Canon IXUS 230HS Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze
handleiding door, met name het gedeelte
'Veiligheidsmaatregelen'.
Zo leert u de camera juist te gebruiken.
Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog kunt
raadplegen.
2
Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande onderdelen
bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van
de camera.
De inhoud van de verpakking controleren
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA
Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt,
kunt u de vele functies van de camera gebruiken om
foto's met geavanceerdere instellingen te maken.
Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten (p. 17).
U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
Batterij NB-4L
(met kapje)
Camera
Batterijlader
CB-2LV/CB-2LVE
Interfacekabel
IFC-400PCU
Polsriem
WS-DC11
Introductiehandleiding
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Canon
garantiesysteemboekje
3
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van
Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet
aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige
fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die
ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden
gelezen door apparaten.
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het
auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met
behulp van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht
of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor
persoonlijk gebruik.
Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon
garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van
Canon Klantenservice.
Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te
beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van
een storing.
Lees dit eerst
4
4 Maak de opname
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten
(Auto-modus) ................................................................................ 27
Scherpstellen op gezichten............................................... 27, 62, 92
Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan
worden gebruikt (de flitser uitschakelen) ...................................... 52
Foto’s maken met de zelfontspanner...................................... 55, 75
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen.............................. 54
Een filmclip maken voordat een foto wordt gemaakt .................... 72
Wat wilt u doen?
IwP
Op het strand
(p. 63)
In de sneeuw
(p. 63)
Portretten
(p. 62)
Mooie opnamen maken van mensen
O
Flora
(p. 63)
Diverse andere opnamen maken
t
Vuurwerk
(p. 64)
V
Kinderen en
dieren (p. 62)
Opnamen maken met speciale effecten
Gezichtsuitdrukkingen
(p. 79)
Weinig licht
(p. 63)
Nacht Scene
(p. 63)
Miniatuureffect
(p. 66)
Fisheye-effect
(p. 66)
Levendige kleuren
(p. 65)
Poster-effect
(p. 65)
Monochroom
(p. 68)
Speels effect
(p. 67)
Wat wilt u doen?
5
1 Weergeven
Foto's bekijken.............................................................................. 30
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling)............................. 117
Foto's bekijken op een tv ............................................................ 170
Foto's bekijken op een computer.................................................. 35
Snel foto's zoeken ...................................................................... 114
Foto's wissen ........................................................................ 31, 128
E Films opnemen/bekijken
Films opnemen ..................................................................... 32, 103
Films bekijken............................................................................... 34
Opnamen maken van snel bewegende objecten en
deze afspelen in slow motion ..................................................... 106
c Afdrukken
Foto's afdrukken ......................................................................... 142
Opslaan
Beelden opslaan op een computer............................................... 35
3 Overige
Geluid uitzetten............................................................................. 46
De camera gebruiken in het buitenland................................ 16, 164
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven...................... 183
6
De inhoud van de verpakking
controleren.......................................2
Lees dit eerst .....................................3
Wat wilt u doen? ................................4
Inhoudsopgave ..................................6
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt...............................9
Veiligheidsmaatregelen ...................10
1
Aan de slag .......................13
De batterij opladen...........................14
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recycleren ......................................16
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar) ..............17
De batterij en geheugenkaart
plaatsen .........................................18
De datum en tijd instellen ................21
De taal van het scherm instellen......23
Geheugenkaarten formatteren.........24
De ontspanknop indrukken ..............26
Foto's maken (Smart Auto)..............27
Beelden bekijken .............................30
Beelden wissen................................31
Films opnemen ................................32
Films bekijken ..................................34
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken ...............35
2
Meer informatie ................39
Overzicht van de onderdelen...........40
Schermweergave.............................42
Lampje .............................................43
Menu FUNC. – Basishandelingen ...44
MENU – Basishandelingen..............45
De geluidsinstellingen wijzigen ........46
De helderheid van het scherm
aanpassen .................................... 48
De standaardinstellingen van
de camera herstellen .................... 49
De functie spaarstand
(Automatisch Uit) .......................... 50
Klokfunctie....................................... 50
3
Veelgebruikte functies
voor opnamen ..................51
De flitser uitschakelen ..................... 52
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom) ............................. 53
Datum en tijd aan de opname
toevoegen ..................................... 54
De zelfontspanner gebruiken .......... 55
De verhouding wijzigen ................... 58
De resolutie wijzigen
(beeldgrootte)................................ 59
Compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit) .............................. 59
4
Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden ..............61
Opnamen maken in diverse
omstandigheden ........................... 62
Effecten toevoegen en opnamen
maken ........................................... 65
Automatisch korte films maken
(Filmsynopsis)............................... 72
Een gezicht detecteren en opnemen
(Smart Shutter) ............................. 73
Opnamen met lange sluitertijd
maken ........................................... 77
Snel na elkaar continu-opnamen
maken (Snel na elkaar) ................. 78
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
7
De beste gezichtsuitdrukkingen
vastleggen (Beste beeld
selecteren) .................................... 79
Opnamen maken met Stitch Hulp... 80
5
Zelf instellingen
selecteren .........................81
Opnamen maken in Programma
automatische belichting ................ 82
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie).............. 83
De flitser inschakelen...................... 83
De witbalans aanpassen................. 84
De ISO-waarde wijzigen ................. 85
De helderheid corrigeren en
opnamen maken (i-Contrast)........ 86
Continu-opnamen maken................ 87
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors) ................................... 88
Close-ups maken (macro)............... 90
Objecten op grote afstand
fotograferen (Oneindig)................. 90
De modus AF Frame wijzigen......... 92
Het onderwerp selecteren waarop u
wilt scherpstellen (AF Tracking).... 94
Het autofocuskader vergroten......... 95
Opnamen maken met
AF-vergrendeling .......................... 96
Opnamen maken met Servo AF ..... 97
De meetmethode wijzigen............... 98
Opnamen maken met de
AE-vergrendeling.......................... 99
Opnamen maken met de
FE-vergrendeling .......................... 99
Opnamen maken met Slow sync .. 100
Rode-ogencorrectie ...................... 101
Controleren op gesloten ogen....... 102
6
Diverse functies voor het
opnemen van films ........103
Verschillende soorten films
opnemen .....................................104
Films opnemen die op een
miniatuurmodel lijken
(Miniatuureffect) .......................... 105
Super slow-motion films
opnemen .....................................106
Beeldkwaliteit wijzigen................... 108
Het windfilter gebruiken.................109
Overige opnamefuncties ............... 110
Bewerken ...................................... 111
7
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en
bewerken ........................113
Snel naar beelden zoeken.............114
Beelden bekijken met gefilterd
afspelen....................................... 115
Diavoorstellingen bekijken.............117
De focus controleren .....................119
Beelden vergroten ......................... 120
Elk beeld in een groep
weergeven................................... 121
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle) ............................ 123
Beeldovergangen wijzigen ............ 124
Beelden beveiligen........................ 124
Beelden wissen ............................. 128
Beelden markeren als favoriet.......130
Beelden indelen in categorieën
(My Category) .............................132
Beelden roteren............................. 135
Het formaat van beelden wijzigen
.. 136
Trimmen ........................................ 137
Inhoudsopgave
8
Effecten toepassen met de functie
My Colors ....................................138
De helderheid corrigeren
(i-Contrast)...................................139
Het rode-ogeneffect corrigeren......140
8
Afdrukken .......................141
Beelden afdrukken.........................142
Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF) ........................................149
Beelden selecteren voor
een fotoboek................................154
9
De camera-instellingen
aanpassen.......................157
De camera-instellingen wijzigen ....158
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen........................................165
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen........................................168
10
Nuttige informatie ..........169
Beelden bekijken op een tv........... 170
Aansluiten op het lichtnet.............. 174
Een Eye-Fi-kaart gebruiken .......... 175
Problemen oplossen ..................... 177
Lijst met berichten die op
het scherm verschijnen ............... 180
Informatieweergave op
het scherm .................................. 183
Functies en menulijsten ................ 188
Voorzorgsmaatregelen.................. 197
Specificaties .................................. 198
Accessoires................................... 202
Afzonderlijk verkrijgbare
accessoires ................................. 203
Index ............................................. 205
9
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars
van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aangeven en de knop FUNC./SET worden
aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn
: Tips voor het oplossen van problemen
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen
: Aanvullende informatie
(p. xx): Referentiepagina's ('xx' geeft het paginanummer aan)
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
Knop Rechts
Knop FUNC./SET
Knop Omhoog
Knop Links
Knop Omlaag
10
Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of
bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die
u gebruikt.
Veiligheidsmaatregelen
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van
ernstig letsel of levensgevaar.
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd
vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner
om het product schoon te maken.
Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of
andere vloeistoffen.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt
u contact op met uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice.
Gebruik alleen de aanbevolen batterij.
Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied
eromheen weg met een droge doek.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur
niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in
contact komen met de contactpunten of stekker.
De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of
brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval
dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in
aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
Veiligheidsmaatregelen
11
Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is
toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van elektronische
instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat u de camera gebruikt op
plaatsen waar het gebruik van elektronische apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen
en medische instellingen.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden
van een cd-rom via een cd-speler voor muziek-cd's afspeelt (muziekspeler). Dit kan ook
de luidsprekers beschadigen.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot, wordt blootgesteld aan
schokken en stoten of achter voorwerpen blijft haken wanneer u deze aan de
polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan
leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd
raken.
De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer
iemand hier lang naar kijkt.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de
apparatuur.
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op een heldere
dag).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Veiligheidsmaatregelen
12
Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die
vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of
ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het
apparaat voorkomen.
Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de
polen van de batterij.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit
het stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit
en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een
explosie, wat kan leiden tot brand of schade.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de
camera in uw tas stopt.
Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
13
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het
maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar een
computer.
De polsriem bevestigen/de camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem en doe deze om uw pols om te voorkomen
dat de camera valt tijdens het gebruik.
Houd uw armen tegen uw lichaam gedrukt en houd de camera bij het
maken van opnamen stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de
flitser niet blokkeren.
1
Riem
14
Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop is
de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
Zorg dat de -markeringen op de batterij
overeenstemmen met die op de oplader en
plaats de batterij door deze naar binnen
( ) en naar beneden ( ) te schuiven.
Laad de batterij op.
Voor CB-2LV: kantel de stekker naar
buiten ( ) en steek de oplader in een
stopcontact ( ).
Voor CB-2LVE: sluit het netsnoer aan op
de oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat oranje branden en
het opladen begint.
Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen duurt
ongeveer 1 uur en 30 minuten.
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen ( ) en omhoog
( ) te schuiven.
De batterij opladen
CB-2LV
CB-2LVE
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij te
beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
De batterij opladen
15
Aantal mogelijke opnamen/Opname- en afspeeltijden
*1 Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de CIPA-
norm (Camera & Imaging Products Association).
*2 De tijden zijn gebaseerd op standaardinstellingen, starten en stoppen van opnamen,
de camera aan- en uitzetten en bewerkingen zoals zoomen.
*3 Tijd gebaseerd op doorlopende opnamen totdat de maximale cliplengte is bereikt, of totdat het
opnemen automatisch stopt.
Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden, of
de opnametijd, minder dan hierboven is aangegeven.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading
van de batterij aangeeft.
Aantal opnamen*
1
Circa 210
Opnametijd film*
2
Circa 40 minuten
Continu-
opnamen*
3
Cira 1 uur en 10 minuten
Afspeeltijd Circa 4 uur
Weergave Betekenis
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op.
'Vervang \ Verwissel accu' Leeg. Laad de batterij op.
Wat als...
Wat als de batterij opzwelt?
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem. Als de
batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, moet
u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Wat als de batterij snel weer leeg is na het opladen?
De batterij heeft het einde van de levensduur bereikt. Koop dan een nieuwe
batterij.
De interne oplaadbare lithiumbatterij recycleren
16
Als u de camera wilt weggooien, dient u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij
te verwijderen en recycleren overeenkomstig plaatselijke voorschriften.
Draai de schroeven van de
behuizing los.
Open het klepje van de aansluitingen en
van de batterij, en draai de schroeven van
de behuizing aan de zijkanten en
onderzijde los.
Draai de schroeven aan de
achterkant los en verwijder de
achterkant van de behuizing.
Verwijder de achterkant door deze
onderaan op te tillen.
De batterij en de oplader efficiënt gebruiken
Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of
de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun
lading, ook als ze niet worden gebruikt.
Plaats het klepje zodanig op een geladen batterij dat de
-markering zichtbaar is.
De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt.
Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een
niet helemaal lege batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan
dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van
100–240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een
geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische
transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
De interne oplaadbare lithiumbatterij recycleren
Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar)
17
Draai de schroeven van de
behuizing los en verwijder de
voorkant.
Draai de schroeven van de behuizing aan
de boven- en zijkant los, en verwijder de
voorkant.
Til de bovenkant van de camera op
en verwijder de batterij.
De onderstaande kaarten kunnen worden gebruikt zonder beperkingen voor
de capaciteit.
SD-geheugenkaarten*
SDHC-geheugenkaarten*
SDXC-geheugenkaarten *
Eye-Fi-kaarten
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-standaarden. Afhankelijk van het merk werken
sommige kaarten mogelijk niet goed.
Raak de flitser nooit aan!
Raak de flitser nooit aan. Anders kunt u een
elektrische schok krijgen door het hoge
voltage.
Raak de flitser nooit aan!
Raak de flitser nooit aan. Anders kunt u een
elektrische schok krijgen door het hoge
voltage.
Verwijder de camerabehuizing alleen wanneer
u de interne oplaadbare lithiumbatterij wilt
verwijderen, zodat u deze batterij kunt
recycleren voordat u de camera weggooit.
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
De batterij en geheugenkaart plaatsen
18
Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht)
wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een
Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt
voor het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van
de kaart niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald
gebied mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de
kaart.
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Duw het schuifje
omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten ( ) en
omhoog ( ) om het te openen.
Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden
SDXC-geheugenkaarten mogelijk zelfs niet herkend als u een kaartlezer
gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem SDXC-
geheugenkaarten ondersteunt.
Over Eye-Fi-kaarten
De batterij en geheugenkaart plaatsen
De batterij en geheugenkaart plaatsen
19
Plaats de batterij.
Duw de batterijvergrendeling in de richting
van de pijl en plaats de batterij op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Zorg dat u de batterij in de juiste richting
plaatst, anders klikt deze niet goed vast.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
Aansluitpunten
Batterij-
vergrendeling
Aansluitpunten
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
Als het schuifje voor schrijfbeveiliging in de vergrendelstand staat, verschijnt op
het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of
wissen.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
20
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting van
de pijl.
De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen tot
u een klik hoort en laat de kaart langzaam
los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Aantal opnamen per geheugenkaart
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-
instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Geheugenkaart 4GB 16GB
Aantal opnamen Circa 1231 Circa 5042
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als
de camera in de opnamemodus is ingesteld (p. 27).
21
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor
het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw
opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het
belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
Druk op de knoppen op om een waarde
in te stellen.
Als alle instellingen zijn voltooid, drukt u op
de knop m.
Stel de thuistijdzone in.
Druk op de knoppen qr om uw tijdzone
voor thuis te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m om de instelling te
voltooien. Nadat een bevestigingsscherm
is weergegeven, wordt het opnamescherm
opnieuw weergegeven.
Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt de
camera uitgeschakeld.
De datum en tijd instellen
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd en uw tijdzone niet goed hebt
ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
De datum en tijd instellen
22
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Kies [Datum/Tijd].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Datum/Tijd]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Voer stap 2 op p. 21 uit om de instellingen
te wijzigen.
Druk op de knop n om het menu
te sluiten.
Zomertijd instellen
Als u bij stap 2 op p. 21 selecteert en met de knoppen op de instelling
kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld.
Datum en tijd wijzigen
Datum/tijd-batterij
De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) die de
datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere
batterij is verwijderd.
Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 203), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur
worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm Datum/Tijd als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 21 om de datum en tijd in te stellen.
23
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop m ingedrukt en druk direct
op de knop n.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr om een taal
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
De taal van het scherm instellen
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en
de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok
te sluiten en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken
en [Taal ] te selecteren op het tabblad 3.
24
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle
gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt
herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat
formatteren.
Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 175) gaat formatteren, moet u de software van
de kaart op een computer installeren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Formateren]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Kies [OK].
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Geheugenkaarten formatteren
Geheugenkaarten formatteren
25
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen op om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m om te formatteren.
Als het formatteren is voltooid, verschijnt
op het scherm de melding [Geheugenkaart
is geformatteerd]. Druk op de knop m.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de
gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie
op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige
inhoud wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien
van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek
vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te
voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op
de geheugenkaart.
Voer een Low Level Format (p. 159) van de geheugenkaart uit als de
camera niet goed werkt, als de opname-/leessnelheid van een
geheugenkaart is afgenomen, als het maken van continu-opnamen
langzamer gaat of als het opnemen van een film plotseling wordt
afgebroken.
26
Druk de ontspanknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de
knop daarna volledig in om de foto te maken.
Druk de knop half in (Druk lichtjes
om de focus in te stellen).
Druk lichtjes totdat u tweemaal een
piepgeluid hoort en er AF-kaders
verschijnen waarop de camera
scherpstelt.
Druk de knop volledig in (Druk
volledig in om de foto te maken).
U hoort het geluid van de sluiter als de
opname wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
De ontspanknop indrukken
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u de ontspanknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te
pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
27
De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen,
zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt
laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken.
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm verschijnt.
Selecteer de modus A.
