Documenttranscriptie
1. INSTALLATIE
GB
Dit product mag alleen door een gekwalificeerde elektrotechnicus worden
geïnstalleerd.
NL
1.1 Inhoud van de doos
F
De doos van de Phoenix Multi bevat de volgende zaken:
•
Phoenix Multi.
•
Gebruikershandleiding.
•
Installatiehandleiding.
•
Zakje met aansluitmateriaal met daarin:
•
Temperatuursensor.
•
Zekering. (Mega fuse)
•
Vier moeren M8.
•
Vier sluitringen M8.
•
Vier veerringen M8.
•
Waarschuwingssticker laadstroom.
D
Appendix
1.2 Locatie
De Phoenix Multi dient in een droge, goed geventileerde ruimte te worden geïnstalleerd zo
dicht mogelijk bij de accu’s. Rondom het apparaat dient een ruimte van tenminste 50mm te
worden vrijgehouden voor koeling.
Een te hoge omgevingstemperatuur heeft de volgende consequenties:
•
Kortere levensduur.
•
Lagere laadstroom.
•
Lager piek vermogen of geheel afschakelen van de omvormer.
Plaats het apparaat nooit direct boven de accu’s.
De Phoenix Multi is geschikt voor wandmontage. Voor de montage zijn aan de achterzijde
van de behuizing gaten aangebracht, zie appendix B.
Het apparaat kan zowel horizontaal als verticaal gemonteerd worden maar verticaal
monteren is de beste montage. In deze positie is de koeling namelijk optimaal.
De binnenzijde van het apparaat dient ook na installatie goed bereikbaar te
blijven.
Zorg ervoor dat de aansluitkabels zijn voorzien van zekeringen en stroomonderbrekers.
Houd de afstand tussen de Phoenix Multi en de accu zo kort mogelijk om het
spanningsverlies over de kabels tot een minimum te beperken.
Installeer het product in een hittebestendige omgeving.
Voorkom daarom de aanwezigheid van bijvoorbeeld chemicaliën, kunststof
onderdelen, gordijnen of ander textiel, etc. in de directe omgeving.
1
1.3 Benodigdheden
•
•
•
•
•
Een kruiskop schroevendraaier (PH 2) voor het verwijderen van het front.
Een platte schroevendraaier (0,6x3,5) voor het aansluiten van de AC kabels.
Een geïsoleerde pijpsleutel (13 mm) voor het vastdraaien van de aansluitbouten en de
zekering.
Twee accukabels (maximum lengte 6 meter) inclusief accuklemmen en kabelogen.
Drie-aderige kabel.
1.4 Aansluiten accukabels
Om de capaciteit van de Phoenix Multi volledig te kunnen benutten dient uitsluitend gebruik
te worden gemaakt van accu’s met voldoende capaciteit en van accukabels met de juiste
dikte. Zie tabel.
Aanbevolen
accucapaciteit (Ah)
Aanbevolen
2
kabeldikte (mm )
0–5m
5 – 10 m
12/2000/100
12/3000/120
24/2000/60
24/3000/70
48/3000/35
300–1000
400–1200 150–600
200–700
100–400
50
90
35
70
70
100
90
120
40
70
Procedure
Ga bij het aansluiten van de accukabels als volgt te werk:
•
•
•
•
•
•
•
2
Om het gevaar van kortsluiting van de accu te voorkomen, dient u een
geïsoleerde pijpsleutel te gebruiken.
Voorkom kortsluiting van de accukabels.
Draai de vier schroeven aan de voorzijde van de behuizing los en verwijder het front.
Sluit de accukabels aan: de + (rood) aan de rechterzijde en de - (zwart) aan de
linkerzijde, zie appendix A.
Indien de accukabels van de Phoenix Multi zijn verwisseld
(+ op – en – op +), zal de “reversed polarity” LED, die zich naast de aansluitbouten
bevindt, branden.
Als de “reversed polarity LED” brandt, ontkoppel de kabels en sluit ze op de juiste
manier aan.
Draai de aansluitingen vast na het plaatsen van het bijgeleverde
bevestigingsmateriaal.
Plaats de mega fuse uit het aansluitzakje op positie F4 en draai deze vast na het
plaatsen van het bijgeleverde bevestigingsmateriaal.
Draai de moeren stevig aan om overgangsweerstanden zo laag mogelijk te maken.
1.5 Aansluiten AC kabels
GB
Dit is een product uit veiligheidsklasse I. (dat wordt geleverd met een aardklem
ter beveiliging) De in - en/ of uitgangsklemmen en/of het aard punt aan de
buitenkant van het product moeten zijn voorzien van een
ononderbreekbare aarding ter beveiliging. Zie hiervoor de volgende
instructies:
NL
Procedure
Ga voor het aansluiten van de AC kabels als volgt te werk:
•
De AC apparatuur kan direct op het klemmenblok met de tekst “AC–out” worden
aangesloten met behulp van een drie-aderige kabel. De aansluitpunten zijn duidelijk
gecodeerd. Van links naar rechts: “PE” (aarde), “N” (nulleider) en “L” (fase)
•
De AC netspanning kan worden aangesloten op het klemmenblok met de tekst “AC–
in”. De aansluitpunten zijn duidelijk gecodeerd. “PE” (aarde) “N” (nulleider) en “L”
(fase)
1.6 Aansluitopties
Naast de standaardaansluitingen kunnen er nog een aantal opties worden aangesloten.
1.6.1 Startaccu
De Phoenix Multi heeft een aansluiting voor het laden van een startaccu. Zie voor het
aansluiten appendix A.
