VOLTCRAFT VC-890 de handleiding

Categorie
Multimeters
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

VC-890 OLED DIGITAL-MULTIMETER
BEDIENUNGSANLEITUNG
Seite 4 – 44
VC-890 OLED DIGITAL MULTIMETER
OPERATING INSTRUCTIONS
Page 45 – 85
VC-890 OLED MULTIMÈTRE NUMÉRIQUE
MODE D’EMPLOI
Page 86 – 126
VC-890 OLED DIGITALE MULTIMETER
GEBRUIKSAANWIJZING
Pagina 127 – 167
Best.-Nr. / Item No. / N° de commande / Bestnr.:
12 46 00
Version 12/12
Impressum
Diese Bedienungsanleitung ist eine Publikation von Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92235 Hirschau,
Tel.-Nr. 0180/586 582 7 (www.voltcraft.de).
Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverlmung, oder die Erfassung in
elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des Herausgebers.
Nachdruck, auch auszugsweise, verboten.
Diese Bedienungsanleitung entspricht dem technischen Stand bei Drucklegung. Änderung in Technik und Ausstattung vorbehalten.
© Copyright 2012 by Voltcraft®.
Legal notice
These operating instructions are a publication by Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92235 Hirschau/Germany,
Phone +49 180/586 582 7 (www.voltcraft.de).
All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microlming, or the capture in electronic data
processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is prohibited.
These operating instructions represent the technical status at the time of printing. Changes in technology and equipment reserved.
© Copyright 2012 by Voltcraft®.
Information légales
Ce mode d’emploi est une publication de la société Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92235 Hirschau/Allemagne,
Tél. +49 180/586 582 7 (www.voltcraft.de).
Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu’elle soit (p. ex. photocopie, microlm, saisie dans
des installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l’éditeur. Il est interdit de le réimprimer, même par
extraits.
Ce mode d’emploi correspond au niveau technique du moment de la mise sous presse. Sous réserve de modications techniques et
de l’équipement.
© Copyright 2012 par Voltcraft®.
Colofon
Deze gebruiksaanwijzing is een publicatie van de rma Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92235 Hirschau/Duitsland,
Tel. +49 180/586 582 7 (www.voltcraft.de).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverlming of de
registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van
uittreksels, verboden.
Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. Wijziging van techniek en uitrusting voorbehouden.
© Copyright 2012 by Voltcraft®.
V2_1212_02-KV
Diese Bedienungsanleitung gehört zu diesem Produkt. Sie enthält wichtige Hinweise zur
Inbetriebnahme und Handhabung. Achten Sie hierauf, auch wenn Sie dieses Produkt an
Dritte weitergeben.
Heben Sie deshalb diese Bedienungsanleitung zum Nachlesen auf! Eine Auistung
der Inhalte nden Sie in dem Inhaltsverzeichnis mit Angabe der entsprechenden
Seitenzahlen auf Seite 4.
These Operating Instructions accompany this product. They contain important
information on setting up and using the device. You should refer to these instructions,
even if you are buying this product for someone else.
Please retain these Operating Instructions for future use! A list of the contents can be
found in the Table of contents, with the corresponding page number, on page 45.
Le présent mode d’emploi fait partie intégrante du produit. Il comporte des directives
importantes pour la mise en service et la manipulation de l’appareil. Tenir compte de
ces remarques, même en cas de transfert du produit à un tiers.
Conserver ce mode d’emploi an de pouvoir le consulter à tout moment. La table des
matières avec indication des pages correspondantes se trouve à la page 86.
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Zij bevat belangrijke informatie over
de inbedrijfstelling en het gebruik. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden
overhandigt.
Bewaar daarom deze gebruiksaanwijzing om in voorkomende gevallen te kunnen
raadplegen. In de inhoudsopgave op pagina 127 vindt u een lijst met inhoudspunten
met vermelding van het bijbehorende.
8
10 Funktionstasten:
a H/LIGHT (+/COMP)-Taste:
„H“ = Hold-Funktion zum Einfrieren der Messanzeige
„LIGHT“ = Displayhelligkeit einstellen
„+“ = Wert erhöhen
„COMP“ = Vergleichsmodus
b MAX/MIN (View/)-Taste:
„MAX/MIN“ = Zum Aufzeichnen und Anzeigen der Max.- und Min.-Werte
„View“ = gespeicherte Werte ansehen
“ = Navigation im SETUP-Menü
c REL/PC (Log/)-Taste:
„REL“ = Bezugswertmessung
„PC“ = Datenübertragung zum PC per optischer Schnittstelle
„Log“ = Werte speichern
“ = Navigation im SETUP-Menü
d RANGE (-) Taste:
„RANGE“ = Manuelle Messbereichsumschaltung
„-“ = Wert verringern
11 Optisch isolierte Schnittstelle
12 Stativ-Anschlussgewinde
13 Klappbarer Aufstellbügel
14 Batteriefach
15 Schraube für Batterie- und Sicherungsfach
16 Sicherungsfach
165
Gelijkstroom
Bereik Nauwkeurigheid Resolutie
600 A ±(0,3 % + 10 digits) 0,01 A
6000 A
±(0,5 % + 10 digits)
0,1 A
60 mA 0,001 mA
600mA 0,01 mA
10 A ±(1,5 % + 20 digits) 0,001 A
Overbelastingsbeveiliging: Zekeringen; meettijdbegrenzing >5 A: max. 10 s met Pauze van 10 min
Wisselstroom
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid Frequentiebereik
600 µA 0,01 A
±(0,6 % + 40 digits) 45 Hz - 1 kHz
±(1,2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
6000 A 0,1 A
±(0,6 % + 40 digits) 45 Hz - 1 kHz
±(1,2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
60 mA 0,001 mA
±(0,6 % + 40 digits) 45 Hz - 1 kHz
±(1,2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
600 mA 0,01 mA
±(0,6 % + 40 digits) 45 Hz - 1 kHz
±(1,2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
10 A 0,001 A
±(2 % + 40 digits)
45 Hz - 1 kHz
±(4 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
Overbelastingsbeveiliging: Zekeringen; meettijdbegrenzing >5 A: max. 10 s met Pauze van
10 min; Overbelastingsbeveiliging: 1000 V; TrueRMS in het meetbereik van 10 – 100 %
Weerstand
Bereik Nauwkeurigheid Resolutie
600 ±(1,0 % + 10 digits) met REL-functie 0,01
6 k
±(0,6 % + 10 digits)
0,0001 k
60 k 0,01 k
600 k 0,1 k
6 M ±(1,2 % + 10 digits) 0,001 M
60 M ±(2 % + 5 digits) 0,01 M
Overbelastingsbeveiliging: 1000 V
164
Wisselspanning
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid Frequentiebereik
6 V 0,0001 V
±(0,5 % + 40 digits) 45 Hz – 1 kHz
±(1,2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
±(3 % + 40 digits) 10 kHz - 20 kHz
±(4 % + 40 digits) 20 kHz - 100 kHz
60 V 0,001 V
±(0,5 % + 40 digits) 45 Hz - 1kHz
±(1,2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
±(3 % + 40 digits) 10 kHz - 20 kHz
±(6 % + 40 digits) 20 kHz - 100 kHz
600 V 0,01 V
±(0,5 % + 40 digits) 45 Hz - 1kHz
±(1,2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
±(3 % + 40 digits) 10 kHz - 20 kHz
Niet gespeci ceerd 20 kHz - 100 kHz
1000 V 0,1 V
±(1,2 % + 40 digits) 45 Hz - 1kHz
±(3 % + 40 digits) 1 kHz - 5 kHz
±(6 % + 40 digits) 5 kHz - 10 kHz
Niet gespeci ceerd 10 kHz - 100 kHz
Overbelastingsbeveiliging: 1000 V; impedantie: ca. 10 M
TrueRMS in het meetbereik van 10 – 100 %
Piekfactor (Crest Factor): max. 3,0 (bij 1000 V max. 1,5)
Meetunctie AC + DC spanning
Bereik Resolutie Nauwkeurigheid Frequentiebereik
6 V 0,0001 V
±(1 % + 80 digits) 45 Hz - 1 kHz
±(3 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
±(6 % + 40 digits) 10 kHz - 35 kHz
60 V 0,001 V
±(1 % + 80 digits) 45 Hz - 1 kHz
±(3 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
±(6 % + 40 digits) 10 kHz - 35 kHz
600 V 0,01 V
±(1 % + 80 digits) 45 Hz - 1 kHz
Niet gespeci ceerd 1 kHz - 10 kHz
Niet gespeci ceerd 10 kHz - 35 kHz
1000 V 0,1 V
±(1,2 % + 80 digits) 45 Hz - 1 kHz
Niet gespeci ceerd 1 kHz - 10 kHz
Niet gespeci ceerd 10 kHz - 35 kHz
Overbelastingsbeveiliging: 1000 V; impedantie: 10 M
9
4. ZEICHENERKLÄRUNG
Ein Ausrufezeichen in einem Dreieck zeigt wichtige Anweisungen in dieser Anleitung, die
unbedingt befolgt werden müssen.
Ein Blitzsymbol im Dreieck warnt vor einem elektrischen Schlag oder der Beeinträchtigung
der elektrischen Sicherheit des Geräts.
Das „Pfeil“-Symbol ist zu nden, wenn Ihnen besondere Tipps und Hinweise zur
Bedienung gegeben werden sollen.
Dieses Gerät ist CE-konform und erfüllt die erforderlichen europäischen Richtlinien.
Schutzklasse 2 (doppelte oder verstärkte Isolierung)
CAT II
Überspannungskategorie II für Messungen an elektrischen und elektronischen Geräten,
welche über einen Netzstecker mit Spannung versorgt werden. Diese Kategorie
umfasst auch alle kleineren Kategorien (z.B. CAT I zur Messung von Signal- und
Steuerspannungen).
CAT III
Überspannungskategorie III für Messungen in der Gebäudeinstallation (z.B. Steckdosen
oder Unterverteilungen). Diese Kategorie umfasst auch alle kleineren Kategorien (z.B.
CAT II zur Messung an Elektrogeräten).
CAT IV
Überspannungskategorie IV für Messungen an der Quelle der Niederspannungsinstallation
(z.B. Hauptverteilung, Haus-Übergabepunkte der Energieversorger etc.). Diese Kategorie
umfasst auch alle kleineren Kategorien.
Erdpotential
162
Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing
De multimeter werkt niet. Is de batterij leeg? Controleer de toestand.
Batterij vervangen.
Geen verandering van
meetwaarden.
Is de verkeerde meetfunctie
actief (AC/DC)?
Controleer de weergave (AC/
DC) en schakel de functie
eventueel om.
Zijn de meetsnoeren be-
trouwbaar in de meetbussen
gestoken?
Controleer of de meetsnoeren
goed zijn ingestoken.
Is de zekering defect? Controleer de zekeringen.
Is de functie Hold
geactiveerd? (Weergave
)
Druk op de knop H/LIGHT (+/
COMP) om deze functie uit te
schakelen.
Het meetapparaat piept
en er wordt een van de
volgende foutmeldingen
weergegeven:
ERROR ON V INPUT
ERROR ON A INPUT
ERROR ON mA INPUT
Verkeerd aangesloten of
ongeschikte meetsnoeren.
Meetsnoeren goed op het
meetapparaat aansluiten,
vervangen of de meetfunctie
wijzigen.
Andere dan genoemde reparaties mogen alleen door een erkende reparateur worden
uitgevoerd. Bij vragen over de omgang met het meetapparaat staat onze technische
ondersteuningsafdeling met het volgende telefoonnummer ter beschikking:
VOLTCRAFT®, 92242 Hirschau, Lindenweg 15, Tel.-Nr. 0180 / 586 582 7
11
Stellen Sie vor jeder Spannungsmessung sicher, dass sich das Messgerät nicht im
Strommessbereich be ndet.
Die Spannung zwischen den Anschlusspunkten des Messgeräts und Erdpotential darf
1000 V DC/AC in CAT III bzw. 600 V in CAT IV nicht überschreiten.
Vor jedem Wechsel des Messbereiches sind die Messspitzen vom Messobjekt zu
entfernen.
Seien Sie besonders Vorsichtig beim Umgang mit Spannungen >25 V Wechsel- (AC)
bzw. >35 V Gleichspannung (DC)! Bereits bei diesen Spannungen können Sie bei
Berührung elektrischer Leiter einen lebensgefährlichen elektrischen Schlag erhalten.
Überprüfen Sie vor jeder Messung Ihr Messgerät und deren Messleitungen auf
Beschädigung(en).
Führen Sie auf keinen Fall Messungen durch, wenn die schützende Isolierung
beschädigt (eingerissen, abgerissen usw.) ist.
Um einen elektrischen Schlag zu vermeiden, achten Sie darauf, dass Sie die zu
messenden Anschlüsse/Messpunkte während der Messung nicht, auch nicht indirekt,
berühren.
Über die fühlbaren Griffbereichsmarkierungen an den Messspitzen darf während des
Messens nicht gegriffen werden.
Verwenden Sie das Multimeter nicht kurz vor, während oder kurz nach einem Gewitter
(Blitzschlag! / energiereiche Überspannungen!). Achten Sie darauf, dass ihre Hände,
Schuhe, Kleidung, der Boden, Schaltungen und Schaltungsteile usw. unbedingt
trocken sind.
Vermeiden Sie den Betrieb in unmittelbarer Nähe von:
- starken magnetischen oder elektromagnetischen Feldern
- Sendeantennen oder HF-Generatoren.
Dadurch kann der Messwert verfälscht werden.
Schalten Sie das Messgerät niemals gleich dann ein, wenn dieses von einem kalten
in einen warmen Raum gebracht wird. Das dabei entstandene Kondenswasser kann
unter Umständen Ihr Gerät zerstören.
Lassen Sie das Gerät uneingeschaltet auf Zimmertemperatur kommen.
Beachten Sie auch die Sicherheitshinweise in den einzelnen Kapiteln.
12
b) Batterien / Akkus
Achten Sie beim Einlegen der Batterien / Akkus auf die richtige Polung.
Entfernen Sie die Batterien / Akkus, wenn Sie das Gerät längere Zeit nicht verwenden,
um Beschädigungen durch Auslaufen zu vermeiden. Auslaufende oder beschädigte
Batterien / Akkus können bei Hautkontakt Säureverätzungen hervorrufen. Beim
Umgang mit beschädigten Batterien / Akkus sollten Sie daher Schutzhandschuhe
tragen.
Bewahren Sie Batterien / Akkus außerhalb der Reichweite von Kindern auf. Lassen
Sie Batterien / Akkus nicht frei herumliegen, da diese von Kindern oder Haustieren
verschluckt werden könnten.
Nehmen Sie keine Batterien / Akkus auseinander, schließen Sie sie nicht kurz und
werfen Sie sie nicht ins Feuer. Versuchen Sie niemals, nicht au adbare Batterien
aufzuladen. Es besteht Explosionsgefahr!
c) Sonstiges
Wenden Sie sich an eine Fachkraft, wenn Sie Zweifel über die Arbeitsweise, die
Sicherheit oder den Anschluss des Produktes haben.
Lassen Sie Wartungs-, Anpassungs- und Reparaturarbeiten ausschließlich von einem
Fachmann bzw. einer Fachwerkstatt durchführen.
Sollten Sie sich über den korrekten Anschluss bzw. Betrieb nicht im Klaren sein oder sollten sich
Fragen ergeben, die nicht im Laufe der Bedienungsanleitung abgeklärt werden, so setzen Sie sich
bitte mit unserer technischen Auskunft oder einem anderen Fachmann in Verbindung.
Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau, Tel. 0180/586 582 7.
161
24. VERWIJDERING
a) Product
Elektronische apparaten zijn recyclebare stoffen en horen niet bij het huisvuil.
Als het product niet meer werkt, moet u het volgens de geldende wettelijke bepalingen
voor afvalverwerking inleveren.
Verwijder de geplaatste batterijen/accu’s en gooi deze afzonderlijk van het product weg.
b) Batterijen / Accu’s
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen en
accu’s in te leveren; verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan.
Batterijen/accu´s die schadelijke stoffen bevatten, zijn gemarkeerd met nevenstaand
symbool. Deze mogen niet via het huisvuil worden afgevoerd. De aanduidingen voor
irriterend werkende, zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood (de aanduiding
staat op de batterijen/accu’s, bijv. onder de links afgebeelde vuilnisbaksymbool).
U kunt verbruikte batterijen/accu’s gratis bij de verzamelpunten van uw gemeente, onze
lialen of overal waar batterijen/accu’s worden verkocht, afgeven.
Zo vervult u uw wettelijke verplichtingen en draagt u bij tot de bescherming van het milieu.
25. VERHELPEN VAN STORINGEN
Met deze DMM is een product aangeschaft dat volgens de nieuwste stand der techniek is ontwikkeld
en veilig is in het gebruik.
Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Hieronder staan enkele tips om eventuele storingen eenvoudig zelf te kunnen verhelpen:
Raadpleeg in elk geval de veiligheidsvoorschriften van deze gebruiksaanwijzing!
160
e) Knoopcelbatterij vervangen
Als datum en tijd niet langer juist worden weergegeven moet de knooopcelbatterij worden vervangen.
Ga voor het vervangen als volgt te werk:
1. Verwijder de aangesloten meetsnoeren van het meetcircuit en van het meetapparaat. Schakel
de DMM uit.
2. Open het batterij- en zekeringvak zoals in paragraaf “c) Meetapparaat openen” (pagina 158) is
beschreven.
3. Verwijder dan de vier schroeven op de achterkant van het apparaat en trek de behuizing er voor-
zichtig af.
4. Schuif de knoopcelbatterij voorzichtig vanaf de onderkant uit de batterijhouder. Houd de batterij-
houder daarbij enigszins schuin naar boven gericht.
5. Vervang de lege knoopcelbatterij door een nieuwe van hetzelfde type (CR2032). Plaats een nieu-
we knoopcelbatterij in het batterijvak. Let er op dat de pluspool naar boven wijst.
6. Sluit de behuizing in omgekeerde volgorde en schroef het batterij- en zekeringvak dicht.
Een geschikte knoopcelbatterij is verkrijgbaar onder het volgende bestelnummer:
Best.nr. 65 01 83
13
6. PRODUKTBESCHREIBUNG
Die Messwerte werden am Multimeter (im folgenden DMM genannt) in einer Digitalanzeige dargestellt.
Die Messwertanzeige des DMM umfasst 60000 Counts (Count = kleinster Anzeigewert).
Wenn das Gerät eine Zeit lang nicht bedient wird (Einstellungen: 5 Min., 15 Min., 30Min.), schaltet es
sich automatisch ab. Die Batterie wird geschont und ermöglicht eine längere Betriebszeit. Während
der Datenübertragung zum PC per optischer Schnittstelle ist diese Funktion abgeschaltet.
Das Messgerät ist sowohl im Hobby- als auch im professionellen Bereich bis CAT IV einsetzbar.
Zur besseren Ablesbarkeit kann das DMM mit dem rückseitigen Aufstellbügel ideal platziert werden.
Das Batterie- und Sicherungsfach kann nur geöffnet werden, wenn alle Messleitungen vom Messgerät
entfernt wurden. Bei geöffnetem Batterie- und Sicherungsfach ist es nicht möglich, die Messleitungen
in die Messbuchsen zu stecken. Dies erhöht die Sicherheit für den Benutzer.
Im Spannungs- und Strommessbereich erfolgt bei falsch angeschlossenen Messleitungen ein
Warnton mit Displayanzeigen. Schließen Sie die Messleitungen korrekt an, bevor Sie messen.
Drehschalter (4)
Die einzelnen Messfunktionen werden über einen
Drehschalter angewählt. Die automatische Bereichswahl
„AUTO“ ist in einigen Messfunktionen aktiv. Hierbei wird
immer der jeweils passende Messbereich eingestellt.
Beginnen Sie bei der Strommessung immer mit dem
größten Messbereich (10 A) und schalten Sie bei Bedarf
auf einen kleineren Messbereich um.
Das Multimeter ist in der Schalterposition „OFF“
ausgeschaltet. Schalten Sie das Messgerät bei
Nichtgebrauch immer aus. Die Abbildung 1 zeigt die
Anordnung der Messfunktionen.
Abb. 1
7. LIEFERUMFANG
Multimeter mit Gummischutzrahmen
9 V Alkali-Blockbatterie
1 Satz Messleitungen
1 Satz Krokodilklemmen
Draht-Temperaturfühler
USB-Schnittstellenadapter
Auswertesoftware „VOLTSOFT“
Bedienungsanleitung
14
8. DISPLAY-ANGABEN UND SYMBOLE
Die Symbole und Angaben sind je nach Modell unterschiedlich vorhanden. Dies ist eine Aufstellung
aller möglichen Symbole und Angaben der Serie VC890.
Delta-Symbol für Relativwertmessung (=Referenzwertmessung)
AUTO steht für „Automatische Messbereichswahl“
TrueRMS Echt-Effektivwertmessung
Data-Hold-Funktion
Vergleichsmodus
> <
Grenzwertfestlegung, Messwert muss innerhalb zweier bestimmter Werte bleiben
< >
Grenzwertfestlegung, Messwert muss außerhalb zweier bestimmter Werte bleiben
steht für „Vergleichstest nicht bestanden“
steht für „Vergleichstest bestanden“
Speicherstand laden
OL Overload = Überlauf; der Messbereich wurde überschritten
OFF Schalterstellung „Aus“
Symbol für Batteriewechsel (Batteriestand niedrig)
Symbol für den Diodentest
Symbol für den akustischen Durchgangsprüfer
AC Wechselspannung bzw. Wechselstrom
Maximaler Messwert
Minimaler Messwert
Durchschnitts-Messwert
Automatische Abschaltung aktiviert
Messwertespeicher wird gelöscht
Manueller Messwertespeicher
Automatischer Messwertespeicher
Symbol für Datenübertragung (aktive Schnittstelle)
Funktionsumschaltung aktiviert (blaue Tastenbeschriftung)
VOID Messwertespeicher enthält keine gespeicherten Messwerte
DC Gleichspannung bzw. Gleichstrom
mV Millivolt (=0,001 V)
V Volt (Einheit der elektrischen Spannung)
159
d) Zekeringtest/zekering vervangen
De stroommeetbereiken zijn gezekerd met hoogvermogenzekeringen. Is er geen meting in dit bereik
meer mogelijk, dan moet de zekering worden vervangen.
Het meetapparaat biedt de mogelijkheid om zekeringen te testen bij gesloten behuizing.
Ga voor het testen als volgt te werk:
1. Kies met de draaiknop het meetbereik “
2. Steek een meetsnoer in de meetbus °CHzV (7).
3. Raak met de meetpen de te testen stroommeetbus aan
(Afb. 12).
4. Wordt er een meetwaarde weergegeven, dan is de zekering
oke. Blijft er echter “OL” op het uitleesvenster staan, dan is de
betreffende zekering defect en moet deze worden vervangen.
Afb. 12
Ga voor het vervangen als volgt te werk:
1. Verwijder de aangesloten meetsnoeren van het meetcircuit en van het meetapparaat. Schakel
de DMM uit.
2. Open de behuizing zoals in paragraaf “c) Meetapparaat openen” (pagina 158) is beschreven.
3. Vervang de defecte zekering door een nieuwe van hetzelfde type en met dezelfde nominale
stroomsterkte. De zekeringen hebben de onderstaande speci caties:
Zekering F1 F2
Nominale gegevens F600mA H 1000V F10A H 1000V
Schakelvermogen 30 kA
Afmeting (ø x L) 6,35 x 31,8 mm 10,3 x 38 mm
Bestelnummer 44 24 03 44 23 35
4. Sluit de behuizing weer zorgvuldig.
Het gebruik van gerepareerde zekeringen of het overbruggen van de
zekeringhouders is uit veiligheidsoverwegingen niet toegestaan. Dit kan leiden tot
brand of lichtboogexplosies. Gebruik het meetapparaat in geen geval in geopende
toestand.
158
Gebruik voor het reinigen geen koolstofhoudende reinigingsproducten, benzine, alcohol en dergelijke.
Hierdoor wordt het oppervlak van het meetapparaat aangetast. Bovendien zijn de dampen van
dergelijke middelen explosief en schadelijk voor de gezondheid. Gebruik voor het reinigen ook geen
gereedschap met scherpe zijden, schroevendraaiers of metalen borstels en dergelijke.
Gebruik voor het reinigen van het apparaat, het uitleesvenster en de meetsnoeren een schone,
pluisvrije, antistatische en licht bevochtigde schoonmaakdoek. Laat het apparaat goed drogen
voordat het opnieuw voor metingen wordt gebruikt.
c) Meetapparaat openen
Het vervangen van zekeringen en batterijen is uit veiligheidsoverwegingen alleen mogelijk als alle
meetsnoeren van het meetapparaat zijn verwijderd. Het batterij- en zekeringvak kan bij ingestoken
meetsnoeren niet worden geopend.
Bovendien worden bij het openen alle meetbussen mechanisch vergrendeld om het achteraf insteken
van de meetsnoeren bij geopende behuizing te voorkomen. De vergrendeling wordt automatisch
opgeheven als het batterij- en zekeringvak weer is gesloten.
De behuizing is zodanig ontworpen dat zelfs bij geopend batterij- en zekeringvak alleen toegang
tot batterij en zekeringen mogelijk is. De behuizing hoeft niet meer zoals voorheen volledig te
worden geopend en uit elkaar te worden gehaald. Deze maatregelen verhogen de veiligheid en de
bedieningsvriendelijkheid voor de gebruiker.
Ga voor het openen als volgt te werk:
1. Verwijder alle meetsnoeren van het meetapparaat en schakel
het uit.
2. Draai de schroef van het batterijvak (15) op de achterkant los
en verwijder deze.
3. Klap de opstelbeugel (13) op. Schuif het batterij- en zekering-
vakdeksel van het meetapparaat af (Afb.11).
4. De zekeringen en het batterijvak zijn nu toegankelijk.
5. Sluit de behuizing in omgekeerde volgorde en schroef het bat-
terij- en zekeringvak dicht.
6. Het meetapparaat is weer klaar voor gebruik.
Afb. 11
15
A Ampere (Einheit der elektrischen Stromstärke)
mA Milliampere (=0,001 A)
µA Mikroampere (=0,000.001 A)
Hz Hertz (Einheit der Frequenz)
kHz Kilohertz
MHz Megahertz
VA Voltampere (Einheit der elektrischen Scheinleistung)
% Prozentanzeige bei Duty Cycle-Messung
ºC Grad Celsius
ºF Grad Fahrenheit
Ohm (Einheit des elektrischen Widerstands)
k Kiloohm (=1.000 )
M Megaohm (=1.000.000 )
nF Nanofarad (Einheit der elektrischen Kapazität = 0,000.000.001 F)
µF Mikrofarad (=0,000.001 F)
mF Millifarad (=0,001 F)
Symbol für den Kapazitätsmessbereich
Warnsymbol bei Spannungen > 30 V/AC und > 42 V/DC
0 1 2 3 4 5 6
Bargraph-Balkenanzeige (nur bei V, A, )
Tiefpass lter für Wechselspannung
Low Imp-Funktion
9. BATTERIE
Bevor Sie mit dem Messgerät arbeiten können, muss erst die beiliegende Batterie
eingesetzt werden.
a) Einsetzen und Wechseln der Batterie
Zum Betrieb des Messgerätes wird eine 9 V-Alkali- oder Lithium-Blockbatterie benötigt. Bei
Erstinbetriebnahme oder wenn das Batterie-Zustandssymbol
(leer) im Display erscheint, muss
eine neue, volle Batterie bzw. ein neuer, voller Akku desselben Typs eingesetzt werden. Beachten
Sie auch die Sicherheitshinweise zu Batterien / Akkus (Seite 12).
16
Zum Einsetzen/Wechseln gehen Sie wie folgt vor:
1. Trennen Sie die angeschlossenen Messleitungen vom Messkreis und von Ihrem Messgerät.
Schalten Sie das DMM aus.
2. Öffnen Sie das Gehäuse wie im Kapitel „23. Wartung und Reinigung“ (Seite 35) beschrieben.
3. Ersetzen Sie die verbrauchte Batterie gegen eine neue desselben Typs. Setzen Sie die neue
Batterie polungsrichtig in das Batteriefach (14). Achten Sie auf die Polaritätsangaben im
Batteriefach.
4. Verschließen Sie das Gehäuse wieder sorgfältig.
b) Batterietyp einstellen
1. Stellen Sie im SETUP-Menü den verwendeten Batterietyp ein. Dies ermöglicht die korrekte
Anzeige des Batterieladestands.
2. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint
. Sie be nden sich nun im SHIFT-Modus.
3. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen.
4. Drücken Sie nun mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „BATTERY TYPE“
ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass der Menüpunkt
ausgewählt ist.
5. Drücken Sie die Tasten REL/PC (Log/) oder MAX/MIN (View/), um „LI-AKKU“ (Lithium-
Blockbatterie) oder „ALKALINE“ (Alkali-Blockbatterie) auszuwählen.
6. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das
SETUP-Menü zu verlassen.
Eine passende Alkaline-Batterie erhalten Sie unter folgender Bestellnummer:
Best.-Nr. 65 25 09
Eine passende Lithium-Batterie erhalten Sie unter folgender Bestellnummer:
Best.-Nr. 25 12 92
10. UHRZEIT UND DATUM EINSTELLEN
1. Stellen Sie Uhrzeit und Datum im SETUP-Menü ein.
2. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint
. Sie be nden sich nun im SHIFT-Modus.
3. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen.
4. Der Menüpunkt „SET TIME“ (Uhrzeit einstellen) ist ausgewählt. Falls nicht, drücken Sie mehrmals
auf die SHIFT/SETUP-Taste, um den Menüpunkt „SET TIME“ auszuwählen. Ein Stern-Symbol *
links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass der Menüpunkt „SET TIME“ ausgewählt ist.
157
6. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt “AUTO BRIGTHNESS”
wordt geselecteerd. Een ster-symbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt is
gekozen.
7. Druk op de knoppen REL/PC (Log/) of MAX/MIN (View/) om “ON” (aan) of “OFF” (uit) te
kiezen.
8. De instelling “ON” betekent dat de energiebesparingsmodus is ingeschakeld. De helderheid van
het uitleesvenster wordt bij inactiviteit automatisch verlaagd.
9. De instelling “OFF” schakelt de energiebesparingsmodus uit.
10. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan
en het menu SETUP te verlaten.
23. ONDERHOUD EN REINIGING
a) Algemeen
Om de nauwkeurigheid van de multimeter voor een langere periode te kunnen garanderen, moet het
apparaat jaarlijks worden gekalibreerd.
Het meetapparaat is, met uitzondering van het periodiek reinigen en het vervangen van zekeringen,
absoluut onderhoudsvrij.
Het vervangen van zekeringen en batterijen wordt verderop toegelicht.
Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat en van de
meetsnoeren. De behuizing en de snoeren mogen niet worden beschadigd of
platgedrukt.
b) Reiniging
Raadpleeg nauwgezet de onderstaande veiligheidsvoorschriften voordat het apparaat wordt
gereinigd:
Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen (behalve als dit met
de hand mogelijk is) kunnen er elementen worden blootgelegd die onder spanning
staan.
Voor het reinigen of het plegen van onderhoud moeten de aangesloten meetsnoeren
van het meetapparaat en van alle meetobjecten worden verwijderd. Schakel de
DMM uit.
156
De interface is tijdens normaal bedrijf uitgeschakeld. Houd om deze te activeren bij ingeschakelde
DMM de knop REL/PC (Log/) (10c) gedurende circa 2 seconden ingedrukt. Het activeren wordt
door het interfacesymbool
aangegeven. Houd voor het uitschakelen de knop REL/PC (Log/)
gedurende circa 2 seconden ingedrukt of schakel de DMM uit.
21. INSTALLATIE VAN DE SOFTWARE
1. Plaats de CD in het CD-ROM loopwerk van de computer.
2. De installatieprocedure zal automatisch starten. Is dat niet het geval, ga dan naar de directory op
de CD-ROM en open het installatiebestand “autorun.exe”.
3. Kies de gewenste taal uit Duits, Engels en Frans.
4. Volg de instructies in het dialoogvenster, kies de bestemming voor de installatie en voer de
installatieprodedure uit.
5. Raadpleeg voor aanvullende informatie de gebruiksaanwijzing die op de meegeleverde CD staat.
6. De bijgesloten software is de Voltsoft standaard editie. De professionele versie (Voltsoft PRO, nr.
10 13 33) is optioneel en kan afzonderlijk worden besteld. Bij het aanschaffen van de professionele
versie ontvangt u een licentiecode. Volg de stappen in de Voltsoft gebruiksaanwijzing voor
registratie en opwaardering van uw software naar de professionele versie.
7. Voltsoft software updates naar de laatste versie van het Voltsoft programma zijn beschikbaar als
het programma draait en het Internet is aangesloten; of kijk voor de meest recente Voltsoft update
op “http://www.conrad.com”
22. HELDERHEID VAN HET UITLEESVENSTER
1. De helderheid van het uitleesvenster kan trapsgewijs worden ingesteld. Houd de knop H/LIGHT (+/
COMP) (10a) gedurende circa 2 seconden ingedrukt om te kiezen tussen drie helderheidstrappen.
2. In het menu SETUP is het mogelijk om de energiebesparingsmodus voor het uitleesvenster te
activeren resp. uit te schakelen. De energiebesparingsmodus is vanaf de fabriek geactiveerd.
3. Is de energiebesparingsmodus ingeschakeld, dan wordt de helderheid van het uitleesvenster bij
inactiviteit automatisch verlaagd. Als het apparaat gedurende 15 seconden achtereen niet wordt
bediend, dan schakelt de helderheid van het uitleesvenster van de hoogste helderheidstrap over
naar de gemiddelde helderheidstrap. Na nogmaals 15 seconden van inactiviteit schakelt het
uitleesvenster over van de gemiddelde naar de laagste helderheidstrap.
4. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
5. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu
SETUP te openen.
17
5. Mit Hilfe der Tasten REL/PC (Log/) und MAX/MIN (View/) können Sie nun die Stunden,
Minuten und Sekunden anwählen. Stellen Sie die Werte mit den Tasten H/LIGHT (+/COMP) oder
RANGE (-) ein.
6. Drücken Sie nach erfolgter Einstellung die SHIFT/SETUP-Taste, um das Datum (Menüpunkt „SET
DATE“) einzustellen. Hier können Sie ebenfalls mit Hilfe der Tasten REL/PC (Log/) und MAX/
MIN (View/) die einzelnen Stellen (Tag, Monat, Jahr) anwählen und deren Wert mit den Tasten
H/LIGHT (+/COMP) oder RANGE (-) verändern.
7. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellungen zu speichern und
das SETUP-Menü zu verlassen. Sie verlassen dabei auch den SHIFT-Modus.
Wenn Datum und Uhrzeit nicht mehr korrekt angezeigt werden, muss die
Knopfbatterie ersetzt werden. Die Knopfbatterie hat eine Lebensdauer von ca. 3
bis 5 Jahren. Sie sichert die Stromversorgung für Datum und Uhrzeit, für den Fall,
dass die Batterie des DMM leer ist oder bei längerer Nichtbenutzung aus dem Gerät
entnommen wird. Das Wechseln der Knopfbatterie ist im Kapitel „23. Wartung und
Reinigung“ (Seite 37) beschrieben.
11. MESSBETRIEB
Überschreiten Sie auf keinen Fall die max. zulässigen Eingangsgrößen.
Berühren Sie keine Schaltungen oder Schaltungsteile, wenn darin höhere
Spannungen als 25 V ACrms oder 35 V DC anliegen können! Lebensgefahr!
Kontrollieren Sie vor Messbeginn die angeschlossenen Messleitungen
auf Beschädigungen wie z.B. Schnitte, Risse oder Quetschungen. Defekte
Messleitungen dürfen nicht mehr benutzt werden! Lebensgefahr!
Über die fühlbaren Griffbereichsmarkierungen an den Messspitzen darf während
des Messens nicht gegriffen werden.
Der Messbetrieb ist nur bei geschlossenem Batterie- und Sicherungsfach möglich.
Bei geöffnetem Fach sind alle Messbuchsen mechanisch gegen Einstecken
gesichert.
Es dürfen immer nur die zwei Messleitungen am Messgerät angeschlossen sein,
welche zum Messbetrieb benötigt werden. Entfernen Sie aus Sicherheitsgründen
alle nicht benötigten Messleitungen vom Messgerät.
Messungen in Stromkreisen >50 V/AC und >75 V/DC dürfen nur von Fachkräften
und eingewiesenen Personen durchgeführt werden, die mit den einschlägigen
Vorschriften und den daraus resultierenden Gefahren vertraut sind.
Sobald „OL“ (für Overload = Überlauf) im Display erscheint, haben Sie den Messbereich
überschritten.
18
a) Multimeter einschalten
Das Multimeter wird über den Drehschalter (4) ein- und ausgeschaltet. Drehen Sie den Drehschalter
in die entsprechende Messfunktion. Zum Ausschalten bringen Sie den Drehschalter in Position „OFF“.