Stel de modusschakelaar in op A.
Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze de
compositie bepaalt.
De pictogrammen voor de ingestelde
compositie en voor de IS-modus worden
rechts boven in het scherm weergegeven
(pp. 184, 185).
De camera stelt scherp op gedetecteerde
onderwerpen en geeft kaders weer rond
deze gezichten.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar i (telelens)
duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat
dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j
(groothoek) duwt, zoomt u uit op het
onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
(De zoombalk, die de zoompositie
aangeeft, verschijnt op het scherm.)
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp
te stellen.
Foto's maken (Smart Auto)
Zoombalk
Foto's maken (Smart Auto)
28
Wanneer de camera scherpstelt, hoort
u tweemaal een piepgeluid en verschijnen
er AF-kaders waarop de camera
scherpstelt.
Als de camera op meerdere punten
scherpstelt, verschijnen er meerdere
AF-kaders.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om de
opname te maken.
Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
De foto verschijnt circa twee seconden op
het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de ontspanknop drukken om
een volgende foto te maken.
AF-kader
Wat als...
Wat als de kleur en helderheid van de opnamen niet worden weergegeven
zoals verwacht?
Het weergegeven compositiepictogram (p. 184) past niet bij de werkelijke
compositie en u krijgt niet de verwachte resultaten. Probeer in dat geval
opnamen te maken in de modus G (p. 81).
Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Er verschijnt een wit kader rond het gezicht of onderwerp dat de camera heeft
gedetecteerd als hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten
verschijnt een grijs kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een
bepaald bereik.
Als het onderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen
het witte kader zichtbaar.
Wat als er geen kader wordt weergegeven om het onderwerp waarvan
u een opname wilt maken?
Het onderwerp is mogelijk niet gedetecteerd en de kaders worden wellicht op
de achtergrond weergegeven. Probeer in dat geval opnamen te maken in de
modus G (p. 81).
Foto's maken (Smart Auto)
29
Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de ontspanknop half
indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt
gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast
(Servo AF).
Wat als er een knipperende verschijnt?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en
daardoor het beeld onscherp maken.
Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
U hebt mogelijk op de knop
p
gedrukt terwijl u de camera inschakelde, waardoor
alle camerageluiden zijn uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden.
Om het geluid in te schakelen, drukt u op de knop
n
, selecteert u [mute] op
het tabblad
3
en drukt u vervolgens op de knoppen
qr
om [Uit] te selecteren.
Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de
opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is
ongeveer 50 cm–4,0 m met een maximale groothoekinstelling (j), en
ongeveer 50 cm–2,0 m met een maximale telelens (i).
Wat als de camera één keer piept wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt?
Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Loop, als de camera in de maximale
groothoekinstelling (j) staat, ongeveer 1 cm of meer weg van uw onderwerp
en maak de opname. Zorg voor 1 m of meer ruimte wanneer de camera is
ingesteld op maximale telelens (i).
Wat als het lampje gaat branden wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan
het lampje gaan branden bij opnamen in een omgeving met weinig licht.
Wat als het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is
opgeladen.
Pictogrammen op het scherm
Het pictogram voor de ingestelde compositie en het pictogram voor de IS-modus
verschijnen op het scherm. Zie 'Compositiepictogrammen' (p. 184) en
'Pictogrammen voor de IS-modus' (p. 185) voor meer informatie over de
pictogrammen die verschijnen.
Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen
(AF Tracking)
Nadat u op de knop o hebt gedrukt en wordt weergegeven, richt u de camera
zo dat op het onderwerp staat waarop u wilt scherpstellen. Houd de
ontspanknop half ingedrukt totdat er een blauw kader wordt weergegeven waarin
de scherpstelling en de belichting blijven behouden (Servo AF). Druk de
ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
30
U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op de knop q drukt, doorloopt u de
beelden van het nieuwste beeld naar het
oudste.
Als u op de knop r drukt, doorloopt u de
beelden van het oudste beeld naar het
nieuwste.
Als u langer dan één seconde op de
knoppen qr drukt, worden de beelden
achter elkaar weergegeven, zodat u ze
snel kunt doorzoeken. Druk op de knop m
om terug te keren naar de enkelvoudige
weergave (p. 114).
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken.
Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl
de lens wordt ingetrokken, wordt de
camera uitgeschakeld.
Beelden bekijken
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de ontspanknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar
de opnamemodus.
31
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen qr om een beeld
weer te geven dat u wilt wissen.
Wis het beeld.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna
op de knoppen op om a te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop m.
Als [Wissen ?] wordt weergegeven op het
scherm, drukt u op de knoppen qr om
[Wissen] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op
de knoppen qr om [Stop] te selecteren.
Daarna drukt u op de knop m.
Beelden wissen
32
De camera bepaalt het onderwerp en de opnameomstandigheden en
selecteert de beste instellingen voor de compositie.
Het geluid wordt in stereo opgenomen.
Als u de camera gedurende lange tijd gebruikt, kan deze warm worden.
Dit is niet het gevolg van een storing.
Selecteer de modus A en kies
de compositie.
Voer stap 1–3 op p. 27 uit om de
compositie te kiezen.
U kunt de beschikbare opnameduur op het
scherm controleren.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Boven en onder in het scherm verschijnen
zwarte balken. Deze gedeelten kunnen
niet worden opgenomen.
U hoort één pieptoon, de camera begint
met de filmopname en op het scherm
verschijnen [ REC] en de verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de filmknop.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
Raak de microfoons niet aan tijdens de
opname.
Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de filmknop. Het geluid van
de knoppen wordt in de film opgenomen.
Films opnemen
Resterende tijd
Verstreken tijd
Microfoons
Films opnemen
33
Stop de opname.
Druk opnieuw op de filmknop.
De camera geeft twee pieptonen en stopt
met opnemen.
De opname stopt automatisch wanneer de
geheugenkaart vol is.
Opnametijd
De maximale cliplengte is ongeveer 10 minuten.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of
hoger gebruiken.
In- en uitzoomen tijdens de opname.
Als u tijdens de opname de zoomknop beweegt, zoomt u in of uit op het
onderwerp. De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen.
Als het modusschakelaar is ingesteld op A, verschijnt het pictogram
voor de ingestelde compositie (p. 184). De pictogrammen 'In beweging'
worden echter niet weergegeven. Onder bepaalde omstandigheden past
het weergegeven pictogram niet bij de werkelijke compositie.
Als u tijdens de opname de compositie wijzigt en de witbalans is niet
optimaal, drukt u op de filmknop om de opname te stoppen, en start u de
opname opnieuw (alleen als de beeldkwaliteit is ingesteld op
(p. 108)).
U kunt een film opnemen door op de filmknop te drukken, ook als de
modusschakelaar is ingesteld op 4 (p. 103).
Geheugenkaart 4GB 16GB
Opnametijd Circa 14 min. 34 sec. Circa 59 min. 40 sec.
34
U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
Druk op de knoppen qr om een film
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Speel de film af.
Druk op de knoppen op om
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
De film wordt afgespeeld.
Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
Als u op de knop
m
drukt, wordt de film
gepauzeerd en verschijnt het film-
bedieningspaneel. Druk op de knoppen
qr
om te selecteren, en druk vervolgens op
de knop
m
om het afspelen te hervatten.
Na het einde van de film verschijnt .
Films bekijken
Hoe kan ik films afspelen op een computer?
Installeer de meegeleverde software (p. 36).
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave
kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de
computercapaciteit. Gebruik de meegeleverde software om de film weer naar de
geheugenkaart te kopiëren, en speel de film daarna af op de camera. Als u de
camera aansluit op een televisie, kunt u de beelden op een groter scherm bekijken.
35
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een
andere compacte digitale camera van Canon was meegeleverd, installeert u
de software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt
overschreven.
Windows
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer.
Macintosh
Beelden downloaden naar een computer
om te bekijken
Systeemvereisten
Besturings-
systeem
Windows 7 (inclusief SP1)
Windows Vista SP2
Windows XP SP3
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd
op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core 2 Duo 2,6 GHz of hoger
(films)
RAM
Windows 7 (64 bits): 2 GB of meer
Windows 7 (32 bits), Windows Vista (64 bits, 32 bits): 1 GB of meer
(foto's), 2 GB of meer (films)
Windows XP: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
420 MB of meer*
Weergave
1.024 x 768 pixels of hoger
Besturings-
systeem
Mac OS X (v10.5–v10.6)
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd
op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Intel Processor (foto's), Core 2 Duo 2,6 GHz of hoger (films)
RAM
Mac OS X v10.6: 1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Mac OS X v10.5: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
480 MB of meer
Weergave
1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
36
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5)
gebruikt.
Plaats de cd-rom in het cd-
romstation van de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom
(Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk)
(p. 2) in het cd-romstation van de
computer.
Als de cd-rom in een Macintosh-computer
wordt geplaatst, verschijnt een
cd-rompictogram op het bureaublad.
Dubbelklik op het pictogram op de
cd-rom te openen en dubbelklik op
wanneer dit wordt weergegeven.
Installeer de software.
Voor Windows klikt u op [Easy Installation/
Eenvoudige installatie] en voor Macintosh
klikt u op [Install/Installeren]. Volg daarna
de instructies op het scherm om verder te
gaan met de installatie.
Als het scherm [User Account Control/
Beheer gebruikersaccount] wordt
weergegeven in Windows, volgt u de
instructies op het scherm om verder te
gaan.
Voltooi de installatie.
Voor Windows klikt u op [Restart/Opnieuw
opstarten] of [Finish/Voltooien] en
verwijdert u de cd-rom wanneer het
bureaublad wordt weergegeven.
Voor Macintosh klikt u op [Finish/
Voltooien] in het scherm dat wordt
weergegeven wanneer de installatie is
voltooid en verwijdert u de cd-rom
wanneer het bureaublad wordt
weergegeven.
De software installeren
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
37
Sluit de camera aan op de computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje ( ) en steek de kleinste
stekker van de meegeleverde
interfacekabel (p. 2) stevig in de
aansluiting van de camera in de
aangegeven richting ( ).
Steek de grote stekker van de
interfacekabel in de USB-poort van de
computer. Raadpleeg de handleiding van
de computer voor meer informatie over de
USB-poort van de computer.
Zet de camera aan om
CameraWindow te openen.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Voor Windows klikt u op [Downloads
Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-
camera via Canon CameraWindow
downloaden] wanneer dit op het scherm
wordt weergegeven. Wanneer er een
verbinding tot stand is gebracht tussen de
camera en de computer, wordt
CameraWindow weergegeven.
Voor Macintosh wordt CameraWindow
weergegeven als er een verbinding tot
stand is gebracht tussen de camera en de
computer.
Draag beelden over.
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-overgedragen beelden
importeren].
Beelden overdragen en weergeven
CameraWindow
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
38
Beelden worden overgedragen naar de
computer. Beelden worden gesorteerd op
datum en opgeslagen in afzonderlijke
mappen in de map Afbeeldingen.
Wanneer de beeldoverdracht is voltooid,
sluit u CameraWindow en drukt u op de
knop 1 om de camera uit te schakelen.
Koppel vervolgens de kabel los.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het bekijken van
beelden op een computer.
Als CameraWindow niet verschijnt, zelfs nadat u stap 2 voor Windows
hebt uitgevoerd, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [All Programs/
Alle programma's], gevolgd door [Canon Utilities], [CameraWindow] en
[CameraWindow].
Als CameraWindow niet verschijnt, zelfs nadat u stap 2 hebt uitgevoerd
voor Macintosh, klikt u op het pictogram CameraWindow in de taakbalk
onder aan het bureaublad.
Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow
weer te geven.
Klik op op de taakbalk.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het
programma te wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op .
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de beeldoverdrachtsfunctie
downloaden door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de
computer. Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:
- Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele
minuten duren voordat u beelden kunt downloaden.
- Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in
horizontale richting gedownload.
- Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het
downloaden naar een computer.
- Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of
beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte
besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.
- Mogelijk zijn ook enkele functies in de meegeleverde software niet
beschikbaar, zoals het bewerken van films en beeldoverdracht naar de
camera.
39
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
2
40
Overzicht van de onderdelen
Lens
Luidspreker
Zoomknop
Opnamen maken: i (telelens) /
j (groothoek) (pp. 27, 33, 53)
Afspelen: k (vergroten) / g (index)
(pp. 114, 120)
Ontspanknop (p. 26)
ON/OFF-knop (p. 21)
Microfoons (p. 32)
Lampje (pp. 55, 73, 74, 76, 165, 165)
Flitser (pp. 52, 83, 100)
Aansluiting statief
Klepje gelijkstroomkoppeling (p. 174)
Geheugenkaartsleuf/batterijklepje
(p. 18)
Overzicht van de onderdelen
41
Modusschakelaar
Met de modusschakelaar wijzigt u de opnamemodus.
Scherm (LCD-monitor) (pp. 42, 183,
186)
Filmknop (pp. 32, 103)
Modusschakelaar
HDMI™-aansluiting (p. 171)
Riembevestigingspunt (p. 13)
A/V OUT (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting (pp. 37, 142, 170)
n-knop (p. 45)
Lampje (p. 43)
1 (afspeelknop) (pp. 30, 113)
m FUNC./SET-knop (p. 44)
h (flitser) (pp. 52, 83, 100) / r-knop
l (weergave) (p. 42) / p-knop
b (belichtingscompensatie) (p. 83) /
o-knop
e (macro) (p. 90) / q-knop
U kunt opnamen maken met de beste instellingen voor de
compositie (p. 62) of u kunt zelf instellingen kiezen om
diverse soorten foto's te maken (p. 81).
U kunt de camera instellingen laten selecteren voor volledig
automatische opnamen (p. 27).
42
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop p. Zie p. 183 voor details
over de informatie die op het scherm verschijnt.
Opname-
Afspelen
Schermweergave
Heen en weer schakelen tussen weergaven
Informatieweergave Geen
informatieweergave
U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op de
knop p te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die als
eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en dan
[Terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 166).
Focuscontrole-
weergave (p. 119)
Uitgebreide
informatieweergave
Geen informatie-
weergave
Korte
informatieweergave
Lampje
43
Schermweergave in omstandigheden met weinig licht
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt het LCD-
scherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren
(nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en de
helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter
verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het
onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed
op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing tijdens afspelen
In de Uitgebreide informatieweergave (p. 42) knipperen de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
De grafiek die verschijnt in de Uitgebreide
informatieweergave (p. 186) wordt
histogram genoemd. Het histogram toont
de distributie van de helderheid van een
beeld in horizontale richting en de sterkte
van de helderheid in verticale richting.
Op deze manier kunt u de belichting
controleren.
Het lampje op de achterkant van de camera (p. 41) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
Helder
Donker
Hoog
Laag
Lampje
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt
Wanneer aangesloten op een computer (p. 37), scherm
uitgeschakeld
Knippert
Tijdens het opstarten van de camera, het opnemen/lezen/
verzenden van beeldgegevens of bij het maken van
opnamen met lange sluitertijd (p. 77)
Als het lampje groen knippert, mag u de camera niet uitschakelen, het
klepje van de geheugenkaartsleuf/batterijhouder openen, of de camera
schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of
storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
44
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen.
De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus
(pp. 190–191) of afspeelmodus (p. 196).
Open het menu FUNC.
Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren en druk op de knop m
of r.
Als u bepaalde menu-items kiest, worden
er op het scherm vervolgopties
weergegeven.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren.
U kunt ook instellingen selecteren door
op de knop n te drukken bij opties
waarbij wordt weergegeven.
Druk op de knop q om terug te gaan naar
de menu-items.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
Het opnamescherm keert terug en u ziet
de geselecteerde instelling op het LCD-
scherm.
Menu FUNC. – Basishandelingen
Menu-items
Beschikbare opties
45
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen
(1). De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de
afspeelmodus (pp. 192–196).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Beweeg de zoomknop of druk op de
knoppen qr om een tabblad te
selecteren.
Kies een item.
Druk op de knoppen op om een item
te kiezen.
Bij sommige items moet u op de knop m
of r drukken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
MENU – Basishandelingen
46
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [mute] te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
De geluidsinstellingen wijzigen
Geluiden dempen
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop p ingedrukt te
houden terwijl u de camera inschakelt.
Als u de camerageluiden dempt, wordt het geluid ook gedempt als u films
afspeelt (p. 34). Drukt u op de knop o bij het afspelen van een film, dan
wordt het geluid afgespeeld en kunt u het volume regelen met de
knoppen op.
De geluidsinstellingen wijzigen
47
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Volume]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen op om een item
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om het volume aan te
passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
Het volume aanpassen
48
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren aanpassen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [LCD
Helderheid] te selecteren.
Pas de helderheid aan.
Druk op de knoppen qr om de helderheid
aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
Druk langer dan één seconde op de
knop p.
Het scherm krijgt de maximale helderheid
(de instellingen bij [LCD Helderheid] op het
tabblad 3 worden uitgeschakeld).
Druk nogmaals langer dan één seconde
op de knop p om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
De helderheid van het scherm aanpassen
Via het menu
Via de knop p
De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm
de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
Als u de optie [LCD Helderheid] op maximaal hebt ingesteld op het
tabblad 3, kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop p.
49
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Reset alle].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Reset alle]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
De standaardinstellingen van de camera
herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
De [Datum/Tijd] (p. 22), [Taal ] (p. 23), het geregistreerde beeld voor
[opstart scherm] (p. 160), [Tijdzone] (p. 164) en [Video Systeem] (p. 170) op het
tabblad 3.
De vastgelegde gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 84).
De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent (p. 69) of Kleur Wissel (p. 70).
De opnamemodi die zijn ingesteld toen de modusschakelaar was ingesteld op
4 (p. 61).
50
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is
gemaakt.
Spaarstand tijdens opnamen maken
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet
is ingetrokken en u de ontspanknop half indrukt (p. 26), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken.
Spaarstand tijdens afspelen
De camera wordt uitgeschakeld nadat deze ongeveer 5 minuten lang niet is
gebruikt.
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen qr om de
weergavekleur aan te passen.
Druk nogmaals op m om de
klokweergave te annuleren.
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 163).
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 163).
Klokfunctie
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt
u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
51
Veelgebruikte functies
voor opnamen
In dit hoofdstuk wordt het gebruik van veelgebruikte functies uitgelegd,
zoals de zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
modus A. Wanneer u opnamen maakt in een andere modus controleert
u welke functies beschikbaar zijn in die modus (pp. 188–193).
3
52
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
Druk op de knoppen qr om !
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Na de instelling verschijnt ! op het
scherm.
Om de flitser weer aan te zetten volgt u de
bovenstaande stappen om te
selecteren.
De flitser uitschakelen
Wat als er een knipperende verschijnt?
Als u de ontspanknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar
onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, verschijnt een knipperende op het
scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen.
53
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot maximaal 32x
(bij benadering) en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om
te vergroten met de optische zoom.
Duw de zoomknop naar i.
Houd de zoomknop vast totdat het zoomen
stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert. De zoomfactor
wordt weergegeven op het scherm als u de
zoomknop loslaat.
Duw de zoomknop naar i.
De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
Zoomfactor
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom]
te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit].
Als u de optische zoom in combinatie met de digitale zoom gebruikt, zijn
de brandpuntafstanden als volgt (alle brandpuntafstanden zijn equivalent
aan 35-mm film):
28–896 mm (28–224 mm wanneer alleen de optische zoom wordt
gebruikt)
De beelden kunnen grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 59) en de
gebruikte zoomfactor.
54
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer
dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 21).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum stempel].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 4
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Datum
stempel] te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om [Datum] of
[Datum & Tijd] te selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
Na de instelling verschijnt [DATUM] op het
scherm.
Maak de opname.
De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit]
bij stap 3.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en
afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter
doet bij beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum en
tijd tweemaal worden afgedrukt.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 149) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
Gebruik de printerfuncties om af te drukken (p. 142).
55
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de
fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden
nadat de ontspanknop is ingedrukt.
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer ].
Druk op de knoppen op om ]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Na het instellen verschijnt ] op het
scherm.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
Als de zelfontspanner start, knippert het
lampje en hoort u het geluid van de
zelfontspanner.
Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en
het geluid (het lampje blijft branden terwijl
er wordt geflitst).
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de knop
n.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
bij stap 2.
De zelfontspanner gebruiken
De zelfontspanner gebruiken
56
De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de
ontspanknop is ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Selecteer [.
Voer stap 1–2 op p. 55 uit om [
te selecteren.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
[ op het scherm.
Voer stap 3 op p. 55 uit om de opname
te maken.
U kunt de vertraging (0–30 seconden) en het aantal opnamen
(1–10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
Voer stap 1–2 op p. 55 uit om $ te
selecteren en druk daarna op de knop
n.
Selecteer de instellingen.
Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Beelden] te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een waarde
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Na het instellen verschijnt $ op het