3
Appendix
Het klemmenblok bevindt zich op de printplaat, zie appendix A. De wal- of netaansluiting
dient met behulp van een drie-aderige kabel op de Multi te worden aangesloten. Maak
gebruik van een drie-aderige kabel met een soepele kern en een doorsnede van 2,5 of 4
mm². (type H05RN-F)
D
b) De Phoenix Multi / MultiPlus is voorzien van een aard relais (zie appendix) dat
de N uitgang automatisch met de behuizing verbint wanneer geen externe
wisselspanning voeding beschikbaar is. Wanneer een externe
wisselspanning voeding wordt aangeboden zal het aard relais openen voordat
het ingang veiligheids relais sluit (zie appendix). Dit is om goede werking van
een op de uitgang aangesloten aardlekschakelaar te verzekeren.
- In een vaste installatie kan een ononderbreekbare aarding verzekerd worden
met de aard draad van de wisselspanning ingang. Zoniet, dan moet de
behuizing geaard worden.
- In een mobiele installatie (bijvoorbeeld met walstroom stekker) zal
onderbreking van de walaansluiting tegelijk ook de aard verbinding verbreken. In
dat geval moet de behuizing verbonden worden met het chassis (van het
voertuig) of met de romp of aardplaat (van de boot).
- Op boten is de hierboven beschreven verbinding met de aarde van de
walaansluiting i. h. a. niet aan te bevelen i. v. m. galvanische corrosie.
De oplossing hiervoor is plaatsing van een isolatie transformator.
F
a) De Phoenix Inverter heeft een vrij zwevende uitgangspanning. De behuizing
moet geaard worden met het aard punt aan de buitenkant van het product. De N
uitgang moet geaard worden om verzekerd te zijn van de goede werking van
een aardlek schakelaar.
1.6.2 Voltage sense (Multi/ MultiPlus)
Voor het compenseren van eventuele kabel verliezen tijdens het laden kunnen er twee
2
sense draden worden aangesloten. Gebruik tenminste 0,75mm draad. Zie voor het
aansluiten appendix A.
1.6.3 Temperatuursensor (Multi/ MultiPlus)
Voor het temperatuur gecompenseerd laden kan de bijgeleverde temperatuursensor worden
aangesloten. (zie appendix A) De sensor is geïsoleerd en moet op de min pool van de accu
worden gemonteerd.
4
GB
1.6.4 Afstandsbediening
De Phoenix Multi is op twee manieren op afstand te bedienen.
•
Met alleen een externe schakelaar.
•
Met een afstandsbedieningspaneel.
Voor het aansluiten van de schakelaar zie appendix A.
Indien gebruik wordt gemaakt van alleen een externe schakelaar dient u met het volgende
rekening te houden:
•
Werkt alleen als de schakelaar van de Phoenix Multi op “on” staat.
•
Mag niet worden aangesloten als er een afstandsbedieningspaneel is aangesloten.
Voor het aansluiten van een afstandsbedieningspaneel zie appendix A.
Indien gebruik wordt gemaakt van een afstandsbedieningspaneel dient u met het volgende
rekening te houden:
•
Werkt alleen als de schakelaar van de Phoenix Multi op “on” staat.
NL
F
D
1.6.6 Parallel schakelen
De Phoenix Multi is parallel te schakelen met meerdere identieke apparaten, zie appendix
G. De accu’s moeten aangesloten worden volgens appendix E of F. Het parallel schakelen
biedt de mogelijkheid eenvoudig de vermogenscapaciteit te verhogen. Hiervoor wordt een
verbinding tussen de apparaten gemaakt met behulp van een speciaal door Victron Energy
te leveren kabel met aansluitschema.
Bij parallel schakelen moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden:
•
Schakel niet meer dan vijf apparaten parallel.
•
Schakel alleen identieke apparaten parallel.(uitzondering: voor MultiPlus functionaliteit
hoeft alleen de Master een MultiPlus te zijn)
•
Zorg voor voldoende accucapaciteit.
•
De voorgeschreven kabeldiktes (tussen accu en distributiepunt) moeten
vermenigvuldigd worden met het aantal parallel te schakelen apparaten.
Plaats de Multi’s dicht bij elkaar, maar zorg voor minimaal 10 cm ventilatieruimte.
•
•
Temperatuursensor, voltage sense en afstandsbediening dienen op de master
aangesloten te worden.
•
De kabels per apparaat dienen even lang te zijn. (AC en DC)
1.6.7 3-Fase schakelen
De Phoenix MultiPlus kan ook gebruikt worden in een 3-fase net, zie appendix 0. De accu’s
moeten aangesloten worden volgens appendix E of F. Bij 3-fase schakelen moet aan de
volgende voorwaarden voldaan worden:
•
Schakel alleen identieke apparaten in 3-fase.
•
Zorg voor voldoende accucapaciteit.
Plaats de MultiPlus apparaten dicht bij elkaar, maar zorg voor voldoende
•
ventilatieruimte.
•
Temperatuursensor en voltage sense moeten bij voorkeur op alle drie apparaten
aangesloten worden.
•
Er kan één afstandsbediening aangesloten worden met behulp van splitters.
5
Appendix
1.6.5 Extern relais (Multi/ MultiPlus)
De maximale stroom die doorgeschakeld kan worden is 16 A (optioneel 30A)
Indien het gewenst is om meer dan 16 Ampère door te schakelen kan een extern relais
toegepast worden. Neem hiervoor contact op met uw leverancier.
2. INSTELLINGEN
•
•
•
•
•
•
Het wijzigen van de instellingen mag alleen worden uitgevoerd door een
gekwalificeerde elektrotechnicus.
Lees voor het wijzigen goed de instructies.
Tijdens het instellen van de lader moeten alle verbindingen naar de accu
losgekoppeld zijn van de Phoenix Multi.
Geen niet-oplaadbare accu’s gebruiken.
Deze Phoenix Multi heeft een fabrieksinstelling voor het laden van Exide
Dryfit A200 gel accu’s. Zie voor de aanbevolen accucapaciteit paragraaf 0.
Tijdens het laden moeten accu’s in een droge, goed geventileerde ruimte
staan.
2.1 Instelling algemeen
2.1.1 Instellen met druktoetsen en dipswitches
Een aantal instellingen kan gewijzigd worden door middel van druktoetsen en dipswitches.
(zie appendix A)
Met de dipswitches activeert u de set-up en bepaalt u welke instelling gewijzigd wordt. Met
de druktoetsen kunt u de waarde van deze instelling wijzigen.
Via de LED’s kunt u de ingestelde waarde aflezen. Paragraaf 0 en 0 beschrijven hoe de
LED’s afgelezen worden.
2.1.2 Instellingen wijzigen met VEConfigure software
Alle instellingen kunnen gewijzigd worden met VEConfigure software
U kunt de VEConfigure software downloaden van www.victronenergy.com
2.2 Standaard (fabrieks-) instellingen
Systeem frequentie
50 Hz
Omvormer Voltage
230 Vac
Lader on/ off
on
Lader karakteristieken
Adaptive met BatterySafe mode
Laderstroom
75% van de maximum laadstroom
Accu Type Presets
type 1
Absorption Voltage
14.4/ 28.8/ 57.6 Vdc
Absorption Tijd/ Maximum Absorption Tijd
4 uur
Float Voltage
13.8/ 27.6/ 55.2 Vdc
Herhaalde Absorption Tijd
1 uur
Herhaalde Absorption Interval
7 dagen
Bulk Beveiliging
on
Sinusvorm Check
on
Generator/ Walstroom
16 A (optioneel: 30A)
PowerAssist (alleen MultiPlus)
on
3-phase Instellingen
off
Master/ Slave
Slave
(Om alle fabrieksinstellingen te herstellen moeten beide druktoetsen 3 seconden ingedrukt
worden terwijl de set-up geactiveerd is)
6
2.3 Instellingen wijzigen met druktoetsen en dipswitches
on
DS-8
DS-7
DS-6
DS-5
DS-4
DS-3
DS-2
DS-1
off
D
Sla de instellingen op Set-up verlaten met
door één van de
DS8 op Off
schakelaars DS3 t/m
DS7 te veranderen
Appendix
Instelling kiezen met
DS3 t/m DS7 en
nieuwe waarde
instellen met
druktoetsen
DS-8
DS-7
DS-6
DS-5
DS-4
DS-3
DS-2
DS-1
F
Set-up activeren met
DS8 op On
DS-8
DS-7
DS-6
DS-5
DS-4
DS-3
DS-2
DS-1
NL
DS-8
DS-7
DS-6
DS-5
DS-4
DS-3
DS-2
DS-1
GB
2.3.1 Set-up activeren
DS-1 en DS-2 zijn gereserveerd en dienen op Off gezet te worden.
LET OP: De nieuwe waarde wordt alleen opgeslagen als een andere instelling wordt
geselecteerd. Als de set-up wordt verlaten zonder een andere instelling te kiezen, wordt de
nieuwe waarde NIET opgeslagen. Dit biedt een ontsnappingsmogelijkheid indien de
wijziging niet doorgevoerd moet worden.
7
2.3.2 Aflezing LED’s meervoudige keuze (Multi/ MultiPlus)
Aan de hand van de volgende formule kan bepaald worden wat de waarde van een
instelling is:
Ingestelde waarde = instelgetal * schaal + offset
De ‘offset’ en de ‘schaal’ worden per instelling opgegeven.
Het instelgetal wordt op de volgende wijze via de LED’s weergegeven:
De LED's zijn opgedeeld in 2 rijen van 4 LED's.
Iedere rij geeft de cijfers 0 - 9 weer.
Samen geven deze rijen een getal met 2 cijfers weer.
De linkerrij geeft het linker cijfer. De rechterrij het rechter cijfer.
Het cijfer van een rij bepaalt u door afzonderlijke ‘LED waardes’ op te tellen.
Een knipperende LED telt voor 1 en een brandende LED voor 2.
Een bijzonder geval is 4 knipperende LED’s. Dit betekent een 9.
Symbool
Betekenis
LED uit
LED knippert
LED brandt
LED waarde
0
1
2
Alle LED’s van
een rij
knipperen
9
Voorbeelden instelgetal:
0
0
0
0
0
0
2
2
2
6
=6
0
0
2
2
4
1
2
2
2
7
=47
0
0
1
2
3
9
=39
De stapgrootte kan kleiner zijn dan de aflezing. (schaalwaarde) In dat geval moet een
druktoets meerdere malen worden ingedrukt voordat de LED aanduiding wijzigt.
8
B
A
NL
A
GB
2.3.3 Aflezing LED’s tweevoudige keuze (Multi/ MultiPlus)
Naast de mogelijkheid om een waarde in te stellen, de meervoudige keuze, is er ook de
mogelijkheid van een tweevoudige keuze. Hier kan een bepaalde instelling aan/ uit worden
gezet dan wel geactiveerd/ gedeactiveerd worden. Bij een tweevoudige keuze instelling
geeft de linker rij mogelijkheid A en de rechter rij mogelijkheid B.
B
F
=B
D
=A
De fabrieksinstelling is altijd A.
Bij de in te stellen waarde is opgegeven waar de A en B voor staan.
Appendix
2.3.4 Systeemfrequentie (standaard: 50Hz, waarbij de Multi/MultiPlus de frequentie
van de AC ingangsspanning zal volgen van 45Hz tot 65Hz, zie onderstaande
opmerking)
De Phoenix omvormer and Multi/MultiPlus kunnen ingesteld worden op 50Hz of 60Hz.
Stel de DS 3-7 in
DS-8
DS-7
off
DS-6
off
DS-5 on
DS-4
off
DS-3
off
DS-2
DS-1
Stel de frequentie in
Voorbeeld
Bepaal de gewenste frequentie.
De fabrieksinstelling is 50Hz.
De linker LED rij is voor 50Hz.
De rechter LED rij voor 60Hz.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Gewenst: frequentie is 60Hz.
LED aanduiding =
50Hz
60Hz
Opmerking:
De Phoenix omvomer kan ingesteld worden op 50Hz of 60Hz.
Dit is ook van toepassing op de Multi/MultiPlus, wanneer op de AC ingang geen
wisselspanning aanwezig is.
Wanneer echter wel wisselspanning op de AC ingang wordt aangeboden zal de AC uitgang
de frequentie van de ingangspanning volgen van 45Hz tot 65Hz. Dit is om aansluiting op
50Hz zowel als op 60Hz voeding mogelijk te maken.
Met VEConfigure kan het volg gebied beperkt worden tot 45 – 55 Hz of 55 – 65 Hz.
9
2.3.5 Instelling omvormer
Omvormerspanning (standaard: 230V)
De omvormerspanning kan ingesteld worden van 180Vac-245Vac.
Stel de DS 3-7 in
DS-8
DS-7 on
DS-6 on
DS-5
off
DS-4
off
DS-3
off
DS-2
DS-1
Stel de spanning in
Voorbeeld
Bepaal de gewenste spanning Vq.
Bepaal het instelgetal:
schaal=1V
offset=180V
instelgetal=(Vq-180)
Bepaal de LED aanduiding.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Gewenst: spanning is 225V.
Instelgetal = 225-180 = 45.
LED aanduiding =
0
0
0
1
2
2
2
2
4
5
De stapgrootte is 1V.
LET OP: Voor het instellen van de spanning op de Phoenix inverter moet er gebruik
worden gemaakt van een voltmeter, omdat de Phoenix Inverter maar 4 LED’s heeft.
10
2.3.6 Instelling lader (Multi/ MultiPlus)
GB
Tijdens het instellen van de lader dienen alle verbindingen tussen de accu en de Phoenix
Multi losgekoppeld worden.
2.3.6.1 Lader aan/ uit (standaard: aan)
NL
De lader van de Phoenix Multi kan desgewenst ook uitgeschakeld worden.
De standaard instelling is aan.
Bepaal of de lader aan of
uitgeschakeld moet zijn.
De fabrieksinstelling is Aan.
De linker LED rij is voor Aan.
De rechter LED rij voor Uit.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Gewenst: lader is uit.
LED aanduiding =
Aan
Uit
Appendix
Voorbeeld
D
DS-8
DS-7 on
DS-6
off
DS-5
off
DS-4 on
DS-3
off
DS-2
DS-1
Schakel de lader aan of uit
F
Stel de DS 3-7 in
2.3.6.2 Voorgeprogrammeerde laadkarakteristieken
De Phoenix Multi is voorzien van 3 voorgeprogrammeerde laadkarakteristieken:
De Fixed laadkarakteristiek biedt de absorptionspanning voor een bepaalde (vast
instelbare) tijd aan. Na de absorptionfase wordt een bepaalde (wederom vast instelbare) tijd
de floatspanning aangeboden, om daarna een (meestal kortere) tijd weer de
absorptionspanning aan te bieden.
De Adaptieve laadkarakteristiek biedt de absorptionspanning aan gedurende een tijd
afhankelijk van de lading die tijdens bulk is geleverd. Daarna volgt een floatfase van 24 uur,
waarna naar 13/ 26V/ 52V (gereduceerd float) wordt teruggeschakeld. Net als bij de Fixed
laadkarakteristiek wordt ook hier periodiek een absorptionfase aangehouden.
Adaptieve laadkarakteristiek met BatterySafe mode (standaard instelling)
Indien, om de laadtijd te verkorten, gekozen wordt voor een hoge laadstroom en ook een
verhoogde laadspanning, dan zal de Phoenix Multi Compact / MultiPlus Compact nadat de
gasspanning bereikt is de stijgsnelheid van de spanning begrenzen. Zo wordt overmatig
gassen voorkomen.
11
stel de DS 3-7 in
DS-8
DS-7
off
DS-6 on
DS-5 on
DS-4 on
DS-3
off
DS-2
DS-1
stel de laadkarakteristiek in
voorbeeld
Bepaal welke laadkarakteristiek
gewenst is:
1:
Fixed
2:
Adaptief
3:
Adaptief met accubeschermingsmodus (default)
Gewenst: laadkarakteristiek is
Fixed.
Instelgetal = 1.
LED aanduiding =
0
0
0
0
0
0
0
1
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
0
1
2.3.6.3 Laadstroom
De laadstroom is standaard ingesteld op 75% van de maximale laadstroom. Voor de
meeste toepassingen zal deze stroom te hoog zijn. Om te voorkomen dat de accu’s defect
raken is het noodzakelijk om de laadstroom aan te passen naar 0,1-0,2x de accucapaciteit.
Stel de DS 3-7 in
DS-8
DS-7
off
DS-6 on
DS-5
off
DS-4
off
DS-3
off
DS-2
DS-1
Stel de laadstroom in
Voorbeeld
Bepaal de gewenste laadstroom Iq.
Bepaal het instelgetal.
Schaal = 2A
Offset = 0A
Instelgetal = Iq/2
Bepaal de LED aanduiding.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Accucapaciteit is 450Ah. De
maximaal geadviseerde
laadstroom is 450*0,2 = 90A.
Instelgetal = 90/2 = 45.
LED aanduiding =
0
0
0
1
2
2
2
2
4
5
De stapgrootte is 1A.
12
2.3.6.4 Voorgeprogrammeerde laadspanningen (standaard: Exide Dryfit)
Accu type
3
27.6V/
26.4V
55.2V/
52.8V
4 uur
15.0V 30.0V 60.0V
13.8V/
13.2V
14.0V/
13.2V
14.0V/
13.2V
27.6V/
26.4V
28.0V/
26.4V
28.0V/
26.4V
55.2V/
52.8V
56.0V/
52.8V
56.0V/
52.8V
6 uur
14.4V 28.8V 57.6V
14.8V 29.6V 59.2V
5 uur
5 uur
1
De optimale absorption spanning van vlakke plaat loodzuur accu’s hang af van mechanische en
chemische eigenschappen. Accu's met een hoog antimoon gehalte kunnen in het algemeen geladen
worden met een lagere absorption spanning dan accu's met een laag antimoon gehalte. (Zie het boek
"Electriciteit aan boord van jachten" op www.victronenergy.com). De lader staat standaard afgeregeld
voor het laden van gel accu’s zoals de Sonnenschein Dryfit A200 accu. Vraag bij gebruik van andere
typen accu’s aan uw acculeverancier de juiste laadspanningen en laat zonodig de Phoenix Multi hierop
aanpassen. De Laadstroom staat standaard ingesteld op 75% van nominale laadstroom. Vaak is dit een
te hoge laadstroom. De meeste accu’s dienen geladen te worden met een stroom van 0.1 tot 0.2x de
capaciteit.
Stel de DS 3-7 in
DS-8
DS-7 on
DS-6 on
DS-5
off
DS-4
off
DS-3 on
DS-2
DS-1
Stel het accutype in
Voorbeeld
Bepaal welk accutype gebruikt is.
Bepaal het instelgetal aan de hand
van de tabel.
Druk op de toetsen tot de gewenste
LED aanduiding verschijnt.
LET OP: 0 kan niet worden
gekozen maar zal worden
weergegeven als de absorptionspanning, de floatspanning of de
absorptiontijd wordt gewijzigd.
Gewenst: accutype is Victory:
Instelgetal = 4.
LED aanduiding =
0
0
0
0
0
2
0
2
0
4
De lader staat standaard afgeregeld voor het laden van gel accu’s zoals de Sonnenschein
Dryfit A200 accu. Vraag bij gebruik van andere typen accu’s aan uw acculeverancier de
juiste laadspanningen en laat zonodig de Phoenix Multi hierop aanpassen.
13
Appendix
4
13.8V/
13.2V
D
2
14.4V 28.8V 57.6V
F
1
Gebruiker
bepaald
Exide Dryfit
A200 Gel
(standaard)
Tractie
(buisjesplaat)
1
Semi Tractie
(vlakke plaat)
1
Alt.
Floatspanning/
Maximale
Gereduceerde floatspanning absorption
tijd
NL
0
Absorption spanning
GB
Om het instellen van de absorption- en floatspanning en maximale absorptiontijd te
vereenvoudigen is een aantal accutypes voorgedefiniëerd:
2.3.6.5 Absorptionspanning
De absorptionspanning is in te stellen van 12-16/ 24-32/ 48-64V. Tijdens het instellen
moeten accu, de T-sense en V-sense losgekoppeld worden.
Stel de DS 3-7 in
DS-8
DS-7
DS-6
DS-5
DS-4
DS-3
DS-2
DS-1
off
off
off
off
off
Stel de absorptionspanning in
Voorbeeld
Bepaal de gewenste
absorptionspanning Vq.
Bepaal het instelgetal.
Schaal = 0,1V
Offset = 12/24V
Instelgetal = (Vq-24)/0,1
Bepaal de LED aanduiding.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Gewenst: absorptionspanning is
28,5V.
Instelgetal = (28,5-24)/0,1 = 45.
LED aanduiding =
0
0
0
1
2
2
2
2
4
5
De stapgrootte is 0,05 V.
2.3.6.6 Absorptiontijd/ maximale absorptiontijd (standaard: 4 uur)
Deze instelling bepaalt bij de fixed laadkarakteristiek hoelang de lader de
absorptionspanning aanbiedt. Bij de adaptieve laadkarakteristiek bepaalt deze instelling wat
de maximale tijd is dat de lader de absorptionspanning aanbiedt.
De (maximale) absorptiontijd kan worden ingesteld van 1 tot 8 uur.
Stel de DS 3-7 in
DS-8
DS-7 on
DS-6
off
DS-5 on
DS-4 on
DS-3
off
DS-2
DS-1
Stel de (maximale) absorptiontijd in
Voorbeeld
Bepaal de gewenste (maximale)
absorptiontijd Tq.
Bepaal het instelgetal.
Schaal = 1 uur
Offset = 0
Instelgetal = Tq
Bepaal de LED aanduiding.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Gewenst: (maximale)
absorptiontijd is 4 uur.
Instelgetal = 4.
LED aanduiding =
0
0
0
0
0
2
0
2
0
4
De stapgrootte is 1 uur.
14
2.3.6.7 Floatspanning
Stel de DS 3-7 in
Bepaal de gewenste floatspanning
Vq.
Bepaal het instelgetal.
Schaal = 0,1V
Minimum = 12/24V
Instelgetal = (Vq-24)/0,1
Bepaal de LED aanduiding.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Gewenst: floatspanning is 28,5V.
Instelgetal = (28,5-24)/0,1 = 45.
LED aanduiding =
0
0
0
1
2
2
2
2
4
5
Appendix
De stapgrootte is 0,05 V.
2.3.6.8 Herhaald absorption
Na iedere laadcyclus zal de lader na de floatfase na een ingestelde tijd terugschakelen naar
de hoge laadspanning. Dit terugschakelen heet de ‘herhaald absorptionfase’, zie appendix
C.
Herhaald absorptiontijd (standaard: 1 uur)
De herhaald absorptiontijd kan worden ingesteld van 1 tot 72 kwartier.
Stel de DS 3-7 in
DS-8
DS-7 on
DS-6 on
DS-5 on
DS-4
off
DS-3
off
DS-2
DS-1
D
Voorbeeld
F
Stel de floatspanning in
NL
DS-8
DS-7 on
DS-6
off
DS-5
off
DS-4
off
DS-3
off
DS-2
DS-1
GB
De floatspanning is in te stellen van 12-16/ 24-32/ 48-64V. Tijdens het instellen moeten
accu, de T-sense en V-sense losgekoppeld worden.
Stel de herhaald absorptiontijd in
Voorbeeld
Bepaal de gewenste Herhaald
absorptiontijd Tq in kwartieren.
Bepaal het instelgetal.
Schaal = 1 kwartier
Offset = 0
Instelgetal = Tq
Bepaal de LED aanduiding.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Gewenst: Herhaald
absorptiontijd is 1 uur.
Instelgetal = 1 uur = 4 kwartier
LED aanduiding =
0
0
0
0
0
2
0
2
0
4
De stapgrootte is 1 kwartier.
15
Herhaald absorptioninterval (standaard: 7 dagen)
Het herhaald absorptioninterval, ook wel reduced float genoemd, kan worden ingesteld van
1 tot 45 dagen.
Stel de DS 3-7 in
DS-8
DS-7
off
DS-6
off
DS-5
off
DS-4 on
DS-3
off
DS-2
DS-1
Stel de herhaald absorptioninterval
(reduced float) in
Voorbeeld
Bepaal de gewenste reduced
floattijd Tq.
Bepaal het instelgetal.
Schaal = 1 dag
Offset = 0
Instelgetal = Tq
Bepaal de LED aanduiding.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Gewenst: reduced floattijd is 1
week.
Instelgetal = 7.
LED aanduiding =
0
1
0
2
0
2
0
2
0
7
De stapgrootte is 1 dag.
16
2.3.7 Bijzondere instellingen
Gewenst: bulkbescherming is
uit.
LED aanduiding =
Aan
Uit
Appendix
Bepaal of bulkbescherming aan of
uit moet zijn.
De fabrieksinstelling is Aan.
De linker LED rij is voor Aan.
De rechter LED rij voor Uit.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
D
voorbeeld
F
DS-8
DS-7
off
DS-6 on
DS-5
off
DS-4 on
DS-3
off
DS-2
DS-1
stel de bulkbescherming aan of uit
2.3.7.2 Sinus Check (standaard: aan)
De Phoenix Multi controleert of the AC ingangsspanning niet alleen de juiste voltage heeft,
maar ook de juiste sinus vorm. Als de Phoenix Multi niet juist functioneert op een
generator kan deze functie worden uitgeschakeld.
Setup van DS 3-7
DS-8
DS-7
off
DS-6 on
DS-5
off
DS-4
off
DS-3 on
DS-2
DS-1
NL
stel de DS 3-7 in
GB
2.3.7.1 Bulkbescherming aan/ uit (standaard: aan)
Als de lader na 10 uur in de bulkfase te hebben geladen de absorption spanning nog niet
heeft bereikt kan het zijn dat de accu defect is. Om verdere schade te voorkomen zal de
lader na 10 uur bulk automatisch worden uitgeschakeld. De “bulk” LED gaat dan knipperen.
Deze beveiliging is uit te schakelen.
Schakel de netspanning check op
on of op off
Voorbeeld
Bepaal of de netspanning op On of
op Off moet worden geschakeld.
De fabrieksinstelling is On.
De linkerkolom LED’s is voor On.
De rechterkolom LED’s is voor Off.
Druk op de knop tot dat de
benodigde LED indicatie wordt
weergegeven.
Benodigd: Net Sinus vorm
Check is off.
LED indicatie =
On
Off
17
2.3.7.3 PowerControl : omgaan met beperkte generator/ walstroom
Ter bescherming van de generator of van de walstroomaansluiting wordt de laadstroom
zodanig ingesteld dat de gezamenlijk afgenomen stroom door de lader en de AC
verbruikers niet boven de ingestelde stroom komt.
Als het AC verbruik boven de ingestelde stroom komt, zal de lader uitschakelen en de
“mains on” LED gaan knipperen. Het is nu mogelijk dat de walzekering doorslaat of de
generator door overbelasting uitschakelt. In dat geval zal de Multi proberen om te schakelen
naar omvormerbedrijf.
De generator/ walstroom kan worden ingesteld van 2 tot 16A (optioneel: 4 tot 30A) .
Stel de DS 3-7 in
DS-8
DS-7
off
DS-6 on
DS-5 on
DS-4
off
DS-3
off
DS-2
DS-1
Stel de walstroom in
Voorbeeld
Bepaal de gewenste
walstroombegrenzing Iq.
Bepaal het instelgetal.
Schaal = 1A
Offset = 0
Instelgetal = (Iq)/1
Bepaal de LED aanduiding.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Gewenst: walstroombegrenzing
is 16A.
Instelgetal = 16.
LED aanduiding =
0
0
0
2
0
2
2
1
1
6
De stapgrootte is 1A.
Bij gebruik van het afstandsbedieningspaneel wordt de walstroom instelling bepaald door
het afstandsbedieningspaneel.
Wanneer de aan de Phoenix Multi aangeboden spanningsvorm niet zuiver sinusvorming is,
bestaat de kans dat de Phoenix Multi deze niet zal accepteren. U kunt deze detectie
uitschakelen. De dan aangeboden spanning zal direct doorgeschakeld worden naar de
verbruikers. De omschakeltijd zal nu langer dan 20 msec bedragen.
18
GB
2.3.7.4 PowerAssist – Doe meer met uw aggregaat of walstroom: de unieke
“meehelp” functie van de MultiPlus (standaard: aan)
Bepaal of PowerAssist aan of uit
moet zijn.
De fabrieksinstelling is Uit.
De linker LED rij is voor Uit.
De rechter LED rij voor Aan.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Gewenst: PowerAssist is aan.
LED aanduiding =
Uit
Aan
Appendix
Voorbeeld
D
DS-8
DS-7 on
DS-6
off
DS-5 on
DS-4
off
DS-3
off
DS-2
DS-1
Zet PowerAssist aan of uit
F
Stel de DS 3-7 in
NL
Met de MultiPlus kunt U nog een stap verder gaan. De MultiPlus werkt parallel met het
aggregaat of de walaansluiting en verdubbelt het beschikbare vermogen. Tijdelijk te weinig
stroom? De MultiPlus haalt extra energie uit de accu en helpt mee! Nog stroom over? De
MultiPlus maakt er gebruik van om de accu te laden. U stelt de walstroom in met een
simpele 0 tot 16 A draaiknop op het Phoenix Multi Control paneel.
Noot 1: Voor de goede werking van PowerAssist dient minstens 2A netvoeding of 2.5 kW
aggregaatvermogen beschikbaar te zijn per MultiPlus.
Noot 2: Sommige moderne generatoren generen de wisselstroom m. b. v. een statische
omvormer. Het toerental van deze generatoren wordt meestal teruggeregeld bij geringe
belasting. Indien met VEConfigure de “Dynamic Current Limit”functie aangezet wordt zal
de MultiPlus een plotselinge belastingsprong opvangen totdat de motor van het aggregaat
weer op volle toeren draait.
19
2.3.7.5 3-fase instelling (standaard: uit)
Voor het maken van een 3-fase net moeten drie Phoenix MultiPlus apparaten, van hetzelfde
type, met elkaar verbonden worden volgens appendix 0. De accu’s moeten aangesloten
worden volgens appendix E of F. Hierna moeten er nog een aantal instellingen per apparaat
worden gemaakt.
Eerst moeten alle apparaten ingesteld worden voor 3-fase werking.
Stel de DS 3-7 in
DS-8
DS-7 on
DS-6 on
DS-5
off
DS-4 on
DS-3
off
DS-2
DS-1
Schakel 3-fase bedrijf aan of uit
Voorbeeld
Bepaal of 3-fase bedrijf aan of uit
moet zijn.
De fabrieksinstelling is Uit.
De linker LED rij is voor Uit.
De rechter LED rij voor Aan.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Gewenst: 3-fase bedrijf is aan.
LED aanduiding =
Uit
Aan
Na deze instelling moet één van de drie apparaten als “master” ingesteld worden. We
noemen dit bij 3-fasebdrijf “Leader”. De andere apparaten hoeven geen andere instelling.
Stel de DS 3-7 in
DS-8
DS-7
off
DS-6
off
DS-5 on
DS-4 on
DS-3
off
DS-2
DS-1
20
Stel Leader/ Follower in
Voorbeeld
Bepaal Leader of Follower.
De fabrieksinstelling is Follower.
De linker LED rij is voor Follower.
De rechter LED rij voor Leader.
Druk op de druktoetsen tot de
gewenste LED aanduiding
verschijnt.
Gewenst: dit apparaat is Leader.
LED aanduiding =
Follower
Leader
3. FOUTZOEKSCHEMA
Met behulp van onderstaande stappen kunnen de meest voorkomende storingen snel
worden opgespoord.
Voordat testen met de omvormer en/ of acculader worden uitgevoerd dienen de DCbelastingen te worden losgekoppeld van de accu’s en de AC-apparatuur dient te worden
losgekoppeld van de omvormer.
Indien de fout niet opgelost kan worden, raadpleeg uw Victron Energy distributeur.
Probleem
Oorzaak
Oplossing
De omvormer
werkt niet
wanneer deze
wordt
ingeschakeld.
De LED “low
battery” knippert.
De LED “low
battery” brandt.
De accuspanning is te hoog of
te laag.
Zorg dat de accuspanning
binnen de juiste waarde is.
De accuspanning is laag.
Laad de accu op of controleer
de accu aansluitingen.
Laad de accu op of controleer
de accu aansluitingen.
De LED
“overload”
knippert.
De LED
“overload” brandt.
De LED
“temperature”
knippert of brandt.
De omvormer schakelt uit,
omdat de accuspanning te laag
is.
De belasting op de omvormer is
hoger dan de nominale
belasting.
De omvormer is uitgeschakeld
als gevolg van een te hoge
belasting.
De omgevingstemperatuur is
hoog, of de belasting is te hoog.
De LED’s “low
battery” en
“overload”
knipperen
afwisselend.
Lage accuspanning en te hoge
belasting.
De LED’s “low
battery” en
“overload”
knipperen tegelijk.
Rimpelspanning op de DCaansluiting overschrijdt
1,25Vrms.
De LED’s “low
battery” en
“overload”
branden.
De omvormer is uitgeschakeld
als gevolg van een te hoge
rimpelspanning op de ingang.
22
Ontkoppel een deel van de
belasting.
Ontkoppel een deel van de
belasting.
Plaats de omvormer in een
koele en goed geventileerde
omgeving of ontkoppel een
deel van de belasting.
Laad de accu’s op, ontkoppel
een deel van de belasting of
plaats accu’s met een hogere
capaciteit. Monteer kortere en/
of dikkere accukabels.
Controleer de dynamo.
Controleer de accukabels en
accuaansluitingen. Wees er
zeker van dat de accucapaciteit
voldoende is, verhoog deze
eventueel.
Plaats accu’s met een hogere
capaciteit. Monteer kortere en/
of dikkere accukabels en reset
de omvormer (uit- en weer
inschakelen)
Probleem
Reset de 16 A thermische
onderbreker.
Stel de laadstroom in tussen 0,1
en 0,2x de accucapaciteit.
Controleer de accuaansluitingen.
De absorptionspanning is op een
verkeerde waarde ingesteld.
Regel de absorptionspanning af
op een goede waarde.
De floatspanning is op een
verkeerde waarde ingesteld.
De capaciteit van de accu is te
groot.
De uitgangszekering is kapot.
Regel de floatspanning af op een
goede waarde.
Sluit een accu aan met een
kleinere capaciteit en verhoog de
laadstroominstelling.
Vervang de uitgangszekering.
De absorptionspanning is op een
verkeerde waarde ingesteld.
De floatspanning is op een
verkeerde waarde ingesteld.
Een slechte accu.
Regel de absorptionspanning af
op een goede waarde.
Regel de floatspanning af op een
goede waarde.
Vervang de accu.
Een te kleine accu.
Reduceer de laadstroom of
gebruik een accu met een hogere
capaciteit.
Sluit een temperatuursensor aan.
De accu staat te warm.
23
Appendix
De accu wordt
overladen.
Zorg dat de netspanning tussen
185 Vac en 265 Vac komt te
liggen en dat de frequentie
overeenkomt met de instelling.
D
De accu wordt niet Verkeerde laadstroom.
volledig opgeladen.
Een slechte accuaansluiting.
F
De thermische onderbreker is
geactiveerd.
Controleer deze tabel om
acties te nemen
overeenkomstig het alarm.
NL
De lader werkt niet
De omvormer is uitgeschakeld
als gevolg van de alarmering
van de brandende LED. De
knipperende LED geeft aan dat
de omvormer bijna
uitgeschakeld is als gevolg van
het betreffende alarm.
De netspanning of –frequentie is
buiten het bereik.
Oplossing
GB
Een alarm LED
brandt en de
tweede knippert
Oorzaak
De laadstroom zakt
terug naar 0 zodra
de absorptie fase
ingaat
De accu is oververhit (>50°C)
De accu temperatuur sensor is
stuk
24
- Plaats de accu in een koelere
ruimte
- Verlaag de laadstroom
- Kijk of een van de accucellen
een interne sluiting heeft
Maak het stekkertje van de
temperatuur sensor in de Multi
los.
Reset de Multi door deze uit te
schakelen en na minstens 4
seconden wachten weer aan te
zetten.
Indien de laad functie nu weer
goed is moet de temperatuur
sensor vervangen worden.
4. TECHNISCHE SPECIFICATIES
12/3000/120
24/2000/60
24/3000/70
48/3000/35
9,5-16,1
9,5-16,1
19,0-32,2
19,0-32,2
38,0-64,4
NL
12/2000/100
GB
Phoenix
Multi/MultiPlus
OMVORMER
F
230 ± 2%
50 ± 0,1%
D
2000
3000
2000
3000
3000
1800
2500
1800
2500
2500
1400
1600
1500
2000
2000
4000
4500
4000
6000
6000
93
93
94
94
95
6
6
6
6
10
Appendix
Ingangsspanningsbereik (V DC)
Uitgangsspanning
(V AC)
Frequentie
(Hz) (1)
Continu vermogen bij
25 °C (VA) (5)
Continu vermogen bij
25 °C (W)
Continu vermogen bij
40 °C (W)
Piek vermogen
(W)
Maximaal rendement
(%)
Nullast
(W)
LADER
Ingangsspanningsbereik (V AC)
Ingangsfrequentie
(Hz)
187-265
45 - 55
Powerfactor
Laadspanning
'absorption' (V DC)
Laadspanning 'float'
(V DC)
Laadspanning 'opslag'
(V DC)
Laadstroom accessoire
accu (A) (4)
Laadstroom startaccu
(A)
Accucapaciteit
(Ah)
Temperatuur sensor
1
14,4
14,4
28,8
28,8
57,6
13,8
13,8
27,6
27,6
55,2
13,2
13,2
26,4
26,4
52,8
100
120
60
70
35
4
4
4
4
4
300-1000
400-1200
150-600
200-700
100-400
√
√
√
√
√
25
Phoenix
Multi/MultiPlus
12/2000/100
12/3000/120
24/2000/60
24/3000/70
48/3000/35
ALGEMEEN
Multipurpose relais
√ (6)
Geforceerde koeling
√
Beveiligingen (2)
a-h
Temperatuur bereik
-20 tot +50°C
Vocht
(niet condenserend)
max 95%
BEHUIZING
Materiaal & kleur
aluminium (blauw RAL 5012)
Accu-aansluiting
M8 bouten
230 V AC-aansluiting
schroefklem 2,5 mm²
Beschermklasse
Gewicht
(kg)
Afmetingen
(hxbxd in mm)
IP 21
18
18
18
18
18
362x258x218
NORMEN
Veiligheid
Emissie
Immuniteit
Automotive Directive
EN 60335-1, EN 60335-2-29
EN 50081-1, EN55014, EN 61000-3-2, EN 61000-3-3
EN 55014-2
95/54/EC
n. a.
1) Iedere Phoenix Multi/MultiPlus kan worden ingesteld op 60 Hz
2) Beveiligingen
a. Kortsluiting
b. Overbelasting
c. Accuspanning te hoog
d. Accuspanning te laag
e. Accu-ompooldetectie
f. Wisselspanning op de uitgang
g. Ingangsspanning met een te hoge rimpel
h. Temperatuur te hoog
3) Niet verkrijgbaar in MultiPlus versie
4) Bij 25°C omgevingstemperatuur
5) Niet lineaire belasting, crest faktor 3:1
6) Relais instelbaar als algemeen alarm relais, onderspanning alarm of start relais voor een aggregaat.
26