Schalten Sie das Messgerät bei Nichtgebrauch immer aus.
b) Spannungsmessung „V“
Zur Messung von Gleichspannungen „DC“ (V ) gehen Sie wie folgt vor:
1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich
„V
“. Für kleine Spannungen bis max. 600 mV wählen Sie
„mV
“.
2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV-
Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COM-
Messbuchse (8) (Abb. 2).
3. Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt
(Batterie, Schaltung usw.). Die rote Messspitze entspricht
dem Pluspol, die schwarze Messspitze dem Minuspol.
4. Die jeweilige Polarität des Messwertes wird zusammen mit
dem augenblicklichen Messwert im Display angezeigt.
Sobald bei der Gleichspannung ein Minus „-“ vor dem
Messwert erscheint, ist die gemessene Spannung
negativ (oder die Messleitungen sind vertauscht).
Der Spannungsbereich „V DC/AC“ weist einen
Eingangswiderstand von >10 M auf.
Abb. 2
5. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus.
Zur Messung von Wechselspannungen „AC“ (V
) gehen Sie wie folgt vor:
1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „V
“. Im Display erscheint „ “.
Bei Bedarf können Sie die Messfunktion „AC+DC“ anwählen. Schalten Sie das DMM ein
und wählen den Messbereich „V “. Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3), um zur
Messfunktion „AC+DC“ umzuschalten. Im Display erscheint „
“.
2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV-Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in
die COM-Messbuchse (8).
3. Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt (Generator, Schaltung usw.).
4. Der Messwert wird im Display angezeigt.
5. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus.
155
19. FUNCTIE AUTO-POWER-OFF
1. De DMM schakelt na een bepaalde tijd automatisch uit als er geen knop wordt ingedrukt of de
draaiknop wordt bediend. Deze functie bewaakt en spaart de batterij en verlengt de bedrijfsduur.
2. In het menu SETUP kan een uitschakeltijd worden ingesteld. Het apparaat is vanaf de fabriek
vooringesteld met een uitschakeltijd van 5 minuten.
3. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
4. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu
SETUP te openen.
5. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt “APO TIME” is
geselecteerd. Een ster-symbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt is gekozen.
6. Druk op de knoppen REL/PC (Log/) en MAX/MIN (View/) om de uitschakeltijd in te stellen. Er
kan worden gekozen voor: 5 min., 15 min., 30 min. of OFF (uit). De instelling “OFF” betekent dat
de functie Auto-Power-Off (automatisch uitschakelen) niet is geactiveerd.
7. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan
en het menu SETUP te verlaten.
8. Als er een uitschakeltijd is ingesteld, wordt op het uitleesvenster het symbool
weergegeven.
Bedien om de DMM na een automatische uitschakeling weer in te schakelen de draaiknop of
druk op een willekeurige knop (behalve de knop
(9)).
De functie Auto-Power-Off wordt bij de gegevensoverdracht naar de PC geblokkeerd om de
dataverbinding niet te onderbreken. De functie Auto-Power-Off blijft net zo lang geblokkeerd
totdat de gegevensoverdracht naar de PC (via de optisch geïsoleerde interface) weer wordt
uitgeschakeld. De functie Auto-Power-Off wordt ook bij de automatische registratie van
meetwaarden geblokkeerd.
20. OPTISCH GEÏSOLEERDE INTERFACE
Aan de achterkant van het meetapparaat is een optisch geïsoleerde interface (11) geïntegreerd,
waarmee de meetgegevens naar een computer kunnen worden gestuurd om verder te verwerken.
De datenverbinding kan met de meegeleverde USB-interface-adapter via een vrije USB-poort van
de computer tot stand worden gebracht (op de computer moet de betreffende software “Voltsoft” al
zijn geïnstalleerd).
Schuif de interface-afdekplaat naar boven van de behuizing. Plaats de wigvormige adapter van de
interfacekabel van boven bondig in de behuizingssleuf van het meetapparaat.
Steek dan de USB-connector van het type A aan het andere einde van de interfacekabel in een vrije
USB-poort van de computer.
154
8. De instelling “OFF” betekent dat het uitleesvenster uitschakelt als het apparaat 5 minuten lang
niet wordt bediend. Er worden dan alleen nog het symbool
en het geheugennummer
weergegeven. Als het apparaat continu meetwaarden opslaat (instelling “OVERWRITE”) en de
meetwaarde “1000” wordt overschreden, dan verschijnt er een knipperend oneindigheidssymbool
” onder
.
9. Het apparaat is vanaf de fabriek vooringesteld op “OFF”.
10. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan
en het menu SETUP te verlaten.
Als het uitleesvenster in de energiebesparingsmodus werd uitgeschakeld, bedien dan de
draaiknop of druk op een willekeurige knop (behalve knop
(9)) om het weer in te schakelen.
Opgeslagen meetwaarden bekijken:
1. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP(3) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
2. Druk nu op de knop MAX/MIN (View/) (10b) om over te schakelen naar de weergeefmodus.
Op het uitleesvenster verschijnt
en daaronder het eerste geheugennummer “0001”. In het
midden van het uitleesvenster wordt de opgeslagen meetwaarde weergegeven.
3. Bedien de knoppen H/LIGHT (+/COMP) of RANGE (-), om de verschillende registraties te bekijken.
4. Druk opnieuw op de knop MAX/MIN (View/) om de weergeefmodus te verlaten.
5. Druk om de SHIFT-modus te verlaten op de knop SHIFT/SETUP.
De opgeslagen meetwaarden van een vergelijkingsmeting worden op het uitleesvenster met de
symbolen
en weergegeven.
Als op het uitleesvenster “VOID” wordt weergegeven, dan betekent dit dat het
meetwaardegeheugen leeg is.
Opgeslagen meetwaarden wissen:
1. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
2. Houd de knop MAX/MIN (View/) (10b) gedurende circa 2 seconden ingedruk. Er verschijnt kort
de weergave
en “VOID” op het uitleesvenster. Alle meetwaarden worden gewist.
3. Druk voor het verlaten van de SHIFT-modus op de knop SHIFT/SETUP.
19
c) Strommessung „A“
Überschreiten Sie auf keinen Fall die max. zulässigen Eingangsgrößen. Berühren
Sie keine Schaltungen oder Schaltungsteile, wenn darin höhere Spannungen als
25 V ACrms oder 35 V DC anliegen können! Lebensgefahr!
Die max. zulässige Spannung im Strommesskreis darf 1000 V in CAT III nicht
überschreiten. Messungen >5 A dürfen nur für max. 10 Sekunden und nur im
Intervall von 10 Minuten durchgeführt werden.
Beginnen Sie die Strommessung immer mit dem größten Messbereich und wechseln ggf. auf
einen kleineren Messbereich. Vor einem Messbereichswechsel immer die Schaltung stromlos
schalten. Alle Strommessbereiche sind abgesichert und somit gegen Überlastung geschützt.
Zur Messung von Gleichströmen (A ) gehen Sie wie folgt vor:
1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich
„A
“, „mA “ oder „A “.
2. In der Tabelle sind die unterschiedlichen Messfunktionen
und die möglichen Messbereiche ersichtlich. Wählen Sie den
Messbereich und die zugehörigen Messbuchsen.
Messfunktion Messbereich Messbuchsen
A 0,01 A - 6000 A COM + mAA
mA 0,001 mA - 600 mA COM + mAA
10A 0,001 A - 10 A COM + 10A
3. Stecken Sie die rote Messleitung in die mAA- oder
10A-Messbuchse (5, 6). Die schwarze Messleitung stecken
Sie in die COM-Messbuchse (8) (Abb. 3).
4. Verbinden Sie die beiden Messspitzen in Reihe mit dem
Messobjekt (Batterie, Schaltung usw.); die jeweilige Polarität
des Messwertes wird zusammen mit dem augenblicklichen
Messwert im Display angezeigt.
Abb. 3
Sobald bei Gleichstrommessung ein Minus „-“ vor dem Messwert erscheint, verläuft der Strom
entgegengesetzt (oder die Messleitungen sind vertauscht).
5. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus.
20
Zur Messung von Wechselströmen (A
) gehen Sie wie zuvor beschrieben vor.
1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „A
“, „mA “ oder „A “.
2. Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3), um in den AC-Messbereich umzuschalten. Im Display
erscheint „
“, „ “ oder „ “. Eine erneute Betätigung schaltet wieder zurück.
3. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus.
Messen Sie im 10A-Bereich auf keinen Fall Ströme über 10 A bzw. im mA/A-
Bereich Ströme über 600 mA, da sonst die Sicherungen auslösen.
d) Frequenzmessung/Signalverhältnis in % (DutyCyle)
Das DMM kann die Frequenz einer Signalspannung von 10 Hz - 60 MHz messen und anzeigen.
Zur Messung von Frequenzen gehen Sie wie folgt vor:
1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich
„mV Hz %“. Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3) bis
im Display „Hz“ erscheint.
2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV-
Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COM-
Messbuchse (8) (Abb. 4).
3. Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt
(Signalgenerator, Schaltung usw.).
4. Die Frequenz wird mit der entsprechenden Einheit im Display
angezeigt.
5. Um das Signalverhältnis (Duty Cycle) zu messen, drücken Sie
erneut die SHIFT/SETUP-Taste bis „%“ im Display erscheint.
6. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom
Messobjekt und schalten Sie das DMM aus.
Abb. 4
153
10. Houd om verder te gaan met de registratie opnieuw de knop REL/PC (Log/) gedurende circa
2 seconden ingedrukt.
11. Druk voor het verlaten van de SHIFT-modus op de knop SHIFT/SETUP.
Instellingen voor het meetwaardegeheugen:
1. Voer de instellingen voor het meetwaardegeheugen uit in het menu SETUP.
2. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
3. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu
SETUP te openen.
4. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt “LOGGER MEMORY”
is geselecteerd. Een ster-symbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt is
gekozen.
5. Druk op de knoppen REL/PC (Log/) of MAX/MIN (View/) om “FIX” of “OVERWRITE” te
selecteren.
6. De instelling “FIX” betekent dat de meetwaarden net zo lang worden opgeslagen totdat het
geheugen vol is (max. 1000 meetwaarden). De meting wordt bij geheugennummer “1000” stilgezet.
7. De instelling “OVERWRITE” betekent dat de meetwaarden continu worden opgeslagen. Zodra
de meetwaarde “1000” is geregistreerd, begint het apparaat de meetwaarden te overschrijven.
Het geheugennummer wordt niet langer op het uitleesvenster weergegeven. In plaats daarvan
verschijnt er een knipperend oneindigheids-symbool “”.
8. Het menupunt “LOGGER MEMORY” is vanaf de fabriek op “FIX” vooringesteld.
9. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan
en het menu SETUP te verlaten.
Uitleesvenster-instelling voor de automatische meetwaardeopslag:
1. Het is mogelijk om bij de automatische meting de energiebesparingsmodus te activeren.
2. Voer deze instelling uit in het menu SETUP.
3. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
4. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu
SETUP te openen.
5. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt “LOGGER DATA
DISPLAY” is geselecteerd. Een ster-symbool * links naast het menupunt geeft aan dat het
menupunt is gekozen.
6. Druk op de knoppen REL/PC (Log/) of bMAX/MIN (View/) om “ON” (aan) of “OFF” (uit) te kiezen.
7. De instelling „ON“ betekent dat het uitleesvenster tijdens de automatisch doorlopende meting
altijd is ingeschakeld.
152
18. MEETWAARDEN REGISTREREN EN VERWERKEN
De digitale multimeter VC890 biedt met zijn dataloggingfunctie de mogelijkheid om maximal 1000
meetwaarden te registreren.
Ga om meetwaarden handmatig op te slaan als volgt te werk:
1. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
2. Druk nu op de knop REL/PC (Log/) (10c) om de actueel gemeten waarde op te slaan. Op het
uitleesvenster verschijnt het symbool
en daaronder het eerste geheugennummer “0001”.
3. Druk om een volgende waarde op te slaan opnieuw op de knop REL/PC (Log/). Het tweede
geheugennummer “0002” wordt weergegeven.
4. Druk voor het verlaten van de SHIFT-modus op de knop SHIFT/SETUP.
Als er daarna gedurende circa 3 seconden geen waarde wordt opgeslagen, verdwijnt het
symbool
en het geheugennummer. Druk opnieuw op de knop REL/PC (Log/) om
de volgende waarden op te slaan. Op het uitleesvenster verschijnt dan het symbool
weer en het geheugennummer.
Meetwaarden automatisch opslaan:
1. Kies eerst de gewenste registratiesnelheid in het menu SETUP. Het apparaat is vanaf de fabriek
zodanig ingesteld dat er een meetwaarde per seconde wordt opgeslagen.
2. Houd bij het ingeschakelde meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
3. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu
SETUP te openen.
4. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt “LOGGER SAMPLING
RATE” is geselecteerd. Een ster-symbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt
is gekozen.
5. Druk op de knoppen H/LIGHT (+/COMP) of RANGE (-) om de registratiesnelheid in te stellen
(Instelbereik: 1 tot 10 seconden).
6. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan
en het menu SETUP te verlaten.
7. Om meetwaarden te registreren, moet worden overgeschakeld naar de SHIFT-modus. Houd bij
ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt, totdat
op het uitleesvenster wordt weergegeven.
8. Houd gedurende circa 2 seconden de knop REL/PC (Log/) ingedrukt om de automatische
registratie te starten. Op het uitleesvenster verschijnt
en daaronder het geheugennummer.
Het apparaat slaat nu de meetwaarden op met de vooraf ingestelde registratiesnelheid.
9. Houd om de registratie te stoppen weer de knop REL/PC (Log/) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt.
21
e) Widerstandsmessung
Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen und
Bauelemente sowie andere Messobjekte unbedingt spannungslos und entladen
sind.
Zur Widerstandsmessung gehen Sie wie folgt vor:
1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „“.
2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV-
Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COM-
Messbuchse (8) (Abb. 5).
3. Überprüfen Sie die Messleitungen auf Durchgang, indem
Sie die beiden Messspitzen verbinden. Daraufhin muss
sich ein Widerstandswert von ca. 0 1,5 einstellen
(Eigenwiderstand der Messleitungen).
4. Bei niederohmigen Messungen drücken Sie die REL/
PC (Log/)-Taste (10c), um den Eigenwiderstand der
Messleitungen nicht in die folgende Widerstandsmessung
ein ießen zu lassen. Im Display erscheint das Delta-Symbol
und die Anzeige zeigt 0 . Die automatische Bereichswahl
(AUTO) ist deaktiviert. Der Grundwert (Rel-Differenz) wird
neben dem Delta-Symbol
angezeigt.
Abb. 5
5. Verbinden Sie nun die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt. Der Messwert wird, sofern das
Messobjekt nicht hochohmig oder unterbrochen ist, im Display angezeigt. Warten Sie, bis sich die
Anzeige stabilisiert hat. Bei Widerständen >1 M kann dies einige Sekunden dauern.
6. Sobald „OL“ (für Overload = Überlauf) im Display erscheint, haben Sie den Messbereich
überschritten bzw. der Messkreis ist unterbrochen. Ein erneutes Drücken der REL/PC (Log/)-
Taste schaltet die Relativ-Funktion aus und aktiviert die Autorange-Funktion.
7. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus.
Wenn Sie eine Widerstandsmessung durchführen, achten Sie darauf, dass die Messpunkte,
welche Sie mit den Messspitzen zum Messen berühren, frei von Schmutz, Öl, Lötlack oder
ähnlichem sind. Solche Umstände können das Messergebnis verfälschen.
f) Diodentest
Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen und
Bauelemente sowie andere Messobjekte unbedingt spannungslos und entladen
sind.
22
1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „“.
Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3) bis im Display das
Diodentest-Symbol
erscheint.
2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV-
Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COM-
Messbuchse (8) (Abb. 6).
3. Überprüfen Sie die Messleitungen auf Durchgang, indem Sie
die beiden Messspitzen verbinden. Daraufhin muss sich ein
Wert von ca. 0,0000 V einstellen.
4. Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt
(Diode).
5. Im Display wird die Durchlassspannung „UF“ in Volt (V)
angezeigt. Ist „.OL“ ersichtlich, so wird die Diode in
Sperrrichtung (UR) gemessen oder die Diode ist defekt
(Unterbrechung). Führen Sie zur Kontrolle eine gegenpolige
Messung durch.
Abb. 6
6. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus.
g) Durchgangsprüfung
Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen und
Bauelemente sowie andere Messobjekte unbedingt spannungslos und entladen
sind.
1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „“.
Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3) bis im Display das
Symbol für die Durchgangsprüfung
erscheint.
2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV-
Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COM-
Messbuchse (8) (Abb. 7).
3. Als Durchgang wird ein Messwert <10 erkannt und es
ertönt ein Piepton.
4. Sobald „OL.“ (für Overload = Überlauf) im Display erscheint,
haben Sie den Messbereich überschritten bzw. der Messkreis
ist unterbrochen.
5. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom
Messobjekt und schalten Sie das DMM aus.
Abb. 7
151
7. Druk na een geslaagde instelling op de knop SHIFT/SETUP om de ondergrens voor de
vergelijkingsmodus (menupunt “COMP MIN”) in te stellen. Hier kunnen eveneens met behulp van
de knoppen REL/PC (Log/) en MAX/MIN (View/) de afzonderlijke posities worden gekozen
en de waarden daarvan met de knoppen H/LIGHT (+/COMP) of RANGE (-) worden aangepast.
De grenswaarde-instelling heeft geen eenheid. De eigenlijke waarde van de grenswaarde
wordt afgeleid van het bij de meting ingestelde bereik.
Voorbeeld:
Er is als ondergrens “00900” en als bovengrens “01000” in het menu SETUP ingesteld.
Bij een vergelijkingsmeting in het meetbereik “mV
” worden de waarden als volgt
weergegeven: “009.00 mV” (ondergrens); “010.00 mV” (bovengrens)
8. Druk nu op de knop SHIFT/SETUP om de meetstatus (menupunt “COMP TYPE”) vast te leggen.
9. Druk op de knoppen REL/PC (Log/) of MAX/MIN (View/) om “OUTER” of “INNER” te
selecteren. Bij de keus voor “OUTER” wordt de meetwaarde als doorstaan/goed (PASS)
beoordeeld, als deze zich buiten de boven- en ondergrens bevindt; bij “INNER” wordt de
meetwaarde als doorstaan/goed (PASS) beoordeeld, als deze zich binnen de boven- en
ondergrens bevindt.
10. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instellingen op te
slaan en het menu SETUP te verlaten.
Vergelijkingsmeting uitvoeren:
1. Kies het betreffende meetbereik.
2. Houd de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden ingedrukt. Op het uitleesvenster
verschijnt
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
3. Druk nu op de knop H/LIGHT (+/COMP) (10a). Op het uitleesvenster verschijnt het
symbool
en de ingestelde grenswaarden.
De automatische meetbereikinstelling is geblokkeerd. Voordat nu de meting wordt
gestart, moet duidelijk zijn dat het juiste meetbereik is ingesteld. Dit kan met behulp
van de knop RANGE (-) worden geselecteerd.
4. Verbind de beide meetpennen met het meetobject.
5. De meetwaarde wordt met de betreffende eenheid op het uitleesvenster weergegeven.
6. Op het uitleesvenster wordt door de symbolen
(goed) en (fout) aangegeven, of
de actuele meetwaarde volgens de vooraf gedane instellingen binnen of buiten de ingestelde
grenswaarden ligt.
7. Druk voor het beëindigen van de vergelijkingsmodus opnieuw op de knop H/LIGHT (+/COMP) (10a).
150
Nogmaals drukken schakelt over naar de functie AVG. De gemiddelde waarde wordt op het
hoofduitleesvenster continu vastgehouden. Deze waarde is te herkennen aan het symbool
.
Houd om deze functie uit te schakelen de knop MAX/MIN (View/) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt.
De functie MAX-MIN is niet beschikbaar bij alle meetfuncties.
16. FUNCTIE LOW IMP. 400 K
Deze functie mag alleen bij spanningen tot maximaal 1000 V en uitsluitend
gedurende max. 3 seconden worden gebruikt!
Deze functie maakt bij het spanningsmeetbereik het verlagen van de meetimpedantie van 10 M naar
400 k mogelijk. Door het verlagen van de meetimpedantie worden mogelijke fantoomspanningen
onderdrukt die het meetresultaat zouden kunnen vervalsen.
Druk op de knop
(9) tijdens de spanningsmeting (max. 1000 V!) gedurende max. 3 seconden. Na
het loslaten van de knop heeft de multimeter weer de normale meetimpedantie van 10 M. Zolang de
knop wordt ingedrukt, klinkt er een signaaltoon en verschijnt er
op het uitleesvenster.
17. VERGELIJKINGSMODUS (COMP-MODUS)
Bij de vergelijkingsmeting wordt, na het vastleggen van een boven- en ondergrens voor de actuele
meetwaarde, op de hoofdweergave alleen nog de betreffende status van de actuele meetwaarde ten
opzichte van de ingestelde bereiksgrenzen weergegeven.
Ga voor het instellen van de grenswaarden van de vergelijkingsmodus als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het betreffende meetbereik.
2. Steek de meetsnoeren in de betreffende meetbussen.
3. Houd de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden ingedrukt. Op het uitleesvenster
verschijnt
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
4. Houd nu opnieuw de knop SHIFT/SETUP gedurende ca. 2 seconden ingedrukt om naar het menu
SETUP te gaan.
5. Om de bovengrens voor de vergelijkingsmodus in te stellen, dient meerdere keren op de knop
SHIFT/SETUP te worden gedrukt, totdat het menupunt “COMP MAX” is geselecteerd. Een
stersymbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt is gekozen.
6. Met behulp van de knoppen REL/PC (Log/) en MAX/MIN (View/) kunnen nu de afzonderlijke
posities worden geselecteerd en de waarden daarvan met de knoppen H/LIGHT (+/COMP) of
RANGE (-) worden gewijzigd.
23
h) Kapazitätsmessung
Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen und
Bauelemente sowie andere Messobjekte unbedingt spannungslos und entladen
sind.
Beachten Sie bei Elektrolyt-Kondensatoren unbedingt die Polarität.
1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich
“.
2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV-
Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COM-
Messbuchse (8) (Abb. 8).
3. Im Display erscheint die Einheit „nF“.
Aufgrund des emp ndlichen Messeingangs kann es bei
„offenen“ Messleitungen zu einer Wertanzeige im Display
kommen. Durch Drücken der REL/PC (Log/)-Taste (10c)
wird die Anzeige auf „0“ gesetzt. Der Grundwert (Rel-
Differenz) wird neben dem Delta-Symbol
angezeigt.
Die Autorange-Funktion wird deaktiviert.
4. Verbinden Sie nun die beiden Messspitzen (rot = Pluspol/
schwarz = Minuspol) mit dem Messobjekt (Kondensator).
Im Display wird nach einer kurzen Zeit die Kapazität
angezeigt. Warten Sie, bis sich die Anzeige stabilisiert hat.
Bei Kapazitäten >400 F kann dies einige Sekunden dauern.
Abb. 8
5. Sobald „OL“ (für Overload = Überlauf) im Display erscheint, haben Sie den Messbereich
überschritten.
6. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus.
24
i) Temperaturmessung
Während der Temperaturmessung darf nur der Temperaturfühler der zu messenden
Temperatur ausgesetzt werden. Die Arbeitstemperatur des Messgerätes darf nicht
über- oder unterschritten werden, da es sonst zu Messfehlern kommen kann.
Der Kontakt-Temperaturfühler darf nur an spannungsfreien Ober ächen verwendet
werden.
Zur Temperaturmessung können alle K-Typ-Thermofühler verwendet werden. Die Temperatur wird
in °C und °F angezeigt. Der mitgelieferte Temperaturfühler ist für Messungen von -40 bis +400 °C
vorgesehen. Mit optionalen Fühlern kann der gesamte Messbereich (-40 bis +1000 °C) verwendet
werden.
Zur Temperatur-Messung gehen Sie wie folgt vor:
1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „°C“.
2. Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3), um die Messfunktion
auf eine Anzeige in °F umzuschalten.
3. Stecken Sie den Thermofühler polungsrichtig mit dem Pluspol
in die °CHzV-Messbuchse (7) und mit dem Minuspol in die
COM-Messbuchse (8) (Abb. 9).
4. In der Hauptanzeige erscheint der Temperaturwert in °C oder
°F, je nach Betätigung der SHIFT/SETUP-Taste.
5. Sobald „OL.“ im Display erscheint, wurde der Messbereich
(-40 bis +1000 °C) überschritten.
6. Entfernen Sie nach Messende den Fühler und schalten Sie
das DMM aus.
Abb. 9
Bei überbrücktem Messeingang (Buchsen: °CHzV – COM) wird die Gerätetemperatur
des DMM angezeigt. Die Temperaturanpassung an die Umgebung erfolgt auf Grund des
geschlossenen Gehäuses sehr langsam.
149
13. FUNCTIE REL
De functie REL maakt referentiewaardemetingen mogelijk om eventuele leidingverliezen, bijvoorbeeld
bij weerstandsmetingen, te voorkomen. Hiertoe wordt de momentele weergegeven waarde op nul
gezet. Een nieuwe referentiewaarde is dan ingesteld. De basiswaarde (Rel-verschil) wordt naast het
delta-symbool
weergegeven.
Door het indrukken van de knop REL/PC (Log/) (10c) wordt deze meetfunctie geactiveerd. Op het
uitleesvenster verschijnt
. De automatische meetbereikinstelling wordt daarbij geblokkeerd.
Druk om deze functie weer uit te schakelen opnieuw op de knop REL/PC (Log/) of kies voor een
andere meetfunctie.
De functie REL is niet actief in de meetbereiken temperatuur, doorgangstest,
diodetest, frequentie en bij de laagdoorlaat lter-spanningsmeting.
14. FUNCTIE HOLD
De functie HOLD bevriest de momenteel weergegeven waarde om deze in alle rust te kunnen a ezen
of te protocolleren.
Zorg er bij het testen van spanningvoerende geleiders voor dat deze functie
aan het begin van de test is uitgeschakeld. Anders verschijnt er een verkeerd
meetresultaat!
Druk voor het inschakelen van de functie HOLD (vasthouden, bevriezen) op de knop H/LIGHT (+/
COMP) (10a); een signaaltoon bevestigt deze actie en er wordt
op het uitleesvenster weergegeven.
Druk om de functie HOLD uit te schakelen opnieuw op de knop H/LIGHT (+/COMP) of verander van
meetfunctie.
15. FUNCTIE MAX./MIN./AVG.
De functie MAX/MIN maakt het tijdens een meting mogelijk om de maximale en minimale waarden te
registeren en weer te geven. Na het activeren van de functie MAX/MIN wordt naar keus de maximale
of minimale waarde vastgehouden. De actuele meetwaarde kan op het bovenste deel van het
uitleesvenster (onder de datum) gewoon worden afgelezen.
Door het indrukken van de knop MAX/MIN (View/) (10b) wordt de functie MAX ingeschakeld. De
maximale waarde wordt op het hoofduitleesvenster continu vastgehouden. Op het uitleesvenster
verschijnt het symbool
.
Bij nogmaals drukken wordt overgeschakeld naar de functie MIN. Nu wordt de minimale waarde
continu vastgehouden op het hoofduitleesvenster. Deze waarde kan worden herkend aan het
symbool
.
148
j) Wisselspanningsmeting met 1 kHz-laagdoorlaat lter
Gebruik de laagdoorlaat lteroptie nooit om de aanwezigheid van gevaarlijke
spanningen te testen! De aanwezige spanningen kunnen onder bepaalde
omstandigheden hoger zijn dan is aangegeven. Voer altijd eerst een spanningsmeting
uit zonder lter om potentieel gevaarlijke spanningen te herkennen.
De DMM is voorzien van een wisselspannings-laagdoorlaat lter. Het gaat hierbij om een
wisselspanningsmeting die via een laagdoorlaat lter wordt geleid om ongewenste spanningen boven
1 kHz te blokkeren.
Ga voor AC-spanningsmetingen met het laagdoorlaat lter
als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik V
”. Druk
op de knop SHIFT/SETUP (3) voor overschakeling naar het
meetbereik “
”.
2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het zwarte
meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 10).
3. Verbind de beide meetpennen met het meetobject (generator,
schakeling enz.). De meetwaarde wordt op het uitleesvenster
weergegeven.
4. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van
het meetobject en schakel de DMM uit.
Afb. 10
12. FUNCTIE RANGE, HANDMATIGE MEETBEREIKKEUZE
De functie RANGE biedt bij sommige meetfuncties met automatische meetbereikinstelling (AUTO)
ook handmatige meetbereikkeuze. In grensgebieden is het zinvol om het meetbereik vast in te stellen
om ongewild omschakelen te voorkomen.
Druk op de knop RANGE (-) (10a), voor omschakeling naar handmatige bereikkeuze. Als wordt
gekozen voor handmatige bereikinstelling verdwijnt de aanduiding “AUTO” uit het uitleesvenster.
Selecteer nu het gewenste meetbereik door meerdere malen op de knop RANGE (-) te drukken.
Om weer terug te gaan naar de automatische meetbereikinstelling, moet de knop RANGE (-)
gedurende 2 seconden worden ingedrukt. Hierop verschijnt “AUTO” weer op het uitleesvenster
(vooropgesteld dat de functie autorange in dit meetbereik mogelijk is).
25
j) Wechselspannungsmessung mit 1 kHz-Tiefpass lter
Nutzen Sie die Tiefpass lteroption nie zum Prüfen des Vorhandenseins gefährlicher
Spannungen! Die vorhandenen Spannungen können unter Umständen höher sein
als angegeben. Führen Sie immer zuerst eine Spannungsmessung ohne den Filter
durch, um etwaige gefährliche Spannungen zu erkennen.
Das DMM ist mit einem Wechselstrom-Tiefpass lter ausgestattet. Es handelt sich hierbei um
eine Wechselspannungsmessung, die über einen Tiefpass lter geleitet wird, der unerwünschte
Spannungen oberhalb von 1 kHz blockiert.
Zur AC-Spannungsmessung mit dem Tiefpass lter gehen
Sie wie folgt vor:
1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich
„ V
“. Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3), um in den
Messbereich „
” umzuschalten.
2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV-
Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COM-
Messbuchse (8) (Abb. 10).
3. Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt
(Generator, Schaltung usw.). Der Messwert wird im Display
angezeigt.
4. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom
Messobjekt und schalten Sie das DMM aus.
Abb. 10
12. RANGE-FUNKTION, MANUELLE MESSBEREICHSWAHL
Die RANGE-Funktion ermöglicht in einigen Messfunktionen mit automatischer Messbereichswahl
(AUTO) die manuelle Messbereichswahl. In Grenzbereichen ist es sinnvoll den Messbereich zu
xieren, um ein ungewolltes Umschalten zu verhindern.
Drücken Sie die RANGE (-) Taste (10d), um zur manuellen Messbereichswahl zu wechseln. Bei
gewählter manueller Messbereichswahl erlischt die Anzeige „AUTO“ im Display.
Wählen Sie nun den gewünschten Messbereich aus, indem Sie mehrfach auf die RANGE (-) Taste
drücken.
Um wieder zur automatischen Messbereichswahl zu wechseln, halten Sie die RANGE (-) Taste für 2 s
gedrückt. „AUTO“ erscheint wieder im Display (vorausgesetzt die Autorange-Funktion ist in diesem
Messbereich möglich).
26
13. REL-FUNKTION
Die REL-Funktion ermöglicht eine Bezugswertmessung, um evtl. Leitungsverluste wie z.B. bei
Widerstandsmessungen zu vermeiden. Hierzu wird der momentane Anzeigewert auf Null gesetzt. Ein
neuer Bezugswert wurde eingestellt. Der Grundwert (Rel-Differenz) wird neben dem Delta-Symbol
angezeigt.
Durch Drücken der REL/PC (Log/)-Taste (10c) wird diese Messfunktion aktiviert. Im Display
erscheint
. Die automatische Messbereichswahl wird dabei deaktiviert.
Um diese Funktion abzuschalten, drücken Sie die REL/PC (Log/)-Taste erneut oder wechseln Sie
die Messfunktion.
Die REL-Funktion ist nicht aktiv in den Messbereichen Temperatur, Durchgang-
sprüfung, Diodentest, Frequenz und bei der Tiefpass lter-Spannungsmessung.
14. HOLD-FUNKTION
Die HOLD-Funktion friert den momentan dargestellten Messwert ein, um diesen in Ruhe abzulesen
oder zu protokollieren.
Stellen Sie bei der Überprüfung von spannungsführenden Leitern sicher,
dass diese Funktion bei Testbeginn deaktiviert ist. Es wird sonst ein falsches
Messergebnis vorgetäuscht!
Zum Einschalten der Hold-Funktion drücken Sie die H/LIGHT (+/COMP)-Taste (10a); ein Signalton
bestätigt diese Aktion und es wird
im Display angezeigt.
Um die HOLD-Funktion abzuschalten, drücken Sie die H/LIGHT (+/COMP)-Taste erneut oder
wechseln Sie die Messfunktion.
15. MAX. / MIN. / AVG.-FUNKTION
Die MAX/MIN-Funktion ermöglicht während einer Messung die Maximal- und Minimalwerte zu erfassen
und anzuzeigen. Nach Aktivierung der MAX/MIN-Funktion wird wahlweise der Max- oder Min-Wert
festgehalten. Der aktuelle Messwert kann im oberen Bereich des Displays (unter dem Datum) weiterhin
abgelesen werden.
Durch Drücken der MAX/MIN (View/)-Taste (10b) wird die MAX-Funktion eingeschaltet. Der Max-
Wert wird im Hauptdisplay fortlaufend festgehalten. Im Display erscheint das Symbol
.
Ein weiteres Drücken schaltet zur MIN-Funktion um. Der Min-Wert wird im Hauptdisplay fortlaufend
festgehalten. Erkennbar ist dieser Wert durch das Symbol
.
147
i) Temperatuurmeting
Tijdens de temperatuurmeting mag alleen de temperatuursensor aan de te meten
temperatuur worden blootgesteld. De werktemperatuur van het meetapparaat mag
niet worden onder- of overschreden, omdat dit tot meetfouten kan leiden.
De contacttemperatuursensor mag alleen op spanningsvrije oppervlakken worden
gebruikt.
Voor temperatuurmetingen mogen alle temperatuursensoren van het type K worden gebruikt. De
temperatuur wordt in °C en °F weergegeven. De meegeleverde temperatuursensor is geschikt voor
metingen van -40 tot +400 °C. Met extra sensoren kan het totale meetbereik (-40 tot +1000 °C)
worden bestreken.
Ga voor de temperatuurmetingen als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “°C”.
2. Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) om de meetfunctie om te
schakelen naar een weergave in °F.
3. Steek de temperatuursensor met de pluspool in meetbus
°CHzV (7) en met de minpool in meetbus COM (8) (Abb. 9).
4. Op de hoofdweergave verschijnt de temperatuurwaarde in °C
of °F, steeds na indrukken van de knop SHIFT/SETUP (3).
5. Zodra “OL.” op het uitleesvenster verschijnt, wordt het
meetbereik (-40 tot +1000 °C) overschreden.
6. Verwijder na beëindiging van de meting de sensor en schakel
de DMM uit.
Afb. 9
Bij overbrugde meetingang (bussen: °CHzV COM) wordt de apparaattemperatuur van de
DMM weergegeven. De temperatuuraanpassing aan de omgeving vindt ten gevolge van de
gesloten behuizing zeer langzaam plaats.
146
h) Capaciteitsmeting
Zorg er voor dat alle te meten onderdelen van schakelingen, circuits en
componenten, alsook andere meetobjecten, beslist spanningsloos en ontladen zijn.
Let bij elektrolitische condensatoren beslist op de polariteit.
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “
”.
2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het zwarte
meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 8).
3. Op het uitleesvenster verschijnt de eenheid “nF”.
Dankzij de gevoelige meetingang kan bij “open”
meetsnoeren toch een waarde op het uitleesvenster
verschijnen. Door indrukken van de knop REL/PC
(Log/) (10c) wordt de uitlezing op “0” gezet. De
basiswaarde (Rel-verschil) wordt naast het delta-symbool
weergegeven. De automatische bereikinstelling wordt
geblokkeerd.
4. Verbind nu de beide meetpennen (rood = pluspool/
zwart = minpool) met het meetobject (condensator). Op
het uitleesvenster wordt na een korte tijd de capaciteit
weergegeven. Wacht totdat de weergave zich heeft
gestabiliseerd. Bij capaciteiten >400 F kan dit enkele
seconden duren.
Afb. 8
5. Zodra “OL” (voor overload = overloop) op het uitleesvenster verschijnt, wordt het meetbereik
overschreden.
6. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM
uit.
27
Ein weiteres Drücken schaltet zur AVG-Funktion um. Der Mittelwert wird im Hauptdisplay fortlaufend
festgehalten. Erkennbar ist dieser Wert durch das Symbol
.
Um diese Funktion abzuschalten, halten Sie die MAX/MIN (View/)-Taste ca. 2 s gedrückt.
Die MAX-MIN-Funktion ist nicht in allen Messfunktionen verfügbar.
16. LOW IMP. 400 K –FUNKTION
Diese Funktion darf nur bei Spannungen bis max. 1000 V und nur bis max.
3 Sekunden verwendet werden!
Diese Funktion ermöglicht im Spannungsmessbereich das Herabsetzen der Messimpedanz von
10 M auf 400 k. Durch das Senken der Messimpedanz werden mögliche Phantomspannungen
unterdrückt, die das Messergebnis verfälschen könnten.
Drücken Sie die
-Taste (9) während der Spannungsmessung (max. 1000 V!) für max. 3 Sekunden.
Nach dem Loslassen hat das Multimeter wieder die normale Messimpedanz von 10 M. Während die
Taste gedrückt wird ertönt ein Signalton und es erscheint die Displayanzeige
.
17. VERGLEICHS-MODUS (COMP-MODE)
Bei der Vergleichsmessung wird nach Festlegung einer Ober- und Untergrenze der aktuellen
Messgröße in der Hauptanzeige nur noch der jeweilige Status des aktuellen Messwertes gegenüber
den eingestellten Bereichsgrenzen angezeigt.
Zur Einstellung der Grenzwerte des Vergleichsmodus gehen Sie wie folgt vor:
1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den entsprechenden Messbereich.
2. Stecken Sie die Messleitungen in die jeweiligen Messbuchsen.
3. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf dem Display erscheint
. Sie be nden sich im SHIFT-Modus.
4. Halten Sie nun ein weiteres Mal die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2s gedrückt, um in das SETUP-
Menü zu gelangen.
5. Um die Obergrenze für den Vergleichsmodus einzustellen, drücken Sie mehrmals die SHIFT/
SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „COMP MAX“ ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben
dem Menüpunkt zeigt an, dass der Menüpunkt ausgewählt ist.
6. Mit Hilfe der Tasten REL/PC (Log/) und MAX/MIN (View/) können Sie nun die einzelnen
Stellen anwählen und deren Wert mit den Tasten H/LIGHT (+/COMP) oder RANGE (-) verändern.
28
7. Drücken Sie nach erfolgter Einstellung die SHIFT/SETUP-Taste, um die Untergrenze für den
Vergleichsmodus (Menüpunkt „COMP MIN“) einzustellen. Hier können Sie ebenfalls mit Hilfe der
Tasten REL/PC (Log/) und MAX/MIN (View/) die einzelnen Stellen anwählen und deren Wert
mit den Tasten H/LIGHT (+/COMP) oder RANGE (-) verändern.
Die Grenzwerteinstellung besitzt keine Einheit. Der eigentliche Wert des Grenzwerts ergibt sich
aus dem bei der Messung eingestellten Bereich.
Beispiel:
Sie haben als Untergrenze „00900“ und als Obergrenze „01000“ im SETUP-Menü eingestellt.
Bei einer Vergleichsmessung im Messbereich „mV
“ werden die Werte wie folgt angezeigt:
„009.00 mV“ (Untergrenze); „010.00 mV“ (Obergrenze)
8. Drücken Sie nun die SHIFT/SETUP-Taste, um den Messstatus (Menüpunkt „COMP TYPE“)
festzulegen.
9. Drücken Sie die Tasten REL/PC (Log/) oder MAX/MIN (View/), um „OUTER“ oder „INNER“
auszuwählen. Bei der Auswahl „OUTER“ wird der Messwert als bestanden (PASS) deklariert, der
sich außerhalb der Ober- und Untergrenze be ndet; bei „INNER“ wird der Messwert als bestanden
(PASS) deklariert, der sich innerhalb der Ober- und Untergrenze be ndet.
10. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellungen zu speichern und
das SETUP-Menü zu verlassen.
Vergleichsmessung durchführen:
1. Wählen Sie den jeweiligen Messbereich.
2. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf dem Display erscheint
. Sie
be nden sich nun im SHIFT-Modus.
3. Drücken Sie nun die H/LIGHT (+/COMP)-Taste (10a). Im Display erscheint das Symbol
und die eingestellten Grenzwerte.
Die automatische Messbereichswahl ist deaktiviert. Bevor Sie nun mit der Messung
beginnen, sollten Sie sichergehen, dass Sie den richtigen Messbereich eingestellt
haben. Diesen können Sie mit Hilfe der RANGE (-) Taste auswählen.
4. Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt.
5. Der Messwert wird mit der entsprechenden Einheit im Display angezeigt.
6. Im Display wird durch die Symbole
(bestanden) und (nicht bestanden) signalisiert, ob
der aktuelle Messwert, je nach vorheriger Einstellung innerhalb oder außerhalb der eingestellten
Grenzwerte liegt.
7. Zum Beenden des Vergleichsmodus drücken Sie erneut die H/LIGHT (+/COMP)-Taste (10a).
145
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik ”. Druk op
de knop SHIFT/SETUP (3) totdat op het uitleesvenster het
diodetestsymbool
verschijnt.
2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het zwarte
meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 6).
3. Test de meetsnoeren op doorgang door de meetpennen
tegen elkaar te houden. Daarop moet zich een waarde van
ca. 0,0000 V instellen.
4. Verbind de beide meetpennen met het meetobject (diode).
5. Op het uitleesvenster wordt de doorlaatspanning “UF”
in volt (V) weergegeven. Verschijnt er “.OL”, dan wordt
de diode in sperrichting (UR) gemeten of de diode is
defect (onderbreking). Voer ter controle een meting met
tegengestelde polariteit uit.
6. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van
het meetobject en schakel de DMM uit.
Afb. 6
g) Doorgangstest
Zorg er voor dat alle te meten onderdelen van schakelingen, circuits en
componenten, alsook andere meetobjecten, beslist spanningsloos en ontladen zijn.
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik ”. Druk op de
knop SHIFT/SETUP (3) tot op het uitleesvenster het symbool
voor de doorgangstest
verschijnt.
2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het zwarte
meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 7).
3. Als doorgang wordt een meetwaarde <10 herkend en klinkt
er een pieptoon.
4. Zodra “OL.” (voor overload = overloop) op het uitleesvenster
verschijnt, is het meetbereik overschreden resp. het
meetcircuit onderbroken.
5. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van
het meetobject en schakel de DMM uit.
Afb. 7
144
e) Weerstandsmeting
Zorg er voor dat alle te meten onderdelen van schakelingen, circuits en
componenten, alsook andere meetobjecten, beslist spanningsloos en ontladen zijn.
Ga voor weerstandsmetingen als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “”.
2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het zwarte
meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 5).
3. Test de meetsnoeren op doorgang door de beide
meetpennen tegen elkaar te houden. Daarop dient zich een
weerstandswaarde van ca. 0 1,5 in te stellen (eigen
weerstand van de meetsnoeren).
4. Druk bij laagohmige metingen op de knop REL/PC
(Log/) (10c) om de eigen weerstand van de meetsnoeren
buiten de hieropvolgende weerstandsmeting te laten. Op
het uitleesvenster verschijnt het delta-symbool
en de
waarde van 0 . De automatische bereikinstelling (AUTO) is
geblokkeerd. De basiswaarde (Rel-verschil) wordt naast het
delta-symbool
weergegeven.
Afb. 5
5. Verbind nu de beide meetpennen met het meetobject. De meetwaarde wordt, voor zover het
meetobject niet hoogohmig of onderbroken is, op het uitleesvenster weergegeven. Wacht totdat
de uitlezing zich heeft gestabiliseerd. Bij weerstanden >1 M kan dit enkele seconden duren.
6. Zodra er “OL” (voor overload = overloop) op het uitleesvenster verschijnt, is het meetbereik
overschreden resp. de meetkring onderbroken. Het opnieuw indrukken van de knop REL/PC
(Log/) schakelt de relatieve functie uit en activeert de functie autorange.
7. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM
uit.
Let er bij het uitvoeren van een weerstandsmeting op dat de meetpunten, die met de
meetpennen worden aangeraakt, vrij zijn van vervuiling, olie, soldeerlak en dergelijke.
Dergelijke zaken kunnen het meetresultaat nadelig beïnvloeden.
f) Diodetest
Zorg er voor dat alle te meten onderdelen van schakelingen, circuits en
componenten, alsook andere meetobjecten, beslist spanningsloos en ontladen zijn.
29
18. MESSWERTE AUFZEICHNEN UND VERWALTEN
Das VC890 Digital-Multimeter bietet mit seiner Datenlogging-Funktion die Möglichkeit bis zu 1000
Messwerte aufzuzeichnen.
Um Messwerte manuell zu speichern, gehen Sie bitte wie folgt vor:
1. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint
. Sie be nden sich nun im SHIFT-Modus.
2. Drücken Sie nun die REL/PC (Log/)-Taste (10c), um den aktuell gemessenen Wert abzuspeichern.
Im Display erscheint das Symbol
und darunter die erste Speichernummer „0001“.
3. Um einen weiteren Wert aufzuzeichnen, drücken Sie ein weiteres Mal auf die REL/PC (Log/)-
Taste. Die zweite Speichernummer „0002“ wird angezeigt.
4. Zum Verlassen des SHIFT-Modus drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste.
Wenn Sie ca. 3 Sekunden lang keinen Wert abspeichern, erlischt das Symbol und die
Speichernummer. Drücken Sie erneut auf die REL/PC (Log/)-Taste, um weitere Werte zu
speichern. Im Display erscheint wieder das Symbol
und die Speichernummer.
Messwerte automatisch speichern:
1. Wählen Sie zuerst die gewünschte Aufzeichnungsrate im SETUP-Menü aus. Das Gerät ist im
Auslieferungszustand so eingestellt, dass es einen Messwert pro Sekunde speichert.
2. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint
. Sie be nden sich nun im SHIFT-Modus.
3. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen.
4. Drücken Sie nun mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „LOGGER
SAMPLING RATE“ ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass
der Menüpunkt ausgewählt ist.
5. Drücken Sie die Tasten H/LIGHT (+/COMP) oder RANGE (-), um die Aufzeichnungsrate
einzustellen (Einstellbereich: 1 bis 10 Sekunden).
6. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das
SETUP-Menü zu verlassen.
7. Um Messwerte aufzunehmen, müssen Sie in den SHIFT-Modus wechseln. Halten Sie bei
eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, bis
im Display
angezeigt wird.
8. Halten Sie für ca. 2 s die REL/PC (Log/)-Taste gedrückt, um die automatische Aufzeichnung
zu starten. Auf dem Display erscheint
und darunter die Speichernummer. Das Gerät
speichert nun die Messwerte mit der von Ihnen eingestellten Aufzeichnungsrate.
9. Zum Stoppen der Aufzeichnung halten Sie wieder die REL/PC (Log/)-Taste für ca. 2 s gedrückt.
30
10. Um die Aufzeichnung fortzuführen, halten Sie ein weiteres Mal die REL/PC (Log/)-Taste für
ca. 2 s gedrückt.
11. Zum Verlassen des SHIFT-Modus drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste.
Einstellungen für den Messwertespeicher:
1. Nehmen Sie die Einstellungen für den Messwertespeicher im SETUP-Menü vor.
2. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint
. Sie be nden sich nun im SHIFT-Modus.
3. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen.
4. Drücken Sie nun mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „LOGGER MEMORY“
ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt, zeigt an dass der Menüpunkt
ausgewählt ist.
5. Drücken Sie die Tasten REL/PC (Log/) oder MAX/MIN (View/), um „FIX“ oder „OVERWRITE“
auszuwählen.
6. Die Einstellung „FIX“ bedeutet, dass die Messwerte solange gespeichert werden, bis der Speicher
voll ist (max. 1000 Messwerte). Die Messung wird bei der Speichernummer „1000“ angehalten.
7. Die Einstellung „OVERWRITE“ bedeutet, dass die Messwerte fortlaufend gespeichert werden.
Sobald der Messwert „1000“ aufgezeichnet wurde, fängt das Gerät an, die Messwerte zu
überschreiben. Die Speichernummer wird nicht mehr im Display angezeigt. Stattdessen erscheint
ein blinkendes Unendlichkeits-Symbol „“.
8. Der Menüpunkt „LOGGER MEMORY“ ist im Auslieferungszustand auf „FIX“ voreingestellt.
9. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das
SETUP-Menü zu verlassen.
Display-Einstellung für die automatische Messwertespeicherung:
1. Sie haben die Möglichkeit bei der automatischen Messung, den Energiespar-Modus zu aktivieren.
2. Nehmen Sie diese Einstellung im SETUP-Menü vor.
3. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint
. Sie be nden sich nun im SHIFT-Modus.
4. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen.
5. Drücken Sie nun mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „LOGGER DATA
DISPLAY“ ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass der
Menüpunkt ausgewählt ist.
6. Drücken Sie die Tasten REL/PC (Log/) oder MAX/MIN (View/), um „ON“ oder „OFF“
auszuwählen.
7. Die Einstellung „ON“ bedeutet, dass das Display während der automatisch fortlaufenden Messung
immer eingeschaltet ist.
143
Ga voor het meten van wisselstromen (A
) als hierboven beschreven te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “A
”, “mA ” of “A ”.
2. Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) om over te schakelen naar het AC-meetbereik. Op het
uitleesvenster verschijnt
”, oder ”. Opnieuw indrukken van de knop schakelt weer terug.
3. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM
uit.
Meet in het bereik van 10 A in geen geval stromen boven 10 A , resp. in het bereik
mA/A stromen boven 600 mA, omdat anders de zekeringen doorslaan.
d) Frequentiemeting/signaalverhouding in % (duty cyle; impuls/pauze-
verhouding)
De DMM kan de frequentie van een signaalspanning van 10 Hz - 60 MHz meten en weergeven.
Ga voor het meten van frequenties als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “mV
Hz %”.
Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) totdat op het uitleesvenster
“Hz” verschijnt.
2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het
zwarte meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 4).
3. Verbind de beide meetpennen met het meetobject
(signaalgenerator, schakeling enz.).
4. De frequentie wordt met de betreffende eenheid op het
uitleesvenster weergegeven.
5. Om de signaalverhouding (duty cycle) te meten, moet
opnieuw op de knop SHIFT/SETUP worden gedrukt, totdat er
“%” op het uitleesvenster verschijnt.
6. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van
het meetobject en schakel de DMM uit.
Afb. 4
142
c) Stroommeting “A”
In geen geval mogen de max. toelaatbare ingangsgrootheden worden overschreden.
Raak geen schakelingen of componenten aan als daarbij hogere spanningen dan
25 V ACrms of 35 V/DC kunnen voorkomen! Levensgevaar!
De max. toelaatbare spanning in de stroommeetkring mag 1000 V in CAT III niet
overschrijden. Metingen >5 A mogen slechts gedurende max. 10 seconden en
alleen met tussentijden van 10 minuten worden uitgevoerd.
Begin de stroommeting altijd met het grootste meetbereik en schakel indien noodzakelijk over
naar een kleiner meetbereik. Voor het overschakelen naar een meetbereik altijd de schakeling
stroomloos schakelen. Alle stroommeetbereiken zijn gezekerd en daarmee beveiligd tegen
overbelasting.
Ga voor het meten van gelijkstromen (A ) als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “A ”, “mA
of “A
“.
2. In de tabel zijn de verschillende meetfuncties en de
mogelijke meetbereiken opgevoerd. Kies het meetbereik en
de bijbehorende meetbussen.
Meetfunctie Meetbereik Meetbussen
A 0,01 A - 6000 A COM + mAA
mA 0,001 mA - 600 mA COM + mAA
10A 0,001 A - 10 A COM + 10A
3. Steek het rode meetsnoer in de mAA- of 10A-meetbus (5, 6).
Steek het zwarte meetsnoer in de meetbus COM (8) (Afb. 3).
4. Verbind de beide meetpennen in serie met het meetobject
(batterij, schakeling enz.); de betreffende polariteit van de
meetwaarde wordt samen met de momentele meetwaarde op
het uitleesvenster weergegeven.
Afb. 3
Zodra er bij gelijkstroommeting een min “-” voor de meetwaarde verschijnt, loopt de stroom
tegengesteld (of zijn de meetsnoeren verwisseld).
5. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM
uit.
31
8. Die Einstellung „OFF“ bedeutet, dass sich das Display ausschaltet, wenn das Gerät 5 Minuten
lang nicht bedient wird. Es wird dann nur noch das Symbol
und die Speichernummer
angezeigt. Wenn das Gerät kontinuierlich Messwerte speichert (Einstellung „OVERWRITE“) und
der Messwert „1000“ überschritten wird, erscheint ein blinkendes Unendlichkeits-Symbol „
unterhalb von
.
9. Das Gerät ist im Auslieferungszustand auf „OFF“ voreingestellt.
10. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das
SETUP-Menü zu verlassen.
Wenn das Display im Energiespar-Modus ausgeschaltet wurde, betätigen Sie den Drehschalter
oder drücken Sie eine beliebige Taste (außer
-Taste (9)), um es wieder einzuschalten.
Gespeicherte Messwerte ansehen:
1. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint
. Sie be nden sich nun im SHIFT-Modus.
2. Drücken Sie nun die MAX/MIN (View/)-Taste (10b), um in den Anzeige-Modus zu wechseln. Im
Display erscheint
und darunter die erste Speichernummer „0001“. In der Mitte des Displays
wird der gespeicherte Messwert angezeigt.
3. Betätigen Sie die Tasten H/LIGHT (+/COMP) oder RANGE (-), um die einzelnen Aufzeichnungen
anzuzeigen.
4. Drücken Sie erneut die MAX/MIN (View/)-Taste, um den Anzeige-Modus zu verlassen.
5. Zum Verlassen des SHIFT-Modus drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste.
Die gespeicherten Messwerte einer Vergleichsmessung werden im Display mit den Symbolen
und angezeigt.
Wenn im Display „VOID“ angezeigt wird, bedeutet dies, dass der Messwerte-Speicher leer ist.
Gespeicherte Messwerte löschen:
1. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint
. Sie be nden sich nun im SHIFT-Modus.
2. Halten Sie die MAX/MIN (View/)-Taste (10b) für ca. 2 s gedrückt. Es erscheint kurz die Anzeige
und „VOID“ auf dem Display. Es werden alle Messwerte gelöscht.
3. Zum Verlassen des SHIFT-Modus drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste.
32
19. AUTO-POWER-OFF-FUNKTION
1. Das DMM schaltet nach einer bestimmten Zeit automatisch ab, wenn keine Taste oder der
Drehschalter betätigt wurde. Diese Funktion schützt und schont die Batterie und verlängert die
Betriebszeit.
2. Sie können eine Abschaltzeit im SETUP-Menü einstellen. Das Gerät ist im Auslieferungszustand
auf 5 Minuten voreingestellt.
3. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint . Sie be nden sich nun im SHIFT-Modus.
4. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen.
5. Drücken Sie nun mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „APO TIME“
ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass der Menüpunkt
ausgewählt ist.
6. Drücken Sie die Tasten REL/PC (Log/) und MAX/MIN (View/), um die Abschaltzeit
einzustellen. Zur Auswahl stehen: 5 MIN, 15 MIN, 30 MIN oder OFF (AUS). Die Einstellung „OFF“
bedeutet, dass die Auto-Power-Off-Funktion deaktiviert ist.
7. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das
SETUP-Menü zu verlassen.
8. Wenn Sie eine Abschaltzeit eingestellt haben, wird im Display das Symbol
angezeigt.
Um das DMM nach einer automatischen Abschaltung wieder einzuschalten, betätigen Sie den
Drehschalter oder drücken Sie eine beliebige Taste (außer
-Taste (9)).
Die Auto-Power-Off-Funktion wird bei der Datenübertragung zum PC deaktiviert, um die
Datenverbindung nicht zu unterbrechen. Die Auto-Power-Off-Funktion ist solange inaktiv, bis
die Datenübertragung zum PC (per optischer Schnittstelle) wieder abgeschaltet wird.
Die Auto-Power-Off-Funktion wird auch bei der automatischen Aufzeichnung von Messwerten
deaktiviert.
20. OPTISCHE SCHNITTSTELLE
An der Rückseite des Messgerätes ist eine optisch isolierte Schnittstelle (11) integriert, mit der
Messdaten zu einem Computer übertragen und weiterverarbeitet werden können.
Die Datenverbindung kann mit dem mitgelieferten USB-Schnittstellenadapter mit einer freien USB-
Schnittstelle an Ihrem Computer hergestellt werden (auf dem Computer muss die entsprechende
Software „Voltsoft“ bereits installiert sein).
Schieben Sie die Schnittstellenabdeckung nach oben vom Gehäuse. Setzen Sie den keilförmigen
Adapter des Schnittstellenkabels von oben bündig in die Gehäusenut am Messgerät.
Stecken Sie dann den USB-Stecker des Typs A am anderen Ende des Schnittstellenkabels in einen
freien USB-Anschluss am Computer.
141
a) Multimeter inschakelen
De multimeter wordt via de draaiknop (4) in- en uitgeschakeld. Draai de draaiknop op de betreffende
meetfunctie. Zet voor het uitschakelen de draaiknop in de stand “OFF”. Schakel het meetapparaat
altijd uit als het niet wordt gebruikt.
b) Spanningsmeting “V”
Ga voor het meten van gelijkspanningen “DC” (V ) als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “V
”. Kies voor
lage spanningen tot max. 600 mV “mV
”.
2. Steek het rode meetsnoer in de meetbus °CHzV (7), het
zwarte meetsnoer in de meetbus COM (8) (Afb.2).
3. Verbind de beide meetpennen met het meetobject (batterij,
schakeling enz.). De rode meetpen komt overeen met de
pluspool, de zwarte meetpen met de minpool.
4. De betreffende polariteit van de meetwaarde wordt samen
met de momentele meetwaarde op het uitleesvenster
weergegeven.
Zodra er bij de gelijkspanning een min “-” voor de
meetwaarde verschijnt, is de gemeten spanning negatief
(of de meetsnoeren zijn verwisseld). Het spanningsbereik
“V DC/AC” heeft een ingangsimpedantie van >10 M.
Afb. 2
5. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM
uit.
Ga voor het meten van wisselspanningen “AC” (V
) als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “V
”. Op het uitleesvenster verschijnt “ ”.
Indien gewenst kan de meetfunctie “AC+DC” worden gekozen. Schakel de DMM in en kies
het meetbereik “V
”. Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) om over te schakelen naar de
meetfunctie “AC+DC”. Op het uitleesvenster verschijnt “
”.
2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het zwarte meetsnoer in meetbus COM (8).
3. Verbind de beide meetpennen met het meetobject (generator, schakeling enz.).
4. De meetwaarde wordt op het uitleesvenster weergegeven.
5. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM
uit.
140
5. Met behulp van de knoppen REL/PC (Log/) en MAX/MIN (View/) kunnen nu de uren,
minuten en seconden worden gekozen. Stel de waarden met de knoppen H/LIGHT (+/COMP)
of RANGE (-) in.
6. Druk na een geslaagde instelling op de knop SHIFT/SETUP om de datum (menupunt “SET
DATE”) in te stellen. Hier kunnen eveneens met de knoppen REL/PC (Log/) en MAX/MIN
(View/View/) de afzonderlijke posities (dag, maand, jaar) worden gekozen en hun waarde
met behulp van de knoppen H/LIGHT (+/COMP) of RANGE (-) worden gewijzigd.
7. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instellingen op te
slaan en het menu SETUP te verlaten. Daarbij wordt tevens de SHIFT-modus verlaten.
Als datum en tijd niet meer juist worden aangegeven, dan moet de knoopcelbatterij
worden vervangen. De knoopcelbatterij heeft een levensduur van ca. 3 tot 5 jaar.
Deze garandeert de voeding voor datum en tijd voor het geval dat de batterij van
de DMM leeg is of uit het apparaat wordt verwijderd als deze gedurende langere
tijd niet wordt gebruikt. Het vervangen van de knoopcelbatterij is in hoofdstuk “23.
Onderhoud en reinigen” (pagina 160) beschreven.
11. MEETFUNCTIES
In geen geval mogen de maximaal toelaatbare ingangsgrootheden worden
overschreden.
Raak geen schakelingen of componenten aan als daarbij hogere spanningen dan
25 V ACrms of 35 V/DC kunnen voorkomen! Levensgevaar!
Controleer voor aanvang van de meting de aangesloten meetsnoeren op
beschadigingen, zoals inkepingen, scheuren of afknellingen. Defecte meetsnoeren
mogen niet meer worden gebruikt! Levensgevaar!
Tijdens het meten mogen de meetpennen niet boven de voelbare
handgreepmarkeringen op de meetpennen worden vastgehouden.
Metingen kunnen alleen worden uitgevoerd bij gesloten batterij- en zekeringvak. Bij
geopend vak zijn alle meetbussen mechanisch tegen insteken beveiligd.
Er mogen altijd slechts alleen die twee meetsnoeren op het meetinstrument worden
aangesloten die voor de meting nodig zijn. Verwijder om veiligheidsredenen alle
niet noodzakelijke meetsnoeren van het meetapparaat.
Metingen aan stroomkringen >50 V/AC en >75 V/DC mogen alleen door vakmensen
en geautoriseerde personen worden uitgevoerd die op de hoogte zijn van de
geldende voorschriften en de daaraan verbonden gevaren.
Zodra er “OL” (van overload = overloop) op het uitleesvenster verschijnt, wordt het meetbereik
overschreden.
33
Die Schnittstelle ist im Normalbetrieb abgeschaltet. Um diese zu aktivieren, halten Sie bei
eingeschaltetem DMM die REL/PC (Log/)-Taste (10c) für 2 s gedrückt. Die Aktivierung wird durch
das Schnittstellensymbol
signalisiert. Zum Deaktivieren halten Sie die REL/PC (Log/)-Taste ca.
2 s gedrückt oder schalten das DMM aus.
21. INSTALLATION DER SOFTWARE
1. Legen Sie die CD in das CD-Rom-Laufwerk Ihres Computers ein.
2. Die Installation beginnt automatisch. Falls nicht, gehen Sie bitte in Ihr CD-ROM-Verzeichnis und
öffnen Sie dort die Installationsdatei „autorun.exe“.
3. Wählen Sie Ihre gewünschte Sprache aus (Deutsch, Englisch oder Französisch).
4. Folgen Sie den Anweisungen im Dialogfenster, wählen Sie das Zielverzeichnis für die Installation
aus und führen Sie die Installation durch.
5. Beachten Sie für nähere Informationen bitte die auf der CD enthaltene Bedienungsanleitung.
6. Bei der beiliegenden Software handelt es sich um die Voltsoft Standard Edition. Die Professional
Version (Voltsoft PRO, Nr. 10 13 33) kann separat erworben werden. Mit Erwerb der Professional
Version erhalten Sie den entsprechenden Lizenzschlüssel. Folgen Sie den Anweisungsschritten
der Voltsoft Bedienungsanleitung, um ein Upgrade Ihrer Software zur Professional Version
durchzuführen und diese zu registrieren.
7. Voltsoft Software-Updates auf die neueste Version des Voltsoft Programms sind verfügbar, wenn
das Programm läuft und eine Internetverbindung besteht; alternativ können Sie auch unter „http://
www.conrad.com“ nach den neuesten Voltsoft-Updates suchen.
22. DISPLAYHELLIGKEIT
1. Die Helligkeit des Displays kann stufenweise eingestellt werden. Halten Sie die H/LIGHT (+/
COMP) -Taste (10a) für ca. 2 s gedrückt, um zwischen 3 Helligkeits-Stufen zu wechseln.
2. Im SETUP-Menü haben Sie die Möglichkeit, den Energiespar-Modus für das Display zu aktivieren
bzw. zu deaktivieren. Der Energiespar-Modus ist im Auslieferungszustand des Gerätes aktiviert.
3. Ist der Energiespar-Modus eingeschaltet, so wird die Displayhelligkeit bei Inaktivität automatisch
reduziert. Wenn das Gerät 15 Sekunden lang nicht bedient wird, wechselt die Displayhelligkeit
von der höchsten Helligkeits-Stufe auf die mittlere Stufe. Nach weiteren 15 Sekunden Inaktivität
wechselt das Display von der mittleren Stufe auf die niedrigste Stufe.
4. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf
dem Display erscheint
. Sie be nden sich nun im SHIFT-Modus.
5. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen.
34
6. Drücken Sie nun mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „AUTO
BRIGTHNESS“ ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass
der Menüpunkt ausgewählt ist.
7. Drücken Sie die Tasten REL/PC (Log/) oder MAX/MIN (View/), um „ON“ oder „OFF“
auszuwählen.
8. Die Einstellung „ON“ bedeutet, dass der Energiespar-Modus aktiviert ist. Die Helligkeit des
Displays wird bei Inaktivität automatisch reduziert.
9. Die Einstellung „OFF“ schaltet den Energiespar-Modus aus.
10. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das
SETUP-Menü zu verlassen.
23. WARTUNG UND REINIGUNG
a) Allgemein
Um die Genauigkeit des Multimeters über einen längeren Zeitraum zu gewährleisten, sollte es jährlich
einmal kalibriert werden.
Das Messgerät ist bis auf eine gelegentliche Reinigung und den Sicherungswechsel absolut
wartungsfrei.
Den Sicherungs- und Batteriewechsel nden Sie im Anschluss.
Überprüfen Sie regelmäßig die technische Sicherheit des Gerätes und der
Messleitungen z.B. auf Beschädigung des Gehäuses oder Quetschung usw.
b) Reinigung
Bevor Sie das Gerät reinigen beachten Sie unbedingt folgende Sicherheitshinweise:
Beim Öffnen von Abdeckungen oder Entfernen von Teilen, außer wenn dies von
Hand möglich ist, können spannungsführende Teile freigelegt werden.
Vor einer Reinigung oder Instandsetzung müssen die angeschlossenen Leitungen
vom Messgerät und von allen Messobjekten getrennt werden. Schalten Sie das
DMM aus.
Verwenden Sie zur Reinigung keine carbonhaltigen Reinigungsmittel, Benzine, Alkohole oder
ähnliches. Dadurch wird die Ober äche des Messgerätes angegriffen. Außerdem sind die Dämpfe
gesundheitsschädlich und explosiv. Verwenden Sie zur Reinigung auch keine scharfkantigen
Werkzeuge, Schraubendreher oder Metallbürsten o.a.
139
Doe het volgende om de batterij te plaatsen of te vervangen:
1. Verwijder de aangesloten meetsnoeren van het meetcircuit en van het meetapparaat. Schakel
de DMM uit.
2. Open de behuizing zoals in hoofdstuk “23. Onderhoud en reinigen” (pagina 158) is beschreven.
3. Vervang de lege batterij door een nieuwe van hetzelfde type. Plaats de nieuwe batterij in het
batterijvak (14) en let daarbij op de juiste polariteit. Let op de polariteitsindicatie in het batterijvak.
4. Sluit de behuizing weer zorgvuldig.
b) Batterijtype instellen
1. Stel in het menu SETUP het gebruikte batterijtype in. Dit maakt de juiste weergave van de
laadstand van de batterij mogelijk.
2. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
3. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu
SETUP te openen.
4. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt “BATTERY TYPE”
is geselecteerd. Een stersymbool * links naast het menupunkt geeft aan dat het menupunt is
gekozen.
5. Druk op de knoppen REL/PC (Log/) of MAX/MIN (View/) om “LI-AKKU” (Lithium-blokbatterij)
of “ALKALINE” (Alkaline blokbatterij) te selecteren.
6. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan
en het menu SETUP te verlaten.
Een geschikte alkalinebatterij is verkrijgbaar onder het volgende bestelnummer:
Best. nr. 65 25 09
Een geschikte lithiumbatterij is verkrijgbaar onder het volgende bestelnummer:
Best. nr. 25 12 92
10. TIJD EN DATUM INSTELLEN
1. Stel de tijd en datum in het menu SETUP in.
2. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden
ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt
. Dit geeft de SHIFT-modus aan.
3. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu
SETUP te openen.
4. Het menupunt “SET TIME” (tijd instellen) is geselecteerd. Indien niet, druk dan meerdere keren op
de knop SHIFT/SETUP om het menupunt “SET TIME” te kiezen. Een stersymbool * links naast het
menupunt geeft aan dat het menupunt “SET TIME” is geselecteerd.
138
A Ampère (eenheid van de elektrische stroomsterkte)
mA Milliampère (=0,001 A)
µA Microampère (=0,000.001 A)
Hz Hertz (eenheid van de frequentie)
kHz Kilohertz
MHz Megahertz
VA Voltampère (eenheid van het schijnbare elektrische vermogen)
% Procentuele indicatie bij de duty cycle-meting (impuls/pauze-verhouding)
ºC Graden Celsius
ºF Graden Fahrenheit
Ohm (eenheid van de elektrische weerstand)
k Kilo-ohm (=1.000 )
M Mega-ohm (=1.000.000 )
nF Nanofarad (eenheid van de elektrische capaciteit = 0,000.000.001 F)
µF Microfarad (=0,000.001 F)
mF Millifarad (=0,001 F)
Symbool voor het capaciteitsmeetbereik
Waarschuwingssymbool bij spanningen > 30 V/AC en > 42 V/DC
0 1 2 3 4 5 6
Staafdiagramindicator (alleen bij V, A, )
Laagdoorlaat lter voor wisselspanning
Low Imp-functie (lage impedantie)
9. BATTERIJ
Voordat er met het meetapparaat kan worden gewerkt, moet eerst de meegeleverde
batterij worden geplaatst.
a) Plaatsen/vervangen van de batterij
Om het meetapparaat te kunnen gebruiken, is een 9 V-alkaline- of lithium-blokbatterij nodig. Bij de
eerste keer dat het apparaat wordt gebruikt, of als het batterijtoestandssymbool
(leeg) in het
uitleesvenster verschijnt, moet een nieuwe, volle batterij resp. een nieuwe, volle accu van hetzelfde
type worden geplaatst. Raadpleeg ook de veiligheidsinstructies met betrekking tot batterijen/accu’s
(pagina 135).
35
Zur Reinigung des Gerätes bzw. des Displays und der Messleitungen nehmen Sie ein sauberes,
fusselfreies, antistatisches und leicht feuchtes Reinigungstuch. Lassen Sie das Gerät komplett
abtrocknen, bevor Sie es für den nächsten Messeinsatz verwenden.
c) Messgerät öffnen
Ein Sicherungs- und Batteriewechsel ist aus Sicherheitsgründen nur möglich, wenn alle Messleitungen
vom Messgerät entfernt wurden. Das Batterie- und Sicherungsfach lässt sich bei eingesteckten
Messleitungen nicht öffnen.
Zusätzlich werden beim Öffnen alle Messbuchsen mechanisch verriegelt, um das nachträgliche
Einstecken der Messleitungen bei geöffnetem Gehäuse zu verhindern. Die Verriegelung wird
automatisch aufgehoben, wenn das Batterie- und Sicherungsfach wieder verschlossen ist.
Das Gehäusedesign lässt selbst bei geöffnetem Batterie- und Sicherungsfach nur den Zugriff auf
Batterie und Sicherungen zu. Das Gehäuse muss nicht mehr wie üblich komplett geöffnet und zerlegt
werden. Diese Maßnahmen erhöhen die Sicherheit und Bedienungsfreundlichkeit für den Anwender.
Zum Öffnen gehen Sie wie folgt vor:
1. Entfernen Sie alle Messleitungen vom Messgerät und
schalten es aus.
2. Lösen und entfernen Sie die rückseitige Batteriefach-
schraube (15).
3. Klappen Sie den Aufstellbügel (13) auf. Ziehen Sie den Bat-
terie- und Sicherungsfachdeckel nach unten vom Messgerät
(Abb. 11).
4. Die Sicherungen und das Batteriefach sind jetzt zugänglich.
5. Verschließen Sie das Gehäuse in umgekehrter Reihenfolge
und verschrauben Sie das Batterie- und Sicherungsfach.
6. Das Messgerät ist wieder einsatzbereit.
Abb. 11
36
d) Sicherungscheck/Sicherungswechsel
Die Strommessbereiche sind mit Hochleistungssicherungen abgesichert. Ist keine Messung in
diesem Bereich mehr möglich, muss die Sicherung ausgewechselt werden.
Das Messgerät ermöglicht die Prüfung der Sicherungen bei geschlossenem Gehäuse.
Zur Prüfung gehen Sie wie folgt vor:
1. Wählen Sie am Drehschalter den Messbereich „
2. Stecken Sie eine Messleitung in die °CHzV-Buchse (7).
3. Kontaktieren Sie mit der Prüfspitze die zu prüfende Strom-
Messbuchse (Abb. 12).
4. Wird ein Messwert angezeigt, so ist die Sicherung ok. Bleibt
jedoch „OL“ in der Anzeige stehen, so ist die entsprechende
Sicherung defekt und muss ausgewechselt werden.
Abb. 12
Zum Auswechseln gehen Sie wie folgt vor:
1. Trennen Sie die angeschlossenen Messleitungen vom Messkreis und von Ihrem Messgerät.
Schalten Sie das DMM aus.
2. Öffnen Sie das Gehäuse wie im Abschnitt „c) Messgerät öffnen“ (Seite 35) beschrieben.
3. Ersetzen Sie die defekte Sicherung gegen eine neue desselben Typs und Nennstromstärke oder
Baugleiche. Die Sicherungen haben folgende Werte:
Sicherung F1 F2
Nenndaten F600mA H 1000V F10A H 1000V
Schaltvermögen 30 kA
Abmessung (ø x L) 6,35 x 31,8 mm 10,3 x 38 mm
Bestellnummer 44 24 03 44 23 35
4. Verschließen Sie das Gehäuse wieder sorgfältig.
Die Verwendung ge ickter Sicherungen oder das Überbrücken des
Sicherungshalters ist aus Sicherheitsgründen nicht zulässig. Dies kann zum Brand
oder zur Lichtbogenexplosion führen. Betreiben Sie das Messgerät auf keinen Fall
im geöffneten Zustand.
137
8. UITLEESVENSTERGEGEVENS EN SYMBOLEN
De symbolen en speci caties zijn afhankelijk van het model verschillend aanwezig. Dit is een
overzicht van alle mogelijke symbolen en speci caties van de serie VC890.
Delta-symbool voor relatieve-waardemeting (=referentiewaardemeting)
AUTO staat voor “Automatische meetbereikkeuze”
TrueRMS Echte effectieve-waardemeting
Data-houdfunctie
Vergelijkingsmodus
> <
Grenswaardebepaling, meetwaarde moet tussen twee bepaalde waarden blijven
< >
Grenswaardebepaling, meetwaarde moet buiten twee bepaalde waarden blijven
staat voor “Vergelijkingstest niet doorstaan”
staat voor “Vergelijkingstest doorstaan”
Geheugenstand laden
OL Overload = overloop; het meetbereik is overschreden
OFF Draaiknopstand “uit”
Symbool voor batterij vervangen (batterijlading laag)
Symbool voor de diodetest
Symbool voor de akoestische doorgangstest
AC Wisselspanning resp. wisselstroom
Maximale meetwaarde
Minimale meetwaarde
Gemiddelde meetwaarde
Automatische uitschakeling actief
Meetwaardegeheugen wordt gewist
Handmatig meetwaardegeheugen
Automatisch meetwaardegeheugen
Symbool voor gegevensoverdracht (actieve interface)
Functie-omschakeling geactiveerd (blauwe knopbijschriften)
VOID Meetwaardegeheugen bevat geen opgeslagen meetwaarden
DC Gelijkspanning resp. gelijkstroom
mV Millivolt (=0,001 V)
V Volt (eenheid van de elektrische spanning)
136
6. PRODUCTBESCHRIJVING
De meetwaarden worden op de multimeter (hierna DMM genoemd) digitaal weergegeven. De
meetwaardenweergave van de DMM omvat 60000 counts (count = kleinste weergavewaarde).
Als het apparaat een tijd lang niet wordt bediend (instellingen: 5 min., 15 min., 30 min.), schakelt het
zichzelf automatisch uit. De batterij wordt gespaard en maakt een langere bedrijfstijd mogelijk. Tijdens
de gegevensoverdracht naar de PC via de optisch geïsoleerde interface is deze functie uitgeschakeld.
Het meetapparaat kan zowel voor hobbydoeleinden alsook professioneel tot CAT IV worden
toegepast.
Voor een betere a eesbaarheid kan de DMM met de uitklapbare standaard op de achterkant naar
wens worden opgesteld.
Het batterij- en zekeringvak kan alleen worden geopend als alle meetsnoeren van het meetinstrument
worden verwijderd. Bij geopend batterij- en zekeringvak is het niet mogelijk om de meetsnoeren in de
meetbussen te steken. Dit verhoogt de veiligheid voor de gebruiker.
In het spanning- en stroommeetbereik klinkt bij verkeerd aangesloten meetsnoeren een
waarschuwingstoon met foutmelding op het uitleesvenster. Sluit de meetsnoeren correct aan voordat
met het meten wordt begonnen.
Draaiknop (4)
De verschillende meetfuncties worden via een draaiknop
gekozen. De automatische bereikkeuze “AUTO” is
bij bepaalde meetfuncties geactiveerd. Hierbij wordt
altijd het geschikte meetbereik ingesteld. Begin bij de
stroommeting altijd met het hoogste meetbereik (10 A)
en schakel indien nodig over naar een lager meetbereik.
De multimeter is in de draaiknopstand “OFF”
uitgeschakeld. Schakel het meetapparaat altijd uit
als het niet wordt gebruikt. De rangschikking van de
meetfuncties is weergegeven in afbeelding 1.
Afb. 1
7. OMVANG LEVERING
Multimeter met rubberen beschermholster
9 V alkaline-blokbatterij
1 set meetsnoeren
1 set krokodillenklemmen
Draad-temperatuursensor
USB-interface-adapter
Verwerkingssoftware “VOLTSOFT”
Gebruiksaanwijzing
37
e) Knopfbatterie wechseln
Wenn Datum und Uhrzeit nicht mehr korrekt angezeigt werden, muss die Knopfbatterie ersetzt
werden.
Zum Wechseln gehen Sie wie folgt vor:
1. Trennen Sie die angeschlossenen Messleitungen vom Messkreis und von Ihrem Messgerät.
Schalten Sie das DMM aus.
2. Öffnen Sie das Batterie- und Sicherungsfach wie im Abschnitt „c) Messgerät öffnen“ (Seite 35)
beschrieben.
3. Lösen Sie dann die vier Schrauben auf der Rückseite des Geräts, und ziehen Sie vorsichtig das
Gehäuse ab.
4. Schieben Sie die Knopfbatterie vorsichtig von unten aus der Batteriehalterung heraus. Heben Sie
dabei den Batteriehalter leicht nach oben an.
5. Ersetzen Sie die verbrauchte Knopfbatterie gegen eine neue desselben Typs (CR2032). Setzen
Sie eine neue Knopfbatterie in das Batteriefach ein. Achten Sie darauf, dass der Pluspol nach
oben zeigt.
6. Verschließen Sie das Gehäuse in umgekehrter Reihenfolge und verschrauben Sie das Batterie-
und Sicherungsfach.
Eine passende Knopfbatterie erhalten Sie unter folgender Bestellnummer:
Best.-Nr. 65 01 83
38
24. ENTSORGUNG
a) Produkt
Elektronische Geräte sind Wertstoffe und gehören nicht in den Hausmüll.
Entsorgen Sie das Produkt am Ende seiner Lebensdauer gemäß den geltenden
gesetzlichen Bestimmungen.
Entnehmen Sie evtl. eingelegte Batterien/Akkus und entsorgen Sie diese getrennt vom
Produkt.
b) Batterien / Akkus
Sie als Endverbraucher sind gesetzlich (Batterieverordnung) zur Rückgabe aller gebrauchten
Batterien/Akkus verp ichtet; eine Entsorgung über den Hausmüll ist untersagt.
Schadstoffhaltige Batterien/Akkus sind mit dem nebenstehenden Symbol gekennzeichnet,
das auf das Verbot der Entsorgung über den Hausmüll hinweist. Die Bezeichnungen für
das ausschlaggebende Schwermetall sind: Cd=Cadmium, Hg=Quecksilber, Pb=Blei (die
Bezeichnung steht auf den Batterien/Akkus z.B. unter dem links abgebildeten Mülltonnen-
Symbol).
Ihre verbrauchten Batterien/Akkus können Sie unentgeltlich bei den Sammelstellen Ihrer
Gemeinde, unseren Filialen oder überall dort abgeben, wo Batterien/Akkus verkauft
werden.
Sie erfüllen damit die gesetzlichen Verp ichtungen und leisten Ihren Beitrag zum Umweltschutz.
25. BEHEBUNG VON STÖRUNGEN
Mit dem DMM haben Sie ein Produkt erworben, welches nach dem neuesten Stand der Technik
gebaut wurde und betriebssicher ist.
Dennoch kann es zu Problemen oder Störungen kommen.
Deshalb möchten wir Ihnen hier beschreiben, wie Sie mögliche Störungen leicht selbst beheben
können:
Beachten Sie unbedingt die Sicherheitshinweise!
135
b) Batterijen / accu’s
Let op de juiste polariteit bij het plaatsen van de batterijen / accu’s.
De batterijen / accu’s dienen uit het apparaat te worden verwijderd wanneer het
gedurende langere tijd niet wordt gebruikt om beschadiging door lekkage te voorkomen.
Lekkende of beschadigde batterijen / accu’s kunnen brandend zuur bij contact met de
huid opleveren. Gebruik daarom veiligheidshandschoenen om beschadigde batterijen /
accu’s aan te pakken.
Batterijen / accu’s moeten uit de buurt van kinderen worden gehouden. Laat batterijen /
accu’s niet rondslingeren omdat het gevaar bestaat dat kinderen en/of huisdieren ze
inslikken.
Batterijen / accu’s mogen niet worden ontmanteld, kortgesloten of verbrand. Probeer
nooit gewone batterijen te herladen. Er bestaat dan explosiegevaar!
c) Diversen
Raadpleeg een expert wanneer u twijfelt over het juiste gebruik, de veiligheid of het
aansluiten van het apparaat.
Onderhoud, aanpassingen en reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door een
expert of in een daartoe bevoegde winkel.
Indien u vragen heeft over de correcte aansluiting of het gebruik of als er problemen zijn waar u in de
gebruiksaanwijzing geen oplossing voor kunt vinden, neemt u dan contact op met onze technische
helpdesk of met een andere elektromonteur.
Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau, Tel. +49 180/586 582 7.
134
Zorg bij elke spanningsmeting dat het meetapparaat zich niet binnen het
stroommeetbereik bevindt.
De spanning tussen meetapparaat en aardpotentiaal mag niet meer zijn dan 1000 V
DC/AC in CAT III resp. 600 V in CAT IV.
Vóór elke wisseling van het meetbereik moeten de meetstiften van het meetobject
worden verwijderd.
Wees vooral voorzichtig bij de omgang met spanningen >25 V wissel- (AC) resp.
>35 V gelijkspanning (DC)! Reeds bij deze spanningen kunt u door het aanraken van
elektrische geleiders een levensgevaarlijke elektrische schok krijgen.
Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetsnoeren op beschadiging(en).
Voer in geen geval metingen uit als de beschermende isolatie beschadigd (gescheurd,
verwijderd enz.) is.
Om een elektrische schok te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat u de te meten
aansluitingen/meetpunten tijdens de meting niet (ook niet indirect) aanraakt.
Pak tijdens het meten niet boven de voelbare handgreepmarkeringen op de meetstiften
vast.
Gebruik de multimeter nooit kort voor, tijdens, of kort na een onweersbui (blikseminslag! /
energierijke overspanningen!). Zorg dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer,
schakelingen en onderdelen van de schakeling enz. absoluut droog zijn.
Vermijd gebruik van het apparaat in de direct omgeving van:
- sterke magnetische of elektromagnetische velden
- zendantennes of HF-generatoren.
Daardoor kan de meetwaarde worden vervalst.
Schakel het meetapparaat nooit onmiddellijk in, nadat het van een koude naar
een warme ruimte is gebracht. Door het condenswater dat wordt gevormd, kan het
apparaat onder bepaalde omstandigheden beschadigd raken.
Laat het apparaat uitgeschakeld op kamertemperatuur komen.
Neem ook de veiligheidsvoorschriften in de afzonderlijke hoofdstukken in acht.
39
Fehler Mögliche Ursache Mögliche Abhilfe
Das Multimeter funktioniert
nicht.
Ist die Batterie verbraucht? Kontrollieren Sie den Zustand.
Batteriewechsel.
Keine Messwertänderung. Ist eine falsche Messfunktion
aktiv (AC/DC)?
Kontrollieren Sie die Anzeige
(AC/DC) und schalten die
Funktion ggf. um.
Stecken die Messleitungen
zuverlässig in den Mess-
buchsen?
Kontrollieren Sie den Sitz der
Messleitungen.
Ist die Sicherung defekt? Kontrollieren Sie die
Sicherungen.
Ist die Hold-Funktion aktiviert?
(Anzeige
)
Drücken Sie die H/LIGHT
(+/COMP) -Taste um diese
Funktion zu deaktivieren.
Das Messgerät piept und
es wird eine der folgenden
Warnmeldungen angezeigt:
ERROR ON V INPUT
ERROR ON A INPUT
ERROR ON mA INPUT
Falsch angeschlossene oder
ungeeignete Messleitungen
Messleitungen richtig am
Messgerät anschließen,
austauschen oder Messfunktion
ändern.
Andere Reparaturen als zuvor beschrieben sind ausschließlich durch einen
autorisierten Fachmann durchzuführen. Sollten Sie Fragen zum Umgang
des Messgerätes haben, steht Ihnen unser techn. Support unter folgender
Telefonnummer zur Verfügung:
VOLTCRAFT®, 92242 Hirschau, Lindenweg 15, Tel.-Nr. 0180 / 586 582 7
40
26. TECHNISCHE DATEN
Anzeige ................................Max. 60000 Counts (Zeichen)
Messrate ..............................ca. 2 – 3 Messungen/Sekunde, Bargraph ca. 10 Messungen/Sekunde
Messleitungslänge ...............je ca. 90 cm
Messimpedanz ....................>10 M (V-Bereich)
Betriebsspannung ................9 V Blockbatterie
Arbeitsbedingungen .............0 bis +30 ºC (<75 % rF), +30 bis +40 ºC (<50 % rF)
Betriebshöhe .......................max. 2000 m
Lagertemperatur ..................-10 bis +50 ºC
Gewicht ................................ca. 380 g
Abmessungen (L x B x T) ....185 x 91 x 43 mm
Überspannungskategorie ....CAT III 1000 V, CAT IV 600 V, Verschmutzungsgrad 2
Messtoleranzen
Angabe der Genauigkeit in ± (% der Ablesung + Anzeigefehler in Counts (= Anzahl der kleinsten
Stellen)). Die Genauigkeit gilt ein Jahr lang bei einer Temperatur von +23 °C 5 °C), bei einer rel.
Luftfeuchtigkeit von kleiner als 75 %, nicht kondensierend. Temperaturkoef zient: +0,1 x (spezi zierte
Genauigkeit)/1 °C
Gleichspannung
Bereich Genauigkeit Au ösung
600 mV ±(0,03 % + 10 Digit) 0,01 mV
6 V
±(0,05 % + 10 Digit)
0,0001 V
60 V 0,001 V
600 V 0,01 V
1000 V 0,1 V
Überlastschutz: 1000 V; Impedanz: 10 M
133
5. VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en let vooral op de veiligheidsinstructies.
Indien de veiligheidsinstructies en de aanwijzingen voor een juiste bediening in
deze gebruiksaanwijzing niet worden opgevolgd, kunnen wij niet aansprakelijk
worden gesteld voor de daardoor ontstane schade aan apparatuur of persoonlijk
letsel. Bovendien vervalt in dergelijke gevallen de garantie.
a) Personen / Product
Het apparaat is geen speelgoed. Houd het buiten bereik van kinderen en huisdieren.
Laat verpakkingsmateriaal niet zomaar rondslingeren. Dit kan gevaarlijk materiaal
worden voor spelende kinderen.
Bescherm het product tegen extreme temperaturen, direct zonlicht, sterke schokken,
hoge luchtvochtigheid, vocht, ontvlambare gassen, dampen en oplosmiddelen.
Zet het product niet onder mechanische druk.
Als het niet langer mogelijk is het apparaat veilig te bedienen, stel het dan buiten bedrijf
en zorg ervoor dat niemand het per ongeluk kan gebruiken. Veilige bediening kan niet
langer worden gegarandeerd wanneer het product:
- zichtbaar is beschadigd,
- niet langer op juiste wijze werkt,
- tijdens lange periode is opgeslagen onder slechte omstandigheden, of
- onderhevig is geweest aan ernstige vervoergerelateerde druk
Behandel het apparaat met zorg. Schokken, botsingen of zelfs een val van een
beperkte hoogte kan het product beschadigen.
Neem alstublieft ook de veiligheids- en gebruiksaanwijzingen van alle andere
apparaten in acht die met het product zijn verbonden.
Om veiligheids- en keuringsredenen (CE) is het eigenmachtig ombouwen en/of
veranderen van het apparaat niet toegestaan.
Gelieve u tot een vakman te wenden indien u vragen heeft omtrent de werkwijze,
veiligheid of aansluiting van het product.
In industriële omgevingen dienen de Arbovoorschriften ter voorkoming van ongevallen
met betrekking tot elektrische installaties en bedrijfsmiddelen in acht te worden
genomen.
In scholen, opleidingscentra, hobbyruimten en werkplaatsen moet door geschoold
personeel voldoende toezicht worden gehouden op de bediening van meetapparaten.
132
4. UITLEG VAN SYMBOLEN
Een uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke instructies in deze gebruiksaanwijzing
die absoluut opgevolgd dienen te worden.
Een bliksemschicht in een driehoek waarschuwt voor een elektrische schok of een
veiligheidsbeperking van elektrische onderdelen in het apparaat.
Het “pijl”-symbool wijst op speciale tips en aanwijzingen voor de bediening van het
product.
Dit apparaat is CE-goedgekeurd en voldoet aan de desbetreffende Europese richtlijnen.
Beschermingsniveau 2 (dubbele of versterkte isolatie)
CAT II
Overspanningscategorie II voor metingen aan elektrische en elektronische apparaten, die
via een netstekker worden voorzien van spanning. Deze categorie omvat ook alle kleinere
categorieën (bijv. CAT I voor het meten van signaal- en stuurspanningen).
CAT III
Overspanningscategorie III voor metingen in de gebouwinstallatie (b.v. stopcontacten of
onderverdelingen). Deze categorie omvat ook alle kleinere categorieën (bijv. CAT lI voor
het meten aan elektrische apparaten).
CAT IV
Overspanningscategorie IV voor metingen aan de bron van de laagspanningsinstallatie
(bijv. hoofdverdeling, huis-omschakelingspunten van de energieleverancier etc.). Deze
categorie omvat ook alle kleinere categorieën.
Aardpotentiaal
41
Wechselspannung
Bereich Au ösung Genauigkeit Frequenzbereich
6 V 0,0001 V
±(0,5 % + 40 Digit) 45 Hz – 1 kHz
±(1,2 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz
±(3 % + 40 Digit) 10 kHz - 20 kHz
±(4 % + 40 Digit) 20 kHz - 100 kHz
60 V 0,001 V
±(0,5 % + 40 Digit) 45 Hz - 1kHz
±(1,2 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz
±(3 % + 40 Digit) 10 kHz - 20 kHz
±(6 % + 40 Digit) 20 kHz - 100 kHz
600 V 0,01 V
±(0,5 % + 40 Digit) 45 Hz - 1kHz
±(1,2 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz
±(3 % + 40 Digit) 10 kHz - 20 kHz
nicht spezi ziert 20 kHz - 100 kHz
1000 V 0,1 V
±(1,2 % + 40 Digit) 45 Hz - 1kHz
±(3 % + 40 Digit) 1 kHz - 5 kHz
±(6 % + 40 Digit) 5 kHz - 10 kHz
nicht spezi ziert 10 kHz - 100 kHz
Überlastschutz: 1000 V; Impedanz: ca. 10 M
TrueRMS im Messbereich von 10 – 100 %
Scheitelfaktor (Crest Factor): max. 3,0 (bei 1000 V max. 1,5)
Messfunktion AC + DC Spannung
Bereich Au ösung Genauigkeit Frequenzbereich
6 V 0,0001 V
±(1 % + 80 Digit) 45 Hz - 1 kHz
±(3 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz
±(6 % + 40 Digit) 10 kHz - 35 kHz
60 V 0,001 V
±(1 % + 80 Digit) 45 Hz - 1 kHz
±(3 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz
±(6 % + 40 Digit) 10 kHz - 35 kHz
600 V 0,01 V
±(1 % + 80 Digit) 45 Hz - 1 kHz
nicht spezi ziert 1 kHz - 10 kHz
nicht spezi ziert 10 kHz - 35 kHz
1000 V 0,1 V
±(1,2 % + 80 Digit) 45 Hz - 1 kHz
nicht spezi ziert 1 kHz - 10 kHz
nicht spezi ziert 10 kHz - 35 kHz
Überlastschutz: 1000 V; Impedanz: 10 M
42
Gleichstrom
Bereich Genauigkeit Au ösung
600 A ±(0,3 % + 10 Digit) 0,01 A
6000 A
±(0,5 % + 10 Digit)
0,1 A
60 mA 0,001 mA
600mA 0,01 mA
10 A ±(1,5 % + 20 Digit) 0,001 A
Überlastschutz: Sicherungen; Messzeitbegrenzung >5 A: max. 10 s mit Pause von 10 min
Wechselstrom
Bereich Au ösung Genauigkeit Frequenzbereich
600 µA 0,01 A
±(0,6 % + 40 Digit) 45 Hz - 1 kHz
±(1,2 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz
6000 A 0,1 A
±(0,6 % + 40 Digit) 45 Hz - 1 kHz
±(1,2 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz
60 mA 0,001 mA
±(0,6 % + 40 Digit) 45 Hz - 1 kHz
±(1,2 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz
600 mA 0,01 mA
±(0,6 % + 40 Digit) 45 Hz - 1 kHz
±(1,2 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz
10 A 0,001 A
±(2 % + 40 Digit)
45 Hz - 1 kHz
±(4 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz
Überlastschutz: Sicherungen; Messzeitbegrenzung >5 A: max. 10 s mit Pause von 10 min;
Überlastschutz: 1000 V; TrueRMS im Messbereich von 10 – 100 %
Widerstand
Bereich Genauigkeit Au ösung
600 ±(1,0 % + 10 Digit) mit REL-Funktion 0,01
6 k
±(0,6 % + 10 Digit)
0,0001 k
60 k 0,01 k
600 k 0,1 k
6 M ±(1,2 % + 10 Digit) 0,001 M
60 M ±(2 % + 5 Digit) 0,01 M
Überlastschutz: 1000 V
131
10 Functieknoppen:
a H/LIGHT (+/COMP)-knop:
“H” = Hold-functie voor het bevriezen van de meetindicatie
“LIGHT” = Helderheid uitleesvenster instellen
“+” = Waarde verhogen
“COMP” = Vergelijkingsmodus
b MAX/MIN (View/)-knop:
“MAX/MIN” = Voor vastleggen en weergeven van de max.- en min.-waarden
“View” = opgeslagen waarden bekijken
” = Navigatie in het menu SETUP
c REL/PC (Log/)-knop:
“REL” = referentiewaardemeting
“PC” = Gegevensoverdracht naar PC via optisch geïsoleerde interface
“Log” = Waarden opslaan
” = Navigatie in SETUP-menu
d RANGE (-) knop:
“RANGE” = Handmatige meetbereikomschakeling
“-” = Waarde verlagen
11 Optisch geïsoleerde interface
12 Statief-bevestigingsschroefdraad
13 Uitklapbare standaard
14 Batterijvak
15 Schroef voor batterij- en zekeringvak
16 Zekeringhouders
130
Tijdens de gegevensoverdracht naar de PC via de optisch geïsoleerde interface is de functie Auto-
Power-Off uitgeschakeld.
De multimeter mag in geopende toestand, met geopend batterijvak of ontbrekend batterijvakdeksel
niet worden gebruikt. Het beveiligingssysteem maakt het openen van het batterij- en zekeringdeksel
onmogelijk als er meetsnoeren in de meetbussen zijn gestoken. Eveneens verhindert dit het insteken
van meetsnoeren bij geopend batterij- en zekeringdeksel.
Metingen in vochtige ruimten of onder ongunstige omstandigheden zijn niet toegestaan. Ongunstige
omstandigheden zijn: regen of hoge luchtvochtigheid, stof en brandbare gassen, dampen of
oplosmiddelen, alsook onweer resp. onweerscondities, zoals sterke elektrostatische velden enz.
Gebruik voor het meten alleen de meegeleverde meetsnoeren resp. meetaccessoires, die op de
speci caties van de multimeter zijn afgestemd.
In verband met veiligheid en normering (CE) zijn geen aanpassingen en/of wijzigingen aan dit product
toegestaan. Indien het product voor andere doeleinden wordt gebruikt dan hiervoor beschreven,
kan het product worden beschadigd. Bovendien kan bij verkeerd gebruik een gevaarlijke situatie
ontstaan met als gevolg bijvoorbeeld kortsluiting, brand, elektrische schok enzovoort. Lees de
gebruiksaanwijzing volledig door en gooi hem niet weg. Het product mag alleen samen met de
gebruiksaanwijzing aan derden ter beschikking worden gesteld.
Volg alle veiligheidsinstructies en informatie in deze gebruiksaanwijzing op.
3. BEDIENINGSELEMENTEN
Zie de uitklapbare pagina.
1 Rubberen beschermholster
2 Uitleesvenster
3 Knop SHIFT/SETUP
Omschakeling van de meetfuncties (rode symbolen bij de draaiknop) /
Functie-omschakeling van de knoppen (blauwe knopbijschriften)
4 Draaiknop voor meetfunctiekeuze
5 mAA-meetbus
6 10 A-meetbus
7 °CHzV-meetbus (voor deze bereiken “plus”)
8 COM-meetbus (referentiepotentiaal, “minus”)
9
-knop
Low Imp. 400 k-knop voor impedantie-omschakeling
43
Kapazität
Bereich Genauigkeit Au ösung
60 nF ±(2,5 % + 20 Digit) 0,001 nF
600 nF
±(2,0 % + 20 Digit)
0,01 nF
6 F 0,0001 F
60 F 0,001 F
600 F 0,01 F
6000 F ±(5 % + 20 Digit) 0,1 F
60 mF nicht spezi ziert 0,001 mF
Überlastschutz: 1000 V
Frequenz
Bereich Genauigkeit Au ösung
60 Hz
±(0,02 % + 8 Digit)
0,001 Hz
600 Hz 0,01 Hz
6 kHz 0,0001 kHz
60 kHz 0,001 kHz
600 kHz 0,01 kHz
6 MHz 0,0001 MHz
60 MHz 0,001 MHz
Überlastschutz: 1000 V;
Für 10 Hz – 60 MHz, Eingangsamplitude a: 1 Vrms a 30 Vrms
Duty-Cycle (Puls-Pausenverhältnis)
Bereich Genauigkeit Au ösung
10 Hz – 2 kHz
(10 % – 90 %)
±(1,2 % + 30 Digit)
0,01 %
Überlastschutz: 1000 V
44
Temperatur
Bereich Genauigkeit Au ösung
-40 bis +40 ºC ±(3 % + 20 Digit)
0,1 ºC+40 bis +400 ºC ±(2 % + 20 Digit)
+400 bis +1000 ºC ± 2,5 %
-40 bis +32 ºF ±(2,5 % + 40 Digit)
0,2 ºF+32 bis +752 ºF ±(1,5 % + 40 Digit)
+752 bis +1832 ºF ± 2,5 %
Überlastschutz: 1000 V
Diodentest
Prüfspannung Au ösung
3,1 V 0,0001 V
Überlastschutz: 1000 V
Akust. Durchgangsprüfer
Au ösung: 0,01
Überlastschutz: 1000 V, <10 Dauerton
Tiefpass lter-Test
Bereich Au ösung Bemerkungen
6 V 0,0001 V Filter für Wechselspannungssignal größer
als 1 kHz.
60 V 0,001 V
600 V 0,01 V
1000 V 0,1 V
129
2. BEOOGD GEBRUIK
Meten en weergeven van elektrische grootheden binnen het bereik van overspanningscategorie
CAT IV tot max. 600 V resp. CAT III tot max. 1000 V tegen aarde, volgens EN 61010-1 alsook alle
lagere categorieën.
Meten van gelijk- en wisselspanning tot max. 1000 V
Meten van gelijk- en wisselstroom tot max. 10 A
Frequentiemeting tot 60 MHz
Meten van capaciteiten tot 60 mF
Meten van weerstanden tot 60 M
Doorgangstest (<10 akoestisch)
Diodetest
Temperatuurmeting van -40 tot +1000 ºC
Weergave van de impuls/pauze-verhouding (duty cycle) in % (10 – 90 %)
1 kHz laagdoorlaat lter-wisselspanningsmeting
Referentiewaardemeting
Meetwaardegeheugen en datalogger voor 1000 waarden met tijdstempel
Gegevensoverdracht naar PC via optisch geïsoleerde interface
Datum- en tijdweergave
De meetfuncties worden via een draaiknop gekozen. De meetbereikinstelling vindt bij alle
meetfuncties (behalve diode- en doorgangstest) automatisch plaats. Een handmatige instelling is op
elk moment mogelijk.
Bij de VC890 worden zowel in het gelijk-, alsook in het wisselspannings- en stroommeetbereik echte
effectieve meetwaarden (true RMS) weergegeven.
De polariteit wordt bij negatieve meetwaarde automatisch met voorteken (-) afgebeeld.
De beide stroommeetingangen zijn met keramische hoogvermogenzekeringen beveiligd.
De spanning in de stroommeetkring mag 1000 V in CAT lll resp. 600 V in CAT IV niet overschrijden.
Een functie met lage impedantie (Low Imp) maakt metingen met lagere interne weerstand mogelijk.
Dit onderdrukt fantoomspanningen, die in hoogohmige metingen kunnen voorkomen. De meting
met verlaagde impedantie is alleen in meetcircuits tot max. 1000 V en alleen gedurende max.
3 s toegestaan. Bij het bedienen van de knop Low Imp klinkt er een signaaltoon en volgt er een
waarschuwing op het uitleesvenster.
De multimeter wordt gevoed door een gangbare 9 V alkaline- of lithium-blokbatterij. Gebruik is alleen
toegestaan met het aangegeven type batterij. Een automatische afschakeling voorkomt het voortijdig
ontladen van de batterij als het apparaat een tijd lang niet wordt gebruikt (Instellingen: 5 min., 15 min.,
30 min. of UIT; zie hoofdstuk “19. Functie Auto-Power-Off”).
128
1. INLEIDING
Geachte klant,
Wij danken u hartelijk voor het aanschaffen van een Voltcraft®-product. Hiermee heeft u een
uitstekend apparaat in huis gehaald.
Voltcraft® - deze naam staat op het gebied van meettechniek, laadtechniek en voedingsspanning
voor onovertroffen kwaliteitsproducten die worden gekenmerkt door gespecialiseerde vakkundigheid,
buitengewone prestaties en permanente innovaties.
Voor ambitieuze elektronica-hobbyisten tot en met professionele gebruikers ligt voor de meest
ingewikkelde taken met een product uit het Voltcraft®-assortiment altijd de perfecte oplossing binnen
handbereik. Bovendien bieden wij u de geavanceerde techniek en betrouwbare kwaliteit van onze
Voltcraft®-producten tegen een nagenoeg niet te evenaren verhouding van prijs en prestaties.
Daarom scheppen wij de basis voor een duurzame, goede en tevens succesvolle samenwerking.
Wij wensen u veel plezier met uw nieuwe Voltcraft®-product!
Alle voorkomende bedrijfsnamen en productaanduidingen zijn handelsmerken van de
betreffende eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
45
TABLE OF CONTENTS
Page
1. Introduction .................................................................................................................................. 46
2. Intended use ................................................................................................................................ 47
3. Operating elements ...................................................................................................................... 48
4. Symbol explanation ...................................................................................................................... 50
5. Safety instructions ........................................................................................................................ 51
6. Product description ...................................................................................................................... 54
7. Delivery content ........................................................................................................................... 54
8. Display indications and symbols .................................................................................................. 55
9. Battery .......................................................................................................................................... 56
10. Setting the time and date ............................................................................................................. 57
11. Measuring ................................................................................................................................... 58
12. RANGE function, manual measuring range selection .................................................................. 66
13. REL function ................................................................................................................................. 67
14. Hold function ................................................................................................................................ 67
15. MAX. / MIN. / AVG. function ......................................................................................................... 67
16. Low Imp. 400 K function ........................................................................................................... 68
17. Comparison mode (Comp mode) ................................................................................................. 68
18. Recording and managing measured values ................................................................................. 70
19. Auto Power Off function ............................................................................................................... 73
20. Optical interface ........................................................................................................................... 73
21. Software installation ..................................................................................................................... 74
22. Display brightness ........................................................................................................................ 74
23. Maintenance and cleaning ........................................................................................................... 75
24. Disposal ....................................................................................................................................... 79
25. Troubleshooting ............................................................................................................................ 79
26. Technical data .............................................................................................................................. 81
46
1. INTRODUCTION
Dear Customer,
In purchasing this Voltcraft® product, you have made a very good decision for which we would like
to thank you.
Voltcraft® - In the eld of measuring, charging and network technology, this name stands for
high-quality products which perform superbly and which are created by experts whose concern is
continuous innovation.
From the ambitious hobby electronics enthusiast to the professional user, products from the Voltcraft®
brand family provide the optimum solution even for the most demanding tasks. And the remarkable
feature is: we offer you the mature technology and reliable quality of our Voltcraft® products at
an almost unbeatable price-performance ratio. In this way, we aim to establish a long, fruitful and
successful co-operation with our customers.
We wish you a great deal of enjoyment with your new Voltcraft® product!
All names of companies and products are trademarks of the respective owner. All rights
reserved.
127
INHOUDSOPGAVE
Pagina
1. Inleiding ...................................................................................................................................... 128
2. Beoogd gebruik .......................................................................................................................... 129
3. Bedieningselementen ................................................................................................................. 130
4. Uitleg van symbolen ................................................................................................................... 132
5. Veiligheidsinstructies .................................................................................................................. 133
6. Productbeschrijving .................................................................................................................... 136
7. Omvang levering ........................................................................................................................ 136
8. Uitleesvenstergegevens en symbolen ....................................................................................... 137
9. Batterij ........................................................................................................................................ 138
10. Tijd en datum instellen ............................................................................................................... 139
11. Meetfuncties ............................................................................................................................... 140
12. Functie RANGE, handmatige meetbereikkeuze ........................................................................ 148
13. Functie REL ................................................................................................................................ 149
14. Functie HOLD ............................................................................................................................ 149
15. Functie MAX./MIN./AVG. ............................................................................................................ 149
16. Functie Low Imp. 400 k ........................................................................................................... 150
17. Vergelijkingsmodus (Comp-modus) ........................................................................................... 150
18. Meetwaarden registreren en verwerken ..................................................................................... 152
19. Functie Auto-Power-Off ............................................................................................................. 155
20. Optisch geïsoleerde interface .................................................................................................... 155
21. Installatie van de software .......................................................................................................... 156
22. Helderheid van het uitleesvenster .............................................................................................. 156
23. Onderhoud en reiniging ............................................................................................................. 157
24. Verwijdering ................................................................................................................................ 161
25. Verhelpen van storingen ............................................................................................................ 161
26. Technische gegevens ................................................................................................................. 163
82
Alternating voltage
Range Resolution Accuracy Frequency range
6 V 0.0001 V
±(0.5 % + 40 digits) 45 Hz – 1 kHz
±(1.2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
±(3 % + 40 digits) 10 kHz - 20 kHz
±(4 % + 40 digits) 20 kHz - 100 kHz
60 V 0.001 V
±(0.5 % + 40 digits) 45 Hz - 1kHz
±(1.2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
±(3 % + 40 digits) 10 kHz - 20 kHz
±(6 % + 40 digits) 20 kHz - 100 kHz
600 V 0.01 V
±(0.5 % + 40 digits) 45 Hz - 1kHz
±(1.2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
±(3 % + 40 digits) 10 kHz - 20 kHz
Not speci ed 20 kHz - 100 kHz
1000 V 0.1 V
±(1.2 % + 40 digits) 45 Hz - 1kHz
±(3 % + 40 digits) 1 kHz - 5 kHz
±(6 % + 40 digits) 5 kHz - 10 kHz
Not speci ed 10 kHz - 100 kHz
Overload protection: 1000 V; Impedance: approx. 10 M
TrueRMS in the measuring range of 10 – 100 %; Crest factor: max. 3.0 (at 1000 V max. 1.5)
Measuring function AC + DC voltage
Range Resolution Accuracy Frequency range
6 V 0.0001 V
±(1 % + 80 digits) 45 Hz - 1 kHz
±(3 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
±(6 % + 40 digits) 10 kHz - 35 kHz
60 V 0.001 V
±(1 % + 80 digits) 45 Hz - 1 kHz
±(3% + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz
±(6 % + 40 digits) 10 kHz - 35 kHz
600 V 0.01 V
±(1 % + 80 digits) 45 Hz - 1 kHz
Not speci ed 1 kHz - 10 kHz
Not speci ed 10 kHz - 35 kHz
1000 V 0.1 V
±(1.2 % + 80 digits) 45 Hz - 1 kHz
Not speci ed 1 kHz - 10 kHz
Not speci ed 10 kHz - 35 kHz
Overload protection: 1000 V; Impedance: 10 M
91
4. EXPLICATION DES SYMBOLES
Dans le présent mode d’emploi, un point d’exclamation placé dans un triangle signale les
remarques importantes à impérativement respecter.
Le symbole de l’éclair dans un triangle met en garde contre tout risque de décharge
électrique ou toute atteinte à la sécurité électrique de l’appareil.
Le symbole de « èche » précède les recommandations et consignes d’utilisation
particulières.
Cet appareil est homologué CE et satisfait aux directives européennes en vigueur.
Classe de protection 2 (double isolation ou isolation renforcée)
CAT II
Catégorie de surtension II pour les mesures réalisées sur les appareils électriques et
électroniques qui sont alimentés en tension par une che secteur. Cette catégorie
comprend également toutes les catégories inférieures (telles que CAT I pour la mesure
des tensions du signal et des tensions de commande).
CAT III
Catégorie de surtension III pour les mesures réalisées lors des installations à l’intérieur
de bâtiments (par ex. prises de courant ou répartitions secondaires). Cette catégorie
comprend également toutes les catégories inférieures (par ex. CAT II pour les mesures
réalisées sur les appareils électriques).
CAT IV
Catégorie de surtension IV pour les mesures effectuées à la source de l’installation
basse tension (par ex. distributeur principal, point d’interconnexion des entreprises
d’approvisionnement en électricité, etc.). Cette catégorie comprend également toutes les
catégories inférieures.
Potentiel terrestre

Documenttranscriptie

Diese Bedienungsanleitung gehört zu diesem Produkt. Sie enthält wichtige Hinweise zur Inbetriebnahme und Handhabung. Achten Sie hierauf, auch wenn Sie dieses Produkt an Dritte weitergeben. Heben Sie deshalb diese Bedienungsanleitung zum Nachlesen auf! Eine Auflistung der Inhalte finden Sie in dem Inhaltsverzeichnis mit Angabe der entsprechenden Seitenzahlen auf Seite 4. Impressum Diese Bedienungsanleitung ist eine Publikation von Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92235 Hirschau, Tel.-Nr. 0180/586 582 7 (www.voltcraft.de). Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverfilmung, oder die Erfassung in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des Herausgebers. Nachdruck, auch auszugsweise, verboten. Diese Bedienungsanleitung entspricht dem technischen Stand bei Drucklegung. Änderung in Technik und Ausstattung vorbehalten. © Copyright 2012 by Voltcraft®. VC-890 OLED DIGITAL-MULTIMETER BEDIENUNGSANLEITUNG Seite 4 – 44 Legal notice These operating instructions are a publication by Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92235 Hirschau/Germany, Phone +49 180/586 582 7 (www.voltcraft.de). All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture in electronic data processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is prohibited. These operating instructions represent the technical status at the time of printing. Changes in technology and equipment reserved. VC-890 OLED DIGITAL MULTIMETER OPERATING INSTRUCTIONS Page 45 – 85 © Copyright 2012 by Voltcraft®. Information légales Ce mode d’emploi est une publication de la société Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92235 Hirschau/Allemagne, Tél. +49 180/586 582 7 (www.voltcraft.de). Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu’elle soit (p. ex. photocopie, microfilm, saisie dans des installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l’éditeur. Il est interdit de le réimprimer, même par extraits. Ce mode d’emploi correspond au niveau technique du moment de la mise sous presse. Sous réserve de modifications techniques et de l’équipement. © Copyright 2012 par Voltcraft®. VC-890 OLED MULTIMÈTRE NUMÉRIQUE MODE D’EMPLOI VC-890 OLED DIGITALE MULTIMETER GEBRUIKSAANWIJZING Colofon Deze gebruiksaanwijzing is een publicatie van de firma Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92235 Hirschau/Duitsland, Tel. +49 180/586 582 7 (www.voltcraft.de). Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. Wijziging van techniek en uitrusting voorbehouden. Page 86 – 126 Pagina 127 – 167 Best.-Nr. / Item No. / N° de commande / Bestnr.: 12 46 00 © Copyright 2012 by Voltcraft®. V2_1212_02-KV Version 12/12 These Operating Instructions accompany this product. They contain important information on setting up and using the device. You should refer to these instructions, even if you are buying this product for someone else. Please retain these Operating Instructions for future use! A list of the contents can be found in the Table of contents, with the corresponding page number, on page 45. Le présent mode d’emploi fait partie intégrante du produit. Il comporte des directives importantes pour la mise en service et la manipulation de l’appareil. Tenir compte de ces remarques, même en cas de transfert du produit à un tiers. Conserver ce mode d’emploi afin de pouvoir le consulter à tout moment. La table des matières avec indication des pages correspondantes se trouve à la page 86. Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Zij bevat belangrijke informatie over de inbedrijfstelling en het gebruik. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden overhandigt. Bewaar daarom deze gebruiksaanwijzing om in voorkomende gevallen te kunnen raadplegen. In de inhoudsopgave op pagina 127 vindt u een lijst met inhoudspunten met vermelding van het bijbehorende. 10 Funktionstasten: a H/LIGHT (+/COMP)-Taste: „H“ = Hold-Funktion zum Einfrieren der Messanzeige „LIGHT“ = Displayhelligkeit einstellen „+“ = Wert erhöhen „COMP“ = Vergleichsmodus Gelijkstroom Bereik Nauwkeurigheid Resolutie 600 A ±(0,3 % + 10 digits) 0,01 A 6000 A 0,1 A 60 mA ±(0,5 % + 10 digits) 0,001 mA ±(1,5 % + 20 digits) 0,001 A 600mA b MAX/MIN (View/ )-Taste: „MAX/MIN“ = Zum Aufzeichnen und Anzeigen der Max.- und Min.-Werte „View“ = gespeicherte Werte ansehen „ “ = Navigation im SETUP-Menü c REL/PC (Log/ )-Taste: „REL“ = Bezugswertmessung „PC“ = Datenübertragung zum PC per optischer Schnittstelle „Log“ = Werte speichern „ “ = Navigation im SETUP-Menü d RANGE (-) Taste: „RANGE“ = Manuelle Messbereichsumschaltung „-“ = Wert verringern 0,01 mA 10 A Overbelastingsbeveiliging: Zekeringen; meettijdbegrenzing >5 A: max. 10 s met Pauze van 10 min Wisselstroom Bereik Resolutie 600 µA 0,01 A 6000 A 0,1 A 60 mA 0,001 mA 600 mA 0,01 mA 10 A 0,001 A 11 Optisch isolierte Schnittstelle 12 Stativ-Anschlussgewinde 13 Klappbarer Aufstellbügel 14 Batteriefach 15 Schraube für Batterie- und Sicherungsfach 16 Sicherungsfach Nauwkeurigheid Frequentiebereik ±(0,6 % + 40 digits) 45 Hz - 1 kHz ±(1,2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz ±(0,6 % + 40 digits) 45 Hz - 1 kHz ±(1,2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz ±(0,6 % + 40 digits) 45 Hz - 1 kHz ±(1,2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz ±(0,6 % + 40 digits) 45 Hz - 1 kHz ±(1,2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz ±(2 % + 40 digits) 45 Hz - 1 kHz ±(4 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz Overbelastingsbeveiliging: Zekeringen; meettijdbegrenzing >5 A: max. 10 s met Pauze van 10 min; Overbelastingsbeveiliging: 1000 V; TrueRMS in het meetbereik van 10 – 100 % Weerstand Bereik Nauwkeurigheid Resolutie 600 ±(1,0 % + 10 digits) met REL-functie 0,01 6k 60 k 0,0001 k ±(0,6 % + 10 digits) 0,01 k 6M ±(1,2 % + 10 digits) 0,001 M 60 M ±(2 % + 5 digits) 0,01 M 600 k 0,1 k Overbelastingsbeveiliging: 1000 V 8 165 Wisselspanning Bereik Resolutie Nauwkeurigheid ±(0,5 % + 40 digits) ±(1,2 % + 40 digits) 6V 0,0001 V ±(3 % + 40 digits) ±(4 % + 40 digits) ±(0,5 % + 40 digits) ±(1,2 % + 40 digits) 60 V 0,001 V ±(3 % + 40 digits) ±(6 % + 40 digits) ±(0,5 % + 40 digits) ±(1,2 % + 40 digits) 600 V 0,01 V ±(3 % + 40 digits) Niet gespecificeerd ±(1,2 % + 40 digits) ±(3 % + 40 digits) 1000 V 0,1 V ±(6 % + 40 digits) Niet gespecificeerd Overbelastingsbeveiliging: 1000 V; impedantie: ca. 10 M TrueRMS in het meetbereik van 10 – 100 % Piekfactor (Crest Factor): max. 3,0 (bij 1000 V max. 1,5) Frequentiebereik 45 Hz – 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 20 kHz 20 kHz - 100 kHz 45 Hz - 1kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 20 kHz 20 kHz - 100 kHz 45 Hz - 1kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 20 kHz 20 kHz - 100 kHz 45 Hz - 1kHz 1 kHz - 5 kHz 5 kHz - 10 kHz 10 kHz - 100 kHz Nauwkeurigheid ±(1 % + 80 digits) 6V 0,0001 V ±(3 % + 40 digits) ±(6 % + 40 digits) ±(1 % + 80 digits) 60 V 0,001 V ±(3 % + 40 digits) ±(6 % + 40 digits) ±(1 % + 80 digits) 600 V 0,01 V Niet gespecificeerd Niet gespecificeerd ±(1,2 % + 80 digits) 1000 V 0,1 V Niet gespecificeerd Niet gespecificeerd Overbelastingsbeveiliging: 1000 V; impedantie: 10 M 164 Resolutie Ein Ausrufezeichen in einem Dreieck zeigt wichtige Anweisungen in dieser Anleitung, die unbedingt befolgt werden müssen. Ein Blitzsymbol im Dreieck warnt vor einem elektrischen Schlag oder der Beeinträchtigung der elektrischen Sicherheit des Geräts. Das „Pfeil“-Symbol ist zu finden, wenn Ihnen besondere Tipps und Hinweise zur Bedienung gegeben werden sollen. Dieses Gerät ist CE-konform und erfüllt die erforderlichen europäischen Richtlinien. Schutzklasse 2 (doppelte oder verstärkte Isolierung) Überspannungskategorie II für Messungen an elektrischen und elektronischen Geräten, welche über einen Netzstecker mit Spannung versorgt werden. Diese Kategorie CAT II umfasst auch alle kleineren Kategorien (z.B. CAT I zur Messung von Signal- und Steuerspannungen). Überspannungskategorie III für Messungen in der Gebäudeinstallation (z.B. Steckdosen CAT III oder Unterverteilungen). Diese Kategorie umfasst auch alle kleineren Kategorien (z.B. CAT II zur Messung an Elektrogeräten). Überspannungskategorie IV für Messungen an der Quelle der Niederspannungsinstallation CAT IV (z.B. Hauptverteilung, Haus-Übergabepunkte der Energieversorger etc.). Diese Kategorie umfasst auch alle kleineren Kategorien. Meetunctie AC + DC spanning Bereik 4. ZEICHENERKLÄRUNG Frequentiebereik 45 Hz - 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 35 kHz 45 Hz - 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 35 kHz 45 Hz - 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 35 kHz 45 Hz - 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 35 kHz Erdpotential 9 Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing De multimeter werkt niet. Is de batterij leeg? Controleer de toestand. Batterij vervangen. Geen verandering van meetwaarden. Het meetapparaat piept en er wordt een van de volgende foutmeldingen weergegeven: • Stellen Sie vor jeder Spannungsmessung sicher, dass sich das Messgerät nicht im Strommessbereich befindet. • Die Spannung zwischen den Anschlusspunkten des Messgeräts und Erdpotential darf 1000 V DC/AC in CAT III bzw. 600 V in CAT IV nicht überschreiten. Is de verkeerde meetfunctie actief (AC/DC)? Controleer de weergave (AC/ DC) en schakel de functie eventueel om. Zijn de meetsnoeren betrouwbaar in de meetbussen gestoken? Controleer of de meetsnoeren goed zijn ingestoken. • Seien Sie besonders Vorsichtig beim Umgang mit Spannungen >25 V Wechsel- (AC) bzw. >35 V Gleichspannung (DC)! Bereits bei diesen Spannungen können Sie bei Berührung elektrischer Leiter einen lebensgefährlichen elektrischen Schlag erhalten. Is de zekering defect? Controleer de zekeringen. • Überprüfen Sie vor jeder Messung Ihr Messgerät und deren Messleitungen auf Beschädigung(en). Is de functie Hold geactiveerd? (Weergave ) Druk op de knop H/LIGHT (+/ COMP) om deze functie uit te schakelen. Verkeerd aangesloten of ongeschikte meetsnoeren. Meetsnoeren goed op het meetapparaat aansluiten, vervangen of de meetfunctie wijzigen. ERROR ON V INPUT ERROR ON A INPUT ERROR ON mA INPUT • Vor jedem Wechsel des Messbereiches sind die Messspitzen vom Messobjekt zu entfernen. • Führen Sie auf keinen Fall Messungen durch, wenn die schützende Isolierung beschädigt (eingerissen, abgerissen usw.) ist. • Um einen elektrischen Schlag zu vermeiden, achten Sie darauf, dass Sie die zu messenden Anschlüsse/Messpunkte während der Messung nicht, auch nicht indirekt, berühren. • Über die fühlbaren Griffbereichsmarkierungen an den Messspitzen darf während des Messens nicht gegriffen werden. • Verwenden Sie das Multimeter nicht kurz vor, während oder kurz nach einem Gewitter (Blitzschlag! / energiereiche Überspannungen!). Achten Sie darauf, dass ihre Hände, Schuhe, Kleidung, der Boden, Schaltungen und Schaltungsteile usw. unbedingt trocken sind. • Vermeiden Sie den Betrieb in unmittelbarer Nähe von: Andere dan genoemde reparaties mogen alleen door een erkende reparateur worden uitgevoerd. Bij vragen over de omgang met het meetapparaat staat onze technische ondersteuningsafdeling met het volgende telefoonnummer ter beschikking: VOLTCRAFT®, 92242 Hirschau, Lindenweg 15, Tel.-Nr. 0180 / 586 582 7 - starken magnetischen oder elektromagnetischen Feldern - Sendeantennen oder HF-Generatoren. Dadurch kann der Messwert verfälscht werden. • Schalten Sie das Messgerät niemals gleich dann ein, wenn dieses von einem kalten in einen warmen Raum gebracht wird. Das dabei entstandene Kondenswasser kann unter Umständen Ihr Gerät zerstören. • Lassen Sie das Gerät uneingeschaltet auf Zimmertemperatur kommen. • Beachten Sie auch die Sicherheitshinweise in den einzelnen Kapiteln. 162 11 b) Batterien / Akkus 24. VERWIJDERING • Achten Sie beim Einlegen der Batterien / Akkus auf die richtige Polung. a) Product • Entfernen Sie die Batterien / Akkus, wenn Sie das Gerät längere Zeit nicht verwenden, um Beschädigungen durch Auslaufen zu vermeiden. Auslaufende oder beschädigte Batterien / Akkus können bei Hautkontakt Säureverätzungen hervorrufen. Beim Umgang mit beschädigten Batterien / Akkus sollten Sie daher Schutzhandschuhe tragen. • Bewahren Sie Batterien / Akkus außerhalb der Reichweite von Kindern auf. Lassen Sie Batterien / Akkus nicht frei herumliegen, da diese von Kindern oder Haustieren verschluckt werden könnten. • Nehmen Sie keine Batterien / Akkus auseinander, schließen Sie sie nicht kurz und werfen Sie sie nicht ins Feuer. Versuchen Sie niemals, nicht aufladbare Batterien aufzuladen. Es besteht Explosionsgefahr! c) Sonstiges • Wenden Sie sich an eine Fachkraft, wenn Sie Zweifel über die Arbeitsweise, die Sicherheit oder den Anschluss des Produktes haben. • Lassen Sie Wartungs-, Anpassungs- und Reparaturarbeiten ausschließlich von einem Fachmann bzw. einer Fachwerkstatt durchführen. Sollten Sie sich über den korrekten Anschluss bzw. Betrieb nicht im Klaren sein oder sollten sich Fragen ergeben, die nicht im Laufe der Bedienungsanleitung abgeklärt werden, so setzen Sie sich bitte mit unserer technischen Auskunft oder einem anderen Fachmann in Verbindung. Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau, Tel. 0180/586 582 7. Elektronische apparaten zijn recyclebare stoffen en horen niet bij het huisvuil. Als het product niet meer werkt, moet u het volgens de geldende wettelijke bepalingen voor afvalverwerking inleveren. Verwijder de geplaatste batterijen/accu’s en gooi deze afzonderlijk van het product weg. b) Batterijen / Accu’s U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen en accu’s in te leveren; verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan. Batterijen/accu´s die schadelijke stoffen bevatten, zijn gemarkeerd met nevenstaand symbool. Deze mogen niet via het huisvuil worden afgevoerd. De aanduidingen voor irriterend werkende, zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood (de aanduiding staat op de batterijen/accu’s, bijv. onder de links afgebeelde vuilnisbaksymbool). U kunt verbruikte batterijen/accu’s gratis bij de verzamelpunten van uw gemeente, onze filialen of overal waar batterijen/accu’s worden verkocht, afgeven. Zo vervult u uw wettelijke verplichtingen en draagt u bij tot de bescherming van het milieu. 25. VERHELPEN VAN STORINGEN Met deze DMM is een product aangeschaft dat volgens de nieuwste stand der techniek is ontwikkeld en veilig is in het gebruik. Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen. Hieronder staan enkele tips om eventuele storingen eenvoudig zelf te kunnen verhelpen: Raadpleeg in elk geval de veiligheidsvoorschriften van deze gebruiksaanwijzing! 12 161 e) Knoopcelbatterij vervangen 6. PRODUKTBESCHREIBUNG Als datum en tijd niet langer juist worden weergegeven moet de knooopcelbatterij worden vervangen. Die Messwerte werden am Multimeter (im folgenden DMM genannt) in einer Digitalanzeige dargestellt. Die Messwertanzeige des DMM umfasst 60000 Counts (Count = kleinster Anzeigewert). Ga voor het vervangen als volgt te werk: Wenn das Gerät eine Zeit lang nicht bedient wird (Einstellungen: 5 Min., 15 Min., 30Min.), schaltet es sich automatisch ab. Die Batterie wird geschont und ermöglicht eine längere Betriebszeit. Während der Datenübertragung zum PC per optischer Schnittstelle ist diese Funktion abgeschaltet. 1. Verwijder de aangesloten meetsnoeren van het meetcircuit en van het meetapparaat. Schakel de DMM uit. 2. Open het batterij- en zekeringvak zoals in paragraaf “c) Meetapparaat openen” (pagina 158) is beschreven. Das Messgerät ist sowohl im Hobby- als auch im professionellen Bereich bis CAT IV einsetzbar. 3. Verwijder dan de vier schroeven op de achterkant van het apparaat en trek de behuizing er voorzichtig af. Das Batterie- und Sicherungsfach kann nur geöffnet werden, wenn alle Messleitungen vom Messgerät entfernt wurden. Bei geöffnetem Batterie- und Sicherungsfach ist es nicht möglich, die Messleitungen in die Messbuchsen zu stecken. Dies erhöht die Sicherheit für den Benutzer. 4. Schuif de knoopcelbatterij voorzichtig vanaf de onderkant uit de batterijhouder. Houd de batterijhouder daarbij enigszins schuin naar boven gericht. 5. Vervang de lege knoopcelbatterij door een nieuwe van hetzelfde type (CR2032). Plaats een nieuwe knoopcelbatterij in het batterijvak. Let er op dat de pluspool naar boven wijst. 6. Sluit de behuizing in omgekeerde volgorde en schroef het batterij- en zekeringvak dicht. Een geschikte knoopcelbatterij is verkrijgbaar onder het volgende bestelnummer: Best.nr. 65 01 83 Zur besseren Ablesbarkeit kann das DMM mit dem rückseitigen Aufstellbügel ideal platziert werden. Im Spannungs- und Strommessbereich erfolgt bei falsch angeschlossenen Messleitungen ein Warnton mit Displayanzeigen. Schließen Sie die Messleitungen korrekt an, bevor Sie messen. Drehschalter (4) Die einzelnen Messfunktionen werden über einen Drehschalter angewählt. Die automatische Bereichswahl „AUTO“ ist in einigen Messfunktionen aktiv. Hierbei wird immer der jeweils passende Messbereich eingestellt. Beginnen Sie bei der Strommessung immer mit dem größten Messbereich (10 A) und schalten Sie bei Bedarf auf einen kleineren Messbereich um. Das Multimeter ist in der Schalterposition „OFF“ ausgeschaltet. Schalten Sie das Messgerät bei Nichtgebrauch immer aus. Die Abbildung 1 zeigt die Anordnung der Messfunktionen. Abb. 1 7. LIEFERUMFANG 160 • Multimeter mit Gummischutzrahmen • Draht-Temperaturfühler • 9 V Alkali-Blockbatterie • USB-Schnittstellenadapter • 1 Satz Messleitungen • Auswertesoftware „VOLTSOFT“ • 1 Satz Krokodilklemmen • Bedienungsanleitung 13 8. DISPLAY-ANGABEN UND SYMBOLE d) Zekeringtest/zekering vervangen Die Symbole und Angaben sind je nach Modell unterschiedlich vorhanden. Dies ist eine Aufstellung aller möglichen Symbole und Angaben der Serie VC890. De stroommeetbereiken zijn gezekerd met hoogvermogenzekeringen. Is er geen meting in dit bereik meer mogelijk, dan moet de zekering worden vervangen. Delta-Symbol für Relativwertmessung (=Referenzwertmessung) AUTO steht für „Automatische Messbereichswahl“ TrueRMS Echt-Effektivwertmessung Data-Hold-Funktion Vergleichsmodus > < Grenzwertfestlegung, Messwert muss innerhalb zweier bestimmter Werte bleiben < > Grenzwertfestlegung, Messwert muss außerhalb zweier bestimmter Werte bleiben steht für „Vergleichstest nicht bestanden“ steht für „Vergleichstest bestanden“ Het meetapparaat biedt de mogelijkheid om zekeringen te testen bij gesloten behuizing. Ga voor het testen als volgt te werk: 1. Kies met de draaiknop het meetbereik “ ” 2. Steek een meetsnoer in de meetbus °CHzV (7). 3. Raak met de meetpen de te testen stroommeetbus aan (Afb. 12). 4. Wordt er een meetwaarde weergegeven, dan is de zekering oke. Blijft er echter “OL” op het uitleesvenster staan, dan is de betreffende zekering defect en moet deze worden vervangen. Speicherstand laden OL Overload = Überlauf; der Messbereich wurde überschritten OFF Schalterstellung „Aus“ Symbol für Batteriewechsel (Batteriestand niedrig) Symbol für den Diodentest AC Afb. 12 Ga voor het vervangen als volgt te werk: Symbol für den akustischen Durchgangsprüfer 1. Verwijder de aangesloten meetsnoeren van het meetcircuit en van het meetapparaat. Schakel de DMM uit. Wechselspannung bzw. Wechselstrom 2. Open de behuizing zoals in paragraaf “c) Meetapparaat openen” (pagina 158) is beschreven. Maximaler Messwert 3. Vervang de defecte zekering door een nieuwe van hetzelfde type en met dezelfde nominale stroomsterkte. De zekeringen hebben de onderstaande specificaties: Minimaler Messwert Durchschnitts-Messwert Automatische Abschaltung aktiviert Messwertespeicher wird gelöscht Manueller Messwertespeicher Zekering Nominale gegevens Schakelvermogen Afmeting (ø x L) Bestelnummer F1 F600mA H 1000V 6,35 x 31,8 mm 44 24 03 F2 F10A H 1000V 30 kA 10,3 x 38 mm 44 23 35 Automatischer Messwertespeicher Symbol für Datenübertragung (aktive Schnittstelle) 4. Sluit de behuizing weer zorgvuldig. Funktionsumschaltung aktiviert (blaue Tastenbeschriftung) VOID DC Messwertespeicher enthält keine gespeicherten Messwerte Gleichspannung bzw. Gleichstrom mV Millivolt (=0,001 V) V Volt (Einheit der elektrischen Spannung) 14 Het gebruik van gerepareerde zekeringen of het overbruggen van de zekeringhouders is uit veiligheidsoverwegingen niet toegestaan. Dit kan leiden tot brand of lichtboogexplosies. Gebruik het meetapparaat in geen geval in geopende toestand. 159 Gebruik voor het reinigen geen koolstofhoudende reinigingsproducten, benzine, alcohol en dergelijke. Hierdoor wordt het oppervlak van het meetapparaat aangetast. Bovendien zijn de dampen van dergelijke middelen explosief en schadelijk voor de gezondheid. Gebruik voor het reinigen ook geen gereedschap met scherpe zijden, schroevendraaiers of metalen borstels en dergelijke. A Gebruik voor het reinigen van het apparaat, het uitleesvenster en de meetsnoeren een schone, pluisvrije, antistatische en licht bevochtigde schoonmaakdoek. Laat het apparaat goed drogen voordat het opnieuw voor metingen wordt gebruikt. Ampere (Einheit der elektrischen Stromstärke) mA Milliampere (=0,001 A) µA Mikroampere (=0,000.001 A) Hz Hertz (Einheit der Frequenz) kHz Kilohertz MHz Megahertz VA Voltampere (Einheit der elektrischen Scheinleistung) c) Meetapparaat openen % Prozentanzeige bei Duty Cycle-Messung Het vervangen van zekeringen en batterijen is uit veiligheidsoverwegingen alleen mogelijk als alle meetsnoeren van het meetapparaat zijn verwijderd. Het batterij- en zekeringvak kan bij ingestoken meetsnoeren niet worden geopend. ºC Grad Celsius ºF Grad Fahrenheit Bovendien worden bij het openen alle meetbussen mechanisch vergrendeld om het achteraf insteken van de meetsnoeren bij geopende behuizing te voorkomen. De vergrendeling wordt automatisch opgeheven als het batterij- en zekeringvak weer is gesloten. De behuizing is zodanig ontworpen dat zelfs bij geopend batterij- en zekeringvak alleen toegang tot batterij en zekeringen mogelijk is. De behuizing hoeft niet meer zoals voorheen volledig te worden geopend en uit elkaar te worden gehaald. Deze maatregelen verhogen de veiligheid en de bedieningsvriendelijkheid voor de gebruiker. M Megaohm (=1.000.000 ) nF Nanofarad (Einheit der elektrischen Kapazität = 0,000.000.001 F) µF Mikrofarad (=0,000.001 F) mF Millifarad (=0,001 F) Symbol für den Kapazitätsmessbereich 0 1. Verwijder alle meetsnoeren van het meetapparaat en schakel het uit. 1 2 3 4 5 6 Bargraph-Balkenanzeige (nur bei V, A, ) Tiefpassfilter für Wechselspannung Low Imp-Funktion 2. Draai de schroef van het batterijvak (15) op de achterkant los en verwijder deze. 3. Klap de opstelbeugel (13) op. Schuif het batterij- en zekeringvakdeksel van het meetapparaat af (Afb.11). 9. BATTERIE 4. De zekeringen en het batterijvak zijn nu toegankelijk. 6. Het meetapparaat is weer klaar voor gebruik. Kiloohm (=1.000 ) Warnsymbol bei Spannungen > 30 V/AC und > 42 V/DC Ga voor het openen als volgt te werk: 5. Sluit de behuizing in omgekeerde volgorde en schroef het batterij- en zekeringvak dicht. Ohm (Einheit des elektrischen Widerstands) k Bevor Sie mit dem Messgerät arbeiten können, muss erst die beiliegende Batterie eingesetzt werden. Afb. 11 a) Einsetzen und Wechseln der Batterie Zum Betrieb des Messgerätes wird eine 9 V-Alkali- oder Lithium-Blockbatterie benötigt. Bei (leer) im Display erscheint, muss Erstinbetriebnahme oder wenn das Batterie-Zustandssymbol eine neue, volle Batterie bzw. ein neuer, voller Akku desselben Typs eingesetzt werden. Beachten Sie auch die Sicherheitshinweise zu Batterien / Akkus (Seite 12). 158 15 Zum Einsetzen/Wechseln gehen Sie wie folgt vor: 1. Trennen Sie die angeschlossenen Messleitungen vom Messkreis und von Ihrem Messgerät. Schalten Sie das DMM aus. 2. Öffnen Sie das Gehäuse wie im Kapitel „23. Wartung und Reinigung“ (Seite 35) beschrieben. 3. Ersetzen Sie die verbrauchte Batterie gegen eine neue desselben Typs. Setzen Sie die neue Batterie polungsrichtig in das Batteriefach (14). Achten Sie auf die Polaritätsangaben im Batteriefach. 4. Verschließen Sie das Gehäuse wieder sorgfältig. b) Batterietyp einstellen 6. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt “AUTO BRIGTHNESS” wordt geselecteerd. Een ster-symbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt is gekozen. 7. Druk op de knoppen REL/PC (Log/ ) of MAX/MIN (View/ ) om “ON” (aan) of “OFF” (uit) te kiezen. 8. De instelling “ON” betekent dat de energiebesparingsmodus is ingeschakeld. De helderheid van het uitleesvenster wordt bij inactiviteit automatisch verlaagd. 9. De instelling “OFF” schakelt de energiebesparingsmodus uit. 10. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan en het menu SETUP te verlaten. 1. Stellen Sie im SETUP-Menü den verwendeten Batterietyp ein. Dies ermöglicht die korrekte Anzeige des Batterieladestands. 23. ONDERHOUD EN REINIGING 2. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf . Sie befinden sich nun im SHIFT-Modus. dem Display erscheint a) Algemeen 3. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen. 4. Drücken Sie nun mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „BATTERY TYPE“ ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass der Menüpunkt ausgewählt ist. 5. Drücken Sie die Tasten REL/PC (Log/ ) oder MAX/MIN (View/ ), um „LI-AKKU“ (LithiumBlockbatterie) oder „ALKALINE“ (Alkali-Blockbatterie) auszuwählen. 6. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das SETUP-Menü zu verlassen. Om de nauwkeurigheid van de multimeter voor een langere periode te kunnen garanderen, moet het apparaat jaarlijks worden gekalibreerd. Het meetapparaat is, met uitzondering van het periodiek reinigen en het vervangen van zekeringen, absoluut onderhoudsvrij. Het vervangen van zekeringen en batterijen wordt verderop toegelicht. Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat en van de meetsnoeren. De behuizing en de snoeren mogen niet worden beschadigd of platgedrukt. Eine passende Alkaline-Batterie erhalten Sie unter folgender Bestellnummer: Best.-Nr. 65 25 09 b) Reiniging Eine passende Lithium-Batterie erhalten Sie unter folgender Bestellnummer: Best.-Nr. 25 12 92 Raadpleeg nauwgezet de onderstaande veiligheidsvoorschriften voordat het apparaat wordt gereinigd: 10. UHRZEIT UND DATUM EINSTELLEN 1. Stellen Sie Uhrzeit und Datum im SETUP-Menü ein. 2. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf . Sie befinden sich nun im SHIFT-Modus. dem Display erscheint Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen (behalve als dit met de hand mogelijk is) kunnen er elementen worden blootgelegd die onder spanning staan. Voor het reinigen of het plegen van onderhoud moeten de aangesloten meetsnoeren van het meetapparaat en van alle meetobjecten worden verwijderd. Schakel de DMM uit. 3. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen. 4. Der Menüpunkt „SET TIME“ (Uhrzeit einstellen) ist ausgewählt. Falls nicht, drücken Sie mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, um den Menüpunkt „SET TIME“ auszuwählen. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass der Menüpunkt „SET TIME“ ausgewählt ist. 16 157 De interface is tijdens normaal bedrijf uitgeschakeld. Houd om deze te activeren bij ingeschakelde DMM de knop REL/PC (Log/ ) (10c) gedurende circa 2 seconden ingedrukt. Het activeren wordt aangegeven. Houd voor het uitschakelen de knop REL/PC (Log/ ) door het interfacesymbool gedurende circa 2 seconden ingedrukt of schakel de DMM uit. 21. INSTALLATIE VAN DE SOFTWARE 1. Plaats de CD in het CD-ROM loopwerk van de computer. 2. De installatieprocedure zal automatisch starten. Is dat niet het geval, ga dan naar de directory op de CD-ROM en open het installatiebestand “autorun.exe”. 3. Kies de gewenste taal uit Duits, Engels en Frans. 4. Volg de instructies in het dialoogvenster, kies de bestemming voor de installatie en voer de installatieprodedure uit. 5. Raadpleeg voor aanvullende informatie de gebruiksaanwijzing die op de meegeleverde CD staat. 6. De bijgesloten software is de Voltsoft standaard editie. De professionele versie (Voltsoft PRO, nr. 10 13 33) is optioneel en kan afzonderlijk worden besteld. Bij het aanschaffen van de professionele versie ontvangt u een licentiecode. Volg de stappen in de Voltsoft gebruiksaanwijzing voor registratie en opwaardering van uw software naar de professionele versie. 5. Mit Hilfe der Tasten REL/PC (Log/ ) und MAX/MIN (View/ ) können Sie nun die Stunden, Minuten und Sekunden anwählen. Stellen Sie die Werte mit den Tasten H/LIGHT (+/COMP) oder RANGE (-) ein. 6. Drücken Sie nach erfolgter Einstellung die SHIFT/SETUP-Taste, um das Datum (Menüpunkt „SET DATE“) einzustellen. Hier können Sie ebenfalls mit Hilfe der Tasten REL/PC (Log/ ) und MAX/ MIN (View/ ) die einzelnen Stellen (Tag, Monat, Jahr) anwählen und deren Wert mit den Tasten H/LIGHT (+/COMP) oder RANGE (-) verändern. 7. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellungen zu speichern und das SETUP-Menü zu verlassen. Sie verlassen dabei auch den SHIFT-Modus. Wenn Datum und Uhrzeit nicht mehr korrekt angezeigt werden, muss die Knopfbatterie ersetzt werden. Die Knopfbatterie hat eine Lebensdauer von ca. 3 bis 5 Jahren. Sie sichert die Stromversorgung für Datum und Uhrzeit, für den Fall, dass die Batterie des DMM leer ist oder bei längerer Nichtbenutzung aus dem Gerät entnommen wird. Das Wechseln der Knopfbatterie ist im Kapitel „23. Wartung und Reinigung“ (Seite 37) beschrieben. 11. MESSBETRIEB 7. Voltsoft software updates naar de laatste versie van het Voltsoft programma zijn beschikbaar als het programma draait en het Internet is aangesloten; of kijk voor de meest recente Voltsoft update op “http://www.conrad.com” Überschreiten Sie auf keinen Fall die max. zulässigen Eingangsgrößen. 22. HELDERHEID VAN HET UITLEESVENSTER Kontrollieren Sie vor Messbeginn die angeschlossenen Messleitungen auf Beschädigungen wie z.B. Schnitte, Risse oder Quetschungen. Defekte Messleitungen dürfen nicht mehr benutzt werden! Lebensgefahr! 1. De helderheid van het uitleesvenster kan trapsgewijs worden ingesteld. Houd de knop H/LIGHT (+/ COMP) (10a) gedurende circa 2 seconden ingedrukt om te kiezen tussen drie helderheidstrappen. 2. In het menu SETUP is het mogelijk om de energiebesparingsmodus voor het uitleesvenster te activeren resp. uit te schakelen. De energiebesparingsmodus is vanaf de fabriek geactiveerd. 3. Is de energiebesparingsmodus ingeschakeld, dan wordt de helderheid van het uitleesvenster bij inactiviteit automatisch verlaagd. Als het apparaat gedurende 15 seconden achtereen niet wordt bediend, dan schakelt de helderheid van het uitleesvenster van de hoogste helderheidstrap over naar de gemiddelde helderheidstrap. Na nogmaals 15 seconden van inactiviteit schakelt het uitleesvenster over van de gemiddelde naar de laagste helderheidstrap. 4. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden . Dit geeft de SHIFT-modus aan. ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt 5. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu SETUP te openen. 156 Berühren Sie keine Schaltungen oder Schaltungsteile, wenn darin höhere Spannungen als 25 V ACrms oder 35 V DC anliegen können! Lebensgefahr! Über die fühlbaren Griffbereichsmarkierungen an den Messspitzen darf während des Messens nicht gegriffen werden. Der Messbetrieb ist nur bei geschlossenem Batterie- und Sicherungsfach möglich. Bei geöffnetem Fach sind alle Messbuchsen mechanisch gegen Einstecken gesichert. Es dürfen immer nur die zwei Messleitungen am Messgerät angeschlossen sein, welche zum Messbetrieb benötigt werden. Entfernen Sie aus Sicherheitsgründen alle nicht benötigten Messleitungen vom Messgerät. Messungen in Stromkreisen >50 V/AC und >75 V/DC dürfen nur von Fachkräften und eingewiesenen Personen durchgeführt werden, die mit den einschlägigen Vorschriften und den daraus resultierenden Gefahren vertraut sind. Sobald „OL“ (für Overload = Überlauf) im Display erscheint, haben Sie den Messbereich überschritten. 17 a) Multimeter einschalten 19. FUNCTIE AUTO-POWER-OFF Das Multimeter wird über den Drehschalter (4) ein- und ausgeschaltet. Drehen Sie den Drehschalter in die entsprechende Messfunktion. Zum Ausschalten bringen Sie den Drehschalter in Position „OFF“. Schalten Sie das Messgerät bei Nichtgebrauch immer aus. 1. De DMM schakelt na een bepaalde tijd automatisch uit als er geen knop wordt ingedrukt of de draaiknop wordt bediend. Deze functie bewaakt en spaart de batterij en verlengt de bedrijfsduur. b) Spannungsmessung „V“ Zur Messung von Gleichspannungen „DC“ (V 3. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden . Dit geeft de SHIFT-modus aan. ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt ) gehen Sie wie folgt vor: 1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich “. Für kleine Spannungen bis max. 600 mV wählen Sie „V „mV “. 4. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu SETUP te openen. 5. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt “APO TIME” is geselecteerd. Een ster-symbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt is gekozen. 2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COMMessbuchse (8) (Abb. 2). 6. Druk op de knoppen REL/PC (Log/ ) en MAX/MIN (View/ ) om de uitschakeltijd in te stellen. Er kan worden gekozen voor: 5 min., 15 min., 30 min. of OFF (uit). De instelling “OFF” betekent dat de functie Auto-Power-Off (automatisch uitschakelen) niet is geactiveerd. 3. Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt (Batterie, Schaltung usw.). Die rote Messspitze entspricht dem Pluspol, die schwarze Messspitze dem Minuspol. 7. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan en het menu SETUP te verlaten. 4. Die jeweilige Polarität des Messwertes wird zusammen mit dem augenblicklichen Messwert im Display angezeigt. 8. Als er een uitschakeltijd is ingesteld, wordt op het uitleesvenster het symbool Sobald bei der Gleichspannung ein Minus „-“ vor dem Messwert erscheint, ist die gemessene Spannung negativ (oder die Messleitungen sind vertauscht). Der Spannungsbereich „V DC/AC“ weist einen Eingangswiderstand von >10 M auf. Abb. 2 5. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus. Zur Messung von Wechselspannungen „AC“ (V ) gehen Sie wie folgt vor: 1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „V “. Im Display erscheint „ “. Bei Bedarf können Sie die Messfunktion „AC+DC“ anwählen. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „V “. Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3), um zur Messfunktion „AC+DC“ umzuschalten. Im Display erscheint „ “. 2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV -Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COM-Messbuchse (8). 3. Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt (Generator, Schaltung usw.). 4. Der Messwert wird im Display angezeigt. 5. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus. 18 2. In het menu SETUP kan een uitschakeltijd worden ingesteld. Het apparaat is vanaf de fabriek vooringesteld met een uitschakeltijd van 5 minuten. weergegeven. Bedien om de DMM na een automatische uitschakeling weer in te schakelen de draaiknop of (9)). druk op een willekeurige knop (behalve de knop De functie Auto-Power-Off wordt bij de gegevensoverdracht naar de PC geblokkeerd om de dataverbinding niet te onderbreken. De functie Auto-Power-Off blijft net zo lang geblokkeerd totdat de gegevensoverdracht naar de PC (via de optisch geïsoleerde interface) weer wordt uitgeschakeld. De functie Auto-Power-Off wordt ook bij de automatische registratie van meetwaarden geblokkeerd. 20. OPTISCH GEÏSOLEERDE INTERFACE Aan de achterkant van het meetapparaat is een optisch geïsoleerde interface (11) geïntegreerd, waarmee de meetgegevens naar een computer kunnen worden gestuurd om verder te verwerken. De datenverbinding kan met de meegeleverde USB-interface-adapter via een vrije USB-poort van de computer tot stand worden gebracht (op de computer moet de betreffende software “Voltsoft” al zijn geïnstalleerd). Schuif de interface-afdekplaat naar boven van de behuizing. Plaats de wigvormige adapter van de interfacekabel van boven bondig in de behuizingssleuf van het meetapparaat. Steek dan de USB-connector van het type A aan het andere einde van de interfacekabel in een vrije USB-poort van de computer. 155 8. De instelling “OFF” betekent dat het uitleesvenster uitschakelt als het apparaat 5 minuten lang niet wordt bediend. Er worden dan alleen nog het symbool en het geheugennummer weergegeven. Als het apparaat continu meetwaarden opslaat (instelling “OVERWRITE”) en de meetwaarde “1000” wordt overschreden, dan verschijnt er een knipperend oneindigheidssymbool . “ ” onder 9. Het apparaat is vanaf de fabriek vooringesteld op “OFF”. c) Strommessung „A“ Überschreiten Sie auf keinen Fall die max. zulässigen Eingangsgrößen. Berühren Sie keine Schaltungen oder Schaltungsteile, wenn darin höhere Spannungen als 25 V ACrms oder 35 V DC anliegen können! Lebensgefahr! 10. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan en het menu SETUP te verlaten. Die max. zulässige Spannung im Strommesskreis darf 1000 V in CAT III nicht überschreiten. Messungen >5 A dürfen nur für max. 10 Sekunden und nur im Intervall von 10 Minuten durchgeführt werden. Als het uitleesvenster in de energiebesparingsmodus werd uitgeschakeld, bedien dan de draaiknop of druk op een willekeurige knop (behalve knop (9)) om het weer in te schakelen. Beginnen Sie die Strommessung immer mit dem größten Messbereich und wechseln ggf. auf einen kleineren Messbereich. Vor einem Messbereichswechsel immer die Schaltung stromlos schalten. Alle Strommessbereiche sind abgesichert und somit gegen Überlastung geschützt. Opgeslagen meetwaarden bekijken: 1. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP(3) gedurende circa 2 seconden . Dit geeft de SHIFT-modus aan. ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt 2. Druk nu op de knop MAX/MIN (View/ ) (10b) om over te schakelen naar de weergeefmodus. en daaronder het eerste geheugennummer “0001”. In het Op het uitleesvenster verschijnt midden van het uitleesvenster wordt de opgeslagen meetwaarde weergegeven. 3. Bedien de knoppen H/LIGHT (+/COMP) of RANGE (-), om de verschillende registraties te bekijken. 4. Druk opnieuw op de knop MAX/MIN (View/ ) om de weergeefmodus te verlaten. 5. Druk om de SHIFT-modus te verlaten op de knop SHIFT/SETUP. De opgeslagen meetwaarden van een vergelijkingsmeting worden op het uitleesvenster met de en weergegeven. symbolen Als op het uitleesvenster “VOID” wordt weergegeven, dan betekent dit dat het meetwaardegeheugen leeg is. Zur Messung von Gleichströmen (A ) gehen Sie wie folgt vor: 1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „A “, „mA “ oder „ A “. 2. In der Tabelle sind die unterschiedlichen Messfunktionen und die möglichen Messbereiche ersichtlich. Wählen Sie den Messbereich und die zugehörigen Messbuchsen. Messfunktion A mA 10A Messbereich 0,01 A - 6000 A 0,001 mA - 600 mA 0,001 A - 10 A Messbuchsen COM + mA A COM + mA A COM + 10A 3. Stecken Sie die rote Messleitung in die mA A- oder 10A-Messbuchse (5, 6). Die schwarze Messleitung stecken Sie in die COM-Messbuchse (8) (Abb. 3). 4. Verbinden Sie die beiden Messspitzen in Reihe mit dem Messobjekt (Batterie, Schaltung usw.); die jeweilige Polarität des Messwertes wird zusammen mit dem augenblicklichen Messwert im Display angezeigt. Abb. 3 Opgeslagen meetwaarden wissen: 1. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden . Dit geeft de SHIFT-modus aan. ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt Sobald bei Gleichstrommessung ein Minus „-“ vor dem Messwert erscheint, verläuft der Strom entgegengesetzt (oder die Messleitungen sind vertauscht). 2. Houd de knop MAX/MIN (View/ ) (10b) gedurende circa 2 seconden ingedruk. Er verschijnt kort en “VOID” op het uitleesvenster. Alle meetwaarden worden gewist. de weergave 5. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus. 3. Druk voor het verlaten van de SHIFT-modus op de knop SHIFT/SETUP. 154 19 Zur Messung von Wechselströmen (A 10. Houd om verder te gaan met de registratie opnieuw de knop REL/PC (Log/ ) gedurende circa 2 seconden ingedrukt. ) gehen Sie wie zuvor beschrieben vor. 1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „A “, „mA “ oder „ A “. 2. Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3), um in den AC-Messbereich umzuschalten. Im Display erscheint „ “, „ “ oder „ “. Eine erneute Betätigung schaltet wieder zurück. 11. Druk voor het verlaten van de SHIFT-modus op de knop SHIFT/SETUP. 3. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus. Instellingen voor het meetwaardegeheugen: 1. Voer de instellingen voor het meetwaardegeheugen uit in het menu SETUP. Messen Sie im 10A-Bereich auf keinen Fall Ströme über 10 A bzw. im mA/ ABereich Ströme über 600 mA, da sonst die Sicherungen auslösen. d) Frequenzmessung/Signalverhältnis in % (DutyCyle) Das DMM kann die Frequenz einer Signalspannung von 10 Hz - 60 MHz messen und anzeigen. 2. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt . Dit geeft de SHIFT-modus aan. 3. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu SETUP te openen. 4. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt “LOGGER MEMORY” is geselecteerd. Een ster-symbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt is gekozen. 5. Druk op de knoppen REL/PC (Log/ ) of MAX/MIN (View/ ) om “FIX” of “OVERWRITE” te selecteren. Zur Messung von Frequenzen gehen Sie wie folgt vor: 1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „mV Hz %“. Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3) bis im Display „Hz“ erscheint. 6. De instelling “FIX” betekent dat de meetwaarden net zo lang worden opgeslagen totdat het geheugen vol is (max. 1000 meetwaarden). De meting wordt bij geheugennummer “1000” stilgezet. 2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COMMessbuchse (8) (Abb. 4). 7. De instelling “OVERWRITE” betekent dat de meetwaarden continu worden opgeslagen. Zodra de meetwaarde “1000” is geregistreerd, begint het apparaat de meetwaarden te overschrijven. Het geheugennummer wordt niet langer op het uitleesvenster weergegeven. In plaats daarvan verschijnt er een knipperend oneindigheids-symbool “ ”. 3. Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt (Signalgenerator, Schaltung usw.). 8. Het menupunt “LOGGER MEMORY” is vanaf de fabriek op “FIX” vooringesteld. 9. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan en het menu SETUP te verlaten. 4. Die Frequenz wird mit der entsprechenden Einheit im Display angezeigt. 5. Um das Signalverhältnis (Duty Cycle) zu messen, drücken Sie erneut die SHIFT/SETUP-Taste bis „%“ im Display erscheint. 6. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus. Abb. 4 Uitleesvenster-instelling voor de automatische meetwaardeopslag: 1. Het is mogelijk om bij de automatische meting de energiebesparingsmodus te activeren. 2. Voer deze instelling uit in het menu SETUP. 3. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden . Dit geeft de SHIFT-modus aan. ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt 4. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu SETUP te openen. 5. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt “LOGGER DATA DISPLAY” is geselecteerd. Een ster-symbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt is gekozen. 6. Druk op de knoppen REL/PC (Log/ ) of bMAX/MIN (View/ ) om “ON” (aan) of “OFF” (uit) te kiezen. 7. De instelling „ON“ betekent dat het uitleesvenster tijdens de automatisch doorlopende meting altijd is ingeschakeld. 20 153 18. MEETWAARDEN REGISTREREN EN VERWERKEN De digitale multimeter VC890 biedt met zijn dataloggingfunctie de mogelijkheid om maximal 1000 meetwaarden te registreren. Ga om meetwaarden handmatig op te slaan als volgt te werk: 1. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt . Dit geeft de SHIFT-modus aan. 2. Druk nu op de knop REL/PC (Log/ ) (10c) om de actueel gemeten waarde op te slaan. Op het en daaronder het eerste geheugennummer “0001”. uitleesvenster verschijnt het symbool 3. Druk om een volgende waarde op te slaan opnieuw op de knop REL/PC (Log/ ). Het tweede geheugennummer “0002” wordt weergegeven. 4. Druk voor het verlaten van de SHIFT-modus op de knop SHIFT/SETUP. Als er daarna gedurende circa 3 seconden geen waarde wordt opgeslagen, verdwijnt het en het geheugennummer. Druk opnieuw op de knop REL/PC (Log/ ) om symbool de volgende waarden op te slaan. Op het uitleesvenster verschijnt dan het symbool weer en het geheugennummer. Meetwaarden automatisch opslaan: 1. Kies eerst de gewenste registratiesnelheid in het menu SETUP. Het apparaat is vanaf de fabriek zodanig ingesteld dat er een meetwaarde per seconde wordt opgeslagen. 2. Houd bij het ingeschakelde meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden . Dit geeft de SHIFT-modus aan. ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt 3. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu SETUP te openen. 4. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt “LOGGER SAMPLING RATE” is geselecteerd. Een ster-symbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt is gekozen. 5. Druk op de knoppen H/LIGHT (+/COMP) of RANGE (-) om de registratiesnelheid in te stellen (Instelbereik: 1 tot 10 seconden). 6. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan en het menu SETUP te verlaten. 7. Om meetwaarden te registreren, moet worden overgeschakeld naar de SHIFT-modus. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt, totdat op het uitleesvenster wordt weergegeven. 8. Houd gedurende circa 2 seconden de knop REL/PC (Log/ ) ingedrukt om de automatische en daaronder het geheugennummer. registratie te starten. Op het uitleesvenster verschijnt Het apparaat slaat nu de meetwaarden op met de vooraf ingestelde registratiesnelheid. 9. Houd om de registratie te stoppen weer de knop REL/PC (Log/ ) gedurende circa 2 seconden ingedrukt. 152 e) Widerstandsmessung Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen und Bauelemente sowie andere Messobjekte unbedingt spannungslos und entladen sind. Zur Widerstandsmessung gehen Sie wie folgt vor: 1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „ “. 2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COMMessbuchse (8) (Abb. 5). 3. Überprüfen Sie die Messleitungen auf Durchgang, indem Sie die beiden Messspitzen verbinden. Daraufhin muss sich ein Widerstandswert von ca. 0 – 1,5 einstellen (Eigenwiderstand der Messleitungen). 4. Bei niederohmigen Messungen drücken Sie die REL/ PC (Log/ )-Taste (10c), um den Eigenwiderstand der Messleitungen nicht in die folgende Widerstandsmessung einfließen zu lassen. Im Display erscheint das Delta-Symbol und die Anzeige zeigt 0 . Die automatische Bereichswahl Abb. 5 (AUTO) ist deaktiviert. Der Grundwert (Rel-Differenz) wird neben dem Delta-Symbol angezeigt. 5. Verbinden Sie nun die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt. Der Messwert wird, sofern das Messobjekt nicht hochohmig oder unterbrochen ist, im Display angezeigt. Warten Sie, bis sich die Anzeige stabilisiert hat. Bei Widerständen >1 M kann dies einige Sekunden dauern. 6. Sobald „OL“ (für Overload = Überlauf) im Display erscheint, haben Sie den Messbereich überschritten bzw. der Messkreis ist unterbrochen. Ein erneutes Drücken der REL/PC (Log/ )Taste schaltet die Relativ-Funktion aus und aktiviert die Autorange-Funktion. 7. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus. Wenn Sie eine Widerstandsmessung durchführen, achten Sie darauf, dass die Messpunkte, welche Sie mit den Messspitzen zum Messen berühren, frei von Schmutz, Öl, Lötlack oder ähnlichem sind. Solche Umstände können das Messergebnis verfälschen. f) Diodentest Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen und Bauelemente sowie andere Messobjekte unbedingt spannungslos und entladen sind. 21 1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „ “. Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3) bis im Display das Diodentest-Symbol erscheint. 7. Druk na een geslaagde instelling op de knop SHIFT/SETUP om de ondergrens voor de vergelijkingsmodus (menupunt “COMP MIN”) in te stellen. Hier kunnen eveneens met behulp van de knoppen REL/PC (Log/ ) en MAX/MIN (View/ ) de afzonderlijke posities worden gekozen en de waarden daarvan met de knoppen H/LIGHT (+/COMP) of RANGE (-) worden aangepast. 2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COMMessbuchse (8) (Abb. 6). De grenswaarde-instelling heeft geen eenheid. De eigenlijke waarde van de grenswaarde wordt afgeleid van het bij de meting ingestelde bereik. 3. Überprüfen Sie die Messleitungen auf Durchgang, indem Sie die beiden Messspitzen verbinden. Daraufhin muss sich ein Wert von ca. 0,0000 V einstellen. Voorbeeld: Er is als ondergrens “00900” en als bovengrens “01000” in het menu SETUP ingesteld. Bij een vergelijkingsmeting in het meetbereik “mV ” worden de waarden als volgt weergegeven: “009.00 mV” (ondergrens); “010.00 mV” (bovengrens) 4. Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt (Diode). 5. Im Display wird die Durchlassspannung „UF“ in Volt (V) angezeigt. Ist „.OL“ ersichtlich, so wird die Diode in Sperrrichtung (UR) gemessen oder die Diode ist defekt (Unterbrechung). Führen Sie zur Kontrolle eine gegenpolige Messung durch. 8. Druk nu op de knop SHIFT/SETUP om de meetstatus (menupunt “COMP TYPE”) vast te leggen. Abb. 6 6. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus. 10. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instellingen op te slaan en het menu SETUP te verlaten. g) Durchgangsprüfung Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen und Bauelemente sowie andere Messobjekte unbedingt spannungslos und entladen sind. 1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „ “. Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3) bis im Display das Symbol für die Durchgangsprüfung erscheint. 2. Houd de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden ingedrukt. Op het uitleesvenster . Dit geeft de SHIFT-modus aan. verschijnt 4. Verbind de beide meetpennen met het meetobject. 4. Sobald „OL.“ (für Overload = Überlauf) im Display erscheint, haben Sie den Messbereich überschritten bzw. der Messkreis ist unterbrochen. 22 1. Kies het betreffende meetbereik. De automatische meetbereikinstelling is geblokkeerd. Voordat nu de meting wordt gestart, moet duidelijk zijn dat het juiste meetbereik is ingesteld. Dit kan met behulp van de knop RANGE (-) worden geselecteerd. erkannt und es 5. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus. Vergelijkingsmeting uitvoeren: 3. Druk nu op de knop H/LIGHT (+/COMP) (10a). Op het uitleesvenster verschijnt het en de ingestelde grenswaarden. symbool 2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COMMessbuchse (8) (Abb. 7). 3. Als Durchgang wird ein Messwert <10 ertönt ein Piepton. 9. Druk op de knoppen REL/PC (Log/ ) of MAX/MIN (View/ ) om “OUTER” of “INNER” te selecteren. Bij de keus voor “OUTER” wordt de meetwaarde als doorstaan/goed (PASS) beoordeeld, als deze zich buiten de boven- en ondergrens bevindt; bij “INNER” wordt de meetwaarde als doorstaan/goed (PASS) beoordeeld, als deze zich binnen de boven- en ondergrens bevindt. 5. De meetwaarde wordt met de betreffende eenheid op het uitleesvenster weergegeven. Abb. 7 (goed) en (fout) aangegeven, of 6. Op het uitleesvenster wordt door de symbolen de actuele meetwaarde volgens de vooraf gedane instellingen binnen of buiten de ingestelde grenswaarden ligt. 7. Druk voor het beëindigen van de vergelijkingsmodus opnieuw op de knop H/LIGHT (+/COMP) (10a). 151 Nogmaals drukken schakelt over naar de functie AVG. De gemiddelde waarde wordt op het . hoofduitleesvenster continu vastgehouden. Deze waarde is te herkennen aan het symbool Houd om deze functie uit te schakelen de knop MAX/MIN (View/ ) gedurende circa 2 seconden ingedrukt. De functie MAX-MIN is niet beschikbaar bij alle meetfuncties. h) Kapazitätsmessung Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen und Bauelemente sowie andere Messobjekte unbedingt spannungslos und entladen sind. Beachten Sie bei Elektrolyt-Kondensatoren unbedingt die Polarität. 1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „ 16. FUNCTIE LOW IMP. 400 K Deze functie mag alleen bij spanningen tot maximaal 1000 V en uitsluitend gedurende max. 3 seconden worden gebruikt! Deze functie maakt bij het spanningsmeetbereik het verlagen van de meetimpedantie van 10 M naar 400 k mogelijk. Door het verlagen van de meetimpedantie worden mogelijke fantoomspanningen onderdrukt die het meetresultaat zouden kunnen vervalsen. (9) tijdens de spanningsmeting (max. 1000 V!) gedurende max. 3 seconden. Na Druk op de knop het loslaten van de knop heeft de multimeter weer de normale meetimpedantie van 10 M . Zolang de op het uitleesvenster. knop wordt ingedrukt, klinkt er een signaaltoon en verschijnt er 17. VERGELIJKINGSMODUS (COMP-MODUS) Bij de vergelijkingsmeting wordt, na het vastleggen van een boven- en ondergrens voor de actuele meetwaarde, op de hoofdweergave alleen nog de betreffende status van de actuele meetwaarde ten opzichte van de ingestelde bereiksgrenzen weergegeven. “. 2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COMMessbuchse (8) (Abb. 8). 3. Im Display erscheint die Einheit „nF“. Aufgrund des empfindlichen Messeingangs kann es bei „offenen“ Messleitungen zu einer Wertanzeige im Display kommen. Durch Drücken der REL/PC (Log/ )-Taste (10c) wird die Anzeige auf „0“ gesetzt. Der Grundwert (Relangezeigt. Differenz) wird neben dem Delta-Symbol Die Autorange-Funktion wird deaktiviert. 4. Verbinden Sie nun die beiden Messspitzen (rot = Pluspol/ schwarz = Minuspol) mit dem Messobjekt (Kondensator). Im Display wird nach einer kurzen Zeit die Kapazität angezeigt. Warten Sie, bis sich die Anzeige stabilisiert hat. Bei Kapazitäten >400 F kann dies einige Sekunden dauern. Abb. 8 Ga voor het instellen van de grenswaarden van de vergelijkingsmodus als volgt te werk: 5. Sobald „OL“ (für Overload = Überlauf) im Display erscheint, haben Sie den Messbereich überschritten. 1. Schakel de DMM in en kies het betreffende meetbereik. 6. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus. 2. Steek de meetsnoeren in de betreffende meetbussen. 3. Houd de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden ingedrukt. Op het uitleesvenster . Dit geeft de SHIFT-modus aan. verschijnt 4. Houd nu opnieuw de knop SHIFT/SETUP gedurende ca. 2 seconden ingedrukt om naar het menu SETUP te gaan. 5. Om de bovengrens voor de vergelijkingsmodus in te stellen, dient meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP te worden gedrukt, totdat het menupunt “COMP MAX” is geselecteerd. Een stersymbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt is gekozen. 6. Met behulp van de knoppen REL/PC (Log/ ) en MAX/MIN (View/ ) kunnen nu de afzonderlijke posities worden geselecteerd en de waarden daarvan met de knoppen H/LIGHT (+/COMP) of RANGE (-) worden gewijzigd. 150 23 13. FUNCTIE REL i) Temperaturmessung Während der Temperaturmessung darf nur der Temperaturfühler der zu messenden Temperatur ausgesetzt werden. Die Arbeitstemperatur des Messgerätes darf nicht über- oder unterschritten werden, da es sonst zu Messfehlern kommen kann. Der Kontakt-Temperaturfühler darf nur an spannungsfreien Oberflächen verwendet werden. Zur Temperaturmessung können alle K-Typ-Thermofühler verwendet werden. Die Temperatur wird in °C und °F angezeigt. Der mitgelieferte Temperaturfühler ist für Messungen von -40 bis +400 °C vorgesehen. Mit optionalen Fühlern kann der gesamte Messbereich (-40 bis +1000 °C) verwendet werden. De functie REL maakt referentiewaardemetingen mogelijk om eventuele leidingverliezen, bijvoorbeeld bij weerstandsmetingen, te voorkomen. Hiertoe wordt de momentele weergegeven waarde op nul gezet. Een nieuwe referentiewaarde is dan ingesteld. De basiswaarde (Rel-verschil) wordt naast het delta-symbool weergegeven. Door het indrukken van de knop REL/PC (Log/ ) (10c) wordt deze meetfunctie geactiveerd. Op het uitleesvenster verschijnt . De automatische meetbereikinstelling wordt daarbij geblokkeerd. Druk om deze functie weer uit te schakelen opnieuw op de knop REL/PC (Log/ ) of kies voor een andere meetfunctie. De functie REL is niet actief in de meetbereiken temperatuur, doorgangstest, diodetest, frequentie en bij de laagdoorlaatfilter-spanningsmeting. Zur Temperatur-Messung gehen Sie wie folgt vor: 1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „°C“. 14. FUNCTIE HOLD 2. Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3), um die Messfunktion auf eine Anzeige in °F umzuschalten. De functie HOLD bevriest de momenteel weergegeven waarde om deze in alle rust te kunnen aflezen of te protocolleren. 3. Stecken Sie den Thermofühler polungsrichtig mit dem Pluspol in die °CHzV -Messbuchse (7) und mit dem Minuspol in die COM-Messbuchse (8) (Abb. 9). Zorg er bij het testen van spanningvoerende geleiders voor dat deze functie aan het begin van de test is uitgeschakeld. Anders verschijnt er een verkeerd meetresultaat! 4. In der Hauptanzeige erscheint der Temperaturwert in °C oder °F, je nach Betätigung der SHIFT/SETUP-Taste. 5. Sobald „OL.“ im Display erscheint, wurde der Messbereich (-40 bis +1000 °C) überschritten. 6. Entfernen Sie nach Messende den Fühler und schalten Sie das DMM aus. Druk voor het inschakelen van de functie HOLD (vasthouden, bevriezen) op de knop H/LIGHT (+/ COMP) (10a); een signaaltoon bevestigt deze actie en er wordt op het uitleesvenster weergegeven. Abb. 9 Bei überbrücktem Messeingang (Buchsen: °CHzV – COM) wird die Gerätetemperatur des DMM angezeigt. Die Temperaturanpassung an die Umgebung erfolgt auf Grund des geschlossenen Gehäuses sehr langsam. Druk om de functie HOLD uit te schakelen opnieuw op de knop H/LIGHT (+/COMP) of verander van meetfunctie. 15. FUNCTIE MAX./MIN./AVG. De functie MAX/MIN maakt het tijdens een meting mogelijk om de maximale en minimale waarden te registeren en weer te geven. Na het activeren van de functie MAX/MIN wordt naar keus de maximale of minimale waarde vastgehouden. De actuele meetwaarde kan op het bovenste deel van het uitleesvenster (onder de datum) gewoon worden afgelezen. Door het indrukken van de knop MAX/MIN (View/ ) (10b) wordt de functie MAX ingeschakeld. De maximale waarde wordt op het hoofduitleesvenster continu vastgehouden. Op het uitleesvenster . verschijnt het symbool Bij nogmaals drukken wordt overgeschakeld naar de functie MIN. Nu wordt de minimale waarde continu vastgehouden op het hoofduitleesvenster. Deze waarde kan worden herkend aan het . symbool 24 149 j) Wisselspanningsmeting met 1 kHz-laagdoorlaatfilter j) Wechselspannungsmessung mit 1 kHz-Tiefpassfilter Gebruik de laagdoorlaatfilteroptie nooit om de aanwezigheid van gevaarlijke spanningen te testen! De aanwezige spanningen kunnen onder bepaalde omstandigheden hoger zijn dan is aangegeven. Voer altijd eerst een spanningsmeting uit zonder filter om potentieel gevaarlijke spanningen te herkennen. Nutzen Sie die Tiefpassfilteroption nie zum Prüfen des Vorhandenseins gefährlicher Spannungen! Die vorhandenen Spannungen können unter Umständen höher sein als angegeben. Führen Sie immer zuerst eine Spannungsmessung ohne den Filter durch, um etwaige gefährliche Spannungen zu erkennen. De DMM is voorzien van een wisselspannings-laagdoorlaatfilter. Het gaat hierbij om een wisselspanningsmeting die via een laagdoorlaatfilter wordt geleid om ongewenste spanningen boven 1 kHz te blokkeren. Das DMM ist mit einem Wechselstrom-Tiefpassfilter ausgestattet. Es handelt sich hierbei um eine Wechselspannungsmessung, die über einen Tiefpassfilter geleitet wird, der unerwünschte Spannungen oberhalb von 1 kHz blockiert. Ga voor AC-spanningsmetingen met het laagdoorlaatfilter als volgt te werk: Zur AC-Spannungsmessung mit dem Tiefpassfilter gehen Sie wie folgt vor: ”. Druk 1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “ V op de knop SHIFT/SETUP (3) voor overschakeling naar het meetbereik “ ”. 1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich „ V “. Drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3), um in den Messbereich „ ” umzuschalten. 2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het zwarte meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 10). 2. Stecken Sie die rote Messleitung in die °CHzV Messbuchse (7), die schwarze Messleitung in die COMMessbuchse (8) (Abb. 10). 3. Verbind de beide meetpennen met het meetobject (generator, schakeling enz.). De meetwaarde wordt op het uitleesvenster weergegeven. 4. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. 3. Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt (Generator, Schaltung usw.). Der Messwert wird im Display angezeigt. Afb. 10 4. Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus. Abb. 10 12. FUNCTIE RANGE, HANDMATIGE MEETBEREIKKEUZE 12. RANGE-FUNKTION, MANUELLE MESSBEREICHSWAHL De functie RANGE biedt bij sommige meetfuncties met automatische meetbereikinstelling (AUTO) ook handmatige meetbereikkeuze. In grensgebieden is het zinvol om het meetbereik vast in te stellen om ongewild omschakelen te voorkomen. Die RANGE-Funktion ermöglicht in einigen Messfunktionen mit automatischer Messbereichswahl (AUTO) die manuelle Messbereichswahl. In Grenzbereichen ist es sinnvoll den Messbereich zu fixieren, um ein ungewolltes Umschalten zu verhindern. Druk op de knop RANGE (-) (10a), voor omschakeling naar handmatige bereikkeuze. Als wordt gekozen voor handmatige bereikinstelling verdwijnt de aanduiding “AUTO” uit het uitleesvenster. Drücken Sie die RANGE (-) Taste (10d), um zur manuellen Messbereichswahl zu wechseln. Bei gewählter manueller Messbereichswahl erlischt die Anzeige „AUTO“ im Display. Selecteer nu het gewenste meetbereik door meerdere malen op de knop RANGE (-) te drukken. Wählen Sie nun den gewünschten Messbereich aus, indem Sie mehrfach auf die RANGE (-) Taste drücken. Om weer terug te gaan naar de automatische meetbereikinstelling, moet de knop RANGE (-) gedurende 2 seconden worden ingedrukt. Hierop verschijnt “AUTO” weer op het uitleesvenster (vooropgesteld dat de functie autorange in dit meetbereik mogelijk is). 148 Um wieder zur automatischen Messbereichswahl zu wechseln, halten Sie die RANGE (-) Taste für 2 s gedrückt. „AUTO“ erscheint wieder im Display (vorausgesetzt die Autorange-Funktion ist in diesem Messbereich möglich). 25 13. REL-FUNKTION Die REL-Funktion ermöglicht eine Bezugswertmessung, um evtl. Leitungsverluste wie z.B. bei Widerstandsmessungen zu vermeiden. Hierzu wird der momentane Anzeigewert auf Null gesetzt. Ein neuer Bezugswert wurde eingestellt. Der Grundwert (Rel-Differenz) wird neben dem Delta-Symbol angezeigt. Durch Drücken der REL/PC (Log/ )-Taste (10c) wird diese Messfunktion aktiviert. Im Display erscheint . Die automatische Messbereichswahl wird dabei deaktiviert. Um diese Funktion abzuschalten, drücken Sie die REL/PC (Log/ )-Taste erneut oder wechseln Sie die Messfunktion. Die REL-Funktion ist nicht aktiv in den Messbereichen Temperatur, Durchgangsprüfung, Diodentest, Frequenz und bei der Tiefpassfilter-Spannungsmessung. i) Temperatuurmeting Tijdens de temperatuurmeting mag alleen de temperatuursensor aan de te meten temperatuur worden blootgesteld. De werktemperatuur van het meetapparaat mag niet worden onder- of overschreden, omdat dit tot meetfouten kan leiden. De contacttemperatuursensor mag alleen op spanningsvrije oppervlakken worden gebruikt. Voor temperatuurmetingen mogen alle temperatuursensoren van het type K worden gebruikt. De temperatuur wordt in °C en °F weergegeven. De meegeleverde temperatuursensor is geschikt voor metingen van -40 tot +400 °C. Met extra sensoren kan het totale meetbereik (-40 tot +1000 °C) worden bestreken. Ga voor de temperatuurmetingen als volgt te werk: 1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “°C”. 14. HOLD-FUNKTION Die HOLD-Funktion friert den momentan dargestellten Messwert ein, um diesen in Ruhe abzulesen oder zu protokollieren. Stellen Sie bei der Überprüfung von spannungsführenden Leitern sicher, dass diese Funktion bei Testbeginn deaktiviert ist. Es wird sonst ein falsches Messergebnis vorgetäuscht! Zum Einschalten der Hold-Funktion drücken Sie die H/LIGHT (+/COMP)-Taste (10a); ein Signalton bestätigt diese Aktion und es wird im Display angezeigt. Um die HOLD-Funktion abzuschalten, drücken Sie die H/LIGHT (+/COMP)-Taste erneut oder wechseln Sie die Messfunktion. 15. MAX. / MIN. / AVG.-FUNKTION 2. Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) om de meetfunctie om te schakelen naar een weergave in °F. 3. Steek de temperatuursensor met de pluspool in meetbus °CHzV (7) en met de minpool in meetbus COM (8) (Abb. 9). 4. Op de hoofdweergave verschijnt de temperatuurwaarde in °C of °F, steeds na indrukken van de knop SHIFT/SETUP (3). 5. Zodra “OL.” op het uitleesvenster verschijnt, wordt het meetbereik (-40 tot +1000 °C) overschreden. 6. Verwijder na beëindiging van de meting de sensor en schakel de DMM uit. Afb. 9 Bij overbrugde meetingang (bussen: °CHzV – COM) wordt de apparaattemperatuur van de DMM weergegeven. De temperatuuraanpassing aan de omgeving vindt ten gevolge van de gesloten behuizing zeer langzaam plaats. Die MAX/MIN-Funktion ermöglicht während einer Messung die Maximal- und Minimalwerte zu erfassen und anzuzeigen. Nach Aktivierung der MAX/MIN-Funktion wird wahlweise der Max- oder Min-Wert festgehalten. Der aktuelle Messwert kann im oberen Bereich des Displays (unter dem Datum) weiterhin abgelesen werden. Durch Drücken der MAX/MIN (View/ )-Taste (10b) wird die MAX-Funktion eingeschaltet. Der Max. Wert wird im Hauptdisplay fortlaufend festgehalten. Im Display erscheint das Symbol Ein weiteres Drücken schaltet zur MIN-Funktion um. Der Min-Wert wird im Hauptdisplay fortlaufend . festgehalten. Erkennbar ist dieser Wert durch das Symbol 26 147 h) Capaciteitsmeting Ein weiteres Drücken schaltet zur AVG-Funktion um. Der Mittelwert wird im Hauptdisplay fortlaufend . festgehalten. Erkennbar ist dieser Wert durch das Symbol Zorg er voor dat alle te meten onderdelen van schakelingen, circuits en componenten, alsook andere meetobjecten, beslist spanningsloos en ontladen zijn. Let bij elektrolitische condensatoren beslist op de polariteit. 1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “ Um diese Funktion abzuschalten, halten Sie die MAX/MIN (View/ )-Taste ca. 2 s gedrückt. Die MAX-MIN-Funktion ist nicht in allen Messfunktionen verfügbar. ”. 2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het zwarte meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 8). 16. LOW IMP. 400 K –FUNKTION 3. Op het uitleesvenster verschijnt de eenheid “nF”. Diese Funktion darf nur bei Spannungen bis max. 1000 V und nur bis max. 3 Sekunden verwendet werden! Dankzij de gevoelige meetingang kan bij “open” meetsnoeren toch een waarde op het uitleesvenster verschijnen. Door indrukken van de knop REL/PC (Log/ ) (10c) wordt de uitlezing op “0” gezet. De basiswaarde (Rel-verschil) wordt naast het delta-symbool weergegeven. De automatische bereikinstelling wordt geblokkeerd. 4. Verbind nu de beide meetpennen (rood = pluspool/ zwart = minpool) met het meetobject (condensator). Op het uitleesvenster wordt na een korte tijd de capaciteit weergegeven. Wacht totdat de weergave zich heeft gestabiliseerd. Bij capaciteiten >400 F kan dit enkele seconden duren. Diese Funktion ermöglicht im Spannungsmessbereich das Herabsetzen der Messimpedanz von 10 M auf 400 k . Durch das Senken der Messimpedanz werden mögliche Phantomspannungen unterdrückt, die das Messergebnis verfälschen könnten. Drücken Sie die -Taste (9) während der Spannungsmessung (max. 1000 V!) für max. 3 Sekunden. Nach dem Loslassen hat das Multimeter wieder die normale Messimpedanz von 10 M . Während die . Taste gedrückt wird ertönt ein Signalton und es erscheint die Displayanzeige Afb. 8 5. Zodra “OL” (voor overload = overloop) op het uitleesvenster verschijnt, wordt het meetbereik overschreden. 6. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. 17. VERGLEICHS-MODUS (COMP-MODE) Bei der Vergleichsmessung wird nach Festlegung einer Ober- und Untergrenze der aktuellen Messgröße in der Hauptanzeige nur noch der jeweilige Status des aktuellen Messwertes gegenüber den eingestellten Bereichsgrenzen angezeigt. Zur Einstellung der Grenzwerte des Vergleichsmodus gehen Sie wie folgt vor: 1. Schalten Sie das DMM ein und wählen den entsprechenden Messbereich. 2. Stecken Sie die Messleitungen in die jeweiligen Messbuchsen. 3. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf dem Display erscheint . Sie befinden sich im SHIFT-Modus. 4. Halten Sie nun ein weiteres Mal die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2s gedrückt, um in das SETUPMenü zu gelangen. 5. Um die Obergrenze für den Vergleichsmodus einzustellen, drücken Sie mehrmals die SHIFT/ SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „COMP MAX“ ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass der Menüpunkt ausgewählt ist. 6. Mit Hilfe der Tasten REL/PC (Log/ ) und MAX/MIN (View/ ) können Sie nun die einzelnen Stellen anwählen und deren Wert mit den Tasten H/LIGHT (+/COMP) oder RANGE (-) verändern. 146 27 7. Drücken Sie nach erfolgter Einstellung die SHIFT/SETUP-Taste, um die Untergrenze für den Vergleichsmodus (Menüpunkt „COMP MIN“) einzustellen. Hier können Sie ebenfalls mit Hilfe der Tasten REL/PC (Log/ ) und MAX/MIN (View/ ) die einzelnen Stellen anwählen und deren Wert mit den Tasten H/LIGHT (+/COMP) oder RANGE (-) verändern. Die Grenzwerteinstellung besitzt keine Einheit. Der eigentliche Wert des Grenzwerts ergibt sich aus dem bei der Messung eingestellten Bereich. Beispiel: Sie haben als Untergrenze „00900“ und als Obergrenze „01000“ im SETUP-Menü eingestellt. Bei einer Vergleichsmessung im Messbereich „mV “ werden die Werte wie folgt angezeigt: „009.00 mV“ (Untergrenze); „010.00 mV“ (Obergrenze) 8. Drücken Sie nun die SHIFT/SETUP-Taste, um den Messstatus (Menüpunkt „COMP TYPE“) festzulegen. 9. Drücken Sie die Tasten REL/PC (Log/ ) oder MAX/MIN (View/ ), um „OUTER“ oder „INNER“ auszuwählen. Bei der Auswahl „OUTER“ wird der Messwert als bestanden (PASS) deklariert, der sich außerhalb der Ober- und Untergrenze befindet; bei „INNER“ wird der Messwert als bestanden (PASS) deklariert, der sich innerhalb der Ober- und Untergrenze befindet. 10. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellungen zu speichern und das SETUP-Menü zu verlassen. 1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “ ”. Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) totdat op het uitleesvenster het diodetestsymbool verschijnt. 2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het zwarte meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 6). 3. Test de meetsnoeren op doorgang door de meetpennen tegen elkaar te houden. Daarop moet zich een waarde van ca. 0,0000 V instellen. 4. Verbind de beide meetpennen met het meetobject (diode). 5. Op het uitleesvenster wordt de doorlaatspanning “UF” in volt (V) weergegeven. Verschijnt er “.OL”, dan wordt de diode in sperrichting (UR) gemeten of de diode is defect (onderbreking). Voer ter controle een meting met tegengestelde polariteit uit. Afb. 6 6. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. g) Doorgangstest Zorg er voor dat alle te meten onderdelen van schakelingen, circuits en componenten, alsook andere meetobjecten, beslist spanningsloos en ontladen zijn. Vergleichsmessung durchführen: 1. Wählen Sie den jeweiligen Messbereich. 2. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf dem Display erscheint befinden sich nun im SHIFT-Modus. . Sie 3. Drücken Sie nun die H/LIGHT (+/COMP)-Taste (10a). Im Display erscheint das Symbol und die eingestellten Grenzwerte. Die automatische Messbereichswahl ist deaktiviert. Bevor Sie nun mit der Messung beginnen, sollten Sie sichergehen, dass Sie den richtigen Messbereich eingestellt haben. Diesen können Sie mit Hilfe der RANGE (-) Taste auswählen. 4. Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt. 5. Der Messwert wird mit der entsprechenden Einheit im Display angezeigt. (bestanden) und (nicht bestanden) signalisiert, ob 6. Im Display wird durch die Symbole der aktuelle Messwert, je nach vorheriger Einstellung innerhalb oder außerhalb der eingestellten Grenzwerte liegt. 1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “ ”. Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) tot op het uitleesvenster het symbool voor de doorgangstest verschijnt. 2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het zwarte meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 7). 3. Als doorgang wordt een meetwaarde <10 er een pieptoon. herkend en klinkt 4. Zodra “OL.” (voor overload = overloop) op het uitleesvenster verschijnt, is het meetbereik overschreden resp. het meetcircuit onderbroken. 5. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. Afb. 7 7. Zum Beenden des Vergleichsmodus drücken Sie erneut die H/LIGHT (+/COMP)-Taste (10a). 28 145 18. MESSWERTE AUFZEICHNEN UND VERWALTEN e) Weerstandsmeting Zorg er voor dat alle te meten onderdelen van schakelingen, circuits en componenten, alsook andere meetobjecten, beslist spanningsloos en ontladen zijn. 2. Drücken Sie nun die REL/PC (Log/ )-Taste (10c), um den aktuell gemessenen Wert abzuspeichern. und darunter die erste Speichernummer „0001“. Im Display erscheint das Symbol 1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “ ”. 2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het zwarte meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 5). 3. Um einen weiteren Wert aufzuzeichnen, drücken Sie ein weiteres Mal auf die REL/PC (Log/ )Taste. Die zweite Speichernummer „0002“ wird angezeigt. 3. Test de meetsnoeren op doorgang door de beide meetpennen tegen elkaar te houden. Daarop dient zich een weerstandswaarde van ca. 0 1,5 in te stellen (eigen weerstand van de meetsnoeren). 4. Zum Verlassen des SHIFT-Modus drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste. Wenn Sie ca. 3 Sekunden lang keinen Wert abspeichern, erlischt das Symbol und die Speichernummer. Drücken Sie erneut auf die REL/PC (Log/ )-Taste, um weitere Werte zu und die Speichernummer. speichern. Im Display erscheint wieder das Symbol Messwerte automatisch speichern: Afb. 5 5. Verbind nu de beide meetpennen met het meetobject. De meetwaarde wordt, voor zover het meetobject niet hoogohmig of onderbroken is, op het uitleesvenster weergegeven. Wacht totdat de uitlezing zich heeft gestabiliseerd. Bij weerstanden >1 M kan dit enkele seconden duren. 6. Zodra er “OL” (voor overload = overloop) op het uitleesvenster verschijnt, is het meetbereik overschreden resp. de meetkring onderbroken. Het opnieuw indrukken van de knop REL/PC (Log/ ) schakelt de relatieve functie uit en activeert de functie autorange. 7. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. Let er bij het uitvoeren van een weerstandsmeting op dat de meetpunten, die met de meetpennen worden aangeraakt, vrij zijn van vervuiling, olie, soldeerlak en dergelijke. Dergelijke zaken kunnen het meetresultaat nadelig beïnvloeden. f) Diodetest Zorg er voor dat alle te meten onderdelen van schakelingen, circuits en componenten, alsook andere meetobjecten, beslist spanningsloos en ontladen zijn. 144 Um Messwerte manuell zu speichern, gehen Sie bitte wie folgt vor: 1. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf dem Display erscheint . Sie befinden sich nun im SHIFT-Modus. Ga voor weerstandsmetingen als volgt te werk: 4. Druk bij laagohmige metingen op de knop REL/PC (Log/ ) (10c) om de eigen weerstand van de meetsnoeren buiten de hieropvolgende weerstandsmeting te laten. Op en de het uitleesvenster verschijnt het delta-symbool waarde van 0 . De automatische bereikinstelling (AUTO) is geblokkeerd. De basiswaarde (Rel-verschil) wordt naast het delta-symbool weergegeven. Das VC890 Digital-Multimeter bietet mit seiner Datenlogging-Funktion die Möglichkeit bis zu 1000 Messwerte aufzuzeichnen. 1. Wählen Sie zuerst die gewünschte Aufzeichnungsrate im SETUP-Menü aus. Das Gerät ist im Auslieferungszustand so eingestellt, dass es einen Messwert pro Sekunde speichert. 2. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf . Sie befinden sich nun im SHIFT-Modus. dem Display erscheint 3. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen. 4. Drücken Sie nun mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „LOGGER SAMPLING RATE“ ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass der Menüpunkt ausgewählt ist. 5. Drücken Sie die Tasten H/LIGHT (+/COMP) oder RANGE (-), um die Aufzeichnungsrate einzustellen (Einstellbereich: 1 bis 10 Sekunden). 6. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das SETUP-Menü zu verlassen. 7. Um Messwerte aufzunehmen, müssen Sie in den SHIFT-Modus wechseln. Halten Sie bei im Display eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, bis angezeigt wird. 8. Halten Sie für ca. 2 s die REL/PC (Log/ )-Taste gedrückt, um die automatische Aufzeichnung und darunter die Speichernummer. Das Gerät zu starten. Auf dem Display erscheint speichert nun die Messwerte mit der von Ihnen eingestellten Aufzeichnungsrate. 9. Zum Stoppen der Aufzeichnung halten Sie wieder die REL/PC (Log/ )-Taste für ca. 2 s gedrückt. 29 10. Um die Aufzeichnung fortzuführen, halten Sie ein weiteres Mal die REL/PC (Log/ )-Taste für ca. 2 s gedrückt. Ga voor het meten van wisselstromen (A ) als hierboven beschreven te werk: 1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “A ”, “mA ” of “ A ”. 11. Zum Verlassen des SHIFT-Modus drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste. 2. Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) om over te schakelen naar het AC-meetbereik. Op het uitleesvenster verschijnt “ ”, “ ” oder “ ”. Opnieuw indrukken van de knop schakelt weer terug. Einstellungen für den Messwertespeicher: 3. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. 1. Nehmen Sie die Einstellungen für den Messwertespeicher im SETUP-Menü vor. 2. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf dem Display erscheint . Sie befinden sich nun im SHIFT-Modus. 3. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen. 4. Drücken Sie nun mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „LOGGER MEMORY“ ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt, zeigt an dass der Menüpunkt ausgewählt ist. 5. Drücken Sie die Tasten REL/PC (Log/ ) oder MAX/MIN (View/ ), um „FIX“ oder „OVERWRITE“ auszuwählen. 6. Die Einstellung „FIX“ bedeutet, dass die Messwerte solange gespeichert werden, bis der Speicher voll ist (max. 1000 Messwerte). Die Messung wird bei der Speichernummer „1000“ angehalten. 7. Die Einstellung „OVERWRITE“ bedeutet, dass die Messwerte fortlaufend gespeichert werden. Sobald der Messwert „1000“ aufgezeichnet wurde, fängt das Gerät an, die Messwerte zu überschreiben. Die Speichernummer wird nicht mehr im Display angezeigt. Stattdessen erscheint ein blinkendes Unendlichkeits-Symbol „ “. Meet in het bereik van 10 A in geen geval stromen boven 10 A , resp. in het bereik mA/ A stromen boven 600 mA, omdat anders de zekeringen doorslaan. d) Frequentiemeting/signaalverhouding in % (duty cyle; impuls/pauzeverhouding) De DMM kan de frequentie van een signaalspanning van 10 Hz - 60 MHz meten en weergeven. Ga voor het meten van frequenties als volgt te werk: 1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “mV Hz %”. Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) totdat op het uitleesvenster “Hz” verschijnt. 8. Der Menüpunkt „LOGGER MEMORY“ ist im Auslieferungszustand auf „FIX“ voreingestellt. 2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV zwarte meetsnoer in meetbus COM (8) (Afb. 4). 9. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das SETUP-Menü zu verlassen. 3. Verbind de beide meetpennen met het meetobject (signaalgenerator, schakeling enz.). Display-Einstellung für die automatische Messwertespeicherung: (7), het 4. De frequentie wordt met de betreffende eenheid op het uitleesvenster weergegeven. 2. Nehmen Sie diese Einstellung im SETUP-Menü vor. 5. Om de signaalverhouding (duty cycle) te meten, moet opnieuw op de knop SHIFT/SETUP worden gedrukt, totdat er “%” op het uitleesvenster verschijnt. 3. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf . Sie befinden sich nun im SHIFT-Modus. dem Display erscheint 6. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. 1. Sie haben die Möglichkeit bei der automatischen Messung, den Energiespar-Modus zu aktivieren. Afb. 4 4. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen. 5. Drücken Sie nun mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „LOGGER DATA DISPLAY“ ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass der Menüpunkt ausgewählt ist. 6. Drücken Sie die Tasten REL/PC (Log/ ) oder MAX/MIN (View/ ), um „ON“ oder „OFF“ auszuwählen. 7. Die Einstellung „ON“ bedeutet, dass das Display während der automatisch fortlaufenden Messung immer eingeschaltet ist. 30 143 c) Stroommeting “A” In geen geval mogen de max. toelaatbare ingangsgrootheden worden overschreden. Raak geen schakelingen of componenten aan als daarbij hogere spanningen dan 25 V ACrms of 35 V/DC kunnen voorkomen! Levensgevaar! De max. toelaatbare spanning in de stroommeetkring mag 1000 V in CAT III niet overschrijden. Metingen >5 A mogen slechts gedurende max. 10 seconden en alleen met tussentijden van 10 minuten worden uitgevoerd. Begin de stroommeting altijd met het grootste meetbereik en schakel indien noodzakelijk over naar een kleiner meetbereik. Voor het overschakelen naar een meetbereik altijd de schakeling stroomloos schakelen. Alle stroommeetbereiken zijn gezekerd en daarmee beveiligd tegen overbelasting. 3. Betätigen Sie die Tasten H/LIGHT (+/COMP) oder RANGE (-), um die einzelnen Aufzeichnungen anzuzeigen. 4. Drücken Sie erneut die MAX/MIN (View/ )-Taste, um den Anzeige-Modus zu verlassen. 5. Zum Verlassen des SHIFT-Modus drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste. 3. Steek het rode meetsnoer in de mA A- of 10A-meetbus (5, 6). Steek het zwarte meetsnoer in de meetbus COM (8) (Afb. 3). Die gespeicherten Messwerte einer Vergleichsmessung werden im Display mit den Symbolen und angezeigt. Afb. 3 Zodra er bij gelijkstroommeting een min “-” voor de meetwaarde verschijnt, loopt de stroom tegengesteld (of zijn de meetsnoeren verwisseld). 5. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. 142 Wenn das Display im Energiespar-Modus ausgeschaltet wurde, betätigen Sie den Drehschalter oder drücken Sie eine beliebige Taste (außer -Taste (9)), um es wieder einzuschalten. 2. Drücken Sie nun die MAX/MIN (View/ )-Taste (10b), um in den Anzeige-Modus zu wechseln. Im und darunter die erste Speichernummer „0001“. In der Mitte des Displays Display erscheint wird der gespeicherte Messwert angezeigt. Meetbussen COM + mA A COM + mA A COM + 10A 4. Verbind de beide meetpennen in serie met het meetobject (batterij, schakeling enz.); de betreffende polariteit van de meetwaarde wordt samen met de momentele meetwaarde op het uitleesvenster weergegeven. 10. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das SETUP-Menü zu verlassen. 1. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf . Sie befinden sich nun im SHIFT-Modus. dem Display erscheint 2. In de tabel zijn de verschillende meetfuncties en de mogelijke meetbereiken opgevoerd. Kies het meetbereik en de bijbehorende meetbussen. Meetbereik 0,01 A - 6000 A 0,001 mA - 600 mA 0,001 A - 10 A 9. Das Gerät ist im Auslieferungszustand auf „OFF“ voreingestellt. Gespeicherte Messwerte ansehen: Ga voor het meten van gelijkstromen (A ) als volgt te werk: 1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “A ”, “mA ” of “ A “. Meetfunctie A mA 10A 8. Die Einstellung „OFF“ bedeutet, dass sich das Display ausschaltet, wenn das Gerät 5 Minuten lang nicht bedient wird. Es wird dann nur noch das Symbol und die Speichernummer angezeigt. Wenn das Gerät kontinuierlich Messwerte speichert (Einstellung „OVERWRITE“) und der Messwert „1000“ überschritten wird, erscheint ein blinkendes Unendlichkeits-Symbol „ “ . unterhalb von Wenn im Display „VOID“ angezeigt wird, bedeutet dies, dass der Messwerte-Speicher leer ist. Gespeicherte Messwerte löschen: 1. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf . Sie befinden sich nun im SHIFT-Modus. dem Display erscheint 2. Halten Sie die MAX/MIN (View/ )-Taste (10b) für ca. 2 s gedrückt. Es erscheint kurz die Anzeige und „VOID“ auf dem Display. Es werden alle Messwerte gelöscht. 3. Zum Verlassen des SHIFT-Modus drücken Sie die SHIFT/SETUP-Taste. 31 19. AUTO-POWER-OFF-FUNKTION a) Multimeter inschakelen 1. Das DMM schaltet nach einer bestimmten Zeit automatisch ab, wenn keine Taste oder der Drehschalter betätigt wurde. Diese Funktion schützt und schont die Batterie und verlängert die Betriebszeit. De multimeter wordt via de draaiknop (4) in- en uitgeschakeld. Draai de draaiknop op de betreffende meetfunctie. Zet voor het uitschakelen de draaiknop in de stand “OFF”. Schakel het meetapparaat altijd uit als het niet wordt gebruikt. 2. Sie können eine Abschaltzeit im SETUP-Menü einstellen. Das Gerät ist im Auslieferungszustand auf 5 Minuten voreingestellt. b) Spanningsmeting “V” 3. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf dem Display erscheint . Sie befinden sich nun im SHIFT-Modus. 4. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen. 5. Drücken Sie nun mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „APO TIME“ ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass der Menüpunkt ausgewählt ist. 6. Drücken Sie die Tasten REL/PC (Log/ ) und MAX/MIN (View/ ), um die Abschaltzeit einzustellen. Zur Auswahl stehen: 5 MIN, 15 MIN, 30 MIN oder OFF (AUS). Die Einstellung „OFF“ bedeutet, dass die Auto-Power-Off-Funktion deaktiviert ist. 7. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das SETUP-Menü zu verlassen. 8. Wenn Sie eine Abschaltzeit eingestellt haben, wird im Display das Symbol angezeigt. Um das DMM nach einer automatischen Abschaltung wieder einzuschalten, betätigen Sie den Drehschalter oder drücken Sie eine beliebige Taste (außer -Taste (9)). Ga voor het meten van gelijkspanningen “DC” (V 1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “V lage spanningen tot max. 600 mV “mV ”. ) als volgt te werk: ”. Kies voor 2. Steek het rode meetsnoer in de meetbus °CHzV (7), het zwarte meetsnoer in de meetbus COM (8) (Afb.2). 3. Verbind de beide meetpennen met het meetobject (batterij, schakeling enz.). De rode meetpen komt overeen met de pluspool, de zwarte meetpen met de minpool. 4. De betreffende polariteit van de meetwaarde wordt samen met de momentele meetwaarde op het uitleesvenster weergegeven. Zodra er bij de gelijkspanning een min “-” voor de meetwaarde verschijnt, is de gemeten spanning negatief (of de meetsnoeren zijn verwisseld). Het spanningsbereik “V DC/AC” heeft een ingangsimpedantie van >10 M . Afb. 2 Die Auto-Power-Off-Funktion wird bei der Datenübertragung zum PC deaktiviert, um die Datenverbindung nicht zu unterbrechen. Die Auto-Power-Off-Funktion ist solange inaktiv, bis die Datenübertragung zum PC (per optischer Schnittstelle) wieder abgeschaltet wird. 5. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. Die Auto-Power-Off-Funktion wird auch bei der automatischen Aufzeichnung von Messwerten deaktiviert. Ga voor het meten van wisselspanningen “AC” (V 20. OPTISCHE SCHNITTSTELLE An der Rückseite des Messgerätes ist eine optisch isolierte Schnittstelle (11) integriert, mit der Messdaten zu einem Computer übertragen und weiterverarbeitet werden können. Die Datenverbindung kann mit dem mitgelieferten USB-Schnittstellenadapter mit einer freien USBSchnittstelle an Ihrem Computer hergestellt werden (auf dem Computer muss die entsprechende Software „Voltsoft“ bereits installiert sein). Schieben Sie die Schnittstellenabdeckung nach oben vom Gehäuse. Setzen Sie den keilförmigen Adapter des Schnittstellenkabels von oben bündig in die Gehäusenut am Messgerät. 1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “V ) als volgt te werk: ”. Op het uitleesvenster verschijnt “ ”. Indien gewenst kan de meetfunctie “AC+DC” worden gekozen. Schakel de DMM in en kies ”. Druk op de knop SHIFT/SETUP (3) om over te schakelen naar de het meetbereik “V meetfunctie “AC+DC”. Op het uitleesvenster verschijnt “ ”. 2. Steek het rode meetsnoer in meetbus °CHzV (7), het zwarte meetsnoer in meetbus COM (8). 3. Verbind de beide meetpennen met het meetobject (generator, schakeling enz.). 4. De meetwaarde wordt op het uitleesvenster weergegeven. 5. Verwijder na beëindiging van de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit. Stecken Sie dann den USB-Stecker des Typs A am anderen Ende des Schnittstellenkabels in einen freien USB-Anschluss am Computer. 32 141 5. Met behulp van de knoppen REL/PC (Log/ ) en MAX/MIN (View/ ) kunnen nu de uren, minuten en seconden worden gekozen. Stel de waarden met de knoppen H/LIGHT (+/COMP) of RANGE (-) in. 6. Druk na een geslaagde instelling op de knop SHIFT/SETUP om de datum (menupunt “SET DATE”) in te stellen. Hier kunnen eveneens met de knoppen REL/PC (Log/ ) en MAX/MIN (View/ View/ ) de afzonderlijke posities (dag, maand, jaar) worden gekozen en hun waarde met behulp van de knoppen H/LIGHT (+/COMP) of RANGE (-) worden gewijzigd. 7. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instellingen op te slaan en het menu SETUP te verlaten. Daarbij wordt tevens de SHIFT-modus verlaten. Als datum en tijd niet meer juist worden aangegeven, dan moet de knoopcelbatterij worden vervangen. De knoopcelbatterij heeft een levensduur van ca. 3 tot 5 jaar. Deze garandeert de voeding voor datum en tijd voor het geval dat de batterij van de DMM leeg is of uit het apparaat wordt verwijderd als deze gedurende langere tijd niet wordt gebruikt. Het vervangen van de knoopcelbatterij is in hoofdstuk “23. Onderhoud en reinigen” (pagina 160) beschreven. 11. MEETFUNCTIES In geen geval mogen de maximaal toelaatbare ingangsgrootheden worden overschreden. Raak geen schakelingen of componenten aan als daarbij hogere spanningen dan 25 V ACrms of 35 V/DC kunnen voorkomen! Levensgevaar! Controleer voor aanvang van de meting de aangesloten meetsnoeren op beschadigingen, zoals inkepingen, scheuren of afknellingen. Defecte meetsnoeren mogen niet meer worden gebruikt! Levensgevaar! Tijdens het meten mogen de meetpennen niet boven handgreepmarkeringen op de meetpennen worden vastgehouden. de voelbare Metingen kunnen alleen worden uitgevoerd bij gesloten batterij- en zekeringvak. Bij geopend vak zijn alle meetbussen mechanisch tegen insteken beveiligd. Er mogen altijd slechts alleen die twee meetsnoeren op het meetinstrument worden aangesloten die voor de meting nodig zijn. Verwijder om veiligheidsredenen alle niet noodzakelijke meetsnoeren van het meetapparaat. Metingen aan stroomkringen >50 V/AC en >75 V/DC mogen alleen door vakmensen en geautoriseerde personen worden uitgevoerd die op de hoogte zijn van de geldende voorschriften en de daaraan verbonden gevaren. Die Schnittstelle ist im Normalbetrieb abgeschaltet. Um diese zu aktivieren, halten Sie bei eingeschaltetem DMM die REL/PC (Log/ )-Taste (10c) für 2 s gedrückt. Die Aktivierung wird durch signalisiert. Zum Deaktivieren halten Sie die REL/PC (Log/ )-Taste ca. das Schnittstellensymbol 2 s gedrückt oder schalten das DMM aus. 21. INSTALLATION DER SOFTWARE 1. Legen Sie die CD in das CD-Rom-Laufwerk Ihres Computers ein. 2. Die Installation beginnt automatisch. Falls nicht, gehen Sie bitte in Ihr CD-ROM-Verzeichnis und öffnen Sie dort die Installationsdatei „autorun.exe“. 3. Wählen Sie Ihre gewünschte Sprache aus (Deutsch, Englisch oder Französisch). 4. Folgen Sie den Anweisungen im Dialogfenster, wählen Sie das Zielverzeichnis für die Installation aus und führen Sie die Installation durch. 5. Beachten Sie für nähere Informationen bitte die auf der CD enthaltene Bedienungsanleitung. 6. Bei der beiliegenden Software handelt es sich um die Voltsoft Standard Edition. Die Professional Version (Voltsoft PRO, Nr. 10 13 33) kann separat erworben werden. Mit Erwerb der Professional Version erhalten Sie den entsprechenden Lizenzschlüssel. Folgen Sie den Anweisungsschritten der Voltsoft Bedienungsanleitung, um ein Upgrade Ihrer Software zur Professional Version durchzuführen und diese zu registrieren. 7. Voltsoft Software-Updates auf die neueste Version des Voltsoft Programms sind verfügbar, wenn das Programm läuft und eine Internetverbindung besteht; alternativ können Sie auch unter „http:// www.conrad.com“ nach den neuesten Voltsoft-Updates suchen. 22. DISPLAYHELLIGKEIT 1. Die Helligkeit des Displays kann stufenweise eingestellt werden. Halten Sie die H/LIGHT (+/ COMP) -Taste (10a) für ca. 2 s gedrückt, um zwischen 3 Helligkeits-Stufen zu wechseln. 2. Im SETUP-Menü haben Sie die Möglichkeit, den Energiespar-Modus für das Display zu aktivieren bzw. zu deaktivieren. Der Energiespar-Modus ist im Auslieferungszustand des Gerätes aktiviert. 3. Ist der Energiespar-Modus eingeschaltet, so wird die Displayhelligkeit bei Inaktivität automatisch reduziert. Wenn das Gerät 15 Sekunden lang nicht bedient wird, wechselt die Displayhelligkeit von der höchsten Helligkeits-Stufe auf die mittlere Stufe. Nach weiteren 15 Sekunden Inaktivität wechselt das Display von der mittleren Stufe auf die niedrigste Stufe. 4. Halten Sie bei eingeschaltetem Messgerät die SHIFT/SETUP-Taste (3) für ca. 2 s gedrückt. Auf . Sie befinden sich nun im SHIFT-Modus. dem Display erscheint 5. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste erneut für ca. 2 s gedrückt, um das SETUP-Menü zu öffnen. Zodra er “OL” (van overload = overloop) op het uitleesvenster verschijnt, wordt het meetbereik overschreden. 140 33 6. Drücken Sie nun mehrmals auf die SHIFT/SETUP-Taste, bis der Menüpunkt „AUTO BRIGTHNESS“ ausgewählt ist. Ein Stern-Symbol * links neben dem Menüpunkt zeigt an, dass der Menüpunkt ausgewählt ist. Doe het volgende om de batterij te plaatsen of te vervangen: 7. Drücken Sie die Tasten REL/PC (Log/ ) oder MAX/MIN (View/ ), um „ON“ oder „OFF“ auszuwählen. 2. Open de behuizing zoals in hoofdstuk “23. Onderhoud en reinigen” (pagina 158) is beschreven. 8. Die Einstellung „ON“ bedeutet, dass der Energiespar-Modus aktiviert ist. Die Helligkeit des Displays wird bei Inaktivität automatisch reduziert. 9. Die Einstellung „OFF“ schaltet den Energiespar-Modus aus. 10. Halten Sie die SHIFT/SETUP-Taste für ca. 2 s gedrückt, um die Einstellung zu speichern und das SETUP-Menü zu verlassen. 23. WARTUNG UND REINIGUNG a) Allgemein Um die Genauigkeit des Multimeters über einen längeren Zeitraum zu gewährleisten, sollte es jährlich einmal kalibriert werden. Das Messgerät ist bis auf eine gelegentliche Reinigung und den Sicherungswechsel absolut wartungsfrei. Den Sicherungs- und Batteriewechsel finden Sie im Anschluss. Überprüfen Sie regelmäßig die technische Sicherheit des Gerätes und der Messleitungen z.B. auf Beschädigung des Gehäuses oder Quetschung usw. b) Reinigung Bevor Sie das Gerät reinigen beachten Sie unbedingt folgende Sicherheitshinweise: Beim Öffnen von Abdeckungen oder Entfernen von Teilen, außer wenn dies von Hand möglich ist, können spannungsführende Teile freigelegt werden. Vor einer Reinigung oder Instandsetzung müssen die angeschlossenen Leitungen vom Messgerät und von allen Messobjekten getrennt werden. Schalten Sie das DMM aus. Verwenden Sie zur Reinigung keine carbonhaltigen Reinigungsmittel, Benzine, Alkohole oder ähnliches. Dadurch wird die Oberfläche des Messgerätes angegriffen. Außerdem sind die Dämpfe gesundheitsschädlich und explosiv. Verwenden Sie zur Reinigung auch keine scharfkantigen Werkzeuge, Schraubendreher oder Metallbürsten o.a. 34 1. Verwijder de aangesloten meetsnoeren van het meetcircuit en van het meetapparaat. Schakel de DMM uit. 3. Vervang de lege batterij door een nieuwe van hetzelfde type. Plaats de nieuwe batterij in het batterijvak (14) en let daarbij op de juiste polariteit. Let op de polariteitsindicatie in het batterijvak. 4. Sluit de behuizing weer zorgvuldig. b) Batterijtype instellen 1. Stel in het menu SETUP het gebruikte batterijtype in. Dit maakt de juiste weergave van de laadstand van de batterij mogelijk. 2. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden . Dit geeft de SHIFT-modus aan. ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt 3. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu SETUP te openen. 4. Druk nu meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP, totdat het menupunt “BATTERY TYPE” is geselecteerd. Een stersymbool * links naast het menupunkt geeft aan dat het menupunt is gekozen. 5. Druk op de knoppen REL/PC (Log/ ) of MAX/MIN (View/ ) om “LI-AKKU” (Lithium-blokbatterij) of “ALKALINE” (Alkaline blokbatterij) te selecteren. 6. Houd de knop SHIFT/SETUP gedurende circa 2 seconden ingedrukt om de instelling op te slaan en het menu SETUP te verlaten. Een geschikte alkalinebatterij is verkrijgbaar onder het volgende bestelnummer: Best. nr. 65 25 09 Een geschikte lithiumbatterij is verkrijgbaar onder het volgende bestelnummer: Best. nr. 25 12 92 10. TIJD EN DATUM INSTELLEN 1. Stel de tijd en datum in het menu SETUP in. 2. Houd bij ingeschakeld meetapparaat de knop SHIFT/SETUP (3) gedurende circa 2 seconden . Dit geeft de SHIFT-modus aan. ingedrukt. Op het uitleesvenster verschijnt 3. Houd de knop SHIFT/SETUP opnieuw gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het menu SETUP te openen. 4. Het menupunt “SET TIME” (tijd instellen) is geselecteerd. Indien niet, druk dan meerdere keren op de knop SHIFT/SETUP om het menupunt “SET TIME” te kiezen. Een stersymbool * links naast het menupunt geeft aan dat het menupunt “SET TIME” is geselecteerd. 139 A Ampère (eenheid van de elektrische stroomsterkte) mA Milliampère (=0,001 A) µA Microampère (=0,000.001 A) Hz Hertz (eenheid van de frequentie) kHz Kilohertz MHz Megahertz VA Voltampère (eenheid van het schijnbare elektrische vermogen) % Procentuele indicatie bij de duty cycle-meting (impuls/pauze-verhouding) ºC Graden Celsius ºF Graden Fahrenheit Ohm (eenheid van de elektrische weerstand) k Kilo-ohm (=1.000 ) M Mega-ohm (=1.000.000 ) nF Nanofarad (eenheid van de elektrische capaciteit = 0,000.000.001 F) µF Microfarad (=0,000.001 F) mF Millifarad (=0,001 F) Symbool voor het capaciteitsmeetbereik Waarschuwingssymbool bij spanningen > 30 V/AC en > 42 V/DC 0 1 2 3 4 5 6 Staafdiagramindicator (alleen bij V, A, ) Laagdoorlaatfilter voor wisselspanning Low Imp-functie (lage impedantie) 9. BATTERIJ Voordat er met het meetapparaat kan worden gewerkt, moet eerst de meegeleverde batterij worden geplaatst. Zur Reinigung des Gerätes bzw. des Displays und der Messleitungen nehmen Sie ein sauberes, fusselfreies, antistatisches und leicht feuchtes Reinigungstuch. Lassen Sie das Gerät komplett abtrocknen, bevor Sie es für den nächsten Messeinsatz verwenden. c) Messgerät öffnen Ein Sicherungs- und Batteriewechsel ist aus Sicherheitsgründen nur möglich, wenn alle Messleitungen vom Messgerät entfernt wurden. Das Batterie- und Sicherungsfach lässt sich bei eingesteckten Messleitungen nicht öffnen. Zusätzlich werden beim Öffnen alle Messbuchsen mechanisch verriegelt, um das nachträgliche Einstecken der Messleitungen bei geöffnetem Gehäuse zu verhindern. Die Verriegelung wird automatisch aufgehoben, wenn das Batterie- und Sicherungsfach wieder verschlossen ist. Das Gehäusedesign lässt selbst bei geöffnetem Batterie- und Sicherungsfach nur den Zugriff auf Batterie und Sicherungen zu. Das Gehäuse muss nicht mehr wie üblich komplett geöffnet und zerlegt werden. Diese Maßnahmen erhöhen die Sicherheit und Bedienungsfreundlichkeit für den Anwender. Zum Öffnen gehen Sie wie folgt vor: 1. Entfernen Sie alle Messleitungen vom Messgerät und schalten es aus. 2. Lösen und entfernen Sie die rückseitige Batteriefachschraube (15). 3. Klappen Sie den Aufstellbügel (13) auf. Ziehen Sie den Batterie- und Sicherungsfachdeckel nach unten vom Messgerät (Abb. 11). 4. Die Sicherungen und das Batteriefach sind jetzt zugänglich. 5. Verschließen Sie das Gehäuse in umgekehrter Reihenfolge und verschrauben Sie das Batterie- und Sicherungsfach. Abb. 11 6. Das Messgerät ist wieder einsatzbereit. a) Plaatsen/vervangen van de batterij Om het meetapparaat te kunnen gebruiken, is een 9 V-alkaline- of lithium-blokbatterij nodig. Bij de (leeg) in het eerste keer dat het apparaat wordt gebruikt, of als het batterijtoestandssymbool uitleesvenster verschijnt, moet een nieuwe, volle batterij resp. een nieuwe, volle accu van hetzelfde type worden geplaatst. Raadpleeg ook de veiligheidsinstructies met betrekking tot batterijen/accu’s (pagina 135). 138 35 d) Sicherungscheck/Sicherungswechsel 8. UITLEESVENSTERGEGEVENS EN SYMBOLEN Die Strommessbereiche sind mit Hochleistungssicherungen abgesichert. Ist keine Messung in diesem Bereich mehr möglich, muss die Sicherung ausgewechselt werden. De symbolen en specificaties zijn afhankelijk van het model verschillend aanwezig. Dit is een overzicht van alle mogelijke symbolen en specificaties van de serie VC890. Das Messgerät ermöglicht die Prüfung der Sicherungen bei geschlossenem Gehäuse. Delta-symbool voor relatieve-waardemeting (=referentiewaardemeting) AUTO Zur Prüfung gehen Sie wie folgt vor: TrueRMS 1. Wählen Sie am Drehschalter den Messbereich „ “ staat voor “Automatische meetbereikkeuze” Echte effectieve-waardemeting Data-houdfunctie 2. Stecken Sie eine Messleitung in die °CHzV -Buchse (7). Vergelijkingsmodus 3. Kontaktieren Sie mit der Prüfspitze die zu prüfende StromMessbuchse (Abb. 12). 4. Wird ein Messwert angezeigt, so ist die Sicherung ok. Bleibt jedoch „OL“ in der Anzeige stehen, so ist die entsprechende Sicherung defekt und muss ausgewechselt werden. > < Grenswaardebepaling, meetwaarde moet tussen twee bepaalde waarden blijven < > Grenswaardebepaling, meetwaarde moet buiten twee bepaalde waarden blijven staat voor “Vergelijkingstest niet doorstaan” staat voor “Vergelijkingstest doorstaan” Geheugenstand laden Abb. 12 Zum Auswechseln gehen Sie wie folgt vor: OL Overload = overloop; het meetbereik is overschreden OFF Draaiknopstand “uit” Symbool voor batterij vervangen (batterijlading laag) Symbool voor de diodetest 1. Trennen Sie die angeschlossenen Messleitungen vom Messkreis und von Ihrem Messgerät. Schalten Sie das DMM aus. Symbool voor de akoestische doorgangstest AC 2. Öffnen Sie das Gehäuse wie im Abschnitt „c) Messgerät öffnen“ (Seite 35) beschrieben. Wisselspanning resp. wisselstroom 3. Ersetzen Sie die defekte Sicherung gegen eine neue desselben Typs und Nennstromstärke oder Baugleiche. Die Sicherungen haben folgende Werte: Maximale meetwaarde Sicherung Nenndaten Schaltvermögen Abmessung (ø x L) Bestellnummer Gemiddelde meetwaarde F1 F600mA H 1000V 6,35 x 31,8 mm 44 24 03 Minimale meetwaarde F2 F10A H 1000V 30 kA 10,3 x 38 mm 44 23 35 Automatische uitschakeling actief Meetwaardegeheugen wordt gewist Handmatig meetwaardegeheugen Automatisch meetwaardegeheugen 4. Verschließen Sie das Gehäuse wieder sorgfältig. Symbool voor gegevensoverdracht (actieve interface) Functie-omschakeling geactiveerd (blauwe knopbijschriften) Die Verwendung geflickter Sicherungen oder das Überbrücken des Sicherungshalters ist aus Sicherheitsgründen nicht zulässig. Dies kann zum Brand oder zur Lichtbogenexplosion führen. Betreiben Sie das Messgerät auf keinen Fall im geöffneten Zustand. 36 VOID DC Meetwaardegeheugen bevat geen opgeslagen meetwaarden Gelijkspanning resp. gelijkstroom mV Millivolt (=0,001 V) V Volt (eenheid van de elektrische spanning) 137 6. PRODUCTBESCHRIJVING e) Knopfbatterie wechseln De meetwaarden worden op de multimeter (hierna DMM genoemd) digitaal weergegeven. De meetwaardenweergave van de DMM omvat 60000 counts (count = kleinste weergavewaarde). Wenn Datum und Uhrzeit nicht mehr korrekt angezeigt werden, muss die Knopfbatterie ersetzt werden. Als het apparaat een tijd lang niet wordt bediend (instellingen: 5 min., 15 min., 30 min.), schakelt het zichzelf automatisch uit. De batterij wordt gespaard en maakt een langere bedrijfstijd mogelijk. Tijdens de gegevensoverdracht naar de PC via de optisch geïsoleerde interface is deze functie uitgeschakeld. Zum Wechseln gehen Sie wie folgt vor: Het meetapparaat kan zowel voor hobbydoeleinden alsook professioneel tot CAT IV worden toegepast. Voor een betere afleesbaarheid kan de DMM met de uitklapbare standaard op de achterkant naar wens worden opgesteld. Het batterij- en zekeringvak kan alleen worden geopend als alle meetsnoeren van het meetinstrument worden verwijderd. Bij geopend batterij- en zekeringvak is het niet mogelijk om de meetsnoeren in de meetbussen te steken. Dit verhoogt de veiligheid voor de gebruiker. 1. Trennen Sie die angeschlossenen Messleitungen vom Messkreis und von Ihrem Messgerät. Schalten Sie das DMM aus. 2. Öffnen Sie das Batterie- und Sicherungsfach wie im Abschnitt „c) Messgerät öffnen“ (Seite 35) beschrieben. 3. Lösen Sie dann die vier Schrauben auf der Rückseite des Geräts, und ziehen Sie vorsichtig das Gehäuse ab. 4. Schieben Sie die Knopfbatterie vorsichtig von unten aus der Batteriehalterung heraus. Heben Sie dabei den Batteriehalter leicht nach oben an. In het spanning- en stroommeetbereik klinkt bij verkeerd aangesloten meetsnoeren een waarschuwingstoon met foutmelding op het uitleesvenster. Sluit de meetsnoeren correct aan voordat met het meten wordt begonnen. 5. Ersetzen Sie die verbrauchte Knopfbatterie gegen eine neue desselben Typs (CR2032). Setzen Sie eine neue Knopfbatterie in das Batteriefach ein. Achten Sie darauf, dass der Pluspol nach oben zeigt. Draaiknop (4) 6. Verschließen Sie das Gehäuse in umgekehrter Reihenfolge und verschrauben Sie das Batterieund Sicherungsfach. De verschillende meetfuncties worden via een draaiknop gekozen. De automatische bereikkeuze “AUTO” is bij bepaalde meetfuncties geactiveerd. Hierbij wordt altijd het geschikte meetbereik ingesteld. Begin bij de stroommeting altijd met het hoogste meetbereik (10 A) en schakel indien nodig over naar een lager meetbereik. Eine passende Knopfbatterie erhalten Sie unter folgender Bestellnummer: Best.-Nr. 65 01 83 De multimeter is in de draaiknopstand “OFF” uitgeschakeld. Schakel het meetapparaat altijd uit als het niet wordt gebruikt. De rangschikking van de meetfuncties is weergegeven in afbeelding 1. Afb. 1 7. OMVANG LEVERING • Multimeter met rubberen beschermholster • Draad-temperatuursensor • 9 V alkaline-blokbatterij • USB-interface-adapter • 1 set meetsnoeren • Verwerkingssoftware “VOLTSOFT” • 1 set krokodillenklemmen • Gebruiksaanwijzing 136 37 24. ENTSORGUNG b) Batterijen / accu’s a) Produkt • Let op de juiste polariteit bij het plaatsen van de batterijen / accu’s. Elektronische Geräte sind Wertstoffe und gehören nicht in den Hausmüll. Entsorgen Sie das Produkt am Ende seiner Lebensdauer gemäß den geltenden gesetzlichen Bestimmungen. Entnehmen Sie evtl. eingelegte Batterien/Akkus und entsorgen Sie diese getrennt vom Produkt. • De batterijen / accu’s dienen uit het apparaat te worden verwijderd wanneer het gedurende langere tijd niet wordt gebruikt om beschadiging door lekkage te voorkomen. Lekkende of beschadigde batterijen / accu’s kunnen brandend zuur bij contact met de huid opleveren. Gebruik daarom veiligheidshandschoenen om beschadigde batterijen / accu’s aan te pakken. b) Batterien / Akkus • Batterijen / accu’s moeten uit de buurt van kinderen worden gehouden. Laat batterijen / accu’s niet rondslingeren omdat het gevaar bestaat dat kinderen en/of huisdieren ze inslikken. Sie als Endverbraucher sind gesetzlich (Batterieverordnung) zur Rückgabe aller gebrauchten Batterien/Akkus verpflichtet; eine Entsorgung über den Hausmüll ist untersagt. • Batterijen / accu’s mogen niet worden ontmanteld, kortgesloten of verbrand. Probeer nooit gewone batterijen te herladen. Er bestaat dan explosiegevaar! Schadstoffhaltige Batterien/Akkus sind mit dem nebenstehenden Symbol gekennzeichnet, das auf das Verbot der Entsorgung über den Hausmüll hinweist. Die Bezeichnungen für das ausschlaggebende Schwermetall sind: Cd=Cadmium, Hg=Quecksilber, Pb=Blei (die Bezeichnung steht auf den Batterien/Akkus z.B. unter dem links abgebildeten MülltonnenSymbol). Ihre verbrauchten Batterien/Akkus können Sie unentgeltlich bei den Sammelstellen Ihrer Gemeinde, unseren Filialen oder überall dort abgeben, wo Batterien/Akkus verkauft werden. Sie erfüllen damit die gesetzlichen Verpflichtungen und leisten Ihren Beitrag zum Umweltschutz. c) Diversen • Raadpleeg een expert wanneer u twijfelt over het juiste gebruik, de veiligheid of het aansluiten van het apparaat. • Onderhoud, aanpassingen en reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door een expert of in een daartoe bevoegde winkel. Indien u vragen heeft over de correcte aansluiting of het gebruik of als er problemen zijn waar u in de gebruiksaanwijzing geen oplossing voor kunt vinden, neemt u dan contact op met onze technische helpdesk of met een andere elektromonteur. Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau, Tel. +49 180/586 582 7. 25. BEHEBUNG VON STÖRUNGEN Mit dem DMM haben Sie ein Produkt erworben, welches nach dem neuesten Stand der Technik gebaut wurde und betriebssicher ist. Dennoch kann es zu Problemen oder Störungen kommen. Deshalb möchten wir Ihnen hier beschreiben, wie Sie mögliche Störungen leicht selbst beheben können: Beachten Sie unbedingt die Sicherheitshinweise! 38 135 • Zorg bij elke spanningsmeting dat het meetapparaat zich niet binnen het stroommeetbereik bevindt. Fehler Mögliche Ursache Mögliche Abhilfe Das Multimeter funktioniert nicht. Ist die Batterie verbraucht? Kontrollieren Sie den Zustand. Keine Messwertänderung. Ist eine falsche Messfunktion aktiv (AC/DC)? Kontrollieren Sie die Anzeige (AC/DC) und schalten die Funktion ggf. um. Stecken die Messleitungen zuverlässig in den Messbuchsen? Kontrollieren Sie den Sitz der Messleitungen. • Voer in geen geval metingen uit als de beschermende isolatie beschadigd (gescheurd, verwijderd enz.) is. Ist die Sicherung defekt? Kontrollieren Sie die Sicherungen. • Om een elektrische schok te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat u de te meten aansluitingen/meetpunten tijdens de meting niet (ook niet indirect) aanraakt. Ist die Hold-Funktion aktiviert? (Anzeige ) Drücken Sie die H/LIGHT (+/COMP) -Taste um diese Funktion zu deaktivieren. Falsch angeschlossene oder ungeeignete Messleitungen Messleitungen richtig am Messgerät anschließen, austauschen oder Messfunktion ändern. • De spanning tussen meetapparaat en aardpotentiaal mag niet meer zijn dan 1000 V DC/AC in CAT III resp. 600 V in CAT IV. • Vóór elke wisseling van het meetbereik moeten de meetstiften van het meetobject worden verwijderd. • Wees vooral voorzichtig bij de omgang met spanningen >25 V wissel- (AC) resp. >35 V gelijkspanning (DC)! Reeds bij deze spanningen kunt u door het aanraken van elektrische geleiders een levensgevaarlijke elektrische schok krijgen. • Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetsnoeren op beschadiging(en). • Pak tijdens het meten niet boven de voelbare handgreepmarkeringen op de meetstiften vast. • Gebruik de multimeter nooit kort voor, tijdens, of kort na een onweersbui (blikseminslag! / energierijke overspanningen!). Zorg dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer, schakelingen en onderdelen van de schakeling enz. absoluut droog zijn. • Vermijd gebruik van het apparaat in de direct omgeving van: - sterke magnetische of elektromagnetische velden - zendantennes of HF-generatoren. Daardoor kan de meetwaarde worden vervalst. • Schakel het meetapparaat nooit onmiddellijk in, nadat het van een koude naar een warme ruimte is gebracht. Door het condenswater dat wordt gevormd, kan het apparaat onder bepaalde omstandigheden beschadigd raken. Das Messgerät piept und es wird eine der folgenden Warnmeldungen angezeigt: ERROR ON V INPUT Batteriewechsel. ERROR ON A INPUT ERROR ON mA INPUT Andere Reparaturen als zuvor beschrieben sind ausschließlich durch einen autorisierten Fachmann durchzuführen. Sollten Sie Fragen zum Umgang des Messgerätes haben, steht Ihnen unser techn. Support unter folgender Telefonnummer zur Verfügung: • Laat het apparaat uitgeschakeld op kamertemperatuur komen. • Neem ook de veiligheidsvoorschriften in de afzonderlijke hoofdstukken in acht. 134 VOLTCRAFT®, 92242 Hirschau, Lindenweg 15, Tel.-Nr. 0180 / 586 582 7 39 26. TECHNISCHE DATEN 5. VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Anzeige................................Max. 60000 Counts (Zeichen) Messrate ..............................ca. 2 – 3 Messungen/Sekunde, Bargraph ca. 10 Messungen/Sekunde Messleitungslänge ...............je ca. 90 cm Messimpedanz ....................>10 M (V-Bereich) Betriebsspannung................9 V Blockbatterie Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en let vooral op de veiligheidsinstructies. Indien de veiligheidsinstructies en de aanwijzingen voor een juiste bediening in deze gebruiksaanwijzing niet worden opgevolgd, kunnen wij niet aansprakelijk worden gesteld voor de daardoor ontstane schade aan apparatuur of persoonlijk letsel. Bovendien vervalt in dergelijke gevallen de garantie. Arbeitsbedingungen.............0 bis +30 ºC (<75 % rF), +30 bis +40 ºC (<50 % rF) a) Personen / Product Betriebshöhe .......................max. 2000 m • Het apparaat is geen speelgoed. Houd het buiten bereik van kinderen en huisdieren. Lagertemperatur ..................-10 bis +50 ºC • Laat verpakkingsmateriaal niet zomaar rondslingeren. Dit kan gevaarlijk materiaal worden voor spelende kinderen. Gewicht................................ca. 380 g Abmessungen (L x B x T) ....185 x 91 x 43 mm • Bescherm het product tegen extreme temperaturen, direct zonlicht, sterke schokken, hoge luchtvochtigheid, vocht, ontvlambare gassen, dampen en oplosmiddelen. Überspannungskategorie ....CAT III 1000 V, CAT IV 600 V, Verschmutzungsgrad 2 • Zet het product niet onder mechanische druk. Messtoleranzen • Als het niet langer mogelijk is het apparaat veilig te bedienen, stel het dan buiten bedrijf en zorg ervoor dat niemand het per ongeluk kan gebruiken. Veilige bediening kan niet langer worden gegarandeerd wanneer het product: Angabe der Genauigkeit in ± (% der Ablesung + Anzeigefehler in Counts (= Anzahl der kleinsten Stellen)). Die Genauigkeit gilt ein Jahr lang bei einer Temperatur von +23 °C (± 5 °C), bei einer rel. Luftfeuchtigkeit von kleiner als 75 %, nicht kondensierend. Temperaturkoeffizient: +0,1 x (spezifizierte Genauigkeit)/1 °C Bereich Genauigkeit Auflösung 600 mV ±(0,03 % + 10 Digit) 0,01 mV 6V 600 V - niet langer op juiste wijze werkt, - tijdens lange periode is opgeslagen onder slechte omstandigheden, of - onderhevig is geweest aan ernstige vervoergerelateerde druk Gleichspannung 60 V - zichtbaar is beschadigd, 0,0001 V ±(0,05 % + 10 Digit) 1000 V Überlastschutz: 1000 V; Impedanz: 10 M 0,001 V 0,01 V 0,1 V • Behandel het apparaat met zorg. Schokken, botsingen of zelfs een val van een beperkte hoogte kan het product beschadigen. • Neem alstublieft ook de veiligheids- en gebruiksaanwijzingen van alle andere apparaten in acht die met het product zijn verbonden. • Om veiligheids- en keuringsredenen (CE) is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van het apparaat niet toegestaan. • Gelieve u tot een vakman te wenden indien u vragen heeft omtrent de werkwijze, veiligheid of aansluiting van het product. • In industriële omgevingen dienen de Arbovoorschriften ter voorkoming van ongevallen met betrekking tot elektrische installaties en bedrijfsmiddelen in acht te worden genomen. • In scholen, opleidingscentra, hobbyruimten en werkplaatsen moet door geschoold personeel voldoende toezicht worden gehouden op de bediening van meetapparaten. 40 133 4. UITLEG VAN SYMBOLEN Een uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke instructies in deze gebruiksaanwijzing die absoluut opgevolgd dienen te worden. Wechselspannung Bereich Auflösung 6V 0,0001 V 60 V 0,001 V 600 V 0,01 V 1000 V 0,1 V Een bliksemschicht in een driehoek waarschuwt voor een elektrische schok of een veiligheidsbeperking van elektrische onderdelen in het apparaat. Het “pijl”-symbool wijst op speciale tips en aanwijzingen voor de bediening van het product. Dit apparaat is CE-goedgekeurd en voldoet aan de desbetreffende Europese richtlijnen. Beschermingsniveau 2 (dubbele of versterkte isolatie) Overspanningscategorie II voor metingen aan elektrische en elektronische apparaten, die CAT II via een netstekker worden voorzien van spanning. Deze categorie omvat ook alle kleinere categorieën (bijv. CAT I voor het meten van signaal- en stuurspanningen). Overspanningscategorie III voor metingen in de gebouwinstallatie (b.v. stopcontacten of CAT III onderverdelingen). Deze categorie omvat ook alle kleinere categorieën (bijv. CAT lI voor het meten aan elektrische apparaten). Overspanningscategorie IV voor metingen aan de bron van de laagspanningsinstallatie CAT IV (bijv. hoofdverdeling, huis-omschakelingspunten van de energieleverancier etc.). Deze categorie omvat ook alle kleinere categorieën. Aardpotentiaal Genauigkeit ±(0,5 % + 40 Digit) ±(1,2 % + 40 Digit) ±(3 % + 40 Digit) ±(4 % + 40 Digit) ±(0,5 % + 40 Digit) ±(1,2 % + 40 Digit) ±(3 % + 40 Digit) ±(6 % + 40 Digit) ±(0,5 % + 40 Digit) ±(1,2 % + 40 Digit) ±(3 % + 40 Digit) nicht spezifiziert ±(1,2 % + 40 Digit) ±(3 % + 40 Digit) ±(6 % + 40 Digit) nicht spezifiziert Frequenzbereich 45 Hz – 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 20 kHz 20 kHz - 100 kHz 45 Hz - 1kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 20 kHz 20 kHz - 100 kHz 45 Hz - 1kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 20 kHz 20 kHz - 100 kHz 45 Hz - 1kHz 1 kHz - 5 kHz 5 kHz - 10 kHz 10 kHz - 100 kHz Überlastschutz: 1000 V; Impedanz: ca. 10 M TrueRMS im Messbereich von 10 – 100 % Scheitelfaktor (Crest Factor): max. 3,0 (bei 1000 V max. 1,5) Messfunktion AC + DC Spannung Bereich Auflösung 6V 0,0001 V 60 V 0,001 V 600 V 0,01 V 1000 V 0,1 V Genauigkeit ±(1 % + 80 Digit) ±(3 % + 40 Digit) ±(6 % + 40 Digit) ±(1 % + 80 Digit) ±(3 % + 40 Digit) ±(6 % + 40 Digit) ±(1 % + 80 Digit) nicht spezifiziert nicht spezifiziert ±(1,2 % + 80 Digit) nicht spezifiziert nicht spezifiziert Frequenzbereich 45 Hz - 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 35 kHz 45 Hz - 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 35 kHz 45 Hz - 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 35 kHz 45 Hz - 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 35 kHz Überlastschutz: 1000 V; Impedanz: 10 M 132 41 Gleichstrom 10 Functieknoppen: Bereich Genauigkeit Auflösung 600 A ±(0,3 % + 10 Digit) 0,01 A 6000 A 0,1 A 60 mA ±(0,5 % + 10 Digit) 0,001 mA ±(1,5 % + 20 Digit) 0,001 A 600mA a H/LIGHT (+/COMP)-knop: “H” = Hold-functie voor het bevriezen van de meetindicatie “LIGHT” = Helderheid uitleesvenster instellen “+” = Waarde verhogen “COMP” = Vergelijkingsmodus 0,01 mA 10 A Überlastschutz: Sicherungen; Messzeitbegrenzung >5 A: max. 10 s mit Pause von 10 min Wechselstrom Bereich Auflösung 600 µA 0,01 A 6000 A 0,1 A 60 mA 0,001 mA 600 mA 0,01 mA 10 A 0,001 A Genauigkeit Frequenzbereich ±(0,6 % + 40 Digit) 45 Hz - 1 kHz ±(1,2 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz ±(0,6 % + 40 Digit) 45 Hz - 1 kHz ±(1,2 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz ±(0,6 % + 40 Digit) 45 Hz - 1 kHz ±(1,2 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz ±(0,6 % + 40 Digit) 45 Hz - 1 kHz ±(1,2 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz ±(2 % + 40 Digit) 45 Hz - 1 kHz ±(4 % + 40 Digit) 1 kHz - 10 kHz Überlastschutz: Sicherungen; Messzeitbegrenzung >5 A: max. 10 s mit Pause von 10 min; Überlastschutz: 1000 V; TrueRMS im Messbereich von 10 – 100 % b MAX/MIN (View/ )-knop: “MAX/MIN” = Voor vastleggen en weergeven van de max.- en min.-waarden “View” = opgeslagen waarden bekijken “ ” = Navigatie in het menu SETUP c REL/PC (Log/ )-knop: “REL” = referentiewaardemeting “PC” = Gegevensoverdracht naar PC via optisch geïsoleerde interface “Log” = Waarden opslaan “ ” = Navigatie in SETUP-menu d RANGE (-) knop: “RANGE” = Handmatige meetbereikomschakeling “-” = Waarde verlagen 11 Optisch geïsoleerde interface 12 Statief-bevestigingsschroefdraad 13 Uitklapbare standaard 14 Batterijvak 15 Schroef voor batterij- en zekeringvak 16 Zekeringhouders Widerstand Bereich Genauigkeit Auflösung 600 ±(1,0 % + 10 Digit) mit REL-Funktion 0,01 6k 60 k 0,0001 k ±(0,6 % + 10 Digit) 0,01 k 6M ±(1,2 % + 10 Digit) 0,001 M 60 M ±(2 % + 5 Digit) 0,01 M 600 k 0,1 k Überlastschutz: 1000 V 42 131 Tijdens de gegevensoverdracht naar de PC via de optisch geïsoleerde interface is de functie AutoPower-Off uitgeschakeld. De multimeter mag in geopende toestand, met geopend batterijvak of ontbrekend batterijvakdeksel niet worden gebruikt. Het beveiligingssysteem maakt het openen van het batterij- en zekeringdeksel onmogelijk als er meetsnoeren in de meetbussen zijn gestoken. Eveneens verhindert dit het insteken van meetsnoeren bij geopend batterij- en zekeringdeksel. Kapazität Bereich Genauigkeit Auflösung 60 nF ±(2,5 % + 20 Digit) 0,001 nF 600 nF 6 F 0,01 nF 0,0001 F ±(2,0 % + 20 Digit) Metingen in vochtige ruimten of onder ongunstige omstandigheden zijn niet toegestaan. Ongunstige omstandigheden zijn: regen of hoge luchtvochtigheid, stof en brandbare gassen, dampen of oplosmiddelen, alsook onweer resp. onweerscondities, zoals sterke elektrostatische velden enz. 60 F Gebruik voor het meten alleen de meegeleverde meetsnoeren resp. meetaccessoires, die op de specificaties van de multimeter zijn afgestemd. 6000 F ±(5 % + 20 Digit) 0,1 F 60 mF nicht spezifiziert 0,001 mF In verband met veiligheid en normering (CE) zijn geen aanpassingen en/of wijzigingen aan dit product toegestaan. Indien het product voor andere doeleinden wordt gebruikt dan hiervoor beschreven, kan het product worden beschadigd. Bovendien kan bij verkeerd gebruik een gevaarlijke situatie ontstaan met als gevolg bijvoorbeeld kortsluiting, brand, elektrische schok enzovoort. Lees de gebruiksaanwijzing volledig door en gooi hem niet weg. Het product mag alleen samen met de gebruiksaanwijzing aan derden ter beschikking worden gesteld. Volg alle veiligheidsinstructies en informatie in deze gebruiksaanwijzing op. 0,001 F 600 F 0,01 F Überlastschutz: 1000 V Frequenz Bereich Genauigkeit Auflösung 60 Hz 0,001 Hz 600 Hz 0,01 Hz 6 kHz 0,0001 kHz 60 kHz ±(0,02 % + 8 Digit) 0,001 kHz 600 kHz 0,01 kHz 6 MHz 0,0001 MHz Zie de uitklapbare pagina. 60 MHz 0,001 MHz 1 Rubberen beschermholster Überlastschutz: 1000 V; Für 10 Hz – 60 MHz, Eingangsamplitude a: 1 Vrms 3. BEDIENINGSELEMENTEN 2 Uitleesvenster 3 Knop SHIFT/SETUP Omschakeling van de meetfuncties (rode symbolen bij de draaiknop) / Functie-omschakeling van de knoppen (blauwe knopbijschriften) 4 Draaiknop voor meetfunctiekeuze 5 mA A-meetbus 6 10 A-meetbus a 30 Vrms Duty-Cycle (Puls-Pausenverhältnis) Bereich Genauigkeit 10 Hz – 2 kHz (10 % – 90 %) ±(1,2 % + 30 Digit) Auflösung 0,01 % Überlastschutz: 1000 V 7 °CHzV -meetbus (voor deze bereiken “plus”) 8 COM-meetbus (referentiepotentiaal, “minus”) 9 -knop Low Imp. 400 k -knop voor impedantie-omschakeling 130 43 2. BEOOGD GEBRUIK Temperatur Bereich Genauigkeit -40 bis +40 ºC ±(3 % + 20 Digit) +40 bis +400 ºC ±(2 % + 20 Digit) +400 bis +1000 ºC ± 2,5 % -40 bis +32 ºF ±(2,5 % + 40 Digit) +32 bis +752 ºF ±(1,5 % + 40 Digit) +752 bis +1832 ºF ± 2,5 % Auflösung 0,1 ºC • Meten en weergeven van elektrische grootheden binnen het bereik van overspanningscategorie CAT IV tot max. 600 V resp. CAT III tot max. 1000 V tegen aarde, volgens EN 61010-1 alsook alle lagere categorieën. • Meten van gelijk- en wisselspanning tot max. 1000 V • Meten van gelijk- en wisselstroom tot max. 10 A 0,2 ºF • Frequentiemeting tot 60 MHz • Meten van capaciteiten tot 60 mF Überlastschutz: 1000 V • Meten van weerstanden tot 60 M • Doorgangstest (<10 Diodentest akoestisch) • Diodetest Prüfspannung Auflösung • Temperatuurmeting van -40 tot +1000 ºC 3,1 V 0,0001 V • Weergave van de impuls/pauze-verhouding (duty cycle) in % (10 – 90 %) Überlastschutz: 1000 V • 1 kHz laagdoorlaatfilter-wisselspanningsmeting • Referentiewaardemeting Akust. Durchgangsprüfer • Meetwaardegeheugen en datalogger voor 1000 waarden met tijdstempel Auflösung: 0,01 • Gegevensoverdracht naar PC via optisch geïsoleerde interface Überlastschutz: 1000 V, <10 Dauerton • Datum- en tijdweergave Tiefpassfilter-Test Bereich Auflösung Bemerkungen 6V 0,0001 V Filter für Wechselspannungssignal größer als 1 kHz. 60 V 0,001 V 600 V 0,01 V 1000 V 0,1 V De meetfuncties worden via een draaiknop gekozen. De meetbereikinstelling vindt bij alle meetfuncties (behalve diode- en doorgangstest) automatisch plaats. Een handmatige instelling is op elk moment mogelijk. Bij de VC890 worden zowel in het gelijk-, alsook in het wisselspannings- en stroommeetbereik echte effectieve meetwaarden (true RMS) weergegeven. De polariteit wordt bij negatieve meetwaarde automatisch met voorteken (-) afgebeeld. De beide stroommeetingangen zijn met keramische hoogvermogenzekeringen beveiligd. De spanning in de stroommeetkring mag 1000 V in CAT lll resp. 600 V in CAT IV niet overschrijden. Een functie met lage impedantie (Low Imp) maakt metingen met lagere interne weerstand mogelijk. Dit onderdrukt fantoomspanningen, die in hoogohmige metingen kunnen voorkomen. De meting met verlaagde impedantie is alleen in meetcircuits tot max. 1000 V en alleen gedurende max. 3 s toegestaan. Bij het bedienen van de knop Low Imp klinkt er een signaaltoon en volgt er een waarschuwing op het uitleesvenster. De multimeter wordt gevoed door een gangbare 9 V alkaline- of lithium-blokbatterij. Gebruik is alleen toegestaan met het aangegeven type batterij. Een automatische afschakeling voorkomt het voortijdig ontladen van de batterij als het apparaat een tijd lang niet wordt gebruikt (Instellingen: 5 min., 15 min., 30 min. of UIT; zie hoofdstuk “19. Functie Auto-Power-Off”). 44 129 1. INLEIDING Geachte klant, Wij danken u hartelijk voor het aanschaffen van een Voltcraft®-product. Hiermee heeft u een uitstekend apparaat in huis gehaald. TABLE OF CONTENTS Page 1. Introduction .................................................................................................................................. 46 2. Intended use ................................................................................................................................ 47 3. Operating elements ...................................................................................................................... 48 Voltcraft® - deze naam staat op het gebied van meettechniek, laadtechniek en voedingsspanning voor onovertroffen kwaliteitsproducten die worden gekenmerkt door gespecialiseerde vakkundigheid, buitengewone prestaties en permanente innovaties. 4. Symbol explanation ...................................................................................................................... 50 5. Safety instructions ........................................................................................................................ 51 6. Product description ...................................................................................................................... 54 Voor ambitieuze elektronica-hobbyisten tot en met professionele gebruikers ligt voor de meest ingewikkelde taken met een product uit het Voltcraft®-assortiment altijd de perfecte oplossing binnen handbereik. Bovendien bieden wij u de geavanceerde techniek en betrouwbare kwaliteit van onze Voltcraft®-producten tegen een nagenoeg niet te evenaren verhouding van prijs en prestaties. Daarom scheppen wij de basis voor een duurzame, goede en tevens succesvolle samenwerking. 7. Delivery content ........................................................................................................................... 54 8. Display indications and symbols .................................................................................................. 55 9. Battery .......................................................................................................................................... 56 10. Setting the time and date ............................................................................................................. 57 11. Measuring ................................................................................................................................... 58 Wij wensen u veel plezier met uw nieuwe Voltcraft®-product! 12. RANGE function, manual measuring range selection .................................................................. 66 13. REL function ................................................................................................................................. 67 Alle voorkomende bedrijfsnamen en productaanduidingen zijn handelsmerken van de betreffende eigenaren. Alle rechten voorbehouden. 14. Hold function ................................................................................................................................ 67 15. MAX. / MIN. / AVG. function ......................................................................................................... 67 16. Low Imp. 400 K function ........................................................................................................... 68 17. Comparison mode (Comp mode) ................................................................................................. 68 18. Recording and managing measured values................................................................................. 70 19. Auto Power Off function ............................................................................................................... 73 20. Optical interface ........................................................................................................................... 73 21. Software installation ..................................................................................................................... 74 22. Display brightness ........................................................................................................................ 74 23. Maintenance and cleaning ........................................................................................................... 75 24. Disposal ....................................................................................................................................... 79 25. Troubleshooting............................................................................................................................ 79 26. Technical data .............................................................................................................................. 81 128 45 1. INTRODUCTION Dear Customer, In purchasing this Voltcraft® product, you have made a very good decision for which we would like to thank you. INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Inleiding ...................................................................................................................................... 128 2. Beoogd gebruik .......................................................................................................................... 129 3. Bedieningselementen................................................................................................................. 130 Voltcraft® - In the field of measuring, charging and network technology, this name stands for high-quality products which perform superbly and which are created by experts whose concern is continuous innovation. 4. Uitleg van symbolen ................................................................................................................... 132 5. Veiligheidsinstructies .................................................................................................................. 133 6. Productbeschrijving .................................................................................................................... 136 From the ambitious hobby electronics enthusiast to the professional user, products from the Voltcraft® brand family provide the optimum solution even for the most demanding tasks. And the remarkable feature is: we offer you the mature technology and reliable quality of our Voltcraft® products at an almost unbeatable price-performance ratio. In this way, we aim to establish a long, fruitful and successful co-operation with our customers. 7. Omvang levering ........................................................................................................................ 136 8. Uitleesvenstergegevens en symbolen ....................................................................................... 137 9. Batterij ........................................................................................................................................ 138 10. Tijd en datum instellen ............................................................................................................... 139 11. Meetfuncties ............................................................................................................................... 140 We wish you a great deal of enjoyment with your new Voltcraft® product! 12. Functie RANGE, handmatige meetbereikkeuze ........................................................................ 148 13. Functie REL................................................................................................................................ 149 All names of companies and products are trademarks of the respective owner. All rights reserved. 14. Functie HOLD ............................................................................................................................ 149 15. Functie MAX./MIN./AVG. ............................................................................................................ 149 16. Functie Low Imp. 400 k ........................................................................................................... 150 17. Vergelijkingsmodus (Comp-modus) ........................................................................................... 150 18. Meetwaarden registreren en verwerken..................................................................................... 152 19. Functie Auto-Power-Off ............................................................................................................. 155 20. Optisch geïsoleerde interface .................................................................................................... 155 21. Installatie van de software.......................................................................................................... 156 22. Helderheid van het uitleesvenster .............................................................................................. 156 23. Onderhoud en reiniging ............................................................................................................. 157 24. Verwijdering................................................................................................................................ 161 25. Verhelpen van storingen ............................................................................................................ 161 26. Technische gegevens................................................................................................................. 163 46 127 Alternating voltage Range Resolution Accuracy Frequency range ±(0.5 % + 40 digits) 45 Hz – 1 kHz ±(1.2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz 6V 0.0001 V ±(3 % + 40 digits) 10 kHz - 20 kHz ±(4 % + 40 digits) 20 kHz - 100 kHz ±(0.5 % + 40 digits) 45 Hz - 1kHz ±(1.2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz 60 V 0.001 V ±(3 % + 40 digits) 10 kHz - 20 kHz ±(6 % + 40 digits) 20 kHz - 100 kHz ±(0.5 % + 40 digits) 45 Hz - 1kHz ±(1.2 % + 40 digits) 1 kHz - 10 kHz 600 V 0.01 V ±(3 % + 40 digits) 10 kHz - 20 kHz Not specified 20 kHz - 100 kHz ±(1.2 % + 40 digits) 45 Hz - 1kHz ±(3 % + 40 digits) 1 kHz - 5 kHz 1000 V 0.1 V ±(6 % + 40 digits) 5 kHz - 10 kHz Not specified 10 kHz - 100 kHz Overload protection: 1000 V; Impedance: approx. 10 M TrueRMS in the measuring range of 10 – 100 %; Crest factor: max. 3.0 (at 1000 V max. 1.5) Measuring function AC + DC voltage Range Resolution 6V 0.0001 V 60 V 0.001 V 600 V 0.01 V 1000 V 0.1 V Accuracy ±(1 % + 80 digits) ±(3 % + 40 digits) ±(6 % + 40 digits) ±(1 % + 80 digits) ±(3% + 40 digits) ±(6 % + 40 digits) ±(1 % + 80 digits) Not specified Not specified ±(1.2 % + 80 digits) Not specified Not specified Frequency range 45 Hz - 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 35 kHz 45 Hz - 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 35 kHz 45 Hz - 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 35 kHz 45 Hz - 1 kHz 1 kHz - 10 kHz 10 kHz - 35 kHz 4. EXPLICATION DES SYMBOLES Dans le présent mode d’emploi, un point d’exclamation placé dans un triangle signale les remarques importantes à impérativement respecter. Le symbole de l’éclair dans un triangle met en garde contre tout risque de décharge électrique ou toute atteinte à la sécurité électrique de l’appareil. Le symbole de « flèche » précède les recommandations et consignes d’utilisation particulières. Cet appareil est homologué CE et satisfait aux directives européennes en vigueur. Classe de protection 2 (double isolation ou isolation renforcée) Catégorie de surtension II pour les mesures réalisées sur les appareils électriques et électroniques qui sont alimentés en tension par une fiche secteur. Cette catégorie CAT II comprend également toutes les catégories inférieures (telles que CAT I pour la mesure des tensions du signal et des tensions de commande). Catégorie de surtension III pour les mesures réalisées lors des installations à l’intérieur de bâtiments (par ex. prises de courant ou répartitions secondaires). Cette catégorie CAT III comprend également toutes les catégories inférieures (par ex. CAT II pour les mesures réalisées sur les appareils électriques). Catégorie de surtension IV pour les mesures effectuées à la source de l’installation basse tension (par ex. distributeur principal, point d’interconnexion des entreprises CAT IV d’approvisionnement en électricité, etc.). Cette catégorie comprend également toutes les catégories inférieures. Potentiel terrestre Overload protection: 1000 V; Impedance: 10 M 82 91
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84

VOLTCRAFT VC-890 de handleiding

Categorie
Multimeters
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor