34
NL
De eenpuntskalibratie wordt aanbevolen bij metingen met zeer geringe
laagdikten. Schakel het apparaat naar de kalibratiemodus zoals onder stap
9 beschreven staat en druk op de toets 'ESC' totdat de meetmodus op het
display verschijnt.
Voer de volgende stappen uit om een eenpuntskalibratie uit te voeren:
1. Voer de nulpuntkalibratie uit zoals onder stap 10 beschreven staat
2. Plaats een kalibratiefolie waarvan de dikte overeenstemt met geschatte,
te meten laagdikte op het niet-gecoate basismonster.
3. Plaats de meetkop verticaal
4. Neem het meettoestel na de meting weer weg van het materiaal
5. Stel de dikte van de kalibratiefolie op het display in met behulp van de
toetsen '' / ''.
6. Herhaal de stappen 3 - 4 meerdere keren.
7. Houd de toets 'Zero' ingedrukt om de kalibratie over te nemen.
8. De eenpuntskalibratie is afgesloten. De kalibratiemodus moet weer worden
gedeactiveerd
De tweepuntskalibratie wordt aanbevolen bij metingen op ruwe oppervlakken.
Schakel het apparaat naar de kalibratiemodus zoals onder stap 9 beschreven
staat en druk op de toets 'ESC' totdat de meetmodus op het display verschijnt.
Voer de volgende stappen uit om een tweepuntskalibratie uit te voeren:
1. Voer de nulpuntkalibratie uit zoals onder stap 10 beschreven staat
2. Voer de eenpuntskalibratie uit zoals beschreven onder stap 11, echter met
een kalibratiefolie die dunner is dan de geschatte laagdikte van de te meten
coating.
3. Herhaal stap 2 met een kalibratiefolie die dikker is dan de geschatte laag-
dikte van de te meten coating.
4. Houd de toets 'Zero' ingedrukt om de kalibratie over te nemen.
5. De tweepuntskalibratie is afgesloten. De kalibratiemodus moet weer
worden gedeactiveerd
Eenpuntskalibratie
Tweepuntskalibratie
11
12