op de knop o. X en de MF-indicator verschijnen. 100 Focusbracketing (modus BKT-Focus) Stel ruwweg scherp. ● Op de balk aan de zijkant verschijnen de MF-indicator en een weergave van de afstand. Draai, terwijl u naar het vergrote gebied kijkt, aan de controleknop Ê om een geschikte scherpstelling te zoeken. MF-indicator Pas de scherpstelling verder aan. ● Als u de sluiterknop half indrukt of op de knop drukt, kunt u de scherpstelling verder afstellen (veiligheids-MF). • U kunt de modus of de grootte van het AF-kader niet wijzigen als u handmatig scherpstelt (p. 94). Als u de modus of de grootte van het AF-kader wilt wijzigen, annuleert u eerst de modus Handmatig scherpstellen. • U kunt de camera op een statief bevestigen om nauwkeurig scherp te stellen. • Als u de Digitale Zoom (p. 60) of de Digitale Tele-converter (p. 61) gebruikt, of wanneer u een televisie gebruikt voor de weergave (p. 92), kunt u wel scherpstellen maar wordt het vergrote gebied niet weergegeven. • Als u via de knop n het tabblad 4 opent en [MF-Punt Zoom] instelt op [Uit], is de vergrote weergave niet beschikbaar. • Als u via de knop n het tabblad 4 opent en [Veiligheids MF] instelt op [Uit], kunt u de scherpstelling niet verder afstellen, zelfs niet als u de sluiterknop half indrukt. Focusbracketing (modus BKT-Focus) De camera maakt automatisch drie continu-opnamen in deze volgorde: één op de positie die is ingesteld voor handmatig scherpstellen, één waarbij de focus verder weg is en één waarbij de focus dichterbij is. De focusaanpassing kan in drie niveaus worden ingesteld. Kies . ● Druk eerst op de knop m en gebruik daarna de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om te selecteren. 101 De meetmethode wijzigen Stel het scherpstelbereik in. ● Druk op de knop l. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om de instelling te maken. • In andere flits instellingen dan ! (p. 58) is Focusbracketing niet beschikbaar. • Als u stap 1 op p. 100 uitvoert om te kiezen en dan meteen op de knop q drukt, verschijnt het scherm in stap 2. • Continu opnamen maken (p. 88) is niet mogelijk in deze modus. • Er worden maar drie opnamen gemaakt, ook als u via Q (p. 58) een ander aantal opnamen instelt. De meetmethode wijzigen U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden. Selecteer de meetmethode. ● Druk eerst op de knop en draai dan aan de controleknop Ê om een meetmethode te selecteren. Deelmeting Gem. centrum meeting Spot 102 Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden. De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend, maar het midden krijgt meer nadruk. Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader). Het spotmetingpuntkader kan worden gekoppeld aan het AF-kader. Opnamen maken met de AE-vergrendeling Het spotmetingpuntkader aan het AF-kader koppelen Kader Selecteer . ● Volg de stap hierboven en selecteer . Selecteer [Spotmetingpunt]. ● Druk op de knop n en selecteer [Spotmetingpunt] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [AF-Punt] te selecteren. X Het spotmetingpuntkader wordt gekoppeld aan het AF-kader dat is verplaatst. Deze functie kan niet worden gebruikt als [AF-kader] is ingesteld op [Gezicht det.] of [AF Tracking] (p. 94). Opnamen maken met de AE-vergrendeling U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor 'Auto Exposure' (automatische belichting). Vergrendel de belichting. ● Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop ¤. X Als ¤ verschijnt, is de belichting vergrendeld. ● Als u een opname maakt, verdwijnt ¤ en wordt de belichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. Programmaverschuiving (Programma Shift) Als u de belichting vergrendelt en vervolgens aan de controleknop Ê draait, kunt u de combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen. 103 Opnamen maken met de FE-vergrendeling Net als met de AE-vergrendeling (p. 103), kunt u de belichting vergrendelen voor het maken van opnamen met de flitser. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor 'Flash Exposure'. Selecteer h (p. 79). Vergrendel de flitsbelichting. ● Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop ¤. X De flitser gaat af en wanneer ¤ verschijnt, wordt de flitsuitvoer vastgehouden. ● Als u een opname maakt, verdwijnt ¤ en wordt de flitsbelichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. Auto Exposure-bracketing (modus AEB) De camera neemt 3 continu-opnamen terwijl de belichting automatisch wordt aangepast aan standaardbelichting, onderbelichting en overbelichting, in die volgorde. Kies . ● Druk eerst op de knop m en gebruik daarna de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om te selecteren. Stel de belichtingscompensatie in. ● Druk op de knop l. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om de instelling aan te passen. ● Op basis van de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, kunt u de belichtingscompensatie aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van ±2. Als de belichtingscompensatie (p. 78) al wordt gebruikt, worden de instellingen gedefinieerd met de compensatiewaarde als basiswaarde. 104 Opnamen maken met Slow sync • In andere flits instellingen dan ! (p. 58) is de AEB-modus niet beschikbaar. • Continu opnamen maken (p. 88) is niet mogelijk in deze modus. • Als u op de knop l drukt in het belichtingscompensatiescherm, verschijnt het instelscherm voor de belichtingscompensatie. • Er worden maar drie opnamen gemaakt, ook als u via Q (p. 58) een ander aantal opnamen instelt. Opnamen maken met Slow sync Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser. Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken. Selecteer …. ● Druk eerst op de knop r en druk daarna op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om … te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt … op het scherm. Maak de opname. ● Ook als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp niet bewegen totdat het geluid van de sluiterknop stopt. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 173). 105 Werken met het ND-filter Het ND-filter reduceert de lichtintensiteit tot 1/8 (3 stops) van het huidige niveau, waardoor langere sluitertijden en kleinere diafragmawaarden mogelijk zijn. Kies . ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Stel [ND filter] in op [Aan]. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen. De sluitertijd instellen U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor opnamen. De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd die u hebt ingesteld. M staat voor 'Time value' (tijdwaarde). Stel het programmakeuzewiel in op M. Kies de instelling. ● Draai aan het instelwiel ÷ om de sluitertijd in te stellen. Maak de opname. Beschikbare sluitertijden. 15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6, 1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200, 1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500, 1/3200, 1/4000 • 2" geeft 2 seconden aan, 0"3 geeft 0,3 seconde aan en 1/160 geeft 1/160 seconde aan. • De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/2.000 seconde. De camera stelt de sluitertijd automatisch in op 1/2.000 seconde of minder, als u een kortere sluitertijd selecteert. • Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitersnelheden niet beschikbaar. 106 De diafragmawaarde instellen • Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten voordat u de volgende opname kunt maken. • Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt en opnamen maakt met een statief (p. 173). Wat als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven? Als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde wit wordt weergegeven. Safety shift kan ook worden gebruikt (p. 108). U kunt de camera ook zo instellen dat door het draaien aan het instelwiel ÷ of de controleknop Ê de diafragmawaarde wordt gewijzigd (p. 173). De diafragmawaarde instellen U kunt het diafragma instellen op de waarde die u wilt gebruiken voor opnamen. De camera stelt de juiste sluitertijd in voor de diafragmawaarde die u hebt ingesteld. B staat voor 'Aperture value' (diafragmawaarde), wat verwijst naar de grootte van de diafragmaopening in de lens. Stel het programmakeuzewiel in op B. Kies de instelling. ● Draai aan het instelwiel ÷ om de diafragmawaarde in te stellen. Maak de opname. Beschikbare diafragmawaarden F2.8, F3.2, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0, F5.6, F6.3, F7.1, F8.0 • Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige diafragmawaarden niet beschikbaar. Wat als de sluitertijd oranje wordt weergegeven? Als de sluitertijd oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven. Safety shift kan ook worden gebruikt. 107 De diafragmawaarde en sluitertijd instellen Safety Shift Als u in de modi M en B op de knop n drukt om het tabblad 4 te openen en u [Safety Shift] instelt op [Aan], wordt de sluitertijd of diafragmawaarde automatisch aangepast aan de juiste belichting wanneer deze niet op een andere manier kan worden verkregen. Safety Shift is uitgeschakeld wanneer de flitser is ingeschakeld. U kunt de camera ook zo instellen dat door het draaien aan het instelwiel ÷ of de controleknop Ê de sluitertijd wordt gewijzigd (p. 173). De diafragmawaarde en sluitertijd instellen U kunt de sluitertijd en de diafragmawaarde handmatig instellen voor het maken van opnamen. D staat voor 'Manual' (handmatig). Stel het programmakeuzewiel in op D. Kies de instelling. ● Draai aan het instelwiel ÷ om de sluitertijd in te stellen. ● Draai aan de controleknop Ê om de diafragmawaarde in te stellen. X Het ingestelde belichtingsniveau Diafragmawaarde Sluitertijd Standaard belichtingsniveau Belichtingsniveau Indicator belichtingsniveau 108 wordt weergegeven. U kunt het verschil controleren met het standaardbelichtingsniveau. X Als het verschil groter is dan ±2 stops, wordt het ingestelde belichtingsniveau oranje weergegeven. Als u de sluiterknop half indrukt, wordt '–2' of '+2' oranje weergegeven. De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast) • De standaardbelichting wordt berekend volgens de geselecteerde lichtmeetmethode (p. 102). • Als u de zoom gebruikt nadat u instellingen hebt opgegeven of de compositie hebt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau mogelijk aangepast. • Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt de helderheid van het scherm mogelijk aangepast. Als de flitsermodus is ingesteld op h, wijzigt de helderheid van het scherm niet. • Als u op de knop ¤ drukt, wordt de sluitertijd of diafragmawaarde (datgene wat niet is geselecteerd bij stap 2) automatisch aangepast om de juiste belichting te verkrijgen (afhankelijk van de instellingen wordt mogelijk niet de juiste belichting verkregen). • U kunt de camera ook zo instellen dat door het draaien aan het instelwiel ÷ of de controleknop Ê de sluitertijd of de diafragmawaarde wordt gewijzigd (p. 173). De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast) De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden, die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Met DR-correctie kunt u te felle belichting te corrigeren. Met Schaduwcorrectie kunt u in de schaduw meer details zien. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting mogelijk niet juist aangepast. • U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 151). • U kunt de instellingen voor DR-correctie of Schaduwcorrectie wijzigen door te draaien aan het instelwiel ÷ of de controleknop Ê (p. 173). • Niet beschikbaar in of . Dynamic Range-correctie (DR-correctie) U kunt kiezen uit de volgende methoden voor DR-correctie: Kies , en . . ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. 109 De digitale horizon gebruiken Kies de instelling. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X @ verschijnt op het scherm. • is alleen beschikbaar in (p. 84). • Met en gaat de --waarde terug naar waarde hebt ingesteld dan . , ook als u een hogere • Met gaat de --waarde terug naar hebt ingesteld dan . , ook als u een lagere waarde • Met gaat de --waarde terug naar hebt ingesteld dan . , ook als u een lagere waarde Schaduwcorrectie Kies . ● Volg stap 1 op p. 109 om te selecteren en druk daarna op de knop l. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X @ verschijnt op het scherm. De digitale horizon gebruiken U kunt de digitale horizon die op het scherm verschijnt, gebruiken om te bepalen of de camera ongeveer waterpas is bij een opname. Geef de digitale horizon weer. ● Druk meerdere keren op de knop l om de digitale horizon weer te geven. 110 Rode-ogencorrectie Houd de camera recht. ● Corrigeer de kanteling van de camera links en rechts totdat het midden van de digitale horizon groen wordt. • Als de digitale horizon niet verschijnt in stap 1, drukt u op de knop n om het tabblad 4 te openen. Kies [Custom Display] en plaats een bij of . • Als u de camera te ver naar voren of naar achteren kantelt, wordt de digitale horizon grijs en kunt u deze niet meer gebruiken om de camera waterpas te krijgen. • Als u een film opneemt, verschijnt de digitale horizon niet. • Houd de camera verticaal om de richting van de digitale horizon te wijzigen. • Als uw opnamen ook met behulp van de digitale horizon niet waterpas zijn, kalibreert u de digitale horizon (p. 168) en probeert u het daarna opnieuw. Rode-ogencorrectie U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn gemaakt. Kies [Flitsbesturing]. ● Druk op de knop n en selecteer [Flitsbesturing] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. Wijzig de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Rode-Ogen] te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt Œ op het scherm. 111 De flitsbelichtingscompensatie aanpassen Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen. • U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 152). • U kunt het scherm in stap 2 ook weergeven door te drukken op de knop r en daarna n, of door langer dan één seconde op de knop r te drukken. • Niet beschikbaar in of . De flitsbelichtingscompensatie aanpassen Net als bij de belichtingscompensatie (p. 78) kunt u de belichting aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van ±2 wanneer u de flitser gebruikt. Kies het compensatiegetal. ● Druk eerst op de knop r en draai daarna meteen aan het instelwiel ÷ om het compensatiegetal te kiezen. Druk vervolgens op de knop m. Veiligheids FE De camera past automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan wanneer de flitser flitst om overbelichting en felle belichting van de lichtere delen van de compositie te voorkomen. Als u op de knop n drukt om het tabblad 4 te openen en u stelt [Veiligheids FE] in [Flitsbesturing] in op [Uit], worden de sluitertijd en diafragmawaarde niet automatisch aangepast. U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen via de volgende methoden. U kunt deze echter niet instellen met de knop r als u een externe flitser (apart verkrijgbaar) op de camera hebt bevestigd. In dat geval moet u de flitsuitvoer instellen met een methode die is gemarkeerd met een sterretje *. • Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op om ~ te kiezen. Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê.* • Druk op de knop n en selecteer [Flitsbesturing] op het tabblad 4. Kies vervolgens [Flitsbel. comp.] en druk op de knoppen qr.* • Druk op de knop r en daarna op n, of houd de knop r langer dan 1 seconde ingedrukt. Het instelscherm verschijnt. Kies vervolgens [Flitsbel. comp.] en druk op de knoppen qr. 112 De flitsuitvoer aanpassen In de modus D kunt u 3 niveaus selecteren voor flitsuitvoer. Stel het programmakeuzewiel in op D. Kies het niveau van de flitsuitvoer. ● Druk eerst op de knop r en draai daarna meteen aan het instelwiel ÷ om het uitvoerniveau te kiezen. Druk vervolgens op de knop m. X Na de instelling verschijnt ~ op het scherm. U kunt de flitsuitvoer ook instellen via de volgende methoden. U kunt deze echter niet instellen met de knop r als u een externe flitser (apart verkrijgbaar) op de camera hebt bevestigd. In dat geval moet u de flitsuitvoer instellen met een methode die is gemarkeerd met een sterretje *. • Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op om ~ te kiezen. Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê.* • Druk op de knop n en selecteer [Flitsbesturing] op het tabblad 4. Kies vervolgens [Flits output] en druk op de knoppen qr.* • Druk op de knop r en daarna op n, of houd de knop r langer dan 1 seconde ingedrukt. Het instelscherm verschijnt. Kies [Flits output] en druk op de knoppen qr. Controleren op gesloten ogen Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht hebben, wordt weergegeven. Selecteer [Knipperdetectie]. ● Druk op de knop n en selecteer [Knipperdetectie] op het tabblad 4. Druk op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Maak de opname. X Als een persoon met gesloten ogen wordt gedetecteerd, verschijnt er een kader en . 113 Opname-instellingen vastleggen • Indien in de modus of Q het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer, is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst gemaakte opname. • In de modi en is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst gemaakte opname. • Niet beschikbaar in de modus W, of . Opname-instellingen vastleggen U kunt veelgebruikte opnamemodi en instellingen naar voorkeur vastleggen. U zet het programmakeuzewiel eenvoudigweg in de stand of om tussen vastgelegde instellingen te schakelen. Zelfs als u van opnamemodus wisselt of de camera uitschakelt, worden instellingen die normaal gesproken worden geannuleerd (zelfontspanner, enzovoort), opgeslagen. Instellingen die kunnen worden vastgelegd: • • • • • • opnamemodi (G, M, B en D); items die zijn ingesteld in G, M, B of D (pp. 78 – 108); items in het opnamemenu; zoompositie; handmatige scherpstelpositie (p. 100); items in My Menu (p. 175). Selecteer de opnamemodus die u wilt vastleggen en kies de instellingen. Selecteer [Opslaan]. ● Druk op de knop n en selecteer [Opslaan] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. Leg de instellingen vast. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om of Druk vervolgens op m. 114 te selecteren. De kleur wijzigen en opnamen maken • Als u een deel van de vooraf opgeslagen instellingen (met uitzondering van de opnamemodus) wilt wijzigen, kiest u of en brengt u de wijzigingen aan. Daarna herhaalt u stap 2 en 3. Deze instellingen worden niet overgenomen in andere opnamemodi. of zijn vastgelegd, terug op de standaardwaarden • Om instellingen die bij in te stellen, draait u het programmakeuzewiel naar of en kiest u vervolgens [Reset alle] (p. 53). De kleur wijzigen en opnamen maken U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt. Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht. Kleur Accent U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie te wijzigen in zwart-wit. Selecteer T. ● Volg stap 1 – 2 op p. 64 om T te kiezen. Druk op de knop l. X Het ongewijzigde beeld en het beeld met het kleuraccent worden afwisselend weergegeven. ● De standaardinstelling voor de accentkleur is groen. Geef de kleur op. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop q. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. Geef het kleurengamma op. Opgenomen kleur ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om het gewenste kleurengamma te wijzigen. 115 De kleur wijzigen en opnamen maken ● Selecteer een negatieve waarde om het kleurengamma te beperken. Selecteer een positieve waarde om het kleurengamma uit te breiden met gelijksoortige kleuren. ● Druk op l om terug te keren naar het opnamescherm. Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren. Kleur wisselen Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen. Selecteer Y. ● Volg stap 1 – 2 op p. 64 om Y te kiezen. Druk op de knop l. X Het ongewijzigde beeld en het beeld met de gewisselde kleur worden afwisselend weergegeven. ● Standaard wordt groen omgezet in grijs. Geef de kleur op die u wilt wisselen. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop q. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. 116 De kleur wijzigen en opnamen maken Geef de doelkleur op. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop r. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. Geef het kleurengamma op dat u wilt wisselen. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om het gewenste kleurengamma te wijzigen. ● Selecteer een negatieve waarde om het kleurengamma te beperken. Selecteer een positieve waarde om het kleurengamma uit te breiden met gelijksoortige kleuren. ● Druk op l om terug te keren naar het opnamescherm. • Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken. 117 Opnamen maken met Stitch-hulp Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen tot één panoramisch beeld. Selecteer x of v. ● Volg stap 1 – 2 op p. 64 om x of v te selecteren. Maak de eerste opname. X De belichting en de witbalans worden ingesteld bij de eerste opname. Maak de volgende opnamen. ● Zorg dat de tweede opname de eerste opname gedeeltelijk overlapt. ● Kleine verschuivingen in de overlappende delen worden gecorrigeerd tijdens het samenvoegen van de opnamen. ● U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde manier. Voltooi de opname. ● Druk op de knop m. Voeg de beelden samen op een computer. ● Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer informatie over het samenvoegen van beelden. • Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 92). • Als u AF-vergrendeling wilt gebruiken, wijst u % toe aan de knop 118 (p. 174). 6 Diverse functies voor het opnemen van films Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten 'Films opnemen' en 'Films bekijken' in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt voor het opnemen en bekijken van films. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op de modus E. • Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het afspelen en bewerken van films. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop 1 hebt gedrukt om de afspeelmodus te activeren. 119 De filmmodus wijzigen U kunt kiezen uit vier filmmodi. Selecteer een filmmodus. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om E te selecteren. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een film te selecteren. Druk daarna op de knop m. E Standaard Miniatuureffect > Kleur Accent z Kleur Wissel De normale modus. U kunt films opnemen die lijken op een miniatuurmodel (zie hieronder). In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle kleuren behalve de geselecteerde kleur omzetten in zwart-wit, of de geselecteerde kleur omzetten in een andere kleur. Zie 'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 115) voor meer informatie. Kies de kleur die u wilt behouden of wijzigen voordat u de film opneemt. In sommige omstandigheden worden kleuren niet weergegeven zoals verwacht in de modi > en z. Films opnemen die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) U kunt films opnemen die eruit zien als bewegende miniatuurmodellen. Het miniatuurmodeleffect ontstaat doordat de bovenste en onderste delen van de opname wazig worden, en door een afspeelsnelheid waarbij mensen en objecten in de opname sneller bewegen tijdens het afspelen. Er wordt geen geluid opgenomen. Selecteer . ● Voer de bewerkingen hierboven uit en selecteer . X Op het scherm verschijnt een wit kader rondom het gebied dat scherp blijft. 120 Films opnemen die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) Kies het gebied waarop u wilt scherpstellen. ● Druk op de knop l. ● Beweeg de zoomknop om de grootte van het kader te wijzigen en druk op de knoppen op om de kaderpositie te wijzigen. Kies een afspeelsnelheid. ● Druk op de knop n. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een afspeelsnelheid te selecteren. ● Druk op de knop n om terug te keren naar het opnamescherm. Maak de opname. Afspeelsnelheid en geschatte afspeelduur (voor clips van 1 min.) Snelheid Afspeelduur 12 sec. 6 sec. 3 sec. • Als u in stap 2 op de knop m drukt, verandert de horizontale/verticale stand van het kader en kunt u drukken op qr om de kaderpositie te wijzigen als deze verticaal is. • Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen. • Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken. 121 De beeldkwaliteit wijzigen U kunt kiezen uit drie instellingen voor beeldkwaliteit. Kies de instelling voor de beeldkwaliteit. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op het scherm. Beeldkwaliteittabel Beeldkwaliteit (resolutie/aantal beelden) * Beschrijving 1280 x 720 pixels, 24 beelden/sec.* Voor filmopnamen van high-definitionkwaliteit. 640 x 480 pixels, 30 beelden/sec. Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit. In dit geval is de opnameresolutie lager dan in 320 x 240 pixels, 30 beelden/sec. waardoor de beeldkwaliteit grof lijkt, maar u kunt ongeveer drie keer zo lang opnemen. films worden afgespeeld met 30 beelden/sec. , Geschatte opnametijd Capaciteit van de geheugenkaart 4 GB 16 GB 25 min. 08 sec. 1 uur 42 min. 57 sec. 43 min. 43 sec. 2 uur 59 min. 03 sec. 1 uur 58 min. 19 sec. 8 uur 04 min. 30 sec. Beeldkwaliteit • Volgens de testnormen van Canon. • Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er 29 minuten en 59 seconden is opgenomen in of ongeveer 1 uur in of . • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of hoger gebruiken. 122 AE-vergrendeling/belichting U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een bereik van ±2 voordat u een opname maakt. Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. Vergrendel de belichting. ● Nadat u de sluiterknop hebt losgelaten, drukt u op de knop ¤ om de belichting te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk verschijnt. ● Druk nogmaals op de knop ¤ om de vergrendeling op te heffen. Wijzig de belichting. ● Kijk naar het scherm en draai aan de controleknop Ê om de belichting aan te passen. Maak de opname. Het windfilter gebruiken Het windfilter onderdrukt lawaai als er harde wind is. Er kan echter een onnatuurlijk geluid klinken als het windfilter wordt gebruikt voor opnamen waarbij geen wind aanwezig is. ● Druk op de knop n en selecteer [Wind Filter] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. 123 Overige opnamefuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. Functies die zijn gemarkeerd met een sterretje (*) kunnen op dezelfde manier als bij foto's worden gebruikt in , > of z. • Nader inzoomen op het onderwerp De Digitale Zoom (p. 60) is beschikbaar in E. De optische en Digitale Zoom zijn beide niet beschikbaar in >, z of Stel vóór gebruik de optische zoom in. Het geluid van het zoomen wordt opgenomen. • De zelfontspanner gebruiken (p. 58)* Het aantal opnamen kan niet worden ingesteld. • Close-ups maken (Macro) (p. 79)* Macro-opnamen zijn niet mogelijk in . • De witbalans aanpassen (p. 86) Correctie van witbalans is niet beschikbaar. • De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 89) • Opnamen maken via een tv (p. 92)* • Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 99)* • Werken met het ND-filter (p. 106)* • Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen (p. 100)* • Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 169)* • Weergegeven informatie wijzigen (p. 172)* • Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 173)* U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit]. • Functies toewijzen aan de knop (p. 174)* . Afspeelfuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. • • • • • • • • • • • • Beelden wissen (p. 30) Snel naar beelden zoeken (p. 128) Beelden bekijken met de filterweergave (p. 129) Diavoorstellingen bekijken (p. 131) Beeldovergangen wijzigen (p. 134) Beelden bekijken op een tv (p. 135) Beelden bekijken op een hdtv (p. 136) Beelden beveiligen (p. 138) Alle beelden wissen (p. 142) Beelden markeren als favoriet (p. 144) Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 145) Beelden roteren (p. 147) 124 Bewerken Overzicht van het filmbedieningspaneel in 'Films bekijken' (p. 32) Afsluiten Afspelen Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr of aan de controleknop Ê draaien om de snelheid aan te passen; geluid wordt niet afgespeeld) Het eerste beeld weergeven Vorig beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt) Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt) Het laatste beeld weergeven * Bewerken (p. 125) Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer (p. 154). Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde informatie. Bewerken U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden. Selecteer *. ● Volg stap 1–3 op p. 32 om * te selecteren en druk daarna op de knop m. X Het filmbewerkingspaneel en de balk met bewerkingsfuncties worden weergegeven. Filmbewerkingspaneel Stel het bewerkingsbereik in. ● Druk op de knoppen op en selecteer of . ● Als u drukt op de knoppen qr of draait aan de controleknop Ê om te verplaatsen, verschijnt op de punten waar de film kan worden bewerkt. Als u selecteert, kunt u het begin van de film bijsnijden vanaf . Als u selecteert, kunt u het einde van de film bijsnijden vanaf . Bewerkingsbalk voor films 125 Bewerken X Zelfs als u verplaatst naar een punt waar niet wordt weergegeven, wordt alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de linkerzijde bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. X Het gedeelte dat met is aangegeven, is het deel van de film dat behouden blijft na het bijsnijden. Controleer de bewerkte film. ● Druk op de knoppen op om (afspelen) te selecteren en druk vervolgens op de knop m. De bewerkte film wordt afgespeeld. ● Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt bewerken. ● Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op op en selecteert u . Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. Sla de bewerkte film op. ● Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [Nieuw bestand] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De film wordt opgeslagen als een nieuw bestand. • Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt dan gewist. • Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen [Overschrijven] selecteren. • Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt u de bewerkte film mogelijk niet opslaan. • Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 39). 126 7 Diverse functies gebruiken voor afspelen en bewerken In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. • Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera bedient. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt. • De bewerkingsfunctie (pp. 148 – 152) kan niet worden gebruikt als er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart. 127 Snel naar beelden zoeken Naar beelden zoeken in de Indexweergave U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer te geven. Duw de zoomknop naar g. X De beelden worden weergegeven in een index. ● Het aantal beelden neemt toe elke keer wanneer u de zoomknop naar g duwt. ● Het aantal beelden neemt af elke keer wanneer u de zoomknop naar k duwt. Selecteer een beeld. ● Draai aan de controleknop Ê om te schakelen tussen beelden. ● Druk op de knoppen opqr om een beeld te selecteren. X Er wordt een oranje kader weergegeven om het geselecteerde beeld. ● Druk op de knop m om het geselecteerde beeld afzonderlijk weer te geven. Naar beelden zoeken met de controleknop Als u aan de controleknop draait, worden de beelden achter elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de opnamedatum (beeld scrollen). Selecteer een beeld. ● Als u op de camera de enkelvoudige weergave instelt en snel aan de controleknop Ê draait, worden de beelden weergegeven zoals u hier links ziet. Draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren. ● Druk op de knop m om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. ● Als u tijdens het bladeren op de knoppen op drukt, kunt u naar beelden zoeken op basis van de opnamedatum. Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert u [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit]. 128 Beelden bekijken met de filterweergave Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken met een opgegeven filter. U kunt ook beelden beveiligen (p. 138) of verwijderen (p. 142) terwijl ze worden gefilterd. Naar favorieten Geeft beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 144). Ga naar datum Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn opgenomen. Ga naar My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 145). Ga naar foto/film Geeft alleen foto's of films weer. Volgende 10 Springt met 10 beelden tegelijk. Volgende 100 Springt met 100 beelden tegelijk. Zoeken op , , en Selecteer een doelfilter. ● Druk in de enkelvoudige weergave op de Doelfilters knop d en druk vervolgens op de knoppen op om een springmethode te selecteren. ● Druk in , of op de knoppen qr om een filter te selecteren. Als u aan de controleknop Ê draait, worden alleen beelden weergegeven die overeenstemmen met het filter of het gekozen doelbeeld. ● Druk op de knop l om te schakelen tussen informatieweergave en geen informatieweergave. ● Druk op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. Bekijk de gefilterde beelden. ● Als u op de knop m drukt, wordt de filterweergave gestart en worden de springmethode en een geel kader weergegeven. ● Als u op de knoppen qr drukt of aan de controleknop Ê draait, worden de geselecteerde doelbeelden weergegeven. ● Als u op de knop d drukt, wordt [Gefilterd afspelen - Instellingen gewist] weergegeven. Druk op de knop m om de filterweergave te annuleren. 129 Beelden bekijken met de filterweergave Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren? Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd. Filterweergave In de filterweergave (stap 2) kunt u gefilterde beelden bekijken met 'Snel naar beelden zoeken' (p. 128), 'Diavoorstellingen bekijken' (p. 131) en 'Beelden vergroten' (p. 133). U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 138), 'Alle beelden wissen' (p. 142) of 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 157), als u alle gefilterde beelden selecteert. Als u echter een andere categorie kiest (p. 145) of een beeld bewerkt en opslaat als een nieuw beeld (p. 148), wordt er een bericht weergegeven en wordt de filterweergave geannuleerd. Naar de volgende en beelden gaan ● Druk in de enkelvoudige weergave op de knop d en druk vervolgens op de knoppen op om een springmethode te selecteren. ● Als u op de knoppen qr drukt, wordt het beeld weergegeven dat het geselecteerde aantal beelden verderop is. ● Druk op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. Springen met het instelwiel Draai aan het instelwiel om naar de volgende , , en beelden te gaan. ● Draai in de enkelvoudige weergave aan het instelwiel ÷ en druk vervolgens op de knoppen op om een springmethode te selecteren. ● Als u draait aan het instelwiel ÷, wordt het beeld weergegeven dat hoort bij de gekozen springmethode. Als u aan het instelwiel ÷ draait in de indexweergave, worden de beelden weergegeven volgens de springmethode die is gekozen in de enkelvoudige weergave. Als u echter of kiest, schakelt de springmethode over naar 130 . Diavoorstellingen bekijken Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch afspelen. Selecteer [Diavoorstelling]. ● Druk op de knop n, selecteer [Diavoorstelling] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om een item te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om de instelling aan te passen. Herhalen Herhaalt het afspelen van beelden Speeltijd Speeltijd voor elk beeld Effect Overgangseffecten bij het schakelen tussen beelden Selecteer [Start]. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Start] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De diavoorstelling begint enkele seconden nadat [Laden van beeld...] verschijnt. ● U kunt de diavoorstelling onderbreken/ opnieuw starten door nogmaals op de knop m te drukken. ● Druk op de knop n om de diavoorstelling te beëindigen. • Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan de controleknop Ê draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller door de beelden bladeren. • De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 55). • U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect]. • In de enkelvoudige weergave kunt u een diavoorstelling starten door de knop m ingedrukt te houden terwijl u op de knop drukt. 131 De focus controleren U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus te controleren. Druk op de knop l om naar de focuscontroleweergave te gaan (p. 46). X Er verschijnt een wit kader waar het AF-kader of het gezicht zich bevond toen de focus werd ingesteld. X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht dat tijdens de weergave wordt herkend. X Het gebied binnen het oranje kader wordt vergroot weergegeven. Schakel tussen kaders. ● Duw de zoomknop één keer naar k. X Het scherm links wordt weergegeven. ● Druk op de knop m om naar een ander kader te gaan wanneer er meerdere kaders worden weergegeven. Wijzig het vergrotingsniveau of de locatie. ● Wijzig de grootte van de weergave met behulp van de zoomknop, en gebruik de knoppen opqr om de weergavepositie te wijzigen terwijl u de focus controleert. ● Druk op de knop n om terug te gaan naar stap 1. 132 Beelden vergroten Duw de zoomknop naar k. ● De schermweergave zoomt in op het beeld. Als u de zoomknop vasthoudt, wordt er verder ingezoomd tot een maximale factor van 10x. ● Met de knoppen opqr kunt u de locatie van het weergegeven gebied aanpassen. ● Duw de zoomknop naar g om uit te Geschatte locatie van weergegeven gebied zoomen, of blijf de knop vasthouden om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. ● Als u draait aan de controleknop Ê, kunt u tussen de ingezoomde beelden schakelen. Druk in de vergrote weergave op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle) De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld. Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier beelden zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities. Kies [Smart Shuffle]. ● Druk op de knop n om [Smart Shuffle] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. X Er verschijnen vier beelden als mogelijkheid. 133 Beeldovergangen wijzigen Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen opqr om het beeld te selecteren dat u wilt weergeven. X Het gekozen beeld verschijnt in het midden, en de volgende vier mogelijkheden verschijnen. ● Als u op de knop m drukt, verschijnt het middelste beeld op volle grootte. Druk nogmaals op de knop m om terug te keren naar de oorspronkelijke weergave. U kunt ook de zoomknop gebruiken. ● Druk op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. • U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera zijn gemaakt. • [Smart Shuffle] is niet beschikbaar in de volgende situaties: - als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera zijn gemaakt; - als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle; - tijdens de filterweergave. Beeldovergangen wijzigen U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de enkelvoudige weergave. Selecteer [Overgang]. ● Druk op de knop n en selecteer [Overgang] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knoppen qr om een overgangseffect te selecteren. 134 Beelden bekijken op een tv Met de meegeleverde stereovideokabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op een televisie om opgenomen beelden te bekijken. Schakel de camera en de tv uit. Sluit de camera aan op de tv. ● Open het klepje van de aansluiting en steek de stekker van de kabel volledig in de aansluiting van de camera. Geel Geel Wit Rood ● Steek de kabelstekker helemaal in de video-ingangen, zoals wordt getoond in de afbeelding. Rood Wit Zet de televisie aan en stel deze in op de ingang waarop de kabel is aangesloten. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. X Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er wordt niets weergegeven op het scherm van de camera). ● Als u klaar bent, schakelt u de camera en de tv uit en verwijdert u de kabel. Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de televisie? Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste videosysteem in te stellen. 135 Beelden weergeven op een hdtv Gebruik de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 om de camera aan te sluiten op een hdtv voor een nog betere kijkbelevenis. Schakel de camera en de tv uit. Sluit de camera aan op de tv. ● Open het klepje van de aansluiting en steek de stekker van de kabel volledig in de aansluiting van de camera. ● Steek de kabelstekker volledig in de HDMI-aansluiting van de tv. Geef de beelden weer. ● Volg stap 3 en 4 op p. 135 om de beelden weer te geven. Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten op een hdtv. De camera besturen met de afstandsbediening Als u de camera aansluit op een HDMI CEC-compatibele tv, kunt u de afstandsbediening van de tv gebruiken om de camera te bedienen en beelden of diavoorstellingen te bekijken. Wellicht moet u op sommige tv-toestellen enkele instellingen maken. Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie. Kies [Ctrl via HDMI]. ● Druk op de knop n en selecteer [Ctrl via HDMI] op het tabblad 3. Druk op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. 136 Beelden weergeven op een hdtv Sluit de camera aan op de tv. ● Volg stap 1–2 op p. 136 om de camera aan te sluiten op de tv. Geef de beelden weer. ● Zet de tv aan en druk op de knop 1 van de camera. X Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er wordt niets weergegeven op het scherm van de camera). Gebruik de afstandsbediening van de tv. ● Druk op de knoppen qr van de afstandsbediening om een beeld te kiezen. ● Druk op de knop OK/Select om het bedieningspaneel weer te geven. Druk op de knoppen qr om een item te selecteren en druk vervolgens nogmaals op de knop OK/Select. Overzicht van het bedieningspaneel van de camera op het tv-scherm Ú Terug . l Het menu sluiten. Film afspelen Film afspelen (verschijnt alleen als een film is geselecteerd). Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen U kunt tijdens het afspelen op de knoppen qr van de afstandsbediening drukken om te schakelen tussen beelden. Indexweergave Beelden weergeven in een index. Display wijzigen De schermdisplay wijzigen (p. 46). • Als u de knoppen op de camera gebruikt, kunt u de camera niet besturen met de afstandsbediening van de tv totdat u teruggaat naar de enkelvoudige weergave. • Bij sommige tv's kan de camera niet goed worden bestuurd, zelfs al zijn ze HDMI CEC-compatibel. 137 Beelden beveiligen U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de camera kunnen worden gewist (pp. 30, 142). Een selectiemethode selecteren Selecteer [Beveilig]. ● Druk op de knop n om [Beveilig] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 24, 54), worden beveiligde beelden ook gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist. 138 Beelden beveiligen Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Selectie]. ● Volg stap 2 op p. 138 om [Selectie] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer de beelden. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. Beveilig het beeld. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd. 139 Beelden beveiligen Reeks selecteren Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 138 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer het eerste beeld. ● Druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer het laatste beeld. ● Druk op de knop r, selecteer [Laatste beeld] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● U kunt geen beelden vóór het eerste beeld selecteren. 140 Beelden beveiligen Beveilig de beelden. ● Druk op de knop p, selecteer [Beveilig] en druk op de knop m. Beelden selecteren met de controleknop Ê U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan de controleknop Ê te draaien wanneer het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven. Alle beelden selecteren Selecteer [Alle beelden]. ● Volg stap 2 op p. 138 om [Alle beelden] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Beveilig de beelden. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Beveilig] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door [Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd. 141 Alle beelden wissen U kunt alle beelden tegelijk wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 138) kunt u niet wissen. Een selectiemethode selecteren Selecteer [Wissen]. ● Druk op de knop n om [Wissen] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Selectie]. ● Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te selecteren en druk op de knop m. Selecteer een beeld. X Als u stap 2 op p. 139 volgt om beelden te selecteren, verschijnt een scherm. op het ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. 142 Alle beelden wissen Wis de beelden. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Reeks selecteren Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 142 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer de beelden. ● Voer stap 2 en 3 op p. 140 uit om beelden te selecteren. Wis de beelden. ● Druk op de knop p om [Wissen] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Alle beelden selecteren Selecteer [Alle beelden]. ● Volg stap 2 op p. 142 om [Alle beelden] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Wis de beelden. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. 143 Beelden markeren als favoriet Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren en ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 129). Selecteer [Favorieten]. ● Druk op de knop n om [Favorieten] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de markering van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. Kies de instelling. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als favoriet. Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren ( ) (behalve RAW-beelden en films). 144 Beelden indelen in categorieën (My Category) U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie weergeven in de filterweergave (p. 129) en alle beelden tegelijk verwerken met behulp van de onderstaande functies. • 'Diavoorstellingen bekijken' (p. 131), 'Beelden beveiligen' (p. 138), 'Alle beelden wissen' (p. 142), 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 157) Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld aan de hand van de opnameomstandigheden. : Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen in I of V. : Beelden die worden gedetecteerd als , of in de modus A, of beelden die zijn opgenomen in de modus J of O. : Beelden die zijn opgenomen in de modi , w, S, P, t. Een selectiemethode selecteren Selecteer [My Category]. ● Druk op de knop n, selecteer [My Category] op het tabblad 1 en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Selectie]. ● Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te kiezen en druk vervolgens op de knop m. 145 Beelden indelen in categorieën (My Category) Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren. Selecteer een categorie. ● Druk op de knoppen op om een categorie te selecteren en druk op de knop m. X verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. Kies de instelling. ● Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als 'My Category'. Reeks selecteren Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 145 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer de beelden. ● Voer stap 2 en 3 op p. 140 uit om beelden te selecteren. 146 Beelden roteren Selecteer een categorie. ● Druk eerst op de knop p om een item te selecteren, en gebruik daarna de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een categorie te selecteren. Selecteer de instelling. ● Druk op de knop p om [Selectie] te kiezen en druk vervolgens op de knop m. Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden in de categorie [Select. Reeks] opheffen. Beelden roteren U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan. Selecteer [Roteren]. ● Druk op de knop n om [Roteren] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Draai het beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren. X Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt het beeld 90° gedraaid. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Films met een resolutie van kunnen niet worden gedraaid. 147 Het formaat van beelden wijzigen U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand. Selecteer [Veranderen]. ● Druk op de knop n om [Veranderen] te selecteren op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeldformaat. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?] verschijnt. Sla het nieuwe beeld op. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren en druk op de knop m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. Geef het nieuwe beeld weer. ● Na een druk op de knop n verschijnt het scherm [Nieuw beeld weergeven?]. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [Ja] te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X Het opgeslagen beeld wordt weergegeven. • U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie. • Beelden die u in stap 3 hebt opgeslagen als en RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt. • Beelden waarvan het formaat kan worden gewijzigd, hebben daarna dezelfde breedte-hoogteverhouding. 148 Trimmen U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een nieuw beeldbestand. Selecteer [Trimmen]. ● Druk op de knop n, selecteer [Trimmen] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Snijgebied Pas het snijgebied aan. X Er verschijnt een kader rond het gedeelte van het beeld dat u wilt bijsnijden. X Het oorspronkelijke beeld verschijnt Weergave van snijgebied ● Resolutie na bijsnijden ● ● ● ● linksboven en het bijgesneden beeld rechtsonder. U kunt het kader kleiner of groter maken door de zoomknop naar links of rechts te duwen. Met de knoppen opqr kunt u het kader verplaatsen. Met de knop l wijzigt u de richting van het kader. In een beeld met gedetecteerde gezichten verschijnen grijze kaders rond de gezichten linksboven in het beeld. U kunt deze kaders gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen tussen kaders door aan de controleknop Ê te draaien. Druk op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Volg stap 4 en 5 op p. 148. 149 Effecten toepassen met de functie My Colors • Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 81), beelden die zijn omgezet naar (p. 148) en RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt. • Beelden die kunnen worden bijgesneden, hebben daarna dezelfde breedtehoogteverhouding. • De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het oorspronkelijke beeld. Effecten toepassen met de functie My Colors U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als een nieuw beeld. Zie p. 89 voor meer informatie over elk menu-item. Selecteer [My Colors]. ● Druk op de knop n, selecteer [My Colors] op het tabblad 1 en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een menuoptie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Volg stap 4 en 5 op p. 148. Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur. • De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 89). • Instellingen van My Colors zijn niet toepasbaar op RAW-beelden. 150 De helderheid corrigeren (i-Contrast) De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand. Selecteer [i-Contrast]. ● Druk op de knop n en selecteer [i-Contrast] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Volg stap 4 en 5 op p. 148. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting niet juist aangepast. • Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof worden. Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is gecorrigeerd? Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan. RAW-beelden kunnen niet worden gecorrigeerd. 151 Het rode-ogeneffect corrigeren U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan als nieuwe bestanden. Selecteer [Rode-Ogen Corr.]. ● Druk op de knop n en selecteer [Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren. Corrigeer het beeld. ● Druk op de knop m. X Het gebied met rode ogen dat door de camera wordt gedetecteerd, wordt gecorrigeerd en er wordt een kader weergegeven om het gecorrigeerde gedeelte. ● U kunt het beeld vergroten of het formaat van het beeld wijzigen met behulp van de procedures die worden beschreven in 'Beelden vergroten' (p. 133). Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan de controleknop Ê om [Nieuw bestand] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. ● Volg stap 5 op p. 148. • Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd. • Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist. • Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven. • RAW-beelden kunnen niet worden gecorrigeerd. • Rode-ogencorrectie kan worden toegepast op JPEG-beelden die zijn opgenomen in , maar het oorspronkelijke beeld wordt niet overschreven. 152 8 Afdrukken In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een Canon PictBridgecompatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 42). Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken. Canon PictBridge-compatibele printers 153 Beelden afdrukken U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met behulp van de meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge (p. 2). Schakel de camera en de printer uit. Sluit de camera aan op de printer. ● Open het klepje en steek de kleinste stekker stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grote kabelstekker in de printer. Raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie over de aansluiting. Schakel de printer in. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. X verschijnt op het scherm. Selecteer het beeld dat u wilt afdrukken. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren. 154 Beelden afdrukken Druk de beelden af. ● Druk op de knop c. X Het afdrukken wordt gestart. ● Als u nog meer beelden wilt afdrukken, herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken is voltooid. ● Wanneer u klaar bent met afdrukken, schakelt u de camera en de printer uit en verwijdert u de interfacekabel. • Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie over afdrukken. • Zie p. 42 voor Canon PictBridge-compatibele printers. • Indexafdrukken (p. 157) zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar). 155 Afdrukken via de afdruklijst (DPOF) Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) door te drukken op de knop c. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren. Druk op de knop 2 (RAW-beelden en films zijn uitgesloten). Voeg beelden toe aan de afdruklijst. ● Druk op de knoppen op om het aantal afdrukken te selecteren, druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [Toevoegen] te selecteren en druk op de knop m. ● Als u het toevoegen van beelden wilt annuleren, herhaalt u stap 1 en 2 en drukt u op de knoppen qr of draait u aan de controleknop Ê om [Verwijderen] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. U kunt geen beelden toevoegen aan de afdruklijst als de camera is verbonden met de printer. 156 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze samen kunnen worden afgedrukt (p. 160) of worden verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). Afdrukinstellingen U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken. Selecteer [Print instellingen]. ● Druk op de knop n om [Print instellingen] te selecteren op het tabblad 2. Druk vervolgens op de knop m. Wijzig de instellingen. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om een menu-item te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menuscherm. Standaard Hiermee drukt u één foto per pagina af. Afdruktype Datum File No. Wis DPOF data Index Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af. Beide Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt. Aan Uit Aan Uit Aan Uit Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt. — Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt. — Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd. — • Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen te verwerken in de afdrukken. • kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen die u opgeeft op uw camera. • Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum tweemaal af. 157 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) • Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.] niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld. • De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie [Datum/ Tijd] op het tabblad 3 (p. 21). • U kunt geen RAW-beelden kiezen. Het aantal exemplaren selecteren Selecteer [Sel. beeld & aantal]. ● Druk op de knop n om [Sel. beeld & aantal] te selecteren op het tabblad 2. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X U kunt het aantal af te drukken exemplaren instellen. ● Als u beelden selecteert in [Index], verschijnt op het scherm. Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . Stel het aantal afdrukken in. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om het aantal afdrukken in te stellen (maximaal 99). ● Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het aantal afdrukken van elk beeld te selecteren. ● Voor indexafdrukken kunt u het aantal afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af te drukken beelden selecteren (zoals getoond in stap 2). ● Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menuscherm. 158 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks]. ● In stap 1 op p. 158 kiest u [Select. Reeks]. Druk vervolgens op de knop m. ● Voer stap 2 en 3 op p. 140 uit om beelden te selecteren. Kies de afdrukinstellingen. ● Druk op de knoppen op om [Opdracht] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Instellen dat alle beelden één keer worden afgedrukt Selecteer [Sel. alle beelden]. ● In stap 1 op p. 158 selecteert u [Sel. alle beelden]. Druk vervolgens op de knop m. Kies de afdrukinstellingen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. Alle selecties wissen Selecteer [Wis alle selecties]. ● Selecteer [Wis alle selecties] in stap 1 op p. 158 en druk vervolgens op de knop m. Alle selecties worden gewist. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. 159 Toegevoegde beelden afdrukken U kunt beelden afdrukken die zijn toegevoegd (pp. 157 – 159) aan de afdruklijst, als u de camera aansluit op een PictBridge-compatibele printer. Aantal af te drukken exemplaren Sluit de camera aan op de printer. ● Volg stap 1–4 op p. 154. Druk de beelden af. ● Druk op de knoppen op om [Print] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het afdrukken wordt gestart. ● Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start, begint het afdrukken bij de volgende afdruk. 160 9 De camera-instellingen aanpassen U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren. In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen. 161 De camera-instellingen wijzigen U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3 (p. 50). Geluiden wijzigen U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen. ● Selecteer [Geluidsopties] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 1, 2 Vooringestelde geluiden (kunnen niet worden gewijzigd) 3 Vooringestelde geluiden U kunt de meegeleverde software gebruiken om de geluiden te wijzigen (p. 2). Hints en tips uitschakelen Wanneer u een item selecteert in het menu ø (p. 48) of MENU (p. 50), verschijnt er een beschrijving van de functie (hints en tips). U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Hints en tips] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 162 De camera-instellingen wijzigen Het opstartscherm wijzigen U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera inschakelt. ● Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een optie te selecteren. Geen opstartbeeld 1, 2 Vooringestelde beelden (kunnen niet worden gewijzigd) 3 Vooringestelde beelden U kunt vastgelegde beelden instellen en de meegeleverde software gebruiken om de beelden te wijzigen. Opgeslagen beelden vastleggen als opstartscherm Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een beeld vastleggen. ● Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [3] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m om de registratie te voltooien. 163 De camera-instellingen wijzigen Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als u een nieuw opstartbeeld registreert. Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde software U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie. De bestandsnummering wijzigen Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen. ● Selecteer [Bestandnr.] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Ook als u opnamen maakt met een nieuwe geheugenkaart, krijgen de bestanden steeds een oplopend nummer totdat u een opname maakt en opslaat met het nummer 9999. Auto reset Als u een nieuwe geheugenkaart gebruikt of een nieuwe map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001. • Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de geheugenkaart vóór gebruik (p. 24). • Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of afbeeldingstypen. 164 De camera-instellingen wijzigen Mappen maken volgens opnamedatum Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt. U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum. ● Selecteer [Maak folder] en druk vervolgens op de knoppen qr om [Dagelijks] te selecteren. ● Beelden worden opgeslagen in mappen die op elke opnamedatum worden gemaakt. De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 29). Als u wilt dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt, zet u de tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.]. ● Selecteer [Lens intrekken] en druk op de knoppen qr om [0 sec.] te selecteren. De spaarstandfunctie uitschakelen U kunt de spaarstandfunctie (p. 55) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt aanbevolen om de batterij te sparen. ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Automatisch Uit] te selecteren. Gebruik vervolgens de knoppen qr om [Uit] te selecteren. ● Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet u eraan denken de camera na gebruik uit te schakelen. 165 De camera-instellingen wijzigen Spaarstand van het scherm instellen U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt uitgeschakeld (p. 55). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit]. ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Display uit] te selecteren. Gebruik de knoppen qr om een tijd te selecteren. ● Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.] te selecteren om de batterij te sparen. De wereldklok gebruiken Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datumen tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen. Stel de thuistijdzone in. ● Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop m. ● Als u dit voor het eerst instelt, controleert u eerst of het links afgebeelde scherm verschijnt en drukt u vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om de thuistijdzone te selecteren. ● Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op om [Zomertijd Aan] te selecteren. ● Druk op de knop m. 166 De camera-instellingen wijzigen Stel de wereldtijdzone in. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [ Wereld] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om de bestemmingstijdzone te selecteren. ● U kunt de zomertijd op dezelfde manier instellen als bij stap 1. ● Druk op de knop m. Selecteer de wereldtijdzone. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om te selecteren. Druk vervolgens op de knop n. X Als u in de instelling en tijd voor de optie [ verschijnt op het opnamescherm (p. 198). de datum of tijd wijzigt (p. 22), worden de datum Thuis] automatisch gewijzigd. Maateenheden wijzigen U kunt de maateenheden die in de zoombalk (p. 26) en in de MF-indicator (p. 100) worden weergegeven, wijzigen van m/cm in ft/in. ● Selecteer [Maateenheid] en druk op de knoppen qr om [ft/in] te selecteren. 167 De camera-instellingen wijzigen De digitale horizon kalibreren Als u denkt dat de cameraopnamen niet waterpas zijn, kalibreert u de digitale horizon. Als u via de rasterlijnen (p. 172) controleert of de camera waterpas is, kunt u de digitale horizon nauwkeuriger kalibreren. Houd de camera recht. ● Bevestig de camera op een statief en controleer of deze waterpas is. Kies [Kalibreren]. ● Kies [Digitale horizon] en druk daarna op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Kalibreren] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Er verschijnt een bevestigingsscherm. Kalibreer de digitale horizon. ● Druk op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op m. De digitale horizon herstellen Hiermee hestelt u de standaardwaarden van de digitale horizon. Als u de digitale horizon niet hebt gekalibreerd, kunt u deze ook niet herstellen. Herstel de digitale horizon. ● Voer stap 1 hierboven uit om [Reset] te selecteren en druk op de knop m. ● Nadat de digitale horizon is hersteld, keert u terug naar het menuscherm. 168 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen Als u het programmakeuzewiel instelt op G, kunt u de instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 50). Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 204 – 205). De focusinstelling veranderen De camera stelt scherp op alles waar de camera op gericht wordt, zelfs wanneer de sluiterknop niet wordt ingedrukt. U kunt de camera echter zo instellen dat deze alleen scherpstelt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. ● Selecteer [Continu] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. Aan Aangezien de camera continu scherpstelt tot u de sluiterknop half indrukt, kunt u opnamen maken zonder mooie fotokansen te missen. Uit De camera stelt niet continu scherp, zodat u de batterij spaart. Het AF-hulplicht uitschakelen Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt. U kunt dit licht uitzetten. ● Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 169 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen De flitstiming wijzigen U kunt de timing van de flitser en de sluiter wijzigen. ● Selecteer [Flitsbesturing] en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knop op of draai aan de controleknop Ê om [Sluiter sync.] te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om een instelling te selecteren. 1e gordijn De flitser flitst direct nadat de sluiter opengaat. 2e gordijn De flitser flitst vlak voordat de sluiter dichtgaat. De functie Rode-ogenreductie uitzetten Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Flitsbesturing] en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Lamp Aan] te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 170 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen De weergaveduur van het beeld meteen na de opname wijzigen U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname worden weergegeven. ● Selecteer [Bekijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 2–10 sec. Geeft de beelden de ingestelde tijd lang weer. Vastzetten Het beeld wordt weergegeven totdat u de sluiterknop half indrukt. Uit De beelden worden niet weergegeven. De wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname wijzigen U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname wijzigen. ● Selecteer [terugkijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Uit Geeft alleen het beeld weer. details Uitgebreide informatieweergave (p. 201). Het gebied binnen het AF-kader wordt vergroot weergegeven, Focus check zodat u de focus kunt controleren. De procedure is hetzelfde als in 'De focus controleren' (p. 132). 171 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen Weergegeven informatie wijzigen U kunt instellen welke informatie wordt weergegeven door met behulp van de knop l tussen aangepaste weergaven te schakelen. ● Selecteer [Custom Display] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan de controleknop Ê om een item te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. Er verschijnt een bij items die worden weergegeven. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan de controleknop Ê om of te selecteren. Druk vervolgens op de knop m en op de knop l om de instellingen voor aangepaste weergaven te wijzigen. Aangepaste weergave-items met een worden niet weergegeven wanneer u op de knop l drukt. Ook kunt u niet instellen voor de huidige aangepaste weergave tijdens het wijzigen van de instellingen. X Items met een worden weergegeven. Opname Info Weergave van opname-informatie (p. 198). Raster Een raster wordt over het scherm geplaatst. Digitale horizon Op het scherm verschijnt een digitale horizon (p. 110). Histogram Er verschijnt een histogram (p. 47) in de opnamemodi G, M, B, D. Als u de sluiterknop half indrukt en teruggaat naar het opnamescherm vanaf het scherm met instellingen voor aangepaste weergaven, worden de instellingen niet opgeslagen. Grijze items kunnen ook worden ingesteld, maar deze worden mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van de opnamemodus. 172 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen Instellingen van de IS-modus wijzigen ● Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt de effecten meteen controleren op het scherm, waardoor u gemakkelijk de compositie of de focus kunt controleren en bijstellen. Hiermee worden niet alleen onscherpe randen gecorrigeerd maar ook onscherpe laterale shift (hybride IS) die vaak optreedt bij macrofotografie. Opname* Beeldstabilisatie is alleen actief op het moment van de opname. Pan* Beeldstabilisatie compenseert alleen open neerwaartse camerabewegingen. Deze optie wordt aanbevolen voor het maken van opnamen van voorwerpen die horizontaal bewegen. * De instelling wordt gewijzigd in [Continu] als u films opneemt. • Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op een statief. • Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt. Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt. Functies toewijzen aan het instelwiel en de controleknop U kunt voor elke opnamemodus veelgebruikte functies toewijzen aan het instelwiel (aan de voorkant van de camera) en de controleknop. ● Kies [Func. ÷Ê inst.] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Als u instellingen wilt maken, drukt u op de knoppen op en daarna op de knoppen opqr of draait u aan de controleknop Ê om een item te kiezen. Daarna draait u aan het instelwiel ÷ om de functie te wijzigen. 173 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen Functies die kunnen worden vastgelegd De functies die u kunt toewijzen aan het instelwiel en de controleknop zijn afhankelijk van de opnamemodus. In het instellingenscherm kunt u de instellingen voor de aspectratio (p. 80), witbalanscorrectie (p. 86) en i-Contrast (p. 109) toewijzen aan items met een in de onderstaande tabel. De toegewezen functies in de modi D, B, M en G worden op dezelfde wijze ingesteld voor [Instelwiel 1], [Instelwiel 2] en [Controleknop]. U kunt niet dezelfde functie toewijzen aan zowel het instelwiel ÷ als de controleknop Ê in de modus G. Opnamemodus Item Knop 1 voorkant ÷ Knop 2 voorkant ÷ Ê Ê Controleknop D B M M B M B M B M G B, B M, ÷ Ê M, B • B: Diafragmawaarde (p. 107), M: Sluitertijden (p. 106) Als er meerdere functies zijn toegewezen aan de controleknop Ê, kunt u via de knop schakelen tussen deze functies. Functies toewijzen aan de knop ● Selecteer [Snelkiesknop] en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan de controleknop Ê om de functies te selecteren die u wilt registreren, en druk vervolgens op de knop m. ● Als u op de knop drukt, wordt de toegewezen functie opgeroepen. 174 Veelgebruikte opnamemenu’s vastleggen (My Menu) • Selecteer als u de knop weer op de standaardwaarden wilt instellen. • Als het symbool rechtsonder in een pictogram verschijnt, kan deze functie niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus of functie-instelling. • In of worden bij elke druk op de knop witbalansgegevens vastgelegd (p. 87), en worden de witbalansinstellingen gewijzigd in of . • In % wordt bij elke druk op de knop de scherpstelling aangepast en vergrendeld en verschijnt % op het scherm. • Als u op de knop drukt in , wordt de schermdisplay uitgeschakeld. Probeer een van de volgende acties om de display te herstellen: • Druk op een willekeurige knop behalve de ON/OFF-knop. • Wijzig de verticale of horizontale stand van de camera. • Klap het scherm uit en in. Veelgebruikte opnamemenu’s vastleggen (My Menu) U kunt maximaal 5 items van veelgebruikte menu’s vastleggen op het tabblad zodat u snel toegang tot deze items hebt vanuit een enkel scherm. , Selecteer [My Menu inst.]. ● Selecteer [My Menu inst.] op het tabblad . Druk vervolgens op de knop m. Selecteer de menu-items die u wilt vastleggen. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om Select. Items te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om een menu te selecteren dat u wilt vastleggen (maximaal 5) en druk vervolgens op de knop m. X verschijnt op het scherm. ● Als u de registratie wilt annuleren, drukt u op de knop m. verdwijnt dan. 175 Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen ● Druk op de knop n. Wijzig de volgorde waarin de menu-items worden weergegeven. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Sorteer] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om het menu-item te selecteren dat u wilt verplaatsen, en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om de volgorde te wijzigen en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knop n. • Grijze items bij stap 2 kunnen ook worden ingesteld, maar deze zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de opnamemodus. • Selecteer [Standaard weergave] en druk op de knoppen qr om [Ja] te selecteren. U kunt nu My Menu weergeven door op de knop n te drukken in de opnamemodus. Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1 te drukken (p. 50). Het beeld selecteren waarmee het afspelen begint ● Selecteer [Ga verder] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 176 Laatst gez De weergave wordt hervat met de laatst bekeken opname. Laatste f. De weergave wordt hervat met de laatst gemaakte opname. 10 Nuttige informatie In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de afzonderlijk verkrijgbare accessoires (p. 39) kunt gebruiken. Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen en een lijst met functies en items die op het scherm verschijnen. 177 Aansluiten op het lichtnet Als u de voedingsadapterset ACK-DC50 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt, kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over de lading in de batterijen. Schakel de camera uit. Sluit het snoer aan op de koppeling. ● Steek de stekker helemaal in de koppeling. Plaats de koppeling. ● Volg stap 2 op p. 18 om het klepje te openen, en plaats de koppeling op de afgebeelde wijze tot deze vastklikt. Sluit het klepje. ● Sluit het klepje terwijl u met de kabel drukt op de klep van de koppelingskabel. Klepje van de koppelingskabel Sluit het netsnoer aan. ● Sluit het netsnoer aan op de compacte voedingsadapter en steek vervolgens het andere uiteinde in een stopcontact. ● Schakel de camera in als u deze wilt gebruiken. 178 Lenzen gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) ● Wanneer u de camera niet meer gebruikt, schakelt u de camera uit en haalt u het netsnoer uit het stopcontact. Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken. Lenzen gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Als u de telelens TC-DC58D (apart verkrijgbaar) aansluit, kunt u vanaf een nog grotere afstand opnamen maken (deze lens vergroot de brandpuntsafstand van de vaste cameralens met een factor van 1,4x). Om de telelens te bevestigen hebt u ook de lensadapter LA-DC58K nodig (afzonderlijk verkrijgbaar). Verwijder de ring. ● Zorg dat de camera is uitgeschakeld. ● Houd de vergrendelknop van de ring ( ) ingedrukt en draai de ring in de richting van de pijl ( ). ● Als de markering { op de ring precies tegenover de markering z op de camera zit, kunt u de ring weghalen. Bevestig de lensadapter. ● Zorg dat de markering z op de lensadapter precies tegenover de markering z op de camera zit en draai de adapter in de richting van de pijlen totdat deze vastklikt. ● Om de adapter te verwijderen, houdt u de vergrendelknop van de ring ingedrukt terwijl u de adapter in de tegenovergestelde richting draait. 179 Lenzen gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Bevestig de telelens. ● Draai de lens in de richting van de pijl totdat deze goed vastzit aan de camera. Wijzig de telelensinstellingen. ● Schakel de camera in. ● Druk op de knop n om het tabblad 4 te openen en selecteer [Converter]. Druk vervolgens op de knoppen qr om [TC-DC58D] te selecteren. X Als [IS modus] op [Uit] is ingesteld, is het niet nodig om telelensinstellingen te maken. X Als u de telelens van de camera haalt, moet u de telelensinstelling terugzetten op [Geen]. • Als u de ingebouwde flitser gebruikt, kunnen de buitenste randen van het beeld (vooral rechtsonder) donkerder worden. • Als u de telelens gebruikt, stelt u de camera in op de maximale telelens. Bij andere zoominstellingen lijkt het alsof de hoeken van het beeld zijn afgesneden. • Gebruik het scherm voor de opname. Als u de zoeker gebruikt voor de opname, blijft een deel van het beeld verborgen achter de hulpstukken. • De modus 8 is niet beschikbaar. • Gebruik een lensblazer om alle stof en vuil zorgvuldig te verwijderen van de telelens voordat u deze gebruikt. • Als u opnamen maakt in de modus L terwijl u deze lenshulpstukken gebruikt, kunt u NIET de meegeleverde software gebruiken om de beelden weer samen te voegen. 180 De ringkleur wijzigen (apart verkrijgbaar) U kunt de ringkleur wijzigen met de afzonderlijk verkochte ring-accessoireset RAK-DC-2. Verwijder de ring. ● Zorg dat de camera is uitgeschakeld. ● Houd de vergrendelknop van de ring ( ) ingedrukt en draai de ring in de richting van de pijl ( ). ● Als de markering "{" op de ring precies tegenover de markering "z" op de camera zit, kunt u de ring weghalen. Bevestig de ring. ● Lijn de inkeping "{" op de ring uit met de markering "z" op de camera en draai de ring in de richting van de pijl tot deze vastzit. De afstandsschakelaar gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Als u de afzonderlijk verkrijgbare afstandsschakelaar RS60-E3 gebruikt, vermijdt u de camerabeweging die kan ontstaan als u op de sluiterknop drukt. De afstandsschakelaar is vooral nuttig bij lange sluitertijden. Bevestig de afstandsschakelaar. ● Zorg dat de camera is uitgeschakeld. ● Open het klepje van de aansluitingen en plaats de stekker van de afstandsschakelaar. Maak de opname. ● Druk op de knop van de afstandsschakelaar om een opname te maken. U kunt met deze camera geen opnamen maken met een zeer lange belichting. 181 Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Uw geflitste foto's zien er nog beter uit als u een externe flitser gebruikt (afzonderlijk verkrijgbaar). • U moet de witbalans instellen op h. • Lees ook de handleiding die bij de externe flitser wordt geleverd. • Als u een externe flitser hebt bevestigd, kunt u de interne flitser niet gebruiken. • Sommige functies van de Speedlite 220EX, 270EX, 430EX II en 580EX II kunnen met deze camera niet worden gebruikt. • Als u andere Canon-flitsers gebruikt dan modellen uit de Speedlite EX-serie, gaat de flitser wellicht niet goed of helemaal niet af. Flitsers met een handmatige bediening kunnen in de handmatige modus worden gebruikt, maar de rode-ogencorrectie is dan niet beschikbaar. • Het gebruik van niet-Canon-flitsers (vooral flitsers met hoge spanning) of -flitseraccessoires kan de normale werking verstoren of de camera beschadigen. Speedlite 220EX, 270EX, 430EX II en 580EX II Bevestig de flitser op het flitsschoentje van de camera. Schakel de flitser in en schakel vervolgens de camera in. X Er verschijnt een rode h op het scherm. X Als de flitser is opgeladen, gaat het controlelampje branden. Open het scherm met flitsinstellingen. ● Druk op de knop n en selecteer [Flitsbesturing] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. X De opties die u op de flitser hebt ingesteld, verschijnen op het scherm. 182 Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Kies de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om een item te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om de instelling aan te passen. ● De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de flitser (p. 188). ● In andere modi dan G, M, B, D en 8 kunt u de flitsinstellingen niet wijzigen omdat de flitser automatisch wordt aangepast en geactiveerd. Werken met de Speedlite 430EX II en 580EX II Het gebruik van de afzonderlijk verkrijgbare Speedlite-beugel SB-E2 voorkomt dat er onnatuurlijke schaduwen verschijnen aan de zijkant van objecten bij opnamen vanuit een verticale positie. Afhankelijk van de hoek kan de beugel echter in de weg zitten bij het openen van de LCD-monitor. Gebruik de camera met een gesloten LCD-monitor en met het scherm naar buiten gericht. U kunt de Speedlite 380EX, 420EX, 430EX, 550EX en 580EX op dezelfde manier gebruiken. 183 Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Macro Ring Lite MR-14EX en Macro Twin Lite MT-24EX De lensadapter LA-DC58K, de kabel voor losse flitsschoen OC-E3 en de beugel BKT-DC1 (allen afzonderlijk verkrijgbaar) zijn vereist om de Macro Ring Lite MR-14EX of de Macro Twin Lite MT-24EX op de camera te bevestigen. Achterste deel Voorste deel Vastmaken Losmaken Bevestigen aan camera Maak de lensadapter klaar voor gebruik. ● Draai de lensadapter in de richting van de pijl om het voorste en achterste deel van elkaar te halen. ● U hebt alleen het achterste deel nodig om de Macro Ring Lite MR-14EX of de Macro Twin Lite MT-24EX te bevestigen. Verwijder de ring. ● Zorg dat de camera is uitgeschakeld. ● Houd de vergrendelknop van de ring ( ) ingedrukt en draai de ring in de richting van de pijl ( ). ● Als de markering { op de ring precies tegenover de markering z op de camera zit, kunt u de ring weghalen. 184 Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Bevestig het achterste deel van de lensadapter. ● Zorg dat de markering z op het achterste deel van de lensadapter precies tegenover de markering z op de camera zit en draai de adapter in de richting van de pijlen totdat deze vastklikt. ● Om de adapter te verwijderen, houdt u de vergrendelknop van de ring ingedrukt terwijl u de adapter in de tegenovergestelde richting draait. Bevestig de kabel voor losse flitsschoen aan de beugel. ● Schuif de beugelschroef naar het uiteinde van de beugel en draai de schroef in de aansluiting van het statief op de kabel voor losse flitsschoen. Bevestig de beugel. ● Schuif de beugelschroef naar het uiteinde van de beugel en draai de schroef naar de aansluiting van het statief onder op de camera. Bevestig de kabel voor losse flitsschoen. ● Bevestig het cameragedeelte van de kabel voor losse flitsschoen boven op de camera. 185 Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Bevestig de besturing. ● Bevestig de besturing voor de Macro Ring Lite of de Macro Twin Lite aan het flitsergedeelte van de kabel voor losse flitsschoen. Bevestig de flitser op de lensadapter. ● Om de Macro Ring Lite MR-14EX te bevestigen, houdt u de vergrendelknoppen aan beide zijden van de Macro Ring Lite ingedrukt terwijl u deze op de lensadapter plaatst. ● Om de Macro Twin Lite MT-24EX te bevestigen, plaatst u de flitsers in de overeenkomstige bevestigingspunten ( ). Houd de vergrendelknop boven op de externe ring ingedrukt terwijl u deze op de lensadapter plaatst ( ). Stel de camera in op de modus e. ● Druk op de knop q om e te selecteren. X Bij elke druk op de knop wisselt de opnamemodus tussen e en 186 . Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Stel ND Filter in op [Aan]. ● Druk eerst op de knop m en daarna op de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan de controleknop Ê om te selecteren. Stel de externe flitser in. ● Volg stap 4 op p. 183 om de instellingen te maken. Maak de opname. ● U kunt opnamen maken met automatische flitsbelichtingscompensatie E-TTL door de camera in te stellen op de modus G, B of M. ● Als de compositie te licht is, stelt u de diafragmawaarden in op B of D voordat u de opname maakt. • Zorg dat de kabels voor losse flitsschoen, de Macro Ring Lite of de Macro Twin Lite niet hinderlijk zijn voor de flitser. • Als u opnamen maakt met een statief, past u de richting van de camera aan zodat de flitser niet in contact komt met het statief of de beugel. • Afhankelijk van de plaatsing kan de besturing in contact komen met de LCD-monitor. • Gebruik het scherm voor de opname. U kunt de zoeker niet gebruiken. • De modus 8 is niet beschikbaar. 187 Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) De externe flitser (afzonderlijk verkrijgbaar) configureren • De kortste sluitertijd voor flitssynchronisatie is 1/250 seconde. • De flitsuitvoer wordt automatisch aangepast als [Flits mode] is ingesteld op [Auto]. U kunt ook de belichtingscompensatie en veiligheids-FE instellen. Als u de flitsbelichtingscompensatie echter instelt op de camera, moet u van tevoren de flitsbelichtingscompensatie op de flitser instellen op [+0]. • U kunt de flitsuitvoer aanpassen via de camera of de flitser* als [Flits mode] is ingesteld op [Handmatig]. * Bij Speedlite 220EX en 270EX kunt u geen instellingen maken op de flitser. • In de modus D kunt u de flitsuitvoer instellen op de camera, zelfs als de flitser is ingesteld op E-TTL-flitsbelichtingscompensatie. [E-TTL] wordt weergegeven op de flitser, maar de flitser volgt de flitsuitvoer die is ingesteld op de camera. De flitsbelichtingscompensatie die op de flitser is ingesteld, wijzigt ook. • De volgende instellingen zijn beschikbaar op de camera. Item Opties Opnamemodus G M B D 8 Flits mode Auto/Handmatig { { { *1 Flitsbel. comp. -3 tot +3 { { { — { Flits output 1/128*2 tot 1/1 (in stappen van 1/3) { { { { { Sluiter sync. 1e gordijn/2e gordijn/Hi-speed*3 { { { { { Slow sync Aan/Uit { *4 { *4 { Draadloze func.*5 Aan/Uit { { { { { Rode-Ogen Aan/Uit { { { { { Lamp Aan Aan/Uit { { { { { Veiligheids FE Aan/Uit { { { *6 { { { { { { Wis Speedlite inst.*7 Hiermee herstelt u de standaardwaarden. 188 { Een externe flitser gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) *1 *2 *3 *4 *5 *6 *7 Ingesteld op [Handmatig]. 1/64 voor Speedlite 220EX, 270EX, 430EX II, Macro Ring Lite MR-14EX en Macro Twin Lite MT-24EX. Niet beschikbaar voor Speedlite 220EX. Ingesteld op [Aan]. Instellingen behalve Aan/Uit worden uitgevoerd op de flitser. Niet beschikbaar voor Speedlite 220EX, 270EX en 430EX II. Indien ingesteld op [Aan] kan [Sluiter sync.] niet worden ingesteld op [2e gordijn]. Zelfs als u [Sluiter sync.] instelt op [2e gordijn] via de camera, verandert dit in [1e gordijn]. Ingesteld op [Uit]. [Slow sync], [Veiligheids FE], [Rode-Ogen] en [Lamp Aan] kunnen ook worden teruggezet op de standaardwaarden met behulp van [Reset alle] in het menu 3 van de camera (p. 53). Niet beschikbaar voor Speedlite 220EX. • Als u de camera inschakelt, worden de instellingen op de flitser toegepast op de flitsmodus, flitsbelichtingscompensatie, flitsuitvoer, sluitersynchronisatie en draadloze functie. • U kunt ook de volgende functies gebruiken: - Auto Exposure (automatische belichting; de camera komt in de modus E-TTL) - FE-vergrendeling (als [Flits mode] op [Automatisch] is ingesteld) - Auto Zoom (niet beschikbaar voor type 220EX of 270EX) Andere Canon-flitsers Andere Canon-flitsers, die niet tot de Speedlite EX-serie behoren, flitsen op volle kracht. Voor de optimale diafragma- en ISO-waarden voor de afstand tot het onderwerp raadpleegt u de genummerde handleiding die wordt vermeld in de gebruikershandleiding van de flitser. • Voor continu-opnamen kunt u de flitser gebruiken in de modus Quick Flash (controlelampje brandt groen). In dat geval kan de flitsuitvoer lager zijn dan bij een flits op volle sterkte (controlelampje brandt rood) (alleen type 580EX II). • Als de externe flitser is ingesteld op stroboscopisch flitsen, kan het instelmenu van de flitser niet worden geselecteerd (alleen type 580EX II). 189 Een Eye-Fi-kaart gebruiken Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van de Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 17). Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of uploaden naar een webservice. Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt u contact op met de fabrikant. Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt. • Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 191), kan de Eye-Fi-kaart nog steeds radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt voordat u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven verboden is, zoals ziekenhuizen en vliegtuigen. • Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de instellingen van de kaart of de computer. Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie. • Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de beeldoverdracht worden onderbroken. • Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden. • Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik. • De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt u oplossen door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten. Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het afspeelscherm (korte informatieweergave). (Grijs) Niet verbonden (Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt (Wit) Stand-by voor overdracht (Bewegend) Bezig met overdracht Onderbroken Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en weer aan. Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem met de kaart.) verschijnt in de overgedragen beelden. 190 Een Eye-Fi-kaart gebruiken De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden (p. 55). Verbindingsgegevens controleren U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart controleren. Selecteer [Verbindingsinfo]. ● Druk op de knop n en selecteer [Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Verbindingsinfo] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Het scherm Verbindingsinfo verschijnt. Eye-Fi-overdracht uitschakelen U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen. Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.]. ● Druk op de knop n en selecteer [Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan de controleknop Ê om [Eye-Fi trans.] te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. Als de Eye-Fi-kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u de verbindingsstatus van de kaart niet controleren of [Eye-Fi trans.] op [Uit] zetten als het schuifje vergrendeld is. Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt? [Eye-Fi instellingen] verschijnt alleen als er een Eye-Fi-kaart in de camera is geplaatst. 191 Problemen oplossen Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd. Voeding Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt. • • • • Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is (p. 15). Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18). Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 19). Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw. De batterij is snel leeg. • Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen. De lens wordt niet ingetrokken. • Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en opnieuw uit (p. 19). Weergave op televisie Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 135). Opnamen maken Er kunnen geen opnamen worden gemaakt. • Druk in de afspeelmodus (p. 23) de sluiterknop half in (p. 25). Het scherm is uit (p. 46). De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 46). De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen. Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel in films worden opgenomen. • Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder worden. • Als u opnamen maakt bij tl- of led-verlichting kan het scherm flikkeren. • Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood) verschijnen op het scherm. Een knipperende h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt, ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 28). verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 58). • Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 173). 192 Problemen oplossen • Stel de flitser in op h (p. 79). • Verhoog de ISO-waarde (p. 84). • Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 173). Het beeld is wazig. • Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in om een opname te maken (p. 25). • Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 209). • Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 169). • Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld. • Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 92, 99). Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt de camera niet scherp. • Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt het AF-kader en stelt de camera scherp. Het onderwerp is te donker. • • • • Stel de flitser in op h (p. 79). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 78). Pas het beeld aan met i-Contrast (pp. 109, 151). Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (pp. 102, 103). Het onderwerp is te licht (overbelicht). • • • • Stel de flitser in op ! (p. 58). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 78). Gebruik AE-vergrendeling of spotmeting om opnamen te maken (pp. 102, 103). Verminder de belichting van het onderwerp. Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 28). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 79). • Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 112, 113). • Verhoog de ISO-waarde (p. 84). De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 79). • Stel de flitser in op ! (p. 58). • Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 112, 113). Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser. • Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht. Het beeld is onzuiver of korrelig. • Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 84). 193 Problemen oplossen • Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (pp. 63, 66). Ogen worden rood weergegeven (p. 111). • Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 170). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp (aan de voorkant van de camera) op (p. 44) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan. Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het maken van continu-opnamen gaat langzamer. • Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 54). Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu ø. • Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg 'Beschikbare functies per opnamemodus' en 'Opnamemenu' (pp. 202 – 205). Films opnemen De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt. • Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 24, 32). verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd. De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen: • Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 54). • Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 122). • Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 122). De zoomfunctie werkt niet. • U kunt de digitale zoomfunctie tijdens het opnemen gebruiken, maar niet de optische zoomfunctie (p. 124). Afspelen Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld. • Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen. Het afspelen stopt of het geluid valt weg. • Gebruik een geheugenkaart waarop een low-level format is uitgevoerd met deze camera (p. 54). • Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken. 194 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen • Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films. Computer Kan beelden niet overdragen naar een computer. Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer. • Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren. Houd de knop n ingedrukt en druk vervolgens tegelijkertijd op de knoppen o en m. Druk op de knoppen qr om [B] te selecteren wanneer deze op het scherm verschijnt en druk daarna op de knop m. Eye-Fi-kaart Kan geen beelden overdragen (p. 190). Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende oplossingen proberen. Geen geheugenkaart • De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting (p. 18). Geheugenkaart op slot • Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC-, SDXC-geheugenkaart of de EyeFi-kaart is ingesteld op 'LOCK'. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 18). Kan niet opnemen • U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (p. 18). Geheugenkaart fout (p. 54) • Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice (p. 18). Te weinig kaartruimte • Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 26, 30, 57, 77, 93, 119 – 123) of beelden te bewerken (pp. 148 – 152). Wis de beelden (pp. 30, 142) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 19). Vervang \ Verwissel accu (p. 19) Geen beeld. • Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven. 195 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Beveiligd! (p. 138) Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI afspelen/RAW • Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden weergegeven. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden weergegeven. Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/ Niet-selecteerbaar beeld. • Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 133), af te spelen in Smart Shuffle (p. 133), te markeren als favoriet (p. 144), te roteren (p. 147), te bewerken (pp. 148 – 152), toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 163), te categoriseren (p. 145) of toe te voegen aan een afdruklijst (pp. 156, 157). • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot, afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst. • Het is niet mogelijk films te vergroten (p. 133), af te spelen in Smart Shuffle (p. 133), te bewerken (pp. 148 – 152), toe te voegen aan een afdruklijst (pp. 156, 157), of toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 163). Ongeldig selectiebereik • Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 140, 143, 146, 159) hebt u geprobeerd een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam. Selectielimiet bereikt • U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder dan 998 beelden (p. 158). • Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 158). • U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 138), Wissen (p. 30), Favorieten (p. 144), My Category (p. 145) of Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) (p. 157). Communicatie fout • Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken. Fout in benaming. • De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 164) of formatteer de geheugenkaart (p. 24). 196 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Lens fout • Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht. • Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens. Camerafout gedetecteerd (Foutnummer) • Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus. • Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de camera. 197 Informatieweergave op het scherm Opname (informatieweergave) 198 Informatieweergave op het scherm Eye-Fi verbindingsstatus (p. 190) Batterij-oplaadlampje (p. 15) Camerastand* Witbalans (p. 86) Witbalanscorrectie (p. 87) My Colors (p. 89) AEB-opnamen (p. 104) Transportmodus (p. 88) Raster (p. 172) Meetmethode (p. 102) Belichtingsschuifbalk (p. 123) Compressie (Beeldkwaliteit) (p. 81), Resolutie (p. 80) Foto's: Aantal opnamen (pp. 14, 81) Films: Resolutie, Resterende tijd (pp. 32, 122) Zoombalk (p. 26) * Opnamemodus (p. 44), Compositiepictogram (p. 200) Flitsermodus (pp. 58, 79, 105) Rode-ogencorrectie (p. 152) Flitsbelichtingscompensatie / flitsuitvoer (pp. 112, 113) Spotmetingpuntkader (p. 102) AF-kader (p. 94) Datum stempel (p. 62) ISO-waarde (p. 84) Histogram (p. 47) Modus BKT-Focus (p. 101) Scherpstelbereik (p. 79), AF lock (p. 99) Digitale Zoom (p. 60) / Digitale Tele-converter (p. 61) Knipperdetectie (p. 113) AE-vergrendeling (p. 103), FE-vergrendeling (p. 104) Zelfontspanner (p. 58) Sluitertijd (pp. 106, 108) Digitale horizon (p. 110) Diafragmawaarde (pp. 107, 108) Belichtingscompensatie (p. 78) ND-filter (p. 106) i-Contrast (p. 109) Belichtingsniveau (p. 108) MF-indicator (p. 100) Tijdzone (p. 166) Windfilter (p. 123) Beeldstabilisatie (p. 173) Belichtingscompensatiebalk (p. 78) : Standaard, : Verticale stand Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave. Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet naar behoren. 199 Informatieweergave op het scherm Compositiepictogrammen In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de bepaalde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld en worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur voor het onderwerp. Mensen Onderwerp Met veel gezichtsschaduw In beweging Achtergrond Andere OnderAchtergrondonderwerpen werpen kleur dan mensen/ van dichtbij pictogram landschappen Helder Grijs — Tegenlicht Inclusief blauwe luchten Lichtblauw — Tegenlicht — Zonsondergangen — Oranje Spotlights Donkerblauw Donker Met een statief * — * — * Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst. 200 Informatieweergave op het scherm Afspelen (uitgebreide informatieweergave) RGB-histogramweergave (p. 47) My Category (p. 145) Opnamemodus (p. 202) ISO-waarde (p. 84) / Afspeelsnelheid (films) (p. 121) ND-filter (p. 106) Witbalans (p. 86) Histogram (p. 47) Beeld bewerken (pp. 148 – 152) Compressie (Beeldkwaliteit) (p. 81), Resolutie (p. 80), MOV (films) (p. 32) Afdruklijst (p. 156) Eye-Fi-overdracht voltooid (p. 190) Batterij-oplaadlampje (p. 15) Meetmethode (p. 102) Mapnummer – bestandsnummer (p. 164) Nummer van weergegeven beeld / totaal aantal beelden Sluitertijd (pp. 106, 108), Beeldkwaliteit (film) (p. 122) Diafragmawaarde (pp. 107, 108) Belichtingscompensatie (p. 78), Belichting (p. 123) Flitser (pp. 79, 105), Flitsbelichtingscompensatie (p. 112) i-Contrast (pp. 109, 151) Bestandsgrootte (pp. 81, 122) Foto's: Resolutie (p. 80) Films: Filmlengte (p. 122) Beveilig (p. 138) Favorieten (p. 144) Witbalanscompensatie (p. 87) Scherpstelbereik (p. 79) / Handmatige focus (p. 100) Opnamedatum en -tijd (p. 21) My Colors (p. 89) Rode-ogencorrectie (pp. 111, 152) 201 Beschikbare functies per opnamemodus Opnamemodi D BM G A Functie Belichtingscompensatie (p. 78)/Belichting (p. 123) ISO-waarde (p. 84) – (stappen van 1/3) 8 *1 — { { { — { { *1 — { { { { { { *1 { { { { — *3 { AE-vergrendeling/FE-vergrendeling (pp. 103, 123) *1 — *4 *4 *4 — — { Gezichtsselectie (p. 99), AF Tracking (p. 97) Positie en grootte van het AF-kader wijzigen (p. 95) *1 { { { { { { — *1 { { { { — — — *1 { { { { { { { *1 { { { { — — — *1 { { { { — { — *1 { { { { { { { *1 { { { { — — — *1 { { { { — — — *1 — — — { { { { *1 { { { { — — { *1 — { — { *9 — { *1 { { { { { { { *1 { { { { { { { *1 *11 { { { *12 *12 — *1 *13 *13 *13 *13 { { { *1 *13 *13 *13 *13 — { { *1 { { { { { { { *1 { { { { — — { *1 { { { { { { { *1 *16 { { { — — — *1 { { { { { { { *1 { { { { — { *18 *1 — { { { — — { *1 { { { — — — — *1 { { { { — — — *1 { { { { { — { *1 { { { { — — { *1 { { { { { *20 { Meetmethode (p. 102) Handmatig scherpstellen (p. 100) Scherpstelbereik (p. 79) e AF lock (p. 99) Flitser (pp. 58, 79, 105) Zelfontspanner (p. 58) h … ! Q Menu FUNC. DR-correctie (p. 109), Schaduwcorrectie (p. 110) Witbalans (p. 86) h S My Colors (p. 89) Bracketing (pp. 101, 104) Transportmodus (p. 88) *17 W Flitsbelichtingscompensatie (p. 112) Flitsuitvoerinstellingen (p. 113) ND-filter (p. 106) Aspectratio (p. 80) (p. 82) Resolutie (p. 80)/Compressieverhouding (Beeldkwaliteit) (p. 81) *1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 Belichtingscompensatie niet beschikbaar in . *3 – (stappen van 1/3) *4 Program Shift beschikbaar na AE-vergrendeling. *5 FE-vergrendeling niet beschikbaar. *6 Gezichtsselectie niet beschikbaar. *7 AF Tracking niet beschikbaar. *8 … indien de flitser afgaat *9 Niet selecteerbaar, maar schakelt eventueel naar …. *10 Het aantal opnamen kan niet worden ingesteld, en de vertraging kan niet op 0 seconden worden gezet. *11 Alleen is niet beschikbaar voor [DR-correctie]. *12 Ingesteld op [Auto]. *13 Witbalanscompensatie is niet beschikbaar. 202 Beschikbare functies per opnamemodus K { { — — { — { — { { — { { { — { { { { — — { — { — { { — { { { — — { — { — { { — — *8 { *8 { — — { { { { E T Y I J V { { { { *2 { { { { { — — — — — — — — — — *6 *7 *7 *7 { — — — — — { { { { { — — — — — — — — — { { { { { { — — — — — — — — — { — { { { { — { { { { — — — — — { { { { { — — — — { — { — — { — { — { { { { { { — { *10 — — — — — — — — — { { { { { { { { { — — — — — — — — — { { { { { { { { { w S O P t — { { { { { — — — — — — *7 { — — — — { { { — — — { { { { { { — { — { { { — { { — { { — — — { { { { { *10 Menu FUNC. — — — { { { — — — { { { { { — — { — { — { { — { { { — { { { { — — { — { — { { { { { { — { { { { — — { — { — { { — { { { — { { { { — — { — { — { { — { { { — { { { { — — — — { — — { — — — — — { { x E v { { — — — — { — — { { { — { { { > z — — — { { { — — — *5 — — — — — — — — { { { — — — { { { { { { { — { { { { — — — — — — — — — — — — *10 *10 *10 *10 — — — — — — — — — { { { { { { { { { — — — — — *14 *15 — — { { { { { { { { { — — — — — — — — — — — — — — — — — { { — — { — { { — — — { — { { — { — — — — — — { { — — — — — { — — { { — — — — — { — — { — { { — — — { — { { — { { — — — { — { { { — — { { *19 — — — — — — — { { — — { { { — { — — — — { — { { — { — — — — { — { { — { { — — — { — { { — { { — — — { — { { — { — — — — { — { { — { { — — — — — { { — { { — — — — — { { — { { — — — { — { { — { { — — — { — { { — { { — — — { — { { — { { — — — { — { { — { { — — — { — { *21 { — — — — — { — — { *14 Vastleggen gegevens aangepaste witbalans niet beschikbaar. *15 h niet beschikbaar. *16 niet beschikbaar. niet beschikbaar. *19 W niet beschikbaar. *20 D verschijnt als *17 f, AF-vergrendeling en t ingesteld op . *18 resolutie-instelling, en het beeld wordt vastgelegd met 1824 x 1368 pixels. Het is mogelijk om de compressieverhouding (beeldkwaliteit) in te stellen. *21 niet beschikbaar. { Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd 203 Menu's 4 Opnamemenu Opnamemodi D BM G A Functie Gezichts-AiAF AF Tracking FlexiZone/Centrum Standaard Uit Digitale Tele-converter (1.4x/2.3x) *1 Aan/Uit Aan/Uit Aan/Uit Aan/Uit Aan/Uit Aan/Uit *1 Auto Flits mode Handmatig Flitsbel. comp. -2 tot +2 Minimum/Medium/ Flits output Flitsbesturing Maximum (pp. 111 – 113, 170, 182) 1e gordijn/2e gordijn Sluiter sync. Rode-Ogen Aan/Uit Lamp Aan Aan/Uit Veiligheids FE Aan/Uit ISO autom. instellingen (p. 85) Max ISO-waarde / Snelheid inst. Spotmetingpunt (p. 103) Centrum/AF-Punt Safety Shift (p. 108) Aan/Uit Windfilter (p. 123) Aan/Uit Bekijken (p. 171) Uit/2–10 sec./Vastzetten Terugkijken (p. 171) Uit/Details/Focus check Knipperdetectie (p. 113) Aan/Uit Opname Info Raster Custom Display (p. 172) Digitale horizon Histogram Beeldomkeren (p. 20) Aan/Uit Continu/Uit/Opname/Pan IS modus (p. 173) Converter (p. 180) Geen/TC-DC58D Datum stempel (p. 62) Uit/Datum/Datum & Tijd functie in (p. 173) ÷ Ê Stel *1 AF-kader (p. 94) Digitale Zoom (pp. 60, 61) AF-Punt Zoom (p. 98) Servo AF (p. 96) Continu (p. 169) AF-hulplicht (p. 169) MF-Punt Zoom (p. 101) Veiligheids-MF (p. 101) Snelkiesknop (p. 174) Opslaan (p. 114) *1 { { { { { { { { { — { { { { *1 *5 *5 *5 *5 *1 *1 { { { { { { { { { — { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { *1 { { { *1 { { { — — { — — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { *10 { { { { — — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 { *4 8 { { *6 { — — — { — — — { — — { — — — { — { { — { { { { — — { — — { — { — — — — { { { { { { — — { { { { { { { { { { { { { { — { { — { { { { { { — — — — { { { — — — — — { — { — { — *8 *9 *9 *9 — — — — { { { { { { U { — — — — { { { { { { U { { { — — { — *12 { { — { — *9 *1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 9 punten. *3 1 punt. *4 Niet selecteerbaar in het menu. *5 [Centrum] indien de LCD-monitor uit staat; [FlexiZone] indien aan. *6 Alleen [Centrum] is beschikbaar. *7 Alleen [Centrum] is beschikbaar in . *8 [Aan] wanneer beweging van onderwerp wordt gedetecteerd. 204 Menu's K I J V { { { { { { — { { — — { { { { — { — — { { { { — { — — { { { { — { — — { — — — — — — — — — — — — — — — — — — — { { — { { — { { — — { — — — — — — — — { { — { { { U { { { { — { — — — { — — { — { { — { { — { { — { { — — — — — — — — { { — { { { U { { { { — { — — — { — — — — — — — { — — — { { { U { — — — — — — — — — — — { { { U { — — — — — — — { — — — { { { U { *11 *11 *11 { — — { — { — — { — { — — { — *9 *9 — { { { { — — *9 *9 *9 *9 — — — — — — *9 — — { — — { — — { — — — — — — — — { { — { { — { { — — — — — — — — { { — { { { U { { { { — { — — { { *9 *9 *9 — — — — { { { { { { U { { { { — { — — — — — { { { { { { U { { { { — { — *9 *9 *9 *9 *9 — — — — { { { { { { U { { { { — { — — — — — { { { { { { U { { { { — { — — — — — { { { { { { U { { { { — { — — — — — { { { { { { U { { { { — { — — — — — { { { { { { U { { { { — { — { { { { { { — — *6 *6 { { { — { { — — — { — { { { { { { { — — *6 { { { — { { — — *6 *6 { { { { { { { { { { — — { { > z { { { { { { { { { { — — *6 { { x w S O P t E v { — — — { — { — { { { { — — — { { { { { { { { { { — — — — — — { { { { { { U { { { { — { — E T Y *2 *3 *2 — { — — — { { — — { — — — — { { — — — — { — { — — — — — — { — — — — { — { — — — — — — { — — — — { — { — — — *6 *7 *6 *6 *6 *6 *6 *6 — { — { { { { { { { — — — { — — — { { — { { — — { { { { { { { { { { — — { { { { { { { { { { — — { { { { { { { { { { — — { { { { { { { { { { — — { { { — — — — — — — — — *9 *9 *9 *9 *9 *9 — — — — { { { { { { U { { { — — { — — — — — { { — { { { U { { { { — { — — — — — { { { { { { U { { { { — { — — — — — { { — { { { U { { { { — { — — — — — { { { { { { U { { { { — { — — — — — { { { { { { U { { { { — { — *9 — — — — { — — { U { U — { { — — { — *9 Ingesteld op [Aan]. *10 [Snelheid inst.] niet beschikbaar. *11 [Opname], [Pan] niet beschikbaar. *12 Vastgezet op [Continu]. { Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. U Alleen te selecteren, geen instellingen beschikbaar. — Kan niet worden geselecteerd 205 Menu's 3 Menu Instellen Item Beschrijving Zie pagina p. 51 mute Aan/Uit* Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 51 Geluidsopties De geluiden instellen voor elke camerabewerking. p. 162 Hints en tips Aan*/Uit p. 162 LCD Helderheid Instellen binnen een bereik van ±2. p. 52 opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartbeeld. p. 163 Formateren Een geheugenkaart formatteren waarbij alle gegevens worden verwijderd. Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 164 Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 165 Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 165 pp. 24, 54 Spaarstand Automatisch Uit: Aan*/Uit Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min Tijdzone Thuis*/Wereld Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 22 Maateenheid m/cm* / ft/in p. 167 Digitale horizon Kalibreren/Reset p. 168 Video Systeem NTSC*/PAL p. 135 Ctrl via HDMI Aan/Uit* Eye-Fi trans.: Verbindingsinfo Aan*/Uit (verschijnt alleen als een Eye-Fi-kaart is geplaatst) p. 136 p. 191 Taal Weergavetaal selecteren. p. 23 Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 53 Eye-Fi instellingen pp. 165, 166 p. 166 * Standaardinstelling Menu My Menu Item My Menu inst. 206 Beschrijving Zie pagina Items instellen die zijn toegewezen aan My Menu. p. 175 Menu's 1 Menu Afspelen Item Smart Shuffle Diavoorstelling Wissen Beveilig Roteren Favorieten My Category i-Contrast Rode-Ogen Corr. Trimmen Veranderen My Colors Beeld scrollen Ga verder Overgang * Standaardinstelling Beschrijving Zie pagina Smart Shuffle starten. Beelden automatisch afspelen. Beelden wissen (Selecteer, Select. reeks, Alle beelden) Beelden beveiligen (Selecteer, Select. reeks, Alle beelden) Beelden draaien. p. 133 p. 131 p. 142 Beelden markeren als favoriet, of de markering opheffen. Beelden indelen in categorieën (Selecteer, Select. reeks) p. 144 Donkere delen en contrast van foto's corrigeren. Rode ogen in foto's corrigeren. Delen van foto's bijsnijden. Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. Kleuren in foto's aanpassen. Aan*/Uit Laatst gez.*/Laatste f. Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 151 p. 138 p. 147 p. 145 p. 152 p. 149 p. 148 p. 150 p. 128 p. 176 p. 134 2 Menu Afdrukken Item Print Sel. beeld & aantal Select. Reeks Sel. alle beelden Wis alle selecties Afdrukinstellingen Beschrijving Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten op een printer). Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken. Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks die u wilt afdrukken. Alle beelden selecteren voor afdrukken. Alle instellingen voor afdrukken annuleren. Hiermee stelt u de afdrukstijl in. Zie pagina — p. 158 p. 159 p. 159 p. 159 p. 157 207 Voorzorgsmaatregelen • Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten. • Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde beeldgegevens. • Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken. • Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camera of het scherm schoon te maken. • Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje. • Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de tas haalt. • Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt. 208 Specificaties Beeldsensor Effectieve pixels in camera ...... Ongeveer 10 miljoen pixels Lens Brandpuntsafstand .................. 5x zoom: 6.1 (G) – 30.5 (T) mm (equivalent aan 35mm film: 28 (G) – 140 (T) mm) Scherpstelbereik ...................... 1 cm – oneindig (G), 30 cm – oneindig (T) • Macro: 1 – 50 cm (G), 30 – 50 cm (T) Beeldstabilisatiesysteem (IS)... Type lensverschuiving Beeldprocessor............................. DIGIC 4 Optische zoeker............................ Zoekertype real-image optische zoom • Met dioptrieaanpassing LCD-monitor Type......................................... TFT-kleurenmonitor (breedbeeld) Maat......................................... 7,0 cm (2,8 inch) Effectieve pixels....................... Ongeveer 461.000 pixels Aspectratio............................... 4:3 Functies ................................... Helderheidsinstelling (5 niveaus), Quick-bright LCD Vari-angle-type (Beweegbaar: ongeveer 177 graden horizontaal, ongeveer 270 graden rondom) Focus Controlesysteem...................... Autofocus: Per beeld (Continu in Auto-modus), Continu, Servo AF (Servo AE) Handmatig scherpstellen AF-kader .................................. Gezichts-AiAF, Centrum, FlexiZone, AF Tracking Meetsysteem ................................ Deelmeting, Gemiddelde centrum meeting, Spot Belichtingscompensatie (Foto's) / Belichting (films) ........................... Stappen van 1/3 in een bereik van ±2 ISO-waarde (Standaarduitvoergevoeligheid, aanbevolen belichtingsindex)........................... Auto, ISO 80/100/125/160/200/250/320/400/500/640/800/1000/1250/ 1600/2000/2500/3200 Witbalans...................................... Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H, Flitser, Onderwater, Custom 1, Custom 2 Sluitersnelheid .............................. 1 – 1/4000 sec. 15 – 1/4000 sec. (volledig sluitertijdbereik) Diafragma Type......................................... Iris f-nummer ................................. f/2.8 – f/8.0 (G), f/4.5 – f/8.0 (T) Flitser Modi ......................................... Auto, aan, Slow sync, uit Flitsschoentje........................... Beschikbaar Bereik....................................... 50 cm – 7,0 m (G), 50 cm – 4,0 m (T) 209 Specificaties Opnamemodi........................... C1, C2, M, Av, Tv, P, Auto, Weinig licht, Quick Shot, SCN*1, Film*2 *1 Portret, Landschap, Kinderen & dieren, Sport, Smart Shutter*3, Extra levendig, Poster-effect, Kleur Accent, Kleur Wissel, High Dynamic Range, Nostalgisch, Fisheye-effect, Miniatuureffect, Strand, Onderwater, Flora, Sneeuw, Vuurwerk, Stitch Hulp *2 Standaard, Miniatuureffect, Kleur Accent, Kleur Wissel *3 Glimlach, Knipoogdetectie, Gezicht-zelfontspanner Digitale Zoom...................... Foto's/Films: Ongeveer 4,0x (in combinatie met de optische zoomfunctie maximaal ongeveer 20x) Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter Continu-opnamen maken Modus ................................. Normaal, AF, LV Snelheid (normaal).............. Ongeveer 2,0 beelden/sec. (In P-modus) Ongeveer 4,2 beelden/sec. (In de Modus Weinig licht) Aantal opnamen (bij benadering) (Volgens CIPA-normen)...... Ongeveer 370 beelden Opnamemedia......................... SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaart/MultiMediaCard/MMCplusgeheugenkaart/HC MMCplus-geheugenkaart Bestandstype........................... Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard, compatibel met DPOF (versie 1.1) Gegevenstype Foto's .................................. Exif 2.3 (JPEG), RAW (CR2 (Canon Original)) Films ................................... Films: MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens: Linear PCM (stereo)) Aantal opnamepixels (resolutie) Foto's .................................. 16:9 Hoog: 3648 x 2048 Normaal 1: 2816 x 1584 Normaal 2: 1920 x 1080 Laag: 640 x 360 3:2 Hoog: 3648 x 2432 Normaal 1: 2816 x 1880 Normaal 2: 1600 x 1064 Laag: 640 x 424 4:3 Hoog: 3648 x 2736 Normaal 1: 2816 x 2112 Normaal 2: 1600 x 1200 Laag: 640 x 480 RAW: 3648 x 2736 • Vastgezet op 1824 x 1368 voor Weinig Licht 210 Specificaties 1:1 Hoog: 2736 x 2736 Normaal 1: 2112 x 2112 Normaal 2: 1200 x 1200 Laag: 480 x 480 4:5 Hoog: 2192 x 2736 Normaal 1: 1696 x 2112 Normaal 2: 960 x 1200 Laag: 384 x 480 Films.................................... Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel: 1280 x 720 (24 bps*1), 640 x 480 (30 bps*2), 320 x 240 (30 bps*2) Miniatuureffect: 1280 x 720 (Opnemen: 6 bps/3 bps/1,5 bps, Afspelen: 30 bps*2), 640 x 480 (Opnemen: 6 bps/3 bps/1,5 bps, Afspelen: 30 bps*2) *1 Werkelijk aantal: 23,976 bps (beelden/sec.) *2 Werkelijk aantal: 29,97 bps (beelden/sec.) Interface................................... Hi-Speed USB HDMI-output Analoge audio-uitgang (stereo) Analoge video-uitgang (NTSC/PAL) Direct Print-norm ..................... PictBridge Voeding ................................... Batterij NB-7L Voedingsadapterset ACK-DC50 Afmetingen .............................. 112,1 x 76,2 x 48,3 mm • Volgens CIPA-normen Gewicht (volgens .....................Ongeveer 401 g (incl. batterij en geheugenkaart) CIPA-normen) Ongeveer 351 g (alleen camerabehuizing) Batterij NB-7L Type......................................... Spanning ................................. Capaciteit................................. Oplaadcycli.............................. Bedrijfstemperatuur ................. Afmetingen .............................. Gewicht.................................... Oplaadbare lithium-ionbatterij 7,4 V DC 1.050 mAh Ongeveer 300x 0 – 40 °C 32,5 x 45,4 x 17,7 mm Ongeveer 47 g Batterijlader CB-2LZ/CB-2LZE Nominale invoer....................... 100 – 240 V AC (50/60 Hz), 0,14 A (100 V) – 0,08 A (240 V), 14 VA (100 V) – 19,2 VA (240 V) Nominale uitvoer...................... 8,4 V DC, 0,70 A Oplaadduur.............................. Ongeveer 2 uur 20 min. (voor batterij NB-7L) Bedrijfstemperatuur ................. 0 – 40 °C Afmetingen .............................. 92,5 x 27,0 x 62,0 mm 211 Specificaties Gewicht ................................... Ongeveer 92 g (CB-2LZ) Ongeveer 85 g (CB-2LZE) (exclusief voedingskabel) Telelens TC-DC58D (afzonderlijk verkrijgbaar) Vergroting................................ 1,4x Schroefdraaddiameter............. 58 mm standaard filterschroefdraad* Diameter x lengte .................... 69,0 x 41,2 mm Gewicht ................................... Ongeveer 140 g * Lensadapter LA-DC58K is vereist indien bevestigd op PowerShot G12. Lensadapter LA-DC58K (afzonderlijk verkrijgbaar) Schroefdraaddiameter............. 58 mm standaard filterschroefdraad Diameter x lengte .................... 63,8 x 51,6 mm Gewicht ................................... Ongeveer 30 g Beugel BKT-DC1 (afzonderlijk verkrijgbaar) Afmetingen .............................. 220,0 x 32,0 x 19,0 mm Gewicht ................................... Ongeveer 90 g • Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon. • De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder kennisgeving. 212 Index A Aangepaste witbalans .............................87 Aansluiting............... 36, 135, 136, 154, 178 Accessoires ............................................39 AEB-modus .......................................... 104 AE-vergrendeling .......................... 103, 123 AF J Scherpstellen AF-kaders ............................ 27, 94, 95 AF-vergrendeling ...................... 99, 198 AF Tracking (modus AF Frame) ... 28, 94, 97 AFB-modus .................................. 101, 198 Afdrukken ............................................. 154 AF-Punt Zoom ........................................98 Afspelen J Bekijken Afspelen met overgangseffecten ............ 134 Alle beelden wissen .............................. 142 Aspectratio .............................................80 AUTO-modus (Opnamemodus).......... 26, 44 Av (opnamemodus) ............................... 107 B Batterij Batterijlader ......................................14 Datum/tijd-batterij .............................22 Oplaadlampje ...................................15 Opladen ...........................................14 Spaarstand .............................. 55, 165 Batterijlader ........................................ 2, 39 Beelden Afspelen J Bekijken Beelden wissen ........................ 30, 142 Beveilig .......................................... 138 Bewerken J Bewerken Weergaveduur ................................ 171 Beelden bekijken op een tv ............ 135, 136 Beelden markeren als favoriet................ 144 Beelden wissen .............................. 30, 142 Beeldkwaliteit J Compressieverhouding Bekijken Beeld scrollen................................. 128 Beelden op een tv ................... 135, 136 Diavoorstelling ................................ 131 Enkelvoudige weergave ....................29 Filterweergave ................................ 129 Indexweergave ............................... 128 Smart Shuffle ................................. 133 Springweergave ............................. 129 Vergrote weergave ......................... 133 Belichting AE-vergrendeling .................... 103, 123 Correctie ......................................... 78 FE-vergrendeling ............................ 104 Verschuiving...................................123 Bestandsnummering ............................. 164 Beveilig ................................................ 138 Bewerken Formaat veranderen (beelden kleiner maken) .................. 148 i-Contrast ....................................... 151 My Colors....................................... 150 Rode-ogencorrectie ........................ 152 Trimmen ........................................ 149 Bijgesloten items J Accessoires C C1/C2 (opnamemodus) ......................... 114 Camera De camera vasthouden .................... 13 Standaardinstellingen ....................... 53 Camerabeweging ...................... 28, 58, 173 Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ......... 2 Centrum (modus AF Frame) ................... 95 Compressie (Beeldkwaliteit) .................... 81 Continu-opnamen maken........................ 88 D Datum en tijd J Datum/Tijd Datum/Tijd Datum/tijd-batterij............................. 22 Instelling ......................................... 21 Toevoegen aan beeld ...................... 62 Wereldklok .....................................166 Wijzigen .......................................... 22 Diavoorstelling ......................................131 Digitale horizon ......................110, 168, 198 Digitale Tele-converter ........................... 61 Digitale Zoom ........................................ 60 DPOF ........................................... 156, 157 Draagriem J Riem DR-correctie ......................................... 109 E Extra levendig (opnamemodus) ............... 66 Eye-Fi-kaarten ................................ 17, 190 213 Index F Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen FE-vergrendeling........................... 104, 198 Films Beeldkwaliteit (resolutie/ aantal beelden) .............................. 122 Bekijken (Afspelen) ................... 32, 124 Bewerken ...................................... 125 Modi.............................................. 120 Opnametijd ............................... 32, 122 Fisheye-effect (opnamemodus) ............... 75 FlexiZone (modus AF Frame) .................. 95 Flitser Aan ................................................. 79 Flitsbelichtingscompensatie ............ 112 Slow sync ...................................... 105 Uit ................................................... 58 Flora (opnamemodus) ............................ 66 Focus check ........................................ 132 Focusvergrendeling ................................ 92 Formaat veranderen (beelden kleiner maken) ....................... 148 Formatteren (geheugenkaart) .............24, 54 Formatteren J Geheugenkaarten formatteren Foutmeldingen ..................................... 195 G Geheugenkaarten .................................. 17 Beschikbare opnamen .................19, 81 Formatteren ................................24, 54 Opnametijd ............................... 32, 122 Geluidsinstellingen ................................. 51 Gezichts-AiAF (modus AF Frame) ........... 94 Gezichtsselectie ..................................... 99 Gezicht-zelfontspanner (opnamemodus) ..................................... 72 Glimlach (opnamemodus) ....................... 70 H Handleiding voor persoonlijk afdrukken ...... 2 Handmatig scherpstellen (AF-instelling)....................................... 100 Handmatige witbalans ............................ 87 214 High Dynamic Range (opnamemodus) ............................... 73, 74 Hybride IS ............................................ 173 I i-Contrast .............................. 109, 151, 198 Instelwiel ............................................... 44 Interfacekabel ............................. 2, 36, 154 ISO-waarde .................................... 84, 198 K Kinderen & dieren (opnamemodus) ......... 65 Kleur Wissel (opnamemodus)......... 116, 120 Kleuraccent (opnamemodus) ......... 115, 120 Klokfuncties ........................................... 56 Knipoogdetectie (opnamemodus) ............ 71 Knipperdetectie .................................... 113 L Lampje ............................. 44, 45, 169, 170 Landschap (opnamemodus) .................... 64 LCD-monitor J Scherm Lichtnet................................................ 178 M M (opnamemodus) ............................... 108 Macro (AF-instelling) .............................. 79 Meetmethode ....................................... 102 Menu Basishandelingen ............................. 50 Lijst ............................................... 204 Menu FUNC. Beschikbare functies per opnamemodus ............................... 202 Menu............................................... 48 Miniatuureffect (filmmodus) ................... 120 Miniatuureffect (opnamemodus) .............. 76 MultiMediaCard/MMCplus J Geheugenkaarten My Category ........................................ 145 My Colors .............................................. 89 N ND-filter ............................................... 106 Nostalgisch (opnamemodus) ................... 75 Index O Onderwater (opnamemodus) ...................65 Opnamen maken Aantal opnamen ................... 14, 19, 81 Opname Info .......................... 172, 198 Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd Opnametijd .............................. 32, 122 Opnamen maken via een tv .....................92 Overzicht van de onderdelen ...................44 P P (opnamemodus) ..................................78 PictBridge ....................................... 42, 154 Portret (opnamemodus) ...........................64 Poster-effect (opnamemodus) ..................67 Problemen oplossen ............................. 192 Programma automatische belichting .........78 Q SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J Geheugenkaarten Sepiakleurig........................................... 90 Servo AF ............................................... 96 Smart Shuffle ........................................ 133 Sneeuw (opnamemodus) ........................ 66 Software Beelden downloaden naar een computer om te bekijken ............ 34 Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ... 2 Installatie......................................... 35 Softwarehandleiding .......................... 2 Spaarstand ..................................... 55, 165 Sport (opnamemodus) ............................ 65 Standaardinstellingen ............................. 53 Stereo AV-kabel ................................ 2, 135 Stitch Hulp (opnamemodus) ................... 118 Strand (opnamemodus) .......................... 65 Quick Shot (opnamemodus) ....................68 T R Taal van LCD-scherm............................. 23 Transportmodus ..................................... 88 Trimmen ............................................... 149 Tv (opnamemodus) ............................... 106 Raster .......................................... 172, 198 RAW ......................................................82 Reizen naar het buitenland ........ 15, 38, 166 Resolutie (beeldgrootte) ..........................80 Riem .................................................. 2, 13 Rode-ogencorrectie....................... 111, 152 Roteren ................................................ 147 S Schaduwcorrectie ................................. 110 Scherm Heen en weer schakelen tussen weergaven .......................................46 Informatieweergave ................ 198, 201 Menu J Menu Menu, Menu Taal van LCD-scherm .......................23 Scherpstelbereik Handmatig scherpstellen ................. 100 Macro ..............................................79 Scherpstellen AF-kader .................................... 27, 94 AF-Punt Zoom ..................................98 AF-vergrendeling ..............................99 Gezichtsselectie ...............................99 Servo AF..........................................96 SCN (opnamemodus)..............................64 V Vergrote weergave ................................133 Video J Films Voeding J Batterij, voedingsadapterset Voedingsadapterset ........................ 39, 178 Vuurwerk (opnamemodus) ...................... 66 W Weinig licht (opnamemodus) ................... 63 Wereldklok ........................................... 166 Witbalans .............................................. 86 Z Zelfontspanner ....................................... 58 Gezicht-zelfontspanner (opnamemodus) .............................. 72 Knipoogdetectie (opnamemodus) .............................. 71 Zoeker................................................... 91 Zoomen ...................................... 26, 31, 60 Zwart-witfoto's........................................ 90 215 Disclaimer • Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden bewaard zonder toestemming van Canon. • Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. • De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins afwijken van het werkelijke apparaat. • Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten. CEL-SP9QA280 © CANON INC. 2010
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216

Canon PowerShot G12 de handleiding

Type
de handleiding