scherm.
Voer stap 3 op p. 55 uit om de opname
te maken.
Camerabeweging vermijden met
de zelfontspanner
De zelfontspanner aanpassen
De zelfontspanner gebruiken
57
Als er twee of meer opnamen zijn ingesteld, worden de instellingen voor
belichting en witbalans bij de eerste opname gemaakt. Als de flitser wordt
geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de
tussenpozen tussen de opnamen langer worden. De opname stopt
automatisch wanneer de geheugenkaart vol is.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het
lampje en het zelfontspannergeluid twee seconden voordat de sluiter
wordt ontgrendeld (het lampje blijft branden indien er wordt geflitst).
58
U kunt de breedte-hoogteverhouding van een beeld wijzigen.
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Zodra de optie is ingesteld, wordt de
verhouding van het scherm gewijzigd.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
bij stap 2.
De verhouding wijzigen
Dezelfde verhouding als hdtv’s voor de weergave op breedbeeld hdtv’s.
Dezelfde verhouding als 35-mm film voor het afdrukken van beelden op
130 x 180 mm of briefkaartformaat.
Dezelfde verhouding als het scherm van deze camera voor het afdrukken van
beelden op 90 x 130 mm tot diverse A-papierformaten.
Een vierkante verhouding.
De digitale zoom (p. 53) is alleen beschikbaar in de verhouding omdat
[Digitale Zoom] is vastgesteld op [Uit] in alle andere verhoudingen.
59
U kunt kiezen uit 4 instellingen voor de resolutie.
Selecteer de resolutie-instelling.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
bij stap 1–2.
U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal).
Selecteer de
compressieverhouding.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
bij stap 1–2.
De resolutie wijzigen (beeldgrootte)
Compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit)
Compressieverhouding wijzigen (beeldkwaliteit)
60
Waarden voor resolutie en compressieverhouding
(bij benadering) (voor een verhouding van 4:3)
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op een verhouding van 4:3. Als u de verhouding
wijzigt (p. 58), kunnen er meer opnamen worden gemaakt omdat de gegevensgrootte
per opname kleiner is dan bij opnamen van 4:3. Aangezien opnamen van 16:9
echter een instelling van 1920 x 1080 pixels hebben, wordt de gegevensgrootte hiervan
hoger dan opnamen van 4:3.
Geschatte waarden voor het papierformaat (voor een
verhouding van 4:3)
Voor het verzenden van foto’s als
e-mailbijlage.
Resolutie
Compressie-
verhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschat aantal kB)
Aantal opnamen
per geheugenkaart
(bij benadering)
4GB 16 GB
(Groot) 3.084 1231 5042
12M/4000x3000 1.474 2514 10295
(Medium 1) 1.620 2320 9503
6M/2816x2112 780 4641 19007
(Medium 2) 558 6352 26010
2M/1600x1200 278 12069 49420
(Klein) 150 20116 82367
0.3M/640x480 84 30174 123550
A2 (420 x 594 mm)
A3–A5 (297 x 420–
148 x 210 mm)
130 x 180 mm
Briefkaartformaat
90 x 130 mm
61
Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u effecten toevoegt en opnamen
maakt in diverse omstandigheden.
4
62
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer de modus 4.
Stel de modusschakelaar in op 4.
Kies een opnamemodus.
Druk eerst op de knop
m
en vervolgens
op de knoppen op om
G
te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Druk op de knoppen op om een
opnamemodus te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
V Foto's maken van kinderen of
dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
Loop bij een maximale groothoekinstelling
ongeveer 1 m of meer weg van uw
onderwerp. Loop bij een maximale
telelens ongeveer 3 m of meer weg van uw
onderwerp en maak de opname.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
Opnamen maken in diverse omstandigheden
63
Opnamen bij nacht zonder statief
maken (Nachtscene handm)
Hiermee kunt u mooie foto's maken van
nachtelijke stadsgezichten door het
combineren van verschillende continu-
opnamen om camerabewegingen en ruis
te verminderen.
Bij gebruik van een statief maakt u
opnamen in de modus A (p. 27).
Opnamen maken bij weinig licht
(Donkere omgeving)
Hiermee kunt u opnamen maken in een
donkere omgeving, met gereduceerde
camerabewegingen en onscherpe
weergave.
w Op het strand (Strand)
Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
OFoto's maken van flora (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
P In de sneeuw (Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
64
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in
levendige kleuren.
Houd de camera in de modus stevig vast tijdens het maken van
opnamen, omdat er meerdere foto’s na elkaar worden genomen.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera
niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden.
Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een
statief (p. 167).
In de modus V of kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-
waarde (p. 85) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te
passen.
Als de camera te veel beweegt bij de opnamen in de modus kunnen
de foto’s, afhankelijk van de opnameomstandigheden, mogelijk niet
worden gecombineerd of ontstaat wellicht niet het verwachte resultaat.
In de modus wordt een resolutie ingesteld van
(1984 x 1488 pixels).
65
U kunt diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
Kies een opnamemodus.
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om een
opnamemodus te selecteren.
Maak de opname.
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
Hiermee maakt u foto's in levendige,
intense kleuren.
Foto's maken met postereffect
(Poster-effect)
Hiermee maakt u foto's die lijken op oude
posters of illustraties.
Effecten toevoegen en opnamen maken
Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen in de
modi , , , en kunt u het best eerst enkele proefopnamen
maken.
Effecten toevoegen en opnamen maken
66
U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om
te selecteren.
Kies een effectniveau.
Als u op de knop
p
drukt, wordt
[Effectniveau] weergegeven op het scherm.
Druk op de knoppen qr om een
effectniveau te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
U kunt het effect op het scherm controleren.
Maak de opname.
De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect
van een miniatuurmodel krijgt.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om
te selecteren.
Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop p.
Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen en druk op de
knoppen op om de kaderpositie te
wijzigen. Druk vervolgens op de knop m.
Opnamen maken met het effect van een
visooglens (Fisheye-effect)
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Effecten toevoegen en opnamen maken
67
Maak de opname.
Met dit effect worden de hoeken van het beeld donkerder en vager gemaakt
en wordt de algehele kleur aangepast zodat het lijkt alsof het beeld is
gemaakt met een speelgoedcamera.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om
te selecteren.
Selecteer een tint.
Druk op de knop p.
[Kleurtoon] wordt weergegeven op het
scherm.
Druk op de knoppen qr om een kleurtoon
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
U kunt de kleurtoon op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Als u bij stap 2 op de knoppen qr drukt, schakelt u naar de verticale
richting van het kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen
wijzigen door nogmaals op de knoppen qr te drukken. Druk op de
knoppen op om de richting van het kader weer horizontaal te zetten.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Zorg ervoor dat u (afspeelsnelheid) instelt voordat u een film met
miniatuureffect maakt (p. 105).
Opnamen maken met een speels effect
(Speels effect)
Standaard Het lijkt net of beelden zijn gemaakt met een speelgoedcamera.
Warm Geeft beelden een warmere tint dan [Standaard].
Koel Geeft beelden een koelere tint dan [Standaard].
Effecten toevoegen en opnamen maken
68
U kunt opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om
te selecteren.
Selecteer een tint.
Druk op de knop p.
[Kleurtoon] wordt weergegeven op het
scherm.
Druk op de knoppen qr om een kleurtoon
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
U kunt de kleurtoon op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Opnamen maken in monochroom
Zwart/wit Hiermee maakt u zwart-witfoto's.
Sepia Hiermee maakt u sepiakleurige foto’s.
Blauw Hiermee kunt u zwart-witbeelden maken.
Effecten toevoegen en opnamen maken
69
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om T
te selecteren.
Druk op de knop p.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
Kleur Accent worden afwisselend
weergegeven.
De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het is
gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Druk op de knoppen op om het
gewenste kleurengamma te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op m om de instelling te voltooien en
terug te keren naar het opnamescherm.
Opnamen maken met Kleur Accent
Opgenomen kleur
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins grof worden
of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Effecten toevoegen en opnamen maken
70
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om Y
te selecteren.
Druk op de knop p.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden afwisselend
weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
Plaats het middelste kader zo dat het is
gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het is
gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop r.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Opnamen maken met Kleur Wissel
Effecten toevoegen en opnamen maken
71
Geef het kleurengamma op dat
u wilt wisselen.
Druk op de knoppen op om het
kleurengamma aan te passen dat u wilt
wisselen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op m om de instelling te voltooien en
terug te keren naar het opnamescherm.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins grof worden
of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
72
U kunt een korte film van een dag maken door foto's te maken.
Elke keer dat u een foto maakt, wordt de compositie net voordat u de opname
maakt, opgenomen als een films. Alle films die op die dag worden
opgenomen, worden opgeslagen als één bestand.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om
te selecteren.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om de
opname te maken.
Een film van 2 - 4 seconden wordt gemaakt
net voordat de foto wordt gemaakt.
Automatisch korte films maken
(Filmsynopsis)
Wat als er geen film wordt opgenomen?
Als u een foto maakt net nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus
hebt geselecteerd of de camera op andere wijze bedient, wordt de film mogelijk
niet opgenomen.
Films weergeven die zijn gemaakt met filmsynopsis
U kunt films die zijn gemaakt in de modus selecteren op datum om weer te
geven (p. 115).
Aangezien u ook films maakt wanneer u foto's maakt, raakt de batterij
sneller leeg dan in de modus A.
De beeldkwaliteit wordt vastgezet op voor films die worden gemaakt
in de modus .
In de volgende gevallen wordt films opgeslagen als aparte bestanden
zelfs als ze op dezelfde dag zijn gemaakt met de modus .
- Als het clipbestand 4 GB groot is of er ongeveer 1 uur lang is opgenomen
- Als de film beveiligd is (p. 124)
- Als de tijdzone is gewijzigd (p. 164)
- Als een nieuwe map wordt gemaakt (p. 162)
Als u de camera bedient terwijl er een film wordt opgenomen, worden de
geluiden van de camera opgenomen in de film.
De camera speelt geen geluid af, zoals wanneer u de sluitknop half
indrukt, als u de bedieningselementen of de zelftimer gebruikt (p. 158).
73
De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd,
ook zonder dat u op de ontspanknop drukt.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om te
selecteren en druk daarna op de knop p.
Druk op de knoppen qr om
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
Richt de camera op een persoon.
Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een foto gemaakt.
Druk op de knop q om de lachdetectie te
pauzeren. Druk nogmaals op de knop q
om de lachdetectie te hervatten.
Een gezicht detecteren en opnemen
(Smart Shutter)
Een glimlach detecteren en opnemen
Wat als een glimlach niet wordt gedetecteerd?
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht
en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.
Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
U kunt ook foto’s maken door gewoon de ontspanknop in te drukken.
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
74
Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop volledig in.
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt
gedetecteerd.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om te
selecteren en druk daarna op de knop p.
Druk op de knoppen qr om
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Kies de compositie en druk de
ontspanknop half in.
Controleer of er een groen kader verschijnt
rondom het gezicht van de persoon die zal
knipogen.
Druk de ontspanknop helemaal in.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Glimlach voor foto].
Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer
twee seconden nadat een knipoog is
gedetecteerd van de persoon binnen het
kader.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de knop
n.
De knipoogdetectie gebruiken
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
75
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw
gezicht wordt gedetecteerd (p. 92). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto
te maken waar de fotograaf zelf ook op staat.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om te
selecteren en druk daarna op de knop p.
Druk op de knoppen qr om
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Kies de compositie en druk de
ontspanknop half in.
Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en of de
andere gezichten wit omkaderd zijn.
Wat als een knipoog niet wordt gedetecteerd?
Knipoog langzaam.
Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren of
een hoed, of als diegene een bril draagt.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.
Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook gedetecteerd als een
knipoog.
Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer
15 seconden ontgrendeld.
Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de
ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat een
persoon in de compositie komt en knipoogt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
76
Druk de ontspanknop helemaal in.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
Als de camera een nieuw gezicht
detecteert, worden het geknipper en het
geluid van de zelfontspanner versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en ongeveer twee seconden later
wordt de sluiter ontgrendeld.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de knop
n.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
77
U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met een
lange sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief
bevestigen zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp
kan worden.
Selecteer N.
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om N
te selecteren.
Selecteer de sluitertijd.
Druk op de knop o.
Druk op de knoppen qr om de sluitertijd
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Bevestig de belichting.
Als u de ontspanknop half indrukt,
verschijnt de belichting voor de
geselecteerde sluitertijd op het scherm.
Maak de opname.
Opnamen met lange sluitertijd maken
De helderheid van het opgenomen beeld kan afwijken van de helderheid
van het scherm bij stap 3 toen de ontspanknop half werd ingedrukt.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden
bewerkt om ruis te verminderen na het maken van de opname. Hiervoor
is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten
voordat u de volgende opname kunt maken.
Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 167).
Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt, stelt
u de flitser in op ! en maakt u een opname.
78
U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer
8,7 beelden/seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om
te selecteren.
Maak de opname.
Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
Aangezien elke set met doorlopende beelden één groep wordt, wordt alleen
het eerste beeld weergegeven dat is opgenomen in de groep. Om aan te
geven dat het beeld onderdeel is van een groep, wordt weergegeven
in de linkerbovenhoek van het scherm.
Snel na elkaar continu-opnamen maken
(Snel na elkaar)
Er wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels).
De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste opname.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, camera-instellingen en de
zoompositie kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van
opnamen of daalt de opnamesnelheid.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.
Beelden weergeven tijdens het afspelen
Als u een gegroepeerd beeld wist (p. 128), worden alle beelden in de groep
ook gewist. Let dus goed op bij deze bewerking.
U kunt beelden individueel afspelen (p. 121) en de groepering annuleren
(p. 122).
Als u een gegroepeerd beeld beveiligt (p. 124), worden alle beelden in de
groep beveiligd.
Als u gegroepeerde beelden afspeelt met gefilterd afspelen (p. 115) of
Smart Shuffle (p. 123), wordt groeperen tijdelijk geannuleerd en worden
beelden individueel afgespeeld.
U kunt gegroepeerde beelden niet markeren als favoriet (p. 130),
bewerken (pp. 135–140), categoriseren (p. 132), afdrukken (p. 142), of
afdrukinstelingen (p. 151) of fotoboekinstellingen (p. 154) op de beelden
toepassen.
Speel gegroepeerde beelden individueel af (p. 121) of annuleer de
groepering (p. 122) voordat u de bovenstaande bewerkingen probeert.
79
De camera maakt vijf doorlopende opnamen, detecteert vervolgens
verschillende aspecten van de opname, zoals gezichtsuitdrukkingen en slaat
slechts één beeld op dat als beste uit de bus komt.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om
te selecteren.
Maak de opname.
De camera maakt vijf continu-opnamen
wanneer de ontspanknop helemaal wordt
ingedrukt. Er wordt slechts één foto
opgeslagen.
De beste gezichtsuitdrukkingen
vastleggen (Beste beeld selecteren)
Er wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels).
De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste
opname.
Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de
opnameomstandigheden.
80
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die
u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen
tot één panoramisch beeld.
Selecteer x of v.
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om x of v
te selecteren.
Maak de eerste opname.
De belichting en witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Maak de volgende opnamen.
Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens het
samenvoegen van de opnamen.
U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde
manier.
Voltooi de opname.
Druk op de knop m.
Voeg de beelden samen op een
computer.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen
van beelden.
Opnamen maken met Stitch Hulp
Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 171).
81
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4 en dat de camera in de modus G is gezet.
G staat voor 'programma automatische belichting'.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 188–193).
5
82
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan
uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Het focusbereik is ongeveer 5 cm–oneindig met een maximale
groothoekinstelling (j), en ongeveer 1 m–oneindig met een maximale
telelens (i).
Selecteer de modus G.
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om G
te selecteren.
Pas de instellingen naar wens aan
(pp. 83–102).
Maak de opname.
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de ontspanknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan
worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
De flitser inschakelen (p. 83)
Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 85)
83
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Selecteer de
belichtingscompensatiemodus.
Druk op de knop o.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm, druk op de knoppen
qr om de helderheid aan te passen en
druk vervolgens op de knop m.
De belichtingscompensatie verschijnt op
het scherm.
U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt.
De werkzame flitsafstand is ongeveer 50 cm–4,0 m met een maximale
groothoekinstelling (j), en ongeveer 50 cm–2,0 m met een maximale
telelens (i).
Selecteer h.
Druk eerst op de knop r en gebruik
daarna de knoppen qr om h
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
h op het scherm.
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)
De flitser inschakelen
84
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie. Zorg
dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar is op
de opnamelocatie.
Selecteer bij stap 2 hierboven.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met
een vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop n.
De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De witbalans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.
Bewolkt Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht
Voor opnamen bij lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat
bestaat uit 3 golflengten.
TL licht
Voor opnamen bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht
dat bestaat uit 3 golflengten.
TL licht H
Voor opnamen bij daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit
3 golflengten.
Custom Voor het handmatig instellen van een aangepaste witbalans.
Aangepaste witbalans
De ISO-waarde wijzigen
85
Selecteer de ISO-waarde.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de
opnamemodus en –omstandigheden.
Laag
Hoog
Voor opnamen buitenshuis bij mooie
weersomstandigheden.
Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering.
Voor opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker.
De ISO-waarde wijzigen
Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
grof lijken.
Als de camera is ingesteld op , kunt u de ontspanknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
86
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van
opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het
gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken
van de opname automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het
scherper wordt.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Auto]
te selecteren.
Na de instelling verschijnt @ op het
scherm.
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 139).
87
U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer
3,5 beelden/seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt.
Selecteer een transportmodus.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om W
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Na de instelling verschijnt W op het
scherm.
Maak de opname.
Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
Continu-opnamen maken
Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (p. 55).
De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 63).
Voor continu-opnamen zijn de scherpstelling en de belichting
vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, camera-instellingen en de
zoompositie kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van
opnamen of daalt de opnamesnelheid.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.
Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.
88
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto bijvoorbeeld wijzigen in
sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors)
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor een levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Hiermee maakt u een beeld sepiakleurig.
Zwart/wit Hiermee maakt u beelden in zwart-wit.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig
Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense,
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, kleurverzadiging,
enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 89).
U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 84).
In en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van
de huidskleur.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
89
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood,
groen, blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op
5 verschillende niveaus.
Voer stap 2 op p. 88 uit om te
selecteren en druk daarna op de knop
n.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr om een waarde te
selecteren.
Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of donkerder
(huidtint) het effect wordt, en hoe meer
deze waarde naar links ligt, hoe zwakker
of lichter (huidtint) het effect wordt.
Druk op de knop n om de instelling
te voltooien.
Custom Kleur
90
Als u de camera instelt op e, wordt er alleen scherpgesteld op onderwerpen
die dichtbij zijn. Het scherpstelbereik is ongeveer 1–50 cm vanaf het uiteinde
van de lens met een maximale groothoekinstelling (j).
Selecteer e.
Druk eerst op de knop q en druk daarna
op de knoppen qr om e te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Na de instelling verschijnt e op het
scherm.
Als u de camera instelt op u, wordt er alleen scherpgesteld op onderwerpen
die veraf zijn. Stel de camera in op u om beter scherp te stellen op
onderwerpen die ver weg zijn (3 m of meer van de camera verwijderd).
Selecteer u.
Druk eerst op de knop q en gebruik
daarna de knoppen qr om u
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Na de instelling verschijnt u op het
scherm.
Close-ups maken (macro)
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met [, zodat
de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 56).
e wordt grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk, en er wordt
niet scherpgesteld.
Objecten op grote afstand fotograferen
(Oneindig)
Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig)
91
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met 1,5x of 2,0x.
Hierdoor wordt een hoger sluitertijd mogelijk en is er minder kans op
cameratrillingen dan de zoom (inclusief digitale zoom) die alleen wordt
gebruikt met dezelfde zoomfactor.
Selecteer [Digitale Zoom].
Druk op de knop n en selecteer
[Digitale Zoom] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om een
optie te selecteren.
Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
De Digitale Tele-converter gebruiken
De respectieve brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x]
zijn 42,0–336 mm en 56,0–448 mm (equivalent van 35mm-film).
De beelden kunnen grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 59)
van of en de gebruikte zoomfactor.
U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken (p. 53).
U kunt de Digitale Tele-converter alleen gebruiken met de Aspect Ratio
4:3.
De sluitertijd kan gelijk zijn bij de maximale telelens i, en wanneer is
ingezoomd op het onderwerp met step 2 op p. 53.
92
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van
de opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk op de knop n en selecteer
[AF Frame] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr om
een optie te selecteren.
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, de
belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.
Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
De modus AF Frame wijzigen
Gezichts-AiAf
Als er geen gezicht wordt herkend of er alleen grijze kaders (geen wit
kader) worden weergegeven, verschijnen er maximaal 9 groene kaders
in de gebieden waar de camera op scherpstelt wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd wanneer [Servo AF] (p. 97) is
ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het midden van het scherm
als u de ontspanknop half indrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
- onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij;
- onderwerpen die donker of licht zijn;
- gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
De modus AF Frame wijzigen
93
U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen, en
vervolgens de opname maken (p. 94).
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt
scherpstellen op een bepaald punt.
De compositie van de opname wijzigen met de
focusvergrendeling
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de
ontspanknop half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de
opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld, en druk de
ontspanknop half in.
Controleer of het AF-kader op het
onderwerp groen is.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de ontspanknop half in en beweeg de
camera om een nieuwe compositie te
maken voor de opname.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in.
AF Tracking
Centrum
U kunt het AF-kader kleiner maken
Druk op de knop n en selecteer [AF kader afm.] op het tabblad 4.
Selecteer vervolgens [Klein].
Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 53)
of de Digitale Tele-converter (p. 91) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt .
94
U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen, en
vervolgens de opname maken.
Selecteer [AF Tracking].
Druk op de knop n om [AF Frame]
te selecteren op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [AF Tracking] te selecteren.
verschijnt in het midden van het scherm.
Selecteer het onderwerp waarop
u wilt scherpstellen.
Richt de camera zo dat op het
onderwerp staat waarop u wilt
scherpstellen en druk op de knop q.
De camera piept en verschijnt zodra
er een onderwerp is gedetecteerd.
De camera blijft het onderwerp binnen een
bepaald bereik volgen, zelfs als het
onderwerp beweegt.
Als het onderwerp niet door de camera wordt
gedetecteerd, verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop q als u het
volgen wilt annuleren.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in. verandert
in een blauw dat het onderwerp volgt
terwijl de scherpstelling en de belichting
worden aangepast (Servo AF) (p. 97).
Druk de ontspanknop helemaal in om de
opname te maken.
Zelfs nadat de opname is gemaakt,
verschijnt en blijft de camera het
onderwerp volgen.
Het onderwerp selecteren waarop u wilt
scherpstellen (AF Tracking)
Het autofocuskader vergroten
95
Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de
scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop n om [AF-Punt
Zoom] te selecteren op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr om
[Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de ontspanknop half in.
In [Gezichts-AiAf] (p. 92) wordt het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
vergroot weergegeven.
In [Centrum] (p. 93) wordt de inhoud van
het centrale AF-kader vergroot
weergegeven.
De camera detecteert een onderwerp, zelfs wanneer u de ontspanknop
half ingedrukt houdt zonder op de knop q te drukken. Nadat de opname
is gemaakt, verschijnt in het midden van het scherm.
[Servo AF] (p. 97) is ingesteld op [Aan].
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is, te
snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond
te gering is.
Niet beschikbaar in de modus e of u.
Het autofocuskader vergroten
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAf] als er geen gezicht
wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In
[Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 53) of de
Digitale Tele-converter (p. 91), AF Tracking (p. 94), Servo AF (p. 97) of een
tv als scherm gebruikt (p. 171).
96
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de ontspanknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de ontspanknop half ingedrukt en
druk op de knop q.
De scherpstelling wordt vergrendeld en
% verschijnt op het scherm.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt
de scherpstelling ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met AF-vergrendeling
97
Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr om
[Aan] te selecteren.
Stel scherp.
De scherpstelling en belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt.
Opnamen maken met Servo AF
In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet
blauw, ook niet als u de ontspanknop half indrukt. U kunt in dat geval de
scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de
sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger
van de ontspanknop en druk deze opnieuw half in.
In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling.
De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in de
modus Servo AF.
De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (p. 55).
98
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van
achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader)
in het midden van het scherm.
99
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling en
belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor 'Auto
Exposure' (automatische belichting).
Selecteer ! (p. 52).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt.
Als
&
verschijnt, is de belichting vergrendeld.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt & en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Net als met de AE-vergrendeling kunt u de belichting vergrendelen voor het maken
van opnamen met de flitser. FE staat voor 'Flash Exposure' (flitsbelichting).
Selecteer h (p. 83).
Vergrendel de flitsbelichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt.
De flitser gaat af en wanneer
(
verschijnt,
wordt de flitsuitvoer vastgehouden.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt ( en wordt
de flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
100
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de
camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond die
niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Selecteer Z.
Druk eerst op de knop r en druk daarna
op de knoppen qr om Z te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Z op het scherm.
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de ontspanknop stopt.
Opnamen maken met Slow sync
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus]
in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 167).
101
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn
gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop n om [Flits
Instellingen] te selecteren op het tabblad
4. Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen op om [Rode-Ogen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
R op het scherm.
Rode-ogencorrectie
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan
rode ogen. Bijvoorbeeld als rode make-up rond de ogen is gebruikt.
U kunt opgeslagen beelden ook corrigeren (p. 140).
Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt
en vervolgens op de knop n.
102
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht
hebben, wordt op het scherm weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
Druk op de knop n om
[Knipperdetectie] te selecteren op het
tabblad 4. Druk daarna op de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
Als een persoon met gesloten ogen wordt
gedetecteerd, verschijnen een kader en
op het scherm.
Controleren op gesloten ogen
Deze functie is alleen beschikbaar voor de laatst gemaakte opname
indien het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer in de modus
of $.
Niet beschikbaar in de modus W.
103
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten 'Films
opnemen' en 'Films bekijken' in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe
u diverse functies gebruikt voor het opnemen en bekijken van films.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld
op 4.
Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het afspelen en bewerken
van films. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop 1 hebt gedrukt om
de afspeelmodus te activeren.
6
104
Net als bij het maken van foto´s kunt u, terwijl u films opneemt, de camera de beste
instellingen voor de compositie laten selecteren of diverse effecten toevoegen.
Kies een opnamemodus.
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om een
opnamemodus te selecteren.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Afhankelijk van de opnamemodus of
kwaliteit van de filmbeelden (p. 108) die
u selecteert, kunnen boven en onder in
het scherm zwarte balken verschijnen.
Deze gebieden worden niet vastgelegd bij
de opname.
Druk nogmaals op de filmknop om de
opname te stoppen.
Andere opnamemodi
U kunt de volgende soorten films opnemen in de modi en .
Verschillende soorten films opnemen
I Portret p. 62 Y Kleur Wissel p. 70
Miniatuureffect p. 105 w Strand p. 63
Monochroom p. 68 O Flora p. 63
Extra levendig p. 65 P Sneeuw p. 63
Poster-effect p. 65 t Vuurwerk p. 64
T Kleur Accent p. 69
iFrame-film
Maakt filmopnamen die kunnen worden bewerkt met software*
2
of apparatuur die met iFrame*
1
compatibel is. Er wordt een
resolutie ingesteld van (p. 108).
Super slow-
motion film
Maakt opnamen van snel bewegende objecten en speelt deze af
in slow motion (p. 106).
*1 Type video dat door Apple wordt aanbevolen.
*2 Met de meegeleverde software kunt u iFrame-films snel bewerken en opslaan.
U kunt ook films opnemen in andere opnamemodi door op de filmknop te
drukken.
Bepaalde instellingen die zijn gemaakt in het menu FUNC. en de
opnamemenu's, worden automatisch gewijzigd naar instellingen voor
filmopnamen.
Zelfs in de modus of kunt u foto's maken wanneer u op de
ontspanknop drukt. Maar dit is niet mogelijk terwijl u een film opneemt.
105
U kunt films opnemen die op een bewegend miniatuurmodel lijken. U maakt
het miniatuurmodeleffect door de bovenste en onderste delen van de
opname te selecteren die onscherp worden gemaakt. Ook selecteert u de
afspeelsnelheid zodat mensen en objecten in de opname snel bewegen
tijdens het afspelen. Er wordt geen audio opgenomen.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om
te selecteren.
Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop p.
Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen en druk op de
knoppen op om de kaderpositie
te wijzigen.
Selecteer een afspeelsnelheid.
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr om een
afspeelsnelheid te selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om de
opname te stoppen.
Afspeelsnelheden en geschatte afspeeltijden (voor clips
van 1 minuut)
Films opnemen die op een
miniatuurmodel lijken (Miniatuureffect)
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
Super slow-motion films opnemen
106
U kunt een opname maken van snel bewegende objecten en deze afspelen
in slow motion. Er wordt geen audio opgenomen.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 62 uit om te
selecteren.
Selecteer het aantal beelden.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en druk op de knop m.
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op
het scherm.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
De balk die de opnametijd weergeeft,
verschijnt. De maximale cliplengte is
ongeveer 30 sec.
Druk nogmaals op de filmknop om de
opname te stoppen.
De beeldkwaliteit wordt ingesteld op wanneer een verhouding van
is geselecteerd, en op wanneer een verhouding van is
geselecteerd (p. 58).
Als u bij stap 2 op de knoppen qr drukt, schakelt u naar de verticale
richting van het kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen
wijzigen door nogmaals op de knoppen qr te drukken. Druk op de
knoppen op om de richting van het kader weer horizontaal te zetten.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Super slow-motion films opnemen
Super slow-motion films opnemen
107
Aantallen beelden en afspeeltijden (voor clips van 30 sec.)
Aantal beelden Afspeeltijd
240 fps Circa 4 min.
120 fps Circa 2 min.
Super slow-motion films bekijken
De film wordt afgespeeld in slow motion wanneer u stap 1 tot en met 3 volgt op
p. 34.
U kunt de afspeelsnelheid van films opgenomen in de modus wijzigen met
de meegeleverde software. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
De resolutie wordt ingesteld op (320 x 240 pixels) wanneer
u opnamen maakt in de modus , en op in de modus .
Tijdens het opnemen werkt de zoomknop niet.
De scherpstelling, belichting en witbalans worden ingesteld wanneer
u op de filmknop drukt.
108
U kunt kiezen uit 3 verschillende instellingen voor de beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor de
beeldkwaliteit.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op
het scherm.
Beeldkwaliteit en opnametijd per geheugenkaart
*1 Circa 13 min. 35 sec. voor iFrame-films (p. 104).
*2 Circa 55 min. 38 sec. voor iFrame-films (p. 104).
Volgens de testnormen van Canon.
Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er
ongeveer 10 minuten lang is opgenomen in of , of ongeveer 1 uur in .
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of
hoger gebruiken.
Beeldkwaliteit wijzigen
Beeld-
kwaliteit
Resolutie,
aantal beelden
Beschrijving
Capaciteit geheugenkaart
4GB 16 GB
1920 x 1080 pixels,
24 beelden/sec.
Voor het maken
van films in Full-HD.
Circa
14 min. 34 sec.
Circa
59 min. 40 sec.
1280 x 720 pixels,
30 beelden/sec.
Voor filmopnamen
van HD-kwaliteit.
Circa
20 min.
43 sec.*
1
Circa
1 uur 24 min.
54 sec.*
2
640 x 480 pixels,
30 beelden/sec.
Voor filmopnamen
van SD-kwaliteit.
Circa
43 min. 43 sec.
Circa
2 uur 59 min.
3sec.
In en verschijnen zwarte balken boven en onder in het scherm.
Deze gedeelten kunnen niet worden opgenomen.
109
Het windfilter onderdrukt lawaai als er harde wind is. Er kan echter een
onnatuurlijk geluid klinken als het windfilter wordt gebruikt voor opnamen
waarbij geen wind aanwezig is.
Druk op de knop n om [Wind Filter]
te selecteren op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr om
[Aan] te selecteren.
Het windfilter gebruiken
110
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. Maar afhankelijk van de opnamemodus zijn instellingen mogelijk niet
beschikbaar of werken niet.
Nader inzoomen op het onderwerp
Het geluid van zoombewerkingen wordt opgenomen.
De zelfontspanner gebruiken (p. 55)
U kunt niet het aantal opnamen instellen.
De helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie) (p. 83)
Voer stap 2 op p. 83 uit om te drukken op de knop m en daarna op de filmknop.
De witbalans aanpassen (p. 84)
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 88)
Close-ups maken (macro) (p. 90)
Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) (p. 90)
Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 96)
Opnamen maken met de AE-vergrendeling (p. 99)
Opnamen maken via een tv (p. 171)
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 165)
Raster weergeven (p. 166)
Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 167)
U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit].
Overige opnamefuncties
111
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden.
Selecteer *.
Voer stap 1–3 op p. 34 uit om *
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen op en selecteer
of .
Als u op de knoppen qr drukt om te
verplaatsen, verschijnt op punten waar
de film kan worden bewerkt. Als u
selecteert, kunt u het begin van de film
bijsnijden vanaf . Als u selecteert,
kunt u het einde van de film bijsnijden
vanaf .
Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen
het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de linkerzijde bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd. Alleen het
gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan
de rechterzijde wordt bijgesneden
wanneer wordt geselecteerd.
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen op om
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m. De bewerkte film wordt
afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
Bewerken
Bewerkingsbalk
Filmbewerkingspaneel
Bewerken
112
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt
uop op en selecteert u . Druk eerst
op de knop m en daarna op de knoppen
qr om [OK] te selecteren. Druk
vervolgens nogmaals op de knop m.
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen op om
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Druk op de knoppen qr om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt, zijn de bewerkte films
mogelijk niet opgeslagen.
Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of
een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 203).
113
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de
camera bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn
gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (pp. 136–140) kan niet worden gebruikt als er niet
voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
7
114
U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer
te geven.
Duw de zoomknop naar g.
De beelden worden weergegeven in een
index.
Het aantal beelden neemt toe elke keer
wanneer u de zoomknop naar g duwt.
Het aantal beelden neemt af elke keer
wanneer u de zoomknop naar k duwt.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om een
beeld te selecteren.
Er wordt een oranje kader weergegeven
om het geselecteerde beeld.
Druk op de knop m om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Als u langer dan één seconde op de knoppen qr drukt, worden de beelden
achter elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook
vooruitspringen op basis van de opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
Als u op de camera de enkelvoudige
weergave instelt en langer dan één
seconde op de knoppen qr drukt, worden
beelden weergegeven zoals links is
aangegeven. Druk op de knoppen qr
om een beeld te selecteren.
Druk op de knop m om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Druk tijdens het bladeren op de knoppen
op om naar beelden te zoeken op basis
van de opnamedatum.
Snel naar beelden zoeken
Naar beelden zoeken in de Indexweergave
Naar beelden zoeken door te bladeren
Beelden bekijken met gefilterd afspelen
115
U kunt films die zijn gemaakt in de modus selecteren op datum om weer
te geven (p. 72).
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een filmdatum.
Druk op de knoppen op.
Speel de film af.
Druk op de knop m.
De film wordt afgespeeld.
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken
met een opgegeven filter. U kunt ook beelden tegelijk beveiligen (p. 124) of
wissen (p. 128) terwijl ze worden gefilterd.
Selecteer s.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op om s te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop m.
Selecteer een filter.
Druk op de knoppen op om ene filter
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert u
[Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit].
Films weergeven die zijn gemaakt met
filmsynopsis
Beelden bekijken met gefilterd afspelen
Beelden bekijken met gefilterd afspelen
116
Bekijk de gefilterde beelden.
Druk op de knoppen op om een filter
voor afspelen te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m (behalve
voor ).
Gefilterd afspelen wordt gestart en er
wordt een geel kader weergegeven.
Als u op de knoppen qr drukt, worden
alleen de geselecteerde doelbeelden
weergegeven.
Als u bij stap 2 selecteert, wordt
gefilterd afspelen geannuleerd.
Zoekfilters
Favorieten
Geeft de beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet
(p. 130).
Opnamedatum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn
opgenomen.
My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 132).
Foto/film Geeft foto's of films of films opgenomen in de modus weer.
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd.
Gefilterd afspelen
In gefilterd afspelen (stap 3) kunt u gefilterde beelden bekijken met 'Snel naar
beelden zoeken' (p. 114) 'Diavoorstellingen bekijken' (p. 117) en 'Beelden
vergroten' (p. 120). U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de
bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 124), 'Beelden wissen' (p. 128), 'Beelden
selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 149) of 'Beelden selecteren voor een
fotoboek' (p. 154) als u alle gefilterde beelden selecteert.
Als u echter een andere categorie kiest (p. 132) of een beeld bewerkt en opslaat
als een nieuw beeld (p. 136), wordt er een bericht weergegeven en wordt gefilterd
afspelen geannuleerd.
;
117
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u automatisch
afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer ..
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om . te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een overgangseffect.
Druk op de knoppen op om een effect
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld..] op het scherm
verschijnt.
In gefilterd afspelen (p. 115) worden alleen
beelden afgespeeld die overeenkomen
met een filter.
U kunt de diavoorstelling onderbreken of
opnieuw starten door nogmaals op de
knop m te drukken.
Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
Diavoorstellingen bekijken
Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt, verandert het beeld.
Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller door de beelden
bladeren.
De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 50).
Diavoorstellingen bekijken
118
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt
overgangseffecten en de weergavetijd van diabeelden wijzigen. U kunt
kiezen uit zes overgangseffecten voor het wisselen van beelden.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop n, selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op om een item
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om de instelling aan te
passen.
Als u [Start] selecteert en op de knop m
drukt, wordt de diavoorstelling volgens uw
instellingen gestart.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Instellingen wijzigen
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
119
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevindt om de focus te controleren.
Druk op de knop p om naar de
focuscontroleweergave te gaan
(p. 42).
Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader zich bevond toen de focus werd
ingesteld.
Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
Het scherm links wordt weergegeven.
Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere
kaders worden weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau of
de locatie.
Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
De focus controleren
De focuscontroleweergave is niet beschikbaar voor films.
120
Duw de zoomknop naar k.
De schermweergave zoomt in op het
beeld. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een
maximale factor van circa 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden om
terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
Wanneer op het scherm wordt
weergegeven, drukt u op de knop m om
over te schakelen naar . Druk op de
knoppen qr om tussen de ingezoomde
beelden te schakelen. Druk nogmaals op
de knop m om terug te keren naar de
oorspronkelijke instelling.
Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
Druk in de vergrote weergave op de knop n om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Films kunnen niet worden vergroot.
121
Gegroepeerde beelden die in de modus zijn gemaakt (p. 78) kunnen ook
afzonderlijk worden weergegeven.
Selecteer een beeldgroep.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren dat weergeeft.
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Elk beeld in de groep weergeven.
Als u op de knoppen qr drukt, worden
alleen de beelden in de groep
weergegeven.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop m
om het afspelen van de groep te
annuleren.
Elk beeld in een groep weergeven
Groep afspelen
Bij Groep afspelen (stap 3) kunt u de functies van het menu FUNC. gebruiken
wanneer u op de knop m drukt, en kunt u beelden zoeken (p. 114) en vergroten
(p. 120). U kunt alle beelden in een groep tegelijk verwerken met de bewerkingen
in 'Beelden beveiligen' (p. 124), 'Beelden wissen' (p. 128), 'Beelden selecteren
voor afdrukken (DPOF)' (p. 149) of 'Beelden selecteren voor een fotoboek'
(p. 154) als u een set gegroepeerde beelden selecteert.
Elk beeld in een groep weergeven
122
Gegroepeerde beelden die in de modus zijn gemaakt, kunnen uit de
groep worden gehaald en afzonderlijk worden weergegeven.
Selecteer [Beelden groep.]
Druk op de knop n om [Beelden
groep.] op het tabblad 1 te selecteren.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen qr om [Uit] te
selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar de
enkelvoudige weergave.
Gegroepeerde beelden die in de modus
zijn gemaakt, worden uit de groep
worden gehaald en afzonderlijk
weergegeven.
Om de beelden weer te groeperen, volgt
u de stappen om [Aan] te selecteren.
Groepering ongedaan maken
Groepering kan niet ongedaan worden gemaakt wanneer u afzonderlijke
beelden weergeeft (p. 121).
123
De camera kiest 4 beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw 4 beelden
zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Dit werkt het
beste als u vele opnamen maakt van diverse composities.
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Er verschijnen vier beelden als
mogelijkheid.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om het beeld
te selecteren dat u wilt weergeven.
Het gekozen beeld verschijnt in het
midden, en de volgende 4 mogelijkheden
verschijnen.
Als u op de knop m drukt, verschijnt het
middelste beeld op volle grootte.
Druk nogmaals op de knop m om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle)
U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera zijn
gemaakt.
is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera zijn
gemaakt
- als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle
- tijdens gefilterd afspelen
124
U kunt kiezen uit 3 overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de
enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer
[Overgang] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knoppen qr om
een overgangseffect te selecteren.
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de
camera kunnen worden gewist (pp. 31, 128).
Beveilig het beeld.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om : te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
[Beveiligd] verschijnt op het scherm.
Om de beveiliging op te heffen, volgt u de
bovenstaande stap om nogmaals :
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Beeldovergangen wijzigen
Beelden beveiligen
Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 24, 159), worden beveiligde
beelden ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist.
Beelden beveiligen
125
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop n om [Beveilig]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op om een
selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Via het menu
Afzonderlijke beelden selecteren
Beelden beveiligen
126
Beveilig het beeld.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 2 op p. 125 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Als u de opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3
hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
Een reeks selecteren
Beelden beveiligen
127
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop r, selecteer [Laatste
beeld] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
U kunt geen beelden vóór het eerste beeld
selecteren.
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig] en
druk op de knop m.
Selecteer [Alle beelden].
Volg stap 2 op p. 125 om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op om [Beveilig]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Alle beelden selecteren
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u
'Een reeks selecteren' hebt
geselecteerd, of stap 2 als u
'Alle beelden selecteren' hebt geselecteerd.
128
U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste
beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist.
Beveiligde beelden (p. 124) kunt u niet wissen.
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n, selecteer
[Wissen] op het tabblad 1 en druk op de
knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op om een
selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Als u stap 2 op p. 125 volgt om beelden te
selecteren, verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop
m
om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Beelden wissen
Een selectiemethode selecteren
Afzonderlijke beelden selecteren
Beelden wissen
129
Wis de beelden.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 2 op p. 128 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 126 uit om beelden
te selecteren.
Wis de beelden.
Druk op de knop p om [Wissen]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer [Alle beelden].
Volg stap 2 op p. 128 om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Een reeks selecteren
Alle beelden selecteren
130
Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze
beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren en
ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 115).
Kies de instelling.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
[Gemarkeerd als favoriet] verschijnt op
het scherm.
Om de beveiliging op te heffen, volgt u de
bovenstaande stap om opnieuw te
selecteren en drukt u vervolgens op de
knop m.
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop n om [Favorieten]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
markering van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Beelden markeren als favoriet
Via het menu
Beelden markeren als favoriet
131
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als
favoriet.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren
( ) (behalve films).
132
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in gefilterd afspelen (p. 115) en alle beelden tegelijk verwerken
met behulp van de onderstaande functies.
'Diavoorstellingen bekijken' (p. 117), 'Beelden beveiligen' (p. 124),
'Beelden wissen' (p. 128), 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)'
(p. 149), 'Beelden selecteren voor een fotoboek' (p. 154)
Selecteer ;.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om ; te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen op om een
categorie te selecteren en druk op de
knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Beelden indelen in categorieën
(My Category)
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld
aan de hand van de opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen
in I of V.
: Beelden die worden gedetecteerd als , of in A, of
beelden die zijn opgenomen in of O.
: Beelden die zijn opgenomen in w, P of t.
Beelden indelen in categorieën (My Category)
133
Selecteer [My Category].
Druk op de knop n, selecteer
[My Category] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op om een
selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen op om een
categorie te selecteren en druk op de
knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat
u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als My Category.
Via het menu
Afzonderlijke beelden selecteren
Beelden indelen in categorieën (My Category)
134
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 2 op p. 133 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 126 uit om beelden
te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk op de knop p om een item te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om een categorie te kiezen.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop p om [Selecteer] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat
u stap 4 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als My Category.
Een reeks selecteren
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. reeks] opheffen.
135
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer \.
Druk eerst op de knop m en vervolgens
op de knoppen op om \ te selecteren.
Druk vervolgens opnieuw op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr om het beeld 9
in de geselecteerde richting te draaien.
Druk op de knop m om de instelling te
voltooien.
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop n om [Roteren]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt
het beeld 90° geroteerd.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Beelden roteren
Via het menu
Films met een beeldkwaliteitsinstelling van of kunnen niet
worden geroteerd.
Beelden kunnen niet worden geroteerd (p. 168) als [Autom. draaien] is
ingesteld op [Uit].
136
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de
gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n om [Veranderen]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
[Nieuw beeld opslaan?] verschijnt op het
scherm.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
[Nieuw beeld weergeven?] op het scherm.
Druk op de knoppen qr om [Ja]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Het opgeslagen beeld wordt
weergegeven.
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
Beelden die in stap 3 als zijn opgeslagen, kunnen niet worden bewerkt.
Films kunnen niet worden bewerkt.
137
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop n om [Trimmen]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Pas het snijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen.
Met de knoppen opqr kunt u het kader
verplaatsen.
Druk op de knop m om de richting van
het kader te wijzigen.
Druk op de knop n.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 136.
Trimmen
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na bijsnijden
Effecten toepassen met de functie My Colors
138
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als
een nieuw beeld. Zie p. 88 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop n, selecteer
[My Colors] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 136.
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 60) of beelden
die zijn omgezet naar (p. 136) kunnen niet worden bewerkt.
Beelden die kunnen worden veranderd, hebben na verandering dezelfde
breedte-hoogteverhouding.
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
Films kunnen niet worden bewerkt.
Effecten toepassen met de functie
My Colors
Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan
afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie
My Colors (p. 88).
De instellingen van My Colors kunnen niet worden toegepast op films.
139
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele
beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de
camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier
correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 136.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof
worden.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is
gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
Films kunnen niet worden aangepast.
140
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop n en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop m.
Het gebied met rode ogen dat door de
camera wordt gedetecteerd, wordt
gecorrigeerd en er wordt een kader
weergegeven om het gecorrigeerde
gedeelte.
U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van de
procedures die worden beschreven in
'Beelden vergroten' (p. 120).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Druk op de knoppen opqr om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Volg stap 5 op p. 136.
Het rode-ogeneffect corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-
gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
Films kunnen niet worden aangepast.
141
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een afzonderlijk verkrijgbare
Canon PictBridge-compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar).
Canon PictBridge-compatibele printers
In dit hoofdstuk worden Canon printers uit de SELPHY CP-serie gebruikt.
Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven vensters en
beschikbare functies verschillen. Raadpleeg ook de handleiding van
de printer.
8
142
U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met
behulp van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) aansluit op een printer die
compatibel is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar).
Schakel de camera en de printer
uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje ( ) en steek de kleinste
stekker stevig in de aansluiting van de
camera in de aangegeven richting ( ).
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren.
Beelden afdrukken
Easy Print
Beelden afdrukken
143
Selecteer c.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op om c te selecteren.
Druk vervolgens nogmaals op de knop m.
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op om [Print]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit en
verwijdert u de interfacekabel.
Zie p. 204 voor Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk
verkrijgbaar).
Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon PictBridge-
compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
Beelden afdrukken
144
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stap 1–6 op pp. 142–143 om het
venster links weer te geven.
Selecteer een menuoptie.
Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren.
Selecteer de optie-instellingen.
Druk op de knoppen qr om de optie-
instelling te selecteren.
Afdrukinstellingen kiezen
Stand.
Hiermee worden de instellingen van de printer
gevolgd.
Datum Hiermee wordt de datum afgedrukt.
File No. Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Beiden
Hiermee worden zowel de datum als het
bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Stand.
Hiermee worden de instellingen van de printer
gevolgd.
Uit
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt om de
afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
Aantal
exemplaren
Hiermee selecteert u het aantal exemplaren (p. 145).
Trimmen Hiermee selecteert u het afdrukgebied (p. 146).
papier inst.
Hiermee worden het papierformaat en de indeling
ingesteld.
Beelden afdrukken
145
Trimmen en afdrukken (Trimmen)
U kunt een deel van een beeld selecteren om af te drukken.
Selecteer [Trimmen].
Voer stap 1–3 op p. 144 uit om [Trimmen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
Selecteer het snijgebied.
Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen.
Druk op de knoppen opqr om de
positie van het kader te wijzigen.
Druk op de knop m om het kader te
draaien.
Druk op de knop n en vervolgens op
de knoppen op om [OK] te selecteren en
druk op de knop m.
Druk de beelden af.
Volg stap 7 op p. 143 om af te drukken.
U kunt beelden mogelijk niet bijsnijden wanneer deze te klein zijn of een
bepaalde verhouding hebben.
Als u een beeld bijsnijdt waar een datum aan is toegevoegd, wordt de
datum mogelijk niet meer goed weergegeven.
Beelden afdrukken
146
Het papierformaat en de indeling selecteren voor afdrukken
Selecteer [papier inst.]
Voer stap 1–2 op p. 144 uit om [papier
inst.] te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer een papierformaat.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer de papiersoort.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer de indeling.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr om het aantal
afdrukken in te stellen wanneer [N-plus] is
geselecteerd.
Druk de beelden af.
Beelden afdrukken
147
Beschikbare indelingsopties
Id-foto's afdrukken
Selecteer [ID Foto].
Voer stap 1–4 op p. 146 uit om [ID Foto]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de lengte van de lange
zijde en de korte zijde.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen qr om de lengte
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer het afdrukgebied.
Volg stap 2 op p. 145 om het afdrukgebied
te selecteren.
Druk de beelden af.
Standaard Hiermee worden de instellingen van de printer gevolgd.
Randen Hiermee wordt afgedrukt met randen.
Randloos Hiermee wordt zonder randen afgedrukt.
N-plus
Hiermee wordt geselecteerd hoeveel exemplaren van een beeld op
een vel worden afgedrukt.
ID Foto
Hiermee worden id-foto's afgedrukt.
Alleen beelden met resolutie L en Aspect Ratio 4:3 kunnen worden
geselecteerd.
Vaste afm.
Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd.
Kies uit 90 x 130 mm, briefkaart en brede afdrukken.
Beelden afdrukken
148
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stap 1–6 op p. 142 om een film te
selecteren en het venster links weer te
geven.
Selecteer een afdrukmethode.
Druk op de knoppen op om te
selecteren en druk vervolgens de knoppen
qr om een afdrukmethode te selecteren.
Druk de beelden af.
Afdrukopties voor films
Films afdrukken
Enkel Hiermee word het weergegeven beeld als foto afgedrukt.
Reeks
Hiermee wordt een reeks beelden van een specifieke scène op een
enkel vel papier afgedrukt. Als [Onderschrift] is ingesteld op [Aan], kunt
u het mapnummer, bestandsnummer en de verstreken tijd voor het
kader op hetzelfde moment afdrukken.
Druk tijdens het afdrukken op de knop m om het afdrukken te annuleren.
[ID Foto] en [Reeks] kunnen niet worden geselecteerd voor Canon
PictBridge-compatibele printers, modellen CP720/CP730 of eerder.
149
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af
te drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te
specificeren, zodat als een serie kunnen worden afgedrukt (p. 153) of worden
verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-
normen (Digital Print Order Format).
Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden
toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) in het menu FUNC.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer c.
Druk op de knoppen op om c
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Voeg beelden toe aan de
afdruklijst.
Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken te selecteren, druk vervolgens
op de knoppen qr om [Toevoegen]
te selecteren en druk op de knop m.
Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF)
U kunt geen films selecteren.
Beelden toevoegen aan een afdruklijst met
het menu FUNC.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
150
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd
voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop n om [Print
instellingen] te selecteren op het tabblad
2. Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren en gebruik vervolgens
de knoppen qr om een optie te
selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Afdrukinstellingen
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u 1 foto per pagina af.
Index
Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per
pagina af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten
afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF data
Aan
Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken
verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
instellingen te verwerken in de afdrukken.
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met
afdrukinstellingen van een andere camera. Als u instellingen wijzigt met
deze camera, worden alle bestaande instellingen overschreven.
Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum
tweemaal af.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
151
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop n om [Sel. beeld &
aantal] te selecteren op het tabblad 2.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
Als u beelden selecteert in [Index],
verschijnt op het scherm. Druk
opnieuw op de knop m om de selectie
van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken in te stellen (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en
het aantal afdrukken van elk beeld te
selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen de
af te drukken beelden selecteren (zoals
getoond in stap 2).
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie
[Datum/Tijd] op het tabblad 3, dat u kunt selecteren nadat u op de knop
n hebt gedrukt (p. 21).
Het aantal exemplaren selecteren
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
152
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 1 op p. 151 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2–3 op p. 126 uit om beelden
te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen op om [Opdracht]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 1 op p. 151 uit om [Sel. alle
beelden] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer [Wis alle selecties].
Voer stap 1 op p. 151 uit en selecteer
[Wis alle selecties]. Druk vervolgens op de
knop m.
Een reeks selecteren
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Alle selecties wissen
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
153
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Geselecteerde beelden afdrukken (DPOF)
Als er afbeeldingen aan de afdruklijst zijn
toegevoegd (pp. 149–152), wordt het venster
links weergegeven wanneer u de camera aansluit
op een PictBridge-compatibele printer. Druk op
de knoppen op om [Print nu] te selecteren, druk
vervolgens op de knop m om eenvoudig beelden
af te drukken die aan de afdruklijst zijn
toegevoegd.
Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start,
begint het afdrukken bij de volgende afdruk.
154
Als u beelden op een geheugenkaart selecteert om te gebruiken in
fotoboeken (max. 998 beelden) en u de beelden met de meegeleverde
software naar een computer verplaatst, worden de beelden gekopieerd naar
een afzonderlijke map. Deze functie is handig als u online fotoboeken wilt
bestellen of als u fotoboeken wilt afdrukken op een printer.
Kies [Fotoboek instellen].
Druk op de knop m om [Fotoboek
instellen] te selecteren op het tabblad 1,
en druk vervolgens op de knop n.
Voltooi de selectiemethode.
Druk op de knoppen op om een
selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Beelden selecteren voor een fotoboek
Een selectiemethode selecteren
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met
afdrukinstellingen van een andere camera. Als u instellingen wijzigt met
deze camera, worden alle bestaande instellingen overschreven.
Raadpleeg de Softwarehandleiding of de handleiding van uw printer voor
meer informatie over het afdrukken van beelden die zijn gedownload naar
een computer.
Afzonderlijke beelden selecteren
Beelden selecteren voor een fotoboek
155
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 2 op p. 154 uit om [Sel. alle
beelden] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer [Wis alle selecties].
Voer stap 2 op p. 154 uit en selecteer
[Wis alle selecties]. Druk vervolgens op de
knop m.
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Alle selecties wissen
156
157
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en
veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe
u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
9
158
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3
(p. 45).
U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.
Selecteer [Geluidsopties] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Wanneer u een item selecteert in het menu FUNC. (p. 44) of MENU (p. 45),
wordt er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt
deze functie uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De camera-instellingen wijzigen
Geluiden wijzigen
1
Vooringestelde geluiden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde geluiden
U kunt de meegeleverde software
gebruiken om de geluiden te wijzigen
(p. 2).
Zelfs wanneer u [Sluiter geluid] wijzigt, wordt dit niet weergegeven in de
optie Sluiter geluid in (p. 78).
Hints en tips uitschakelen
De camera-instellingen wijzigen
159
Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout]
verschijnt, als de camera niet goed werkt, als u denkt dat de opname-/
leessnelheid van een geheugenkaart is afgenomen, als het maken van
continu-opnamen langzamer gaat of als het opnemen van een film plotseling
wordt afgebroken. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen,
moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.
Selecteer [Low Level Format].
Selecteer [Formateren] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op om [Low Level
Format] te selecteren en druk vervolgens
op de knoppen qr om weer te geven.
Druk op de knoppen opqr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Start de Low Level Format.
Druk op de knoppen op om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
De Low Level Format wordt uitgevoerd.
Als de Low Level Format is voltooid,
verschijnt op het scherm de melding
[Geheugenkaart is geformatteerd].
Voltooi de Low Level Format.
Druk op de knop m.
Low Level Format geheugenkaart
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 24),
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
De camera-instellingen wijzigen
160
U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera
inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Opgeslagen beelden vastleggen als opstartscherm
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Selecteer [opstart scherm].
Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen qr om [2]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op m
om de registratie te voltooien.
Het opstartscherm wijzigen
Geen opstartbeeld
1
Vooringestelde beelden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde beelden
U kunt vastgelegde beelden instellen en de
meegeleverde software gebruiken om de
beelden te wijzigen.
Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als
u een nieuw opstartbeeld registreert.
De camera-instellingen wijzigen
161
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers
wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde
software
U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde
software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
De bestandsnummering wijzigen
Continu
Ook als u opnamen maakt met
een nieuwe geheugenkaart,
krijgen de bestanden steeds een
oplopend nummer totdat u een
opname maakt en opslaat met het
nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe map
maakt, begint de
bestandsnummering weer bij
0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering.
Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert
u de geheugenkaart vóór gebruik (p. 24).
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
De camera-instellingen wijzigen
162
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.
U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
Selecteer [Maak folder] en druk
vervolgens op de knoppen qr om
[Dagelijks] te selecteren.
Beelden worden opgeslagen in mappen
die op elke opnamedatum worden
gemaakt.
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 30). Als u wilt
dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt, zet
u de tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
Mappen maken volgens opnamedatum
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
De camera-instellingen wijzigen
163
U kunt de spaarstandfunctie (p. 50) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op om
[Automatisch Uit] te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Uit] te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u eraan denken de camera na
gebruik uit te schakelen.
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 50). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op om [Display uit]
te selecteren. Gebruik vervolgens de
knoppen qr om een tijd te selecteren.
Het is raadzaam een tijd onder [1 min.]
te selecteren om de batterij te sparen.
De spaarstandfunctie uitschakelen
Spaarstand van het scherm instellen
De camera-instellingen wijzigen
164
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en
tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones
van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en
tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen.
Voordat u de wereldklok gebruikt, moet u de datum/tijd (p. 21) en uw tijdzone
correct instellen.
Stel de wereldtijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op om [ Wereld]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Druk op de knoppen qr om de
wereldtijdzone te selecteren.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale
tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op
om te selecteren.
Druk op de knop m.
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op de knoppen op om [ Wereld]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop n.
verschijnt op het opnamescherm
(p. 183).
De wereldklok gebruiken
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 22), worden de datum
en tijd voor de optie [ Thuis] automatisch gewijzigd.
165
Als u de modusschakelaar instelt op 4 en de modus op G, kunt u de
instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 45).
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de ontspanknop half indrukt. U kunt dit
licht uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Het licht voor rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een
donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op om [Lamp Aan]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in deze sectie wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 192–193).
Het AF-hulplicht uitschakelen
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
166
U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname
worden weergegeven.
Selecteer [Bekijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname
wijzigen.
Selecteer [Terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven tijdens de opname.
Selecteer [Raster] en druk op de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
De weergaveduur van het beeld meteen na
de opname wijzigen
2–10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde tijd
lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven totdat
u de ontspanknop half indrukt.
Uit
De beelden worden niet
weergegeven.
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
meteen na de opname wijzigen
Uit Geeft alleen het beeld weer.
details
Uitgebreide informatieweergave
(p. 186).
Focus
check
Het gebied binnen het AF-kader
wordt vergroot weergegeven, zodat
u de focus kunt controleren.
De procedure is hetzelfde als in
'De focus controleren' (p. 119).
Raster weergeven
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
167
Selecteer [IS-instellingen] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op om [IS modus]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
De functie Powered IS uitschakelen
Powered IS vermindert kleine camerabewegingen bij het opnemen van films
met maximale telelens. Als u echter lopend een bewegend onderwerp filmt,
of als de camera heftig beweegt, kunt u onverwachte resultaten krijgen. Stel
in dergelijke gevallen Powered IS in op [Uit].
Selecteer [IS-instellingen] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op om [Powered IS]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Continu
Hiermee wordt automatisch de
optimale beeldstabilisatie
ingesteld voor de opname
(Intelligent IS) (p. 185).
Opname*
Beeldstabilisatie is alleen actief
op het moment van de opname.
Uit
Beeldstabilisatie wordt
uitgeschakeld.
* De instelling wordt gewijzigd in [Continu] als u films
opneemt.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Stel
de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op een
statief.
Als [IS modus] op [Uit] is ingesteld, zijn de instellingen van [Powered IS]
uitgeschakeld.
168
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1
te drukken (p. 45).
Als u beelden weergeeft op de camera worden beelden die in verticale
richting zijn opgenomen automatisch gedraaid en verticaal weergegeven.
U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Autom. draaien] en druk
vervolgens op de knoppen qr om [Uit]
te selecteren.
Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen
De functie Autom. draaien uitschakelen
Beelden kunnen niet worden geroteerd (p. 135) als [Autom. draaien] is
ingesteld op [Uit]. Ook gedraaide beelden verschijnen in hun originele
stand.
In Smart Shuffle (p. 123) worden beelden die verticaal zijn gemaakt
verticaal weergegeven, zelfs als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit],
terwijl gedraaide beelden in hun gedraaide stand verschijnen.
Het beeld selecteren waarmee het afspelen
begint
Laatst gez
De weergave wordt hervat met de
laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met de
laatst gemaakte opname.
169
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de afzonderlijk verkrijgbare
accessoires en de Eye-Fi-kaart (eveneens afzonderlijk verkrijgbaar)
kunt gebruiken. Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen
van problemen en een lijst met functies en items die op het scherm
verschijnen.
10
170
Met de stereo AV-kabel AVC-DC400ST (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 204)
kunt u de camera aansluiten op een tv om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting ( ) en
steek de stekker van de kabel volledig in
de aansluiting van de camera ( ).
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond in
de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze in
op de ingang waarop de kabel is
aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent, schakelt u de camera en
de tv uit en verwijdert u de kabel.
Beelden bekijken op een tv
Geel
Wit
Wit
Geel
Rood
Rood
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de
televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop
n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste
videosysteem in te stellen.
Beelden bekijken op een tv
171
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen in 'Beelden
bekijken op een tv' (p. 170).
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
Met de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 (p. 204) kunt u de camera
aansluiten op een hdtv om opgenomen beelden te bekijken.
.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting ( ) en
steek de stekker van de kabel volledig in
de aansluiting van de camera ( ).
Steek de kabelstekker volledig in de
HDMI-aansluiting van de tv zoals
weergegeven.
Geef beelden weer.
Volg stap 3 en 4 op p. 170 om de beelden
weer te geven.
Opnamen maken via een tv
Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100
(apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv.
De HDMI-kabel (los verkrijgbaar) gebruiken bij
een hdtv
Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten
op een hdtv.
Beelden bekijken op een tv
172
De afstandsbediening van een tv gebruiken om de camera
te bedienen
Als u de camera aansluit op een met HDMI CEC compatibele tv, kunt u de
afstandsbediening van de tv gebruiken om de camera te bedienen en
beelden af te spelen of diavoorstellingen te bekijken.
Mogelijk moet u op sommige tv's een aantal instellingen maken.
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie.
Selecteer [Ctrl via HDMI].
Druk op de knop n en selecteer
[Ctrl via HDMI] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Sluit de camera aan op de tv.
Volg stap 1 en 2 op p. 171 om de camera
op de tv aan te sluiten.
Geef beelden weer.
Schakel de tv in en druk op knop 1 van de
camera.
Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Gebruik de afstandsbediening
van de tv.
Druk op de knoppen qr van de
afstandsbediening om een beeld te
selecteren.
Druk op de knop OK/Selecteren om het
bedieningspaneel van de camera te
bekijken. Druk op de knoppen qr om een
item te selecteren en druk vervolgens
opnieuw op de knop OK/Selecteren.
Beelden bekijken op een tv
173
Overzicht van het bedieningspaneel van de camera
weergegeven op de tv
Terug Het menu wordt gesloten.
Groep afspelen
Geeft groepen weer met opnamen die snel na elkaar zijn
gemaakt (wordt alleen weergegeven wanneer
gegroepeerde beelden zijn geselecteerd).
Film afspelen
Er wordt een film afgespeeld (wordt alleen weergegeven als
een film is gekozen).
Diavoorstelling
Beelden worden automatisch afgespeeld. U kunt tijdens het
afspelen op de knoppen qr van de afstandsbediening
drukken om van beeld te veranderen.
Index afspelen De beelden worden weergegeven in een index.
l Display wijzigen De schermweergave wordt gewijzigd (p. 42).
Als u de knoppen op de camera bedient, kunt u de camera niet langer met
de afstandsbediening van de tv bedienen. Dit kan pas weer als u bent
teruggekeerd naar de enkelvoudige weergave.
Via sommige tv's kan de camera mogelijk niet correct worden bediend,
zelfs niet als ze compatibel zijn met HDMI CEC.
.
174
Als u de voedingsadapterset ACK-DC60 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over de
lading in de batterij.
Schakel de camera uit.
Plaats de koppeling.
Voer stap 2 op p. 18 uit om het klepje
te openen.
De koppeling kan op dezelfde manier
worden geplaatst als de batterij. Plaats
de koppeling op de manier die wordt
aangegeven in stap 3 op p. 19.
Volg stap 5 op p. 19 om het klepje te
sluiten.
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens het
andere uiteinde in een stopcontact.
Schakel de camera in als u deze wilt
gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Aansluiten op het lichtnet
Aansluitpunten
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld.
Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd
raken.
U kunt ook de voedingsadapterset ACK-DC10 (afzonderlijk verkrijgbaar)
gebruiken.
175
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van de
Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 18).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt
u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of
uploaden naar een webservice.
Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie
over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht
van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt
u contact op met de fabrikant.
Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus
controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het
afspeelscherm (korte informatieweergave).
verschijnt in de overgedragen beelden.
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 176), kan de Eye-Fi-kaart nog steeds
radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt voordat
u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven verboden is,
zoals ziekenhuizen en vliegtuigen.
Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de
instellingen van de kaart of de computer.
Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie.
Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even
duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de beeldoverdracht
worden onderbroken.
Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.
Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt u oplossen
door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
(Grijs) Niet verbonden
(Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt
(Wit) Verbonden
(Bewegend) Bezig met overdracht
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en weer
aan. Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem met de
kaart.)
De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden (p. 50).
Als de modus wordt geselecteerd, wordt de Eye-Fi-verbinding
onderbroken. Als u een andere opnamemodus of de afspeelmodus
activeert, wordt de Eye-Fi-verbinding opnieuw geopend. Films die zijn
gemaakt in de modus worden mogelijk opnieuw overgedragen.
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
176
U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart
controleren.
Selecteer [Verbindingsinfo].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op om
[Verbindingsinfo] te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Het verbindingsinfoscherm verschijnt.
U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op om [Eye-Fi
trans.] te selecteren. Druk vervolgens op
de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Verbindingsgegevens controleren
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt?
[Eye-Fi instellingen] wordt niet weergegeven als er geen Eye-Fi-kaart in de
camera is geplaatst en wanneer het schuifje voor schrijfbeveiliging in de
vergrendelstand staat. Daarom kunnen instellingen niet worden gewijzigd voor
Eye-Fi-kaarten met een schuifje voor schrijfbeveiliging wanneer het schuifje in de
vergrendelstand staat.
177
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is (p. 15).
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 19).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 19).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit
het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en
weer uit (p. 19).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 170).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk in de afspeelmodus (p. 23) de ontspanknop half in (p. 26).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 43).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar
wel in films worden opgenomen.
Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren en kan een
horizontale balk verschijnen.
Een knipperende h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden
gemaakt, ook al wordt de ontspanknop helemaal ingedrukt (p. 29).
verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (p. 52).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 167).
Stel de flitser in op h (p. 83).
Verhoog de ISO-waarde (p. 85).
Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief (p. 167).
Problemen oplossen
Problemen oplossen
178
Het beeld is wazig.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 26).
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 198).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 165).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 93, 96).
Ook als u de ontspanknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt
de camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de
ontspanknop half indrukt, of als u de ontspanknop meerdere malen half indrukt,
verschijnt het AF-kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Stel de flitser in op h (p. 83).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 83).
Pas het beeld aan met i-Contrast (pp. 86, 139).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (pp. 98, 99).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Stel de flitser in op ! (p. 52).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 83).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (pp. 98, 99).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 29).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 83).
Verhoog de ISO-waarde (p. 85).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 83).
Stel de flitser in op ! (p. 52).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met
de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in
de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 85).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als
u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (p. 64).
Ogen worden rood weergegeven (p. 101).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 165). Als u opnamen maakt met de flitser, gaat de lamp
branden (p. 40) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen
tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het
onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting
binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
Corrigeer beelden met rode-ogencorrectie (p. 140).
Problemen oplossen
179
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het
maken van continu-opnamen gaat langzamer.
Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 159).
Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Zie 'Beschikbare
functies per opnamemodus', 'Menu FUNC.' en 'Opnamemenu' (pp. 188–193).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven,
heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 24, 33).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.
De camera heeft onvoldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen:
Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 159).
Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 108).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 108).
Het onderwerp lijkt vervormd.
Het onderwerp lijkt vervormd als het tijdens het opnemen snel langs de camera
beweegt. Dit is niet het gevolg van een storing.
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of
films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over
mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart waarop een Low Level Format is uitgevoerd met deze
camera (p. 159).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het
afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of
kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Geheugenkaart
Geheugenkaart wordt niet herkend.
Verwijder de kaart niet en schakel de camera uit en weer in (p. 18).
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
180
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen
wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
Druk eerst op de knop 1 om de afspeelmodus te activeren en houd de knop n,
o en m tegelijk ingedrukt. Druk in het scherm dat wordt weergegeven op de knoppen
qr om [B] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Eye-Fi-kaart
Kan geen beelden overdragen (p. 175).
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de
juiste richting (p. 19).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart of Eye-
Fi-kaart is ingesteld op 'LOCK'. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 18).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in
de juiste richting om opnamen te maken (p. 19).
Geheugenkaart fout (p. 159)
Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste
richting is geplaatst, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice
(p. 19).
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 27, 32,
51, 61, 81, 103) of beelden te bewerken (pp. 136–140). Wis de beelden (pp. 31, 128)
om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 18).
Vervang \ Verwissel accu (p. 18)
Geen beeld.
Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden
weergegeven.
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
181
Beveiligd! (p. 124)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI/RAW
afspelen
Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden
weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet
aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
Het is niet mogelijk om incompatibele beelden te vergroten (p. 120), af te spelen in
Smart Shuffle (p. 123), te markeren als favoriet (p. 130), te categoriseren (p. 132),
te roteren (p. 135), te bewerken (pp. 136–140), toe te voegen aan een afdruklijst
(p. 149), te selecteren voor een fotoboek (p. 154) of toe te wijzen aan het opstartscherm
(p. 160).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden vergroot, afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet,
gecategoriseerd, geroteerd, bewerkt, toegevoegd aan een afdruklijst, geselecteerd
voor een fotoboek of toegewezen aan het opstartscherm.
Films kunnen niet worden vergroot (p. 120), afgespeeld in Smart Shuffle (p. 123),
bewerkt (pp. 136–140), toegevoegd aan een afdruklijst (p. 149), geselecteerd voor een
fotoboek (p. 154) of toegewezen aan het opstartscherm (p. 160).
Ongeldig selectiebereik
Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 126, 129, 134, 152) hebt u geprobeerd een
beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een
laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
U hebt meer dan 998 beelden geselecteerd in de afdrukinstellingen (p. 149) of de
fotoboekinstellingen (p. 154). Selecteer 998 beelden of minder.
Afdrukinstellingen (p. 149) of fotoboekinstellingen (p. 154) konden niet correct worden
opgeslagen. Verminder het aantal geselecteerde beelden en probeer het opnieuw.
U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 124), Wissen (p. 128),
Favorieten (p. 130), My Category (p. 132), Print instellingen (p. 149) of Fotoboek
instellen (p. 154).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de
geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
182
Fout in benaming.
De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met
dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is
bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 161) of formatteer
de geheugenkaart (p. 24).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de
camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (Foutnummer)
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet
vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact
op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met
de camera.
bestandsfout
Foto's van andere camera's of beelden die zijn aangepast met computersoftware
kunnen mogelijk niet worden afgedrukt.
Print fout
Controleer de papierinstellingen. Als dit bericht wordt weergegeven wanneer de
instellingen correct zijn, schakelt u de printer uit en weer in en geeft u de instellingen
opnieuw op.
Absorptiekussen inkt vol
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice voor een vervangend
inktabsorptiekussen.
183
* : Standaard, : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden
de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de
camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan
roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet
naar behoren.
Informatieweergave op het scherm
Opname (informatieweergave)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Camerastand*
Witbalans (p. 84)
My Colors (p. 88)
Transportmodus (p. 87)
Raster (p. 166)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 29)
Meetmethode (p. 98)
Compressie
(beeldkwaliteit) (p. 59) /
Resolutie (pp. 59, 108)
Aantal opnamen (p. 60)
Zelfontspanner
(pp. 55, 56)
Beeldkwaliteit (p. 108)
Resterende tijd (p. 108)
Digitale zoom (p. 53) /
Digitale Tele-converter
(p. 91)
Opnamemodus (p. 188),
Compositiepictogram
(p. 184)
Scherpstelbereik (p. 90),
AF lock (p. 96)
Flitsermodus
(pp. 52, 83, 100)
Rode-ogencorrectie
(p. 140)
AF-kader (p. 92)
Spotmetingpuntkader
(p. 98)
Datum stempel (p. 54)
ISO-waarde (p. 85)
Eye-Fi verbindingsstatus
(p. 175)
AE-vergrendeling (p. 99),
FE-vergrendeling (p. 99)
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Belichtingscompensatie
(p. 83)
i-Contrast (p. 86)
Opnametijd van film in
Super Slow Motion
(p. 106)
Zoombalk (p. 27)
Knipperdetectie (p. 102)
Pictogrammen voor de
IS-modus (p. 185)
IS modus (p. 167)
Tijdzone (p. 164)
Wind Filter (p. 109)
Belichtingscompensatie-
balk (p. 83)
Informatieweergave op het scherm
184
In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de
vastgestelde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld
en worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur
voor het onderwerp.
* Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst.
Compositiepictogrammen
Onderwerp Mensen
Niet-menselijke
onderwerpen
Achter-
grondkleur
pictogram
Achtergrond
In
beweging
Met veel
schaduw
in het
gezicht
In
beweging
Dichtbij
Helder
Grijs
Tegenlicht
Inclusief
blauwe
luchten
Lichtblauw
Tegenlicht
Zonsonder-
gangen
Oranje
Spotlight
Donkerblauw
Donker
Met een
statief
*— *
Informatieweergave op het scherm
185
Hiermee wordt automatisch de optimale beeldstabilisatie ingesteld voor de
opname (Intelligent IS). Daarnaast verschijnen de volgende pictogrammen in
de modus A.
* Verschijnt op het scherm als u een bewegend object volgt tijdens de opname (pan). Als u een
onderwerp horizontaal volgt, worden alleen de verticale camerabewegingen verminderd
(horizontale beeldstabilisatie wordt uitgeschakeld). Als u een onderwerp verticaal volgt, worden
alleen de horizontale camerabewegingen verminderd.
Pictogrammen voor IS-modus
Camerabewegingen worden
verminderd bij het maken
van foto's.
Camerabewegingen worden
verminderd bij het maken van
films, en sterke
camerabewegingen worden
verminderd tijdens het lopen
(Dynamische modus).
Camerabewegingen worden
verminderd bij opnamen met
de pan-optie.*
Kleine camerabewegingen
worden verminderd bij het
opnemen van films met
maximale telelens (Powered IS).
Camerabewegingen worden
verminderd voor macro-foto's
(Hybride IS).
Beeldstabilisatie wordt
uitgeschakeld als de camera
op een statief is geplaatst en
beeldstabilisatie niet nodig is.
Als u de IS-modus [Uit] zet (p. 167), worden camerabewegingen niet
gestabiliseerd en verschijnen de pictogrammen niet.
Informatieweergave op het scherm
186
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Films (pp. 32, 34),
Snel na elkaar (p. 78),
Printlijst (p. 149)
My Category (p. 132)
Opnamemodus (p. 188)
ISO-waarde (p. 85),
Afspeelsnelheid (p. 105)
Belichtingscompensatie
(p. 83)
Witbalans (p. 84)
Histogram (p. 43)
Groep afspelen (p. 121),
Beeld bewerken
(pp. 136–140)
Compressie
(beeldkwaliteit) (p. 59)
Resolutie (pp. 59, 108),
MOV (Films)
Eye-Fi-overdracht
voltooid (p. 175)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Meetmethode (p. 98)
Mapnummer –
bestandsnummer (p. 161)
Nummer van
weergegeven beeld /
Totaal aantal beelden
Sluitertijd (foto's),
Beeldkwaliteit / aantal
beelden (films) (p. 108)
Diafragmawaarde
i-Contrast (pp. 86, 139)
Flitser (p. 83)
Scherpstelbereik (p. 90)
Bestandsgrootte
(pp. 60, 108)
Foto's: Resolutie (p. 60)
Films: Filmlengte (p. 108)
Beveilig (p. 124)
Favorieten (p. 130)
My Colors (pp. 88, 138)
Rode-ogencorrectie
(pp. 101, 140)
Opnamedatum en -tijd
(p. 21)
Bij weergave op een tv-scherm verschijnen bepaalde gegevens wellicht
niet.
Informatieweergave op het scherm
187
Overzicht van het filmbedieningspaneel in 'Films bekijken'
(p. 34)
* Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer.
Afsluiten
Afspelen
Slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr. Geluid wordt
niet afgespeeld.)
Achteruit springen* (doorgaan met terug springen als u de knop m ingedrukt
houdt.)
Vorig beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Vooruit springen* (doorgaan met springen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Bewerken (p. 111)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer
(p. 142).
U kunt vooruit of achteruit springen tijdens de weergave van films door op
de knoppen qr te drukken.
*
c
188
Functies en menulijsten
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
A
4
G I V
Functie
Belichtingscompensatie (p. 83) 
AE-vergrendeling/FE-vergrendeling*
1
(p. 99) —————
Scherpstelbereik (p. 90)

