NL
- 58 -
Olietank
Oliepeil van de tank. Controleer ook tijdens het
werk of er steeds voldoende olie voorhanden is.
Werk nooit met de zaag als er geen olie voorhan-
den is of als het oliepeil onder het minimummerk
is gezakt (fi g. 10, pos. B) om een beschadiging
van de kettingzaag te vermijden.
Een vulling volstaat gemiddeld voor 15 minuten
naargelang de ingelaste pauzen en de belasting.
Zaagketting
Spanning van de zaagketting, toestand van de
snijkanten. Hoe scherper de zaagketting is des te
gemakkelijker kan u de kettingzaag bedienen en
onder controle houden. Hetzelfde geldt voor de
kettingspanning. Controleer ook tijdens het werk
om de 10 minuten de kettingspanning om uw vei-
ligheid te verhogen! Vooral nieuwe zaagkettingen
neigen tot verhoogd uitzetten.
Kettingrem
Controleer de functie van de kettingrem zoals be-
schreven in hoofdstuk “veiligheidsvoorzieningen”
en zet haar in werking.
Beschermende kleding
Draag zeker de gepaste beschermende nauw
sluitende kleding zoals een speciale broek die
u beschermt tegen snijwonden, alsmede hand-
schoenen en veiligheidsschoenen.
Gehoorbeschermer en veiligheidsbril
Draag bij vel- en boswerkzaamheden zeker een
veiligheidshelm met geïntegreerde gehoor- en
gelaatsbeschermer. Die biedt bescherming tegen
neervallende dikke takken en terugschietende
takjes.
7.2 Toelichting omtrent het correct te werk
gaan bij fundamentele werkzaamheden
Boom vellen (fi g. 14-17)
Indien twee of meer personen tegelijkertijd op
maat snijden en vellen, moet de afstand tussen
de vellende en op maat snijdende personen
minstens twee boomlengtes bedragen (fi g. 14).
Bij het vellen van bomen dient u erop te letten
dat geen andere personen in gevaar worden ge-
bracht, geen toevoerleidingen worden geraakt en
geen materiële schade wordt veroorzaakt. Mocht
een boom een toevoerleiding raken, dient de
desbetreff ende energievoorzieningsmaatschappij
onmiddellijk op de hoogte te worden gesteld.
Bij zaagwerkzaamheden op een helling moet de
bedienaar van de kettingzaak op het terrein hoger
staan dan de te vellen boom omdat de boom na
het vellen bergaf gaat rollen of glijden (fi g. 15).
Vóór het vellen moet een vluchtweg worden
gepland en, indien nodig, vrij worden gemaakt.
De vluchtweg moet vanaf de verwachte vallijn
schuin naar achteren verlopen zoals voorgesteld
in fi g. 16 (A = gevarenzone, B = valrichting, C =
vluchtzone).
Vóór het vellen dient u rekening te houden met de
natuurlijke schuine stand van de boom, de stand
van de dikkere takken en met de windrichting om
de valrichting van de boom te kunnen beoordelen.
Vuil, stenen, losse schors, spijkers, klemmen en
metalen draad dienen van de boom te worden
verwijderd.
Kerfsnede maken (fi g. 17)
Zaag haaks t.o.v. de valrichting een kerf (A) met
een diepte van 1/3 van de boomdiameter, zoals
in fi g. 17 getoond. Eerst de onderste horizontale
kerfsnede (1) uitvoeren. Daardoor wordt voor-
komen dat de zaagketting of de geleiderail bij
het uitvoeren van de tweede kerfsnede beklemd
raakt.
Velsnede maken (fi g. 17)
Met de velsnede minstens 50 mm boven de
horizontale kerfsnede beginnen. De velsnede
(B) evenwijdig met de horizontale kerfsnede
doorvoeren. De velsnede enkel tot een diepte
zagen zodat nog een tussenstuk (vellijst) (D) blijft
staan dat als scharnier kan dienen. Het scharnier
voorkomt dat de boom draait en de verkeerde
richting op neervalt. Zaag het scharnier niet door.
Als de velsnede het scharnier nadert gaat de
boom normaal beginnen neer te vallen. Mocht het
blijken dat de boom mogelijk niet in de gewenste
valrichting (C) neervalt of naar achteren terug-
neigt en de zaagketting vastklemt, de velsnede
onderbreken en wiggen van hout, kunststof of
aluminium gebruiken om de snede te openen en
de boom in de gewenste vallijn te doen omvallen.
Zodra de boom begint te vallen, de kettingzaag uit
de snede verwijderen, uitschakelen, neerzetten
en de gevarenzone via de geplande vluchtweg
verlaten. Op neervallende takken letten en niet
struikelen.
Onttakken
Hieronder verstaat men het verwijderen van de
takken van de gevelde boom. Bij het onttakken
laat u grotere omlaag wijzende takken waarop
de boom rust voorlopig staan tot de stam is
doorgezaagd. Kleinere takken volgens fi g. 18 (A
= snijrichting bij het onttakken, B = van de grond
Anl_GE_LC_36_35_Li_Solo_SPK2.indb 58Anl_GE_LC_36_35_Li_Solo_SPK2.indb 58 08.05.2018 09:45:2808.05.2018 09:45:28