SCX-8030 8040 Series
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
imagine the possibilities
Bedankt voor uw aankoop van een
Samsung-product.
Copyright_ 2
Copyright
© 2010 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze
gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc.
Dit product bevat software ontwikkeld door de University of California, Irvine, voor gebruik in het DAV Explorer project (http://www.ics.uci.edu/~webdav/).
ABBYY® FineReader® Engine for Embedded OS © 2009 ABBYY. ABBYY FineReader – the keenest eye in OCR. ABBYY, FINEREADER en ABBYY
FineReader zijn gedeponeerde handelsmerken van ABBYY Software Ltd.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties.
Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
REV. 5.00
Inhoud_ 3
Inhoud
COPYRIGHT
2
INHOUD
3
12 Informatie over deze gebruikershandleiding
14 De functies van uw nieuw product
INLEIDING
16
16 Apparaatoverzicht
16 Voorkant 1
17 Voorkant 2
18 Achterkant
19 Binnenkant
20 Afbeelding met standaard afwerkeenheid (optioneel)
21 Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 1 (optioneel)
22 Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 2 (optioneel)
23 Afbeelding met kastonderstel en hogecapaciteitsinvoer (optioneel)
24 Overzicht van het bedieningspaneel
25 Informatie over de status-LED
26 Het apparaat aanzetten
27 Zet het apparaat uit
27 De printerkabel aansluiten
27 Een netwerkkabel gebruiken
28 De hoek van het bedieningspaneel aanpassen
28 Het weergavescherm en handige knoppen
28 Weergavescherm
29 Knop Counter
29 Knop Eco
29 Knop Job Status
31 Knop Help
31 Interrupt knop
32 Knop Power Saver
32 Informatie over het pop-uptoetsenbord
33 De handmatige nietmachine gebruiken
34 De pennen- en papierclipshouder gebruiken
34 De animatie over probleemoplossing bekijken
AFDRUKMATERIAAL EN LADE
35
35 Originelen plaatsen
35 Op de glasplaat van de scanner
36 In de dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI)
37 Afdrukmateriaal selecteren
37 Richtlijnen om afdrukmateriaal te kiezen
37 Papier in de lade plaatsen
37 Standaardlade/optionele dubbele cassette-invoer
40 Optionele hogecapaciteitsinvoer
42 Multifunctionele lade
44 Automatische detectie van formaten van afdrukmateriaal
45 Afdrukken op speciale afdrukmedia
45 Enveloppen
46 Transparanten
46 Etiketten
47 Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
47 Briefhoofd/voorgedrukt papier
Inhoud
Inhoud_ 4
48 Instellingen voor lade
48 Het papierformaat instellen
48 Het papiertype instellen
48 Automatische ladekeuze
49 Automatisch doorgaan
49 Papier vervangen
50 Ladeprioriteitsinstelling
50 Het instellen van het ladebevestigingsbericht
51 Een uitvoerlocatie selecteren selecteren
51 Een uitvoerlocatie in de kopieermodus selecteren
51 Een uitvoerlocatie in de afdrukmodus selecteren
51 Een uitvoerlocatie in de faxmodus selecteren
KOPIËREN
52
52 Informatie over het scherm Kopiëren
52 Het tabblad Basis
52 Het tabblad Geavanceerd
53 Het tabblad Afbeelding
54 Normaal kopiëren
55 Verschillende formaten van originelen kopiëren
56 De instellingen per kopie wijzigen
56 De papierinvoerlade selecteren
57 Kopieën vergroten of verkleinen
57 Meerdere zijden kopiëren
58 De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen
64 De tonerdichtheid aanpassen
64 Proefkopiëren
65 Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
65 Het formaat van de originelen selecteren
65 De richting van originelen selecteren
66 Identiteitskaart kopiëren
67 Meerdere pagina’s per vel kopiëren
70 Afbeelding herhalen
71 Afbeelding verschuiven bij kopiëren
72 Boekje kopiëren
73 Boek kopiëren
74 Voorblad kopiëren
74 Transparanten kopiëren
75 Watermerk
75 Stempel
76 Poster kopiëren
77 De dubbelzijdige scansnelheid selecteren
77 De taakvoltooiingsmelding instellen
77 Taak samenstellen
78 Het type van originelen selecteren
78 Randen wissen
78 De scherpte wijzigen
79 Het contrast wijzigen
79 In spiegelbeeld kopiëren
80 De achtergrond aanpassen
80 Afbeeldingen op de achterzijde wissen
80 Het kopiëren in een negatief beeld
81 Een programma-instelling gebruiken
81 Programma’s opslaan
81 Programma’s gebruiken
81 Programma’s beheren
81 Vorige instellingen gebruiken
83 Documenten opslaan
Inhoud
Inhoud_ 5
84 Het menu Snel kopiëren gebruiken
SCANNEN
85
85 Basisscanmethode
85 Informatie over scanmethodes
86 Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)
86 Informatie over het scherm Scan nr Email
87 Een ingescand origineel naar verschillende bestemmingen verzenden
als e-mailbijlage
88 E-mailadressen invoeren
89 Het laatste e-mailadres opnieuw verzenden
90 Een e-mailbevestigingsrapport afdrukken
90 Originelen scannen en verzenden via SMB/WEBDAV/FTP (scannen
naar server)
90 Informatie over het scherm Scannen naar server
92 Scannen en verzenden naar een SMB-/WEBDAV-/FTP-server
92 Serveradressen invoeren
94 Het laatste serveradres opnieuw verzenden
95 Een verzendrapport afdrukken
95 Een voorbeeld van de veiligheidsconfiguratie voor anonieme gebruiker
op de SMB-server.
97 Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat
(scannen naar USB)
97 Informatie over het scherm Naar USB scannen
98 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
99 Opgeslagen documenten toevoegen
99 Een opgeslagen document verzenden
99 Te scannen voorbeeldafbeelding
99 De knop Voorbeeld gebruiken
100 De instellingen van de scanfunctie wijzigen
100 Dubbelzijdig scannen van originelen
100 De resolutie wijzigen
100 Het formaat van de originelen selecteren
101 De richting van originelen selecteren
101 Het verzenden van een gescande afbeelding uitstellen
102 Boek scannen
102 Taak samenstellen
103 De taakvoltooiingsmelding instellen
103 Bates numbering gebruiken
103 Het type van originelen selecteren
104 De kleurmodus selecteren
104 Tonerdichtheid wijzigen
104 Scherpte aanpassen
105 Contrast aanpassen
105 De achtergrond aanpassen
105 Afbeeldingen op de achterzijde wissen
105 Scan naar rand
106 Kwalit.
106 Voorinstelling scan
106 Bestandsindeling
107 Best.beleid
107 Map maken
107 Een programma-instelling gebruiken
107 Programma’s opslaan
107 Programma’s gebruiken
108 Programma’s beheren
108 Vorige instellingen gebruiken
109 Documenten opslaan
Inhoud
Inhoud_ 6
110 Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc
scannen)
110 Met een op een netwerk aangesloten apparaat
111 Samsung Scanbeheer gebruiken
111
111 Snel scannen
112
113 Scannen met TWAIN-compatibele software
113 Scannen in Macintosh
113 Scannen via netwerk
114 Scannen in Linux
114 Scannen
114 Instellingen voor taaktypen toevoegen
115 Gebruikmaken van Image Manager
FAXEN (OPTIONEEL)
116
116 Voorbereiden om te faxen
116 Faxen vanaf uw computer
116 Een fax verzenden (Windows)
117 Een lijst met verzonden faxberichten controleren (Windows)
117 Een fax verzenden (Macintosh)
118 Informatie over het faxscherm
118 Het tabblad Basis
118 Het tabblad Geavanceerd
119 Het tabblad Afbeelding
119 Een fax verzenden
119 Het faxhoofd instellen
119 Een fax verzenden
120 Het verzenden van een fax met behulp van snelkiesnummers
120 Een fax handmatig verzenden Op de haak
120 Handmatig een fax verzenden via een intern telefoontoestel
120 Automatisch opnieuw verzenden
121 Het laatste nummer opnieuw kiezen
121 Uitgestelde faxverzending
121 Een fax met hoge prioriteit verzenden
122 Faxen snel starten
123 Een fax ontvangen
123 De ontvangstmodus wijzigen
123 Handmatig ontvangen in Telefoon-modus
123 Automatisch ontvangen in Antwoordapparaat/Fax-modus
123 Handmatig een fax ontvangen via een intern telefoontoestel
123 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
124 Een ontvangen faxbericht-uitvoerlade selecteren
125 Ontvangen faxen dubbelzijdig afdrukken
125 Faxen ontvangen in het geheugen
125 De documentinstellingen aanpassen
125 Het formaat van de originelen selecteren
126 Dubbelzijdig faxen van originelen
126 De richting van originelen selecteren
127 De resolutie wijzigen
127 Het type origineel selecteren
127 De kleurmodus selecteren
127 De tonersterkte wijzigen
127 De achtergrond aanpassen
128 Afbeeldingen op de achterzijde wissen
128 Een fax doorsturen naar een ander nummer
128 Informatie over de Inst. fax doorsturen opties
129 Het instellen van de faxdoorstuurinstelling
Inhoud
Inhoud_ 7
130 De pollingoptie gebruiken
130 Originelen opslaan voor polling
130 Het pollingdocument afdrukken
130 Het pollingdocument verwijderen
130 Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat
131 Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat uitstellen
131 Een postvak gebruiken
131 Een postvak maken
132 Originelen opslaan in het Postvak
132 De gegevens in het Postvak afdrukken
132 De gegevens in het Postvak wissen
132 Een fax verzenden naar een extern postvak
133 Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat
133 Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat uitstellen
134 Het instellen van junkfaxnummers
134 Een faxrapport afdrukken
135 Een programma-instelling gebruiken
135 Programma’s opslaan
135 Programma’s gebruiken
136 Programma’s beheren
136 Vorige instellingen gebruiken
137 Documenten opslaan
EEN ADRESBOEK MAKEN
138
138 Een adresboek maken vanaf het bedieningspaneel
138 Individuele adressen opslaan (Fax, Email)
138 Individuele adressen opslaan (SMB, FTP, WebDAV)
139 Individuele adressen bewerken
139 Groepsadressen opslaan
139 Groepsadressen bewerken
140 Een item in het adresboek zoeken
140 Een item in het adresboek verwijderen
140 Een item in het adresboek controleren
142 Een adresboek maken met SyncThru™ Web Service
142 Opslaan op uw computer
AFDRUKKEN
146
146 Systeemvereisten
146 Windows
146 Macintosh
146 Linux
147 UNIX
147 Introductie van handige softwareprogramma’s
147 Samsung Anyweb Print
147 Eigenschappen van het printerstuurprogramma
147 PCL-printerstuurprogramma
148 XPS-printerstuurprogramma
148 PostScript-printerstuurprogramma
149 Eenvoudige afdruktaken
149 Een afdruktaak annuleren
150 Voorkeursinstellingen openen
150 Afdrukmodus
152 Het tabblad Basis
153 Het tabblad Papier
154 Het tabblad Grafische elementen
155 Het tabblad Afwerking
156 Het tabblad Geavanceerd
156 Het tabblad Eco
Inhoud
Inhoud_ 8
157 Het tabblad Samsung
157 Voorkeursinstellingen gebruiken
157 Help gebruiken
158 Apparaatopties instellen
160 Speciale kopieerfuncties gebruiken
160 Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier
160 Posters afdrukken
160 Boekjes afdrukken
161 Dubbelzijdig afdrukken
161 Wijzig procentueel de grootte van uw document
161 Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen
162 Watermerken gebruiken
162 Overlay gebruiken
163 Banner afdrukken
164 Direct Printing Utility gebruiken
164 Wat is Direct Printing Utility?
164 Afdrukken
164 Via het contextmenu
164 De standaardafdrukinstellingen wijzigen
165 Uw apparaat instellen als standaardprinter
165 Afdrukken naar een bestand (PRN)
165 Afdrukken in Macintosh
165 Een document afdrukken
165 Optionele apparaten of accessoires activeren
166 Printerinstellingen wijzigen
168 Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
169 Dubbelzijdig afdrukken
169 Afdrukken in Linux
169 Afdrukken vanuit een toepassing
170 Bestanden afdrukken
170 Printereigenschappen configureren
170 Afdrukken in UNIX
170 Doorgaan met de afdruktaak
171 Printerinstellingen wijzigen
EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN
172
172 Informatie over het USB-scherm
172 Over een USB-geheugenapparaat
173 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
174 Het USB-geheugen beheren
174 Een afbeeldingsbestand verwijderen
174 Een USB-geheugenapparaat formatteren
175 De USB-geheugencapaciteit weergeven
DOCUMENTENVAK
176
176 Informatie over het scherm Documentenvak
177 Het vak instellen
177 Nieuw vak
177 Vak bewerken
178 Vak verwijderen
178 Documenten opslaan
179 Gedetailleerde informatie over het scherm Documentenvak
180 De documentenvakfuncties gebruiken
180 Het taaktype selecteren
180 Vooraf bekijken van opgeslagen gegevens
181 Gescande gegevens toevoegen
182 Gedetailleerde informatie weergeven
182 Opgeslagen bestand bewerken
Inhoud
Inhoud_ 9
183 Opgeslagen bestand wissen
183 Opgeslagen bestand verzenden
187 Opgeslagen bestand afdrukken
187 Informatie van opgeslagen bestanden afdrukken
188 Opgeslagen bestanden combineren
189 Het vak met SyncThru™ Web Service gebruiken
189 Het vak instellen
HANDIGE HULPPROGRAMMA’S
192
192 Het programma Smart Panel gebruiken
192 Informatie over Smart Panel
193 De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen
193 Smarthru Office
193 SmarThru Office starten
193 SmarThru Office gebruiken
194 Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator
194 De Unified Driver Configurator openen
195 Printers configuration
195 Scanners configuration
196 Ports configuration
PROBLEMEN OPLOSSEN
197
197 Toner herverdelen
198 De tonercassette vervangen
200 Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick en laders van
beeldeenheden
203 De beeldeenheid vervangen
206 De cassette voor gebruikte toner vervangen
208 Vastgelopen originelen verwijderen
208 Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner
209 Het origineel is in de scanner vastgelopen
210 Origineel vastgelopen tijdens het omkeren van het papier in de scanner
211 Er is een origineel vastgelopen vóór het dubbelzijdige pad van de
scanner
213 Het origineel is vastgelopen in het uitvoergebied van de scanner
215 Het origineel is vastgelopen in het dubbelzijdige uitvoergebied van de
scanner
217 Tips om papierstoringen te voorkomen
218 Papierstoringen verhelpen
218 Papierstoring in lade 1
219 Papierstoring in lade 2
220 Papierstoring in lade 3
221 Papierstoring in lade 4
222 Vastgelopen papier in optionele hogecapaciteitsinvoer
223 Vastgelopen papier in multifunctionele lade
224 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 1)
225 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 2)
225 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 3)
226 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 4)
226 Vastgelopen papier in het apparaat (detectie van vastgelopen papier)
227 Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen papier bij fixeeruitvoer)
227 Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen papier bij fixeeruitvoer)
228 Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig
retour)
228 Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 1)
229 Papierstoring in het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 2)
230 Papierstoring onderaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdige
registratie)
231 Papierstoring in het uitvoergebied (storing uitvoer voorkant omlaag)
Inhoud
Inhoud_ 10
231 Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de
bovenste lade
232 Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen
naar de bovenste lade
232 Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de
hoofdlade
233 Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen
naar de hoofdlade
234 Papierstoring in de afwerkeenheidbrug
235 Papierstoring in de invoer van de afwerkeenheid
236 Papierstoring bij perforeerder of afwerkeenheid
236 Papierstoring in de invoer van de boekjes-maker (uitsluitend bij de
boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen)
237 Papierstoring in de boekjes-maker (uitlsuitend bij de boekjes-
afwerkeenheid voor 3 250 vellen)
239 Papierstoring vóór de boekjesvouwer (uitsluitend bij de boekjes-
afwerkeenheid voor 3 250 vellen)
241 Papierstoring na de boekjesvouwer (uitsluitend bij de 3 250 vellen
boekjes-afwerkeenheid)
242 Informatie over displaymeldingen
250 Andere problemen oplossen
250 Problemen met voedings- en kabelverbindingen
250 Beeldschermprobleem
250 Problemen met papierinvoer
251 Afdrukproblemen
254 Problemen met de afdrukkwaliteit
257 Problemen met kopiëren
258 Problemen met scannen
258 Probleem met Samsung Scanbeheer
258 Faxproblemen (optioneel)
259 Veelvoorkomende PostScript-problemen
260 Veelvoorkomende problemen onder Windows
260 Veelvoorkomende problemen onder Linux
262 Veelvoorkomende problemen onder Macintosh
SPECIFICATIES
263
263 Hardwarespecificaties
263 Milieuspecificaties
263 Electrische specificaties
265 Specificaties van de afdrukmedia
Inhoud
Inhoud_ 11
CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE
267
VERKLARENDE WOORDENLIJST
270
INDEX
276
INHOUD
280
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 12
Informatie over deze
gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat informatie voor een basisbegrip van het apparaat en biedt tevens gedetailleerde
informatie over de verschillende procedures die doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat. Belangrijk
voor zowel beginnende als professionele gebruikers. Alle gebruikers kunnen voor de installatie en het gebruik van het
apparaat deze handleiding raadplegen.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij het gebruik van het apparaat.
De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst.
Gebruik de Index om informatie te vinden.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding kunnen, afhankelijk van de opties of het model, van uw apparaat afwijken.
De afbeelding op het beeldscherm in deze gebruikershandleiding kan, afhankelijk van de opties of het model, van uw apparaat afwijken.
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op het besturingssysteem Windows XP.
Conventies
Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn verwisselbaar:
document is synoniem met origineel,
papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal,
apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze handleiding worden gebruikt.
Conventie Beschrijving Voorbeeld
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of namen van knoppen op het
apparaat.
Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of
voorziening van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke
mechanische schade.
Raak de groene onderkant van de
tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
("Kruisverwijzing") Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende gedetailleerde
informatie.
(Zie "Meer informatie vinden" op pagina 13).
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 13
Meer informatie vinden
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dat kunnen papieren of elektronische documenten zijn.
Materiaalbenaming Beschrijving
Installatiehandleidin
g
Deze handleiding geeft informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies uit de handleiding volgen om het apparaat
gebruiksklaar te maken.
Naslaggids Deze handleiding bevat werkprocedures en beschrijvingen van de meest gebruikte functies, waardoor u het apparaat direct kunt
gebruiken.
Online
gebruikershandleidi
ng
Deze gids biedt stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten en informatie over het onderhoud van
uw apparaat, de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Help bij het
printerstuurprogram
ma
Deze helpgids biedt ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies voor de instelling van afdrukopties (zie
de gebruikershandleiding).
Samsung-website Als u een internetverbinding heeft dan kunt u voor hulp, ondersteuning, apparaatstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie
terecht op de Samsung-website. (www.samsung.com/printer)
Te downloaden
software
U kunt handige software downloaden van de Samsung-website.
SyncThru™Web Admin Service: erg handig voor netwerkbeheerders die meerdere apparaten tegelijk moeten beheren. Deze
software is enkel bedoeld voor netwerkprinters. (http://solution.samsungprinter.com)
Samsung AnyWeb Print: helpt gebruikers om op een eenvoudige manier schermafbeeldingen van de website te maken in
Windows Internet Explorer. (http://solution.samsungprinter.com/personal/anywebprint)
XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om XPS-bestanden af te drukken. Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen
geïnstalleerd worden op Windows Vista OS of een recentere versie. (www.samsung.com/printer)
De functies van uw nieuw product_ 14
De functies van uw nieuw product
Uw nieuw apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van uw afgedrukte documenten
verbeteren.
Speciale functies
Afdrukken met hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
Verschillende soorten afdrukmateriaal gebruiken
Professionele documenten creëren
Tijd en geld besparen
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
U kunt afdrukken met een resolutie tot 9 600 x 600 dpi
effectieve uitvoer. (600 x 600 x 4 dpi).
SCX-8040 Series drukt op papier van A4- of Letter-formaat
af tot 40 ppm (pagina’s per minuut). SCX-8030 Series drukt
op papier van A4- of Letter-formaat af tot 30 ppm.
SCX-8040 Series drukt op papier van A3-formaat af tot
20 ppm. SCX-8030 Series drukt op papier van A3-formaat af
tot 15 ppm.
De multifunctionele lade is geschikt voor verschillend
afdrukmateriaal.
De multifunctionele lade kan tot 100 vellen gewoon papier
bevatten.
In de standaard lade voor 1 040 vellen en de dubbele
cassette-invoer voor 1 040 vellen kan normaal papier van
diverse afmetingen worden geplaatst.
De optionele hogecapaciteitslade van 2 000 vellen is
geschikt voor diverse soorten papier van A4- en
Letter-formaat.
Posters afdrukken. De teksten en afbeeldingen op elke
pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over
verschillende vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster.
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten aanpassen
met woorden zoals "Vertrouwelijk".
U kunt gebruikmaken van voorgedrukte formulieren en
normaal papier met briefhoofd.
U kunt papier besparen door meerdere pagina’s op één vel
papier af te drukken.
Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier
afdrukken (dubbelzijdig afdrukken).
Uw apparaat heeft een extra geheugenslot om het geheugen
uit te breiden (zie Verbruiksartikelen en accessoires).
Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3
(PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
Afdrukken in verschillende besturingssystemen
Originelen in diverse formaten kopiëren
Originelen scannen en direct verzenden
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een
fax (optioneel)
Gebruik van USB-flashgeheugenapparaat
* Zoran IPS Emulation is compatibel met PostScript
3:
© Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten
voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage
zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
136 PS3-lettertypen: bevat UFST en MicroType van
Monotype Imaging Inc.
U kunt afdrukken in verschillende besturingssystemen, zoals
Windows, Linux en Macintosh.
Uw apparaat is uitgerust met een netwerkinterface.
Uw apparaat kan meerdere beeldkopieën van originele
documenten op een enkele pagina afdrukken.
Er zijn speciale functies om catalogus- of
krantenachtergrondafbeeldingen te wissen.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
U kunt in kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-bestanden gebruiken.
U kunt bestanden snel scannen en naar verschillende
bestemmingen verzenden via Netwerkscan.
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden
en tevens de fax naar meerdere opgeslagen bestemmingen
verzenden.
Na het verzenden kunnen faxrapporten worden afgedrukt op
basis van uw instellingen.
U kunt een USB-geheugenapparaat op verschillende manieren
met uw apparaat gebruiken.
U kunt bijvoorbeeld documenten scannen en in het
apparaat opslaan.
U kunt rechtstreeks afdrukken vanaf het
geheugenapparaat.
De functies van uw nieuw product_ 15
Functies per model
Het apparaat voorziet alles wat u nodig hebt voor de verwerking van uw documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor
uw bedrijf. Afhankelijk van het model of het land is het mogelijk dat sommige functies en optionele onderdelen niet beschikbaar zijn.
De functies per model zijn onder andere:
( : inclusief, o: optioneel)
FUNCTIES SCX-8030 Series SCX-8040 Series
USB-geheugeninterface
Harde schijf
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad
LAN
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdige automatische documentinvoer
Taakscheider o o
Standaard afwerkeenheid voor 1 250 vellen o o
Boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen o o
Bridge-kit o o
2/3-perforatiegatenkit o o
2/4-perforatiegatenkit o o
Kastonderstel o o
Dubbele cassette-invoer o o
Hogecapaciteitsinvoer o o
Werktafel o o
Faxkit o o
Fax Multiline-kit o o
FDI-kit o o
Geheugenuitbreidingsmodule van 512 MB o o
SmarThru Workflow x o o
CounThru 2 o o
Advanced Scan-kit o o
Cassette ontvochtigingsverwarming-kit o o
Scanner ontvochtigingsverwarming-kit o o
Inleiding_ 16
1.Inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Apparaatoverzicht
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de status-LED
Het apparaat aanzetten
Zet het apparaat uit
De printerkabel aansluiten
De hoek van het bedieningspaneel aanpassen
Het weergavescherm en handige knoppen
Informatie over het pop-uptoetsenbord
De handmatige nietmachine gebruiken
De pennen- en papierclipshouder gebruiken
De animatie over probleemoplossing bekijken
Apparaatoverzicht
Voorkant 1
1
Dubbelzijdige automatische documentinvoer
7
Optionele dubbele cassette-invoer (lade 3, lade 4)
1
2
Breedtegeleiders dubbelzijdige automatische
documentinvoer
8
Standaardlade (lade 1, lade 2)
3
Invoerlade dubbelzijdige automatische
documentinvoer
9
Voorklep
4
Uitvoerlade dubbelzijdige automatische
documentinvoer
10
Handgreep in de voorklep
5
Klep rechts onderaan standaardlade
11
Bedieningspaneel
6
Klep rechts onderaan optionele dubbele
cassette-invoer
12
Middenlade
Inleiding_ 17
Voorkant 2
1.Optioneel apparaat.
1
Glasplaat van de scanner
5
Stroomschakelaar
2
Wit vel
6
Aansluiting netsnoer
3
Multifunctionele lade
7
USB-poort (2 EA)
4
Papierbreedtegeleider multifunctionele lade
8
Taakscheider
1
1.Optioneel apparaat.
Inleiding_ 18
Achterkant
1
Kabel optionele dubbele cassette-invoer
5
USB-poort host
2
Kabel dubbelzijdige automatische
documentinvoer
6
Afwerkeenheidconnector
3
Scannervergrendelingsschroef
7
Netwerkpoort
4
USB-poort
Inleiding_ 19
Binnenkant
Om de beeldeenheid te kunnen zien, moet u de cassette voor gebruikte toner verwijderen. Duw de vergrendelingshendel omhoog. Verwijder vervolgens de
cassette voor gebruikte toner.
1
Cassette voor gebruikte toner
3
Beeldeenheid
2
Tonercassette
4
Vergrendelingshendel
Inleiding_ 20
Afbeelding met standaard afwerkeenheid (optioneel)
1
Voorklep standaard
afwerkeenheid
6
Klep bovenaan
2
Handmatige nietmachine
7
Voorklephandgreep standaard
afwerkeenheid
3
Handmatige nietknop
8
Brugeenheid
4
Afwerklade
9
Nieten
5
Bovenste lade
Inleiding_ 21
Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 1 (optioneel)
1
Boekjeslade
6
Bovenste lade
2
Afwerklade
7
Klep bovenaan
3
Voorklep
boekjes-afwerkeenheid
8
Handgreep voorklep
boekjes-afwerkeenheid
4
Handmatige nietmachine
9
Brugeenheid
5
Handmatige nietknop
Inleiding_ 22
Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 2 (optioneel)
Als u de boekjes-maker wilt openen, houd u de hendel van de boekjes-maker vast en trekt u deze uit.
1
Meswiel
5
Nieten
2
Hendel boekjes-maker
6
Boekjes-nieten (2 EA)
3
Vouwwiel
7
Boekjes-maker
4
Wiel voor verwijderen van
papierstoring boekjes
Inleiding_ 23
Afbeelding met kastonderstel en hogecapaciteitsinvoer (optioneel)
1
Kastonderstel
3
Hogecapaciteitsinvoer
2
Klep rechts onderaan
hogecapaciteitsinvoer
Inleiding_ 24
Overzicht van het bedieningspaneel
Gebruik alleen uw vingers op het weergavescherm. U kunt het scherm beschadigen als u een scherpe pen of iets anders gebruikt.
1
Weergavescherm
Toont de huidige apparaatstatus en geeft meldingen weer tijdens het gebruik. U kunt de menu’s eenvoudig instellen via het
weergavescherm.
2
Status-LED
Geeft de status van uw apparaat aan (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 25).
3
Job Status
Toont lopende taken, taken in wachtrij, voltooide taken, actuele foutcode of beveiligde taken.
4
Counter
Toont de hoeveelheid gebruikt papier (zie "Knop Counter" op pagina 29).
5
Eco
+Schakelt naar de Eco-modus (zie "Knop Eco" op pagina 29).
6
Power Saver
Schakelt naar de energiebesparingsmodus (zie "Knop Power Saver" op pagina 32).
7
Numerieke toetsenblok
Om nummers te kiezen en alfanumerieke tekens in te voeren. U kunt ook de nummerwaarde voor documentenkopieën of
andere opties invoeren.
8
Reset
Stelt de huidige apparaatinstellingen opnieuw in.
9
Help
Geeft gedetailleerde informatie over de menu’s of status van dit apparaat.
10
Clear
Hiermee verwijdert u tekens uit het bewerkingsgebied.
11
Log out
Hiermee kunnen gebruikers zich afmelden.
12
Interrupt
Stopt een lopende taak voor een dringende kopieertaak.
13
Stop
Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken. Er verschijnt een pop-upvenster op het scherm waarin de huidige
taak wordt weergegeven zodat de gebruiker deze kan stoppen of voortzetten.
14
Start
Hiermee start u een taak.
15
Power
Schakelt de stroom in of uit. Wanneer de blauwe LED aan is, is het apparaat ingeschakeld en kunt u het gebruiken. Om het
apparaat uit te zetten drukt u op deze knop en houdt u de knop langer dan drie seconden ingedrukt. Druk op Ja wanneer
het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
Inleiding_ 25
Informatie over de status-LED
De kleur van de status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in het bericht of raadpleeg het hoofdstuk probleemoplossing. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Status
Beschrijving
Uit Het apparaat is offline.
Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een toets wordt ingedrukt, gaat
het apparaat automatisch online.
Groen Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Knipperen Fax Het apparaat is faxen aan het verzenden of bezig met ontvangen.
Kopie Het apparaat is bezig met het kopiëren van documenten.
Scannen Het apparaat is bezig met het scannen van documenten.
Afdrukken Als de LED langzaam knippert, ontvangt het apparaat gegevens van de computer.
Wanneer de status-LED snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken.
Rood Aan De beeldeenheid is aan het einde van zijn gebruiksduur. Verwijder de oude beeldeenheid en plaats een nieuwe.
De tonercassette is helemaal leeg. Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe.
Er is een papierstoring opgetreden.
De klep is open. Sluit de klep.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Het apparaat is gestopt als gevolg van een ersntige fout. Bekijk het bericht op het display.
De cassette voor gebruikte toner is niet geïnstalleerd in het apparaat of de cassette voor gebruikte toner is vol.
Knipperen Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Bekijk het bericht op het display. Als het
probleem is opgelost, gaat het apparaat door met de eerder gestopte taak.
De tonercassette, beeldeenheid of cassette voor gebruikte toner is bijna aan het einde van de levensduur. Bestel een nieuwe
tonercassette, beeldeenheid of cassette voor gebruikte toner. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner te
herverdelen.
Inleiding_ 26
Het apparaat aanzetten
Gebruik het meegeleverde netsnoer voor het apparaat. Anders kan
het apparaat worden beschadigd of kan er brand ontstaan.
1. Steek het netsnoer in de stroomaansluiting.
2. Steek het andere uiteinde in een juist geaard AC-stopcontact.
3. Zet de stroomschakelaar aan.
Sommige onderdelen in het apparaat kunnen heet zijn wanneer de
printer aanstaat of net een taak heeft afgedrukt. Let op dat u zich
niet verbrandt wanneer u aan de binnenkant van het apparaat
werkt.
Demonteer het apparaat niet wanneer het aanstaat of aangesloten
is. U zou een elektrische schok kunnen krijgen.
Inleiding_ 27
Zet het apparaat uit
Om het apparaat uit te schakelen drukt u minstens drie seconden lang de
knop Power rechts van het bedieningspaneel in. Als het
bevestigingsvenster verschijnt, drukt u op Ja in het beeldscherm en wacht u
tot het apparaat automatisch wordt uitgeschakeld.
Het apparaat heeft drie types van uit-modus. Druk op
Apparaatinst. > Algemene instellingen > Werking Aan-/
uit-knop. De optie Werking Aan-/uit-knop kan uitsluitend door
een gemachtigde gebruiker worden geconfigureerd die een id en
een wachtwoord op het apparaat heeft geregistreerd. Voor meer
informatie over het uitschakelen met behulp van de Power-knop
raadpleegt u de beheerdersgids.
U kunt het apparaat ook inschakelen door op de knop Power te
drukken.
Het rechtstreeks uithschakelen van het apparaat met de
stroomschakelaar kan problemen veroorzaken met de harde schijf
van het apparaat.
De printerkabel aansluiten
Een netwerkkabel gebruiken
Dit apparaat heeft een ingebouwde netwerkkaart. Met een netwerkkabel
kunt u uw apparaat met een netwerk verbinden.
Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel:
Inleiding_ 28
De hoek van het bedieningspaneel aanpassen
Afhankelijk van de hoek en de verlichting van het bedieningspaneel kon het
weergavescherm niet worden gezien. U kunt de hoek van het
bedieningspaneel in de gewenste richting aanpassen.
Het weergavescherm en handige knoppen
Weergavescherm
Met het weergavescherm op het bedieningspaneel kan het apparaat op
gebruiksvriendelijke wijze worden bediend. Als u drukt op het
home-pictogram ( ) op het scherm wordt het weergavescherm
weergegeven. De afbeelding op het beeldscherm in deze
gebruikershandleiding kan, afhankelijk van de opties of het model, van uw
apparaat afwijken.
De pictogrammen op het scherm, zoals Fax, zijn mogelijk
uitgegrijsd. Dit is het geval als de optionele kit of bepaalde
programma’s niet op het apparaat zijn geïnstalleerd.
Om naar het volgende weergavescherm te gaan, drukt u op de
pijl-rechts op het weergavescherm.
USB: hiermee opent u het menu USB. Als er USB-geheugen in de
USB-geheugenpoort van uw apparaat wordt geplaatst, wordt USB op
het weergavescherm geactiveerd.
Kopie: hiermee opent u het Kopie menu.
Fax: hiermee opent u het menu Fax. Fax wordt geactiveerd op het
weergavescherm door de installatie van de optionele faxkit.
Doc.vak: hiermee opent u het Doc.vak menu.
Scan nr Email: hiermee opent u het Scan nr Email menu.
Scannen naar server: hiermee opent u het Scannen naar server
menu.
Naar USB scannen: hiermee opent u het menu Naar USB scannen.
Als er USB-geheugen in de USB-geheugenpoort van uw apparaat wordt
geplaatst, wordt Naar USB scannen op het weergavescherm
geactiveerd.
Apparaatinst.: hiermee kunt u de huidige apparaatinstellingen
controleren of waarden aanpassen.
Bepaalde menu’s kunnen uitsluitend worden geconfigureerd door
een beheerder of een gemachtigde gebruiker met een
geregistreerde ID en wachtwoord op het apparaat. Wanneer het
apparaat daarom vraagt, voert u het ID en wachtwoord in.
Tonerinfo: toont de hoeveelheid gebruikte toner.
Helderheid LCD: past de helderheid van het scherm aan.
: hiermee wijzigt u de taal van het display op het scherm.
: als er USB-geheugen in de USB-geheugenpoort van uw
apparaat wordt geplaatst, wordt deze op het weergavescherm
geactiveerd. Als u het USB-geheugen uit het apparaat wilt halen, druk
Inleiding_ 29
op deze knop en op Stop.
Snel kopiëren: hiermee opent u het Snel kopiëren menu.
Scan nr pc: hiermee opent u het Scan nr pc menu.
SmarThru Workflow: om dit menu te gebruiken moet SmarThru
WorkFlow zijn geïnstalleerd. Neem voor meer informatie contact op met
uw plaatselijke Samsung-dealer of de winkel waar u uw apparaat kocht.
Knop Counter
Als u op de knop Counter op het bedieningspaneel drukt, kunt u het aantal
afdrukken zien.
Als u Apparaat selecteert, kunt u het aantal afdrukken per apparaat zien.
Afdrukken hier betekent enkelzijdig afdrukken.
Totaal gebruik: toont het totaal aantal afdrukken.
Grote pagina: toont het totaal aantal afdrukken op grote
papierformaten.
Afdrukk.: toont het aantal afdrukken bij afdrukken.
Kopie: toont het aantal afdrukken bij kopiëren.
Fax afdrukken: toont het aantal afdrukken van ontvangen faxen.
Rapport: toont het aantal afdrukken van rapporten.
Gebruik verzenden: toont het aantal verzonden afbeeldingen via
e-mail, server, etc.
Gebr. verz. Faxen (PSTN): toont het aantal verzonden faxen.
Als u Gebruiker selecteert, kunt u het gebruik, de limiet en het resterend
gebruik per gebruiker zien. Daarnaast kunt u ook het aantal van
gebruikslimiet voor elke gebruiker wijzigen. Voor gedetailleerde informatie
over Teller, raadpleeg de beheerdershandleiding.
Knop Eco
Met de ecofunctie kunt u afdrukbronnen besparen en milieuvriendelijker
kopiëren. Als u op de knop Eco -drukt, schakelt het apparaat de ecomodus
aan of uit. Als de ecomodus aan is, ziet u de ecoafbeelding (
) op
bepaalde functies. Bepaalde opties van de functies zijn in de ecomodus niet
beschikbaar. Raadpleeg de beheerdershandleiding voor meer informatie
over de ecofunctie.
Alleen de beheerders hebben toegang tot de Eco-instellingen in
Apparaatinst..
Als het apparaat om een wachtwoord voor de ecomodus vraagt,
moet u het wachtwoord invoeren. Neem contact op met uw
beheerder.
De knop Eco is alleen geactiveerd bij de menu’s Kopie en
Doc.vak.
Knop Job Status
Als u op de knop Job Status drukt, wordt de lijst met lopende taken, taken
in wachtrij en voltooide taken weergegeven.
Huidige taak
Toont de lijst van taken die worden uitgevoerd en die in de wachtrij
staan.
Nee: toont de volgorde van de taken.
Type taak: toont het taaktype, zoals afdruk, kopie, fax, etc.
Status: toont de huidige status van elke taak (zie "Betekenis van de
status" op pagina 31).
Taaknaam: toont de naam van de taak.
Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar.
Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde taak
Status Beschrijving
Uit Het apparaat bevindt zich niet in ecomodus.
Groen Aan Het apparaat bevindt zich in ecomodus.
Inleiding_ 30
uit de lijst.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde taak uit de lijst.
All. verw: verwijdert afdruktaken of alle taken uit de lijst. Als u op
All. afdr.taak drukt, worden alle afdruktaken van het type
Hostafdruk verwijderd.
Niv. verhogen: geeft prioriteit aan een geselecteerde taak van de
lijst wanneer er veel taken in de wachtrij staan. De geselecteerde
taak kan geen prioriteit hebben op de taak die wordt verwerkt.
Afhankelijk van de status van de taak kunt u de knop Niv.
verhogen niet gebruiken. Als bij de selectie van een taak de
knop Niv. verhogen niet is geactiveerd, is de geselecteerde
taak al aanzienlijk gevorderd.
Taak vasthouden: houdt een geselecteerde taak in de lijst.
Afhankelijk van de status van de taak kunt u de knop Taak
vasthouden niet gebruiken. Als bij de selectie van een taak de
knop Taak vasthouden niet is geactiveerd, is de
geselecteerde taak al aanzienlijk gevorderd.
Vrijgeven: geeft de vastgehouden taak in de lijst vrij.
Sluiten: sluit het taakstatusvenster.
Taak voltooid
Toont de lijst van voltooide taken.
Nee: toont de volgorde van de taken.
Type taak: toont het taaktype, zoals afdruk, kopie, fax, etc.
Status: toont de huidige status van elke voltooide taak (zie
"Betekenis van de status" op pagina 31).
Taaknaam: toont de naam van de taak.
Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar.
Detail: toont gedetailleerde informatie van de geselecteerde taak.
Sluiten: sluit het taakstatusvenster.
Actief bericht
Toont eventuele foutberichten en codes die zijn opgetreden.
Nee: toont de volgorde van de berichten.
Apparaatstatusbericht: toont het foutbericht voor de actuele
fouten in het apparaat.
Foutcode: toont de code van het foutbericht.
Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde
taak.
Sluiten: sluit het taakstatusvenster.
Beveiligde taak
Toont de lijst van beveiligde taken die de gebruiker in het
printerstuurprogramma heeft ingesteld. U moet de in de
printerstuurprogramma ingestelde Gebruikers-ID en Wachtwoord
invoeren.
Nee: toont de volgorde van de taken.
Type taak: toont het type van de taak.
Taaknaam: toont de naam van de taak.
Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar.
Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde
taak. U kunt ook het aantal kopieën wijzigen door Instellingen
wijzigen in te drukken.
Bewerken: wijzigt de Taaknaam van de geselecteerde taak.
Verwijd.: hiermee verwijdert u de geselecteerde taak uit de lijst.
Afdrukk.: drukt de geselecteerde taak uit de lijst af.
Sluiten: sluit het taakstatusvenster.
Inleiding_ 31
Betekenis van de status
Bezig met ontvangen: het apparaat is bezig met het ontvangen
van data van een netwerk of faxlijn.
Bezit met verwerken van afbeelding: het apparaat is bezig met
het verwerken van de afbeelding (decodering, codering, conversie
van dataformaat).
Bezit met opmaken: het apparaat is bezig met het genereren van
de afbeelding voor het afdrukken.
In behandeling: de taak die in de wachtrij staat, wacht op zijn beurt.
Bezig met verzenden: het apparaat is bezig met de
gegevensoverdracht naar e-mail, server of fax.
Scannen: het apparaat is aan het scannen.
Bezig met kiezen: in de faxmodus is het apparaat bezig het
nummer van het faxapparaat van de ontvanger te kiezen.
Verbinding maken...: in de faxmodus wacht het apparaat op de
verbinding met de bestemming.
Bezig met afdrukken: het apparaat is bezig met afdrukken.
Opslag: de gegevens worden opgeslagen naar een vak of een
USB.
Uitgestelde taak: de taak wordt tijdelijk stopgezet gedurende de tijd
u heeft ingesteld bij Uitgesteld verzenden (e-mail, fax, server).
In wachtstand: in het tabblad Beveiligde taak is de taak tijdelijk
stopgezet wanneer de beveiligde afdruktaak vanaf een computer
wordt gestuurd. U kunt de taak vrijgeven door op Afdrukk. te
drukken.
Vastgehouden: proefafdruk: de taak is tijdelijk stopgezet wanneer
de proefafdruktaak vanuit een computer wordt gestuurd. U kunt de
taak vrijgeven door op Vrijgeven te drukken.
Vastgehouden: proefkopie: in de kopieermodus wordt de taak
tijdelijk stopgezet wanneer de proefkopie werd geselecteerd. U kunt
de taak vrijgeven door op Vrijgeven te drukken.
Vastgehouden: verzoek van gebruiker: de taak wordt tijdelijk
stopgezet bij het indrukken van Taak vasthouden. U kunt de taak
vrijgeven door op Vrijgeven te drukken.
Vastgehouden: uitgestelde afdruk: de taak wordt tijdelijk
stopgezet gedurende de ingestelde tijd voor de uitgestelde
afdruktaak, die vanaf een computer wordt gestuurd.
Vastgehouden: bronnen nodig: de taak wordt tijdelijk gestopt als
er een probleem in het apparaat optreedt, zoals geen papier,
verkeerd papier, etc.
Verbroken: de taak wordt tijdelijk gestopt wanneer de Interrupt
knop wordt ingedrukt voor een dringende kopieertaak.
Onderbroken: de taak wordt gepauzeerd wanneer de Stop knop
wordt ingedrukt of er een apparaatstoring optreedt.
Voltooid: de taak is voltooid.
Voltooid met fout: de taak is voltooid met fout.
Verwijderd: als u een taak in de lijst selecteert en op Verwijd.
drukt, wordt de taak verwijderd.
Knop Help
Druk op de Help knop als u niet weet hoe u een bepaalde functie moet
gebruiken. Het weergavescherm toont de functionele beschrijving in
Gebruikershandleiding of Beheerdershandleiding. Deze
gebruikershandleidingen bevatten basisinformatie en geven gedetailleerd
uitleg over elke stap in de verschillende gebruiksprocedures. Belangrijk voor
zowel beginnende als professionele gebruikers. Alle gebruikers kunnen
voor het gebruik van het apparaat deze handleidingen raadplegen.
: maakt het mogelijk om Gebruikershandleiding of
Beheerdershandleiding te selecteren.
: drukt de weergegeven pagina of een door u ingesteld
specifiek bereik van pagina’s af.
: verkleint de grootte van de handleiding op het weergavescherm.
: vergroot de grootte van de handleiding op het weergavescherm.
: past de grootte van de handleiding aan het weergavescherm
aan.
: gaat naar vorige of volgende pagina.
Sluiten: sluit het Help scherm.
Interrupt knop
Als u op de knop Interrupt ( ) drukt, gaat het apparaat in de
onderbrekingsmodus, hetgeen betekent dat de actuele afdruktaak wordt
stopgezet voor een urgente kopieertaak. Wanneer de urgente kopieertaak
is voltooid, wordt de voorgaande afdruktaak voortgezet.
Wanneer u de nietfunctie voor een afdruktaak selecteert, wordt de
onderbrekingsmodus geactiveerd na het voltooien van het nieten van
de afdruktaak.
Status Beschrijving
Uit Het apparaat bevindt zich niet in de
onderbrekingsmodus.
Groen Aan Het apparaat bevindt zich in
onderbrekingsmodus.
Inleiding_ 32
Knop Power Saver
Als het apparaat niet wordt gebruikt, bespaart u elektriciteit door te drukken
op Power Saver (
). Als u deze knop een seconde lang ingedrukt
houdt, schakelt het apparaat in energiebesparende modus.
Informatie over het pop-uptoetsenbord
U kunt alfabetische tekens, cijfers of speciale symbolen invoeren met
behulp van het pop-uptoetsenbord op het weergavescherm. Het gaat om
een normaal toetsenbord voor een optimale gebruiksvriendelijkheid.
Als u het invoergebied waar u tekens moet invoeren aanraakt, verschijnt het
toetsenbord op het scherm. Op het toetsenbord worden standaard kleine
letters weergegeven.
Status Beschrijving
Uit Het apparaat bevindt zich niet in
energiebesparende modus.
Blauw Aan Het apparaat bevindt zich in
energiebesparende modus.
1
Pijl
Hiermee verplaatst u de cursor tussen tekens in
het invoergebied.
2
Backspace
Verwijdert de tekens links naast de cursor.
3
Del.
Verwijdert de tekens rechts naast de cursor.
4
C
Verwijdert alle tekens in het invoergebied.
5
Invoergebied
Typ letters op deze lijn.
6
Verschuiv.
Hiermee schakelt u tussen kleine letters en
hoofdletters.
7
Symbolen
Hiermee schakelt u tussen alfanumerieke tekens
en symbolen.
8
Spatie
Hiermee voert u een spatie in tussen tekens.
9
OK
Hiermee slaat u het ingevoerde resultaat op en
sluit u het invoergebied.
10
Annul.
Hiermee annuleert u het ingevoerde resultaat en
sluit u het invoergebied.
Inleiding_ 33
De handmatige nietmachine gebruiken
U kunt de handmatige nietmachine gebruiken wanneer de standaard
afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. Het gebruik
van de handmatige nietmachine is handig bij het archiveren van meerdere
pagina’s. De gebruikswijze van de handmatige nietmachine is gelijk aan die
van de standaard afwerkeenheid en de boekjes-afwerkeenheid.
1. Rangschik de documenten vóór het nieten.
2. Druk op de handmatige nietmachine-knop aan de bovenzijde van de
afwerkeenheid. Wanneer het groene licht aan is, is de handmatige
nietmachine klaar voor het nieten.
3. De eerste pagina van de afgedrukte documenten moet naar beneden
wijzen. Plaats de documenten zodanig in de handmatige nietmachine
dat het rechterbovendeel van de documenten wordt geniet.
Als de documenten goed zijn geplaatst, knippert de knop voor
handmatig nieten drie of vier keer en worden de documenten vervolgens
met een klikkend geluid vastgeniet.
Inleiding_ 34
De pennen- en papierclipshouder gebruiken
In de pennen- en papierclipshouder kunt u pennen, papierclips en andere
kleine kantooraccessoires bewaren. Aan de binnenkant van de pennen- en
papierclipshouder zit een magneet om te voorkomen dat paperclips
losraken.
Plaats geen kaarten met een magnetische strip in de pennen- en
papierclipshouder. De kaarten kunnen door magnetische krachten
worden beschadigd.
De animatie over probleemoplossing bekijken
Bij storingen van het apparaat worden bepaalde foutberichten getoond met
animaties die u helpen om de storing op te lossen. U kunt de animatie voor
het oplossen van de storing zien door op Bekijken te drukken.
Het apparaat heeft niet voor alle storingen animaties. Bij storingen
waarvan de foutberichten geen animatie tonen, raadpleegt u het
hoofdstuk probleemoplossing.
De onderstaande schermen tonen een voorbeeldanimatie.
Volg de instructies op het scherm om het desbetreffende probleem op te
lossen.
Afdrukmateriaal en lade_ 35
2.Afdrukmateriaal en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in uw apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Papier in de lade plaatsen
Afdrukken op speciale afdrukmedia
Instellingen voor lade
Een uitvoerlocatie selecteren selecteren
Originelen plaatsen
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de
glasplaat van de scanner of in de dubbelzijdige automatische
documentinvoer.
Op de glasplaat van de scanner
Zorg dat er geen originelen in de DADI liggen. Als er een origineel wordt
gedetecteerd in de DADI, krijgt dit origineel voorrang boven het origineel op
de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
Originelen voorbereiden
Plaats geen papier dat kleiner is dan 25 x 25 mm of groter dan 297 x
432 mm.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voor u het plaatst.
1. Open de DADI.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat
en leg het op één lijn met de markering in de linkerbovenhoek van de
plaat.
3. Sluit de DADI.
Als u tijdens het kopiëren de DADI open laat, kan dit de
kwaliteit van de kopie en het tonerverbruik beïnvloeden.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de
afdruk. Houd de glasplaat schoon.
Als u een pagina uit een boek of magazine kopieert, hef
dan de DADI op tot de scharnieren door de stopper worden
tegengehouden en sluit dan het deksel. Als het boek of
tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met het deksel
open.
Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas
breekt. U kunt een letsel oplopen.
Plaats uw handen niet op de glasplaat van de scanner bij
het sluiten van de DADI. De DADI kan op uw hand vallen
en uw hand kwetsen.
Afdrukmateriaal en lade_ 36
Kijk tijdens het kopiëren of scannen niet in het licht van de
scanner. Dit is schadelijk voor de ogen.
In de dubbelzijdige automatische documentinvoer
(DADI)
Originelen voorbereiden
Plaats geen papier dat kleiner is dan 140 x 140 mm of groter dan
297 x 432 mm.
De DADI detecteert automatisch de volgende formaten van
originelen Statement LEF, Statement SEF, JIS B5 LEF, JIS B5 SEF,
A5 LEF, A5 SEF, A4 LEF, A4 SEF, Letter LEF, Letter SEF, B4,
Ledger, Legal en A3.
Vermijd het gebruik van de volgende papiertypes om
papierstoringen, een slechte afdrukkwaliteit en schade aan het
apparaat te voorkomen.
- Carbonpapier of papier met carbonrug
- Gecoat papier
- Licht doorschijnend of dun papier
- Gekreukt of gevouwen papier
- Gekruld of opgerold papier
- Papier met scheuren
Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voor u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
Met de DADI kunt u maximaal 100 vellen papier (80 g/m
2
,
bankpostpapier) voor één taak laden.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven.
Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt
met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
Als er stof op de glasplaat van de DADI zit, is het mogelijk dat
er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat
altijd schoon.
Afdrukmateriaal en lade_ 37
Afdrukmateriaal selecteren
U kunt afdrukken op verschillende soorten afdrukmateriaal, zoals normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmateriaal dat voldoet aan de in deze gebruikershandleiding vermelde
richtlijnen.
Richtlijnen om afdrukmateriaal te kiezen
Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen
kunnen de volgende problemen veroorzaken:
Slechte afdrukkwaliteit
Meer papierstoringen
Versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en de
afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met het
volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden beschreven in de specificaties van afdrukmateriaal.
Gewenst resultaat: de afdrukmedia die u kiest moeten geschikt zijn voor
het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere, helderdere en levendigere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: de gladheid van de afdrukmedia bepaalt
hoe scherp de afdrukken er uitzien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmedia aan alle richtlijnen van
deze gebruikershandleiding voldoen en toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van eigenschappen
van de vellen, een onjuiste bediening, een ongewenst
temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele
omstandigheden waarover men geen controle heeft.
Voordat u grote hoeveelheden afdrukmedia koopt, controleert u of
het papier voldoet aan de vereisten in deze gebruikershandleiding.
Het gebruik van afdrukmedia die niet aan deze specificaties
voldoen kan problemen veroorzaken of herstellingen vereisen.
Zulke herstellingen vallen niet onder de garantie of
serviceovereenkomsten van Samsung.
Hoeveel papier u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het
gebruikte afdrukmateriaal.
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit
kan het apparaat beschadigen.
Het gebruik van brandbare afdrukmedia kan leiden tot brand.
Gebruik geschikte afdrukmedia.
Het gebruik van brandbare afdrukmedia of de aanwezigheid in de
printer van materialen die daar niet thuishoren, kan in zeldzame
gevallen leiden tot brand.
Hoeveel papier u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het gebruikte
afdrukmateriaal.
Papier in de lade plaatsen
Standaardlade/optionele dubbele cassette-invoer
Plaats de afdrukmaterialen die u voor de meeste afdruktaken gebruikt in de
standaardlade. De standaard papierlade kan tot 1 040 vellen normaal
papier bevatten.
U kunt een optionele dubbele cassette-invoer voor 1 040 extra vellen
gewoon papier aanschaffen en die onder de standaardlade bevestigen.
Raadpleeg de Verbruiksartikelen en accessoires gids op de meegeleverde
cd.
De standaardlade bevat twee laden. (lade 1, lade 2)
De optionele dubbele cassette-invoer bevat twee laden. (lade 3,
lade 4)
Het proces van het laden van papier voor lade 1, 2, 3 en 4 is
dezelfde.
Als u de optionele hogecapaciteitsinvoer heeft geïnstalleerd,
raadpleeg dan de meegeleverde installatiehandleiding.
Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan problemen
veroorzaken die herstellingen vereisen. Dergelijke herstellingen zijn
niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten.
1. Houd de vergrendelingshendel op de hendel ingedrukt en trek de lade
eruit.
2. Druk de papierlengtegeleider in en trek deze tot aan het einde van de
lade.
Afdrukmateriaal en lade_ 38
3. Druk de papierbreedtegeleider in en trek deze tot aan het einde van de
lade.
4. Buig de papierstapel en waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u het papier in de lade plaatst.
5. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
6. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte.
1 Papierlengtegeleide
r
1 Papierbreedtegelei
der
Afdrukmateriaal en lade_ 39
7. Na het laden van papier in de lade, drukt u de papierbreedtegeleider in
en brengt u de geleider in de richting van de papierstapel tot deze de
zijkant van de stapel licht raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de
rand van het papier. Hierdoor zou het papier kunnen gaan buigen.
Druk de papiergeleider niet te ver door, waardoor het papier
wordt gebogen.
Als u de breedtegeleider niet aanpast kan het papier
vastlopen.
Plaats niet te veel papier in de lade. Anders kan het papier
vastlopen. Zorg dat de papierstapel niet boven de
maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
8. Zet de papierlengtegeleider vast met de vergrendelingsschakelaar.
Ontgrendel de vergrendelingsschakelaar om papier met een andere
papiergrootte te laden.
9. Plaats de lade terug in het apparaat.
Stel de papiersoort en het papierformaat voor de lade in om een
document af te drukken.
Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op het
bedieningspaneel (zie
"Instellingen voor lade" op pagina 48).
De standaardlade en de optionele dubbele cassette-invoer detecteren
automatisch diverse papierformaten (zie
"Automatische detectie van
formaten van afdrukmateriaal" op pagina 44).
Als u de Bevestiging lade Aan in Instellingen voor lade instelt,
verschijnt automatisch het bevestigingsvenster (zie
"Het instellen van
1 Papiercapaciteitsm
arkering
1 Vergrendelingssch
akelaar
Afdrukmateriaal en lade_ 40
het ladebevestigingsbericht" op pagina 50).
Controleer op het papierformaat en het papiertype in de lade wel of niet
wordt gedetecteerd. Als u het papierformaat of het papiertype wilt
instellen of wanneer het apparaat het formaat en type niet kan
detecteren, kunt u het formaat en type direct in het bevestigingsvenster
invoeren.
Bepaalde papiertypes worden in afkortingen weergegeven. Tab
Ext. staat voor Tabloid Extra, EXEC en STMT staat respectievelijk
voor Executive en Statement.
Als u problemen ondervindt met de papiertoevoer, moet u
nagaan of het papier voldoet aan de specificaties van de
afdrukmedia. Probeer vervolgens vel voor vel door te voeren
langs de multifunctionele lade (zie
"Multifunctionele lade" op
pagina 42).
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn
opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het
bedieningspaneel werden opgegeven.
Afdrukken vanuit een toepassing:
a) Open een toepassing en start het afdrukmenu.
b) Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
c) Open het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer de papiersoort, het papierformaat
en de invoerlade.
d) Druk op OK.
e) Afdrukken starten in een toepassing.
Optionele hogecapaciteitsinvoer
U kunt de papierverwerkingscapaciteit van het apparaat verhogen door een
optionele hogecapaciteitsinvoer te installeren. Deze lade heeft een
maximale capaciteit van 2 000 vellen papier.
De hogecapaciteitsinvoer is alleen geschikt voor papier van A4- of
Letter-formaat.
Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan problemen
veroorzaken die herstellingen vereisen. Dergelijke herstellingen zijn
niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten.
1. Houd de vergrendelingshendel op de hendel ingedrukt en trek de lade
eruit.
2. Buig de papierstapel en waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u het papier in de lade plaatst.
Afdrukmateriaal en lade_ 41
3. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
Lijn het papier uit en duw het papier voorzichtig naar de
rechterzijde van de lade. Anders kan het papier vastlopen.
4. Plaats het papier in de linkerzijde van de lade met de bedrukte zijde
omhoog. De linkerzijde van de lade kan maximaal 1 000 vellen normaal
papier bevatten.
Plaats niet te veel papier in de lade. Anders kan het papier
vastlopen. Zorg dat de papierstapel niet boven de
Afdrukmateriaal en lade_ 42
maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Als het papier aan de rechterzijde op is, duwt de geleider
automatisch het papier van de linkerzijde naar de rechterzijde.
5. Plaats de lade terug in de hogecapaciteitsinvoer.
Stel de papiersoort en het papierformaat voor de lade in om een
document af te drukken.
Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op het
bedieningspaneel (zie
"Instellingen voor lade" op pagina 48).
Multifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmedia
bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als
u maar één pagina wilt afdrukken op gekleurd papier.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
Plaats slechts één soort, formaat en gewicht van afdrukmateriaal
tegelijk in de multifunctionele lade.
Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade
ligt. Dit kan papierstoringen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere
soorten afdrukmedia.
Plaats afdrukmedia in het midden van de multifunctionele lade met
de te bedrukken zijde naar boven en de bovenrand vooraan.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat aan de specificaties voldoet. Zo
voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit.
Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor
u ze in de multifunctionele lade plaatst.
1. Open de multifunctionele lade en trek, indien nodig, het verlengstuk
eruit.
2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst.
Afdrukmateriaal en lade_ 43
3. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar onder.
4. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
pas ze aan de breedte van het papier aan. Oefen niet te veel druk
uit. Het papier kan gaan plooien waardoor een papierstoring ontstaat
of het papier scheeftrekt.
5. Stel het papiertype en -formaat voor de multifunctionele lade in om
een document af te drukken.
De multifunctionele lade detecteert automatisch de verschillende
papierformaten (zie
"Automatische detectie van formaten van
afdrukmateriaal" op pagina 44).
Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op
het bedieningspaneel (zie
"Instellingen voor lade" op pagina 48).
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn
opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het
bedieningspaneel werden opgegeven.
Afdrukken vanuit een toepassing:
a) Open een toepassing en start het afdrukmenu.
b) Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
c) Open het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer de papiersoort, het papierformaat
en de invoerlade.
d) Druk op OK.
e) Afdrukken starten in een toepassing.
Afdrukmateriaal en lade_ 44
Automatische detectie van formaten van afdrukmateriaal
Dit apparaat detecteert automatisch de verschillende papierformaten. Raadpleeg de onderstaande tabel.
(: gedetecteerd, o: niet gedetecteerd, nvt: u kunt het papier niet in de lade plaatsen.)
Grootte
1
1.Dit apparaat kan vergelijkbare papierformaten detecteren aangezien de automatische detectie van papier op grootte is gebaseerd.
Standaardlade/optionele
dubbele cassette-invoer
Multifunctionele lade
Optionele
hogecapaciteitsinvoer
Dubbelzijdig afdrukken
Letter SEF
2
2.SEF betekent korte zijde-invoer (Short Edge Feed).
o N.v.t. beschikbaar
Letter LEF
3
3.LEF betekent lange zijde-invoer (Long Edge Feed).
beschikbaar
Ledger N.v.t. beschikbaar
Legal o N.v.t. beschikbaar
Executive SEF o o N.v.t. beschikbaar
Executive LEF N.v.t. o N.v.t. beschikbaar
Statement SEF N.v.t. beschikbaar
Statement LEF N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
A3 N.v.t. beschikbaar
A4 SEF N.v.t. beschikbaar
A4 LEF beschikbaar
A5 SEF o N.v.t. beschikbaar
A5 LEF N.v.t. N.v.t. N.v.t.
B4 N.v.t. beschikbaar
JIS B5 SEF N.v.t. beschikbaar
JIS B5 LEF N.v.t. N.v.t. beschikbaar
A6 SEF N.v.t. N.v.t. N.v.t.
A6 LEF N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
ISO B5 SEF o o N.v.t. beschikbaar
ISO B5 LEF N.v.t. o N.v.t. N.v.t.
Folio o N.v.t. beschikbaar
Oficio o o N.v.t. beschikbaar
Tabloid Extra o N.v.t. beschikbaar
8K o o N.v.t. beschikbaar
16K o o N.v.t. beschikbaar
Afdrukmateriaal en lade_ 45
Afdrukken op speciale afdrukmedia
Onderstaande tabel toont het beschikbare speciale afdrukmateriaal voor
elke lade.
Wanneer u speciale media gebruikt, raden we u aan om vel per vel te
laden. Controleer hoeveel vellen u maximaal in elke lade mag
plaatsen.
De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken. Met de optie papiertype kunt u het papiertype instellen dat in de
lade moet worden geplaatst. Deze instelling verschijnt nu in de
vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt selecteren. Op die manier krijgt u de beste
afdrukkwaliteit. Zo niet, wordt de gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet
bereikt.
Normaal papier: normaal papier van 71 tot 90 g/m
2
.
Dik papier: dik papier van 91 tot 105 g/m
2
.
Zwaar: dik papier van 106 tot 175 g/m
2
.
Extra zwaar 1: dik papier van 176 tot 216 g/m
2
.
Dun papier: dun papier van 60 tot 70 g/m
2
.
Bankpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m
2
.
Kleur: eenzijdig gekleurd papier van 75 tot 90 g/m
2
.
Etiketten: etiket van 120 tot 150 g/m
2
.
Transparanten: transparanten van 138 tot 146 g/m
2
.
Envelop: enveloppen van 75 tot 90 g/m
2
.
Voorbedrukt: voorbedrukt papier van 75 tot 90 g/m
2
.
Katoen: katoenpapier van 75 tot 90 g/m
2
.
Kringlooppapier: kringlooppapier van 60 tot 90 g/m
2
.
Archiefpapier: 70 tot 90 g/m
2
. Als u de afdruk gedurende een lange
periode wilt bewaren, bijvoorbeeld voor archieven, selecteer dan deze
optie.
Birefhoofd: 70 tot 90 g/m
2
.
Geperforeerd: 70 tot 90 g/m
2
.
Dunne kaarten: kaart van 105 tot 163 g/m
2
.
Dikke kaarten: karton van 170 tot 216 g/m
2
.
Enveloppen
Of enveloppen goed worden bedrukt is afhankelijk van de kwaliteit van de
enveloppen.
Om een envelop af te drukken plaatst u ze met de omslag omhoog.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan
90 g/m
2
bedragen, anders kan er een papierstoring optreden.
- Samenstelling: voor u afdrukt moeten de enveloppen plat liggen
met een krul van minder dan 6 mm en mogen ze geen lucht
bevatten.
- Toestand: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of
beschadigd zijn.
- Temperatuur: gebruik enveloppen die bestand zijn tegen de druk
en de hitte die tijdens het afdrukken in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Types
Standaardla
de/optionele
dubbele
cassette-inv
oer
Optionele
hogecapacit
eitsinvoer
1
1.De hogecapaciteitsinvoer ondersteunt alleen papier van A4- of
Letter-formaat.
Multifunctionele
lade
Dik papier O O O
Zwaar O O O
Extra zwaar 1 X X O
Dun papier O O O
Katoen O O O
Kleur O O O
Voorbedrukt O O O
Kringlooppapi
er
O O O
Bankpost O O O
Archiefpapier O X O
Birefhoofd O X O
Geperforeerd O O O
Dunne
kaarten
O O O
Dikke kaarten X X O
Envelop X X O
Transparante
n
X X O
Etiketten O X O
Afdrukmateriaal en lade_ 46
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien
dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur (circa
170 °C) van het apparaat. De extra kleppen en strips kunnen kreuken,
scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit moeten de marges minimaal 15 mm van
de rand van de envelop blijven.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Transparanten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen mag u uitsluitend
transparanten gebruiken die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de
smelttemperatuur van het apparaat.
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat
hebt gehaald.
Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan
stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft tot vlekken bij het
afdrukken.
Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten achterlaat. Dit
veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling
aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen.
Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken
hebben.
Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde.
Om te vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven
kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op elkaar liggen nadat u ze
hebt afgedrukt.
Basistype transparant (bv. Xerox 3R3117) resulteert in een beter beeld
en een betere verwerkingskwaliteit dan transparanten met een papieren
achterzijde (bijv. Xerox 3R3028) of verwijderbare strip (3R3108).
Etiketten
Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar onder.
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u best
uitsluitend etiketten voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende
factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de
fixeertemperatuur van het apparaat, ongeveer 170 °C gedurende 0,1
seconde.
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij tussen de
etiketten het rugvel niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krullen: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd
en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Zorg ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal
blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens
het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of beschadigd zijn.
Plaats geen papier zonder ruimte tussen etiketten die in dezelfde
richting lopen als het papier dat wordt ingevoerd. Anders kan het papier
Afdrukmateriaal en lade_ 47
vastlopen.
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 98 mm en korter dan 148
mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de zijkanten van het afdrukmateriaal.
Briefhoofd/voorgedrukt papier
Voorbedrukt papier moeten afgedrukt zijn met hittebestendige inkt die
niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als hij gedurende 0,1
seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur (170 °C) van het
apparaat.
De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige
verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te
voorkomen.
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt.
Eenzijdig Dubbelzijdig
Standaardlad
e/
optionele
dubbele
cassette-invo
er
Voorzijde naar boven Voorzijde naar onder
Multifunction
ele lade
Voorzijde naar onder Voorzijde naar boven
Afdrukmateriaal en lade_ 48
Instellingen voor lade
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen met behulp van de knoppen op het scherm. Als u wilt
afdrukken vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de
papiersoort in het toepassingsprogramma dat u op uw computer gebruikt.
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven
krijgen voorrang op de instellingen die via het scherm werden
opgegeven.
Het papierformaat instellen
1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen >
selecteer de gewenste lade in het scherm.
2. Druk op Papierformaat en selecteer de papiergrootte.
Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u de
papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld in de
beschikbare A/B- en Letter-papiertypen in dit apparaat.
Als er geen vereiste papiergrootte is of u moet aangepast
papierformaat gebruiken, druk dan op de pijlknoppen om de
papiergrootte in te stellen. U kunt het aangepaste formaat ook
instellen en opslaan via Aangepast formaat. U kunt op welk
moment dan ook het aangepaste formaat selecteren.
3. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Het papiertype instellen
1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen >
selecteer de gewenste lade in het scherm.
2. Druk op Papiertype en selecteer het papiertype.
3. Druk op OK.
Automatische ladekeuze
Met deze optie kan het apparaat worden ingesteld om al dan niet door te
gaan met afdrukken als een lade leeg is. Zo zal bijvoorbeeld, als zowel lade
1 en lade 2 hetzelfde formaat papier bevatten, het apparaat automatisch
papier lade 2 gebruiken wanneer lade 1 leeg is.
1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen >
Automatische ladekeuze.
Afdrukmateriaal en lade_ 49
2. Druk op Aan.
3. Druk op OK.
Automatisch doorgaan
Met deze optie kunt u toch doorgaan met afdrukken wanneer de ingestelde
papiergrootte niet overeenstemt met het papier in de lade. Als deze optie
geactiveerd is, gaat het apparaat door met afdrukken op vergelijkbaar of
groter papierformaat. Als deze optie niet geactiveerd is, dan wacht het
apparaat totdat de vereiste papiergrootte in de lade wordt geladen.
1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen >
Automatisch doorgaan.
2. Druk op Aan.
3. Druk op OK.
Papier vervangen
Wanneer het vereiste papier voor een afdruktaak niet in de lade
beschikbaar is, is het met deze functie mogelijk om een vergelijkbaar
papierformaat te gebruiken. Bijvoorbeeld, als het vereiste Ledger
(grootboek)-papierformaat niet in de lade beschikbaar is, gebruikt het
apparaat A3-papier in plaats van het vereiste papier.
Als het papier vervangen wordt, kan er afbeeldingsverlies
plaatsvinden.
1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen >
Papiervervanging.
2. Druk op Aan.
3. Druk op OK.
Afdrukmateriaal en lade_ 50
Ladeprioriteitsinstelling
Als u geen lade voor het afdrukken selecteert, wordt de lade geselecteerd
volgens de ingestelde volgorde in Prioriteitinstelling lade. Als er in de lade
niet het gewenste papier zit, drukt het apparaat automatisch af in de
ingestelde volgorde van de laden.
1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen >
Prioriteitinstelling lade.
2. Druk op een lade en verleen prioriteit in de volgorde voor de afdruktaak
met de knoppen Omhoog en Omlaag.
3. Druk op OK.
Het instellen van het ladebevestigingsbericht
U kunt een automatisch bevestigingsbericht instellen dat bij het plaatsen
van het papier in de lade verschijnt. Dit apparaat detecteert automatisch
bepaalde papierformaten en papiertypes. Als u het papierformaat of het
papiertype wilt instellen of wanneer het apparaat het formaat en type niet
kan detecteren, kunt u het formaat en type direct in het bevestigingsvenster
invoeren.
1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen >
selecteer de gewenste lade in het scherm.
2. Druk op Bevestiging lade.
3. Druk op Aan.
4. Druk op OK.
Afdrukmateriaal en lade_ 51
Een uitvoerlocatie selecteren selecteren
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt kan het oppervlak van
de middenlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd
kinderen uit de buurt.
Het apparaat heeft twee uitvoerlocaties: de binnenlade (taakscheider) en de
middenlade. De middenlade moet voor de meeste afdruktaken worden
gebruikt.
De binnenlade (taakscheider) is een optioneel apparaat.
Het apparaat stuurt de uitvoer standaard naar de middenste lade.
De binnenlade is erg handig voor het scheiden van afdrukken. Als
u bijvoorbeeld wilt vermijden dat ontvangen faxen gemengd
worden met kopieën of afdrukken, kunt u deze binnenlade
gebruiken om de ontvangen faxen te scheiden.
Als u de optionele standaard afwerkeenheid of de
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd, kunt u meer uitvoerladen
gebruiken.
Een uitvoerlocatie in de kopieermodus selecteren
In de kopieermodus kunt u een uitvoerlocatie in het scherm selecteren.
Selecteer een uitvoerlocatie in Kopie > Uitvoer > Uitvoerlade.
Een uitvoerlocatie in de afdrukmodus selecteren
In de afdrukmodus kunt u een uitvoerlocatie op uw computer selecteren
select. Selecteer een uitvoerlocatie in Opties voor uitvoerlade in het
tabblad Afwerking.
Een uitvoerlocatie in de faxmodus selecteren
In de faxmodus kunt u een uitvoerlocatie in het scherm selecteren.
1 Middenlade
2 Binnenlade
(taakscheider)
Kopiëren_ 52
3.Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Informatie over het scherm Kopiëren
Normaal kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
Een programma-instelling gebruiken
Documenten opslaan
Het menu Snel kopiëren gebruiken
Informatie over het scherm Kopiëren
Als u in het scherm op Kopie drukt, verschijnt het scherm Kopie dat
verschillende tabbladen en opties voor kopiëren bevat. Alle opties zijn
gegroepeerd per functie zodat u uw keuze gemakkelijk kunt configureren.
Als er een ander scherm wordt weergegeven, drukt u op (
) om naar het
beginscherm te gaan.
Het tabblad Basis
Exempl.: hiermee kunt u het aantal exemplaren instellen.
Papierinvoer: selecteert de papierinvoerlade (zie "De papierinvoerlade
selecteren" op pagina 56).
Verklein/Vergrot: verkleint of vergroot de grootte van een gekopieerde
afbeelding (zie
"Kopieën vergroten of verkleinen" op pagina 57).
Dubbelzijdig: stelt het apparaat in voor dubbelzijdig afdrukken van
kopieën (zie
"Meerdere zijden kopiëren" op pagina 57).
Kleurmodus: het apparaat ondersteunt allleen zwart-wit.
Uitvoer: stelt de verschillende uitvoeropties van het apparaat in (zie
"De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen" op pagina 58).
Tonersterkte: past de helderheid aan om een beter leesbare kopie te
verkrijgen als het origineel onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen bevat (zie "De tonerdichtheid aanpassen" op pagina 64).
Proefexemplaar: biedt de mogelijkheid om eerst één exemplaar af te
drukken om de kwaliteit te controleren en dan de overige kopieën later
af te drukken (zie
"Proefkopiëren" op pagina 64).
Programma’s: om de huidige instellingen op te slaan voor toekomstig
gebruik (zie
"Een programma-instelling gebruiken" op pagina 81).
Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf (HDD) van uw
apparaat op (zie
"Documenten opslaan" op pagina 83).
: met deze knop kunt u bepaalde opties in detail of volledig
weergeven door te drukken op
.
: met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Fax,
Doc.vak, etc., gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste
menu waar u naar toe wilt.
Het tabblad Geavanceerd
Met de pijl-omhoog/omlaag linksonder kunt u naar de volgende of vorige
pagina gaan.
Formaat van origineel: selecteert de actuele papiergrootte van de
originelen (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 65).
Kopiëren_ 53
Oorspronkelijke stand: selecteert de oriëntatie van de originelen (zie
"De richting van originelen selecteren" op pagina 65).
kopie ID: hiermee drukt u dubbelzijdige originelen af op één vel papier.
Deze functie is met name handig voor het kopiëren van kleine
documenten zoals visitekaartjes (zie
"Identiteitskaart kopiëren" op
pagina 66).
X-op-1: drukt 2 of meer originele afbeeldingen verkleind af zodat ze op
één vel papier passen (zie
"Meerdere pagina’s per vel kopiëren" op
pagina 67).
Beeld herhalen: drukt meerdere beeldkopieën van het originele
document af op één pagina (zie
"Afbeelding herhalen" op pagina 70).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Afbeelding verschuiven: hiermee kunt u de positie van de afbeelding
aanpassen (zie
"Afbeelding verschuiven bij kopiëren" op pagina 71).
Boekje: hiermee kunt u boekjes maken (zie "Boekje kopiëren" op
pagina 72).
Boekje kopiëren: hiermee kunt u de linker- en/of rechterpagina van
een boek op gescheiden uitvoerpapier kopiëren (zie
"Boek kopiëren" op
pagina 73).
Voorbladen: voegt automatisch voorbladen toe van een verschillende
lade (zie
"Voorblad kopiëren" op pagina 74).
Transparanten: hiermee voegt u een blanco of bedrukte
scheidingspagina toe tussen een reeks transparanten (zie
"Transparanten kopiëren" op pagina 74).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Watermerk: hiermee kunt u op afdrukken een watermerk afdrukken
(zie
"Watermerk" op pagina 75).
Stempel: hiermee kunt u enige informatie toevoegen bij het afdrukken
(zie
"Stempel" op pagina 75).
Poster kopiëren: drukt een afbeelding verdeeld over negen pagina’s af
(zie
"Poster kopiëren" op pagina 76).
Snelheid duplexscan: versnelt het kopiëren/scannen (zie "De
dubbelzijdige scansnelheid selecteren" op pagina 77).
Melding taak voltooid: verzendt een e-mailmelding nadat de
kopieertaak is voltooid (zie
"De taakvoltooiingsmelding instellen" op
pagina 77).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Taak samenstellen: hiermee kunt u meerdere pagina’s of
verschillende typen originelen kopiëren nadat alle originelen gescand
zijn (zie
"Taak samenstellen" op pagina 77).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Afbeelding
Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of
vorige pagina gaan.
Type origineel: hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het
documenttype voor de huidige kopieertaak te selecteren (zie
"Het type
van originelen selecteren" op pagina 78).
Rand wissen: hiermee kunt u bepaalde gebieden van de kopieën
wissen (zie
"Randen wissen" op pagina 78).
Scherpte: past de tonerdichtheid aan om een kopie beter leesbaar te
maken (zie
"De scherpte wijzigen" op pagina 78).
Contrast: past het contrastniveau aan om de afbeelding zacht of
scherp te maken (zie
"Het contrast wijzigen" op pagina 79).
Spiegelbeeld: keert het origineel om, net zoals bij een spiegel (zie "In
spiegelbeeld kopiëren" op pagina 79).
Kopiëren_ 54
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Achtergrond aanpassen: drukt een afbeelding met een lichtere
achtergrond af (zie
"De achtergrond aanpassen" op pagina 80).
Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het kopiëren van de
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt
meegekopieerd (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op
pagina 80).
Negatief: hiermee kunt u de orginele afbeelding met de licht- en
donkergekleurde gebieden van de omgekeerde afbeelding kopiëren (zie
"Het kopiëren in een negatief beeld" op pagina 80).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Normaal kopiëren
Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het kopiëren van
originelen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65).
Kopiëren_ 55
5. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Druk op Stop op het bedieningspaneel om de huidige kopieertaak
te annuleren.
U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met
de knop Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de taak
die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op
pagina 29).
Verschillende formaten van originelen kopiëren
Met deze functie kunt u originelen met verschillende formaten in één keer
kopiëren.
Als u originelen met verschillende formaten in één keer wilt
kopiëren, selecteert u Verschill. form. in de optie Formaat van
origineel (zie "Het formaat van de originelen selecteren" op
pagina 65). Anders kunnen de originelen vastlopen.
Wij raden de onderstaande combinaties aan voor het kopiëren van
originelen van verschillende formaten. Het gebruik van andere
combinaties die niet worden aanbevolen kan het vastlopen van
originelen veroorzaken.
- A3 en A4
- A3 en B4
- A4 en B4
- B4 en B5
- Letter en Legal
- Letter en Ledger
1. Druk in het scherm op Kopie.
Kopiëren_ 56
2. Plaats de originelen van verschillend formaat met de bedrukte zijde naar
boven in de DADI. Na het plaatsen van de originelen in de DADI, lijn het
papier uit en duw het papier voorzichtig naar de achterzijde van de
DADI-breedtegeleider.
3. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van
origineel > Verschill. form..
Verschill. form. is actief wanneer de originelen in de DADI zijn
geplaatst.
4. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
5. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65).
6. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
De instellingen per kopie wijzigen
Op het tabblad Basis van het scherm Kopie kunt u kopieerfuncties
selecteren voordat u begint met kopiëren.
De tabbladinstelling Basis geldt alleen voor de huidige kopieertaak.
Dit betekent dat de geselecteerde instellingen niet van toepassing zijn
op de volgende kopieertaak. Na het voltooien van de huidige
kopieertaak of wanneer u op de knop Clear van het bedieningspaneel
drukt, worden de standaardinstellingen automatisch door het apparaat
hersteld.
De papierinvoerlade selecteren
Papierinvoer selecteert de papierlade met het af te drukken papier. Het
apparaat drukt de gescande afbeelding af op het papier in de geselecteerde
lade. U kunt de pictogrammen zien die de papierformaten en de
papierinhoud van elke lade tonen.
Druk op het tabblad Basis > Papierinvoer en vervolgens op de
desbetreffende papierlade.
Auto: detecteert automatisch het papierformaat in de papierlade.
Als u deze optie gebruikt, is de functie Afbeelding verschuiven in
het tabblad Geavanceerd niet actief.
Andere vooraf ingestelde waarden: controleer het papierformaat in
elke lade en druk op de lade met het papierformaat dat u wilt.
De onderstaande pictogrammen verwijzen naar de papierinhoud in elke
lade.
Kopiëren_ 57
U kunt ook een papierlade instellen met de knop meer.
Kopieën vergroten of verkleinen
Met de functie Verklein/Vergrot kunt u een originele afbeelding verkleind of
vergroot afdrukken op het papier. U kunt op de pictogrammen drukken die
tonen hoe de kopieën kunnen worden verkleind en vergroot. Bovendien, als
u op de knop meer drukt, kunt u de afdruk van een kopie verkleinen of
vergroten in stappen van 1% tussen 25% en 400%.
Druk op het tabblad Basis > Verklein/Vergrot en vervolgens op de
geschikte optie om de afbeelding op het papier te vergroten of te verkleinen.
Als u deze optie gebruikt zijn de functies Boekje en Poster kopiëren
in het tabblad Geavanceerd niet actief.
Origineel (100%): hiermee drukt u tekst en afbeeldingen op hetzelfde
formaat af als op de originelen.
Auto aanpassen: hiermee verkleint of vergroot u het origineel op basis
van het formaat van het afdrukmateriaal.
Andere vooraf ingestelde waarden: controleer de afbeelding en de
waarde van elk pictogram en druk op het pictogram dat u wilt gebruiken.
U kunt ook de afbeelding op het papoer verkleinen en vergroten met de
knop meer.
U kunt een optie selecteren door op een knop in de lijst Verkleinen en
Vergroten te drukken. Gebruik de pijl-link/rechts om de af te drukken kopie
1% tussen 25 ~ 400% te verkleinen of te vergroten.
XY-zoomen: met deze knop kunt u de x (breedte) en y (hoogte)
verkleinen en vergroten tussen 25 ~ 400%. Voer de waarde in het
invoergebied x of y in met behulp van het numerieke toetsenbord.
Aangepast zoomen: u kunt het aangepast zoomformaat met Zoomen
of XY-zoomen instellen en opslaan. U kunt op ieder moment het
aangepaste zoomformaat selecteren.
Meerdere zijden kopiëren
Met de dubbelzijdige functie kunt u één of twee zijden van de originelen
dubbelzijdig kopiëren of dubbelzijdige originelen in meerdere éénzijdige
kopieën verdelen. Controleer de beschikbaarheid van het papier met behulp
van de functie Dubbelzijdig. U kunt deze functie alleen gebruiken met
Letter SEF, Letter LEF, Ledger, Legal, Executive SEF, Statement SEF, A3,
A4 SEF, A4 LEF, A5 SEF, B4, JIS B5 SEF, ISO B5 SEF, Tabloid Extra, 8K,
16K en Oficio.
Alleen 63 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
Als u deze optie gebruikt, zijn kopie ID, Boekje kopiëren,
Transparanten en Poster kopiëren in het tabblad Geavanceerd
niet geactiveerd.
Druk op het tabblad Basis > Dubbelzijdig en vervolgens op de geschikte
dubbelzijdige optie.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner plaatst en op 1 ->
2-zijdig, 2 -> 1-zijdig of 2 -> 2-zijdig drukt, verschijnt het bericht Nog
een pagina? na het kopiëren van de eerst pagina. Plaats een ander
origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
1 -> 1-zijdig: scant één zijde van een origineel en drukt het op één
100 ~ 71% 70 ~ 31% 30 ~ 11% Minder
dan 10%
Leeg
Kopiëren_ 58
papierzijde af. Met deze functie krijgt u een afdruk die exact
overeenkomt met de originelen.
1 -> 2-zijdig: hiermee scant u één zijde van de originelen in en drukt u
op beide zijden van het papier af.
U kunt het uitvoerbindtype Boek of Kalender selecteren met de knop
meer.
2 -> 1-zijdig: hiermee scant u beide zijden van het origineel en drukt u
elke zijde op een afzonderlijk vel af.
U kunt het originele bindtype Boek of Kalender selecteren met de knop
meer.
2 -> 2-zijdig: hiermee scant u beide zijden van het origineel in en drukt
u op beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk
die exact overeenkomt met de originelen.
U kunt het originele en uitvoerbindtype Boek of Kalender selecteren
met de knop meer.
De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen
U kunt de kopieeruitvoeropties gebruiken wanneer een optionele
standaard afwerkeenheid of een boekjes-afwerkeenheid is
geïnstalleerd.
Afhankelijk van de richting van het papier in de lade (bijv. SEF of
LEF) kunnen bepaalde niet- en perforatierichtingen niet
beschikbaar zijn.
Wanneer u gelijktijdig de nietmachine en de perforator gebruikt,
kunt u alleen dezelfde positie instellen voor de nietjes en de
perforatiegaten.
Druk op het tabblad Basis > Uitvoer en selecteer de kopieeruitvoeropties
die u wilt.
Sorteren: wanneer u meerdere sets kopieert, kunt u de volgorde van
de afdrukken selecteren.
- Gesorteerd: afdrukken in sets in overeenstemming met dezelfde
volgorde van de originelen.
- Niet-gesorteerd: afdrukken gesorteerd in stapels van afzonderlijke
Kopiëren_ 59
pagina’s.
Offset: afdrukken worden gestapeld in sets en zijkant op zijkant gelegd.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: deze functie kan worden gebruikt.
Uitvoerlade: selecteer de uitvoerlade.
De Binnenste lade (optionele taakscheider) is een optioneel
apparaat.
- Binnenste lade: De binnenlade is erg handig voor het scheiden van
afdrukken. Als u bijvoorbeeld wilt vermijden dat ontvangen faxen
gemengd worden met kopieën of afdrukken, kunt u deze binnenlade
gebruiken om de ontvangen faxen te scheiden.
- Middelste lade: het apparaat stuurt de uitvoer standaard naar de
middenste lade.
Als u optionele standaard afwerkeenheid of de
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd, kunt u meer uitvoerladen
gebruiken. Middelste lade is echter van het scherm verdwenen.
Bovenste lade: papierformaten die niet ondersteund worden
door de afwerklade worden automatisch afgedrukt in de lade
bovenaan.
Lade van afwerk.: als de optionele standaard afwerkeenheid of
de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd, verzendt het apparaat
standaard de uitvoer naar de afwerklade.
Nieten: u kunt de afdrukken nieten en de nietpositie aanpassen.
De functie Nieten is alleen beschikbaar wanneer de standaard
afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Wanneer u de functie Nieten gebruikt, is alleen de afwerklade
beschikbaar voor afdrukken.
Bij een afdruk van slechts één pagina, werkt de functie Nieten
niet.
Wanneer u de opties Perforeren als eerste instelt en pas dan
de opties Nieten, kunnen afhankelijk van de nietpositie en de
richting van de papierinvoer in de laden bepaalde opties niet
beschikbaar zijn.
Wanneer u meerdere kopieën van een taak afdrukt met de
functie Nieten, raden wij u aan om op de afwerklade te letten.
Afdrukken kunnen verkreukelen en uit de afwerklade vallen.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- 1 nietje: selecteer deze instelling om afdrukken met een nietje te
binden. U kunt de nietpositie ook selecteren met Links of Rechts in
Nieten Richting.
Kopiëren_ 60
- 2 nietjes: selecteer deze instelling om afdrukken met twee nietjes te binden. U kunt de nietpositie ook selecteren in Nieten Richting.
Afhankelijk van de door u gekozen opties zal het resultaat variëren. Raadpleeg de onderstaande tabel voordat u de optie 2 nietjes gebruikt.
Richting van het origineel
(DADI/glasplaat van de
scanner)
Oorspronkelijke stand
(weergavescherm)
De papierinvoerrichting
in de lade
Beschikbaar Nieten
Richting
Resultaat
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Staande afbeeldingen Long Edge Feed (LEF) Links of Rechts Links Rechts
Liggende afbeeldingen LEF Boven
Staande afbeeldingen Short Edge Feed (SEF) Boven
Liggende afbeeldingen SEF Links of Rechts Links Rechts
Kopiëren_ 61
Perforeren: de gaten worden in de afdrukken geperforeerd zodat u ze kunt archiveren.
Afhankelijk van de door u gekozen opties zal het resultaat variëren. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor u de optie Perforeren gebruikt.
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Staande afbeeldingen LEF Boven
Liggende afbeeldingen LEF Links of Rechts Links Rechts
Staande afbeeldingen SEF Links of Rechts Links Rechts
Liggende afbeeldingen SEF Boven
Richting van het origineel
(DADI/glasplaat van de
scanner)
Oorspronkelijke stand
(weergavescherm)
De papierinvoerrichting
in de lade
Beschikbaar Nieten
Richting
Resultaat
Kopiëren_ 62
Richting van het origineel
(DADI/glasplaat van de
scanner)
Oorspronkelijke stand
(weergavescherm)
De papierinvoerrichting
in de lade
Beschikbare
perforeerpositie
Resultaat
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Staande afbeeldingen Long Edge Feed (LEF) Links of Rechts Links Rechts
Liggende afbeeldingen LEF Boven
Staande afbeeldingen Short Edge Feed (SEF) Boven
Liggende afbeeldingen SEF Links of Rechts Links Rechts
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Staande afbeeldingen LEF Boven
Liggende afbeeldingen LEF Links of Rechts Links Rechts
Staande afbeeldingen SEF Links of Rechts Links Rechts
Liggende afbeeldingen SEF Boven
Kopiëren_ 63
De perforatiefunctie is alleen beschikbaar wanneer de
perforatiekit in de optionele standaard of
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Het aantal perforatiegaten is afhankelijk van de perforatiekit. U
kunt de 2/3-gaten perforatiekit of de 2/4-gaten perforatiekit
aanschaffen.
Wanneer u de perforatiefunctie gebruikt, is alleen de
afwerklade beschikbaar voor afdrukken.
Wanneer u de opties Nieten als eerste instelt en pas dan de
opties Perforeren, kunnen afhankelijk van het aantal nietjes,
de nietpositie en de richting van de papierinvoer in de laden
bepaalde opties niet beschikbaar zijn.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- 2 gaten: er worden twee gaten links, rechts of bovenaan
geperforeerd. Wanneer het papier voor korte zijde-invoer is
geplaatst, kunt u kiezen uit Links of Rechts; terwijl bij papier dat
voor lange zijde-invoer is geplaatst, u alleen Boven kunt kiezen.
- 3 gaten: drie gaten worden links, rechts of boven geperforeerd.
Wanneer het papier voor korte zijde-invoer is geplaatst, kunt u
kiezen uit Links of Rechts, terwijl u bij papier dat voor lange
zijde-invoer is geplaatst alleen Boven kunt kiezen.
Kopiëren_ 64
De tonerdichtheid aanpassen
Druk op het tabblad Basis. U kunt de tonerdichtheid met de pijl-links/rechts
aanpassen. Met deze functie kunt u donkere afbeeldingen lichter afdrukken
of lichtere afbeeldingen meer donker maken.
Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de
omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van de
afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen.
Proefkopiëren
Deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt afdrukken. U kunt
eerst een exemplaar afdrukken om de kwaliteit te controleren en daarna de
andere exemplaren afdrukken.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Voer het aantal kopieën in met behulp van het numerieke toetsenblok.
5. Druk op Proefexemplaar.
6. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65).
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
8. Controleer de kwaliteit van de afdruk.
9. Wanneer het bevestigingsvenster van de proefkopie verschijnt en
wanneer de kwaliteit van de afdruk goed is, drukt u op Doorgaan. De
overige kopieën worden afgedrukt.
Als u op Annul. drukt, worden de overige kopieën geannuleerd.
Licht Gematigd
licht
Origineel Gematigd
donker
Donker
Kopiëren_ 65
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
Op het tabblad Geavanceerd of Afbeelding van het scherm Kopie kunt u
specifieke kopieerfuncties selecteren.
Het formaat van de originelen selecteren
Als het formaat van het originele document niet automatisch kan worden
herkend of wanneer u een bepaalde documentgrootte wilt selecteren, kunt u
na het opgeven van het scanformaat van het document kopieën maken.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van
origineel.
5. Selecteer het originele formaat.
Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u
de papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld
in de beschikbare A/B- en Letter-papierformaten in dit apparaat.
Aangepast: als er geen vereiste papiergrootte is of u moet
aangepast papierformaat gebruiken, druk dan op de pijlknoppen om
de grootte van het origineel in te stellen. U kunt het aangepaste
formaat ook instellen en opslaan via Aangepast formaat. U kunt op
welk moment dan ook het aangepaste formaat selecteren.
Het aangepaste formaat verschilt afhankelijk van de plaats van
de originelen.
Auto: het formaat van de originelen wordt automatisch
gedetecteerd, maar bij deze optie worden alleen originelen van het
formaat Letter, Ledger, Legal, Statement, A3, A4, A5, B4 of JIS B5
ondersteund.
Verschill. form.: hiermee kunt u papier van Letter- en
Legal-formaat door elkaar gebruiken. Het juiste papierformaat wordt
automatisch geselecteerd in verschillende laden. Stel bijvoorbeeld
dat u een document hebt met drie pagina’s, waarbij de eerste pagina
het Letter-formaat heeft, de tweede pagina het Legal-formaat en de
derde pagina opnieuw het Letter-formaat. In dat geval wordt met
behulp van verschillende laden eerst op papier van Letter-formaat
afgedrukt, vervolgens op papier van Legal-formaat en daarna weer
op papier van Letter-formaat.
Verschill. form. is actief wanneer de originelen in de DADI zijn
geplaatst.
Andere vooraf ingestelde waarden: u kunt de grootte van het
origineel selecteren door de knoppen in te drukken.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
De richting van originelen selecteren
Specificeer de richting van het document bij het kopiëren van dubbelzijdige
documenten of het maken van dubbelzijdige kopieën. Anders kunnen de
kopieën niet worden afgedrukt in de correcte paginavolgorde of de correcte
voor- en achterblad-indeling.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
In de DADI
Op de glasplaat van
de scanner
Minimumformaa
t
140 x 140 mm 25 x 25 mm
Maximumforma
at
297 x 432 mm 297 x 432 mm
Kopiëren_ 66
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Oorspronkelijke
stand.
5. Selecteer de richting van het originele document.
Staande afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel met de bovenkant naar de achterkant van het apparaat.
Liggende afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel in de DADI met de bovenkant van het originele document
gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of een origineel
document op de glasplaat van de scanner met de bovenkant van het
originele document gericht naar de rechterzijde van het apparaat.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Identiteitskaart kopiëren
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder het
origineel te verkleinen.
Deze functie is met name handig voor het kopiëren van kleine documenten
zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
Het formaat van dubbelzijdige originelen moet kleiner zijn dan A5
om te vermijden dat een deel niet wordt gekopieerd.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > kopie ID.
3. Selecteer de lade in Papierinvoer.
4. Volg de stappen op het scherm.
5. Plaats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onder zoals
hieronder aangegeven en sluit de DADI.
Laat bij het plaatsen van een origineel op de glasplaat van de
scanner een kleine ruimte tussen de rand van de glasplaat en het
origineel. Anders kan een deel van het origineel niet worden
afgedrukt.
De DADI gebruiken De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogra
m
De DADI gebruiken De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogra
m
Kopiëren_ 67
6. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat begint te scannen.
7. Keer het origineel om, plaats het op de glasplaat zoals hieronder
aangegeven en sluit de DADI.
Laat bij het plaatsen van een origineel op de glasplaat van de
scanner een kleine ruimte tussen de rand van de glasplaat en het
origineel. Anders kan een deel van het origineel niet worden
afgedrukt.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Als het origineel groter is dan het afdrukgebied, worden sommige
gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u niet op de knop Start drukt, wordt alleen de voorzijde
gekopieerd.
Als u op knop Stop drukt, annuleert het apparaat de kopieertaak
en keert het terug naar stand-bymodus.
Meerdere pagina’s per vel kopiëren
Het apparaat verkleint het formaat van de afbeeldingen en drukt 2 - 32
pagina’s op één vel papier af.
Als u deze optie gebruikt, zijn kopie ID, Beeld herhalen, Boekje,
Boekje kopiëren en Poster kopiëren in het tabblad
Geavanceerd geactiveerd.
Wanneer u deze optie gebruikt, is Auto aanpassen de enige
beschikbare optie voor de functie Verklein/Vergrot.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > X-op-1.
4. Druk op de desbetreffende optie voor het aantal te kopiëren
afbeeldingen op één pagina.
Uit: hiermee kopieert u een origineel op één vel papier.
2-op-1 ~ 32-op-1: kopieert het desbetreffend aantal van
afzonderlijke originelen op één pagina.
Afhankelijk van het documentformaat van het origineel, het
uitvoerpapierformaat en de verkleining van de afbeelding kunnen
bepaalde opties niet geactiveerd zijn.
5. Selecteer de lade in Papierinvoer.
6. Druk op de juiste paginavolgorde.
Afhankelijk van de door u gekozen opties zal het resultaat variëren.
Raadpleeg de onderstaande tabel voordat u de optie 2-op-1
gebruikt.
Kopiëren_ 68
Richting van het origineel
(DADI/glasplaat van de
scanner)
Oorspronkelijke stand
(weergavescherm)
De papierinvoerrichting
in de lade
Beschikbare
richting
Resultaat
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Staande afbeeldingen
LEF
1
of SEF
2
Links-naar-rec
hts
of
Rechts-naar-lin
ks
Links-naar-rechts
Rechts-naar-links
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Liggende afbeeldingen LEF of SEF
Kopiëren_ 69
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Liggende afbeeldingen LEF of SEF Boven-naar-on
der
of
Onder-naar-bo
ven
Boven-naar-onder
Onder-naar-boven
In de DADI
Op de glasplaat van de
scanner
Staande afbeeldingen LEF of SEF
1.LEF betekent lange zijde-invoer (Long Edge Feed).
2.SEF betekent korte zijde-invoer (Short Edge Feed).
Richting van het origineel
(DADI/glasplaat van de
scanner)
Oorspronkelijke stand
(weergavescherm)
De papierinvoerrichting
in de lade
Beschikbare
richting
Resultaat
Kopiëren_ 70
Alle andere paginavolgordeopties van X-op-1 zijn gelijk met
uitzondering van 2-op-1. U kunt op Rechts-naar-onder,
Links-naar-onder, Onder-naar-links en Onder-naar-rechts
drukken.
7. Druk op Grens om op het vel een rand af te drukken rond elke pagina.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Volledige lijn: drukt op elke pagina een volledige lijn af.
Stippellijn: drukt een stippellijn rond elke pagina.
Dwarse lijn: drukt een lijn met kruisjes rond elke pagina.
8. Druk in het scherm op OK.
9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Afbeelding herhalen
Deze optie drukt meerdere kopieën van de originele afbeelding af op
dezelfde zijde van een enkele pagina. Als u een ander origineel in de DADI
hebt, worden andere originele afbeeldingen op dezelfde wijze afgedrukt.
Als u deze optie gebruikt, zijn X-op-1, Boekje en Boekje
kopiëren in het tabblad Geavanceerd niet geactiveerd.
Wanneer u Autom. herhalen selecteert, is de optie Auto
aanpassen niet beschikbaar voor de functie Verklein/Vergrot.
Wanneer u Handmatig herhalen selecteert, is de optie Verklein/
Vergrot niet beschikbaar in het tabblad Basis.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Beeld herhalen.
4. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Autom. herhalen: het aantal afbeeldingen per vel wordt
automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat. Het aantal herhaalde afbeeldingen wordt automatisch
geselecteerd op basis van de grootte van het origineel, de grootte
Kopiëren_ 71
van de uitvoerpagina en de verhouding van verkleinen/vergroten.
Handmatig herhalen: u kunt het aantal afbeeldingen handmatig
selecteren, kies uit 2, 4, 6, 8, 9 of 16.
5. Druk op Uit in Grens om op het vel een rand af te drukken rond elke
pagina.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Volledige lijn: drukt op elke pagina een volledige lijn af.
Stippellijn: drukt een stippellijn rond elke pagina.
Dwarse lijn: drukt een lijn met kruisjes rond elke pagina.
6. Selecteer de lade in Papierinvoer.
7. Druk in het scherm op OK.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Afbeelding verschuiven bij kopiëren
Om te voorkomen dat afbeeldingen door perforatiegaten, nietjes, etc.
worden overlapt, kunt u de positie van de afbeelding verschuiven.
Als u Auto selecteert in Papierinvoer blijft deze functie niet actief.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Afbeelding
verschuiven.
5. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto centreren: automatisch positioneren in het midden van het
papier.
Aangepaste marge: u kunt de marge van het papier aanpassen.
- Boven & onder: past de boven- of ondermarge van het papier
aan met behulp van de pijltoetsen.
Kopiëren_ 72
- Links & rechts: past de linker- of rechtermarge van het papier
aan met behulp van de pijltoetsen.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Boekje kopiëren
Het apparaat drukt automatisch af op een of beide zijden van het papier,
waarna het wordt gevouwen zodat u een boekje met alle pagina’s in de
juiste volgorde bekomt.
Elke afbeelding wordt ook automatisch verkleind en op de juist positie
geplaatst overeenkomstig het geselecteerde papierformaat.
Als u deze optie gebruikt, zijn Oorspronkelijke stand, X-op-1,
Beeld herhalen, Boekje kopiëren, Voorbladen, Watermerk en
Stempel in het tabblad Geavanceerd niet geactiveerd.
Als u met behulp van de optie Vouwen en nieten of Vouwen in
Vouwen met de boekjes-afwerkeenheid kopieert, kunt u alleen
papier laden voor korte zijde-invoer (Short Edge Feed).
Deze functie is alleen mogelijk bij afdrukmateriaal van het formaat
Letter, Legal, A4, JIS B5, Statement, Executive, A5, 8K, 16K,
Ledger, Tabloid Extra, A3 en JIS B4.
Als u Vouwen en nieten of Vouwen in Vouwen selecteert,
worden de afdrukken automatisch in de boekjes-afwerkeenheid
afgedrukt.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Verklein/Vergrot,
Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De instellingen per
kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Boekje.
5. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
1-zijdig Origineel: kopieert van één zijde van het origineel naar één
pagina van een boekje.
2-zijdig Origineel Boek: kopieert elke zijde van een origineel naar
één pagina van een boekje.
2-zijdig Origineel Kalender: kopieert elke zijde van een origineel
naar één pagina van een boekje. De tweede zijde van elk origineel
wordt 180 graden gedraaid zodat de tekst rechtop in het boekje komt
te staan.
Binding: selecteert de richting van de paginavolgorde.
- Links: het gedrukte boekje wordt naar links geopend.
- Rechts: het gedrukte boekje wordt naar rechts geopend.
Kopiëren_ 73
Vouwen: selecteer deze instelling om afdrukken te vouwen en te
nieten.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Vouwen en nieten: selecteer deze instelling om afdrukken te
vouwen. De afdrukken kunnen ook met nietjes in het midden
worden gebonden.
- Vouwen: selecteer deze instelling alleen om afdrukken te
vouwen.
6. Selecteer de lade in Papierinvoer.
7. Druk in het scherm op OK.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Boek kopiëren
Met deze functie kunt u een boek kopiëren. Als het boek te dik is, opent u de
DADI tot de scharnieren niet verder kunnen en sluit u het DADI weer. Als
het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met de DADI open.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
Als u deze optie gebruikt, zijn Oorspronkelijke stand, X-op-1,
Beeld herhalen en Boekje in het tabblad Geavanceerd niet
geactiveerd.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats een pagina van het boek naar beneden op de glasplaat en sluit
de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op pagina 35).
Laat bij het plaatsen van een boek op de glasplaat van de
scanner een kleine ruimte (circa 10 mm) tussen de boven- en
onderrand van de glasplaat en het boek. Volg de aanbeveling
wanneer u goede afdrukken wilt.
Bepaalde boeken kunnen in deze functie niet beschikbaar zijn,
zoals boeken met harde kaft, slecht gebonden boeken, etc.
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Boekje kopiëren.
5. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Linkerpagina: drukt alleen de linkerpagina van het boek af.
Rechterpagina: drukt alleen de rechterpagina van het boek af.
Beide pagina’s (vanaf links): drukt beginnend bij de linkerpagina
beide tegenoverelkaarliggende pagina’s af.
Beide pagina’s (vanaf rechts): drukt beginnend bij de
rechterpagina beide tegenoverelkaarliggende pagina’s af.
Boek centreren en rand wissen: wist de schaduwen van de
bindings- of boekrand in het midden en aan de zijkanten van
kopieën.
6. Druk in het scherm op OK.
Kopiëren_ 74
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Voorblad kopiëren
Het apparaat voegt automatisch voorbladen toe aan de gekopieerde reeks
originelen met papier uit een andere lade. Voorbladen moeten hetzelfde
formaat en dezelfde afdrukstand hebben als de hoofdtekst van de te
kopiëren originelen.
U kunt deze functie niet gebruiken als u Boekje gebruikt (zie "Boekje
kopiëren" op pagina 72).
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Verklein/Vergrot,
Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De instellingen per
kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Voorbladen.
5. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Voorkant: drukt het document af met een voorkaft.
Terug: drukt het document af met een achterkaft.
Voor- en achterkant: drukt het document af met een voor- en
achterkaft.
6. Druk op 1-zijdig afgedrukt vel in Voorblad om te selecteren of het
voorblad enkelzijdig, dubbelzijdig of blanco is.
7. Selecteer de lade in Papierinvoer.
8. Druk in het scherm op OK.
9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Transparanten kopiëren
Deze functie voorkomt dat af te drukken kopieën op transparanten aan
elkaar plakken als gevolg van de warmte die tijdens het kopiëren wordt
gegenereerd. U kunt ook originelen op scheidingsvellen kopiëren.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Plaats transparanten van het juiste formaat met de te bedrukken zijde
naar beneden in de multifunctionele lade.
3. Druk in het scherm op Apparaatinst. > Instellingen voor lade >
Instellingen > Multif. lade > Papiertype > Transparanten > OK.
4. Druk in het scherm op ( ) en Kopie.
5. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Transparanten.
6. Druk op de juiste optie.
Geen transparanten : hiermee wordt er geen scheidingsvel tussen
de transparanten geplaatst.
Lege scheidingstekens: hiermee wordt een leeg vel tussen de
transparanten geplaatst. Selecteer een lade met scheidingsvellen in
Scheid.vel.
Afgedrukt scheidingsteken: hiermee wordt dezelfde afbeelding op
de scheidingsvellen afgedrukt als op de transparanten. Selecteer
Kopiëren_ 75
een lade met scheidingsvellen in Scheid.vel.
7. Druk in het scherm op OK.
Als u Transparanten niet heeft geselecteerd bij stap 3, dan
verschijnt er een pop-upvenster.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Watermerk
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document, U kunt het bijvoorbeeld gebruiken om "Concept" of
"Vertrouwelijk" in grote grijze letters diagonaal af te drukken op de eerste
pagina of op alle pagina’s van een document.
Afhankelijk van het model of geïnstalleerde optionele kits kan deze
functie niet beschikbaar zijn.
U kunt gebruikmaken van verschillende vooraf ingestelde watermerken die
met uw apparaat worden meegeleverd. U kunt ook een watermerk dat u wilt
invoeren.
Als u deze optie gebruikt, is de functie Boekje in het tabblad
Geavanceerd niet actief.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Watermerk.
5. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Andere vooraf ingestelde waarden: hiermee kunt u eenvoudig
veelgebruikte waarden selecteren.
Aangp.: hiermee kunt u een tekstbericht invoeren via het
pop-uptoetsenbord.
6. Stel de instellingen Watermerk in.
Pagina’s: selecteer om de optie op alle pagina’s of alleen op de
eerste pagina af te drukken.
Formaat: selecteer de tekengrootte.
Positie: selecteer de afdrukpositie van het tekstbericht.
7. Druk in het scherm op OK.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Stempel
Drukt de datum en tijd, paginanummer of gebruikers-id af op de afdrukken.
Als u deze optie gebruikt, is de functie Boekje in het tabblad
Geavanceerd niet actief.
Kopiëren_ 76
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Stempel.
5. Druk op de juiste optie.
Paginanummer: met deze optie kunt u paginanummers afdrukken
op de afdrukken.
Tijd en datum: met deze optie kunt u tijd- en datumstempels
afdrukken op de afdrukken.
Gebruikers-ID: met deze optie kunt u een gebruikers-id afdrukken
op de afdrukken.
6. Druk op Aan om de geselecteerde optie te gebruiken.
7. Stel de instellingen Stempel in.
Pagina’s: selecteer om de optie op alle pagina’s of alleen op de
eerste pagina af te drukken.
Formaat: selecteer de tekengrootte.
Positie: selecteer de afdrukpositie van de tekst.
8. Druk in het scherm op OK.
9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Poster kopiëren
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. U kunt de afgedrukte pagina’s aan
elkaar kleven om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u Origineel (100%)
in Verklein/Vergrot selecteert.
Als u deze optie gebruikt, zijn de functies kopie ID en X-op-1 in
het tabblad Geavanceerd niet actief.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats één origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op
de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen"
op pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Verklein/Vergrot,
Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De instellingen per
kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Poster kopiëren.
5. Druk op Aan om deze functie te activeren.
6. Selecteer de lade in Papierinvoer.
7. Druk in het scherm op OK.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De delen worden een voor
een ingescand en afgedrukt in deze volgorde:
Kopiëren_ 77
De dubbelzijdige scansnelheid selecteren
Met deze optie kunt u de scansnelheid verhogen. In dit geval bespaart u
werkuren. Maar de kopieerkwaliteit kan minder zijn.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats één origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op
de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen"
op pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Snelheid duplexscan.
5. Druk op Hoog om deze functie te activeren.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
De taakvoltooiingsmelding instellen
Wanneer een kopieertaak is voltooid, kan dit apparaat een
voltooiingsmelding via e-mail verzenden. Deze functie is met name handig
voor grote kopieertaken. U hoeft niet naast het apparaat te wachten totdat
de kopieertaak is voltooid.
Om een taakvoltooiingsmelding te kunnen ontvangen, moet u de
netwerkparameters en de e-mailinstellingen instellen met behulp van
het bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor
gedetailleerde informatie over hoe u de netwerkparameters en de
e-mailinstellingen instelt, raadpleeg de beheerdershandleiding op de
meegeleverde cd.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65).
5. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
6. Druk op het tabblad Geavanceerd > Melding taak voltooid.
7. Druk op Aan om deze functie te activeren.
8. Druk op het invoergebied Emailadres. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer het e-mailadres in waarop u de taakvoltooiingsmelding wilt
ontvangen. Druk op OK. U kunt ook
U kunt het e-mailadres selecteren door op Adresboek te
drukken.
U kunt alleen een e-mailadres invoeren.
9. Druk in het scherm op OK.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Taak samenstellen
Met deze functie kunt u een groot aantal originelen, die uit meerdere
batches en/of verschillende formaten bestaan, in één keer kopiëren. De
kopieertaak wordt na het scannen van alle originelen gestart.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65).
Kopiëren_ 78
5. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Taak samenstellen.
6. Druk op Aan. Het apparaat begint met scannen.
Na het scannen, toont het apparaat een scherm waarin u wordt
gevraagd om een volgende pagina te plaatsen. Plaats een ander
origineel en druk op Ja. Indien nodig kunt u de kopieerinstelling wijzigen
door Instellingen wijzigen in te drukken. Als u klaar bent, selecteert u
Nee in dit scherm.
7. Het apparaat begint met afdrukken.
Het type van originelen selecteren
De instelling type origineel wordt gebruikt om de kopieerkwaliteit te
verbeteren door documenttypen voor de huidige kopieertaken te selecteren.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Type origineel.
5. Druk op de juiste optie.
Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit tekst
bestaan.
Tekst/Foto (Tekst en afgedrukte foto): gebruiken voor originelen
die tekst en foto’s bevatten.
Foto: gebruiken voor foto’s.
Gekopieerd origineel: gebruiken voor gekopieerde documenten.
Kaart: gebruiken voor kaarten.
Licht origineel: gebruiken voor lichte documenten.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Randen wissen
U kunt het origineel zonder randen of marges kopiëren.
U kunt deze functie niet gebruiken als u Boekje kopiëren gebruikt
(zie
"Boek kopiëren" op pagina 73).
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Rand wissen.
5. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Rand wissen: wist in alle kopieën een gelijk deel van de randen.
Perforatie wissen: hiermee verwijdert u markeringen van
perforatiegaten aan de linkerrand van de kopieën.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
De scherpte wijzigen
Stel deze parameter in om de randen te benadrukken en de tekst beter
leesbaar te maken. Deze parameter kan ook worden gebruikt om de
originele afbeelding aan te passen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Scherpte.
Kopiëren_ 79
5. Druk op de pijl-links/rechts om het niveau te wijzigen.
Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de
omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van
de afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Het contrast wijzigen
Stel deze parameter in om het contrast tussen Low en High aan te passen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Contrast.
5. Druk op de pijl-links/rechts om het niveau te wijzigen.
Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de
omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van
de afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
In spiegelbeeld kopiëren
Met deze functie kunt u in spiegelbeeld kopiëren.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Spiegelbeeld.
5. Druk op Aan om deze functie te activeren.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Laag Gematigd
laag
Origineel Gematigd
hoog
Hoog
Laag Gematigd
laag
Origineel Gematigd
hoog
Hoog
Kopiëren_ 80
De achtergrond aanpassen
Deze functie is handig als u originelen kopieert die kleuren op de
achtergrond bevatten, zoals bij kranten of catalogi.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk op het tabblad Afbeelding > Achtergrond aanpassen.
5. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: de achtergrond wordt geoptimaliseerd.
Verbet.: des te hoger het getal, des te levendiger de achtergrond.
Wissen: des te hoger het getal, des te lichter de achtergrond.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Afbeeldingen op de achterzijde wissen
Wanneer het origineel dun is en de afbeeldingen op de achterzijde
doorschijnen op de voorzijde, kunt u deze functie gebruiken om de
afbeeldingen op de achterzijde te verwijderen.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Druk op het tabblad Afbeelding > Afbeel. aan achterk. wissen.
5. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Wissen: des te hoger het getal, des te lichter het achtergrondbeeld.
6. Druk in het scherm op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Het kopiëren in een negatief beeld
Stel deze functie in om het origineel met de licht- en donkergekleurde
gebieden of de kleuren van de omgekeerde afbeelding te kopiëren.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Negatief.
3. Druk op Aan om deze functie te activeren.
4. Druk in het scherm op OK.
5. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Kopiëren_ 81
Een programma-instelling gebruiken
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt tevens de instellingen van de laatste taken gebruiken.
Programma’s opslaan
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
3. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65).
4. Druk op het tabblad Basis of Terug.
5. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
6. Druk op Programma’s.
7. Druk op het invoergebied Naam programma. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk op OK.
8. Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt worden
de ingestelde instellingen opgeslagen. Klik op Ga naar lijst of op
Sluiten.
Programma’s gebruiken
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Druk op Programma’s > Lijst.
4. Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst.
5. Druk op OK.
6. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te kopiëren volgens de door u
geselecteerde instelling.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Programma’s beheren
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Druk op Programma’s > Lijst.
3. Druk op de juiste optie.
Alles selecteren: selecteert alle programma’s om alles te
verwijderen.
Detail: toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde
programma.
Bewerken: wijzigt de naam van het geselecteerde programma.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde programma’s.
4. Druk op Annul. om naar het tabblad Basis terug te gaan.
Vorige instellingen gebruiken
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Druk op Programma’s.
4. Selecteer een vorige instelling die u wilt gebruiken.
Kopiëren_ 82
Bijvoorbeeld, als u de instellingen van de laatste taak wilt gebruiken,
drukt u op Vorige 1.
5. Druk op OK.
6. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te kopiëren volgens de door u
geselecteerde instelling.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Kopiëren_ 83
Documenten opslaan
U kunt gescande originelen opslaan in Doc.vak (de harde schijf van het
apparaat) van uw apparaat. U kunt indien nodig de opgeslagen documenten
in Doc.vak afdrukken.
Voor meer informatie over hoe de Doc.vak te gebruiken,
raadpleeg het hoofdstuk Doc.vak.
Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in de Doc.vak raden
wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken.
Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor
schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of
verkeerd gebruik van het apparaat.
1. Druk in het scherm op Kopie.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/
Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56).
4. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65).
5. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord.
6. Druk op Doc opslaan.
7. Druk op Kopiëren en opslaan of op Alleen opslaan.
Uit: schakelt deze optie uit.
Kopiëren en opslaan: voor het afdrukken en opslaan van
gescande originelen.
Alleen opslaan: slaat alleen gescande originelen op.
8. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
9. Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK.
10. Selecteer een bestemming en druk op OK.
11. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren en
opslaan, of uitsluitend op te slaan.
Druk op Stop op het bedieningspaneel om de huidige kopieertaak te
annuleren. U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij
verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel.
Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie
"Knop
Job Status" op pagina 29).
Kopiëren_ 84
Het menu Snel kopiëren gebruiken
Met het menu Snel kopiëren kunt u snel kopieeropties instellen zonder
naar een onderliggend menu of ander tabblad te gaan. Maar dit menu
beschikt niet over alle kopieeropties. Als u andere kopieeropties moet
gebruiken, gebruik dan de kopieeropties in het menu Kopie (zie
"De
instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56 of "Bijzondere kopieerfuncties
gebruiken" op pagina 65).
1. Druk in het scherm op Snel kopiëren.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Verklein/Vergrot,
Dubbelzijdig/X-op-1, Uitvoer, Papierinvoer, etc.
4. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke
toetsenbord op het bedieningspaneel.
5. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren.
Scannen_ 85
4.Scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basisscanmethode
Informatie over scanmethodes
Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)
Originelen scannen en verzenden via SMB/WEBDAV/FTP (scannen
naar server)
Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat
(scannen naar USB)
Opgeslagen documenten toevoegen
Te scannen voorbeeldafbeelding
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
Een programma-instelling gebruiken
Documenten opslaan
Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc
scannen)
Samsung Scanbeheer gebruiken
Scannen met TWAIN-compatibele software
Scannen in Macintosh
Scannen in Linux
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de
snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen,
de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de
bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en wat u scant,
mogelijk niet kunnen scannen in bepaalde resoluties, vooral niet in
een hogere resolutie.
Basisscanmethode
U kunt de originelen met uw apparaat scannen via het netwerk.
Samsung Scanbeheer: Loop naar het apparaat met de originelen en
scan ze vanaf het bedieningspaneel. Na het scannen, worden de
gescande gegevens opgeslagen in de map Mijn documenten van de
aangesloten computer. Als u alle software op de bijgeleverde cd
installeert, wordt Samsung Scanbeheer automatisch op uw computer
geïnstalleerd. Deze functie kunt u gebruiken via de netwerkverbinding
(zie
"Samsung Scanbeheer gebruiken" op pagina 111).
TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen.
Wanneer u een afbeelding scant, wordt de geselecteerde toepassing
gestart zodat u het scanproces kunt beheren. Deze functie kunt u
gebruiken via een netwerkverbinding (zie
"Scannen met
TWAIN-compatibele software" op pagina 113).
SmarThru Office: Dit programma wordt standaard geleverd bij uw
apparaat. U kunt dit programma gebruiken voor het scannen van
afbeeldingen of documenten. Deze functie kunt u gebruiken via een
netwerkverbinding.
E-mail: Hiermee kunt u een afbeelding scannen en als bijlage bij een
e-mailbericht verzenden (zie
"Originelen scannen en per e-mail
verzenden (scannen naar e-mail)" op pagina 86).
Server: U kunt een afbeelding scannen en verzenden naar een server,
zoals FTP, WEBDAV of SMB (zie
"Originelen scannen en verzenden via
SMB/WEBDAV/FTP (scannen naar server)" op pagina 90).
USB: U kunt een afbeelding scannen en op een
USB-geheugenapparaat opslaan (zie
"Originelen scannen en
verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen naar USB)" op
pagina 97).
Informatie over scanmethodes
Om de scanfunctie te gebruiken, drukt u op Scan nr Email, Naar USB
scannen, Scannen naar server of in het weergavescherm op Scan nr pc.
Wordt er een ander scherm weergegeven, druk dan op ( ) om naar het
beginscherm te gaan.
Scan nr Email: scant en verzendt de gescande uitvoer per e-mail naar
de bestemming (zie
"Originelen scannen en per e-mail verzenden
(scannen naar e-mail)" op pagina 86).
Scannen naar server: scant en verzendt de gescande uitvoer naar de
bestemming via SMB, WEBDAV of FTP (zie
"Originelen scannen en
verzenden via SMB/WEBDAV/FTP (scannen naar server)" op
pagina 90).
Naar USB scannen: scant en slaat de gescande uitvoer op een
USB-geheugenapparaat op (zie
"Originelen scannen en verzenden naar
een USB-geheugenapparaat (scannen naar USB)" op pagina 97).
Als u deze functie wilt gebruiken, moet u een
USB-geheugenapparaat aan te sluiten op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
Scan nr pc: scant en verzendt de gescande uitvoer via het programma
Samsung Scanbeheer dat op uw netwerkcomputer is geïnstalleerd (zie
"Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc
scannen)" op pagina 110).
Scannen_ 86
Originelen scannen en per e-mail verzenden
(scannen naar e-mail)
U kunt originelen scannen en de gescande afbeelding vanaf het apparaat
per e-mail naar verschillende bestemmingen verzenden.
Om een afbeelding te scannen en als bijlage via e-mail te verzenden
moet u eerst de netwerkparameters, SMTP-instellingen en Scan nr
Email-instellingen instellen met behulp van het bedieningspaneel of
SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie over hoe u
de netwerkparameters en de e-mailinstellingen instelt, raadpleeg de
beheerdershandleiding op de meegeleverde cd.
Informatie over het scherm Scan nr Email
Druk op Scan nr Email in het scherm.
Het tabblad Basis
Aan: voer het adres van de ontvanger in.
Van: voer het e-mailadres van de afzender in.
Tit.: voer het e-mailonderwerp in. U kunt maximaal 50 tekens
invoeren.
Ber: voer het e-mailbericht in. U kunt maximaal 200 tekens
invoeren.
Adresboek: geeft het adres van de ontvanger in door op een
opgeslagen adres te drukken. Veelgebruikte e-mailadressen kunt u
opslaan met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™ Web
Service.
Recent: toont de 10 laatst gebruikte e-mailadressen. U kunt ook
e-mailadressen kiezen in plaats van deze met het
pop-uptoetsenbord in te voeren (zie "Het laatste e-mailadres
opnieuw verzenden" op pagina 89).
+Toevoeg./Bewerken: wanneer u de Aan, Tit., etc. invoert,
selecteert u diegene die u wilt invoeren. Druk vervolgens op deze
knop. U kunt de ingevoerde waarde ook met deze knop bewerken.
CC: verzendt een kopie van de e-mail naar een extra ontvanger.
BCC: hetzelfde als CC, maar de naam van de ontvanger wordt niet
weergegeven.
Bijvoegen: laadt de documenten die momenteel zijn opgeslagen in
Doc.vak (zie
"Opgeslagen documenten toevoegen" op pagina 99).
Dubbelzijdig: selecteert of het apparaat het origineel enkelzijdig
scant (1-zijdig), dubbelzijdig scant (2-zijdig, boek) of dubbelzijdig
scant (2-zijdig, kalender) (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen"
op pagina 100).
Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie (zie "De
resolutie wijzigen" op pagina 100).
Voorbeeld: hiermee kunt u nog voor het scannen een
voorbeeldafbeelding zien (zie "Te scannen voorbeeldafbeelding" op
pagina 99).
Programma’s: om de huidige instellingen op te slaan voor
toekomstig gebruik (zie
"Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 107).
Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf op van uw
apparaat (zie
"Documenten opslaan" op pagina 109).
: met deze knop kunt u bepaalde opties in detail zien of u kunt
de opties volledig zien door te drukken op
.
: met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB,
Kopie, Fax, Doc.vak enz. gaan. Druk op deze knop en selecteer het
gewenste menu waar u naar toe wilt.
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: selecteert het formaat van originelen (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 100).
Oorspronkelijke stand: selecteert de oriëntatie van de originelen
(zie
"De richting van originelen selecteren" op pagina 101).
Uitgesteld verzenden: stelt het apparaat in om op een later tijdstip
automatisch een e-mail te verzenden (zie
"Het verzenden van een
gescande afbeelding uitstellen" op pagina 101).
Boek scannen: maakt het verzenden van een gescand bestand
van een boek of catalogus als e-mailbijlage mogelijk (zie
"Boek
scannen" op pagina 102).
Taak samenstellen: hiermee kunt u meerdere pagina’s scannen of
verschillende typen originelen in een bestand verzenden (zie
"Taak
samenstellen" op pagina 102).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Scannen_ 87
Melding taak voltooid: verzendt een e-mailmelding nadat de
scannen naar e-mail-taak is voltooid (zie
"De taakvoltooiingsmelding
instellen" op pagina 103).
Bates-nummering: maakt het invoegen van bepaalde informatie in
een PDF mogelijk, zoals gebruikers-ID, datum, tijd, etc. (zie
"Bates
numbering gebruiken" op pagina 103).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Afbeelding
Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of
vorige pagina gaan.
Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto, etc.
(zie
"Het type van originelen selecteren" op pagina 103).
Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoer aan
(zie
"De kleurmodus selecteren" op pagina 104).
Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoer aan
(zie
"Tonerdichtheid wijzigen" op pagina 104).
Scherpte: past het scherpteniveau van de gescande uitvoer aan
(zie
"Scherpte aanpassen" op pagina 104).
Contrast: past het contrastniveau van de gescande uitvoer aan (zie
"Contrast aanpassen" op pagina 105).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Achtergrond aanpassen: hiermee kunt u de achtergrond min of
meer wissen door de dichtheid of helderheid aan te passen (zie
"De
achtergrond aanpassen" op pagina 105).
Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het scannen van de
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt
meegescand (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op
pagina 105).
Scan naar rand: scant originelen van rand tot rand (zie "Scan naar
rand" op pagina 105).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Uitvoer
Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan
(zie
"Kwalit." op pagina 106).
Voorinstelling scan: wijzigt automatisch bepaalde scanopties,
zoals bestandsindeling en resolutie. U kunt opties aanpassen voor
elk specifiek doel (zie "Voorinstelling scan" op pagina 106).
Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de
gescande uitvoer (zie
"Bestandsindeling" op pagina 106).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Een ingescand origineel naar verschillende
bestemmingen verzenden als e-mailbijlage
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk in het scherm op Scan nr Email.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 100).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Druk op het invoergebied van Aan en +Toevoeg./Bewerken. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer het e-mailadres van de gewenste
ontvanger in (zie "E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord"
op pagina 89).
U kunt het e-mailadres van de ontvanger ook invoeren met behulp
van Adresboek of Recent (zie
"E-mailadressen invoeren via het
adresboek" op pagina 88 of "Het laatste e-mailadres opnieuw
Scannen_ 88
verzenden" op pagina 89).
6. Druk op het invoergebied van Van en +Toevoeg./Bewerken. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer het e-mailadres van de gewenste
afzender in (zie "E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord"
op pagina 89).
U kunt het e-mailadres van de afzender ook invoeren met behulp
van Adresboek of Recent (zie
"E-mailadressen invoeren via het
adresboek" op pagina 88 of "Het laatste e-mailadres opnieuw
verzenden" op pagina 89).
7. Druk op Tit., het pop-uptoetsenbord verschijnt en voer de gewenste titel
voor het e-mailbericht in. Druk op OK.
8. Druk op Ber, het pop-uptoetsenbord verschijnt en voer het gewenste
e-mailbericht in. Druk op OK.
9. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 100).
10. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk
op Verwijd. (zie
"Knop Job Status" op pagina 29).
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht.
Als u de invoergebieden Adres afzender, Onderwerp en Bericht
in Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Scan naar
e-mailinstellingen > Algemeen hebt geconfigureerd, kunt u het
e-mailadres van de afzender, het onderwerp en het bericht zien.
E-mailadressen invoeren
Nadat u eenmaal veelgebruikte e-mailadressen hebt opgeslagen in het
adresboek, kunt u e-mailadressen één voor één invoeren of direct met
behulp van het pop-uptoetsenbord.
E-mailadressen invoeren via het adresboek
1. Druk in het scherm op Scan nr Email.
2. Druk op het invoergebied van Aan of Van.
3. Druk op Adresboek.
4. Druk op Lokaal of op Server.
Als u Server wilt gebruiken, moet u LDAP-instellingen
instellen voordat u Server kunt gebruiken. Voor gedetailleerde
informatie over LDAP-instellingen, raadpleeg de
beheerdershandleiding op de gebruikershandleiding-cd.
Met deze functie kunt adressen selecteren die geregistreerd
zijn in de server LDAP (Lightweight Diretory Access
Protocol) via het netwerk.
Scannen_ 89
5. Druk op het invoergebied van Zoeken. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
6. Voer de eerste letter of het volledige e-mailadres in dat u zoekt.
Druk vervolgens op OK.
7. Druk op Zoeken.
Zodra de zoekopdracht is voltooid, worden de zoekresultaten
weergegeven op het scherm.
8. Selecteer in de zoekresultaten het gezochte e-mailadres en druk op
OK.
Wanneer u een e-mailadres via het Adresboek invoert, wordt het
adresboekpictogram (
) in het invoergebied van het e-mailadres
weergegeven.
U kunt een e-mailadres verwijderen door op het pictogram
verwijderen (
) te drukken.
E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord
De volgende procedure illustreert hoe u bij wijze van voorbeeld
1. Druk in het scherm op Scan nr Email.
2. Druk op het invoergebied van Aan of Van en +Toevoeg./Bewerken,
vervolgens verschijnt het pop-uptoetsenbord.
3. Druk op a, b, c, d, e, f, g.
4. Druk op @.
5. Druk op a, b, c.
6. Druk op . en druk op c, o, m.
7. Druk op OK nadat u alle gegevens hebt ingevoerd.
Druk op het pictogram verwijderen ( ) om een ingevoerd
e-mailadres te verwijderen.
Het laatste e-mailadres opnieuw verzenden
Om opnieuw te verzenden naar het laatst gebruikte e-mailadres:
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk in het scherm op Scan nr Email.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 100).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Druk op het invoergebied van Aan en Recent.
Scannen_ 90
6. Druk op het e-mailadres dat u opnieuw wilt verzenden. Druk vervolgens
op OK.
Toevoegen aan adres: Maakt het mogelijk om een
e-mailadres toe te voegen in de Recent resultaten van het
Adresboek.
Verwijd.: Maakt het mogelijk om een e-mailadres te
verwijderen in de Recent resultaten. Druk op het e-mailadres
dat u wilt verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd..
7. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 100).
8. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Een e-mailbevestigingsrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt waarin wordt aangegeven of de e-mail is verzonden.
Als een rapport tekens of lettertypes bevat die niet worden
ondersteund door het apparaat, verschijnt in plaats van de tekens/
lettertypes het woord Unknown in het rapport.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Scan naar
e-mailinstellingen > Algemeen op het scherm.
2. Schuif omlaag en druk op de geschikte optie in Bladen
afdrukbevestiging.
Alleen bij fouten: drukt alleen een bevestigingsrapport af wanneer
de overdracht van een e-mail mislukt.
Altijd: drukt altijd een bevestigingsrapport af of een overdracht van
een e-mail is gelukt of niet.
Nooit: drukt nooit een bevestigingsrapport af.
3. Druk op OK.
Originelen scannen en verzenden via SMB/
WEBDAV/FTP (scannen naar server)
U kunt een afbeelding inscannen en naar drie bestemmingen verzenden via
SMB, WEBDAV of FTP.
Als u een afbeelding wilt scannen en naar een server wilt verzenden
moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van het
bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde
informatie over hoe u de netwerkparameters instelt, raadpleeg de
beheerdershandleiding op de gebruikershandleiding-cd.
Informatie over het scherm Scannen naar server
Druk op Scannen naar server in het scherm.
Het tabblad Basis
+ Toevoegen : u kunt rechtstreeks een nieuwe SMB-, WEBDAV- of
FTP-server toevoegen.
U kunt ook een nieuwe SMB-, WEBDAV- of FTP-server
toevoegen in SyncThru™ Web Service.
Adresboek: hiermee voert u het adres van de ontvanger in door op
Scannen_ 91
een opgeslagen adres te drukken. Veelgebruikte serveradressen
kunt u opslaan met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™
Web Service.
Recent: toont de 10 laatst verzonden serveradressen. U kunt ook
serveradressen kiezen in plaats van deze met het
pop-uptoetsenbord in te voeren (zie "Het laatste serveradres
opnieuw verzenden" op pagina 94).
Bijvoegen: laadt de documenten die momenteel zijn opgeslagen in
Doc.vak (zie
"Opgeslagen documenten toevoegen" op pagina 99).
Dubbelzijdig: selecteert of het apparaat het origineel enkelzijdig
scant (1-zijdig), dubbelzijdig scant (2-zijdig, boek) of dubbelzijdig
scant (2-zijdig, kalender) (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen"
op pagina 100).
Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie (zie "De
resolutie wijzigen" op pagina 100).
Voorbeeld: hiermee kunt u nog voor het scannen een
voorbeeldafbeelding zien (zie
"Te scannen voorbeeldafbeelding" op
pagina 99).
Programma’s: om de huidige instellingen op te slaan voor
toekomstig gebruik (zie
"Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 107).
Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf op van uw
apparaat (zie
"Documenten opslaan" op pagina 109).
: met deze knop kunt u bepaalde opties in detail zien of u kunt
de opties volledig zien door te drukken op
.
: met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB,
Kopie, Fax, Doc.vak enz. gaan. Druk op deze knop en selecteer het
gewenste menu waar u naar toe wilt.
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: selecteert het formaat van originelen (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 100).
Oorspronkelijke stand: selecteert de oriëntatie van de originelen
(zie
"De richting van originelen selecteren" op pagina 101).
Uitgesteld verzenden: stelt het apparaat in om een gescande
afbeelding zonder uw tussenkomst op een later tijdstip te verzenden
(zie "Het verzenden van een gescande afbeelding uitstellen" op
pagina 101).
Boek scannen: maakt het verzenden van een gescand bestand
van een boek of catalogus naar een server mogelijk (zie
"Boek
scannen" op pagina 102).
Taak samenstellen: hiermee kunt u meerdere pagina’s scannen of
verschillende typen originelen in een bestand verzenden (zie
"Taak
samenstellen" op pagina 102).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Melding taak voltooid: verzendt een e-mailmelding nadat de
scannen naar server-taak is voltooid (zie
"De taakvoltooiingsmelding
instellen" op pagina 103).
Bates-nummering: maakt het invoegen van bepaalde informatie in
een PDF mogelijk, zoals gebruikers-ID, datum, tijd, etc. (zie
"Bates
numbering gebruiken" op pagina 103).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Afbeelding
Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of
vorige pagina’s gaan.
Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto, etc.
(zie
"Het type van originelen selecteren" op pagina 103).
Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoeren aan
(zie
"De kleurmodus selecteren" op pagina 104).
Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoeren
aan (zie
"Tonerdichtheid wijzigen" op pagina 104).
Scherpte: past het scherpteniveau van de gescande uitvoeren aan
(zie
"Scherpte aanpassen" op pagina 104).
Contrast: past het contrastniveau van de gescande uitvoeren aan
(zie
"Contrast aanpassen" op pagina 105).
Scannen_ 92
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Achtergrond aanpassen: hiermee kunt u de achtergrond min of
meer wissen door de dichtheid of helderheid aan te passen (zie
"De
achtergrond aanpassen" op pagina 105).
Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het scannen van de
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt
meegescand (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op
pagina 105).
Scan naar rand: scant originelen van rand tot rand (zie "Scan naar
rand" op pagina 105).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Uitvoer
Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan
(zie
"Kwalit." op pagina 106).
Voorinstelling scan: wijzigt automatisch bepaalde scanopties,
zoals bestandsindeling en resolutie. U kunt opties aanpassen voor
elk specifiek doel (zie
"Voorinstelling scan" op pagina 106).
Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de
gescande uitvoer (zie
"Bestandsindeling" op pagina 106).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Scannen en verzenden naar een SMB-/WEBDAV-/
FTP-server
U kunt maximaal vier bestemmingen selecteren met behulp van
SMB-, WEBDAV- of FTP-servers.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Scannen naar server op het scherm
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 100).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Druk op het invoergebied van de servernaam. U kunt het serveradres
van de ontvanger handmatig invoeren. U kunt 2 pas invullen nadat u een
adres bij 1 heeft ingevuld (zie
"Serveradressen handmatig invoeren" op
pagina 93).
U kunt ook Adresboek gebruiken om gemakkelijk het adres in te voeren
(zie
"Serveradressen van het adresboek invoeren" op pagina 93).
6. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 100).
7. Druk op Start op het bedieningspaneel.
Het apparaat begint met te scannen en verzendt het origineel daarna
naar de opgegeven server.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk
op Verwijd. (zie
"Knop Job Status" op pagina 29).
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van gescande gegevens.
Serveradressen invoeren
Nadat u eenmaal veelgebruikte adressen hebt opgeslagen in het
adresboek, kunt u serveradressen één voor één invoeren of direct met
behulp van + Toevoegen invoeren.
Scannen_ 93
Serveradressen van het adresboek invoeren
1. Druk in het scherm op Scannen naar server.
2. Druk op Adresboek.
3. Druk op het invoergebied Zoeken. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
4. Voer de eerste letter of het volledige serveradres in dat u zoekt.
Druk vervolgens op OK.
5. Druk op Zoeken.
Zodra de zoekopdracht is voltooid, worden de zoekresultaten
weergegeven op het scherm.
6. Druk in de zoekresultaten op het gezochte serveradres en
vervolgens op OK.
Druk op het pictogram verwijderen ( ) om een ingevoerd
serveradres te verwijderen.
Serveradressen handmatig invoeren
1. Druk in het scherm op Scannen naar server.
2. Druk op het invoergebied van het serveradres of op + Toevoegen .
Het venster Dir. invoer verschijnt.
3. Druk op het type van de server, kies uit SMB, WebDAV of FTP.
4. Druk op het invoergebied van Naam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de servernaam in. Druk vervolgens op OK.
5. Druk op IP of Host en vervolgens op het invoergebied IP-adres/
hostnaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam. Druk op OK.
6. Druk op het invoergebied van Poortnr.. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535. Druk op OK.
7. Druk op het invoergebied van Gebruik.naam. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gebruikersnaam van de server in. Druk vervolgens op OK.
Bij SMB of FTP, wanneer u wilt dat de server toegang
verleent aan niet-gemachtigde personen, drukt u in het vak
Anoniem. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als
u het selectievakje Anoniem hebt ingeschakeld, ga dan
naar stap 9.
Als u het vak Anoniem wilt gebruiken, moet voor de
geselecteerde SMB-server de veiligheidsconfiguratie zijn
uitgevoerd voordat u de gegevens kunt verzenden (zie
"Een voorbeeld van de veiligheidsconfiguratie voor
anonieme gebruiker op de SMB-server." op pagina 95).
Afhankelijk van het geïnstalleerde besturingssysteem op
de SMB-server, zoals Windows 7 Home Premium, kunt u
de optie Anoniem niet gebruiken. Voor gedetailleerde
informatie raadpleeg de gebruikershandleiding van het
besturingssysteem.
Bij WebDAV kunt u de bestanden gecodeerd versturen
door SSL in te drukken. Als het apparaat en de
ontvangende WebDAV-server van de optie SSL (Secure
Sockets Layer) verschillen, zou de overdracht kunnen
mislukken. Als daarnaast de ontvangende WebDAV server
alleen het gecodeerde bestand kan ontvangen, moet u de
knop SSL indrukken.
8. Druk op het invoergebied van Gebruikerswachtwoord. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer het gebruikerswachtwoord van de server in. Druk op OK.
Scannen_ 94
9. Druk op het invoergebied van Gebruikersdomein. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer het gebruikersdomein van de server in. Druk vervolgens op
OK.
Ingeval WebDAV, Gebruikersdomein niet verschijnt.
Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein
heeft, laat u dit veld leeg of voert u de computernaam van
de SMB-server in.
Als de ingevoerde FTP-server geen geregistreerd domein
heeft, laat u dit veld leeg.
10. Druk op het invoergebied van Bestandsmap. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de bestandenmapnaam van de server in voor de opslag van de
gescande afbeelding. Druk vervolgens op OK.
11. Druk op het invoergebied van Documentnaam. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de naam in waaronder u het document wilt opslaan. Druk op
OK.
U kunt de opgeslagen bestandsindeling selecteren in
Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Scan naar
serverinstellingen > Bestandsindeling.
12. Selecteer de te gebruiken optie Best.beleid met de pijl-links/rechts.
Als de server al een bestand met dezelfde naam heeft, wordt het
bestand verwerkt volgens het door u geselecteerde bestandsbeleid.
Naam wijzigen: het verzonden bestand wordt opgeslagen met
een automatisch geprogrammeerde verschillende
bestandsnaam.
Annul.: verzendt het gescande bestand niet wanneer er op de
server al een bestand met dezelfde naam bestaat.
Overschr.: het bestaande bestand wordt door het verzonden
bestand overschreven.
13. Selecteer of er voor de opslaan van gescande afbeeldingen wel of
niet automatisch een nieuwe map moet worden aangemaakt. Als u
Aan in de optie Map maken selecteert, wordt de gescande
afbeelding opgeslagen in een nieuwe map.
14. Druk op OK nadat u alle gegevens hebt ingevoerd.
U kunt een serveradres verwijderen door op het pictogram
verwijderen (
) te drukken.
Het laatste serveradres opnieuw verzenden
Om het laatst verzonden serveradres opnieuw te verzenden:
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk in het scherm op Scannen naar server.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 100).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Druk op Recent.
6. Druk op het serveradres dat u opnieuw wilt verzenden. Druk vervolgens
op OK.
Toevoegen aan adres: maakt het mogelijk om een
serveradres toe te voegen in de Recent resultaten van het
Adresboek.
Verwijd.: maakt het mogelijk om een serveradres te
verwijderen in de Recent resultaten. Druk op het serveradres
dat u wilt verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd..
7. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 100).
8. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Scannen_ 95
Een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt ongeacht of de overdracht gelukt of mislukt is.
Als een rapport tekens of lettertypes bevat die niet worden
ondersteund door het apparaat, verschijnt in plaats van de tekens/
lettertypes het woord Unknown in het rapport.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Scan naar
serverinstellingen > Resultaat serveroverdracht op het scherm.
2. Druk op de juiste optie.
Uit: drukt nooit een bevestigingsrapport af.
Aan: drukt altijd een bevestigingsrapport af of een overdracht naar
de server is gelukt of niet.
Bij fout: drukt alleen een bevestigingsrapport af wanneer de
overdracht naar de server is mislukt.
3. Druk op OK.
Een voorbeeld van de veiligheidsconfiguratie voor
anonieme gebruiker op de SMB-server.
Om gegevens naar een SMB-server te verzenden, moet de
veiligheidsconfiguratie van de SMB-server voor het gebruik van de optie
Anoniem zijn ingesteld.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem Windows
XP Professional SP3.
Afhankelijk van het besturingssysteem kan de procedure afwijken of
geen toegang bieden voor niet-gemachtigde personen.
1. Klik in Windows op Start > Configuratiescherm > Systeembeheer >
Lokaal beveiligingsbeleid.
2. Klik op Lokaal beleid > Beveiligingsopties.
3. Wijzig de onderstaande instellingen naar Ingeschakeld.
Netwerktoegang: anonieme SID/naamomzetting toestaan
Netwerktoegang: machtigingen voor Iedereen toepassen op
anonieme gebruikers
4. Voeg de naam van de gedeelde map toe aan Netwerktoegang: shares
die anoniem kunnen worden gebruikt, zoals hieronder afgebeeld.
De volgende afbeelding is een voorbeeld voor het invoeren van
"Shared".
5. Klik op Toepassen en vervolgens op OK.
6. Selecteer de gedeelde map en klik op de rechtermuisknop.
7. Klik op Delen en beveiliging….
Scannen_ 96
8. Klik op Beveiliging en voeg ANONYMOUS LOGON toe bij Namen van
groepen of gebruikers, zoals hieronder afgebeeld.
9. Klik op Delen > Deze map delen > Machtigingen.
10. Voeg ANONYMOUS LOGON toe bij Namen van groepen of
gebruikers, zoals hieronder afgebeeld.
11. Klik op Toepassen en vervolgens op OK bij Machtigingen voor
gedeeld.
12. Klik op Toepassen en vervolgens op OK bij Gedeelde eigenschappen.
Scannen_ 97
Originelen scannen en verzenden naar een
USB-geheugenapparaat (scannen naar USB)
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een
USB-geheugenapparaat opslaan. Wanneer u een document scant, gebruikt
het apparaat de standaardinstellingen, zoals de resolutie. U kunt ook uw
eigen scaninstelling aanpassen (zie
"De instellingen van de scanfunctie
wijzigen" op pagina 100).
Informatie over het scherm Naar USB scannen
Druk op Naar USB scannen in het scherm.
Het tabblad Basis
: gaat terug naar het bovenliggende menu.
Selecteren: gaat naar de geselecteerde map.
Nieuwe map: maakt een nieuwe map aan op het
USB-geheugenapparaat.
Detail: toont de informatie van de geselecteerde map of bestand.
Naam wijz.: wijzigt de naam van de geselecteerde map of bestand.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde map of het geselecteerde
bestand.
Bestandnaam: maakt een bestandsnaam om de gescande
gegevens op te slaan.
Dubbelzijdig: selecteert of het apparaat het origineel enkelzijdig
(1-zijdig), dubbelzijdig (2-zijdig, boek) of dubbelzijdig scant
(2-zijdig, kalender) (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op
pagina 100).
Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie (zie "De
resolutie wijzigen" op pagina 100).
Voorbeeld: hiermee kunt u nog voor het scannen een
voorbeeldafbeelding zien (zie
"Te scannen voorbeeldafbeelding" op
pagina 99).
Programma’s: om de huidige instellingen op te slaan voor
toekomstig gebruik (zie
"Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 107).
Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf op van uw
apparaat (zie
"Documenten opslaan" op pagina 109).
: met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB,
Kopie, Fax, Doc.vak enz. gaan. Druk op deze knop en selecteer het
gewenste menu waar u naar toe wilt.
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: selecteert het formaat van originelen (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 100).
Oorspronkelijke stand: selecteert de oriëntatie van de originelen
(zie
"De richting van originelen selecteren" op pagina 101).
Boek scannen: maakt het verzenden van een boek of catalogus als
e-mailbijlage mogelijk (zie
"Boek scannen" op pagina 102).
Taak samenstellen: hiermee kunt u meerdere pagina’s scannen of
verschillende typen originelen in een bestand verzenden (zie
"Taak
samenstellen" op pagina 102).
Bates-nummering: maakt het invoegen van bepaalde informatie in
een PDF mogelijk, zoals gebruikers-ID, datum, tijd, etc. (zie
"Bates
numbering gebruiken" op pagina 103).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Afbeelding
Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of
vorige pagina’s gaan.
Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto, etc.
(zie
"Het type van originelen selecteren" op pagina 103).
Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoer aan
(zie
"De kleurmodus selecteren" op pagina 104).
Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoer aan
(zie
"Tonerdichtheid wijzigen" op pagina 104).
Scherpte: past het scherpteniveau van de gescande uitvoer aan
(zie
"Scherpte aanpassen" op pagina 104).
Contrast: past het contrastniveau van de gescande uitvoer aan (zie
"Contrast aanpassen" op pagina 105).
Scannen_ 98
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Achtergrond aanpassen: hiermee kunt u de achtergrond min of
meer wissen door de dichtheid of helderheid aan te passen (zie
"De
achtergrond aanpassen" op pagina 105).
Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het scannen van de
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt
meegescand (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op
pagina 105).
Scan naar rand: scant originelen van rand tot rand (zie "Scan naar
rand" op pagina 105).
Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Uitvoer
Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan
(zie
"Kwalit." op pagina 106).
Voorinstelling scan: hiermee wijzigt u automatisch bepaalde
scanopties, zoals de resolutie en bestandsindeling. U kunt opties
aanpassen voor elk specifiek doel (zie "Voorinstelling scan" op
pagina 106).
Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de
gescande uitvoer (zie
"Bestandsindeling" op pagina 106).
Best.beleid: wijzigt of overschrijft automatisch de naam wanneer er
op het USB-apparaat al een bestand met dezelfde bestandsnaam
bestaat (zie
"Best.beleid" op pagina 107).
Map maken: maakt automatische een nieuwe map aan voor het
opslaan van de gescande afbeelding (zie
"Map maken" op
pagina 107).
Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Het apparaat kan het niet geformatteerd USB-geheugenapparaat
niet detecteren. Formatteer en steek het USB-geheugenapparaat
in de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
Het apparaat kan het USB-geheugenapparaat niet detecteren als
het apparaat in de energiebesparende modus staat. Wacht tot het
apparaat zich in stand-bymodus bevindt en sluit vervolgens het
USB-geheugenapparaat opnieuw op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat aan.
Het apparaat heeft twee USB-geheugenpoorten. Als er al een
USB-geheugen op één van de poorten aangesloten is en u sluit
een USB-geheugenapparaat op een andere poort aan, dan zal het
apparaat deze laatste niet detecteren. Verwijder het eerst
geplaatste USB-geheugenapparaat en sluit vervolgens het
gewenste USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Druk in het scherm op Naar USB scannen.
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer een map om de gescande afbeelding op te slaan. Als u geen
map selecteert, wordt de gescande afbeelding in de rootdirectory
opgeslagen.
6. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 100).
7. Stel indien nodig de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd,
Afbeelding of Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen"
op pagina 100).
8. Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
9. Voer een bestandsnaam in om de gescande gegevens op te slaan. Druk
op OK.
10. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en op te slaan.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
11. Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen.
Scannen_ 99
Opgeslagen documenten toevoegen
Wanneer u een opgeslagen document via Scan nr Email of Scannen naar
server naar e-mail of server verzendt, kunt u met deze optie een
opgeslagen document in het documentenvak toevoegen. U kunt alleen
opgeslagen documenten van het documentenvak toevoegen. Om
documenten toe te voegen moeten ze eerst in het documentenvak zijn
opgeslagen.
Een opgeslagen document verzenden
1. Druk op Scan nr Email of Scannen naar server op het scherm.
2. Voer het e-mailadres van de ontvanger of het serveradres in.
3. Druk op Bijvoegen.
4. Druk op het documentenvak waarin het toe te voegen document zit.
5. Druk op Selecteren.
6. Druk op een opgeslagen bestand om het toe te voegen.
7. Druk op OK. De naam van het toegevoegde bestand wordt
weergegeven.
8. Selecteer met de pijl-links/rechts de toegevoegde bestandsindeling.
9. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat verzendt het
toegevoegde bestand naar de e-mail of de server.
Te scannen voorbeeldafbeelding
Voordat u een afbeelding verzendt, kunt u de gescande afbeelding zien met
de functie Voorbeeld. De voorbeeldafbeelding wordt toegepast met de
ingestelde optie in de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer. U
kunt indien nodig de scanopties opnieuw instellen na het zien van de
voorbeeldafbeelding.
De knop Voorbeeld gebruiken
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen
op het scherm.
3. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 100).
4. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 100).
5. Druk op het tabblad Basis. Voer elk item in.
6. Druk op Voorbeeld. De voorbeeldpagina verschijnt.
7. Druk op Verzenden. Het apparaat verzendt het bestand naar de
bestemmingen.
Als u de scanfuncties opnieuw wilt instellen, drukt u op Annul..
Hulpmiddelen Functie
Verkleint 2 tot 4 keer de voorbeeldafbeelding. U
kunt de verkleinde afbeelding bekijken.
Vergroot 2 tot 4 keer de voorbeeldafbeelding. U
kunt het gewenste deel van de uitvergrote
afbeelding zien.
Past de voorbeeldafbeelding aan, aan de grootte
van het voorbeeldscherm.
Als de gescande afbeelding meerdere pagina’s
bevat, druk dan op de pijl-links/rechts om de andere
pagina’s van te voren zien.
Draait de voorbeeldafbeelding 90 graden naar links
of naar rechts.
Pagina
verwijderen
Verwijdert de voorbeeldpagina van de gescande
gegevens.
Scannen_ 100
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
In dit gedeelte leest u hoe u de documentinstellingen aanpast voor elke
scantaak, zoals resolutie, dubbelzijdig afdrukken, formaat van het origineel,
type, kleurmodus, tonerdichtheid enzovoort. De opties die u wijzigt, blijven
enige tijd behouden, maar wanneer die periode is verstreken, worden de
standaardwaarden voor deze opties hersteld.
Dubbelzijdig scannen van originelen
Deze functie is speciaal van toepassing op het scannen van dubbelzijdig
bedrukte documenten. U kunt aangeven of er enkelzijdig of dubbelzijdig
moet worden gescand.
Druk op de pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen.
1-zijdig: instelling voor enkelzijdig bedrukte originelen.
2-zijdig, boek: instelling voor dubbelzijdige originelen.
2-zijdig, kalender: voor dubbelzijdig bedrukte originelen waarvan de
achterzijde 180 graden is gedraaid.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina
wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent,
selecteert u bij deze optie Nee.
De resolutie wijzigen
U kunt de resolutie van het document aanpassen.
Druk op de pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen. Des te hoger de
waarde die u selecteert, des te duidelijker het resultaat, maar het scannen
kan langer duren.
De volgende tabel toont gedetailleerde informatie over de opties voor deze
functie, resolutie en bestandsindeling.
Het formaat van de originelen selecteren
1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Formaat van origineel. Gebruik
vervolgens de pijl-omhoog/omlaag om het formaat van het origineel in te
stellen.
2. Druk op de juiste optie.
Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u
de papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld
in de beschikbare A/B- en Letter-papierformaten in dit apparaat.
Aangp.: selecteert het kopieergebied van het origineel. Druk op de
pijlknoppen om het formaat in te stellen.
Het aangepaste formaat verschilt afhankelijk van de plaats van
de originelen.
Auto: het formaat van de originelen wordt automatisch
gedetecteerd maar bij deze optie worden alleen originelen van het
formaat Letter, Ledger, Legal, Statement, A3, A4, A5, B4 of JIS B5
ondersteund.
Verschill. form.: hiermee kunt u papier van Letter- en
Legal-formaat door elkaar gebruiken. Het juiste papierformaat wordt
automatisch geselecteerd in verschillende laden. Stel bijvoorbeeld
dat u een document hebt met drie pagina’s, waarbij de eerste pagina
het Letter-formaat heeft, de tweede pagina het Legal-formaat en de
derde pagina opnieuw het Letter-formaat. In dat geval wordt met
behulp van verschillende laden eerst op papier van Letter-formaat
afgedrukt, vervolgens op papier van Legal-formaat en daarna weer
op papier van Letter-formaat.
Functie Resolutie (dpi) Bestandsindeling
Scan nr Email 100, 200, 300, 400,
600
JPEG, PDF, TIFF, XPS
Naar USB
scannen
100, 200, 300, 400,
600
JPEG, PDF, TIFF, XPS
Scannen naar
server
100, 200, 300, 400,
600
JPEG, PDF, TIFF, XPS
In de DADI
Op de glasplaat van
de scanner
Minimumformaa
t
140 x 140 mm 25 x 25 mm
Maximumforma
at
297 x 432 mm 297 x 432 mm
Scannen_ 101
Verschill. form. is actief wanneer de originelen in de DADI zijn
geplaatst.
Andere vooraf ingestelde waarden: hiermee kunt u eenvoudig
veelgebruikte waarden selecteren.
3. Druk in het scherm op OK.
De richting van originelen selecteren
1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Oorspronkelijke stand en
selecteer vervolgens de richting van het origineel.
2. Druk op de juiste optie.
Staande afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel met de bovenkant naar de achterkant van het apparaat.
Liggende afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen
origineel in de DADI met de bovenkant van het originele document
gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of een origineel
document op de glasplaat van de scanner met de bovenkant van het
originele document gericht naar de rechterzijde van het apparaat.
3. Druk in het scherm op OK.
Het verzenden van een gescande afbeelding
uitstellen
U kunt uw apparaat instellen om een gescande afbeelding op een later
tijdstip automatisch te verzenden. De gescande afbeelding wordt in het
geheugen opgeslagen.
1. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Uitgesteld
verzenden > Aan.
2. Druk op het invoergebied van Taaknaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste taaknaam in.
Als u geen taaknaam invoert, kent het apparaat de taaknaam "Taak
uitstellen" toe.
3. Stel de Starttijd in.
Starttijd is het specifieke tijdstip waarop u de fax wilt verzenden. U
kunt de Starttijd tot 15 minuten later dan de huidige tijd instellen.
Als het bijvoorbeeld 1:00 uur is, kunt u de startijd 1:15 instellen.
Als het ingestelde tijdstip onjuist is, verschijnt een
waarschuwingsbericht en wordt de waarde opnieuw ingesteld op
de huidige tijd.
4. Druk in het scherm op OK.
Als u deze functie wilt annuleren, drukt u nog voor het verzenden
wordt geactiveerd op Uit.
De DADI gebruiken De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogra
m
De DADI gebruiken De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogra
m
Scannen_ 102
Boek scannen
Gebruik deze functie om een boek te scannen. Als het boek te dik is, opent
u de DADI tot de scharnieren niet verder kunnen en sluit u het DADI weer.
Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met de DADI open.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
1. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Boek scannen.
2. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Linkerpagina: scant alleen de linkerpagina van het boek.
Rechterpagina: scant alleen de rechterpagina van het boek.
Beide pagina’s (vanaf links): scant beginnend bij de linkerpagina
beide tegenoverelkaarliggende pagina’s.
Beide pagina’s (vanaf rechts): scant beginnend bij de
rechterpagina beide tegenoverelkaarliggende pagina’s.
3. Druk in het scherm op OK.
Taak samenstellen
Met deze functie kunt u een groot aantal originelen, die uit meerdere
batches of verschillende formaten bestaan, tegelijk scannen en verzenden.
Na het scannen worden de originelen als een enkel document naar de
ingevoerde adressen verzonden.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Scan nr Email of Scannen naar server op het scherm.
3. Voer de informatie in van de bestemmingen.
4. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 100).
5. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 100).
6. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Taak samenstellen.
7. Druk op Aan om deze functie te activeren.
8. Druk in het scherm op OK.
9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen.
Na het scannen, toont het apparaat een scherm waarin u wordt
gevraagd om een volgende pagina te plaatsen. Plaats een ander
origineel en druk op Ja. Indien nodig kunt u de scaninstelling wijzigen
door Instellingen wijzigen in te drukken. Als u klaar bent, selecteert u
Nee in dit scherm.
Het apparaat verzendt het bestand naar de bestemmingen.
Scannen_ 103
De taakvoltooiingsmelding instellen
Wanneer het scannen naar e-mail- of de scannen naar server-taak is
voltooid, kan dit apparaat een voltooiingsmelding via e-mail verzenden.
Deze functie is handig wanneer u grote hoeveelheden documenten scant
en verzendt. U hoeft niet naast het apparaat te wachten totdat de scannen
naar e-mail- of de scannen naar server-taak is voltooid.
Om een taakvoltooiingsmelding te kunnen ontvangen, moet u de
netwerkparameters en de e-mailinstellingen instellen met behulp van
het bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor
gedetailleerde informatie over hoe u de netwerkparameters en de
e-mailinstellingen instelt, raadpleeg de beheerdershandleiding op de
meegeleverde cd.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Scan nr Email of Scannen naar server op het scherm.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 100).
4. Voer de informatie in van de bestemmingen.
5. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 100).
6. Druk op het tabblad Geavanceerd > Melding taak voltooid.
7. Druk op Aan om deze functie te activeren.
8. Druk op het invoergebied van Emailadres. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer het e-mailadres in waarop u de taakvoltooiingsmelding wilt
ontvangen. Druk op OK.
U kunt het e-mailadres selecteren door op Adresboek te
drukken.
U kunt alleen een e-mailadres invoeren.
9. Druk in het scherm op OK.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen.
Bates numbering gebruiken
Als u PDF selecteert in Bestandsindeling van het tabblad Uitvoer, kunt u
bepaalde informatie toevoegen aan het PDF-bestand, zoals beginnummer,
gebruikers-ID, datum, tijd, etc.
De functie Bates-nummering is alleen beschikbaar wanneer de
optionele Advanced Scan-kit is geïnstalleerd.
Alleen de beheerder kan deze functie beheren. Neem contact op
met uw beheerder wanneer u een bates-nummer moet invoeren of
de instellingen van deze functie moet bewerken.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen
op het scherm.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 100).
4. Druk op het tabblad Uitvoer > Bestandsindeling > PDF (zie
"Bestandsindeling" op pagina 106).
5. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Bates-nummering.
6. Druk op Aan om deze functie te activeren.
7. Druk op een bates numbering-instelling die uw beheerder in de lijst heeft
ingesteld.
8. Druk in het scherm op OK.
9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen.
Het type van originelen selecteren
Met de instelling oorspronkelijk type kunt u de scankwaliteit verbeteren door
het type document voor de huidige scanopdracht te selecteren.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Type origineel.
2. Druk op de juiste optie.
Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit tekst
bestaan.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s
bevatten.
Scannen_ 104
Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
3. Druk in het scherm op OK.
De kleurmodus selecteren
Gebruik één van deze opties om het origineel te scannen, kies Auto, Kleur,
Grijs of Mono.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Kleurmodus.
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
2. Druk op de juiste optie.
Auto : detecteert automatisch de kleur van het origineel en scant
het.
Kleur: hiermee scant u in kleur. Hierbij worden 24 bits per pixel
gebruikt: 8 bits voor elke RGB-component van een pixel.
Grijs: hiermee scant u in grijstinten. 8 bits per pixel.
Mono: hiermee scant u in zwart-wit. 1 bit per pixel.
3. Druk in het scherm op OK.
Tonerdichtheid wijzigen
U kunt de tonerdichtheid van de gescande uitvoer selecteren. Als het
origineel licht of vaag is, drukt u op de pijl-rechts om het resultaat donkerder
te maken.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Tonersterkte.
2. Indrukken om de tonerdichtheid te verhogen.
3. Druk in het scherm op OK.
Scherpte aanpassen
U kunt de parameter instellen om de tekstranden te accentueren voor een
betere leesbaarheid. Deze parameter kan ook worden gebruikt om de
originele afbeelding aan te passen.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Scherpte.
2. Druk op de pijl-links/rechts om het scherpteniveau te verhogen.
3. Druk in het scherm op OK.
Scannen_ 105
Contrast aanpassen
Deze parameter kan worden gebruikt om het origineel levendiger of
vloeiender te maken.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Contrast.
2. Druk op de pijl-links/rechts om het contrastniveau te verhogen.
3. Druk in het scherm op OK.
De achtergrond aanpassen
Past de achtergrond enigszins aan door de dichtheid of helderheid aan te
passen. U kunt bij gekleurd papier of krantenknipsel de donkere
achtergronden lichter maken of verwijderen.
Als u deze optie gebruikt, is Afbeel. aan achterk. wissen in het
tabblad Afbeelding niet actief.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Achtergrond
aanpassen.
2. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: past de helderheid van de achtergrond automatisch aan.
Verbet.: hiermee maakt u de achtergrond donkerder. Gebruik de
pijl-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen.
Wissen: hiermee maakt u de achtergrond lichter. Gebruik de
pijl-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen.
3. Druk in het scherm op OK.
Afbeeldingen op de achterzijde wissen
Deze functie voorkomt bij het scannen van de voorkant dat de afbeelding op
de achterzijde van het origineel wordt meegescand
Als u deze functie gebruikt, is Achtergrond aanpassen in het tabblad
Afbeelding niet actief.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Afbeel. aan achterk.
wissen.
2. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze optie uit.
Wissen: hiermee maakt u de achtergrond lichter. Gebruik de
pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen.
3. Druk in het scherm op OK.
Scan naar rand
U kunt het apparaat instellen om een volledige pagina ongewijzigd te
scannen. Doorgaans wordt een pagina zonder de randen ofwel de marges
gescand, bijvoorbeeld wanneer u een scantaak uitvoert met een bepaald
formaat papier in de papierlade. Als u evenwel een origineel scant om het
als bestand via het netwerk te verzenden kunt u de randen van een
origineel in de scan opnemen.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Scan naar rand.
2. Druk op Aan.
3. Druk in het scherm op OK.
Scannen_ 106
Kwalit.
Met deze optie kunt u een document van hoge kwaliteit verkrijgen. Des te
hoger de kwaliteit die u selecteert, des te groter wordt het bestandsformaat.
1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Kwalit..
2. Druk op de juiste optie.
Beste: levert een hoge kwaliteitsafbeelding op, maar het
bestandsformaat zal groter zijn.
Normaal: zowel de afbeeldingskwaliteit als het bestandsformaat zal
tussen Beste en Concept liggen.
Concept: levert een lage kwaliteitsafbeelding op, maar het
bestandsformaat zal kleiner zijn.
3. Druk in het scherm op OK.
Wanneer u Kleurmodus naar Mono zet in het tabblad Afbeelding,
zal de optie Kwalit. niet beschikbaar zijn.
Voorinstelling scan
Met deze functie kunt u geoptimaliseerde instellingen gebruiken voor een
specifieke scantaak.
1. Druk op het tabblad Uitvoer > Voorinstelling scan.
2. Druk op de juiste optie.
Aangp.: verwijst naar de scaninstellingen die u hebt geselecteerd.
Delen en afdrukken: hiermee verkrijgt u een klein bestand voor
documenten van normale kwaliteit.
Afdruk van hoge kwaliteit: hiermee produceert u een uitvoer met
de beste kwaliteit en het grootste bestandsformaat.
OCR: hiermee verkrijgt u een gescand resultaat dat u kunt
doorsturen naar OCR-software. De gescande uitvoer is van de
hoogste kwaliteit.
Archiefdocument: levert een elektronisch bestand op dat één van
de kleinste bestandsgrootte voor uitvoer is.
Eenv. scan: gebruik deze optie voor een eenvoudig document met
alleen tekst. Hiermee verkrijgt u kleine uitvoerbestanden.
3. Druk in het scherm op OK.
Bestandsindeling
U kunt de bestandsindeling selecteren voordat u de scantaak uitvoert.
1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Bestandsindeling.
2. Druk op de juiste optie.
JPEG: scant originelen in JPEG-indeling.
PDF: hiermee scant u originelen in en slaat u deze op in
PDF-indeling. U kunt het bestand openen met Adobe Acrobat
Reader.
- Multi pag’s: als u meerdere originelen als één bestand wilt
scannen, drukt u op Multi pag’s.
- Compact: u kunt originelen comprimeren om een klein bestand
te maken, druk op Compact. Deze compressiemethode verschilt
van de normale PDF-indeling. Bepaalde delen van de gegevens
kunnen verloren gaan tijdens de compressie.
- Doorzoekbaar: het apparaat detecteert tekst in de gescande
afbeelding en creëert een doorzoekbare PDF om tekst te
doorzoeken. Druk op deze knop en selecteer de taal die in de
gescande afbeelding wordt gebruikt. Druk op OK.
Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele
Advanced Scan-kit is geïnstalleerd.
- Dig. handtek. toevoegen: u kunt een digitale handtekening
toevoegen aan de PDF met een certificering.
Alleen de beheerder kan het digitale certificaat beheren op
Digitale handtekening in PDF in SyncThru™ Web
Service. Voor gedetailleerde informatie over Digitale
handtekening in PDF, raadpleeg de
beheerdershandleiding op de gebruikershandleiding-cd.
TIFF: hiermee scant u originelen in en slaat u deze op in
TIFF-indeling (Tagged Image File Format). Als u meerdere
originelen als één bestand wilt scannen, drukt u op Multi pag’s.
XPS: scant originelen in XPS (XML Paper Specification). Als u
meerdere originelen als één bestand wilt scannen, drukt u op Multi
pag’s.
3. Druk in het scherm op OK.
De bestandsindeling JPEG kan niet geselecteerd worden in de optie
Bestandsindeling als Mono in plaats van Kleurmodus in het tabblad
Afbeelding is geselecteerd.
Scannen_ 107
Best.beleid
U kunt het beleid kiezen voor het genereren van bestandsnamen voor u
doorgaat met de scantaak via het USB-geheugenapparaat. Als het
USB-geheugenapparaat al een bestand met dezelfde naam heeft, kunt u de
naam wijzigen of overschrijven.
1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Best.beleid.
2. Druk op de juiste optie.
Naam wijzigen: Als het USB-geheugenapparaat dezelfde naam
heeft als de bestandsnaam die u opgeeft, wordt het bestand
opgeslagen onder een andere bestandsnaam die automatisch is
geprogrammeerd.
Annul.: Verzendt het gescande bestand niet wanneer er op de
server al een bestand met dezelfde naam bestaat.
Overschr.: Het bestaande bestand wordt door het verzonden
bestand overschreven.
3. Druk in het scherm op OK.
Map maken
U kunt het apparaat instellen om automatisch een nieuwe map te maken
voor de opslag van gescande afbeeldingen op het USB-geheugenapparaat.
1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Map maken.
2. Druk op Aan.
3. Druk in het scherm op OK.
Een programma-instelling gebruiken
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt tevens de instellingen van de laatste taken gebruiken.
Programma’s opslaan
1. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen
op het scherm.
2. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 100).
3. Druk op het tabblad Basis.
4. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 100).
5. Druk op Programma’s.
6. Druk op het invoergebied van Naam programma. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk vervolgens op OK.
7. Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt worden
de ingestelde instellingen opgeslagen. Klik op Ga naar lijst of op
Sluiten.
Programma’s gebruiken
1. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen
op het scherm.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
Scannen_ 108
3. Druk op Programma’s > Lijst.
4. Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst.
5. Druk op OK.
6. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te scannen op basis van de
geselecteerde instellingen.
7. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk
op Verwijd. (zie
"Knop Job Status" op pagina 29).
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht.
Programma’s beheren
1. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen
op het scherm.
2. Druk op Programma’s > Lijst.
3. Druk op de juiste optie.
Alles selecteren: selecteert alle programma’s om alles te
verwijderen.
Detail: toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde
programma.
Bewerken: wijzigt de naam van het geselecteerde programma.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde programma’s.
4. Druk op OK.
Vorige instellingen gebruiken
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen
op het scherm.
3. Druk op Programma’s.
4. Druk op de te gebruiken vorige instelling.
Bijvoorbeeld, als u de instellingen van de laatste taak wilt gebruiken,
drukt u op Vorige 1.
5. Druk op OK.
6. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te scannen op basis van de
geselecteerde instellingen.
7. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk
op Verwijd. (zie
"Knop Job Status" op pagina 29).
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht.
Scannen_ 109
Documenten opslaan
U kunt gescande originelen opslaan in Doc.vak (de harde schijf van het
apparaat) van uw apparaat. Indien nodig kunt u de opgeslagen documenten
in Doc.vak afdrukken.
Voor meer informatie over hoe de Doc.vak te gebruiken,
raadpleeg het hoofdstuk Doc.vak.
Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in de Doc.vak raden
wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken.
Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor
schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of
verkeerd gebruik van het apparaat.
Naar USB scannen wordt niet ondersteund door de functie Doc
opslaan.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Scan nr Email of Scannen naar server op het scherm.
3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of
Uitvoer (zie
"De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 100).
4. Druk op het tabblad Basis. Vervolgens moet u elk item invoeren met
behulp van het pop-uptoetsenbord.
5. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie
"Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie
wijzigen" op pagina 100).
6. Druk op Doc opslaan.
7. Druk op Verzenden en opslaan of op Alleen opslaan.
Uit: schakelt deze optie uit.
Verzenden en opslaan: verzendt en bewaart gescande originelen.
Alleen opslaan: slaat alleen gescande originelen op.
8. Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK.
9. Selecteer een bestemming en druk op OK.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen,
een bestand te verzenden en op te slaan, of uitsluitend op te slaan.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk
op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29).
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht.
Scannen_ 110
Originelen inscannen en naar uw computer
verzenden (naar pc scannen)
U kunt een afbeelding scannen op het apparaat via het programma
Samsung Scanbeheer dat geïnstalleerd is op uw met een netwerk
verbonden computer.
Met een op een netwerk aangesloten apparaat
Zorg ervoor dat het scannerstuurprogramma op uw computer is
geïnstalleerd.
1. Controleer of uw apparaat en uw computer met een netwerk zijn
verbonden en dat Samsung Scanbeheer op uw computer is
geïnstalleerd.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Druk in het scherm op Scan nr pc.
4. Druk op het invoergebied van ID. Het scherm ID verschijnt.
Voer vervolgens uw gebruikers-ID in en druk op OK.
Id is hetzelfde als het geregistreerde Computer-id voor
Samsung Scanbeheer.
Als u de gebruikers-ID wilt wijzigen, kan dit in Instelling van de
Samsung Scanbeheer (zie
"Scaneigenschappen" op
pagina 111).
5. Druk op het invoergebied van Wachtwoord. Voer het wachtwoord in
met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
Het wachtwoord is het viercijferige geregistreerde wachtwoord
voor Samsung Scanbeheer.
Als u het wachtwoord wilt instellen of wijzigen, doe dit dan in
Instelling van de Samsung Scanbeheer (zie
"Scaneigenschappen" op pagina 111).
6. Druk op Login.
7. Druk op het gewenste toepassingsprogramma en op Selecteren.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
Om de map waarin het gescande bestand is opgeslagen toe te
voegen of te verwijderen, voegt u het toepassingsprogramma toe
of verwijdert u het in Samsung Scanbeheer > Eigenschappen >
De knop Scan instellen (zie
"Scanbestemming" op pagina 111).
8. Stel de scankwaliteit in bij Dubbelzijdig en Resolutie in het tabblad
Basis.
9. Stel de grootte van het origineel in bij het tabblad Geavanceerd.
10. Stel de kleurmodus in bij het tabblad Afbeelding.
11. Stel de bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden
opgeslagen in het tabblad Uitvoer.
Bestandsindeling is alleen actief wanneer u het
toepassingsprogramma naar Mijn documenten selecteert.
12. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de
computer.
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Samsung Scanbeheer.
U kunt ook scannen door te drukken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel
scannen in Windows.
Scannen_ 111
Samsung Scanbeheer gebruiken
Als het printerstuurprogramma van de software-cd is geïnstalleerd moet het
programma Samsung Scanbeheer ook zijn geïnstalleerd. Start Samsung
Scanbeheer voor meer informatie over dit programma en over de status van
het geïnstalleerde scanstuurprogramma. Met dit programma kunt u de
scaninstellingen wijzigen en mappen waarin de gescande documenten op
uw computer worden opgeslagen toevoegen of verwijderen.
Het programma Samsung Scanbeheer kan alleen op Windows- en
Macintosh-systemen worden gebruikt. Zie
"Scaninformatie instellen in
Scanbeheer" op pagina 113 als u Macintosh gebruikt.
1. Klik in het menu Start op Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer.
U kunt Samsung Scanbeheer openen door met uw
rechtermuisknop te klikken op het pictogram van Smart Panel in
het systeemvak van Windows en Scanbeheer te selecteren.
2. Selecteer het gewenste apparaat in het venster Samsung Scanbeheer.
3. Druk op Eigenschappen.
4. Op het tabblad De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen
toevoegen of verwijderen.
Op het tabblad Poort wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen.
5. Klik op OK als u klaar bent met de instellingen.
Scanbestemming
Lijst met beschikbare bestemmingen: hier wordt de lijst met
toepassingen getoond die momenteel zijn gekoppeld aan gescande
afbeeldingen in het register van de computer. Selecteer het
programma dat u wilt gebruiken, klik op de pijl-rechts en voeg het toe
aan Lijst met bestemmingen op het voorpaneel.
Lijst met bestemmingen op het voorpaneel: toont de lijst met
toepassingen voor het openen van gescande afbeeldingen.
Toepassing toevoegen: hiermee voegt u toepassingen die u wilt
gebruiken toe aan de Lijst met beschikbare bestemmingen.
Toepassing verwijderen: hiermee kunt u een item verwijderen dat
door de gebruiker werd toegevoegd in de Lijst met beschikbare
bestemmingen.
Bestandsindeling: hier kunt u de bestandsindeling kiezen van de
gescande gegevens die opgeslagen moeten worden. U hebt de
keuze uit BMP, JPEG, PDF en TIFF.
Scaneigenschappen
Computer-id: toont automatisch de ID van uw computer. U kunt het
ID wijzingen met de knop Instelling. U kunt ook de
wachtwoordcontrole instellen met Wachtwoord inschakelen. Deze
ID’s en wachtwoorden worden gebruikt in Scan nr pc (zie
"Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc
scannen)" op pagina 110).
Doelmap: hiermee kunt u de locatie van de standaard opslagmap
kiezen.
Resolutie: hiermee kunt u de scanresolutie instellen.
Scankleur: hiermee kunt u de scankleur instellen.
Scanformaat: hiermee kunt u het scanformaat instellen.
ADI, dubbelzijdig: hiermee worden automatisch beide zijden
gescand. Als uw model deze optie niet ondersteunt, wordt de optie
grijs weergegeven en is deze niet beschikbaar.
Voorbeeld weergeven: wanneer u dit selectievakje inschakelt, kunt
u een voorbeeld van de toegepaste scanopties bekijken. U kunt de
opties wijzigen voor het scannen.
Standaard: hiermee keert u terug naar de standaardopties.
Snel scannen
Met Snel scannen kunt u de scaninstellingen aanpassen en snel het
scanproces starten.
1. Klik in het menu Start op Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer.
U kunt Samsung Scanbeheer openen door met uw
rechtermuisknop te klikken op het pictogram van Smart Panel in
het systeemvak van Windows en Scanbeheer te selecteren.
2. Selecteer het gewenste apparaat in het venster Samsung Scanbeheer.
3. Druk op Snel scannen. Het venster Snel scannen wordt geopend.
Scannen_ 112
Als Scanassistent al op uw computer is geïnstalleerd, verschijnt het
scherm Scanassistent wanneer u op Snel scannen drukt in de Samsung
Scanbeheer. In Scanassistent kunt u de scaninstellingen aanpassen en
het scanproces opstarten.
In de modus Basis zijn alleen Scaninstellingen en Voorkeuren
beschikbaar. Als u meer instellingen wilt gebruiken, drukt u op
Geavanceerd.
Klik op de knop Help linksboven in het venster en klik op een optie
waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met
informatie over de functie van de optie die Scanassistent biedt.
Favorieten: hiermee kunt u de huidige voorkeursinstellingen opslaan
voor toekomstig gebruik. Als u Favorieten opslaat, worden alle huidige
scaninstellingen opgeslagen. Om een opgeslagen instelling te
gebruiken, kiest u het uit de vervolgkeuzelijst Favorieten. Het apparaat
is nu ingesteld om te scannen op basis van de geselecteerde
instellingen. Om een opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u
ze uit de vervolgkeuzelijst Favorieten en klikt u op Verwijderen. U kunt
een voorkeurinstelling instellen als opstartinstelling door de
voorkeurinstelling in kwestie te selecteren en vervolgens op de knop
Instellen als standaard te klikken.
Scaninstellingen: de volgende scanopties zijn beschikbaar.
- Type afbeelding: hiermee kunt u de juiste kleurinstellingen kiezen
voor het scannen van afbeeldingen.
- Resolutie: hiermee kunt u de afbeeldingsresolutie instellen.
- Documentformaat: hiermee kunt u het juiste formaat van de
gescande afbeelding selecteren.
- Documentbron: hiermee kunt u de plaats kiezen waarin het
originele document zal worden geladen.
- Vragen om extra pagina’s: als dit selectievakje is ingeschakeld,
kunt u pagina’s doorlopend scannen. Deze optie is nuttig wanneer u
een document van meerdere pagina’s scant en/of wanneer
Documentbron ingesteld is op Glasplaat (scannerglas). In dit geval
wordt een reeks van gescande afbeeldingen als één document
verwerkt.
- Te scannen pagina’s: hiermee kunt u opgeven hoeveel pagina’s er
moeten worden gescand. Deze optie is beschikbaar wanneer
Documentbron is ingesteld op ADI Enkelzijdig, ADI Dubbelzijdig -
Korte zijde en ADI Dubbelzijdig - Lange zijde.
Voorkeuren: de volgende scanopties zijn beschikbaar.
- Afbeelding automatisch bijsnijden na voorbeeld?: als dit
selectievakje is ingeschakeld, wordt het scangebied automatisch
afgestemd op het formaat van de afbeelding.
- Afdrukvoorbeeld bij start programma: als dit selectievakje is
ingeschakeld, wordt het scangebied automatisch geselecteerd zoals
wordt aangegeven in het voorbeeld.
- Detectie van lege pagina’s: hierbij wordt automatisch vastgesteld
of de gescande afbeelding blanco is of niet.
- Pagina verwijderen: blanco pagina’s worden verwijderd aan het
einde van de scanprocedure.
- Afzonderlijke bestanden: blanco pagina’s doen dienst als
scheidingspagina tussen scantaken. Als er meerdere pagina’s
tegelijk worden gescand, deelt een blanco pagina de reeks
gescande afbeeldingen op. Elk deel wordt als een afzonderlijk
document (groep) behandeld.
Geavanceerd: in de modus Geavanceerd zijn er extra opties
beschikbaar, zoals Afbeeldingen aanpassen, Afbeelding verbeteren
en Aanvullende instellingen.
- Afbeeldingen aanpassen: hiermee kunt u een aantal
transformaties op de gescande afbeelding toepassen. Deze
transformaties omvatten onder andere het automatisch aanpassen
van de grootte van de afbeelding, het recht maken en het draaien
van de afbeelding.
- Afbeelding verbeteren: hiermee kunt u diverse tekortkomingen uit
de afbeelding verwijderen en zo de kwaliteit ervan verbeteren.
- Aanvullende instellingen: hiermee kunt u de gescande
afbeeldingen op een speciale manier verwerken. Deze
transformaties omvatten onder andere het aan elkaar hechten van
verschillende scans van gedeeltelijke afbeeldingen tot één
afbeelding, het verwerken van gescande boeken en het stempelen
van een watermerk.
Scannen_ 113
Scannen met TWAIN-compatibele software
Als u documenten met andere software wilt scannen, moet deze
TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe Photoshop.
Volg de onderstaande stappen om te scannen met TWAIN-compatibele
software.
1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en is
ingeschakeld.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Open een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop.
4. Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5. Scan en sla uw gescande afbeeldingen op.
Scannen in Macintosh
U kunt documenten scannen met het programma Fotolader. Macintosh OS
biedt het programma Fotolader aan.
Scannen via netwerk
1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en is
ingeschakeld.
2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
3. Start Programma’s en klik op Fotolader.
4. In MAC OS X 10.4 ~10.5
Klik achtereenvolgens op Apparaten en Blader door apparaten….
In MAC OS X 10.6
Selecteer uw apparaat onder GEDEELD. Ga door met stap 6.
5. In Mac OS X 10.4
Selecteer uw apparaat in de optie TWAIN-Apparaten. Controleer of het
selectievakje naast Gebruik TWAIN-software is ingeschakeld en klik
op Verbind.
Als er een waarschuwing verschijnt klikt u op Poort wijzigen om een
poort te selecteren.
Als de gebruikersinterface van TWAIN verschijnt klikt u op het
tabblad Voorkeuren op Poort wijzigen om de poort te selecteren.
Raadpleeg Scan Manager voor het gebruik van Poort
wijzigen (zie
"Scaninformatie instellen in Scanbeheer" op
pagina 113).
In Mac OS X 10.5
Controleer of het selectievakje Verbonden naast uw apparaat is
ingeschakeld is in Bonjour-apparaten.
Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande procedure
voor Mac OS X 10.4.
6. Stel de scanopties in dit programma in.
7. Scan uw afbeelding en sla deze op.
Raadpleeg de Help van Fotolader voor meer informatie over het
gebruik van Fotolader.
Gebruik TWAIN-compatibele software voor meer scanopties.
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken
naar de laatste versie. Fotolader werkt correct onder Mac OS X
10.4.7 of hogere versies.
Scaninformatie instellen in Scanbeheer
Voor meer informatie over het programma Scanbeheer, om de toestand
van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma te controleren, om
scaninstellingen te wijzigen en om mappen waarin ingescande
documenten worden bewaard in het programma Scanbeheer toe te
voegen of te verwijderen, volgt u deze instructies:
1. Klik op Smart Panel in het menu Scanbeheer op de statusbalk.
2. Selecteer het juiste apparaat in Scanbeheer.
3. Druk op Eigenschappen.
4. Gebruik De knop Scan instellen om de bestemming van bestanden
of de scaninstellingen te wijzigen, toepassingen toe te voegen of te
verwijderen en het formaat van bestanden te wijzigen. Via Poort
wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of netwerk)
5. Klik op OK wanneer u klaar bent.
Scannen_ 114
Scannen in Linux
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver
Configurator.
Scannen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
2. Klik op de knop om naar het venster Scanners Configuration te
gaan.
3. Selecteer de scanner in de lijst.
Als u slechts één MFP-apparaat gebruikt, dit apparaat aangesloten is op
de computer en is ingeschakeld, verschijnt uw scanner in de lijst en
wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er meerdere scanners zijn aangesloten op de computer, kunt u voor
elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een
document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede
scanner selecteren, de apparaatopties instellen en de scantaak
gelijktijdig starten.
4. Klik op Properties.
5. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
6. Klik in het venster Scanner Properties op Preview.
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de
afbeelding in het Preview Pane.
7. Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in het
Preview Pane.
8. Wijzig de scanopties in de vakken Image Quality en Scan Area.
Image Quality: hiermee kunt u de kleurcompositie en scanresolutie
voor de afbeelding selecteren.
Scan Area: hiermee kunt u het paginaformaat selecteren. Klik op
de knop Advanced als u het paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u een van de vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, selecteert
u de optie in de vervolgkeuzelijst Job Type (zie
"Instellingen voor
taaktypen toevoegen" op pagina 114).
Klik op Default om de standaardinstelling voor de scanopties te
herstellen.
9. Als u klaar bent, klikt u op Scan om het scannen te starten.
Links onderaan het venster verschijnt de statusbalk die de voortgang
van het scanproces aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren, klikt u
op Cancel.
10. De gescande afbeelding verschijnt.
Gebruik de werkbalk om de gescande afbeelding te bewerken (zie
"Gebruikmaken van Image Manager" op pagina 115).
11. Als u klaar bent, klikt u op Save op de werkbalk.
12. Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan en typ de
bestandsnaam.
13. Klik op Save.
Instellingen voor taaktypen toevoegen
U kunt uw scaninstellingen opslaan en deze opnieuw gebruiken.
Zo slaat u een nieuw taaktype op:
1. Wijzig de opties in het venster Scanner Properties.
2. Klik op Save As.
3. Voer een naam in voor de gekozen instellingen.
4. Klik op OK.
De instellingen worden toegevoegd aan de vervolgkeuzelijst Saved
Settings.
Scannen_ 115
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
1. Selecteer de gewenste instelling in de vervolgkeuzelijst Job Type.
2. De volgende keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn
de opgeslagen instellingen automatisch geselecteerd voor de
scantaak.
Een opgeslagen taaktype verwijderen
1. Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de vervolgkeuzelijst
Job Type.
2. Klik op Delete.
De instelling wordt verwijderd uit de lijst.
Gebruikmaken van Image Manager
In de toepassing Image Manager vindt u menuopties en knoppen om uw
gescande afbeeldingen te bewerken.
Gebruik de volgende gereedschappen om de afbeelding te bewerken:
Raadpleeg de schermhulp voor meer informatie over de toepassing Image
Manager.
Hulpmi
ddelen
Naam Functie
Save Hiermee slaat u de afbeelding op.
Undo Hiermee maakt u de laatste bewerking
ongedaan.
Redo Hiermee herstelt u de laatst ongedaan
gemaakte bewerking.
Scroll Hiermee schuift u door de afbeelding.
Crop Hiermee kunt u het geselecteerde gebied van
de afbeelding bijsnijden.
Zoom Out Hiermee kunt u uitzoomen op de afbeelding.
Zoom In Hiermee kunt u inzoomen op de afbeelding.
Scale Hiermee kunt u de schaal van de afbeelding
wijzigen. U kunt het formaat handmatig
invoeren of instellen dat de afbeelding
proportioneel, verticaal of horizontaal wordt
geschaald.
Rotate Hiermee kunt u de afbeelding draaien. U kunt
het aantal graden selecteren in de
vervolgkeuzelijst.
Flip Hiermee kunt u de afbeelding horizontaal of
verticaal spiegelen.
Brightness Hiermee kunt u de helderheid of het contrast
van de afbeelding aanpassen of de afbeelding
omkeren.
Properties Hiermee kunt u de eigenschappen van de
afbeelding weergeven.
Faxen (optioneel)_ 116
5.Faxen (optioneel)
Deze handleiding bevat informatie over het gebruik van het apparaat als faxtoestel.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Voorbereiden om te faxen
Faxen vanaf uw computer
Informatie over het faxscherm
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
De documentinstellingen aanpassen
Een fax doorsturen naar een ander nummer
De pollingoptie gebruiken
Een postvak gebruiken
Het instellen van junkfaxnummers
Een faxrapport afdrukken
Een programma-instelling gebruiken
Documenten opslaan
U kunt dit apparaat niet als een faxapparaat gebruiken via een
internettelefoonlijn. Raadpleeg uw internetprovider voor meer
informatie.
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge
telefoondiensten. (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u
telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere
internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit
van de verbinding verbeteren door gebruik te maken van een
microfilter. Een microfilter elimineert ruissignalen en verbetert de
kwaliteit van de netwerk/internetverbinding. Aangezien de DSL
Micro-filter niet met het apparaat wordt meegeleverd, kunt u het
beste contact opnemen met uw internetprovider als u er gebruik
van wilt maken.
1 Lijnpoort
2 Micro-filter
3 DSL-modem/telefoonlijn
Voorbereiden om te faxen
Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen, moet u het meegeleverde
telefoonsnoer aansluiten op een stopcontact. Raadpleeg de optionele
installatiehandleiding in de faxkit om een verbinding te maken. De
aansluiting van een telefoonsnoer verschilt van land tot land.
Faxen vanaf uw computer
hiermee kunt u een fax verzenden vanaf uw computer zonder gebruik te
maken van het bedieningspaneel op het apparaat. Zorg ervoor dat uw
apparaat en de computer zijn aangesloten op een netwerk.
Een fax verzenden (Windows)
Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma Samsung
Network PC Fax geïnstalleerd zijn. Dit programma wordt automatisch
geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
1. Open het document dat u wilt verzenden.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit
venster er iets anders uitzien.
3. Selecteer Samsung Network PC Fax in het venster Afdrukken.
4. Klik op Afdrukken of op OK.
5. Voer het faxnummer van de ontvanger in en stel indien nodig de opties
in.
Voor meer informatie over Samsung Network PC Fax klikt u op
Help.
6. Klik op Verzenden.
Faxen (optioneel)_ 117
Een lijst met verzonden faxberichten controleren
(Windows)
U kunt een lijst met verzonden faxberichten op uw computer controleren.
Klik in het menu Start op Programma’s of Alle programma’s > Samsung
Printers > Network PC Fax > Faxjournaal. Het Faxjournaal wordt dan
weergegeven met alle faxen die u hebt verstuurd.
Voor meer informatie over Faxjournaal klikt u op Help.
Een fax verzenden (Macintosh)
Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma
Faxhulpprogramma’s geïnstalleerd zijn. Dit programma wordt automatisch
geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
Volg onderstaande stappen voor Mac OS X 10.5 of 10.6. De onderstaande
stappen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem.
1. Open het document dat u wilt verzenden.
2. Selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4:
Archief).
Het venster Druk af verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit
venster er iets anders uitzien.
3. Selecteer Samsung SCX-8030 8040 Series fax uit de vervolgkeuzelijst
in Printer.
4. Kies het aantal kopieën en pagina’s.
5. Selecteer papierformaat, afdrukstand en schaal.
6. Voer het faxnummer van de ontvanger in het invoervak Aan. U kunt ook
op de knop Adressen drukken
als u veelgebruikte faxnummers
hebt opgeslagen.
7. Voer indien nodig de toegangscode in het invoergebied Draai eerst een
in.
8. Als u de fax met een voorblad wilt versturen schakelt u het selectievakje
voor Gebruik voorblad in.
Voer het onderwerp en bericht van de faxtaak in.
U kunt meer gedetailleerde opties voor de voorpagina instellen in
Samsung Fax - Voorblad. Selecteer Samsung Fax - Voorblad in
de vervolgkeuzelijst Richting .
9. Klik op Fax.
10. Het pictogram Faxjournaal ( ) verschijnt op uw Macintosh dock. Klik
op het pictogram.
U kunt de status van de faxtaak zien. U kunt de faxtaak verwijderen,
bijhouden, hervatten of pauzeren.
Faxen (optioneel)_ 118
Informatie over het faxscherm
Als u de faxfunctie wilt gebruiken, drukt u op Fax in het scherm.
Als u deze functie wilt gebruiken, moet u de optionele faxkit op uw
apparaat installeren.
Wordt er een ander scherm weergegeven, druk dan op ( ) om naar het
beginscherm te gaan.
Het tabblad Basis
Invoergebied voor faxnummer: Voer het faxnummer van de
ontvanger in met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel. Als u het adresboek hebt geconfigureerd, druk dan
op Adresboek.
Toevoegen aan adres: Voegt het ingevoerde faxnummer toe aan het
adresboek.
: hiermee verwijdert u het laatst ingevoerde cijfer.
: hiermee verwijdert u alle cijfers van het geselecteerde nummer.
Faxlijn: Selecteert een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen
heeft.
Resolutie: Past de resolutieopties aan (zie "De resolutie wijzigen" op
pagina 127).
Adresboek: Voert het faxnummer in van de ontvanger door op de
opgeslagen nummers te drukken. Veelgebruikte faxnummers kunt u
opslaan met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™ Web
Service.
Recent: Toont de 10 laatst gebruikte faxnummers. U kunt ook
faxnummers kiezen in plaats van het nummer in te toetsen (zie
"Het
laatste nummer opnieuw kiezen" op pagina 121).
Pauze: Voegt een pauze in een faxnummer in.
Op de haak: Wanneer u op deze knop drukt, hoort u een kiestoon.
Voer vervolgens het faxnummer in. Het is vergelijkbaar met het bellen
met behulp van een telefoon met luidspreker (zie "Een fax handmatig
verzenden Op de haak" op pagina 120).
Programma’s: Om de huidige instellingen op te slaan voor toekomstig
gebruik (zie
"Een programma-instelling gebruiken" op pagina 135).
Doc opslaan: Slaat het document op de harde schijf op van uw
apparaat (zie
"Documenten opslaan" op pagina 137).
: Met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Kopie,
Doc.vak, etc., gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste
menu waar u naar toe wilt.
Het tabblad Geavanceerd
Met de pijl-omhoog/omlaag linksonder kunt u naar de volgende of vorige
pagina gaan.
Formaat van origineel: Selecteert het formaat van het originele
document (zie
"Het formaat van de originelen selecteren" op
pagina 125).
Dubbelzijdig: Hiermee stelt u in of één of beide zijden van het origineel
moeten worden gefaxt (zie
"Dubbelzijdig faxen van originelen" op
pagina 126).
Oorspronkelijke stand: Selecteer de richting van de originelen (zie
"De richting van originelen selecteren" op pagina 126).
Uitgesteld verzenden: Hiermee stelt u in dat een fax automatisch op
een later tijdstip wordt verzonden (zie
"Uitgestelde faxverzending" op
pagina 121).
Prioritair verzenden: Hiermee verzendt u een urgente fax voordat er
geplande taken worden uitgevoerd (zie
"Een fax met hoge prioriteit
verzenden" op pagina 121).
Faxen (optioneel)_ 119
Terug: Hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Snelstart faxen: Maakt de verzending van de fax mogelijk nadat de
eerste pagina van het origineel is gescand (zie
"Faxen snel starten" op
pagina 122).
Polling: Hiermee kunt u een document op verzoek van de ontvanger
vanaf een andere locatie faxen wanneer u afwezig bent of de ontvanger
afwezig is. Als u de pollingfunctie wilt gebruiken, moeten de originelen al
in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen (zie
"De pollingoptie
gebruiken" op pagina 130).
Postvak: Hiermee worden ontvangen faxen of originelen die gereed
zijn om via polling te worden opgevraagd in het geheugen van het
apparaat opgeslagen. U kunt een postvak gebruiken op het apparaat
waarmee u werkt of op een extern apparaat. Elk postvak beschikt over
een eigen postvaknummer, naam en wachtwoord (zie "Een postvak
gebruiken" op pagina 131).
Terug: Hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Afbeelding
Type origineel: Verbetert de faxkwaliteit op basis van het van het
originele documenttype dat wordt gescand (zie
"Het type origineel
selecteren" op pagina 127).
Kleurmodus: Selecteert de kleurmodus voor het verzenden van de fax
(zie
"De kleurmodus selecteren" op pagina 127).
Tonersterkte: Past de helderheid of tonerdichtheid van de fax aan (zie
"De tonersterkte wijzigen" op pagina 127).
Achtergrond aanpassen: Hiermee vermindert u het effect van
donkere achtergronden of papierpatronen als het origineel bijvoorbeeld
een krantenknipsel is (zie
"De achtergrond aanpassen" op pagina 127).
Afbeel. aan achterk. wissen: Voorkomt bij het faxen van de voorkant
dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegefaxt
(zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op pagina 128).
Terug: Hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Een fax verzenden
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een fax verzendt en welke bijzondere
verzendmethoden u kunt gebruiken.
U kunt de originelen zowel in de DADI als op de glasplaat van de
scanner plaatsen. Als er zich zowel originelen in de DADI als op de
glasplaat van de scanner bevinden, worden de originelen in de DADI
eerst gelezen omdat de DADI een hogere prioriteit heeft bij het
scannen.
Het faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Apparaat-id & faxnummer op het scherm.
2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3. Druk op het invoergebied Id-naam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer uw naam of de bedrijfsnaam in (zie "Informatie over het
pop-uptoetsenbord" op pagina 32). Druk op OK.
4. Druk op het invoergebied van Faxnummer.
Voer uw faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok op
het bedieningspaneel.
5. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Een fax verzenden
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
Dit apparaat past automatisch het originele document aan de
papiergrootte van de ontvangende fax aan. Als de originele
documentgrootte bijvoorbeeld een A3-formaat is en het geladen
papier in de ontvangende fax is van A4-formaat, dan wordt de
originele papiergrootte aan het A4-formaat aangepast.
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127).
6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
Faxen (optioneel)_ 120
U kunt een fax naar maximaal 10 ontvangers tegelijk
verzenden.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Pauze tijdens het
invoeren van het faxnummer. Op het display wordt de pauze
aangegeven met een koppelteken ("–").
7. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand
en naar de bestemmingen gefaxt.
U kunt een fax rechtstreeks vanaf uw computer verzenden (zie
"Faxen vanaf uw computer" op pagina 116).
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de
fax begint. Of druk op de knop Job Status van het
bedieningspaneel en selecteer de taak die u wilt verwijderen, druk
op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29).
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een
pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u
klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden.
Het verzenden van een fax met behulp van
snelkiesnummers
Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om het te
kiezen nummer in te voeren, voert u het eerder ingestelde snelkiesnummer
in.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127).
6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert:
bij ééncijferige (0-9) snelkiesnummers, druk en houd het
desbetreffende cijfertoets ingedrukt op het numerieke toetsenblok
van het bedieningspaneel;
bij twee- of driecijferige snelkiesnummers, druk de eerste of de
eerste twee cijfertoetsen in en houd de laatste cijfertoets ingedrukt
op het numerieke toetsenblok van het bedieningspaneel.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel.
Het document wordt gescand en gefaxt naar het gekozen nummer.
Een fax handmatig verzenden Op de haak
Bij deze methode wordt een fax verzonden met behulp van Op de haak in
het tabblad Basis.
Als u Uitgesteld verzenden, Snelstart faxen en Prioritair
verzenden in het tabblad Geavanceerd gebruikt, is het niet mogelijk
om een fax te verzenden met Op de haak.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127).
6. Druk op Op de haak in het scherm.
7. Als u een kiestoon hoort, vult u het faxnummer in met behulp van het
numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
8. Druk op Start zodra u een hoge faxtoon hoort van het ontvangende
faxapparaat.
Handmatig een fax verzenden via een intern
telefoontoestel
Bij deze methode wordt een fax verzonden met behulp van een intern
telefoontoestel. Zorg dat het intern telefoontoestel op de EXT-aansluiting
van de faxkit op het apparaat is aangesloten.
Tijdens telefoongesprekken met het telefoontoestel aangesloten op
de EXT-aansluiting, zijn de kopieer- en scanfuncties niet beschikbaar.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127).
6. Pak de hoorn op van het intern telefoontoestel.
7. Als u een kiestoon hoort, voer dan het faxnummer op het intern
telefoontoestel in.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel wanneer u een hoogfrequent
faxsignaal hoort van het intern telefoontoestel.
Automatisch opnieuw verzenden
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de
ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen.
Als u het interval tussen kiespogingen en/of het aantal kiespogingen wilt
wijzigen, voert u de volgende stappen uit.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Opnieuw kiezen op het scherm.
2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3. Stel de optie Tijd tussen kiespogingen [1-15] min in met behulp van
de pijl-omhoog/omlaag.
4. Stel de optie Aantal kiespogingen [0-13] in met behulp van de
pijl-omhoog/omlaag.
5. Selecteer de optie Eenheid.
Faxen (optioneel)_ 121
Mislukte taak opnieuw verzenden: Laat het apparaat alle pagina’s
van de mislukte taak opnieuw verzenden.
Mislukte pagina opnieuw verzenden: Laat het apparaat
uitsluitend één mislukte pagina opnieuw verzenden.
6. Druk op OK om de instelling vast te leggen.
Het laatste nummer opnieuw kiezen
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127).
6. Druk op Recent.
7. Voer het faxnummer in dat u opnieuw wenst te kiezen. Druk vervolgens
op OK.
Toevoegen aan adres: hiermee kunt u een faxnummer in de
Recent resultaten toe te voegen aan het Adresboek.
Verwijd.: Om een faxnummer in de Recent resultaten te
verwijderen. Druk op het faxnummer dat u wenst te
verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd..
8. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand
en naar de bestemmingen gefaxt.
Uitgestelde faxverzending
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden.
Als u deze optie gebruikt, zijn de functies Snelstart faxen en
Prioritair verzenden in het tabblad Geavanceerd niet actief.
Als u deze optie gebruikt, kunt u geen fax verzenden met de knop
Op de haak op het scherm.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127).
6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
7. Druk op het tabblad Geavanceerd > Uitgesteld verzenden > Aan.
8. Druk op het invoergebied van Taaknaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste taaknaam in. Druk op OK.
Als u geen taaknaam invoert, kent het apparaat de taaknaam "Faxtaak
verzenden" toe.
9. De uitgestelde verzending instellen.
U kunt de uitgestelde verzending 15 minuten later dan de huidige
tijd instellen. Als het bijvoorbeeld 1:00 uur is, kunt u de startijd op
1:15 instellen. Als het ingestelde tijdstip onjuist is, verschijnt een
waarschuwingsbericht en wordt de waarde opnieuw ingesteld op
de huidige tijd.
10. Druk op OK om de instelling vast te leggen.
11. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat begint met het
opslaan van de gescande originele gegevens in het geheugen.
Als u de uitgestelde faxverzending wilt annuleren, drukt u op Uit
voordat het verzenden wordt gestart.
Een fax met hoge prioriteit verzenden
U gebruikt deze functie als u een fax met hoge prioriteit moet verzenden
voorafgaand aan andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Een verzending met prioriteit zal een verzending onderbreken naar
meerdere bestemmingen tussen stations (bijvoorbeeld, als de verzending
naar station A eindigt, voordat de verzending naar station B begint) of
tussen herkiespogingen.
Als u deze optie gebruikt, zijn de functies Uitgesteld verzenden
en Snelstart faxen in het tabblad Geavanceerd niet actief.
Als u deze optie gebruikt, kunt u geen fax verzenden met de knop
Op de haak op het scherm.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127).
Faxen (optioneel)_ 122
6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
7. Druk op het tabblad Geavanceerd > Prioritair verzenden.
8. Druk op Aan om deze functie te activeren.
9. Druk in het scherm op OK.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel om de dringende faxtaak te
starten.
Faxen snel starten
Het apparaat start met het verzenden van de fax nadat de eerste pagina
van het origineel is gescand. Zelfs wanneer een origineel uit vele pagina’s
bestaat, kan met deze functie een fax verzonden worden zonder het
geheugen te vullen.
Als u deze optie gebruikt, zijn de functies Uitgesteld verzenden
en Prioritair verzenden in het tabblad Geavanceerd niet actief.
Als u deze optie gebruikt, kunt u geen fax verzenden met de knop
Op de haak op het scherm.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127).
6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
7. Druk op het tabblad Geavanceerd > Snelstart faxen.
8. Druk op Aan om deze functie te activeren.
9. Druk in het scherm op OK.
10. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand
en naar de gekozen nummers gefaxt.
Faxen (optioneel)_ 123
Een fax ontvangen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een fax ontvangt en welke
bijzondere ontvangstmethoden u daarvoor kunt gebruiken.
De ontvangstmodus wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op de Fax-modus. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen. Voer de volgende
stappen uit als u de ontvangstmodus wilt wijzigen:
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Initiële faxinstellingen op het scherm.
2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3. Druk op Ontvangstmodus.
4. Druk op de juiste optie.
Telefoon: Hiermee ontvangt u een fax door op Op de haak en
vervolgens Start te drukken.
Fax: Hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en
wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus.
Antwoordapparaat/Fax: Wordt gebruikt als er een
antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten. Inkomende
oproepen worden beantwoord door het antwoordapparaat en de
beller kan een boodschap op het antwoordapparaat achterlaten. Als
het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het
automatisch over naar faxmodus om de fax te ontvangen.
5. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Handmatig ontvangen in Telefoon-modus
U kunt een faxoproep ontvangen door te drukken op Op de haak en
vervolgens op Start wanneer u de faxtoon van het extern faxapparaat hoort.
Het apparaat ontvangt een fax.
Automatisch ontvangen in Antwoordapparaat/
Fax-modus
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. Raadpleeg de
installatiehandleiding van de optionele faxkit voor meer informatie.
Als de beller een boodschap achterlaat, slaat het antwoordapparaat de
boodschap op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de
lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
Als u het apparaat in deze modus hebt ingesteld en het
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen
antwoordapparaat op de EXT-uitgang aangesloten, wordt na een
vooraf ingesteld aantal belsignalen automatisch overgeschakeld
naar de Fax-modus.
Als uw antwoordapparaat een door de gebruiker instelbare teller
voor beltonen heeft, stelt u het apparaat zo in dat het inkomende
oproepen binnen de eerste beltoon aanneemt.
Als het apparaat zich in de Telefoon-modus bevindt en er een
antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten, moet u het
antwoordapparaat uitschakelen. Anders zal het uitgaande bericht
van het antwoordapparaat uw telefoongesprek verstoren.
Handmatig een fax ontvangen via een intern
telefoontoestel
Deze functie werkt het beste als u een intern telefoontoestel gebruikt dat
aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat.
Als u een oproep krijgt op het intern telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt
u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het andere
faxapparaat nog steeds hoort, probeert u opnieuw op *9* te drukken.
Om *9* te wijzigen in bijvoorbeeld *3* volgt u volgende stappen.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Startcode voor ontvangst op het scherm.
2. Druk op Aan om deze functie te activeren.
3. Voer het nummer 3 in met behulp van het numerieke toetsenbord op het
bedieningspaneel
4. Druk op OK.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval veilige ontvangstmodus
inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid
worden afgedrukt. In veilige ontvangstmodus worden alle inkomende faxen
in het geheugen opgeslagen.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Veilig ontvangen op het scherm.
Veilig ontvangen kan uitsluitend worden geconfigureerd door een
gemachtigde gebruiker die een id en een wachtwoord op het
apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het apparaat daarom
vraagt, voert u het ID en wachtwoord in.
2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
Faxen (optioneel)_ 124
3. Druk op Aan om deze functie te activeren.
Wanneer het apparaat in deze modus een fax ontvangt, wordt
Afdrukk. geactiveerd. Als u de beveiligde faxberichten wilt
afdrukken, druk dan op Afdrukk.. Alle beveiligde faxberichten
worden afgedrukt.
4. Als u wilt dat inkomende faxberichten altijd naar het geheugen gaan,
druk dan op Hele dag. In andere gevallen, gaat u door met de volgende
stap.
5. Druk op Starttijd en stel de specifieke starttijd in met de pijltoetsen
omhoog/omlaag of links/rechts. Druk op OK.
6. Druk op Eindtijd en stel de specifieke eindtijd in met de pijltoetsen
omhoog/omlaag of links/rechts. Druk vervolgens op OK.
7. Druk in het scherm op OK.
Als u de functie Veilig ontvangen wilt uitschakelen, drukt u op Uit.
Hierna wordt de ontvangen fax afgedrukt.
Een ontvangen faxbericht-uitvoerlade selecteren
Met deze optie kunt u aangeven in welke lade het faxbericht moet worden
afgedrukt.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Ontvangen fax afdrukken > Uitvoerlade op het scherm.
2. Druk op de desbetreffende lade.
De Binnenste lade (taakscheider) is alleen beschikbaar
wanneer de optionele taakscheider is geïnstalleerd. De
Binnenste lade is erg handig voor het scheiden van
afdrukken. Als u bijvoorbeeld wilt vermijden dat ontvangen
faxen gemengd worden met kopieën of afdrukken, kunt u deze
binnenlade gebruiken om de ontvangen faxen te scheiden.
De Lade van afwerk. en Bovenste lade zijn uitsluitend
beschikbaar als de optionele standaard afwerkeenheid of de
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Als de optionele standaard afwerkeenheid of de
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd, is de Middelste lade
niet geactiveerd.
3. Druk op OK.
Faxen (optioneel)_ 125
Ontvangen faxen dubbelzijdig afdrukken
Stel deze duplex-functie in om papier te besparen. Hiermee worden de
ontvangen faxgegevens dubbelzijdig afgedrukt.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Ontvangen fax afdrukken > Dubbelzijdig op het scherm.
2. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee wordt enkelzijdig afgedrukt.
Lange zijde: hiermee wordt dubbelzijdig afgedrukt en wordt de
lange zijde van het papier gebruikt als bindmarge.
Korte zijde: hiermee wordt dubbelzijdig afgedrukt en wordt de korte
zijde van het papier gebruikt als bindmarge.
3. Druk op OK.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het een
fax ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u tijdens het kopiëren of
afdrukken een fax ontvangt, slaat het apparaat de inkomende fax in het
geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken wordt de fax
automatisch afgedrukt.
De documentinstellingen aanpassen
Voordat u een fax verzendt, kunt u de documentinstellingen aanpassen,
zoals de resolutie, tonerdichtheid, kleuren, duplex-functie, etc. Zie de uitleg
voor dit gedeelte.
De documentinstellingen die u hiermee opgeeft, hebben alleen
betrekking op de huidige taak. Als u de standaardinstellingen voor
documenten wilt wijzigen, gaat u naar het tabblad Apparaatinst. >
Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Standaardwaarde .
Het formaat van de originelen selecteren
Als het formaat van het originele document niet automatisch kan worden
herkend of wanneer u een bepaalde documentgrootte wilt selecteren, kunt u
na het opgeven van de originele documentgrootte het faxbericht verzenden.
1. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van
origineel.
2. Druk op de juiste optie.
Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u
de papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld
in de beschikbare A/B- en Letter-papierformaten in dit apparaat.
Auto: Het formaat van de originelen wordt automatisch
gedetecteerd maar bij deze optie worden alleen originelen van het
formaat Letter, Ledger, Legal, Statement, A3, A4, A5, B4 of JIS B5
ondersteund.
Andere vooraf ingestelde waarden: Hiermee kunt u eenvoudig
veelgebruikte waarden selecteren.
3. Druk in het scherm op OK.
Faxen (optioneel)_ 126
Dubbelzijdig faxen van originelen
Deze functie is speciaal bedoeld voor dubbelzijdige originelen. U kunt
instellen of het apparaat een enkelzijdige of dubbelzijdige fax moet
verzenden.
1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Dubbelzijdig en selecteer
vervolgens de richting van het origineel.
2. Druk op de juiste optie.
1-zijdig: instelling voor enkelzijdig bedrukte originelen.
2-zijdig, boek: instelling voor dubbelzijdige originelen.
2-zijdig, kalender: voor dubbelzijdig bedrukte originelen waarvan
de achterzijde 180 graden is gedraaid.
Om 2-zijdig, boek en 2-zijdig, kalender te gebruiken, plaatst u de
originelen in de DADI. Als het apparaat het origineel in de DADI
niet vindt, wordt de optie automatisch gewijzigd in 1-zijdig.
3. Druk in het scherm op OK.
De richting van originelen selecteren
Bij het faxen van dubbelzijdige documenten moet u de richting van het
document aan te geven. Anders kunnen faxberichten niet worden afgedrukt
in de correcte paginavolgorde of de correcte voor- en achterbladindeling.
1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Oorspronkelijke stand en
selecteer vervolgens de afdrukstand van het origineel.
2. Druk op de juiste optie.
Staande afbeeldingen: Selecteer deze instelling voor een geladen
origineel met de bovenkant naar de achterkant van het apparaat.
Liggende afbeeldingen: Selecteer deze instelling voor een
geladen origineel in de DADI met de bovenkant van het originele
document naar de linkerzijde van het apparaat, of een origineel
document op de glasplaat van de scanner geplaatst met de
bovenkant van het originele document naar de rechterzijde van het
apparaat.
3. Druk in het scherm op OK.
De DADI gebruiken De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogra
m
De DADI gebruiken De glasplaat van de
scanner gebruiken
Pictogra
m
Faxen (optioneel)_ 127
De resolutie wijzigen
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt die foto’s bevatten
of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax
van een betere kwaliteit te versturen.
Druk op de pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen.
Standaard: deze instelling wordt doorgaans aanbevolen voor
originelen met tekst. Met deze optie vermindert u de verzendtijd.
Fijn: deze instelling wordt aanbevolen voor originelen met kleine
tekens, dunne lijnen of tekst die met een matrixprinter is afgedrukt.
Superfijn: aanbevolen voor originelen met fijne details. Deze optie is
alleen ingeschakeld als het ontvangende apparaat ook een extra fijne
resolutie ondersteunt.
Ultrafijn: aanbevolen voor originelen met zeer fijne details. Deze optie
is alleen ingeschakeld als het ontvangende apparaat ook een ultra fijne
resolutie ondersteunt.
Als uw apparaat is ingesteld op de resolutie Superfijn of Ultrafijn en
het faxapparaat waarmee u communiceert ondersteunt de resolutie
Extra fijn of Ultra fijn niet, verzendt het apparaat de fax in de hoogste
resolutie die het ontvangende faxapparaat ondersteunt.
Het type origineel selecteren
U kunt het documenttype van het origineel instellen om de kwaliteit van een
document dat wordt gescand te verbeteren.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding op > Type origineel.
2. Druk op de juiste optie.
Tekst: instelling voor originelen met tekst of lijntekeningen.
Tekst/Foto: instelling voor originelen met tekst en foto’s.
Foto: voor originelen die halftoonfoto’s zijn.
3. Druk in het scherm op OK.
De kleurmodus selecteren
Met deze functie kunt u een kleurenfax verzenden.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Kleurmodus.
2. Druk op de juiste optie.
Mono: hiermee verzendt u een zwart-witfax.
Kleur: hiermee verzendt u een kleurenfax.
3. Druk in het scherm op OK.
De tonersterkte wijzigen
U kunt de helderheid van het originele document selecteren.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Tonersterkte.
2. Druk op de pijl-links/rechts om de licht- of donkerheid te wijzingen.
3. Druk in het scherm op OK.
De achtergrond aanpassen
Als u originelen op gekleurd papier of krantenknipsels scant, kunt u donkere
achtergronden lichter maken, verminderen of verwijderen. Als de originele
achtergrond gekleurd is, wordt bij het scannen de achtergrond van de
overdrachtsgegevens zwart. In dit geval kunt u na aanpassing van de
achtergrondskleur van de overdrachtsgegevens het originele document
verzenden.
Faxen (optioneel)_ 128
1. Druk op het tabblad Afbeelding > Achtergrond aanpassen.
2. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: de achtergrond wordt geoptimaliseerd.
Verbet.: hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond.
Wissen: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
3. Druk op OK.
Als u deze optie gebruikt, is de functie Afbeel. aan achterk. wissen in
het tabblad Afbeelding niet actief.
Afbeeldingen op de achterzijde wissen
Deze functie voorkomt bij het faxen van de afbeelding op de achterzijde van
het origineel wordt meegefaxt.
1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Afbeel. aan achterk.
wissen.
2. Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: optimaliseert de achtergrond.
Wissen: des te hoger het getal, des te lichter het achtergrondbeeld.
3. Druk in het scherm op OK.
Als u deze optie gebruikt, is de functie Achtergrond aanpassen in
het tabblad Afbeelding niet actief.
Een fax doorsturen naar een ander nummer
U kunt uw apparaat instellen om een verzonden of ontvangen fax naar
ander nummers door te sturen per fax, e-mail; SMB, FTP. etc. Dit is een
handige functie wanneer u een fax moet ontvangen maar niet op kantoor
bent.
Informatie over de Inst. fax doorsturen opties
Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen >
Inst. fax doorsturen op het scherm.
Inst. fax doorsturen kan uitsluitend worden geconfigureerd door een
gemachtigde gebruiker die een id en een wachtwoord op het apparaat
heeft geregistreerd. Wanneer het apparaat daarom vraagt, voert u het
ID en wachtwoord in.
Instellingen: voer het e-mailadres in van de afzender, de e-mailtitel en
het e-mailbericht. Tenzij u de instellingen wijzigt, wordt de fax met de
informatie via e-mail doorgestuurd.
Alles selecteren: selecteert alle faxdoorstuurinstellingen om alles te
verwijderen.
Nieuw: creëert een nieuwe instelling voor fax doorsturen (zie "Het
instellen van de faxdoorstuurinstelling" op pagina 129).
Detail: toont gedetailleerde informatie van een geselecteerde instelling
voor fax doorsturen. U kunt de instelling bewerken met de knop
Bewerken. U kunt de instelling ook verwijderen met de knop Verwijd..
Bewerken: bewerkt een geselecteerde instelling voor fax doorsturen. U
kunt de door u ingestelde instellingen wijzigen.
Verwijd.: verwijdert een geselecteerde instelling voor fax doorsturen.
Faxen (optioneel)_ 129
Het instellen van de faxdoorstuurinstelling
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Inst. fax doorsturen op het scherm.
2. Druk op Nieuw.
3. Stel de juiste opties in.
Doorsturen Type: Selecteer het type faxapparaat met de pijl-links/
rechts.
Regel 1 of Regel 2: Als u de faxkit en de Fax Multiline-kit op het
apparaat hebt geïnstalleerd, selecteer dan een faxlijn met de
pijl-links/rechts. De verzonden of ontvangen fax wordt via de
geselecteerde lijn doorgestuurd naar de opgegeven nummers.
Soort adres: Selecteer een adrestype dat u wilt gebruiken voor het
doorsturen van de fax.
Adres: Selecteer of voer het adres van de ontvanger in.
- Fax of Email: U kunt het adres direct invoeren door op het
invoergebied Adres te drukken. Als het pop-uptoetsenbord
verschijnt, voer dan het adres in en druk op OK. U kunt het adres
ook gemakkelijk invoeren via Adresboek.
- SMB, FTP, WebDAV en Vak: U kunt het adres invoeren via Dir.
invoer of Adresboek.
Adresboek is niet actief als u Vak selecteert.
Documentnaam: Voer het document in door op het invoergebied
Documentnaam te drukken. Als het pop-uptoetsenbord verschijnt,
voer dan de naam van het document in en druk op OK.
Documentnaam is niet actief als u Fax selecteert.
Bestandsindeling: Selecteer met de pijl-links/rechts een
bestandsformaat waarin u de door te sturen fax wilt opslaan.
Het type bestandsformaat dat u kunt kiezen is afhankelijk van
het adrestype.
Doorsturen & afdrukken: Met deze optie kan na het doorsturen de
fax worden afgedrukt. Als u deze optie wilt gebruiken, drukt u de
knop Doorsturen & afdrukken in.
4. Druk in het scherm op OK.
Faxen (optioneel)_ 130
De pollingoptie gebruiken
Polling (opvragen) wordt gebruikt als een faxapparaat een document
opvraagt bij een ander faxapparaat. Dit is handig wanneer de persoon die
het origineel document heeft niet op kantoor is. De persoon die het
document op een later tijdstip wil ontvangen belt naar het apparaat waarop
het origineel is opgeslagen en geeft de opdracht om het document te
verzenden. Het opvragen van een document op deze wijze wordt "polling"
genoemd.
Als u deze functie wilt gebruiken moet zowel de verzender als de
ontvanger over de pollingfunctie beschikken.
De pollingfunctie ondersteunt het verzenden van
kleurenafbeeldingen niet. Ook wanneer u de kleurenafbeeldingen
opslaat, ontvangt de ontvanger zwart-witafbeeldingen.
Het pollingproces verloopt als volgt:
1. De verzender slaat de originelen op in het apparaat (zie "Originelen
opslaan voor polling" op pagina 130).
2. De verzender geeft het wachtwoord door aan de ontvanger.
3. De ontvanger kiest het faxnummer en voert het wachtwoord in wanneer
dit wordt gevraagd (zie
"Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat"
op pagina 130).
4. De ontvanger drukt op Start om de opgeslagen fax te ontvangen.
Originelen opslaan voor polling
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Opsl.
5. Druk op het invoergebied Wachtw.. Voer het wachtwoord in (het
viercijferig wachtwoord dat u aan de ontvanger moet geven) met behulp
van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. Indien nodig,
hoeft u het wachtwoord niet in te voeren. U kunt dan een fax voor polling
opslaan, verwijderen, afdrukken en ontvangen zonder een wachtwoord
op te geven.
6. Selecteer de Verwijderen na polling optie met de pijl-links/rechts. Als u
Uit selecteert, blijven de gegevens van de verzonden fax in het
geheugen van het apparaat staan, ook na de verzending van de fax. Als
u Aan selecteert, worden de faxgegevens na verzending verwijderd.
7. Druk op OK om te beginnen met het opslaan van de originelen in het
geheugen voor polling.
8. Geef het wachtwoord door aan de ontvanger.
Het pollingdocument afdrukken
1. Druk op Fax op het scherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Afdrukk.
3. Druk op het invoergebied Wachtw..
Voer het wachtwoord in dat u met behulp van het numerieke toetsenblok
op het bedieningspaneel hebt ingevoerd. Druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK.
Het pollingdocument verwijderen
1. Druk op Fax op het scherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Verwijd..
3. Druk op het invoergebied Wachtw..
Voer het wachtwoord in dat u met behulp van het numerieke toetsenblok
op het bedieningspaneel hebt ingevoerd. Druk vervolgens op OK.
4. Druk in het scherm op OK.
Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat
Met deze optie kunt u een fax opvragen (polling) die op een ander apparaat
is opgeslagen.
Faxen (optioneel)_ 131
1. Druk op Fax op het scherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Polling bij extern.
3. Druk op het invoergebied Faxnr. ontvanger.
Voer het ontvangende faxnummer in met behulp van het numerieke
toetsenblok op het bedieningspaneel.
4. Druk op het invoergebied van Wachtw..
Voer het wachtwoord in met behulp van het numerieke toetsenblok op
het bedieningspaneel.
U moet van de verzender het wachtwoord via het extern faxapparaat
ontvangen.
5. Druk in het scherm op OK.
Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat
uitstellen
Met Polling bij extern uitstellen kunt u de fax opvragen op een specifiek
tijdstip binnen 24 uur.
1. Druk op Fax op het scherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Polling bij extern
uitstellen.
3. Druk op het invoergebied Faxnr. ontvanger.
Voer het ontvangende faxnummer in met behulp van het numerieke
toetsenblok op het bedieningspaneel.
4. Druk op het invoergebied Wachtw..
Voer het wachtwoord in met behulp van het numerieke toetsenblok op
het bedieningspaneel.
U moet van de verzender het wachtwoord via het extern faxapparaat
ontvangen.
5. Stel de Starttijd in.
6. Druk in het scherm op OK.
Een postvak gebruiken
U kunt de originelen opslaan in het Postvak als u afwezig bent en de
ontvanger een fax van u wilt ontvangen. Met deze functie kunt u maximaal
vijftien afzonderlijke postvakken maken. Voordat u originelen opslaat, moet
u een postvak maken.
De postvakoptie ondersteunt het verzenden van kleurenafbeeldingen
niet. Ook wanneer u de kleurenafbeeldingen opslaat, ontvangt de
ontvanger zwart-witafbeeldingen.
Een postvak maken
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Postvakinstellingen op het scherm.
Postvakinstellingen kan uitsluitend worden geconfigureerd door
een gemachtigde gebruiker die een id en een wachtwoord op het
apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het apparaat daarom
vraagt, voert u het ID en wachtwoord in.
2. Druk op Postvakconfiguratie. Het venster Postvakconfiguratie wordt
geopend.
3. Druk op Nieuw. Het venster Nieuw wordt geopend.
4. Druk op het invoergebied van ID postvak en voer een ID in met behulp
van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. U kunt
maximaal twintig cijfers invoeren.
5. Druk op het invoergebied van Naam postvak. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt. Voer de postvaknaam in en druk op OK. U kunt tot 20 tekens
invoeren.
6. Druk op het invoergebied Wachtw. postvak. Voer het wachtwoord in.
Indien nodig, moet u dit wachtwoord aan de ontvanger geven.
Als u geen wachtwoord wilt invoeren, laat u het leeg. Vervolgens kunt u
een fax opslaan, verwijderen, afdrukken en ontvangen zonder een
Faxen (optioneel)_ 132
wachtwoord op te geven.
7. Druk in het scherm op OK.
Als u een door u aangemaakt postvak wilt bewerken, drukt u
op het te bewerken postvak en vervolgens op Bewerken. Het
venster Bewerken wordt geopend. U kunt de door u ingestelde
instellingen wijzigen.
Als u een door u aangemaakt postvak wilt verwijderen, drukt u
op het te verwijderen postvak en vervolgens op Verwijd..
Originelen opslaan in het Postvak
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Opsl..
5. Druk op het invoergebied ID postvak en voer het postvak-ID in dat u
hebt ingesteld met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
6. Druk op het invoergebied Wachtw. en voer het postvakwachtwoord in
dat u hebt ingesteld met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
7. Druk op OK om te beginnen met het opslaan van de originelen in het
postvak.
De gegevens in het Postvak afdrukken
1. Druk op Fax op het scherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Afdrukk..
3. Druk op het invoergebied van ID postvak en voer het postvak-ID in dat
u hebt ingesteld met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
4. Druk op het invoergebied Wachtw. en voer het postvakwachtwoord in
dat u hebt ingesteld met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
5. Druk op OK.
De gegevens in het Postvak wissen
1. Druk op Fax op het scherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Verwijd..
3. Druk op het invoergebied ID postvak en voer het postvak-ID in dat u
hebt ingesteld met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
4. Druk op het invoergebied Wachtw. en voer het postvakwachtwoord in
dat u hebt ingesteld met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
5. Druk op OK.
Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Een fax verzenden naar een extern postvak
U kunt een fax verzenden en opslaan in een postvak op het apparaat van
de ontvanger met behulp van Verzenden naar extern. Voordat u deze
functie kunt gebruiken, moet u over de informatie van het postvak van de
ontvanger beschikken.
Faxen (optioneel)_ 133
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Verzenden naar
extern.
5. Druk op het invoergebied Nr externe fax. Voer het faxnummer van de
ontvanger in met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
6. Druk op het invoergebied ID postvak. Voer het postvaknummer van de
ontvanger in met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
7. Druk op het invoergebied van Wachtw.. Voer het postvakwachtwoord
van de ontvanger in met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
8. Druk op OK.
Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat
Met deze optie kunt u een fax opvragen (polling) die op een ander extern
apparaat is opgeslagen.
1. Druk op Fax op het scherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Polling bij extern.
3. Druk op het invoergebied Nr externe fax. Voer het externe faxnummer
in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
4. Druk op het invoergebied ID postvak. Voer het postvaknummer van het
externe faxapparaat in met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
5. Druk op het invoergebied Wachtw.. Voer het postvakwachtwoord van
het externe faxapparaat in met behulp van het numerieke toetsenblok op
het bedieningspaneel.
6. Druk op OK.
Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat
uitstellen
Met Polling bij extern uitstellen kunt u de fax opvragen op een specifiek
tijdstip binnen 24 uur.
1. Druk op Fax op het scherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Polling bij extern
uitstellen.
3. Druk op het invoergebied Nr externe fax. Voer het externe faxnummer
in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
4. Druk op het invoergebied ID postvak. Voer het postvaknummer van het
externe faxapparaat in met behulp van het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
5. Druk op het invoergebied Wachtw.. Voer het postvakwachtwoord van
het externe faxapparaat in met behulp van het numerieke toetsenblok op
het bedieningspaneel.
6. Stel de Starttijd in.
7. Druk op OK.
Faxen (optioneel)_ 134
Het instellen van junkfaxnummers
Dit apparaat accepteert geen faxen van externe stations, waarvan de
nummers in het geheugen als spam- en junkfaxnummers zijn opgeslagen.
U kunt maximaal 10 junkfaxnummers instellen.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen
> Instelling ongewenste faxen op het scherm.
2. Druk op Aan om deze functie te activeren.
3. Druk op Lijst met ongewenste faxnummers. Het venster Lijst met
ongewenste faxnummers wordt geopend.
4. Druk op Toevoeg.. Het venster Toevoeg. wordt geopend.
5. Voer het junkfaxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok
op het bedieningspaneel en druk op OK.
Als u Aan in Beller-ID instelt, kunt u een junkfaxnummer direct
in het Lijst nummerw. venster selecteren. Druk op Beller-ID.
Het venster Lijst nummerw. wordt geopend.
De Beller-ID toont de informatie over de bellers die uw
apparaat hebben gebeld.
Afhankelijk van het land of telefoonlijnprovider kan Beller-ID
niet worden ondersteund. Raadpleeg uw telefoonlijnprovider
voor meer informatie.
Een faxrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt waarin wordt aangegeven of de fax is verzonden en ontvangen.
Als een rapport tekens of lettertypes bevat die niet worden
ondersteund door het apparaat, verschijnt in plaats van de tekens/
lettertypes het woord Unknown in het rapport.
1. Druk op Apparaatinst. > Rapport > Faxrapporten > Instellingen op
het scherm.
2. Druk op de juiste optie.
Resultaat multifaxoverdracht: drukt een bevestigingsrapport af na
het verzenden van een fax naar meerdere bestemmingen.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: hiermee activeert u deze functie.
- Bij fout: drukt alleen een rapport af als er een transmissiefout
optreedt.
Resultaat faxoverdracht: drukt een bevestigingsrapport af dat
aangeeft of de verzending is gelukt, hoeveel pagina’s er zijn
verzonden en andere informatie.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: hiermee activeert u deze functie.
- Bij fout: drukt alleen een rapport af als er een transmissiefout
optreedt.
Geschiedenis faxoverdracht: drukt een bevestigingsrapport af dat
aangeeft of de verzending is gelukt, hoeveel pagina’s er zijn
verzonden en andere informatie.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: hiermee activeert u deze functie.
Geschiedenis faxontvangst: drukt een bevestigingsrapport af dat
aangeeft of de fax is ontvangen, hoeveel pagina’s er zijn ontvangen
en andere informatie.
- Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Aan: hiermee activeert u deze functie.
3. Druk in het scherm op OK.
Faxen (optioneel)_ 135
Een programma-instelling gebruiken
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt tevens de instellingen van voorgaande taken gebruiken.
Programma’s opslaan
1. Druk op Fax op het scherm.
2. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
3. Druk op het tabblad Basis.
4. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127).
5. Druk op Programma’s.
6. Druk op het invoergebied Naam programma. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk vervolgens op OK.
7. Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt worden
de ingestelde instellingen opgeslagen. Klik op Ga naar lijst of op
Sluiten.
Programma’s gebruiken
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
4. Druk op Programma’s > Lijst.
5. Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst.
6. Druk op OK.
7. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te faxen volgens de geselecteerde
instelling.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat start het scannen
en verzendt een fax naar de nummers.
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de
fax begint of druk op de knop Job Status op het
bedieningspaneel, selecteer de te wissen taak en druk op
Verwijd..
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een
pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u
klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden.
Faxen (optioneel)_ 136
Programma’s beheren
1. Druk op Fax op het scherm.
2. Druk op Programma’s > Lijst.
3. Druk op de juiste optie.
Alles selecteren: Selecteer alle programma’s.
Detail: Toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde
programma.
Bewerken: Wijzigt de naam van het geselecteerde programma.
Verwijd.: Verwijdert de geselecteerde programma’s.
4. Druk op Annul. om naar het tabblad Basis terug te gaan.
Vorige instellingen gebruiken
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
4. Druk op Programma’s.
5. Druk op de te gebruiken vorige instelling.
Bijvoorbeeld, als u de instellingen van de laatste taak wilt gebruiken,
drukt u op Vorige 1.
6. Druk op OK.
7. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te faxen volgens de geselecteerde
instelling.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand
en naar de bestemmingen gefaxt.
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de
fax begint. Of druk op de knop Job Status van het
bedieningspaneel en selecteer de taak die u wilt verwijderen, druk
op Verwijd. (zie
"Knop Job Status" op pagina 29).
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een
pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u
klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden.
Faxen (optioneel)_ 137
Documenten opslaan
U kunt gescande originelen opslaan in het Doc.vak (de harde schijf van het
apparaat) van uw apparaat. U kunt indien nodig de opgeslagen documenten
in Doc.vak afdrukken.
Voor meer informatie over hoe de Doc.vak te gebruiken,
raadpleeg het hoofdstuk Doc.vak.
Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in de Doc.vak raden
wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken.
Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor
schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of
verkeerd gebruik van het apparaat.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Fax op het scherm.
3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding (zie
"De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125).
4. Druk op het tabblad Basis.
5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127).
6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van
het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of
gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
7. Druk op Doc opslaan.
8. Druk op Faxen en opslaan of op Alleen opslaan.
Uit: schakelt deze optie uit.
Faxen en opslaan: faxt en bewaart gescande originelen.
Alleen opslaan: slaat alleen gescande originelen op.
9. Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK.
10. Selecteer een bestemming en druk op OK.
11. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen,
een fax te verzenden en op te slaan, of uitsluitend op te slaan.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u
in dit venster op Nee.
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de
fax begint of druk op de Job Status knop op het bedieningspaneel
en selecteer de te verwijderen taak. Druk op Verwijd. (zie
"Knop
Job Status" op pagina 29).
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden.
Een adresboek maken_ 138
6.Een adresboek maken
Deze handleiding beschrijft de richtlijnen voor het adresboek.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een adresboek maken vanaf het bedieningspaneel Een adresboek maken met SyncThru™ Web Service
Een adresboek maken vanaf het
bedieningspaneel
Veelgebruikte faxnummers, e-mailadressen, SMB-serveradressen,
FTP-serveradressen en WebDAV-serveradressen kunt u in het apparaat
opslaan.
Individueel: hiermee kunt u informatie van maximaal 500 ontvangers
opslaan.
Groep: hiermee maakt u groepen als u regelmatig eenzelfde document
naar meerdere bestemmingen verzendt. U kunt maximaal 500
ontvangers bij een groep aanmelden. U kunt de nummers die u hier
opslaat alleen selecteren in de verzendlijst op het tabblad Basis van
Fax, Scan nr Email of Scannen naar server. U kunt ook een Groep
verzenden door verschillende individuele nummers in te stellen.
U kunt een groep niet aanmelden zoals u een individueel adres bij
een groep aanmeldt.
Individuele adressen opslaan (Fax, Email)
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek >
Nieuw > Fax, Email > Individueel worden automatisch geselecteerd.
2. Druk op het invoergebied Naam. Voer de naam van de ontvanger in met
behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
Controleer Favoriet voor adressen die u vaak gebruikt. U kunt ze
gemakkelijk vinden in de zoekresultaten.
3. Druk op het invoergebied Faxnum. en voer het faxnummer in met
behulp van het toetsenblok op het bedieningspaneel. Gebruik hiervoor
alleen cijfers en indien nodig het netnummer.
Een pauze invoegen: bij sommige telefooncentrales moet u eerst
een toegangscode (bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens
wachten tot u een tweede kiestoon hoort. In dat geval moet u in
het telefoonnummer een pauze invoegen. U kunt een pauze
invoegen bij het invoeren van een faxnummer.
4. Snelkiesnummer wordt automatisch ingevuld met het eerste
beschikbare nummer.
Snelkiesnummer is het nummer dat de gegevens van een
ontvanger vertegenwoordigt. Gebruik voor de invoer het
numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
5. Druk op het invoergebied Email. Voer het e-mailadres van de ontvanger
in met behulp van het pop-upvenster. Druk vervolgens op OK.
6. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Individuele adressen opslaan (SMB, FTP, WebDAV)
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek >
Nieuw > SMB, FTP of WebDAV > Individueel op het scherm.
2. Druk op het invoergebied Naam. Voer de naam van de ontvanger in met
behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
Controleer Favoriet voor adressen die u vaak gebruikt. U kunt ze
gemakkelijk vinden in de zoekresultaten.
3. Druk op IP of Host en vervolgens op het invoergebied IP-adres/
hostnaam. Voer vervolgens het serveradres in als decimale notatie met
punten of een hostnaam met behulp van het pop-upvenster. Druk op
OK.
4. Druk op het invoergebied Poortnr.. Voer vervolgens het
serverpoortnummer in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
5. Druk op het invoergebied Gebruik.naam. Voer vervolgens de
gebruikersnaam in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
Bij SMB of FTP, wanneer u wilt dat de server toegang verleent
aan niet-gemachtigde personen. Druk op het vakje Anoniem.
Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als u het vakje
Anoniem hebt ingeschakelt, ga dan naar stap 7.
Bij WebDAV kunt u de bestanden gecodeerd versturen door
SSL in te drukken. Als het apparaat en de ontvangende
WebDAV server van de SSL (Secure Sockets Layer) optie
verschillen, kan de overdracht mislukken. Als daarnaast de
Een adresboek maken_ 139
ontvangende WebDAV-server alleen het gecodeerde bestand
kan ontvangen, moet u de knop SSL indrukken.
6. Druk op het invoergebied Gebruikerswachtwoord. Voer vervolgens het
wachtwoord in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
7. Druk op het invoergebied Gebruikersdomein. Voer vervolgens de
domeinnaam in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
Ingeval WebDAV, Gebruikersdomein niet verschijnt.
Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein
heeft, laat u dit veld leeg of voert u de computernaam van de
SMB-server in.
8. Druk op het invoergebied Pad. Voer in het pop-upvenster de naam van
de map in waar u de verzonden bestanden wilt opslagen. Druk
vervolgens op OK.
Voorbeeld: /FileFolder/
9. Selecteer de te gebruiken optie Best.beleid met de pijl-links/rechts. Als
de server al een bestand met dezelfde naam heeft, wordt het bestand
verwerkt volgens het door u geselecteerde bestandsbeleid.
Naam wijzigen: het verzonden bestand wordt opgeslagen met een
automatisch geprogrammeerde verschillende bestandsnaam.
Annul.: slaat het verzonden bestand niet op.
Overschr.: het bestaande bestand wordt door het verzonden
bestand overschreven.
10. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Voer de naam van het
verzonden bestand in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
11. Selecteer of er voor het opslaan van gescande afbeeldingen wel of niet
automatisch een nieuwe map moet worden aangemaakt. Als u Aan in
de optie Map maken selecteert, wordt de gescande afbeelding
opgeslagen in een nieuwe map.
12. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Individuele adressen bewerken
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op
het scherm.
2. Druk op de naam van het individuele adres dat u wilt bewerken. Druk op
Bewerken.
Als u een individueel adres wilt verwijderen, drukt u op Verwijd..
3. Druk op het invoergebied dat u wilt wijzigen. Wijzig vervolgens de
inhoud met behulp van het pop-upvenster of het numerieke toetsenblok
op het bedieningspaneel. Als u het pop-uptoetsenbord gebruikt, drukt u
na het wijzigen van de inhoud op OK.
4. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Groepsadressen opslaan
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek >
Nieuw > Groep op het scherm.
2. Druk op het invoergebied Naam. Voer vervolgens de groepsnaam in
met behulp van het pop-upvenster. Druk vervolgens op OK.
3. Druk op het invoergebied Groepslid. Voer met behulp van het
pop-upvenster de naam van het individuele adres in dat u aan de groep
wilt toevoegen. Druk vervolgens op OK.
Als u niet zeker bent van de naam, gebruik dan de knop Zoeken.
Voer de eerste paar letters in of druk op Zoeken. Het apparaat
toont de individuele adressenlijst. Druk op de gewenste naam en
vervolgens op OK. Ga naar stap 5.
4. Druk op + Toevoegen en de naam van het individuele adres wordt
opgeslagen.
5. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Groepsadressen bewerken
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op
het scherm.
2. Druk op de naam van de groep die u wilt bewerken. Druk vervolgens op
Bewerken.
Als u een groepsadres wilt verwijderen, drukt u op Verwijd..
Een adresboek maken_ 140
3. Druk op het invoergebied Groepsnaam. Wijzig de groepsnaam met
behulp van het pop-upvenster. Druk op OK.
4. Druk op het invoergebied Groepslid. Voer met behulp van het
pop-upvenster de naam of het individuele adres in dat u aan de groep
wilt toevoegen. Druk vervolgens op OK.
Als u niet zeker bent van de naam, gebruik dan de knop Zoeken.
Voer de eerste paar letters in of druk op Zoeken. Het apparaat
toont de individuele adressenlijst. Druk op de gewenste naam en
vervolgens op OK. Ga naar stap 7.
5. Druk op + Toevoegen en de naam van het individuele adres wordt
opgeslagen.
6. Druk op de naam van het individuele adres dat u wilt verwijderen. Druk
op Verwijd.. De naam van het individuele adres wordt verwijderd uit de
groep.
7. Druk op OK om de informatie op te slaan.
Een item in het adresboek zoeken
U kunt de adressen zoeken die in het adresboek zijn opgeslagen.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op
het scherm.
U kunt adressen in een specifieke categorie zoeken, zoals Index,
Individueel, Groep, Favoriet, Email, Fax, etc.
Als u de Index selecteert, vindt u door het indrukken van de
specifieke alfabetische categorie alle geregistreerde adressen met
de desbetreffende beginletter. Als u bijvoorbeeld ABC indrukt,
krijgt u alle adressen met de beginletter A, B en C te zien.
2. Selecteer de gewenste specifieke categorie met de pijl-links/rechts.
Als u bijvoorbeeld een groepsadres wilt vinden, drukt u op de pijl-links/
rechts tot Groep verschijnt. U ziet uitsluitend de Groep lijst.
3. Druk op het invoergebied Zoeken en voer de naam in met behulp van
het pop-uptoetsenbord. Druk op OK.
Als u de naam niet zeker weet, kunt u de eerste paar letters van de
naam invoeren.
4. Druk op Zoeken; het scherm toont de zoekresultaten.
Een item in het adresboek verwijderen
U kunt het geselecteerde adres uit het adresboek verwijderen.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op
het scherm.
2. Druk op het adres dat u wilt verwijderen. Druk op Verwijd..
3. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Het geselecteerde adres wordt uit de lijst verwijderd.
Een item in het adresboek controleren
U kunt de informatie van een individueel of groepsadres zien.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op
het scherm.
2. Druk op het adres dat u wilt zien. Druk op Detail.
Een adresboek maken_ 141
Het scherm toont de volledige informatie van het adres.
U kunt het adres direct bewerken door in het gedetailleerde
scherm op Bewerken te drukken of, indien u een groepsadres
selecteert, de individuele adressen in het groepsadres zien met
behulp van Detail.
Een adresboek maken_ 142
Een adresboek maken met SyncThru™ Web
Service
U kunt eenvoudig adressen opslaan vanaf netwerkcomputers met
SyncThru™ Web Service. Alleen gemachtigde gebruikers van het apparaat
kunnen via een aanmelding SyncThru™ Web Service adressen opslaan.
Opslaan op uw computer
Deze methode veronderstelt dat u adressen in het geheugen van uw
apparaat opslaat. U kunt e-mailadressen toevoegen en ze in aparte
categorieën groeperen.
Adressen toevoegen in Individueel adresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Toevoegen. Het venster Toevoegen wordt geopend.
9. Voer de toe te voegen naam in en selecteer het snelkiesnummer in
Algemeen.
Snelkiesnummer is het nummer dat de gegevens van een
ontvanger vertegenwoordigt. Gebruik voor de invoer het
numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
Controleer Favoriet voor adressen die u vaak gebruikt. U
kunt ze gemakkelijk vinden in de zoekresultaten.
10. Voer het e-mailadres in bij E-mail.
11. Voer het faxnummer in bij Fax.
12. Controleer het selectievakje SMB in SMB. U kunt de SMB informatie
invoeren wanneer u het vakje hebt aangevinkt.
13. Voer het serveradres in als decimale notatie met punten of voor een
hostnaam in bij SMB-serveradres.
14. Voer het serverpoortnummer in bij SMB-serverpoort.
15. Voer de aanmeldingsnaam in bij Aanmeldingsnaam.
Bij SMB of FTP, wanneer u wilt dat de server toegang
verleent aan niet-gemachtigde personen. Druk op het vakje
Anoniem. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als
u het vakje Anoniem hebt aangevinkt, ga dan naar stap
18.
Bij WebDAV, kunt u de bestanden gecodeerd versturen
door SSL aan te vinken. Als het apparaat en de
ontvangende WebDAV-server van de SSL (Secure
Sockets Layer) optie verschillen, zou de overdracht
kunnen mislukken. Als daarnaast de ontvangende
WebDAV-server alleen het gecordeerde bestand kan
ontvangen, moet u ook SSL aanvinken.
16. Voer het wachtwoord in bij Wachtwoord en voer opnieuw het
wachtwoord in bij Wachtwoord bevestigen.
17. Voer de domeinnaam in bij Domein.
Ingeval WebDAV, Domein niet verschijnt.
Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein
heeft, laat u dit veld leeg of voert u de computernaam van
de SMB-server in.
18. Voer de Scan File Folder in voor de opslag van gescande
afbeeldingen bij Pad.
Voorbeeld: /sharedFolder/
19. Selecteer het beleid voor het genereren van een bestandsnaam bij
Archiveringsbeleid. Als de server al een bestand met dezelfde
naam heeft, wordt het bestand verwerkt volgens het door u
geselecteerde bestandsbeleid.
Naam wijzigen: het verzonden bestand wordt opgeslagen met
een automatisch geprogrammeerde verschillende
bestandsnaam.
Annuleren: slaat het verzonden bestand niet op.
Overschrijven: het bestaande bestand wordt door het
verzonden bestand overschreven.
20. Voer de bestandsnaam in bij Bestandnaam die op de server moet
worden opgeslagen.
21. Selecteer of er voor het opslaan van gescande afbeeldingen wel of
niet automatisch een nieuwe map moet worden aangemaakt.
Nieuwe map maken is standaard ingeschakeld. Hierna wordt de
gescande afbeelding in een nieuwe map opgeslagen.
22. U kunt controleren of alles goed werkt in overeensteming met de
ingevoerde serverinformatie, klik daarvoor op Test.
23. Voer de FTP en WebDAV serverinformatie in zoals u dat doet voor
SMB.
24. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het Toevoegen
scherm gesloten.
Adressen bewerken in Individueel adresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
Een adresboek maken_ 143
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Vink het adres aan dat u wilt bewerken en druk op Wijzigen. Het
venster Wijzigen wordt geopend.
9. Wijzig de adresgegevens.
10. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het Wijzigen
scherm gesloten.
Adressen verwijderen in Individueel adresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Vink het adres aan dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen.
Als u het selectievakje van de kolomkop hebt ingeschakeld, worden
alle adressen gemarkeerd.
Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt.
Adressen zoeken in Individueel adresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
U kunt de indeling wijzigen door op een van de kolomkoppen
te klikken. Als u bijvoorbeeld op Snelkiesnummer klikt,
worden de adressen in de volgorde van het snelkiesnummer
weergegeven. Als u opnieuw op Snelkiesnummer klikt, ziet u
de omgekeerde volgorde.
8. Vul de te zoeken naam in het zoekinvoergebied in.
U kunt adressen in een specifieke categorie zoeken, zoals
Faxnummer, E-mail, SMB, etc.
Als u bijvoorbeeld een faxnummer zoekt, klikt u op de
vervolgkeuzelijst naast
en selecteert u Faxnummer.
9. Klik op . Vervolgens verschijnt het zoekresultaat.
U kunt de adressen in een specifieke categorie zien, zoals
Faxnummer, E-mail, SMB, etc.
Als u bijvoorbeeld de adressen wilt zien die een faxnummer
hebben, klikt u op de vervolgkeuzelijst onder LDAP en
selecteert u Faxnummer.
Individueel adresboek importeren
U kunt het adresboekbestand van een server of een computer
importeren. Het bestand moet de bestandsextensie "csv" hebben. U
kunt ook adressen importeren van een LDAP-server. Voordat de
adressen naar uw apparaat worden geïmporteerd, moet de
LDAP-serverbeheerder de adressen op te slaan.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Importeren. Het venster Importeren wordt geopend.
Een adresboek maken_ 144
9. Selecteer URL of Bureaublad en voer het adres of mapnaam in
waarin het bestand is opgeslagen.
10. Klik op OK.
Individueel adresboek exporteren
U kunt het adresboekbestand naar uw computer als back-up van het
bestand of naar andere Samsung-apparaten exporteren.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Exporteren. Het venster Exporteren wordt geopend.
9. Klik op Exporteren. Vervolgens het adresboekbestand opgeslagen
in uw computer.
Adressen groeperen in Groepsadresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Groepen.
9. Klik op Groep toevoegen. Het venster Toevoegen wordt geopend.
10. Voer de toe te voegen groepsnaam in Groepsnaam in.
11. Selecteer Een of meer personen toevoegen nadat deze groep is
gemaakt.
Als u geen individuele adressen wilt toevoegen aan de
gemaakte groepsadressen, slaagt u deze stap over. U kunt de
volgende keer individuele adressen toevoegen door op
Groepsdetails te drukken.
12. Klik op Toepassen. Het venster Toevoegen wordt geopend.
13. Vink de adressen aan die u wilt toevoegen aan Groepsadresboek
in Individueel adresboek.
14. Klik op de pijl in het midden. De geselecteerde adressen worden
toegevoegd in Groepsadresboek.
15. Klik op Toepassen.
Groepsadressen bewerken in Groepsadresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
Een adresboek maken_ 145
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Groepen.
9. Vink het groepsadres aan dat u wilt bewerken en druk op Groep
bewerken. Het venster Wijzigen wordt geopend.
10. De informatie van het groepsadres wijzigen.
11. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het venster
Wijzigen gesloten.
Groepsadressen verwijderen in een Groepsadresboek
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Groepen.
9. Vink de groepsadressen aan die u wilt verwijderen.
10. Klik op Groep verwijderen.
Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt.
Groepsadressen aanvinken
U kunt de informatie van groepsadressen zien. In het Groepsdetails
scherm kunt u ook individuele adressen toevoegen of verwijderen.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens
uw aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt,
wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Adresboek.
8. Klik op Groepen.
9. Druk op het groepsadres dat u wilt zien. Druk op Groepsdetails.
Het venster Groepsdetails wordt geopend.
U kunt individuele adressen direct toevoegen. Vink de
adressen aan die u wilt toevoegen aan Groepsadresboek
in Individueel adresboek.
U kunt individuele adressen direct verwijderen. Vin de
adressen aan die u wilt verwijderen en druk op
Verwijderen in Groepsadresboek.
Afdrukken_ 146
7.Afdrukken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Systeemvereisten
Introductie van handige softwareprogramma’s
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Eenvoudige afdruktaken
Voorkeursinstellingen openen
Help gebruiken
Apparaatopties instellen
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Direct Printing Utility gebruiken
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
Uw apparaat instellen als standaardprinter
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Afdrukken in Macintosh
Afdrukken in Linux
Afdrukken in UNIX
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk
gebaseerd op Windows XP.
Systeemvereisten
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze
beheerdersrechten hebben.
Dit apparaat is compatibel met Windows-terminalservice.
Macintosh
Linux
U moet een swap-partitie van minstens 300 MB maken om met
grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de
BESTURING
SSYSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
Vrije
schijfruimt
e
Windows 2000 Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
Server 2003
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2 GB
Windows
Server 2008
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB (2
GB)
10 GB
Windows
Vista
Pentium IV 3 GHz 512 MB (1
GB)
15 GB
Windows 7 Pentium IV 1 GHz 32-bit
of 64-bit processor of
hoger
1 GB (2
GB)
16 GB
Ondersteunt afbeeldingen in DirectX 9 met 128 MB
geheugen (om het Aero-thema te activeren).
DVD-R/W-station
Windows
Server 2008
R2
Pentium IV 1 GHz- (x86)
of 1,4 GHz- (x64)
processoren (2 GHz of
sneller)
512 MB (2
GB)
10 GB
BESTURING
SSYSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
Vrije
schijfruimt
e
Mac OS X
10.5
Intel-processoren
867 MHz of
sneller Power
PC G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X
10.6
Intel-processoren 1 GB (2 GB) 1 GB
Onderdeel Vereisten
Besturingssyste
em
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64-bits)
Fedora Core 2~10 (32/64-bits)
SuSE Linux 9.1 (32-bits)
OpenSuSE 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2, 10.3, 11.0,
11.1 (32/64-bits)
Mandrake 10.0, 10.1 (32/64-bits)
Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 (32/64-bits)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10 (32/
64-bits)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64-bits)
Debian 3.1, 4.0, 5.0 (32/64-bits)
Processor Pentium IV 2.4GHz (IntelCore2)
RAM 512 MB (1 GB)
Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB)
Afdrukken_ 147
maximale optische resolutie.
UNIX
Introductie van handige softwareprogramma’s
Samsung Anyweb Print
Hiermee kunt u een schermopname of afdrukvoorbeeld maken van een
scherm in Windows Internet Explorer en dit op een veel eenvoudiger manier
afdrukken dan in het reguliere programma. Klik op Start > Alle
programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print >
Download de nieuwste versie om naar de website te gaan waar u het
hulpprogramma kunt downloaden. Deze functie is alleen beschikbaar in
Windows.
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van afdrukstand, formaat, bron en type afdrukmedia.
Aantal exemplaren.
U kunt ook verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De
onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door
uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund:
Sommige modellen of besturingssystemen ondersteunen een of
meerdere functies uit de tabel mogelijk niet.
PCL-printerstuurprogramma
(: ondersteund. Leeg: niet ondersteund)
Onderdeel Vereisten
Besturingssyste
em
Sun Solaris 8, 9, 10 (x86, SPARC)
IBM AIX 5.x
HP-UX 11i (PA-RISC, Itanium)
Vrije schijfruimte Tot 100 MB
Functie Windows
Optie printerkwaliteit
Poster afdrukken
Meerdere pagina’s per vel
Boekjes afdrukken
Afdruk aan pagina aanpassen
Afdrukken verkleinen en
vergroten
Andere lade voor eerste pagina
Voorbladopties
Transparantenscheidingsvel-opt
ie
Rastercompressie
Afwerkingsopties
Uitvoeropties
Watermerk
Overlay
Dubbelzijdig afdrukken (duplex)
Afdrukken_ 148
XPS-printerstuurprogramma
Een XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden
op Windows Vista OS of een recentere versie.
U kunt het XPS-printerstuurprogramma installeren door de
software-cd in uw cd-romstation te plaatsen. Wanneer het
installatievenster verschijnt selecteert u Geavanceerde installatie
> Aangepaste installatie. U kunt kiest vervolgens het
XPS-printerstuurprogramma in het venster Selecteer de te
installeren software en hulpprogramma’s.
(: ondersteund. Leeg: niet ondersteund)
PostScript-printerstuurprogramma
(: ondersteund. Leeg: niet ondersteund)
Functie Windows
Optie printerkwaliteit
Poster afdrukken
Meerdere pagina’s per vel
Boekjes afdrukken
Afdruk aan pagina aanpassen
Afdrukken verkleinen en
vergroten
Andere lade voor eerste pagina
Voorbladopties
Transparantenscheidingsvel-opt
ie
Rastercompressie
Afwerkingsopties
Uitvoeropties
Watermerk
Overlay
Dubbelzijdig afdrukken (duplex)
Functie Windows Macintosh Linux Unix
Optie printerkwaliteit
Poster afdrukken
Meerdere pagina’s per
vel
(2, 4)
(2, 4)
Boekjes afdrukken
Afdruk aan pagina
aanpassen
Afdrukken verkleinen en
vergroten
Voorbladopties
Transparantenscheiding
svel-optie
Rastercompressie
Afwerkingsopties
Uitvoeropties
Watermerk
Dubbelzijdig afdrukken
(duplex)
Afdrukken_ 149
Eenvoudige afdruktaken
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen in Windows,
Macintosh of Linux. De exacte procedure kan verschillen per toepassing.
Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de
gebruikershandleiding verschilt afhankelijk van het gebruikte
apparaat mogelijk van het venster dat u ziet. Het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken bevat echter vrijwel
dezelfde eigenschappen. Controleer welke besturingssystemen
compatibel zijn met uw apparaat. Zie Compatibiliteit met
besturingssystemen onder Printerspecificaties (zie
"Systeemvereisten" op pagina 146).
Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of
. Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt
selecteren, maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil
zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de
instellingen of de omgeving van het apparaat.
Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te
drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen.
Eenvoudige afdruktaken in Macintosh (zie "Afdrukken in Macintosh"
op pagina 165).
Eenvoudige afdruktaken in Linux (zie "Afdrukken in Linux" op
pagina 169).
Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor
Kladblok in Windows XP. Uw venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de
toepassing die u gebruikt.
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
wordt geopend.
3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
De basisinstellingen voor het afdrukken, zoals het aantal exemplaren en
het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken
klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het
venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te
wijzigen (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
4. Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te
starten.
Het PostScript-stuurprogramma wordt aanbevolen voor de
beste afdrukkwaliteit in PostScript-gebaseerde toepassingen
zoals Acrobat Reader®, Adobe Illustrator®, Adobe
Photoshop®, etc.
Als u Windows Internet Explorer gebruikt kunt u met Samsung
AnyWeb Print bovendien tijd besparen bij het maken of
afdrukken van schermopnamen. Klik op Start > Alle
programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb
Print > Download de nieuwste versie om naar de website te
gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden.
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te
worden, annuleert u op de volgende manier:
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. In Windows 2000, XP, 2003, 2008 en Vista dubbelklikt u op het
apparaat.
n Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met uw
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer > contextmenu’s >
Afdruktaken weergeven.
Als Afdruktaken weergeven een -markering bevat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s die met de geselecteerde printer
zijn verbonden selecteren.
4. Vanaf het menu Document selecteert u Annuleren.
U kunt ook toegang krijgen tot dit venster door dubbel te klikken op het
pictogram van het apparaat (
) in de taakbalk van Windows.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop
op het bedieningspaneel.
Afdrukken_ 150
Voorkeursinstellingen openen
U kunt de instellingen die u hebt geselecteerd bovenaan rechts in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken bekijken.
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
wordt geopend.
3. Selecteer uw printerstuurprogramma uit de lijst Printer selecteren.
4. Klik op Eigenschappen of op Voorkeursinstellingen.
U kunt de huidige status van het apparaat controleren met de knop
Printerstatus. Wanneer u op de Printerstatus knop drukt, wordt
het programma Smart Panel geopend. Het Smart Panel
programma toont de huidige status van het apparaat.
Afdrukmodus
Met deze optie kunt u kiezen of het bestand moet worden afgedrukt of
opgeslagen op de harde schijf van het apparaat. De standaard
afdrukmodus is Normaal of afdrukken zonder het afdrukbestand op de
harde schijf op te slaan. U kunt deze optie ook in andere tabbladen
gebruiken.
Normaal: Deze modus drukt uw document af zonder op te slaan.
Proefafdruk: Deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt
afdrukken. U kunt eerst één kopie op kwaliteit controleren en vervolgens
de resterende kopieën afdrukken in de lijst van Huidige taak na het
openen van Job Status (zie
"Knop Job Status" op pagina 29). U vindt
uw afdruktaak in de lijst; selecteer de taak en druk op de knop
Vrijgeven. De overige kopieën worden afgedrukt.
- Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker
zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn
Afdrukken_ 151
gebruikersnaam.
Vertrouwelijk: Deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van
vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord invoeren om te
kunnen afdrukken (zie "Beveiligde taak" op pagina 30).
- Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker
zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn
gebruikersnaam.
- Voer het wachtwoord in: Voer het wachtwoord in dat u wilt
gebruiken. Deze optie wordt gebruikt voor het laden van een
opgeslagen bestand met behulp van het bedieningspaneel.
- Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord opnieuw ter
bevestiging in.
Opslaan: Deze modus wordt alleen gebruikt voor het opslaan van
documenten op de harde schijf. Indien nodig kunt u opgeslagen
bestanden laden en afdrukken. U vindt het opgeslagen bestand in
Doc.vak. Eerst kiest u een documentenvak in Doelmap en vervolgens
stelt u Opties in.
- Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker
zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn
gebruikersnaam.
- Voer het wachtwoord in: Als de Eigenschap van het door u
geselecteerd documentenvak ingesteld is op Beveiligd moet u een
wachtwoord voor het documentenvak invoeren. Deze optie wordt
gebruikt voor het laden van een opgeslagen bestand met behulp van
het bedieningspaneel.
- Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord opnieuw ter
bevestiging in.
Opslaan en afdrukken: Deze modus wordt gebruikt voor het gelijktijdig
afdrukken en opslaan van documenten. Indien nodig kunt u opgeslagen
bestanden laden en afdrukken. U vindt het opgeslagen bestand in
Doc.vak. Eerst kiest u een documentenvak in Doelmap en vervolgens
stelt u Opties in.
- Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker
zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn
gebruikersnaam.
- Voer het wachtwoord in: Als de Eigenschap van het door u
geselecteerd documentenvak ingesteld is op Beveiligd moet u een
wachtwoord voor het documentenvak invoeren. Deze optie wordt
gebruikt voor het laden van een opgeslagen bestand met behulp van
het bedieningspaneel.
- Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord opnieuw ter
bevestiging in.
Afdrukschema: Gebruik deze optie om een specifieke tijd voor het
afdrukken van de taak in te voeren. Dit is handig om grote hoeveelheden
gegevens af te drukken of wanneer u al uw taken gelijktijdig wilt
Afdrukken_ 152
afdrukken.
- Afdrukken om: Selecteer de datum en tijd voor het afdrukken.
- Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker
zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn
gebruikersnaam.
Het tabblad Basis
Gebruik het tabblad Basis om de weergave van het document op de
afgedrukte pagina aan te passen.
Klik op het tabblad Basis om onderstaande opties weer te geven.
Afdrukstand
Met behulp van dit menu kunt u selecteren in welke richting informatie
op een pagina wordt afgedrukt.
Staand: hiermee drukt u af over de breedte van de pagina, zoals in
een brief.
Liggend: hiermee drukt u af over de lengte van de pagina, zoals bij
een werkblad.
180 graden draaien: hiermee kunt u de pagina 180 graden draaien.
Afbeelding spiegelen: deze optie maakt het mogelijk om het
originele document om te keren, net zoals een spiegel. Deze optie is
alleen beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt.
Lay-outopties
Met deze optie kunt u verschillende manieren selecteren om uw
document op te maken.
Eén pagina per vel: deze optie beschikt over een optie
basisopmaak. Met deze optie kunt u een pagina afdrukken op een
zijde van een vel.
Meerdere pagina’s per vel: met deze optie kunt u verschillende
pagina’s afdrukken op een zijde van een vel (zie
"Meerdere pagina’s
afdrukken op één vel papier" op pagina 160).
Poster afdrukken: met deze optie kunt u uw document afdrukken
op een document met posterformaat. Met deze optie kunt u uw
document afdrukken op verschillende pagina’s. Afgedrukte pagina’s
kunt u samenkleven tot een poster (zie
"Posters afdrukken" op
pagina 160).
Boekje afdrukken: met deze optie kunt u uw document op beide
zijden van het papier afdrukken om er een boekje van te maken (zie
"Boekjes afdrukken" op pagina 160).
Paginakader: met deze optie kunt u uw document met een randlijn
afdrukken. Deze optie is niet beschikbaar voor Poster afdrukken en
Boekje afdrukken.
Dubbelzijdig afdrukken
Met deze optie kunt u afdrukken op beide zijden van het papier (zie
"Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 161).
Afwerkingsopties
Met deze optie kunt u het aantal nietjes of perforatiegaten bepalen.
De Nieten optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele
standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is
geïnstalleerd.
De optie Perforeren is alleen beschikbaar wanneer de
optionele perforatiekit is geïnstalleerd in de optionele
standaard afwerkeenheid of in de boekjes-afwerkeenheid.
Nieten: Selecteer het aantal nietjes tussen 1 nietje en 2 nietje.
Perforeren: Selecteer het aantal perforatiegaten, kies 2 gaatjes of
3 gaatjes. Afhankelijk van de perforatiekit verschijnt 4 gaatjes in
plaats van 3 gaatjes.
Afdrukken_ 153
Het tabblad Papier
Gebruik de opties in het tabblad Papier om de basisinstellingen van
papierverwerking op te geven.
Klik op het tabblad Papier om onderstaande opties weer te geven.
Exemplaren
Met deze optie kunt u aangeven hoeveel exemplaren u wilt afdrukken. U
kunt tot 9 999 exemplaren instellen.
Sorteren: als u deze optie aanvinkt, wordt het aantal afdrukken op
hetzelfde aantal van de sequentie originelen ingesteld.
Papieropties
met deze optie kunt u instellen welke papierlade u wilt gebruiken.
Selecteer het tabblad Envelop om de opties in te stellen als u op
een envelop wilt afdrukken.
Formaat: met deze optie kunt u het papierformaat in de lade
instellen. Deze instelling verschijnt in de vervolgkeuzelijst zodat u ze
kunt selecteren.
Invoer: selecteer de juiste papierlade in de vervolgkeuzelijst Invoer.
Gebruik Multifunctionele lade als u op speciaal materiaal wilt
afdrukken, zoals enveloppen of transparanten.
Type: met deze optie kunt u het papiertype in de lade instellen.
Deze instelling verschijnt in de vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt
selecteren. Op die manier krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Zo niet,
wordt de gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet bereikt.
- Normaal papier: gewoon papier van 71 tot 90 g/m
2
.
- Dik papier: dik papier van 91 tot 105 g/m
2
.
- Zwaar: dik papier van 106 tot 175 g/m
2
.
- Extra zwaar 1: dik papier van 176 tot 216 g/m
2
.
- Dun papier: dun papier van 60 tot 70 g/m
2
.
- Bankpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m
2
.
- Kleur: eenzijdig gekleurd papier van 75 tot 90 g/m
2
.
- Etiketten: etiket van 120 tot 150 g/m
2
.
- Transparanten: transparanten van 138 tot 146 g/m
2
.
- Envelop: enveloppen van 75 tot 90 g/m
2
.
- Voorbedrukt: voorbedrukt papier van 75 tot 90 g/m
2
.
- Katoen: 75 tot 90 g/m
2
katoenpapier zoals Gilbert 25% en
Gilbert 100%.
- Kringlooppapier: kringlooppapier van 60 tot 90 g/m
2
.
- Archiefpapier: 70 tot 90 g/m
2
. Selecteer deze optie als u de
afdrukken lang wilt bewaren (bijv. in uw archief).
- Birefhoofd: briefhoofdpapier van 90 tot 163 g/m
2
.
- Geperforeerd: geperforeerd papier 90 tot 163 g/m
2
.
- Dunne kaarten: kaart van 105 tot 163 g/m
2
.
- Dikke kaarten: karton van 170 tot 216 g/m
2
.
Speciale pagina: met deze optie kunt u speciale pagina’s maken,
zoals voorbladen. U kunt de speciale pagina-instellingen van de lijst
toevoegen, verwijderen of updaten. Deze optie is alleen beschikbaar
als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
Scheidingsvel transparanten
Maakt het mogelijk een blanco of gedrukt scheidingsvel aan
transparanten toe te voegen. Deze optie is alleen beschikbaar als u
Transparanten in Type selecteert.
Geen scheidingsvel: hiermee wordt er geen scheidingsvel tussen
de transparanten geplaatst.
Bedrukt scheidingsvel: hiermee wordt dezelfde afbeelding op de
scheidingsvellen afgedrukt als op de transparanten.
Blanco scheidingsvel: hiermee wordt een leeg vel tussen de
transparanten geplaatst.
Invoer: selecteert een lade met papier om als scheidingsvel te
gebruiken.
Schaalopties
Met deze optie kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig schalen
op een pagina. Deze optie kan uitgegrijsd worden in overeenstemming
met de instelling Lay-outopties in het tabblad Basis.
Aanpassen aan papierformaat: met deze optie kunt u uw
afdruktaak aanpassen aan elk geselecteerd papierformaat,
ongeacht de grootte van de originelen (zie "Een document aan een
bepaald papierformaat aanpassen" op pagina 161).
Percentage: Met deze optie kunt u de inhoud van een pagina er
groter of kleiner laten uitzien op de afdruk door het gewenste
percentage in te voeren. U kunt ook op de pijl-omlaag/omhoog
klikken om de schaalfactor te selecteren (zie
"Wijzig procentueel de
grootte van uw document" op pagina 161).
Afdrukken_ 154
Het tabblad Grafische elementen
Gebruik de opties op het tabblad Grafische elementen om de
afdrukkwaliteit aan te passen voor speciale afdrukbehoeften.
Klik op het tabblad Grafische elementen om onderstaande opties weer te
geven.
Kwaliteit
Hoe hoger de instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden
afgedrukt. Een hogere instelling kan de afdruktijd van uw document
verlengen.
Lettertype/tekst
Schakel het selectievakje voor Alle tekst zwart in om in het zwart af te
drukken, ongeacht de kleur die op het scherm wordt weergegeven.
Geavanceerd
Automatisch: selecteert automatisch een optie voor het beste
formaat. Deze optie is alleen beschikbaar als u het
PS-printerstuurprogramma gebruikt.
Downloaden als contour: als deze optie is geselecteerd,
downloadt het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw
document worden gebruikt maar nog niet in uw apparaat zijn
opgeslagen. Als u na het afdrukken vaststelt dat de lettertypen op uw
document niet juist zijn afgedrukt, kiest u Downloaden als bitmap
en drukt u het document nogmaals af.
Downloaden als bitmap: met deze optie ingeschakeld zal het
stuurprogramma de lettertypegegevens downloaden als
bitmapafbeeldingen. Documenten met complexe lettertypen, zoals
Koreaanse of Chinese lettertypen, of diverse andere lettertypen
worden sneller afgedrukt als u dit keuzerondje selecteert.
Downloaden als bitmap is handig wanneer u afdrukt in
Adobe-programma’s.
Grafisch afdrukken: met deze optie ingeschakeld zal het
stuurprogramma lettertypen als afbeeldingen downloaden. Als u
documenten met veel afbeeldingen en relatief weinig
TrueType-lettertypen afdrukt, kunt u het afdrukken versnellen met
deze instelling. Deze optie is alleen beschikbaar als u het
PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
TrueType-indeling: als uw apparaat een TrueType
rasterizer-apparaat is, selecteer dan deze optie om de
TrueType-lettertypes als een contourlettertype te downloaden. Deze
optie is alleen beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma
gebruikt.
Printerlettertypen gebruiken: als Printerlettertypen gebruiken is
ingeschakeld, gebruikt de printer bij het afdrukken van uw document
de lettertypen die in het geheugen zijn opgeslagen en worden de
lettertypen die in uw document worden gebruikt niet gedownload.
Omdat het downloaden van lettertypen enige tijd in beslag neemt
verlopen afdruktaken mogelijk sneller als u deze optie selecteert. Als
u Printerlettertypen gebruiken gebruikt, probeert de printer
lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk
overeenstemmen met de lettertypen in het document. Als u in uw
document echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken van de
lettertypen in het geheugen van de printer, zal de afdruk er heel
anders uitzien dan het document op het scherm.
Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor de
optie Geavanceerd opnieuw ingesteld.
Grafische controller
Fijne randen
Met deze optie kunnen gebruikers randen van letters en fijne lijnen
accentueren voor een betere leesbaarheid, en elke
kleurkanaalregistratie in de kleurenafdrukmodus uitlijnen.
PostScript-opties
Deze opties zijn alleen beschikbaar als u het PS stuurprogramma
gebruikt.
Uitvoeroptie: met deze optie kunt u het uitvoerformaat voor
PostScript-bestanden selecteren.
- Optimale snelheid: algemeen formaat voor
PostScript-bestanden.
- Optimale portabiliteit: creëert een bestand dat beantwoordt
aan de Adobe Document Structuring Conventions (ADSC). Dit is
een handig formaat als u een PostScript-bestand wilt maken en
het op een ander apparaat wilt afdrukken.
- Encapsulated PostScript (EPS): hiermee creëert u een
afbeelding van een bestand. Dit is een handig formaat als u het
bestand als afbeelding wilt invoegen in een ander document dat
Afdrukken_ 155
vanuit een ander programma zal worden afgedrukt.
- Archiefindeling: hiermee creëert u een PostScript-bestand dat
u later kunt gebruiken.
PostScript-taal: met deze optie kunt u het PostScript-taalniveau
kiezen.
PostScript-foutafhandeling verzenden: als deze optie is
ingeschakeld, drukt het apparaat een foutbericht af als er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
Als u op Resetten klikt, worden de de standaardinstellingen voor
PostScript-opties ingesteld.
Het tabblad Afwerking
Gebruik het tabblad Afwerking om verschillende afwerkingsopties in te
stellen.
Klik op het tabblad Afwerking om onderstaande opties weer te geven.
Sorteeropties: Met deze optie kunt u de afdrukken gemakkelijk
sorteren.
- Geen: Schakelt deze optie uit.
- Verschuiving: Bij het afdrukken van meerdere kopieën verschuift
deze optie de uitvoerpositie van elke set. Deze optie is alleen
beschikbaar wanneer de standaard afwerkeenheid of de
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Nietopties: Met deze optie kunt u het aantal nietjes en de nietpositie
bepalen. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele
standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
- Nieten: Selecteer het aantal nietjes tussen 1 nietje en 2 nietje.
- Positie: Selecteer de positie van de nietjes met Links, Rechts en
Boven.
Wanneer u gelijktijdig de nietmachine en de perforator
gebruikt, kunt u alleen dezelfde positie instellen voor de nietjes
en de perforatiegaten.
Perforatieopties: met deze optie kunt u het aantal perforatiegaten en
de perforatiepositie bepalen. De gaten worden in de afdrukken
geperforeerd zodat u ze kunt archiveren. Deze optie is alleen
beschikbaar wanneer de optionele perforatiekit is geïnstalleerd in de
optionele standaard afwerkeenheid of in de boekjes-afwerkeenheid.
- Perforeren: selecteer het aantal perforatiegaten, kies 2 gaatjes of 3
gaatjes. Afhankelijk van de perforatiekit verschijnt 4 gaatjes in
plaats van 3 gaatjes.
- Positie: selecteer de positie van de perforatiegaten, kies Links,
Rechts of Boven.
Wanneer u gelijktijdig de nietmachine en de perforator
gebruikt, kunt u alleen dezelfde positie voor nietjes en
perforatiegaten instellen.
Opties voor uitvoerlade: met deze optie kunt u de lade selecteren
voor de uitvoer van de afgedrukte documenten.
1 nietje, Links 1 nietje,
Rechts
2 nietje, Links 2 nietje,
Rechts
2 nietje, Boven
2 gaatjes,Links 2
gaatjes,Rechts
2
gaatjes,Boven
3 gaatjes,
Links
3 gaatjes,
Rechts
Afdrukken_ 156
Het tabblad Geavanceerd
Gebruik het tabblad Geavanceerd om verschillende afdrukopties in te
stellen.
Klik op het tabblad Geavanceerd om onderstaande opties weer te geven.
Watermerk
Met deze optie kunt u tekst afdrukken over een bestaand document (zie
"Watermerken gebruiken" op pagina 162).
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van briefhoofdpapier (zie
"Overlay gebruiken" op pagina 162). Deze optie is alleen beschikbaar
als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
Uitvoeropties
Afdrukvolgorde: met deze optie kunt u de volgorde instellen
waarin de pagina’s zullen worden afgedrukt. Selecteer de
afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst. Oneven pagina’s afdrukken
en Even pagina’s afdrukken zijn alleen beschikbaar wanneer u het
PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
- Normaal: met deze optie kunt u alle pagina’s afdrukken, vanaf
de eerste tot de laatste pagina.
- Alle pagina’s omkeren: met deze optie kunt u alle pagina’s
afdrukken, vanaf de laatste tot de eerste pagina.
- Oneven pagina’s afdrukken: met deze optie kunt u alleen de
oneven pagina’s van het document afdrukken.
- Even pagina’s afdrukken: met deze optie kunt u alleen de
even pagina’s van het document afdrukken.
Blanco pagina’s overslaan: met deze optie kunt u bepalen om
geen blanco pagina’s van de originelen af te drukken.
Handmatige marge: met deze optie kunt u een bindmarge
opgeven. De bindmarge past de bindpositie aan. Deze optie is niet
beschikbaar wanneer u het PS-printerstuurprogramma gebruikt.
Geavanceerd: met deze optie kunt u geavanceerde uitvoeropties
voor het afdrukken instellen. Deze optie is alleen beschikbaar als u
het PS-printerstuurprogramma gebruikt.
- PostScript PassThrough: deze optie geeft aan of
PostScript-gegevens die gecreëerd werden door de toepassing
die de PostScript-code voor afdrukken kan genereren moeten
worden afgedrukt. De standaardinstelling is geselecteerd. Als
deze optie is ingeschakeld, werken bepaalde afdrukopties (zoals
Meerdere pagina’s per vel, Watermerk, Boekje afdrukken,
Poster afdrukken en Schaalopties) mogelijk niet naar behoren
wanneer u afdrukt vanuit de toepassing die de PostScript-code
voor afdrukken kan genereren. In dat geval schakelt u deze optie
uit.
In bepaalde gevallen zorgt het uitschakelen van
PostScript PassThrough voor onverwachte resultaten.
Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor de
optie Geavanceerd opnieuw ingesteld.
Het tabblad Eco
Gebruik het tabblad Eco om verschillende afdrukopties in te stellen.
In het tabblad Eco kunt u afdrukbronnen besparen en milieuvriendelijker
kopiëren. Als u Eco-afdruk selecteert, ziet u de ecoafbeelding (
) bij
bepaalde opties. Daarnaast zijn bepaalde opties niet beschikbaar voor
gebruik in de ecomodus.
Klik op het tabblad Eco om onderstaande opties weer te geven.
Eco-opties
Standaardinstelling printer: als u deze optie selecteert, wordt
deze functie bepaald door de instelling op het bedieningspaneel van
het apparaat.
Geen: schakelt deze optie uit.
Eco-afdruk: activeert de ecomodus. Selecteer Dubbelzijdig
afdrukken, Lay-out en Blanco pagina’s overslaan die u in de
ecomodus wilt gebruiken. Zolang u de opties van andere tabbladen
niet wijzigt, wordt het document zoals ingesteld in de ecomodus
afgedrukt.
Wachtwoord: als de beheerder Geforceerd aan in Standaard
eco-modus voor dit apparaat instelt, is de ecomodus door de
eco-instelling van het apparaat altijd ingesteld, omdat de Eco-opties
van het printerstuurprogramma zijn uitgeschakeld. Als u de
afdrukinstellingen moet wijzigen, klikt u op Wachtwoord en vult u
Afdrukken_ 157
het wachtwoord in of neem contact op met uw beheerder.
Resultaatsimulator
Resultaatsimulator toont het resultaat van de hoeveelheden
gereduceerde CO2-uitstoot, verbruikte elektriciteit en bespaard papier
als gevolg van de instellingen die u geselecteerd heeft.
De resultaten zijn berekend op basis van een totaal van
honderd afgedrukte pagina’s zonder een blanco pagina
wanneer de eco-modus niet is ingeschakeld.
Berekeningscoëfficiënt voor CO2, energie en papier volgens
de IEA-index van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Communicatie van Japan en www.remanufacturing.org.uk.
Ieder model heeft een andere index.
Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus verwijst naar het
gemiddelde verbruik tijdens afdrukken van dit apparaat.
De feitelijk bespaarde of gereduceerde hoeveelheid kan
verschillen afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem,
vermogen van de computer, de toepassingssoftware,
aansluitmethode, het type en formaat van het afdrukmateriaal
en de complexiteit van de taak, etc.
Het tabblad Samsung
Gebruik het tabblad Samsung om de copyrightinformatie en het
versienummer van het stuurprogramma weer te geven. Als uw computer
met het internet is verbonden, hebt u toegang tot de volgende diensten:
Klik op het tabblad Samsung om de opties weer te geven.
Help
Met deze optie kunt u het Help-bestand openen via een sleutelwoord.
Service
Controleren op updates: met deze optie kunt u updates installeren
voor uw printerstuurprogramma.
Samsung-website: deze optie verbindt u rechtstreeks met de
website van Samsung.
Registratie: met deze optie kunt u uw apparaat registreren.
Bestelinformatie: met deze optie kunt u verbruiksartikelen online
bestellen.
Voorkeursinstellingen gebruiken
Met de optie Vooraf ingest. die op elk tabblad maar niet op het tabblad
Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor
toekomstig gebruik.
Om een vooraf ingesteld item op te slaan:
1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2. Typ in het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze instellingen.
3. Klik op . Vervolgens worden alle huidige
stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u de door u aangemaakte instelling wilt bijwerken, selecteert u meer
opties en klikt u op
.
Om een opgeslagen instelling te gebruiken, kiest u het uit de
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest.. De printer is nu ingesteld om af te
drukken volgens de door u geselecteerde instellingen.
Om een opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u ze uit de
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op
.
U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook
herstellen door Vooraf ingest. stand. te selecteren in de
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest..
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik op
een optie waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met
informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma
beschikt.
Als het vraagteken niet verschijnt, selecteert u de optie waarover u meer wilt
weten en drukt u op F1 op uw toetsenbord.
Als u informatie wilt zoeken aan de hand van een trefwoord, klikt u op het
tabblad Samsung in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken
en voert u een trefwoord in op de invoerregel van de optie Help. Voor meer
informatie over verbruiksartikelen, stuurprogramma-updates, registratie
enzovoort, klikt u op de overeenkomstige knoppen.
Afdrukken_ 158
Apparaatopties instellen
Wanneer u optionele apparaten installeert, zoals de optionele dubbele
cassette-invoer, de standaard afwerkeenheid, etc. worden deze optionele
apparaten automatisch door dit apparaat gedetecteerd en ingesteld. Als u
met dit stuurprogramma de geïnstalleerde optionele apparaten niet kunt
gebruiken, kunt u de optionele aparaten in Apparaatopties instellen. Met
taakaccountbeheer kunt u met de gegeven machtiging afdrukken.
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In Windows XP/2003/2008/Vista drukt u op Eigenschappen.
Voor het PS-stuurprogramma selecteert u het PS-stuurprogramma
en klikt u met de rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Eigenschappen
van printer in de contextmenu’s.
Als Eigenschappen van printer een -markering bevat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s die met de geselecteerde printer
zijn verbonden selecteren.
5. Klik op Apparaatopties.
Afhankelijk van het stuurprogramma of het besturingssysteem dat
u gebruikt, kan het venster Eigenschappen afwijken.
6. Selecteer de juiste optie.
Ladeopties: Selecteer de optionele lade die u heeft geïnstalleerd. U
kunt de Lade 3, 4 (dubbele cassette-invoer) of de Hoge capaciteit
(hogecapaciteitsinvoer) selecteren. Daarnaast kunt u de
lade-informatie zien en de papiergrootte en papiertype instellen in
Geavanceerd. Als u Resetten selecteert, worden de
standaardinstellingen voor Geavanceerd opnieuw ingesteld.
Afwerkingsopties: Selecteer de optionele afwerkeenheid die u
hebt geïnstalleerd. U kunt Standaardafwerkeenheid (1K) of
Afwerkeenheid voor boekjes (3K) selecteren.
Opslagopties: Selecteer de geheugencapaciteit die op het
apparaat is geïnstalleerd. Deze optie is alleen beschikbaar als u het
PS-printerstuurprogramma gebruikt.
Perforatieopties: Deze optie is alleen beschikbaar als u
Afwerkingsopties instelt. Selecteer de optionele perforatiekit die u
hebt geïnstalleerd. U kunt 2/3 gaatjes of 2/4 gaatjes selecteren.
De beschikbare perforatiekit kan verschillen van land tot land.
Neem contact op met uw plaatselijke Samsung-dealer of de
winkel waar u uw apparaat kocht.
Geavanceerd: Selecteer één van de opties. Deze optie is alleen
beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt.
- Uitvoerprotocol: bepaalt het protocol dat de printer voor
afdruktaken zal gebruiken.
Als u op ASCII klikt, wordt de gegevens in ASCII-formaat (7-bits)
verzonden, hetgeen meer tijd in beslag neemt bij het afdrukken
maar dat wel door elk I/O-kanaal kan worden verzonden, zoals
een seriële, parallelle of netwerkpoort. Als u op Binair (binair
communicatieprotocol) klikt of op TBCP (Tagged binair
communicatieprotocol), worden alle gegevens met uitzondering
van speciale stuurcodes in binair formaat (8-bits) verzonden. De
binaire formaten kunnen via parallelle of seriële
communicatiepoorten worden verzonden en zijn sneller dan het
verzenden van gegevens in ASCII-formaat.
- PostScript-geheugenruimte: specificeert de hoeveelheid
beschikbaar PostScript-geheugen. Het is een subset van het
totale fysieke geheugen van de printer. Het is meestal beter om
de standaardinstelling te gebruiken, die door de fabrikant van de
printer is vastgelegd.
- Grijze tekst converteren naar PostScript-grijs: specificeert of
het ware grijs (RGB-waarde) in de tekst in het door de
PostScript-stuurprogramma meegeleverd grijs moet worden
geconverteerd.
- Grijze afb. converteren naar PostScript-grijs: specificeert of
het ware grijs (RGB-waarde) in de afbeeldingen in het door de
PostScript-stuurprogramma meegeleverd grijs moet worden
geconverteerd.
Afdrukken_ 159
- Euro-symbool opnemen in PostScript-lettertypen:
specificeert of de apparaatlettertypes met het Euro-teken moeten
worden uitgebreid.
- Time-out voor taak: specificeert hoe lang het duurt voor een
document van de computer naar de printer gaat voordat de
printer zijn pogingen stopt op het document af te drukken. Als u 0
specificeert, zal de printer blijvend afdrukpogingen doen.
- Time-out voor wachten: specificeert hoe lang de printer zal
wachten om meer PostScript-informatie van de computer te
ontvangen. Na afloop van de gespecificeerde tijd, stopt de printer
zijn afdrukpogingen en drukt een foutbericht af. Als u probeert
om een zeer ingewikkeld document af te drukken, kan het
verhogen van deze waarde nuttig zijn. Als u 0 specificeert, zal de
printer voor onbepaalde tijd wachten.
- Minimale lettergrootte: specificeert de minimale
lettertypegrootte (in pixels) voor het PostScript-stuurprogramma
bij het downloaden van TrueType-lettertypen als
contourlettertypes (type 1). Een kleiner lettertype dan de
minimale instelling wordt gedownload als een bitmaplettertype
(type 3). Met deze optie kunt de Automatisch instelling
fijnstellen voor de Geavanceerde lettertype-/tekstopties (zie
"Geavanceerd" op pagina 154).
- Maximale lettergrootte: specificeert de maximale
lettertypegrootte (in pixels) voor het PostScript-stuurprogramma
bij het downloaden van TrueType-lettertypes als
bitmaplettertypes (type 3). Een groter lettertype dan de maximale
instelling wordt gedownload als een contourlettertype (type 1).
Met deze optie kunt u de Automatisch instelling fijnstellen of de
Downloaden als bitmap instelling overbruggen voor de
Geavanceerde lettertype-/tekstopties (zie
"Geavanceerd" op
pagina 154).
- CTRL+D verzenden vóór elke taak: specificeert of de printer
bij het begin van elk PostScript-document wordt gereset. De
standaardinstelling is niet aangevinkt. De toetsencombinatie
CTRL+D zal de standaardinstellingen van uw printer herstellen
om ervoor te zorgen dat eerdere taken geen invloed hebben op
de huidige afdruktaak. De toetsencombinatie CTRL+D kan een
afdruktaak doen mislukken wanneer uw printer via een netwerk
is aangesloten. Als het afdrukken van uw document mislukt
wanneer de printer via parallelle of seriële poorten is
aangesloten, vinkt u deze optie aan.
- CTRL+D verzenden na elke taak: specificeert of de printer bij
het einde van elk PostScript-document wordt gereset. De
standaardinstelling is geselecteerd. De toetsencombinatie
CTRL+D voert een reset uit van de printerinstelling naar de
standaardinstelling om ervoor te zorgen dat toekomstige taken
niet door de huidige afdruktaak worden beïnvloed. De
toetsencombinatie CTRL+D kan een afdruktaak doen mislukken
wanneer uw printer via een netwerk is aangesloten. Als het
afdrukken van uw document mislukt wanneer verzonden naar
een netwerkprinter, haalt u het vinkje weg bij deze optie.
Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor
Geavanceerd opnieuw ingesteld.
Ander lettertype: toont de vervangingstabel voor lettertypen en de
opties voor het wijzigen van de TrueType-naar-printer
lettertypetoewijzing. Deze optie is alleen beschikbaar als u het
PS-printerstuurprogramma gebruikt.
Taakaccountbeheer: Maakt het mogelijk om de gebruikers- en
accountinformatie te associëren met elk document dat u afdrukt.
- Gebruikersmachtiging: als u deze optie inschakelt, zullen
alleen gebruikers met toestemming een afdruktaak kunnen
starten.
- Groepsmachtiging: Als u deze optie inschakelt, zullen alleen
groepen met een groepsmachtiging een afdruktaak kunnen
starten.
Als u een wachtwoord voor taakbeheer wilt coderen,
schakelt u Wachtwoordcodering taakaccountbeheer in.
Beheerders kunnen taakbeheer inschakelen en
machtigingen configureren op het bedieningspaneel of in
SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie
over de beheerders, raadpleeg de beheerdershandleiding.
7. Klik op OK tot het venster Eigenschappen of Eigenschappen van
printer wordt afgesloten.
Afdrukken_ 160
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Speciale afdrukeigenschappen zijn onder meer:
"Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina 160.
"Posters afdrukken" op pagina 160.
*** 'Boekjes afdrukken' on page 160 ***.
"Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 161.
"Wijzig procentueel de grootte van uw document" op pagina 161.
"Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op
pagina 161.
"Watermerken gebruiken" op pagina 162.
"Overlay gebruiken" op pagina 162.
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u
meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de
door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op een vel maximaal 16
pagina’s afdrukken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Meerdere pagina’s per vel in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Schakel het selectievakje Paginakader in als u rond elke pagina op het
vel een kader wilt afdrukken.
4. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s dat u
per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16).
5. Selecteer indien nodig de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Paginavolgorde.
6. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken over 4, 9
of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt kleven om er een
poster van te maken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Selecteer de gewenste paginaopmaak.
Specificatie van de paginaopmaak:
Poster 2x2: het document zal vergroot worden en over 4 pagina’s
worden verdeeld.
Poster 3x3: het document zal vergroot worden en over 9 pagina’s
worden verdeeld.
Poster 4x4: het document zal vergroot worden en over 16 pagina’s
worden verdeeld.
4. Selecteer de waarde voor de Posteroverlap. Geef de
Posteroverlapping op in millimeter door de radioknop bovenaan rechts
in het tabblad Basis in te schakelen om de vellen gemakkelijker aan
elkaar te kunnen kleven.
5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
7. U kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven.
Boekjes afdrukken
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier
afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte
papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
Als u met behulp van de Vouwen of Vouwen en stapelen optie
met de boekjes-afwerkeenheid afdrukt, kunt u alleen papier laden
in laden door korte zijde-invoer (Short Edge Feed).
Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal
van het formaat Letter, Legal, A4, JIS B5, Statement, Executive,
A5, 8K, 16K, Ledger, Tabloid Extra, A3 of JIS B4.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Boekje afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Selecteer het type Vouwmethode. Als u een document van meerdere
pagina’s afdrukt, selecteert u In setjes schikken. U kunt de uitvoer van
de boekjes dan onderverdelen in meerdere groepen. Het maximum
aantal vellen in een batch is 15.
Bijvoorbeeld, als u 80 pagina’s van een document kopieert en het aantal
op 10 zet.
- Eerste batch: 1~40 pagina’s (10 vellen)
- Tweede batch: 41~80 pagina’s (10 vellen)
4. Klik op de knop Geavanceerd. Vervolgens selecteert u de gewenste
optie.
Vouwopties: U kunt deze optie gebruiken wanneer er een optionele
boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Als u Vouwen of Vouwen en stapelen selecteert, is
Boekjeslade uitsluitend beschikbaar in Opties voor
uitvoerlade (zie "Opties voor uitvoerlade" op pagina 155). Een
batch van meer dan 15 vellen wordt echter niet naar de
boekjes-lade maar naar de afwerklade afgedrukt.
- Geen: hiermee schakelt u deze functie uit.
- Vouwen: met deze optie kunt u het midden van het boekje
vouwen.
- Vouwen en stapelen: met deze optie kunt u het midden van het
boekje nieten en vouwen.
Rugmarge: met deze optie kunt u afbeeldingen verschuiven om
een middenmarge voor het boekje te maken.
Afdrukken_ 161
Niet-verkleind boekje: als de geplaatste papiergrootte in de lade
die u selecteert twee keer groter is dan het originele document,
wordt bij afdruk de grootte van het originele document aangehouden.
Bijvoorbeeld, de grootte van het originele document is A4 en van het
geplaatste papier A3.
Binden over rechterzijde: met deze optie kunt de leesrichting van
de pagina van rechts naar links selecteren.
5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle
papierformaten. Om na te gaan welke papierformaten voor deze
functie beschikbaar zijn, selecteert u het beschikbare
papierformaat in de optie Formaat van het tabblad Papier.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze
optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen
beschikbaar papier (papier zonder de markering
of ).
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier (dubbelzijdig). Voor u
afdrukt moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. U kunt
deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, Oficio, US
Folio, A4, ISO B5, JIS B5, Statement, Executive, A5, 8K, 16K, Ledger,
Tabloid Extra, A3 of JIS B4.
Druk niet af op beide zijden van speciale afdrukmedia, zoals etiketten,
enveloppen of dik papier. Het kan een papierstoring veroorzaken of
het apparaat beschadigen.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
2. Klik op het tabblad Basis.
3. Selecteer in de sectie Dubbelzijdig afdrukken de gewenste bindoptie.
Standaardinstelling printer: als u deze optie selecteert, wordt
deze functie bepaald door de instelling op het bedieningspaneel van
het apparaat. Deze optie is alleen beschikbaar als u het
PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
Geen: hiermee schakelt u deze functie uit.
Lange zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor
boekbinden.
Korte zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor kalenders.
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: selecteer deze optie om de
afdrukvolgorde om te keren wanneer u dubbelzijdig afdrukt.
4. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Wijzig procentueel de grootte van uw document
U kunt de grootte van een document wijzigen zodat het groter of kleiner
wordt afgedrukt. Dat doet u door het gewenste percentage in te voeren.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
2. Klik op het tabblad Papier.
3. Voer in het veld Percentage de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook op de pijl-omhoog/omlaag klikken om de schaalfactor te
selecteren.
4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.
5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Een document aan een bepaald papierformaat
aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst
papierformaat, ongeacht de grootte van het document. Dit kan nuttig zijn als
u de details van een klein document wilt bekijken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
2. Klik op het tabblad Papier.
3. Selecteer het gewenste papierformaat bij Aanpassen aan
papierformaat.
4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.
5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
8
9
Afdrukken_ 162
Watermerken gebruiken
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document, bijvoorbeeld in grote grijze letters "CONCEPT" of
"VERTROUWELIJK". U kunt de tekst alleen op de eerste pagina of op alle
pagina’s afdrukken.
U kunt gebruikmaken van verschillende vooraf ingestelde watermerken die
met uw apparaat worden meegeleverd. Ze kunnen worden aangepast of u
kunt er nieuwe aan de lijst toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste
watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde
watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Een watermerk maken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
2. Selecteer het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Voer een tekstbericht in het vak Tekst watermerk in. U kunt tot 256
tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster
weergegeven.
Als u het selectievakje Alleen eerste pagina inschakelt wordt het
watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4. Watermerkopties selecteren.
U kunt de naam, stijl, grootte en grijswaarde van het lettertype
selecteren in de sectie Tekenstijl en de hoek van het watermerk
instellen in de sectie Hoek watermerk.
5. Klik op Toevoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst Huidige
watermerken toe te voegen.
6. Wanneer u klaar bent met bewerken klikt u op OK of Afdrukken tot
u het menu Afdrukken verlaat.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken selecteert u Geen in de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
Een watermerk bewerken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4. Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Een watermerk verwijderen
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
verwijderen en klik op de knop Wissen.
4. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Overlay gebruiken
Deze optie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma
gebruikt.
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de
computer is opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een
willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak
gebruikt in plaats van voorgedrukte formulieren en papier met een
briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay
samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met
het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt
briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen, maar drukt u gewoon de
briefhoofding als overlay op uw document af.
Een nieuwe paginaoverlay maken
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe
paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding.
Afdrukken_ 163
1. Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de
overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding precies
op de plaats staat waar ze als overlay moet worden afgedrukt.
2. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het
document als een overlay wilt opslaan (zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 150).
3. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken verschijnt.
4. Klik in het venster Overlay bewerken op de knop Maken.
5. In het venster Opslaan als typt u een naam van maximaal acht
karakters in het vak Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map
waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map
C:\Formover.
6. Klik op Opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
8. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde
schijf van uw computer.
Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat
van de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen
overlay met een watermerk.
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt kan deze met uw document worden
afgedrukt. Dit doet u als volgt:
1. Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
3. Klik op het tabblad Geavanceerd.
4. Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
5. Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst
voorkomt, selecteert u Bewerken in de lijst en klikt u op Laden.
Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Laden.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in het vak Overzicht overlays.
6. Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor
afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld verschijnt telkens
als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster
waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw
document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is
geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document
afgedrukt.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt.
De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die
van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Een paginaoverlay verwijderen
Paginaoverlays die u niet meer gebruikt kunt u verwijderen.
1. Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het
tabblad Geavanceerd.
2. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst.
3. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt
verwijderen.
4. Klik op Wissen.
5. Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt
gevraagd, klikt u op Ja.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Banner afdrukken
DeMF-lade biedt plaats voor banners tot een lengte van 1 200 mm. De
apparaatinstellingen en het printerstuurprogramma moeten worden
ingesteld op banner afdrukken.
Apparaatinstellingen
1. Open Instellingen voor lade om het papierformaat in de MF-lade in
te stellen (zie "
Instellingen voor lade" op pagina 37).
2. Klik op de pijlen om het papierformaat aan te passen.
Papier kan 98 tot 320 mm breed en 148 tot 1 200 mm lang zijn.
Printerstuurprogramma instellen
1. Open Papier om het papierformaat in de MF-lade in te stellen (zie
"
Het tabblad Papier" op pagina 136).
2. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Oorspronk. formaat.
3. Voer Naam aangepast papierformaat en papierformaat in om
Aangepaste papierformatenlijst toe te voegen en klik vervolgens
op OK.
4. Selecteer Oorspronk. formaat handhaven in de vervolgkeuzelijst
Uitvoerformaat.
5. Selecteer Multifunctionele lade in de vervolgkeuzelijst Invoer en
klik vervolgens op OK.
Afdrukken_ 164
Direct Printing Utility gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met Direct Printing Utility
PDF-bestanden kunt afdrukken zonder ze te openen.
Uw apparaat moet beschikken over een harde schijf om
PDF-bestanden af te drukken met dit programma.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking
uit en probeer opnieuw af te drukken.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een wachtwoord
worden beschermd. Schakel de functie Wachtwoord uit en
probeer opnieuw af te drukken.
Of een PDF-bestand kan worden afgedrukt met het programma
Direct Printing Utility hangt af van de manier waarop het
PDF-bestand was gemaakt.
Het programma Direct Printing Utility ondersteunt PDF-versie 1.7
en ouder. Bestanden van een hogere versie moet u openen om te
kunnen afdrukken.
Wat is Direct Printing Utility?
Direct Printing Utility is een programma dat PDF-bestanden rechtstreeks
naar uw printer stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze bestanden
hoeft te openen. De gegevens worden via de Windows-spooler en de poort
van het printerstuurprogramma verzonden. Alleen PDF-documenten
worden ondersteund.
Als u dit programma wilt installeren, selecteert u Geavanceerde installatie
-> Aangepaste installatie en schakelt u het selectievakje voor het
programma in tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
Afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het Direct
Printing Utility.
Vanaf het venster Direct Printing Utility
1. Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > Direct Printing Utility > Direct Printing Utility.
Het venster Direct Printing Utility wordt geopend.
2. Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer selecteren en
klik op Bladeren.
3. Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen.
Het PDF-bestand wordt nu toegevoegd in het gedeelte Bestanden
selecteren.
4. Pas de printerinstellingen naar wens aan.
5. Klik op Afdrukken. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
Via het contextmenu
1. Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en
kies Direct afdrukken.
Het venster Direct Printing Utility verschijnt. Het PDF-bestand is hierin al
toegevoegd.
2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
3. Pas de printerinstellingen naar wens aan.
4. Klik op Afdrukken. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het
printerstuurprogramma opgegeven instellingen opheffen. Daarom
raden wij u aan eerst alle afdrukinstellingen in uw programma te
wijzigen en alleen de instellingen die u daar niet vindt aan te passen in
het printerstuurprogramma.
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In Windows 2000, XP, 2003 en Vista, druk op Voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s.
Als Voorkeursinstellingen voor afdrukken een -markering
bevat, kunt u andere printerstuurprogramma’s die met de
geselecteerde printer zijn verbonden selecteren.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6. Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
Afdrukken_ 165
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en Printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en Printers.
3. Selecteer uw apparaat.
4. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaardprinter instellen.
Als u Windows 7 of Windows Server 2008 R2 gebruikt en het item
Als standaardprinter instellen een -markering bevat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s die met de geselecteerde printer
zijn verbonden selecteren.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1. Schakel het selectievakje Naar bestand in het venster Afdrukken in.
2. Klik op Afdrukken.
3. Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert, wordt het bestand
automatisch opgeslagen in Mijn documenten, Documents and
Settings of Gebruikers. De opslagmap kan verschillen,
afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u
gebruikt.
Afdrukken in Macintosh
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u moet afdrukken vanaf een
Macintosh-computer. U moet de afdrukomgeving instellen voor u gaat
afdrukken (zie installatiehandleiding).
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u
gebruikt de instelling van het printerstuurprogramma controleren. Volg de
onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Open het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4: Archief) en klik op
Paginainstellingen (voor Mac OS X 10.4: Pagina-instelling…)
(Documentinstellingen in sommige toepassingen).
3. Selecteer papierformaat, afdrukstand, schaal en andere opties, en zorg
ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4. Open het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4: Archief) en klik op
Druk af.
5. Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
6. Klik op Druk af.
Optionele apparaten of accessoires activeren
Na het installeren van optionele apparaten of accessoires, moet u de opties
activeren.
1. Open Systeemvoorkeuren en klik op Afdrukken en faxen.
2. Selecteer uw apparaat en klik op Opties en toebehoren….
3. Selecteer Besturingsbestand en stel de vereiste opties in.
Afdrukken_ 166
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties van uw printer gebruiken.
Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac
OS X 10.4: Archief). De apparaatnaam die in het
printereigenschappenvenster wordt weergegeven kan verschillen
afhankelijk van het gebruikte apparaat. Het printereigenschappenvenster is
afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande venster.
De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer en de Mac
OS-versie.
De volgende panelen kunnen verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt.
Het volgende paneel is het eerste paneel dat u ziet wanneer u het
printereigenschappenvenster opent. Selecteer andere geavanceerde
functies in de vervolgkeuzelijst.
Lay-out
Het tabblad Lay-out bevat opties waarmee u de weergave van het
document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen. U kunt
verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. Selecteer Lay-out
in de vervolgkeuzelijst.
Pagina’s per vel: hier kunt u aangeven hoeveel pagina’s op één vel
papier worden afgedrukt (zie
"Meerdere pagina’s op één vel papier
afdrukken" op pagina 168).
Lay-outrichting: hier kunt u de afdrukrichting op een pagina
selecteren, vergelijkbaar met de voorbeelden op de
gebruikersinterface.
Rand: hiermee kunt u rond elke pagina op het vel een kader
afdrukken.
Dubblezijdig: met deze optie kunt u afdrukken op beide zijden van
het papier (zie
"Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 169).
Keer paginarichting om: hiermee kunt u het papier 180 graden
draaien.
Grafisch
Het tabblad Grafisch bevat opties voor de selectie van de kwaliteit.
Selecteer Grafisch in de vervolgkeuzelijst.
Kwaliteit: met deze optie stelt u de afdrukresolutie in. Hoe hoger de
instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden afgedrukt.
Als u een hoge instelling selecteert kan het iets langer duren voordat
het document is afgedrukt.
Papier
Stel Papier Type in op het papiertype dat zich bevindt in de lade van
waaruit u wenst af te drukken. Op die manier krijgt u de beste
afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst, moet u het
overeenkomstige papiertype selecteren.
Afdrukken_ 167
Taakaccountbeheer
Deze optie laat u toe om af te drukken met de gegeven machtiging.
Gebruikersmachtiging: als u deze optie inschakelt, zullen alleen
gebruikers met toestemming een afdruktaak kunnen starten.
Groepsmachtiging: als u deze optie inschakelt, zullen alleen
groepen met een groepsmachtiging een afdruktaak kunnen starten.
Als u het wachtwoord voor taakbeheer wilt coderen, raadpleegt
u de help (
) links onderaan in het paneel
printereigenschappen.
Beheerders kunnen taakbeheer inschakelen en machtigingen
configureren op het bedieningspaneel of in SyncThru™ Web
Service. Voor gedetailleerde informatie over de beheerders,
raadpleeg de beheerdershandleiding.
Taakinstelling
Met deze optie kunt u kiezen hoe het bestand moet worden afgedrukt
met behulp van de harde schijf van uw apparaat. Met deze optie kunt u
kiezen hoe het bestand moet worden afgedrukt of opgeslagen met
behulp van de harde schijf van uw apparaat.
Afdrukmodus: de standaard afdrukmodus is Normaal.
- Normaal: deze modus drukt uw document af zonder op te slaan.
- Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken
van vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord
invoeren om te kunnen afdrukken (zie "Beveiligde taak" op
pagina 30).
- Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een
opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
Zodra de gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, verschijnt
automatisch zijn gebruikersnaam.
- Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Voer het wachtwoord in: voer het wachtwoord in dat u wilt
gebruiken. deze optie wordt gebruikt voor het laden van een
opgeslagen bestand met behulp van het bedieningspaneel.
- Wachtwoord bevestigen: voer het wachtwoord opnieuw ter
bevestiging in.
- Opslaan: deze modus wordt alleen gebruikt voor het opslaan
van documenten op de harde schijf. Indien nodig kunt u
opgeslagen bestanden laden en afdrukken. U vindt het
opgeslagen bestand in Doc.vak.
- Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een
opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
Zodra de gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, verschijnt
automatisch zijn gebruikersnaam.
- Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Opslaan en afdrukken: deze modus wordt gebruikt voor het
gelijktijdig afdrukken en opslaan van documenten. Indien nodig
kunt u opgeslagen bestanden laden en afdrukken. U vindt het
Afdrukken_ 168
opgeslagen bestand in Doc.vak.
- Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een
opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
Zodra de gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, verschijnt
automatisch zijn gebruikersnaam.
- Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
- Afdrukschema: gebruik deze optie om een specifieke tijd voor
het afdrukken van de taak in te voeren. Dit is handig om grote
hoeveelheden gegevens af te drukken of wanneer u al uw taken
gelijktijdig wilt afdrukken. Selecteer de datum en tijd voor het
afdrukken. Gebruikersnaam en Taaknaam worden gebruikt als
u een opgeslagen bestand moet vinden via het
bedieningspaneel.
- Afdrukken om: selecteer de datum en tijd voor het
afdrukken.
- Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een
opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
Zodra de gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, verschijnt
automatisch zijn gebruikersnaam.
- Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel.
Printerfuncties
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: met deze optie kunt u bij
dubbelzijdig afdrukken de afdrukvolgorde omkeren.
Fijne randen: met deze optie kunt u tekstranden en fijne lijnen
accentueren voor een betere leesbaarheid.
Blanco pagina’s overslaan: met deze optie kunt u bepalen om
geen blanco pagina’s van de originelen af te drukken.
Afwerking: hiermee kunt u afdrukuitvoeropties selecteren, zoals
nietmachine, offset, etc. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer
de optionele standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid
is geïnstalleerd.
Boekje afdrukken: met deze functie kunt u een document op beide
zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo
gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om
een boekje te maken. Bepaalde opties in Boekje afdrukken zijn
uitsluitend beschikbaar als de optionele standaard afwerkeenheid of
de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd.
Voorkant omslag: drukt het document af met een voorblad. Het
voorblad kan een blanco pagina zijn of de eerste pagina van het
document.
Achterkant omslag: drukt het document af met een achterblad. Het
achterblad kan een blanco pagina zijn of de laatste pagina van het
document.
Voor/achterkant omslag: drukt het document af met een voorblad
en een achterblad. Het voor- en achterblad kunnen blanco pagina’s
zijn of de eerste en laatste pagina van het document.
Scheidingsvel transparanten: met deze optie kunt u bepalen om
geen blanco pagina’s van de originelen af te drukken.
Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
Afdrukken_ 169
1. Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand (voor
Mac OS X 10.4: Archief).
2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting . Selecteer in de
vervolgkeuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u op één vel
papier wilt afdrukken.
3. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken.
4. Klik op Druk af, waarna de printer het geselecteerde aantal pagina’s
afdrukt dat u op één vel papier wilt afdrukken.
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voor u dubbelzijdig afdrukt
moet u aangeven langs welke rand u de pagina’s wilt inbinden. De
bindopties zijn:
Lange kant binden: dit is de conventionele lay-out die bij boekbinden
wordt gebruikt.
Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders.
1. Selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4: Archief)
van uw Macintosh-toepassing.
2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting .
3. Selecteer een bindrichting bij Dubblezijdig.
4. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken.
5. Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier af.
Als u meer dan 2 exemplaren afdrukt, is het mogelijk dat het eerste en
het tweede exemplaar op hetzelfde vel worden afgedrukt. Vermijd op
beide zijden van het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie
afdrukt.
Afdrukken in Linux
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). Met uw printer kunt u vanuit al deze
toepassingen afdrukken.
1. Open een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2. Selecteer rechtstreeks Print via lpr.
3. Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI en
klik op Properties.
4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden
weergegeven.
General: op dit tabblad kunt u het papierformaat en -type alsook de
afdrukstand van de documenten wijzigen. Hiermee kunt u de functie
dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels
toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
Text: op dit tabblad kunt u de paginamarges opgeven en tekstopties
instellen, zoals regelafstand en kolommen.
Graphics: op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het
afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of
positie van de afbeelding.
Advanced: op dit tabblad kunt u de afdrukresolutie, papierinvoer en
Afdrukken_ 170
bestemming instellen.
5. Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6. Klik op OK in het venster LPR GUI om te beginnen met afdrukken.
7. Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de
afdruktaak controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. U
werkt dan met het CUPS lpr-programma. Het stuurprogrammapakket
vervangt het standaard LPR-programma echter door een veel
gebruikersvriendelijker LPR-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1. Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en
druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het venster
Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en
klik op Open.
2. In het venster LPR GUI selecteert u uw printer uit de lijst en wijzigt u de
eigenschappen van de afdruktaak.
3. Klik op OK om met afdrukken te beginnen.
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer
wijzigen.
1. Open Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Printers configuration.
2. Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
3. Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General: op dit tabblad kunt u de locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert wordt weergegeven in
de printerlijst in Printers configuration.
Connection: op dit tabblad kunt u een andere poort bekijken of
selecteren. Als u de poort van het apparaat van USB wijzigt in
parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort
van het apparaat op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver: op dit tabblad kunt u een ander apparaatstuurprogramma
bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van
het apparaat wilt instellen.
Jobs: met deze optie toont u de lijst met afdruktaken. Klik op
Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het
selectievakje Show completed jobs in voor een lijst met eerder
opgegeven afdruktaken.
Classes: met deze optie toont u de klasse waartoe uw apparaat
behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan
een bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het
apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse.
4. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer
Properties.
Afdrukken in UNIX
Doorgaan met de afdruktaak
Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst, PS- of
HPGL-bestand om af te drukken.
1. Voer de opdracht "printui <af_te_drukken_bestandsnaam>" uit.
U drukt bijvoorbeeld "document1" af
printui document1
Hiermee wordt Print Job Manager van het
UNIX-printerstuurprogramma geopend waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan instellen.
2. Selecteer een printer die reeds is toegevoegd.
3. Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page Selection.
4. Selecteer in Number of Copies hoeveel kopieën u nodig hebt.
Druk op Properties om gebruik te maken van de printerfuncties
die uw printerstuurprogramma biedt. (Zie
"Printerinstellingen
wijzigen" op pagina 171.)
5. Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak.
Afdrukken_ 171
Printerinstellingen wijzigen
Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan selecteren in printer Properties.
De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor Help, "O" voor
OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel.
Het tabblad General
Paper Size: hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat
instellen op A4, Letter of andere papierformaten.
Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare opties uit
de keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick.
Paper Source: hiermee selecteert u de papierbron. De
standaardinstelling is Auto Selection.
Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin informatie
wordt afgedrukt op een pagina.
Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt om
papier te besparen.
Multiple pages: drukt meerdere pagina’s af op één vel papier.
Page Border: kies een van de randstijlen (bv.: Single-line hairline,
Double-line hairline)
Het tabblad Image
Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van een
afbeelding op uw document wijzigen.
Het tabblad Text
Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk in.
Het tabblad HPGL/2
Use only black pen: hiermee worden alle grafische elementen in
het zwart afgedrukt.
Fit plot to page: hiermee wordt de volledige afbeelding aangepast
zodat ze op een enkele pagina past.
Pen Width: hiermee kunt u de waarde voor de pendikte wijzigen.
De standaardwaarde is 1.000.
Het tabblad Margins
Use Margins: hiermee stelt u de marges van het document in. De
marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan de marges
instellen door de waarde in de respectieve velden aan te passen.
Standaard worden deze waarden bepaald door het geselecteerde
papierformaat.
Unit: hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches of
centimeters.
Het tabblad Printer-Specific Settings
Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om
verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn specifiek voor
de printer en afhankelijk van het PPD-bestand.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 172
8.Een USB-geheugenapparaat gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Informatie over het USB-scherm
Over een USB-geheugenapparaat
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Het USB-geheugen beheren
Informatie over het USB-scherm
Als u de USB-functie wilt gebruiken, drukt u op USB op het scherm.
Als u deze functie wilt gebruiken, moet u een USB-geheugenapparaat
aan te sluiten op de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
: hiermee gaat u terug naar het hogerliggende menu.
Selecteren: hiermee gaat u naar de geselecteerde map.
Nieuwe map: maakt een nieuwe map aan op het
USB-geheugenapparaat.
Detail: toont de informatie van de geselecteerde map of bestand.
Naam wijz.: wijzigt de naam van de geselecteerde map of bestand.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde map of het geselecteerde
bestand.
: U kunt mapweergave of lijstweergave als
weergavelay-out van de mapstructuur kiezen.
USB formatteren: formatteert het USB-geheugenapparaat.
USB-capaciteit: toont de USB-geheugenstatus.
Via USB afdrukken: u kunt bestanden die opgeslagen zijn op een
USB-geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, JPEG-
PDF- en PRN-bestanden afdrukken (zie
"Afdrukken vanaf een
USB-geheugenapparaat" op pagina 173).
Naar USB scannen: verzendt u scan naar het USB-apparaat (zie
"Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat
(scannen naar USB)" op pagina 97).
Over een USB-geheugenapparaat
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende
geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van
documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s,
hoge-resolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of
verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een
USB-geheugenapparaat:
documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan,
adrukken vanaf een USB-geheugenapparaat,
het USB-geheugenapparaat formatteren.
Uw apparaat ondersteunt USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en
sectoren van 512 bytes.
Controleer het bestandssysteem van het USB-geheugenapparaat van uw
leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat over een connector met
een metalen afscherming beschikt.
Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat een
compatibiliteitscertificaat heeft, anders herkent uw apparaat het mogelijk
niet.
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw
apparaat.
Sluit het USB-geheugenapparaat uitsluitend aan op de poort, zoals
onderaan wordt getoond. Als u het USB-geheugenapparaat aan een
andere poort aansluit, toont het apparaat een waarschuwingsmelding
A B
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 173
op het scherm.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet als het in gebruik is.
Schade veroorzaakt door onjuist gebruik valt niet onder de
garantie.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw apparaat
het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van het USB-geheugenapparaat voor meer
informatie over deze functies.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, JPEG- en PRN-bestanden afdrukken.
U kunt 50 bestanden selecteren en alle geselecteerde bestanden in één
keer afdrukken.
Bestandstypen die door de USB-afdrukoptie worden ondersteund:
PRN: Alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde
stuurprogramma zijn compatibel. PRN-bestanden kunnen worden
gemaakt door het selectievakje Naar bestand in te schakelen voor het
afdrukken. Het document wordt dan niet afgedrukt, maar als een
PRN-bestand opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn
gemaakt kunnen rechtstreeks vanaf het USB-geheugenapparaat
worden afgedrukt (zie
"Afdrukken naar een bestand (PRN)" op
pagina 165).
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
PDF: PDF 1.7 en ouder
In geval van 8bit CMYK JPEG-bestanden moet de taak worden
geannulleerd.
Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat:
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de
gegevens in die erop zijn opgeslagen (zie
"Over een
USB-geheugenapparaat" op pagina 172).
Het apparaat kan het niet geformatteerd
USB-geheugenapparaat niet detecteren. Formatteer en steek
het USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort van uw
apparaat.
Het apparaat kan het USB-geheugenapparaat niet detecteren
als het apparaat in de energiebesparende modus staat. Wacht
tot het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en sluit
vervolgens het USB-geheugenapparaat opnieuw op de
USB-geheugenpoort van uw apparaat aan.
Het apparaat heeft twee USB-geheugenpoorten. Als er al een
USB-geheugen op één van de poorten aangesloten is en u
sluit een USB-geheugenapparaat op een andere poort aan,
dan zal het apparaat deze laatste niet detecteren. Verwijder
het eerst geplaatste USB-geheugenapparaat en sluit
vervolgens het gewenste USB-geheugenapparaat aan op de
USB-geheugenpoort van uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
3. Het apparaat toont alle bestanden op het USB-geheugenapparaat.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 174
Druk op het bestand dat u wilt afdrukken.
Of druk op de naam van de map waarin het bestand zich
bevindt. Druk vervolgens op Selecteren.
Als u na het indrukken van een map op Via USB afdrukken
drukt, worden alle bestanden van de desbetreffende map
afgedrukt.
4. Druk op Via USB afdrukken.
5. Druk op de juiste optie.
Exempl.: hiermee kunt u het aantal kopieën selecteren.
Kleurmodus: Dit apparaat ondersteunt allleen Mono (zwart-wit).
Dubbelzijdig: selecteert het apparaat voor dubbelzijdig kopiëren.
Papierinvoer: selecteert de papierlade met het af te drukken
papier.
6. Druk op OK op het scherm om het afdrukken te starten.
7. Na het afdrukken kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen.
Het USB-geheugen beheren
U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat één voor één
of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt
verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Bevestig dan dat u de data niet meer nodig hebt
alvorens deze te verwijderen.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
3. Het apparaat toont alle bestanden op het USB-geheugenapparaat.
Druk op het bestand dat u wilt verwijderen.
Of druk op de naam van de map waarin het bestand zich bevindt.
Druk vervolgens op Selecteren.
4. Druk op Verwijd..
5. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
6. Druk op Sluiten op het scherm.
Een USB-geheugenapparaat formatteren
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
3. Druk op USB formatteren.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 175
4. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
5. Druk op Sluiten op het scherm.
De USB-geheugencapaciteit weergeven
1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat.
2. Druk op USB op het scherm.
3. Druk op USB-capaciteit.
Het venster USB-capaciteit wordt geopend.
4. Druk op Sluiten op het scherm.
Documentenvak_ 176
9.Documentenvak
Deze handleiding geeft informatie over het Doc.vak.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Informatie over het scherm Documentenvak
Het vak instellen
Documenten opslaan
Gedetailleerde informatie over het scherm Documentenvak
De documentenvakfuncties gebruiken
Het vak met SyncThru™ Web Service gebruiken
Informatie over het scherm Documentenvak
U kunt door computers gestuurde bestanden of gescande afbeeldingen
opslaan in het Doc.vak. Het Doc.vak bevindt zich op de harde schijf (HHD)
van uw apparaat. Dit betekent dat de documenten op de harde schijf
worden opgeslagen. Het is mogelijk om een bepaald documentenvak met
een wachtwoord te beveiligen, opdat onbevoegde gebruikers geen toegang
hebben. Daarnaast kunt u opgeslagen documenten met behulp van
verschillende afdrukfuncties afdrukken en documenten verzenden naar
verschillende bestemmingen, zoals e-mail, server of fax. U kunt een
documentenvak instellen en de documentenvakfunctie gebruiken met
SyncThru™ Web Service (zie
"Het vak met SyncThru™ Web Service
gebruiken" op pagina 189).
Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in de Doc.vak raden wij u
aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken.
Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor
schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of verkeerd
gebruik van het apparaat.
Om de Doc.vak functie te gebruiken, drukt u op Doc.vak in het scherm.
Wordt er een ander scherm weergegeven, druk dan op ( ) om naar het
beginscherm te gaan.
Met Doc.vak kunt u gescande gegevens op de harde schijf (de harde schijf
van uw apparaat) opslaan. De opgeslagen gegevens kunnen naar
verschillende bestemmingen worden verstuurd, zoals Fax, Email, Server,
Vak of USB.
Lijst favoriete vakken: Toont de drie vakken die u als favoriet hebt
ingesteld.
Vakweergavescherm: Toont alle vakken. In dit scherm kunt u een vak
selecteren.
Detail: Toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde vak.
Zoeken: Hiermee kunt u naar een vak of opgeslagen gegevens
zoeken.
Selecteren: Opent het geselecteerde vak. Als u bij het maken van een
nieuw documentenvak Beveiligd kiest en een wachtwoord instelt, moet
u het wachtwoord in het scherm Wachtwoord invoeren.
Doc opslaan: Slaat documenten op de harde schijf op van uw apparaat
(zie
"Documenten opslaan" op pagina 178).
: Met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Fax,
Doc.vak, etc., gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste
menu waar u naar toe wilt.
: U kunt de vakweergave of de lijstweergave als
weergavelay-out voor de vakken kiezen.
Documentenvak_ 177
Het vak instellen
Om Doc.vak te gebruiken, moet u eerst een nieuw vak in de Apparaatinst.
> Toepassingsinstellingen > Instelling vak maken. U kunt tevens
gemaakte vakken bewerken of verwijderen.
Instelling vak kan uitsluitend worden geconfigureerd door een
gemachtigde gebruiker die een id en een wachtwoord op het
apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het apparaat daarom
vraagt, voert u het ID en wachtwoord in.
U kunt tot 999 vakken maken.
De maximale naamlengte voor een vak is 30 tekens.
Een documentenvak kan tot 200 opgeslagen documenten
bevatten.
Het vak Algemeen wordt standaard gecreëerd.
Nieuw vak: Creëert een nieuw vak.
Vak bewerken: Bewerkt een gecreëerd vak.
Vak verwijderen: Wist een gecreëerd vak.
Nieuw vak
U kunt een nieuw vak maken om uw gescande gegevens in op te slaan.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Instelling vak >
Nieuw vak op het scherm.
2. Druk op het naaminvoerveld van het vak. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de naam van het vak in. Druk vervolgens op OK.
Het vaknummer wordt automatisch gevuld met het eerste vrije
nummer.
Als u geen naam voor het vak invoert, wijst het apparaat de
naam ’Zonder titelxxx’ toe aan het vak. Het ’xxx’ nummer is
het nummer van het vak.
3. Druk op de juiste optie in Eigenschappen vak.
Openbaar: Alle gebruikers kunnen het vak gebruiken.
Beveiligd: Stel een wachtwoord in om te voorkomen dat
onbevoegde personen toegang hebben.
4. Druk op de juiste optie in Autom. verwijderen document.
Verwijderde bestanden kunnen niet meer hersteld worden.
1 dag ~ 30 dagen: Stel de periode in voor de opslag van gegevens
in het vak. Na afloop van de periode worden de opgeslagen
gegevens automatisch verwijderd.
Nooit: Verwijder de opgeslagen gegevens niet.
5. Druk indien nodig op de optie Favoriete vak.
Als u Favoriet 1, Favoriet 2 en Favoriet 3 instelt, worden deze door het
apparaat in het Doc.vak weergegeven.
U kunt slechts drie vakken als favoriet instellen. Na het selecteren
van alle favoriete vakken verschijnt er een waarschuwingsmelding.
6. Druk in het scherm op OK.
Vak bewerken
U kunt de instellingen van een gecreëerd vak wijzigen.
Alleen de Autom. verwijderen document instelling kan in het
Algemeen vak worden bewerkt.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Instelling vak >
Vak bewerken op het scherm.
2. Selecteer met de pijl-omhoog/omlaag het vaknummer dat u wilt
bewerken.
3. Druk op het invoergebied Naam vak. Het pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de naam van het vak in. Druk vervolgens op OK.
Documentenvak_ 178
4. Druk op de juiste optie in Eigenschappen vak.
Openbaar: Alle gebruikers kunnen het vak gebruiken.
Beveiligd: Stel een wachtwoord in om te voorkomen dat
onbevoegde personen toegang hebben.
5. Druk op de juiste optie in Autom. verwijderen document.
Verwijderde bestanden kunnen niet meer hersteld worden.
1 dag ~ 30 dagen: Stel de periode in voor de opslag van gegevens
in het vak. Na afloop van de periode worden de opgeslagen
gegevens automatisch verwijderd.
Nooit: Het is ingesteld om de opgeslagen gegevens niet te
verwijderen.
6. Druk indien nodig op de optie Favoriete vak.
Als u op een reeds toegewezen favoriet vak drukt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding. Als u het favoriete vak naar het vak dat u
bewerkt wilt wijzigen, druk op Ja.
7. Druk in het scherm op OK.
Vak verwijderen
U kunt een gecreëerd vak verwijderen.
Het vak Algemeen kan niet worden verwijderd, ook niet door de
beheerder.
1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Instelling vak >
Vak verwijderen op het scherm.
2. Selecteer met de pijl-omhoog/omlaag het vaknummer dat u wilt
verwijderen. U kunt het vak direct selecteren met de knop Bladeren.
3. Druk in het scherm op OK.
4. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Documenten opslaan
Met dit apparaat kunt u gescande gegevens opslaan op de harde schijf met
behulp van de functie Doc opslaan in de modus Kopie, Scan nr Email,
Scannen naar server, Naar USB scannen of Fax.
Kopie: Zie "Documenten opslaan" op pagina 83.
Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen: Zie
"Documenten opslaan" op pagina 109.
Fax: Zie "Documenten opslaan" op pagina 137.
U kunt de gescande gegevens ook direct opslaan in het Doc.vak.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Doc.vak > Doc opslaan op het scherm.
3. Stel de juiste optie in met behulp van de pijl-links/rechts.
Formaat van origineel: Selecteert de actuele papiergrootte van de
originelen.
Kleurmodus: Selecteert de kleuropties van de gescande
gegevens.
Dubbelzijdig: Selecteert of het apparaat één of beide zijden van het
origineel scant.
Resolutie: Selecteert de waarde van de scanresolutie.
Oorspronkelijke stand: Selecteert de papierrichting van de
originelen.
4. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK.
5. Selecteer een bestemmingsvak waarin u de gescande gegevens wilt
opslaan.
6. Druk op OK om te scannen en de gescande gegevens op te slaan.
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op
het bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en
druk op Verwijd. (zie
"Knop Job Status" op pagina 29).
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont
het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog
een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op
Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
Documentenvak_ 179
Gedetailleerde informatie over het scherm
Documentenvak
Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op het
scherm.
Taaktypelijst: Toont de taaktypes. Indien nodig, kunt u een jobtype
selecteren.
Lijst met opgeslagen gegevens: Toont alle opgeslagen gegevens.
Hier kunt u opgeslagen gegevens selecteren.
Voorbeeld: Toont het voorbeeldvenster. Deze knop is alleen actief na
het selecteren van opgeslagen gegevens (zie
"Vooraf bekijken van
opgeslagen gegevens" op pagina 180).
+ Toevoegen : Slaat de nieuwe gescande gegevens op (zie
"Gescande gegevens toevoegen" op pagina 181).
Detail: Toont gedetailleerde informatie van de geselecteerde
opgeslagengegevens (zie
"Gedetailleerde informatie weergeven" op
pagina 182).
Bewerken: Wijzigt de naam en bestandseigenschap van geselecteerde
opgeslagen gegevens (zie
"Opgeslagen bestand bewerken" op
pagina 182).
Verwijd.: Verwijdert de geselecteerde opgeslagen gegevens (zie
"Opgeslagen bestand wissen" op pagina 183).
Verzenden naar: Stuurt de geselecteerde opgeslagen gegevens naar
een specifieke bestemming (zie
"Opgeslagen bestand verzenden" op
pagina 183).
Afdrukk.: drukt de geselecteerde opgeslagen gegevens af (zie
"Opgeslagen bestand afdrukken" op pagina 187).
Afdruklijst: Drukt de lijst af van opgeslagen gegevens van het
geselecteerde documentenvak (zie
"Informatie van opgeslagen
bestanden afdrukken" op pagina 187).
Combineren: Combineert twee of meer opgeslagen bestanden als één
enkel bestand (zie
"Opgeslagen bestanden combineren" op
pagina 188).
: Met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Fax,
Doc.vak, etc., gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste
menu waar u naar toe wilt.
: U kunt de weergavelay-out van de opgeslagen gegevens
in een lijst of als miniaturen weergeven.
Documentenvak_ 180
De documentenvakfuncties gebruiken
Met dit apparaat kunt u de op de harde schijf opgeslagen gegevens
afdrukken. U kunt tevens opgeslagen gegevens naar specifieke
bestemmingen sturen met behulp van Fax, Email, Server, Vak of USB, of u
kunt twee of meer opgeslagen bestanden combineren in één enkel bestand.
Het taaktype selecteren
Wanneer u een vak selecteert of opent, ziet u de taaktypelijst boven de lijst
opgeslagen gegevens. De standaardwaarde van de taaktypelijst is Alle. Als
u een taaktype in de taaktypelijst selecteert, worden de geselecteerde
taaktypes uit de lijst opgeslagen gegevens gesorteerd.
1. Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Druk op het taaktype dat u wilt sorteren.
Vooraf bekijken van opgeslagen gegevens
U kunt opgeslagen gegevens vooraf bekijken met behulp van Voorbeeld.
Deze functie heeft meerdere handige opties om gegevens vooraf te
bekijken.
1. Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Selecteer een opgeslagen bestand uit de lijst opgeslagen gegevens en
druk op Voorbeeld.
3. Druk indien nodig op de juiste optie om de gegevens vooraf te bekijken.
Documentenvak_ 181
Gescande gegevens toevoegen
U kunt nieuw gescande gegevens direct vanuit het geselecteerde vak
opslaan.
1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie
"Originelen plaatsen" op
pagina 35).
2. Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
3. Druk op + Toevoegen .
4. Stel de juiste optie in met behulp van de pijl-links/rechts.
Formaat van origineel: Selecteert de actuele papiergrootte van de
originelen.
Kleurmodus: Selecteert de kleuropties van de gescande
gegevens.
Dubbelzijdig: Selecteert of het apparaat één of beide zijden van het
Hulpmiddelen Functie
Verkleint de voorbeeldafbeelding 2 tot 4 keer. U
kunt de verkleinde afbeelding bekijken.
Vergroot de voorbeeldafbeelding 2 tot 4 keer. U
kunt het gewenste deel van de uitvergrote
afbeelding zien.
Past de voorbeeldafbeelding aan de grootte van het
voorbeeldscherm aan.
Als het geselecteerde opgeslagen bestand
meerdere pagina’s bevat, druk op de pijl-links/
rechts om de andere pagina’s te zien.
Draait de voorbeeldafbeelding 90 graden naar links
of naar rechts.
Verzenden naar Stuurt de voorbeeldgegevens naar een specifieke
bestemming (zie
"Opgeslagen bestand verzenden"
op pagina 183).
Afdrukk. Drukt de volledige voorbeeldpagina af.
Pagina
verwijderen
Wist de voorbeeldpagina uit de geselecteerde
opgeslagen gegevens. Als het opgeslagen bestand
slechts uit één pagina bestaat, zullen de
opgeslagen gegevens worden gewist.
Terug Terug naar de vorige pagina.
Documentenvak_ 182
origineel scant.
Resolutie: Selecteert de waarde van de scanresolutie.
Oorspronkelijke stand: Selecteert de papierrichting van de
originelen.
5. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk vervolgens op OK.
6. Druk op OK om te scannen en de gescande gegevens op te slaan.
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op
het bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de
wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het
bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en
druk op Verwijd. (zie
"Knop Job Status" op pagina 29).
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont
het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog
een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op
Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee.
Gedetailleerde informatie weergeven
U kunt de gedetailleerde informatie van de geselecteerde opgeslagen
gegevens weergeven. U kunt tevens de naam en de bestandseigenschap
van de geselecteerde opgeslagen gegevens wijzigen door te drukken op
Bewerken.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Druk op het opgeslagen bestand waarvan u gedetailleerde informatie
wenst en druk op Detail.
3. Het venster Detail wordt geopend. Controleer de gedetailleerde
informatie.
Als u de naam wilt wijzigen, druk op Bewerken.
4. Druk op Sluiten.
Opgeslagen bestand bewerken
U kunt de naam van het geselecteerde opgeslagen bestand wijzigen
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt bewerken. Druk op
Bewerken.
3. Het venster Bewerken wordt geopend.
4. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK.
Documentenvak_ 183
Opgeslagen bestand wissen
U kunt geselecteerde opgeslagen bestanden wissen.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verwijderen. Druk op
Verwijd..
3. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd.
Opgeslagen bestand verzenden
U kunt het opgeslagen bestand naar een specifieke bestemming sturen met
behulp van Fax, Email, Server, Vak of USB.
Fax
Wanneer u een opgeslagen bestand wilt faxen, kunt u
uitsluitend bestanden verzenden waarvan het Type taak Vak,
Fax of Scan is.
Het verzonden bestand moet een zwart-wit document zijn als
het Type taak is Vak of Scan. Anders kunt u deze functie niet
gebruiken.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren
op het scherm.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden. Druk op
Verzenden naar.
3. Druk op Fax en vervolgens op OK.
Kopie: Het opgeslagen bestand wordt in het vak bewaard.
Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het
opgeslagen bestand.
Documentenvak_ 184
4. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp
van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het
faxnummer in of gebruikt u optie Adresboek in het scherm als u
veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen.
5. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat start het
verzenden van de fax naar de bestemmingen.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden.
Email
Wanneer u een opgeslagen bestand wilt e-mailen, kunt u
uitsluitend bestanden sturen waarvan het Type taak Vak, Fax of
Scan is.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren
op het scherm.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden. Druk op
Verzenden naar.
3. Druk op Email en vervolgens op OK.
Kopie: Het opgeslagen bestand wordt in het vak bewaard.
Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het
opgeslagen bestand.
4. Voer elk item in met behulp van het pop-uptoetsenbord (zie
"E-mailadressen invoeren via het adresboek" op pagina 88 of
"E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord" op
pagina 89).
Als u het invoergebied Van, Onderwerp en Bericht al
geconfigureerd hebt in Apparaatinst. >
Toepassingsinstellingen > Scan naar e-mailinstellingen >
Algemeen, kunt u het e-mailadres van de afzender, het
onderwerp en het bericht zien.
Als de optionele Advanced Scan-kit is geïnstalleerd en uw
beheerder heeft de functie Bates-nummering ingesteld, kunt
u bepaalde informatie toevoegen aan het PDF-bestand, zoals
het startnummer, gebruikers-ID, datum, tijd, etc.
1. Selecteer PDF met behulp van de pijl-links/rechts in
Formatteren.
2. Druk op Bates-nummering > Aan.
3. Druk op een bates numbering-instelling die uw beheerder
in de lijst heeft ingesteld.
4. Druk op OK.
5. Selecteer het bestandsformaat van het opgeslagen bestand met
behulp van de pijl-links/rechts in Formatteren.
6. Druk op de knop Start om het opgeslagen bestand te verzenden.
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht.
Documentenvak_ 185
Server
Wanneer u een opgeslagen bestand naar de server wilt sturen,
kunt u uitsluitend bestanden sturen waarvan het Type taak is Vak,
Fax of Scan.
1. Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen >
Selecteren op het scherm.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden en druk op
Verzenden naar.
3. Druk op Server en vervolgens op OK.
Kopie: Het opgeslagen bestand wordt in het vak bewaard.
Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het
opgeslagen bestand.
4. Druk op het invoergebied voor de naam van de server. Druk op +
Toevoegen om het serveradres van de ontvanger handmatig in te
voeren (zie "Serveradressen handmatig invoeren" op pagina 93).
Of u gebruikt het Adresboek om de adressen gemakkelijk in te
voeren (zie
"Serveradressen van het adresboek invoeren" op
pagina 93).
Als de optionele Advanced Scan-kit is geïnstalleerd en uw
beheerder heeft de functie Bates-nummering ingesteld, kunt
u bepaalde informatie toevoegen aan het PDF-bestand, zoals
het startnummer, gebruikers-ID, datum, tijd, etc.
1. Selecteer PDF met behulp van de pijl-links/rechts in
Formatteren.
2. Druk op Bates-nummering > Aan.
3. Druk op een bates numbering-instelling die uw beheerder
in de lijst heeft ingesteld.
4. Druk op OK.
5. Selecteer het bestandsformaat van het opgeslagen bestand met
behulp van de pijl-links/rechts in Formatteren.
6. Druk op de knop Start om het opgeslagen bestand te verzenden.
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van een opgeslagen bestand.
Vak
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren
op het scherm.
Documentenvak_ 186
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden. Druk op
Verzenden naar.
3. Druk op Vak en vervolgens op OK.
Kopie: Het opgeslagen bestand wordt in het vak bewaard.
Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het
opgeslagen bestand.
4. Druk op het bestemmingsvak waarnaar het opgeslagen bestand zal
worden verzonden.
5. Druk op Plakken om het opgeslagen bestand te verzenden.
USB
Wanneer u een opgeslagen bestand naar de server wilt sturen,
kunt u uitsluitend bestanden sturen waarvan het Type taak is Vak,
Fax of Scan.
Deze functie is alleen beschikbaar als er een USB-geheugenapparaat
op het apparaat is aangesloten.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren
op het scherm.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden en druk op
Verzenden naar.
3. Druk op USB. Druk op OK.
Kopie: Het opgeslagen bestand wordt in het vak bewaard.
Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het
opgeslagen bestand.
4. Selecteer de map waar u de gescande afbeelding wilt opslaan. Als u
geen map selecteert, wordt de gescande afbeelding in de
rootdirectory opgeslagen.
Als u het verzonden bestand in een nieuwe map wilt
opslaan, maak dan een nieuwe map in het USB-geheugen
met behulp van Nieuwe map.
U kunt het USB-geheugenapparaat formatteren met USB
formatteren.
Documentenvak_ 187
U kunt de status van het USB-geheugenapparaat
controleren met USB-capaciteit.
5. Selecteer het bestandsformaat van het opgeslagen bestand met
behulp van de pijl-links/rechts in Formatteren.
6. Druk op Plakken om het opgeslagen bestand te verzenden.
Opgeslagen bestand afdrukken
U kunt geselecteerde opgeslagen bestanden afdrukken.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt afdrukken. Druk op Afdrukk..
3. Druk op de juiste optie.
Exempl.: Hiermee kunt u het aantal kopieën selecteren.
Kleurmodus: Het apparaat ondersteunt allleen Z/W (zwart-wit).
Dubbelzijdig: Selecteert het apparaat voor dubbelzijdig kopiëren.
Auto aanpassen: Stelt de optie automatisch aanpassen in. Dit
apparaat verkleint of vergroot het origineel op basis van het formaat
van het afdrukmateriaal.
Papierinvoer: Selecteert de papierlade met het af te drukken
papier.
4. Druk op OK om het afdrukken te starten.
Informatie van opgeslagen bestanden afdrukken
U kunt de informatie van het geselecteerde documentenvak afdrukken.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Druk op Afdruklijst.
Documentenvak_ 188
Algemene informatie en opgeslagen bestanden van het geselecteerde
documentenvak worden afgedrukt.
Als u een taaktype selecteert, tonen de afdrukken de documentenlijst
van het geselecteerde taaktype. Als u bijvoorbeeld Vak selecteert,
toont de afdruk de documentenlijst van de taak Vak.
Opgeslagen bestanden combineren
U kunt twee of meer opgeslagen bestanden combineren in één enkel
bestand.
1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op
het scherm.
2. Druk op twee of meer opgeslagen bestanden die u wilt combineren en
druk op Combineren.
U kunt deze functie gebruiken wanneer de geselecteerde
documenten hetzelfde taaktype hebben. Als bij het selecteren van
de documenten de optie Combineren niet actief is, controleer dan
of de taaktypes van de documenten dezelfde zijn.
3. Druk op het invoergebied Nieuw bestand combineren. Het
pop-uptoetsenbord verschijnt.
Voer de naam van het vak in. Druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK.
Documentenvak_ 189
Het vak met SyncThru™ Web Service gebruiken
Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in het Vak raden wij u
aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken.
Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor
schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of verkeerd
gebruik van het apparaat.
U kunt door computers gestuurde bestanden of gescande afbeeldingen
opslaan in het Vak. Het is mogelijk om een bepaald documentenvak met
een wachtwoord te beveiligen, opdat onbevoegde gebruikers geen toegang
hebben. Daarnaast, kunt u opgeslagen documenten met behulp van
verschillende afdrukfuncties afdrukken en documenten verzenden naar
bestemmingen, zoals e-mail, server of fax. Alleen gemachtigde gebruikers
van het apparaat kunnen het Vak via aanmelding bij SyncThru™ Web
Service gebruiken.
Het vak instellen
Om het Vak te gebruiken, moet u eerst een nieuw documentenvak in het
Gebruikersvak maken. U kunt tevens gemaakte documentenvakken
bewerken of verwijderen.
U kunt tot 999 vakken maken.
De maximale naamlengte voor een documentenvak is 30 tekens.
Een documentenvak kan tot 200 opgeslagen documenten
bevatten.
Het vak Gemeenschappelijk wordt standaard gecreëerd.
Vak toevoegen: Creëert een nieuw documentenvak.
Vak verwijderen: Wist een gecreëerd documentenvak.
Vak bewerken: Bewerkt een gecreëerd documentenvak.
Bestanden bladeren: Open het geselecteerde documentenvak. Als u
bij het maken van een nieuw documentenvak Beveiligd vak kiest en
een wachtwoord instelt, moet u het wachtwoord in het scherm
Wachtwoord invoeren.
Vak toevoegen
U kunt een nieuw vak maken om uw gescande gegevens op te slaan.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Vak.
8. Klik op Vak toevoegen. Het venster Toevoegen wordt geopend.
9. Voer de toe te voegen vaknaam in.
Vaknummer wordt automatisch ingevuld met het eerste
beschikbare nummer.
10. Selecteer indien nodig de optie Favoriet.
Als u Favoriet 1, Favoriet 2 en Favoriet 3 instelt, worden deze door
het apparaat in het Doc.vak weergegeven.
U kunt slechts drie vakken als favoriet instellen. Na het
selecteren van alle favoriete vakken verschijnt er een
waarschuwingsmelding.
11. Selecteer de optie Document automatisch verwijderen.
Verwijderde bestanden kunnen niet meer hersteld worden.
1 dag(en) ~ 30 dag(en): Stel de periode in voor de opslag van
gegevens in het vak. Na afloop van de periode worden de
opgeslagen gegevens automatisch verwijderd.
Uit: De opgeslagen gegevens worden niet verwijderd.
12. Vink Beveiligd vak aan om te voorkomen dat onbevoegde personen
toegang hebben. Voer het wachtwoord in en bevestig door het
opnieuw in te voeren.
Als u de optie Beveiligd vak niet wilt gebruiken, kunt u deze
stap overslaan. Alle gebruikers hebben toegang tot het
gecreëerde vak.
13. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het venster
Toevoegen gesloten.
Vak bewerken
U kunt de instellingen van een gecreëerd vak wijzigen.
Alleen de instelling Document automatisch verwijderen kan in
het vak Gemeenschappelijk worden bewerkt.
Documentenvak_ 190
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Vak.
8. Selecteer het vak dat u wilt bewerken.
9. Klik op Vak bewerken. Het venster Wijzigen wordt geopend.
10. Wijzig de vakinstellingen.
11. Klik op Toepassen.
Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te
verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het venster
Toevoegen gesloten.
Vak verwijderen
U kunt een gecreëerd vak verwijderen.
Het vak Gemeenschappelijk kan niet worden verdwijderd, ook
niet door de beheerder.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Vak.
8. Selecteer het vak dat u wilt verwijderen.
9. Klik op Vak verwijderen.
Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt.
Een documentenvak gebruiken
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld.
7. Klik op Vak.
8. Selecteer het vak dat u wilt openen.
9. Klik op Bestanden bladeren. Hierna verschijnt de opgeslagen
bestandenlijst.
Wijzigen: U kunt de naam van het geselecteerde opgeslagen
document wijzigen.
Verwijderen: U kunt het geselecteerde opgeslagen document
wissen. Als u naar het selectievakje van de kolomkop kijkt, ziet u
dat alle documenten geselecteerd zijn.
Vorige: U kunt naar de vorige pagina teruggaan.
Miniatuur: Als u Miniatuur aanvinkt, ziet u alle opgeslagen
documenten als miniaturen.
Lijst: U kunt het aantal documenten in de lijst instellen. U kunt
dus net zoveel documenten zien als het geselecteerde aantal in
de Lijst.
Downloaden naar pc: U kunt een opgeslagen document naar
uw netwerkcomputer downloaden. Klik op de pijl van de
vervolgkeuzelijst in de rechterbovenhoek (zie "Een document
naar uw computer downloaden" op pagina 191).
Documentenvak_ 191
Een documentenvak zoeken
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld
7. Klik op Vak.
8. Voer de naam van het documentenvak dat u wilt zoeken in het
zoekveld.
9. Klik op . De zoekresultaten verschijnen.
Een document naar uw computer downloaden
U kunt een opgeslagen document naar uw netwerkcomputer
downloaden.
1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek
van SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend.
5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw
aanmelding op het apparaat.
6. Klik op Aanmelding.
Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet
gebruikt, wordt u automatisch afgemeld
7. Klik op Vak.
8. Selecteer het vak waarin het document zit dat u wilt downloaden.
Vervolgens klikt u op Bestanden bladeren.
9. Selecteer het document dat u wilt downloaden. Vervolgens klikt u op
Downloaden naar pc. Het venster Downloaden naar pc wordt
geopend.
Afhankelijk van het taaktype van het geselecteerde document
kunt u deze functie niet gebruiken. Als bij het selecteren van
een document de optie Downloaden naar pc niet actief is,
controleer dan het taaktype van het document.
10. Klik op Downloaden.
11. Selecteer de juiste optie in het pop-upvenster dat verschijnt. U kunt
het document direct openen of opslaan.
Handige hulpprogramma’s_ 192
10.Handige hulpprogramma’s
Dit hoofdstuk is een inleiding tot de meegeleverde handige hulpprogramma’s opdat u de mogelijkheden van uw apparaat
ten volle kunt benutten.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Het programma Smart Panel gebruiken
Smarthru Office
Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator
Het programma Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma dat de status van de printer controleert en u
daarvan op de hoogte houdt. U kunt er ook de instellingen van het apparaat
mee aanpassen. In Windows en Macintosh wordt Smart Panel automatisch
geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert. Voor Linux kunt u
Smart Panel op de Samsung-website (www.samsung.com/printer)
downloaden en vervolgens installeren.
Dit zijn de systeemvereisten om dit programma te gebruiken:
Het apparaat en uw computer moeten op een netwerk zijn
aangesloten.
Windows. Ga na welke Windows-versie(s) compatibel is (zijn) met
uw apparaat.
Mac OS X 10.3 of hoger
Linux. Ga na welke Linux-versies compatibel zijn met uw apparaat.
Internet Explorer 5.0 of hoger voor Flash-animaties in HTML Help.
De exacte naam van uw printermodel vindt u op de meegeleverde
cd-rom.
Informatie over Smart Panel
Als er een fout optreedt tijdens het afdrukken kunt u de fout controleren in
Smart Panel.
U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het pictogram
voor Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows) of in het
systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de statusbalk
(Mac OS X).
Als u een Windows-gebruiker bent, kunt u de toepassing starten door in het
Start menu de optie Programma’s of Alle programma’s > Samsung
Printers > uw naam van uw printerstuurprogramma > Smart Panel te
selecteren.
Als u al meer dan een Samsung-apparaat hebt geïnstalleerd,
selecteert u eerst het gewenste printermodel zodat u het
bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac
OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer uw
apparaat.
Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Het programma Smart Panel toont de huidige status van de printer, het
resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en een boel andere
gegevens. U kunt ook de instellingen wijzigen.
Windows Dubbelklik op dit pictogram in Windows.
Macintosh Dubbelklik op dit pictogram in Mac OS X.
Linux Dubbelklik op dit pictogram in Linux.
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2
Gebruikersha
ndleiding
Het hoofdstuk probleemoplossing vindt u in de
gebruikershandleiding.
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een fout
optreedt.
3
Instelling
printer
Hiermee configureert u verschillende
apparaatinstellingen in het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen. Niet alle
apparaten beschikken over deze functie.
Als u uw apparaat met een netwerk verbindt,
verschijnt het venster SyncThru™ Web
Service in plaats van het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen.
Handige hulpprogramma’s_ 193
De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op
het pictogram voor Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de
gewenste instellingen in het venster Opties.
Smarthru Office
Op de meegeleverde cd-rom met software vindt u SmarThru Office.
SmarThru Office biedt een aantal handige functies voor het gebruik van uw
apparaat.
SmarThru Office starten
Voer de volgende stappen uit om SmarThru Office te starten:
1. zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op de
juiste wijze zijn aangesloten op een netwerk.
2. Na de installatie van SmarThru Office wordt het pictogram voor
SmarThru Office weergegeven op het bureaublad.
3. Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office.
Dit menu toont snelknoppen voor een aantal functies. De
snelknoppen zijn: Categorieën, Ringband, Levenscyclus,
Scannen en tekstherkenning en Herstellen en verbeteren. U
kunt dit menu uitschakelen door "Dit dialoogvenster niet meer
weergeven" aan te vinken.
4. SmarThru Office wordt geopend.
Voor meer informatie klikt u op Help > SmarThru Office Help. Het
venster SmarThru Office Help verschijnt; de schermhulpfunctie wordt
op het programma SmarThru Office weergegeven.
Klik op het pictogram SmarThru Office in het systeemvak van de
Windows-taakbalk om SmarThru Office te starten.
Volg de onderstaande stappen om de installatie van SmarThru Office
ongedaan te maken.
Sluit alle toepassingen op de computer voor u het programma
verwijdert.
1. Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s
> SmarThru Office > Deïnstallatie.
2. Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, leest u de
verklaring en klikt u op OK.
3. Klik op Voltooien.
SmarThru Office gebruiken
Scannen
1. Klik op het pictogram SmarThru Office in het systeemvak van de
Windows-taakbalk om SmarThru Office te starten.
2. Klik op het scanpictogram om het scanvenster te openen.
3. Het venster Scaninstelling verschijnt.
Klik op de knop Geavanceerd om meer scanopties in te
stellen.
4. Geef de scaninstellingen op en klik op Scannen.
Afdrukken
1. Klik op het SmarThru-pictogram in de taakbalk van Windows om
het opstartprogramma van SmarThru Office te activeren.
2. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken.
3. Klik op het afdrukpictogram om het afdrukvenster te openen.
4. Selecteer het apparaat dat u voor afdrukken wilt gebruiken.
5. Klik op Afdrukken om de afdruktaak te starten.
Faxen
1. Klik op het SmarThru-pictogram in de taakbalk van Windows om
het opstartprogramma van SmarThru Office te activeren.
2. Selecteer de bestanden die u wilt faxen.
3. Klik op het faxpictogram om het faxvenster te openen.
4
Instelling
stuurprogram
ma
Geef alle apparaatopties die u nodig hebt op in het
venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Deze functie is alleen beschikbaar in Windows (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150).
5
Lade-informa
tie
Hier ziet u de papiercapaciteit van elke lade, de
papiergrootte in de lades en de resterende
hoeveelheid papier in de lades.
1
Scanner
selectere
n
Hiermee kunt u de scanner selecteren.
2
Profiel
selectere
n
Hiermee kunt u de instellingen voor regelmatig
toekomstig gebruik opslaan. Klik op Nieuw profiel
om de instelling op te slaan.
3
Scaninst
ellingen
U kunt de instellingen voor Scanformaat en
Papierinvoer aanpassen.
4
Scannen
naar
Hiermee kunt u de instellingen voor
Bestandsnaam en de locatie voor het verzenden
van gescande gegevens aanpassen.
Handige hulpprogramma’s_ 194
4. Klik op Start om de afdruktaak te starten.
Verzenden naar
FTP
U kunt bestanden uploaden naar de FTP-server terwijl u met SmarThru
Office werkt.
1. Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office op uw bureaublad.
2. Selecteer een map in Windows-mappen.
3. Selecteer in het rechterpaneel de bestanden die u wilt opladen.
4. Selecteer Bestand > Verzenden naar > Verzenden via FTP.
5. Het venster Verzenden via FTP verschijnt. Vul hierna de
FTP-serverinformatie in.
6. Klik op Uploaden.
E-mail
U kunt e-mails versturen terwijl u met SmarThru Office werkt.
U hebt een e-mailclient nodig, zoals Outlook Express, om e-mails
te verzenden naar SmarThru Office. De procedure voor het
versturen van e-mails kan verschillen afhankelijk van het
e-mailclientprogramma dat u gebruikt.
1. Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office op uw bureaublad.
2. Selecteer een map in Windows-mappen.
3. Selecteer in het rechterpaneel de bestanden die u wilt toevoegen.
4. Selecteer Bestand > Verzenden naar > Verzenden via e-mail.
Als Wizard Internetverbinding verschijnt, moet u de
instellingen van uw e-mailaccount te configureren.
5. Er verschijnt een e-mailclient.
6. Voer de vereiste gegevens in en verstuur uw e-mail.
Gebruik in Linux van de Unified Driver
Configurator
Op de meegeleverde cd-rom met software vindt u het pakket Linux Unified
Driver om uw apparaat gemakkelijk te kunnen gebruiken op een
Linux-computer.
Unified Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. Aangezien een apparaat
een combinatie van printer en scanner is, biedt de Linux Unified Driver
Configurator logisch gegroepeerde opties voor printer- en scannerfuncties.
Het is ook mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen om de toegang tot
een MFP-printer en -scanner via één I/O-kanaal te regelen. U kunt ook een
aantal MFP-apparaten controleren via snelle parallelle ECP-poorten en
USB tegelijkertijd.
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt
automatisch het Linux Unified Driver Configurator-pictogram op uw
bureaublad geplaatst.
De Unified Driver Configurator openen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken en Samsung
Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren.
2. Klik op de knoppen links om het overeenkomstige configuratievenster te
openen.
Klik op Help voor schermhulp.
3. Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified
Driver Configurator te sluiten.
1 Configuratie van
de printer
2 Configuratie van
de scanner
3 Configuratie van
de poorten
Handige hulpprogramma’s_ 195
Printers configuration
Printers configuration telt twee tabbladen: Printers en Classes.
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver
Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te
geven.
De bedieningsknoppen van de printer zijn:
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als
standaardapparaat.
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of
de printer goed werkt.
Properties: hiermee kunt u de printereigenschappen weergeven en
wijzigen.
Het tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare
apparaatklassen weergegeven.
Refresh: vernieuwt de lijst met klassen.
Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
Scanners configuration
In dit venster kunt u de status van scanners controleren, een lijst met
geïnstalleerde apparaten van Samsung weergeven, eigenschappen van
apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
1
Schakelt naar Printers configuration.
2
Toont alle geïnstalleerde apparaten.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw
apparaat weergegeven.
1
Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten
in de klasse aan.
1
Schakelt naar Scanners configuration.
2
Toont alle geïnstalleerde scanners.
Handige hulpprogramma’s_ 196
Properties: hiermee kunt u scaneigenschappen wijzigen en een
document scannen.
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
Refresh: hiermee kunt u de lijst met beschikbare printers vernieuwen.
Release port: hiermee kunt u geselecteerde poort vrijgeven.
Poorten tussen printers en scanners delen
Uw apparaat kan via een parallelle of USB-poort op een hostcomputer
worden aangesloten. Aangezien het MFP-apparaat uit meer dan één
apparaat bestaat (printer en scanner), moet de toegang van
gebruikerstoepassingen tot deze apparaten via de enige I/O-poort op de
juiste manier gebeuren.
Het Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een geschikt
mechanisme voor het delen van poorten dat wordt gebruikt door de
printer- en scannerstuurprogramma’s van Samsung. De
stuurprogramma’s benaderen de apparaten via zogenaamde
MFP-poorten. De huidige status van een MFP-poort kan worden
bekeken in Ports configuration. Door poorten te delen voorkomt u dat
u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl een ander
blok in gebruik is.
Wij raden u sterk aan Unified Driver Configurator te gebruiken als u een
nieuw apparaat op uw systeem installeert. In dat geval wordt u gevraagd
een I/O-poort voor het nieuwe apparaat te kiezen. Met deze keuze stelt
u de meest geschikte configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor
MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
scannerstuurprogramma’s zodat de juiste instellingen standaard worden
toegepast.
3
Toont de leverancier, de modelnaam en het type van de scanner.
1
Schakelt naar Ports configuration.
2
Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer.
3
Hiermee geeft u poorttype, aangesloten apparaat en status weer.
Problemen oplossen_ 197
11.Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Toner herverdelen
De tonercassette vervangen
Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick en laders van
beeldeenheden
De beeldeenheid vervangen
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Vastgelopen originelen verwijderen
Tips om papierstoringen te voorkomen
Papierstoringen verhelpen
Informatie over displaymeldingen
Andere problemen oplossen
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
verschijnen er witte strepen of lichtere vlekken op de afdruk,
verschijnt de melding Bereid nieuwe tonercassette voor op het
display,
de Status-LED knippert rood.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende
toner in de tonercassette te herverdelen. Soms blijven die witte strepen of
lichtere gebieden voorkomen, zelfs nadat de toner is herverdeeld.
Klik op deze koppeling (link) om een animatie over het herverdelen
van de toner te bekijken.
1. Open de voorklep.
Er kunnen tonerdeeltjes vrijkomen in het apparaat, maar dit
betekent niet dat het apparaat beschadigd is. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice als er zich problemen
met de afdrukkwaliteit voordoen.
2. Haal de betreffende tonercassette uit het apparaat.
3. Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner in de
cassette gelijkmatig te verdelen.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kledij, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water
hecht de toner zich aan de stof.
Problemen oplossen_ 198
4. Neem de tonercassette en plaats ze op één lijn met de
corresponderende opening in het apparaat. Steek deze terug totdat
deze op zijn plaats wordt vergrendeld.
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
De tonercassette vervangen
Als de tonercassette volledig leeg is
De status-LED licht rood op en het scherm toont de foutmelding dat de
tonercassette moet worden vervangen.
Verschijnt de melding Einde van gebruiksduur. Plaats nieuwe
tonercassette op het display.
Het apparaat stopt met afdrukken en inkomende faxberichten worden
opgeslagen in het geheugen.
Controleer het type tonercassette van uw apparaat.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u de
tonercassette kunt vervangen.
Model
Gemiddeld aantal
afdrukken
1
1.Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig met 6% dekking.
Benaming van
onderdeel
SCX-8030
Series
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met een zwarte
tonercassette: 20 000
standaardpagina’s
MLT-K607S
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met een zwarte
tonercassette: 35 000
standaardpagina’s
MLT-K606S
SCX-8040
Series
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met een zwarte
tonercassette: 20 000
standaardpagina’s
MLT-K607S
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
met een zwarte
tonercassette: 35 000
standaardpagina’s
MLT-K606S
Problemen oplossen_ 199
1. Open de voorklep.
2. Haal de betreffende tonercassette uit het apparaat.
3. Haal de nieuwe tonercassette uit de verpakking.
4. Trek voorzichtig de afdichtingstape van de tonercassette.
5. Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner in de
cassette gelijkmatig te verdelen.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kledij, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water
hecht de toner zich aan de stof.
6. Neem de tonercassette en plaats ze op één lijn met de
corresponderende opening in het apparaat. Steek deze terug tot deze
op zijn plaats vergrendeld.
Problemen oplossen_ 200
7. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick
en laders van beeldeenheden
De papier-stofverwijderingsstick en de lader van de beeldeenheid moeten
na een bepaald aantal afdrukken worden gereinigd. Als de melding om de
lader te reinigen verschijnt, moet u eerst de papier-stofverwijderingsstick
reinigen. Daarna de lader. Het moment waarop de melding verschijnt is
afhankelijk van omgevingsfactoren zoals hoogte, temperatuur, vochtigheid,
etc. Om de afdrukkwaliteit te behouden, moet u de
papier-stofverwijderingsstick en de lader reinigen. Na het reinigen zal de
melding automatische verdwijnen.
Volg de onderstaande reinigingsprocedure.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over het
verwijderen van papierstof en het reinigen van de lader van
beeldeenheden.
1. Open de voorklep.
2. Duw de vergrendelingshendel omhoog. Verwijder vervolgens de
cassette voor gebruikte toner.
Problemen oplossen_ 201
3. Haal de papier-stofverwijderingsstick uit het apparaat.
4. Verwijder het papierstof.
5. Plaats opnieuw de papier-stofverwijderingsstick in het apparaat.
6. Trek de desbetreffende laderreiniger volledig uit, zoals hieronder
afgebeeld.
Trek niet te hard aan de laderreiniger opdat deze niet volledig
loskomt van het apparaat. Dit kan het apparaat beschadigen.
Problemen oplossen_ 202
7. Trek de desbetreffende laderreiniger volledig uit, zoals hieronder
afgebeeld.
Herhaal stappen 6 en 7 meer dan vijf keer.
8. Schuif de cassette voor gebruikte toner erin tot ze vastklikt.
9. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de melding nog steeds verschijnt, herhaal dan opnieuw de stappen 6
en 7.
Problemen oplossen_ 203
De beeldeenheid vervangen
Als de levensduur van de beeldeenheid volledig verstreken is.
De status-LED licht rood op en het scherm toont de foutmelding dat de
beeldeenheid moet worden vervangen.
Verschijnt de melding Einde van gebruiksduur. Plaats nieuwe
beeldeenheid op het display.
Controleer het type beeldeenheid van uw apparaat.
Dit betekent dat de beeldeenheid vervangen moet worden.
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u de
beeldeenheid kunt vervangen.
1. Open de voorklep.
2. Duw de vergrendelingshendel omhoog. Verwijder vervolgens de
cassette voor gebruikte toner.
3. Open de klep rechts.
Model
Gemiddeld aantal
afdrukken
1
1.Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig met 6% dekking.
Benaming van
onderdeel
SCX-8030
Series
Ong. 100 000 pagina’s MLT-R607K
SCX-8040
Series
Ong. 100 000 pagina’s MLT-R607K
Problemen oplossen_ 204
4. Trek de beeldeenheid uit het apparaat.
5. Haal de nieuwe beeldeenheid uit de verpakking.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om
de beeldeenheid uit de verpakking te halen. U zou het oppervlak
van de beeldeenheid kunnen beschadigen.
6. Trek de OPC-beschermingsmat uit.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kledij, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water
hecht de toner zich aan de stof.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan
licht om schade te voorkomen. Bedek de printercassette indien
nodig met een stuk papier om ze te beschermen.
7. Verwijder de verpakkingstape.
Problemen oplossen_ 205
8. Trek de rubberen stop eruit.
9. Verwijder het papier dat het oppervlak van de beeldeenheid beschermt.
10. Houd de hendels van de nieuwe beeldeenheid vast en duw tegen de
beeldeenheid tot ze vastklikt.
11. Sluit de klep rechts.
12. Schuif de cassette voor gebruikte toner erin tot ze vastklikt.
Problemen oplossen_ 206
13. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Wanneer de levensduur van de cassette voor gebruikte toner verlopen is,
verschijnt op het beeldscherm de foutmelding om de cassette voor
gebruikte toner te vervangen.
Dit betekent dat de beeldeenheid vervangen moet worden.
1. Open de voorklep.
Model
Gemiddeld aantal
afdrukken
1
1.Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig met 6% dekking.
Benaming van
onderdeel
SCX-8030
Series
Ong. 300 000 pagina’s MLT-W606
SCX-8040
Series
Ong. 300 000 pagina’s MLT-W606
Problemen oplossen_ 207
2. Duw de vergrendelingshendel omhoog. Verwijder vervolgens de
cassette voor gebruikte toner.
3. Haal een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking.
4. Schuif de nieuwe cassette voor gebruikte toner in tot ze op haar plaats
zit.
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Problemen oplossen_ 208
Vastgelopen originelen verwijderen
Als een origineel vastloopt in de dubbelzijdige automatische
documentinvoer (DADI) verschijnt er een waarschuwingsbericht op het
display.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of
gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
4. Sluit de klep van de DADI.
Problemen oplossen_ 209
Het origineel is in de scanner vastgelopen
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
4. Open de DADI.
5. Open de klep boven de DADI.
Problemen oplossen_ 210
6. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergebied door er voorzichtig met beide handen aan te trekken.
7. Sluit de klep bovenaan van de DADI en de DADI. Plaats de verwijderde
pagina’s opnieuw in de DADI.
Origineel vastgelopen tijdens het omkeren van het
papier in de scanner
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
Problemen oplossen_ 211
3. Open de DADI-invoerlade.
4. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
5. Sluit de DADI-invoerklep en de klep van de DADI. Plaats de verwijderde
pagina’s opnieuw in de DADI.
Er is een origineel vastgelopen vóór het
dubbelzijdige pad van de scanner
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
Problemen oplossen_ 212
3. Open de klep bovenaan van dubbelzijdige afdruk.
4. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Sluit de klep bovenaan van dubbelzijdige afdruk en de DADI-klep. Plaats
de verwijderde pagina’s opnieuw in de DADI.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
5. Open de DADI.
6. Open de klep boven de DADI.
Problemen oplossen_ 213
7. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergebied door er voorzichtig met beide handen aan te trekken.
8. Sluit de klep bovenaan van de DADI en de DADI. Plaats de verwijderde
pagina’s opnieuw in de DADI.
Het origineel is vastgelopen in het uitvoergebied van
de scanner
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
3. Open de DADI-invoerlade.
Problemen oplossen_ 214
4. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Als het vastgelopen papier niet gemakkelijk te verwijderen is, ga dan
verder met de volgende stap.
5. Open de DADI.
6. Draai het verwijderingswiel van verkeerd ingevoerde papier in de
richting van de pijl om het vastgelopen papier te verwijderen.
7. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Problemen oplossen_ 215
8. Sluit de DADI-invoerklep en de klep van de DADI. Plaats de verwijderde
originelen opnieuw in de DADI.
Het origineel is vastgelopen in het dubbelzijdige
uitvoergebied van de scanner
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
3. Open de DADI-invoerlade.
4. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
Problemen oplossen_ 216
5. Open de DADI.
6. Draai het verwijderingswiel voor verkeerd ingevoerde papier in de
richting van de pijl om het vastgelopen papier te verwijderen.
7. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Als u het vastgelopen papier niet ziet of niet gemakkelijk kunt
verwijderen, ga dan verder met de volgende stap.
8. Open de uitvoerladeklep.
Problemen oplossen_ 217
9. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
10. Sluit de klep van de uitvoerlade, de DADI-invoerlade en de DADI-klep.
Plaats de verwijderde originelen opnieuw in de DADI.
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type
afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende richtlijnen als er een
papierstoring optreedt.
Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie
"Papier in de lade plaatsen" op pagina 37).
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voor u
het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Instellingen voor lade"
op pagina 48).
Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde van de afdrukmedia in de
papierlade naar boven en in de multifunctionele lade naar onder is
gericht.
Problemen oplossen_ 218
Papierstoringen verhelpen
Als er papier is vastgelopen, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het
scherm.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de instructies in de volgende
secties om de papierstoring te verhelpen.
Papierstoring in lade 1
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Het vastgelopen papier
wordt automatisch uitgevoerd.
Ga naar de volgende stap als het papier niet wordt uitgeworpen.
2. Open de klep rechts.
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Sluit de klep rechts.
Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de
OPC (Organic photo conductor) te voorkomen.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
4. Open lade 1.
Problemen oplossen_ 219
5. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
6. Schuif lade1 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Papierstoring in lade 2
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Het vastgelopen papier
wordt automatisch uitgevoerd.
Ga naar de volgende stap als het papier niet wordt uitgeworpen.
2. Open de klep rechts onderaan.
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Problemen oplossen_ 220
Sluit de klep rechts onderaan.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
4. Open lade 2.
5. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
6. Schuif lade 2 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Papierstoring in lade 3
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
Problemen oplossen_ 221
3. Open lade 3.
4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
5. Schuif lade 3 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Papierstoring in lade 4
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
Problemen oplossen_ 222
3. Open lade 4.
4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
5. Schuif lade 4 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Vastgelopen papier in optionele
hogecapaciteitsinvoer
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan van de optionele hogecapaciteitsinvoer.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Sluit de klep rechts onderaan van de optionele hogecapaciteitsinvoer.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
Problemen oplossen_ 223
3. Trek de hogecapaciteitsinvoerlade uit.
4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
5. Schuif de hogecapaciteitsinvoerlade terug in het apparaat tot ze
vastklikt. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Vastgelopen papier in multifunctionele lade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Als het papier niet op de juiste wijze werd ingevoerd, trekt u het uit het
apparaat.
2. Open en sluit de voorklep om verder te gaan met afdrukken.
Problemen oplossen_ 224
Vastgelopen papier in het apparaat
(invoerblokkering 1)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de
OPC (Organic photo conductor) te voorkomen.
Problemen oplossen_ 225
Vastgelopen papier in het apparaat
(invoerblokkering 2)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts onderaan.
Vastgelopen papier in het apparaat
(invoerblokkering 3)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
Problemen oplossen_ 226
Vastgelopen papier in het apparaat
(invoerblokkering 4)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer.
Vastgelopen papier in het apparaat (detectie van
vastgelopen papier)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
Problemen oplossen_ 227
Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de
OPC (Organic photo conductor) te voorkomen.
Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen
papier bij fixeeruitvoer)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Door de hendel meerdere malen in te drukken. Verwijder vervolgens het
vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de
OPC (Organic photo conductor) te voorkomen.
Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen
papier bij fixeeruitvoer)
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Open de klep van de fixeereenheid.
Problemen oplossen_ 228
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
4. Sluit de bovenklep.
5. Sluit de klep rechts.
Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de
OPC (Organic photo conductor) te voorkomen.
Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdig retour)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de
OPC (Organic photo conductor) te voorkomen.
Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdig 1)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Problemen oplossen_ 229
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de
OPC (Organic photo conductor) te voorkomen.
Papierstoring in het dubbelzijdige pad (storing
dubbelzijdig 2)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
Problemen oplossen_ 230
Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de
OPC (Organic photo conductor) te voorkomen.
Papierstoring onderaan het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdige registratie)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de klep rechts.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep rechts.
Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de
OPC (Organic photo conductor) te voorkomen.
Problemen oplossen_ 231
Papierstoring in het uitvoergebied (storing uitvoer
voorkant omlaag)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Het vastgelopen papier
wordt automatisch uitgevoerd.
Als het vastgelopen papier niet gemakkelijk te verwijderen is, ga dan
verder met de volgende stap.
2. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Vastgelopen papier verwijderen in de taakscheider verloopt op
dezelfde manier als het verwijderen van vastgelopen papier in het
uitvoergebied.
Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het
uitwerpen naar de bovenste lade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen_ 232
Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid
tijdens het uitwerpen naar de bovenste lade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het
uitwerpen naar de hoofdlade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen_ 233
Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid
tijdens het uitwerpen naar de hoofdlade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied.
3. Til de bovenste lade op.
4. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Problemen oplossen_ 234
5. Plaats de bovenste lade terug op haar oorspronkelijke positie.
6. Open en sluit de klep aan de voorzijde van de afwerkeenheid. De printer
gaat automatisch door met afdrukken.
Papierstoring in de afwerkeenheidbrug
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Til het brugdeksel op en houd het vast.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig naar buiten te
trekken.
Problemen oplossen_ 235
3. Open en sluit de klep aan de voorzijde van de afwerkeenheid. De printer
gaat automatisch door met afdrukken.
Papierstoring in de invoer van de afwerkeenheid
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Til het brugdeksel op en houd het vast.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig naar buiten te
trekken.
3. Open en sluit de klep aan de voorzijde van de afwerkeenheid. De printer
gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_ 236
Papierstoring bij perforeerder of afwerkeenheid
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
3. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid.
Papierstoring in de invoer van de boekjes-maker
(uitsluitend bij de boekjes-afwerkeenheid voor 3 250
vellen)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de voorklep van de afwerkeenheid.
2. Til het brugdeksel op en houd het vast.
Problemen oplossen_ 237
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig naar buiten te
trekken.
4. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid.
Papierstoring in de boekjes-maker (uitlsuitend bij de
boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de voorklep van de afwerkeenheid.
2. Verwijder de boekjesmaker.
Problemen oplossen_ 238
3. Til de boekjesingangsgeleider omhoog en houd deze vast.
4. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
5. Plaats de boekjesmaker.
6. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen_ 239
Papierstoring vóór de boekjesvouwer (uitsluitend bij
de boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de voorklep van de afwerkeenheid.
2. Verwijder de boekjesmaker.
3. Draai het meswiel enkele keren in de richting van de pijl.
4. Open de klep van de boekjes-maker.
Problemen oplossen_ 240
5. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
6. Draai het vouwwiel in de richting van de pijl tot u het vastgelopen papier
kunt verwijderen.
7. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
8. Plaats de boekjesmaker.
9. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid.
Problemen oplossen_ 241
Papierstoring na de boekjesvouwer (uitsluitend bij
de 3 250 vellen boekjes-afwerkeenheid)
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de voorklep van de afwerkeenheid.
2. Verwijder de boekjesmaker.
3. Draai het meswiel enkele keren in de richting van de pijl.
4. Draai het vouwwiel in de richting van de pijl tot u het vastgelopen papier
kunt verwijderen.
Problemen oplossen_ 242
5. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
6. Plaats de boekjesmaker.
7. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid.
Informatie over displaymeldingen
Op het display worden berichten weergegeven om de status van het
apparaat of fouten aan te geven. Sommige foutmeldingen worden
geïllustreerd met afbeeldingen om u te helpen bij de oplossing van het
probleem. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de
berichten en verhelp indien nodig het probleem. De berichten en de
verklaringen staan in alfabetische volgorde.
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat
uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren.
Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft
voordoen.
Als u contact opneemt met de klantenservice is het nuttig dat u het
bericht op het display doorgeeft.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige
meldingen mogelijk niet op het display.
[ladenummer] geeft het ladenummer aan.
[mediatype] geeft het mediatype aan.
[mediaformaat] geeft het papierformaat aan.
[foutnummer] geeft het foutnummer aan.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Storing
ventilatie-aandrijvi
ng
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem in
de ventilator.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Storing signaal
ventilatieaandrijvin
g.
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem in
de ventilator.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Storing
aandrijfmotor
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem
met de motor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Storing
aandrijfsensor
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem in
de sensor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Storing
ADI-systeem
[foutnummer]:Nee
m contact op met
klantend. als probl.
zich blijft
voordoen.
Er is een probleem in
de dubbele
automatische
documentinvoer.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Problemen oplossen_ 243
Fout boekjesmaker
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem in
de boekjes-maker.
Open en sluit de klep aan
de voorzijde van de
boekjes-afwerkeenheid.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probleem
[foutnummer] met
de beeldeenheid.
Installeer
beeldeenheid
opnieuw.
Er is een probleem
met de beeldeenheid.
Herinstalleer de
beeldeenheid. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Storing [kleur]
beeldeenheid
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem
met de beeldeenheid.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Probl.
[foutnummer] met
beeldeenheid. Zet
het apparaat uit
weer aan.
Er is een probleem
met de beeldeenheid.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
De beeldeenheid is
niet compatibel.
Raadpleeg de
gebruikershandlei
ding.
De beeldeenheid die u
hebt geïnstalleerd, is
niet geschikt voor uw
apparaat.
Plaats een originele
beeldeenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat (zie "Controleer
het type beeldeenheid
van uw apparaat." op
pagina 203).
Er is geen
beeldeenheid
geplaatst. Plaats er
een.
De beeldeenheid is
niet of niet goed
geïnstalleerd.
Installeer de
beeldeenheid. Als de
beeldeenheid al is
geïnstalleerd, installeert u
deze opnieuw. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Beeldeenheid is
geen origineel
Samsung-onderde
el. Raadpleeg de
gebruikershandlei
ding.
De beeldeenheid die u
hebt geïnstalleerd, is
niet geschikt voor uw
apparaat.
Installeer een originele
beeldeenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat (zie
"Controleer
het type beeldeenheid
van uw apparaat." op
pagina 203).
Oplader van de
beeldeenheid moet
worden gereinigd.
Reinig de eenheid.
Na een gespecificeerd
aantal afdrukken moet
de lader van de
beeldeenheid worden
gereinigd.
Reinig de lader van de
beeldeenheid (zie
"Het
reinigen van
papier-stofverwijderingsst
ick en laders van
beeldeenheden" op
pagina 200).
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Probl.
[foutnummer] met
LSU. Zet app. uit
en aan.
Er is een probleem
met de LSU (Laser
Scanning Unit).
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Probl.
[foutnummer] met
zw. TC. Instal. zw.
TC opnieuw.
Er is een probleem in
de tonercassette.
Installeer de
tonercassette opnieuw.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probl.
[foutnummer] met
zw. TC. Instal. zw.
TC opnieuw..
De tonercassette die u
hebt geplaatst is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Installeer een originele
tonercassette van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat (zie
"Controleer
het type tonercassette
van uw apparaat." op
pagina 198).
Probleem
[foutnummer] met
de zwarte
tonercassette.
Open en sluit de
klep..
De tonercassette
levert onvoldoende
toner.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Of controleer of de
afdichtingstape van de
tonercassette verwijderd
is (zie
"De tonercassette
vervangen" op
pagina 198). Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
De casset. met
zwarte ton. is niet
compat. Raadpleeg
de handleiding.
De tonercassette die u
hebt geplaatst is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Installeer een originele
tonercassette van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat (zie "Controleer
het type tonercassette
van uw apparaat." op
pagina 198).
Er is geen cassette
met zwarte toner
geplaatst. Plaats er
een.
De tonercassette is
niet of niet goed
geïnstalleerd.
Plaats een tonercassette.
Indien geïnstalleerd,
probeer de tonercassette
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probl.
[foutnummer] met
DCF-syst. Control.
interne
DCF-verbind.
Er is een probleem in
de dubbele
capaciteitsinvoer.
Open en sluit de dubbele
capaciteitsinvoer of
controleer de verbinding
van de dubbele
capaciteitsinvoer met het
apparaat. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 244
Storing
DCF-systeem
[foutnummer]:Ope
n en sluit
[ladenummer].
Er is een probleem in
de dubbele
capaciteitsinvoer.
Open en sluit de lade.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Einde van
gebruiksduur.
Plaats nieuwe
zwarte
beeldeenheid
De levensduur van de
beeldeenheid is
verlopen.
Vervang de beeldeenheid
met een originele
beeldeenheid van
Samsung (zie
"De
beeldeenheid vervangen"
op pagina 203).
Zwarte TC leeg,
plaats nieuwe.
De tonercassette is
leeg. Het apparaat
stopt met afdrukken.
Er kan een kleine
hoeveelheid toner
achterblijven in de
cassette, zelfs
wanneer het apparaat
het afdrukken stopt.
Dit bericht verschijnt als
de toner op is, en de
printer stopt met
afdrukken. Vervang de
tonercassette door een
originele tonercassette
van Samsung (zie
"De
tonercassette vervangen"
op pagina 198).
Einde
gebruiksduur.
Plaats een nieuwe
fixeereenheid.
De levensduur van de
fixeereenheid is
verlopen.
Neem contact op met de
klantenservice.
Storing
engine-systeem
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem in
het motorsysteem.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit ze
weer. Neem contact op
met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Probl.
[foutnummer] met
motorsyst. Zet app.
uit en aan.
Er is een probleem in
het motorsysteem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Faxmodemkaart
niet geplaatst.
Plaats de kaart.
De optionele faxkit is
niet geïnstalleerd.
Installeer de optionele
faxkit. Indien
geïnstalleerd, probeer de
optionele faxkit opnieuw
te installeren. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probleem
[foutnummer] met
het faxsysteem.
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Er is een probleem in
het faxsysteem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
FDI-apparaat niet
geïnstalleerd.
Installeer het
apparaat.
De FDI optionele
FDI-kit is niet
geïnstalleerd.
Installeer de optionele
FDI-kit. Indien
geïnstalleerd, probeer de
optionele FDI-kit opnieuw
te installeren. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
De invoerklep staat
open. Sluit klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Klep afw.eenheid
staat open. Sluit
klep.
De klep van de
afwerkeenheid is niet
goed vergrendeld.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Probleem met de
afwerkeenheid
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem in
de afwerkeenheid.
Open en sluit de klep van
de afwerkeenheid. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probleem met de
afwerkeenheid:
[foutnummer]. Zet
het apparaat uit en
weer aan.
Er is een probleem in
de afwerkeenheid.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Storing
afwerksysteem
[foutnummer]:Ope
n en sluit de klep.
Er is een probleem in
de afwerkeenheid.
Open en sluit de klep van
de afwerkeenheid. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probl.
[foutnummer] met
afwerksyst.Zet
app. uit en aan.
Er is een probleem in
de afwerkeenheid.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Voorklep staat
open. Sluit klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Probleem
[foutnummer] met
de fixeereenheid.
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Er is een probleem
met de fixeereenheid
(fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
De fuser is niet
compatibel.
Raadpleeg de
gebruikershandlei
ding.
De fixeereenheid die u
hebt geïnstalleerd, is
niet geschikt voor uw
apparaat.
Installeer een originele
fixeereenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat.
De fuser is niet
juist geplaatst.
Plaats de fuser op
de juiste wijze.
De fixeereenheid is
niet goed
geïnstalleerd.
Installeer de
fixeereenheid opnieuw.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 245
Storing HCF
[foutnummer]:Ope
n en sluit HCF.
Er is een probleem in
de
hogecapaciteitsinvoer
.
Open en sluite de
hogecapaciteitsinvoer.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
HCF is geopend.
Sluit de lade.
De
hogecapaciteitsinvoer
is niet goed
vergrendeld.
Sluit de
hogecapaciteitsinvoer tot
hij vastklikt.
HDD is bijna vol-1.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Controleer Adresboek of
Gebruikersprofiel.
Verwijder indien nodig
ongebruikte gegevens
van Adresboek of
Gebruikersprofiel.
HDD is bijna vol-2.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Controleer Doc.vak of
Beveiligde taak in Job
Status. Verwijder indien
nodig ongebruikte
gegevens van Doc.vak
of Beveiligde taak.
HDD is bijna vol-3.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Controleer
Systeemlogboek onder
Beveiliging in
SyncThru™ Web
Service. Verwijder indien
nodig de gegevens in
Systeemlogboek.
HDD is bijna vol-4.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Druk de afdruktaken in
de wachtrij af of
verwijder deze. U kunt
de afdruktaken
controleren door Job
Status in te drukken
(zie
"Knop Job Status"
op pagina 29).
Druk de ontvangen
faxtaken in Veilig
ontvangen af of
verwijder ze (zie
"Ontvangen in veilige
ontvangstmodus" op
pagina 123).
HDD is bijna vol-5.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Er is een probleem in het
apparaat. Controleer het
foutbericht op het display
en los het probleem op.
HDD is bijna vol-6.
Raadpleeg de
handleiding.
De harde schijf van
het apparaat is bijna
vol.
Er is een probleem in het
apparaat. Controleer het
foutbericht op het display
en los het probleem op.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Probl.
[foutnummer] met
vasteschijfsyst.
Zet app. uit en aan.
Er is een probleem in
de vaste schijf.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
ICON-apparaat niet
geïnstalleerd.
Installeer het
apparaat.
Het
beeldconversie-appar
aat is niet
geïnstalleerd.
Installeer het
beeldconversie-apparaat.
Indien geïnstalleerd,
probeer het
beeldconversie-apparaat
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Storing
invoersysteem
[foutnummer]:Cont
roleer
HCF-verbinding.
Er is een probleem in
de
hogecapaciteitsinvoer
.
Open en sluit de
hogecapaciteitsinvoer of
controleer de verbinding
van de
hogecapaciteitsinvoer
met het apparaat. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probleem
[foutnummer] met
het invoersysteem.
Open en sluit
[ladenummer].
Er is een probleem in
de lade.
Open en sluit de lade.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Storing
MSOK-systeem.
[foutnummer]:Zet
app. uit en aan.
Er is een probleem in
het motorsysteem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
De netwerkkabel is
losgekoppeld.
Controleer dit
probleem.
Het apparaat is niet
verbonden met een
netwerkkabel.
Verbind uw printer met
het netwerk door middel
van een standaard
netwerkkabel.
Invoerklep staat
open. Sluit de klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Origin. vastgel. in
uitv.gebied van
scanner.
De originelen zijn
vastgelopen in de
dubbelzijdige
automatische
documentinvoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Het origineel is
vastgelopen in het
uitvoergebied van de
scanner" op pagina 213).
Er is een origineel
vastgelopen vóór
de scanner
De originelen zijn
vastgelopen in de
dubbelzijdige
automatische
documentinvoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Er is een origineel
vastgelopen vóór de
scanner" op pagina 208).
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 246
Het origineel is in
de scanner
vastgelopen
De originelen zijn
vastgelopen in de
dubbelzijdige
automatische
documentinvoer.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Het origineel is in de
scanner vastgelopen" op
pagina 209 of "Er is een
origineel vastgelopen
vóór het dubbelzijdige
pad van de scanner" op
pagina 211).
Uitvoerlade
(voorkant omlaag)
is vol. Verwijder de
afdrukken.
De uitvoerlade
(voorkant omlaag) is
vol.
Verwijder het papier uit
de uitvoerlade (voorkant
omlaag), waarna de
printer doorgaat met
afdrukken.
Uitvoerlade
(voorkant omhoog)
is vol. Verwijder de
afdrukken.
De uitvoerlade
(voorkant omhoog) is
vol.
Verwijder het papier uit
de uitvoerlade (voorkant
omhoog), waarna de
printer doorgaat met
afdrukken.
[ladenummer] is
leeg. Vul papier
bij..
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
MP-lade is leeg.
Vul papier bij..
Er is geen papier in de
multifunctionele lade.
Plaats papier in de
multifunctionele lade.
[ladenummer] is
bijna leeg. Vul
papier bij..
Papier in lade raakt
op.
Plaats papier in de lade.
Papierstoring na
boekjesvouwfuncti
e..
Het papier is
vastgelopen bij het
afdrukken van
boekjes.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring na de
boekjesvouwer
(uitsluitend bij de 3 250
vellen
boekjes-afwerkeenheid)"
op pagina 241).
Paperstoring rond
perforator van
afwerkeenheid.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring bij
perforeerder of
afwerkeenheid" op
pagina 236).
Papierst. bij ingang
van
afwerkeenheid.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
invoer van de
afwerkeenheid" op
pagina 235).
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Paperstoring bij
ingang van
boekjesmaker..
Het papier is
vastgelopen bij het
afdrukken van
boekjes.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
invoer van de
boekjes-maker
(uitsluitend bij de
boekjes-afwerkeenheid
voor 3 250 vellen)" op
pagina 236).
Papierst. bij ingang
van brug van
afw.eenh.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
afwerkeenheidbrug" op
pagina 234 of).
Papierstoring aan
uitvoer van afwerk.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
uitvoer van de
afwerkeenheid tijdens het
uitwerpen naar de
bovenste lade" op
pagina 232 of
"Papierstoring in de
uitvoer van de
afwerkeenheid tijdens het
uitwerpen naar de
hoofdlade" op
pagina 233).
Papierst. bij
uitgang van brug
van afw.eenh.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
invoer van de
afwerkeenheid" op
pagina 235).
Papierstoring
onderaan het
duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring onderaan
het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdige
registratie)" op
pagina 230).
Papierstoring in
het duplexpad.
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in het
dubbelzijdige pad (storing
dubbelzijdig 2)" op
pagina 229).
Papierst. bij retour
van duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring bovenaan
het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdig
retour)" op pagina 228).
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 247
Papierstoring
bovenaan het
duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring bovenaan
het dubbelzijdige pad
(storing dubbelzijdig 1)"
op pagina 228).
Papierstoring voor
boekjesvouwfuncti
e..
Het papier is
vastgelopen bij het
afdrukken van
boekjes.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring vóór de
boekjesvouwer
(uitsluitend bij de
boekjes-afwerkeenheid
voor 3 250 vellen)" op
pagina 239).
Papierstoring in
het uitvoergebied.
Er is papier
vastgelopen in het
uitvoergebied.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in het
uitvoergebied (storing
uitvoer voorkant omlaag)"
op pagina 231).
Papierstoring in
uitvoergebied of
brug van afw.
eenh..
Er is papier
vastgelopen in het
uitvoergebied of bij de
afwerkbrug.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in het
uitvoergebied (storing
uitvoer voorkant omlaag)"
op pagina 231 of
"Papierstoring in de
afwerkeenheidbrug" op
pagina 234).
Papierstoring in
boekjesmaker..
Het papier is
vastgelopen bij het
afdrukken van
boekjes.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
boekjes-maker
(uitlsuitend bij de
boekjes-afwerkeenheid
voor 3 250 vellen)" op
pagina 237).
Papierstoring in de
afwerkeenheid
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
afwerkeenheid tijdens het
uitwerpen naar de
bovenste lade" op
pagina 231 of
"Papierstoring in de
afwerkeenheid tijdens het
uitwerpen naar de
hoofdlade" op
pagina 232).
Papierst. in brug
van afw.eenh.
Het papier is
vastgelopen bij het
afwerken.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in de
afwerkeenheidbrug" op
pagina 234).
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Papierstoring
binnenin het
apparaat
Er is papier
vastgelopen in het
apparaat.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Vastgelopen papier in
het apparaat
(invoerblokkering 1)" op
pagina 224 of
"Vastgelopen papier in
het apparaat
(invoerblokkering 2)" op
pagina 225 of
"Vastgelopen papier in
het apparaat
(invoerblokkering 3)" op
pagina 225 of
"Vastgelopen papier in
het apparaat
(invoerblokkering 4)" op
pagina 226 of
"Vastgelopen papier in
het apparaat (detectie
van vastgelopen papier)"
op pagina 226 of
"Vastgelopen papier in
het apparaat
(vastgelopen papier bij
fixeeruitvoer)" op
pagina 227).
Papierstoring in
lade 1
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in lade 1"
op pagina 218).
Papierstoring in
lade 2
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in lade 2"
op pagina 219).
Papierstoring in
lade 3
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
lade of van de
hogecapaciteitsinvoer
.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in lade 3"
op pagina 220 of
"Vastgelopen papier in
optionele
hogecapaciteitsinvoer"
op pagina 222).
Papierstoring in
lade 4
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoring in lade 4"
op pagina 221).
Papierstoring in
MP-lade
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
lade.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Vastgelopen papier in
multifunctionele lade" op
pagina 223).
Bereid nieuwe
zwarte
beeldeenheid voor.
De geschatte
levensduur van de
beeldeenheid is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
beeldeenheid gereed om
de oude te vervangen.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 248
Bereid nieuwe
cassette met
zwarte toner voor.
De tonercassette
bevat nog een kleine
hoeveelheid toner.
Het einde van de
geschatte levensduur
van de cassette is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe
cassette gereed om de
oude cassette te
vervangen. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk
verhogen door de toner
te herverdelen (zie
"Toner herverdelen" op
pagina 197).
Nieuwe fuser
voorbereiden.
De geschatte
levensduur van de
fixeereenheid is bijna
bereikt.
Neem contact op met de
klantenservice.
Bereid nieuwe
transportrol voor.
De geschatte
levensduur van de
transportrol is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe
transportroller gereed om
de oude te vervangen.
Opvangbak van
perforator is vol of
niet geplaatst.
De
perforatiesnippercass
ette is vol of niet
geïnstalleerd.
Maak de
perforatiesnippercassette
leeg. Of installeer de
perforatiesnippercassette
.
Verwijder de
afdichttape van de
zwarte
beeldeenheid en
vervang deze.
De afdichtingstape
van de beeldeenheid
is niet verwijderd.
Verwijder de
afdichtingstape van de
beeldeenheid (zie
"De
beeldeenheid vervangen"
op pagina 203).
Plaats nieuwe
beeldeenheid voor
zwart.
De aangegeven
beeldeenheid is bijna
aan het einde van de
geschatte levensduur.
Het apparaat stopt
met afdrukken.
Vervang de beeldeenheid
met een originele
beeldeenheid van
Samsung (zie
"De
beeldeenheid vervangen"
op pagina 203).
Plaats een nieuwe
fixeereenheid.
De levensduur van de
fixeereenheid is
verlopen.
Neem contact op met de
klantenservice.
Plaats nieuwe
transportrol.
De levensduur van de
transportrol is volledig
verstreken.
Vervang de transportrol
met een originele
transportrol van
Samsung.
Plaats een nieuwe
opneemrol voor
[ladenummer].
De levensduur van de
opneemrol van de
lade is volledig
verstreken.
Vervang de opneemrol
van de lade met een
originele lade-opneemrol
van Samsung.
Plaats een nieuwe
MP-opneemrol.
De levensduur van de
MF-opneemrol is
volledig verstreken.
Vervang de
MF-opneemrol met een
originele MF-opneemrol
van Samsung.
Rechterklep staat
open. Sluit klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Scanner
geblokkeerd of een
ander probleem.
De
CCD-vergrendeling
(Charged Coupled
Device) is
geactiveerd.
Deactiveer de
CCD-vergrendeling. Of
schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen. Scanner
Probleem
[foutnummer] met
het scansysteem.
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Er is een probleem in
het scansysteem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Tweede
faxmodemkaart
niet geplaatst.
Plaats de kaart.
De tweede optionele
Fax Multiline Kit is niet
geïnstalleerd.
Installeer de optionele
Fax Multiline Kit. Indien
geïnstalleerd, probeer de
optionele Fax Multiline Kit
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Schud de cassette
met zwarte toner
heen en weer
De tonercassette
bevat nog een kleine
hoeveelheid toner.
U kunt de afdrukkwaliteit
tijdelijk verhogen door de
toner te herverdelen (zie
"Toner herverdelen" op
pagina 197).
Klep zij-invoer
staat open. Sluit
klep
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
Nietcassette is
leeg. Plaats een
nieuwe.
De nietjescassette
heeft het einde van
haar gebruiksduur
bereikt.
Dit bericht verschijnt als
de nietjescassette
volledig leeg is. Vervang
de nietjescassette.
Nietcassette is
bijna leeg. Plaats
een nieuwe
cassette.
De nietjescassette is
bijna leeg. De
geschatte levensduur
van de nietjescassette
is bijna bereikt.
Houd een nieuwe
nietjescassette gereed
om de oude cassette te
vervangen.
Geen nietcassette
geplaatst. Plaats
een nietcassette in
de afwerkeenheid.
De nietjescassette is
niet of niet goed
geïnstalleerd.
Installeer de
nietjescassette. Indien
geïnstalleerd, probeer de
nietjescassette opnieuw
te installeren. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Nietcassette voor
boekjes is leeg.
Plaats een nieuwe
cassette.
De nietjescassette
voor boekjes heeft het
einde van haar
levensduur bereikt.
Dit bericht verschijnt als
de nietjescassette
volledig leeg is. Vervang
de nietjescassette.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 249
Nietcassette voor
boekjes is bijna
leeg. Plaats een
nieuwe cassette.
De nietjescassette
van boekjes is bijna
leeg. De geschatte
levensduur van de
nietjescassette is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe
nietjescassette gereed
om de oude cassette te
vervangen.
Nietcassette voor
boekjes is niet
geplaatst. Plaats
een cassette.
De nietjescassette
van boekjes is niet of
niet goed
geïnstalleerd.
Installeer de
nietjescassette. Indien
geïnstalleerd, probeer de
nietjescassette opnieuw
te installeren. Neem
contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Klok teruggezet op
starttijd. Stel de tijd
opnieuw in.
De tijdsinstelling van
het apparaat is
geïnitialiseerd.
Stel de tijdsinstelling in bij
Apparaatinst..
Te veel afdrukken
in de middelste
lade. Verwijder de
afdrukken.
De middenlade is vol. Verwijder de afdrukken
uit de middenlade,
waarna de printer
doorgaat met afdrukken.
Boekjeslade is vol.
Verwijder de
afdrukken.
De boekjeslade is vol. Verwijder de afdrukken
uit de boekjeslade,
waarna de printer
doorgaat met afdrukken.
Te veel afdrukken
in de lade van de
afwerkeenheid.
Verwijder de
afdrukken.
De afwerklade is vol. Verwijder de afdrukken
uit de afwerklade, waarna
de printer doorgaat met
afdrukken.
De bovenklep van
de scanner staat
open
De klep van de
dubbelzijdige
automatische
documentinvoer is
niet goed vergrendeld.
Sluit de klep goed tot ze
vastklikt.
[ladenummer] staat
open. Sluit de lade.
De lade is niet goed
gesloten.
Sluit de lade goed tot ze
vastklikt.
De klep van
[ladenummer] staat
open. Sluit de klep.
De lade is niet goed
gesloten.
Sluit de lade goed tot ze
vastklikt.
Storing UI-systeem
[foutnummer]:Zet
app. uit en aan.
Er is een probleem in
het UI-systeem.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Probleem
[foutnummer] met
het videosysteem.
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Er is een probleem in
de CPU.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Opvangmotor
werkt niet. Aan en
uitzetten.
Er is een probleem in
de afvalmotor.
Schakel het apparaat uit
en weer in. Neem contact
op met de klantendienst
als het probleem zich
blijft voordoen.
De
toneropvangbak is
bijna vol. Bestel
een nieuwe.
De geschatte
levensduur van de
cassette voor
gebruikte toner is
bijna bereikt.
Houd een nieuwe
cassette voor gebruikte
toner gereed om de oude
te vervangen.
De
toneropvangbak is
vol. Vervang de
bak.
De levensduur van de
cassette voor
gebruikte toner is
bijna verstreken.
Vervang de
tonerafvalcontainer door
een originele
tonerafvalcontainer van
Samsung (zie
"De
cassette voor gebruikte
toner vervangen" op
pagina 206).
Er is geen
toneropvangbak
geplaatst. Plaats er
een.
De
tonerafvalcontainer is
niet geïnstalleerd.
Installeer de cassette
voor gebruikte toner.
Indien geïnstalleerd,
probeer de
tonerafvalcontainer
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Draadloze-netwerk
kaart niet
geplaatst. Plaats
de kaart.
De draadloze
netwerkkaart is niet
geïnstalleerd.
Installeer de draadloze
netwerkkaart. Indien
geïnstalleerd, probeer de
draadloze netwerkkaart
opnieuw te installeren.
Neem contact op met de
klantendienst als het
probleem zich blijft
voordoen.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 250
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen met
de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven
volgorde tot het probleem is verholpen. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice als het probleem aanhoudt.
Andere mogelijke problemen:
Zie "Problemen met voedings- en kabelverbindingen" op pagina 250.
Zie "Beeldschermprobleem" op pagina 250.
Zie "Problemen met papierinvoer" op pagina 250.
Zie "Afdrukproblemen" op pagina 251.
Zie "Problemen met de afdrukkwaliteit" op pagina 254.
Zie "Problemen met kopiëren" op pagina 257.
Zie "Problemen met scannen" op pagina 258.
Zie "Probleem met Samsung Scanbeheer" op pagina 258.
Zie "Faxproblemen (optioneel)" op pagina 258.
Zie "Veelvoorkomende PostScript-problemen" op pagina 259.
Zie "Veelvoorkomende problemen onder Windows" op pagina 260.
Zie "Veelvoorkomende problemen onder Linux" op pagina 260.
Zie "Veelvoorkomende problemen onder Macintosh" op pagina 262.
Problemen met voedings- en kabelverbindingen
Beeldschermprobleem
Problemen met papierinvoer
Toestand Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
krijgt geen
stroom,
of de
verbindingskabel
tussen de
computer en het
apparaat is niet
goed
aangesloten.
Steek de stekker in het stopcontact en zet het
apparaat aan (zie
"Het apparaat aanzetten" op
pagina 26).
Klik op deze koppeling om een animatie te
bekijken over het oplossen van problemen
met de voeding.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem
opnieuw (zie
"De printerkabel aansluiten" op
pagina 27).
Klik op deze koppeling om een animatie te
bekijken over het oplossen van
verbindingsproblemen.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Er wordt niets
weergegeven op het
beeldscherm.
Past de helderheid van het scherm aan.
Schakel het apparaat uit en weer in. Neem
contact op met de klantendienst als het
probleem zich blijft voordoen.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Het papier loopt vast
tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 218).
Papier kleeft aan
elkaar.
Controleer de maximale papiercapaciteit van
de lade.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen
bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven
kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk
in de lade worden geplaatst. Plaats alleen
papier van dezelfde soort en hetzelfde
formaat en gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer
vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u het
vastgelopen papier (zie "Papierstoringen
verhelpen" op pagina 218).
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
Het papier werd niet goed in de lade
geplaatst. Verwijder het papier en plaats het
op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties van het apparaat voldoet.
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubbermatje van de DADI
mogelijk worden vervangen. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele
lade om af te drukken op speciale materialen.
U gebruikt een verkeerde papiersoort.
Gebruik alleen papier dat aan de specificaties
van het apparaat voldoet.
Er zitten mogelijk materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder
eventuele resten.
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubbermatje van de DADI
mogelijk worden vervangen. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Transparanten
kleven aan elkaar in
de
papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die speciaal zijn
bedoeld voor laserprinters. Verwijder elk
transparant zodra het is uitgevoerd.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten
van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten
de envelop net raken).
Problemen oplossen_ 251
Afdrukproblemen
Problemen oplossen_ 252
Problemen oplossen_ 253
Toestand
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde
oplossingen
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten. Controleer de
aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als de
standaardprinter in
Windows.
Controleer het volgende:
De voorklep is niet gesloten. Sluit de voorklep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder
het vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen
verhelpen" op pagina 218).
De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier
in de lade plaatsen" op pagina 37).
De tonercassette of de beeldeenheid is niet
geïnstalleerd. Installeer de tonercassette of de
beeldeenheid.
Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De
verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de kabel van het
apparaat los en sluit hem
opnieuw aan.
De
verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien
mogelijk aan op een andere
computer die naar behoren
werkt en druk een document
af. U kunt ook proberen om
een andere kabel voor uw
apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is
verkeerd.
Controleer de
printerinstellingen in
Windows om vast te stellen
of de afdruktaak naar de
juiste poort wordt gestuurd.
Als uw computer meerdere
poorten heeft controleert u
of het apparaat op de juiste
poort is aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
Voorkeursinstellingen
voor afdrukken om na te
gaan of alle
afdrukinstellingen correct
zijn (zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 150).
Het
printerstuurprogram
ma is mogelijk niet
goed geïnstalleerd.
Herstel de software van het
apparaat.
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft.
Neem contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
(Vervolg) Het
apparaat drukt
niet af.
Het document is zo
groot dat er
onvoldoende ruimte
is op de harde schijf
van de computer
om toegang te
krijgen tot de
afdruktaak.
Maak extra ruimte vrij op de
harde schijf en druk het
document opnieuw af.
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoerbron.
De papieroptie die
in de
Voorkeursinstellin
gen voor
afdrukken is
geselecteerd is
mogelijk onjuist.
In veel
softwaretoepassingen kunt u
de papierbron instellen op
het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen
voor afdrukken. Selecteer
de juiste papierbron.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma (zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 150).
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is blanco.
De afdrukstand
werd mogelijk
verkeerd ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat
stemt niet overeen
met het formaat van
het papier in de
lade.
Controleer of het
papierformaat in de
printerinstellingen
overeenstemt met het papier
in de lade of met de
papierselectie in de
instellingen van de
softwaretoepassing die u
gebruikt.
Toestand
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 254
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande
tabel om het probleem te verhelpen.
Het apparaat
drukt wel af, maar
de tekst is niet
correct,
vervormd of niet
volledig.
De kabel van het
apparaat zit los of is
defect.
Maak de kabel van het
apparaat los en sluit hem
opnieuw aan. Druk een
document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit de kabel en
het apparaat indien mogelijk
aan op een andere
computer en druk een
document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Als dit alles niet
helpt, probeert u een nieuwe
printerkabel.
Het verkeerde
printerstuurprogram
ma is geselecteerd.
Controleer in het
printerkeuzemenu van de
toepassing of uw apparaat is
geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op.
Schakel het apparaat uit en
weer in.
Als u in een
DOS-omgeving
werkt is het
mogelijk dat het
lettertype voor uw
apparaat verkeerd
is ingesteld.
Wijzig de
lettertype-instelling.
Er worden blanco
pagina’s
"afgedrukt".
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel de toner indien
nodig. Vervang indien nodig
de tonercassette.
Het bestand bevat
mogelijk blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Er is mogelijk een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
Het apparaat
drukt het
PDF-bestand niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het
PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Het bestand kan worden
afgedrukt door het
PDF-bestand af te drukken
als een afbeelding. Schakel
Print As Image uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
Toestand
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde
oplossingen
De foto’s worden
niet goed
afgedrukt. De
afbeeldingen zijn
niet duidelijk.
De resolutie van de
foto is erg laag.
Maak de foto kleiner. Als u
de foto in de
softwaretoepassing
vergroot, vermindert de
resolutie.
Er komt voor het
afdrukken stoom
uit het apparaat
ter hoogte van de
uitvoerlade.
Het gebruik van
geperforeerd papier
kan aanleiding
geven tot de
verspreiding van
dampen tijdens het
afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga
gewoon door met afdrukken.
Het apparaat
drukt geen
speciaal papier
zoals
rekeningpapier
af.
Het papierformaat
en de
papierformaatinstell
ing komen niet
overeen.
Stel het juiste papierformaat
in onder Aangepaste
papierformatenlijst op het
tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen
voor afdrukken (zie
"Het
tabblad Papier" op
pagina 153).
Toestand Voorgestelde oplossingen
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag
gedeelte op de afdruk ziet is de toner bijna
op. Door de resterende toner over de
cassette te verdelen kunt u er waarschijnlijk
nog een aantal afdrukken mee maken. Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet verbetert moet u
een nieuwe tonercassette plaatsen.
Het papier voldoet mogelijk niet aan de
papierspecificaties. Het kan bijvoorbeeld te
vochtig of te ruw zijn.
Als de hele pagina te licht is, is de
afdrukresolutie te laag ingesteld of bevindt het
apparaat zich in energiebesparende modus.
Wijzig de afdrukresolutie en schakel de
energiebesparende modus uit. Raadpleeg de
Help bij het printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen
kan erop wijzen dat de tonercassette moet
worden gereinigd. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het
LSU-gedeelte, neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Toestand
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 255
Tonervlekken Het papier voldoet mogelijk niet aan de
specificaties. Het kan bijvoorbeeld te vochtig
of te ruw zijn.
De transportrol is mogelijk vuil. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact
op met een medewerker van de
klantenservice.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Controleer de locatie van het apparaat. Als de
ruimte niet voldoende wordt geventileerd, kan
dit probleem optreden.
Onregelmatighede
n
Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans
ronde, plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het
papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op
alle plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een ander
merk.
De hele partij papier is niet in orde.
Problemen tijdens de productie kunnen ertoe
leiden dat sommige delen toner afstoten.
Probeer een ander soort of merk papier.
Wijzig de instelling van de printer en probeer
het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken,
klik op het tabblad Papier en stel het type in
op dik papier (zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 150).
Als het probleem hiermee niet kan worden
opgelost neemt u contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel vuil van
het papier op de interne onderdelen van het
apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan
zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat.
Reinig de binnenkant of neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant of
neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Verticale strepen Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont:
Er zit waarschijnlijk een kras op de
drumcassette in de printer. Verwijder de
beeldeenheid en plaats een nieuwe. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant
of neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Als de pagina verticale strepen vertoont:
Mogelijk is het oppervlak van het
scannerglas en het witte blad vuil. Reinig de
binnenkant of neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Gekleurde of
zwarte achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Controleer de omgevingsvoorwaarden:
bijzonder droge omstandigheden (lage
luchtvochtigheid) of een hoge
luchtvochtigheid (meer dan 80% RV) kunnen
leiden tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats
een nieuwe.
Tonervegen Als er tonervegen op de pagina verschijnen:
Reinig de binnenkant van het apparaat.
Reinig de binnenkant of neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier.
Verwijder de beeldeenheid en plaats een
nieuwe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
Mogelijk is de beeldeenheid beschadigd. Als
een markering zich met regelmatige
tussenafstanden herhaalt, moet u enkele
reinigingsvellen door het apparaat halen om
de beeldeenheid te reinigen. De binnenkant
reinigen. Als u nog steeds dezelfde
problemen ondervindt, verwijdert u de
beeldeenheid en installeert u een nieuwe.
Neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op
de achterkant van de pagina bevinden zal
het probleem waarschijnlijk na enkele
pagina’s vanzelf verdwijnen.
De fixeereenheid is mogelijk beschadigd.
Neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 256
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door
kleine hoeveelheden toner die willekeurig
verspreid op de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af
te drukken op papier van een andere partij.
Maak een pak papier pas open op het
moment dat u het gaat gebruiken zodat het
papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er
schaduwvlekken verschijnen op een envelop
om te voorkomen dat er wordt afgedrukt op
een gebied met overlappende naden aan de
rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als het gehele oppervlak van een afgedrukte
pagina wordt bedekt met schaduwvlekken
kiest u een andere afdrukresolutie in het
softwareprogramma of in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken
(zie
"Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 150).
Vervormde tekst Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold"
effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer
een ander soort papier.
Als tekens er vervormd uitzien en een
golvend effect vertonen, vereist de
scannereenheid mogelijk onderhoud. Reinig
de scaneenheid of neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Papier schuin Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier.
Zorg ervoor dat papier of andere afdrukmedia
juist zijn geplaatst en dat de geleiders niet te
los of te strak zijn afgesteld.
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Papier kan krullen als de
temperatuur of de vochtigheid te hoog is.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer
ook eens om het papier 180° te draaien in de
lade.
Toestand Voorgestelde oplossingen
A
Vouwen of kreuken Plaats het papier op de juiste manier in de
lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer
ook eens om het papier 180° te draaien in de
lade.
Achterkant van
afdrukken is vuil
Een tonercassette lekt mogelijk. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Reinig de
binnenkant of neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Zwarte afdrukken Mogelijk is de beeldeenheid niet juist
geïnstalleerd. Verwijder de beeldeenheid en
plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de beeldeenheid defect en moet
ze worden vervangen. Verwijder de
beeldeenheid en plaats een nieuwe. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Het apparaat moet mogelijk worden hersteld.
Neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat.
Reinig de binnenkant of neem contact op met
een medewerker van de klantenservice.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier.
Verwijder de beeldeenheid en plaats een
nieuwe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossingen
A
Problemen oplossen_ 257
Problemen met kopiëren
Onvolledige tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er
witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart
zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten
probeert u een ander soort transparant. Als
gevolg van de samenstelling van de
transparanten kunnen onvolledige tekens
voorkomen.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant
van het papier. Verwijder het papier en draai
het om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties.
Horizontale
strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of
vegen het volgende:
Mogelijk is de beeldeenheid verkeerd
geïnstalleerd. Verwijder de beeldeenheid en
plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de beeldeenheid defect.
Verwijder de beeldeenheid en plaats een
nieuwe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het
papier niet wordt ingevoerd, doet u het
volgende:
Draai de stapel papier in de lade om.
Probeer ook eens om het papier 180° te
draaien in de lade.
Wijzig de instelling van de printer en probeer
het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken,
klik op het tabblad Papier en stel type in op
dik papier (zie
"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 150).
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, er zit
losse toner op de
afdruk of de afdruk
is te licht of vuil.
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een
hoogte van 1 000 m of meer. Een dergelijke
hoogte kan de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijv.
losse toner of een lichte afdruk). Pas de
luchtdrukaanpassing van uw apparaat aan.
Toestand Voorgestelde oplossingen
A
Toestand Voorgestelde oplossingen
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Gebruik de Licht- en Donker-pijlen om de
achtergrond van de kopieën respectievelijk
lichter of donkerder te maken op het tabblad
Basis in het menu Kopie.
Er verschijnen
vegen, strepen,
vlekken of stippen
op kopieën.
In geval van onregelmatigheden op het
origineel drukt u op de pijl-links/rechts om de
achtergrond van de kopieën respectievelijk
lichter of donkerder te maken op het tabblad
Basis in het menu Kopie (zie
"De
tonerdichtheid aanpassen" op pagina 64).
Als het origineel geen onregelmatigheden
vertoont, moet u de scannereenheid reinigen.
Reinig de scaneenheid of neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
Kopie is scheef. Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde
naar beneden op de glasplaat van de scanner
is geplaatst of met de bedrukte zijde naar
boven in de DADI.
Controleer of het kopieerpapier op de juiste
manier in het apparaat is geplaatst.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Afgedrukte kopieën
zijn blanco.
Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner is
geplaatst of met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI.
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Vervang het papier in de lade door papier uit
een nieuw pak.
In vochtige omstandigheden mag u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg hem
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een nieuw
pak. Controleer de papiergeleiders en stel
deze zo nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht.
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten van kopieerpapier in
het apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette
gaat minder lang
mee dan verwacht.
Uw originelen bevatten mogelijk
afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke
lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere
documenten die meer toner verbruiken.
Mogelijk is het deksel van de DADI open
gelaten tijdens het kopiëren.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en
uitgeschakeld.
Problemen oplossen_ 258
Problemen met scannen
Probleem met Samsung Scanbeheer
Faxproblemen (optioneel)
Probleem Voorgestelde oplossingen
De scanner doet het
niet.
Zorg dat u het origineel met de te scannen
zijde naar beneden op de glasplaat plaatst
of met de te scannen zijde naar boven in de
DADI.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen
beschikbaar voor het document dat u wilt
scannen. Ga na of de functie Vooraf
scannen werkt. Probeer een lagere
scanresolutie.
Controleer of de kabel van uw apparaat op
de juiste wijze is aangesloten.
Controleer of de USB-kabel is beschadigd.
Vervang de kabel door een kabel waarvan u
zeker weet dat hij werkt. Vervang zo nodig
de kabel.
Controleer of de scanner op de juiste manier
is geconfigureerd. Controleer de
scaninstellingen in SmarThru Office of in de
toepassing die u wilt gebruiken om er zeker
van te zijn dat de scantaak naar de juiste
poort wordt verzonden (bijvoorbeeld
USB001).
Het apparaat doet erg
lang over een
scanopdracht.
Controleer of er tegelijkertijd ontvangen
gegevens worden afgedrukt op het
apparaat. Wacht in dat geval met scannen
tot de afdruktaak is voltooid.
Het inscannen van afbeeldingen kost meer
tijd dan het inscannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig
is om de ingescande afbeelding te
analyseren en te reproduceren. Stel de
printerpoort van uw computer in op de
ECP-modus (in de BIOS-instellingen van de
computer). De communicatiesnelheid gaat
dan omhoog. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van uw computer
voor meer informatie over de
BIOS-instellingen.
Het volgende bericht
verschijnt op het
computerscherm:
Apparaat kan niet
in de gewenste H/
W-modus staan.
Poort wordt
gebruikt door een
ander
programma..
Poort is
gedeactiveerd.
Scanner is bezig
met ontvangen of
afdrukken van
gegevens.
Probeer het
opnieuw zodra de
huidige opdracht
is voltooid.
Ongeldige ingang.
Scannen is
mislukt.
Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak
uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te
voeren nadat de voorgaande taak is
voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op en
probeer het opnieuw.
De kabel van uw apparaat is mogelijk niet
goed aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of het besturingssysteem is
niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat op de juiste wijze
is aangesloten en ingeschakeld is. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is mogelijk niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Toestand Doe het volgende
Samsung
Scanbeheer werkt
niet.
Controleer uw systeemvereisten. Samsung
Scanbeheer werkt in Windows en Macintosh.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat werkt
niet, het display blijft
leeg of de toetsen
reageren niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek hem er weer in.
Controleer of er stroom staat op het
stopcontact.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste
wijze is aangesloten.
Controleer of de wandcontactdoos in orde is
door er een ander telefoontoestel op aan te
sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen
nummers worden
verkeerd gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen (zie
"Een adresboek
maken" op pagina 138).
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga
na of het origineel het juiste formaat heeft en
niet te dik of te dun is.
Controleer of de DADI goed is gesloten.
Het rubbermatje van de DADI moet mogelijk
worden vervangen. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 259
Veelvoorkomende PostScript-problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en
kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt.
Faxberichten
worden niet
automatisch
ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Controleer of er een foutmelding wordt
weergegeven op het display. Los in dat geval
het probleem op.
Het apparaat
verzendt geen
faxberichten.
Zorg dat het origineel zich in de DADI of op de
glasplaat van de scanner bevindt.
Controleer het faxapparaat van de ontvanger
(als er een probleem is).
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco
of is van slechte
kwaliteit.
Er is mogelijk een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te
maken.
De tonercassette is mogelijk leeg. Vervang de
tonercassette.
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Er is een tijdelijke storing opgetreden in het
documenttransport vanaf het apparaat waarvan
het faxbericht afkomstig is.
Er staan strepen op
de originelen die u
hebt verzonden.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig
ze indien nodig. De scaneenheid reinigen.
Het nummer wordt
gekozen maar er kan
geen verbinding tot
stand worden
gebracht met de
andere fax.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er
geen oproepen worden beantwoord. Vraag de
gebruiker van het andere apparaat om het
probleem op te lossen.
Faxen worden niet in
het geheugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als het scherm met de status
van het geheugen verschijnt, verwijdert u
faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het
geheugen en probeert u vervolgens de fax
opnieuw op te slaan.
Er verschijnen
blanco stukken
onderaan op de
pagina, met een
kleine strook tekst
bovenaan.
U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Voor informatie over papierinstellingen
(zie
"Instellingen voor lade" op pagina 48).
Probleem Voorgestelde oplossingen
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Oplossing
Het
PostScript-bestand
kan niet worden
afgedrukt.
Het
PostScript-stuurpro
gramma is mogelijk
niet correct
geïnstalleerd.
Installeer het
PostScript-stuurprogra
mma.
Druk een
configuratiepagina af
en controleer of u kunt
afdrukken in PS.
Neem contact op met
een medewerker van
de klantenservice als
het probleem
aanhoudt.
Het bericht "Fout
limietcontrole"
verschijnt.
De afdruktaak is te
complex.
Maak de pagina minder
complex of breid het
geheugen uit.
Er wordt een
PostScript-foutenpa
gina afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk geen
PostScript-taak.
Controleer of de
afdruktaak een
PostScript-taak is.
Controleer of de
softwaretoepassing
verwacht dat er een
installatiebestand of
PostScript-headerbestan
d naar het apparaat
wordt gestuurd.
In het
stuurprogramma is
de optionele dubbele
cassette-invoer (lade
3, lade 4) niet
geselecteerd.
Het
printerstuurprogram
ma is niet
geconfigureerd om
de optionele
dubbele
cassette-invoer te
herkennen (lade 3,
lade 4).
Open de eigenschappen
van het
PostScript-stuurprogram
ma, selecteer het tabblad
Apparaatopties en stel
de ladeoptie in de sectie
Ladeopties in.
Als u op een
Macintosh-computer
een document
afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger
worden de kleuren
niet op de juiste
wijze afgedrukt.
De
resolutie-instelling
in het
printerstuurprogram
ma komt mogelijk
niet overeen met de
resolutie-instelling
in Acrobat Reader.
Controleer of de
resolutie-instelling in uw
printerstuurprogramma
overeenkomt met de
resolutie-instelling in
Acrobat Reader.
Problemen oplossen_ 260
Veelvoorkomende problemen onder Windows
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows 2000/
XP/2003/Vista die met uw computer werd meegeleverd voor meer
informatie over foutmeldingen in Windows.
Veelvoorkomende problemen onder Linux
Toestand Voorgestelde oplossingen
“Tijdens de
installatie verschijnt
het bericht "Bestand
in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle
software uit de printerprogrammagroep en start
Windows opnieuw op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
“Het bericht
"Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32", of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows
opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
“Het bericht "Kan
niet afdrukken", "Er
is een time-outfout
in de printer
opgetreden"
verschijnt.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht tot het apparaat klaar is met
afdrukken. Als het bericht verschijnt in
stand-bymodus of nadat de afdruk is voltooid,
controleert u de aansluiting en/of gaat u na of er
een fout is opgetreden.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open Unified Driver
Configurator en selecteer het tabblad
Printers in Printers configuration om de lijst
met beschikbare printers weer te geven.
Controleer of uw apparaat in de lijst staat. Als
dit niet zo is, opent u Add new printer wizard
om uw apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer
uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de
omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op de knop Stopped als de
status de tekenreeks Start bevat. Hierna zou
het apparaat weer normaal moeten werken.
De status "stopped" kan geactiveerd zijn als
er zich problemen met het afdrukken hebben
voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de opdracht
geven om een document af te drukken terwijl
de poort gebruikt wordt door een
scantoepassing.
Controleer of de MFP-poort bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van het
apparaat (printer en scanner) dezelfde I/
O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen tegelijkertijd
toegang proberen te verkrijgen tot dezelfde
poort. Om conflicten te voorkomen mag
slechts één toepassing tegelijk een taak
uitvoeren op het apparaat. Op het systeem
van de andere gebruiker wordt de melding
"Device busy" weergegeven. Open de
poortconfiguratie en selecteer de poort die is
toegewezen aan uw printer. In het
deelvenster Selected port kunt u zien of de
poort door een andere toepassing wordt
gebruikt. Als dit het geval is, wacht u totdat de
uit te voeren taak is voltooid of klikt u op de
knop Release port als u zeker weet dat de
huidige toepassing niet naar behoren werkt.
Controleer of uw toepassing een speciale
afdrukoptie heeft, zoals "-oraw". Als de
parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp
front-end, selecteert u "print" -> "Setup
printer" en bewerkt u de
opdrachtregelparameter in het item
opdrachtregel.
De CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem
met het afdrukken via het Internet Printing
Protocol (IPP). Gebruik Socket Printing in
plaats van IPP of installeer een recentere
versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
Problemen oplossen_ 261
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer
werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af. Slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is bij
bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript
Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL
Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de
meest recente versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
Ik kan niet scannen
via mijn Gimp
front-end.
Controleer of de Gimp front-end over Xsane
beschikt: Device dialog in het menu Acquire.
Als dat niet het geval is, moet u de
Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de
computer. U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp
op de CD van uw Linux-distibrutie of op de
homepage van Gimp. Raadpleeg het
Help-systeem op de cd van uw Linux-distributie
of van de Gimp front-endtoepassing voor meer
informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken, raadpleeg dan de Help van de
toepassing.
De foutmelding
"Cannot open port
device file"
verschijnt als ik een
document afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als de
afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken wordt vergrendeld,
blijft deze vergrendeld door het abrupte
afbreken van het stuurprogramma zodat de
poort niet beschikbaar is voor volgende
afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet,
probeert u de poort vrij te geven door Release
port te selecteren in Port configuration.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
Controleer of uw apparaat met uw computer
is verbonden, op de juiste manier op de
USB-poort is aangesloten en ingeschakeld is.
Controleer of het scannerstuurprogramma
voor uw apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open de Unified Linux
Driver-configurator, ga naar Scanners
configuration en druk op Drivers. Kijk of de
lijst in het venster een stuurprogramma voor
uw apparaat bevat.
Controleer of de MFP-poort bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van het
apparaat (printer en scanner) dezelfde I/
O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen tegelijkertijd
toegang proberen te verkrijgen tot dezelfde
poort. Om conflicten te voorkomen mag
slechts één toepassing tegelijk een taak
uitvoeren op het apparaat. Op het systeem
van de andere gebruiker wordt de melding
"Device busy" weergegeven. Dit gebeurt
doorgaans bij het starten van een
scanprocedure. Er verschijnt een
overeenkomstig dialoogvenster.
U kunt proberen de oorsprong van het
probleem te achterhalen door Ports
configuration te openen en de aan uw
scanner toegewezen poort te selecteren.
Poorttoewijzing /dev/mfp0 stemt overeen met
de bestemming LP:0 die wordt weergegeven
in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft
betrekking op LP:1, enzovoort. USB-poorten
beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op
USB:0 komt overeen met dev/mfp4
enzovoort. In het deelvenster Selected port
kunt u zien of de poort door een andere
toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is,
wacht u totdat de uit te voeren taak is voltooid
of drukt u op de knop Release port als u
zeker weet dat de huidige poort niet naar
behoren werkt.
Het apparaat scant
niet.
Zorg ervoor dat het document in het apparaat
is geladen en dat uw apparaat met de
computer is verbonden.
Mogelijk treedt er een I/O-fout op tijdens het
scannen.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 262
Veelvoorkomende problemen onder Macintosh
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die bij uw
computer is geleverd voor meer informatie over
Macintosh-foutberichten.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
het PDF-bestand niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen, tekst
of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het
PDF-bestand af te drukken als een afbeelding.
Schakel Print As Image uit de afdrukopties van
Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in
Mac OS X 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot OS Mac
OS X 10.3.3 of hoger.
Bepaalde letters
worden niet normaal
weergegeven tijdens
het afdrukken van
het voorblad.
Mac OS kan het lettertype niet maken bij het
afdrukken van het voorblad. Letters en cijfers
worden normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een
Macintosh-computer
een document
afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger
worden de kleuren
niet op de juiste
wijze afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw
printerstuurprogramma overeenkomt met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Specificaties_ 263
12.Specificaties
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de specificaties van het apparaat.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Hardwarespecificaties
Milieuspecificaties
Electrische specificaties
Specificaties van de afdrukmedia
De onderstaande specificaties zijn gebaseerd op voorlopige gegevens. Zie www.samsung.com/printer voor actuele informatie.
Hardwarespecificaties
Milieuspecificaties
Electrische specificaties
De voedingsvereisten zijn gebaseerd op het land/gebied waar het apparaat is verkocht. Schakel werkingsvoltages niet om. Doet u dit toch, dan kan het
apparaat beschadigd raken en vervalt de productgarantie.
Onderdeel Beschrijving
Afmetingen Hoogte 924 mm
Diepte 742,8 mm
Breedte 677,5 mm
Gewicht Apparaat zonder verbruiksartikelen en
opties
93,7 kg
Dubbelzijdige automatische
documentinvoer
15,3 kg
Onderdeel Beschrijving
Geluidsniveau
1
1.Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
Stand-bymodus 37 dB(A)
Afdrukmodus 54 dB(A)
Kopieermodus 57 dB(A)
Temperatuur Gebruik 10 tot 32 °C
Opslag -20 tot 40 °C
Relatieve luchtvochtigheid Gebruik 20 tot 80% RV
Opslag 10 tot 90% RV
Onderdeel Beschrijving
Nominaal vermogen
1
Modellen op 110 volt AC 110 - 127 V
Modellen op 220 volt AC 220 - 240 V
Specificaties_ 264
Stroomverbruik Gemiddeld vermogen minder dan 1 100 Watt
Stand-bymodus minder dan 250 Watt
Modus laag energieverbruik minder dan 40 Watt
Energiebesparende modus minder dan 7 Watt
Uitgeschakelde toestand minder dan 0 Watt
Nominaal uitgangsvermogen voor
scanner
ontvochtigingsverwarming-kit of
cassette
ontvochtigingsverwarming-kit
AC 110 - 127 V of AC 220 - 240 V
Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage, de frequentie (hertz) en het type stroom.
De voltagerating van de scanner ontvochtigingsverwarming-kit of de cassette ontvochtigingsverwarming-kit is gelijk aan
de voltagerating van het apparaat.
1.Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage, de frequentie (hertz) en het type stroom voor uw apparaat.
Onderdeel Beschrijving
Specificaties_ 265
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat
Afmetingen
Gewicht/capaciteit van afdrukmedia
1
papierlade 1, 2, 3, 4/
hogecapaciteitsinvoer
2
multifunctionele lade
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
71 tot 90 g/m
2
520 vellen van 80 g/m
2
voor
elke papierlade
2 000 vellen van 80 g/m
2
voor
de hogecapaciteitsinvoer
71 tot 90 g/m
2
100 vellen van 80 g/m
2
Grootboek 279 x 432 mm
Legal 216 x 356 mm
Executive 184 x 267 mm
Statement 140 x 216 mm
A3 297 x 420 mm
A4 210 x 297 mm
A5 148 x 210 mm
B4 257 x 364 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
US Folio 216 x 330 mm
Oficio 216 x 343 mm
Tabloid extra 305 x 457 mm
8K 270 x 390 mm
16K 195 x 270 mm
A6 105 x 148 mm Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
Enveloppen Letter, Statement, A4,
A5, JIS B5, A6, ISO
B5
Zie Normaal papier Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
75 tot 90 g/m
2
10 vellen stapelen
Monarch-envelop 98 x 191 mm
Envelop No. 10 105 x 241 mm
Envelop No. 9 98 x 225 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Envelop C4 229 x 324 mm
Dik papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
91 tot 105 g/m
2
450 vellen voor elke
papierlade
1 600 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
91 tot 105 g/m
2
50 vellen stapelen
Zwaar papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
106 tot 163 g/m
2
350 vellen stapelen
1 400 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
106 tot 175 g/m
2
20 vellen stapelen
Specificaties_ 266
Extra zwaar 1 Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer.
176 tot 216 g/m
2
10 vellen stapelen
Dun papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
60 tot 70 g/m
2
520 vellen stapelen
2 000 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
60 tot 70 g/m
2
100 vellen stapelen
Katoen Zie Normaal papier Zie Normaal papier
75 tot 90 g/m
2
400 vellen stapelen
1 600 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
75 tot 90 g/m
2
50 vellen stapelen
Gekleurd/
voorbedrukt
Zie Normaal papier Zie Normaal papier
75 tot 90 g/m
2
400 vellen stapelen
1 600 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
75 tot 90 g/m
2
50 vellen stapelen
Kringlooppapie
r
Zie Normaal papier Zie Normaal papier
60 tot 90 g/m
2
400 vellen stapelen
1 600 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
60 tot 90 g/m
2
100 vellen stapelen
Dun karton Zie Normaal papier Zie Normaal papier
105 tot 163 g/m
2
350 vellen stapelen
1 400 vellen voor de
hogecapaciteitsinvoer
105 tot 163 g/m
2
20 vellen stapelen
Dik karton Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
170 tot 216 g/m
2
20 vellen stapelen
Transparanten Letter, A4 Zie Normaal papier Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
138 tot 146 g/m
2
20 vellen stapelen
Etiketten
3
Letter, A4 Zie Normaal papier
120 tot 150 g/m
2
50 vellen stapelen
Niet beschikbaar in de
hogecapaciteitsinvoer
120 tot 150 g/m
2
20 vellen stapelen
Postkaarten Postkaarten 4 x 6 101,6 x 152,4 mm Niet beschikbaar in papierlade 1,
2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer
60 tot 105 g/m
2
20 vellen stapelen
Papierlade 1, 2, 3, 4 minimaal formaat
(aangepast)
139,7 x 210 mm
60 tot 163 g/m
2
-
Papierlade 1, 2, 3, 4 maximaal formaat
(aangepast)
305 x 457 mm
Multifunctionele lade minimaal formaat
(aangepast)
98 x 148 mm -
60 tot 216 g/m
2
Multifunctionele lade maximaal
formaat (aangepast)
305 x 457 mm
1.De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
2.De optionele hogecapaciteitsinvoer ondersteunt alleen lange zijde invoer voor papier van Letter- en A4-formaat.
3.De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau.
Type Formaat
Afmetingen
Gewicht/capaciteit van afdrukmedia
1
papierlade 1, 2, 3, 4/
hogecapaciteitsinvoer
2
multifunctionele lade
Contact SAMSUNG worldwide_ 267
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
Country/Region Customer Care Center Web Site
ALBANIA 42 27 5755
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com
ARMENIA 0-800-05-555
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com
AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864, € 0.07/min) www.samsung.com
AZERBAIJAN 088-55-55-555
BAHRAIN 8000-4726 www.samsung.com
BELARUS 810-800-500-55-500
BELGIUM 02-201-24-18 www.samsung.com/be (Dutch)
www.samsung.com/be_fr (French)
BOSNIA 05 133 1999
BRAZIL 0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com
BULGARIA 07001 33 11 www.samsung.com
CANADA 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
CHINA 400-810-5858 www.samsung.com
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com
CROATIA 062 SAMSUNG (062 726 7864) www.samsung.com
CZECH REPUBLIC 800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com
DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com
EGYPT 0800-726786 www.samsung.com
EIRE 0818 717100 www.samsung.com
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com
FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com
FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com
GERMANY 01805 - SAMSUNG (726-7864 € 0,14/min) www.samsung.com
GEORGIA 8-800-555-555
Contact SAMSUNG worldwide_ 268
GREECE IT and Mobile : 80111-SAMSUNG (80111 7267864) from land line, local
charge/ from mobile, 210 6897691 Cameras, Camcorders, Televisions
and Household AppliancesFrom mobile and fixed 2106293100
www.samsung.com
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com
HONDURAS 800-27919267 www.samsung.com
HONG KONG (852) 3698-4698 www.samsung.com/hk
www.samsung.com/hk_en/
HUNGARY 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
INDIA 3030 8282
1800 3000 8282
www.samsung.com
INDONESIA 0800-112-8888
021-5699-7777
www.samsung.com
IRAN 021-8255 www.samsung.com
ITALY 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com
JORDAN 800-22273 www.samsung.com
KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 (GSM:7799) www.samsung.com
KOSOVO +381 0113216899
KUWAIT 183-2255 www.samsung.com
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com
LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com
MACEDONIA 023 207 777
MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
MOLDOVA 00-800-500-55-500
MONTENEGRO 020 405 888
MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com
NIGERIA 080-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com
NETHERLANDS 0900-SAMSUNG (0900-7267864) (€ 0,10/min) www.samsung.com
NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726 786) www.samsung.com
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com
NORWAY 815-56 480 www.samsung.com
OMAN 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
PANAMA 800-7267 www.samsung.com
PERU 0-800-777-08 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide_ 269
PHILIPPINES 1800-10-SAMSUNG (726-7864)
1-800-3-SAMSUNG (726-7864)
1-800-8-SAMSUNG (726-7864)
02-5805777
www.samsung.com
POLAND 0 801 1SAMSUNG (172678)
022-607-93-33
www.samsung.com
PORTUGAL 80820-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com
RUMANIA 08010 SAMSUNG (08010 726 7864) only from landline, local network
Romtelecom - local tariff /021 206 01 10 for landline and mobile, normal
tariff.
www.samsung.com
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com
SAUDI ARABIA 9200-21230 www.samsung.com
SERBIA 0700 SAMSUNG (0700 726 7864) www.samsung.com
SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SLOVAKIA 0800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172 678) www.samsung.com
SWEDEN 0771 726 7864 (SAMSUNG) www.samsung.com
SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864, CHF 0.08/min) www.samsung.com/ch
www.samsung.com/ch_fr/
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com
THAILAND 1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com
TRINIDAD & TOBAGO 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com
U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
U.K 0330 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
U.S.A 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
UKRAINE 0-800-502-000 www.samsung.ua
www.samsung.com/ua_ru
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Verklarende woordenlijst_ 270
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor
draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE
LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps,
802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/
n-apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons,
draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een
apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een
draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en
ontvanger van WLAN-radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans
monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt
als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop
uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere
client een IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen
computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen
voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de
overige kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte
waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven.
Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het
afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld
dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het
papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de
dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt
en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op
niet-Microsoftplatformen.
DADF
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd
en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan
inscannen.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt
geïnitialiseerd.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te
Verklarende woordenlijst_ 271
kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen
via het netwerk.
DMPr
De DMPr (Digital Media Printer) is een apparaat waarmee u kunt
afdrukken in een DLNA-thuisnetwerk. De DMPr drukt een pagina af door
afbeeldingen te combineren met een XHTML-sjabloon (Extensible
HyperText Markup Language).
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer
loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een
van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een
typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een
groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Duplex
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een
vel papier tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de
printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per
jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal
binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000
pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het
aantal pagina’s tot 2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die
soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt.
Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in
tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van
het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne
staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd
voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van
afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/
IP-netwerken.
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden
uitgevoerd met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk
dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol
die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner
aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als
het uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt
omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere
computers of netwerken.
Verklarende woordenlijst_ 272
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten
te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten,
terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering
van elektrische technologie.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare
dienst, de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier
aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken)
en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen
de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De
ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de
organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de
compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen,
in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e).
Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een
netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een
Verklarende woordenlijst_ 273
hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in
grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken
van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden
verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door
ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd
lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een
doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie
te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden
informatie te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH.
De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en
verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de
drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum
moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het
contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het
reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot
een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de
eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor
thermische printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems
ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. -
die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat
in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een
printer in één minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software
kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard
invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
Verklarende woordenlijst_ 274
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol
voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe
om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met
behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en
accounting) voor het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor
e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst
gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht
worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is
een client-serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt
naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos
netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk
gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s
zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals
de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s.
Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een
mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de
kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn
gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt
en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een
combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich
aan de vezels in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan
een scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het
vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft
Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum,
Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar
te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen
om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere
randapparaten te verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau
als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze
Verklarende woordenlijst_ 275
via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het
andere kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld
werd voor een betere beveiliging van WEP.
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of
een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze
toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten.
WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een
draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere
veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand
brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze
toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding
gemakkelijk configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op
een nieuw afdrukpad.
Index_ 276
Index
A
aanraakscherm
probleemoplossing 250
aansluiten
netwerkkabel 27
printerkabel 27
achtergrond wissen
faxen 128
kopiëren 80
scannen 105
achterkant 18
achterzijde wissen
scannen 105
adresboek
SyncThru Web Service 142
afbeelding van de optie 20, 21, 22, 23
Afdrukken
Banner afdrukken 163
afdrukken
afdrukken naar een bestand 165
Banner afdrukken 163
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
164
dubbelzijdig afdrukken
Macintosh 169
Windows 161
een document aan een bepaald
papierformaat aanpassen 161
een document afdrukken
Windows 149
het afdrukpercentage wijzigen 161
het hulpprogramma Direct afdrukken
gebruiken 164
Linux 169
Macintosh 165
meerdere paginas afdrukken op één vel
papier
Macintosh 168
Windows 160
overlay gebruiken 162
poster 160
UNIX 170
watermerken gebruiken 162
afdrukmateriaal
briefhoofdvoorgedrukt papier 47
envelop 45
etiketten 46
het papierformaat instellen 48
het papiertype instellen 48
het tabblad Papier in de
printervoorkeurinstellingen 153
kartonpapier 47
richtlijnen 37
speciale media 45
transparanten 46
uitvoersteun gebruiken 265
afdrukresolutie instellen
Linux 169
Macintosh 166
Windows 154
antwoordapparaatfax beantwoorden 123
apparaatopties 158
automatische documentinvoer 36
B
bedieningspaneel 24
beeldeenheid
beeldeenheid vervangen 203
bestandsbeleid
scannen 107
bestandsindeling
scannen 106
bewerken
groepsadres 139
individueel adres 139
binnenkant 19
boekje afdrukken 160
boekjes 160
C
cassette voor gebruikte toner
de cassette voor gebruikte toner
vervangen 206
conventie 12
copying
collation 58
copying on both sides of originals 57
D
de achtergrond aanpassen
faxen 127
kopiëren 80
documentenvak
documenten opslaan 178, 181
het vak instellen 177, 189
informatie over het scherm
Documentenvak 176, 179, 180
SyncThru Web Service 189
dubbelzijdig afdrukken
afdrukken 161
kopiëren 126
dubbelzijdig verzenden
faxen 126
scannen 100
E
een adresboek maken
vanaf het bedieningspaneel 138
een document afdrukken
Linux 169
Macintosh 165
UNIX 170
een fax ontvangen
de ontvangstmodus wijzigen 123
dubbelzijdige faxen ontvangen 125
een intern telefoontoestel 123
in antwoordapparaatfax 123, 125
veilig ontvangen 123, 124
een intern telefoontoestel 123
emailadres
emailadressen invoeren in het invoerveld
88
emailadressen invoeren via het
adresboek 88
F
fax email
individueel adres 138
fax sending
resending automatically 120
sending a fax 121, 122
fax verzenden
een fax verzenden 119
het laatste nummer opnieuw kiezen 121
uitgesteld verzenden 121
Index_ 277
faxen
afbeeldingen op de achterzijde wissen
128
de kleurenmodus van het origineel
selecteren 127
de richting van originelen selecteren 126
documenten opslaan 137
doorsturen 128
dubbelzijdig bedrukte originelen
verzenden 125
een fax in het geheugen ontvangen 125
een fax met hoge prioriteit verzenden 121
een faxrapport afdrukken 134
faxen snel starten 122
het faxhoofd instellen 119
het formaat van de originelen selecteren
125
het laatste nummer opnieuw kiezen 121
informatie over het faxscherm 118
ontvangen 123
ontvangen in AntFaxmodus 123
ontvangen in telefoonmodus 123
ontvangen via een intern telefoontoestel
123
ontvangstmodus wijzigen 123
polling 130
postvak 131
programmainstelling 135
resolutie aanpassen 127
tonerdichtheid aanpassen 127
uitgestelde faxverzending 121
verzenden 119
voorbereiden om te faxen 116
formaat van het origineel
faxen 125
foutmelding 242
functies 14
eigenschappen van afdrukmateriaal 265
functies van het apparaat 263
PostScriptstuurprogramma 148
printerstuurprogramma 147
XPSprinterstuurprogramma 148
G
glasplaat van de scanner
documenten plaatsen 35
groep
emailadressen voor scannen 87
groepsadres 139
H
harde schijf 15
help gebruiken 157
hulpprogramma Direct afdrukken 164
I
Identiteitskaart kopiëren 66
informatie over het faxscherm 118
informatie over het scherm Scannen 85
instellingen voor favorieten voor afdrukken
157
J
JPEG
USB scanning memory device 94, 106,
107, 139, 142
K
kleurmodus
faxen 127
scannen 104
knoppen
ECO 29
Energiebesparing 32
Help 31
Onderbreken 31
Taakstatus 29
Teller 29
kopiëren
achtergrondafbeeldingen aanpassen 80
afbeelding herhalen 70
afbeelding verschuiven 71
afbeeldingen op de achterzijde wissen 80
boek kopiëren 73
boekje kopiëren 72
contrast aanpassen 79
de papierinvoerlade selecteren 56
de richting van originelen selecteren 65
documenten opslaan 83
dubbelzijdig kopiëren van originelen 57
dubbelzijdige scansnelheid 77
het formaat van de originelen selecteren
65
het type van originelen selecteren 78
Identiteitskaart kopiëren 66
informatie over het scherm Kopiëren 52
kopieën vergroten of verkleinen 57
meerdere paginas per vel kopiëren 67
negatieve beelden kopiëren 80
normaal kopiëren 54
poster kopiëren 76
proefkopie 64
programmainstelling 81
rand wissen 78
scherpte aanpassen 78
sorteren 58
spiegelafbeeldingen kopiëren 79
stempel 75
taak samenstellen 77
taakvoltooiingsmelding 77
tonerdichtheid aanpassen 64
transparanten kopiëren 74
voorblad kopiëren 74
watermerk 75
kwaliteit
scannen 106
L
lade
papier in de multifunctionele lade plaatsen
42
papierformaat en type instellen 48
LED
apparaatstatus 25
energiebesparing 32
informatie over de statusLED 25
knop onderbreken 31
Linux
afdrukken 169
printereigenschappen 170
scannen 114
systeemvereisten 146
unified driver configurator 194
veelvoorkomende problemen onder Linux
260
M
Macintosh
afdrukken 165
algemene Macintoshproblemen 262
scannen 113
systeemvereisten 146
map maken
scannen 107
Meerdere paginas op één vel afdrukken
nup
Macintosh 168
Windows 160
Meerdere paginas per vel kopiëren 67
multifunctionele lade
gebruikstips 42
plaatsen 42
speciale afdrukmedia gebruiken 45
N
naar een USBgeheugenapparaat 97, 98
negatief beeld
kopiëren 80
nietmachine
de handmatige nietmachine gebruiken 33
Index_ 278
O
OCR 106
optionele lade
papier plaatsen 37, 40
origineel document
plaatsen
in de automatische documentinvoer
36
op de glasplaat van de scanner 35
vastgelopen papier verwijderen 208
overlay afdrukken
afdrukken 163
maken 162
verwijderen 163
P
papierinvoerlade
kopiëren 56
papierstoring
papier verwijderen 218
tips om papierstoringen te voorkomen 217
plaatsen
in de automatische documentinvoer 36
originelen op de glasplaat 35
papier in de multifunctionele lade plaatsen
42
plaatsen in lade 1 37, 40
speciale media 45
polling
een fax opvragen vanaf een ander
faxapparaat 130
een fax opvragen vanaf een ander
faxapparaat uitstellen 131
het pollingdocument afdrukken 130
het pollingdocument verwijderen 130
originelen opslaan voor polling 130
poster afdrukken 160
PostScriptstuurprogramma
functies 148
problemen oplossen 259
postvak
de gegevens afdrukken 132
de gegevens verwijderen 132
een fax opvragen vanaf een ander
faxapparaat 133
een fax opvragen vanaf een ander
faxapparaat uitstellen 133
een fax verzenden naar een extern
postvak 132
een postvak maken 131
gegevens opslaan 132
printereigenschappen
printervoorkeurinstellingen openen 150
printerstuurprogramma
functies 147
printervoorkeursinstellingen
help gebruiken 157
Linux 170
problemen
aanraakscherm 250
problemen met de afdrukkwaliteit 254
problemen met kopiëren 257
problemen met papierinvoer 250
voedingsproblemen 250
R
rapporten
emailbevestigingsrapport 90, 95
faxrapport 134
resolutie
afdrukken 154
faxen 127
scannen 100
richting van origineel
faxen 126
kopiëren 65
scannen 101
S
scan verzenden
uitgesteld verzenden 101
scannen
afbeeldingen op de achterzijde wissen
105
basisinformatie 85
bates numbering 103
bestandsbeleid 107
bestandsindeling 106
boek scannen 102
contrast aanpassen 105
de richting van originelen selecteren 101
documenten opslaan 109
dubbelzijdig bedrukte originelen 100
het formaat van de originelen selecteren
100
het type van originelen selecteren 103
instellingen wijzigen 100
Linux 114
Macintosh 113
map maken 107
opgeslagen documenten toevoegen 99
programmainstelling 107
resolutie 100
scankwaliteit 106
scherpte aanpassen 104
taak samenstellen 102
taakvoltooiingsmelding 103
tonerdichtheid aanpassen 104
TWAIN 113
voor een netwerkverbinding
naar email 86
naar FTP SMB WEBDAV 90
vooraf ingestelde scaninstellingen 106
voorbeeld 99
scannen naar email 86
scannen naar server 90
scanner
documenten plaatsen 35
glasplaat 35
serveradres
serveradressen invoeren in invoerveld 92
serveradressen invoeren via het
adresboek 92
service contact numbers 267
Smart Panel
algemene informatie 192
SMB FTP WebDAV
individueel adres 138
snel kopiëren 84
specificaties
afdrukmateriaal 265
algemeen 263
spiegelafbeelding
kopiëren 79
standaardinstellingen
een faxhoofd instellen 119
instellingen voor lade 48
startknop 24
stoptoets 24
T
toetsenbord
informatie over het toetsenbord 32
tonercassette
toner herverdelen 197
toner vervangen 198
TWAIN scannen 113
type origineel
faxen 127
kopiëren 65
scannen 100
U
UNIX
afdrukken 170
systeemvereisten 147
USB
Index_ 279
how to scan 97, 174
informatie over het USBscherm 172
USBgeheugen
hoe beheren 174
USBgeheugen beheren 174
USBgeheugenapparaat
afdrukken 173
hoe u moet scannen 97
V
verklarende woordenlijst 270
verwijderen
adresboek 140
verzenden
het verzenden van een gescande
afbeelding uitstellen 101
vooraf ingestelde scaninstellingen 106
voorkant 1 16
voorkant 2 17
W
watermerk
afdrukken 162
bewerken 162
maken 162
verwijderen 162
weergavescherm 24
Windows
afdrukken 146
algemene Windowsproblemen 260
scannen 85
systeemvereisten 146
X
XPSprinterstuurprogramma
functies 148
Z
zoeken
adresboek 140
Inhoud_ 280
Inhoud
INLEIDING
16
16 Apparaatoverzicht
16 Voorkant 1
17 Voorkant 2
18 Achterkant
19 Binnenkant
20 Afbeelding met standaard afwerkeenheid (optioneel)
21 Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 1 (optioneel)
22 Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 2 (optioneel)
23 Afbeelding met kastonderstel en hogecapaciteitsinvoer (optioneel)
24 Overzicht van het bedieningspaneel
25 Informatie over de status-LED
26 Het apparaat aanzetten
27 Zet het apparaat uit
27 De printerkabel aansluiten
27 Een netwerkkabel gebruiken
28 De hoek van het bedieningspaneel aanpassen
28 Het weergavescherm en handige knoppen
28 Weergavescherm
29 Knop Counter
29 Knop Eco
29 Knop Job Status
Huidige taak 29
Taak voltooid 30
Actief bericht 30
Beveiligde taak 30
Betekenis van de status 31
31 Knop Help
31 Interrupt knop
32 Knop Power Saver
32 Informatie over het pop-uptoetsenbord
33 De handmatige nietmachine gebruiken
34 De pennen- en papierclipshouder gebruiken
34 De animatie over probleemoplossing bekijken
AFDRUKMATERIAAL EN LADE
35
35 Originelen plaatsen
35 Op de glasplaat van de scanner
Originelen voorbereiden 35
36 In de dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI)
Originelen voorbereiden 36
37 Afdrukmateriaal selecteren
37 Richtlijnen om afdrukmateriaal te kiezen
37 Papier in de lade plaatsen
37 Standaardlade/optionele dubbele cassette-invoer
40 Optionele hogecapaciteitsinvoer
42 Multifunctionele lade
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade 42
44 Automatische detectie van formaten van afdrukmateriaal
45 Afdrukken op speciale afdrukmedia
45 Enveloppen
46 Transparanten
46 Etiketten
47 Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
47 Briefhoofd/voorgedrukt papier
Inhoud
Inhoud_ 281
48 Instellingen voor lade
48 Het papierformaat instellen
48 Het papiertype instellen
48 Automatische ladekeuze
49 Automatisch doorgaan
49 Papier vervangen
50 Ladeprioriteitsinstelling
50 Het instellen van het ladebevestigingsbericht
51 Een uitvoerlocatie selecteren selecteren
51 Een uitvoerlocatie in de kopieermodus selecteren
51 Een uitvoerlocatie in de afdrukmodus selecteren
51 Een uitvoerlocatie in de faxmodus selecteren
KOPIËREN
52
52 Informatie over het scherm Kopiëren
52 Het tabblad Basis
52 Het tabblad Geavanceerd
53 Het tabblad Afbeelding
54 Normaal kopiëren
55 Verschillende formaten van originelen kopiëren
56 De instellingen per kopie wijzigen
56 De papierinvoerlade selecteren
57 Kopieën vergroten of verkleinen
57 Meerdere zijden kopiëren
58 De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen
64 De tonerdichtheid aanpassen
64 Proefkopiëren
65 Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
65 Het formaat van de originelen selecteren
65 De richting van originelen selecteren
66 Identiteitskaart kopiëren
67 Meerdere pagina’s per vel kopiëren
70 Afbeelding herhalen
71 Afbeelding verschuiven bij kopiëren
72 Boekje kopiëren
73 Boek kopiëren
74 Voorblad kopiëren
74 Transparanten kopiëren
75 Watermerk
75 Stempel
76 Poster kopiëren
77 De dubbelzijdige scansnelheid selecteren
77 De taakvoltooiingsmelding instellen
77 Taak samenstellen
78 Het type van originelen selecteren
78 Randen wissen
78 De scherpte wijzigen
79 Het contrast wijzigen
79 In spiegelbeeld kopiëren
80 De achtergrond aanpassen
80 Afbeeldingen op de achterzijde wissen
80 Het kopiëren in een negatief beeld
81 Een programma-instelling gebruiken
81 Programma’s opslaan
81 Programma’s gebruiken
81 Programma’s beheren
81 Vorige instellingen gebruiken
83 Documenten opslaan
Inhoud
Inhoud_ 282
84 Het menu Snel kopiëren gebruiken
SCANNEN
85
85 Basisscanmethode
85 Informatie over scanmethodes
86 Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)
86 Informatie over het scherm Scan nr Email
Het tabblad Basis 86
Het tabblad Geavanceerd 86
Het tabblad Afbeelding 87
Het tabblad Uitvoer 87
87 Een ingescand origineel naar verschillende bestemmingen verzenden
als e-mailbijlage
88 E-mailadressen invoeren
E-mailadressen invoeren via het adresboek 88
E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord 89
89 Het laatste e-mailadres opnieuw verzenden
90 Een e-mailbevestigingsrapport afdrukken
90 Originelen scannen en verzenden via SMB/WEBDAV/FTP (scannen
naar server)
90 Informatie over het scherm Scannen naar server
Het tabblad Basis 90
Het tabblad Geavanceerd 91
Het tabblad Afbeelding 91
Het tabblad Uitvoer 92
92 Scannen en verzenden naar een SMB-/WEBDAV-/FTP-server
92 Serveradressen invoeren
Serveradressen van het adresboek invoeren 93
Serveradressen handmatig invoeren 93
94 Het laatste serveradres opnieuw verzenden
95 Een verzendrapport afdrukken
95 Een voorbeeld van de veiligheidsconfiguratie voor anonieme gebruiker
op de SMB-server.
97 Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat
(scannen naar USB)
97 Informatie over het scherm Naar USB scannen
Het tabblad Basis 97
Het tabblad Geavanceerd 97
Het tabblad Afbeelding 97
Het tabblad Uitvoer 98
98 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
99 Opgeslagen documenten toevoegen
99 Een opgeslagen document verzenden
99 Te scannen voorbeeldafbeelding
99 De knop Voorbeeld gebruiken
100 De instellingen van de scanfunctie wijzigen
100 Dubbelzijdig scannen van originelen
100 De resolutie wijzigen
100 Het formaat van de originelen selecteren
101 De richting van originelen selecteren
101 Het verzenden van een gescande afbeelding uitstellen
102 Boek scannen
Inhoud
Inhoud_ 283
102 Taak samenstellen
103 De taakvoltooiingsmelding instellen
103 Bates numbering gebruiken
103 Het type van originelen selecteren
104 De kleurmodus selecteren
104 Tonerdichtheid wijzigen
104 Scherpte aanpassen
105 Contrast aanpassen
105 De achtergrond aanpassen
105 Afbeeldingen op de achterzijde wissen
105 Scan naar rand
106 Kwalit.
106 Voorinstelling scan
106 Bestandsindeling
107 Best.beleid
107 Map maken
107 Een programma-instelling gebruiken
107 Programma’s opslaan
107 Programma’s gebruiken
108 Programma’s beheren
108 Vorige instellingen gebruiken
109 Documenten opslaan
110 Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc
scannen)
110 Met een op een netwerk aangesloten apparaat
111 Samsung Scanbeheer gebruiken
111
Scanbestemming 111
Scaneigenschappen 111
111 Snel scannen
112
113 Scannen met TWAIN-compatibele software
113 Scannen in Macintosh
113 Scannen via netwerk
Scaninformatie instellen in Scanbeheer 113
114 Scannen in Linux
114 Scannen
114 Instellingen voor taaktypen toevoegen
Zo slaat u een nieuw taaktype op: 114
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak: 115
Een opgeslagen taaktype verwijderen 115
115 Gebruikmaken van Image Manager
FAXEN (OPTIONEEL)
116
116 Voorbereiden om te faxen
116 Faxen vanaf uw computer
116 Een fax verzenden (Windows)
117 Een lijst met verzonden faxberichten controleren (Windows)
117 Een fax verzenden (Macintosh)
118 Informatie over het faxscherm
118 Het tabblad Basis
118 Het tabblad Geavanceerd
119 Het tabblad Afbeelding
119 Een fax verzenden
119 Het faxhoofd instellen
119 Een fax verzenden
Inhoud
Inhoud_ 284
120 Het verzenden van een fax met behulp van snelkiesnummers
120 Een fax handmatig verzenden Op de haak
120 Handmatig een fax verzenden via een intern telefoontoestel
120 Automatisch opnieuw verzenden
121 Het laatste nummer opnieuw kiezen
121 Uitgestelde faxverzending
121 Een fax met hoge prioriteit verzenden
122 Faxen snel starten
123 Een fax ontvangen
123 De ontvangstmodus wijzigen
123 Handmatig ontvangen in Telefoon-modus
123 Automatisch ontvangen in Antwoordapparaat/Fax-modus
123 Handmatig een fax ontvangen via een intern telefoontoestel
123 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
124 Een ontvangen faxbericht-uitvoerlade selecteren
125 Ontvangen faxen dubbelzijdig afdrukken
125 Faxen ontvangen in het geheugen
125 De documentinstellingen aanpassen
125 Het formaat van de originelen selecteren
126 Dubbelzijdig faxen van originelen
126 De richting van originelen selecteren
127 De resolutie wijzigen
127 Het type origineel selecteren
127 De kleurmodus selecteren
127 De tonersterkte wijzigen
127 De achtergrond aanpassen
128 Afbeeldingen op de achterzijde wissen
128 Een fax doorsturen naar een ander nummer
128 Informatie over de Inst. fax doorsturen opties
129 Het instellen van de faxdoorstuurinstelling
130 De pollingoptie gebruiken
130 Originelen opslaan voor polling
130 Het pollingdocument afdrukken
130 Het pollingdocument verwijderen
130 Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat
131 Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat uitstellen
131 Een postvak gebruiken
131 Een postvak maken
132 Originelen opslaan in het Postvak
132 De gegevens in het Postvak afdrukken
132 De gegevens in het Postvak wissen
132 Een fax verzenden naar een extern postvak
133 Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat
133 Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat uitstellen
134 Het instellen van junkfaxnummers
134 Een faxrapport afdrukken
135 Een programma-instelling gebruiken
135 Programma’s opslaan
135 Programma’s gebruiken
136 Programma’s beheren
136 Vorige instellingen gebruiken
137 Documenten opslaan
EEN ADRESBOEK MAKEN
138
138 Een adresboek maken vanaf het bedieningspaneel
138 Individuele adressen opslaan (Fax, Email)
138 Individuele adressen opslaan (SMB, FTP, WebDAV)
139 Individuele adressen bewerken
Inhoud
Inhoud_ 285
139 Groepsadressen opslaan
139 Groepsadressen bewerken
140 Een item in het adresboek zoeken
140 Een item in het adresboek verwijderen
140 Een item in het adresboek controleren
142 Een adresboek maken met SyncThru™ Web Service
142 Opslaan op uw computer
Adressen toevoegen in Individueel adresboek 142
Adressen bewerken in Individueel adresboek 142
Adressen verwijderen in Individueel adresboek 143
Adressen zoeken in Individueel adresboek 143
Individueel adresboek importeren 143
Individueel adresboek exporteren 144
Adressen groeperen in Groepsadresboek 144
Groepsadressen bewerken in Groepsadresboek 144
Groepsadressen verwijderen in een Groepsadresboek 145
Groepsadressen aanvinken 145
AFDRUKKEN
146
146 Systeemvereisten
146 Windows
146 Macintosh
146 Linux
147 UNIX
147 Introductie van handige softwareprogramma’s
147 Samsung Anyweb Print
147 Eigenschappen van het printerstuurprogramma
147 PCL-printerstuurprogramma
148 XPS-printerstuurprogramma
148 PostScript-printerstuurprogramma
149 Eenvoudige afdruktaken
149 Een afdruktaak annuleren
150 Voorkeursinstellingen openen
150 Afdrukmodus
152 Het tabblad Basis
Afdrukstand 152
Lay-outopties 152
Dubbelzijdig afdrukken 152
Afwerkingsopties 152
153 Het tabblad Papier
Exemplaren 153
Papieropties 153
Scheidingsvel transparanten 153
Schaalopties 153
154 Het tabblad Grafische elementen
Kwaliteit 154
Lettertype/tekst 154
Grafische controller 154
PostScript-opties 154
155 Het tabblad Afwerking
Inhoud
Inhoud_ 286
156 Het tabblad Geavanceerd
Watermerk 156
Overlay 156
Uitvoeropties 156
156 Het tabblad Eco
Eco-opties 156
Resultaatsimulator 157
157 Het tabblad Samsung
Help 157
Service 157
157 Voorkeursinstellingen gebruiken
157 Help gebruiken
158 Apparaatopties instellen
160 Speciale kopieerfuncties gebruiken
160 Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier
160 Posters afdrukken
160 Boekjes afdrukken
161 Dubbelzijdig afdrukken
161 Wijzig procentueel de grootte van uw document
161 Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen
162 Watermerken gebruiken
Een bestaand watermerk gebruiken 162
Een watermerk maken 162
Een watermerk bewerken 162
Een watermerk verwijderen 162
162 Overlay gebruiken
Wat is een overlay? 162
Een nieuwe paginaoverlay maken 162
Een paginaoverlay gebruiken 163
Een paginaoverlay verwijderen 163
163 Banner afdrukken
Apparaatinstellingen 163
Printerstuurprogramma instellen 163
164 Direct Printing Utility gebruiken
164 Wat is Direct Printing Utility?
164 Afdrukken
Vanaf het venster Direct Printing Utility 164
164 Via het contextmenu
164 De standaardafdrukinstellingen wijzigen
165 Uw apparaat instellen als standaardprinter
165 Afdrukken naar een bestand (PRN)
165 Afdrukken in Macintosh
165 Een document afdrukken
165 Optionele apparaten of accessoires activeren
166 Printerinstellingen wijzigen
Lay-out 166
Grafisch 166
Papier 166
Taakaccountbeheer 167
Inhoud
Inhoud_ 287
Taakinstelling 167
Printerfuncties 168
168 Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
169 Dubbelzijdig afdrukken
169 Afdrukken in Linux
169 Afdrukken vanuit een toepassing
170 Bestanden afdrukken
170 Printereigenschappen configureren
170 Afdrukken in UNIX
170 Doorgaan met de afdruktaak
171 Printerinstellingen wijzigen
Het tabblad General 171
Het tabblad Image 171
Het tabblad Text 171
Het tabblad HPGL/2 171
Het tabblad Margins 171
Het tabblad Printer-Specific Settings 171
EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN
172
172 Informatie over het USB-scherm
172 Over een USB-geheugenapparaat
173 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
174 Het USB-geheugen beheren
174 Een afbeeldingsbestand verwijderen
174 Een USB-geheugenapparaat formatteren
175 De USB-geheugencapaciteit weergeven
DOCUMENTENVAK
176
176 Informatie over het scherm Documentenvak
177 Het vak instellen
177 Nieuw vak
177 Vak bewerken
178 Vak verwijderen
178 Documenten opslaan
179 Gedetailleerde informatie over het scherm Documentenvak
180 De documentenvakfuncties gebruiken
180 Het taaktype selecteren
180 Vooraf bekijken van opgeslagen gegevens
181 Gescande gegevens toevoegen
182 Gedetailleerde informatie weergeven
182 Opgeslagen bestand bewerken
183 Opgeslagen bestand wissen
183 Opgeslagen bestand verzenden
Fax 183
Email 184
Server 185
Vak 185
USB 186
187 Opgeslagen bestand afdrukken
187 Informatie van opgeslagen bestanden afdrukken
188 Opgeslagen bestanden combineren
189 Het vak met SyncThru™ Web Service gebruiken
189 Het vak instellen
Inhoud
Inhoud_ 288
Vak toevoegen 189
Vak bewerken 189
Vak verwijderen 190
Een documentenvak gebruiken 190
Een documentenvak zoeken 191
Een document naar uw computer downloaden 191
HANDIGE HULPPROGRAMMA’S
192
192 Het programma Smart Panel gebruiken
192 Informatie over Smart Panel
193 De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen
193 Smarthru Office
193 SmarThru Office starten
193 SmarThru Office gebruiken
Scannen 193
Afdrukken 193
Faxen 193
Verzenden naar 194
194 Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator
194 De Unified Driver Configurator openen
195 Printers configuration
Het tabblad Printers 195
Het tabblad Classes 195
195 Scanners configuration
196 Ports configuration
Poorten tussen printers en scanners delen 196
PROBLEMEN OPLOSSEN
197
197 Toner herverdelen
198 De tonercassette vervangen
200 Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick en laders van
beeldeenheden
203 De beeldeenheid vervangen
206 De cassette voor gebruikte toner vervangen
208 Vastgelopen originelen verwijderen
208 Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner
209 Het origineel is in de scanner vastgelopen
210 Origineel vastgelopen tijdens het omkeren van het papier in de scanner
211 Er is een origineel vastgelopen vóór het dubbelzijdige pad van de
scanner
213 Het origineel is vastgelopen in het uitvoergebied van de scanner
215 Het origineel is vastgelopen in het dubbelzijdige uitvoergebied van de
scanner
217 Tips om papierstoringen te voorkomen
218 Papierstoringen verhelpen
218 Papierstoring in lade 1
219 Papierstoring in lade 2
220 Papierstoring in lade 3
221 Papierstoring in lade 4
222 Vastgelopen papier in optionele hogecapaciteitsinvoer
223 Vastgelopen papier in multifunctionele lade
224 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 1)
225 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 2)
225 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 3)
Inhoud
Inhoud_ 289
226 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 4)
226 Vastgelopen papier in het apparaat (detectie van vastgelopen papier)
227 Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen papier bij fixeeruitvoer)
227 Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen papier bij fixeeruitvoer)
228 Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig
retour)
228 Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 1)
229 Papierstoring in het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 2)
230 Papierstoring onderaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdige
registratie)
231 Papierstoring in het uitvoergebied (storing uitvoer voorkant omlaag)
231 Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de
bovenste lade
232 Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen
naar de bovenste lade
232 Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de
hoofdlade
233 Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen
naar de hoofdlade
234 Papierstoring in de afwerkeenheidbrug
235 Papierstoring in de invoer van de afwerkeenheid
236 Papierstoring bij perforeerder of afwerkeenheid
236 Papierstoring in de invoer van de boekjes-maker (uitsluitend bij de
boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen)
237 Papierstoring in de boekjes-maker (uitlsuitend bij de boekjes-
afwerkeenheid voor 3 250 vellen)
239 Papierstoring vóór de boekjesvouwer (uitsluitend bij de boekjes-
afwerkeenheid voor 3 250 vellen)
241 Papierstoring na de boekjesvouwer (uitsluitend bij de 3 250 vellen
boekjes-afwerkeenheid)
242 Informatie over displaymeldingen
250 Andere problemen oplossen
250 Problemen met voedings- en kabelverbindingen
250 Beeldschermprobleem
250 Problemen met papierinvoer
251 Afdrukproblemen
254 Problemen met de afdrukkwaliteit
257 Problemen met kopiëren
258 Problemen met scannen
258 Probleem met Samsung Scanbeheer
258 Faxproblemen (optioneel)
259 Veelvoorkomende PostScript-problemen
260 Veelvoorkomende problemen onder Windows
260 Veelvoorkomende problemen onder Linux
262 Veelvoorkomende problemen onder Macintosh
SPECIFICATIES
263
263 Hardwarespecificaties
263 Milieuspecificaties
263 Electrische specificaties
265 Specificaties van de afdrukmedia
802.11 270
802.11b/g/n 270
Toegangspunt 270
ADF 270
AppleTalk 270
Bitdiepte 270
Inhoud
Inhoud_ 290
BMP 270
BOOTP 270
CCD 270
Sorteren 270
Configuratiescherm 270
Dekkingsgraad 270
CSV 270
DADF 270
Standaard 270
DHCP 270
DIMM 271
DLNA 271
DMPr 271
DNS 271
Matrixprinter 271
DPI 271
DRPD 271
Duplex 271
Afdrukvolume 271
ECM 271
Emulatie 271
Ethernet 271
EtherTalk 271
FDI 271
FTP 271
Fixeereenheid 271
Gateway 271
Grijswaarden 272
Halftoon 272
HDD 272
IEEE 272
IEEE 1284 272
Intranet 272
IP-adres 272
IPM 272
IPP 272
IPX/SPX 272
ISO 272
ITU-T 272
ITU-T No. 1 chart 272
JBIG 272
JPEG 272
Inhoud
Inhoud_ 291
LDAP 272
LED 272
MAC-adres 272
MFP 273
MH 273
MMR 273
Modem 273
MR 273
NetWare 273
OPC 273
Originelen 273
OSI 273
PABX 273
PCL 273
PDF 273
PostScript 273
Printerstuurprogramma 273
Afdrukmedia 273
PPM 273
PRN-bestand 273
Protocol 273
PS 273
PSTN 274
RADIUS 274
Resolutie 274
SMB 274
SMTP 274
SSID 274
Subnetmasker 274
TCP/IP 274
TCR 274
TIFF 274
Tonercassette 274
TWAIN 274
UNC-pad 274
URL 274
USB 274
Watermerk 274
WEP 274
WIA 275
WPA 275
WPA-PSK 275
Inhoud
Inhoud_ 292
WPS 275
XPS 275

Documenttranscriptie

SCX-8030 8040 Series Multifunctionele printer Gebruikershandleiding imagine the possibilities Bedankt voor uw aankoop van een Samsung-product. Copyright © 2010 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden. Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze gebruikershandleiding. • • • • • • • Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd. PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company. Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation. PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc. Dit product bevat software ontwikkeld door de University of California, Irvine, voor gebruik in het DAV Explorer project (http://www.ics.uci.edu/~webdav/). ABBYY® FineReader® Engine for Embedded OS © 2009 ABBYY. ABBYY FineReader – the keenest eye in OCR. ABBYY, FINEREADER en ABBYY FineReader zijn gedeponeerde handelsmerken van ABBYY Software Ltd. Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties. Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens. REV. 5.00 Copyright_ 2 Inhoud COPYRIGHT 2 INHOUD 3 INLEIDING 16 AFDRUKMATERIAAL EN LADE 35 12 14 Informatie over deze gebruikershandleiding De functies van uw nieuw product 16 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 27 27 28 28 28 29 29 29 31 31 32 32 33 34 34 Apparaatoverzicht Voorkant 1 Voorkant 2 Achterkant Binnenkant Afbeelding met standaard afwerkeenheid (optioneel) Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 1 (optioneel) Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 2 (optioneel) Afbeelding met kastonderstel en hogecapaciteitsinvoer (optioneel) Overzicht van het bedieningspaneel Informatie over de status-LED Het apparaat aanzetten Zet het apparaat uit De printerkabel aansluiten Een netwerkkabel gebruiken De hoek van het bedieningspaneel aanpassen Het weergavescherm en handige knoppen Weergavescherm Knop Counter Knop Eco Knop Job Status Knop Help Interrupt knop Knop Power Saver Informatie over het pop-uptoetsenbord De handmatige nietmachine gebruiken De pennen- en papierclipshouder gebruiken De animatie over probleemoplossing bekijken 35 35 36 37 37 37 37 40 42 44 45 45 46 46 47 47 Originelen plaatsen Op de glasplaat van de scanner In de dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) Afdrukmateriaal selecteren Richtlijnen om afdrukmateriaal te kiezen Papier in de lade plaatsen Standaardlade/optionele dubbele cassette-invoer Optionele hogecapaciteitsinvoer Multifunctionele lade Automatische detectie van formaten van afdrukmateriaal Afdrukken op speciale afdrukmedia Enveloppen Transparanten Etiketten Kartonpapier/papier van een aangepast formaat Briefhoofd/voorgedrukt papier Inhoud_ 3 Inhoud KOPIËREN 52 48 48 48 48 49 49 50 50 51 51 51 51 Instellingen voor lade Het papierformaat instellen Het papiertype instellen Automatische ladekeuze Automatisch doorgaan Papier vervangen Ladeprioriteitsinstelling Het instellen van het ladebevestigingsbericht Een uitvoerlocatie selecteren selecteren Een uitvoerlocatie in de kopieermodus selecteren Een uitvoerlocatie in de afdrukmodus selecteren Een uitvoerlocatie in de faxmodus selecteren 52 52 52 53 54 55 56 56 57 57 58 64 64 65 65 65 66 67 70 71 72 73 74 74 75 75 76 77 77 77 78 78 78 79 79 80 80 80 81 81 81 81 81 83 Informatie over het scherm Kopiëren Het tabblad Basis Het tabblad Geavanceerd Het tabblad Afbeelding Normaal kopiëren Verschillende formaten van originelen kopiëren De instellingen per kopie wijzigen De papierinvoerlade selecteren Kopieën vergroten of verkleinen Meerdere zijden kopiëren De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen De tonerdichtheid aanpassen Proefkopiëren Bijzondere kopieerfuncties gebruiken Het formaat van de originelen selecteren De richting van originelen selecteren Identiteitskaart kopiëren Meerdere pagina’s per vel kopiëren Afbeelding herhalen Afbeelding verschuiven bij kopiëren Boekje kopiëren Boek kopiëren Voorblad kopiëren Transparanten kopiëren Watermerk Stempel Poster kopiëren De dubbelzijdige scansnelheid selecteren De taakvoltooiingsmelding instellen Taak samenstellen Het type van originelen selecteren Randen wissen De scherpte wijzigen Het contrast wijzigen In spiegelbeeld kopiëren De achtergrond aanpassen Afbeeldingen op de achterzijde wissen Het kopiëren in een negatief beeld Een programma-instelling gebruiken Programma’s opslaan Programma’s gebruiken Programma’s beheren Vorige instellingen gebruiken Documenten opslaan Inhoud_ 4 Inhoud SCANNEN 85 84 Het menu Snel kopiëren gebruiken 85 85 86 86 87 Basisscanmethode Informatie over scanmethodes Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail) Informatie over het scherm Scan nr Email Een ingescand origineel naar verschillende bestemmingen verzenden als e-mailbijlage E-mailadressen invoeren Het laatste e-mailadres opnieuw verzenden Een e-mailbevestigingsrapport afdrukken Originelen scannen en verzenden via SMB/WEBDAV/FTP (scannen naar server) Informatie over het scherm Scannen naar server Scannen en verzenden naar een SMB-/WEBDAV-/FTP-server Serveradressen invoeren Het laatste serveradres opnieuw verzenden Een verzendrapport afdrukken Een voorbeeld van de veiligheidsconfiguratie voor anonieme gebruiker op de SMB-server. Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen naar USB) Informatie over het scherm Naar USB scannen Scannen naar een USB-geheugenapparaat Opgeslagen documenten toevoegen Een opgeslagen document verzenden Te scannen voorbeeldafbeelding De knop Voorbeeld gebruiken De instellingen van de scanfunctie wijzigen Dubbelzijdig scannen van originelen De resolutie wijzigen Het formaat van de originelen selecteren De richting van originelen selecteren Het verzenden van een gescande afbeelding uitstellen Boek scannen Taak samenstellen De taakvoltooiingsmelding instellen Bates numbering gebruiken Het type van originelen selecteren De kleurmodus selecteren Tonerdichtheid wijzigen Scherpte aanpassen Contrast aanpassen De achtergrond aanpassen Afbeeldingen op de achterzijde wissen Scan naar rand Kwalit. Voorinstelling scan Bestandsindeling Best.beleid Map maken Een programma-instelling gebruiken Programma’s opslaan Programma’s gebruiken Programma’s beheren Vorige instellingen gebruiken Documenten opslaan 88 89 90 90 90 92 92 94 95 95 97 97 98 99 99 99 99 100 100 100 100 101 101 102 102 103 103 103 104 104 104 105 105 105 105 106 106 106 107 107 107 107 107 108 108 109 Inhoud_ 5 Inhoud 110 Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc scannen) 110 Met een op een netwerk aangesloten apparaat 111 Samsung Scanbeheer gebruiken 111 111 Snel scannen 112 113 Scannen met TWAIN-compatibele software 113 Scannen in Macintosh 113 Scannen via netwerk 114 Scannen in Linux 114 Scannen 114 Instellingen voor taaktypen toevoegen 115 Gebruikmaken van Image Manager FAXEN (OPTIONEEL) 116 Voorbereiden om te faxen 116 116 116 117 117 118 118 118 119 119 119 119 120 120 120 120 121 121 121 122 123 123 123 123 123 123 124 125 125 125 125 126 126 127 127 127 127 127 128 128 128 129 Faxen vanaf uw computer Een fax verzenden (Windows) Een lijst met verzonden faxberichten controleren (Windows) Een fax verzenden (Macintosh) Informatie over het faxscherm Het tabblad Basis Het tabblad Geavanceerd Het tabblad Afbeelding Een fax verzenden Het faxhoofd instellen Een fax verzenden Het verzenden van een fax met behulp van snelkiesnummers Een fax handmatig verzenden Op de haak Handmatig een fax verzenden via een intern telefoontoestel Automatisch opnieuw verzenden Het laatste nummer opnieuw kiezen Uitgestelde faxverzending Een fax met hoge prioriteit verzenden Faxen snel starten Een fax ontvangen De ontvangstmodus wijzigen Handmatig ontvangen in Telefoon-modus Automatisch ontvangen in Antwoordapparaat/Fax-modus Handmatig een fax ontvangen via een intern telefoontoestel Ontvangen in veilige ontvangstmodus Een ontvangen faxbericht-uitvoerlade selecteren Ontvangen faxen dubbelzijdig afdrukken Faxen ontvangen in het geheugen De documentinstellingen aanpassen Het formaat van de originelen selecteren Dubbelzijdig faxen van originelen De richting van originelen selecteren De resolutie wijzigen Het type origineel selecteren De kleurmodus selecteren De tonersterkte wijzigen De achtergrond aanpassen Afbeeldingen op de achterzijde wissen Een fax doorsturen naar een ander nummer Informatie over de Inst. fax doorsturen opties Het instellen van de faxdoorstuurinstelling Inhoud_ 6 Inhoud 130 130 130 130 130 131 131 131 132 132 132 132 133 133 134 134 135 135 135 136 136 137 De pollingoptie gebruiken Originelen opslaan voor polling Het pollingdocument afdrukken Het pollingdocument verwijderen Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat uitstellen Een postvak gebruiken Een postvak maken Originelen opslaan in het Postvak De gegevens in het Postvak afdrukken De gegevens in het Postvak wissen Een fax verzenden naar een extern postvak Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat uitstellen Het instellen van junkfaxnummers Een faxrapport afdrukken Een programma-instelling gebruiken Programma’s opslaan Programma’s gebruiken Programma’s beheren Vorige instellingen gebruiken Documenten opslaan EEN ADRESBOEK MAKEN 138 Een adresboek maken vanaf het bedieningspaneel 138 138 Individuele adressen opslaan (Fax, Email) 138 Individuele adressen opslaan (SMB, FTP, WebDAV) 139 Individuele adressen bewerken 139 Groepsadressen opslaan 139 Groepsadressen bewerken 140 Een item in het adresboek zoeken 140 Een item in het adresboek verwijderen 140 Een item in het adresboek controleren 142 Een adresboek maken met SyncThru™ Web Service 142 Opslaan op uw computer AFDRUKKEN 146 Systeemvereisten 146 146 146 146 147 147 147 147 147 148 148 149 149 150 150 152 153 154 155 156 156 Windows Macintosh Linux UNIX Introductie van handige softwareprogramma’s Samsung Anyweb Print Eigenschappen van het printerstuurprogramma PCL-printerstuurprogramma XPS-printerstuurprogramma PostScript-printerstuurprogramma Eenvoudige afdruktaken Een afdruktaak annuleren Voorkeursinstellingen openen Afdrukmodus Het tabblad Basis Het tabblad Papier Het tabblad Grafische elementen Het tabblad Afwerking Het tabblad Geavanceerd Het tabblad Eco Inhoud_ 7 Inhoud 157 157 157 158 160 160 160 160 161 161 161 162 162 163 164 164 164 164 164 165 165 165 165 165 166 168 169 169 169 170 170 170 170 171 Het tabblad Samsung Voorkeursinstellingen gebruiken Help gebruiken Apparaatopties instellen Speciale kopieerfuncties gebruiken Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier Posters afdrukken Boekjes afdrukken Dubbelzijdig afdrukken Wijzig procentueel de grootte van uw document Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen Watermerken gebruiken Overlay gebruiken Banner afdrukken Direct Printing Utility gebruiken Wat is Direct Printing Utility? Afdrukken Via het contextmenu De standaardafdrukinstellingen wijzigen Uw apparaat instellen als standaardprinter Afdrukken naar een bestand (PRN) Afdrukken in Macintosh Een document afdrukken Optionele apparaten of accessoires activeren Printerinstellingen wijzigen Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken Dubbelzijdig afdrukken Afdrukken in Linux Afdrukken vanuit een toepassing Bestanden afdrukken Printereigenschappen configureren Afdrukken in UNIX Doorgaan met de afdruktaak Printerinstellingen wijzigen EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN 172 Informatie over het USB-scherm 172 172 Over een USB-geheugenapparaat 173 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat 174 Het USB-geheugen beheren 174 Een afbeeldingsbestand verwijderen 174 Een USB-geheugenapparaat formatteren 175 De USB-geheugencapaciteit weergeven DOCUMENTENVAK 176 Informatie over het scherm Documentenvak 176 177 177 177 178 178 179 180 180 180 181 182 182 Het vak instellen Nieuw vak Vak bewerken Vak verwijderen Documenten opslaan Gedetailleerde informatie over het scherm Documentenvak De documentenvakfuncties gebruiken Het taaktype selecteren Vooraf bekijken van opgeslagen gegevens Gescande gegevens toevoegen Gedetailleerde informatie weergeven Opgeslagen bestand bewerken Inhoud_ 8 Inhoud 183 Opgeslagen bestand wissen 183 Opgeslagen bestand verzenden 187 Opgeslagen bestand afdrukken 187 Informatie van opgeslagen bestanden afdrukken 188 Opgeslagen bestanden combineren 189 Het vak met SyncThru™ Web Service gebruiken 189 Het vak instellen HANDIGE HULPPROGRAMMA’S 192 Het programma Smart Panel gebruiken 192 192 Informatie over Smart Panel 193 De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen 193 Smarthru Office 193 SmarThru Office starten 193 SmarThru Office gebruiken 194 Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator 194 De Unified Driver Configurator openen 195 Printers configuration 195 Scanners configuration 196 Ports configuration PROBLEMEN OPLOSSEN 197 Toner herverdelen 197 198 De tonercassette vervangen 200 Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick en laders van beeldeenheden 203 De beeldeenheid vervangen 206 De cassette voor gebruikte toner vervangen 208 Vastgelopen originelen verwijderen 208 Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner 209 Het origineel is in de scanner vastgelopen 210 Origineel vastgelopen tijdens het omkeren van het papier in de scanner 211 Er is een origineel vastgelopen vóór het dubbelzijdige pad van de scanner 213 Het origineel is vastgelopen in het uitvoergebied van de scanner 215 Het origineel is vastgelopen in het dubbelzijdige uitvoergebied van de scanner 217 Tips om papierstoringen te voorkomen 218 Papierstoringen verhelpen 218 Papierstoring in lade 1 219 Papierstoring in lade 2 220 Papierstoring in lade 3 221 Papierstoring in lade 4 222 Vastgelopen papier in optionele hogecapaciteitsinvoer 223 Vastgelopen papier in multifunctionele lade 224 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 1) 225 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 2) 225 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 3) 226 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 4) 226 Vastgelopen papier in het apparaat (detectie van vastgelopen papier) 227 Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen papier bij fixeeruitvoer) 227 Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen papier bij fixeeruitvoer) 228 Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig retour) 228 Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 1) 229 Papierstoring in het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 2) 230 Papierstoring onderaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdige registratie) 231 Papierstoring in het uitvoergebied (storing uitvoer voorkant omlaag) Inhoud_ 9 Inhoud 231 232 232 233 234 235 236 236 237 239 241 242 250 250 250 250 251 254 257 258 258 258 259 260 260 262 Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de bovenste lade Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de bovenste lade Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de hoofdlade Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de hoofdlade Papierstoring in de afwerkeenheidbrug Papierstoring in de invoer van de afwerkeenheid Papierstoring bij perforeerder of afwerkeenheid Papierstoring in de invoer van de boekjes-maker (uitsluitend bij de boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen) Papierstoring in de boekjes-maker (uitlsuitend bij de boekjesafwerkeenheid voor 3 250 vellen) Papierstoring vóór de boekjesvouwer (uitsluitend bij de boekjesafwerkeenheid voor 3 250 vellen) Papierstoring na de boekjesvouwer (uitsluitend bij de 3 250 vellen boekjes-afwerkeenheid) Informatie over displaymeldingen Andere problemen oplossen Problemen met voedings- en kabelverbindingen Beeldschermprobleem Problemen met papierinvoer Afdrukproblemen Problemen met de afdrukkwaliteit Problemen met kopiëren Problemen met scannen Probleem met Samsung Scanbeheer Faxproblemen (optioneel) Veelvoorkomende PostScript-problemen Veelvoorkomende problemen onder Windows Veelvoorkomende problemen onder Linux Veelvoorkomende problemen onder Macintosh SPECIFICATIES 263 Hardwarespecificaties 263 263 Milieuspecificaties 263 Electrische specificaties 265 Specificaties van de afdrukmedia Inhoud_ 10 Inhoud CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE 267 VERKLARENDE WOORDENLIJST 270 INDEX 276 INHOUD 280 Inhoud_ 11 Informatie over deze gebruikershandleiding Deze gebruikershandleiding bevat informatie voor een basisbegrip van het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat. Belangrijk voor zowel beginnende als professionele gebruikers. Alle gebruikers kunnen voor de installatie en het gebruik van het apparaat deze handleiding raadplegen. • • • • • • • Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt. Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij het gebruik van het apparaat. De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst. Gebruik de Index om informatie te vinden. De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding kunnen, afhankelijk van de opties of het model, van uw apparaat afwijken. De afbeelding op het beeldscherm in deze gebruikershandleiding kan, afhankelijk van de opties of het model, van uw apparaat afwijken. De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op het besturingssysteem Windows XP. Conventies Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn verwisselbaar: • document is synoniem met origineel, • papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal, • apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer. De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze handleiding worden gebruikt. Conventie Beschrijving Voorbeeld Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of namen van knoppen op het apparaat. Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening van het apparaat. De datumnotatie kan verschillen van land tot land. Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke mechanische schade. Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut ("Kruisverwijzing") Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende gedetailleerde informatie. (Zie "Meer informatie vinden" op pagina 13). Informatie over deze gebruikershandleiding_ 12 Start Meer informatie vinden Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dat kunnen papieren of elektronische documenten zijn. Materiaalbenaming Beschrijving Installatiehandleidin g Deze handleiding geeft informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies uit de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te maken. Naslaggids Deze handleiding bevat werkprocedures en beschrijvingen van de meest gebruikte functies, waardoor u het apparaat direct kunt gebruiken. Online gebruikershandleidi ng Deze gids biedt stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten en informatie over het onderhoud van uw apparaat, de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren. Help bij het printerstuurprogram ma Deze helpgids biedt ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies voor de instelling van afdrukopties (zie de gebruikershandleiding). Samsung-website Als u een internetverbinding heeft dan kunt u voor hulp, ondersteuning, apparaatstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie terecht op de Samsung-website. (www.samsung.com/printer) Te downloaden software U kunt handige software downloaden van de Samsung-website. • SyncThru™Web Admin Service: erg handig voor netwerkbeheerders die meerdere apparaten tegelijk moeten beheren. Deze software is enkel bedoeld voor netwerkprinters. (http://solution.samsungprinter.com) • Samsung AnyWeb Print: helpt gebruikers om op een eenvoudige manier schermafbeeldingen van de website te maken in Windows Internet Explorer. (http://solution.samsungprinter.com/personal/anywebprint) • XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om XPS-bestanden af te drukken. Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden op Windows Vista OS of een recentere versie. (www.samsung.com/printer) Informatie over deze gebruikershandleiding_ 13 De functies van uw nieuw product Uw nieuw apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van uw afgedrukte documenten verbeteren. Speciale functies Afdrukken met hoge snelheid en uitstekende kwaliteit • • • U kunt afdrukken met een resolutie tot 9 600 x 600 dpi effectieve uitvoer. (600 x 600 x 4 dpi). SCX-8040 Series drukt op papier van A4- of Letter-formaat af tot 40 ppm (pagina’s per minuut). SCX-8030 Series drukt op papier van A4- of Letter-formaat af tot 30 ppm. SCX-8040 Series drukt op papier van A3-formaat af tot 20 ppm. SCX-8030 Series drukt op papier van A3-formaat af tot 15 ppm. * Zoran IPS Emulation is compatibel met PostScript 3: © Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage zijn handelsmerken van Zoran Corporation. 136 PS3-lettertypen: bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc. Afdrukken in verschillende besturingssystemen Verschillende soorten afdrukmateriaal gebruiken • • • • • • De multifunctionele lade is geschikt voor verschillend afdrukmateriaal. De multifunctionele lade kan tot 100 vellen gewoon papier bevatten. In de standaard lade voor 1 040 vellen en de dubbele cassette-invoer voor 1 040 vellen kan normaal papier van diverse afmetingen worden geplaatst. De optionele hogecapaciteitslade van 2 000 vellen is geschikt voor diverse soorten papier van A4- en Letter-formaat. Originelen in diverse formaten kopiëren • • • Professionele documenten creëren • • • Posters afdrukken. De teksten en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster. Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten aanpassen met woorden zoals "Vertrouwelijk". U kunt gebruikmaken van voorgedrukte formulieren en normaal papier met briefhoofd. Tijd en geld besparen • • • U kunt papier besparen door meerdere pagina’s op één vel papier af te drukken. Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). De capaciteit van uw apparaat uitbreiden • • Uw apparaat heeft een extra geheugenslot om het geheugen uit te breiden (zie Verbruiksartikelen en accessoires). Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3 (PS) maakt PS-afdrukken mogelijk. U kunt afdrukken in verschillende besturingssystemen, zoals Windows, Linux en Macintosh. Uw apparaat is uitgerust met een netwerkinterface. Uw apparaat kan meerdere beeldkopieën van originele documenten op een enkele pagina afdrukken. Er zijn speciale functies om catalogus- of krantenachtergrondafbeeldingen te wissen. De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd. Originelen scannen en direct verzenden • • U kunt in kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-, TIFF- en PDF-bestanden gebruiken. U kunt bestanden snel scannen en naar verschillende bestemmingen verzenden via Netwerkscan. Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een fax (optioneel) • • U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden en tevens de fax naar meerdere opgeslagen bestemmingen verzenden. Na het verzenden kunnen faxrapporten worden afgedrukt op basis van uw instellingen. Gebruik van USB-flashgeheugenapparaat U kunt een USB-geheugenapparaat op verschillende manieren met uw apparaat gebruiken. • U kunt bijvoorbeeld documenten scannen en in het apparaat opslaan. • U kunt rechtstreeks afdrukken vanaf het geheugenapparaat. De functies van uw nieuw product_ 14 Functies per model Het apparaat voorziet alles wat u nodig hebt voor de verwerking van uw documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf. Afhankelijk van het model of het land is het mogelijk dat sommige functies en optionele onderdelen niet beschikbaar zijn. De functies per model zijn onder andere: FUNCTIES SCX-8030 Series SCX-8040 Series USB-geheugeninterface ● ● Harde schijf ● ● Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN ● ● Dubbelzijdig afdrukken ● ● Dubbelzijdige automatische documentinvoer ● ● Taakscheider o o Standaard afwerkeenheid voor 1 250 vellen o o Boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen o o Bridge-kit o o 2/3-perforatiegatenkit o o 2/4-perforatiegatenkit o o Kastonderstel o o Dubbele cassette-invoer o o Hogecapaciteitsinvoer o o Werktafel o o Faxkit o o Fax Multiline-kit o o FDI-kit o o Geheugenuitbreidingsmodule van 512 MB o o SmarThru Workflow x o o CounThru 2 o o Advanced Scan-kit o o Cassette ontvochtigingsverwarming-kit o o Scanner ontvochtigingsverwarming-kit o o ( ●: inclusief, o: optioneel) De functies van uw nieuw product_ 15 Inleiding 1. Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden: In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • Apparaatoverzicht Overzicht van het bedieningspaneel Informatie over de status-LED Het apparaat aanzetten Zet het apparaat uit De printerkabel aansluiten • • • • • • De hoek van het bedieningspaneel aanpassen Het weergavescherm en handige knoppen Informatie over het pop-uptoetsenbord De handmatige nietmachine gebruiken De pennen- en papierclipshouder gebruiken De animatie over probleemoplossing bekijken Apparaatoverzicht Voorkant 1 1 Dubbelzijdige automatische documentinvoer 7 Optionele dubbele cassette-invoer (lade 3, lade 4)1 2 Breedtegeleiders dubbelzijdige automatische documentinvoer 8 Standaardlade (lade 1, lade 2) 3 Invoerlade dubbelzijdige automatische documentinvoer 9 Voorklep 4 Uitvoerlade dubbelzijdige automatische documentinvoer 10 Handgreep in de voorklep 5 Klep rechts onderaan standaardlade 11 Bedieningspaneel 6 Klep rechts onderaan optionele dubbele cassette-invoer 12 Middenlade Inleiding_ 16 1. Optioneel apparaat. Voorkant 2 1 Glasplaat van de scanner 5 Stroomschakelaar 2 Wit vel 6 Aansluiting netsnoer 3 Multifunctionele lade 7 USB-poort (2 EA) 4 Papierbreedtegeleider multifunctionele lade 8 Taakscheider1 1. Optioneel apparaat. Inleiding_ 17 Achterkant 1 Kabel optionele dubbele cassette-invoer 5 USB-poort host 2 Kabel dubbelzijdige automatische documentinvoer 6 Afwerkeenheidconnector 3 Scannervergrendelingsschroef 7 Netwerkpoort 4 USB-poort Inleiding_ 18 Binnenkant 1 Cassette voor gebruikte toner 3 Beeldeenheid 2 Tonercassette 4 Vergrendelingshendel Om de beeldeenheid te kunnen zien, moet u de cassette voor gebruikte toner verwijderen. Duw de vergrendelingshendel omhoog. Verwijder vervolgens de cassette voor gebruikte toner. Inleiding_ 19 Afbeelding met standaard afwerkeenheid (optioneel) 1 Voorklep standaard afwerkeenheid 6 Klep bovenaan 2 Handmatige nietmachine 7 Voorklephandgreep standaard afwerkeenheid 3 Handmatige nietknop 8 Brugeenheid 4 Afwerklade 9 Nieten 5 Bovenste lade Inleiding_ 20 Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 1 (optioneel) 1 Boekjeslade 6 Bovenste lade 2 Afwerklade 7 Klep bovenaan 3 Voorklep boekjes-afwerkeenheid 8 Handgreep voorklep boekjes-afwerkeenheid 4 Handmatige nietmachine 9 Brugeenheid 5 Handmatige nietknop Inleiding_ 21 Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 2 (optioneel) 1 Meswiel 5 Nieten 2 Hendel boekjes-maker 6 Boekjes-nieten (2 EA) 3 Vouwwiel 7 Boekjes-maker 4 Wiel voor verwijderen van papierstoring boekjes Als u de boekjes-maker wilt openen, houd u de hendel van de boekjes-maker vast en trekt u deze uit. Inleiding_ 22 Afbeelding met kastonderstel en hogecapaciteitsinvoer (optioneel) 1 Kastonderstel 2 Klep rechts onderaan hogecapaciteitsinvoer 3 Hogecapaciteitsinvoer Inleiding_ 23 Overzicht van het bedieningspaneel 1 Weergavescherm Toont de huidige apparaatstatus en geeft meldingen weer tijdens het gebruik. U kunt de menu’s eenvoudig instellen via het weergavescherm. 2 Status-LED Geeft de status van uw apparaat aan (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 25). 3 Job Status Toont lopende taken, taken in wachtrij, voltooide taken, actuele foutcode of beveiligde taken. 4 Counter Toont de hoeveelheid gebruikt papier (zie "Knop Counter" op pagina 29). 5 Eco +Schakelt naar de Eco-modus (zie "Knop Eco" op pagina 29). 6 Power Saver Schakelt naar de energiebesparingsmodus (zie "Knop Power Saver" op pagina 32). 7 Numerieke toetsenblok Om nummers te kiezen en alfanumerieke tekens in te voeren. U kunt ook de nummerwaarde voor documentenkopieën of andere opties invoeren. 8 Reset Stelt de huidige apparaatinstellingen opnieuw in. 9 Help Geeft gedetailleerde informatie over de menu’s of status van dit apparaat. 10 Clear Hiermee verwijdert u tekens uit het bewerkingsgebied. 11 Log out Hiermee kunnen gebruikers zich afmelden. 12 Interrupt Stopt een lopende taak voor een dringende kopieertaak. 13 Stop Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken. Er verschijnt een pop-upvenster op het scherm waarin de huidige taak wordt weergegeven zodat de gebruiker deze kan stoppen of voortzetten. 14 Start Hiermee start u een taak. 15 Power Schakelt de stroom in of uit. Wanneer de blauwe LED aan is, is het apparaat ingeschakeld en kunt u het gebruiken. Om het apparaat uit te zetten drukt u op deze knop en houdt u de knop langer dan drie seconden ingedrukt. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. Gebruik alleen uw vingers op het weergavescherm. U kunt het scherm beschadigen als u een scherpe pen of iets anders gebruikt. Inleiding_ 24 Informatie over de status-LED De kleur van de status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan. Beschrijving Status Uit • • Groen Rood Het apparaat is offline. Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een toets wordt ingedrukt, gaat het apparaat automatisch online. Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik. Knipperen Fax Het apparaat is faxen aan het verzenden of bezig met ontvangen. Kopie Het apparaat is bezig met het kopiëren van documenten. Scannen Het apparaat is bezig met het scannen van documenten. Afdrukken • • Als de LED langzaam knippert, ontvangt het apparaat gegevens van de computer. Wanneer de status-LED snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken. Aan • • • • • • • De beeldeenheid is aan het einde van zijn gebruiksduur. Verwijder de oude beeldeenheid en plaats een nieuwe. De tonercassette is helemaal leeg. Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe. Er is een papierstoring opgetreden. De klep is open. Sluit de klep. De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade. Het apparaat is gestopt als gevolg van een ersntige fout. Bekijk het bericht op het display. De cassette voor gebruikte toner is niet geïnstalleerd in het apparaat of de cassette voor gebruikte toner is vol. Knipperen • Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Bekijk het bericht op het display. Als het probleem is opgelost, gaat het apparaat door met de eerder gestopte taak. De tonercassette, beeldeenheid of cassette voor gebruikte toner is bijna aan het einde van de levensduur. Bestel een nieuwe tonercassette, beeldeenheid of cassette voor gebruikte toner. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner te herverdelen. • Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in het bericht of raadpleeg het hoofdstuk probleemoplossing. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Inleiding_ 25 Het apparaat aanzetten 3. Zet de stroomschakelaar aan. Gebruik het meegeleverde netsnoer voor het apparaat. Anders kan het apparaat worden beschadigd of kan er brand ontstaan. 1. Steek het netsnoer in de stroomaansluiting. • • 2. Steek het andere uiteinde in een juist geaard AC-stopcontact. Inleiding_ 26 Sommige onderdelen in het apparaat kunnen heet zijn wanneer de printer aanstaat of net een taak heeft afgedrukt. Let op dat u zich niet verbrandt wanneer u aan de binnenkant van het apparaat werkt. Demonteer het apparaat niet wanneer het aanstaat of aangesloten is. U zou een elektrische schok kunnen krijgen. Zet het apparaat uit De printerkabel aansluiten Om het apparaat uit te schakelen drukt u minstens drie seconden lang de knop Power rechts van het bedieningspaneel in. Als het bevestigingsvenster verschijnt, drukt u op Ja in het beeldscherm en wacht u tot het apparaat automatisch wordt uitgeschakeld. Een netwerkkabel gebruiken • • Dit apparaat heeft een ingebouwde netwerkkaart. Met een netwerkkabel kunt u uw apparaat met een netwerk verbinden. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel: Het apparaat heeft drie types van uit-modus. Druk op Apparaatinst. > Algemene instellingen > Werking Aan-/ uit-knop. De optie Werking Aan-/uit-knop kan uitsluitend door een gemachtigde gebruiker worden geconfigureerd die een id en een wachtwoord op het apparaat heeft geregistreerd. Voor meer informatie over het uitschakelen met behulp van de Power-knop raadpleegt u de beheerdersgids. U kunt het apparaat ook inschakelen door op de knop Power te drukken. Het rechtstreeks uithschakelen van het apparaat met de stroomschakelaar kan problemen veroorzaken met de harde schijf van het apparaat. Inleiding_ 27 De hoek van het bedieningspaneel aanpassen Het weergavescherm en handige knoppen Afhankelijk van de hoek en de verlichting van het bedieningspaneel kon het weergavescherm niet worden gezien. U kunt de hoek van het bedieningspaneel in de gewenste richting aanpassen. Weergavescherm Met het weergavescherm op het bedieningspaneel kan het apparaat op gebruiksvriendelijke wijze worden bediend. Als u drukt op het ) op het scherm wordt het weergavescherm home-pictogram ( weergegeven. De afbeelding op het beeldscherm in deze gebruikershandleiding kan, afhankelijk van de opties of het model, van uw apparaat afwijken. • • • • • • • • • • De pictogrammen op het scherm, zoals Fax, zijn mogelijk uitgegrijsd. Dit is het geval als de optionele kit of bepaalde programma’s niet op het apparaat zijn geïnstalleerd. Om naar het volgende weergavescherm te gaan, drukt u op de pijl-rechts op het weergavescherm. USB: hiermee opent u het menu USB. Als er USB-geheugen in de USB-geheugenpoort van uw apparaat wordt geplaatst, wordt USB op het weergavescherm geactiveerd. Kopie: hiermee opent u het Kopie menu. Fax: hiermee opent u het menu Fax. Fax wordt geactiveerd op het weergavescherm door de installatie van de optionele faxkit. Doc.vak: hiermee opent u het Doc.vak menu. Scan nr Email: hiermee opent u het Scan nr Email menu. Scannen naar server: hiermee opent u het Scannen naar server menu. Naar USB scannen: hiermee opent u het menu Naar USB scannen. Als er USB-geheugen in de USB-geheugenpoort van uw apparaat wordt geplaatst, wordt Naar USB scannen op het weergavescherm geactiveerd. Apparaatinst.: hiermee kunt u de huidige apparaatinstellingen controleren of waarden aanpassen. Bepaalde menu’s kunnen uitsluitend worden geconfigureerd door een beheerder of een gemachtigde gebruiker met een geregistreerde ID en wachtwoord op het apparaat. Wanneer het apparaat daarom vraagt, voert u het ID en wachtwoord in. • • • • Inleiding_ 28 Tonerinfo: toont de hoeveelheid gebruikte toner. Helderheid LCD: past de helderheid van het scherm aan. : hiermee wijzigt u de taal van het display op het scherm. : als er USB-geheugen in de USB-geheugenpoort van uw apparaat wordt geplaatst, wordt deze op het weergavescherm geactiveerd. Als u het USB-geheugen uit het apparaat wilt halen, druk op deze knop en op Stop. bepaalde functies. Bepaalde opties van de functies zijn in de ecomodus niet beschikbaar. Raadpleeg de beheerdershandleiding voor meer informatie over de ecofunctie. • Alleen de beheerders hebben toegang tot de Eco-instellingen in Apparaatinst.. Als het apparaat om een wachtwoord voor de ecomodus vraagt, moet u het wachtwoord invoeren. Neem contact op met uw beheerder. De knop Eco is alleen geactiveerd bij de menu’s Kopie en Doc.vak. • • Status Uit • • • Snel kopiëren: hiermee opent u het Snel kopiëren menu. Scan nr pc: hiermee opent u het Scan nr pc menu. SmarThru Workflow: om dit menu te gebruiken moet SmarThru WorkFlow zijn geïnstalleerd. Neem voor meer informatie contact op met uw plaatselijke Samsung-dealer of de winkel waar u uw apparaat kocht. Beschrijving Het apparaat bevindt zich niet in ecomodus. Groen Aan Het apparaat bevindt zich in ecomodus. Knop Job Status Als u op de knop Job Status drukt, wordt de lijst met lopende taken, taken in wachtrij en voltooide taken weergegeven. Knop Counter Als u op de knop Counter op het bedieningspaneel drukt, kunt u het aantal afdrukken zien. Huidige taak Toont de lijst van taken die worden uitgevoerd en die in de wachtrij staan. Als u Apparaat selecteert, kunt u het aantal afdrukken per apparaat zien. Afdrukken hier betekent enkelzijdig afdrukken. • Totaal gebruik: toont het totaal aantal afdrukken. • Grote pagina: toont het totaal aantal afdrukken op grote papierformaten. • Afdrukk.: toont het aantal afdrukken bij afdrukken. • Kopie: toont het aantal afdrukken bij kopiëren. • Fax afdrukken: toont het aantal afdrukken van ontvangen faxen. • Rapport: toont het aantal afdrukken van rapporten. • Gebruik verzenden: toont het aantal verzonden afbeeldingen via e-mail, server, etc. • Gebr. verz. Faxen (PSTN): toont het aantal verzonden faxen. Als u Gebruiker selecteert, kunt u het gebruik, de limiet en het resterend gebruik per gebruiker zien. Daarnaast kunt u ook het aantal van gebruikslimiet voor elke gebruiker wijzigen. Voor gedetailleerde informatie over Teller, raadpleeg de beheerdershandleiding. • • • Knop Eco Met de ecofunctie kunt u afdrukbronnen besparen en milieuvriendelijker kopiëren. Als u op de knop Eco -drukt, schakelt het apparaat de ecomodus ) op aan of uit. Als de ecomodus aan is, ziet u de ecoafbeelding ( Inleiding_ 29 • • • Nee: toont de volgorde van de taken. Type taak: toont het taaktype, zoals afdruk, kopie, fax, etc. Status: toont de huidige status van elke taak (zie "Betekenis van de status" op pagina 31). Taaknaam: toont de naam van de taak. Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar. Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde taak • • • Actief bericht uit de lijst. Verwijd.: verwijdert de geselecteerde taak uit de lijst. All. verw: verwijdert afdruktaken of alle taken uit de lijst. Als u op All. afdr.taak drukt, worden alle afdruktaken van het type Hostafdruk verwijderd. Niv. verhogen: geeft prioriteit aan een geselecteerde taak van de lijst wanneer er veel taken in de wachtrij staan. De geselecteerde taak kan geen prioriteit hebben op de taak die wordt verwerkt. Toont eventuele foutberichten en codes die zijn opgetreden. Afhankelijk van de status van de taak kunt u de knop Niv. verhogen niet gebruiken. Als bij de selectie van een taak de knop Niv. verhogen niet is geactiveerd, is de geselecteerde taak al aanzienlijk gevorderd. • Taak vasthouden: houdt een geselecteerde taak in de lijst. Afhankelijk van de status van de taak kunt u de knop Taak vasthouden niet gebruiken. Als bij de selectie van een taak de knop Taak vasthouden niet is geactiveerd, is de geselecteerde taak al aanzienlijk gevorderd. • • Vrijgeven: geeft de vastgehouden taak in de lijst vrij. Sluiten: sluit het taakstatusvenster. • • • • Taak voltooid Toont de lijst van voltooide taken. • Nee: toont de volgorde van de berichten. Apparaatstatusbericht: toont het foutbericht voor de actuele fouten in het apparaat. Foutcode: toont de code van het foutbericht. Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde taak. Sluiten: sluit het taakstatusvenster. Beveiligde taak Toont de lijst van beveiligde taken die de gebruiker in het printerstuurprogramma heeft ingesteld. U moet de in de printerstuurprogramma ingestelde Gebruikers-ID en Wachtwoord invoeren. • • • • • • • Nee: toont de volgorde van de taken. Type taak: toont het taaktype, zoals afdruk, kopie, fax, etc. Status: toont de huidige status van elke voltooide taak (zie "Betekenis van de status" op pagina 31). Taaknaam: toont de naam van de taak. Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar. Detail: toont gedetailleerde informatie van de geselecteerde taak. Sluiten: sluit het taakstatusvenster. • • • • • • • • • Inleiding_ 30 Nee: toont de volgorde van de taken. Type taak: toont het type van de taak. Taaknaam: toont de naam van de taak. Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar. Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde taak. U kunt ook het aantal kopieën wijzigen door Instellingen wijzigen in te drukken. Bewerken: wijzigt de Taaknaam van de geselecteerde taak. Verwijd.: hiermee verwijdert u de geselecteerde taak uit de lijst. Afdrukk.: drukt de geselecteerde taak uit de lijst af. Sluiten: sluit het taakstatusvenster. Betekenis van de status Knop Help • Druk op de Help knop als u niet weet hoe u een bepaalde functie moet gebruiken. Het weergavescherm toont de functionele beschrijving in Gebruikershandleiding of Beheerdershandleiding. Deze gebruikershandleidingen bevatten basisinformatie en geven gedetailleerd uitleg over elke stap in de verschillende gebruiksprocedures. Belangrijk voor zowel beginnende als professionele gebruikers. Alle gebruikers kunnen voor het gebruik van het apparaat deze handleidingen raadplegen. • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • Bezig met ontvangen: het apparaat is bezig met het ontvangen van data van een netwerk of faxlijn. Bezit met verwerken van afbeelding: het apparaat is bezig met het verwerken van de afbeelding (decodering, codering, conversie van dataformaat). Bezit met opmaken: het apparaat is bezig met het genereren van de afbeelding voor het afdrukken. In behandeling: de taak die in de wachtrij staat, wacht op zijn beurt. Bezig met verzenden: het apparaat is bezig met de gegevensoverdracht naar e-mail, server of fax. Scannen: het apparaat is aan het scannen. Bezig met kiezen: in de faxmodus is het apparaat bezig het nummer van het faxapparaat van de ontvanger te kiezen. Verbinding maken...: in de faxmodus wacht het apparaat op de verbinding met de bestemming. Bezig met afdrukken: het apparaat is bezig met afdrukken. Opslag: de gegevens worden opgeslagen naar een vak of een USB. Uitgestelde taak: de taak wordt tijdelijk stopgezet gedurende de tijd u heeft ingesteld bij Uitgesteld verzenden (e-mail, fax, server). In wachtstand: in het tabblad Beveiligde taak is de taak tijdelijk stopgezet wanneer de beveiligde afdruktaak vanaf een computer wordt gestuurd. U kunt de taak vrijgeven door op Afdrukk. te drukken. Vastgehouden: proefafdruk: de taak is tijdelijk stopgezet wanneer de proefafdruktaak vanuit een computer wordt gestuurd. U kunt de taak vrijgeven door op Vrijgeven te drukken. Vastgehouden: proefkopie: in de kopieermodus wordt de taak tijdelijk stopgezet wanneer de proefkopie werd geselecteerd. U kunt de taak vrijgeven door op Vrijgeven te drukken. Vastgehouden: verzoek van gebruiker: de taak wordt tijdelijk stopgezet bij het indrukken van Taak vasthouden. U kunt de taak vrijgeven door op Vrijgeven te drukken. Vastgehouden: uitgestelde afdruk: de taak wordt tijdelijk stopgezet gedurende de ingestelde tijd voor de uitgestelde afdruktaak, die vanaf een computer wordt gestuurd. Vastgehouden: bronnen nodig: de taak wordt tijdelijk gestopt als er een probleem in het apparaat optreedt, zoals geen papier, verkeerd papier, etc. Verbroken: de taak wordt tijdelijk gestopt wanneer de Interrupt knop wordt ingedrukt voor een dringende kopieertaak. Onderbroken: de taak wordt gepauzeerd wanneer de Stop knop wordt ingedrukt of er een apparaatstoring optreedt. Voltooid: de taak is voltooid. Voltooid met fout: de taak is voltooid met fout. Verwijderd: als u een taak in de lijst selecteert en op Verwijd. drukt, wordt de taak verwijderd. • : maakt het mogelijk om Gebruikershandleiding of Beheerdershandleiding te selecteren. • : drukt de weergegeven pagina of een door u ingesteld specifiek bereik van pagina’s af. • : verkleint de grootte van de handleiding op het weergavescherm. • : vergroot de grootte van de handleiding op het weergavescherm. • aan. • • : past de grootte van de handleiding aan het weergavescherm : gaat naar vorige of volgende pagina. Sluiten: sluit het Help scherm. Interrupt knop Als u op de knop Interrupt ( ) drukt, gaat het apparaat in de onderbrekingsmodus, hetgeen betekent dat de actuele afdruktaak wordt stopgezet voor een urgente kopieertaak. Wanneer de urgente kopieertaak is voltooid, wordt de voorgaande afdruktaak voortgezet. Wanneer u de nietfunctie voor een afdruktaak selecteert, wordt de onderbrekingsmodus geactiveerd na het voltooien van het nieten van de afdruktaak. Status Uit Groen Inleiding_ 31 Beschrijving Het apparaat bevindt zich niet in de onderbrekingsmodus. Aan Het apparaat bevindt zich in onderbrekingsmodus. Informatie over het pop-uptoetsenbord Knop Power Saver Als het apparaat niet wordt gebruikt, bespaart u elektriciteit door te drukken ). Als u deze knop een seconde lang ingedrukt op Power Saver ( houdt, schakelt het apparaat in energiebesparende modus. Status Uit Blauw Beschrijving U kunt alfabetische tekens, cijfers of speciale symbolen invoeren met behulp van het pop-uptoetsenbord op het weergavescherm. Het gaat om een normaal toetsenbord voor een optimale gebruiksvriendelijkheid. Als u het invoergebied waar u tekens moet invoeren aanraakt, verschijnt het toetsenbord op het scherm. Op het toetsenbord worden standaard kleine letters weergegeven. Het apparaat bevindt zich niet in energiebesparende modus. Aan Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus. 1 Pijl Hiermee verplaatst u de cursor tussen tekens in het invoergebied. 2 Backspace Verwijdert de tekens links naast de cursor. 3 Del. Verwijdert de tekens rechts naast de cursor. 4 C Verwijdert alle tekens in het invoergebied. 5 Invoergebied Typ letters op deze lijn. 6 Verschuiv. Hiermee schakelt u tussen kleine letters en hoofdletters. 7 Symbolen Hiermee schakelt u tussen alfanumerieke tekens en symbolen. 8 Spatie Hiermee voert u een spatie in tussen tekens. 9 OK Hiermee slaat u het ingevoerde resultaat op en sluit u het invoergebied. 10 Annul. Hiermee annuleert u het ingevoerde resultaat en sluit u het invoergebied. Inleiding_ 32 De handmatige nietmachine gebruiken U kunt de handmatige nietmachine gebruiken wanneer de standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. Het gebruik van de handmatige nietmachine is handig bij het archiveren van meerdere pagina’s. De gebruikswijze van de handmatige nietmachine is gelijk aan die van de standaard afwerkeenheid en de boekjes-afwerkeenheid. 1. Rangschik de documenten vóór het nieten. 3. De eerste pagina van de afgedrukte documenten moet naar beneden wijzen. Plaats de documenten zodanig in de handmatige nietmachine dat het rechterbovendeel van de documenten wordt geniet. 2. Druk op de handmatige nietmachine-knop aan de bovenzijde van de afwerkeenheid. Wanneer het groene licht aan is, is de handmatige nietmachine klaar voor het nieten. Als de documenten goed zijn geplaatst, knippert de knop voor handmatig nieten drie of vier keer en worden de documenten vervolgens met een klikkend geluid vastgeniet. Inleiding_ 33 De pennen- en papierclipshouder gebruiken De animatie over probleemoplossing bekijken In de pennen- en papierclipshouder kunt u pennen, papierclips en andere kleine kantooraccessoires bewaren. Aan de binnenkant van de pennen- en papierclipshouder zit een magneet om te voorkomen dat paperclips losraken. Bij storingen van het apparaat worden bepaalde foutberichten getoond met animaties die u helpen om de storing op te lossen. U kunt de animatie voor het oplossen van de storing zien door op Bekijken te drukken. Plaats geen kaarten met een magnetische strip in de pennen- en papierclipshouder. De kaarten kunnen door magnetische krachten worden beschadigd. Het apparaat heeft niet voor alle storingen animaties. Bij storingen waarvan de foutberichten geen animatie tonen, raadpleegt u het hoofdstuk probleemoplossing. De onderstaande schermen tonen een voorbeeldanimatie. Volg de instructies op het scherm om het desbetreffende probleem op te lossen. Inleiding_ 34 Afdrukmateriaal en lade 2. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in uw apparaat plaatst. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • Originelen plaatsen Afdrukmateriaal selecteren Papier in de lade plaatsen • • • Originelen plaatsen Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de glasplaat van de scanner of in de dubbelzijdige automatische documentinvoer. Afdrukken op speciale afdrukmedia Instellingen voor lade Een uitvoerlocatie selecteren selecteren 2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat en leg het op één lijn met de markering in de linkerbovenhoek van de plaat. Op de glasplaat van de scanner Zorg dat er geen originelen in de DADI liggen. Als er een origineel wordt gedetecteerd in de DADI, krijgt dit origineel voorrang boven het origineel op de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat. Originelen voorbereiden • Plaats geen papier dat kleiner is dan 25 x 25 mm of groter dan 297 x 432 mm. • Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier volledig droog is voor u het plaatst. 1. Open de DADI. 3. Sluit de DADI. • • • • • Afdrukmateriaal en lade_ 35 Als u tijdens het kopiëren de DADI open laat, kan dit de kwaliteit van de kopie en het tonerverbruik beïnvloeden. Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk. Houd de glasplaat schoon. Als u een pagina uit een boek of magazine kopieert, hef dan de DADI op tot de scharnieren door de stopper worden tegengehouden en sluit dan het deksel. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met het deksel open. Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas breekt. U kunt een letsel oplopen. Plaats uw handen niet op de glasplaat van de scanner bij het sluiten van de DADI. De DADI kan op uw hand vallen en uw hand kwetsen. • Kijk tijdens het kopiëren of scannen niet in het licht van de scanner. Dit is schadelijk voor de ogen. In de dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade. Originelen voorbereiden • • • • • • • Plaats geen papier dat kleiner is dan 140 x 140 mm of groter dan 297 x 432 mm. De DADI detecteert automatisch de volgende formaten van originelen Statement LEF, Statement SEF, JIS B5 LEF, JIS B5 SEF, A5 LEF, A5 SEF, A4 LEF, A4 SEF, Letter LEF, Letter SEF, B4, Ledger, Legal en A3. Vermijd het gebruik van de volgende papiertypes om papierstoringen, een slechte afdrukkwaliteit en schade aan het apparaat te voorkomen. - Carbonpapier of papier met carbonrug - Gecoat papier - Licht doorschijnend of dun papier - Gekreukt of gevouwen papier - Gekruld of opgerold papier - Papier met scheuren Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst. Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier volledig droog is voor u het plaatst. Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht. Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met andere afwijkende eigenschappen. 3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat. 2 Met de DADI kunt u maximaal 100 vellen papier (80 g/m , bankpostpapier) voor één taak laden. 1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst. Als er stof op de glasplaat van de DADI zit, is het mogelijk dat er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat altijd schoon. Afdrukmateriaal en lade_ 36 Afdrukmateriaal selecteren Papier in de lade plaatsen U kunt afdrukken op verschillende soorten afdrukmateriaal, zoals normaal papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmateriaal dat voldoet aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen. Standaardlade/optionele dubbele cassette-invoer Richtlijnen om afdrukmateriaal te kiezen Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen kunnen de volgende problemen veroorzaken: • Slechte afdrukkwaliteit • Meer papierstoringen • Versnelde slijtage van het apparaat. De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met het volgende: • Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat worden beschreven in de specificaties van afdrukmateriaal. • Gewenst resultaat: de afdrukmedia die u kiest moeten geschikt zijn voor het doel. • Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren scherpere, helderdere en levendigere afbeeldingen op. • Gladheid van het oppervlak: de gladheid van de afdrukmedia bepaalt hoe scherp de afdrukken er uitzien op papier. • • • • • • Plaats de afdrukmaterialen die u voor de meeste afdruktaken gebruikt in de standaardlade. De standaard papierlade kan tot 1 040 vellen normaal papier bevatten. U kunt een optionele dubbele cassette-invoer voor 1 040 extra vellen gewoon papier aanschaffen en die onder de standaardlade bevestigen. Raadpleeg de Verbruiksartikelen en accessoires gids op de meegeleverde cd. • • • • De standaardlade bevat twee laden. (lade 1, lade 2) De optionele dubbele cassette-invoer bevat twee laden. (lade 3, lade 4) Het proces van het laden van papier voor lade 1, 2, 3 en 4 is dezelfde. Als u de optionele hogecapaciteitsinvoer heeft geïnstalleerd, raadpleeg dan de meegeleverde installatiehandleiding. Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan problemen veroorzaken die herstellingen vereisen. Dergelijke herstellingen zijn niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten. 1. Houd de vergrendelingshendel op de hendel ingedrukt en trek de lade eruit. Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmedia aan alle richtlijnen van deze gebruikershandleiding voldoen en toch geen bevredigende resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van eigenschappen van de vellen, een onjuiste bediening, een ongewenst temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover men geen controle heeft. Voordat u grote hoeveelheden afdrukmedia koopt, controleert u of het papier voldoet aan de vereisten in deze gebruikershandleiding. Het gebruik van afdrukmedia die niet aan deze specificaties voldoen kan problemen veroorzaken of herstellingen vereisen. Zulke herstellingen vallen niet onder de garantie of serviceovereenkomsten van Samsung. Hoeveel papier u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het gebruikte afdrukmateriaal. Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan het apparaat beschadigen. Het gebruik van brandbare afdrukmedia kan leiden tot brand. Gebruik geschikte afdrukmedia. Het gebruik van brandbare afdrukmedia of de aanwezigheid in de printer van materialen die daar niet thuishoren, kan in zeldzame gevallen leiden tot brand. 2. Druk de papierlengtegeleider in en trek deze tot aan het einde van de lade. Hoeveel papier u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het gebruikte afdrukmateriaal. Afdrukmateriaal en lade_ 37 5. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven. 1 Papierlengtegeleide r 3. Druk de papierbreedtegeleider in en trek deze tot aan het einde van de lade. 6. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte. 1 Papierbreedtegelei der 4. Buig de papierstapel en waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u het papier in de lade plaatst. Afdrukmateriaal en lade_ 38 7. Na het laden van papier in de lade, drukt u de papierbreedtegeleider in en brengt u de geleider in de richting van de papierstapel tot deze de zijkant van de stapel licht raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier. Hierdoor zou het papier kunnen gaan buigen. 1 Papiercapaciteitsm arkering 8. Zet de papierlengtegeleider vast met de vergrendelingsschakelaar. Ontgrendel de vergrendelingsschakelaar om papier met een andere papiergrootte te laden. • • Druk de papiergeleider niet te ver door, waardoor het papier wordt gebogen. Als u de breedtegeleider niet aanpast kan het papier vastlopen. 1 Vergrendelingssch akelaar Plaats niet te veel papier in de lade. Anders kan het papier vastlopen. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt. 9. Plaats de lade terug in het apparaat. Stel de papiersoort en het papierformaat voor de lade in om een document af te drukken. Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op het bedieningspaneel (zie "Instellingen voor lade" op pagina 48). De standaardlade en de optionele dubbele cassette-invoer detecteren automatisch diverse papierformaten (zie "Automatische detectie van formaten van afdrukmateriaal" op pagina 44). Als u de Bevestiging lade Aan in Instellingen voor lade instelt, verschijnt automatisch het bevestigingsvenster (zie "Het instellen van Afdrukmateriaal en lade_ 39 Optionele hogecapaciteitsinvoer het ladebevestigingsbericht" op pagina 50). U kunt de papierverwerkingscapaciteit van het apparaat verhogen door een optionele hogecapaciteitsinvoer te installeren. Deze lade heeft een maximale capaciteit van 2 000 vellen papier. De hogecapaciteitsinvoer is alleen geschikt voor papier van A4- of Letter-formaat. Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan problemen veroorzaken die herstellingen vereisen. Dergelijke herstellingen zijn niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten. 1. Houd de vergrendelingshendel op de hendel ingedrukt en trek de lade eruit. Controleer op het papierformaat en het papiertype in de lade wel of niet wordt gedetecteerd. Als u het papierformaat of het papiertype wilt instellen of wanneer het apparaat het formaat en type niet kan detecteren, kunt u het formaat en type direct in het bevestigingsvenster invoeren. Bepaalde papiertypes worden in afkortingen weergegeven. Tab Ext. staat voor Tabloid Extra, EXEC en STMT staat respectievelijk voor Executive en Statement. • • Als u problemen ondervindt met de papiertoevoer, moet u nagaan of het papier voldoet aan de specificaties van de afdrukmedia. Probeer vervolgens vel voor vel door te voeren langs de multifunctionele lade (zie "Multifunctionele lade" op pagina 42). De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel werden opgegeven. Afdrukken vanuit een toepassing: a) Open een toepassing en start het afdrukmenu. b) Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken. c) Open het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken en selecteer de papiersoort, het papierformaat en de invoerlade. d) Druk op OK. e) Afdrukken starten in een toepassing. 2. Buig de papierstapel en waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u het papier in de lade plaatst. Afdrukmateriaal en lade_ 40 3. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven. 4. Plaats het papier in de linkerzijde van de lade met de bedrukte zijde omhoog. De linkerzijde van de lade kan maximaal 1 000 vellen normaal papier bevatten. Lijn het papier uit en duw het papier voorzichtig naar de rechterzijde van de lade. Anders kan het papier vastlopen. • Afdrukmateriaal en lade_ 41 Plaats niet te veel papier in de lade. Anders kan het papier vastlopen. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt. bedieningspaneel (zie "Instellingen voor lade" op pagina 48). Multifunctionele lade De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmedia bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u maar één pagina wilt afdrukken op gekleurd papier. Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade • Plaats slechts één soort, formaat en gewicht van afdrukmateriaal tegelijk in de multifunctionele lade. • Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade ligt. Dit kan papierstoringen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmedia. • Plaats afdrukmedia in het midden van de multifunctionele lade met de te bedrukken zijde naar boven en de bovenrand vooraan. • Plaats alleen afdrukmateriaal dat aan de specificaties voldoet. Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit. • Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor u ze in de multifunctionele lade plaatst. 1. Open de multifunctionele lade en trek, indien nodig, het verlengstuk eruit. • Als het papier aan de rechterzijde op is, duwt de geleider automatisch het papier van de linkerzijde naar de rechterzijde. 2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst. 5. Plaats de lade terug in de hogecapaciteitsinvoer. Stel de papiersoort en het papierformaat voor de lade in om een document af te drukken. Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op het Afdrukmateriaal en lade_ 42 3. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar onder. De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel werden opgegeven. Afdrukken vanuit een toepassing: a) Open een toepassing en start het afdrukmenu. b) Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken. c) Open het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken en selecteer de papiersoort, het papierformaat en de invoerlade. d) Druk op OK. e) Afdrukken starten in een toepassing. 4. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en pas ze aan de breedte van het papier aan. Oefen niet te veel druk uit. Het papier kan gaan plooien waardoor een papierstoring ontstaat of het papier scheeftrekt. 5. Stel het papiertype en -formaat voor de multifunctionele lade in om een document af te drukken. De multifunctionele lade detecteert automatisch de verschillende papierformaten (zie "Automatische detectie van formaten van afdrukmateriaal" op pagina 44). Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op het bedieningspaneel (zie "Instellingen voor lade" op pagina 48). Afdrukmateriaal en lade_ 43 Automatische detectie van formaten van afdrukmateriaal Dit apparaat detecteert automatisch de verschillende papierformaten. Raadpleeg de onderstaande tabel. Standaardlade/optionele dubbele cassette-invoer Multifunctionele lade Optionele hogecapaciteitsinvoer Dubbelzijdig afdrukken Letter SEF2 ● o N.v.t. beschikbaar 3 ● ● ● beschikbaar Ledger ● ● N.v.t. beschikbaar Legal ● o N.v.t. beschikbaar Executive SEF o o N.v.t. beschikbaar Executive LEF N.v.t. o N.v.t. beschikbaar Statement SEF ● ● N.v.t. beschikbaar Statement LEF N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. A3 ● ● N.v.t. beschikbaar A4 SEF ● ● N.v.t. beschikbaar A4 LEF ● ● ● beschikbaar A5 SEF ● o N.v.t. beschikbaar A5 LEF N.v.t. ● N.v.t. N.v.t. B4 ● ● N.v.t. beschikbaar JIS B5 SEF ● ● N.v.t. beschikbaar JIS B5 LEF N.v.t. ● N.v.t. beschikbaar A6 SEF N.v.t. ● N.v.t. N.v.t. A6 LEF N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. ISO B5 SEF o o N.v.t. beschikbaar ISO B5 LEF N.v.t. o N.v.t. N.v.t. Folio ● o N.v.t. beschikbaar Oficio o o N.v.t. beschikbaar Tabloid Extra ● o N.v.t. beschikbaar 8K o o N.v.t. beschikbaar 16K o o N.v.t. beschikbaar Grootte1 Letter LEF 1. Dit apparaat kan vergelijkbare papierformaten detecteren aangezien de automatische detectie van papier op grootte is gebaseerd. 2. SEF betekent korte zijde-invoer (Short Edge Feed). 3. LEF betekent lange zijde-invoer (Long Edge Feed). (●: gedetecteerd, o: niet gedetecteerd, nvt: u kunt het papier niet in de lade plaatsen.) Afdrukmateriaal en lade_ 44 Afdrukken op speciale afdrukmedia Onderstaande tabel toont het beschikbare speciale afdrukmateriaal voor elke lade. Wanneer u speciale media gebruikt, raden we u aan om vel per vel te laden. Controleer hoeveel vellen u maximaal in elke lade mag plaatsen. Standaardla de/optionele dubbele cassette-inv oer Optionele hogecapacit eitsinvoer1 Multifunctionele lade Dik papier O O O Zwaar O O O Extra zwaar 1 X X O Dun papier O O O Katoen O O O Kleur O O O Voorbedrukt O O O Kringlooppapi er O O O Bankpost O O O Archiefpapier O X O Birefhoofd O X O Geperforeerd O O O Dunne kaarten O O O Dikke kaarten X X O Envelop X X O Transparante n X X O Etiketten O X O Types • • • • • • • • • • Transparanten: transparanten van 138 tot 146 g/m2. Envelop: enveloppen van 75 tot 90 g/m2. Voorbedrukt: voorbedrukt papier van 75 tot 90 g/m2. Katoen: katoenpapier van 75 tot 90 g/m2. Kringlooppapier: kringlooppapier van 60 tot 90 g/m2. Archiefpapier: 70 tot 90 g/m2. Als u de afdruk gedurende een lange periode wilt bewaren, bijvoorbeeld voor archieven, selecteer dan deze optie. Birefhoofd: 70 tot 90 g/m2. Geperforeerd: 70 tot 90 g/m2. Dunne kaarten: kaart van 105 tot 163 g/m2. Dikke kaarten: karton van 170 tot 216 g/m2. Enveloppen Of enveloppen goed worden bedrukt is afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. Om een envelop af te drukken plaatst u ze met de omslag omhoog. • 1. De hogecapaciteitsinvoer ondersteunt alleen papier van A4- of Letter-formaat. De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Met de optie papiertype kunt u het papiertype instellen dat in de lade moet worden geplaatst. Deze instelling verschijnt nu in de vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt selecteren. Op die manier krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Zo niet, wordt de gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet bereikt. • Normaal papier: normaal papier van 71 tot 90 g/m2. • Dik papier: dik papier van 91 tot 105 g/m2. • Zwaar: dik papier van 106 tot 175 g/m2. • Extra zwaar 1: dik papier van 176 tot 216 g/m2. • Dun papier: dun papier van 60 tot 70 g/m2. • Bankpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m2. • Kleur: eenzijdig gekleurd papier van 75 tot 90 g/m2. • Etiketten: etiket van 120 tot 150 g/m2. • • • • • Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren: - Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan 90 g/m2 bedragen, anders kan er een papierstoring optreden. - Samenstelling: voor u afdrukt moeten de enveloppen plat liggen met een krul van minder dan 6 mm en mogen ze geen lucht bevatten. - Toestand: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of beschadigd zijn. - Temperatuur: gebruik enveloppen die bestand zijn tegen de druk en de hitte die tijdens het afdrukken in het apparaat ontstaan. Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen. Gebruik geen afgestempelde enveloppen. Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere synthetische materialen. Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit. Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek. Afdrukmateriaal en lade_ 45 1 Aanvaardbaar 2 Onaanvaardbaar • • • Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur (circa 170 °C) van het apparaat. De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen. Voor de beste afdrukkwaliteit moeten de marges minimaal 15 mm van de rand van de envelop blijven. Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen. Etiketten Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar onder. Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u best uitsluitend etiketten voor laserprinters. Transparanten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen mag u uitsluitend transparanten gebruiken die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. • • • • • • • • • • De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de smelttemperatuur van het apparaat. Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat hebt gehaald. Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft tot vlekken bij het afdrukken. Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten achterlaat. Dit veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken. Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen. Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken hebben. Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde. Om te vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op elkaar liggen nadat u ze hebt afgedrukt. Basistype transparant (bv. Xerox 3R3117) resulteert in een beter beeld en een betere verwerkingskwaliteit dan transparanten met een papieren achterzijde (bijv. Xerox 3R3028) of verwijderbare strip (3R3108). • • • • Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende factoren: - Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de fixeertemperatuur van het apparaat, ongeveer 170 °C gedurende 0,1 seconde. - Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben. - Krullen: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen. - Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel. Zorg ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken. Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd. Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of beschadigd zijn. Plaats geen papier zonder ruimte tussen etiketten die in dezelfde richting lopen als het papier dat wordt ingevoerd. Anders kan het papier Afdrukmateriaal en lade_ 46 Briefhoofd/voorgedrukt papier vastlopen. Eenzijdig Dubbelzijdig Standaardlad e/ optionele dubbele cassette-invo er Voorzijde naar boven Voorzijde naar onder Multifunction ele lade Voorzijde naar onder Voorzijde naar boven Kartonpapier/papier van een aangepast formaat • • • • • • Voorbedrukt papier moeten afgedrukt zijn met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als hij gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur (170 °C) van het apparaat. De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet beschadigen. Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen. Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt. Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 98 mm en korter dan 148 mm. Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de zijkanten van het afdrukmateriaal. Afdrukmateriaal en lade_ 47 Instellingen voor lade Het papiertype instellen Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en -type instellen met behulp van de knoppen op het scherm. Als u wilt afdrukken vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het toepassingsprogramma dat u op uw computer gebruikt. 1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen > selecteer de gewenste lade in het scherm. De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het scherm werden opgegeven. Het papierformaat instellen 1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen > selecteer de gewenste lade in het scherm. 2. Druk op Papiertype en selecteer het papiertype. 2. Druk op Papierformaat en selecteer de papiergrootte. 3. Druk op OK. Automatische ladekeuze Met deze optie kan het apparaat worden ingesteld om al dan niet door te gaan met afdrukken als een lade leeg is. Zo zal bijvoorbeeld, als zowel lade 1 en lade 2 hetzelfde formaat papier bevatten, het apparaat automatisch papier lade 2 gebruiken wanneer lade 1 leeg is. 1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen > Automatische ladekeuze. • Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u de papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld in de beschikbare A/B- en Letter-papiertypen in dit apparaat. • Als er geen vereiste papiergrootte is of u moet aangepast papierformaat gebruiken, druk dan op de pijlknoppen om de papiergrootte in te stellen. U kunt het aangepaste formaat ook instellen en opslaan via Aangepast formaat. U kunt op welk moment dan ook het aangepaste formaat selecteren. 3. Druk op OK om uw keuze op te slaan. Afdrukmateriaal en lade_ 48 Papier vervangen 2. Druk op Aan. Wanneer het vereiste papier voor een afdruktaak niet in de lade beschikbaar is, is het met deze functie mogelijk om een vergelijkbaar papierformaat te gebruiken. Bijvoorbeeld, als het vereiste Ledger (grootboek)-papierformaat niet in de lade beschikbaar is, gebruikt het apparaat A3-papier in plaats van het vereiste papier. Als het papier vervangen wordt, kan er afbeeldingsverlies plaatsvinden. 1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen > Papiervervanging. 3. Druk op OK. Automatisch doorgaan Met deze optie kunt u toch doorgaan met afdrukken wanneer de ingestelde papiergrootte niet overeenstemt met het papier in de lade. Als deze optie geactiveerd is, gaat het apparaat door met afdrukken op vergelijkbaar of groter papierformaat. Als deze optie niet geactiveerd is, dan wacht het apparaat totdat de vereiste papiergrootte in de lade wordt geladen. 1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen > Automatisch doorgaan. 2. Druk op Aan. 2. Druk op Aan. 3. Druk op OK. 3. Druk op OK. Afdrukmateriaal en lade_ 49 Ladeprioriteitsinstelling Het instellen van het ladebevestigingsbericht Als u geen lade voor het afdrukken selecteert, wordt de lade geselecteerd volgens de ingestelde volgorde in Prioriteitinstelling lade. Als er in de lade niet het gewenste papier zit, drukt het apparaat automatisch af in de ingestelde volgorde van de laden. 1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen > Prioriteitinstelling lade. U kunt een automatisch bevestigingsbericht instellen dat bij het plaatsen van het papier in de lade verschijnt. Dit apparaat detecteert automatisch bepaalde papierformaten en papiertypes. Als u het papierformaat of het papiertype wilt instellen of wanneer het apparaat het formaat en type niet kan detecteren, kunt u het formaat en type direct in het bevestigingsvenster invoeren. 1. Druk op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen > selecteer de gewenste lade in het scherm. 2. Druk op een lade en verleen prioriteit in de volgorde voor de afdruktaak met de knoppen Omhoog en Omlaag. 3. Druk op OK. 2. Druk op Bevestiging lade. 3. Druk op Aan. 4. Druk op OK. Afdrukmateriaal en lade_ 50 Een uitvoerlocatie selecteren selecteren Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt kan het oppervlak van de middenlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd kinderen uit de buurt. Het apparaat heeft twee uitvoerlocaties: de binnenlade (taakscheider) en de middenlade. De middenlade moet voor de meeste afdruktaken worden gebruikt. De binnenlade (taakscheider) is een optioneel apparaat. 1 Middenlade 2 Binnenlade (taakscheider) Het apparaat stuurt de uitvoer standaard naar de middenste lade. • • De binnenlade is erg handig voor het scheiden van afdrukken. Als u bijvoorbeeld wilt vermijden dat ontvangen faxen gemengd worden met kopieën of afdrukken, kunt u deze binnenlade gebruiken om de ontvangen faxen te scheiden. Als u de optionele standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd, kunt u meer uitvoerladen gebruiken. Een uitvoerlocatie in de kopieermodus selecteren In de kopieermodus kunt u een uitvoerlocatie in het scherm selecteren. Selecteer een uitvoerlocatie in Kopie > Uitvoer > Uitvoerlade. Een uitvoerlocatie in de afdrukmodus selecteren In de afdrukmodus kunt u een uitvoerlocatie op uw computer selecteren select. Selecteer een uitvoerlocatie in Opties voor uitvoerlade in het tabblad Afwerking. Een uitvoerlocatie in de faxmodus selecteren In de faxmodus kunt u een uitvoerlocatie in het scherm selecteren. Afdrukmateriaal en lade_ 51 Kopiëren 3. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • Informatie over het scherm Kopiëren Normaal kopiëren De instellingen per kopie wijzigen Bijzondere kopieerfuncties gebruiken • • • Een programma-instelling gebruiken Documenten opslaan Het menu Snel kopiëren gebruiken Informatie over het scherm Kopiëren • Als u in het scherm op Kopie drukt, verschijnt het scherm Kopie dat verschillende tabbladen en opties voor kopiëren bevat. Alle opties zijn gegroepeerd per functie zodat u uw keuze gemakkelijk kunt configureren. ) om naar het Als er een ander scherm wordt weergegeven, drukt u op ( beginscherm te gaan. • • Dubbelzijdig: stelt het apparaat in voor dubbelzijdig afdrukken van kopieën (zie "Meerdere zijden kopiëren" op pagina 57). Kleurmodus: het apparaat ondersteunt allleen zwart-wit. Uitvoer: stelt de verschillende uitvoeropties van het apparaat in (zie "De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen" op pagina 58). Tonersterkte: past de helderheid aan om een beter leesbare kopie te verkrijgen als het origineel onduidelijke markeringen en donkere afbeeldingen bevat (zie "De tonerdichtheid aanpassen" op pagina 64). Proefexemplaar: biedt de mogelijkheid om eerst één exemplaar af te drukken om de kwaliteit te controleren en dan de overige kopieën later af te drukken (zie "Proefkopiëren" op pagina 64). Programma’s: om de huidige instellingen op te slaan voor toekomstig gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op pagina 81). Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf (HDD) van uw apparaat op (zie "Documenten opslaan" op pagina 83). • • • • • : met deze knop kunt u bepaalde opties in detail of volledig weergeven door te drukken op • . : met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Fax, Doc.vak, etc., gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste menu waar u naar toe wilt. Het tabblad Basis Het tabblad Geavanceerd Met de pijl-omhoog/omlaag linksonder kunt u naar de volgende of vorige pagina gaan. • • • Exempl.: hiermee kunt u het aantal exemplaren instellen. Papierinvoer: selecteert de papierinvoerlade (zie "De papierinvoerlade selecteren" op pagina 56). Verklein/Vergrot: verkleint of vergroot de grootte van een gekopieerde afbeelding (zie "Kopieën vergroten of verkleinen" op pagina 57). • Kopiëren_ 52 Formaat van origineel: selecteert de actuele papiergrootte van de originelen (zie "Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 65). • • • • • Oorspronkelijke stand: selecteert de oriëntatie van de originelen (zie "De richting van originelen selecteren" op pagina 65). kopie ID: hiermee drukt u dubbelzijdige originelen af op één vel papier. Deze functie is met name handig voor het kopiëren van kleine documenten zoals visitekaartjes (zie "Identiteitskaart kopiëren" op pagina 66). X-op-1: drukt 2 of meer originele afbeeldingen verkleind af zodat ze op één vel papier passen (zie "Meerdere pagina’s per vel kopiëren" op pagina 67). Beeld herhalen: drukt meerdere beeldkopieën van het originele document af op één pagina (zie "Afbeelding herhalen" op pagina 70). Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis. • • • • • • • • • • • Afbeelding verschuiven: hiermee kunt u de positie van de afbeelding aanpassen (zie "Afbeelding verschuiven bij kopiëren" op pagina 71). Boekje: hiermee kunt u boekjes maken (zie "Boekje kopiëren" op pagina 72). Boekje kopiëren: hiermee kunt u de linker- en/of rechterpagina van een boek op gescheiden uitvoerpapier kopiëren (zie "Boek kopiëren" op pagina 73). Voorbladen: voegt automatisch voorbladen toe van een verschillende lade (zie "Voorblad kopiëren" op pagina 74). Transparanten: hiermee voegt u een blanco of bedrukte scheidingspagina toe tussen een reeks transparanten (zie "Transparanten kopiëren" op pagina 74). Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis. • Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of vorige pagina gaan. • • • Watermerk: hiermee kunt u op afdrukken een watermerk afdrukken (zie "Watermerk" op pagina 75). Stempel: hiermee kunt u enige informatie toevoegen bij het afdrukken Taak samenstellen: hiermee kunt u meerdere pagina’s of verschillende typen originelen kopiëren nadat alle originelen gescand zijn (zie "Taak samenstellen" op pagina 77). Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. Het tabblad Afbeelding • • (zie "Stempel" op pagina 75). Poster kopiëren: drukt een afbeelding verdeeld over negen pagina’s af (zie "Poster kopiëren" op pagina 76). Snelheid duplexscan: versnelt het kopiëren/scannen (zie "De dubbelzijdige scansnelheid selecteren" op pagina 77). Melding taak voltooid: verzendt een e-mailmelding nadat de kopieertaak is voltooid (zie "De taakvoltooiingsmelding instellen" op pagina 77). Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis. • • Kopiëren_ 53 Type origineel: hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het documenttype voor de huidige kopieertaak te selecteren (zie "Het type van originelen selecteren" op pagina 78). Rand wissen: hiermee kunt u bepaalde gebieden van de kopieën wissen (zie "Randen wissen" op pagina 78). Scherpte: past de tonerdichtheid aan om een kopie beter leesbaar te maken (zie "De scherpte wijzigen" op pagina 78). Contrast: past het contrastniveau aan om de afbeelding zacht of scherp te maken (zie "Het contrast wijzigen" op pagina 79). Spiegelbeeld: keert het origineel om, net zoals bij een spiegel (zie "In spiegelbeeld kopiëren" op pagina 79). • Normaal kopiëren Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis. Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het kopiëren van originelen. 1. Druk in het scherm op Kopie. • • • • Achtergrond aanpassen: drukt een afbeelding met een lichtere achtergrond af (zie "De achtergrond aanpassen" op pagina 80). Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het kopiëren van de voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegekopieerd (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op pagina 80). Negatief: hiermee kunt u de orginele afbeelding met de licht- en donkergekleurde gebieden van de omgekeerde afbeelding kopiëren (zie "Het kopiëren in een negatief beeld" op pagina 80). Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of Afbeelding (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65). Kopiëren_ 54 5. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke toetsenbord op het bedieningspaneel. • U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29). 6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Verschillende formaten van originelen kopiëren Met deze functie kunt u originelen met verschillende formaten in één keer kopiëren. • • Druk op Stop op het bedieningspaneel om de huidige kopieertaak te annuleren. Als u originelen met verschillende formaten in één keer wilt kopiëren, selecteert u Verschill. form. in de optie Formaat van origineel (zie "Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 65). Anders kunnen de originelen vastlopen. • Wij raden de onderstaande combinaties aan voor het kopiëren van originelen van verschillende formaten. Het gebruik van andere combinaties die niet worden aanbevolen kan het vastlopen van originelen veroorzaken. - A3 en A4 - A3 en B4 - A4 en B4 - B4 en B5 - Letter en Legal - Letter en Ledger 1. Druk in het scherm op Kopie. Kopiëren_ 55 2. Plaats de originelen van verschillend formaat met de bedrukte zijde naar boven in de DADI. Na het plaatsen van de originelen in de DADI, lijn het papier uit en duw het papier voorzichtig naar de achterzijde van de DADI-breedtegeleider. De instellingen per kopie wijzigen Op het tabblad Basis van het scherm Kopie kunt u kopieerfuncties selecteren voordat u begint met kopiëren. De tabbladinstelling Basis geldt alleen voor de huidige kopieertaak. Dit betekent dat de geselecteerde instellingen niet van toepassing zijn op de volgende kopieertaak. Na het voltooien van de huidige kopieertaak of wanneer u op de knop Clear van het bedieningspaneel drukt, worden de standaardinstellingen automatisch door het apparaat hersteld. De papierinvoerlade selecteren Papierinvoer selecteert de papierlade met het af te drukken papier. Het apparaat drukt de gescande afbeelding af op het papier in de geselecteerde lade. U kunt de pictogrammen zien die de papierformaten en de papierinhoud van elke lade tonen. Druk op het tabblad Basis > Papierinvoer en vervolgens op de desbetreffende papierlade. 3. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van origineel > Verschill. form.. Verschill. form. is actief wanneer de originelen in de DADI zijn geplaatst. 4. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 5. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of Afbeelding (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65). 6. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke toetsenbord op het bedieningspaneel. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. • Auto: detecteert automatisch het papierformaat in de papierlade. Als u deze optie gebruikt, is de functie Afbeelding verschuiven in het tabblad Geavanceerd niet actief. • Andere vooraf ingestelde waarden: controleer het papierformaat in elke lade en druk op de lade met het papierformaat dat u wilt. De onderstaande pictogrammen verwijzen naar de papierinhoud in elke lade. Kopiëren_ 56 100 ~ 71% 70 ~ 31% 30 ~ 11% Minder dan 10% waarde van elk pictogram en druk op het pictogram dat u wilt gebruiken. U kunt ook de afbeelding op het papoer verkleinen en vergroten met de knop meer. Leeg U kunt ook een papierlade instellen met de knop meer. Kopieën vergroten of verkleinen Met de functie Verklein/Vergrot kunt u een originele afbeelding verkleind of vergroot afdrukken op het papier. U kunt op de pictogrammen drukken die tonen hoe de kopieën kunnen worden verkleind en vergroot. Bovendien, als u op de knop meer drukt, kunt u de afdruk van een kopie verkleinen of vergroten in stappen van 1% tussen 25% en 400%. Druk op het tabblad Basis > Verklein/Vergrot en vervolgens op de geschikte optie om de afbeelding op het papier te vergroten of te verkleinen. Als u deze optie gebruikt zijn de functies Boekje en Poster kopiëren in het tabblad Geavanceerd niet actief. U kunt een optie selecteren door op een knop in de lijst Verkleinen en Vergroten te drukken. Gebruik de pijl-link/rechts om de af te drukken kopie 1% tussen 25 ~ 400% te verkleinen of te vergroten. • XY-zoomen: met deze knop kunt u de x (breedte) en y (hoogte) verkleinen en vergroten tussen 25 ~ 400%. Voer de waarde in het invoergebied x of y in met behulp van het numerieke toetsenbord. • Aangepast zoomen: u kunt het aangepast zoomformaat met Zoomen of XY-zoomen instellen en opslaan. U kunt op ieder moment het aangepaste zoomformaat selecteren. Meerdere zijden kopiëren Met de dubbelzijdige functie kunt u één of twee zijden van de originelen dubbelzijdig kopiëren of dubbelzijdige originelen in meerdere éénzijdige kopieën verdelen. Controleer de beschikbaarheid van het papier met behulp van de functie Dubbelzijdig. U kunt deze functie alleen gebruiken met Letter SEF, Letter LEF, Ledger, Legal, Executive SEF, Statement SEF, A3, A4 SEF, A4 LEF, A5 SEF, B4, JIS B5 SEF, ISO B5 SEF, Tabloid Extra, 8K, 16K en Oficio. Alleen 63 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) Als u deze optie gebruikt, zijn kopie ID, Boekje kopiëren, Transparanten en Poster kopiëren in het tabblad Geavanceerd niet geactiveerd. Druk op het tabblad Basis > Dubbelzijdig en vervolgens op de geschikte dubbelzijdige optie. • • • • • Origineel (100%): hiermee drukt u tekst en afbeeldingen op hetzelfde formaat af als op de originelen. Auto aanpassen: hiermee verkleint of vergroot u het origineel op basis van het formaat van het afdrukmateriaal. Andere vooraf ingestelde waarden: controleer de afbeelding en de Als u een origineel op de glasplaat van de scanner plaatst en op 1 -> 2-zijdig, 2 -> 1-zijdig of 2 -> 2-zijdig drukt, verschijnt het bericht Nog een pagina? na het kopiëren van de eerst pagina. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. • Kopiëren_ 57 1 -> 1-zijdig: scant één zijde van een origineel en drukt het op één • papierzijde af. Met deze functie krijgt u een afdruk die exact overeenkomt met de originelen. 1 -> 2-zijdig: hiermee scant u één zijde van de originelen in en drukt u op beide zijden van het papier af. met de knop meer. De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen • U kunt de kopieeruitvoeropties gebruiken wanneer een optionele standaard afwerkeenheid of een boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. • Afhankelijk van de richting van het papier in de lade (bijv. SEF of LEF) kunnen bepaalde niet- en perforatierichtingen niet beschikbaar zijn. • Wanneer u gelijktijdig de nietmachine en de perforator gebruikt, kunt u alleen dezelfde positie instellen voor de nietjes en de perforatiegaten. Druk op het tabblad Basis > Uitvoer en selecteer de kopieeruitvoeropties die u wilt. U kunt het uitvoerbindtype Boek of Kalender selecteren met de knop meer. • 2 -> 1-zijdig: hiermee scant u beide zijden van het origineel en drukt u elke zijde op een afzonderlijk vel af. U kunt het originele bindtype Boek of Kalender selecteren met de knop meer. • • 2 -> 2-zijdig: hiermee scant u beide zijden van het origineel in en drukt u op beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk die exact overeenkomt met de originelen. U kunt het originele en uitvoerbindtype Boek of Kalender selecteren Kopiëren_ 58 Sorteren: wanneer u meerdere sets kopieert, kunt u de volgorde van de afdrukken selecteren. - Gesorteerd: afdrukken in sets in overeenstemming met dezelfde volgorde van de originelen. - Niet-gesorteerd: afdrukken gesorteerd in stapels van afzonderlijke pagina’s. • gebruiken. Middelste lade is echter van het scherm verdwenen. Offset: afdrukken worden gestapeld in sets en zijkant op zijkant gelegd. - Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. - Aan: deze functie kan worden gebruikt. • • • Bovenste lade: papierformaten die niet ondersteund worden door de afwerklade worden automatisch afgedrukt in de lade bovenaan. • Lade van afwerk.: als de optionele standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd, verzendt het apparaat standaard de uitvoer naar de afwerklade. Nieten: u kunt de afdrukken nieten en de nietpositie aanpassen. • Uitvoerlade: selecteer de uitvoerlade. De Binnenste lade (optionele taakscheider) is een optioneel apparaat. - - - Binnenste lade: De binnenlade is erg handig voor het scheiden van afdrukken. Als u bijvoorbeeld wilt vermijden dat ontvangen faxen gemengd worden met kopieën of afdrukken, kunt u deze binnenlade gebruiken om de ontvangen faxen te scheiden. Middelste lade: het apparaat stuurt de uitvoer standaard naar de middenste lade. Als u optionele standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd, kunt u meer uitvoerladen Kopiëren_ 59 De functie Nieten is alleen beschikbaar wanneer de standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. • Wanneer u de functie Nieten gebruikt, is alleen de afwerklade beschikbaar voor afdrukken. • Bij een afdruk van slechts één pagina, werkt de functie Nieten niet. • Wanneer u de opties Perforeren als eerste instelt en pas dan de opties Nieten, kunnen afhankelijk van de nietpositie en de richting van de papierinvoer in de laden bepaalde opties niet beschikbaar zijn. • Wanneer u meerdere kopieën van een taak afdrukt met de functie Nieten, raden wij u aan om op de afwerklade te letten. Afdrukken kunnen verkreukelen en uit de afwerklade vallen. Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. 1 nietje: selecteer deze instelling om afdrukken met een nietje te binden. U kunt de nietpositie ook selecteren met Links of Rechts in Nieten Richting. - 2 nietjes: selecteer deze instelling om afdrukken met twee nietjes te binden. U kunt de nietpositie ook selecteren in Nieten Richting. Afhankelijk van de door u gekozen opties zal het resultaat variëren. Raadpleeg de onderstaande tabel voordat u de optie 2 nietjes gebruikt. Richting van het origineel (DADI/glasplaat van de scanner) In de DADI Op de glasplaat van de scanner Oorspronkelijke stand (weergavescherm) De papierinvoerrichting in de lade Beschikbaar Nieten Richting Staande afbeeldingen Long Edge Feed (LEF) Links of Rechts Liggende afbeeldingen LEF Boven Staande afbeeldingen Short Edge Feed (SEF) Boven Liggende afbeeldingen SEF Links of Rechts Kopiëren_ 60 Resultaat Links Rechts Links Rechts Richting van het origineel (DADI/glasplaat van de scanner) In de DADI Oorspronkelijke stand (weergavescherm) De papierinvoerrichting in de lade Beschikbaar Nieten Richting Resultaat Staande afbeeldingen LEF Boven Liggende afbeeldingen LEF Links of Rechts Links Rechts Staande afbeeldingen SEF Links of Rechts Links Rechts Liggende afbeeldingen SEF Boven Op de glasplaat van de scanner • Perforeren: de gaten worden in de afdrukken geperforeerd zodat u ze kunt archiveren. Afhankelijk van de door u gekozen opties zal het resultaat variëren. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor u de optie Perforeren gebruikt. Kopiëren_ 61 Richting van het origineel (DADI/glasplaat van de scanner) Oorspronkelijke stand (weergavescherm) De papierinvoerrichting in de lade Beschikbare perforeerpositie In de DADI Staande afbeeldingen Long Edge Feed (LEF) Op de glasplaat van de scanner Liggende afbeeldingen LEF Boven Staande afbeeldingen Short Edge Feed (SEF) Boven Liggende afbeeldingen SEF Links of Rechts Staande afbeeldingen LEF Boven Liggende afbeeldingen LEF Staande afbeeldingen Liggende afbeeldingen In de DADI Links of Rechts Resultaat Links Rechts Links Rechts Links of Rechts Links Rechts SEF Links of Rechts Links Rechts SEF Boven Op de glasplaat van de scanner Kopiëren_ 62 • - - De perforatiefunctie is alleen beschikbaar wanneer de perforatiekit in de optionele standaard of boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. • Het aantal perforatiegaten is afhankelijk van de perforatiekit. U kunt de 2/3-gaten perforatiekit of de 2/4-gaten perforatiekit aanschaffen. • Wanneer u de perforatiefunctie gebruikt, is alleen de afwerklade beschikbaar voor afdrukken. • Wanneer u de opties Nieten als eerste instelt en pas dan de opties Perforeren, kunnen afhankelijk van het aantal nietjes, de nietpositie en de richting van de papierinvoer in de laden bepaalde opties niet beschikbaar zijn. Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. 2 gaten: er worden twee gaten links, rechts of bovenaan geperforeerd. Wanneer het papier voor korte zijde-invoer is geplaatst, kunt u kiezen uit Links of Rechts; terwijl bij papier dat voor lange zijde-invoer is geplaatst, u alleen Boven kunt kiezen. 3 gaten: drie gaten worden links, rechts of boven geperforeerd. Wanneer het papier voor korte zijde-invoer is geplaatst, kunt u kiezen uit Links of Rechts, terwijl u bij papier dat voor lange zijde-invoer is geplaatst alleen Boven kunt kiezen. Kopiëren_ 63 De tonerdichtheid aanpassen Druk op het tabblad Basis. U kunt de tonerdichtheid met de pijl-links/rechts aanpassen. Met deze functie kunt u donkere afbeeldingen lichter afdrukken of lichtere afbeeldingen meer donker maken. 5. Druk op Proefexemplaar. 6. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of Afbeelding (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65). 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. 8. Controleer de kwaliteit van de afdruk. 9. Wanneer het bevestigingsvenster van de proefkopie verschijnt en wanneer de kwaliteit van de afdruk goed is, drukt u op Doorgaan. De overige kopieën worden afgedrukt. Als u op Annul. drukt, worden de overige kopieën geannuleerd. Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van de afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen. Licht Gematigd licht Origineel Gematigd donker Donker Proefkopiëren Deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt afdrukken. U kunt eerst een exemplaar afdrukken om de kwaliteit te controleren en daarna de andere exemplaren afdrukken. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Voer het aantal kopieën in met behulp van het numerieke toetsenblok. Kopiëren_ 64 Bijzondere kopieerfuncties gebruiken Het aangepaste formaat verschilt afhankelijk van de plaats van de originelen. Op het tabblad Geavanceerd of Afbeelding van het scherm Kopie kunt u specifieke kopieerfuncties selecteren. Het formaat van de originelen selecteren Als het formaat van het originele document niet automatisch kan worden herkend of wanneer u een bepaalde documentgrootte wilt selecteren, kunt u na het opgeven van het scanformaat van het document kopieën maken. In de DADI Minimumformaa t 140 x 140 mm 25 x 25 mm Maximumforma at 297 x 432 mm 297 x 432 mm • • 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van origineel. 5. Selecteer het originele formaat. Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u de papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld in de beschikbare A/B- en Letter-papierformaten in dit apparaat. • Op de glasplaat van de scanner Auto: het formaat van de originelen wordt automatisch gedetecteerd, maar bij deze optie worden alleen originelen van het formaat Letter, Ledger, Legal, Statement, A3, A4, A5, B4 of JIS B5 ondersteund. Verschill. form.: hiermee kunt u papier van Letter- en Legal-formaat door elkaar gebruiken. Het juiste papierformaat wordt automatisch geselecteerd in verschillende laden. Stel bijvoorbeeld dat u een document hebt met drie pagina’s, waarbij de eerste pagina het Letter-formaat heeft, de tweede pagina het Legal-formaat en de derde pagina opnieuw het Letter-formaat. In dat geval wordt met behulp van verschillende laden eerst op papier van Letter-formaat afgedrukt, vervolgens op papier van Legal-formaat en daarna weer op papier van Letter-formaat. Verschill. form. is actief wanneer de originelen in de DADI zijn geplaatst. • Andere vooraf ingestelde waarden: u kunt de grootte van het origineel selecteren door de knoppen in te drukken. 6. Druk in het scherm op OK. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. De richting van originelen selecteren Specificeer de richting van het document bij het kopiëren van dubbelzijdige documenten of het maken van dubbelzijdige kopieën. Anders kunnen de kopieën niet worden afgedrukt in de correcte paginavolgorde of de correcte voor- en achterblad-indeling. Aangepast: als er geen vereiste papiergrootte is of u moet aangepast papierformaat gebruiken, druk dan op de pijlknoppen om de grootte van het origineel in te stellen. U kunt het aangepaste formaat ook instellen en opslaan via Aangepast formaat. U kunt op welk moment dan ook het aangepaste formaat selecteren. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). Kopiëren_ 65 4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Oorspronkelijke stand. 5. Selecteer de richting van het originele document. • Staande afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen origineel met de bovenkant naar de achterkant van het apparaat. De DADI gebruiken De glasplaat van de scanner gebruiken Pictogra m Identiteitskaart kopiëren Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder het origineel te verkleinen. Deze functie is met name handig voor het kopiëren van kleine documenten zoals visitekaartjes. • • Liggende afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen origineel in de DADI met de bovenkant van het originele document gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of een origineel document op de glasplaat van de scanner met de bovenkant van het originele document gericht naar de rechterzijde van het apparaat. De DADI gebruiken De glasplaat van de scanner gebruiken Pictogra m 1. 2. 3. 4. 5. Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. • Het formaat van dubbelzijdige originelen moet kleiner zijn dan A5 om te vermijden dat een deel niet wordt gekopieerd. Druk in het scherm op Kopie. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > kopie ID. Selecteer de lade in Papierinvoer. Volg de stappen op het scherm. Plaats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onder zoals hieronder aangegeven en sluit de DADI. Laat bij het plaatsen van een origineel op de glasplaat van de scanner een kleine ruimte tussen de rand van de glasplaat en het origineel. Anders kan een deel van het origineel niet worden afgedrukt. 6. Druk in het scherm op OK. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Kopiëren_ 66 6. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat begint te scannen. 7. Keer het origineel om, plaats het op de glasplaat zoals hieronder aangegeven en sluit de DADI. beschikbare optie voor de functie Verklein/Vergrot. Laat bij het plaatsen van een origineel op de glasplaat van de scanner een kleine ruimte tussen de rand van de glasplaat en het origineel. Anders kan een deel van het origineel niet worden afgedrukt. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > X-op-1. 4. Druk op de desbetreffende optie voor het aantal te kopiëren afbeeldingen op één pagina. • Uit: hiermee kopieert u een origineel op één vel papier. • 2-op-1 ~ 32-op-1: kopieert het desbetreffend aantal van afzonderlijke originelen op één pagina. Afhankelijk van het documentformaat van het origineel, het uitvoerpapierformaat en de verkleining van de afbeelding kunnen bepaalde opties niet geactiveerd zijn. 5. Selecteer de lade in Papierinvoer. 6. Druk op de juiste paginavolgorde. • Afhankelijk van de door u gekozen opties zal het resultaat variëren. Raadpleeg de onderstaande tabel voordat u de optie 2-op-1 gebruikt. 8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. • • • Als het origineel groter is dan het afdrukgebied, worden sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt. Als u niet op de knop Start drukt, wordt alleen de voorzijde gekopieerd. Als u op knop Stop drukt, annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar stand-bymodus. Meerdere pagina’s per vel kopiëren Het apparaat verkleint het formaat van de afbeeldingen en drukt 2 - 32 pagina’s op één vel papier af. • • Als u deze optie gebruikt, zijn kopie ID, Beeld herhalen, Boekje, Boekje kopiëren en Poster kopiëren in het tabblad Geavanceerd geactiveerd. Wanneer u deze optie gebruikt, is Auto aanpassen de enige Kopiëren_ 67 Richting van het origineel (DADI/glasplaat van de scanner) In de DADI Oorspronkelijke stand (weergavescherm) Staande afbeeldingen De papierinvoerrichting in de lade LEF1 of SEF2 Beschikbare richting Links-naar-rec hts of Rechts-naar-lin ks Resultaat Links-naar-rechts Rechts-naar-links Op de glasplaat van de scanner In de DADI Liggende afbeeldingen LEF of SEF Op de glasplaat van de scanner Kopiëren_ 68 Richting van het origineel (DADI/glasplaat van de scanner) In de DADI Oorspronkelijke stand (weergavescherm) Liggende afbeeldingen De papierinvoerrichting in de lade LEF of SEF Beschikbare richting Boven-naar-on der of Onder-naar-bo ven Resultaat Boven-naar-onder Onder-naar-boven Op de glasplaat van de scanner In de DADI Staande afbeeldingen LEF of SEF Op de glasplaat van de scanner 1. LEF betekent lange zijde-invoer (Long Edge Feed). 2. SEF betekent korte zijde-invoer (Short Edge Feed). Kopiëren_ 69 • Alle andere paginavolgordeopties van X-op-1 zijn gelijk met uitzondering van 2-op-1. U kunt op Rechts-naar-onder, Links-naar-onder, Onder-naar-links en Onder-naar-rechts drukken. in dit venster op Nee. 7. Druk op Grens om op het vel een rand af te drukken rond elke pagina. Afbeelding herhalen Deze optie drukt meerdere kopieën van de originele afbeelding af op dezelfde zijde van een enkele pagina. Als u een ander origineel in de DADI hebt, worden andere originele afbeeldingen op dezelfde wijze afgedrukt. • • • Als u deze optie gebruikt, zijn X-op-1, Boekje en Boekje kopiëren in het tabblad Geavanceerd niet geactiveerd. Wanneer u Autom. herhalen selecteert, is de optie Auto aanpassen niet beschikbaar voor de functie Verklein/Vergrot. Wanneer u Handmatig herhalen selecteert, is de optie Verklein/ Vergrot niet beschikbaar in het tabblad Basis. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Volledige lijn: drukt op elke pagina een volledige lijn af. • Stippellijn: drukt een stippellijn rond elke pagina. • Dwarse lijn: drukt een lijn met kruisjes rond elke pagina. 8. Druk in het scherm op OK. 9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Beeld herhalen. 4. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Autom. herhalen: het aantal afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het papierformaat. Het aantal herhaalde afbeeldingen wordt automatisch geselecteerd op basis van de grootte van het origineel, de grootte Kopiëren_ 70 van de uitvoerpagina en de verhouding van verkleinen/vergroten. Afbeelding verschuiven bij kopiëren Om te voorkomen dat afbeeldingen door perforatiegaten, nietjes, etc. worden overlapt, kunt u de positie van de afbeelding verschuiven. Als u Auto selecteert in Papierinvoer blijft deze functie niet actief. • Handmatig herhalen: u kunt het aantal afbeeldingen handmatig selecteren, kies uit 2, 4, 6, 8, 9 of 16. 5. Druk op Uit in Grens om op het vel een rand af te drukken rond elke pagina. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Afbeelding verschuiven. 5. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Auto centreren: automatisch positioneren in het midden van het papier. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Volledige lijn: drukt op elke pagina een volledige lijn af. • Stippellijn: drukt een stippellijn rond elke pagina. • Dwarse lijn: drukt een lijn met kruisjes rond elke pagina. 6. Selecteer de lade in Papierinvoer. 7. Druk in het scherm op OK. 8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. • Kopiëren_ 71 Aangepaste marge: u kunt de marge van het papier aanpassen. - Boven & onder: past de boven- of ondermarge van het papier aan met behulp van de pijltoetsen. - Links & rechts: past de linker- of rechtermarge van het papier aan met behulp van de pijltoetsen. • 1-zijdig Origineel: kopieert van één zijde van het origineel naar één pagina van een boekje. • 2-zijdig Origineel Boek: kopieert elke zijde van een origineel naar één pagina van een boekje. • 2-zijdig Origineel Kalender: kopieert elke zijde van een origineel naar één pagina van een boekje. De tweede zijde van elk origineel wordt 180 graden gedraaid zodat de tekst rechtop in het boekje komt te staan. • Binding: selecteert de richting van de paginavolgorde. - Links: het gedrukte boekje wordt naar links geopend. 6. Druk in het scherm op OK. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Boekje kopiëren Het apparaat drukt automatisch af op een of beide zijden van het papier, waarna het wordt gevouwen zodat u een boekje met alle pagina’s in de juiste volgorde bekomt. Elke afbeelding wordt ook automatisch verkleind en op de juist positie geplaatst overeenkomstig het geselecteerde papierformaat. • • • • Als u deze optie gebruikt, zijn Oorspronkelijke stand, X-op-1, Beeld herhalen, Boekje kopiëren, Voorbladen, Watermerk en Stempel in het tabblad Geavanceerd niet geactiveerd. Als u met behulp van de optie Vouwen en nieten of Vouwen in Vouwen met de boekjes-afwerkeenheid kopieert, kunt u alleen papier laden voor korte zijde-invoer (Short Edge Feed). Deze functie is alleen mogelijk bij afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, JIS B5, Statement, Executive, A5, 8K, 16K, Ledger, Tabloid Extra, A3 en JIS B4. Als u Vouwen en nieten of Vouwen in Vouwen selecteert, worden de afdrukken automatisch in de boekjes-afwerkeenheid afgedrukt. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Verklein/Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Boekje. 5. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. Kopiëren_ 72 Rechts: het gedrukte boekje wordt naar rechts geopend. • onderrand van de glasplaat en het boek. Volg de aanbeveling wanneer u goede afdrukken wilt. • Bepaalde boeken kunnen in deze functie niet beschikbaar zijn, zoals boeken met harde kaft, slecht gebonden boeken, etc. 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Boekje kopiëren. 5. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Linkerpagina: drukt alleen de linkerpagina van het boek af. Vouwen: selecteer deze instelling om afdrukken te vouwen en te nieten. - Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. - Vouwen en nieten: selecteer deze instelling om afdrukken te vouwen. De afdrukken kunnen ook met nietjes in het midden worden gebonden. - Vouwen: selecteer deze instelling alleen om afdrukken te vouwen. • Rechterpagina: drukt alleen de rechterpagina van het boek af. • Beide pagina’s (vanaf links): drukt beginnend bij de linkerpagina beide tegenoverelkaarliggende pagina’s af. • Beide pagina’s (vanaf rechts): drukt beginnend bij de rechterpagina beide tegenoverelkaarliggende pagina’s af. 6. Selecteer de lade in Papierinvoer. 7. Druk in het scherm op OK. 8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Boek kopiëren Met deze functie kunt u een boek kopiëren. Als het boek te dik is, opent u de DADI tot de scharnieren niet verder kunnen en sluit u het DADI weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met de DADI open. • • Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. Als u deze optie gebruikt, zijn Oorspronkelijke stand, X-op-1, Beeld herhalen en Boekje in het tabblad Geavanceerd niet geactiveerd. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats een pagina van het boek naar beneden op de glasplaat en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). • Laat bij het plaatsen van een boek op de glasplaat van de scanner een kleine ruimte (circa 10 mm) tussen de boven- en Boek centreren en rand wissen: wist de schaduwen van de bindings- of boekrand in het midden en aan de zijkanten van kopieën. 6. Druk in het scherm op OK. Kopiëren_ 73 • 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. 9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Voorblad kopiëren Het apparaat voegt automatisch voorbladen toe aan de gekopieerde reeks originelen met papier uit een andere lade. Voorbladen moeten hetzelfde formaat en dezelfde afdrukstand hebben als de hoofdtekst van de te kopiëren originelen. U kunt deze functie niet gebruiken als u Boekje gebruikt (zie "Boekje kopiëren" op pagina 72). 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Verklein/Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Voorbladen. 5. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Voorkant: drukt het document af met een voorkaft. • Terug: drukt het document af met een achterkaft. • Voor- en achterkant: drukt het document af met een voor- en achterkaft. 6. Druk op 1-zijdig afgedrukt vel in Voorblad om te selecteren of het voorblad enkelzijdig, dubbelzijdig of blanco is. Transparanten kopiëren Deze functie voorkomt dat af te drukken kopieën op transparanten aan elkaar plakken als gevolg van de warmte die tijdens het kopiëren wordt gegenereerd. U kunt ook originelen op scheidingsvellen kopiëren. 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Plaats transparanten van het juiste formaat met de te bedrukken zijde naar beneden in de multifunctionele lade. 3. Druk in het scherm op Apparaatinst. > Instellingen voor lade > Instellingen > Multif. lade > Papiertype > Transparanten > OK. 4. Druk in het scherm op ( ) en Kopie. 5. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Transparanten. 6. Druk op de juiste optie. • Geen transparanten : hiermee wordt er geen scheidingsvel tussen de transparanten geplaatst. • Lege scheidingstekens: hiermee wordt een leeg vel tussen de transparanten geplaatst. Selecteer een lade met scheidingsvellen in Scheid.vel. 7. Selecteer de lade in Papierinvoer. 8. Druk in het scherm op OK. • Kopiëren_ 74 Afgedrukt scheidingsteken: hiermee wordt dezelfde afbeelding op de scheidingsvellen afgedrukt als op de transparanten. Selecteer een lade met scheidingsvellen in Scheid.vel. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Watermerk. 5. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Andere vooraf ingestelde waarden: hiermee kunt u eenvoudig veelgebruikte waarden selecteren. 7. Druk in het scherm op OK. Als u Transparanten niet heeft geselecteerd bij stap 3, dan verschijnt er een pop-upvenster. 8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Watermerk Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, U kunt het bijvoorbeeld gebruiken om "Concept" of "Vertrouwelijk" in grote grijze letters diagonaal af te drukken op de eerste pagina of op alle pagina’s van een document. Afhankelijk van het model of geïnstalleerde optionele kits kan deze functie niet beschikbaar zijn. • U kunt gebruikmaken van verschillende vooraf ingestelde watermerken die met uw apparaat worden meegeleverd. U kunt ook een watermerk dat u wilt invoeren. Als u deze optie gebruikt, is de functie Boekje in het tabblad Geavanceerd niet actief. Aangp.: hiermee kunt u een tekstbericht invoeren via het pop-uptoetsenbord. 6. Stel de instellingen Watermerk in. • Pagina’s: selecteer om de optie op alle pagina’s of alleen op de eerste pagina af te drukken. • Formaat: selecteer de tekengrootte. • Positie: selecteer de afdrukpositie van het tekstbericht. 7. Druk in het scherm op OK. 8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Stempel Drukt de datum en tijd, paginanummer of gebruikers-id af op de afdrukken. Als u deze optie gebruikt, is de functie Boekje in het tabblad Geavanceerd niet actief. Kopiëren_ 75 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Stempel. 5. Druk op de juiste optie. • Paginanummer: met deze optie kunt u paginanummers afdrukken op de afdrukken. • Tijd en datum: met deze optie kunt u tijd- en datumstempels afdrukken op de afdrukken. • Gebruikers-ID: met deze optie kunt u een gebruikers-id afdrukken op de afdrukken. 6. Druk op Aan om de geselecteerde optie te gebruiken. het tabblad Geavanceerd niet actief. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats één origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Verklein/Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Poster kopiëren. 5. Druk op Aan om deze functie te activeren. 7. Stel de instellingen Stempel in. • Pagina’s: selecteer om de optie op alle pagina’s of alleen op de eerste pagina af te drukken. • Formaat: selecteer de tekengrootte. • Positie: selecteer de afdrukpositie van de tekst. 8. Druk in het scherm op OK. 9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Poster kopiëren Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. U kunt de afgedrukte pagina’s aan elkaar kleven om er een poster van te maken. • • • 6. Selecteer de lade in Papierinvoer. 7. Druk in het scherm op OK. 8. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u Origineel (100%) in Verklein/Vergrot selecteert. Als u deze optie gebruikt, zijn de functies kopie ID en X-op-1 in Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De delen worden een voor een ingescand en afgedrukt in deze volgorde: Kopiëren_ 76 De dubbelzijdige scansnelheid selecteren 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of Afbeelding (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65). 5. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke toetsenbord op het bedieningspaneel. 6. Druk op het tabblad Geavanceerd > Melding taak voltooid. 7. Druk op Aan om deze functie te activeren. Met deze optie kunt u de scansnelheid verhogen. In dit geval bespaart u werkuren. Maar de kopieerkwaliteit kan minder zijn. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats één origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Snelheid duplexscan. 5. Druk op Hoog om deze functie te activeren. 6. Druk in het scherm op OK. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. De taakvoltooiingsmelding instellen Wanneer een kopieertaak is voltooid, kan dit apparaat een voltooiingsmelding via e-mail verzenden. Deze functie is met name handig voor grote kopieertaken. U hoeft niet naast het apparaat te wachten totdat de kopieertaak is voltooid. Om een taakvoltooiingsmelding te kunnen ontvangen, moet u de netwerkparameters en de e-mailinstellingen instellen met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie over hoe u de netwerkparameters en de e-mailinstellingen instelt, raadpleeg de beheerdershandleiding op de meegeleverde cd. 8. Druk op het invoergebied Emailadres. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer het e-mailadres in waarop u de taakvoltooiingsmelding wilt ontvangen. Druk op OK. U kunt ook • U kunt het e-mailadres selecteren door op Adresboek te drukken. • U kunt alleen een e-mailadres invoeren. 9. Druk in het scherm op OK. 10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Taak samenstellen Met deze functie kunt u een groot aantal originelen, die uit meerdere batches en/of verschillende formaten bestaan, in één keer kopiëren. De kopieertaak wordt na het scannen van alle originelen gestart. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of Afbeelding (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65). Kopiëren_ 77 5. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Taak samenstellen. 6. Druk in het scherm op OK. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Randen wissen U kunt het origineel zonder randen of marges kopiëren. U kunt deze functie niet gebruiken als u Boekje kopiëren gebruikt (zie "Boek kopiëren" op pagina 73). 6. Druk op Aan. Het apparaat begint met scannen. Na het scannen, toont het apparaat een scherm waarin u wordt gevraagd om een volgende pagina te plaatsen. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Indien nodig kunt u de kopieerinstelling wijzigen door Instellingen wijzigen in te drukken. Als u klaar bent, selecteert u Nee in dit scherm. 7. Het apparaat begint met afdrukken. Het type van originelen selecteren De instelling type origineel wordt gebruikt om de kopieerkwaliteit te verbeteren door documenttypen voor de huidige kopieertaken te selecteren. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Type origineel. 5. Druk op de juiste optie. • Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit tekst bestaan. • Tekst/Foto (Tekst en afgedrukte foto): gebruiken voor originelen die tekst en foto’s bevatten. • Foto: gebruiken voor foto’s. • Gekopieerd origineel: gebruiken voor gekopieerde documenten. • Kaart: gebruiken voor kaarten. • Licht origineel: gebruiken voor lichte documenten. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Rand wissen. 5. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Rand wissen: wist in alle kopieën een gelijk deel van de randen. • Perforatie wissen: hiermee verwijdert u markeringen van perforatiegaten aan de linkerrand van de kopieën. 6. Druk in het scherm op OK. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. De scherpte wijzigen Stel deze parameter in om de randen te benadrukken en de tekst beter leesbaar te maken. Deze parameter kan ook worden gebruikt om de originele afbeelding aan te passen. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Scherpte. Kopiëren_ 78 5. Druk op de pijl-links/rechts om het niveau te wijzigen. Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van de afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen. Laag Gematigd laag Origineel Gematigd hoog Hoog 6. Druk in het scherm op OK. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Zie de onderstaande voorbeeldafbeeldingen. Afhankelijk van de omstandigheden en de kwaliteit van de originelen kan de kwaliteit van de afdrukken afwijken van die van de voorbeeldafbeeldingen. Laag Gematigd laag Origineel Gematigd hoog In spiegelbeeld kopiëren Met deze functie kunt u in spiegelbeeld kopiëren. Hoog 6. Druk in het scherm op OK. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Het contrast wijzigen Stel deze parameter in om het contrast tussen Low en High aan te passen. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Contrast. 5. Druk op de pijl-links/rechts om het niveau te wijzigen. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Spiegelbeeld. 5. Druk op Aan om deze functie te activeren. 6. Druk in het scherm op OK. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Kopiëren_ 79 De achtergrond aanpassen 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk op het tabblad Afbeelding > Afbeel. aan achterk. wissen. 5. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Wissen: des te hoger het getal, des te lichter het achtergrondbeeld. 6. Druk in het scherm op OK. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Deze functie is handig als u originelen kopieert die kleuren op de achtergrond bevatten, zoals bij kranten of catalogi. Het kopiëren in een negatief beeld Stel deze functie in om het origineel met de licht- en donkergekleurde gebieden of de kleuren van de omgekeerde afbeelding te kopiëren. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 4. Druk op het tabblad Afbeelding > Achtergrond aanpassen. 5. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Auto: de achtergrond wordt geoptimaliseerd. • Verbet.: des te hoger het getal, des te levendiger de achtergrond. • Wissen: des te hoger het getal, des te lichter de achtergrond. 6. Druk in het scherm op OK. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Afbeeldingen op de achterzijde wissen 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Negatief. 3. Druk op Aan om deze functie te activeren. 4. Druk in het scherm op OK. 5. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Wanneer het origineel dun is en de afbeeldingen op de achterzijde doorschijnen op de voorzijde, kunt u deze functie gebruiken om de afbeeldingen op de achterzijde te verwijderen. 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). Kopiëren_ 80 Een programma-instelling gebruiken 3. Druk op Programma’s > Lijst. 4. Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst. Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig gebruik. U kunt tevens de instellingen van de laatste taken gebruiken. Programma’s opslaan 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). 3. Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of Afbeelding (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65). 4. Druk op het tabblad Basis of Terug. 5. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke toetsenbord op het bedieningspaneel. 6. Druk op Programma’s. 5. Druk op OK. 6. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. Het apparaat is nu ingesteld om te kopiëren volgens de door u geselecteerde instelling. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Programma’s beheren 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Druk op Programma’s > Lijst. 3. Druk op de juiste optie. 7. Druk op het invoergebied Naam programma. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de gewenste programmanaam in. Druk op OK. • 8. Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt worden de ingestelde instellingen opgeslagen. Klik op Ga naar lijst of op Sluiten. Programma’s gebruiken 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). Alles selecteren: selecteert alle programma’s om alles te verwijderen. • Detail: toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde programma. • Bewerken: wijzigt de naam van het geselecteerde programma. • Verwijd.: verwijdert de geselecteerde programma’s. 4. Druk op Annul. om naar het tabblad Basis terug te gaan. Vorige instellingen gebruiken 1. Druk in het scherm op Kopie. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Druk op Programma’s. 4. Selecteer een vorige instelling die u wilt gebruiken. Kopiëren_ 81 Bijvoorbeeld, als u de instellingen van de laatste taak wilt gebruiken, drukt u op Vorige 1. 5. Druk op OK. 6. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. Het apparaat is nu ingesteld om te kopiëren volgens de door u geselecteerde instelling. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. Kopiëren_ 82 Documenten opslaan 8. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. U kunt gescande originelen opslaan in Doc.vak (de harde schijf van het apparaat) van uw apparaat. U kunt indien nodig de opgeslagen documenten in Doc.vak afdrukken. • 1. 2. 3. 4. 5. 6. Voor meer informatie over hoe de Doc.vak te gebruiken, raadpleeg het hoofdstuk Doc.vak. • Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in de Doc.vak raden wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken. Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of verkeerd gebruik van het apparaat. Druk in het scherm op Kopie. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). Pas de instellingen van elke kopie aan, zoals Papierinvoer, Verklein/ Vergrot, Dubbelzijdig en meer in het tabblad Basis (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56). Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen Geavanceerd of Afbeelding (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65). Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke toetsenbord. Druk op Doc opslaan. 9. Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK. 10. Selecteer een bestemming en druk op OK. 11. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren en opslaan, of uitsluitend op te slaan. Druk op Stop op het bedieningspaneel om de huidige kopieertaak te annuleren. U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29). 7. Druk op Kopiëren en opslaan of op Alleen opslaan. • • • Uit: schakelt deze optie uit. Kopiëren en opslaan: voor het afdrukken en opslaan van gescande originelen. Alleen opslaan: slaat alleen gescande originelen op. Kopiëren_ 83 Het menu Snel kopiëren gebruiken 3. Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Verklein/Vergrot, Dubbelzijdig/X-op-1, Uitvoer, Papierinvoer, etc. Met het menu Snel kopiëren kunt u snel kopieeropties instellen zonder naar een onderliggend menu of ander tabblad te gaan. Maar dit menu beschikt niet over alle kopieeropties. Als u andere kopieeropties moet gebruiken, gebruik dan de kopieeropties in het menu Kopie (zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 56 of "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op pagina 65). 1. Druk in het scherm op Snel kopiëren. 4. Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het numerieke toetsenbord op het bedieningspaneel. 5. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen kopiëren. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). Kopiëren_ 84 Scannen 4. Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • Basisscanmethode Informatie over scanmethodes Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail) Originelen scannen en verzenden via SMB/WEBDAV/FTP (scannen naar server) Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen naar USB) Opgeslagen documenten toevoegen Te scannen voorbeeldafbeelding • • • • • • • • De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en wat u scant, mogelijk niet kunnen scannen in bepaalde resoluties, vooral niet in een hogere resolutie. De instellingen van de scanfunctie wijzigen Een programma-instelling gebruiken Documenten opslaan Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc scannen) Samsung Scanbeheer gebruiken Scannen met TWAIN-compatibele software Scannen in Macintosh Scannen in Linux Informatie over scanmethodes Om de scanfunctie te gebruiken, drukt u op Scan nr Email, Naar USB scannen, Scannen naar server of in het weergavescherm op Scan nr pc. Wordt er een ander scherm weergegeven, druk dan op ( beginscherm te gaan. ) om naar het Basisscanmethode U kunt de originelen met uw apparaat scannen via het netwerk. • Samsung Scanbeheer: Loop naar het apparaat met de originelen en scan ze vanaf het bedieningspaneel. Na het scannen, worden de gescande gegevens opgeslagen in de map Mijn documenten van de aangesloten computer. Als u alle software op de bijgeleverde cd installeert, wordt Samsung Scanbeheer automatisch op uw computer geïnstalleerd. Deze functie kunt u gebruiken via de netwerkverbinding (zie "Samsung Scanbeheer gebruiken" op pagina 111). • TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Wanneer u een afbeelding scant, wordt de geselecteerde toepassing gestart zodat u het scanproces kunt beheren. Deze functie kunt u gebruiken via een netwerkverbinding (zie "Scannen met TWAIN-compatibele software" op pagina 113). • SmarThru Office: Dit programma wordt standaard geleverd bij uw apparaat. U kunt dit programma gebruiken voor het scannen van afbeeldingen of documenten. Deze functie kunt u gebruiken via een netwerkverbinding. • E-mail: Hiermee kunt u een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht verzenden (zie "Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)" op pagina 86). • Server: U kunt een afbeelding scannen en verzenden naar een server, zoals FTP, WEBDAV of SMB (zie "Originelen scannen en verzenden via SMB/WEBDAV/FTP (scannen naar server)" op pagina 90). • USB: U kunt een afbeelding scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan (zie "Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen naar USB)" op pagina 97). • • • Scan nr Email: scant en verzendt de gescande uitvoer per e-mail naar de bestemming (zie "Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail)" op pagina 86). Scannen naar server: scant en verzendt de gescande uitvoer naar de bestemming via SMB, WEBDAV of FTP (zie "Originelen scannen en verzenden via SMB/WEBDAV/FTP (scannen naar server)" op pagina 90). Naar USB scannen: scant en slaat de gescande uitvoer op een USB-geheugenapparaat op (zie "Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen naar USB)" op pagina 97). Als u deze functie wilt gebruiken, moet u een USB-geheugenapparaat aan te sluiten op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. • Scannen_ 85 Scan nr pc: scant en verzendt de gescande uitvoer via het programma Samsung Scanbeheer dat op uw netwerkcomputer is geïnstalleerd (zie "Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc scannen)" op pagina 110). Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail) • U kunt originelen scannen en de gescande afbeelding vanaf het apparaat per e-mail naar verschillende bestemmingen verzenden. Om een afbeelding te scannen en als bijlage via e-mail te verzenden moet u eerst de netwerkparameters, SMTP-instellingen en Scan nr Email-instellingen instellen met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie over hoe u de netwerkparameters en de e-mailinstellingen instelt, raadpleeg de beheerdershandleiding op de meegeleverde cd. Informatie over het scherm Scan nr Email • • • • • • • • • • • • . : met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Kopie, Fax, Doc.vak enz. gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste menu waar u naar toe wilt. Het tabblad Basis • : met deze knop kunt u bepaalde opties in detail zien of u kunt de opties volledig zien door te drukken op Druk op Scan nr Email in het scherm. • • • voorbeeldafbeelding zien (zie "Te scannen voorbeeldafbeelding" op pagina 99). Programma’s: om de huidige instellingen op te slaan voor toekomstig gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op pagina 107). Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf op van uw apparaat (zie "Documenten opslaan" op pagina 109). Het tabblad Geavanceerd Aan: voer het adres van de ontvanger in. Van: voer het e-mailadres van de afzender in. Tit.: voer het e-mailonderwerp in. U kunt maximaal 50 tekens invoeren. Ber: voer het e-mailbericht in. U kunt maximaal 200 tekens invoeren. Adresboek: geeft het adres van de ontvanger in door op een opgeslagen adres te drukken. Veelgebruikte e-mailadressen kunt u opslaan met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Recent: toont de 10 laatst gebruikte e-mailadressen. U kunt ook e-mailadressen kiezen in plaats van deze met het pop-uptoetsenbord in te voeren (zie "Het laatste e-mailadres opnieuw verzenden" op pagina 89). +Toevoeg./Bewerken: wanneer u de Aan, Tit., etc. invoert, selecteert u diegene die u wilt invoeren. Druk vervolgens op deze knop. U kunt de ingevoerde waarde ook met deze knop bewerken. CC: verzendt een kopie van de e-mail naar een extra ontvanger. BCC: hetzelfde als CC, maar de naam van de ontvanger wordt niet weergegeven. Bijvoegen: laadt de documenten die momenteel zijn opgeslagen in Doc.vak (zie "Opgeslagen documenten toevoegen" op pagina 99). Dubbelzijdig: selecteert of het apparaat het origineel enkelzijdig scant (1-zijdig), dubbelzijdig scant (2-zijdig, boek) of dubbelzijdig scant (2-zijdig, kalender) (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100). Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 100). Voorbeeld: hiermee kunt u nog voor het scannen een Scannen_ 86 • • • • • • Formaat van origineel: selecteert het formaat van originelen (zie "Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 100). Oorspronkelijke stand: selecteert de oriëntatie van de originelen (zie "De richting van originelen selecteren" op pagina 101). Uitgesteld verzenden: stelt het apparaat in om op een later tijdstip automatisch een e-mail te verzenden (zie "Het verzenden van een gescande afbeelding uitstellen" op pagina 101). Boek scannen: maakt het verzenden van een gescand bestand van een boek of catalogus als e-mailbijlage mogelijk (zie "Boek scannen" op pagina 102). Taak samenstellen: hiermee kunt u meerdere pagina’s scannen of verschillende typen originelen in een bestand verzenden (zie "Taak samenstellen" op pagina 102). Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. • • • Melding taak voltooid: verzendt een e-mailmelding nadat de scannen naar e-mail-taak is voltooid (zie "De taakvoltooiingsmelding instellen" op pagina 103). Bates-nummering: maakt het invoegen van bepaalde informatie in een PDF mogelijk, zoals gebruikers-ID, datum, tijd, etc. (zie "Bates numbering gebruiken" op pagina 103). Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. • Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. Het tabblad Uitvoer Het tabblad Afbeelding Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of vorige pagina gaan. • • • • • • • • • • Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto, etc. (zie "Het type van originelen selecteren" op pagina 103). Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoer aan (zie "De kleurmodus selecteren" op pagina 104). Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoer aan (zie "Tonerdichtheid wijzigen" op pagina 104). Scherpte: past het scherpteniveau van de gescande uitvoer aan (zie "Scherpte aanpassen" op pagina 104). Contrast: past het contrastniveau van de gescande uitvoer aan (zie "Contrast aanpassen" op pagina 105). Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan (zie "Kwalit." op pagina 106). Voorinstelling scan: wijzigt automatisch bepaalde scanopties, zoals bestandsindeling en resolutie. U kunt opties aanpassen voor elk specifiek doel (zie "Voorinstelling scan" op pagina 106). Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de gescande uitvoer (zie "Bestandsindeling" op pagina 106). Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. Een ingescand origineel naar verschillende bestemmingen verzenden als e-mailbijlage 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk in het scherm op Scan nr Email. 3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 100). 4. Druk op het tabblad Basis. 5. Druk op het invoergebied van Aan en +Toevoeg./Bewerken. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer het e-mailadres van de gewenste ontvanger in (zie "E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord" op pagina 89). U kunt het e-mailadres van de ontvanger ook invoeren met behulp van Adresboek of Recent (zie "E-mailadressen invoeren via het adresboek" op pagina 88 of "Het laatste e-mailadres opnieuw • • • Achtergrond aanpassen: hiermee kunt u de achtergrond min of meer wissen door de dichtheid of helderheid aan te passen (zie "De achtergrond aanpassen" op pagina 105). Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het scannen van de voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegescand (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op pagina 105). Scan naar rand: scant originelen van rand tot rand (zie "Scan naar rand" op pagina 105). Scannen_ 87 verzenden" op pagina 89). e-mailadres van de afzender, het onderwerp en het bericht zien. 6. Druk op het invoergebied van Van en +Toevoeg./Bewerken. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer het e-mailadres van de gewenste afzender in (zie "E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord" op pagina 89). U kunt het e-mailadres van de afzender ook invoeren met behulp van Adresboek of Recent (zie "E-mailadressen invoeren via het adresboek" op pagina 88 of "Het laatste e-mailadres opnieuw verzenden" op pagina 89). E-mailadressen invoeren Nadat u eenmaal veelgebruikte e-mailadressen hebt opgeslagen in het adresboek, kunt u e-mailadressen één voor één invoeren of direct met behulp van het pop-uptoetsenbord. 7. Druk op Tit., het pop-uptoetsenbord verschijnt en voer de gewenste titel voor het e-mailbericht in. Druk op OK. 8. Druk op Ber, het pop-uptoetsenbord verschijnt en voer het gewenste e-mailbericht in. Druk op OK. 9. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie wijzigen" op pagina 100). 10. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden. Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. • • • Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29). U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht. Als u de invoergebieden Adres afzender, Onderwerp en Bericht in Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Scan naar e-mailinstellingen > Algemeen hebt geconfigureerd, kunt u het Scannen_ 88 E-mailadressen invoeren via het adresboek 1. Druk in het scherm op Scan nr Email. 2. Druk op het invoergebied van Aan of Van. 3. Druk op Adresboek. 4. Druk op Lokaal of op Server. Als u Server wilt gebruiken, moet u LDAP-instellingen instellen voordat u Server kunt gebruiken. Voor gedetailleerde informatie over LDAP-instellingen, raadpleeg de beheerdershandleiding op de gebruikershandleiding-cd. Met deze functie kunt adressen selecteren die geregistreerd zijn in de server LDAP (Lightweight Diretory Access Protocol) via het netwerk. 5. Druk op het invoergebied van Zoeken. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. 1. Druk in het scherm op Scan nr Email. 2. Druk op het invoergebied van Aan of Van en +Toevoeg./Bewerken, vervolgens verschijnt het pop-uptoetsenbord. 6. Voer de eerste letter of het volledige e-mailadres in dat u zoekt. Druk vervolgens op OK. 7. Druk op Zoeken. Zodra de zoekopdracht is voltooid, worden de zoekresultaten weergegeven op het scherm. 8. Selecteer in de zoekresultaten het gezochte e-mailadres en druk op OK. 3. 4. 5. 6. 7. Druk op a, b, c, d, e, f, g. Druk op @. Druk op a, b, c. Druk op . en druk op c, o, m. Druk op OK nadat u alle gegevens hebt ingevoerd. Wanneer u een e-mailadres via het Adresboek invoert, wordt het adresboekpictogram ( ) in het invoergebied van het e-mailadres weergegeven. U kunt een e-mailadres verwijderen door op het pictogram verwijderen ( ) te drukken. E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord De volgende procedure illustreert hoe u bij wijze van voorbeeld "[email protected]" invoert. Druk op het pictogram verwijderen ( e-mailadres te verwijderen. ) om een ingevoerd Het laatste e-mailadres opnieuw verzenden Om opnieuw te verzenden naar het laatst gebruikte e-mailadres: 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk in het scherm op Scan nr Email. 3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 100). 4. Druk op het tabblad Basis. 5. Druk op het invoergebied van Aan en Recent. Scannen_ 89 6. Druk op het e-mailadres dat u opnieuw wilt verzenden. Druk vervolgens op OK. • Toevoegen aan adres: Maakt het mogelijk om een e-mailadres toe te voegen in de Recent resultaten van het Adresboek. • Verwijd.: Maakt het mogelijk om een e-mailadres te verwijderen in de Recent resultaten. Druk op het e-mailadres dat u wilt verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd.. 7. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie wijzigen" op pagina 100). 8. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden. Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. 2. Schuif omlaag en druk op de geschikte optie in Bladen afdrukbevestiging. • Alleen bij fouten: drukt alleen een bevestigingsrapport af wanneer de overdracht van een e-mail mislukt. • Altijd: drukt altijd een bevestigingsrapport af of een overdracht van een e-mail is gelukt of niet. • Nooit: drukt nooit een bevestigingsrapport af. 3. Druk op OK. Originelen scannen en verzenden via SMB/ WEBDAV/FTP (scannen naar server) U kunt een afbeelding inscannen en naar drie bestemmingen verzenden via SMB, WEBDAV of FTP. Als u een afbeelding wilt scannen en naar een server wilt verzenden moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie over hoe u de netwerkparameters instelt, raadpleeg de beheerdershandleiding op de gebruikershandleiding-cd. Een e-mailbevestigingsrapport afdrukken U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt afgedrukt waarin wordt aangegeven of de e-mail is verzonden. Als een rapport tekens of lettertypes bevat die niet worden ondersteund door het apparaat, verschijnt in plaats van de tekens/ lettertypes het woord Unknown in het rapport. Informatie over het scherm Scannen naar server Druk op Scannen naar server in het scherm. Het tabblad Basis 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Scan naar e-mailinstellingen > Algemeen op het scherm. • + Toevoegen : u kunt rechtstreeks een nieuwe SMB-, WEBDAV- of FTP-server toevoegen. U kunt ook een nieuwe SMB-, WEBDAV- of FTP-server toevoegen in SyncThru™ Web Service. • Scannen_ 90 Adresboek: hiermee voert u het adres van de ontvanger in door op • • • • • • • • een opgeslagen adres te drukken. Veelgebruikte serveradressen kunt u opslaan met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Recent: toont de 10 laatst verzonden serveradressen. U kunt ook serveradressen kiezen in plaats van deze met het pop-uptoetsenbord in te voeren (zie "Het laatste serveradres opnieuw verzenden" op pagina 94). Bijvoegen: laadt de documenten die momenteel zijn opgeslagen in Doc.vak (zie "Opgeslagen documenten toevoegen" op pagina 99). Dubbelzijdig: selecteert of het apparaat het origineel enkelzijdig scant (1-zijdig), dubbelzijdig scant (2-zijdig, boek) of dubbelzijdig scant (2-zijdig, kalender) (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100). Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 100). Voorbeeld: hiermee kunt u nog voor het scannen een voorbeeldafbeelding zien (zie "Te scannen voorbeeldafbeelding" op pagina 99). Programma’s: om de huidige instellingen op te slaan voor toekomstig gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op pagina 107). Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf op van uw apparaat (zie "Documenten opslaan" op pagina 109). : met deze knop kunt u bepaalde opties in detail zien of u kunt de opties volledig zien door te drukken op • • • • • verschillende typen originelen in een bestand verzenden (zie "Taak samenstellen" op pagina 102). Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. Melding taak voltooid: verzendt een e-mailmelding nadat de scannen naar server-taak is voltooid (zie "De taakvoltooiingsmelding instellen" op pagina 103). Bates-nummering: maakt het invoegen van bepaalde informatie in een PDF mogelijk, zoals gebruikers-ID, datum, tijd, etc. (zie "Bates numbering gebruiken" op pagina 103). Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. Het tabblad Afbeelding . Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of vorige pagina’s gaan. : met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Kopie, Fax, Doc.vak enz. gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste menu waar u naar toe wilt. Het tabblad Geavanceerd • • • • • • • Formaat van origineel: selecteert het formaat van originelen (zie "Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 100). Oorspronkelijke stand: selecteert de oriëntatie van de originelen (zie "De richting van originelen selecteren" op pagina 101). Uitgesteld verzenden: stelt het apparaat in om een gescande afbeelding zonder uw tussenkomst op een later tijdstip te verzenden (zie "Het verzenden van een gescande afbeelding uitstellen" op pagina 101). Boek scannen: maakt het verzenden van een gescand bestand van een boek of catalogus naar een server mogelijk (zie "Boek scannen" op pagina 102). Taak samenstellen: hiermee kunt u meerdere pagina’s scannen of Scannen_ 91 • • • Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto, etc. (zie "Het type van originelen selecteren" op pagina 103). Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoeren aan (zie "De kleurmodus selecteren" op pagina 104). Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoeren aan (zie "Tonerdichtheid wijzigen" op pagina 104). Scherpte: past het scherpteniveau van de gescande uitvoeren aan (zie "Scherpte aanpassen" op pagina 104). Contrast: past het contrastniveau van de gescande uitvoeren aan (zie "Contrast aanpassen" op pagina 105). • Scannen en verzenden naar een SMB-/WEBDAV-/ FTP-server Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. U kunt maximaal vier bestemmingen selecteren met behulp van SMB-, WEBDAV- of FTP-servers. 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Scannen naar server op het scherm 3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 100). 4. Druk op het tabblad Basis. • • • • Achtergrond aanpassen: hiermee kunt u de achtergrond min of meer wissen door de dichtheid of helderheid aan te passen (zie "De achtergrond aanpassen" op pagina 105). Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het scannen van de voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegescand (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op pagina 105). Scan naar rand: scant originelen van rand tot rand (zie "Scan naar rand" op pagina 105). Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis. Het tabblad Uitvoer • • • • Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan (zie "Kwalit." op pagina 106). Voorinstelling scan: wijzigt automatisch bepaalde scanopties, zoals bestandsindeling en resolutie. U kunt opties aanpassen voor elk specifiek doel (zie "Voorinstelling scan" op pagina 106). Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de gescande uitvoer (zie "Bestandsindeling" op pagina 106). Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. 5. Druk op het invoergebied van de servernaam. U kunt het serveradres van de ontvanger handmatig invoeren. U kunt 2 pas invullen nadat u een adres bij 1 heeft ingevuld (zie "Serveradressen handmatig invoeren" op pagina 93). U kunt ook Adresboek gebruiken om gemakkelijk het adres in te voeren (zie "Serveradressen van het adresboek invoeren" op pagina 93). 6. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie wijzigen" op pagina 100). 7. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat begint met te scannen en verzendt het origineel daarna naar de opgegeven server. Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. • • Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29). U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het apparaat bezig is met het verzenden van gescande gegevens. Serveradressen invoeren Nadat u eenmaal veelgebruikte adressen hebt opgeslagen in het adresboek, kunt u serveradressen één voor één invoeren of direct met behulp van + Toevoegen invoeren. Scannen_ 92 Serveradressen van het adresboek invoeren Serveradressen handmatig invoeren 1. Druk in het scherm op Scannen naar server. 2. Druk op Adresboek. 1. Druk in het scherm op Scannen naar server. 2. Druk op het invoergebied van het serveradres of op + Toevoegen . Het venster Dir. invoer verschijnt. 3. Druk op het invoergebied Zoeken. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. 3. Druk op het type van de server, kies uit SMB, WebDAV of FTP. 4. Druk op het invoergebied van Naam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de servernaam in. Druk vervolgens op OK. 5. Druk op IP of Host en vervolgens op het invoergebied IP-adres/ hostnaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een hostnaam. Druk op OK. 6. Druk op het invoergebied van Poortnr.. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535. Druk op OK. 7. Druk op het invoergebied van Gebruik.naam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de gebruikersnaam van de server in. Druk vervolgens op OK. 4. Voer de eerste letter of het volledige serveradres in dat u zoekt. Druk vervolgens op OK. 5. Druk op Zoeken. Zodra de zoekopdracht is voltooid, worden de zoekresultaten weergegeven op het scherm. 6. Druk in de zoekresultaten op het gezochte serveradres en vervolgens op OK. Druk op het pictogram verwijderen ( serveradres te verwijderen. • Bij SMB of FTP, wanneer u wilt dat de server toegang verleent aan niet-gemachtigde personen, drukt u in het vak Anoniem. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als u het selectievakje Anoniem hebt ingeschakeld, ga dan naar stap 9. • Als u het vak Anoniem wilt gebruiken, moet voor de geselecteerde SMB-server de veiligheidsconfiguratie zijn uitgevoerd voordat u de gegevens kunt verzenden (zie "Een voorbeeld van de veiligheidsconfiguratie voor anonieme gebruiker op de SMB-server." op pagina 95). • Afhankelijk van het geïnstalleerde besturingssysteem op de SMB-server, zoals Windows 7 Home Premium, kunt u de optie Anoniem niet gebruiken. Voor gedetailleerde informatie raadpleeg de gebruikershandleiding van het besturingssysteem. • Bij WebDAV kunt u de bestanden gecodeerd versturen door SSL in te drukken. Als het apparaat en de ontvangende WebDAV-server van de optie SSL (Secure Sockets Layer) verschillen, zou de overdracht kunnen mislukken. Als daarnaast de ontvangende WebDAV server alleen het gecodeerde bestand kan ontvangen, moet u de knop SSL indrukken. 8. Druk op het invoergebied van Gebruikerswachtwoord. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer het gebruikerswachtwoord van de server in. Druk op OK. ) om een ingevoerd Scannen_ 93 Het laatste serveradres opnieuw verzenden 9. Druk op het invoergebied van Gebruikersdomein. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer het gebruikersdomein van de server in. Druk vervolgens op OK. • • Ingeval WebDAV, Gebruikersdomein niet verschijnt. Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein heeft, laat u dit veld leeg of voert u de computernaam van de SMB-server in. • Als de ingevoerde FTP-server geen geregistreerd domein heeft, laat u dit veld leeg. 10. Druk op het invoergebied van Bestandsmap. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de bestandenmapnaam van de server in voor de opslag van de gescande afbeelding. Druk vervolgens op OK. 11. Druk op het invoergebied van Documentnaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de naam in waaronder u het document wilt opslaan. Druk op OK. Om het laatst verzonden serveradres opnieuw te verzenden: 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk in het scherm op Scannen naar server. 3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 100). 4. Druk op het tabblad Basis. 5. Druk op Recent. U kunt de opgeslagen bestandsindeling selecteren in Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Scan naar serverinstellingen > Bestandsindeling. 12. Selecteer de te gebruiken optie Best.beleid met de pijl-links/rechts. Als de server al een bestand met dezelfde naam heeft, wordt het bestand verwerkt volgens het door u geselecteerde bestandsbeleid. • Naam wijzigen: het verzonden bestand wordt opgeslagen met een automatisch geprogrammeerde verschillende bestandsnaam. • Annul.: verzendt het gescande bestand niet wanneer er op de server al een bestand met dezelfde naam bestaat. • Overschr.: het bestaande bestand wordt door het verzonden bestand overschreven. 13. Selecteer of er voor de opslaan van gescande afbeeldingen wel of niet automatisch een nieuwe map moet worden aangemaakt. Als u Aan in de optie Map maken selecteert, wordt de gescande afbeelding opgeslagen in een nieuwe map. 14. Druk op OK nadat u alle gegevens hebt ingevoerd. 6. Druk op het serveradres dat u opnieuw wilt verzenden. Druk vervolgens op OK. • U kunt een serveradres verwijderen door op het pictogram verwijderen ( ) te drukken. Toevoegen aan adres: maakt het mogelijk om een serveradres toe te voegen in de Recent resultaten van het Adresboek. • Verwijd.: maakt het mogelijk om een serveradres te verwijderen in de Recent resultaten. Druk op het serveradres dat u wilt verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd.. 7. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie wijzigen" op pagina 100). 8. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden. Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. Scannen_ 94 Een verzendrapport afdrukken 3. Wijzig de onderstaande instellingen naar Ingeschakeld. • Netwerktoegang: anonieme SID/naamomzetting toestaan • Netwerktoegang: machtigingen voor Iedereen toepassen op anonieme gebruikers U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt afgedrukt ongeacht of de overdracht gelukt of mislukt is. Als een rapport tekens of lettertypes bevat die niet worden ondersteund door het apparaat, verschijnt in plaats van de tekens/ lettertypes het woord Unknown in het rapport. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Scan naar serverinstellingen > Resultaat serveroverdracht op het scherm. 2. Druk op de juiste optie. 4. Voeg de naam van de gedeelde map toe aan Netwerktoegang: shares die anoniem kunnen worden gebruikt, zoals hieronder afgebeeld. De volgende afbeelding is een voorbeeld voor het invoeren van "Shared". • • Uit: drukt nooit een bevestigingsrapport af. Aan: drukt altijd een bevestigingsrapport af of een overdracht naar de server is gelukt of niet. • Bij fout: drukt alleen een bevestigingsrapport af wanneer de overdracht naar de server is mislukt. 3. Druk op OK. Een voorbeeld van de veiligheidsconfiguratie voor anonieme gebruiker op de SMB-server. Om gegevens naar een SMB-server te verzenden, moet de veiligheidsconfiguratie van de SMB-server voor het gebruik van de optie Anoniem zijn ingesteld. De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem Windows XP Professional SP3. 5. Klik op Toepassen en vervolgens op OK. 6. Selecteer de gedeelde map en klik op de rechtermuisknop. 7. Klik op Delen en beveiliging…. Afhankelijk van het besturingssysteem kan de procedure afwijken of geen toegang bieden voor niet-gemachtigde personen. 1. Klik in Windows op Start > Configuratiescherm > Systeembeheer > Lokaal beveiligingsbeleid. 2. Klik op Lokaal beleid > Beveiligingsopties. Scannen_ 95 8. Klik op Beveiliging en voeg ANONYMOUS LOGON toe bij Namen van groepen of gebruikers, zoals hieronder afgebeeld. 10. Voeg ANONYMOUS LOGON toe bij Namen van groepen of gebruikers, zoals hieronder afgebeeld. 9. Klik op Delen > Deze map delen > Machtigingen. 11. Klik op Toepassen en vervolgens op OK bij Machtigingen voor gedeeld. 12. Klik op Toepassen en vervolgens op OK bij Gedeelde eigenschappen. Scannen_ 96 Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen naar USB) Het tabblad Geavanceerd U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB-geheugenapparaat opslaan. Wanneer u een document scant, gebruikt het apparaat de standaardinstellingen, zoals de resolutie. U kunt ook uw eigen scaninstelling aanpassen (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 100). Informatie over het scherm Naar USB scannen Druk op Naar USB scannen in het scherm. Het tabblad Basis • • • • • • • • • • • • • • • • • : gaat terug naar het bovenliggende menu. Selecteren: gaat naar de geselecteerde map. Nieuwe map: maakt een nieuwe map aan op het USB-geheugenapparaat. Detail: toont de informatie van de geselecteerde map of bestand. Naam wijz.: wijzigt de naam van de geselecteerde map of bestand. Verwijd.: verwijdert de geselecteerde map of het geselecteerde bestand. Bestandnaam: maakt een bestandsnaam om de gescande gegevens op te slaan. Dubbelzijdig: selecteert of het apparaat het origineel enkelzijdig (1-zijdig), dubbelzijdig (2-zijdig, boek) of dubbelzijdig scant (2-zijdig, kalender) (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100). Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 100). Voorbeeld: hiermee kunt u nog voor het scannen een voorbeeldafbeelding zien (zie "Te scannen voorbeeldafbeelding" op pagina 99). Programma’s: om de huidige instellingen op te slaan voor toekomstig gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op pagina 107). Doc opslaan: slaat het document op de harde schijf op van uw apparaat (zie "Documenten opslaan" op pagina 109). • Het tabblad Afbeelding Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of vorige pagina’s gaan. • • • • • : met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Kopie, Fax, Doc.vak enz. gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste menu waar u naar toe wilt. Scannen_ 97 Formaat van origineel: selecteert het formaat van originelen (zie "Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 100). Oorspronkelijke stand: selecteert de oriëntatie van de originelen (zie "De richting van originelen selecteren" op pagina 101). Boek scannen: maakt het verzenden van een boek of catalogus als e-mailbijlage mogelijk (zie "Boek scannen" op pagina 102). Taak samenstellen: hiermee kunt u meerdere pagina’s scannen of verschillende typen originelen in een bestand verzenden (zie "Taak samenstellen" op pagina 102). Bates-nummering: maakt het invoegen van bepaalde informatie in een PDF mogelijk, zoals gebruikers-ID, datum, tijd, etc. (zie "Bates numbering gebruiken" op pagina 103). Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis. • Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto, etc. (zie "Het type van originelen selecteren" op pagina 103). Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoer aan (zie "De kleurmodus selecteren" op pagina 104). Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoer aan (zie "Tonerdichtheid wijzigen" op pagina 104). Scherpte: past het scherpteniveau van de gescande uitvoer aan (zie "Scherpte aanpassen" op pagina 104). Contrast: past het contrastniveau van de gescande uitvoer aan (zie "Contrast aanpassen" op pagina 105). • Scannen naar een USB-geheugenapparaat Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. • • • • • Achtergrond aanpassen: hiermee kunt u de achtergrond min of meer wissen door de dichtheid of helderheid aan te passen (zie "De achtergrond aanpassen" op pagina 105). Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het scannen van de voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegescand (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op pagina 105). Scan naar rand: scant originelen van rand tot rand (zie "Scan naar rand" op pagina 105). Terug: hiermee keert u terug naar het tabblad Basis. 1. 2. 3. 4. Het apparaat kan het niet geformatteerd USB-geheugenapparaat niet detecteren. Formatteer en steek het USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort van uw apparaat. • Het apparaat kan het USB-geheugenapparaat niet detecteren als het apparaat in de energiebesparende modus staat. Wacht tot het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en sluit vervolgens het USB-geheugenapparaat opnieuw op de USB-geheugenpoort van uw apparaat aan. • Het apparaat heeft twee USB-geheugenpoorten. Als er al een USB-geheugen op één van de poorten aangesloten is en u sluit een USB-geheugenapparaat op een andere poort aan, dan zal het apparaat deze laatste niet detecteren. Verwijder het eerst geplaatste USB-geheugenapparaat en sluit vervolgens het gewenste USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). Druk in het scherm op Naar USB scannen. Druk op het tabblad Basis. Het tabblad Uitvoer • • • • • • Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan (zie "Kwalit." op pagina 106). Voorinstelling scan: hiermee wijzigt u automatisch bepaalde scanopties, zoals de resolutie en bestandsindeling. U kunt opties aanpassen voor elk specifiek doel (zie "Voorinstelling scan" op pagina 106). Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de gescande uitvoer (zie "Bestandsindeling" op pagina 106). Best.beleid: wijzigt of overschrijft automatisch de naam wanneer er op het USB-apparaat al een bestand met dezelfde bestandsnaam bestaat (zie "Best.beleid" op pagina 107). Map maken: maakt automatische een nieuwe map aan voor het opslaan van de gescande afbeelding (zie "Map maken" op pagina 107). Terug: hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. 5. Selecteer een map om de gescande afbeelding op te slaan. Als u geen map selecteert, wordt de gescande afbeelding in de rootdirectory opgeslagen. 6. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie wijzigen" op pagina 100). 7. Stel indien nodig de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 100). 8. Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. 9. Voer een bestandsnaam in om de gescande gegevens op te slaan. Druk op OK. 10. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en op te slaan. Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. 11. Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat verwijderen. Scannen_ 98 Opgeslagen documenten toevoegen Te scannen voorbeeldafbeelding Wanneer u een opgeslagen document via Scan nr Email of Scannen naar server naar e-mail of server verzendt, kunt u met deze optie een opgeslagen document in het documentenvak toevoegen. U kunt alleen opgeslagen documenten van het documentenvak toevoegen. Om documenten toe te voegen moeten ze eerst in het documentenvak zijn opgeslagen. Voordat u een afbeelding verzendt, kunt u de gescande afbeelding zien met de functie Voorbeeld. De voorbeeldafbeelding wordt toegepast met de ingestelde optie in de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer. U kunt indien nodig de scanopties opnieuw instellen na het zien van de voorbeeldafbeelding. Een opgeslagen document verzenden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Druk op Scan nr Email of Scannen naar server op het scherm. Voer het e-mailadres van de ontvanger of het serveradres in. Druk op Bijvoegen. Druk op het documentenvak waarin het toe te voegen document zit. Druk op Selecteren. Druk op een opgeslagen bestand om het toe te voegen. Druk op OK. De naam van het toegevoegde bestand wordt weergegeven. 8. Selecteer met de pijl-links/rechts de toegevoegde bestandsindeling. 9. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat verzendt het toegevoegde bestand naar de e-mail of de server. De knop Voorbeeld gebruiken 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen op het scherm. 3. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie wijzigen" op pagina 100). 4. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 100). 5. Druk op het tabblad Basis. Voer elk item in. 6. Druk op Voorbeeld. De voorbeeldpagina verschijnt. Hulpmiddelen Functie Verkleint 2 tot 4 keer de voorbeeldafbeelding. U kunt de verkleinde afbeelding bekijken. Vergroot 2 tot 4 keer de voorbeeldafbeelding. U kunt het gewenste deel van de uitvergrote afbeelding zien. Past de voorbeeldafbeelding aan, aan de grootte van het voorbeeldscherm. Als de gescande afbeelding meerdere pagina’s bevat, druk dan op de pijl-links/rechts om de andere pagina’s van te voren zien. Draait de voorbeeldafbeelding 90 graden naar links of naar rechts. Pagina verwijderen Verwijdert de voorbeeldpagina van de gescande gegevens. 7. Druk op Verzenden. Het apparaat verzendt het bestand naar de bestemmingen. Als u de scanfuncties opnieuw wilt instellen, drukt u op Annul.. Scannen_ 99 De instellingen van de scanfunctie wijzigen Functie In dit gedeelte leest u hoe u de documentinstellingen aanpast voor elke scantaak, zoals resolutie, dubbelzijdig afdrukken, formaat van het origineel, type, kleurmodus, tonerdichtheid enzovoort. De opties die u wijzigt, blijven enige tijd behouden, maar wanneer die periode is verstreken, worden de standaardwaarden voor deze opties hersteld. Dubbelzijdig scannen van originelen Deze functie is speciaal van toepassing op het scannen van dubbelzijdig bedrukte documenten. U kunt aangeven of er enkelzijdig of dubbelzijdig moet worden gescand. Druk op de pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen. • • • Resolutie (dpi) Bestandsindeling Scan nr Email 100, 200, 300, 400, 600 JPEG, PDF, TIFF, XPS Naar USB scannen 100, 200, 300, 400, 600 JPEG, PDF, TIFF, XPS Scannen naar server 100, 200, 300, 400, 600 JPEG, PDF, TIFF, XPS Het formaat van de originelen selecteren 1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Formaat van origineel. Gebruik vervolgens de pijl-omhoog/omlaag om het formaat van het origineel in te stellen. 1-zijdig: instelling voor enkelzijdig bedrukte originelen. 2-zijdig, boek: instelling voor dubbelzijdige originelen. 2-zijdig, kalender: voor dubbelzijdig bedrukte originelen waarvan de achterzijde 180 graden is gedraaid. 2. Druk op de juiste optie. Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u de papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld in de beschikbare A/B- en Letter-papierformaten in dit apparaat. Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, selecteert u bij deze optie Nee. • Het aangepaste formaat verschilt afhankelijk van de plaats van de originelen. De resolutie wijzigen U kunt de resolutie van het document aanpassen. Druk op de pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen. Des te hoger de waarde die u selecteert, des te duidelijker het resultaat, maar het scannen kan langer duren. Aangp.: selecteert het kopieergebied van het origineel. Druk op de pijlknoppen om het formaat in te stellen. In de DADI Op de glasplaat van de scanner Minimumformaa t 140 x 140 mm 25 x 25 mm Maximumforma at 297 x 432 mm 297 x 432 mm • • De volgende tabel toont gedetailleerde informatie over de opties voor deze functie, resolutie en bestandsindeling. Scannen_ 100 Auto: het formaat van de originelen wordt automatisch gedetecteerd maar bij deze optie worden alleen originelen van het formaat Letter, Ledger, Legal, Statement, A3, A4, A5, B4 of JIS B5 ondersteund. Verschill. form.: hiermee kunt u papier van Letter- en Legal-formaat door elkaar gebruiken. Het juiste papierformaat wordt automatisch geselecteerd in verschillende laden. Stel bijvoorbeeld dat u een document hebt met drie pagina’s, waarbij de eerste pagina het Letter-formaat heeft, de tweede pagina het Legal-formaat en de derde pagina opnieuw het Letter-formaat. In dat geval wordt met behulp van verschillende laden eerst op papier van Letter-formaat afgedrukt, vervolgens op papier van Legal-formaat en daarna weer op papier van Letter-formaat. Verschill. form. is actief wanneer de originelen in de DADI zijn geplaatst. De DADI gebruiken • Andere vooraf ingestelde waarden: hiermee kunt u eenvoudig veelgebruikte waarden selecteren. 3. Druk in het scherm op OK. De glasplaat van de scanner gebruiken Pictogra m De richting van originelen selecteren 1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Oorspronkelijke stand en selecteer vervolgens de richting van het origineel. 3. Druk in het scherm op OK. Het verzenden van een gescande afbeelding uitstellen 2. Druk op de juiste optie. • Staande afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen origineel met de bovenkant naar de achterkant van het apparaat. De DADI gebruiken • De glasplaat van de scanner gebruiken U kunt uw apparaat instellen om een gescande afbeelding op een later tijdstip automatisch te verzenden. De gescande afbeelding wordt in het geheugen opgeslagen. 1. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Uitgesteld verzenden > Aan. Pictogra m Liggende afbeeldingen: selecteer deze instelling voor een geladen origineel in de DADI met de bovenkant van het originele document gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of een origineel document op de glasplaat van de scanner met de bovenkant van het originele document gericht naar de rechterzijde van het apparaat. 2. Druk op het invoergebied van Taaknaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de gewenste taaknaam in. Als u geen taaknaam invoert, kent het apparaat de taaknaam "Taak uitstellen" toe. 3. Stel de Starttijd in. Starttijd is het specifieke tijdstip waarop u de fax wilt verzenden. U kunt de Starttijd tot 15 minuten later dan de huidige tijd instellen. Als het bijvoorbeeld 1:00 uur is, kunt u de startijd 1:15 instellen. Als het ingestelde tijdstip onjuist is, verschijnt een waarschuwingsbericht en wordt de waarde opnieuw ingesteld op de huidige tijd. 4. Druk in het scherm op OK. Als u deze functie wilt annuleren, drukt u nog voor het verzenden wordt geactiveerd op Uit. Scannen_ 101 Boek scannen rechterpagina beide tegenoverelkaarliggende pagina’s. Gebruik deze functie om een boek te scannen. Als het boek te dik is, opent u de DADI tot de scharnieren niet verder kunnen en sluit u het DADI weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met de DADI open. Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat kopieert. 1. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Boek scannen. 3. Druk in het scherm op OK. Taak samenstellen Met deze functie kunt u een groot aantal originelen, die uit meerdere batches of verschillende formaten bestaan, tegelijk scannen en verzenden. Na het scannen worden de originelen als een enkel document naar de ingevoerde adressen verzonden. 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Scan nr Email of Scannen naar server op het scherm. 3. Voer de informatie in van de bestemmingen. 4. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie wijzigen" op pagina 100). 5. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 100). 6. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Taak samenstellen. 2. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Linkerpagina: scant alleen de linkerpagina van het boek. • Rechterpagina: scant alleen de rechterpagina van het boek. • Beide pagina’s (vanaf links): scant beginnend bij de linkerpagina beide tegenoverelkaarliggende pagina’s. • Beide pagina’s (vanaf rechts): scant beginnend bij de 7. Druk op Aan om deze functie te activeren. 8. Druk in het scherm op OK. 9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen. Na het scannen, toont het apparaat een scherm waarin u wordt gevraagd om een volgende pagina te plaatsen. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Indien nodig kunt u de scaninstelling wijzigen door Instellingen wijzigen in te drukken. Als u klaar bent, selecteert u Nee in dit scherm. Het apparaat verzendt het bestand naar de bestemmingen. Scannen_ 102 De taakvoltooiingsmelding instellen Wanneer het scannen naar e-mail- of de scannen naar server-taak is voltooid, kan dit apparaat een voltooiingsmelding via e-mail verzenden. Deze functie is handig wanneer u grote hoeveelheden documenten scant en verzendt. U hoeft niet naast het apparaat te wachten totdat de scannen naar e-mail- of de scannen naar server-taak is voltooid. Om een taakvoltooiingsmelding te kunnen ontvangen, moet u de netwerkparameters en de e-mailinstellingen instellen met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie over hoe u de netwerkparameters en de e-mailinstellingen instelt, raadpleeg de beheerdershandleiding op de meegeleverde cd. 1. 2. 3. 4. 5. 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Scan nr Email of Scannen naar server op het scherm. 3. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 100). 4. Voer de informatie in van de bestemmingen. 5. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie wijzigen" op pagina 100). 6. Druk op het tabblad Geavanceerd > Melding taak voltooid. 7. Druk op Aan om deze functie te activeren. 8. Druk op het invoergebied van Emailadres. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer het e-mailadres in waarop u de taakvoltooiingsmelding wilt ontvangen. Druk op OK. met uw beheerder wanneer u een bates-nummer moet invoeren of de instellingen van deze functie moet bewerken. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen op het scherm. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 100). Druk op het tabblad Uitvoer > Bestandsindeling > PDF (zie "Bestandsindeling" op pagina 106). Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Bates-nummering. 6. Druk op Aan om deze functie te activeren. 7. Druk op een bates numbering-instelling die uw beheerder in de lijst heeft ingesteld. 8. Druk in het scherm op OK. 9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen. Het type van originelen selecteren Met de instelling oorspronkelijk type kunt u de scankwaliteit verbeteren door het type document voor de huidige scanopdracht te selecteren. 1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Type origineel. • U kunt het e-mailadres selecteren door op Adresboek te drukken. • U kunt alleen een e-mailadres invoeren. 9. Druk in het scherm op OK. 10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen. Bates numbering gebruiken Als u PDF selecteert in Bestandsindeling van het tabblad Uitvoer, kunt u bepaalde informatie toevoegen aan het PDF-bestand, zoals beginnummer, gebruikers-ID, datum, tijd, etc. • • De functie Bates-nummering is alleen beschikbaar wanneer de optionele Advanced Scan-kit is geïnstalleerd. Alleen de beheerder kan deze functie beheren. Neem contact op 2. Druk op de juiste optie. • Tekst: gebruik deze optie voor originelen die hoofdzakelijk uit tekst bestaan. • Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen die tekst en foto’s bevatten. Scannen_ 103 Tonerdichtheid wijzigen • Foto: gebruik deze optie voor foto’s. 3. Druk in het scherm op OK. De kleurmodus selecteren Gebruik één van deze opties om het origineel te scannen, kies Auto, Kleur, Grijs of Mono. 1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Kleurmodus. Selecteer de gewenste optie en druk op OK. U kunt de tonerdichtheid van de gescande uitvoer selecteren. Als het origineel licht of vaag is, drukt u op de pijl-rechts om het resultaat donkerder te maken. 1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Tonersterkte. 2. Indrukken om de tonerdichtheid te verhogen. 3. Druk in het scherm op OK. 2. Druk op de juiste optie. • Auto : detecteert automatisch de kleur van het origineel en scant het. • Kleur: hiermee scant u in kleur. Hierbij worden 24 bits per pixel gebruikt: 8 bits voor elke RGB-component van een pixel. • Grijs: hiermee scant u in grijstinten. 8 bits per pixel. • Scherpte aanpassen U kunt de parameter instellen om de tekstranden te accentueren voor een betere leesbaarheid. Deze parameter kan ook worden gebruikt om de originele afbeelding aan te passen. 1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Scherpte. 2. Druk op de pijl-links/rechts om het scherpteniveau te verhogen. Mono: hiermee scant u in zwart-wit. 1 bit per pixel. 3. Druk in het scherm op OK. 3. Druk in het scherm op OK. Scannen_ 104 Contrast aanpassen Afbeeldingen op de achterzijde wissen Deze parameter kan worden gebruikt om het origineel levendiger of vloeiender te maken. 1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Contrast. 2. Druk op de pijl-links/rechts om het contrastniveau te verhogen. Deze functie voorkomt bij het scannen van de voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegescand Als u deze functie gebruikt, is Achtergrond aanpassen in het tabblad Afbeelding niet actief. 1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Afbeel. aan achterk. wissen. 3. Druk in het scherm op OK. De achtergrond aanpassen Past de achtergrond enigszins aan door de dichtheid of helderheid aan te passen. U kunt bij gekleurd papier of krantenknipsel de donkere achtergronden lichter maken of verwijderen. Als u deze optie gebruikt, is Afbeel. aan achterk. wissen in het tabblad Afbeelding niet actief. 1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Achtergrond aanpassen. 2. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Auto: past de helderheid van de achtergrond automatisch aan. • Verbet.: hiermee maakt u de achtergrond donkerder. Gebruik de pijl-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen. • Wissen: hiermee maakt u de achtergrond lichter. Gebruik de pijl-links en de pijl-rechts om de waarden te wijzigen. 3. Druk in het scherm op OK. 2. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze optie uit. • Wissen: hiermee maakt u de achtergrond lichter. Gebruik de pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen. 3. Druk in het scherm op OK. Scan naar rand U kunt het apparaat instellen om een volledige pagina ongewijzigd te scannen. Doorgaans wordt een pagina zonder de randen ofwel de marges gescand, bijvoorbeeld wanneer u een scantaak uitvoert met een bepaald formaat papier in de papierlade. Als u evenwel een origineel scant om het als bestand via het netwerk te verzenden kunt u de randen van een origineel in de scan opnemen. 1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Scan naar rand. 2. Druk op Aan. 3. Druk in het scherm op OK. Scannen_ 105 Kwalit. • Met deze optie kunt u een document van hoge kwaliteit verkrijgen. Des te hoger de kwaliteit die u selecteert, des te groter wordt het bestandsformaat. 1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Kwalit.. Eenv. scan: gebruik deze optie voor een eenvoudig document met alleen tekst. Hiermee verkrijgt u kleine uitvoerbestanden. 3. Druk in het scherm op OK. Bestandsindeling U kunt de bestandsindeling selecteren voordat u de scantaak uitvoert. 1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Bestandsindeling. 2. Druk op de juiste optie. • Beste: levert een hoge kwaliteitsafbeelding op, maar het bestandsformaat zal groter zijn. • Normaal: zowel de afbeeldingskwaliteit als het bestandsformaat zal tussen Beste en Concept liggen. • Concept: levert een lage kwaliteitsafbeelding op, maar het bestandsformaat zal kleiner zijn. 3. Druk in het scherm op OK. Wanneer u Kleurmodus naar Mono zet in het tabblad Afbeelding, zal de optie Kwalit. niet beschikbaar zijn. Voorinstelling scan Met deze functie kunt u geoptimaliseerde instellingen gebruiken voor een specifieke scantaak. 1. Druk op het tabblad Uitvoer > Voorinstelling scan. 2. Druk op de juiste optie. • JPEG: scant originelen in JPEG-indeling. • PDF: hiermee scant u originelen in en slaat u deze op in PDF-indeling. U kunt het bestand openen met Adobe Acrobat Reader. - Multi pag’s: als u meerdere originelen als één bestand wilt scannen, drukt u op Multi pag’s. - Compact: u kunt originelen comprimeren om een klein bestand te maken, druk op Compact. Deze compressiemethode verschilt van de normale PDF-indeling. Bepaalde delen van de gegevens kunnen verloren gaan tijdens de compressie. - Doorzoekbaar: het apparaat detecteert tekst in de gescande afbeelding en creëert een doorzoekbare PDF om tekst te doorzoeken. Druk op deze knop en selecteer de taal die in de gescande afbeelding wordt gebruikt. Druk op OK. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele Advanced Scan-kit is geïnstalleerd. - Dig. handtek. toevoegen: u kunt een digitale handtekening toevoegen aan de PDF met een certificering. Alleen de beheerder kan het digitale certificaat beheren op Digitale handtekening in PDF in SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie over Digitale handtekening in PDF, raadpleeg de beheerdershandleiding op de gebruikershandleiding-cd. • 2. Druk op de juiste optie. • Aangp.: verwijst naar de scaninstellingen die u hebt geselecteerd. • Delen en afdrukken: hiermee verkrijgt u een klein bestand voor documenten van normale kwaliteit. • Afdruk van hoge kwaliteit: hiermee produceert u een uitvoer met de beste kwaliteit en het grootste bestandsformaat. • OCR: hiermee verkrijgt u een gescand resultaat dat u kunt doorsturen naar OCR-software. De gescande uitvoer is van de hoogste kwaliteit. • Archiefdocument: levert een elektronisch bestand op dat één van de kleinste bestandsgrootte voor uitvoer is. TIFF: hiermee scant u originelen in en slaat u deze op in TIFF-indeling (Tagged Image File Format). Als u meerdere originelen als één bestand wilt scannen, drukt u op Multi pag’s. • XPS: scant originelen in XPS (XML Paper Specification). Als u meerdere originelen als één bestand wilt scannen, drukt u op Multi pag’s. 3. Druk in het scherm op OK. Scannen_ 106 De bestandsindeling JPEG kan niet geselecteerd worden in de optie Bestandsindeling als Mono in plaats van Kleurmodus in het tabblad Afbeelding is geselecteerd. Een programma-instelling gebruiken Best.beleid U kunt het beleid kiezen voor het genereren van bestandsnamen voor u doorgaat met de scantaak via het USB-geheugenapparaat. Als het USB-geheugenapparaat al een bestand met dezelfde naam heeft, kunt u de naam wijzigen of overschrijven. 1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Best.beleid. Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig gebruik. U kunt tevens de instellingen van de laatste taken gebruiken. Programma’s opslaan 1. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen op het scherm. 2. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 100). 3. Druk op het tabblad Basis. 4. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie wijzigen" op pagina 100). 5. Druk op Programma’s. 2. Druk op de juiste optie. • Naam wijzigen: Als het USB-geheugenapparaat dezelfde naam heeft als de bestandsnaam die u opgeeft, wordt het bestand opgeslagen onder een andere bestandsnaam die automatisch is geprogrammeerd. • Annul.: Verzendt het gescande bestand niet wanneer er op de server al een bestand met dezelfde naam bestaat. • Overschr.: Het bestaande bestand wordt door het verzonden bestand overschreven. 3. Druk in het scherm op OK. Map maken U kunt het apparaat instellen om automatisch een nieuwe map te maken voor de opslag van gescande afbeeldingen op het USB-geheugenapparaat. 1. Druk in het scherm op het tabblad Uitvoer > Map maken. 2. Druk op Aan. 3. Druk in het scherm op OK. 6. Druk op het invoergebied van Naam programma. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de gewenste programmanaam in. Druk vervolgens op OK. 7. Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt worden de ingestelde instellingen opgeslagen. Klik op Ga naar lijst of op Sluiten. Programma’s gebruiken 1. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen op het scherm. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). Scannen_ 107 3. Druk op Programma’s > Lijst. 4. Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst. • Bewerken: wijzigt de naam van het geselecteerde programma. • Verwijd.: verwijdert de geselecteerde programma’s. 4. Druk op OK. Vorige instellingen gebruiken 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen op het scherm. 3. Druk op Programma’s. 4. Druk op de te gebruiken vorige instelling. Bijvoorbeeld, als u de instellingen van de laatste taak wilt gebruiken, drukt u op Vorige 1. 5. Druk op OK. 6. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. Het apparaat is nu ingesteld om te scannen op basis van de geselecteerde instellingen. 7. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden. Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. • • Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29). U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht. Programma’s beheren 1. Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen op het scherm. 2. Druk op Programma’s > Lijst. 3. Druk op de juiste optie. 5. Druk op OK. 6. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. Het apparaat is nu ingesteld om te scannen op basis van de geselecteerde instellingen. 7. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden. Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. • • • • Alles selecteren: selecteert alle programma’s om alles te verwijderen. Detail: toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde programma. Scannen_ 108 Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29). U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht. Documenten opslaan U kunt gescande originelen opslaan in Doc.vak (de harde schijf van het apparaat) van uw apparaat. Indien nodig kunt u de opgeslagen documenten in Doc.vak afdrukken. • 1. 2. 3. 4. 5. 6. Voor meer informatie over hoe de Doc.vak te gebruiken, raadpleeg het hoofdstuk Doc.vak. • Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in de Doc.vak raden wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken. Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of verkeerd gebruik van het apparaat. • Naar USB scannen wordt niet ondersteund door de functie Doc opslaan. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). Druk op Scan nr Email of Scannen naar server op het scherm. Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 100). Druk op het tabblad Basis. Vervolgens moet u elk item invoeren met behulp van het pop-uptoetsenbord. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie (zie "Dubbelzijdig scannen van originelen" op pagina 100 en "De resolutie wijzigen" op pagina 100). Druk op Doc opslaan. • Verzenden en opslaan: verzendt en bewaart gescande originelen. • Alleen opslaan: slaat alleen gescande originelen op. 8. Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK. 9. Selecteer een bestemming en druk op OK. 10. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen, een bestand te verzenden en op te slaan, of uitsluitend op te slaan. Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. • 7. Druk op Verzenden en opslaan of op Alleen opslaan. • • Uit: schakelt deze optie uit. Scannen_ 109 Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29). U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht. Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc scannen) 11. Stel de bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden opgeslagen in het tabblad Uitvoer. Bestandsindeling is alleen actief wanneer u het toepassingsprogramma naar Mijn documenten selecteert. U kunt een afbeelding scannen op het apparaat via het programma Samsung Scanbeheer dat geïnstalleerd is op uw met een netwerk verbonden computer. 12. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen. Met een op een netwerk aangesloten apparaat Zorg ervoor dat het scannerstuurprogramma op uw computer is geïnstalleerd. 1. Controleer of uw apparaat en uw computer met een netwerk zijn verbonden en dat Samsung Scanbeheer op uw computer is geïnstalleerd. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Druk in het scherm op Scan nr pc. 4. Druk op het invoergebied van ID. Het scherm ID verschijnt. Voer vervolgens uw gebruikers-ID in en druk op OK. • Id is hetzelfde als het geregistreerde Computer-id voor Samsung Scanbeheer. • Als u de gebruikers-ID wilt wijzigen, kan dit in Instelling van de Samsung Scanbeheer (zie "Scaneigenschappen" op pagina 111). 5. Druk op het invoergebied van Wachtwoord. Voer het wachtwoord in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. • Het wachtwoord is het viercijferige geregistreerde wachtwoord voor Samsung Scanbeheer. • Als u het wachtwoord wilt instellen of wijzigen, doe dit dan in Instelling van de Samsung Scanbeheer (zie "Scaneigenschappen" op pagina 111). 6. Druk op Login. 7. Druk op het gewenste toepassingsprogramma en op Selecteren. De standaardinstelling is Mijn documenten. Om de map waarin het gescande bestand is opgeslagen toe te voegen of te verwijderen, voegt u het toepassingsprogramma toe of verwijdert u het in Samsung Scanbeheer > Eigenschappen > De knop Scan instellen (zie "Scanbestemming" op pagina 111). 8. Stel de scankwaliteit in bij Dubbelzijdig en Resolutie in het tabblad Basis. 9. Stel de grootte van het origineel in bij het tabblad Geavanceerd. 10. Stel de kleurmodus in bij het tabblad Afbeelding. Scannen_ 110 • De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de computer. • Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het programma Samsung Scanbeheer. • U kunt ook scannen door te drukken op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel scannen in Windows. Samsung Scanbeheer gebruiken • Als het printerstuurprogramma van de software-cd is geïnstalleerd moet het programma Samsung Scanbeheer ook zijn geïnstalleerd. Start Samsung Scanbeheer voor meer informatie over dit programma en over de status van het geïnstalleerde scanstuurprogramma. Met dit programma kunt u de scaninstellingen wijzigen en mappen waarin de gescande documenten op uw computer worden opgeslagen toevoegen of verwijderen. • Het programma Samsung Scanbeheer kan alleen op Windows- en Macintosh-systemen worden gebruikt. Zie "Scaninformatie instellen in Scanbeheer" op pagina 113 als u Macintosh gebruikt. • gebruiken toe aan de Lijst met beschikbare bestemmingen. Toepassing verwijderen: hiermee kunt u een item verwijderen dat door de gebruiker werd toegevoegd in de Lijst met beschikbare bestemmingen. Bestandsindeling: hier kunt u de bestandsindeling kiezen van de gescande gegevens die opgeslagen moeten worden. U hebt de keuze uit BMP, JPEG, PDF en TIFF. Scaneigenschappen 1. Klik in het menu Start op Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer. U kunt Samsung Scanbeheer openen door met uw rechtermuisknop te klikken op het pictogram van Smart Panel in het systeemvak van Windows en Scanbeheer te selecteren. • 2. Selecteer het gewenste apparaat in het venster Samsung Scanbeheer. 3. Druk op Eigenschappen. 4. Op het tabblad De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen toevoegen of verwijderen. Op het tabblad Poort wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. 5. Klik op OK als u klaar bent met de instellingen. • • • • • • Computer-id: toont automatisch de ID van uw computer. U kunt het ID wijzingen met de knop Instelling. U kunt ook de wachtwoordcontrole instellen met Wachtwoord inschakelen. Deze ID’s en wachtwoorden worden gebruikt in Scan nr pc (zie "Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc scannen)" op pagina 110). Doelmap: hiermee kunt u de locatie van de standaard opslagmap kiezen. Resolutie: hiermee kunt u de scanresolutie instellen. Scankleur: hiermee kunt u de scankleur instellen. Scanformaat: hiermee kunt u het scanformaat instellen. ADI, dubbelzijdig: hiermee worden automatisch beide zijden gescand. Als uw model deze optie niet ondersteunt, wordt de optie grijs weergegeven en is deze niet beschikbaar. Voorbeeld weergeven: wanneer u dit selectievakje inschakelt, kunt u een voorbeeld van de toegepaste scanopties bekijken. U kunt de opties wijzigen voor het scannen. Standaard: hiermee keert u terug naar de standaardopties. Snel scannen Met Snel scannen kunt u de scaninstellingen aanpassen en snel het scanproces starten. 1. Klik in het menu Start op Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer. U kunt Samsung Scanbeheer openen door met uw rechtermuisknop te klikken op het pictogram van Smart Panel in het systeemvak van Windows en Scanbeheer te selecteren. 2. Selecteer het gewenste apparaat in het venster Samsung Scanbeheer. Scanbestemming • • • Lijst met beschikbare bestemmingen: hier wordt de lijst met toepassingen getoond die momenteel zijn gekoppeld aan gescande afbeeldingen in het register van de computer. Selecteer het programma dat u wilt gebruiken, klik op de pijl-rechts en voeg het toe aan Lijst met bestemmingen op het voorpaneel. Lijst met bestemmingen op het voorpaneel: toont de lijst met toepassingen voor het openen van gescande afbeeldingen. Toepassing toevoegen: hiermee voegt u toepassingen die u wilt 3. Druk op Snel scannen. Het venster Snel scannen wordt geopend. Scannen_ 111 Als Scanassistent al op uw computer is geïnstalleerd, verschijnt het scherm Scanassistent wanneer u op Snel scannen drukt in de Samsung Scanbeheer. In Scanassistent kunt u de scaninstellingen aanpassen en het scanproces opstarten. In de modus Basis zijn alleen Scaninstellingen en Voorkeuren beschikbaar. Als u meer instellingen wilt gebruiken, drukt u op Geavanceerd. Klik op de knop Help linksboven in het venster en klik op een optie waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met informatie over de functie van de optie die Scanassistent biedt. • • • • Favorieten: hiermee kunt u de huidige voorkeursinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik. Als u Favorieten opslaat, worden alle huidige scaninstellingen opgeslagen. Om een opgeslagen instelling te gebruiken, kiest u het uit de vervolgkeuzelijst Favorieten. Het apparaat is nu ingesteld om te scannen op basis van de geselecteerde instellingen. Om een opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u ze uit de vervolgkeuzelijst Favorieten en klikt u op Verwijderen. U kunt een voorkeurinstelling instellen als opstartinstelling door de voorkeurinstelling in kwestie te selecteren en vervolgens op de knop Instellen als standaard te klikken. Scaninstellingen: de volgende scanopties zijn beschikbaar. - Type afbeelding: hiermee kunt u de juiste kleurinstellingen kiezen voor het scannen van afbeeldingen. - Resolutie: hiermee kunt u de afbeeldingsresolutie instellen. - Documentformaat: hiermee kunt u het juiste formaat van de gescande afbeelding selecteren. - Documentbron: hiermee kunt u de plaats kiezen waarin het originele document zal worden geladen. - Vragen om extra pagina’s: als dit selectievakje is ingeschakeld, kunt u pagina’s doorlopend scannen. Deze optie is nuttig wanneer u een document van meerdere pagina’s scant en/of wanneer Documentbron ingesteld is op Glasplaat (scannerglas). In dit geval wordt een reeks van gescande afbeeldingen als één document verwerkt. - Te scannen pagina’s: hiermee kunt u opgeven hoeveel pagina’s er moeten worden gescand. Deze optie is beschikbaar wanneer Documentbron is ingesteld op ADI Enkelzijdig, ADI Dubbelzijdig Korte zijde en ADI Dubbelzijdig - Lange zijde. Voorkeuren: de volgende scanopties zijn beschikbaar. Scannen_ 112 Afbeelding automatisch bijsnijden na voorbeeld?: als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt het scangebied automatisch afgestemd op het formaat van de afbeelding. - Afdrukvoorbeeld bij start programma: als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt het scangebied automatisch geselecteerd zoals wordt aangegeven in het voorbeeld. - Detectie van lege pagina’s: hierbij wordt automatisch vastgesteld of de gescande afbeelding blanco is of niet. - Pagina verwijderen: blanco pagina’s worden verwijderd aan het einde van de scanprocedure. - Afzonderlijke bestanden: blanco pagina’s doen dienst als scheidingspagina tussen scantaken. Als er meerdere pagina’s tegelijk worden gescand, deelt een blanco pagina de reeks gescande afbeeldingen op. Elk deel wordt als een afzonderlijk document (groep) behandeld. Geavanceerd: in de modus Geavanceerd zijn er extra opties beschikbaar, zoals Afbeeldingen aanpassen, Afbeelding verbeteren en Aanvullende instellingen. - Afbeeldingen aanpassen: hiermee kunt u een aantal transformaties op de gescande afbeelding toepassen. Deze transformaties omvatten onder andere het automatisch aanpassen van de grootte van de afbeelding, het recht maken en het draaien van de afbeelding. - Afbeelding verbeteren: hiermee kunt u diverse tekortkomingen uit de afbeelding verwijderen en zo de kwaliteit ervan verbeteren. - Aanvullende instellingen: hiermee kunt u de gescande afbeeldingen op een speciale manier verwerken. Deze transformaties omvatten onder andere het aan elkaar hechten van verschillende scans van gedeeltelijke afbeeldingen tot één afbeelding, het verwerken van gescande boeken en het stempelen van een watermerk. Scannen met TWAIN-compatibele software • Als u documenten met andere software wilt scannen, moet deze TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe Photoshop. Volg de onderstaande stappen om te scannen met TWAIN-compatibele software. 1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en is ingeschakeld. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Open een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop. 4. Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in. 5. Scan en sla uw gescande afbeeldingen op. Scannen in Macintosh U kunt documenten scannen met het programma Fotolader. Macintosh OS biedt het programma Fotolader aan. Scannen via netwerk 1. Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en is ingeschakeld. 2. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 3. Start Programma’s en klik op Fotolader. 4. In MAC OS X 10.4 ~10.5 Klik achtereenvolgens op Apparaten en Blader door apparaten…. In MAC OS X 10.6 Selecteer uw apparaat onder GEDEELD. Ga door met stap 6. 5. In Mac OS X 10.4 Selecteer uw apparaat in de optie TWAIN-Apparaten. Controleer of het selectievakje naast Gebruik TWAIN-software is ingeschakeld en klik op Verbind. • Als er een waarschuwing verschijnt klikt u op Poort wijzigen om een poort te selecteren. • Als de gebruikersinterface van TWAIN verschijnt klikt u op het tabblad Voorkeuren op Poort wijzigen om de poort te selecteren. Raadpleeg Scan Manager voor het gebruik van Poort wijzigen (zie "Scaninformatie instellen in Scanbeheer" op pagina 113). In Mac OS X 10.5 Controleer of het selectievakje Verbonden naast uw apparaat is ingeschakeld is in Bonjour-apparaten. Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande procedure voor Mac OS X 10.4. 6. Stel de scanopties in dit programma in. 7. Scan uw afbeelding en sla deze op. • • • Raadpleeg de Help van Fotolader voor meer informatie over het gebruik van Fotolader. Gebruik TWAIN-compatibele software voor meer scanopties. U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe Photoshop. Scannen_ 113 Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken naar de laatste versie. Fotolader werkt correct onder Mac OS X 10.4.7 of hogere versies. Scaninformatie instellen in Scanbeheer Voor meer informatie over het programma Scanbeheer, om de toestand van het geïnstalleerde scannerstuurprogramma te controleren, om scaninstellingen te wijzigen en om mappen waarin ingescande documenten worden bewaard in het programma Scanbeheer toe te voegen of te verwijderen, volgt u deze instructies: 1. Klik op Smart Panel in het menu Scanbeheer op de statusbalk. 2. Selecteer het juiste apparaat in Scanbeheer. 3. Druk op Eigenschappen. 4. Gebruik De knop Scan instellen om de bestemming van bestanden of de scaninstellingen te wijzigen, toepassingen toe te voegen of te verwijderen en het formaat van bestanden te wijzigen. Via Poort wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of netwerk) 5. Klik op OK wanneer u klaar bent. Scannen in Linux afbeelding in het Preview Pane. U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver Configurator. Scannen 1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad. 2. Klik op de knop om naar het venster Scanners Configuration te gaan. 3. Selecteer de scanner in de lijst. Als u slechts één MFP-apparaat gebruikt, dit apparaat aangesloten is op de computer en is ingeschakeld, verschijnt uw scanner in de lijst en wordt deze automatisch geselecteerd. Als er meerdere scanners zijn aangesloten op de computer, kunt u voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede scanner selecteren, de apparaatopties instellen en de scantaak gelijktijdig starten. 4. Klik op Properties. 5. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 6. Klik in het venster Scanner Properties op Preview. Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de 7. Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen in het Preview Pane. 8. Wijzig de scanopties in de vakken Image Quality en Scan Area. • Image Quality: hiermee kunt u de kleurcompositie en scanresolutie voor de afbeelding selecteren. • Scan Area: hiermee kunt u het paginaformaat selecteren. Klik op de knop Advanced als u het paginaformaat handmatig wilt instellen. Als u een van de vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, selecteert u de optie in de vervolgkeuzelijst Job Type (zie "Instellingen voor taaktypen toevoegen" op pagina 114). Klik op Default om de standaardinstelling voor de scanopties te herstellen. 9. Als u klaar bent, klikt u op Scan om het scannen te starten. Links onderaan het venster verschijnt de statusbalk die de voortgang van het scanproces aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren, klikt u op Cancel. 10. De gescande afbeelding verschijnt. Gebruik de werkbalk om de gescande afbeelding te bewerken (zie "Gebruikmaken van Image Manager" op pagina 115). 11. Als u klaar bent, klikt u op Save op de werkbalk. 12. Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan en typ de bestandsnaam. 13. Klik op Save. Instellingen voor taaktypen toevoegen U kunt uw scaninstellingen opslaan en deze opnieuw gebruiken. Zo slaat u een nieuw taaktype op: 1. 2. 3. 4. Scannen_ 114 Wijzig de opties in het venster Scanner Properties. Klik op Save As. Voer een naam in voor de gekozen instellingen. Klik op OK. De instellingen worden toegevoegd aan de vervolgkeuzelijst Saved Settings. Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak: 1. Selecteer de gewenste instelling in de vervolgkeuzelijst Job Type. 2. De volgende keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn de opgeslagen instellingen automatisch geselecteerd voor de scantaak. Hulpmi ddelen Naam Functie Save Hiermee slaat u de afbeelding op. Undo Hiermee maakt u de laatste bewerking ongedaan. Redo Hiermee herstelt u de laatst ongedaan gemaakte bewerking. Gebruikmaken van Image Manager Scroll Hiermee schuift u door de afbeelding. In de toepassing Image Manager vindt u menuopties en knoppen om uw gescande afbeeldingen te bewerken. Crop Hiermee kunt u het geselecteerde gebied van de afbeelding bijsnijden. Zoom Out Hiermee kunt u uitzoomen op de afbeelding. Zoom In Hiermee kunt u inzoomen op de afbeelding. Scale Hiermee kunt u de schaal van de afbeelding wijzigen. U kunt het formaat handmatig invoeren of instellen dat de afbeelding proportioneel, verticaal of horizontaal wordt geschaald. Rotate Hiermee kunt u de afbeelding draaien. U kunt het aantal graden selecteren in de vervolgkeuzelijst. Flip Hiermee kunt u de afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen. Brightness Hiermee kunt u de helderheid of het contrast van de afbeelding aanpassen of de afbeelding omkeren. Properties Hiermee kunt u de eigenschappen van de afbeelding weergeven. Een opgeslagen taaktype verwijderen 1. Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de vervolgkeuzelijst Job Type. 2. Klik op Delete. De instelling wordt verwijderd uit de lijst. Gebruik de volgende gereedschappen om de afbeelding te bewerken: Raadpleeg de schermhulp voor meer informatie over de toepassing Image Manager. Scannen_ 115 Faxen (optioneel) 5. Deze handleiding bevat informatie over het gebruik van het apparaat als faxtoestel. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • Voorbereiden om te faxen Faxen vanaf uw computer Informatie over het faxscherm Een fax verzenden Een fax ontvangen De documentinstellingen aanpassen Een fax doorsturen naar een ander nummer • • • • • • • • U kunt dit apparaat niet als een faxapparaat gebruiken via een internettelefoonlijn. Raadpleeg uw internetprovider voor meer informatie. Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten. (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere internetdiensten (DSL, ISDN, VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit van de verbinding verbeteren door gebruik te maken van een microfilter. Een microfilter elimineert ruissignalen en verbetert de kwaliteit van de netwerk/internetverbinding. Aangezien de DSL Micro-filter niet met het apparaat wordt meegeleverd, kunt u het beste contact opnemen met uw internetprovider als u er gebruik van wilt maken. De pollingoptie gebruiken Een postvak gebruiken Het instellen van junkfaxnummers Een faxrapport afdrukken Een programma-instelling gebruiken Documenten opslaan Faxen vanaf uw computer hiermee kunt u een fax verzenden vanaf uw computer zonder gebruik te maken van het bedieningspaneel op het apparaat. Zorg ervoor dat uw apparaat en de computer zijn aangesloten op een netwerk. Een fax verzenden (Windows) Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma Samsung Network PC Fax geïnstalleerd zijn. Dit programma wordt automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. 1. Open het document dat u wilt verzenden. 2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit venster er iets anders uitzien. 3. Selecteer Samsung Network PC Fax in het venster Afdrukken. 4. Klik op Afdrukken of op OK. 5. Voer het faxnummer van de ontvanger in en stel indien nodig de opties in. Voor meer informatie over Samsung Network PC Fax klikt u op Help. 1 Lijnpoort 2 Micro-filter 3 DSL-modem/telefoonlijn Voorbereiden om te faxen Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen, moet u het meegeleverde telefoonsnoer aansluiten op een stopcontact. Raadpleeg de optionele installatiehandleiding in de faxkit om een verbinding te maken. De aansluiting van een telefoonsnoer verschilt van land tot land. 6. Klik op Verzenden. Faxen (optioneel)_ 116 Een lijst met verzonden faxberichten controleren (Windows) U kunt een lijst met verzonden faxberichten op uw computer controleren. Klik in het menu Start op Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > Network PC Fax > Faxjournaal. Het Faxjournaal wordt dan weergegeven met alle faxen die u hebt verstuurd. Voor meer informatie over Faxjournaal klikt u op Help. Een fax verzenden (Macintosh) Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma Faxhulpprogramma’s geïnstalleerd zijn. Dit programma wordt automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. Volg onderstaande stappen voor Mac OS X 10.5 of 10.6. De onderstaande stappen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem. 1. Open het document dat u wilt verzenden. 2. Selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4: Archief). Het venster Druk af verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit venster er iets anders uitzien. 6. Voer het faxnummer van de ontvanger in het invoervak Aan. U kunt ook op de knop Adressen drukken hebt opgeslagen. als u veelgebruikte faxnummers 7. Voer indien nodig de toegangscode in het invoergebied Draai eerst een in. 8. Als u de fax met een voorblad wilt versturen schakelt u het selectievakje voor Gebruik voorblad in. Voer het onderwerp en bericht van de faxtaak in. U kunt meer gedetailleerde opties voor de voorpagina instellen in Samsung Fax - Voorblad. Selecteer Samsung Fax - Voorblad in de vervolgkeuzelijst Richting . 9. Klik op Fax. 10. Het pictogram Faxjournaal ( ) verschijnt op uw Macintosh dock. Klik op het pictogram. U kunt de status van de faxtaak zien. U kunt de faxtaak verwijderen, bijhouden, hervatten of pauzeren. 3. Selecteer Samsung SCX-8030 8040 Series fax uit de vervolgkeuzelijst in Printer. 4. Kies het aantal kopieën en pagina’s. 5. Selecteer papierformaat, afdrukstand en schaal. Faxen (optioneel)_ 117 Informatie over het faxscherm • • Als u de faxfunctie wilt gebruiken, drukt u op Fax in het scherm. Als u deze functie wilt gebruiken, moet u de optionele faxkit op uw apparaat installeren. Wordt er een ander scherm weergegeven, druk dan op ( beginscherm te gaan. ) om naar het • • • Pauze: Voegt een pauze in een faxnummer in. Op de haak: Wanneer u op deze knop drukt, hoort u een kiestoon. Voer vervolgens het faxnummer in. Het is vergelijkbaar met het bellen met behulp van een telefoon met luidspreker (zie "Een fax handmatig verzenden Op de haak" op pagina 120). Programma’s: Om de huidige instellingen op te slaan voor toekomstig gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op pagina 135). Doc opslaan: Slaat het document op de harde schijf op van uw apparaat (zie "Documenten opslaan" op pagina 137). : Met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Kopie, Doc.vak, etc., gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste menu waar u naar toe wilt. Het tabblad Geavanceerd Met de pijl-omhoog/omlaag linksonder kunt u naar de volgende of vorige pagina gaan. Het tabblad Basis • • • • • • • • • • • Invoergebied voor faxnummer: Voer het faxnummer van de ontvanger in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. Als u het adresboek hebt geconfigureerd, druk dan op Adresboek. Toevoegen aan adres: Voegt het ingevoerde faxnummer toe aan het adresboek. : hiermee verwijdert u het laatst ingevoerde cijfer. • • Formaat van origineel: Selecteert het formaat van het originele document (zie "Het formaat van de originelen selecteren" op pagina 125). Dubbelzijdig: Hiermee stelt u in of één of beide zijden van het origineel moeten worden gefaxt (zie "Dubbelzijdig faxen van originelen" op pagina 126). Oorspronkelijke stand: Selecteer de richting van de originelen (zie "De richting van originelen selecteren" op pagina 126). Uitgesteld verzenden: Hiermee stelt u in dat een fax automatisch op een later tijdstip wordt verzonden (zie "Uitgestelde faxverzending" op pagina 121). Prioritair verzenden: Hiermee verzendt u een urgente fax voordat er geplande taken worden uitgevoerd (zie "Een fax met hoge prioriteit verzenden" op pagina 121). : hiermee verwijdert u alle cijfers van het geselecteerde nummer. Faxlijn: Selecteert een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft. Resolutie: Past de resolutieopties aan (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127). Adresboek: Voert het faxnummer in van de ontvanger door op de opgeslagen nummers te drukken. Veelgebruikte faxnummers kunt u opslaan met behulp van het bedieningspaneel of SyncThru™ Web Service. Recent: Toont de 10 laatst gebruikte faxnummers. U kunt ook faxnummers kiezen in plaats van het nummer in te toetsen (zie "Het laatste nummer opnieuw kiezen" op pagina 121). Faxen (optioneel)_ 118 • Een fax verzenden Terug: Hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een fax verzendt en welke bijzondere verzendmethoden u kunt gebruiken. U kunt de originelen zowel in de DADI als op de glasplaat van de scanner plaatsen. Als er zich zowel originelen in de DADI als op de glasplaat van de scanner bevinden, worden de originelen in de DADI eerst gelezen omdat de DADI een hogere prioriteit heeft bij het scannen. Het faxhoofd instellen In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw faxnummer te vermelden. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Apparaat-id & faxnummer op het scherm. • • • • Snelstart faxen: Maakt de verzending van de fax mogelijk nadat de eerste pagina van het origineel is gescand (zie "Faxen snel starten" op pagina 122). Polling: Hiermee kunt u een document op verzoek van de ontvanger vanaf een andere locatie faxen wanneer u afwezig bent of de ontvanger afwezig is. Als u de pollingfunctie wilt gebruiken, moeten de originelen al in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen (zie "De pollingoptie gebruiken" op pagina 130). Postvak: Hiermee worden ontvangen faxen of originelen die gereed zijn om via polling te worden opgevraagd in het geheugen van het apparaat opgeslagen. U kunt een postvak gebruiken op het apparaat waarmee u werkt of op een extern apparaat. Elk postvak beschikt over een eigen postvaknummer, naam en wachtwoord (zie "Een postvak gebruiken" op pagina 131). Terug: Hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. Het tabblad Afbeelding 2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft. 3. Druk op het invoergebied Id-naam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer uw naam of de bedrijfsnaam in (zie "Informatie over het pop-uptoetsenbord" op pagina 32). Druk op OK. 4. Druk op het invoergebied van Faxnummer. Voer uw faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 5. Druk op OK om de informatie op te slaan. Een fax verzenden 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). • • • • • • Type origineel: Verbetert de faxkwaliteit op basis van het van het originele documenttype dat wordt gescand (zie "Het type origineel selecteren" op pagina 127). Kleurmodus: Selecteert de kleurmodus voor het verzenden van de fax (zie "De kleurmodus selecteren" op pagina 127). Tonersterkte: Past de helderheid of tonerdichtheid van de fax aan (zie "De tonersterkte wijzigen" op pagina 127). Achtergrond aanpassen: Hiermee vermindert u het effect van donkere achtergronden of papierpatronen als het origineel bijvoorbeeld een krantenknipsel is (zie "De achtergrond aanpassen" op pagina 127). Afbeel. aan achterk. wissen: Voorkomt bij het faxen van de voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegefaxt (zie "Afbeeldingen op de achterzijde wissen" op pagina 128). Terug: Hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis. Dit apparaat past automatisch het originele document aan de papiergrootte van de ontvangende fax aan. Als de originele documentgrootte bijvoorbeeld een A3-formaat is en het geladen papier in de ontvangende fax is van A4-formaat, dan wordt de originele papiergrootte aan het A4-formaat aangepast. 2. Druk op Fax op het scherm. 3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). 4. Druk op het tabblad Basis. 5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127). 6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen. Faxen (optioneel)_ 119 • U kunt een fax naar maximaal 10 ontvangers tegelijk verzenden. • Om een pauze in te voegen, drukt u op Pauze tijdens het invoeren van het faxnummer. Op het display wordt de pauze aangegeven met een koppelteken ("–"). 7. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt. • • • • U kunt een fax rechtstreeks vanaf uw computer verzenden (zie "Faxen vanaf uw computer" op pagina 116). Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de fax begint. Of druk op de knop Job Status van het bedieningspaneel en selecteer de taak die u wilt verwijderen, druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29). Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt verzonden. Het verzenden van een fax met behulp van snelkiesnummers Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om het te kiezen nummer in te voeren, voert u het eerder ingestelde snelkiesnummer in. 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Fax op het scherm. 3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). 4. Druk op het tabblad Basis. 5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127). 6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert: • bij ééncijferige (0-9) snelkiesnummers, druk en houd het desbetreffende cijfertoets ingedrukt op het numerieke toetsenblok van het bedieningspaneel; • bij twee- of driecijferige snelkiesnummers, druk de eerste of de eerste twee cijfertoetsen in en houd de laatste cijfertoets ingedrukt op het numerieke toetsenblok van het bedieningspaneel. 7. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand en gefaxt naar het gekozen nummer. 4. 5. 6. 7. Druk op het tabblad Basis. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127). Druk op Op de haak in het scherm. Als u een kiestoon hoort, vult u het faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 8. Druk op Start zodra u een hoge faxtoon hoort van het ontvangende faxapparaat. Handmatig een fax verzenden via een intern telefoontoestel Bij deze methode wordt een fax verzonden met behulp van een intern telefoontoestel. Zorg dat het intern telefoontoestel op de EXT-aansluiting van de faxkit op het apparaat is aangesloten. Tijdens telefoongesprekken met het telefoontoestel aangesloten op de EXT-aansluiting, zijn de kopieer- en scanfuncties niet beschikbaar. 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Fax op het scherm. 3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). 4. Druk op het tabblad Basis. 5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127). 6. Pak de hoorn op van het intern telefoontoestel. 7. Als u een kiestoon hoort, voer dan het faxnummer op het intern telefoontoestel in. 8. Druk op Start op het bedieningspaneel wanneer u een hoogfrequent faxsignaal hoort van het intern telefoontoestel. Automatisch opnieuw verzenden Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen. Als u het interval tussen kiespogingen en/of het aantal kiespogingen wilt wijzigen, voert u de volgende stappen uit. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Opnieuw kiezen op het scherm. 2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft. Een fax handmatig verzenden Op de haak Bij deze methode wordt een fax verzonden met behulp van Op de haak in het tabblad Basis. Als u Uitgesteld verzenden, Snelstart faxen en Prioritair verzenden in het tabblad Geavanceerd gebruikt, is het niet mogelijk om een fax te verzenden met Op de haak. 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Fax op het scherm. 3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). 3. Stel de optie Tijd tussen kiespogingen [1-15] min in met behulp van de pijl-omhoog/omlaag. 4. Stel de optie Aantal kiespogingen [0-13] in met behulp van de pijl-omhoog/omlaag. 5. Selecteer de optie Eenheid. Faxen (optioneel)_ 120 • Mislukte taak opnieuw verzenden: Laat het apparaat alle pagina’s van de mislukte taak opnieuw verzenden. • Mislukte pagina opnieuw verzenden: Laat het apparaat uitsluitend één mislukte pagina opnieuw verzenden. 6. Druk op OK om de instelling vast te leggen. 6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen. 7. Druk op het tabblad Geavanceerd > Uitgesteld verzenden > Aan. Het laatste nummer opnieuw kiezen 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Fax op het scherm. 3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). 4. Druk op het tabblad Basis. 5. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127). 6. Druk op Recent. 7. Voer het faxnummer in dat u opnieuw wenst te kiezen. Druk vervolgens op OK. 8. Druk op het invoergebied van Taaknaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de gewenste taaknaam in. Druk op OK. Als u geen taaknaam invoert, kent het apparaat de taaknaam "Faxtaak verzenden" toe. 9. De uitgestelde verzending instellen. U kunt de uitgestelde verzending 15 minuten later dan de huidige tijd instellen. Als het bijvoorbeeld 1:00 uur is, kunt u de startijd op 1:15 instellen. Als het ingestelde tijdstip onjuist is, verschijnt een waarschuwingsbericht en wordt de waarde opnieuw ingesteld op de huidige tijd. 10. Druk op OK om de instelling vast te leggen. 11. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat begint met het opslaan van de gescande originele gegevens in het geheugen. • Toevoegen aan adres: hiermee kunt u een faxnummer in de Recent resultaten toe te voegen aan het Adresboek. • Verwijd.: Om een faxnummer in de Recent resultaten te verwijderen. Druk op het faxnummer dat u wenst te verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd.. 8. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt. Uitgestelde faxverzending U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw afwezigheid) wordt verzonden. Een fax met hoge prioriteit verzenden U gebruikt deze functie als u een fax met hoge prioriteit moet verzenden voorafgaand aan andere geplande taken. Het document wordt in het geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is voltooid. Een verzending met prioriteit zal een verzending onderbreken naar meerdere bestemmingen tussen stations (bijvoorbeeld, als de verzending naar station A eindigt, voordat de verzending naar station B begint) of tussen herkiespogingen. • • 1. 2. 3. 4. 5. Als u deze optie gebruikt, zijn de functies Snelstart faxen en Prioritair verzenden in het tabblad Geavanceerd niet actief. • Als u deze optie gebruikt, kunt u geen fax verzenden met de knop Op de haak op het scherm. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). Druk op Fax op het scherm. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). Druk op het tabblad Basis. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127). Als u de uitgestelde faxverzending wilt annuleren, drukt u op Uit voordat het verzenden wordt gestart. 1. 2. 3. 4. 5. Als u deze optie gebruikt, zijn de functies Uitgesteld verzenden en Snelstart faxen in het tabblad Geavanceerd niet actief. • Als u deze optie gebruikt, kunt u geen fax verzenden met de knop Op de haak op het scherm. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). Druk op Fax op het scherm. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). Druk op het tabblad Basis. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127). Faxen (optioneel)_ 121 6. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen. 7. Druk op het tabblad Geavanceerd > Prioritair verzenden. 8. Druk op Aan om deze functie te activeren. 9. Druk in het scherm op OK. 10. Druk op Start op het bedieningspaneel om de dringende faxtaak te starten. 7. Druk op het tabblad Geavanceerd > Snelstart faxen. 8. Druk op Aan om deze functie te activeren. 9. Druk in het scherm op OK. 10. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand en naar de gekozen nummers gefaxt. Faxen snel starten Het apparaat start met het verzenden van de fax nadat de eerste pagina van het origineel is gescand. Zelfs wanneer een origineel uit vele pagina’s bestaat, kan met deze functie een fax verzonden worden zonder het geheugen te vullen. • 1. 2. 3. 4. 5. 6. Als u deze optie gebruikt, zijn de functies Uitgesteld verzenden en Prioritair verzenden in het tabblad Geavanceerd niet actief. • Als u deze optie gebruikt, kunt u geen fax verzenden met de knop Op de haak op het scherm. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). Druk op Fax op het scherm. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). Druk op het tabblad Basis. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127). Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen. Faxen (optioneel)_ 122 Een fax ontvangen • In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een fax ontvangt en welke bijzondere ontvangstmethoden u daarvoor kunt gebruiken. • De ontvangstmodus wijzigen Het apparaat is standaard ingesteld op de Fax-modus. Als u een fax ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen. Voer de volgende stappen uit als u de ontvangstmodus wilt wijzigen: 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Initiële faxinstellingen op het scherm. 2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft. 3. Druk op Ontvangstmodus. 4. Druk op de juiste optie. • Telefoon: Hiermee ontvangt u een fax door op Op de haak en vervolgens Start te drukken. • Fax: Hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus. • Antwoordapparaat/Fax: Wordt gebruikt als er een antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten. Inkomende oproepen worden beantwoord door het antwoordapparaat en de beller kan een boodschap op het antwoordapparaat achterlaten. Als het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch over naar faxmodus om de fax te ontvangen. 5. Druk op OK om de informatie op te slaan. Handmatig ontvangen in Telefoon-modus U kunt een faxoproep ontvangen door te drukken op Op de haak en vervolgens op Start wanneer u de faxtoon van het extern faxapparaat hoort. Het apparaat ontvangt een fax. Automatisch ontvangen in Antwoordapparaat/ Fax-modus Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. Raadpleeg de installatiehandleiding van de optionele faxkit voor meer informatie. Als de beller een boodschap achterlaat, slaat het antwoordapparaat de boodschap op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen. • naar de Fax-modus. Als uw antwoordapparaat een door de gebruiker instelbare teller voor beltonen heeft, stelt u het apparaat zo in dat het inkomende oproepen binnen de eerste beltoon aanneemt. Als het apparaat zich in de Telefoon-modus bevindt en er een antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten, moet u het antwoordapparaat uitschakelen. Anders zal het uitgaande bericht van het antwoordapparaat uw telefoongesprek verstoren. Handmatig een fax ontvangen via een intern telefoontoestel Deze functie werkt het beste als u een intern telefoontoestel gebruikt dat aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat. Als u een oproep krijgt op het intern telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax. Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het andere faxapparaat nog steeds hoort, probeert u opnieuw op *9* te drukken. Om *9* te wijzigen in bijvoorbeeld *3* volgt u volgende stappen. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Startcode voor ontvangst op het scherm. 2. Druk op Aan om deze functie te activeren. 3. Voer het nummer 3 in met behulp van het numerieke toetsenbord op het bedieningspaneel 4. Druk op OK. Ontvangen in veilige ontvangstmodus Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval veilige ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid worden afgedrukt. In veilige ontvangstmodus worden alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Veilig ontvangen op het scherm. Veilig ontvangen kan uitsluitend worden geconfigureerd door een gemachtigde gebruiker die een id en een wachtwoord op het apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het apparaat daarom vraagt, voert u het ID en wachtwoord in. 2. Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft. Als u het apparaat in deze modus hebt ingesteld en het antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat op de EXT-uitgang aangesloten, wordt na een vooraf ingesteld aantal belsignalen automatisch overgeschakeld Faxen (optioneel)_ 123 Een ontvangen faxbericht-uitvoerlade selecteren 3. Druk op Aan om deze functie te activeren. Met deze optie kunt u aangeven in welke lade het faxbericht moet worden afgedrukt. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Ontvangen fax afdrukken > Uitvoerlade op het scherm. Wanneer het apparaat in deze modus een fax ontvangt, wordt Afdrukk. geactiveerd. Als u de beveiligde faxberichten wilt afdrukken, druk dan op Afdrukk.. Alle beveiligde faxberichten worden afgedrukt. 4. Als u wilt dat inkomende faxberichten altijd naar het geheugen gaan, druk dan op Hele dag. In andere gevallen, gaat u door met de volgende stap. 5. Druk op Starttijd en stel de specifieke starttijd in met de pijltoetsen omhoog/omlaag of links/rechts. Druk op OK. 2. Druk op de desbetreffende lade. • 6. Druk op Eindtijd en stel de specifieke eindtijd in met de pijltoetsen omhoog/omlaag of links/rechts. Druk vervolgens op OK. De Binnenste lade (taakscheider) is alleen beschikbaar wanneer de optionele taakscheider is geïnstalleerd. De Binnenste lade is erg handig voor het scheiden van afdrukken. Als u bijvoorbeeld wilt vermijden dat ontvangen faxen gemengd worden met kopieën of afdrukken, kunt u deze binnenlade gebruiken om de ontvangen faxen te scheiden. • De Lade van afwerk. en Bovenste lade zijn uitsluitend beschikbaar als de optionele standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. • Als de optionele standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd, is de Middelste lade niet geactiveerd. 3. Druk op OK. 7. Druk in het scherm op OK. Als u de functie Veilig ontvangen wilt uitschakelen, drukt u op Uit. Hierna wordt de ontvangen fax afgedrukt. Faxen (optioneel)_ 124 Ontvangen faxen dubbelzijdig afdrukken De documentinstellingen aanpassen Stel deze duplex-functie in om papier te besparen. Hiermee worden de ontvangen faxgegevens dubbelzijdig afgedrukt. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Ontvangen fax afdrukken > Dubbelzijdig op het scherm. Voordat u een fax verzendt, kunt u de documentinstellingen aanpassen, zoals de resolutie, tonerdichtheid, kleuren, duplex-functie, etc. Zie de uitleg voor dit gedeelte. De documentinstellingen die u hiermee opgeeft, hebben alleen betrekking op de huidige taak. Als u de standaardinstellingen voor documenten wilt wijzigen, gaat u naar het tabblad Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Standaardwaarde . 2. Druk op de juiste optie. Het formaat van de originelen selecteren Als het formaat van het originele document niet automatisch kan worden herkend of wanneer u een bepaalde documentgrootte wilt selecteren, kunt u na het opgeven van de originele documentgrootte het faxbericht verzenden. 1. Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van origineel. • • Uit: hiermee wordt enkelzijdig afgedrukt. Lange zijde: hiermee wordt dubbelzijdig afgedrukt en wordt de lange zijde van het papier gebruikt als bindmarge. • Korte zijde: hiermee wordt dubbelzijdig afgedrukt en wordt de korte zijde van het papier gebruikt als bindmarge. 3. Druk op OK. Faxen ontvangen in het geheugen Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het een fax ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u tijdens het kopiëren of afdrukken een fax ontvangt, slaat het apparaat de inkomende fax in het geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken wordt de fax automatisch afgedrukt. 2. Druk op de juiste optie. Door het indrukken van Grootte in inch of Grootte in mm kunt u de papierlijst op het scherm wijzigen. De papierlijst is onverdeeld in de beschikbare A/B- en Letter-papierformaten in dit apparaat. • Auto: Het formaat van de originelen wordt automatisch gedetecteerd maar bij deze optie worden alleen originelen van het formaat Letter, Ledger, Legal, Statement, A3, A4, A5, B4 of JIS B5 ondersteund. • Andere vooraf ingestelde waarden: Hiermee kunt u eenvoudig veelgebruikte waarden selecteren. 3. Druk in het scherm op OK. Faxen (optioneel)_ 125 Dubbelzijdig faxen van originelen Deze functie is speciaal bedoeld voor dubbelzijdige originelen. U kunt instellen of het apparaat een enkelzijdige of dubbelzijdige fax moet verzenden. 1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Dubbelzijdig en selecteer vervolgens de richting van het origineel. De DADI gebruiken • 2. Druk op de juiste optie. • 1-zijdig: instelling voor enkelzijdig bedrukte originelen. • 2-zijdig, boek: instelling voor dubbelzijdige originelen. • 2-zijdig, kalender: voor dubbelzijdig bedrukte originelen waarvan de achterzijde 180 graden is gedraaid. De glasplaat van de scanner gebruiken Pictogra m Liggende afbeeldingen: Selecteer deze instelling voor een geladen origineel in de DADI met de bovenkant van het originele document naar de linkerzijde van het apparaat, of een origineel document op de glasplaat van de scanner geplaatst met de bovenkant van het originele document naar de rechterzijde van het apparaat. De DADI gebruiken De glasplaat van de scanner gebruiken Om 2-zijdig, boek en 2-zijdig, kalender te gebruiken, plaatst u de originelen in de DADI. Als het apparaat het origineel in de DADI niet vindt, wordt de optie automatisch gewijzigd in 1-zijdig. 3. Druk in het scherm op OK. De richting van originelen selecteren Bij het faxen van dubbelzijdige documenten moet u de richting van het document aan te geven. Anders kunnen faxberichten niet worden afgedrukt in de correcte paginavolgorde of de correcte voor- en achterbladindeling. 1. Druk op het tabblad Geavanceerd > Oorspronkelijke stand en selecteer vervolgens de afdrukstand van het origineel. 3. Druk in het scherm op OK. 2. Druk op de juiste optie. • Staande afbeeldingen: Selecteer deze instelling voor een geladen origineel met de bovenkant naar de achterkant van het apparaat. Faxen (optioneel)_ 126 Pictogra m De resolutie wijzigen 3. Druk in het scherm op OK. De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een normaal tekstdocument. Als u echter originelen verstuurt die foto’s bevatten of van een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie aanpassen om een fax van een betere kwaliteit te versturen. Druk op de pijl-links/rechts om de waarden te wijzigen. • • • • Standaard: deze instelling wordt doorgaans aanbevolen voor originelen met tekst. Met deze optie vermindert u de verzendtijd. Fijn: deze instelling wordt aanbevolen voor originelen met kleine tekens, dunne lijnen of tekst die met een matrixprinter is afgedrukt. Superfijn: aanbevolen voor originelen met fijne details. Deze optie is alleen ingeschakeld als het ontvangende apparaat ook een extra fijne resolutie ondersteunt. Ultrafijn: aanbevolen voor originelen met zeer fijne details. Deze optie is alleen ingeschakeld als het ontvangende apparaat ook een ultra fijne resolutie ondersteunt. De kleurmodus selecteren Met deze functie kunt u een kleurenfax verzenden. 1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Kleurmodus. 2. Druk op de juiste optie. • Mono: hiermee verzendt u een zwart-witfax. • Kleur: hiermee verzendt u een kleurenfax. 3. Druk in het scherm op OK. De tonersterkte wijzigen U kunt de helderheid van het originele document selecteren. 1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Tonersterkte. Als uw apparaat is ingesteld op de resolutie Superfijn of Ultrafijn en het faxapparaat waarmee u communiceert ondersteunt de resolutie Extra fijn of Ultra fijn niet, verzendt het apparaat de fax in de hoogste resolutie die het ontvangende faxapparaat ondersteunt. Het type origineel selecteren U kunt het documenttype van het origineel instellen om de kwaliteit van een document dat wordt gescand te verbeteren. 1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding op > Type origineel. 2. Druk op de pijl-links/rechts om de licht- of donkerheid te wijzingen. 3. Druk in het scherm op OK. De achtergrond aanpassen Als u originelen op gekleurd papier of krantenknipsels scant, kunt u donkere achtergronden lichter maken, verminderen of verwijderen. Als de originele achtergrond gekleurd is, wordt bij het scannen de achtergrond van de overdrachtsgegevens zwart. In dit geval kunt u na aanpassing van de achtergrondskleur van de overdrachtsgegevens het originele document verzenden. 2. Druk op de juiste optie. • Tekst: instelling voor originelen met tekst of lijntekeningen. • Tekst/Foto: instelling voor originelen met tekst en foto’s. • Foto: voor originelen die halftoonfoto’s zijn. Faxen (optioneel)_ 127 Een fax doorsturen naar een ander nummer 1. Druk op het tabblad Afbeelding > Achtergrond aanpassen. U kunt uw apparaat instellen om een verzonden of ontvangen fax naar ander nummers door te sturen per fax, e-mail; SMB, FTP. etc. Dit is een handige functie wanneer u een fax moet ontvangen maar niet op kantoor bent. Informatie over de Inst. fax doorsturen opties Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Inst. fax doorsturen op het scherm. Inst. fax doorsturen kan uitsluitend worden geconfigureerd door een gemachtigde gebruiker die een id en een wachtwoord op het apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het apparaat daarom vraagt, voert u het ID en wachtwoord in. 2. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Auto: de achtergrond wordt geoptimaliseerd. • Verbet.: hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond. • Wissen: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond. 3. Druk op OK. Als u deze optie gebruikt, is de functie Afbeel. aan achterk. wissen in het tabblad Afbeelding niet actief. Afbeeldingen op de achterzijde wissen Deze functie voorkomt bij het faxen van de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegefaxt. 1. Druk in het scherm op het tabblad Afbeelding > Afbeel. aan achterk. wissen. • • • • • • Instellingen: voer het e-mailadres in van de afzender, de e-mailtitel en het e-mailbericht. Tenzij u de instellingen wijzigt, wordt de fax met de informatie via e-mail doorgestuurd. Alles selecteren: selecteert alle faxdoorstuurinstellingen om alles te verwijderen. Nieuw: creëert een nieuwe instelling voor fax doorsturen (zie "Het instellen van de faxdoorstuurinstelling" op pagina 129). Detail: toont gedetailleerde informatie van een geselecteerde instelling voor fax doorsturen. U kunt de instelling bewerken met de knop Bewerken. U kunt de instelling ook verwijderen met de knop Verwijd.. Bewerken: bewerkt een geselecteerde instelling voor fax doorsturen. U kunt de door u ingestelde instellingen wijzigen. Verwijd.: verwijdert een geselecteerde instelling voor fax doorsturen. 2. Druk op de juiste optie. • Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. • Auto: optimaliseert de achtergrond. • Wissen: des te hoger het getal, des te lichter het achtergrondbeeld. 3. Druk in het scherm op OK. Als u deze optie gebruikt, is de functie Achtergrond aanpassen in het tabblad Afbeelding niet actief. Faxen (optioneel)_ 128 Het instellen van de faxdoorstuurinstelling 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Inst. fax doorsturen op het scherm. - invoergebied Adres te drukken. Als het pop-uptoetsenbord verschijnt, voer dan het adres in en druk op OK. U kunt het adres ook gemakkelijk invoeren via Adresboek. SMB, FTP, WebDAV en Vak: U kunt het adres invoeren via Dir. invoer of Adresboek. Adresboek is niet actief als u Vak selecteert. • Documentnaam: Voer het document in door op het invoergebied Documentnaam te drukken. Als het pop-uptoetsenbord verschijnt, voer dan de naam van het document in en druk op OK. Documentnaam is niet actief als u Fax selecteert. • Bestandsindeling: Selecteer met de pijl-links/rechts een bestandsformaat waarin u de door te sturen fax wilt opslaan. Het type bestandsformaat dat u kunt kiezen is afhankelijk van het adrestype. • Doorsturen & afdrukken: Met deze optie kan na het doorsturen de fax worden afgedrukt. Als u deze optie wilt gebruiken, drukt u de knop Doorsturen & afdrukken in. 4. Druk in het scherm op OK. 2. Druk op Nieuw. 3. Stel de juiste opties in. • • • • Doorsturen Type: Selecteer het type faxapparaat met de pijl-links/ rechts. Regel 1 of Regel 2: Als u de faxkit en de Fax Multiline-kit op het apparaat hebt geïnstalleerd, selecteer dan een faxlijn met de pijl-links/rechts. De verzonden of ontvangen fax wordt via de geselecteerde lijn doorgestuurd naar de opgegeven nummers. Soort adres: Selecteer een adrestype dat u wilt gebruiken voor het doorsturen van de fax. Adres: Selecteer of voer het adres van de ontvanger in. - Fax of Email: U kunt het adres direct invoeren door op het Faxen (optioneel)_ 129 De pollingoptie gebruiken 8. Geef het wachtwoord door aan de ontvanger. Polling (opvragen) wordt gebruikt als een faxapparaat een document opvraagt bij een ander faxapparaat. Dit is handig wanneer de persoon die het origineel document heeft niet op kantoor is. De persoon die het document op een later tijdstip wil ontvangen belt naar het apparaat waarop het origineel is opgeslagen en geeft de opdracht om het document te verzenden. Het opvragen van een document op deze wijze wordt "polling" genoemd. Het pollingdocument afdrukken Als u deze functie wilt gebruiken moet zowel de verzender als de ontvanger over de pollingfunctie beschikken. • De pollingfunctie ondersteunt het verzenden van kleurenafbeeldingen niet. Ook wanneer u de kleurenafbeeldingen opslaat, ontvangt de ontvanger zwart-witafbeeldingen. Het pollingproces verloopt als volgt: 1. De verzender slaat de originelen op in het apparaat (zie "Originelen opslaan voor polling" op pagina 130). 2. De verzender geeft het wachtwoord door aan de ontvanger. 3. De ontvanger kiest het faxnummer en voert het wachtwoord in wanneer dit wordt gevraagd (zie "Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat" op pagina 130). 4. De ontvanger drukt op Start om de opgeslagen fax te ontvangen. 1. Druk op Fax op het scherm. 2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Afdrukk. • Originelen opslaan voor polling 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Fax op het scherm. 3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). 4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Opsl. 5. Druk op het invoergebied Wachtw.. Voer het wachtwoord in (het viercijferig wachtwoord dat u aan de ontvanger moet geven) met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. Indien nodig, hoeft u het wachtwoord niet in te voeren. U kunt dan een fax voor polling opslaan, verwijderen, afdrukken en ontvangen zonder een wachtwoord op te geven. 6. Selecteer de Verwijderen na polling optie met de pijl-links/rechts. Als u Uit selecteert, blijven de gegevens van de verzonden fax in het geheugen van het apparaat staan, ook na de verzending van de fax. Als u Aan selecteert, worden de faxgegevens na verzending verwijderd. 7. Druk op OK om te beginnen met het opslaan van de originelen in het geheugen voor polling. 3. Druk op het invoergebied Wachtw.. Voer het wachtwoord in dat u met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel hebt ingevoerd. Druk vervolgens op OK. 4. Druk op OK. Het pollingdocument verwijderen 1. Druk op Fax op het scherm. 2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Verwijd.. 3. Druk op het invoergebied Wachtw.. Voer het wachtwoord in dat u met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel hebt ingevoerd. Druk vervolgens op OK. 4. Druk in het scherm op OK. Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat Met deze optie kunt u een fax opvragen (polling) die op een ander apparaat is opgeslagen. Faxen (optioneel)_ 130 1. Druk op Fax op het scherm. 2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Polling bij extern. Een postvak gebruiken U kunt de originelen opslaan in het Postvak als u afwezig bent en de ontvanger een fax van u wilt ontvangen. Met deze functie kunt u maximaal vijftien afzonderlijke postvakken maken. Voordat u originelen opslaat, moet u een postvak maken. De postvakoptie ondersteunt het verzenden van kleurenafbeeldingen niet. Ook wanneer u de kleurenafbeeldingen opslaat, ontvangt de ontvanger zwart-witafbeeldingen. Een postvak maken 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Postvakinstellingen op het scherm. Postvakinstellingen kan uitsluitend worden geconfigureerd door een gemachtigde gebruiker die een id en een wachtwoord op het apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het apparaat daarom vraagt, voert u het ID en wachtwoord in. 3. Druk op het invoergebied Faxnr. ontvanger. Voer het ontvangende faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 4. Druk op het invoergebied van Wachtw.. Voer het wachtwoord in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. U moet van de verzender het wachtwoord via het extern faxapparaat ontvangen. 5. Druk in het scherm op OK. Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat uitstellen Met Polling bij extern uitstellen kunt u de fax opvragen op een specifiek tijdstip binnen 24 uur. 1. Druk op Fax op het scherm. 2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Polling bij extern uitstellen. 3. Druk op het invoergebied Faxnr. ontvanger. Voer het ontvangende faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 4. Druk op het invoergebied Wachtw.. Voer het wachtwoord in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. U moet van de verzender het wachtwoord via het extern faxapparaat ontvangen. 5. Stel de Starttijd in. 6. Druk in het scherm op OK. 2. Druk op Postvakconfiguratie. Het venster Postvakconfiguratie wordt geopend. 3. Druk op Nieuw. Het venster Nieuw wordt geopend. 4. Druk op het invoergebied van ID postvak en voer een ID in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. U kunt maximaal twintig cijfers invoeren. 5. Druk op het invoergebied van Naam postvak. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de postvaknaam in en druk op OK. U kunt tot 20 tekens invoeren. 6. Druk op het invoergebied Wachtw. postvak. Voer het wachtwoord in. Indien nodig, moet u dit wachtwoord aan de ontvanger geven. Als u geen wachtwoord wilt invoeren, laat u het leeg. Vervolgens kunt u een fax opslaan, verwijderen, afdrukken en ontvangen zonder een Faxen (optioneel)_ 131 De gegevens in het Postvak afdrukken wachtwoord op te geven. 7. Druk in het scherm op OK. • • Als u een door u aangemaakt postvak wilt bewerken, drukt u op het te bewerken postvak en vervolgens op Bewerken. Het venster Bewerken wordt geopend. U kunt de door u ingestelde instellingen wijzigen. Als u een door u aangemaakt postvak wilt verwijderen, drukt u op het te verwijderen postvak en vervolgens op Verwijd.. 1. Druk op Fax op het scherm. 2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Afdrukk.. Originelen opslaan in het Postvak 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Fax op het scherm. 3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). 4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Opsl.. 3. Druk op het invoergebied van ID postvak en voer het postvak-ID in dat u hebt ingesteld met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 4. Druk op het invoergebied Wachtw. en voer het postvakwachtwoord in dat u hebt ingesteld met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 5. Druk op OK. De gegevens in het Postvak wissen 1. Druk op Fax op het scherm. 2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Verwijd.. 5. Druk op het invoergebied ID postvak en voer het postvak-ID in dat u hebt ingesteld met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 6. Druk op het invoergebied Wachtw. en voer het postvakwachtwoord in dat u hebt ingesteld met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 7. Druk op OK om te beginnen met het opslaan van de originelen in het postvak. 3. Druk op het invoergebied ID postvak en voer het postvak-ID in dat u hebt ingesteld met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 4. Druk op het invoergebied Wachtw. en voer het postvakwachtwoord in dat u hebt ingesteld met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 5. Druk op OK. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. Een fax verzenden naar een extern postvak U kunt een fax verzenden en opslaan in een postvak op het apparaat van de ontvanger met behulp van Verzenden naar extern. Voordat u deze functie kunt gebruiken, moet u over de informatie van het postvak van de ontvanger beschikken. Faxen (optioneel)_ 132 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Fax op het scherm. 3. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). 4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Verzenden naar extern. 4. Druk op het invoergebied ID postvak. Voer het postvaknummer van het externe faxapparaat in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 5. Druk op het invoergebied Wachtw.. Voer het postvakwachtwoord van het externe faxapparaat in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 6. Druk op OK. Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat uitstellen Met Polling bij extern uitstellen kunt u de fax opvragen op een specifiek tijdstip binnen 24 uur. 1. Druk op Fax op het scherm. 2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Polling bij extern uitstellen. 5. Druk op het invoergebied Nr externe fax. Voer het faxnummer van de ontvanger in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 6. Druk op het invoergebied ID postvak. Voer het postvaknummer van de ontvanger in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 7. Druk op het invoergebied van Wachtw.. Voer het postvakwachtwoord van de ontvanger in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 8. Druk op OK. Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat Met deze optie kunt u een fax opvragen (polling) die op een ander extern apparaat is opgeslagen. 1. Druk op Fax op het scherm. 2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Postvak > Polling bij extern. 3. Druk op het invoergebied Nr externe fax. Voer het externe faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 4. Druk op het invoergebied ID postvak. Voer het postvaknummer van het externe faxapparaat in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 5. Druk op het invoergebied Wachtw.. Voer het postvakwachtwoord van het externe faxapparaat in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 6. Stel de Starttijd in. 7. Druk op OK. 3. Druk op het invoergebied Nr externe fax. Voer het externe faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. Faxen (optioneel)_ 133 Het instellen van junkfaxnummers Een faxrapport afdrukken Dit apparaat accepteert geen faxen van externe stations, waarvan de nummers in het geheugen als spam- en junkfaxnummers zijn opgeslagen. U kunt maximaal 10 junkfaxnummers instellen. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen > Instelling ongewenste faxen op het scherm. 2. Druk op Aan om deze functie te activeren. U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt afgedrukt waarin wordt aangegeven of de fax is verzonden en ontvangen. 3. Druk op Lijst met ongewenste faxnummers. Het venster Lijst met ongewenste faxnummers wordt geopend. 4. Druk op Toevoeg.. Het venster Toevoeg. wordt geopend. 5. Voer het junkfaxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel en druk op OK. • • • Als u Aan in Beller-ID instelt, kunt u een junkfaxnummer direct in het Lijst nummerw. venster selecteren. Druk op Beller-ID. Het venster Lijst nummerw. wordt geopend. De Beller-ID toont de informatie over de bellers die uw apparaat hebben gebeld. Afhankelijk van het land of telefoonlijnprovider kan Beller-ID niet worden ondersteund. Raadpleeg uw telefoonlijnprovider voor meer informatie. Als een rapport tekens of lettertypes bevat die niet worden ondersteund door het apparaat, verschijnt in plaats van de tekens/ lettertypes het woord Unknown in het rapport. 1. Druk op Apparaatinst. > Rapport > Faxrapporten > Instellingen op het scherm. 2. Druk op de juiste optie. • Resultaat multifaxoverdracht: drukt een bevestigingsrapport af na het verzenden van een fax naar meerdere bestemmingen. - Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. - Aan: hiermee activeert u deze functie. - Bij fout: drukt alleen een rapport af als er een transmissiefout optreedt. • Resultaat faxoverdracht: drukt een bevestigingsrapport af dat aangeeft of de verzending is gelukt, hoeveel pagina’s er zijn verzonden en andere informatie. - Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. - Aan: hiermee activeert u deze functie. - Bij fout: drukt alleen een rapport af als er een transmissiefout optreedt. • Geschiedenis faxoverdracht: drukt een bevestigingsrapport af dat aangeeft of de verzending is gelukt, hoeveel pagina’s er zijn verzonden en andere informatie. - Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. - Aan: hiermee activeert u deze functie. • Geschiedenis faxontvangst: drukt een bevestigingsrapport af dat aangeeft of de fax is ontvangen, hoeveel pagina’s er zijn ontvangen en andere informatie. - Uit: hiermee schakelt u deze functie uit. - Aan: hiermee activeert u deze functie. 3. Druk in het scherm op OK. Faxen (optioneel)_ 134 Een programma-instelling gebruiken Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig gebruik. U kunt tevens de instellingen van voorgaande taken gebruiken. 3. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen. Programma’s opslaan 1. Druk op Fax op het scherm. 2. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). 3. Druk op het tabblad Basis. 4. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127). 5. Druk op Programma’s. 4. Druk op Programma’s > Lijst. 5. Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst. 6. Druk op het invoergebied Naam programma. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de gewenste programmanaam in. Druk vervolgens op OK. 6. Druk op OK. 7. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. Het apparaat is nu ingesteld om te faxen volgens de geselecteerde instelling. 8. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat start het scannen en verzendt een fax naar de nummers. • 7. Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt worden de ingestelde instellingen opgeslagen. Klik op Ga naar lijst of op Sluiten. • Programma’s gebruiken 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Fax op het scherm. • Faxen (optioneel)_ 135 Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de fax begint of druk op de knop Job Status op het bedieningspaneel, selecteer de te wissen taak en druk op Verwijd.. Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt verzonden. Programma’s beheren drukt u op Vorige 1. 1. Druk op Fax op het scherm. 2. Druk op Programma’s > Lijst. 3. Druk op de juiste optie. • • Alles selecteren: Selecteer alle programma’s. Detail: Toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde programma. • Bewerken: Wijzigt de naam van het geselecteerde programma. • Verwijd.: Verwijdert de geselecteerde programma’s. 4. Druk op Annul. om naar het tabblad Basis terug te gaan. 6. Druk op OK. 7. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. Het apparaat is nu ingesteld om te faxen volgens de geselecteerde instelling. 8. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand en naar de bestemmingen gefaxt. • Vorige instellingen gebruiken 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Fax op het scherm. 3. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen. • • 4. Druk op Programma’s. 5. Druk op de te gebruiken vorige instelling. Bijvoorbeeld, als u de instellingen van de laatste taak wilt gebruiken, Faxen (optioneel)_ 136 Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de fax begint. Of druk op de knop Job Status van het bedieningspaneel en selecteer de taak die u wilt verwijderen, druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29). Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt verzonden. Documenten opslaan U kunt gescande originelen opslaan in het Doc.vak (de harde schijf van het apparaat) van uw apparaat. U kunt indien nodig de opgeslagen documenten in Doc.vak afdrukken. • 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Voor meer informatie over hoe de Doc.vak te gebruiken, raadpleeg het hoofdstuk Doc.vak. • Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in de Doc.vak raden wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken. Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of verkeerd gebruik van het apparaat. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). Druk op Fax op het scherm. Pas de documentinstellingen aan in het tabblad Geavanceerd of Afbeelding (zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 125). Druk op het tabblad Basis. Selecteer Resolutie (zie "De resolutie wijzigen" op pagina 127). Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen. Druk op Doc opslaan. 9. Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK. 10. Selecteer een bestemming en druk op OK. 11. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen, een fax te verzenden en op te slaan, of uitsluitend op te slaan. Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. • 8. Druk op Faxen en opslaan of op Alleen opslaan. • • • • Uit: schakelt deze optie uit. Faxen en opslaan: faxt en bewaart gescande originelen. Alleen opslaan: slaat alleen gescande originelen op. Faxen (optioneel)_ 137 Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de fax begint of druk op de Job Status knop op het bedieningspaneel en selecteer de te verwijderen taak. Druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29). U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt verzonden. Een adresboek maken 6. Deze handleiding beschrijft de richtlijnen voor het adresboek. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • Een adresboek maken vanaf het bedieningspaneel • Een adresboek maken vanaf het bedieningspaneel Een adresboek maken met SyncThru™ Web Service 4. Snelkiesnummer wordt automatisch ingevuld met het eerste beschikbare nummer. Veelgebruikte faxnummers, e-mailadressen, SMB-serveradressen, FTP-serveradressen en WebDAV-serveradressen kunt u in het apparaat opslaan. • Individueel: hiermee kunt u informatie van maximaal 500 ontvangers opslaan. • Groep: hiermee maakt u groepen als u regelmatig eenzelfde document naar meerdere bestemmingen verzendt. U kunt maximaal 500 ontvangers bij een groep aanmelden. U kunt de nummers die u hier opslaat alleen selecteren in de verzendlijst op het tabblad Basis van Fax, Scan nr Email of Scannen naar server. U kunt ook een Groep verzenden door verschillende individuele nummers in te stellen. Snelkiesnummer is het nummer dat de gegevens van een ontvanger vertegenwoordigt. Gebruik voor de invoer het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. 5. Druk op het invoergebied Email. Voer het e-mailadres van de ontvanger in met behulp van het pop-upvenster. Druk vervolgens op OK. 6. Druk op OK om de informatie op te slaan. Individuele adressen opslaan (SMB, FTP, WebDAV) 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek > Nieuw > SMB, FTP of WebDAV > Individueel op het scherm. U kunt een groep niet aanmelden zoals u een individueel adres bij een groep aanmeldt. Individuele adressen opslaan (Fax, Email) 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek > Nieuw > Fax, Email > Individueel worden automatisch geselecteerd. 2. Druk op het invoergebied Naam. Voer de naam van de ontvanger in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK. Controleer Favoriet voor adressen die u vaak gebruikt. U kunt ze gemakkelijk vinden in de zoekresultaten. 2. Druk op het invoergebied Naam. Voer de naam van de ontvanger in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK. Controleer Favoriet voor adressen die u vaak gebruikt. U kunt ze gemakkelijk vinden in de zoekresultaten. 3. Druk op het invoergebied Faxnum. en voer het faxnummer in met behulp van het toetsenblok op het bedieningspaneel. Gebruik hiervoor alleen cijfers en indien nodig het netnummer. Een pauze invoegen: bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode (bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede kiestoon hoort. In dat geval moet u in het telefoonnummer een pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het invoeren van een faxnummer. 3. Druk op IP of Host en vervolgens op het invoergebied IP-adres/ hostnaam. Voer vervolgens het serveradres in als decimale notatie met punten of een hostnaam met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK. 4. Druk op het invoergebied Poortnr.. Voer vervolgens het serverpoortnummer in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK. 5. Druk op het invoergebied Gebruik.naam. Voer vervolgens de gebruikersnaam in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK. • • Een adresboek maken_ 138 Bij SMB of FTP, wanneer u wilt dat de server toegang verleent aan niet-gemachtigde personen. Druk op het vakje Anoniem. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als u het vakje Anoniem hebt ingeschakelt, ga dan naar stap 7. Bij WebDAV kunt u de bestanden gecodeerd versturen door SSL in te drukken. Als het apparaat en de ontvangende WebDAV server van de SSL (Secure Sockets Layer) optie verschillen, kan de overdracht mislukken. Als daarnaast de ontvangende WebDAV-server alleen het gecodeerde bestand kan ontvangen, moet u de knop SSL indrukken. 6. Druk op het invoergebied Gebruikerswachtwoord. Voer vervolgens het wachtwoord in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK. 7. Druk op het invoergebied Gebruikersdomein. Voer vervolgens de domeinnaam in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK. Ingeval WebDAV, Gebruikersdomein niet verschijnt. Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein heeft, laat u dit veld leeg of voert u de computernaam van de SMB-server in. 8. Druk op het invoergebied Pad. Voer in het pop-upvenster de naam van de map in waar u de verzonden bestanden wilt opslagen. Druk vervolgens op OK. Voorbeeld: /FileFolder/ 9. Selecteer de te gebruiken optie Best.beleid met de pijl-links/rechts. Als de server al een bestand met dezelfde naam heeft, wordt het bestand verwerkt volgens het door u geselecteerde bestandsbeleid. • Naam wijzigen: het verzonden bestand wordt opgeslagen met een automatisch geprogrammeerde verschillende bestandsnaam. • Annul.: slaat het verzonden bestand niet op. • Overschr.: het bestaande bestand wordt door het verzonden bestand overschreven. 10. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Voer de naam van het verzonden bestand in met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK. 11. Selecteer of er voor het opslaan van gescande afbeeldingen wel of niet automatisch een nieuwe map moet worden aangemaakt. Als u Aan in de optie Map maken selecteert, wordt de gescande afbeelding opgeslagen in een nieuwe map. 12. Druk op OK om de informatie op te slaan. Groepsadressen opslaan 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek > Nieuw > Groep op het scherm. • • Individuele adressen bewerken 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op het scherm. 2. Druk op de naam van het individuele adres dat u wilt bewerken. Druk op Bewerken. Als u een individueel adres wilt verwijderen, drukt u op Verwijd.. 2. Druk op het invoergebied Naam. Voer vervolgens de groepsnaam in met behulp van het pop-upvenster. Druk vervolgens op OK. 3. Druk op het invoergebied Groepslid. Voer met behulp van het pop-upvenster de naam van het individuele adres in dat u aan de groep wilt toevoegen. Druk vervolgens op OK. Als u niet zeker bent van de naam, gebruik dan de knop Zoeken. Voer de eerste paar letters in of druk op Zoeken. Het apparaat toont de individuele adressenlijst. Druk op de gewenste naam en vervolgens op OK. Ga naar stap 5. 4. Druk op + Toevoegen en de naam van het individuele adres wordt opgeslagen. 5. Druk op OK om de informatie op te slaan. Groepsadressen bewerken 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op het scherm. 2. Druk op de naam van de groep die u wilt bewerken. Druk vervolgens op Bewerken. Als u een groepsadres wilt verwijderen, drukt u op Verwijd.. 3. Druk op het invoergebied dat u wilt wijzigen. Wijzig vervolgens de inhoud met behulp van het pop-upvenster of het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. Als u het pop-uptoetsenbord gebruikt, drukt u na het wijzigen van de inhoud op OK. 4. Druk op OK om de informatie op te slaan. Een adresboek maken_ 139 3. Druk op het invoergebied Groepsnaam. Wijzig de groepsnaam met behulp van het pop-upvenster. Druk op OK. 4. Druk op het invoergebied Groepslid. Voer met behulp van het pop-upvenster de naam of het individuele adres in dat u aan de groep wilt toevoegen. Druk vervolgens op OK. Als u niet zeker bent van de naam, gebruik dan de knop Zoeken. Voer de eerste paar letters in of druk op Zoeken. Het apparaat toont de individuele adressenlijst. Druk op de gewenste naam en vervolgens op OK. Ga naar stap 7. 5. Druk op + Toevoegen en de naam van het individuele adres wordt opgeslagen. 6. Druk op de naam van het individuele adres dat u wilt verwijderen. Druk op Verwijd.. De naam van het individuele adres wordt verwijderd uit de groep. 7. Druk op OK om de informatie op te slaan. rechts tot Groep verschijnt. U ziet uitsluitend de Groep lijst. 3. Druk op het invoergebied Zoeken en voer de naam in met behulp van het pop-uptoetsenbord. Druk op OK. Als u de naam niet zeker weet, kunt u de eerste paar letters van de naam invoeren. 4. Druk op Zoeken; het scherm toont de zoekresultaten. Een item in het adresboek verwijderen U kunt het geselecteerde adres uit het adresboek verwijderen. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op het scherm. 2. Druk op het adres dat u wilt verwijderen. Druk op Verwijd.. Een item in het adresboek zoeken U kunt de adressen zoeken die in het adresboek zijn opgeslagen. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op het scherm. U kunt adressen in een specifieke categorie zoeken, zoals Index, Individueel, Groep, Favoriet, Email, Fax, etc. 3. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. Het geselecteerde adres wordt uit de lijst verwijderd. Een item in het adresboek controleren U kunt de informatie van een individueel of groepsadres zien. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Adresboek op het scherm. 2. Druk op het adres dat u wilt zien. Druk op Detail. Als u de Index selecteert, vindt u door het indrukken van de specifieke alfabetische categorie alle geregistreerde adressen met de desbetreffende beginletter. Als u bijvoorbeeld ABC indrukt, krijgt u alle adressen met de beginletter A, B en C te zien. 2. Selecteer de gewenste specifieke categorie met de pijl-links/rechts. Als u bijvoorbeeld een groepsadres wilt vinden, drukt u op de pijl-links/ Een adresboek maken_ 140 Het scherm toont de volledige informatie van het adres. U kunt het adres direct bewerken door in het gedetailleerde scherm op Bewerken te drukken of, indien u een groepsadres selecteert, de individuele adressen in het groepsadres zien met behulp van Detail. Een adresboek maken_ 141 Een adresboek maken met SyncThru™ Web Service U kunt eenvoudig adressen opslaan vanaf netwerkcomputers met SyncThru™ Web Service. Alleen gemachtigde gebruikers van het apparaat kunnen via een aanmelding SyncThru™ Web Service adressen opslaan. Opslaan op uw computer Deze methode veronderstelt dat u adressen in het geheugen van uw apparaat opslaat. U kunt e-mailadressen toevoegen en ze in aparte categorieën groeperen. Adressen toevoegen in Individueel adresboek 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 7. Klik op Adresboek. 8. Klik op Toevoegen. Het venster Toevoegen wordt geopend. 15. Voer de aanmeldingsnaam in bij Aanmeldingsnaam. • Bij SMB of FTP, wanneer u wilt dat de server toegang verleent aan niet-gemachtigde personen. Druk op het vakje Anoniem. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als u het vakje Anoniem hebt aangevinkt, ga dan naar stap 18. • Bij WebDAV, kunt u de bestanden gecodeerd versturen door SSL aan te vinken. Als het apparaat en de ontvangende WebDAV-server van de SSL (Secure Sockets Layer) optie verschillen, zou de overdracht kunnen mislukken. Als daarnaast de ontvangende WebDAV-server alleen het gecordeerde bestand kan ontvangen, moet u ook SSL aanvinken. 16. Voer het wachtwoord in bij Wachtwoord en voer opnieuw het wachtwoord in bij Wachtwoord bevestigen. 17. Voer de domeinnaam in bij Domein. • • Ingeval WebDAV, Domein niet verschijnt. Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein heeft, laat u dit veld leeg of voert u de computernaam van de SMB-server in. 18. Voer de Scan File Folder in voor de opslag van gescande afbeeldingen bij Pad. Voorbeeld: /sharedFolder/ 19. Selecteer het beleid voor het genereren van een bestandsnaam bij Archiveringsbeleid. Als de server al een bestand met dezelfde naam heeft, wordt het bestand verwerkt volgens het door u geselecteerde bestandsbeleid. • Naam wijzigen: het verzonden bestand wordt opgeslagen met een automatisch geprogrammeerde verschillende bestandsnaam. • Annuleren: slaat het verzonden bestand niet op. • Overschrijven: het bestaande bestand wordt door het verzonden bestand overschreven. 20. Voer de bestandsnaam in bij Bestandnaam die op de server moet worden opgeslagen. 21. Selecteer of er voor het opslaan van gescande afbeeldingen wel of niet automatisch een nieuwe map moet worden aangemaakt. Nieuwe map maken is standaard ingeschakeld. Hierna wordt de gescande afbeelding in een nieuwe map opgeslagen. 22. U kunt controleren of alles goed werkt in overeensteming met de ingevoerde serverinformatie, klik daarvoor op Test. 23. Voer de FTP en WebDAV serverinformatie in zoals u dat doet voor SMB. 24. Klik op Toepassen. 9. Voer de toe te voegen naam in en selecteer het snelkiesnummer in Algemeen. Snelkiesnummer is het nummer dat de gegevens van een ontvanger vertegenwoordigt. Gebruik voor de invoer het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. • Controleer Favoriet voor adressen die u vaak gebruikt. U kunt ze gemakkelijk vinden in de zoekresultaten. 10. Voer het e-mailadres in bij E-mail. 11. Voer het faxnummer in bij Fax. 12. Controleer het selectievakje SMB in SMB. U kunt de SMB informatie invoeren wanneer u het vakje hebt aangevinkt. 13. Voer het serveradres in als decimale notatie met punten of voor een hostnaam in bij SMB-serveradres. 14. Voer het serverpoortnummer in bij SMB-serverpoort. Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het Toevoegen scherm gesloten. • Adressen bewerken in Individueel adresboek 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. Een adresboek maken_ 142 5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. de omgekeerde volgorde. 8. Vul de te zoeken naam in het zoekinvoergebied in. U kunt adressen in een specifieke categorie zoeken, zoals Faxnummer, E-mail, SMB, etc. Als u bijvoorbeeld een faxnummer zoekt, klikt u op de Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 7. Klik op Adresboek. 8. Vink het adres aan dat u wilt bewerken en druk op Wijzigen. Het venster Wijzigen wordt geopend. 9. Wijzig de adresgegevens. 10. Klik op Toepassen. vervolgkeuzelijst naast 9. Klik op 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 7. Klik op Adresboek. 8. Vink het adres aan dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen. Als u het selectievakje van de kolomkop hebt ingeschakeld, worden alle adressen gemarkeerd. Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt. Adressen zoeken in Individueel adresboek 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. . Vervolgens verschijnt het zoekresultaat. U kunt de adressen in een specifieke categorie zien, zoals Faxnummer, E-mail, SMB, etc. Als u bijvoorbeeld de adressen wilt zien die een faxnummer hebben, klikt u op de vervolgkeuzelijst onder LDAP en selecteert u Faxnummer. Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het Wijzigen scherm gesloten. Adressen verwijderen in Individueel adresboek en selecteert u Faxnummer. Individueel adresboek importeren U kunt het adresboekbestand van een server of een computer importeren. Het bestand moet de bestandsextensie "csv" hebben. U kunt ook adressen importeren van een LDAP-server. Voordat de adressen naar uw apparaat worden geïmporteerd, moet de LDAP-serverbeheerder de adressen op te slaan. 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 7. Klik op Adresboek. 8. Klik op Importeren. Het venster Importeren wordt geopend. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 7. Klik op Adresboek. U kunt de indeling wijzigen door op een van de kolomkoppen te klikken. Als u bijvoorbeeld op Snelkiesnummer klikt, worden de adressen in de volgorde van het snelkiesnummer weergegeven. Als u opnieuw op Snelkiesnummer klikt, ziet u Een adresboek maken_ 143 9. Selecteer URL of Bureaublad en voer het adres of mapnaam in waarin het bestand is opgeslagen. 10. Klik op OK. 5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. Individueel adresboek exporteren U kunt het adresboekbestand naar uw computer als back-up van het bestand of naar andere Samsung-apparaten exporteren. 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. 7. Klik op Adresboek. 8. Klik op Groepen. 9. Klik op Groep toevoegen. Het venster Toevoegen wordt geopend. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 7. Klik op Adresboek. 8. Klik op Exporteren. Het venster Exporteren wordt geopend. 10. Voer de toe te voegen groepsnaam in Groepsnaam in. 11. Selecteer Een of meer personen toevoegen nadat deze groep is gemaakt. Als u geen individuele adressen wilt toevoegen aan de gemaakte groepsadressen, slaagt u deze stap over. U kunt de volgende keer individuele adressen toevoegen door op Groepsdetails te drukken. 12. Klik op Toepassen. Het venster Toevoegen wordt geopend. 9. Klik op Exporteren. Vervolgens het adresboekbestand opgeslagen in uw computer. Adressen groeperen in Groepsadresboek 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 13. Vink de adressen aan die u wilt toevoegen aan Groepsadresboek in Individueel adresboek. 14. Klik op de pijl in het midden. De geselecteerde adressen worden toegevoegd in Groepsadresboek. 15. Klik op Toepassen. Groepsadressen bewerken in Groepsadresboek 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. Een adresboek maken_ 144 U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. 8. Klik op Groepen. 9. Druk op het groepsadres dat u wilt zien. Druk op Groepsdetails. Het venster Groepsdetails wordt geopend. Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 7. Klik op Adresboek. 8. Klik op Groepen. 9. Vink het groepsadres aan dat u wilt bewerken en druk op Groep bewerken. Het venster Wijzigen wordt geopend. 10. De informatie van het groepsadres wijzigen. 11. Klik op Toepassen. Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het venster Wijzigen gesloten. Groepsadressen verwijderen in een Groepsadresboek 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 7. Klik op Adresboek. 8. Klik op Groepen. 9. Vink de groepsadressen aan die u wilt verwijderen. 10. Klik op Groep verwijderen. Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt. Groepsadressen aanvinken U kunt de informatie van groepsadressen zien. In het Groepsdetails scherm kunt u ook individuele adressen toevoegen of verwijderen. 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u SyncThru™ Web Service vijf minuten lang niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 7. Klik op Adresboek. Een adresboek maken_ 145 • • U kunt individuele adressen direct toevoegen. Vink de adressen aan die u wilt toevoegen aan Groepsadresboek in Individueel adresboek. U kunt individuele adressen direct verwijderen. Vin de adressen aan die u wilt verwijderen en druk op Verwijderen in Groepsadresboek. Afdrukken 7. In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • • Systeemvereisten Introductie van handige softwareprogramma’s Eigenschappen van het printerstuurprogramma Eenvoudige afdruktaken Voorkeursinstellingen openen Help gebruiken Apparaatopties instellen Speciale kopieerfuncties gebruiken • • • • • • • Direct Printing Utility gebruiken De standaardafdrukinstellingen wijzigen Uw apparaat instellen als standaardprinter Afdrukken naar een bestand (PRN) Afdrukken in Macintosh Afdrukken in Linux Afdrukken in UNIX • De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op Windows XP. • Systeemvereisten Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben. Dit apparaat is compatibel met Windows-terminalservice. Macintosh Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen: Vereisten (aanbevolen) Windows BESTURING SSYSTEEM Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen. Vereisten (aanbevolen) BESTURING SSYSTEEM Processor RAM Vrije schijfruimt e Windows 2000 Pentium II 400 MHz (Pentium III 933 MHz) 64 MB (128 MB) 600 MB Windows XP Pentium III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (256 MB) 1,5 GB Windows Server 2003 Pentium III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB Windows Server 2008 Pentium IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz) 512 MB (2 GB) 10 GB Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB (1 GB) 15 GB Windows 7 Pentium IV 1 GHz 32-bit of 64-bit processor of hoger 1 GB (2 GB) 16 GB • • Windows Server 2008 R2 • 512 MB (2 GB) 10 GB RAM Vrije schijfruimt e Mac OS X 10.5 • • Intel-processoren 512 MB (1 GB) 867 MHz of sneller Power PC G4/G5 1 GB Mac OS X 10.6 • Intel-processoren 1 GB (2 GB) 1 GB Linux Ondersteunt afbeeldingen in DirectX 9 met 128 MB geheugen (om het Aero-thema te activeren). DVD-R/W-station Pentium IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren (2 GHz of sneller) Processor Onderdeel Vereisten Besturingssyste em RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64-bits) Fedora Core 2~10 (32/64-bits) SuSE Linux 9.1 (32-bits) OpenSuSE 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2, 10.3, 11.0, 11.1 (32/64-bits) Mandrake 10.0, 10.1 (32/64-bits) Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 (32/64-bits) Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10 (32/ 64-bits) SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64-bits) Debian 3.1, 4.0, 5.0 (32/64-bits) Processor Pentium IV 2.4GHz (IntelCore2) RAM 512 MB (1 GB) Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB) • Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen. • Afdrukken_ 146 U moet een swap-partitie van minstens 300 MB maken om met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken. Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de Introductie van handige softwareprogramma’s maximale optische resolutie. UNIX Samsung Anyweb Print Onderdeel Vereisten Besturingssyste em Sun Solaris 8, 9, 10 (x86, SPARC) IBM AIX 5.x HP-UX 11i (PA-RISC, Itanium) Vrije schijfruimte Tot 100 MB Hiermee kunt u een schermopname of afdrukvoorbeeld maken van een scherm in Windows Internet Explorer en dit op een veel eenvoudiger manier afdrukken dan in het reguliere programma. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print > Download de nieuwste versie om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden. Deze functie is alleen beschikbaar in Windows. Eigenschappen van het printerstuurprogramma Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties: • Selectie van afdrukstand, formaat, bron en type afdrukmedia. • Aantal exemplaren. U kunt ook verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund: Sommige modellen of besturingssystemen ondersteunen een of meerdere functies uit de tabel mogelijk niet. PCL-printerstuurprogramma Functie Windows Optie printerkwaliteit ● Poster afdrukken ● Meerdere pagina’s per vel ● Boekjes afdrukken ● Afdruk aan pagina aanpassen ● Afdrukken verkleinen en vergroten ● Andere lade voor eerste pagina ● Voorbladopties ● Transparantenscheidingsvel-opt ie ● Rastercompressie Afwerkingsopties ● Uitvoeropties ● Watermerk ● Overlay ● Dubbelzijdig afdrukken (duplex) ● (●: ondersteund. Leeg: niet ondersteund) Afdrukken_ 147 XPS-printerstuurprogramma • • PostScript-printerstuurprogramma Een XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden op Windows Vista OS of een recentere versie. U kunt het XPS-printerstuurprogramma installeren door de software-cd in uw cd-romstation te plaatsen. Wanneer het installatievenster verschijnt selecteert u Geavanceerde installatie > Aangepaste installatie. U kunt kiest vervolgens het XPS-printerstuurprogramma in het venster Selecteer de te installeren software en hulpprogramma’s. Functie Windows Functie Windows Macintosh Linux Unix Optie printerkwaliteit ● ● ● ● Poster afdrukken ● Meerdere pagina’s per vel ● ● ● (2, 4) ● (2, 4) Boekjes afdrukken ● ● ● ● Afdruk aan pagina aanpassen ● ● ● ● Afdrukken verkleinen en vergroten ● ● Voorbladopties ● ● ● ● ● ● ● ● Afwerkingsopties ● ● ● ● Uitvoeropties ● ● ● ● Watermerk ● Dubbelzijdig afdrukken (duplex) ● ● ● ● Optie printerkwaliteit ● Poster afdrukken ● Meerdere pagina’s per vel ● Boekjes afdrukken ● Afdruk aan pagina aanpassen ● Transparantenscheiding svel-optie Afdrukken verkleinen en vergroten ● Rastercompressie Andere lade voor eerste pagina ● Voorbladopties ● Transparantenscheidingsvel-opt ie ● Rastercompressie Afwerkingsopties ● Uitvoeropties ● Watermerk ● (●: ondersteund. Leeg: niet ondersteund) Overlay Dubbelzijdig afdrukken (duplex) ● (●: ondersteund. Leeg: niet ondersteund) Afdrukken_ 148 Eenvoudige afdruktaken Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen in Windows, Macintosh of Linux. De exacte procedure kan verschillen per toepassing. • • Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de gebruikershandleiding verschilt afhankelijk van het gebruikte apparaat mogelijk van het venster dat u ziet. Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken bevat echter vrijwel dezelfde eigenschappen. Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat. Zie Compatibiliteit met besturingssystemen onder Printerspecificaties (zie "Systeemvereisten" op pagina 146). Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor afdrukken verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of . Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren, maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van het apparaat. Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen. Eenvoudige afdruktaken in Macintosh (zie "Afdrukken in Macintosh" op pagina 165). Eenvoudige afdruktaken in Linux (zie "Afdrukken in Linux" op pagina 169). Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor Kladblok in Windows XP. Uw venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt. 1. Open het document dat u wilt afdrukken. 2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt geopend. 3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. • beste afdrukkwaliteit in PostScript-gebaseerde toepassingen zoals Acrobat Reader®, Adobe Illustrator®, Adobe Photoshop®, etc. Als u Windows Internet Explorer gebruikt kunt u met Samsung AnyWeb Print bovendien tijd besparen bij het maken of afdrukken van schermopnamen. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print > Download de nieuwste versie om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden. Een afdruktaak annuleren Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te worden, annuleert u op de volgende manier: 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen. • In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en Printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en Printers. 3. In Windows 2000, XP, 2003, 2008 en Vista dubbelklikt u op het apparaat. n Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met uw rechtermuisknop op het pictogram van uw printer > contextmenu’s > Afdruktaken weergeven. Als Afdruktaken weergeven een ►-markering bevat, kunt u andere printerstuurprogramma’s die met de geselecteerde printer zijn verbonden selecteren. 4. Vanaf het menu Document selecteert u Annuleren. U kunt ook toegang krijgen tot dit venster door dubbel te klikken op het pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van Windows. U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop op het bedieningspaneel. De basisinstellingen voor het afdrukken, zoals het aantal exemplaren en het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken. Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). 4. Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te starten. • Het PostScript-stuurprogramma wordt aanbevolen voor de Afdrukken_ 149 Voorkeursinstellingen openen Afdrukmodus Met deze optie kunt u kiezen of het bestand moet worden afgedrukt of opgeslagen op de harde schijf van het apparaat. De standaard afdrukmodus is Normaal of afdrukken zonder het afdrukbestand op de harde schijf op te slaan. U kunt deze optie ook in andere tabbladen gebruiken. U kunt de instellingen die u hebt geselecteerd bovenaan rechts in Voorkeursinstellingen voor afdrukken bekijken. 1. Open het document dat u wilt afdrukken. 2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt geopend. 3. Selecteer uw printerstuurprogramma uit de lijst Printer selecteren. 4. Klik op Eigenschappen of op Voorkeursinstellingen. • • U kunt de huidige status van het apparaat controleren met de knop Printerstatus. Wanneer u op de Printerstatus knop drukt, wordt het programma Smart Panel geopend. Het Smart Panel programma toont de huidige status van het apparaat. Normaal: Deze modus drukt uw document af zonder op te slaan. Proefafdruk: Deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt afdrukken. U kunt eerst één kopie op kwaliteit controleren en vervolgens de resterende kopieën afdrukken in de lijst van Huidige taak na het openen van Job Status (zie "Knop Job Status" op pagina 29). U vindt uw afdruktaak in de lijst; selecteer de taak en druk op de knop Vrijgeven. De overige kopieën worden afgedrukt. - Afdrukken_ 150 Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn • gebruikersnaam. Vertrouwelijk: Deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord invoeren om te kunnen afdrukken (zie "Beveiligde taak" op pagina 30). • - • Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. - Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn gebruikersnaam. - Voer het wachtwoord in: Voer het wachtwoord in dat u wilt gebruiken. Deze optie wordt gebruikt voor het laden van een opgeslagen bestand met behulp van het bedieningspaneel. - Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord opnieuw ter bevestiging in. Opslaan: Deze modus wordt alleen gebruikt voor het opslaan van documenten op de harde schijf. Indien nodig kunt u opgeslagen bestanden laden en afdrukken. U vindt het opgeslagen bestand in Doc.vak. Eerst kiest u een documentenvak in Doelmap en vervolgens stelt u Opties in. bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn gebruikersnaam. - Voer het wachtwoord in: Als de Eigenschap van het door u geselecteerd documentenvak ingesteld is op Beveiligd moet u een wachtwoord voor het documentenvak invoeren. Deze optie wordt gebruikt voor het laden van een opgeslagen bestand met behulp van het bedieningspaneel. - Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord opnieuw ter bevestiging in. Opslaan en afdrukken: Deze modus wordt gebruikt voor het gelijktijdig afdrukken en opslaan van documenten. Indien nodig kunt u opgeslagen bestanden laden en afdrukken. U vindt het opgeslagen bestand in Doc.vak. Eerst kiest u een documentenvak in Doelmap en vervolgens stelt u Opties in. - • - Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen Afdrukken_ 151 Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. - Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn gebruikersnaam. - Voer het wachtwoord in: Als de Eigenschap van het door u geselecteerd documentenvak ingesteld is op Beveiligd moet u een wachtwoord voor het documentenvak invoeren. Deze optie wordt gebruikt voor het laden van een opgeslagen bestand met behulp van het bedieningspaneel. - Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord opnieuw ter bevestiging in. Afdrukschema: Gebruik deze optie om een specifieke tijd voor het afdrukken van de taak in te voeren. Dit is handig om grote hoeveelheden gegevens af te drukken of wanneer u al uw taken gelijktijdig wilt afdrukken. • • • een brief. Liggend: hiermee drukt u af over de lengte van de pagina, zoals bij een werkblad. 180 graden draaien: hiermee kunt u de pagina 180 graden draaien. Afbeelding spiegelen: deze optie maakt het mogelijk om het originele document om te keren, net zoals een spiegel. Deze optie is alleen beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt. Lay-outopties - Afdrukken om: Selecteer de datum en tijd voor het afdrukken. Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker zich bij Windows aanmeldt, verschijnt automatisch zijn gebruikersnaam. Het tabblad Basis Met deze optie kunt u verschillende manieren selecteren om uw document op te maken. • Eén pagina per vel: deze optie beschikt over een optie basisopmaak. Met deze optie kunt u een pagina afdrukken op een zijde van een vel. • Meerdere pagina’s per vel: met deze optie kunt u verschillende pagina’s afdrukken op een zijde van een vel (zie "Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina 160). • Poster afdrukken: met deze optie kunt u uw document afdrukken op een document met posterformaat. Met deze optie kunt u uw document afdrukken op verschillende pagina’s. Afgedrukte pagina’s kunt u samenkleven tot een poster (zie "Posters afdrukken" op pagina 160). • Boekje afdrukken: met deze optie kunt u uw document op beide zijden van het papier afdrukken om er een boekje van te maken (zie "Boekjes afdrukken" op pagina 160). • Paginakader: met deze optie kunt u uw document met een randlijn afdrukken. Deze optie is niet beschikbaar voor Poster afdrukken en Boekje afdrukken. Dubbelzijdig afdrukken Gebruik het tabblad Basis om de weergave van het document op de afgedrukte pagina aan te passen. Klik op het tabblad Basis om onderstaande opties weer te geven. Met deze optie kunt u afdrukken op beide zijden van het papier (zie "Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 161). Afwerkingsopties Met deze optie kunt u het aantal nietjes of perforatiegaten bepalen. • • • Afdrukstand Met behulp van dit menu kunt u selecteren in welke richting informatie op een pagina wordt afgedrukt. • Staand: hiermee drukt u af over de breedte van de pagina, zoals in Afdrukken_ 152 De Nieten optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. • De optie Perforeren is alleen beschikbaar wanneer de optionele perforatiekit is geïnstalleerd in de optionele standaard afwerkeenheid of in de boekjes-afwerkeenheid. Nieten: Selecteer het aantal nietjes tussen 1 nietje en 2 nietje. Perforeren: Selecteer het aantal perforatiegaten, kies 2 gaatjes of 3 gaatjes. Afhankelijk van de perforatiekit verschijnt 4 gaatjes in plaats van 3 gaatjes. Het tabblad Papier Zwaar: dik papier van 106 tot 175 g/m2. Extra zwaar 1: dik papier van 176 tot 216 g/m2. Dun papier: dun papier van 60 tot 70 g/m2. Bankpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m2. Kleur: eenzijdig gekleurd papier van 75 tot 90 g/m2. Etiketten: etiket van 120 tot 150 g/m2. Transparanten: transparanten van 138 tot 146 g/m2. Envelop: enveloppen van 75 tot 90 g/m2. Voorbedrukt: voorbedrukt papier van 75 tot 90 g/m2. Katoen: 75 tot 90 g/m2 katoenpapier zoals Gilbert 25% en Gilbert 100%. - Kringlooppapier: kringlooppapier van 60 tot 90 g/m2. - Archiefpapier: 70 tot 90 g/m2. Selecteer deze optie als u de afdrukken lang wilt bewaren (bijv. in uw archief). - Birefhoofd: briefhoofdpapier van 90 tot 163 g/m2. - Geperforeerd: geperforeerd papier 90 tot 163 g/m2. - Dunne kaarten: kaart van 105 tot 163 g/m2. - Dikke kaarten: karton van 170 tot 216 g/m2. Speciale pagina: met deze optie kunt u speciale pagina’s maken, zoals voorbladen. U kunt de speciale pagina-instellingen van de lijst toevoegen, verwijderen of updaten. Deze optie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt. - Gebruik de opties in het tabblad Papier om de basisinstellingen van papierverwerking op te geven. Klik op het tabblad Papier om onderstaande opties weer te geven. • Scheidingsvel transparanten Exemplaren Met deze optie kunt u aangeven hoeveel exemplaren u wilt afdrukken. U kunt tot 9 999 exemplaren instellen. • Sorteren: als u deze optie aanvinkt, wordt het aantal afdrukken op hetzelfde aantal van de sequentie originelen ingesteld. Maakt het mogelijk een blanco of gedrukt scheidingsvel aan transparanten toe te voegen. Deze optie is alleen beschikbaar als u Transparanten in Type selecteert. • Geen scheidingsvel: hiermee wordt er geen scheidingsvel tussen de transparanten geplaatst. • Bedrukt scheidingsvel: hiermee wordt dezelfde afbeelding op de scheidingsvellen afgedrukt als op de transparanten. • Blanco scheidingsvel: hiermee wordt een leeg vel tussen de transparanten geplaatst. • Invoer: selecteert een lade met papier om als scheidingsvel te gebruiken. Schaalopties Papieropties met deze optie kunt u instellen welke papierlade u wilt gebruiken. Selecteer het tabblad Envelop om de opties in te stellen als u op een envelop wilt afdrukken. • • • Formaat: met deze optie kunt u het papierformaat in de lade instellen. Deze instelling verschijnt in de vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt selecteren. Invoer: selecteer de juiste papierlade in de vervolgkeuzelijst Invoer. Gebruik Multifunctionele lade als u op speciaal materiaal wilt afdrukken, zoals enveloppen of transparanten. Type: met deze optie kunt u het papiertype in de lade instellen. Deze instelling verschijnt in de vervolgkeuzelijst zodat u ze kunt selecteren. Op die manier krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Zo niet, wordt de gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet bereikt. - Normaal papier: gewoon papier van 71 tot 90 g/m2. - Dik papier: dik papier van 91 tot 105 g/m2. Afdrukken_ 153 Met deze optie kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig schalen op een pagina. Deze optie kan uitgegrijsd worden in overeenstemming met de instelling Lay-outopties in het tabblad Basis. • Aanpassen aan papierformaat: met deze optie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk geselecteerd papierformaat, ongeacht de grootte van de originelen (zie "Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op pagina 161). • Percentage: Met deze optie kunt u de inhoud van een pagina er groter of kleiner laten uitzien op de afdruk door het gewenste percentage in te voeren. U kunt ook op de pijl-omlaag/omhoog klikken om de schaalfactor te selecteren (zie "Wijzig procentueel de grootte van uw document" op pagina 161). Het tabblad Grafische elementen • Gebruik de opties op het tabblad Grafische elementen om de afdrukkwaliteit aan te passen voor speciale afdrukbehoeften. Klik op het tabblad Grafische elementen om onderstaande opties weer te geven. • • • Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor de optie Geavanceerd opnieuw ingesteld. Kwaliteit Hoe hoger de instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Een hogere instelling kan de afdruktijd van uw document verlengen. Lettertype/tekst Downloaden als bitmap: met deze optie ingeschakeld zal het stuurprogramma de lettertypegegevens downloaden als bitmapafbeeldingen. Documenten met complexe lettertypen, zoals Koreaanse of Chinese lettertypen, of diverse andere lettertypen worden sneller afgedrukt als u dit keuzerondje selecteert. Downloaden als bitmap is handig wanneer u afdrukt in Adobe-programma’s. Grafisch afdrukken: met deze optie ingeschakeld zal het stuurprogramma lettertypen als afbeeldingen downloaden. Als u documenten met veel afbeeldingen en relatief weinig TrueType-lettertypen afdrukt, kunt u het afdrukken versnellen met deze instelling. Deze optie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt. TrueType-indeling: als uw apparaat een TrueType rasterizer-apparaat is, selecteer dan deze optie om de TrueType-lettertypes als een contourlettertype te downloaden. Deze optie is alleen beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt. Printerlettertypen gebruiken: als Printerlettertypen gebruiken is ingeschakeld, gebruikt de printer bij het afdrukken van uw document de lettertypen die in het geheugen zijn opgeslagen en worden de lettertypen die in uw document worden gebruikt niet gedownload. Omdat het downloaden van lettertypen enige tijd in beslag neemt verlopen afdruktaken mogelijk sneller als u deze optie selecteert. Als u Printerlettertypen gebruiken gebruikt, probeert de printer lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk overeenstemmen met de lettertypen in het document. Als u in uw document echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken van de lettertypen in het geheugen van de printer, zal de afdruk er heel anders uitzien dan het document op het scherm. Grafische controller Fijne randen Schakel het selectievakje voor Alle tekst zwart in om in het zwart af te drukken, ongeacht de kleur die op het scherm wordt weergegeven. Met deze optie kunnen gebruikers randen van letters en fijne lijnen accentueren voor een betere leesbaarheid, en elke kleurkanaalregistratie in de kleurenafdrukmodus uitlijnen. Geavanceerd PostScript-opties Deze opties zijn alleen beschikbaar als u het PS stuurprogramma gebruikt. • • • Automatisch: selecteert automatisch een optie voor het beste formaat. Deze optie is alleen beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt. Downloaden als contour: als deze optie is geselecteerd, downloadt het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw document worden gebruikt maar nog niet in uw apparaat zijn opgeslagen. Als u na het afdrukken vaststelt dat de lettertypen op uw document niet juist zijn afgedrukt, kiest u Downloaden als bitmap en drukt u het document nogmaals af. Afdrukken_ 154 Uitvoeroptie: met deze optie kunt u het uitvoerformaat voor PostScript-bestanden selecteren. - Optimale snelheid: algemeen formaat voor PostScript-bestanden. - Optimale portabiliteit: creëert een bestand dat beantwoordt aan de Adobe Document Structuring Conventions (ADSC). Dit is een handig formaat als u een PostScript-bestand wilt maken en het op een ander apparaat wilt afdrukken. - Encapsulated PostScript (EPS): hiermee creëert u een afbeelding van een bestand. Dit is een handig formaat als u het bestand als afbeelding wilt invoegen in een ander document dat vanuit een ander programma zal worden afgedrukt. Archiefindeling: hiermee creëert u een PostScript-bestand dat u later kunt gebruiken. PostScript-taal: met deze optie kunt u het PostScript-taalniveau kiezen. PostScript-foutafhandeling verzenden: als deze optie is ingeschakeld, drukt het apparaat een foutbericht af als er een fout optreedt tijdens het afdrukken. - • • 1 nietje, Links 1 nietje, Rechts 2 nietje, Links 2 nietje, Rechts Als u op Resetten klikt, worden de de standaardinstellingen voor PostScript-opties ingesteld. Het tabblad Afwerking 2 nietje, Boven Gebruik het tabblad Afwerking om verschillende afwerkingsopties in te stellen. Klik op het tabblad Afwerking om onderstaande opties weer te geven. • Perforatieopties: met deze optie kunt u het aantal perforatiegaten en de perforatiepositie bepalen. De gaten worden in de afdrukken geperforeerd zodat u ze kunt archiveren. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele perforatiekit is geïnstalleerd in de optionele standaard afwerkeenheid of in de boekjes-afwerkeenheid. - Perforeren: selecteer het aantal perforatiegaten, kies 2 gaatjes of 3 gaatjes. Afhankelijk van de perforatiekit verschijnt 4 gaatjes in plaats van 3 gaatjes. - Positie: selecteer de positie van de perforatiegaten, kies Links, Rechts of Boven. Wanneer u gelijktijdig de nietmachine en de perforator gebruikt, kunt u alleen dezelfde positie voor nietjes en perforatiegaten instellen. • • Sorteeropties: Met deze optie kunt u de afdrukken gemakkelijk sorteren. - Geen: Schakelt deze optie uit. - Verschuiving: Bij het afdrukken van meerdere kopieën verschuift deze optie de uitvoerpositie van elke set. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. Nietopties: Met deze optie kunt u het aantal nietjes en de nietpositie bepalen. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. - Nieten: Selecteer het aantal nietjes tussen 1 nietje en 2 nietje. - Positie: Selecteer de positie van de nietjes met Links, Rechts en Boven. 2 gaatjes,Links 2 gaatjes,Rechts 3 gaatjes, Links 3 gaatjes, Rechts • Wanneer u gelijktijdig de nietmachine en de perforator gebruikt, kunt u alleen dezelfde positie instellen voor de nietjes en de perforatiegaten. Afdrukken_ 155 2 gaatjes,Boven Opties voor uitvoerlade: met deze optie kunt u de lade selecteren voor de uitvoer van de afgedrukte documenten. Het tabblad Geavanceerd PostScript-gegevens die gecreëerd werden door de toepassing die de PostScript-code voor afdrukken kan genereren moeten worden afgedrukt. De standaardinstelling is geselecteerd. Als deze optie is ingeschakeld, werken bepaalde afdrukopties (zoals Meerdere pagina’s per vel, Watermerk, Boekje afdrukken, Poster afdrukken en Schaalopties) mogelijk niet naar behoren wanneer u afdrukt vanuit de toepassing die de PostScript-code voor afdrukken kan genereren. In dat geval schakelt u deze optie uit. Gebruik het tabblad Geavanceerd om verschillende afdrukopties in te stellen. Klik op het tabblad Geavanceerd om onderstaande opties weer te geven. In bepaalde gevallen zorgt het uitschakelen van PostScript PassThrough voor onverwachte resultaten. Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor de optie Geavanceerd opnieuw ingesteld. Het tabblad Eco Gebruik het tabblad Eco om verschillende afdrukopties in te stellen. In het tabblad Eco kunt u afdrukbronnen besparen en milieuvriendelijker kopiëren. Als u Eco-afdruk selecteert, ziet u de ecoafbeelding ( ) bij bepaalde opties. Daarnaast zijn bepaalde opties niet beschikbaar voor gebruik in de ecomodus. Klik op het tabblad Eco om onderstaande opties weer te geven. Watermerk Met deze optie kunt u tekst afdrukken over een bestaand document (zie "Watermerken gebruiken" op pagina 162). Overlay Overlays worden vaak gebruikt in plaats van briefhoofdpapier (zie "Overlay gebruiken" op pagina 162). Deze optie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt. Uitvoeropties • • • • Afdrukvolgorde: met deze optie kunt u de volgorde instellen waarin de pagina’s zullen worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst. Oneven pagina’s afdrukken en Even pagina’s afdrukken zijn alleen beschikbaar wanneer u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt. - Normaal: met deze optie kunt u alle pagina’s afdrukken, vanaf de eerste tot de laatste pagina. - Alle pagina’s omkeren: met deze optie kunt u alle pagina’s afdrukken, vanaf de laatste tot de eerste pagina. - Oneven pagina’s afdrukken: met deze optie kunt u alleen de oneven pagina’s van het document afdrukken. - Even pagina’s afdrukken: met deze optie kunt u alleen de even pagina’s van het document afdrukken. Blanco pagina’s overslaan: met deze optie kunt u bepalen om geen blanco pagina’s van de originelen af te drukken. Handmatige marge: met deze optie kunt u een bindmarge opgeven. De bindmarge past de bindpositie aan. Deze optie is niet beschikbaar wanneer u het PS-printerstuurprogramma gebruikt. Geavanceerd: met deze optie kunt u geavanceerde uitvoeropties voor het afdrukken instellen. Deze optie is alleen beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt. - PostScript PassThrough: deze optie geeft aan of Afdrukken_ 156 Eco-opties • • • • Standaardinstelling printer: als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling op het bedieningspaneel van het apparaat. Geen: schakelt deze optie uit. Eco-afdruk: activeert de ecomodus. Selecteer Dubbelzijdig afdrukken, Lay-out en Blanco pagina’s overslaan die u in de ecomodus wilt gebruiken. Zolang u de opties van andere tabbladen niet wijzigt, wordt het document zoals ingesteld in de ecomodus afgedrukt. Wachtwoord: als de beheerder Geforceerd aan in Standaard eco-modus voor dit apparaat instelt, is de ecomodus door de eco-instelling van het apparaat altijd ingesteld, omdat de Eco-opties van het printerstuurprogramma zijn uitgeschakeld. Als u de afdrukinstellingen moet wijzigen, klikt u op Wachtwoord en vult u het wachtwoord in of neem contact op met uw beheerder. bestellen. Resultaatsimulator Resultaatsimulator toont het resultaat van de hoeveelheden gereduceerde CO2-uitstoot, verbruikte elektriciteit en bespaard papier als gevolg van de instellingen die u geselecteerd heeft. • • • • De resultaten zijn berekend op basis van een totaal van honderd afgedrukte pagina’s zonder een blanco pagina wanneer de eco-modus niet is ingeschakeld. Berekeningscoëfficiënt voor CO2, energie en papier volgens de IEA-index van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Communicatie van Japan en www.remanufacturing.org.uk. Ieder model heeft een andere index. Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus verwijst naar het gemiddelde verbruik tijdens afdrukken van dit apparaat. De feitelijk bespaarde of gereduceerde hoeveelheid kan verschillen afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, vermogen van de computer, de toepassingssoftware, aansluitmethode, het type en formaat van het afdrukmateriaal en de complexiteit van de taak, etc. Het tabblad Samsung Gebruik het tabblad Samsung om de copyrightinformatie en het versienummer van het stuurprogramma weer te geven. Als uw computer met het internet is verbonden, hebt u toegang tot de volgende diensten: Klik op het tabblad Samsung om de opties weer te geven. Voorkeursinstellingen gebruiken Met de optie Vooraf ingest. die op elk tabblad maar niet op het tabblad Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik. Om een vooraf ingesteld item op te slaan: 1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in. 2. Typ in het invoervak Vooraf ingest. een naam voor deze instellingen. 3. Klik op . Vervolgens worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen. Als u de door u aangemaakte instelling wilt bijwerken, selecteert u meer opties en klikt u op . Om een opgeslagen instelling te gebruiken, kiest u het uit de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest.. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de door u geselecteerde instellingen. Om een opgeslagen instelling te verwijderen, selecteert u ze uit de . vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook herstellen door Vooraf ingest. stand. te selecteren in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest.. Help gebruiken Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik op een optie waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma beschikt. Als het vraagteken niet verschijnt, selecteert u de optie waarover u meer wilt weten en drukt u op F1 op uw toetsenbord. Help Met deze optie kunt u het Help-bestand openen via een sleutelwoord. Als u informatie wilt zoeken aan de hand van een trefwoord, klikt u op het tabblad Samsung in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken en voert u een trefwoord in op de invoerregel van de optie Help. Voor meer informatie over verbruiksartikelen, stuurprogramma-updates, registratie enzovoort, klikt u op de overeenkomstige knoppen. Service • • • • Controleren op updates: met deze optie kunt u updates installeren voor uw printerstuurprogramma. Samsung-website: deze optie verbindt u rechtstreeks met de website van Samsung. Registratie: met deze optie kunt u uw apparaat registreren. Bestelinformatie: met deze optie kunt u verbruiksartikelen online Afdrukken_ 157 Apparaatopties instellen • Wanneer u optionele apparaten installeert, zoals de optionele dubbele cassette-invoer, de standaard afwerkeenheid, etc. worden deze optionele apparaten automatisch door dit apparaat gedetecteerd en ingesteld. Als u met dit stuurprogramma de geïnstalleerde optionele apparaten niet kunt gebruiken, kunt u de optionele aparaten in Apparaatopties instellen. Met taakaccountbeheer kunt u met de gegeven machtiging afdrukken. 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen. • In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en Printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en Printers. 3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. 4. In Windows XP/2003/2008/Vista drukt u op Eigenschappen. • Voor het PS-stuurprogramma selecteert u het PS-stuurprogramma en klikt u met de rechtermuisknop om Eigenschappen te openen. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Eigenschappen van printer in de contextmenu’s. • • Afwerkingsopties: Selecteer de optionele afwerkeenheid die u hebt geïnstalleerd. U kunt Standaardafwerkeenheid (1K) of Afwerkeenheid voor boekjes (3K) selecteren. Opslagopties: Selecteer de geheugencapaciteit die op het apparaat is geïnstalleerd. Deze optie is alleen beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt. Perforatieopties: Deze optie is alleen beschikbaar als u Afwerkingsopties instelt. Selecteer de optionele perforatiekit die u hebt geïnstalleerd. U kunt 2/3 gaatjes of 2/4 gaatjes selecteren. De beschikbare perforatiekit kan verschillen van land tot land. Neem contact op met uw plaatselijke Samsung-dealer of de winkel waar u uw apparaat kocht. • Geavanceerd: Selecteer één van de opties. Deze optie is alleen beschikbaar als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt. Als Eigenschappen van printer een ►-markering bevat, kunt u andere printerstuurprogramma’s die met de geselecteerde printer zijn verbonden selecteren. 5. Klik op Apparaatopties. - - Afhankelijk van het stuurprogramma of het besturingssysteem dat u gebruikt, kan het venster Eigenschappen afwijken. 6. Selecteer de juiste optie. • Ladeopties: Selecteer de optionele lade die u heeft geïnstalleerd. U kunt de Lade 3, 4 (dubbele cassette-invoer) of de Hoge capaciteit (hogecapaciteitsinvoer) selecteren. Daarnaast kunt u de lade-informatie zien en de papiergrootte en papiertype instellen in Geavanceerd. Als u Resetten selecteert, worden de standaardinstellingen voor Geavanceerd opnieuw ingesteld. Afdrukken_ 158 - - Uitvoerprotocol: bepaalt het protocol dat de printer voor afdruktaken zal gebruiken. Als u op ASCII klikt, wordt de gegevens in ASCII-formaat (7-bits) verzonden, hetgeen meer tijd in beslag neemt bij het afdrukken maar dat wel door elk I/O-kanaal kan worden verzonden, zoals een seriële, parallelle of netwerkpoort. Als u op Binair (binair communicatieprotocol) klikt of op TBCP (Tagged binair communicatieprotocol), worden alle gegevens met uitzondering van speciale stuurcodes in binair formaat (8-bits) verzonden. De binaire formaten kunnen via parallelle of seriële communicatiepoorten worden verzonden en zijn sneller dan het verzenden van gegevens in ASCII-formaat. PostScript-geheugenruimte: specificeert de hoeveelheid beschikbaar PostScript-geheugen. Het is een subset van het totale fysieke geheugen van de printer. Het is meestal beter om de standaardinstelling te gebruiken, die door de fabrikant van de printer is vastgelegd. Grijze tekst converteren naar PostScript-grijs: specificeert of het ware grijs (RGB-waarde) in de tekst in het door de PostScript-stuurprogramma meegeleverd grijs moet worden geconverteerd. Grijze afb. converteren naar PostScript-grijs: specificeert of het ware grijs (RGB-waarde) in de afbeeldingen in het door de PostScript-stuurprogramma meegeleverd grijs moet worden geconverteerd. - - - - - - - Euro-symbool opnemen in PostScript-lettertypen: specificeert of de apparaatlettertypes met het Euro-teken moeten worden uitgebreid. Time-out voor taak: specificeert hoe lang het duurt voor een document van de computer naar de printer gaat voordat de printer zijn pogingen stopt op het document af te drukken. Als u 0 specificeert, zal de printer blijvend afdrukpogingen doen. Time-out voor wachten: specificeert hoe lang de printer zal wachten om meer PostScript-informatie van de computer te ontvangen. Na afloop van de gespecificeerde tijd, stopt de printer zijn afdrukpogingen en drukt een foutbericht af. Als u probeert om een zeer ingewikkeld document af te drukken, kan het verhogen van deze waarde nuttig zijn. Als u 0 specificeert, zal de printer voor onbepaalde tijd wachten. Minimale lettergrootte: specificeert de minimale lettertypegrootte (in pixels) voor het PostScript-stuurprogramma bij het downloaden van TrueType-lettertypen als contourlettertypes (type 1). Een kleiner lettertype dan de minimale instelling wordt gedownload als een bitmaplettertype (type 3). Met deze optie kunt de Automatisch instelling fijnstellen voor de Geavanceerde lettertype-/tekstopties (zie "Geavanceerd" op pagina 154). Maximale lettergrootte: specificeert de maximale lettertypegrootte (in pixels) voor het PostScript-stuurprogramma bij het downloaden van TrueType-lettertypes als bitmaplettertypes (type 3). Een groter lettertype dan de maximale instelling wordt gedownload als een contourlettertype (type 1). Met deze optie kunt u de Automatisch instelling fijnstellen of de Downloaden als bitmap instelling overbruggen voor de Geavanceerde lettertype-/tekstopties (zie "Geavanceerd" op pagina 154). CTRL+D verzenden vóór elke taak: specificeert of de printer bij het begin van elk PostScript-document wordt gereset. De standaardinstelling is niet aangevinkt. De toetsencombinatie CTRL+D zal de standaardinstellingen van uw printer herstellen om ervoor te zorgen dat eerdere taken geen invloed hebben op de huidige afdruktaak. De toetsencombinatie CTRL+D kan een afdruktaak doen mislukken wanneer uw printer via een netwerk is aangesloten. Als het afdrukken van uw document mislukt wanneer de printer via parallelle of seriële poorten is aangesloten, vinkt u deze optie aan. CTRL+D verzenden na elke taak: specificeert of de printer bij het einde van elk PostScript-document wordt gereset. De standaardinstelling is geselecteerd. De toetsencombinatie CTRL+D voert een reset uit van de printerinstelling naar de standaardinstelling om ervoor te zorgen dat toekomstige taken niet door de huidige afdruktaak worden beïnvloed. De toetsencombinatie CTRL+D kan een afdruktaak doen mislukken wanneer uw printer via een netwerk is aangesloten. Als het afdrukken van uw document mislukt wanneer verzonden naar een netwerkprinter, haalt u het vinkje weg bij deze optie. PS-printerstuurprogramma gebruikt. • - Gebruikersmachtiging: als u deze optie inschakelt, zullen alleen gebruikers met toestemming een afdruktaak kunnen starten. Groepsmachtiging: Als u deze optie inschakelt, zullen alleen groepen met een groepsmachtiging een afdruktaak kunnen starten. • • Als u een wachtwoord voor taakbeheer wilt coderen, schakelt u Wachtwoordcodering taakaccountbeheer in. Beheerders kunnen taakbeheer inschakelen en machtigingen configureren op het bedieningspaneel of in SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie over de beheerders, raadpleeg de beheerdershandleiding. 7. Klik op OK tot het venster Eigenschappen of Eigenschappen van printer wordt afgesloten. Als u op Resetten klikt, worden de standaardinstellingen voor Geavanceerd opnieuw ingesteld. • Taakaccountbeheer: Maakt het mogelijk om de gebruikers- en accountinformatie te associëren met elk document dat u afdrukt. Ander lettertype: toont de vervangingstabel voor lettertypen en de opties voor het wijzigen van de TrueType-naar-printer lettertypetoewijzing. Deze optie is alleen beschikbaar als u het Afdrukken_ 159 Speciale kopieerfuncties gebruiken worden verdeeld. Poster 3x3: het document zal vergroot worden en over 9 pagina’s worden verdeeld. • Poster 4x4: het document zal vergroot worden en over 16 pagina’s worden verdeeld. 4. Selecteer de waarde voor de Posteroverlap. Geef de Posteroverlapping op in millimeter door de radioknop bovenaan rechts in het tabblad Basis in te schakelen om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen kleven. • Speciale afdrukeigenschappen zijn onder meer: • "Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina 160. • "Posters afdrukken" op pagina 160. • *** 'Boekjes afdrukken' on page 160 ***. • "Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 161. • "Wijzig procentueel de grootte van uw document" op pagina 161. • "Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op pagina 161. • "Watermerken gebruiken" op pagina 162. • "Overlay gebruiken" op pagina 162. Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op een vel maximaal 16 pagina’s afdrukken. 5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type. 6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. 7. U kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven. Boekjes afdrukken Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken. • 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). 2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Meerdere pagina’s per vel in de vervolgkeuzelijst Type. 3. Schakel het selectievakje Paginakader in als u rond elke pagina op het vel een kader wilt afdrukken. 4. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s dat u per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16). 5. Selecteer indien nodig de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst Paginavolgorde. 6. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type. 7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. 1. 2. 3. Posters afdrukken Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken over 4, 9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt kleven om er een poster van te maken. 4. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). 2. Klik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type. 3. Selecteer de gewenste paginaopmaak. Specificatie van de paginaopmaak: • Poster 2x2: het document zal vergroot worden en over 4 pagina’s Afdrukken_ 160 Als u met behulp van de Vouwen of Vouwen en stapelen optie met de boekjes-afwerkeenheid afdrukt, kunt u alleen papier laden in laden door korte zijde-invoer (Short Edge Feed). • Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, JIS B5, Statement, Executive, A5, 8K, 16K, Ledger, Tabloid Extra, A3 of JIS B4. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). Klik op het tabblad Basis en selecteer Boekje afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type. Selecteer het type Vouwmethode. Als u een document van meerdere pagina’s afdrukt, selecteert u In setjes schikken. U kunt de uitvoer van de boekjes dan onderverdelen in meerdere groepen. Het maximum aantal vellen in een batch is 15. Bijvoorbeeld, als u 80 pagina’s van een document kopieert en het aantal op 10 zet. - Eerste batch: 1~40 pagina’s (10 vellen) - Tweede batch: 41~80 pagina’s (10 vellen) Klik op de knop Geavanceerd. Vervolgens selecteert u de gewenste optie. • Vouwopties: U kunt deze optie gebruiken wanneer er een optionele boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. Als u Vouwen of Vouwen en stapelen selecteert, is Boekjeslade uitsluitend beschikbaar in Opties voor uitvoerlade (zie "Opties voor uitvoerlade" op pagina 155). Een batch van meer dan 15 vellen wordt echter niet naar de boekjes-lade maar naar de afwerklade afgedrukt. - • Geen: hiermee schakelt u deze functie uit. Vouwen: met deze optie kunt u het midden van het boekje vouwen. - Vouwen en stapelen: met deze optie kunt u het midden van het boekje nieten en vouwen. Rugmarge: met deze optie kunt u afbeeldingen verschuiven om een middenmarge voor het boekje te maken. • Niet-verkleind boekje: als de geplaatste papiergrootte in de lade die u selecteert twee keer groter is dan het originele document, wordt bij afdruk de grootte van het originele document aangehouden. Bijvoorbeeld, de grootte van het originele document is A4 en van het geplaatste papier A3. • Binden over rechterzijde: met deze optie kunt de leesrichting van de pagina van rechts naar links selecteren. 5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type. De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Om na te gaan welke papierformaten voor deze functie beschikbaar zijn, selecteert u het beschikbare papierformaat in de optie Formaat van het tabblad Papier. Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen beschikbaar papier (papier zonder de markering of ). 6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. 8 9 Dubbelzijdig afdrukken U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier (dubbelzijdig). Voor u afdrukt moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, Oficio, US Folio, A4, ISO B5, JIS B5, Statement, Executive, A5, 8K, 16K, Ledger, Tabloid Extra, A3 of JIS B4. • Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: selecteer deze optie om de afdrukvolgorde om te keren wanneer u dubbelzijdig afdrukt. 4. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type. 5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Wijzig procentueel de grootte van uw document U kunt de grootte van een document wijzigen zodat het groter of kleiner wordt afgedrukt. Dat doet u door het gewenste percentage in te voeren. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). 2. Klik op het tabblad Papier. 3. Voer in het veld Percentage de gewenste schaalfactor in. U kunt ook op de pijl-omhoog/omlaag klikken om de schaalfactor te selecteren. 4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties. 5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het document. Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken. Druk niet af op beide zijden van speciale afdrukmedia, zoals etiketten, enveloppen of dik papier. Het kan een papierstoring veroorzaken of het apparaat beschadigen. 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). 2. Klik op het tabblad Basis. 3. Selecteer in de sectie Dubbelzijdig afdrukken de gewenste bindoptie. • Standaardinstelling printer: als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling op het bedieningspaneel van het apparaat. Deze optie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt. • Geen: hiermee schakelt u deze functie uit. • Lange zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor boekbinden. • 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). 2. Klik op het tabblad Papier. 3. Selecteer het gewenste papierformaat bij Aanpassen aan papierformaat. 4. Selecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties. 5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Korte zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor kalenders. Afdrukken_ 161 Watermerken gebruiken selecteren in de sectie Tekenstijl en de hoek van het watermerk instellen in de sectie Hoek watermerk. 5. Klik op Toevoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst Huidige watermerken toe te voegen. 6. Wanneer u klaar bent met bewerken klikt u op OK of Afdrukken tot u het menu Afdrukken verlaat. Als u geen watermerk meer wilt afdrukken selecteert u Geen in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, bijvoorbeeld in grote grijze letters "CONCEPT" of "VERTROUWELIJK". U kunt de tekst alleen op de eerste pagina of op alle pagina’s afdrukken. Een watermerk bewerken 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). 2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. 3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties. 4. Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan. 5. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. U kunt gebruikmaken van verschillende vooraf ingestelde watermerken die met uw apparaat worden meegeleverd. Ze kunnen worden aangepast of u kunt er nieuwe aan de lijst toevoegen. Een bestaand watermerk gebruiken 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). 2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld. 3. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Een watermerk verwijderen 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). 2. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. 3. Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Wissen. 4. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Een watermerk maken 1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). 2. Selecteer het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. Overlay gebruiken Deze optie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt. Wat is een overlay? Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer is opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorgedrukte formulieren en papier met een briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen, maar drukt u gewoon de briefhoofding als overlay op uw document af. 3. Voer een tekstbericht in het vak Tekst watermerk in. U kunt tot 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven. Als u het selectievakje Alleen eerste pagina inschakelt wordt het watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt. 4. Watermerkopties selecteren. U kunt de naam, stijl, grootte en grijswaarde van het lettertype Afdrukken_ 162 Een nieuwe paginaoverlay maken Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding. 1. Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding precies op de plaats staat waar ze als overlay moet worden afgedrukt. 2. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het document als een overlay wilt opslaan (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). 3. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken verschijnt. 6. Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld verschijnt telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken. Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document afgedrukt. 7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt. De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken. Een paginaoverlay verwijderen 4. Klik in het venster Overlay bewerken op de knop Maken. 5. In het venster Opslaan als typt u een naam van maximaal acht karakters in het vak Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover. 6. Klik op Opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays. 7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. 8. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde schijf van uw computer. Paginaoverlays die u niet meer gebruikt kunt u verwijderen. 1. Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het tabblad Geavanceerd. 2. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. 3. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen. 4. Klik op Wissen. 5. Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja. 6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Banner afdrukken DeMF-lade biedt plaats voor banners tot een lengte van 1 200 mm. De apparaatinstellingen en het printerstuurprogramma moeten worden ingesteld op banner afdrukken. Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk. Een paginaoverlay gebruiken Nadat u een overlay hebt gemaakt kan deze met uw document worden afgedrukt. Dit doet u als volgt: 1. Maak of open het document dat u wilt afdrukken. 2. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). 3. Klik op het tabblad Geavanceerd. 4. Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst. 5. Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken in de lijst en klikt u op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken. Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Laden. Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt. Selecteer de overlay in het vak Overzicht overlays. Afdrukken_ 163 Apparaatinstellingen 1. Open Instellingen voor lade om het papierformaat in de MF-lade in te stellen (zie "Instellingen voor lade" op pagina 37). 2. Klik op de pijlen om het papierformaat aan te passen. Papier kan 98 tot 320 mm breed en 148 tot 1 200 mm lang zijn. Printerstuurprogramma instellen 1. Open Papier om het papierformaat in de MF-lade in te stellen (zie "Het tabblad Papier" op pagina 136). 2. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Oorspronk. formaat. 3. Voer Naam aangepast papierformaat en papierformaat in om Aangepaste papierformatenlijst toe te voegen en klik vervolgens op OK. 4. Selecteer Oorspronk. formaat handhaven in de vervolgkeuzelijst Uitvoerformaat. 5. Selecteer Multifunctionele lade in de vervolgkeuzelijst Invoer en klik vervolgens op OK. Direct Printing Utility gebruiken 3. Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen. Het PDF-bestand wordt nu toegevoegd in het gedeelte Bestanden selecteren. 4. Pas de printerinstellingen naar wens aan. 5. Klik op Afdrukken. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met Direct Printing Utility PDF-bestanden kunt afdrukken zonder ze te openen. • • • • • Uw apparaat moet beschikken over een harde schijf om PDF-bestanden af te drukken met dit programma. U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking uit en probeer opnieuw af te drukken. U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een wachtwoord worden beschermd. Schakel de functie Wachtwoord uit en probeer opnieuw af te drukken. Of een PDF-bestand kan worden afgedrukt met het programma Direct Printing Utility hangt af van de manier waarop het PDF-bestand was gemaakt. Het programma Direct Printing Utility ondersteunt PDF-versie 1.7 en ouder. Bestanden van een hogere versie moet u openen om te kunnen afdrukken. Wat is Direct Printing Utility? Direct Printing Utility is een programma dat PDF-bestanden rechtstreeks naar uw printer stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze bestanden hoeft te openen. De gegevens worden via de Windows-spooler en de poort van het printerstuurprogramma verzonden. Alleen PDF-documenten worden ondersteund. Als u dit programma wilt installeren, selecteert u Geavanceerde installatie -> Aangepaste installatie en schakelt u het selectievakje voor het programma in tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. Afdrukken Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het Direct Printing Utility. Vanaf het venster Direct Printing Utility 1. Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > Direct Printing Utility > Direct Printing Utility. Het venster Direct Printing Utility wordt geopend. Via het contextmenu 1. Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en kies Direct afdrukken. Het venster Direct Printing Utility verschijnt. Het PDF-bestand is hierin al toegevoegd. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken. 3. Pas de printerinstellingen naar wens aan. 4. Klik op Afdrukken. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden. De standaardafdrukinstellingen wijzigen De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst alle afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen de instellingen die u daar niet vindt aan te passen in het printerstuurprogramma. 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen. • In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en Printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en Printers. 3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. 4. In Windows 2000, XP, 2003 en Vista, druk op Voorkeursinstellingen voor afdrukken. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s. Als Voorkeursinstellingen voor afdrukken een ►-markering bevat, kunt u andere printerstuurprogramma’s die met de geselecteerde printer zijn verbonden selecteren. 5. Wijzig de instellingen op elk tabblad. 6. Klik op OK. In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor elke afdruktaak wijzigen. 2. Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer selecteren en klik op Bladeren. Afdrukken_ 164 Uw apparaat instellen als standaardprinter Afdrukken in Macintosh 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen. • In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en Printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en Printers. 3. Selecteer uw apparaat. 4. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als standaardprinter instellen. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u moet afdrukken vanaf een Macintosh-computer. U moet de afdrukomgeving instellen voor u gaat afdrukken (zie installatiehandleiding). Een document afdrukken Als u Windows 7 of Windows Server 2008 R2 gebruikt en het item Als standaardprinter instellen een ►-markering bevat, kunt u andere printerstuurprogramma’s die met de geselecteerde printer zijn verbonden selecteren. Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u gebruikt de instelling van het printerstuurprogramma controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer: 1. Open het document dat u wilt afdrukken. 2. Open het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4: Archief) en klik op Paginainstellingen (voor Mac OS X 10.4: Pagina-instelling…) (Documentinstellingen in sommige toepassingen). 3. Selecteer papierformaat, afdrukstand, schaal en andere opties, en zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK. Afdrukken naar een bestand (PRN) Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een bestand. Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken: 1. Schakel het selectievakje Naar bestand in het venster Afdrukken in. 4. Open het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4: Archief) en klik op Druk af. 5. Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt afdrukken. 6. Klik op Druk af. Optionele apparaten of accessoires activeren Na het installeren van optionele apparaten of accessoires, moet u de opties activeren. 1. Open Systeemvoorkeuren en klik op Afdrukken en faxen. 2. Selecteer uw apparaat en klik op Opties en toebehoren…. 3. Selecteer Besturingsbestand en stel de vereiste opties in. 2. Klik op Afdrukken. 3. Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK. Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam. Als u enkel de bestandsnaam invoert, wordt het bestand automatisch opgeslagen in Mijn documenten, Documents and Settings of Gebruikers. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt. Afdrukken_ 165 Printerinstellingen wijzigen draaien. U kunt geavanceerde afdrukfuncties van uw printer gebruiken. Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4: Archief). De apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven kan verschillen afhankelijk van het gebruikte apparaat. Het printereigenschappenvenster is afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande venster. Grafisch Het tabblad Grafisch bevat opties voor de selectie van de kwaliteit. Selecteer Grafisch in de vervolgkeuzelijst. • De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer en de Mac OS-versie. • De volgende panelen kunnen verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt. Het volgende paneel is het eerste paneel dat u ziet wanneer u het printereigenschappenvenster opent. Selecteer andere geavanceerde functies in de vervolgkeuzelijst. • Kwaliteit: met deze optie stelt u de afdrukresolutie in. Hoe hoger de instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert kan het iets langer duren voordat het document is afgedrukt. Papier Lay-out Het tabblad Lay-out bevat opties waarmee u de weergave van het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst. • • • • • Pagina’s per vel: hier kunt u aangeven hoeveel pagina’s op één vel papier worden afgedrukt (zie "Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken" op pagina 168). Lay-outrichting: hier kunt u de afdrukrichting op een pagina selecteren, vergelijkbaar met de voorbeelden op de gebruikersinterface. Rand: hiermee kunt u rond elke pagina op het vel een kader afdrukken. Dubblezijdig: met deze optie kunt u afdrukken op beide zijden van het papier (zie "Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 169). Keer paginarichting om: hiermee kunt u het papier 180 graden Afdrukken_ 166 Stel Papier Type in op het papiertype dat zich bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Op die manier krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst, moet u het overeenkomstige papiertype selecteren. Taakaccountbeheer pagina 30). Deze optie laat u toe om af te drukken met de gegeven machtiging. - • • Gebruikersmachtiging: als u deze optie inschakelt, zullen alleen gebruikers met toestemming een afdruktaak kunnen starten. Groepsmachtiging: als u deze optie inschakelt, zullen alleen groepen met een groepsmachtiging een afdruktaak kunnen starten. • Als u het wachtwoord voor taakbeheer wilt coderen, raadpleegt u de help ( ) links onderaan in het paneel printereigenschappen. • Beheerders kunnen taakbeheer inschakelen en machtigingen configureren op het bedieningspaneel of in SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie over de beheerders, raadpleeg de beheerdershandleiding. - Taakinstelling Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, verschijnt automatisch zijn gebruikersnaam. - Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. - Voer het wachtwoord in: voer het wachtwoord in dat u wilt gebruiken. deze optie wordt gebruikt voor het laden van een opgeslagen bestand met behulp van het bedieningspaneel. - Wachtwoord bevestigen: voer het wachtwoord opnieuw ter bevestiging in. Opslaan: deze modus wordt alleen gebruikt voor het opslaan van documenten op de harde schijf. Indien nodig kunt u opgeslagen bestanden laden en afdrukken. U vindt het opgeslagen bestand in Doc.vak. Met deze optie kunt u kiezen hoe het bestand moet worden afgedrukt met behulp van de harde schijf van uw apparaat. Met deze optie kunt u kiezen hoe het bestand moet worden afgedrukt of opgeslagen met behulp van de harde schijf van uw apparaat. • Afdrukmodus: de standaard afdrukmodus is Normaal. - Normaal: deze modus drukt uw document af zonder op te slaan. - - Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord invoeren om te kunnen afdrukken (zie "Beveiligde taak" op Afdrukken_ 167 - Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, verschijnt automatisch zijn gebruikersnaam. - Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Opslaan en afdrukken: deze modus wordt gebruikt voor het gelijktijdig afdrukken en opslaan van documenten. Indien nodig kunt u opgeslagen bestanden laden en afdrukken. U vindt het Printerfuncties opgeslagen bestand in Doc.vak. - - Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, verschijnt automatisch zijn gebruikersnaam. - Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Afdrukschema: gebruik deze optie om een specifieke tijd voor het afdrukken van de taak in te voeren. Dit is handig om grote hoeveelheden gegevens af te drukken of wanneer u al uw taken gelijktijdig wilt afdrukken. Selecteer de datum en tijd voor het afdrukken. Gebruikersnaam en Taaknaam worden gebruikt als u een opgeslagen bestand moet vinden via het bedieningspaneel. • • • • • • • • • - - Afdrukken om: selecteer de datum en tijd voor het afdrukken. Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Zodra de gebruiker zich bij Mac OS x aanmeldt, verschijnt automatisch zijn gebruikersnaam. Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt zoeken via het bedieningspaneel. Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: met deze optie kunt u bij dubbelzijdig afdrukken de afdrukvolgorde omkeren. Fijne randen: met deze optie kunt u tekstranden en fijne lijnen accentueren voor een betere leesbaarheid. Blanco pagina’s overslaan: met deze optie kunt u bepalen om geen blanco pagina’s van de originelen af te drukken. Afwerking: hiermee kunt u afdrukuitvoeropties selecteren, zoals nietmachine, offset, etc. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. Boekje afdrukken: met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken. Bepaalde opties in Boekje afdrukken zijn uitsluitend beschikbaar als de optionele standaard afwerkeenheid of de boekjes-afwerkeenheid is geïnstalleerd. Voorkant omslag: drukt het document af met een voorblad. Het voorblad kan een blanco pagina zijn of de eerste pagina van het document. Achterkant omslag: drukt het document af met een achterblad. Het achterblad kan een blanco pagina zijn of de laatste pagina van het document. Voor/achterkant omslag: drukt het document af met een voorblad en een achterblad. Het voor- en achterblad kunnen blanco pagina’s zijn of de eerste en laatste pagina van het document. Scheidingsvel transparanten: met deze optie kunt u bepalen om geen blanco pagina’s van de originelen af te drukken. Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken. Afdrukken_ 168 1. Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4: Archief). 2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting . Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u op één vel papier wilt afdrukken. Afdrukken in Linux Afdrukken vanuit een toepassing Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common UNIX Printing System (CUPS). Met uw printer kunt u vanuit al deze toepassingen afdrukken. 1. Open een toepassing en selecteer Print in het menu File. 2. Selecteer rechtstreeks Print via lpr. 3. Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI en klik op Properties. 3. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken. 4. Klik op Druk af, waarna de printer het geselecteerde aantal pagina’s afdrukt dat u op één vel papier wilt afdrukken. Dubbelzijdig afdrukken U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voor u dubbelzijdig afdrukt moet u aangeven langs welke rand u de pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn: • Lange kant binden: dit is de conventionele lay-out die bij boekbinden wordt gebruikt. • Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders. 1. Selecteer Druk af in het menu Bestand (voor Mac OS X 10.4: Archief) van uw Macintosh-toepassing. 2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting . 3. Selecteer een bindrichting bij Dubblezijdig. 4. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken. 5. Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier af. 4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden weergegeven. • Als u meer dan 2 exemplaren afdrukt, is het mogelijk dat het eerste en het tweede exemplaar op hetzelfde vel worden afgedrukt. Vermijd op beide zijden van het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt. • • • Afdrukken_ 169 General: op dit tabblad kunt u het papierformaat en -type alsook de afdrukstand van de documenten wijzigen. Hiermee kunt u de functie dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen. Text: op dit tabblad kunt u de paginamarges opgeven en tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen. Graphics: op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of positie van de afbeelding. Advanced: op dit tabblad kunt u de afdrukresolutie, papierinvoer en bestemming instellen. 5. Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Properties. 6. Klik op OK in het venster LPR GUI om te beginnen met afdrukken. 7. Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de afdruktaak controleren. Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren. Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show completed jobs in voor een lijst met eerder opgegeven afdruktaken. • Classes: met deze optie toont u de klasse waartoe uw apparaat behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse. 4. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer Properties. Bestanden afdrukken U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. U werkt dan met het CUPS lpr-programma. Het stuurprogrammapakket vervangt het standaard LPR-programma echter door een veel gebruikersvriendelijker LPR-programma. Zo drukt u elk bestand af: 1. Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend. Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het venster Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open. 2. In het venster LPR GUI selecteert u uw printer uit de lijst en wijzigt u de eigenschappen van de afdruktaak. 3. Klik op OK om met afdrukken te beginnen. Afdrukken in UNIX Doorgaan met de afdruktaak Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst, PS- of HPGL-bestand om af te drukken. 1. Voer de opdracht "printui <af_te_drukken_bestandsnaam>" uit. U drukt bijvoorbeeld "document1" af printui document1 Hiermee wordt Print Job Manager van het UNIX-printerstuurprogramma geopend waarin de gebruiker verschillende afdrukopties kan instellen. Printereigenschappen configureren In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer wijzigen. 1. Open Unified Driver Configurator. Schakel indien nodig over naar Printers configuration. 2. Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op Properties. 3. Het venster Printer Properties wordt geopend. Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen: • General: op dit tabblad kunt u de locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert wordt weergegeven in de printerlijst in Printers configuration. • Connection: op dit tabblad kunt u een andere poort bekijken of selecteren. Als u de poort van het apparaat van USB wijzigt in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort van het apparaat op dit tabblad opnieuw configureren. • Driver: op dit tabblad kunt u een ander apparaatstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen. • Jobs: met deze optie toont u de lijst met afdruktaken. Klik op 2. Selecteer een printer die reeds is toegevoegd. 3. Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page Selection. 4. Selecteer in Number of Copies hoeveel kopieën u nodig hebt. Druk op Properties om gebruik te maken van de printerfuncties die uw printerstuurprogramma biedt. (Zie "Printerinstellingen wijzigen" op pagina 171.) 5. Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak. Afdrukken_ 170 Printerinstellingen wijzigen • Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de gebruiker verschillende afdrukopties kan selecteren in printer Properties. De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor Help, "O" voor OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel. Het tabblad Margins • • Pen Width: hiermee kunt u de waarde voor de pendikte wijzigen. De standaardwaarde is 1.000. Use Margins: hiermee stelt u de marges van het document in. De marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan de marges instellen door de waarde in de respectieve velden aan te passen. Standaard worden deze waarden bepaald door het geselecteerde papierformaat. Unit: hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches of centimeters. Het tabblad Printer-Specific Settings Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn specifiek voor de printer en afhankelijk van het PPD-bestand. Het tabblad General • • • • • • • Paper Size: hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat instellen op A4, Letter of andere papierformaten. Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare opties uit de keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick. Paper Source: hiermee selecteert u de papierbron. De standaardinstelling is Auto Selection. Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin informatie wordt afgedrukt op een pagina. Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt om papier te besparen. Multiple pages: drukt meerdere pagina’s af op één vel papier. Page Border: kies een van de randstijlen (bv.: Single-line hairline, Double-line hairline) Het tabblad Image Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van een afbeelding op uw document wijzigen. Het tabblad Text Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk in. Het tabblad HPGL/2 • • Use only black pen: hiermee worden alle grafische elementen in het zwart afgedrukt. Fit plot to page: hiermee wordt de volledige afbeelding aangepast zodat ze op een enkele pagina past. Afdrukken_ 171 Een USB-geheugenapparaat gebruiken 8. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • Informatie over het USB-scherm Over een USB-geheugenapparaat • • Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat Het USB-geheugen beheren Informatie over het USB-scherm Over een USB-geheugenapparaat Als u de USB-functie wilt gebruiken, drukt u op USB op het scherm. Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s, hoge-resolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of verplaatsen. U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB-geheugenapparaat: • documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan, • adrukken vanaf een USB-geheugenapparaat, • het USB-geheugenapparaat formatteren. Uw apparaat ondersteunt USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes. Controleer het bestandssysteem van het USB-geheugenapparaat van uw leverancier. Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het type A. Als u deze functie wilt gebruiken, moet u een USB-geheugenapparaat aan te sluiten op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. • • • • • • • • • • • : hiermee gaat u terug naar het hogerliggende menu. Selecteren: hiermee gaat u naar de geselecteerde map. Nieuwe map: maakt een nieuwe map aan op het USB-geheugenapparaat. Detail: toont de informatie van de geselecteerde map of bestand. Naam wijz.: wijzigt de naam van de geselecteerde map of bestand. Verwijd.: verwijdert de geselecteerde map of het geselecteerde bestand. : U kunt mapweergave of lijstweergave als weergavelay-out van de mapstructuur kiezen. USB formatteren: formatteert het USB-geheugenapparaat. USB-capaciteit: toont de USB-geheugenstatus. Via USB afdrukken: u kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, JPEGPDF- en PRN-bestanden afdrukken (zie "Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat" op pagina 173). Naar USB scannen: verzendt u scan naar het USB-apparaat (zie "Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen naar USB)" op pagina 97). A B Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat over een connector met een metalen afscherming beschikt. Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat een compatibiliteitscertificaat heeft, anders herkent uw apparaat het mogelijk niet. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. Sluit het USB-geheugenapparaat uitsluitend aan op de poort, zoals onderaan wordt getoond. Als u het USB-geheugenapparaat aan een andere poort aansluit, toont het apparaat een waarschuwingsmelding Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 172 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat op het scherm. U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, JPEG- en PRN-bestanden afdrukken. U kunt 50 bestanden selecteren en alle geselecteerde bestanden in één keer afdrukken. Bestandstypen die door de USB-afdrukoptie worden ondersteund: • PRN: Alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde stuurprogramma zijn compatibel. PRN-bestanden kunnen worden gemaakt door het selectievakje Naar bestand in te schakelen voor het afdrukken. Het document wordt dan niet afgedrukt, maar als een PRN-bestand opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt kunnen rechtstreeks vanaf het USB-geheugenapparaat worden afgedrukt (zie "Afdrukken naar een bestand (PRN)" op pagina 165). • TIFF: TIFF 6.0 Baseline • JPEG: JPEG Baseline • PDF: PDF 1.7 en ouder In geval van 8bit CMYK JPEG-bestanden moet de taak worden geannulleerd. • • Verwijder het USB-geheugenapparaat niet als het in gebruik is. Schade veroorzaakt door onjuist gebruik valt niet onder de garantie. Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw apparaat het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de gebruikershandleiding van het USB-geheugenapparaat voor meer informatie over deze functies. Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat: 1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de gegevens in die erop zijn opgeslagen (zie "Over een USB-geheugenapparaat" op pagina 172). • Het apparaat kan het niet geformatteerd USB-geheugenapparaat niet detecteren. Formatteer en steek het USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort van uw apparaat. • Het apparaat kan het USB-geheugenapparaat niet detecteren als het apparaat in de energiebesparende modus staat. Wacht tot het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en sluit vervolgens het USB-geheugenapparaat opnieuw op de USB-geheugenpoort van uw apparaat aan. • Het apparaat heeft twee USB-geheugenpoorten. Als er al een USB-geheugen op één van de poorten aangesloten is en u sluit een USB-geheugenapparaat op een andere poort aan, dan zal het apparaat deze laatste niet detecteren. Verwijder het eerst geplaatste USB-geheugenapparaat en sluit vervolgens het gewenste USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2. Druk op USB op het scherm. 3. Het apparaat toont alle bestanden op het USB-geheugenapparaat. Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 173 Het USB-geheugen beheren Druk op het bestand dat u wilt afdrukken. • Of druk op de naam van de map waarin het bestand zich bevindt. Druk vervolgens op Selecteren. • Als u na het indrukken van een map op Via USB afdrukken drukt, worden alle bestanden van de desbetreffende map afgedrukt. 4. Druk op Via USB afdrukken. U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat één voor één of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren. Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt geformatteerd. Bevestig dan dat u de data niet meer nodig hebt alvorens deze te verwijderen. Een afbeeldingsbestand verwijderen 1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2. Druk op USB op het scherm. 3. Het apparaat toont alle bestanden op het USB-geheugenapparaat. Druk op het bestand dat u wilt verwijderen. Of druk op de naam van de map waarin het bestand zich bevindt. Druk vervolgens op Selecteren. 4. Druk op Verwijd.. 5. Druk op de juiste optie. 5. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. 6. Druk op Sluiten op het scherm. • • • • Exempl.: hiermee kunt u het aantal kopieën selecteren. Kleurmodus: Dit apparaat ondersteunt allleen Mono (zwart-wit). Dubbelzijdig: selecteert het apparaat voor dubbelzijdig kopiëren. Papierinvoer: selecteert de papierlade met het af te drukken papier. 6. Druk op OK op het scherm om het afdrukken te starten. 7. Na het afdrukken kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat verwijderen. Een USB-geheugenapparaat formatteren 1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2. Druk op USB op het scherm. 3. Druk op USB formatteren. Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 174 4. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. 5. Druk op Sluiten op het scherm. De USB-geheugencapaciteit weergeven 1. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2. Druk op USB op het scherm. 3. Druk op USB-capaciteit. Het venster USB-capaciteit wordt geopend. 4. Druk op Sluiten op het scherm. Een USB-geheugenapparaat gebruiken_ 175 Documentenvak 9. Deze handleiding geeft informatie over het Doc.vak. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • Informatie over het scherm Documentenvak Het vak instellen Documenten opslaan • • • Informatie over het scherm Documentenvak U kunt door computers gestuurde bestanden of gescande afbeeldingen opslaan in het Doc.vak. Het Doc.vak bevindt zich op de harde schijf (HHD) van uw apparaat. Dit betekent dat de documenten op de harde schijf worden opgeslagen. Het is mogelijk om een bepaald documentenvak met een wachtwoord te beveiligen, opdat onbevoegde gebruikers geen toegang hebben. Daarnaast kunt u opgeslagen documenten met behulp van verschillende afdrukfuncties afdrukken en documenten verzenden naar verschillende bestemmingen, zoals e-mail, server of fax. U kunt een documentenvak instellen en de documentenvakfunctie gebruiken met SyncThru™ Web Service (zie "Het vak met SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 189). Gedetailleerde informatie over het scherm Documentenvak De documentenvakfuncties gebruiken Het vak met SyncThru™ Web Service gebruiken Met Doc.vak kunt u gescande gegevens op de harde schijf (de harde schijf van uw apparaat) opslaan. De opgeslagen gegevens kunnen naar verschillende bestemmingen worden verstuurd, zoals Fax, Email, Server, Vak of USB. Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in de Doc.vak raden wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken. Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of verkeerd gebruik van het apparaat. Om de Doc.vak functie te gebruiken, drukt u op Doc.vak in het scherm. • Wordt er een ander scherm weergegeven, druk dan op ( beginscherm te gaan. • ) om naar het • • • • Lijst favoriete vakken: Toont de drie vakken die u als favoriet hebt ingesteld. Vakweergavescherm: Toont alle vakken. In dit scherm kunt u een vak selecteren. Detail: Toont gedetailleerde informatie van het geselecteerde vak. Zoeken: Hiermee kunt u naar een vak of opgeslagen gegevens zoeken. Selecteren: Opent het geselecteerde vak. Als u bij het maken van een nieuw documentenvak Beveiligd kiest en een wachtwoord instelt, moet u het wachtwoord in het scherm Wachtwoord invoeren. Doc opslaan: Slaat documenten op de harde schijf op van uw apparaat (zie "Documenten opslaan" op pagina 178). • : Met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Fax, Doc.vak, etc., gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste menu waar u naar toe wilt. • : U kunt de vakweergave of de lijstweergave als weergavelay-out voor de vakken kiezen. Documentenvak_ 176 Het vak instellen Om Doc.vak te gebruiken, moet u eerst een nieuw vak in de Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Instelling vak maken. U kunt tevens gemaakte vakken bewerken of verwijderen. • • • • • Instelling vak kan uitsluitend worden geconfigureerd door een gemachtigde gebruiker die een id en een wachtwoord op het apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het apparaat daarom vraagt, voert u het ID en wachtwoord in. U kunt tot 999 vakken maken. De maximale naamlengte voor een vak is 30 tekens. Een documentenvak kan tot 200 opgeslagen documenten bevatten. Het vak Algemeen wordt standaard gecreëerd. het nummer van het vak. 3. Druk op de juiste optie in Eigenschappen vak. • Openbaar: Alle gebruikers kunnen het vak gebruiken. • Beveiligd: Stel een wachtwoord in om te voorkomen dat onbevoegde personen toegang hebben. 4. Druk op de juiste optie in Autom. verwijderen document. Verwijderde bestanden kunnen niet meer hersteld worden. • 1 dag ~ 30 dagen: Stel de periode in voor de opslag van gegevens in het vak. Na afloop van de periode worden de opgeslagen gegevens automatisch verwijderd. • Nooit: Verwijder de opgeslagen gegevens niet. 5. Druk indien nodig op de optie Favoriete vak. Als u Favoriet 1, Favoriet 2 en Favoriet 3 instelt, worden deze door het apparaat in het Doc.vak weergegeven. U kunt slechts drie vakken als favoriet instellen. Na het selecteren van alle favoriete vakken verschijnt er een waarschuwingsmelding. • • • Nieuw vak: Creëert een nieuw vak. Vak bewerken: Bewerkt een gecreëerd vak. Vak verwijderen: Wist een gecreëerd vak. 6. Druk in het scherm op OK. Nieuw vak U kunt een nieuw vak maken om uw gescande gegevens in op te slaan. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Instelling vak > Nieuw vak op het scherm. Vak bewerken U kunt de instellingen van een gecreëerd vak wijzigen. Alleen de Autom. verwijderen document instelling kan in het Algemeen vak worden bewerkt. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Instelling vak > Vak bewerken op het scherm. 2. Druk op het naaminvoerveld van het vak. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de naam van het vak in. Druk vervolgens op OK. • • Het vaknummer wordt automatisch gevuld met het eerste vrije nummer. Als u geen naam voor het vak invoert, wijst het apparaat de naam ’Zonder titelxxx’ toe aan het vak. Het ’xxx’ nummer is 2. Selecteer met de pijl-omhoog/omlaag het vaknummer dat u wilt bewerken. 3. Druk op het invoergebied Naam vak. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de naam van het vak in. Druk vervolgens op OK. Documentenvak_ 177 4. Druk op de juiste optie in Eigenschappen vak. • Openbaar: Alle gebruikers kunnen het vak gebruiken. • Beveiligd: Stel een wachtwoord in om te voorkomen dat onbevoegde personen toegang hebben. 5. Druk op de juiste optie in Autom. verwijderen document. 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Doc.vak > Doc opslaan op het scherm. Verwijderde bestanden kunnen niet meer hersteld worden. • 1 dag ~ 30 dagen: Stel de periode in voor de opslag van gegevens in het vak. Na afloop van de periode worden de opgeslagen gegevens automatisch verwijderd. • Nooit: Het is ingesteld om de opgeslagen gegevens niet te verwijderen. 6. Druk indien nodig op de optie Favoriete vak. Als u op een reeds toegewezen favoriet vak drukt, verschijnt er een waarschuwingsmelding. Als u het favoriete vak naar het vak dat u bewerkt wilt wijzigen, druk op Ja. 7. Druk in het scherm op OK. Vak verwijderen 3. Stel de juiste optie in met behulp van de pijl-links/rechts. U kunt een gecreëerd vak verwijderen. Het vak Algemeen kan niet worden verwijderd, ook niet door de beheerder. 1. Druk op Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Instelling vak > Vak verwijderen op het scherm. • 2. Selecteer met de pijl-omhoog/omlaag het vaknummer dat u wilt verwijderen. U kunt het vak direct selecteren met de knop Bladeren. 3. Druk in het scherm op OK. 4. Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. Documenten opslaan Met dit apparaat kunt u gescande gegevens opslaan op de harde schijf met behulp van de functie Doc opslaan in de modus Kopie, Scan nr Email, Scannen naar server, Naar USB scannen of Fax. • Kopie: Zie "Documenten opslaan" op pagina 83. • Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB scannen: Zie "Documenten opslaan" op pagina 109. • Fax: Zie "Documenten opslaan" op pagina 137. U kunt de gescande gegevens ook direct opslaan in het Doc.vak. Formaat van origineel: Selecteert de actuele papiergrootte van de originelen. • Kleurmodus: Selecteert de kleuropties van de gescande gegevens. • Dubbelzijdig: Selecteert of het apparaat één of beide zijden van het origineel scant. • Resolutie: Selecteert de waarde van de scanresolutie. • Oorspronkelijke stand: Selecteert de papierrichting van de originelen. 4. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK. 5. Selecteer een bestemmingsvak waarin u de gescande gegevens wilt opslaan. 6. Druk op OK om te scannen en de gescande gegevens op te slaan. Documentenvak_ 178 • • Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29). Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. Gedetailleerde informatie over het scherm Documentenvak • Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. • • • • • • Taaktypelijst: Toont de taaktypes. Indien nodig, kunt u een jobtype selecteren. • Lijst met opgeslagen gegevens: Toont alle opgeslagen gegevens. Hier kunt u opgeslagen gegevens selecteren. • Voorbeeld: Toont het voorbeeldvenster. Deze knop is alleen actief na het selecteren van opgeslagen gegevens (zie "Vooraf bekijken van opgeslagen gegevens" op pagina 180). + Toevoegen : Slaat de nieuwe gescande gegevens op (zie "Gescande gegevens toevoegen" op pagina 181). Detail: Toont gedetailleerde informatie van de geselecteerde opgeslagengegevens (zie "Gedetailleerde informatie weergeven" op pagina 182). • • Bewerken: Wijzigt de naam en bestandseigenschap van geselecteerde opgeslagen gegevens (zie "Opgeslagen bestand bewerken" op pagina 182). Verwijd.: Verwijdert de geselecteerde opgeslagen gegevens (zie "Opgeslagen bestand wissen" op pagina 183). Verzenden naar: Stuurt de geselecteerde opgeslagen gegevens naar een specifieke bestemming (zie "Opgeslagen bestand verzenden" op pagina 183). Afdrukk.: drukt de geselecteerde opgeslagen gegevens af (zie "Opgeslagen bestand afdrukken" op pagina 187). Afdruklijst: Drukt de lijst af van opgeslagen gegevens van het geselecteerde documentenvak (zie "Informatie van opgeslagen bestanden afdrukken" op pagina 187). Combineren: Combineert twee of meer opgeslagen bestanden als één enkel bestand (zie "Opgeslagen bestanden combineren" op pagina 188). • : Met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu USB, Fax, Doc.vak, etc., gaan. Druk op deze knop en selecteer het gewenste menu waar u naar toe wilt. • : U kunt de weergavelay-out van de opgeslagen gegevens in een lijst of als miniaturen weergeven. Documentenvak_ 179 De documentenvakfuncties gebruiken Vooraf bekijken van opgeslagen gegevens Met dit apparaat kunt u de op de harde schijf opgeslagen gegevens afdrukken. U kunt tevens opgeslagen gegevens naar specifieke bestemmingen sturen met behulp van Fax, Email, Server, Vak of USB, of u kunt twee of meer opgeslagen bestanden combineren in één enkel bestand. U kunt opgeslagen gegevens vooraf bekijken met behulp van Voorbeeld. Deze functie heeft meerdere handige opties om gegevens vooraf te bekijken. 1. Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. Het taaktype selecteren Wanneer u een vak selecteert of opent, ziet u de taaktypelijst boven de lijst opgeslagen gegevens. De standaardwaarde van de taaktypelijst is Alle. Als u een taaktype in de taaktypelijst selecteert, worden de geselecteerde taaktypes uit de lijst opgeslagen gegevens gesorteerd. 1. Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. 2. Selecteer een opgeslagen bestand uit de lijst opgeslagen gegevens en druk op Voorbeeld. 2. Druk op het taaktype dat u wilt sorteren. 3. Druk indien nodig op de juiste optie om de gegevens vooraf te bekijken. Documentenvak_ 180 Hulpmiddelen Gescande gegevens toevoegen Functie Verkleint de voorbeeldafbeelding 2 tot 4 keer. U kunt de verkleinde afbeelding bekijken. Vergroot de voorbeeldafbeelding 2 tot 4 keer. U kunt het gewenste deel van de uitvergrote afbeelding zien. Past de voorbeeldafbeelding aan de grootte van het voorbeeldscherm aan. U kunt nieuw gescande gegevens direct vanuit het geselecteerde vak opslaan. 1. Plaats de originelen in de DADI met de bedrukte zijde naar boven of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat van de scanner en sluit de DADI (zie "Originelen plaatsen" op pagina 35). 2. Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. Als het geselecteerde opgeslagen bestand meerdere pagina’s bevat, druk op de pijl-links/ rechts om de andere pagina’s te zien. Draait de voorbeeldafbeelding 90 graden naar links of naar rechts. Verzenden naar Stuurt de voorbeeldgegevens naar een specifieke bestemming (zie "Opgeslagen bestand verzenden" op pagina 183). Afdrukk. Drukt de volledige voorbeeldpagina af. Pagina verwijderen Wist de voorbeeldpagina uit de geselecteerde opgeslagen gegevens. Als het opgeslagen bestand slechts uit één pagina bestaat, zullen de opgeslagen gegevens worden gewist. Terug Terug naar de vorige pagina. 3. Druk op + Toevoegen . 4. Stel de juiste optie in met behulp van de pijl-links/rechts. • • • Documentenvak_ 181 Formaat van origineel: Selecteert de actuele papiergrootte van de originelen. Kleurmodus: Selecteert de kleuropties van de gescande gegevens. Dubbelzijdig: Selecteert of het apparaat één of beide zijden van het origineel scant. Resolutie: Selecteert de waarde van de scanresolutie. Oorspronkelijke stand: Selecteert de papierrichting van de originelen. 5. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk vervolgens op OK. 6. Druk op OK om te scannen en de gescande gegevens op te slaan. • • • • Als u de naam wilt wijzigen, druk op Bewerken. 4. Druk op Sluiten. Opgeslagen bestand bewerken U kunt de naam van het geselecteerde opgeslagen bestand wijzigen 1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op Stop op het bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina 29). Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit venster op Nee. Gedetailleerde informatie weergeven U kunt de gedetailleerde informatie van de geselecteerde opgeslagen gegevens weergeven. U kunt tevens de naam en de bestandseigenschap van de geselecteerde opgeslagen gegevens wijzigen door te drukken op Bewerken. 1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. 2. Druk op het opgeslagen bestand waarvan u gedetailleerde informatie wenst en druk op Detail. 2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt bewerken. Druk op Bewerken. 3. Het venster Bewerken wordt geopend. 4. Druk op het invoergebied Bestandnaam. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de gewenste bestandsnaam in. Druk op OK. 3. Het venster Detail wordt geopend. Controleer de gedetailleerde informatie. Documentenvak_ 182 Opgeslagen bestand wissen U kunt geselecteerde opgeslagen bestanden wissen. 1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. 1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. 2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden. Druk op Verzenden naar. 2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verwijderen. Druk op Verwijd.. 3. Druk op Fax en vervolgens op OK. 3. Druk op OK wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd. Opgeslagen bestand verzenden U kunt het opgeslagen bestand naar een specifieke bestemming sturen met behulp van Fax, Email, Server, Vak of USB. Fax • • Wanneer u een opgeslagen bestand wilt faxen, kunt u uitsluitend bestanden verzenden waarvan het Type taak Vak, Fax of Scan is. Het verzonden bestand moet een zwart-wit document zijn als het Type taak is Vak of Scan. Anders kunt u deze functie niet gebruiken. Documentenvak_ 183 • • Kopie: Het opgeslagen bestand wordt in het vak bewaard. Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het opgeslagen bestand. 4. Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het faxnummer in of gebruikt u optie Adresboek in het scherm als u veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen. 5. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het apparaat start het verzenden van de fax naar de bestemmingen. U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt verzonden. 3. Druk op Email en vervolgens op OK. • • Kopie: Het opgeslagen bestand wordt in het vak bewaard. Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het opgeslagen bestand. 4. Voer elk item in met behulp van het pop-uptoetsenbord (zie "E-mailadressen invoeren via het adresboek" op pagina 88 of "E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord" op pagina 89). Email Wanneer u een opgeslagen bestand wilt e-mailen, kunt u uitsluitend bestanden sturen waarvan het Type taak Vak, Fax of Scan is. 1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. Als u het invoergebied Van, Onderwerp en Bericht al geconfigureerd hebt in Apparaatinst. > Toepassingsinstellingen > Scan naar e-mailinstellingen > Algemeen, kunt u het e-mailadres van de afzender, het onderwerp en het bericht zien. 2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden. Druk op Verzenden naar. Als de optionele Advanced Scan-kit is geïnstalleerd en uw beheerder heeft de functie Bates-nummering ingesteld, kunt u bepaalde informatie toevoegen aan het PDF-bestand, zoals het startnummer, gebruikers-ID, datum, tijd, etc. 1. Selecteer PDF met behulp van de pijl-links/rechts in Formatteren. 2. Druk op Bates-nummering > Aan. 3. Druk op een bates numbering-instelling die uw beheerder in de lijst heeft ingesteld. 4. Druk op OK. 5. Selecteer het bestandsformaat van het opgeslagen bestand met behulp van de pijl-links/rechts in Formatteren. 6. Druk op de knop Start om het opgeslagen bestand te verzenden. U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het apparaat bezig is met het verzenden van een e-mailbericht. Documentenvak_ 184 Server Wanneer u een opgeslagen bestand naar de server wilt sturen, kunt u uitsluitend bestanden sturen waarvan het Type taak is Vak, Fax of Scan. 4. Druk op het invoergebied voor de naam van de server. Druk op + Toevoegen om het serveradres van de ontvanger handmatig in te voeren (zie "Serveradressen handmatig invoeren" op pagina 93). 1. Druk op Doc.vak > selecteer een vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. Of u gebruikt het Adresboek om de adressen gemakkelijk in te voeren (zie "Serveradressen van het adresboek invoeren" op pagina 93). 2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden en druk op Verzenden naar. Als de optionele Advanced Scan-kit is geïnstalleerd en uw beheerder heeft de functie Bates-nummering ingesteld, kunt u bepaalde informatie toevoegen aan het PDF-bestand, zoals het startnummer, gebruikers-ID, datum, tijd, etc. 1. Selecteer PDF met behulp van de pijl-links/rechts in Formatteren. 2. Druk op Bates-nummering > Aan. 3. Druk op een bates numbering-instelling die uw beheerder in de lijst heeft ingesteld. 4. Druk op OK. 5. Selecteer het bestandsformaat van het opgeslagen bestand met behulp van de pijl-links/rechts in Formatteren. 6. Druk op de knop Start om het opgeslagen bestand te verzenden. U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het apparaat bezig is met het verzenden van een opgeslagen bestand. Vak 3. Druk op Server en vervolgens op OK. • • Kopie: Het opgeslagen bestand wordt in het vak bewaard. Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het opgeslagen bestand. 1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. Documentenvak_ 185 2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden. Druk op Verzenden naar. 1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. 3. Druk op Vak en vervolgens op OK. 2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt verzenden en druk op Verzenden naar. • • Kopie: Het opgeslagen bestand wordt in het vak bewaard. Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het opgeslagen bestand. 3. Druk op USB. Druk op OK. • • 4. Druk op het bestemmingsvak waarnaar het opgeslagen bestand zal worden verzonden. Kopie: Het opgeslagen bestand wordt in het vak bewaard. Verpl.: Het apparaat verwijdert na het verzenden het opgeslagen bestand. 4. Selecteer de map waar u de gescande afbeelding wilt opslaan. Als u geen map selecteert, wordt de gescande afbeelding in de rootdirectory opgeslagen. 5. Druk op Plakken om het opgeslagen bestand te verzenden. USB Wanneer u een opgeslagen bestand naar de server wilt sturen, kunt u uitsluitend bestanden sturen waarvan het Type taak is Vak, Fax of Scan. Deze functie is alleen beschikbaar als er een USB-geheugenapparaat op het apparaat is aangesloten. Documentenvak_ 186 • • Als u het verzonden bestand in een nieuwe map wilt opslaan, maak dan een nieuwe map in het USB-geheugen met behulp van Nieuwe map. U kunt het USB-geheugenapparaat formatteren met USB formatteren. • U kunt de status van het USB-geheugenapparaat controleren met USB-capaciteit. 3. Druk op de juiste optie. 5. Selecteer het bestandsformaat van het opgeslagen bestand met behulp van de pijl-links/rechts in Formatteren. 6. Druk op Plakken om het opgeslagen bestand te verzenden. Opgeslagen bestand afdrukken U kunt geselecteerde opgeslagen bestanden afdrukken. 1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. • • • • Exempl.: Hiermee kunt u het aantal kopieën selecteren. Kleurmodus: Het apparaat ondersteunt allleen Z/W (zwart-wit). Dubbelzijdig: Selecteert het apparaat voor dubbelzijdig kopiëren. Auto aanpassen: Stelt de optie automatisch aanpassen in. Dit apparaat verkleint of vergroot het origineel op basis van het formaat van het afdrukmateriaal. • Papierinvoer: Selecteert de papierlade met het af te drukken papier. 4. Druk op OK om het afdrukken te starten. Informatie van opgeslagen bestanden afdrukken U kunt de informatie van het geselecteerde documentenvak afdrukken. 1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. 2. Druk op het opgeslagen bestand dat u wilt afdrukken. Druk op Afdrukk.. 2. Druk op Afdruklijst. Documentenvak_ 187 Algemene informatie en opgeslagen bestanden van het geselecteerde documentenvak worden afgedrukt. of de taaktypes van de documenten dezelfde zijn. Als u een taaktype selecteert, tonen de afdrukken de documentenlijst van het geselecteerde taaktype. Als u bijvoorbeeld Vak selecteert, toont de afdruk de documentenlijst van de taak Vak. 3. Druk op het invoergebied Nieuw bestand combineren. Het pop-uptoetsenbord verschijnt. Voer de naam van het vak in. Druk vervolgens op OK. Opgeslagen bestanden combineren U kunt twee of meer opgeslagen bestanden combineren in één enkel bestand. 1. Druk op Doc.vak > selecteer het vak dat u wilt openen > Selecteren op het scherm. 4. Druk op OK. 2. Druk op twee of meer opgeslagen bestanden die u wilt combineren en druk op Combineren. U kunt deze functie gebruiken wanneer de geselecteerde documenten hetzelfde taaktype hebben. Als bij het selecteren van de documenten de optie Combineren niet actief is, controleer dan Documentenvak_ 188 Het vak met SyncThru™ Web Service gebruiken Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in het Vak raden wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken. Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of verkeerd gebruik van het apparaat. U kunt door computers gestuurde bestanden of gescande afbeeldingen opslaan in het Vak. Het is mogelijk om een bepaald documentenvak met een wachtwoord te beveiligen, opdat onbevoegde gebruikers geen toegang hebben. Daarnaast, kunt u opgeslagen documenten met behulp van verschillende afdrukfuncties afdrukken en documenten verzenden naar bestemmingen, zoals e-mail, server of fax. Alleen gemachtigde gebruikers van het apparaat kunnen het Vak via aanmelding bij SyncThru™ Web Service gebruiken. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 7. Klik op Vak. 8. Klik op Vak toevoegen. Het venster Toevoegen wordt geopend. Het vak instellen Om het Vak te gebruiken, moet u eerst een nieuw documentenvak in het Gebruikersvak maken. U kunt tevens gemaakte documentenvakken bewerken of verwijderen. • • • • U kunt tot 999 vakken maken. De maximale naamlengte voor een documentenvak is 30 tekens. Een documentenvak kan tot 200 opgeslagen documenten bevatten. Het vak Gemeenschappelijk wordt standaard gecreëerd. 9. Voer de toe te voegen vaknaam in. Vaknummer wordt automatisch ingevuld met het eerste beschikbare nummer. 10. Selecteer indien nodig de optie Favoriet. Als u Favoriet 1, Favoriet 2 en Favoriet 3 instelt, worden deze door het apparaat in het Doc.vak weergegeven. U kunt slechts drie vakken als favoriet instellen. Na het selecteren van alle favoriete vakken verschijnt er een waarschuwingsmelding. 11. Selecteer de optie Document automatisch verwijderen. Verwijderde bestanden kunnen niet meer hersteld worden. • • • • • Vak toevoegen: Creëert een nieuw documentenvak. Vak verwijderen: Wist een gecreëerd documentenvak. Vak bewerken: Bewerkt een gecreëerd documentenvak. Bestanden bladeren: Open het geselecteerde documentenvak. Als u bij het maken van een nieuw documentenvak Beveiligd vak kiest en een wachtwoord instelt, moet u het wachtwoord in het scherm Wachtwoord invoeren. 1 dag(en) ~ 30 dag(en): Stel de periode in voor de opslag van gegevens in het vak. Na afloop van de periode worden de opgeslagen gegevens automatisch verwijderd. • Uit: De opgeslagen gegevens worden niet verwijderd. 12. Vink Beveiligd vak aan om te voorkomen dat onbevoegde personen toegang hebben. Voer het wachtwoord in en bevestig door het opnieuw in te voeren. Als u de optie Beveiligd vak niet wilt gebruiken, kunt u deze stap overslaan. Alle gebruikers hebben toegang tot het gecreëerde vak. 13. Klik op Toepassen. Vak toevoegen U kunt een nieuw vak maken om uw gescande gegevens op te slaan. 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het venster Toevoegen gesloten. Vak bewerken U kunt de instellingen van een gecreëerd vak wijzigen. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. Documentenvak_ 189 Alleen de instelling Document automatisch verwijderen kan in het vak Gemeenschappelijk worden bewerkt. 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 7. Klik op Vak. 8. Selecteer het vak dat u wilt bewerken. 9. Klik op Vak bewerken. Het venster Wijzigen wordt geopend. 7. Klik op Vak. 8. Selecteer het vak dat u wilt verwijderen. 9. Klik op Vak verwijderen. Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt. Een documentenvak gebruiken 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. 7. Klik op Vak. 8. Selecteer het vak dat u wilt openen. 9. Klik op Bestanden bladeren. Hierna verschijnt de opgeslagen bestandenlijst. 10. Wijzig de vakinstellingen. 11. Klik op Toepassen. Druk op Ongedaan maken om de ingevoerde informatie te verwijderen. Als u op Annuleren drukt, wordt het venster Toevoegen gesloten. Vak verwijderen U kunt een gecreëerd vak verwijderen. Het vak Gemeenschappelijk kan niet worden verdwijderd, ook niet door de beheerder. 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld. Documentenvak_ 190 • • • • • • Wijzigen: U kunt de naam van het geselecteerde opgeslagen document wijzigen. Verwijderen: U kunt het geselecteerde opgeslagen document wissen. Als u naar het selectievakje van de kolomkop kijkt, ziet u dat alle documenten geselecteerd zijn. Vorige: U kunt naar de vorige pagina teruggaan. Miniatuur: Als u Miniatuur aanvinkt, ziet u alle opgeslagen documenten als miniaturen. Lijst: U kunt het aantal documenten in de lijst instellen. U kunt dus net zoveel documenten zien als het geselecteerde aantal in de Lijst. Downloaden naar pc: U kunt een opgeslagen document naar uw netwerkcomputer downloaden. Klik op de pijl van de vervolgkeuzelijst in de rechterbovenhoek (zie "Een document naar uw computer downloaden" op pagina 191). Een documentenvak zoeken controleer dan het taaktype van het document. 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld 7. Klik op Vak. 8. Voer de naam van het documentenvak dat u wilt zoeken in het zoekveld. 9. Klik op 10. Klik op Downloaden. 11. Selecteer de juiste optie in het pop-upvenster dat verschijnt. U kunt het document direct openen of opslaan. . De zoekresultaten verschijnen. Een document naar uw computer downloaden U kunt een opgeslagen document naar uw netwerkcomputer downloaden. 1. Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser. 2. Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in. (Voorbeeld, http://123.123.123.123) 3. Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™ Web Service. U kunt indien nodig de taal wijzigen in de rechterbovenhoek van SyncThru™ Web Service. 4. Klik op Aanmelding. Het venster Aanmelding wordt geopend. 5. Voer het ID en wachtwoord in. Selecteer een domein bij uw aanmelding op het apparaat. 6. Klik op Aanmelding. Als u de SyncThru™ Web Service gedurende vijf minuten niet gebruikt, wordt u automatisch afgemeld 7. Klik op Vak. 8. Selecteer het vak waarin het document zit dat u wilt downloaden. Vervolgens klikt u op Bestanden bladeren. 9. Selecteer het document dat u wilt downloaden. Vervolgens klikt u op Downloaden naar pc. Het venster Downloaden naar pc wordt geopend. Afhankelijk van het taaktype van het geselecteerde document kunt u deze functie niet gebruiken. Als bij het selecteren van een document de optie Downloaden naar pc niet actief is, Documentenvak_ 191 Handige hulpprogramma’s 10. Dit hoofdstuk is een inleiding tot de meegeleverde handige hulpprogramma’s opdat u de mogelijkheden van uw apparaat ten volle kunt benutten. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • Het programma Smart Panel gebruiken Smarthru Office • Het programma Smart Panel gebruiken Smart Panel is een programma dat de status van de printer controleert en u daarvan op de hoogte houdt. U kunt er ook de instellingen van het apparaat mee aanpassen. In Windows en Macintosh wordt Smart Panel automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert. Voor Linux kunt u Smart Panel op de Samsung-website (www.samsung.com/printer) downloaden en vervolgens installeren. Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem. Het programma Smart Panel toont de huidige status van de printer, het resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en een boel andere gegevens. U kunt ook de instellingen wijzigen. Dit zijn de systeemvereisten om dit programma te gebruiken: • Het apparaat en uw computer moeten op een netwerk zijn aangesloten. • Windows. Ga na welke Windows-versie(s) compatibel is (zijn) met uw apparaat. • Mac OS X 10.3 of hoger • Linux. Ga na welke Linux-versies compatibel zijn met uw apparaat. • Internet Explorer 5.0 of hoger voor Flash-animaties in HTML Help. De exacte naam van uw printermodel vindt u op de meegeleverde cd-rom. Informatie over Smart Panel Als er een fout optreedt tijdens het afdrukken kunt u de fout controleren in Smart Panel. U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het pictogram voor Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows) of in het systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de statusbalk (Mac OS X). Windows Dubbelklik op dit pictogram in Windows. Macintosh Dubbelklik op dit pictogram in Mac OS X. Linux Dubbelklik op dit pictogram in Linux. • Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. Gebruikersha ndleiding Het hoofdstuk probleemoplossing vindt u in de gebruikershandleiding. 1 2 Als u een Windows-gebruiker bent, kunt u de toepassing starten door in het Start menu de optie Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > uw naam van uw printerstuurprogramma > Smart Panel te selecteren. • Tonerniveau Als u al meer dan een Samsung-apparaat hebt geïnstalleerd, selecteert u eerst het gewenste printermodel zodat u het bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken. Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer uw apparaat. Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze gebruikershandleiding worden getoond kunnen verschillen Deze knop verandert in Probleemoplossingsgids als er een fout optreedt. Instelling printer 3 Handige hulpprogramma’s_ 192 Hiermee configureert u verschillende apparaatinstellingen in het venster Hulpprogramma Printerinstellingen. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. Als u uw apparaat met een netwerk verbindt, verschijnt het venster SyncThru™ Web Service in plaats van het venster Hulpprogramma Printerinstellingen. 4 5 Instelling stuurprogram ma Geef alle apparaatopties die u nodig hebt op in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Deze functie is alleen beschikbaar in Windows (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). Lade-informa tie Hier ziet u de papiercapaciteit van elke lade, de papiergrootte in de lades en de resterende hoeveelheid papier in de lades. 3. Klik op Voltooien. SmarThru Office gebruiken Scannen 1. Klik op het pictogram SmarThru Office in het systeemvak van de Windows-taakbalk om SmarThru Office te starten. 2. Klik op het scanpictogram om het scanvenster te openen. 3. Het venster Scaninstelling verschijnt. De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de gewenste instellingen in het venster Opties. Smarthru Office Op de meegeleverde cd-rom met software vindt u SmarThru Office. SmarThru Office biedt een aantal handige functies voor het gebruik van uw apparaat. SmarThru Office starten Voer de volgende stappen uit om SmarThru Office te starten: 1. zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op de juiste wijze zijn aangesloten op een netwerk. 2. Na de installatie van SmarThru Office wordt het pictogram voor SmarThru Office weergegeven op het bureaublad. 3. Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office. Dit menu toont snelknoppen voor een aantal functies. De snelknoppen zijn: Categorieën, Ringband, Levenscyclus, Scannen en tekstherkenning en Herstellen en verbeteren. U kunt dit menu uitschakelen door "Dit dialoogvenster niet meer weergeven" aan te vinken. Scanner selectere n Hiermee kunt u de scanner selecteren. 1 2 Profiel selectere n Hiermee kunt u de instellingen voor regelmatig toekomstig gebruik opslaan. Klik op Nieuw profiel om de instelling op te slaan. 3 Scaninst ellingen U kunt de instellingen voor Scanformaat en Papierinvoer aanpassen. Scannen naar Hiermee kunt u de instellingen voor Bestandsnaam en de locatie voor het verzenden van gescande gegevens aanpassen. 4 4. SmarThru Office wordt geopend. Voor meer informatie klikt u op Help > SmarThru Office Help. Het venster SmarThru Office Help verschijnt; de schermhulpfunctie wordt op het programma SmarThru Office weergegeven. Klik op het pictogram SmarThru Office in het systeemvak van de Windows-taakbalk om SmarThru Office te starten. Volg de onderstaande stappen om de installatie van SmarThru Office ongedaan te maken. Sluit alle toepassingen op de computer voor u het programma verwijdert. 1. Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s > SmarThru Office > Deïnstallatie. 2. Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, leest u de verklaring en klikt u op OK. Klik op de knop Geavanceerd om meer scanopties in te stellen. 4. Geef de scaninstellingen op en klik op Scannen. Afdrukken 1. Klik op het SmarThru-pictogram in de taakbalk van Windows om het opstartprogramma van SmarThru Office te activeren. 2. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken. 3. Klik op het afdrukpictogram om het afdrukvenster te openen. 4. Selecteer het apparaat dat u voor afdrukken wilt gebruiken. 5. Klik op Afdrukken om de afdruktaak te starten. Faxen 1. Klik op het SmarThru-pictogram in de taakbalk van Windows om het opstartprogramma van SmarThru Office te activeren. 2. Selecteer de bestanden die u wilt faxen. 3. Klik op het faxpictogram Handige hulpprogramma’s_ 193 om het faxvenster te openen. Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator 4. Klik op Start om de afdruktaak te starten. Verzenden naar FTP U kunt bestanden uploaden naar de FTP-server terwijl u met SmarThru Office werkt. 1. 2. 3. 4. 5. Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office op uw bureaublad. Selecteer een map in Windows-mappen. Selecteer in het rechterpaneel de bestanden die u wilt opladen. Selecteer Bestand > Verzenden naar > Verzenden via FTP. Het venster Verzenden via FTP verschijnt. Vul hierna de FTP-serverinformatie in. 6. Klik op Uploaden. E-mail U kunt e-mails versturen terwijl u met SmarThru Office werkt. U hebt een e-mailclient nodig, zoals Outlook Express, om e-mails te verzenden naar SmarThru Office. De procedure voor het versturen van e-mails kan verschillen afhankelijk van het e-mailclientprogramma dat u gebruikt. 1. 2. 3. 4. Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office op uw bureaublad. Selecteer een map in Windows-mappen. Selecteer in het rechterpaneel de bestanden die u wilt toevoegen. Selecteer Bestand > Verzenden naar > Verzenden via e-mail. Op de meegeleverde cd-rom met software vindt u het pakket Linux Unified Driver om uw apparaat gemakkelijk te kunnen gebruiken op een Linux-computer. Unified Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk bestemd is voor de configuratie van apparaten. Aangezien een apparaat een combinatie van printer en scanner is, biedt de Linux Unified Driver Configurator logisch gegroepeerde opties voor printer- en scannerfuncties. Het is ook mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen om de toegang tot een MFP-printer en -scanner via één I/O-kanaal te regelen. U kunt ook een aantal MFP-apparaten controleren via snelle parallelle ECP-poorten en USB tegelijkertijd. Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt automatisch het Linux Unified Driver Configurator-pictogram op uw bureaublad geplaatst. De Unified Driver Configurator openen 1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad. U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken en Samsung Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren. 2. Klik op de knoppen links om het overeenkomstige configuratievenster te openen. Als Wizard Internetverbinding verschijnt, moet u de instellingen van uw e-mailaccount te configureren. 5. Er verschijnt een e-mailclient. 6. Voer de vereiste gegevens in en verstuur uw e-mail. 1 Configuratie van de printer 2 Configuratie van de scanner 3 Configuratie van de poorten Klik op Help voor schermhulp. 3. Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified Driver Configurator te sluiten. Handige hulpprogramma’s_ 194 Printers configuration Het tabblad Classes Printers configuration telt twee tabbladen: Printers en Classes. Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen weergegeven. Het tabblad Printers Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te geven. 1 Schakelt naar Printers configuration. 2 Toont alle geïnstalleerde apparaten. 3 Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw apparaat weergegeven. 1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer. 2 Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten in de klasse aan. • • • De bedieningsknoppen van de printer zijn: • Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten. • Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe. • Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat. • Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als standaardapparaat. • Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten. • Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt. • Properties: hiermee kunt u de printereigenschappen weergeven en wijzigen. Refresh: vernieuwt de lijst met klassen. Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen. Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde apparaatklasse. Scanners configuration In dit venster kunt u de status van scanners controleren, een lijst met geïnstalleerde apparaten van Samsung weergeven, eigenschappen van apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen. 1 Schakelt naar Scanners configuration. 2 Toont alle geïnstalleerde scanners. Handige hulpprogramma’s_ 195 3 • Toont de leverancier, de modelnaam en het type van de scanner. Properties: hiermee kunt u scaneigenschappen wijzigen en een document scannen. Ports configuration In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een afgebroken taak. • • 1 Schakelt naar Ports configuration. 2 Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer. 3 Hiermee geeft u poorttype, aangesloten apparaat en status weer. Refresh: hiermee kunt u de lijst met beschikbare printers vernieuwen. Release port: hiermee kunt u geselecteerde poort vrijgeven. Poorten tussen printers en scanners delen Uw apparaat kan via een parallelle of USB-poort op een hostcomputer worden aangesloten. Aangezien het MFP-apparaat uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner), moet de toegang van gebruikerstoepassingen tot deze apparaten via de enige I/O-poort op de juiste manier gebeuren. Het Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een geschikt mechanisme voor het delen van poorten dat wordt gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma’s van Samsung. De stuurprogramma’s benaderen de apparaten via zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFP-poort kan worden bekeken in Ports configuration. Door poorten te delen voorkomt u dat u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl een ander blok in gebruik is. Wij raden u sterk aan Unified Driver Configurator te gebruiken als u een nieuw apparaat op uw systeem installeert. In dat geval wordt u gevraagd een I/O-poort voor het nieuwe apparaat te kiezen. Met deze keuze stelt u de meest geschikte configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de scannerstuurprogramma’s zodat de juiste instellingen standaard worden toegepast. Handige hulpprogramma’s_ 196 Problemen oplossen 11. In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • Toner herverdelen De tonercassette vervangen Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick en laders van beeldeenheden De beeldeenheid vervangen De cassette voor gebruikte toner vervangen • • • • • Toner herverdelen Vastgelopen originelen verwijderen Tips om papierstoringen te voorkomen Papierstoringen verhelpen Informatie over displaymeldingen Andere problemen oplossen 2. Haal de betreffende tonercassette uit het apparaat. Als de tonercassette bijna leeg is: • verschijnen er witte strepen of lichtere vlekken op de afdruk, • verschijnt de melding Bereid nieuwe tonercassette voor op het display, • de Status-LED knippert rood. In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette te herverdelen. Soms blijven die witte strepen of lichtere gebieden voorkomen, zelfs nadat de toner is herverdeeld. Klik op deze koppeling (link) om een animatie over het herverdelen van de toner te bekijken. 1. Open de voorklep. 3. Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner in de cassette gelijkmatig te verdelen. Er kunnen tonerdeeltjes vrijkomen in het apparaat, maar dit betekent niet dat het apparaat beschadigd is. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er zich problemen met de afdrukkwaliteit voordoen. Problemen oplossen_ 197 Krijgt u per ongeluk toner op uw kledij, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof. 4. Neem de tonercassette en plaats ze op één lijn met de corresponderende opening in het apparaat. Steek deze terug totdat deze op zijn plaats wordt vergrendeld. De tonercassette vervangen Als de tonercassette volledig leeg is • De status-LED licht rood op en het scherm toont de foutmelding dat de tonercassette moet worden vervangen. • Verschijnt de melding Einde van gebruiksduur. Plaats nieuwe tonercassette op het display. • Het apparaat stopt met afdrukken en inkomende faxberichten worden opgeslagen in het geheugen. • Controleer het type tonercassette van uw apparaat. Model SCX-8030 Series SCX-8040 Series 5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is. Gemiddeld aantal afdrukken1 Benaming van onderdeel Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette: 20 000 standaardpagina’s MLT-K607S Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette: 35 000 standaardpagina’s MLT-K606S Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette: 20 000 standaardpagina’s MLT-K607S Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette: 35 000 standaardpagina’s MLT-K606S 1. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig met 6% dekking. Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u de tonercassette kunt vervangen. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. Problemen oplossen_ 198 1. Open de voorklep. 4. Trek voorzichtig de afdichtingstape van de tonercassette. 5. Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner in de cassette gelijkmatig te verdelen. Krijgt u per ongeluk toner op uw kledij, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof. 2. Haal de betreffende tonercassette uit het apparaat. 6. Neem de tonercassette en plaats ze op één lijn met de corresponderende opening in het apparaat. Steek deze terug tot deze op zijn plaats vergrendeld. 3. Haal de nieuwe tonercassette uit de verpakking. Problemen oplossen_ 199 7. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is. 1. Open de voorklep. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. 2. Duw de vergrendelingshendel omhoog. Verwijder vervolgens de cassette voor gebruikte toner. Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick en laders van beeldeenheden De papier-stofverwijderingsstick en de lader van de beeldeenheid moeten na een bepaald aantal afdrukken worden gereinigd. Als de melding om de lader te reinigen verschijnt, moet u eerst de papier-stofverwijderingsstick reinigen. Daarna de lader. Het moment waarop de melding verschijnt is afhankelijk van omgevingsfactoren zoals hoogte, temperatuur, vochtigheid, etc. Om de afdrukkwaliteit te behouden, moet u de papier-stofverwijderingsstick en de lader reinigen. Na het reinigen zal de melding automatische verdwijnen. Volg de onderstaande reinigingsprocedure. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over het verwijderen van papierstof en het reinigen van de lader van beeldeenheden. Problemen oplossen_ 200 3. Haal de papier-stofverwijderingsstick uit het apparaat. 4. Verwijder het papierstof. 5. Plaats opnieuw de papier-stofverwijderingsstick in het apparaat. 6. Trek de desbetreffende laderreiniger volledig uit, zoals hieronder afgebeeld. Trek niet te hard aan de laderreiniger opdat deze niet volledig loskomt van het apparaat. Dit kan het apparaat beschadigen. Problemen oplossen_ 201 7. Trek de desbetreffende laderreiniger volledig uit, zoals hieronder afgebeeld. Herhaal stappen 6 en 7 meer dan vijf keer. 8. Schuif de cassette voor gebruikte toner erin tot ze vastklikt. 9. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is. Als de melding nog steeds verschijnt, herhaal dan opnieuw de stappen 6 en 7. Problemen oplossen_ 202 De beeldeenheid vervangen 2. Duw de vergrendelingshendel omhoog. Verwijder vervolgens de cassette voor gebruikte toner. Als de levensduur van de beeldeenheid volledig verstreken is. • De status-LED licht rood op en het scherm toont de foutmelding dat de beeldeenheid moet worden vervangen. • Verschijnt de melding Einde van gebruiksduur. Plaats nieuwe beeldeenheid op het display. • Controleer het type beeldeenheid van uw apparaat. Gemiddeld aantal afdrukken1 Model Benaming van onderdeel SCX-8030 Series Ong. 100 000 pagina’s MLT-R607K SCX-8040 Series Ong. 100 000 pagina’s MLT-R607K 1. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig met 6% dekking. Dit betekent dat de beeldeenheid vervangen moet worden. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u de beeldeenheid kunt vervangen. 1. Open de voorklep. 3. Open de klep rechts. Problemen oplossen_ 203 4. Trek de beeldeenheid uit het apparaat. 6. Trek de OPC-beschermingsmat uit. Krijgt u per ongeluk toner op uw kledij, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof. 5. Haal de nieuwe beeldeenheid uit de verpakking. • Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de beeldeenheid. • Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan licht om schade te voorkomen. Bedek de printercassette indien nodig met een stuk papier om ze te beschermen. 7. Verwijder de verpakkingstape. Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om de beeldeenheid uit de verpakking te halen. U zou het oppervlak van de beeldeenheid kunnen beschadigen. Problemen oplossen_ 204 8. Trek de rubberen stop eruit. 11. Sluit de klep rechts. 9. Verwijder het papier dat het oppervlak van de beeldeenheid beschermt. 12. Schuif de cassette voor gebruikte toner erin tot ze vastklikt. 10. Houd de hendels van de nieuwe beeldeenheid vast en duw tegen de beeldeenheid tot ze vastklikt. Problemen oplossen_ 205 De cassette voor gebruikte toner vervangen 13. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is. Wanneer de levensduur van de cassette voor gebruikte toner verlopen is, verschijnt op het beeldscherm de foutmelding om de cassette voor gebruikte toner te vervangen. Model Gemiddeld aantal afdrukken1 Benaming van onderdeel SCX-8030 Series Ong. 300 000 pagina’s MLT-W606 SCX-8040 Series Ong. 300 000 pagina’s MLT-W606 1. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig met 6% dekking. Dit betekent dat de beeldeenheid vervangen moet worden. 1. Open de voorklep. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. Problemen oplossen_ 206 2. Duw de vergrendelingshendel omhoog. Verwijder vervolgens de cassette voor gebruikte toner. 5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is. 3. Haal een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking. 4. Schuif de nieuwe cassette voor gebruikte toner in tot ze op haar plaats zit. Problemen oplossen_ 207 Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. Vastgelopen originelen verwijderen 3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI. Als een origineel vastloopt in de dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display. Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen. Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI. 2. Open de klep van de DADI. 4. Sluit de klep van de DADI. Problemen oplossen_ 208 Het origineel is in de scanner vastgelopen Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied. 4. Open de DADI. 1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI. 2. Open de klep van de DADI. 5. Open de klep boven de DADI. 3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI. Problemen oplossen_ 209 6. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het invoergebied door er voorzichtig met beide handen aan te trekken. Origineel vastgelopen tijdens het omkeren van het papier in de scanner Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI. 2. Open de klep van de DADI. 7. Sluit de klep bovenaan van de DADI en de DADI. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de DADI. Problemen oplossen_ 210 Er is een origineel vastgelopen vóór het dubbelzijdige pad van de scanner 3. Open de DADI-invoerlade. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI. 2. Open de klep van de DADI. 4. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI. 5. Sluit de DADI-invoerklep en de klep van de DADI. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de DADI. Problemen oplossen_ 211 3. Open de klep bovenaan van dubbelzijdige afdruk. Sluit de klep bovenaan van dubbelzijdige afdruk en de DADI-klep. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de DADI. Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied. 5. Open de DADI. 4. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI. 6. Open de klep boven de DADI. Problemen oplossen_ 212 7. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het invoergebied door er voorzichtig met beide handen aan te trekken. 1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI. 2. Open de klep van de DADI. 3. Open de DADI-invoerlade. 8. Sluit de klep bovenaan van de DADI en de DADI. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de DADI. Het origineel is vastgelopen in het uitvoergebied van de scanner Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Problemen oplossen_ 213 4. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI. 6. Draai het verwijderingswiel van verkeerd ingevoerde papier in de richting van de pijl om het vastgelopen papier te verwijderen. Als het vastgelopen papier niet gemakkelijk te verwijderen is, ga dan verder met de volgende stap. 5. Open de DADI. 7. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI. Problemen oplossen_ 214 8. Sluit de DADI-invoerklep en de klep van de DADI. Plaats de verwijderde originelen opnieuw in de DADI. 3. Open de DADI-invoerlade. Het origineel is vastgelopen in het dubbelzijdige uitvoergebied van de scanner Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI. 2. Open de klep van de DADI. 4. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI. Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied. Problemen oplossen_ 215 5. Open de DADI. 7. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI. 6. Draai het verwijderingswiel voor verkeerd ingevoerde papier in de richting van de pijl om het vastgelopen papier te verwijderen. Als u het vastgelopen papier niet ziet of niet gemakkelijk kunt verwijderen, ga dan verder met de volgende stap. 8. Open de uitvoerladeklep. Problemen oplossen_ 216 Tips om papierstoringen te voorkomen 9. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI. U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende richtlijnen als er een papierstoring optreedt. • Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 37). Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt. • Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken. • Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voor u het in de lade plaatst. • Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier. • Plaats geen verschillende soorten papier in een lade. • Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Instellingen voor lade" op pagina 48). • Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde van de afdrukmedia in de papierlade naar boven en in de multifunctionele lade naar onder is gericht. 10. Sluit de klep van de uitvoerlade, de DADI-invoerlade en de DADI-klep. Plaats de verwijderde originelen opnieuw in de DADI. Problemen oplossen_ 217 Papierstoringen verhelpen 3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. Als er papier is vastgelopen, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het scherm. Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Volg de instructies in de volgende secties om de papierstoring te verhelpen. Papierstoring in lade 1 Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 1. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Het vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd. Ga naar de volgende stap als het papier niet wordt uitgeworpen. 2. Open de klep rechts. Sluit de klep rechts. Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de OPC (Organic photo conductor) te voorkomen. Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied. 4. Open lade 1. Problemen oplossen_ 218 Papierstoring in lade 2 5. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Het vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd. Ga naar de volgende stap als het papier niet wordt uitgeworpen. 2. Open de klep rechts onderaan. 6. Schuif lade1 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat automatisch door met afdrukken. 3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. Problemen oplossen_ 219 Papierstoring in lade 3 Sluit de klep rechts onderaan. Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied. 4. Open lade 2. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer. 5. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 6. Schuif lade 2 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer. Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied. Problemen oplossen_ 220 Papierstoring in lade 4 3. Open lade 3. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer. 4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 5. Schuif lade 3 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer. Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied. Problemen oplossen_ 221 Vastgelopen papier in optionele hogecapaciteitsinvoer 3. Open lade 4. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep rechts onderaan van de optionele hogecapaciteitsinvoer. 4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 5. Schuif lade 4 terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Sluit de klep rechts onderaan van de optionele hogecapaciteitsinvoer. Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied. Problemen oplossen_ 222 Vastgelopen papier in multifunctionele lade 3. Trek de hogecapaciteitsinvoerlade uit. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Als het papier niet op de juiste wijze werd ingevoerd, trekt u het uit het apparaat. 4. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat. 2. Open en sluit de voorklep om verder te gaan met afdrukken. 5. Schuif de hogecapaciteitsinvoerlade terug in het apparaat tot ze vastklikt. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Problemen oplossen_ 223 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 1) 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 1. Open de klep rechts. 3. Sluit de klep rechts. Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de OPC (Organic photo conductor) te voorkomen. Problemen oplossen_ 224 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 2) Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 3) Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep rechts onderaan. 1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 3. Sluit de klep rechts onderaan. 3. Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer. Problemen oplossen_ 225 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 4) Vastgelopen papier in het apparaat (detectie van vastgelopen papier) Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 1. Open de klep rechts. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 3. Sluit de klep rechts onderaan van de dubbele cassette-invoer. 3. Sluit de klep rechts. Problemen oplossen_ 226 Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de OPC (Organic photo conductor) te voorkomen. Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen papier bij fixeeruitvoer) Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 3. Sluit de klep rechts. Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de OPC (Organic photo conductor) te voorkomen. Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen papier bij fixeeruitvoer) Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 1. Open de klep rechts. 1. Open de klep rechts. 2. Open de klep van de fixeereenheid. 2. Door de hendel meerdere malen in te drukken. Verwijder vervolgens het vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar buiten te trekken. Problemen oplossen_ 227 3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 1. Open de klep rechts. 4. Sluit de bovenklep. 5. Sluit de klep rechts. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de OPC (Organic photo conductor) te voorkomen. Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig retour) Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 3. Sluit de klep rechts. Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de OPC (Organic photo conductor) te voorkomen. Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 1) Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Problemen oplossen_ 228 Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 1. Open de klep rechts. Papierstoring in het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 2) Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 1. Open de klep rechts. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 3. Sluit de klep rechts. Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de OPC (Organic photo conductor) te voorkomen. 3. Sluit de klep rechts. Problemen oplossen_ 229 Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de OPC (Organic photo conductor) te voorkomen. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. Papierstoring onderaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdige registratie) Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 1. Open de klep rechts. 3. Sluit de klep rechts. Sluit zo snel mogelijk de rechterklep om schade door licht aan de OPC (Organic photo conductor) te voorkomen. Problemen oplossen_ 230 Papierstoring in het uitvoergebied (storing uitvoer voorkant omlaag) Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Het vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd. Als het vastgelopen papier niet gemakkelijk te verwijderen is, ga dan verder met de volgende stap. 2. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade. Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de bovenste lade Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. Vastgelopen papier verwijderen in de taakscheider verloopt op dezelfde manier als het verwijderen van vastgelopen papier in het uitvoergebied. 3. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid. Problemen oplossen_ 231 Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de bovenste lade Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de hoofdlade Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid. 1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 3. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid. 3. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid. Problemen oplossen_ 232 Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de hoofdlade 3. Til de bovenste lade op. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid. 4. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid. Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied. Problemen oplossen_ 233 Papierstoring in de afwerkeenheidbrug 5. Plaats de bovenste lade terug op haar oorspronkelijke positie. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Til het brugdeksel op en houd het vast. 6. Open en sluit de klep aan de voorzijde van de afwerkeenheid. De printer gaat automatisch door met afdrukken. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig naar buiten te trekken. Problemen oplossen_ 234 3. Open en sluit de klep aan de voorzijde van de afwerkeenheid. De printer gaat automatisch door met afdrukken. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig naar buiten te trekken. Papierstoring in de invoer van de afwerkeenheid 3. Open en sluit de klep aan de voorzijde van de afwerkeenheid. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Til het brugdeksel op en houd het vast. Problemen oplossen_ 235 Papierstoring bij perforeerder of afwerkeenheid Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. Papierstoring in de invoer van de boekjes-maker (uitsluitend bij de boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen) Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de klep bovenaan van de afwerkeenheid. 1. Open de voorklep van de afwerkeenheid. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 2. Til het brugdeksel op en houd het vast. 3. Sluit de klep bovenaan van de afwerkeenheid. Problemen oplossen_ 236 3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig naar buiten te trekken. Papierstoring in de boekjes-maker (uitlsuitend bij de boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen) Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de voorklep van de afwerkeenheid. 4. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid. 2. Verwijder de boekjesmaker. Problemen oplossen_ 237 3. Til de boekjesingangsgeleider omhoog en houd deze vast. 5. Plaats de boekjesmaker. 4. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 6. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid. Problemen oplossen_ 238 Papierstoring vóór de boekjesvouwer (uitsluitend bij de boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen) 3. Draai het meswiel enkele keren in de richting van de pijl. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de voorklep van de afwerkeenheid. 4. Open de klep van de boekjes-maker. 2. Verwijder de boekjesmaker. Problemen oplossen_ 239 5. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 7. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. 8. Plaats de boekjesmaker. 6. Draai het vouwwiel in de richting van de pijl tot u het vastgelopen papier kunt verwijderen. 9. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid. Problemen oplossen_ 240 Papierstoring na de boekjesvouwer (uitsluitend bij de 3 250 vellen boekjes-afwerkeenheid) 3. Draai het meswiel enkele keren in de richting van de pijl. Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u vastgelopen papier moet verwijderen. 1. Open de voorklep van de afwerkeenheid. 4. Draai het vouwwiel in de richting van de pijl tot u het vastgelopen papier kunt verwijderen. 2. Verwijder de boekjesmaker. Problemen oplossen_ 241 5. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken. Informatie over displaymeldingen Op het display worden berichten weergegeven om de status van het apparaat of fouten aan te geven. Sommige foutmeldingen worden geïllustreerd met afbeeldingen om u te helpen bij de oplossing van het probleem. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp indien nodig het probleem. De berichten en de verklaringen staan in alfabetische volgorde. • Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Als u contact opneemt met de klantenservice is het nuttig dat u het bericht op het display doorgeeft. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige meldingen mogelijk niet op het display. [ladenummer] geeft het ladenummer aan. [mediatype] geeft het mediatype aan. [mediaformaat] geeft het papierformaat aan. [foutnummer] geeft het foutnummer aan. • • • • • • 6. Plaats de boekjesmaker. 7. Sluit de voorklep van de afwerkeenheid. Voorgestelde oplossingen Bericht Betekenis Storing ventilatie-aandrijvi ng [foutnummer]:Ope n en sluit de klep. Er is een probleem in de ventilator. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Storing signaal ventilatieaandrijvin g. [foutnummer]:Ope n en sluit de klep. Er is een probleem in de ventilator. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Storing aandrijfmotor [foutnummer]:Ope n en sluit de klep. Er is een probleem met de motor. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Storing aandrijfsensor [foutnummer]:Ope n en sluit de klep. Er is een probleem in de sensor. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Storing ADI-systeem [foutnummer]:Nee m contact op met klantend. als probl. zich blijft voordoen. Er is een probleem in de dubbele automatische documentinvoer. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Problemen oplossen_ 242 Bericht Betekenis Fout boekjesmaker [foutnummer]:Ope n en sluit de klep. Er is een probleem in de boekjes-maker. Voorgestelde oplossingen Open en sluit de klep aan de voorzijde van de boekjes-afwerkeenheid. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Probleem [foutnummer] met de beeldeenheid. Installeer beeldeenheid opnieuw. Er is een probleem met de beeldeenheid. Storing [kleur] beeldeenheid [foutnummer]:Ope n en sluit de klep. Er is een probleem met de beeldeenheid. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Probl. [foutnummer] met beeldeenheid. Zet het apparaat uit weer aan. Er is een probleem met de beeldeenheid. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. De beeldeenheid is niet compatibel. Raadpleeg de gebruikershandlei ding. De beeldeenheid die u hebt geïnstalleerd, is niet geschikt voor uw apparaat. Plaats een originele beeldeenheid van Samsung die speciaal is ontworpen voor uw apparaat (zie "Controleer het type beeldeenheid van uw apparaat." op pagina 203). Er is geen beeldeenheid geplaatst. Plaats er een. De beeldeenheid is niet of niet goed geïnstalleerd. Beeldeenheid is geen origineel Samsung-onderde el. Raadpleeg de gebruikershandlei ding. De beeldeenheid die u hebt geïnstalleerd, is niet geschikt voor uw apparaat. Oplader van de beeldeenheid moet worden gereinigd. Reinig de eenheid. Na een gespecificeerd aantal afdrukken moet de lader van de beeldeenheid worden gereinigd. Herinstalleer de beeldeenheid. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Installeer de beeldeenheid. Als de beeldeenheid al is geïnstalleerd, installeert u deze opnieuw. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Installeer een originele beeldeenheid van Samsung die speciaal is ontworpen voor uw apparaat (zie "Controleer het type beeldeenheid van uw apparaat." op pagina 203). Reinig de lader van de beeldeenheid (zie "Het reinigen van papier-stofverwijderingsst ick en laders van beeldeenheden" op pagina 200). Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Probl. [foutnummer] met LSU. Zet app. uit en aan. Er is een probleem met de LSU (Laser Scanning Unit). Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Probl. [foutnummer] met zw. TC. Instal. zw. TC opnieuw. Er is een probleem in de tonercassette. Installeer de tonercassette opnieuw. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Probl. [foutnummer] met zw. TC. Instal. zw. TC opnieuw.. De tonercassette die u hebt geplaatst is niet geschikt voor uw apparaat. Installeer een originele tonercassette van Samsung die speciaal is ontworpen voor uw apparaat (zie "Controleer het type tonercassette van uw apparaat." op pagina 198). Probleem [foutnummer] met de zwarte tonercassette. Open en sluit de klep.. De tonercassette levert onvoldoende toner. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Of controleer of de afdichtingstape van de tonercassette verwijderd is (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 198). Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. De casset. met zwarte ton. is niet compat. Raadpleeg de handleiding. De tonercassette die u hebt geplaatst is niet geschikt voor uw apparaat. Installeer een originele tonercassette van Samsung die speciaal is ontworpen voor uw apparaat (zie "Controleer het type tonercassette van uw apparaat." op pagina 198). Er is geen cassette met zwarte toner geplaatst. Plaats er een. De tonercassette is niet of niet goed geïnstalleerd. Plaats een tonercassette. Indien geïnstalleerd, probeer de tonercassette opnieuw te installeren. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Probl. [foutnummer] met DCF-syst. Control. interne DCF-verbind. Er is een probleem in de dubbele capaciteitsinvoer. Open en sluit de dubbele capaciteitsinvoer of controleer de verbinding van de dubbele capaciteitsinvoer met het apparaat. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Problemen oplossen_ 243 Voorgestelde oplossingen Bericht Betekenis Storing DCF-systeem [foutnummer]:Ope n en sluit [ladenummer]. Er is een probleem in de dubbele capaciteitsinvoer. Open en sluit de lade. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Einde van gebruiksduur. Plaats nieuwe zwarte beeldeenheid De levensduur van de beeldeenheid is verlopen. Vervang de beeldeenheid met een originele beeldeenheid van Samsung (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 203). Zwarte TC leeg, plaats nieuwe. De tonercassette is leeg. Het apparaat stopt met afdrukken. Er kan een kleine hoeveelheid toner achterblijven in de cassette, zelfs wanneer het apparaat het afdrukken stopt. Dit bericht verschijnt als de toner op is, en de printer stopt met afdrukken. Vervang de tonercassette door een originele tonercassette van Samsung (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 198). Einde gebruiksduur. Plaats een nieuwe fixeereenheid. De levensduur van de fixeereenheid is verlopen. Neem contact op met de klantenservice. Storing engine-systeem [foutnummer]:Ope n en sluit de klep. Er is een probleem in het motorsysteem. Open de klep aan de voorzijde en sluit ze weer. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Probl. [foutnummer] met motorsyst. Zet app. uit en aan. Er is een probleem in het motorsysteem. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Faxmodemkaart niet geplaatst. Plaats de kaart. De optionele faxkit is niet geïnstalleerd. Installeer de optionele faxkit. Indien geïnstalleerd, probeer de optionele faxkit opnieuw te installeren. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Probleem [foutnummer] met het faxsysteem. Zet het apparaat uit en weer aan. Er is een probleem in het faxsysteem. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen FDI-apparaat niet geïnstalleerd. Installeer het apparaat. De FDI optionele FDI-kit is niet geïnstalleerd. Installeer de optionele FDI-kit. Indien geïnstalleerd, probeer de optionele FDI-kit opnieuw te installeren. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. De invoerklep staat open. Sluit klep. De klep is niet goed gesloten. Sluit de klep goed tot ze vastklikt. Klep afw.eenheid staat open. Sluit klep. De klep van de afwerkeenheid is niet goed vergrendeld. Sluit de klep goed tot ze vastklikt. Probleem met de afwerkeenheid [foutnummer]:Ope n en sluit de klep. Er is een probleem in de afwerkeenheid. Open en sluit de klep van de afwerkeenheid. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Probleem met de afwerkeenheid: [foutnummer]. Zet het apparaat uit en weer aan. Er is een probleem in de afwerkeenheid. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Storing afwerksysteem [foutnummer]:Ope n en sluit de klep. Er is een probleem in de afwerkeenheid. Open en sluit de klep van de afwerkeenheid. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Probl. [foutnummer] met afwerksyst.Zet app. uit en aan. Er is een probleem in de afwerkeenheid. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Voorklep staat open. Sluit klep. De klep is niet goed gesloten. Sluit de klep goed tot ze vastklikt. Probleem [foutnummer] met de fixeereenheid. Zet het apparaat uit en weer aan. Er is een probleem met de fixeereenheid (fuser). Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. De fuser is niet compatibel. Raadpleeg de gebruikershandlei ding. De fixeereenheid die u hebt geïnstalleerd, is niet geschikt voor uw apparaat. Installeer een originele fixeereenheid van Samsung die speciaal is ontworpen voor uw apparaat. De fuser is niet juist geplaatst. Plaats de fuser op de juiste wijze. De fixeereenheid is niet goed geïnstalleerd. Installeer de fixeereenheid opnieuw. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Problemen oplossen_ 244 Voorgestelde oplossingen Bericht Betekenis Storing HCF [foutnummer]:Ope n en sluit HCF. Er is een probleem in de hogecapaciteitsinvoer . Open en sluite de hogecapaciteitsinvoer. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. HCF is geopend. Sluit de lade. De hogecapaciteitsinvoer is niet goed vergrendeld. Sluit de hogecapaciteitsinvoer tot hij vastklikt. HDD is bijna vol-1. Raadpleeg de handleiding. De harde schijf van het apparaat is bijna vol. Controleer Adresboek of Gebruikersprofiel. Verwijder indien nodig ongebruikte gegevens van Adresboek of Gebruikersprofiel. HDD is bijna vol-2. Raadpleeg de handleiding. De harde schijf van het apparaat is bijna vol. Controleer Doc.vak of Beveiligde taak in Job Status. Verwijder indien nodig ongebruikte gegevens van Doc.vak of Beveiligde taak. HDD is bijna vol-3. Raadpleeg de handleiding. De harde schijf van het apparaat is bijna vol. Controleer Systeemlogboek onder Beveiliging in SyncThru™ Web Service. Verwijder indien nodig de gegevens in Systeemlogboek. HDD is bijna vol-4. Raadpleeg de handleiding. De harde schijf van het apparaat is bijna vol. • • Druk de afdruktaken in de wachtrij af of verwijder deze. U kunt de afdruktaken controleren door Job Status in te drukken (zie "Knop Job Status" op pagina 29). Druk de ontvangen faxtaken in Veilig ontvangen af of verwijder ze (zie "Ontvangen in veilige ontvangstmodus" op pagina 123). HDD is bijna vol-5. Raadpleeg de handleiding. De harde schijf van het apparaat is bijna vol. Er is een probleem in het apparaat. Controleer het foutbericht op het display en los het probleem op. HDD is bijna vol-6. Raadpleeg de handleiding. De harde schijf van het apparaat is bijna vol. Er is een probleem in het apparaat. Controleer het foutbericht op het display en los het probleem op. Voorgestelde oplossingen Bericht Betekenis Probl. [foutnummer] met vasteschijfsyst. Zet app. uit en aan. Er is een probleem in de vaste schijf. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. ICON-apparaat niet geïnstalleerd. Installeer het apparaat. Het beeldconversie-appar aat is niet geïnstalleerd. Installeer het beeldconversie-apparaat. Indien geïnstalleerd, probeer het beeldconversie-apparaat opnieuw te installeren. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Storing invoersysteem [foutnummer]:Cont roleer HCF-verbinding. Er is een probleem in de hogecapaciteitsinvoer . Open en sluit de hogecapaciteitsinvoer of controleer de verbinding van de hogecapaciteitsinvoer met het apparaat. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Probleem [foutnummer] met het invoersysteem. Open en sluit [ladenummer]. Er is een probleem in de lade. Open en sluit de lade. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Storing MSOK-systeem. [foutnummer]:Zet app. uit en aan. Er is een probleem in het motorsysteem. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. De netwerkkabel is losgekoppeld. Controleer dit probleem. Het apparaat is niet verbonden met een netwerkkabel. Verbind uw printer met het netwerk door middel van een standaard netwerkkabel. Invoerklep staat open. Sluit de klep. De klep is niet goed gesloten. Sluit de klep goed tot ze vastklikt. Origin. vastgel. in uitv.gebied van scanner. De originelen zijn vastgelopen in de dubbelzijdige automatische documentinvoer. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Het origineel is vastgelopen in het uitvoergebied van de scanner" op pagina 213). Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner De originelen zijn vastgelopen in de dubbelzijdige automatische documentinvoer. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner" op pagina 208). Problemen oplossen_ 245 Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Het origineel is in de scanner vastgelopen De originelen zijn vastgelopen in de dubbelzijdige automatische documentinvoer. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Het origineel is in de scanner vastgelopen" op pagina 209 of "Er is een origineel vastgelopen vóór het dubbelzijdige pad van de scanner" op pagina 211). Paperstoring bij ingang van boekjesmaker.. Het papier is vastgelopen bij het afdrukken van boekjes. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in de invoer van de boekjes-maker (uitsluitend bij de boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen)" op pagina 236). Uitvoerlade (voorkant omlaag) is vol. Verwijder de afdrukken. De uitvoerlade (voorkant omlaag) is vol. Verwijder het papier uit de uitvoerlade (voorkant omlaag), waarna de printer doorgaat met afdrukken. Papierst. bij ingang van brug van afw.eenh. Het papier is vastgelopen bij het afwerken. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in de afwerkeenheidbrug" op pagina 234 of). Uitvoerlade (voorkant omhoog) is vol. Verwijder de afdrukken. De uitvoerlade (voorkant omhoog) is vol. Verwijder het papier uit de uitvoerlade (voorkant omhoog), waarna de printer doorgaat met afdrukken. Papierstoring aan uitvoer van afwerk. Het papier is vastgelopen bij het afwerken. [ladenummer] is leeg. Vul papier bij.. De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade. MP-lade is leeg. Vul papier bij.. Er is geen papier in de multifunctionele lade. Plaats papier in de multifunctionele lade. [ladenummer] is bijna leeg. Vul papier bij.. Papier in lade raakt op. Plaats papier in de lade. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de bovenste lade" op pagina 232 of "Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de hoofdlade" op pagina 233). Papierstoring na boekjesvouwfuncti e.. Het papier is vastgelopen bij het afdrukken van boekjes. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring na de boekjesvouwer (uitsluitend bij de 3 250 vellen boekjes-afwerkeenheid)" op pagina 241). Papierst. bij uitgang van brug van afw.eenh. Het papier is vastgelopen bij het afwerken. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in de invoer van de afwerkeenheid" op pagina 235). Papierstoring onderaan het duplexpad Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring onderaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdige registratie)" op pagina 230). Papierstoring in het duplexpad. Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 2)" op pagina 229). Papierst. bij retour van duplexpad Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig retour)" op pagina 228). Paperstoring rond perforator van afwerkeenheid. Papierst. bij ingang van afwerkeenheid. Het papier is vastgelopen bij het afwerken. Het papier is vastgelopen bij het afwerken. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring bij perforeerder of afwerkeenheid" op pagina 236). Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in de invoer van de afwerkeenheid" op pagina 235). Problemen oplossen_ 246 Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Papierstoring bovenaan het duplexpad Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 1)" op pagina 228). Papierstoring voor boekjesvouwfuncti e.. Het papier is vastgelopen bij het afdrukken van boekjes. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring vóór de boekjesvouwer (uitsluitend bij de boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen)" op pagina 239). Papierstoring in het uitvoergebied. Er is papier vastgelopen in het uitvoergebied. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in het uitvoergebied (storing uitvoer voorkant omlaag)" op pagina 231). Papierstoring in uitvoergebied of brug van afw. eenh.. Er is papier vastgelopen in het uitvoergebied of bij de afwerkbrug. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in het uitvoergebied (storing uitvoer voorkant omlaag)" op pagina 231 of "Papierstoring in de afwerkeenheidbrug" op pagina 234). Papierstoring in boekjesmaker.. Papierstoring in de afwerkeenheid Papierst. in brug van afw.eenh. Het papier is vastgelopen bij het afdrukken van boekjes. Het papier is vastgelopen bij het afwerken. Het papier is vastgelopen bij het afwerken. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in de boekjes-maker (uitlsuitend bij de boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen)" op pagina 237). Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de bovenste lade" op pagina 231 of "Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de hoofdlade" op pagina 232). Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in de afwerkeenheidbrug" op pagina 234). Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Papierstoring binnenin het apparaat Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 1)" op pagina 224 of "Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 2)" op pagina 225 of "Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 3)" op pagina 225 of "Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 4)" op pagina 226 of "Vastgelopen papier in het apparaat (detectie van vastgelopen papier)" op pagina 226 of "Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen papier bij fixeeruitvoer)" op pagina 227). Papierstoring in lade 1 Er is papier vastgelopen in het invoergedeelte van de lade. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in lade 1" op pagina 218). Papierstoring in lade 2 Er is papier vastgelopen in het invoergedeelte van de lade. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in lade 2" op pagina 219). Papierstoring in lade 3 Er is papier vastgelopen in het invoergedeelte van de lade of van de hogecapaciteitsinvoer . Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in lade 3" op pagina 220 of "Vastgelopen papier in optionele hogecapaciteitsinvoer" op pagina 222). Papierstoring in lade 4 Er is papier vastgelopen in het invoergedeelte van de lade. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoring in lade 4" op pagina 221). Papierstoring in MP-lade Er is papier vastgelopen in het invoergedeelte van de lade. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Vastgelopen papier in multifunctionele lade" op pagina 223). Bereid nieuwe zwarte beeldeenheid voor. De geschatte levensduur van de beeldeenheid is bijna bereikt. Houd een nieuwe beeldeenheid gereed om de oude te vervangen. Problemen oplossen_ 247 Bericht Betekenis Bereid nieuwe cassette met zwarte toner voor. De tonercassette bevat nog een kleine hoeveelheid toner. Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is bijna bereikt. Voorgestelde oplossingen Houd een nieuwe cassette gereed om de oude cassette te vervangen. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 197). Nieuwe fuser voorbereiden. De geschatte levensduur van de fixeereenheid is bijna bereikt. Neem contact op met de klantenservice. Bereid nieuwe transportrol voor. De geschatte levensduur van de transportrol is bijna bereikt. Houd een nieuwe transportroller gereed om de oude te vervangen. Opvangbak van perforator is vol of niet geplaatst. De perforatiesnippercass ette is vol of niet geïnstalleerd. Maak de perforatiesnippercassette leeg. Of installeer de perforatiesnippercassette . Verwijder de afdichttape van de zwarte beeldeenheid en vervang deze. De afdichtingstape van de beeldeenheid is niet verwijderd. Verwijder de afdichtingstape van de beeldeenheid (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 203). Plaats nieuwe beeldeenheid voor zwart. De aangegeven beeldeenheid is bijna aan het einde van de geschatte levensduur. Het apparaat stopt met afdrukken. Vervang de beeldeenheid met een originele beeldeenheid van Samsung (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 203). Plaats een nieuwe fixeereenheid. De levensduur van de fixeereenheid is verlopen. Neem contact op met de klantenservice. Plaats nieuwe transportrol. De levensduur van de transportrol is volledig verstreken. Vervang de transportrol met een originele transportrol van Samsung. Plaats een nieuwe opneemrol voor [ladenummer]. De levensduur van de opneemrol van de lade is volledig verstreken. Vervang de opneemrol van de lade met een originele lade-opneemrol van Samsung. Plaats een nieuwe MP-opneemrol. De levensduur van de MF-opneemrol is volledig verstreken. Vervang de MF-opneemrol met een originele MF-opneemrol van Samsung. De klep is niet goed gesloten. Sluit de klep goed tot ze vastklikt. Rechterklep staat open. Sluit klep. Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Scanner geblokkeerd of een ander probleem. De CCD-vergrendeling (Charged Coupled Device) is geactiveerd. Deactiveer de CCD-vergrendeling. Of schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Scanner Probleem [foutnummer] met het scansysteem. Zet het apparaat uit en weer aan. Er is een probleem in het scansysteem. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Tweede faxmodemkaart niet geplaatst. Plaats de kaart. De tweede optionele Fax Multiline Kit is niet geïnstalleerd. Installeer de optionele Fax Multiline Kit. Indien geïnstalleerd, probeer de optionele Fax Multiline Kit opnieuw te installeren. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Schud de cassette met zwarte toner heen en weer De tonercassette bevat nog een kleine hoeveelheid toner. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 197). Klep zij-invoer staat open. Sluit klep De klep is niet goed gesloten. Sluit de klep goed tot ze vastklikt. Nietcassette is leeg. Plaats een nieuwe. De nietjescassette heeft het einde van haar gebruiksduur bereikt. Dit bericht verschijnt als de nietjescassette volledig leeg is. Vervang de nietjescassette. Nietcassette is bijna leeg. Plaats een nieuwe cassette. De nietjescassette is bijna leeg. De geschatte levensduur van de nietjescassette is bijna bereikt. Houd een nieuwe nietjescassette gereed om de oude cassette te vervangen. Geen nietcassette geplaatst. Plaats een nietcassette in de afwerkeenheid. De nietjescassette is niet of niet goed geïnstalleerd. Installeer de nietjescassette. Indien geïnstalleerd, probeer de nietjescassette opnieuw te installeren. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Nietcassette voor boekjes is leeg. Plaats een nieuwe cassette. De nietjescassette voor boekjes heeft het einde van haar levensduur bereikt. Dit bericht verschijnt als de nietjescassette volledig leeg is. Vervang de nietjescassette. Problemen oplossen_ 248 Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Nietcassette voor boekjes is bijna leeg. Plaats een nieuwe cassette. De nietjescassette van boekjes is bijna leeg. De geschatte levensduur van de nietjescassette is bijna bereikt. Houd een nieuwe nietjescassette gereed om de oude cassette te vervangen. Nietcassette voor boekjes is niet geplaatst. Plaats een cassette. De nietjescassette van boekjes is niet of niet goed geïnstalleerd. Installeer de nietjescassette. Indien geïnstalleerd, probeer de nietjescassette opnieuw te installeren. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Klok teruggezet op starttijd. Stel de tijd opnieuw in. De tijdsinstelling van het apparaat is geïnitialiseerd. Stel de tijdsinstelling in bij Apparaatinst.. Te veel afdrukken in de middelste lade. Verwijder de afdrukken. De middenlade is vol. Verwijder de afdrukken uit de middenlade, waarna de printer doorgaat met afdrukken. Boekjeslade is vol. Verwijder de afdrukken. De boekjeslade is vol. Verwijder de afdrukken uit de boekjeslade, waarna de printer doorgaat met afdrukken. Te veel afdrukken in de lade van de afwerkeenheid. Verwijder de afdrukken. De afwerklade is vol. Verwijder de afdrukken uit de afwerklade, waarna de printer doorgaat met afdrukken. De bovenklep van de scanner staat open De klep van de dubbelzijdige automatische documentinvoer is niet goed vergrendeld. Sluit de klep goed tot ze vastklikt. [ladenummer] staat open. Sluit de lade. De lade is niet goed gesloten. Sluit de lade goed tot ze vastklikt. De klep van [ladenummer] staat open. Sluit de klep. De lade is niet goed gesloten. Sluit de lade goed tot ze vastklikt. Storing UI-systeem [foutnummer]:Zet app. uit en aan. Er is een probleem in het UI-systeem. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Probleem [foutnummer] met het videosysteem. Zet het apparaat uit en weer aan. Er is een probleem in de CPU. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Opvangmotor werkt niet. Aan en uitzetten. Er is een probleem in de afvalmotor. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. De toneropvangbak is bijna vol. Bestel een nieuwe. De geschatte levensduur van de cassette voor gebruikte toner is bijna bereikt. Houd een nieuwe cassette voor gebruikte toner gereed om de oude te vervangen. De toneropvangbak is vol. Vervang de bak. De levensduur van de cassette voor gebruikte toner is bijna verstreken. Vervang de tonerafvalcontainer door een originele tonerafvalcontainer van Samsung (zie "De cassette voor gebruikte toner vervangen" op pagina 206). Er is geen toneropvangbak geplaatst. Plaats er een. De tonerafvalcontainer is niet geïnstalleerd. Installeer de cassette voor gebruikte toner. Indien geïnstalleerd, probeer de tonerafvalcontainer opnieuw te installeren. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Draadloze-netwerk kaart niet geplaatst. Plaats de kaart. De draadloze netwerkkaart is niet geïnstalleerd. Installeer de draadloze netwerkkaart. Indien geïnstalleerd, probeer de draadloze netwerkkaart opnieuw te installeren. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Problemen oplossen_ 249 Andere problemen oplossen Problemen met papierinvoer In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen met de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde tot het probleem is verholpen. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem aanhoudt. Andere mogelijke problemen: • Zie "Problemen met voedings- en kabelverbindingen" op pagina 250. • Zie "Beeldschermprobleem" op pagina 250. • Zie "Problemen met papierinvoer" op pagina 250. • Zie "Afdrukproblemen" op pagina 251. • Zie "Problemen met de afdrukkwaliteit" op pagina 254. • Zie "Problemen met kopiëren" op pagina 257. • Zie "Problemen met scannen" op pagina 258. • Zie "Probleem met Samsung Scanbeheer" op pagina 258. • Zie "Faxproblemen (optioneel)" op pagina 258. • Zie "Veelvoorkomende PostScript-problemen" op pagina 259. • Zie "Veelvoorkomende problemen onder Windows" op pagina 260. • Zie "Veelvoorkomende problemen onder Linux" op pagina 260. • Zie "Veelvoorkomende problemen onder Macintosh" op pagina 262. Toestand Voorgestelde oplossingen Het papier loopt vast tijdens het afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 218). Papier kleeft aan elkaar. • • • • Invoerprobleem met een aantal vellen tegelijk. • • Problemen met voedings- en kabelverbindingen Toestand Het apparaat krijgt geen stroom, of de verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. Voorgestelde oplossingen • Steek de stekker in het stopcontact en zet het apparaat aan (zie "Het apparaat aanzetten" op pagina 26). • Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over het oplossen van problemen met de voeding. • • • Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw (zie "De printerkabel aansluiten" op pagina 27). Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over het oplossen van verbindingsproblemen. Het papier blijft vastlopen. Toestand • • • • Beeldschermprobleem Er wordt niets weergegeven op het beeldscherm. • • Voorgestelde oplossingen • Past de helderheid van het scherm aan. Schakel het apparaat uit en weer in. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. • Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade. Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt. Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit. In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven. Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van dezelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht. Als het papier is vastgelopen doordat er meer vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 218). Verwijder vastgelopen papier in het apparaat. Het papier werd niet goed in de lade geplaatst. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties van het apparaat voldoet. Als een origineel niet wordt ingevoerd in het apparaat, moet het rubbermatje van de DADI mogelijk worden vervangen. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele lade om af te drukken op speciale materialen. U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties van het apparaat voldoet. Er zitten mogelijk materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder eventuele resten. Als een origineel niet wordt ingevoerd in het apparaat, moet het rubbermatje van de DADI mogelijk worden vervangen. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Transparanten kleven aan elkaar in de papieruitvoerlade. Gebruik alleen transparanten die speciaal zijn bedoeld voor laserprinters. Verwijder elk transparant zodra het is uitgevoerd. Enveloppen trekken scheef of worden niet goed ingevoerd. Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net raken). Problemen oplossen_ 250 Afdrukproblemen Problemen oplossen_ 251 Problemen oplossen_ 252 Toestand Het apparaat drukt niet af. Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen Het apparaat krijgt geen stroom. Controleer of het netsnoer is aangesloten. Controleer de aan/uit-schakelaar en het stopcontact. Het apparaat is niet als standaardprinter geselecteerd. Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows. Controleer het volgende: • De voorklep is niet gesloten. Sluit de voorklep. • Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 218). • De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 37). • De tonercassette of de beeldeenheid is niet geïnstalleerd. Installeer de tonercassette of de beeldeenheid. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt. Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen (Vervolg) Het apparaat drukt niet af. Het document is zo groot dat er onvoldoende ruimte is op de harde schijf van de computer om toegang te krijgen tot de afdruktaak. Maak extra ruimte vrij op de harde schijf en druk het document opnieuw af. Het apparaat haalt papier uit de verkeerde invoerbron. De papieroptie die in de Voorkeursinstellin gen voor afdrukken is geselecteerd is mogelijk onjuist. In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). Een afdruktaak wordt uiterst langzaam afgedrukt. De afdruktaak is mogelijk zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit. De helft van de pagina is blanco. De afdrukstand werd mogelijk verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma. Raadpleeg de help bij het printerstuurprogramma. Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met het formaat van het papier in de lade. Controleer of het papierformaat in de printerinstellingen overeenstemt met het papier in de lade of met de papierselectie in de instellingen van de softwaretoepassing die u gebruikt. Toestand De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is mogelijk defect. Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw apparaat te gebruiken. De poortinstelling is verkeerd. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten. Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd. Controleer de Voorkeursinstellingen voor afdrukken om na te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). Het printerstuurprogram ma is mogelijk niet goed geïnstalleerd. Herstel de software van het apparaat. Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Neem contact op met een medewerker van de Problemen oplossen_ 253 klantenservice. Toestand Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet volledig. Er worden blanco pagina’s "afgedrukt". Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen De kabel van het apparaat zit los of is defect. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit de kabel en het apparaat indien mogelijk aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe printerkabel. Mogelijke oorzaak Toestand Voorgestelde oplossingen De foto’s worden niet goed afgedrukt. De afbeeldingen zijn niet duidelijk. De resolutie van de foto is erg laag. Maak de foto kleiner. Als u de foto in de softwaretoepassing vergroot, vermindert de resolutie. Er komt voor het afdrukken stoom uit het apparaat ter hoogte van de uitvoerlade. Het gebruik van geperforeerd papier kan aanleiding geven tot de verspreiding van dampen tijdens het afdrukken. Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken. Het apparaat drukt geen speciaal papier zoals rekeningpapier af. Het papierformaat en de papierformaatinstell ing komen niet overeen. Stel het juiste papierformaat in onder Aangepaste papierformatenlijst op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Het tabblad Papier" op pagina 153). Het verkeerde printerstuurprogram ma is geselecteerd. Controleer in het printerkeuzemenu van de toepassing of uw apparaat is geselecteerd. De softwaretoepassing werkt niet naar behoren. Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing. Het besturingssysteem werkt niet naar behoren. Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en weer in. Als u in een DOS-omgeving werkt is het mogelijk dat het lettertype voor uw apparaat verkeerd is ingesteld. Wijzig de lettertype-instelling. De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel de toner indien nodig. Vervang indien nodig de tonercassette. • Het bestand bevat mogelijk blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat. • Er is mogelijk een onderdeel van het apparaat defect (bijvoorbeeld de controller of het moederbord). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en de Acrobat-producten. Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Print As Image uit de afdrukopties van Acrobat in. Problemen met de afdrukkwaliteit Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen. Toestand Lichte of vage afdrukken Voorgestelde oplossingen • • Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Problemen oplossen_ 254 • Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet is de toner bijna op. Door de resterende toner over de cassette te verdelen kunt u er waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee maken. Als de afdrukkwaliteit hierdoor niet verbetert moet u een nieuwe tonercassette plaatsen. Het papier voldoet mogelijk niet aan de papierspecificaties. Het kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of bevindt het apparaat zich in energiebesparende modus. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma. Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte, neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Toestand Tonervlekken Voorgestelde oplossingen • • • • Onregelmatighede n Witte vlekken Toestand Het papier voldoet mogelijk niet aan de specificaties. Het kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. De transportrol is mogelijk vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Controleer de locatie van het apparaat. Als de ruimte niet voldoende wordt geventileerd, kan dit probleem optreden. Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen: • Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af. • Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een ander merk. • De hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het type in op dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). • Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. Er verschijnen witte vlekken op de pagina: • Het papier is te ruw en er valt veel vuil van het papier op de interne onderdelen van het apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat. Reinig de binnenkant of neem contact op met een medewerker van de klantenservice. • Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant of neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Voorgestelde oplossingen Verticale strepen Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont: • Er zit waarschijnlijk een kras op de drumcassette in de printer. Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Als de pagina witte verticale strepen vertoont: • Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant of neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Als de pagina verticale strepen vertoont: • Mogelijk is het oppervlak van het scannerglas en het witte blad vuil. Reinig de binnenkant of neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Gekleurde of zwarte achtergrond Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond): • Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden (lage luchtvochtigheid) of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV) kunnen leiden tot een grijzere achtergrond. • Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe. Tonervegen Als er tonervegen op de pagina verschijnen: • Reinig de binnenkant van het apparaat. Reinig de binnenkant of neem contact op met een medewerker van de klantenservice. • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. • Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Verticaal terugkerende afwijkingen Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont: • Mogelijk is de beeldeenheid beschadigd. Als een markering zich met regelmatige tussenafstanden herhaalt, moet u enkele reinigingsvellen door het apparaat halen om de beeldeenheid te reinigen. De binnenkant reinigen. Als u nog steeds dezelfde problemen ondervindt, verwijdert u de beeldeenheid en installeert u een nieuwe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. • Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen. • De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Problemen oplossen_ 255 Toestand Schaduwvlekken A Vervormde tekst Voorgestelde oplossingen Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen. • Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt. • Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat er wordt afgedrukt op een gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken. • Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken kiest u een andere afdrukresolutie in het softwareprogramma of in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). • • Papier schuin Toestand • • • Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier. Als tekens er vervormd uitzien en een golvend effect vertonen, vereist de scannereenheid mogelijk onderhoud. Reinig de scaneenheid of neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zorg ervoor dat papier of andere afdrukmedia juist zijn geplaatst en dat de geleiders niet te los of te strak zijn afgesteld. Voorgestelde oplossingen Vouwen of kreuken • • • Achterkant van afdrukken is vuil Een tonercassette lekt mogelijk. Reinig de binnenkant van het apparaat. Reinig de binnenkant of neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Zwarte afdrukken • A Losse toner • • • • • Gekruld of gegolfd • • • Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is. Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. Problemen oplossen_ 256 • Mogelijk is de beeldeenheid niet juist geïnstalleerd. Verwijder de beeldeenheid en plaats deze opnieuw. Mogelijk is de beeldeenheid defect en moet ze worden vervangen. Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het apparaat moet mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Reinig de binnenkant van het apparaat. Reinig de binnenkant of neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Problemen met kopiëren Toestand Voorgestelde oplossingen Onvolledige tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn: • Als dit probleem optreedt bij transparanten probeert u een ander soort transparant. Als gevolg van de samenstelling van de transparanten kunnen onvolledige tekens voorkomen. • Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om. • Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. A Horizontale strepen Krullen Er verschijnt voortdurend een onbekende afbeelding op enkele vellen, er zit losse toner op de afdruk of de afdruk is te licht of vuil. Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende: • Mogelijk is de beeldeenheid verkeerd geïnstalleerd. Verwijder de beeldeenheid en plaats deze opnieuw. • Mogelijk is de beeldeenheid defect. Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. • Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende: • Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel type in op dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 150). Toestand Voorgestelde oplossingen Kopieën zijn te licht of te donker. Gebruik de Licht- en Donker-pijlen om de achtergrond van de kopieën respectievelijk lichter of donkerder te maken op het tabblad Basis in het menu Kopie. Er verschijnen vegen, strepen, vlekken of stippen op kopieën. • • Kopie is scheef. • • • In geval van onregelmatigheden op het origineel drukt u op de pijl-links/rechts om de achtergrond van de kopieën respectievelijk lichter of donkerder te maken op het tabblad Basis in het menu Kopie (zie "De tonerdichtheid aanpassen" op pagina 64). Als het origineel geen onregelmatigheden vertoont, moet u de scannereenheid reinigen. Reinig de scaneenheid of neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner is geplaatst of met de bedrukte zijde naar boven in de DADI. Controleer of het kopieerpapier op de juiste manier in het apparaat is geplaatst. Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Afgedrukte kopieën zijn blanco. Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner is geplaatst of met de bedrukte zijde naar boven in de DADI. Afdruk geeft gemakkelijk af. • • Kopieerpapier loopt regelmatig vast. Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1 000 m of meer. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijv. losse toner of een lichte afdruk). Pas de luchtdrukaanpassing van uw apparaat aan. • • • De tonercassette gaat minder lang mee dan verwacht. • • • Problemen oplossen_ 257 Vervang het papier in de lade door papier uit een nieuw pak. In vochtige omstandigheden mag u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten. Waaier de stapel papier uit en leg hem ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade door papier uit een nieuw pak. Controleer de papiergeleiders en stel deze zo nodig beter af. Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste gewicht. Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er resten van kopieerpapier in het apparaat zijn achtergebleven. Uw originelen bevatten mogelijk afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten die meer toner verbruiken. Mogelijk is het deksel van de DADI open gelaten tijdens het kopiëren. Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en uitgeschakeld. Problemen met scannen Probleem De scanner doet het niet. Voorgestelde oplossingen • • • • • Het apparaat doet erg lang over een scanopdracht. Probleem • • • Zorg dat u het origineel met de te scannen zijde naar beneden op de glasplaat plaatst of met de te scannen zijde naar boven in de DADI. Er is mogelijk niet voldoende geheugen beschikbaar voor het document dat u wilt scannen. Ga na of de functie Vooraf scannen werkt. Probeer een lagere scanresolutie. Controleer of de kabel van uw apparaat op de juiste wijze is aangesloten. Controleer of de USB-kabel is beschadigd. Vervang de kabel door een kabel waarvan u zeker weet dat hij werkt. Vervang zo nodig de kabel. Controleer of de scanner op de juiste manier is geconfigureerd. Controleer de scaninstellingen in SmarThru Office of in de toepassing die u wilt gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt verzonden (bijvoorbeeld USB001). Controleer of er tegelijkertijd ontvangen gegevens worden afgedrukt op het apparaat. Wacht in dat geval met scannen tot de afdruktaak is voltooid. Het inscannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het inscannen van tekst. De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de ingescande afbeelding te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort van uw computer in op de ECP-modus (in de BIOS-instellingen van de computer). De communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw computer voor meer informatie over de BIOS-instellingen. Voorgestelde oplossingen Het volgende bericht verschijnt op het computerscherm: • Apparaat kan niet in de gewenste H/ W-modus staan. • Poort wordt gebruikt door een ander programma.. • Poort is gedeactiveerd. • Scanner is bezig met ontvangen of afdrukken van gegevens. Probeer het opnieuw zodra de huidige opdracht is voltooid. • Ongeldige ingang. • Scannen is mislukt. • • • • • • Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te voeren nadat de voorgaande taak is voltooid. De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en probeer het opnieuw. De kabel van uw apparaat is mogelijk niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld. Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of het besturingssysteem is niet correct ingesteld. Controleer of het apparaat op de juiste wijze is aangesloten en ingeschakeld is. Start de computer vervolgens opnieuw op. De USB-kabel is mogelijk niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld. Probleem met Samsung Scanbeheer Toestand Samsung Scanbeheer werkt niet. Doe het volgende Controleer uw systeemvereisten. Samsung Scanbeheer werkt in Windows en Macintosh. Faxproblemen (optioneel) Probleem Voorgestelde oplossingen Het apparaat werkt niet, het display blijft leeg of de toetsen reageren niet. • Geen kiestoon. • • • Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek hem er weer in. Controleer of er stroom staat op het stopcontact. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste wijze is aangesloten. Controleer of de wandcontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel op aan te sluiten. De in het geheugen opgeslagen nummers worden verkeerd gekozen. Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen (zie "Een adresboek maken" op pagina 138). Het origineel wordt niet in het apparaat ingevoerd. • • • Problemen oplossen_ 258 Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga na of het origineel het juiste formaat heeft en niet te dik of te dun is. Controleer of de DADI goed is gesloten. Het rubbermatje van de DADI moet mogelijk worden vervangen. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Probleem Faxberichten worden niet automatisch ontvangen. Voorgestelde oplossingen • • • Het apparaat verzendt geen faxberichten. • Een ontvangen faxbericht is gedeeltelijk blanco of is van slechte kwaliteit. • • • • • De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op fax. Controleer of de lade papier bevat. Controleer of er een foutmelding wordt weergegeven op het display. Los in dat geval het probleem op. Probleem Het PostScript-bestand kan niet worden afgedrukt. Mogelijke oorzaak Het PostScript-stuurpro gramma is mogelijk niet correct geïnstalleerd. Zorg dat het origineel zich in de DADI of op de glasplaat van de scanner bevindt. Controleer het faxapparaat van de ontvanger (als er een probleem is). Er is mogelijk een probleem met het faxapparaat van de verzender. Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken. Controleer het apparaat door een kopie te maken. De tonercassette is mogelijk leeg. Vervang de tonercassette. Sommige woorden van een ontvangen faxbericht zijn uitgerekt. Er is een tijdelijke storing opgetreden in het documenttransport vanaf het apparaat waarvan het faxbericht afkomstig is. Er staan strepen op de originelen die u hebt verzonden. Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig ze indien nodig. De scaneenheid reinigen. Het nummer wordt gekozen maar er kan geen verbinding tot stand worden gebracht met de andere fax. Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen worden beantwoord. Vraag de gebruiker van het andere apparaat om het probleem op te lossen. Faxen worden niet in het geheugen opgeslagen. Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als het scherm met de status van het geheugen verschijnt, verwijdert u faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het geheugen en probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan. Er verschijnen blanco stukken onderaan op de pagina, met een kleine strook tekst bovenaan. U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen opties. Voor informatie over papierinstellingen (zie "Instellingen voor lade" op pagina 48). Oplossing • • • Installeer het PostScript-stuurprogra mma. Druk een configuratiepagina af en controleer of u kunt afdrukken in PS. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem aanhoudt. Het bericht "Fout limietcontrole" verschijnt. De afdruktaak is te complex. Maak de pagina minder complex of breid het geheugen uit. Er wordt een PostScript-foutenpa gina afgedrukt. De afdruktaak is mogelijk geen PostScript-taak. Controleer of de afdruktaak een PostScript-taak is. Controleer of de softwaretoepassing verwacht dat er een installatiebestand of PostScript-headerbestan d naar het apparaat wordt gestuurd. In het stuurprogramma is de optionele dubbele cassette-invoer (lade 3, lade 4) niet geselecteerd. Het printerstuurprogram ma is niet geconfigureerd om de optionele dubbele cassette-invoer te herkennen (lade 3, lade 4). Open de eigenschappen van het PostScript-stuurprogram ma, selecteer het tabblad Apparaatopties en stel de ladeoptie in de sectie Ladeopties in. Als u op een Macintosh-computer een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger worden de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt. De resolutie-instelling in het printerstuurprogram ma komt mogelijk niet overeen met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Veelvoorkomende PostScript-problemen De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt. Problemen oplossen_ 259 Veelvoorkomende problemen onder Windows Veelvoorkomende problemen onder Linux Toestand Voorgestelde oplossingen “Tijdens de installatie verschijnt het bericht "Bestand in gebruik". Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de printerprogrammagroep en start Windows opnieuw op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. “Het bericht "Algemene beschermingsfout", "OE-uitzondering", "Spool32", of "Ongeldige bewerking" verschijnt. Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken. “Het bericht "Kan niet afdrukken", "Er is een time-outfout in de printer opgetreden" verschijnt. Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht verschijnt in stand-bymodus of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en/of gaat u na of er een fout is opgetreden. Probleem Het apparaat drukt niet af. Voorgestelde oplossingen • • Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows 2000/ XP/2003/Vista die met uw computer werd meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows. • • • Problemen oplossen_ 260 Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het tabblad Printers in Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of uw apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen. Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Stopped als de status de tekenreeks Start bevat. Hierna zou het apparaat weer normaal moeten werken. De status "stopped" kan geactiveerd zijn als er zich problemen met het afdrukken hebben voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een document af te drukken terwijl de poort gebruikt wordt door een scantoepassing. Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van het apparaat (printer en scanner) dezelfde I/ O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen tegelijkertijd toegang proberen te verkrijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen mag slechts één toepassing tegelijk een taak uitvoeren op het apparaat. Op het systeem van de andere gebruiker wordt de melding "Device busy" weergegeven. Open de poortconfiguratie en selecteer de poort die is toegewezen aan uw printer. In het deelvenster Selected port kunt u zien of de poort door een andere toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is, wacht u totdat de uit te voeren taak is voltooid of klikt u op de knop Release port als u zeker weet dat de huidige toepassing niet naar behoren werkt. Controleer of uw toepassing een speciale afdrukoptie heeft, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel, verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end, selecteert u "print" -> "Setup printer" en bewerkt u de opdrachtregelparameter in het item opdrachtregel. De CUPS-versie (Common Unix Printing System) die wordt gedistribueerd met SuSE Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem met het afdrukken via het Internet Printing Protocol (IPP). Gebruik Socket Printing in plaats van IPP of installeer een recentere versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger). Probleem Voorgestelde oplossingen Probleem Het apparaat drukt geen volledige pagina’s af. Slechts de helft van de pagina wordt afgedrukt. Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is bij bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen. Ik kan niet scannen via mijn Gimp front-end. Controleer of de Gimp front-end over Xsane beschikt: Device dialog in het menu Acquire. Als dat niet het geval is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp op de CD van uw Linux-distibrutie of op de homepage van Gimp. Raadpleeg het Help-systeem op de cd van uw Linux-distributie of van de Gimp front-endtoepassing voor meer informatie. Als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken, raadpleeg dan de Help van de toepassing. De foutmelding "Cannot open port device file" verschijnt als ik een document afdruk. Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken wordt vergrendeld, blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken van het stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet, probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port configuration. Het apparaat komt niet voor in de scannerlijst. Voorgestelde oplossingen • • • Het apparaat scant niet. • • Controleer of uw apparaat met uw computer is verbonden, op de juiste manier op de USB-poort is aangesloten en ingeschakeld is. Controleer of het scannerstuurprogramma voor uw apparaat op uw computer is geïnstalleerd. Open de Unified Linux Driver-configurator, ga naar Scanners configuration en druk op Drivers. Kijk of de lijst in het venster een stuurprogramma voor uw apparaat bevat. Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van het apparaat (printer en scanner) dezelfde I/ O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen tegelijkertijd toegang proberen te verkrijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen mag slechts één toepassing tegelijk een taak uitvoeren op het apparaat. Op het systeem van de andere gebruiker wordt de melding "Device busy" weergegeven. Dit gebeurt doorgaans bij het starten van een scanprocedure. Er verschijnt een overeenkomstig dialoogvenster. U kunt proberen de oorsprong van het probleem te achterhalen door Ports configuration te openen en de aan uw scanner toegewezen poort te selecteren. Poorttoewijzing /dev/mfp0 stemt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enzovoort. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4 enzovoort. In het deelvenster Selected port kunt u zien of de poort door een andere toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is, wacht u totdat de uit te voeren taak is voltooid of drukt u op de knop Release port als u zeker weet dat de huidige poort niet naar behoren werkt. Zorg ervoor dat het document in het apparaat is geladen en dat uw apparaat met de computer is verbonden. Mogelijk treedt er een I/O-fout op tijdens het scannen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten. Problemen oplossen_ 261 Veelvoorkomende problemen onder Macintosh Probleem Voorgestelde oplossingen Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Print As Image uit de afdrukopties van Acrobat in. Het document is afgedrukt, maar de afdruktaak is niet verdwenen uit de wachtrij in Mac OS X 10.3.2. Werk uw Mac OS-versie bij tot OS Mac OS X 10.3.3 of hoger. Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven tijdens het afdrukken van het voorblad. Mac OS kan het lettertype niet maken bij het afdrukken van het voorblad. Letters en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad. Als u op een Macintosh-computer een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger worden de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt. Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die bij uw computer is geleverd voor meer informatie over Macintosh-foutberichten. Problemen oplossen_ 262 Specificaties 12. In dit hoofdstuk vindt u informatie over de specificaties van het apparaat. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • Hardwarespecificaties Milieuspecificaties Electrische specificaties Specificaties van de afdrukmedia De onderstaande specificaties zijn gebaseerd op voorlopige gegevens. Zie www.samsung.com/printer voor actuele informatie. Hardwarespecificaties Onderdeel Afmetingen Gewicht Beschrijving Hoogte 924 mm Diepte 742,8 mm Breedte 677,5 mm Apparaat zonder verbruiksartikelen en opties 93,7 kg Dubbelzijdige automatische documentinvoer 15,3 kg Milieuspecificaties Onderdeel Geluidsniveau1 Temperatuur Relatieve luchtvochtigheid Beschrijving Stand-bymodus 37 dB(A) Afdrukmodus 54 dB(A) Kopieermodus 57 dB(A) Gebruik 10 tot 32 °C Opslag -20 tot 40 °C Gebruik 20 tot 80% RV Opslag 10 tot 90% RV 1. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken. Electrische specificaties De voedingsvereisten zijn gebaseerd op het land/gebied waar het apparaat is verkocht. Schakel werkingsvoltages niet om. Doet u dit toch, dan kan het apparaat beschadigd raken en vervalt de productgarantie. Onderdeel Nominaal vermogen1 Beschrijving Modellen op 110 volt AC 110 - 127 V Modellen op 220 volt AC 220 - 240 V Specificaties_ 263 Onderdeel Stroomverbruik Nominaal uitgangsvermogen voor scanner ontvochtigingsverwarming-kit of cassette ontvochtigingsverwarming-kit Beschrijving Gemiddeld vermogen minder dan 1 100 Watt Stand-bymodus minder dan 250 Watt Modus laag energieverbruik minder dan 40 Watt Energiebesparende modus minder dan 7 Watt Uitgeschakelde toestand minder dan 0 Watt AC 110 - 127 V of AC 220 - 240 V Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage, de frequentie (hertz) en het type stroom. De voltagerating van de scanner ontvochtigingsverwarming-kit of de cassette ontvochtigingsverwarming-kit is gelijk aan de voltagerating van het apparaat. 1. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage, de frequentie (hertz) en het type stroom voor uw apparaat. Specificaties_ 264 Specificaties van de afdrukmedia Type Normaal papier Formaat Letter Gewicht/capaciteit van afdrukmedia1 Afmetingen 216 x 279 mm papierlade 1, 2, 3, 4/ hogecapaciteitsinvoer2 71 tot 90 g/m2 multifunctionele lade 71 tot 90 g/m2 2 • 520 vellen van 80 g/m voor elke papierlade • 2 000 vellen van 80 g/m2 voor de hogecapaciteitsinvoer • 100 vellen van 80 g/m2 Grootboek 279 x 432 mm Legal 216 x 356 mm Executive 184 x 267 mm Statement 140 x 216 mm A3 297 x 420 mm A4 210 x 297 mm A5 148 x 210 mm B4 257 x 364 mm JIS B5 182 x 257 mm ISO B5 176 x 250 mm US Folio 216 x 330 mm Oficio 216 x 343 mm Tabloid extra 305 x 457 mm 8K 270 x 390 mm 16K 195 x 270 mm A6 105 x 148 mm Niet beschikbaar in papierlade 1, 2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer Letter, Statement, A4, A5, JIS B5, A6, ISO B5 Zie Normaal papier Niet beschikbaar in papierlade 1, 2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer 75 tot 90 g/m2 • 10 vellen stapelen Monarch-envelop 98 x 191 mm Envelop No. 10 105 x 241 mm Envelop No. 9 98 x 225 mm Envelop DL 110 x 220 mm Envelop C5 162 x 229 mm Envelop C6 114 x 162 mm Envelop C4 229 x 324 mm Dik papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier 91 tot 105 g/m2 • 450 vellen voor elke papierlade • 1 600 vellen voor de hogecapaciteitsinvoer 91 tot 105 g/m2 • 50 vellen stapelen Zwaar papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier 106 tot 163 g/m2 • 350 vellen stapelen • 1 400 vellen voor de hogecapaciteitsinvoer 106 tot 175 g/m2 • 20 vellen stapelen Enveloppen Specificaties_ 265 Type Formaat Gewicht/capaciteit van afdrukmedia1 Afmetingen papierlade 1, 2, 3, 4/ hogecapaciteitsinvoer2 multifunctionele lade Extra zwaar 1 Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in papierlade 1, 2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer. 176 tot 216 g/m2 • 10 vellen stapelen Dun papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier 60 tot 70 g/m2 • 520 vellen stapelen • 2 000 vellen voor de hogecapaciteitsinvoer 60 tot 70 g/m2 • 100 vellen stapelen Katoen Zie Normaal papier Zie Normaal papier 75 tot 90 g/m2 • 400 vellen stapelen • 1 600 vellen voor de hogecapaciteitsinvoer 75 tot 90 g/m2 • 50 vellen stapelen Gekleurd/ voorbedrukt Zie Normaal papier Zie Normaal papier 75 tot 90 g/m2 • 400 vellen stapelen • 1 600 vellen voor de hogecapaciteitsinvoer 75 tot 90 g/m2 • 50 vellen stapelen Kringlooppapie r Zie Normaal papier Zie Normaal papier 60 tot 90 g/m2 • 400 vellen stapelen • 1 600 vellen voor de hogecapaciteitsinvoer 60 tot 90 g/m2 • 100 vellen stapelen Dun karton Zie Normaal papier Zie Normaal papier 105 tot 163 g/m2 • 350 vellen stapelen • 1 400 vellen voor de hogecapaciteitsinvoer 105 tot 163 g/m2 • 20 vellen stapelen Dik karton Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in papierlade 1, 2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer 170 tot 216 g/m2 • 20 vellen stapelen Transparanten Letter, A4 Zie Normaal papier Niet beschikbaar in papierlade 1, 2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer 138 tot 146 g/m2 • 20 vellen stapelen Etiketten3 Letter, A4 Zie Normaal papier 120 tot 150 g/m2 • 50 vellen stapelen • Niet beschikbaar in de hogecapaciteitsinvoer 120 tot 150 g/m2 • 20 vellen stapelen Postkaarten Postkaarten 4 x 6 101,6 x 152,4 mm Niet beschikbaar in papierlade 1, 2, 3, 4/hogecapaciteitsinvoer 60 tot 105 g/m2 • 20 vellen stapelen Papierlade 1, 2, 3, 4 minimaal formaat (aangepast) 139,7 x 210 mm 60 tot 163 g/m2 Papierlade 1, 2, 3, 4 maximaal formaat (aangepast) 305 x 457 mm Multifunctionele lade minimaal formaat (aangepast) 98 x 148 mm Multifunctionele lade maximaal formaat (aangepast) 305 x 457 mm - - 60 tot 216 g/m2 1. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden. 2. De optionele hogecapaciteitsinvoer ondersteunt alleen lange zijde invoer voor papier van Letter- en A4-formaat. 3. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau. Specificaties_ 266 Contact SAMSUNG worldwide If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center. Country/Region Customer Care Center Web Site ALBANIA 42 27 5755 ARGENTINE 0800-333-3733 ARMENIA 0-800-05-555 AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864, € 0.07/min) www.samsung.com AZERBAIJAN 088-55-55-555 BAHRAIN 8000-4726 BELARUS 810-800-500-55-500 BELGIUM 02-201-24-18 BOSNIA 05 133 1999 BRAZIL 0800-124-421 4004-0000 www.samsung.com BULGARIA 07001 33 11 www.samsung.com CANADA 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com CHINA 400-810-5858 www.samsung.com COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com CROATIA 062 SAMSUNG (062 726 7864) www.samsung.com CZECH REPUBLIC 800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com www.samsung.com www.samsung.com www.samsung.com/be (Dutch) www.samsung.com/be_fr (French) Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8 DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com EGYPT 0800-726786 www.samsung.com EIRE 0818 717100 www.samsung.com EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com ESTONIA 800-7267 www.samsung.com FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com GERMANY 01805 - SAMSUNG (726-7864 € 0,14/min) www.samsung.com GEORGIA 8-800-555-555 Contact SAMSUNG worldwide_ 267 Country/Region Customer Care Center Web Site GREECE IT and Mobile : 80111-SAMSUNG (80111 7267864) from land line, local charge/ from mobile, 210 6897691 Cameras, Camcorders, Televisions and Household AppliancesFrom mobile and fixed 2106293100 www.samsung.com GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com HONDURAS 800-27919267 www.samsung.com HONG KONG (852) 3698-4698 www.samsung.com/hk www.samsung.com/hk_en/ HUNGARY 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com INDIA 3030 8282 1800 3000 8282 www.samsung.com INDONESIA 0800-112-8888 021-5699-7777 www.samsung.com IRAN 021-8255 www.samsung.com ITALY 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com JORDAN 800-22273 www.samsung.com KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 (GSM:7799) www.samsung.com KOSOVO +381 0113216899 KUWAIT 183-2255 www.samsung.com KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com LATVIA 8000-7267 www.samsung.com LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com MACEDONIA 023 207 777 MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-7864) MOLDOVA 00-800-500-55-500 MONTENEGRO 020 405 888 MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com NIGERIA 080-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com NETHERLANDS 0900-SAMSUNG (0900-7267864) (€ 0,10/min) www.samsung.com NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726 786) www.samsung.com NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com NORWAY 815-56 480 www.samsung.com OMAN 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com PANAMA 800-7267 www.samsung.com PERU 0-800-777-08 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide_ 268 www.samsung.com Country/Region Customer Care Center Web Site PHILIPPINES 1800-10-SAMSUNG (726-7864) 1-800-3-SAMSUNG (726-7864) 1-800-8-SAMSUNG (726-7864) 02-5805777 www.samsung.com POLAND 0 801 1SAMSUNG (172678) 022-607-93-33 www.samsung.com PORTUGAL 80820-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com RUMANIA 08010 SAMSUNG (08010 726 7864) only from landline, local network Romtelecom - local tariff /021 206 01 10 for landline and mobile, normal tariff. www.samsung.com RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com SAUDI ARABIA 9200-21230 www.samsung.com SERBIA 0700 SAMSUNG (0700 726 7864) www.samsung.com SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SLOVAKIA 0800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172 678) www.samsung.com SWEDEN 0771 726 7864 (SAMSUNG) www.samsung.com SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864, CHF 0.08/min) www.samsung.com/ch www.samsung.com/ch_fr/ TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com THAILAND 1800-29-3232 02-689-3232 www.samsung.com TRINIDAD & TOBAGO 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com TURKEY 444 77 11 www.samsung.com U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com U.K 0330 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com U.S.A 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com UKRAINE 0-800-502-000 www.samsung.ua www.samsung.com/ua_ru UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide_ 269 Verklarende woordenlijst De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt gebruikt en verband houdt met afdrukken. client een IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen. 802.11 CCD 802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802). CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst. 802.11b/g/n 802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4 GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps, 802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/ n-apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten. Sorteren Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige kopieën worden gemaakt. Toegangspunt Configuratiescherm Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLAN-radiosignalen. Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat. Dekkingsgraad ADF De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een gedeelte van het papier in één keer kan scannen. AppleTalk AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken. Bitdiepte Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger. CSV Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op niet-Microsoftplatformen. Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd. DADF BMP Standaard Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform. De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd. BOOTP DHCP Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/ servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen. Verklarende woordenlijst_ 270 kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts. DIMM De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens. DLNA DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via het netwerk. DMPr De DMPr (Digital Media Printer) is een apparaat waarmee u kunt afdrukken in een DLNA-thuisnetwerk. De DMPr drukt een pagina af door afbeeldingen te combineren met een XHTML-sjabloon (Extensible HyperText Markup Language). ECM Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd. Emulatie Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met een ander. Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat. Ethernet DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet. Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/ gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie. Matrixprinter EtherTalk Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine. Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/ IP-netwerken. DPI FDI DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter bestandsformaat. Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met uw apparaat. DNS DRPD Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan ontvangen. FTP Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet). Duplex Fixeereenheid Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier tijdens één printcyclus. Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het uit een laserprinter komt. Afdrukvolume Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina’s tot 2 400 per dag. Gateway Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken. Verklarende woordenlijst_ 271 Grijswaarden IPX/SPX Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende grijstinten weergegeven. IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN). Halftoon Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan. ISO HDD De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch oppervlak. De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen. ITU-T IEEE Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van elektrische technologie. IEEE 1284 De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer). De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie. ITU-T No. 1 chart Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten. Intranet JBIG Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de interne website. JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen. IP-adres Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard. IPM IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken. IPP IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen. JPEG JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet. LDAP LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP. LED Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft. MAC-adres Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een Verklarende woordenlijst_ 272 hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken. MFP Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner. MH MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht. OSI OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization). OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek. PABX PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming. PCL MMR Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische printers, matrix- en laserprinters. MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6. PDF Modem Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie te decoderen. MR MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden. PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling. PostScript PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren. Printerstuurprogramma Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar de printer. NetWare Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX. Afdrukmedia OPC Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een printer in één minuut kan afdrukken. Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier. Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt. PPM PRN-bestand Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd. Protocol Originelen Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid. Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert. PS Zie PostScript. Verklarende woordenlijst_ 273 PSTN TIFF Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd. TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt. RADIUS RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor het beheer van de netwerktoegang. Resolutie De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie. SMB SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling. SMTP SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een client-serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server. Tonercassette Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels in het papier gaat hechten. TWAIN Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Macintosh. UNC-pad UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is: \\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map> URL SSID SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn. URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt. Subnetmasker USB Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het hostadres. USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te verbinden. TCP/IP TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het internet en de meeste commerciële netwerken draaien. TCR Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt. Watermerk Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te voorkomen. WEP WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze Verklarende woordenlijst_ 274 via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere kunnen worden verzonden. WIA WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een WIA-compatibele scanner. WPA WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd voor een betere beveiliging van WEP. WPA-PSK WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere veiligheid. WPS WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk configureren zonder computer. XPS XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een nieuw afdrukpad. Verklarende woordenlijst_ 275 Index A het papiertype instellen 48 het tabblad Papier in de printervoorkeurinstellingen 153 kartonpapier 47 richtlijnen 37 speciale media 45 transparanten 46 uitvoersteun gebruiken 265 aanraakscherm probleemoplossing 250 aansluiten netwerkkabel 27 printerkabel 27 achtergrond wissen faxen 128 kopiëren 80 scannen 105 afdrukresolutie instellen Linux 169 Macintosh 166 Windows 154 achterkant 18 antwoordapparaatfax beantwoorden 123 achterzijde wissen apparaatopties 158 scannen 105 adresboek SyncThru Web Service 142 afbeelding van de optie 20, 21, 22, 23 Afdrukken Banner afdrukken 163 afdrukken afdrukken naar een bestand 165 Banner afdrukken 163 de standaardafdrukinstellingen wijzigen 164 dubbelzijdig afdrukken Macintosh 169 Windows 161 een document aan een bepaald papierformaat aanpassen 161 een document afdrukken Windows 149 het afdrukpercentage wijzigen 161 het hulpprogramma Direct afdrukken gebruiken 164 Linux 169 Macintosh 165 meerdere paginas afdrukken op één vel papier Macintosh 168 Windows 160 overlay gebruiken 162 poster 160 UNIX 170 watermerken gebruiken 162 documentenvak documenten opslaan 178, 181 het vak instellen 177, 189 informatie over het scherm Documentenvak 176, 179, 180 SyncThru Web Service 189 dubbelzijdig afdrukken afdrukken 161 kopiëren 126 dubbelzijdig verzenden faxen 126 scannen 100 automatische documentinvoer 36 E B een adresboek maken vanaf het bedieningspaneel 138 bedieningspaneel 24 een document afdrukken beeldeenheid Linux 169 Macintosh 165 UNIX 170 beeldeenheid vervangen 203 bestandsbeleid scannen 107 een fax ontvangen bestandsindeling de ontvangstmodus wijzigen 123 dubbelzijdige faxen ontvangen 125 een intern telefoontoestel 123 in antwoordapparaatfax 123, 125 veilig ontvangen 123, 124 scannen 106 bewerken groepsadres 139 individueel adres 139 binnenkant 19 boekje afdrukken 160 een intern telefoontoestel 123 emailadres emailadressen invoeren in het invoerveld 88 emailadressen invoeren via het adresboek 88 boekjes 160 C cassette voor gebruikte toner de cassette voor gebruikte toner vervangen 206 conventie 12 F fax email individueel adres 138 fax sending copying collation 58 copying on both sides of originals 57 afdrukmateriaal briefhoofdvoorgedrukt papier 47 envelop 45 etiketten 46 het papierformaat instellen 48 faxen 127 kopiëren 80 D de achtergrond aanpassen Index_ 276 resending automatically 120 sending a fax 121, 122 fax verzenden een fax verzenden 119 het laatste nummer opnieuw kiezen 121 uitgesteld verzenden 121 faxen afbeeldingen op de achterzijde wissen 128 de kleurenmodus van het origineel selecteren 127 de richting van originelen selecteren 126 documenten opslaan 137 doorsturen 128 dubbelzijdig bedrukte originelen verzenden 125 een fax in het geheugen ontvangen 125 een fax met hoge prioriteit verzenden 121 een faxrapport afdrukken 134 faxen snel starten 122 het faxhoofd instellen 119 het formaat van de originelen selecteren 125 het laatste nummer opnieuw kiezen 121 informatie over het faxscherm 118 ontvangen 123 ontvangen in AntFaxmodus 123 ontvangen in telefoonmodus 123 ontvangen via een intern telefoontoestel 123 ontvangstmodus wijzigen 123 polling 130 postvak 131 programmainstelling 135 resolutie aanpassen 127 tonerdichtheid aanpassen 127 uitgestelde faxverzending 121 verzenden 119 voorbereiden om te faxen 116 formaat van het origineel faxen 125 foutmelding 242 functies 14 eigenschappen van afdrukmateriaal 265 functies van het apparaat 263 PostScriptstuurprogramma 148 printerstuurprogramma 147 XPSprinterstuurprogramma 148 G glasplaat van de scanner documenten plaatsen 35 groep emailadressen voor scannen 87 groepsadres 139 H harde schijf 15 help gebruiken 157 hulpprogramma Direct afdrukken 164 I transparanten kopiëren 74 voorblad kopiëren 74 watermerk 75 Identiteitskaart kopiëren 66 informatie over het faxscherm 118 kwaliteit scannen 106 informatie over het scherm Scannen 85 instellingen voor favorieten voor afdrukken 157 L lade papier in de multifunctionele lade plaatsen 42 papierformaat en type instellen 48 J JPEG USB scanning memory device 94, 106, 107, 139, 142 LED apparaatstatus 25 energiebesparing 32 informatie over de statusLED 25 knop onderbreken 31 K kleurmodus faxen 127 scannen 104 Linux afdrukken 169 printereigenschappen 170 scannen 114 systeemvereisten 146 unified driver configurator 194 veelvoorkomende problemen onder Linux 260 knoppen ECO 29 Energiebesparing 32 Help 31 Onderbreken 31 Taakstatus 29 Teller 29 kopiëren achtergrondafbeeldingen aanpassen 80 afbeelding herhalen 70 afbeelding verschuiven 71 afbeeldingen op de achterzijde wissen 80 boek kopiëren 73 boekje kopiëren 72 contrast aanpassen 79 de papierinvoerlade selecteren 56 de richting van originelen selecteren 65 documenten opslaan 83 dubbelzijdig kopiëren van originelen 57 dubbelzijdige scansnelheid 77 het formaat van de originelen selecteren 65 het type van originelen selecteren 78 Identiteitskaart kopiëren 66 informatie over het scherm Kopiëren 52 kopieën vergroten of verkleinen 57 meerdere paginas per vel kopiëren 67 negatieve beelden kopiëren 80 normaal kopiëren 54 poster kopiëren 76 proefkopie 64 programmainstelling 81 rand wissen 78 scherpte aanpassen 78 sorteren 58 spiegelafbeeldingen kopiëren 79 stempel 75 taak samenstellen 77 taakvoltooiingsmelding 77 tonerdichtheid aanpassen 64 Index_ 277 M Macintosh afdrukken 165 algemene Macintoshproblemen 262 scannen 113 systeemvereisten 146 map maken scannen 107 Meerdere paginas op één vel afdrukken nup Macintosh 168 Windows 160 Meerdere paginas per vel kopiëren 67 multifunctionele lade gebruikstips 42 plaatsen 42 speciale afdrukmedia gebruiken 45 N naar een USBgeheugenapparaat 97, 98 negatief beeld kopiëren 80 nietmachine de handmatige nietmachine gebruiken 33 O printerstuurprogramma OCR 106 optionele lade printervoorkeursinstellingen help gebruiken 157 Linux 170 papier plaatsen 37, 40 origineel document plaatsen in de automatische documentinvoer 36 op de glasplaat van de scanner 35 vastgelopen papier verwijderen 208 problemen aanraakscherm 250 problemen met de afdrukkwaliteit 254 problemen met kopiëren 257 problemen met papierinvoer 250 voedingsproblemen 250 overlay afdrukken afdrukken 163 maken 162 verwijderen 163 papierinvoerlade afdrukken 154 faxen 127 scannen 100 richting van origineel faxen 126 kopiëren 65 scannen 101 plaatsen polling een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat 130 een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat uitstellen 131 het pollingdocument afdrukken 130 het pollingdocument verwijderen 130 originelen opslaan voor polling 130 poster afdrukken 160 PostScriptstuurprogramma functies 148 problemen oplossen 259 postvak de gegevens afdrukken 132 de gegevens verwijderen 132 een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat 133 een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat uitstellen 133 een fax verzenden naar een extern postvak 132 een postvak maken 131 gegevens opslaan 132 printereigenschappen printervoorkeurinstellingen openen 150 scanner documenten plaatsen 35 glasplaat 35 serveradres serveradressen invoeren in invoerveld 92 serveradressen invoeren via het adresboek 92 resolutie papierstoring in de automatische documentinvoer 36 originelen op de glasplaat 35 papier in de multifunctionele lade plaatsen 42 plaatsen in lade 1 37, 40 speciale media 45 scannen naar server 90 rapporten kopiëren 56 papier verwijderen 218 tips om papierstoringen te voorkomen 217 scannen naar email 86 R emailbevestigingsrapport 90, 95 faxrapport 134 P voor een netwerkverbinding naar email 86 naar FTP SMB WEBDAV 90 vooraf ingestelde scaninstellingen 106 voorbeeld 99 functies 147 service contact numbers 267 Smart Panel algemene informatie 192 SMB FTP WebDAV individueel adres 138 snel kopiëren 84 specificaties afdrukmateriaal 265 algemeen 263 spiegelafbeelding S scan verzenden uitgesteld verzenden 101 kopiëren 79 standaardinstellingen een faxhoofd instellen 119 instellingen voor lade 48 scannen afbeeldingen op de achterzijde wissen 105 basisinformatie 85 bates numbering 103 bestandsbeleid 107 bestandsindeling 106 boek scannen 102 contrast aanpassen 105 de richting van originelen selecteren 101 documenten opslaan 109 dubbelzijdig bedrukte originelen 100 het formaat van de originelen selecteren 100 het type van originelen selecteren 103 instellingen wijzigen 100 Linux 114 Macintosh 113 map maken 107 opgeslagen documenten toevoegen 99 programmainstelling 107 resolutie 100 scankwaliteit 106 scherpte aanpassen 104 taak samenstellen 102 taakvoltooiingsmelding 103 tonerdichtheid aanpassen 104 TWAIN 113 Index_ 278 startknop 24 stoptoets 24 T toetsenbord informatie over het toetsenbord 32 tonercassette toner herverdelen 197 toner vervangen 198 TWAIN scannen 113 type origineel faxen 127 kopiëren 65 scannen 100 U UNIX afdrukken 170 systeemvereisten 147 USB how to scan 97, 174 informatie over het USBscherm 172 USBgeheugen hoe beheren 174 USBgeheugen beheren 174 USBgeheugenapparaat afdrukken 173 hoe u moet scannen 97 V verklarende woordenlijst 270 verwijderen adresboek 140 verzenden het verzenden van een gescande afbeelding uitstellen 101 vooraf ingestelde scaninstellingen 106 voorkant 1 16 voorkant 2 17 W watermerk afdrukken 162 bewerken 162 maken 162 verwijderen 162 weergavescherm 24 Windows afdrukken 146 algemene Windowsproblemen 260 scannen 85 systeemvereisten 146 X XPSprinterstuurprogramma functies 148 Z zoeken adresboek 140 Index_ 279 Inhoud INLEIDING 16 16 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 27 27 28 28 28 29 29 29 Apparaatoverzicht Voorkant 1 Voorkant 2 Achterkant Binnenkant Afbeelding met standaard afwerkeenheid (optioneel) Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 1 (optioneel) Afbeelding met boekjes-afwerkeenheid 2 (optioneel) Afbeelding met kastonderstel en hogecapaciteitsinvoer (optioneel) Overzicht van het bedieningspaneel Informatie over de status-LED Het apparaat aanzetten Zet het apparaat uit De printerkabel aansluiten Een netwerkkabel gebruiken De hoek van het bedieningspaneel aanpassen Het weergavescherm en handige knoppen Weergavescherm Knop Counter Knop Eco Knop Job Status Huidige taak 29 Taak voltooid 30 Actief bericht 30 Beveiligde taak 30 Betekenis van de status 31 AFDRUKMATERIAAL EN LADE 35 31 31 32 32 33 34 34 Knop Help Interrupt knop Knop Power Saver Informatie over het pop-uptoetsenbord De handmatige nietmachine gebruiken De pennen- en papierclipshouder gebruiken De animatie over probleemoplossing bekijken 35 35 Originelen plaatsen Op de glasplaat van de scanner Originelen voorbereiden 35 36 In de dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) Originelen voorbereiden 36 37 37 37 37 40 42 Afdrukmateriaal selecteren Richtlijnen om afdrukmateriaal te kiezen Papier in de lade plaatsen Standaardlade/optionele dubbele cassette-invoer Optionele hogecapaciteitsinvoer Multifunctionele lade Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade 42 44 45 45 46 46 47 47 Automatische detectie van formaten van afdrukmateriaal Afdrukken op speciale afdrukmedia Enveloppen Transparanten Etiketten Kartonpapier/papier van een aangepast formaat Briefhoofd/voorgedrukt papier Inhoud_ 280 Inhoud KOPIËREN 52 48 48 48 48 49 49 50 50 51 51 51 51 Instellingen voor lade Het papierformaat instellen Het papiertype instellen Automatische ladekeuze Automatisch doorgaan Papier vervangen Ladeprioriteitsinstelling Het instellen van het ladebevestigingsbericht Een uitvoerlocatie selecteren selecteren Een uitvoerlocatie in de kopieermodus selecteren Een uitvoerlocatie in de afdrukmodus selecteren Een uitvoerlocatie in de faxmodus selecteren 52 52 52 53 54 55 56 56 57 57 58 64 64 65 65 65 66 67 70 71 72 73 74 74 75 75 76 77 77 77 78 78 78 79 79 80 80 80 81 81 81 81 81 83 Informatie over het scherm Kopiëren Het tabblad Basis Het tabblad Geavanceerd Het tabblad Afbeelding Normaal kopiëren Verschillende formaten van originelen kopiëren De instellingen per kopie wijzigen De papierinvoerlade selecteren Kopieën vergroten of verkleinen Meerdere zijden kopiëren De vorm van het gekopieerde resultaat bepalen De tonerdichtheid aanpassen Proefkopiëren Bijzondere kopieerfuncties gebruiken Het formaat van de originelen selecteren De richting van originelen selecteren Identiteitskaart kopiëren Meerdere pagina’s per vel kopiëren Afbeelding herhalen Afbeelding verschuiven bij kopiëren Boekje kopiëren Boek kopiëren Voorblad kopiëren Transparanten kopiëren Watermerk Stempel Poster kopiëren De dubbelzijdige scansnelheid selecteren De taakvoltooiingsmelding instellen Taak samenstellen Het type van originelen selecteren Randen wissen De scherpte wijzigen Het contrast wijzigen In spiegelbeeld kopiëren De achtergrond aanpassen Afbeeldingen op de achterzijde wissen Het kopiëren in een negatief beeld Een programma-instelling gebruiken Programma’s opslaan Programma’s gebruiken Programma’s beheren Vorige instellingen gebruiken Documenten opslaan Inhoud_ 281 Inhoud SCANNEN 85 84 Het menu Snel kopiëren gebruiken 85 85 86 86 Basisscanmethode Informatie over scanmethodes Originelen scannen en per e-mail verzenden (scannen naar e-mail) Informatie over het scherm Scan nr Email Het tabblad Basis 86 Het tabblad Geavanceerd 86 Het tabblad Afbeelding 87 Het tabblad Uitvoer 87 87 Een ingescand origineel naar verschillende bestemmingen verzenden als e-mailbijlage E-mailadressen invoeren 88 E-mailadressen invoeren via het adresboek 88 E-mailadressen invoeren met het pop-uptoetsenbord 89 89 90 90 90 Het laatste e-mailadres opnieuw verzenden Een e-mailbevestigingsrapport afdrukken Originelen scannen en verzenden via SMB/WEBDAV/FTP (scannen naar server) Informatie over het scherm Scannen naar server Het tabblad Basis 90 Het tabblad Geavanceerd 91 Het tabblad Afbeelding 91 Het tabblad Uitvoer 92 92 92 Scannen en verzenden naar een SMB-/WEBDAV-/FTP-server Serveradressen invoeren Serveradressen van het adresboek invoeren 93 Serveradressen handmatig invoeren 93 94 95 95 97 97 Het laatste serveradres opnieuw verzenden Een verzendrapport afdrukken Een voorbeeld van de veiligheidsconfiguratie voor anonieme gebruiker op de SMB-server. Originelen scannen en verzenden naar een USB-geheugenapparaat (scannen naar USB) Informatie over het scherm Naar USB scannen Het tabblad Basis 97 Het tabblad Geavanceerd 97 Het tabblad Afbeelding 97 Het tabblad Uitvoer 98 98 Scannen naar een USB-geheugenapparaat 99 Opgeslagen documenten toevoegen 99 Een opgeslagen document verzenden 99 Te scannen voorbeeldafbeelding 99 De knop Voorbeeld gebruiken 100 De instellingen van de scanfunctie wijzigen 100 Dubbelzijdig scannen van originelen 100 De resolutie wijzigen 100 Het formaat van de originelen selecteren 101 De richting van originelen selecteren 101 Het verzenden van een gescande afbeelding uitstellen 102 Boek scannen Inhoud_ 282 Inhoud 102 Taak samenstellen 103 De taakvoltooiingsmelding instellen 103 Bates numbering gebruiken 103 Het type van originelen selecteren 104 De kleurmodus selecteren 104 Tonerdichtheid wijzigen 104 Scherpte aanpassen 105 Contrast aanpassen 105 De achtergrond aanpassen 105 Afbeeldingen op de achterzijde wissen 105 Scan naar rand 106 Kwalit. 106 Voorinstelling scan 106 Bestandsindeling 107 Best.beleid 107 Map maken 107 Een programma-instelling gebruiken 107 Programma’s opslaan 107 Programma’s gebruiken 108 Programma’s beheren 108 Vorige instellingen gebruiken 109 Documenten opslaan 110 Originelen inscannen en naar uw computer verzenden (naar pc scannen) 110 Met een op een netwerk aangesloten apparaat 111 Samsung Scanbeheer gebruiken 111 Scanbestemming 111 Scaneigenschappen 111 111 Snel scannen 112 113 Scannen met TWAIN-compatibele software 113 Scannen in Macintosh 113 Scannen via netwerk Scaninformatie instellen in Scanbeheer 113 114 Scannen in Linux 114 Scannen 114 Instellingen voor taaktypen toevoegen Zo slaat u een nieuw taaktype op: 114 Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak: 115 Een opgeslagen taaktype verwijderen 115 115 Gebruikmaken van Image Manager FAXEN (OPTIONEEL) 116 Voorbereiden om te faxen 116 116 Faxen vanaf uw computer 116 Een fax verzenden (Windows) 117 Een lijst met verzonden faxberichten controleren (Windows) 117 Een fax verzenden (Macintosh) 118 Informatie over het faxscherm 118 Het tabblad Basis 118 Het tabblad Geavanceerd 119 Het tabblad Afbeelding 119 Een fax verzenden 119 Het faxhoofd instellen 119 Een fax verzenden Inhoud_ 283 Inhoud 120 120 120 120 121 121 121 122 123 123 123 123 123 123 124 125 125 125 125 126 126 127 127 127 127 127 128 128 128 129 130 130 130 130 130 131 131 131 132 132 132 132 133 133 134 134 135 135 135 136 136 137 Het verzenden van een fax met behulp van snelkiesnummers Een fax handmatig verzenden Op de haak Handmatig een fax verzenden via een intern telefoontoestel Automatisch opnieuw verzenden Het laatste nummer opnieuw kiezen Uitgestelde faxverzending Een fax met hoge prioriteit verzenden Faxen snel starten Een fax ontvangen De ontvangstmodus wijzigen Handmatig ontvangen in Telefoon-modus Automatisch ontvangen in Antwoordapparaat/Fax-modus Handmatig een fax ontvangen via een intern telefoontoestel Ontvangen in veilige ontvangstmodus Een ontvangen faxbericht-uitvoerlade selecteren Ontvangen faxen dubbelzijdig afdrukken Faxen ontvangen in het geheugen De documentinstellingen aanpassen Het formaat van de originelen selecteren Dubbelzijdig faxen van originelen De richting van originelen selecteren De resolutie wijzigen Het type origineel selecteren De kleurmodus selecteren De tonersterkte wijzigen De achtergrond aanpassen Afbeeldingen op de achterzijde wissen Een fax doorsturen naar een ander nummer Informatie over de Inst. fax doorsturen opties Het instellen van de faxdoorstuurinstelling De pollingoptie gebruiken Originelen opslaan voor polling Het pollingdocument afdrukken Het pollingdocument verwijderen Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat uitstellen Een postvak gebruiken Een postvak maken Originelen opslaan in het Postvak De gegevens in het Postvak afdrukken De gegevens in het Postvak wissen Een fax verzenden naar een extern postvak Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat uitstellen Het instellen van junkfaxnummers Een faxrapport afdrukken Een programma-instelling gebruiken Programma’s opslaan Programma’s gebruiken Programma’s beheren Vorige instellingen gebruiken Documenten opslaan EEN ADRESBOEK MAKEN 138 Een adresboek maken vanaf het bedieningspaneel 138 138 138 139 Inhoud_ 284 Individuele adressen opslaan (Fax, Email) Individuele adressen opslaan (SMB, FTP, WebDAV) Individuele adressen bewerken Inhoud 139 Groepsadressen opslaan 139 Groepsadressen bewerken 140 Een item in het adresboek zoeken 140 Een item in het adresboek verwijderen 140 Een item in het adresboek controleren 142 Een adresboek maken met SyncThru™ Web Service 142 Opslaan op uw computer Adressen toevoegen in Individueel adresboek 142 Adressen bewerken in Individueel adresboek 142 Adressen verwijderen in Individueel adresboek 143 Adressen zoeken in Individueel adresboek 143 Individueel adresboek importeren 143 Individueel adresboek exporteren 144 Adressen groeperen in Groepsadresboek 144 Groepsadressen bewerken in Groepsadresboek 144 Groepsadressen verwijderen in een Groepsadresboek 145 Groepsadressen aanvinken 145 AFDRUKKEN 146 Systeemvereisten 146 146 146 146 147 147 147 147 147 148 148 149 149 150 150 152 Windows Macintosh Linux UNIX Introductie van handige softwareprogramma’s Samsung Anyweb Print Eigenschappen van het printerstuurprogramma PCL-printerstuurprogramma XPS-printerstuurprogramma PostScript-printerstuurprogramma Eenvoudige afdruktaken Een afdruktaak annuleren Voorkeursinstellingen openen Afdrukmodus Het tabblad Basis Afdrukstand 152 Lay-outopties 152 Dubbelzijdig afdrukken 152 Afwerkingsopties 152 153 Het tabblad Papier Exemplaren 153 Papieropties 153 Scheidingsvel transparanten 153 Schaalopties 153 154 Het tabblad Grafische elementen Kwaliteit 154 Lettertype/tekst 154 Grafische controller 154 PostScript-opties 154 155 Inhoud_ 285 Het tabblad Afwerking Inhoud 156 Het tabblad Geavanceerd Watermerk 156 Overlay 156 Uitvoeropties 156 156 Het tabblad Eco Eco-opties 156 Resultaatsimulator 157 157 Het tabblad Samsung Help 157 Service 157 157 Voorkeursinstellingen gebruiken 157 Help gebruiken 158 Apparaatopties instellen 160 Speciale kopieerfuncties gebruiken 160 Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier 160 Posters afdrukken 160 Boekjes afdrukken 161 Dubbelzijdig afdrukken 161 Wijzig procentueel de grootte van uw document 161 Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen 162 Watermerken gebruiken Een bestaand watermerk gebruiken 162 Een watermerk maken 162 Een watermerk bewerken 162 Een watermerk verwijderen 162 162 Overlay gebruiken Wat is een overlay? 162 Een nieuwe paginaoverlay maken 162 Een paginaoverlay gebruiken 163 Een paginaoverlay verwijderen 163 163 Banner afdrukken Apparaatinstellingen 163 Printerstuurprogramma instellen 163 164 Direct Printing Utility gebruiken 164 Wat is Direct Printing Utility? 164 Afdrukken Vanaf het venster Direct Printing Utility 164 164 164 165 165 165 165 165 166 Via het contextmenu De standaardafdrukinstellingen wijzigen Uw apparaat instellen als standaardprinter Afdrukken naar een bestand (PRN) Afdrukken in Macintosh Een document afdrukken Optionele apparaten of accessoires activeren Printerinstellingen wijzigen Lay-out 166 Grafisch 166 Papier 166 Taakaccountbeheer 167 Inhoud_ 286 Inhoud Taakinstelling 167 Printerfuncties 168 168 Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken 169 Dubbelzijdig afdrukken 169 Afdrukken in Linux 169 Afdrukken vanuit een toepassing 170 Bestanden afdrukken 170 Printereigenschappen configureren 170 Afdrukken in UNIX 170 Doorgaan met de afdruktaak 171 Printerinstellingen wijzigen Het tabblad General 171 Het tabblad Image 171 Het tabblad Text 171 Het tabblad HPGL/2 171 Het tabblad Margins 171 Het tabblad Printer-Specific Settings 171 EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN 172 Informatie over het USB-scherm 172 172 Over een USB-geheugenapparaat 173 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat 174 Het USB-geheugen beheren 174 Een afbeeldingsbestand verwijderen 174 Een USB-geheugenapparaat formatteren 175 De USB-geheugencapaciteit weergeven DOCUMENTENVAK 176 Informatie over het scherm Documentenvak 176 177 177 177 178 178 179 180 180 180 181 182 182 183 183 Het vak instellen Nieuw vak Vak bewerken Vak verwijderen Documenten opslaan Gedetailleerde informatie over het scherm Documentenvak De documentenvakfuncties gebruiken Het taaktype selecteren Vooraf bekijken van opgeslagen gegevens Gescande gegevens toevoegen Gedetailleerde informatie weergeven Opgeslagen bestand bewerken Opgeslagen bestand wissen Opgeslagen bestand verzenden Fax 183 Email 184 Server 185 Vak 185 USB 186 187 Opgeslagen bestand afdrukken 187 Informatie van opgeslagen bestanden afdrukken 188 Opgeslagen bestanden combineren 189 Het vak met SyncThru™ Web Service gebruiken 189 Het vak instellen Inhoud_ 287 Inhoud Vak toevoegen 189 Vak bewerken 189 Vak verwijderen 190 Een documentenvak gebruiken 190 Een documentenvak zoeken 191 Een document naar uw computer downloaden 191 HANDIGE HULPPROGRAMMA’S 192 Het programma Smart Panel gebruiken 192 192 Informatie over Smart Panel 193 De programma-instellingen van Smart Panel wijzigen 193 Smarthru Office 193 SmarThru Office starten 193 SmarThru Office gebruiken Scannen 193 Afdrukken 193 Faxen 193 Verzenden naar 194 194 Gebruik in Linux van de Unified Driver Configurator 194 De Unified Driver Configurator openen 195 Printers configuration Het tabblad Printers 195 Het tabblad Classes 195 195 196 Scanners configuration Ports configuration Poorten tussen printers en scanners delen 196 PROBLEMEN OPLOSSEN 197 Toner herverdelen 197 198 De tonercassette vervangen 200 Het reinigen van papier-stofverwijderingsstick en laders van beeldeenheden 203 De beeldeenheid vervangen 206 De cassette voor gebruikte toner vervangen 208 Vastgelopen originelen verwijderen 208 Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner 209 Het origineel is in de scanner vastgelopen 210 Origineel vastgelopen tijdens het omkeren van het papier in de scanner 211 Er is een origineel vastgelopen vóór het dubbelzijdige pad van de scanner 213 Het origineel is vastgelopen in het uitvoergebied van de scanner 215 Het origineel is vastgelopen in het dubbelzijdige uitvoergebied van de scanner 217 Tips om papierstoringen te voorkomen 218 Papierstoringen verhelpen 218 Papierstoring in lade 1 219 Papierstoring in lade 2 220 Papierstoring in lade 3 221 Papierstoring in lade 4 222 Vastgelopen papier in optionele hogecapaciteitsinvoer 223 Vastgelopen papier in multifunctionele lade 224 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 1) 225 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 2) 225 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 3) Inhoud_ 288 Inhoud 226 226 227 227 228 228 229 230 231 231 232 232 233 234 235 236 236 237 239 241 242 250 250 250 250 251 254 257 258 258 258 259 260 260 262 Vastgelopen papier in het apparaat (invoerblokkering 4) Vastgelopen papier in het apparaat (detectie van vastgelopen papier) Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen papier bij fixeeruitvoer) Vastgelopen papier in het apparaat (vastgelopen papier bij fixeeruitvoer) Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig retour) Papierstoring bovenaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 1) Papierstoring in het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdig 2) Papierstoring onderaan het dubbelzijdige pad (storing dubbelzijdige registratie) Papierstoring in het uitvoergebied (storing uitvoer voorkant omlaag) Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de bovenste lade Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de bovenste lade Papierstoring in de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de hoofdlade Papierstoring in de uitvoer van de afwerkeenheid tijdens het uitwerpen naar de hoofdlade Papierstoring in de afwerkeenheidbrug Papierstoring in de invoer van de afwerkeenheid Papierstoring bij perforeerder of afwerkeenheid Papierstoring in de invoer van de boekjes-maker (uitsluitend bij de boekjes-afwerkeenheid voor 3 250 vellen) Papierstoring in de boekjes-maker (uitlsuitend bij de boekjesafwerkeenheid voor 3 250 vellen) Papierstoring vóór de boekjesvouwer (uitsluitend bij de boekjesafwerkeenheid voor 3 250 vellen) Papierstoring na de boekjesvouwer (uitsluitend bij de 3 250 vellen boekjes-afwerkeenheid) Informatie over displaymeldingen Andere problemen oplossen Problemen met voedings- en kabelverbindingen Beeldschermprobleem Problemen met papierinvoer Afdrukproblemen Problemen met de afdrukkwaliteit Problemen met kopiëren Problemen met scannen Probleem met Samsung Scanbeheer Faxproblemen (optioneel) Veelvoorkomende PostScript-problemen Veelvoorkomende problemen onder Windows Veelvoorkomende problemen onder Linux Veelvoorkomende problemen onder Macintosh SPECIFICATIES 263 Hardwarespecificaties 263 263 Milieuspecificaties 263 Electrische specificaties 265 Specificaties van de afdrukmedia 802.11 270 802.11b/g/n 270 Toegangspunt 270 ADF 270 AppleTalk 270 Bitdiepte 270 Inhoud_ 289 Inhoud BMP 270 BOOTP 270 CCD 270 Sorteren 270 Configuratiescherm 270 Dekkingsgraad 270 CSV 270 DADF 270 Standaard 270 DHCP 270 DIMM 271 DLNA 271 DMPr 271 DNS 271 Matrixprinter 271 DPI 271 DRPD 271 Duplex 271 Afdrukvolume 271 ECM 271 Emulatie 271 Ethernet 271 EtherTalk 271 FDI 271 FTP 271 Fixeereenheid 271 Gateway 271 Grijswaarden 272 Halftoon 272 HDD 272 IEEE 272 IEEE 1284 272 Intranet 272 IP-adres 272 IPM 272 IPP 272 IPX/SPX 272 ISO 272 ITU-T 272 ITU-T No. 1 chart 272 JBIG 272 JPEG 272 Inhoud_ 290 Inhoud LDAP 272 LED 272 MAC-adres 272 MFP 273 MH 273 MMR 273 Modem 273 MR 273 NetWare 273 OPC 273 Originelen 273 OSI 273 PABX 273 PCL 273 PDF 273 PostScript 273 Printerstuurprogramma 273 Afdrukmedia 273 PPM 273 PRN-bestand 273 Protocol 273 PS 273 PSTN 274 RADIUS 274 Resolutie 274 SMB 274 SMTP 274 SSID 274 Subnetmasker 274 TCP/IP 274 TCR 274 TIFF 274 Tonercassette 274 TWAIN 274 UNC-pad 274 URL 274 USB 274 Watermerk 274 WEP 274 WIA 275 WPA 275 WPA-PSK 275 Inhoud_ 291 Inhoud WPS 275 XPS 275 Inhoud_ 292
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292