————
AF Tracking (p. 94)  ———
Flitser (pp. 52, 83, 100)


*2 —————

AF lock (p. 96) —————
Schermweergave (p. 42)
Geen informatieweergave ———
Informatieweergave 
*1 FE-vergrendeling is niet beschikbaar wanneer ingesteld op !.
*2 Kan niet worden ingesteld, maar schakelt over naar Z afhankelijk van de omstandigheden.
*3 Kan niet worden ingesteld, maar schakelt over naar Z wanneer de flitser flitst.
e
u
h
Z
!
Functies en menulijsten
189
4
T Y w O P t N x v
—— ——
—————————— ————— ——
  
  
—— ———  ——
——— —— ——
————  ——
—————————— ————*3 ——
  
—————————— ———— ——
————  
  
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menulijsten
190
Menu FUNC.
Opnamemodi
A
4
G I V
Functie
Meetmethode (p. 98)

—— ——
My Colors (p. 88)

*
1
*
1
*
2
——
Witbalans (p. 84)

*
3
——
ISO-waarde (p. 85)

—————
Zelfontspanner (pp. 55, 56)

———
Instellingen voor zelfontspanner
(p. 56)
Vertraging*
4
———
Beelden*
5
 ———
Transportmodus (p. 87)

——
Verhouding voor foto's (p. 58)  
Resolutie (p. 59)


———————

Compressieverhouding (p. 59) 
Filmkwaliteit (pp. 106, 108)



———————
*
1 Witbalanscorrectie kan niet worden geselecteerd.
*2 U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtinten instellen op
5 verschillende niveaus.
*3 Niet beschikbaar in de modi x en v.
*4 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in modi waarin het aantal opnamen niet kan worden ingesteld.
*5 Vastgezet op 1 opname in modi waarin het aantal opnamen niet kan worden ingesteld.
]
[
$
W
Functies en menulijsten
191
4
T Y w O P t N x v
  
—————————— ————— ——
  
—————————— ————
  
 —————— ————
  
—————————— ————— ——
  
——  
——  
——  ——
——  
  ———
—————*6—  ——
——   
——————————  
 —————— ————— ——
——————————  
  
   ——
*7  
*7   ——
—————————— —————
 Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. Kan niet worden geselecteerd.
*6 Alleen en zijn beschikbaar.
*7 Gekoppeld aan Aspect Ratio en automatisch ingesteld (p. 106).
Functies en menulijsten
192
4 Opnamemenu
Opnamemodi
A
4
G I V
Functie
AF-kader (p. 92)
Gezichts-AiAf*
1

AF Tracking *2 ———
Centrum ———
AF-kader afm*
3
(p. 93)
Normaal ———
Klein ———
Digitale Zoom (p. 53)
Standaard 
Uit 
Digitale Tele-converter
(1.5x/2.0x)
——————
AF-Punt Zoom (p. 95)
Aan  
Uit 
Servo AF (p. 97)
Aan ——
Uit*
4
 
AF-hulplicht (p. 165)
Aan 
Uit  
Flits Instellingen (pp. 101, 165)
Rode-Ogen
Aan 
Uit 
Lamp Aan Aan/Uit 
i-Contrast (p. 86)
Automatisch —————
Uit 
Wind Filter (p. 109) Aan/Uit 
Bekijken (p. 166) Uit/2–10 sec./Vastzetten 
Terugkijken (p. 166)
Uit 
details/Focus check 
Knipperdetectie (p. 102)
Aan 
Uit 
Raster (p. 166)
Aan 
Uit 
IS-instellingen (p. 167)
IS modus
Uit 
Continu 
Opname 
Powered IS
Aan 
Uit 
Datum stempel (p. 54)
Uit 
Datum/Datum & Tijd 
*1 Werking verschilt afhankelijk van de opnamemodus wanneer er geen gezichten zijn gedetecteerd.
*2 Alleen beschikbaar door op de knop o te drukken (p. 29).
*3 Beschikbaar wanneer het AF-kader is ingesteld op [Centrum].
*4 [Aan] wanneer bewegende mensen worden gedetecteerd in de modus A.
Functies en menulijsten
193
4
T Y w O P t N x v
——  
—— ———  ——
——   
——   
—— ——  
—————————— 
  
—————————— ————— ——
 ———  ——
  
——— ——— —— ——
  
  
  
——— ——————  ——
———  ——
———  ——
 —————— ————— ——
——   
  
  ——
  ——
  ——
——— ———— —— ——
  
  


 
   
  
   ——
  
   
  
——————————  ——
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menulijsten
194
3 Menu Instellen
Item Beschrijving Zie pagina
mute Aan/Uit* p. 46
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 47
Geluidsopties
De geluiden instellen voor elke
camerabewerking.
p. 158
Hints en tips Aan*/Uit p. 158
LCD Helderheid
De helderheid van het scherm instellen
(5 niveaus).
p. 48
opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartbeeld. p. 160
Formateren
Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
pp. 24, 159
Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 161
Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 162
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 162
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
pp. 50, 163
Tijdzone Thuis*/Wereld p. 164
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen. p. 22
Video Systeem NTSC/PAL p. 170
Ctrl via HDMI Inschakelen/Uitschakelen* p. 172
Eye-Fi instellingen
Eye-Fi verbindingsinstellingen (verschijnt alleen
als een Eye-Fi-kaart is geplaatst)
p. 175
Taal Weergavetaal selecteren. p. 23
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 49
* Standaardinstelling
Functies en menulijsten
195
1 Menu Afspelen
Item Beschrijving Zie pagina
Diavoorstelling Beelden worden automatisch afgespeeld. p. 117
Wissen
Beelden wissen (Selectie, Select. reeks,
Alle beelden).
p. 128
Beveilig
Beelden beveiligen (Selectie, Select. reeks,
Alle beelden).
p. 124
Roteren Beelden draaien. p. 135
Favorieten
Beelden markeren als favoriet of de markering
opheffen.
p. 130
My Category
Beelden indelen in categorieën (Selectie,
Select. reeks).
p. 132
Fotoboek instellen
Fotoboekinstellingen voor beelden kiezen of
wissen.
p. 154
i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's corrigeren. p. 139
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 140
Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 137
Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 136
My Colors Kleuren in foto's aanpassen. p. 138
Beeld scrollen Aan*/Uit p. 114
Beelden groep. Aan*/Uit p. 122
Autom. draaien Aan*/Uit p. 168
Ga verder Laatst gez*/Laatste f. p. 168
Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 124
* Standaardinstelling
Functies en menulijsten
196
2 Menu Print
Item Beschrijving Zie pagina
Print
Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten
op een printer).
Sel. beeld & aantal
Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 151
Select. Reeks
Eerste en laatste beeld selecteren van een
reeks die u wilt afdrukken.
p. 152
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 152
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 152
Afdrukinstellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 150
Afspeelmodus menu FUNC.
Item Beschrijving Zie pagina
Roteren De weergegeven beelden draaien. p. 135
Printlijst
Instellingen voor het afdrukken van het
weergegeven beeld ([Print]) selecteren of
uitschakelen. Verschijnt als de camera is
aangesloten op de printer.
p. 149
Beveilig
Het weergegeven beeld beveiligen of de
beveiliging opheffen.
p. 124
Favorieten
Weergegeven beelden markeren als favoriet,
of de markering opheffen.
p. 130
Wissen Het weergegeven beeld wissen. p. 31
Groep afspelen
Beelden een voor en afspelen die zijn gemaakt
met Snel na elkaar
p. 121
Film afspelen De film afspelen. p. 34
Filmsynopsis afspelen
Films afspelen die zijn gemaakt met
filmsynopsis.
p. 115
Smart Shuffle Smart Shuffle starten. p. 123
Gefilterd afspelen
Filter voor weergegeven beeld activeren/
annuleren.
p. 115
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen. p. 117
My Category Beelden indelen in categorieën. p. 132
197
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de
camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft u
dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard
drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een in de handel verkrijgbare lensblazer om stof en vuil te
verwijderen van de lens. Voor vuil dat moeilijk is te verwijderen, kunt u
contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme
omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van
de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een
luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de
temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de
tas haalt.
Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen
met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder
de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt
voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Voorzorgsmaatregelen
198
Beeldsensor
Effectieve pixels in camera .............Ongeveer 12,1 miljoen pixels
Lens
Brandpuntsafstand .........................5.0 (G)–40.0 (T) mm
(equivalent aan 35-mm film: 28 (G)–224 (T) mm)
Zoomvergroting...............................8x
Scherpstelbereik .............................1 cm–oneindig (G), 1 m–oneindig (T)
Macro 1–50 cm (G)
Beeldstabilisatiesysteem.................Type lensverschuiving
Beeldprocessor ..................................DIGIC 4
LCD-monitor
Type ................................................TFT-kleurenmonitor (breedbeeld)
Grootte ............................................7,5 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels ..............................Ongeveer 461.000 pixels
Verhouding......................................4:3
Functies ..........................................Aanpassing helderheid (5 niveaus), Quick-bright
LCD-scherm
Focus
Controlesysteem .............................Autofocus: Enkel (Continu in Auto-modus),
Servo AF/Servo AE
AF-kader .........................................Gezichts-AiAf, AF Tracking, Centrum
Meetsysteem.......................................Deelmeting, Centrummeting, Spot
Belichtingscompensatie
(Foto’s) /
Belichting (Films).................................±2 stops met stappen van 1/3
ISO-waarde
(standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex)..............Auto, ISO 100/200/400/800/1600/3200 (in P-modus)
Witbalans.............................................Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,
Custom
Sluitertijd..............................................1–1/2000 sec.
15–1/2000 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Diafragma
Type ................................................Centraal
f/nummer.........................................f/3.0–f/9.0 (G), f/5.9–f/18 (T)
Flitser
Modi ................................................Auto, Aan, Slow sync, Uit
Bereik..............................................50 cm–4,0 m (G), 50 cm–2,0 m (T)
Specificaties
Specificaties
199
Opnamemodus....................................Auto*
1
, P, Filmsynopsis, Portret, Kinderen & dieren,
Smart Shutter*
2
, Snel na elkaar, Selectie beste beeld,
Nachtscene handm., Weinig licht, Fisheye-effect,
Miniatuureffect, Speels effect, Monochroom, Extra
levendig, Poster-effect, Kleuraccent, Kleur wisselen,
Strand, Flora, Sneeuw, Vuurwerk, Lange sluiter, Stitch
Hulp, iFrame-film, Super slow-motion film
Films opnemen is mogelijk met de filmknop.
*1 Smart Auto ook beschikbaar voor films
*2 Glimlach, Knipoogdetectie, Zelfontspanner Gezicht
Digitale Zoom ......................................Foto's/films: Ongeveer 4,0x
(tot ongeveer 32x in combinatie met de optische
zoomfunctie) Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter
Continu-opnamen maken
Snelheid ..........................................Circa 3,5 beelden/sec. (in P-modus)
Circa 8,7 beelden/sec. (in de modus Snel na elkaar)
Aantal opnamen
(Compatibel met CIPA)........................Ongeveer 210
Opnamemedia.....................................SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart,
SDXC-geheugenkaart
Bestandstype.......................................Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto's...............................................Exif 2.3 (JPEG)
Films................................................MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens:
Linear PCM (stereo))
Specificaties
200
Aantal opnamepixels (resolutie)
Foto's ..............................................16:9
Groot: 4000 x 2248, Medium 1: 2816 x 1584, Medium 2:
1920 x 1080, Klein: 640 x 360
3:2
Groot: 4000 x 2664, Medium 1: 2816 x 1880, Medium 2:
1600 x 1064, Klein: 640 x 424
4:3
Groot: 4000 x 3000, Medium 1: 2816 x 2112, Medium 2:
1600 x 1200, Klein: 640 x 480
1:1
Groot: 2992 x 2992, Medium 1: 2112 x 2112, Medium 2:
1200 x 1200, Klein: 480 x 480
Films ...............................................iFrame-film:
1280 x 720 (30 fps*
1
)
Super slow-motion film:
640 x 480 (120 fps*
2
bij opamen, 30 fps*
1
bij afspelen),
320 x 240 (240 fps*
3
bij opnamen, 30 fps*
1
bij afspelen)
Miniatuureffect:
1280 x 720*
4
, 640 x 480*
4
Overige:
1920 x 1080 (24 fps*
5
), 1280 x 720 (30 fps*
1
), 640 x 480
(30 fps*
1
)
*1 Werkelijk aantal beelden is 29,97 fps.
*2 Werkelijk aantal beelden is 119,88 fps.
*3 Werkelijk aantal beelden is 239,76 fps.
*4 Opnamen: 6 fps/3 fps/1,5 fps, Afspelen: 30 fps*
1
*5 Werkelijk aantal beelden is 23,976 fps.
Interface ..............................................Hi-Speed USB
HDMI-uitgang
Analoge audio-uitgang (stereo)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Standaard voor direct afdrukken ......... PictBridge
Stroombron..........................................Batterij NB-4L
Compacte voedingsadapter CA-DC10 (geleverd bij
voedingsadapterset ACK-DC60)
Afmetingen (volgens CIPA-normen)....95,8 x 56,8 x 22,1 mm
Gewicht (volgens CIPA-normen).........Ongeveer 140 g (inclusief batterijen en geheugenkaart)
Ongeveer 121 g (alleen camerabehuizing)
Specificaties
201
Batterij NB-4L
Type.....................................................Oplaadbare lithium-ionbatterij
Nominale spanning..............................3,7 V DC
Nominale capaciteit .............................760 mAh
Oplaadcycli..........................................Ongeveer 300 x
Bedrijfstemperatuur .............................0–40 °C
Afmetingen ..........................................35,4 x 40,3 x 5,9 mm
Gewicht................................................Ongeveer 17 g
Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE
Nominale invoer...................................100 V–240 V AC (50/60 Hz), 0,1 A (100 V)–0,06 A
(240 V)
Nominale uitvoer..................................4,2 V DC, 0,65 A
Oplaadduur..........................................Ongeveer 1 uur en 30 minuten (bij gebruik van NB-4L)
Oplaadlampje ......................................Opladen: oranje, Volledig opgeladen: groen
Bedrijfstemperatuur .............................0–40 °C
Afmetingen ..........................................53,0 x 86,0 x 19,5 mm
Gewicht................................................Ongeveer 60 g (CB-2LV)
Ongeveer 55 g (CB-2LVE, exclusief voedingskabel)
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR
EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE
BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
202
Accessoires
Polsriem
WS-DC11
Interfacekabel
IFC-400PCU*
Cd DIGITAL
CAMERA Solution
Disk
Stereo AV-kabel AVC-DC400ST
Meegeleverd
met
camera
Batterij NB-4L
met kapje*
Batterijlader
CB-2LV/CB-2LVE*
USB-kaartlezer
Windows/Macintosh
Geheugenkaart
Canon PictBridge-compatibele printers
TV
*Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
HDMI-kabel HTC-100
203
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige
regio's.
Batterij NB-4L
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE
Een oplader om de batterij NB-4L op
te laden.
Voedingsadapterset ACK-DC60
Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
computer of printer. U kunt op deze manier
niet de batterij in de camera opladen.
Krachtige flitser HF-DC2
Met deze losse flitser kunt u foto-
onderwerpen vastleggen die te ver weg
zijn om door de ingebouwde flitser te
worden belicht.
U kunt ook de krachtige flitser HF-DC1
gebruiken.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
Voedingen
U kunt ook de voedingsadapterset ACK-DC10 gebruiken.
Accessoires gebruiken in het buitenland
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden
met een wisselspanning van 100–240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit
kan leiden tot beschadigingen.
Flitser
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
204
Stereo AV-kabel AVC-DC400ST
Gebruik deze kabel om de camera aan
te sluiten op een tv om beelden te maken
en weer te geven.
HDMI-kabel HTC-100
Gebruik deze kabel om de camera aan
te sluiten op de HDMI-aansluiting van een
hdtv.
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel
bij u in de buurt waar Canon-producten
worden verkocht.
Overige accessoires
Printers
SELPHY-
serie
Inkjetprinters
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die
worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking
van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel
tegen betaling kunt laten uitvoeren.
205
A
Aangepaste witbalans ...............................84
Aansluiting.................37, 142, 170, 171, 174
Accessoires .............................................203
AE-vergrendeling.......................................99
Afdrukken ................................................142
AF Frames...........................................28, 92
AF Focus
AF-Punt Zoom ...........................................95
Afspelen Bekijken
Afspelen met overgangseffecten.............124
AF Tracking .........................................29, 94
AF-vergrendeling.......................................96
AUTO-modus (Opnamemodus).................27
B
Batterij
Oplaadlampje......................................15
Opladen ..............................................14
Spaarstand .................................50, 163
Batterijlader .........................................2, 203
Beelden
Afspelen Bekijken
Beelden wissen...........................31, 128
Beveiligen .........................................124
Bewerken Bewerken
Weergaveduur ..................................166
Beelden bekijken op een tv .....................170
Beelden markeren als favoriet.................130
Beelden wissen .........................................31
Beeldkwaliteit Compressieverhouding
Bekijken
Beelden op een tv.............................170
Beeld scrollen ...................................114
Diavoorstelling ..................................117
Enkelvoudige weergave......................30
Gefilterd afspelen..............................115
Indexweergave .................................114
Smart Shuffle.................................... 123
Vergrote weergave ...........................120
Belichting
AE-vergrendeling................................ 99
Correctie .............................................83
FE-vergrendeling ................................99
Bestandsnummering................................161
Beste beeld selecteren (opnamemodus)...79
Beveilig ....................................................124
Bewerken
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken) ...................136
i-Contrast ..........................................139
My Colors..........................................138
Rode-ogencorrectie ..........................140
Trimmen............................................137
Bijgesloten items Accessoires
C
Camera
De camera vasthouden.......................13
Standaardinstellingen .........................49
Camerabeweging ..............................29, 167
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk...........2
Centrum (modus AF Frame)......................93
Compressieverhouding (beeldkwaliteit).....59
Continu-opnamen maken ..........................87
Continu-opnamen maken
Beste beeld selecteren
(opnamemodus)..................................79
Snel na elkaar (opnamemodus)..........78
D
Datum/Tijd
Instelling..............................................21
Toevoegen aan beeld .........................54
Wereldklok ........................................164
Wijzigen ..............................................22
Datum en tijd Datum/Tijd
Diavoorstelling.........................................117
Digitale Tele-converter ..............................91
Digitale Zoom ............................................53
Donkere omgeving (opnamemodus) .........63
DPOF.......................................................149
E
Extra levendig (opnamemodus).................65
Eye-Fi-kaart.......................................17, 175
F
Fabrieksinstellingen Standaardinstellingen
FE-vergrendeling.......................................99
Index
Index
206
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
aantal beelden)................................. 108
Bekijken (Afspelen)............................. 34
Bewerken.......................................... 111
Opnametijd ................................. 33, 108
Filmsynopsis (opnamemodus) .................. 72
Fisheye-effect (opnamemodus)................. 66
Flitser
Aan ..................................................... 83
Slow sync ......................................... 100
Uit ....................................................... 52
Flora (opnamemodus)............................... 63
Focus
AF Frames.................................... 28, 92
AF-Punt Zoom .................................... 95
AF-vergrendeling................................ 96
Servo AF............................................. 97
Focus check ............................................ 119
Focusvergrendeling................................... 93
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken).......................... 136
Formatteren (geheugenkaart) ........... 24, 159
Formatteren Geheugenkaarten
formatteren
Fotoboeken ............................................. 154
Foutmeldingen......................................... 180
G
Geheugenkaarten...................................... 17
Beschikbare opnamen.................. 20, 60
Formatteren................................ 24, 159
Opnametijd ................................. 33, 108
Geluidsinstellingen .................................... 46
Gezichts-AiAf (modus AF Frame) ............. 92
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus)........................................ 75
Glimlach (opnamemodus) ......................... 73
H
Hybride IS................................................ 185
I
i-Contrast........................................... 86, 139
iFrame-film (filmmodus)........................... 104
Intelligent IS..................................... 167, 185
Interfacekabel................................ 2, 37, 142
ISO-waarde ...............................................85
K
Kinderen & dieren (opnamemodus) .......... 62
Kleur Accent (opnamemodus)...................69
Kleur Wissel (opnamemodus) ................... 70
Klokfunctie................................................. 50
Knipoogdetectie (opnamemodus) ............. 74
Knipperdetectie ....................................... 102
L
Lampje................................... 40, 41, 43, 165
Lange sluiter (opnamemodus)................... 77
LCD-monitor Scherm
Lichtnet.................................................... 174
M
Macro (AF-instelling) ................................. 90
Meetmethode ............................................ 98
Menu
Basishandelingen ............................... 45
Lijst ...................................................188
Menu FUNC.
Basishandelingen ............................... 44
Lijst ........................................... 190, 196
Miniatuureffect (opnamemodus)........ 66, 105
Monochroom (opnamemodus) .................. 68
My Category............................................ 132
My Colors (Afspelen)...............................138
My Colors (opname)..................................88
N
Nachtscene handm
(opnamemodus) ........................................ 63
O
Opnamen maken
Aantal opnamen ..................... 15, 20, 60
Opnamedatum en -tijd Datum/Tijd
Opname Info..................................... 183
Opnametijd .........................................33
Opnamen maken via een tv .................... 171
Overzicht van de onderdelen ....................40
Index
207
P
P (opnamemodus).....................................82
PictBridge ........................................142, 204
Polsriem Riem
Portret (opnamemodus).............................62
Poster-effect (opnamemodus)...................65
Powered IS..............................................167
Problemen oplossen................................177
Programma automatische belichting .........82
R
Raster......................................................166
Reizen naar het buitenland........16, 164, 203
Resolutie (beeldgrootte) ............................59
Riem ......................................................2, 13
Rode-Ogen Corr......................................101
Rode-ogencorrectie.................................140
Roteren....................................................135
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven ..........................................42
Informatieweergave ..................183, 186
Menu Menu FUNC., Menu
Taal van LCD-scherm.........................23
Scherpstelbereik
Macro..................................................90
Oneindig .............................................90
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart
Geheugenkaarten
Sepiakleurig...............................................88
Servo AF....................................................97
Smart Shuffle...........................................123
Smart Shutter (opnamemodus) .................73
Sneeuw (opnamemodus) ..........................63
Snel na elkaar (opnamemodus) ................78
Software
Beelden downloaden naar
een computer om te bekijken.............. 35
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk.... 2
Installatie.............................................36
Softwarehandleiding .............................2
Spaarstand ........................................50, 163
Speels effect (opnamemodus)................... 67
Standaardinstellingen ................................49
Stitch Hulp (opnamemodus) ......................80
Strand (opnamemodus).............................63
Super slow-motion (filmmodus) ...............106
T
Taal van LCD-scherm................................23
Transportmodus ........................................87
Trimmen ..................................................137
V
Vergrote weergave ..................................120
Verhouding ................................................58
Video Films
Voeding Batterij, voedingsadapterset
Voedingsadapterset.........................174, 203
Vuurwerk (opnamemodus) ........................64
W
Wereldklok...............................................164
Witbalans...................................................84
Z
Zelfontspanner...........................................55
2 seconden-zelfontspanner ................56
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus)..................................75
Knipoogdetectie (opnamemodus)....... 74
Vertraging en aantal opnamen
wijzigen ...............................................56
Zoomen ...............................................27, 53
Zwart-witfoto's............................................88
208
Informatie over handelsmerken
Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
Dit apparaat gebruikt exFAT-technologie die in licentie is gegeven door
Microsoft.
HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI
Licensing LLC.
Het iFrame-logo en het iFrame-symbool zijn handelsmerken van
Apple Inc.
Over MPEG-4-licenties
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and
may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding
MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a personal and
non-commercial purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T
patents to provide MPEG-4 compliant video.
No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard.
* Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist.
CEL-SS1CA280 © CANON INC. 2011
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209

Canon IXUS 230HS Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor