Dolmar MG53004 de handleiding

Categorie
Tuingereedschap
Type
de handleiding
84 NEDERLANDS
NEDERLANDS (Originele instructies)
INHOUD
TECHNISCHE GEGEVENS ....................................... 84
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN .... 85
BESCHRIJVING VAN DE ONDERDELEN ................. 89
MONTAGE ................................................................. 89
VOOR U DE MOTOR GAAT STARTEN ..................... 90
BEDIENING ............................................................... 92
ONDERHOUD ........................................................... 95
PROBLEMEN OPLOSSEN .......................................103
TECHNISCHE GEGEVENS
Model: MG5300
Type gasklep Buisgashendel
Droog gewicht zonder blaaspijp/met kussen 8,9 kg
met blaaspijp 9,8 kg - 10,0 kg
Afmetingen (zonder blaaspijp, L x B x H) 320 mm x 450 mm x 475 mm
Luchtstroomsnelheid (met lange pijp, rond mondstuk) 81 m/s
(met korte pijp, rond mondstuk) 82 m/s
Luchtstroomvolume (met lange pijp, rond mondstuk) 15 m
3
/minuut
(met korte pijp, rond mondstuk) 15 m
3
/minuut
Maximaal motortoerental 6.400 min
-1
Stationair toerental 2.800 min
-1
Cilinderinhoud 52,5 cm
3
Type motor Luchtgekoelde 4-taktmotor met één cilinder
Brandstof Autobenzine
Inhoud brandstoftank 1.800 cm
3
Motorolie SAE 10W-30 olie van API-classicatie SF-klasse of hoger (4-takt-
motorolie voor auto’s)
Olievolume van de motor 140 cm
3
Carburateur Type membraan
Bougie NGK CMR6H
Elektrodeafstand 0,7 mm - 0,8 mm
In verband met ononderbroken research en ontwikkeling behouden wij ons het recht voor bovenstaande tech-
nische gegevens te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving.
De technische gegevens kunnen van land tot land verschillen.
Het gewicht kan variëren afhankelijk van de hulpstukken.
Trillingen
Model MG5300
Trillingen volgens
EN15503
Rechterhandgreep a
hv eq
Lange pijp met rond mondstuk 2,2 (m/s
2
)
met plat mondstuk 2,9 (m/s
2
)
Korte pijp met rond mondstuk 2,2 (m/s
2
)
met plat mondstuk 2,5 (m/s
2
)
Onzekerheid K 0,6 (m/s
2
)
Geluid
Model MG5300
Gemiddeld geluidsdrukniveau
volgens EN15503
L
PA eq
96,0 (dB (A))
Onzekerheid K 0,4 (dB (A))
Gemiddeld geluidsvermogenni-
veau volgens EN15503
L
WA eq
102,5 (dB (A))
Onzekerheid K 1,6 (dB (A))
85 NEDERLANDS
Symbolen
Hieronder staan de symbolen die voor het gereedschap
worden gebruikt. Zorg ervoor dat u weet wat ze beteke-
nen alvorens het gereedschap te gebruiken.
Wees vooral voorzichtig en let goed op.
Lees de gebruiksaanwijzing.
Verboden!
Niet roken.
Geen open vuur.
Draag veiligheidshandschoenen.
Draag oog- en gehoorbescherming.
Hete delen - brandgevaar voor vingers en
handen.
Laat omstanders niet dichtbij komen.
Houd mensen en huisdieren weg van het
werkgebied.
Brandstof (benzine)
Handmatig starten van motor.
Zet de motor uit.
EHBO
Aan/Start
Uit/Stop
Lang haar kan verstrikt raken en ongeluk-
ken veroorzaken.
EG-verklaring van conformiteit
Alleen voor Europese landen
De EG-verklaring van conformiteit is bijgevoegd als
Bijlage A bij deze gebruiksaanwijzing.
BELANGRIJKE
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Algemene instructies
1. Om verzekerd te zijn van een correcte en vei-
lige bediening moet de gebruiker de instruc-
ties in deze gebruiksaanwijzing lezen, begrij-
pen en opvolgen om vertrouwd te raken met de
bladblazer. Gebruikers die onvoldoende des-
kundig zijn riskeren ongelukken voor zichzelf
en anderen door onjuiste bediening.
2. Het is aan te bevelen de bladblazer alleen uit te
lenen aan personen die vertrouwd zijn met de
werking hiervan.
3. Geef altijd de gebruiksaanwijzing mee wanneer
u de bladblazer uitleent.
4. Onervaren gebruikers moeten zich door de
dealer laten instrueren in de eerste beginselen
voor het correcte gebruik van de bladblazer.
5. Kinderen en personen onder de 18 jaar mogen
niet werken met de bladblazer. Personen
boven de 16 jaar mogen in hun trainingsfase
het gereedschap wel bedienen, maar dan
alleen onder direct toezicht van een bevoegd
instructeur.
6. Gebruik de bladblazer altijd met uiterste zorg
en waakzaamheid.
7. Gebruik de bladblazer enkel wanneer u in
goede lichamelijke conditie verkeert.
8. Verricht alle werkzaamheden steeds zorgvul-
dig en nauwgezet. De gebruiker is verantwoor-
delijk voor de veiligheid van derden.
9. Gebruik de bladblazer nooit wanneer u onder
de invloed van alcohol of medicijnen bent.
10. Gebruik het apparaat niet wanneer u zich moe
voelt.
11. Bewaar deze instructies voor latere naslag.
12. Houd u aan en volg alle relevante veiligheids-
instructies, uitgegeven door beroepsvereni-
gingen en verzekeringsinstanties. Maak geen
enkele aanpassing of modicatie aan uw blad-
blazer, want dat kan uw veiligheid in gevaar
brengen.
13. Breng nooit wijzigingen aan in het apparaat.
Dat kan leiden tot gevaarlijke ongelukken of
persoonlijk letsel.
86 NEDERLANDS
Persoonlijke-beschermingsmiddelen
1.
Zorg dat uw kleding passend en functioneel is,
m.a.w. niet loshangend maar nauwsluitend zonder
dat het u hindert in uw bewegingen. Draag geen
sieraden, loszittende kledingstukken of lang haar
dat in de luchtinlaat kan worden gezogen.
2. Ter voorkoming van hoofd-, oog-, hand- of
voetletsel en om uw gehoor te beschermen,
moet u tijdens het gebruik van de bladblazer
de volgende beschermingsmiddelen gebruiken
en beschermende kleding dragen.
3.
Kleding moet sterk zijn en nauwsluitend zitten, maar
moet volledige bewegingsvrijheid bieden. Vermijd
ruimvallende jasjes, wijde of omgeslagen broekspij-
pen, shawls, loshangend haar of andere zaken die
in de luchtinlaat gezogen kunnen worden. Draag
een overall of lange broek om uw benen te bescher-
men. Draag geen korte broek.
4.
Gemotoriseerd gereedschap maakt doorgaans lawaai
dat uw gehoor kan beschadigen. Draag gehoorbe-
schermers (oordoppen of oorkleppen) om uw gehoor
te beschermen. Zeer regelmatige of veelvuldige gebrui-
kers moeten hun gehoor regelmatig laten testen.
5. Bij het gebruik van de bladblazer is het aan-
bevolen om handschoenen te dragen. Draag
stevig schoeisel met antislipzolen.
6. Deugdelijke oogbescherming is vereist.
Alhoewel de luchtstroom van u af gericht is,
kunnen tijdens het gebruik van de bladblazer
soms steentjes of takjes terugkaatsen.
7.
Werk nooit met de bladblazer zonder uw ogen te
beschermen met een goed passende veiligheidsbril
of gezichtsmasker met afdoende bescherming van
boven en opzij, die voldoet aan de voorschriften van
EN166 en de plaatselijke veiligheidseisen.
8. Om inwendig letsel door het inademen van
stof te voorkomen, dient u in stofge omstan-
digheden een stofmasker te dragen.
Bedoeld gebruik
Het gereedschap is bedoeld voor het wegblazen
van stof.
Starten van de bladblazer
1. Verzeker u ervan dat er geen kinderen of
andere personen zich binnen een straal van
15 meter bevinden, en let ook op de eventuele
aanwezigheid van dieren in de buurt.
15 m
(50 ft)
2. Voor ingebruikname moet u altijd eerst de
bladblazer controleren op veilig gebruik:
Controleer of de gashendel goed functi-
oneert. De gashendel moet vooral vrij en
soepel kunnen bewegen.
Controleer ook de juiste werking van de
gasvergrendelknop.
Controleer op vetvrije en droge handgre-
pen en test het functioneren van de I-O-
schakelaar. Houd de handgrepen vrij van
olie en brandstof.
3. Start de bladblazer alleen volgens de instruc-
ties. Probeer nooit om de motor op een andere
manier te starten.
4. Gebruik de bladblazer en de bijgeleverde
gereedschappen alleen voor de speciek aan-
gegeven doeleinden.
5.
Start de motor van de bladblazer pas wanneer het
gereedschap volledig is gemonteerd. Het gebruik
van dit gereedschap is alleen toegestaan wanneer
alle vereiste toebehoren er op zijn gemonteerd.
87 NEDERLANDS
6. De motor moet direct worden uitgeschakeld
indien zich hier problemen mee voordoen.
7. Wanneer u werkt met de bladblazer, moet u
altijd uw vingers stevig rond de handgreep
houden, waarbij de bedieningshendel tussen
uw duim en wijsvinger ligt. Houd uw hand in
deze positie zodat u het apparaat voortdurend
goed onder controle kunt houden. Zorg ervoor
dat uw bedieningshendel in goede staat ver-
keert en vrij blijft van vocht, vuil, olie en vet.
8. Zorg er altijd voor dat u veilig en stevig staat.
9. Draag de bladblazer tijdens gebruik op beide
schouders, zoals het hoort. Draag de bladbla-
zer niet aan één enkele schouderband. Anders
kan dat leiden tot persoonlijk letsel.
10.
Werk met de bladblazer steeds in een zodanige
stand dat u geen uitlaatgassen inademt. Laat nooit
de motor van het apparaat draaien in een gesloten
ruimte (gevaar voor verstikking en gasvergiftiging).
Koolmonoxide is een geur- en kleurloos gas. Zorg
altijd voor voldoende ventilatie.
11.
Schakel de motor uit wanneer u pauzeert of de
bladblazer onbeheerd achterlaat. Berg hem op een
veilige plaats op om te voorkomen dat hij bescha-
digd raakt, gevaar voor anderen kan opleveren of
licht ontvlambare stoffen kan doen ontbranden.
12. Leg een hete bladblazer nooit neer in droog
gras of op andere brandbare materialen.
13. Tijdens gebruik moeten alle bij het appa-
raat geleverde veiligheidsvoorzieningen en
beschermkappen worden gebruikt.
14. Laat de motor nooit draaien met een defecte
uitlaatdemper.
Vervoer
1. Schakel de motor uit tijdens het vervoeren.
2. Zorg dat de bladblazer tijdens vervoer in een
auto of vrachtwagen stabiel is neergezet, om
brandstoekkage te voorkomen.
3. Voor vervoer van de bladblazer dient u te zor-
gen dat de brandstoftank helemaal leeg is.
4.
Pak de draagbeugel en til de bladblazer op wanneer
u hem wilt dragen. Sleep de bladblazer niet mee aan
het mondstuk, de blaaspijp of andere onderdelen.
5. Houd de bladblazer stevig vast tijdens het
vervoer.
6. Voor het optillen van de bladblazer dient u de
knieën te buigen en voorzichtig te zijn dat u uw
onderrug niet overbelast.
Brandstof bijvullen
1. Schakel de motor uit tijdens het bijvullen van
brandstof, blijf uit de buurt van open vuur en
rook beslist niet.
2.
Voorkom huidcontact met aardolieproducten, zoals
benzine. Adem geen brandstofdampen in. Draag
altijd beschermende handschoenen tijdens het
bijvullen van brandstof. Verwissel regelmatig uw
beschermende kleding en reinig die ook regelmatig.
3.
Vermijd het morsen van brandstof of olie om vervui-
ling van de grond te voorkomen (ter bescherming
van het milieu). Veeg gemorste brandstof direct
af en maak de bladblazer goed schoon. Laat natte
doeken eerst opdrogen voordat u ze weggooit in
een goed sluitende afvalbak om het gevaar van
spontane ontbranding te voorkomen.
4.
Zorg dat u geen brandstof op uw kleding morst.
Verkleed u onmiddellijk als brandstof op uw kleding
is gemorst (vanwege brandgevaar).
5. Controleer regelmatig de brandstoftankdop op
lekkage en let op dat de dop goed afsluit.
6. Draai de brandstoftankdop zorgvuldig vast.
Start de motor altijd op een andere plaats
(tenminste 3 meter verwijderd) dan waar u
brandstof hebt bijgevuld.
3 m
(10 ft)
7. Vul nooit brandstof bij in een gesloten ruimte.
Brandstofdampen vormen zeer brandbare
gassen op grondniveau (explosiegevaar).
8.
Vervoer en bewaar brandstof uitsluitend in goedge-
keurde jerrycans. Zorg dat uw brandstofvoorraad
niet toegankelijk is voor kinderen.
9. Vul nooit brandstof bij wanneer de motor heet
is of nog draait.
10. Vul nooit meer brandstof bij dan opgegeven in
“TECHNISCHE GEGEVENS”.
88 NEDERLANDS
Werkwijze
1.
Gebruik de bladblazer alleen bij helder licht en goed
zicht. Pas op voor natte of glibberige plaatsen, ijzel,
sneeuw en ijs (gevaar voor uitglijden) en krappe
ruimten. Zorg dat u altijd stevig staat.
2. Werk nooit op een instabiele ondergrond of
een steile helling.
3. Werk nooit vanaf een ladder of een hoge
plaats. Anders bestaat de kans op letsel.
4.
Om gevaar voor persoonlijk letsel te voorkomen,
mag u nooit de luchtstroom op omstanders richten,
want de hoge luchtdruk kan schadelijk zijn voor de
ogen en de krachtige luchtstroom kan gruis e.d. met
grote snelheid uitwerpen.
5.
Plaats nooit enig voorwerp in de luchtinlaat van
het apparaat of in de blaaspijp van de bladblazer.
Dat kan de ventilatorschoep beschadigen en kan
gevaar voor ernstig letsel opleveren, zowel voor de
gebruiker als voor omstanders, omdat het voorwerp
of gebroken onderdelen op hoge snelheid kunnen
worden weggeslingerd.
6. Let op de windrichting, d.w.z. werk niet tegen
de windrichting in.
7. Om gevaar voor struikelen en verlies van con-
trole te voorkomen, mag u nooit met het appa-
raat werken terwijl u achteruit loopt.
8. Schakel de motor altijd uit voordat u het appa-
raat gaat reinigen of onderhouden en voordat
u onderdelen gaat vervangen.
9. Neem regelmatig een pauze om verlies van
controle door vermoeidheid te voorkomen. Wij
raden u aan om elk uur een rustpauze van 10
tot 20 minuten te nemen.
10.
Gebruik het apparaat niet te dicht bij ramen, enz.
11. Om fysieke gevolgen door trillingen en/of
gehoorschade te voorkomen, dient u het appa-
raat zo veel mogelijk op een laag toerental te
gebruiken en de gebruiksduur te beperkten.
12.
Gebruik het apparaat alleen op een redelijke tijd
van de dag. Gebruik de bladblazer niet in de vroege
ochtend of erg laat in de avond, wanneer het appa-
raat hinder voor omwonenden kan opleveren.
13. Het is aanbevolen om het afval voor het blazen
los te maken met een hark of bezem.
14. Onder stofge omstandigheden kunt u de
omgeving voor het blazen licht besproeien, zo
nodig met een waternevelsproeier.
15. Verstel de lengte van het blaasmondstuk zodat
de luchtstroom dichtbij de grond kan werken.
16. Om het geluidsniveau te minimaliseren, dient
u het aantal apparaten dat tegelijkertijd wordt
gebruikt beperkt te houden.
17. Na het gebruik van de bladblazer en andere
apparaten, moet u OPRUIMEN! Werp alle afval
in een afvalbak.
18. Verhoog het motortoerental niet meer dan
noodzakelijk. Weggeblazen voorwerpen kun-
nen leiden tot persoonlijk letsel.
19. De uitlaatdemper wordt tijdens gebruik heet.
Raak de uitlaatdemper niet aan omdat dit kan
leiden tot brandwonden op uw huid.
20. Gebruik het apparaat niet in een omgeving met
explosiegevaar, zoals een omgeving met licht
ontvlambare vloeistoffen, gassen of stof. Het
apparaat genereert vonken die stof of dampen
kunnen doen ontsteken.
Onderhoudsinstructies
1. Ga milieubewust te werk. Gebruik de bladbla-
zer met zo min mogelijk lawaai en vervuiling
als mogelijk. Laat vooral de afstelling van de
carburateur regelmatig controleren.
2.
Maak de bladblazer regelmatig schoon en contro-
leer of alle bouten en moeren stevig vast zitten.
3. Onderhoud of bewaar de bladblazer nooit in de
nabijheid van open vuur, vonken, enz.
4.
Sla de bladblazer altijd op met een lege brandstoftank
in een goed geventileerde en afgesloten ruimte.
5. Het uitvoeren van onderhoud of reparaties
door de gebruiker is beperkt tot de in deze
gebruiksaanwijzing beschreven punten. Alle
andere werkzaamheden dienen door een
erkend servicecentrum uitgevoerd te worden.
6.
Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen
en accessoires geleverd door Makita/Dolmar. Het
gebruik van niet-goedgekeurde onderdelen en
gereedschappen kan leiden tot ongelukken en
letsel. Makita/Dolmar aanvaardt geen enkele aan-
sprakelijkheid voor ongelukken of schade die voort-
vloeit uit het gebruik van enige niet-goedgekeurde
onderdelen of accessoires.
7. Een verkeerde reparatie of slecht onderhoud
kan de levensduur van het apparaat verkorten
en de kans op ongelukken vergroten.
EHBO
1.
Voor het geval van ongelukken dient een goed gevulde
eerstehulpkoffer in de nabijheid van de werkzaamheden
aanwezig te zijn. Vul direct na gebruik van de inhoud de
eerstehulpkoffer weer aan.
2. Geef de volgende informatie wanneer u om
hulp vraagt:
Plaats van het ongeval
Beschrijving van het ongeval
Aantal gewonden
Aard van de verwondingen
Uw naam
89 NEDERLANDS
BESCHRIJVING VAN DE ONDERDELEN
MG5300
18
20
19
1
3
4
2
5
6
7 8
9
12
11
13
15
16
17
23
24
25
26
22
21
10
14
27
28
1 Bougiedeksel 9 Uitlaatdemper 17 Zwenkpijp 25 Rond mondstuk
2 Antivrieshendel 10 Draagbeugel 18 Knopbout (van
luchtlterdeksel)
26 Plat mondstuk (optioneel
accessoire)
3 Chokehendel 11 Schouderband 19 Luchtlterdeksel 27
Kussen (optioneel accessoire)
4 Trekstarthandgreep 12 Elleboogpijp 20 Opvoerpomp 28 Heupgordel (optioneel
accessoire)
5 Brandstoftankdop 13 Flexibele pijp 21 Gastrekker - -
6 Brandstoftank 14 Kabelhouder 22 Stophendel - -
7 Olieaftapbout 15 Bedieningshendel 23
Lange pijp (optioneel accessoire)
- -
8 Olievuldop 16 Slangklem 24
Korte pijp (optioneel accessoire)
- -
De standaardaccessoires kunnen van land tot land verschillen.
MONTAGE
LET OP:
Alvorens u enige werkzaamheden aan
de bladblazer gaat verrichten, zet u altijd eerst de motor
af en trekt u de bougiekap van de bougie af.
LET OP: Start de bladblazer pas nadat deze
volledig is gemonteerd.
LET OP: Draag altijd beschermende
handschoenen.
De blaaspijpen aanbrengen
1. Steek de zwenkpijp in de exibele pijp en zet deze
beide vast met de slangklem.
2
3
1
1. Zwenkpijp 2. Flexibele pijp 3. Slangklem
90 NEDERLANDS
2. Draai de klemschroef los en verwijder hem.
1
1. Klemschroef
Wees voorzichtig de kabel niet te verdraaien bij het
aanbrengen van de bedieningshendel.
3. Bevestig de bedieningshendel/handgreep aan de
zwenkpijp en zet deze vast met de klemschroef.
2
1
1. Bedieningshendel 2. Klemschroef
4. Bevestig de exibele pijp aan de elleboogpijp.
Steek de elleboogpijp op de exibele pijp. Bevestig de
kabelhouder tussen de slangklem en de exibele pijp.
Maak de kabelhouder, de exibele pijp en de elleboog-
pijp vast met de slangklem. Plaats de bedieningskabel
op de kabelhouder en sluit de kabelhouder.
1
3
2
1. Elleboogpijp 2. Kabelhouder 3. Slangklem
2
1
1. Kabelhouder 2. Bedieningskabel
5.
Bevestig de lange/korte pijp aan de zwenkpijp. Draai de
lange/korte pijp rechtsom om hem te vergrendelen. Bevestig
vervolgens het blaasmondstuk aan de lange/korte pijp. Draai
het blaasmondstuk rechtsom om hem te vergrendelen.
1
2
1. Lange/korte pijp 2. Blaasmondstuk
6.
Zorg ervoor dat alle klemmen stevig vast zitten.
Controleer of de gasklep correct beweegt overeenkomstig de
bediening van de gastrekker/gashendel.
Als de gastrekker/gashendel niet helemaal kan worden
ingeknepen/gedraaid of als de gastrekker/gashendel
niet terugkeert naar de correcte stand, raadpleegt u het
hoofdstuk ONDERHOUD om de gasklep af te stellen.
VOOR U DE MOTOR
GAAT STARTEN
De motorolie controleren en
bijvullen
LET OP: Voordat u de motorolie bijvult, moet
u de motor uitzetten en laten afkoelen. Anders zou
u brandwonden kunnen oplopen.
91 NEDERLANDS
KENNISGEVING: Bij gebruik van slechte olie
zal de motor onregelmatig starten.
KENNISGEVING:
Verwijder stof of vuil rond de
olievulopening voordat u de olievuldop eraf draait. Zorg
er ook voor dat geen stof of zand op de losse olievuldop
komt. Anders kan zand of stof dat aan de olievuldop kleeft
leiden tot onregelmatige olietoevoer of slijtage van de motoron-
derdelen, hetgeen storingen kan veroorzaken.
1
2
1. Bovengrens 2. Ondergrens
Inspecteren
Plaats de bladblazer op een vlakke ondergrond en
verwijder de olievuldop.
Let op of het oliepeil tussen de boven- en ondergrenzen
staat. Als het oliepeil niet tot aan de ondergrens komt,
dient u nieuwe olie bij te vullen.
Ververs de olie wanneer die vuil is of duidelijk van kleur ver-
anderd is. (Zie onder “De motorolie verversen” voor de werk-
wijze en de regelmaat waarmee u de olie moet verversen.)
Bijvullen
Plaats de bladblazer op een vlakke ondergrond en
verwijder de olievuldop.
Vul olie bij tot aan de bovengrens op de oliepeilaanduiding.
Over het algemeen moet na ongeveer elke 20 bedrijfsu-
ren motorolie worden bijgevuld (na elke 10 - 15 keer
brandstof bijvullen).
Aanbevolen motorolie
Originele Makita/Dolmar 4-taktmotorolie of
SAE 10W-30 olie van API-classicatie SF-klasse
of hoger (4-taktmotorolie voor auto’s)
Olievolume
Olievolume: ongeveer 140 ml
KENNISGEVING:
Sla de bladblazer op terwijl
hij rechtop staat op een horizontale ondergrond. De
oliepeilaanduiding geeft niet de correcte hoeveelheid olie
aan als de bladblazer schuin staat en olie in de motor is
gestroomd. Dit kan resulteren in te veel olie bijvullen.
KENNISGEVING: Vul niet te veel olie bij.
Overtollige olie kan uit d
e ontluchting van het luchtlter
komen en de omringende onderdelen bevuilen, of er kan witte rook
worden uitgestoten doordat overtollige olie wordt verbrand.
Na het bijvullen van olie
Veeg gemorste olie af met een doek.
Brandstoftoevoer
WAARSCHUWING: Voor het bijvullen
van brandstof zet u de motor uit en wacht u tot
die afgekoeld is. Anders kan na ontvlamming brand
ontstaan en kunt u brandwonden oplopen.
WAARSCHUWING:
Brandstof moet worden bij-
gevuld op een plaats waar geen open vuur is om ontvlamming
en brand te voorkomen. Breng nooit enig brandend voorwerp
(sigaret e.d.) dichtbij de plaats waar u brandstof bijvult.
WAARSCHUWING:
Kies een vlakke onder-
grond voor het bijvullen van brandstof. Vermijd onsta-
biele plaatsen voor het bijvullen van brandstof. Vul
brandstof bij bij helder licht en goed zicht.
WAARSCHUWING: Open de brandstof-
tankdop langzaam. Door inwendige druk kan brand-
stof uit de vulopening worden gemorst.
WAARSCHUWING:
Wees voorzichtig dat u
geen brandstof morst. Veeg gemorste brandstof af.
WAARSCHUWING: Vul brandstof bij op
een goed geventileerde plaats.
WAARSCHUWING: Kies een vrije, open
omgeving voor het bijvullen van brandstof.
WAARSCHUWING: Ga voorzichtig om
met brandstof.
LET OP: Als brandstof op uw huid of in uw ogen
komt, kan dit leiden tot allergische reacties of irritatie.
Roep onmiddellijk medische hulp in wanneer u
een fysiek probleem waarneemt.
KENNISGEVING: Vul GEEN olie bij in de
brandstoftank.
Brandstof
WAARSCHUWING: Sla de machine en de
brandstoftank op een koele plaats op, uit de zon.
WAARSCHUWING: Bewaar brandstof
nooit in uw auto.
De motor is een viertaktmotor. Zorg dat u altijd benzine
voor auto’s gebruikt (normaal of super).
92 NEDERLANDS
KENNISGEVING:
Gebruik nooit benzine gemengd
met olie, zoals 2-taktolie of motorolie. Dat veroorzaakt
overmatige koolafzetting en mechanische storingen.
OPMERKING:
Bewaar brandstof in een speciale
jerrycan in een goed geventileerde ruimte in de scha-
duw. Gebruik de brandstof binnen 4 weken. Anders kan
brandstof al binnen een dag verslechteren.
Werkwijze voor brandstof bijvullen
LET OP: Als de tankdop niet goed werkt of
beschadigd is, dient u deze te vervangen.
LET OP: De tankdop zal na verloop van tijd ver-
sleten raken. Vervang hem om de twee tot drie jaar.
KENNISGEVING: Vul GEEN brandstof bij in
de vulopening voor de motorolie.
1. Draai de brandstoftankdop een beetje los om de
overdruk uit de tank te laten ontsnappen.
2.
Draai de brandstoftankdop eraf en vul brandstof bij
terwijl u de lucht uit de brandstoftank laat ontsnappen door
de brandstofvulopening naar boven gericht te houden. Vul
NOOIT brandstof bij tot aan de bovenrand van de tank.
3. Draai de tankdop weer stevig vast nadat u klaar
bent met brandstof bijvullen.
BEDIENING
De motor starten
WAARSCHUWING: Probeer nooit de
motor te starten op dezelfde plek als waar u
brandstof hebt bijgevuld. Hierdoor kan ontvlam-
ming en brand ontstaan. Ga voor het starten van
de motor minstens 3 meter weg van de plek waar
brandstof is bijgevuld.
WAARSCHUWING: De uitlaatgassen van
de motor zijn giftig. Laat de motor niet draaien op
een slecht geventileerde plaats, bijvoorbeeld in
een tunnel, in een gebouw enz. Het gebruik van de
motor op een slecht geventileerde plaats kan leiden
tot vergiftiging door uitlaatgassen.
WAARSCHUWING: Zet de motor uit
en inspecteer hem onmiddellijk wanneer u na
het starten iets vreemds waarneemt, zoals een
vreemd geluid, vreemde geur of trillingen. Als u
de motor blijft gebruiken terwijl zich een dergelijk
abnormaal verschijnsel voordoet, kan dat leiden tot
ongelukken.
WAARSCHUWING: Raak de hete motor-
kap niet aan. Anders zou u brandwonden kunnen
oplopen.
WAARSCHUWING: Verzeker u voor het
starten van de motor ervan dat er geen brandstof-
lekkage is.
WAARSCHUWING: Controleer of de
motor daadwerkelijk uit gaat wanneer u de stop-
schakelaar in de stand “O” zet.
Wanneer de motor koud is of na het
bijvullen van brandstof (koude start)
1. Plaats de bladblazer op een vlakke ondergrond.
2. I/O-stand
Zet de stophendel in de stand “I”.
1
1. Stophendel
3. Blijf op de opvoerpomp drukken totdat er brand-
stof in de opvoerpomp komt.
1
2
1. Chokehendel 2. Opvoerpomp
OPMERKING: Doorgaans komt er na 7 tot 10 keer
drukken brandstof in de carburateur.
OPMERKING: Als buitensporig vaak op de opvoer-
pomp wordt gedrukt, zal het overschot aan benzine
terugstromen naar de brandstoftank.
4. Zet de chokehendel omhoog in de gesloten stand.
5. Plaats uw linkerhand bovenop de bladbla-
zer en trek langzaam met uw rechterhand aan de
trekstarthandgreep tot u compressie voelt. Trek daarna
krachtig aan de trekstarthandgreep.
93 NEDERLANDS
KENNISGEVING: Trek het trekstartkoord
nooit volledig uit.
KENNISGEVING: Laat de trekstarthand-
greep geleidelijk teruglopen in de behuizing. Als
u dat niet doet, kan de trekstarthandgreep tegen uw
lichaam aan zwiepen of het trekstartkoord niet goed
opgewonden worden.
OPMERKING: Als de motor ontsteekt en afslaat,
zet u de chokehendel terug in de geopende stand
en trekt u enkele malen aan de trekstarthandgreep
om de motor opnieuw te starten.
6. Nadat de motor is gestart, zet u de chokehendel
omlaag in de geopende stand.
OPMERKING: Zet de chokehendel helemaal open
voordat u de gashendel/gastrekker bedient.
OPMERKING: Bij lage temperatuur of wanneer de
motor niet warm genoeg is, mag u nooit de chokehen-
del plotseling helemaal open zetten. Anders kan de
motor afslaan.
7. Laat de motor gedurende 2 tot 3 minuten opwar-
men op stationair of een laag motortoerental.
8. Het opwarmen is voltooid wanneer het motortoe-
rental vanaf stationair draaien snel toeneemt zodra u
vol gas geeft.
OPMERKING:
Als u meerdere keren aan de
trekstarthandgreep trekt met de chokehendel in de
gesloten stand, kan de motor moeilijk te starten zijn
omdat deze door te veel brandstof is verzopen. Als de
motor door te veel brandstof is verzopen, verwijdert u de
bougie en trekt u een paar keer snel aan de trekstarthand-
greep om het overschot aan brandstof te verwerken. Maak
de elektrode van de bougie goed droog.
Wanneer de motor warm is (warme start)
LET OP: Pas op dat u uw hand niet ver-
brandt. Draag handschoenen bij het starten van
de motor.
1. Plaats de bladblazer op een vlakke ondergrond.
2. Druk enkele keren op de opvoerpomp.
3. Zorg ervoor dat de chokehendel open staat.
4. Plaats uw linkerhand bovenop de bladbla-
zer en trek langzaam met uw rechterhand aan de
trekstarthandgreep tot u compressie voelt. Trek daarna
krachtig aan de trekstarthandgreep.
De motor uitzetten
Laat de gastrekker los en zet daarna de stophendel in
de stand “O”.
1
2
1. Gastrekker 2. Stophendel
IJsafzetting in de carburateur voorkomen
KENNISGEVING:
Wanneer de omgevingstempe-
ratuur hoger is dan 10°C, zet u de hendel altijd terug in de
normale stand (aangegeven met een zonnetje). Ander kan de
motor door oververhitting beschadigd worden.
Wanneer de omgevingstemperatuur laag is en de lucht-
vochtigheid hoog is, kan waterdamp binnenin de carbu-
rateur bevriezen, waardoor de motor onregelmatig gaat
draaien (ijsafzetting in de carburateur). Verander indien
nodig de stand van de antivrieshendel als volgt.
1.
Verwijder de schroef en trek de antivrieshendel eruit.
2. Plaats de antivrieshendel als volgt:
In een warmere omgeving dan 10°C
Zet de nok op de markering ‘zon’ (warme stand).
10°C of koudere omgeving
Zet de nok op de markering ‘sneeuw’ (antivriesstand).
94 NEDERLANDS
1
2
3
3
1. Antivrieshendel 2. Schroef 3. Nok
3. Draai de schroef vast.
De schouderband verstellen
1. Stel de schouderband in op een lengte waarbij u
comfortabel kunt werken met de bladblazer op uw rug.
Om de band strak te trekken, trekt u het uiteinde van de band omlaag.
1
1. Schouderband
Om de band losser te maken, trekt u het uiteinde van de
gesp omhoog.
1
1. Gesp
Rol het uiteinde van de band op en klem het vast met
de strip.
1
1. Strip
2. Trek aan de stabilisatieband totdat er geen speling
meer open blijft tussen uw rug en de behuizing van de
bladblazer.
Om de band strak te trekken, trekt u het uiteinde van de
band omlaag.
1
1. Stabilisatieband
Om de band losser te maken, trekt u het uiteinde van de
gesp omhoog.
1
1. Gesp
95 NEDERLANDS
Heupgordel
Optioneel accessoire
Met de heupgordel kan de gebruiker het gereedschap
stabieler dragen.
LET OP: Vergeet niet de gesp van de heup-
gordel los te maken voordat u de bladblazer van
uw schouders af tilt om hem neer te zetten.
De positie van de bedieningshendel
afstellen
Verschuif de bedieningshendel langs de zwenkpijp naar
de meest comfortabele stand. Zet vervolgens de bedie-
ningshendel vast met de klemschroef.
1
1. Klemschroef
De bladblazer bedienen
1.
Tijdens het werken met de bladblazer kunt u de gastrek-
ker/gashendel zo instellen dat de blaasluchtdruk precies goed
is voor de omstandigheden waaronder u werkt.
2. Het motortoerental instellen.
Het motortoerental kan worden verhoogd door de
gastrekker verder in te knijpen. Om het motortoerental
te verlagen, laat u de gastrekker iets los.
Met de ‘cruise control’-functie kan de gebruiker het
motortoerental constant houden zonder de gastrekker
ingeknepen te moeten houden. Om het motortoerental
te verhogen, zet u de stophendel in de stand voor hoog
toerental. Om het motortoerental te verlagen, zet u de
stophendel in de stand voor laag toerental.
2
1
1. Gastrekker 2. Stophendel
De bladblazer vervoeren
LET OP: Voordat u de bladblazer gaat ver-
voeren, zet u altijd eerst de motor uit.
KENNISGEVING: Ga niet op de bladblazer zit-
ten of staan en plaats er geen zware voorwerpen
op. Hierdoor kan het apparaat worden beschadigd.
KENNISGEVING: Zorg bij vervoer en opslag
voor dat de bladblazer rechtop staat. Bij vervoer
of opslag in een andere stand dan rechtop, kan olie
in de motor van de bladblazer lekken. Dat kan leiden
tot olielekkage uit het apparaat en witte rook door het
verbranden van olie, en het luchtlter kan vuil worden
door de olie.
KENNISGEVING: Bij verplaatsen mag u de
bladblazer niet slepen. Anders kan de behuizing van
de bladblazer worden beschadigd.
ONDERHOUD
LET OP: Alvorens onderhouds- en inspec-
tiewerkzaamheden uit te voeren, zet u de motor
uit en laat u die afkoelen. Verwijder de bougie en
de bougiekap. Als u dit nalaat, loopt u de kans op
brandwonden of ernstig letsel als de motor onver-
wacht start.
LET OP: Controleer na inspectie of onder-
houd zorgvuldig of alle onderdelen gemonteerd
zijn.
96 NEDERLANDS
De motorolie verversen
LET OP:
De motor zelf en de motorolie zijn nog
heet vlak nadat de motor is uitgezet. Als u de motorolie
wilt gaan verversen, moet u eerst controleren of de
motor zelf en de motorolie voldoende zijn afgekoeld.
Doet u dat niet, dan bestaat het gevaar dat u zich ver-
brandt. Wacht na het uitzetten van de motor nog even
totdat de motorolie is teruggekeerd naar de olietank, om
een juiste aezing van het oliepeil te garanderen.
LET OP: Als u olie bijvult tot boven de
aangegeven bovengrens, kan het apparaat ver-
ontreinigd raken of witte rook uitstoten door het
verbranden van olie.
KENNISGEVING: Gooi afgewerkte motorolie
nooit weg met het huisvuil en loos het nooit in
de natuur of in het riool. Het weggooien van olie
is wettelijk geregeld. Volg altijd de geldende wetten
en regelgeving wanneer u motorolie wilt weggooien.
Neem contact op met een erkend servicecentrum als
u hieromtrent vragen hebt.
KENNISGEVING: Ook wanneer olie onge-
bruikt wordt opgeslagen, zal de olie op den duur
verslechteren. Controleer en inspecteer de olie
regelmatig (vervang de olie elke 6 maanden door
nieuwe).
Verslechterde motorolie verkort de levensduur van
de schuivende en roterende onderdelen aanzienlijk.
Vergeet niet te controleren wanneer en hoeveel olie
ververst moet worden.
Verversingsinterval
Na de eerste 20 bedrijfsuren, en daarna om de 50
bedrijfsuren.
Aanbevolen motorolie
Originele Makita/Dolmar 4-taktmotorolie of
SAE 10W-30 olie van API-classicatie SF-klasse
of hoger (4-taktmotorolie voor auto’s)
Werkwijze voor het verversen van de
olie
Ververs de olie als volgt:
1
2
3
4
5
6
1. Aftapgat 2. Olieaftapbout 3. Pakking (aluminium
ring) 4. Olievuldop 5. Pakking van olievuldop
6. Olievulopening
1. Plaats de bladblazer op een vlakke ondergrond.
2. Plaats een bak voor afgewerkte motorolie onder
het aftapgat om de afgetapte olie in op te vangen. De
olieopvangbak moet minstens een inhoud hebben van
140 ml om alle olie te kunnen opvangen.
3. Draai de olieaftapbout los om de olie af te tappen.
Wees voorzichtig dat er geen olie komt op de brandstof-
tank of andere onderdelen.
KENNISGEVING:
Pas op dat u de pakking (alu-
minium ring) niet kwijtraakt. Leg de olieaftapbout op
een plaats waar deze niet vuil kan worden.
4.
Verwijder de olievuldop. (Door de olievuldop te verwij-
deren kan de olie gemakkelijker uit de motor stromen.)
KENNISGEVING: Leg de olievuldop op een
plaats waar deze niet vuil kan worden.
5. Naarmate het oliepeil lager wordt, kantelt u de
bladblazer naar de kant van het aftapgat zodat alle olie
uit de motor kan stromen.
6. Nadat alle olie uit de motor is gestroomd, draait u
de olieaftapbout weer stevig vast. Als de bout niet stevig
vastgedraaid wordt, kan olie blijven lekken.
KENNISGEVING: Vergeet niet de pakking
(aluminium ring) weer aan te brengen wanneer u
de olieaftapbout weer erop draait.
7. Giet ongeveer 140 ml olie in de olievulopening tot
aan de bovengrens.
1
2
1. Bovengrens 2. Ondergrens
8. Nadat de olie is bijgevuld, draait u de olievuldop
weer stevig vast om olielekkage te voorkomen.
KENNISGEVING: Vergeet niet de pakking van
de olievuldop aan te brengen voordat u de olie-
vuldop weer erop draait.
97 NEDERLANDS
Het luchtlter reinigen
WAARSCHUWING: BRANDBARE
STOFFEN STRENG VERBODEN
Interval voor reinigen en inspecteren
Dagelijks (om de 10 bedrijfsuren)
Reinigingsprocedure
1
2 3
4
1. Knopbouten 2. Luchtlterdeksel 3. Element
4. Luchtinlaat
1. Draai de knopbouten los.
2. Verwijder het luchtlterdeksel.
3. Verwijder het element en reinig al het vuil vanaf
het element met behulp van een doek of luchtstroom.
Vervang het element door een nieuw als het bescha-
digd of zeer vuil is.
OPMERKING: Het element is van het droge type en
het mag niet nat worden. Was het nooit met water.
4. Veeg eventuele olie rond de luchtinlaat weg met
een doek of lap.
5. Breng het element aan in het luchtlterhuis.
6. Breng het luchtlterdeksel weer aan en draai de
knopbouten vast.
KENNISGEVING: Reinig het element meer-
dere keren per dag als er onder stofge omstan-
digheden erg veel stof door wordt opgevangen.
KENNISGEVING:
Als u door blijft werken terwijl
er nog olie op het element zit, kan de olie in het luchtl-
ter eruit lekken waardoor olieverontreiniging optreedt.
De bougie controleren
LET OP: Raak de bougie niet aan terwijl de
motor draait. Anders kunt u een elektrische schok
krijgen.
LET OP: Zet de stophendel/stopschakelaar
in de stand uit “O”.
LET OP: Controleer de bougiekabel regelma-
tig. Als deze beschadigd of gerafeld is, vervangt u
hem. Anders kunt u een elektrische schok krijgen.
KENNISGEVING:
Voordat u de bougie verwij-
dert, reinigt u eerst de bougie en de cilinderkop zodat
geen stof, zand, enz. in de cilinder kan komen.
KENNISGEVING: De motor moet afgekoeld
zijn voordat u de bougie verwijdert, om te voorko-
men dat het schroefgat in de cilinderkop bescha-
digd wordt.
KENNISGEVING:
Draai de bougie precies recht
in het schroefgat. Als u de bougie er scheef indraait, wordt
het schroefgat in de cilinderkop beschadigd.
1. Voor het openen van het bougiedeksel tilt u het op
en draait u het een halve slag.
1
1. Bougiedeksel
2. Gebruik de bijgeleverde bougiesleutel om de
bougie te verwijderen en weer vast te draaien.
3. De speling tussen de twee elektroden van de bou-
gie moet 0,7 tot 0,8 mm bedragen. Stel de juiste speling
af als de elektrodeafstand te groot of te klein is.
Reinig de bougie grondig of vervang de bougie wanneer
deze verontreinigd is of veel koolaanslag heeft.
Gebruik als vervangingsbougie NGK CMR6H.
98 NEDERLANDS
0.7 mm – 0.8 mm (0.028″ – 0.031″)
4. Om het bougiedeksel te sluiten, draait u het een
halve slag en drukt u het rondom de holte dicht.
1
1. Bougiedeksel
Het brandstoflter reinigen
LET OP: Verzeker u ervan dat er geen
schade aan de brandstoftank is. Als er schade aan
de brandstoftank is, vraagt u onmiddellijk een erkend
servicecentrum deze te repareren.
KENNISGEVING: Reinig het brandstoflter
regelmatig. Een verstopt brandstoflter kan leiden tot
startproblemen of verhinderen dat het toerental kan
oplopen.
Controleer het brandstoflter regelmatig op de volgende
wijze:
1
32
1. Brandstoftankdop 2. Brandstoflter 3. Slangklem
1. Verwijder de brandstoftankdop en tap de brand-
stof af totdat de tank helemaal leeg is. Controleer de
binnenkant van de tank op eventuele vreemde stoffen.
Verwijder dergelijke stoffen, indien aanwezig.
2. Trek het brandstoflter met een draad via de
brandstofvulopening uit de tank.
3. Als het oppervlak van het brandstoflter verontrei-
nigd is, reinigt u het met behulp van benzine.
KENNISGEVING: Houd u aan de regelgeving
vastgesteld door uw plaatselijke overheid omtrent
het verwerken van de benzine die gebruikt is voor
het reinigen van het brandstoflter.
KENNISGEVING: Vervang het brandstoflter
als dit sterk verontreinigd is.
4. Na controleren, reinigen of vervangen, steekt u
het brandstoflter op de brandstofslang en bevestigt u
het met behulp van de slangklem. Plaats het brandstof-
lter terug in de brandstoftank en draai de brandstof-
tankdop er stevig op.
Het stationair toerental afstellen
LET OP: De carburateur is in de fabriek afge-
steld. Maak nooit enige andere afstelling dan het
stationair toerental. Voor andere afstellingen dient u
contact op te nemen met een erkend servicecentrum.
Een geschikt stationair toerental is 2.800 min
-1
(omw/
min).
Als het nodig is om het stationair toerental af te stellen,
doet u dit met een kruiskopschroevendraaier.
Als de motor afslaat of onregelmatig draait bij stationair
draaien, draait u de stelschroef naar rechts zodat het
stationair toerental toeneemt. Als de motor te hard loopt
bij stationair draaien, draait u de stelschroef naar links
zodat het stationair toerental afneemt.
1
1. Stelschroef voor stationair toerental
De gasklep controleren
Als de bedieningskabel gebogen is of blijft steken,
maakt de gasklep geen contact met de stelschroef voor
stationair toerental, en voorkomt dit dat de motor op het
juiste stationair toerental draait. Verander in dat geval
de positie van de bedieningskabel zodat de gasklep
weer correct kan bewegen.
99 NEDERLANDS
1
234
1. Gasklep 2. Stelschroef voor stationair toerental
3. Bedieningskabel 4. Gasklepaanslag
Als de gasklep niet tegen de gasklepaanslag komt,
ondanks dat u de gastrekker helemaal inknijpt, of als de
gasklep niet tegen de stelschroef voor stationair draaien
komt tijdens stationair draaien, draait u de kabelafstel-
bout als volgt:
1. Draai de borgmoer los.
2. Als de gasklep niet tegen de gasklepaanslag
komt, draait u de kabelafstelbout linksom.
Als de gasklep niet tegen de stelschroef voor stationair
draaien komt, draait u de kabelafstelbout rechtsom.
1
2
1. Kabelafstelbout 2. Borgmoer
3. Draai de borgmoer vast om de kabelafstelbout
vast te zetten.
4. Controleer de beweging van de gasklep. De gas-
klep komt tot de stand aangegeven in de afbeelding
wanneer de gastrekker/gashendel wordt ingeknepen/
gedraaid.
De carburateurafdekking reinigen
Als de carburateurafdekking vuil is geworden en het
moeilijk is om de gasklep te controleren, reinigt u de
carburateurafdekking als volgt:
KENNISGEVING: Gebruik nooit benzine, was-
benzine, thinner, alcohol of iets dergelijks voor
het reinigen van de carburateurafdekking. Anders
kan hij worden beschadigd.
1. Steek een platkopschroevendraaier door het gat
in de motorkap. Maak de klem van de carburateurafdek-
king los.
1
1. Carburateurafdekking
2. Reinig de carburateurafdekking.
KENNISGEVING:
Gebruik een natte, schone
doek voor het reinigen van de carburateurafdekking.
3. Plaats de carburateurafdekking terug. Verzeker u
ervan dat de klem van de carburateurafdekking vastklikt
wanneer u hem terugplaatst.
100 NEDERLANDS
Bouten, moeren, schroeven en
andere onderdelen inspecteren
Draai loszittende bouten, moeren, enz. weer vast.
Controleer op brandstof- en olielekkage.
Vervang beschadigde onderdelen door nieuwe voor een
veilig gebruik.
De motor en koelluchtinlaat reinigen
Houd de motor schoon door hem met een doek af te vegen.
Houd de koelvinnen van de cilinder vrij van stof en vuil.
Als de koelvinnen bedekt raken met stof of vuil, kan de
motor oververhit raken en de zuiger vastlopen.
De blaaslucht wordt aangezogen via het luchtinlaatrooster.
Wanneer u merkt dat de blaaskracht afneemt, moet u de
motor stoppen en het inlaatrooster controleren op verstoppin-
gen. Reinig zo nodig. Een dergelijke verstopping kan leiden
tot oververhitting en schade aan de motor.
Pakkingen en afdichtingen
vervangen
Wanneer de motor gedemonteerd wordt, vervangt u de
pakkingen en afdichtingen door nieuwe.
Alle onderhouds- of afstelwerkzaamheden die niet
beschreven worden in deze gebruiksaanwijzing
mogen alleen worden uitgevoerd door een erkend
servicecentrum.
Opslag
WAARSCHUWING: Voordat u de brand-
stof aftapt, moet u de motor uitzetten en laten
afkoelen. Als u dit niet doet, kunnen brandwonden of
brand ontstaan.
LET OP: Als u het apparaat voor langere tijd
opslaat, dient u alle brandstof uit de brandstof-
tank en carburateur af te tappen, en het apparaat
op een droge en schone plaats op te slaan.
Tap de brandstof uit de brandstoftank en carburateur op
de volgende wijze af voordat u het apparaat opslaat:
1. Verwijder de brandstoftankdop en tap alle brand-
stof af. Als er verontreinigingen achterblijven in de
brandstoftank, dient u deze grondig te verwijderen.
2. Trek het brandstoflter met een draad uit de tank
via de vulopening.
3. Druk op de opvoerpomp totdat alle brandstof
daaruit verwijderd is en tap daarna de brandstof af die
in de tank is gestroomd.
4. Plaats het brandstoflter terug in de brandstoftank
en draai de brandstoftankdop stevig vast.
5. Laat de motor vervolgens draaien tot deze vanzelf
stopt.
6. Verwijder de bougie en druppel een paar druppels
motorolie in het bougiegat.
7. Trek voorzichtig aan de trekstarthandgreep om
de motorolie door de motor te verspreiden en breng de
bougie weer op zijn plaats aan.
8. Sla het apparaat op met de draagbeugel aan de
bovenkant.
9. Bewaar de afgetapte brandstof in een speciale jer-
rycan in een goed geventileerde ruimte in de schaduw.
101 NEDERLANDS
Storingzoeken
Storing Systeem Waarnemingen Oorzaak
Motor start niet of zeer moeilijk Ontstekingssysteem De ontsteking vonkt. Storing met de brandstoftoe-
voer of het compressiesysteem,
mechanisch defect.
De ontsteking vonkt niet. Stopschakelaar is bediend,
bedradingsfout of kortsluiting,
bougie of bougiecontact defect,
defecte ontstekingseenheid.
Brandstoftoevoer Brandstoftank is vol. Verkeerde stand van chokehen-
del, carburateur defect, brand-
stofslang geknikt of verstopt,
brandstof is vuil.
Compressie Geen compressie bij tornen
van motor.
Onderste cilinderpakking kapot,
krukasafdichting beschadigd,
cilinder of zuigerringen defect
of onjuiste afdichting van
bougie.
Mechanisch Trekstarter werkt niet. Gebroken startveer, gebroken
onderdelen in de motor.
Problemen met starten van
warme motor
- Brandstoftank is vol. De ontste-
king vonkt.
Carburateur is verontreinigd,
laat hem reinigen.
Motor start maar slaat af Brandstoftoevoer Brandstoftank is vol. Onjuiste afstelling van statio-
nair toerental, carburateur is
verontreinigd.
Brandstoftankontluchting werkt
niet, brandstoftoevoerleiding
verstopt, kabel of stopschake-
laar defect.
Onvoldoende prestaties Diverse systemen kunnen
gelijktijdig problemen hebben
Motor draait slecht stationair. Luchtlter is verontreinigd,
carburateur is verontreinigd,
uitlaatdemper is verstopt,
uitlaatpoort van cilinder is
verstopt.
Interval voor inspectie en onderhoud
- Vóór het
gebruik
Na
brandstof
bijvullen
Dagelijks
(10 uur)
50 uur 200 uur 600 uur of
2 jaar, wat
eerder komt
Vóór
opslaan
Motorolie Inspecteren/
bijvullen
- - - - - -
Vervangen - - -
(Opmerking 1)
-
- -
Onderdelen
vastdraaien
(bouten,
moeren)
Inspecteren
- - - - - -
Koelluchtinlaat
Reinigen/
inspecteren
- - - - - -
Brandstoftank
Reinigen/
inspecteren
- - - - - -
Brandstof
aftappen
- - - - - -
(Opmerking 3)
Gastrekker/
gashendel
Werking
controleren
- - - - -
-
De motor
uitzetten
Werking
controleren
- - - - - -
Het statio-
nair toeren-
tal afstellen
Inspecteren/
afstellen
-
- - - - -
102 NEDERLANDS
- Vóór het
gebruik
Na
brandstof
bijvullen
Dagelijks
(10 uur)
50 uur 200 uur 600 uur of
2 jaar, wat
eerder komt
Vóór
opslaan
Luchtlter Reinigen - -
- - - -
Inspecteren/
zo nodig
vervangen
- - - -
- -
Bedieningskabel
Inspecteren/
afstellen
- - - - - -
Inspecteren/
zo nodig
vervangen
- - - -
(Opmerking 2)
- -
Bougie Inspecteren/
zo nodig
afstand
afstellen
- -
- - - -
Reinigen/
zo nodig
vervangen
- - - -
- -
Bougiekabel Inspecteren/
zo nodig
vervangen
- - - -
(Opmerking 2)
- -
Brandstofslang
Inspecteren - - - - - -
Vervangen - - - -
(Opmerking 2)
- -
Brandstoflter
Reinigen/
zo nodig
vervangen
- - - - - -
Olieleiding Inspecteren - - - -
(Opmerking 2)
- -
Klepspeling
(inlaat-
klep en
uitlaatklep)
Inspecteren/
afstellen
- - - -
(Opmerking 2)
- -
Uitlaatdemper
Inspecteren/
reinigen
- - - -
(Opmerking 2)
- -
Verbrandingskamer/
klep/poort
Inspecteren/
reinigen
- - - -
(Opmerking 2)
- -
Motor Reviseren - - - - -
(Opmerking 2)
-
Carburateur Brandstof
aftappen
- - - - - -
(Opmerking 3)
Opmerking 1: Voer de eerste verversing uit na 20 bedrijfsuren.
Opmerking 2: Laat de inspectie uitvoeren door een erkend servicecentrum of een werkplaats.
Opmerking 3: Laat na het aftappen van de brandstoftank de motor draaien en tap de brandstof in de carburateur af.
103 NEDERLANDS
PROBLEMEN OPLOSSEN
Alvorens om reparatie te vragen, voert u eerst uw eigen inspectie uit. Als u een probleem ondervindt dat niet wordt
beschreven in deze gebruiksaanwijzing, mag u niet proberen het gereedschap te demonteren. In plaats daarvan
vraagt u een erkend Dolmar/Makita-servicecentrum dat altijd Dolmar/Makita-vervangingsonderdelen gebruikt, om
het gereedschap te repareren.
Probleemomschrijving Waarschijnlijke oorzaak (storing) Oplossing
De motor start niet. Opvoerpomp is niet gebruikt. Druk 7 tot 10 keer.
Trekstarthandgreep te langzaam
uitgetrokken.
Trek hard.
Onvoldoende brandstof. Vul brandstof bij.
Brandstoflter verstopt. Reinig het brandstoflter of vervang hem door een
nieuwe.
Brandstofslang geknikt. Haal de knik uit de brandstofslang.
Brandstof verslechterd. Verslechterde brandstof maakt de motor moeilijker
te starten. Vervang door nieuwe. (Aanbevolen
vervangingstijd: 1 maand)
Buitensporig veel brandstof
aangezogen.
Zet de gashendel van gemiddeld naar hoog toe-
rental en trek aan de trekstarthandgreep totdat
de motor start. Als de motor nog steeds niet start,
verwijdert u de bougie, droogt u de elektroden en
brengt u de bougie weer op zijn plaats aan. Start
daarna volgens de instructies.
Bougiekap is losgeraakt. Maak stevig vast.
Bougie vervuild. Reinig de bougie.
Onjuiste elektrodeafstand van bougie. Stel de elektrodeafstand af.
Andere probleem met de bougie. Vervang de bougie.
Probleem met de carburateur. Vraag ons erkende servicecentrum om dit te inspec-
teren en te repareren.
Trekstarthandgreep kan niet worden
uitgetrokken.
Vraag ons erkende servicecentrum om dit te inspec-
teren en te repareren.
Probleem met inwendige onderdelen
van motor.
Vraag ons erkende servicecentrum om dit te inspec-
teren en te repareren.
Motor stopt snel.
Motortoerental neemt niet toe.
Onvoldoende opgewarmd. Laat de motor goed warmdraaien.
Chokehendel staat in de gesloten stand
terwijl de motor al warm is.
Zet in de geopende stand.
Brandstoflter verstopt. Reinig het brandstoflter.
Vervuild of verstopt luchtlter. Reinig het luchtlter.
Bedieningskabel is losgeraakt. Bevestig de bedieningskabel stevig.
Probleem met inwendige onderdelen
van motor.
Vraag ons erkende servicecentrum om dit te inspec-
teren en te repareren.
Gasklep keert niet terug naar statio-
nair toerental.
Verkeerde stand van gasklep. Verander de positie van de bedieningskabel.
Pas de stand van de gasklep aan door de kabelaf-
stelbout te draaien.
De motor stopt niet.
Laat de motor stationair draaien
en zet de chokehendel in de gesloten
stand.
Losgeraakte aansluitstekker. Bevestig de aansluitstekker stevig.
Probleem met het elektrisch systeem. Vraag ons erkende servicecentrum om dit te inspec-
teren en te repareren.
Makita Europe N.V.
Makita Corporation
3-11-8, Sumiyoshi-cho,
Anjo, Aichi 446-8502 Japa
n
Jan-Baptist Vinkstraat 2,
3070 Kortenberg, Belgium
www.dolmar.com
885541-904
EN, FR, DE, IT, NL,
ES, PT, DA, EL, TR
20161226

Documenttranscriptie

NEDERLANDS (Originele instructies) INHOUD TECHNISCHE GEGEVENS....................................... 84 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN .... 85 BESCHRIJVING VAN DE ONDERDELEN ................. 89 MONTAGE ................................................................. 89 VOOR U DE MOTOR GAAT STARTEN ..................... 90 BEDIENING ............................................................... 92 ONDERHOUD ........................................................... 95 PROBLEMEN OPLOSSEN .......................................103 TECHNISCHE GEGEVENS Model: MG5300 Type gasklep Buisgashendel zonder blaaspijp/met kussen Droog gewicht 8,9 kg met blaaspijp 9,8 kg - 10,0 kg Afmetingen (zonder blaaspijp, L x B x H) 320 mm x 450 mm x 475 mm (met lange pijp, rond mondstuk) Luchtstroomsnelheid Luchtstroomvolume 81 m/s (met korte pijp, rond mondstuk) 82 m/s (met lange pijp, rond mondstuk) 15 m3/minuut (met korte pijp, rond mondstuk) 15 m3/minuut Maximaal motortoerental 6.400 min-1 Stationair toerental 2.800 min-1 52,5 cm3 Cilinderinhoud Type motor Luchtgekoelde 4-taktmotor met één cilinder Brandstof Autobenzine Inhoud brandstoftank 1.800 cm3 SAE 10W-30 olie van API-classificatie SF-klasse of hoger (4-taktmotorolie voor auto’s) Motorolie 140 cm3 Olievolume van de motor Carburateur Type membraan Bougie NGK CMR6H Elektrodeafstand • • • 0,7 mm - 0,8 mm In verband met ononderbroken research en ontwikkeling behouden wij ons het recht voor bovenstaande technische gegevens te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving. De technische gegevens kunnen van land tot land verschillen. Het gewicht kan variëren afhankelijk van de hulpstukken. Trillingen Model Trillingen volgens EN15503 MG5300 Rechterhandgreep ahv eq Lange pijp met rond mondstuk 2,2 (m/s2) met plat mondstuk 2,9 (m/s2) Korte pijp met rond mondstuk 2,2 (m/s2) met plat mondstuk 2,5 (m/s2) 0,6 (m/s2) Onzekerheid K Geluid Model MG5300 Gemiddeld geluidsdrukniveau volgens EN15503 LPA eq Gemiddeld geluidsvermogenniveau volgens EN15503 LWA eq 96,0 (dB (A)) Onzekerheid K 0,4 (dB (A)) 102,5 (dB (A)) Onzekerheid K 1,6 (dB (A)) 84 NEDERLANDS Symbolen Hieronder staan de symbolen die voor het gereedschap worden gebruikt. Zorg ervoor dat u weet wat ze betekenen alvorens het gereedschap te gebruiken. Wees vooral voorzichtig en let goed op. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Algemene instructies 1. Lees de gebruiksaanwijzing. Verboden! Niet roken. 2. Geen open vuur. 3. Draag veiligheidshandschoenen. 4. Draag oog- en gehoorbescherming. 5. Hete delen - brandgevaar voor vingers en handen. Laat omstanders niet dichtbij komen. 6. Houd mensen en huisdieren weg van het werkgebied. 7. Brandstof (benzine) 8. Handmatig starten van motor. 9. Zet de motor uit. Om verzekerd te zijn van een correcte en veilige bediening moet de gebruiker de instructies in deze gebruiksaanwijzing lezen, begrijpen en opvolgen om vertrouwd te raken met de bladblazer. Gebruikers die onvoldoende deskundig zijn riskeren ongelukken voor zichzelf en anderen door onjuiste bediening. Het is aan te bevelen de bladblazer alleen uit te lenen aan personen die vertrouwd zijn met de werking hiervan. Geef altijd de gebruiksaanwijzing mee wanneer u de bladblazer uitleent. Onervaren gebruikers moeten zich door de dealer laten instrueren in de eerste beginselen voor het correcte gebruik van de bladblazer. Kinderen en personen onder de 18 jaar mogen niet werken met de bladblazer. Personen boven de 16 jaar mogen in hun trainingsfase het gereedschap wel bedienen, maar dan alleen onder direct toezicht van een bevoegd instructeur. Gebruik de bladblazer altijd met uiterste zorg en waakzaamheid. Gebruik de bladblazer enkel wanneer u in goede lichamelijke conditie verkeert. Verricht alle werkzaamheden steeds zorgvuldig en nauwgezet. De gebruiker is verantwoordelijk voor de veiligheid van derden. Gebruik de bladblazer nooit wanneer u onder de invloed van alcohol of medicijnen bent. EHBO Aan/Start Uit/Stop Lang haar kan verstrikt raken en ongelukken veroorzaken. EG-verklaring van conformiteit 10. Alleen voor Europese landen 11. 12. De EG-verklaring van conformiteit is bijgevoegd als Bijlage A bij deze gebruiksaanwijzing. 13. 85 Gebruik het apparaat niet wanneer u zich moe voelt. Bewaar deze instructies voor latere naslag. Houd u aan en volg alle relevante veiligheidsinstructies, uitgegeven door beroepsverenigingen en verzekeringsinstanties. Maak geen enkele aanpassing of modificatie aan uw bladblazer, want dat kan uw veiligheid in gevaar brengen. Breng nooit wijzigingen aan in het apparaat. Dat kan leiden tot gevaarlijke ongelukken of persoonlijk letsel. NEDERLANDS Persoonlijke-beschermingsmiddelen 8. Om inwendig letsel door het inademen van stof te voorkomen, dient u in stoffige omstandigheden een stofmasker te dragen. Bedoeld gebruik Het gereedschap is bedoeld voor het wegblazen van stof. Starten van de bladblazer 1. Verzeker u ervan dat er geen kinderen of andere personen zich binnen een straal van 15 meter bevinden, en let ook op de eventuele aanwezigheid van dieren in de buurt. 15 m (50 ft) 2. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Zorg dat uw kleding passend en functioneel is, m.a.w. niet loshangend maar nauwsluitend zonder dat het u hindert in uw bewegingen. Draag geen sieraden, loszittende kledingstukken of lang haar dat in de luchtinlaat kan worden gezogen. Ter voorkoming van hoofd-, oog-, hand- of voetletsel en om uw gehoor te beschermen, moet u tijdens het gebruik van de bladblazer de volgende beschermingsmiddelen gebruiken en beschermende kleding dragen. Kleding moet sterk zijn en nauwsluitend zitten, maar moet volledige bewegingsvrijheid bieden. Vermijd ruimvallende jasjes, wijde of omgeslagen broekspijpen, shawls, loshangend haar of andere zaken die in de luchtinlaat gezogen kunnen worden. Draag een overall of lange broek om uw benen te beschermen. Draag geen korte broek. Gemotoriseerd gereedschap maakt doorgaans lawaai dat uw gehoor kan beschadigen. Draag gehoorbeschermers (oordoppen of oorkleppen) om uw gehoor te beschermen. Zeer regelmatige of veelvuldige gebruikers moeten hun gehoor regelmatig laten testen. Bij het gebruik van de bladblazer is het aanbevolen om handschoenen te dragen. Draag stevig schoeisel met antislipzolen. Deugdelijke oogbescherming is vereist. Alhoewel de luchtstroom van u af gericht is, kunnen tijdens het gebruik van de bladblazer soms steentjes of takjes terugkaatsen. Werk nooit met de bladblazer zonder uw ogen te beschermen met een goed passende veiligheidsbril of gezichtsmasker met afdoende bescherming van boven en opzij, die voldoet aan de voorschriften van EN166 en de plaatselijke veiligheidseisen. 86 3. 4. 5. Voor ingebruikname moet u altijd eerst de bladblazer controleren op veilig gebruik: — Controleer of de gashendel goed functioneert. De gashendel moet vooral vrij en soepel kunnen bewegen. — Controleer ook de juiste werking van de gasvergrendelknop. — Controleer op vetvrije en droge handgrepen en test het functioneren van de I-Oschakelaar. Houd de handgrepen vrij van olie en brandstof. Start de bladblazer alleen volgens de instructies. Probeer nooit om de motor op een andere manier te starten. Gebruik de bladblazer en de bijgeleverde gereedschappen alleen voor de specifiek aangegeven doeleinden. Start de motor van de bladblazer pas wanneer het gereedschap volledig is gemonteerd. Het gebruik van dit gereedschap is alleen toegestaan wanneer alle vereiste toebehoren er op zijn gemonteerd. NEDERLANDS 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. De motor moet direct worden uitgeschakeld indien zich hier problemen mee voordoen. Wanneer u werkt met de bladblazer, moet u altijd uw vingers stevig rond de handgreep houden, waarbij de bedieningshendel tussen uw duim en wijsvinger ligt. Houd uw hand in deze positie zodat u het apparaat voortdurend goed onder controle kunt houden. Zorg ervoor dat uw bedieningshendel in goede staat verkeert en vrij blijft van vocht, vuil, olie en vet. Zorg er altijd voor dat u veilig en stevig staat. Draag de bladblazer tijdens gebruik op beide schouders, zoals het hoort. Draag de bladblazer niet aan één enkele schouderband. Anders kan dat leiden tot persoonlijk letsel. Werk met de bladblazer steeds in een zodanige stand dat u geen uitlaatgassen inademt. Laat nooit de motor van het apparaat draaien in een gesloten ruimte (gevaar voor verstikking en gasvergiftiging). Koolmonoxide is een geur- en kleurloos gas. Zorg altijd voor voldoende ventilatie. Schakel de motor uit wanneer u pauzeert of de bladblazer onbeheerd achterlaat. Berg hem op een veilige plaats op om te voorkomen dat hij beschadigd raakt, gevaar voor anderen kan opleveren of licht ontvlambare stoffen kan doen ontbranden. Leg een hete bladblazer nooit neer in droog gras of op andere brandbare materialen. Tijdens gebruik moeten alle bij het apparaat geleverde veiligheidsvoorzieningen en beschermkappen worden gebruikt. Laat de motor nooit draaien met een defecte uitlaatdemper. Vervoer 1. Brandstof bijvullen 1. Schakel de motor uit tijdens het bijvullen van brandstof, blijf uit de buurt van open vuur en rook beslist niet. 2. Voorkom huidcontact met aardolieproducten, zoals benzine. Adem geen brandstofdampen in. Draag altijd beschermende handschoenen tijdens het bijvullen van brandstof. Verwissel regelmatig uw beschermende kleding en reinig die ook regelmatig. Vermijd het morsen van brandstof of olie om vervuiling van de grond te voorkomen (ter bescherming van het milieu). Veeg gemorste brandstof direct af en maak de bladblazer goed schoon. Laat natte doeken eerst opdrogen voordat u ze weggooit in een goed sluitende afvalbak om het gevaar van spontane ontbranding te voorkomen. Zorg dat u geen brandstof op uw kleding morst. Verkleed u onmiddellijk als brandstof op uw kleding is gemorst (vanwege brandgevaar). Controleer regelmatig de brandstoftankdop op lekkage en let op dat de dop goed afsluit. Draai de brandstoftankdop zorgvuldig vast. Start de motor altijd op een andere plaats (tenminste 3 meter verwijderd) dan waar u brandstof hebt bijgevuld. 3. 4. 5. Schakel de motor uit tijdens het vervoeren. 6. 3m 2. 3. 4. 5. 6. Zorg dat de bladblazer tijdens vervoer in een auto of vrachtwagen stabiel is neergezet, om brandstoflekkage te voorkomen. Voor vervoer van de bladblazer dient u te zorgen dat de brandstoftank helemaal leeg is. Pak de draagbeugel en til de bladblazer op wanneer u hem wilt dragen. Sleep de bladblazer niet mee aan het mondstuk, de blaaspijp of andere onderdelen. Houd de bladblazer stevig vast tijdens het vervoer. Voor het optillen van de bladblazer dient u de knieën te buigen en voorzichtig te zijn dat u uw onderrug niet overbelast. 87 (10 ft) 7. 8. 9. 10. Vul nooit brandstof bij in een gesloten ruimte. Brandstofdampen vormen zeer brandbare gassen op grondniveau (explosiegevaar). Vervoer en bewaar brandstof uitsluitend in goedgekeurde jerrycans. Zorg dat uw brandstofvoorraad niet toegankelijk is voor kinderen. Vul nooit brandstof bij wanneer de motor heet is of nog draait. Vul nooit meer brandstof bij dan opgegeven in “TECHNISCHE GEGEVENS”. NEDERLANDS Werkwijze 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. Gebruik de bladblazer alleen bij helder licht en goed zicht. Pas op voor natte of glibberige plaatsen, ijzel, sneeuw en ijs (gevaar voor uitglijden) en krappe ruimten. Zorg dat u altijd stevig staat. Werk nooit op een instabiele ondergrond of een steile helling. Werk nooit vanaf een ladder of een hoge plaats. Anders bestaat de kans op letsel. Om gevaar voor persoonlijk letsel te voorkomen, mag u nooit de luchtstroom op omstanders richten, want de hoge luchtdruk kan schadelijk zijn voor de ogen en de krachtige luchtstroom kan gruis e.d. met grote snelheid uitwerpen. Plaats nooit enig voorwerp in de luchtinlaat van het apparaat of in de blaaspijp van de bladblazer. Dat kan de ventilatorschoep beschadigen en kan gevaar voor ernstig letsel opleveren, zowel voor de gebruiker als voor omstanders, omdat het voorwerp of gebroken onderdelen op hoge snelheid kunnen worden weggeslingerd. Let op de windrichting, d.w.z. werk niet tegen de windrichting in. Om gevaar voor struikelen en verlies van controle te voorkomen, mag u nooit met het apparaat werken terwijl u achteruit loopt. Schakel de motor altijd uit voordat u het apparaat gaat reinigen of onderhouden en voordat u onderdelen gaat vervangen. Neem regelmatig een pauze om verlies van controle door vermoeidheid te voorkomen. Wij raden u aan om elk uur een rustpauze van 10 tot 20 minuten te nemen. Gebruik het apparaat niet te dicht bij ramen, enz. Om fysieke gevolgen door trillingen en/of gehoorschade te voorkomen, dient u het apparaat zo veel mogelijk op een laag toerental te gebruiken en de gebruiksduur te beperkten. Gebruik het apparaat alleen op een redelijke tijd van de dag. Gebruik de bladblazer niet in de vroege ochtend of erg laat in de avond, wanneer het apparaat hinder voor omwonenden kan opleveren. Het is aanbevolen om het afval voor het blazen los te maken met een hark of bezem. Onder stoffige omstandigheden kunt u de omgeving voor het blazen licht besproeien, zo nodig met een waternevelsproeier. Verstel de lengte van het blaasmondstuk zodat de luchtstroom dichtbij de grond kan werken. Om het geluidsniveau te minimaliseren, dient u het aantal apparaten dat tegelijkertijd wordt gebruikt beperkt te houden. Na het gebruik van de bladblazer en andere apparaten, moet u OPRUIMEN! Werp alle afval in een afvalbak. Verhoog het motortoerental niet meer dan noodzakelijk. Weggeblazen voorwerpen kunnen leiden tot persoonlijk letsel. De uitlaatdemper wordt tijdens gebruik heet. Raak de uitlaatdemper niet aan omdat dit kan leiden tot brandwonden op uw huid. 88 Gebruik het apparaat niet in een omgeving met explosiegevaar, zoals een omgeving met licht ontvlambare vloeistoffen, gassen of stof. Het apparaat genereert vonken die stof of dampen kunnen doen ontsteken. Onderhoudsinstructies 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Ga milieubewust te werk. Gebruik de bladblazer met zo min mogelijk lawaai en vervuiling als mogelijk. Laat vooral de afstelling van de carburateur regelmatig controleren. Maak de bladblazer regelmatig schoon en controleer of alle bouten en moeren stevig vast zitten. Onderhoud of bewaar de bladblazer nooit in de nabijheid van open vuur, vonken, enz. Sla de bladblazer altijd op met een lege brandstoftank in een goed geventileerde en afgesloten ruimte. Het uitvoeren van onderhoud of reparaties door de gebruiker is beperkt tot de in deze gebruiksaanwijzing beschreven punten. Alle andere werkzaamheden dienen door een erkend servicecentrum uitgevoerd te worden. Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen en accessoires geleverd door Makita/Dolmar. Het gebruik van niet-goedgekeurde onderdelen en gereedschappen kan leiden tot ongelukken en letsel. Makita/Dolmar aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor ongelukken of schade die voortvloeit uit het gebruik van enige niet-goedgekeurde onderdelen of accessoires. Een verkeerde reparatie of slecht onderhoud kan de levensduur van het apparaat verkorten en de kans op ongelukken vergroten. EHBO 1. 2. Voor het geval van ongelukken dient een goed gevulde eerstehulpkoffer in de nabijheid van de werkzaamheden aanwezig te zijn. Vul direct na gebruik van de inhoud de eerstehulpkoffer weer aan. Geef de volgende informatie wanneer u om hulp vraagt: — Plaats van het ongeval — Beschrijving van het ongeval — Aantal gewonden — Aard van de verwondingen — Uw naam NEDERLANDS BESCHRIJVING VAN DE ONDERDELEN MG5300 23 22 28 27 24 21 10 25 11 1 18 12 13 14 2 3 4 19 26 15 20 5 6 7 • 8 16 9 17 1 Bougiedeksel 9 Uitlaatdemper 17 Zwenkpijp 25 Rond mondstuk 2 Antivrieshendel 10 Draagbeugel 18 Knopbout (van luchtfilterdeksel) 26 Plat mondstuk (optioneel accessoire) 3 Chokehendel 11 Schouderband 19 Luchtfilterdeksel 27 Kussen (optioneel accessoire) 4 Trekstarthandgreep 12 Elleboogpijp 20 Opvoerpomp 28 Heupgordel (optioneel accessoire) 5 Brandstoftankdop 13 Flexibele pijp 21 Gastrekker - - 6 Brandstoftank 14 Kabelhouder 22 Stophendel - - 7 Olieaftapbout 15 Bedieningshendel 23 Lange pijp (optioneel accessoire) - - 8 Olievuldop 16 Slangklem 24 Korte pijp (optioneel accessoire) - - De standaardaccessoires kunnen van land tot land verschillen. De blaaspijpen aanbrengen MONTAGE 1. Steek de zwenkpijp in de flexibele pijp en zet deze beide vast met de slangklem. LET OP: Alvorens u enige werkzaamheden aan de bladblazer gaat verrichten, zet u altijd eerst de motor af en trekt u de bougiekap van de bougie af. LET OP: Start de bladblazer pas nadat deze volledig is gemonteerd. 3 LET OP: Draag altijd beschermende handschoenen. 1 2 ► 1. Zwenkpijp 2. Flexibele pijp 3. Slangklem 89 NEDERLANDS 2. Draai de klemschroef los en verwijder hem. 2 1 1 ► 1. Kabelhouder 2. Bedieningskabel ► 1. Klemschroef Wees voorzichtig de kabel niet te verdraaien bij het aanbrengen van de bedieningshendel. 3. Bevestig de bedieningshendel/handgreep aan de zwenkpijp en zet deze vast met de klemschroef. 5. Bevestig de lange/korte pijp aan de zwenkpijp. Draai de lange/korte pijp rechtsom om hem te vergrendelen. Bevestig vervolgens het blaasmondstuk aan de lange/korte pijp. Draai het blaasmondstuk rechtsom om hem te vergrendelen. 1 1 2 2 ► 1. Bedieningshendel 2. Klemschroef 4. Bevestig de flexibele pijp aan de elleboogpijp. Steek de elleboogpijp op de flexibele pijp. Bevestig de kabelhouder tussen de slangklem en de flexibele pijp. Maak de kabelhouder, de flexibele pijp en de elleboogpijp vast met de slangklem. Plaats de bedieningskabel op de kabelhouder en sluit de kabelhouder. 1 ► 1. Lange/korte pijp 2. Blaasmondstuk 6. Zorg ervoor dat alle klemmen stevig vast zitten. Controleer of de gasklep correct beweegt overeenkomstig de bediening van de gastrekker/gashendel. Als de gastrekker/gashendel niet helemaal kan worden ingeknepen/gedraaid of als de gastrekker/gashendel niet terugkeert naar de correcte stand, raadpleegt u het hoofdstuk ONDERHOUD om de gasklep af te stellen. 3 VOOR U DE MOTOR GAAT STARTEN 2 De motorolie controleren en bijvullen ► 1. Elleboogpijp 2. Kabelhouder 3. Slangklem LET OP: Voordat u de motorolie bijvult, moet u de motor uitzetten en laten afkoelen. Anders zou u brandwonden kunnen oplopen. 90 NEDERLANDS Olievolume KENNISGEVING: Bij gebruik van slechte olie zal de motor onregelmatig starten. Olievolume: ongeveer 140 ml KENNISGEVING: Verwijder stof of vuil rond de olievulopening voordat u de olievuldop eraf draait. Zorg er ook voor dat geen stof of zand op de losse olievuldop komt. Anders kan zand of stof dat aan de olievuldop kleeft leiden tot onregelmatige olietoevoer of slijtage van de motoronderdelen, hetgeen storingen kan veroorzaken. KENNISGEVING: Sla de bladblazer op terwijl hij rechtop staat op een horizontale ondergrond. De oliepeilaanduiding geeft niet de correcte hoeveelheid olie aan als de bladblazer schuin staat en olie in de motor is gestroomd. Dit kan resulteren in te veel olie bijvullen. KENNISGEVING: Vul niet te veel olie bij. Overtollige olie kan uit de ontluchting van het luchtfilter komen en de omringende onderdelen bevuilen, of er kan witte rook worden uitgestoten doordat overtollige olie wordt verbrand. 1 Na het bijvullen van olie Veeg gemorste olie af met een doek. 2 Brandstoftoevoer WAARSCHUWING: Voor het bijvullen van brandstof zet u de motor uit en wacht u tot die afgekoeld is. Anders kan na ontvlamming brand ontstaan en kunt u brandwonden oplopen. WAARSCHUWING: Brandstof moet worden bijgevuld op een plaats waar geen open vuur is om ontvlamming en brand te voorkomen. Breng nooit enig brandend voorwerp (sigaret e.d.) dichtbij de plaats waar u brandstof bijvult. WAARSCHUWING: Kies een vlakke ondergrond voor het bijvullen van brandstof. Vermijd onstabiele plaatsen voor het bijvullen van brandstof. Vul brandstof bij bij helder licht en goed zicht. WAARSCHUWING: Open de brandstoftankdop langzaam. Door inwendige druk kan brandstof uit de vulopening worden gemorst. ► 1. Bovengrens 2. Ondergrens WAARSCHUWING: Wees voorzichtig dat u geen brandstof morst. Veeg gemorste brandstof af. Inspecteren Plaats de bladblazer op een vlakke ondergrond en verwijder de olievuldop. Let op of het oliepeil tussen de boven- en ondergrenzen staat. Als het oliepeil niet tot aan de ondergrens komt, dient u nieuwe olie bij te vullen. Ververs de olie wanneer die vuil is of duidelijk van kleur veranderd is. (Zie onder “De motorolie verversen” voor de werkwijze en de regelmaat waarmee u de olie moet verversen.) Bijvullen Plaats de bladblazer op een vlakke ondergrond en verwijder de olievuldop. Vul olie bij tot aan de bovengrens op de oliepeilaanduiding. Over het algemeen moet na ongeveer elke 20 bedrijfsuren motorolie worden bijgevuld (na elke 10 - 15 keer brandstof bijvullen). Aanbevolen motorolie • • WAARSCHUWING: Vul brandstof bij op een goed geventileerde plaats. WAARSCHUWING: Kies een vrije, open omgeving voor het bijvullen van brandstof. WAARSCHUWING: Ga voorzichtig om met brandstof. LET OP: Als brandstof op uw huid of in uw ogen komt, kan dit leiden tot allergische reacties of irritatie. Roep onmiddellijk medische hulp in wanneer u een fysiek probleem waarneemt. KENNISGEVING: Vul GEEN olie bij in de brandstoftank. Brandstof WAARSCHUWING: Sla de machine en de brandstoftank op een koele plaats op, uit de zon. Originele Makita/Dolmar 4-taktmotorolie of SAE 10W-30 olie van API-classificatie SF-klasse of hoger (4-taktmotorolie voor auto’s) WAARSCHUWING: Bewaar brandstof nooit in uw auto. De motor is een viertaktmotor. Zorg dat u altijd benzine voor auto’s gebruikt (normaal of super). 91 NEDERLANDS Wanneer de motor koud is of na het bijvullen van brandstof (koude start) KENNISGEVING: Gebruik nooit benzine gemengd met olie, zoals 2-taktolie of motorolie. Dat veroorzaakt overmatige koolafzetting en mechanische storingen. OPMERKING: Bewaar brandstof in een speciale jerrycan in een goed geventileerde ruimte in de schaduw. Gebruik de brandstof binnen 4 weken. Anders kan brandstof al binnen een dag verslechteren. 1. Plaats de bladblazer op een vlakke ondergrond. 2. I/O-stand Zet de stophendel in de stand “I”. 1 Werkwijze voor brandstof bijvullen LET OP: Als de tankdop niet goed werkt of beschadigd is, dient u deze te vervangen. LET OP: De tankdop zal na verloop van tijd versleten raken. Vervang hem om de twee tot drie jaar. KENNISGEVING: Vul GEEN brandstof bij in de vulopening voor de motorolie. 1. Draai de brandstoftankdop een beetje los om de overdruk uit de tank te laten ontsnappen. ► 1. Stophendel Draai de brandstoftankdop eraf en vul brandstof bij 2. terwijl u de lucht uit de brandstoftank laat ontsnappen door de brandstofvulopening naar boven gericht te houden. Vul NOOIT brandstof bij tot aan de bovenrand van de tank. 3. Blijf op de opvoerpomp drukken totdat er brandstof in de opvoerpomp komt. 3. Draai de tankdop weer stevig vast nadat u klaar bent met brandstof bijvullen. BEDIENING 1 De motor starten 2 WAARSCHUWING: Probeer nooit de motor te starten op dezelfde plek als waar u brandstof hebt bijgevuld. Hierdoor kan ontvlamming en brand ontstaan. Ga voor het starten van de motor minstens 3 meter weg van de plek waar brandstof is bijgevuld. ► 1. Chokehendel 2. Opvoerpomp WAARSCHUWING: De uitlaatgassen van de motor zijn giftig. Laat de motor niet draaien op een slecht geventileerde plaats, bijvoorbeeld in een tunnel, in een gebouw enz. Het gebruik van de motor op een slecht geventileerde plaats kan leiden tot vergiftiging door uitlaatgassen. OPMERKING: Doorgaans komt er na 7 tot 10 keer drukken brandstof in de carburateur. OPMERKING: Als buitensporig vaak op de opvoerpomp wordt gedrukt, zal het overschot aan benzine terugstromen naar de brandstoftank. 4. WAARSCHUWING: Zet de motor uit en inspecteer hem onmiddellijk wanneer u na het starten iets vreemds waarneemt, zoals een vreemd geluid, vreemde geur of trillingen. Als u de motor blijft gebruiken terwijl zich een dergelijk abnormaal verschijnsel voordoet, kan dat leiden tot ongelukken. Zet de chokehendel omhoog in de gesloten stand. 5. Plaats uw linkerhand bovenop de bladblazer en trek langzaam met uw rechterhand aan de trekstarthandgreep tot u compressie voelt. Trek daarna krachtig aan de trekstarthandgreep. WAARSCHUWING: Raak de hete motorkap niet aan. Anders zou u brandwonden kunnen oplopen. WAARSCHUWING: Verzeker u voor het starten van de motor ervan dat er geen brandstoflekkage is. WAARSCHUWING: Controleer of de motor daadwerkelijk uit gaat wanneer u de stopschakelaar in de stand “O” zet. 92 NEDERLANDS Wanneer de motor warm is (warme start) LET OP: Pas op dat u uw hand niet verbrandt. Draag handschoenen bij het starten van de motor. 1. Plaats de bladblazer op een vlakke ondergrond. 2. Druk enkele keren op de opvoerpomp. 3. Zorg ervoor dat de chokehendel open staat. 4. Plaats uw linkerhand bovenop de bladblazer en trek langzaam met uw rechterhand aan de trekstarthandgreep tot u compressie voelt. Trek daarna krachtig aan de trekstarthandgreep. De motor uitzetten KENNISGEVING: Trek het trekstartkoord nooit volledig uit. Laat de gastrekker los en zet daarna de stophendel in de stand “O”. KENNISGEVING: Laat de trekstarthand- greep geleidelijk teruglopen in de behuizing. Als u dat niet doet, kan de trekstarthandgreep tegen uw lichaam aan zwiepen of het trekstartkoord niet goed opgewonden worden. 2 OPMERKING: Als de motor ontsteekt en afslaat, zet u de chokehendel terug in de geopende stand en trekt u enkele malen aan de trekstarthandgreep om de motor opnieuw te starten. 1 6. Nadat de motor is gestart, zet u de chokehendel omlaag in de geopende stand. ► 1. Gastrekker 2. Stophendel IJsafzetting in de carburateur voorkomen KENNISGEVING: Wanneer de omgevingstemperatuur hoger is dan 10°C, zet u de hendel altijd terug in de normale stand (aangegeven met een zonnetje). Ander kan de motor door oververhitting beschadigd worden. OPMERKING: Zet de chokehendel helemaal open voordat u de gashendel/gastrekker bedient. OPMERKING: Bij lage temperatuur of wanneer de motor niet warm genoeg is, mag u nooit de chokehendel plotseling helemaal open zetten. Anders kan de motor afslaan. 7. Laat de motor gedurende 2 tot 3 minuten opwarmen op stationair of een laag motortoerental. Wanneer de omgevingstemperatuur laag is en de luchtvochtigheid hoog is, kan waterdamp binnenin de carburateur bevriezen, waardoor de motor onregelmatig gaat draaien (ijsafzetting in de carburateur). Verander indien nodig de stand van de antivrieshendel als volgt. 1. Verwijder de schroef en trek de antivrieshendel eruit. 2. Plaats de antivrieshendel als volgt: In een warmere omgeving dan 10°C Zet de nok op de markering ‘zon’ (warme stand). 10°C of koudere omgeving 8. Het opwarmen is voltooid wanneer het motortoerental vanaf stationair draaien snel toeneemt zodra u vol gas geeft. Zet de nok op de markering ‘sneeuw’ (antivriesstand). OPMERKING: Als u meerdere keren aan de trekstarthandgreep trekt met de chokehendel in de gesloten stand, kan de motor moeilijk te starten zijn omdat deze door te veel brandstof is verzopen. Als de motor door te veel brandstof is verzopen, verwijdert u de bougie en trekt u een paar keer snel aan de trekstarthandgreep om het overschot aan brandstof te verwerken. Maak de elektrode van de bougie goed droog. 93 NEDERLANDS Rol het uiteinde van de band op en klem het vast met de strip. 3 3 1 1 2 ► 1. Strip 2. Trek aan de stabilisatieband totdat er geen speling meer open blijft tussen uw rug en de behuizing van de bladblazer. Om de band strak te trekken, trekt u het uiteinde van de band omlaag. ► 1. Antivrieshendel 2. Schroef 3. Nok 3. Draai de schroef vast. 1 De schouderband verstellen 1. Stel de schouderband in op een lengte waarbij u comfortabel kunt werken met de bladblazer op uw rug. Om de band strak te trekken, trekt u het uiteinde van de band omlaag. 1 ► 1. Stabilisatieband Om de band losser te maken, trekt u het uiteinde van de gesp omhoog. ► 1. Schouderband Om de band losser te maken, trekt u het uiteinde van de gesp omhoog. 1 ► 1. Gesp 1 ► 1. Gesp 94 NEDERLANDS 1. Tijdens het werken met de bladblazer kunt u de gastrekker/gashendel zo instellen dat de blaasluchtdruk precies goed is voor de omstandigheden waaronder u werkt. Heupgordel Optioneel accessoire 2. Met de heupgordel kan de gebruiker het gereedschap stabieler dragen. Het motortoerental instellen. Het motortoerental kan worden verhoogd door de gastrekker verder in te knijpen. Om het motortoerental te verlagen, laat u de gastrekker iets los. Met de ‘cruise control’-functie kan de gebruiker het motortoerental constant houden zonder de gastrekker ingeknepen te moeten houden. Om het motortoerental te verhogen, zet u de stophendel in de stand voor hoog toerental. Om het motortoerental te verlagen, zet u de stophendel in de stand voor laag toerental. 2 LET OP: Vergeet niet de gesp van de heupgordel los te maken voordat u de bladblazer van uw schouders af tilt om hem neer te zetten. De positie van de bedieningshendel afstellen 1 Verschuif de bedieningshendel langs de zwenkpijp naar de meest comfortabele stand. Zet vervolgens de bedieningshendel vast met de klemschroef. ► 1. Gastrekker 2. Stophendel De bladblazer vervoeren LET OP: Voordat u de bladblazer gaat vervoeren, zet u altijd eerst de motor uit. KENNISGEVING: Ga niet op de bladblazer zitten of staan en plaats er geen zware voorwerpen op. Hierdoor kan het apparaat worden beschadigd. 1 KENNISGEVING: Zorg bij vervoer en opslag voor dat de bladblazer rechtop staat. Bij vervoer of opslag in een andere stand dan rechtop, kan olie in de motor van de bladblazer lekken. Dat kan leiden tot olielekkage uit het apparaat en witte rook door het verbranden van olie, en het luchtfilter kan vuil worden door de olie. ► 1. Klemschroef KENNISGEVING: Bij verplaatsen mag u de bladblazer niet slepen. Anders kan de behuizing van de bladblazer worden beschadigd. De bladblazer bedienen ONDERHOUD LET OP: Alvorens onderhouds- en inspectiewerkzaamheden uit te voeren, zet u de motor uit en laat u die afkoelen. Verwijder de bougie en de bougiekap. Als u dit nalaat, loopt u de kans op brandwonden of ernstig letsel als de motor onverwacht start. LET OP: Controleer na inspectie of onderhoud zorgvuldig of alle onderdelen gemonteerd zijn. 95 NEDERLANDS De motorolie verversen 1. LET OP: De motor zelf en de motorolie zijn nog heet vlak nadat de motor is uitgezet. Als u de motorolie wilt gaan verversen, moet u eerst controleren of de motor zelf en de motorolie voldoende zijn afgekoeld. Doet u dat niet, dan bestaat het gevaar dat u zich verbrandt. Wacht na het uitzetten van de motor nog even totdat de motorolie is teruggekeerd naar de olietank, om een juiste aflezing van het oliepeil te garanderen. 3. Draai de olieaftapbout los om de olie af te tappen. Wees voorzichtig dat er geen olie komt op de brandstoftank of andere onderdelen. Plaats de bladblazer op een vlakke ondergrond. 2. Plaats een bak voor afgewerkte motorolie onder het aftapgat om de afgetapte olie in op te vangen. De olieopvangbak moet minstens een inhoud hebben van 140 ml om alle olie te kunnen opvangen. KENNISGEVING: Pas op dat u de pakking (aluminium ring) niet kwijtraakt. Leg de olieaftapbout op een plaats waar deze niet vuil kan worden. LET OP: Als u olie bijvult tot boven de aangegeven bovengrens, kan het apparaat verontreinigd raken of witte rook uitstoten door het verbranden van olie. 4. Verwijder de olievuldop. (Door de olievuldop te verwijderen kan de olie gemakkelijker uit de motor stromen.) KENNISGEVING: Leg de olievuldop op een KENNISGEVING: Gooi afgewerkte motorolie plaats waar deze niet vuil kan worden. nooit weg met het huisvuil en loos het nooit in de natuur of in het riool. Het weggooien van olie is wettelijk geregeld. Volg altijd de geldende wetten en regelgeving wanneer u motorolie wilt weggooien. Neem contact op met een erkend servicecentrum als u hieromtrent vragen hebt. 5. Naarmate het oliepeil lager wordt, kantelt u de bladblazer naar de kant van het aftapgat zodat alle olie uit de motor kan stromen. 6. Nadat alle olie uit de motor is gestroomd, draait u de olieaftapbout weer stevig vast. Als de bout niet stevig vastgedraaid wordt, kan olie blijven lekken. KENNISGEVING: Ook wanneer olie onge- bruikt wordt opgeslagen, zal de olie op den duur verslechteren. Controleer en inspecteer de olie regelmatig (vervang de olie elke 6 maanden door nieuwe). KENNISGEVING: Vergeet niet de pakking (aluminium ring) weer aan te brengen wanneer u de olieaftapbout weer erop draait. 7. Giet ongeveer 140 ml olie in de olievulopening tot aan de bovengrens. Verslechterde motorolie verkort de levensduur van de schuivende en roterende onderdelen aanzienlijk. Vergeet niet te controleren wanneer en hoeveel olie ververst moet worden. 1 Verversingsinterval Na de eerste 20 bedrijfsuren, en daarna om de 50 bedrijfsuren. 2 Aanbevolen motorolie • • Originele Makita/Dolmar 4-taktmotorolie of SAE 10W-30 olie van API-classificatie SF-klasse of hoger (4-taktmotorolie voor auto’s) Werkwijze voor het verversen van de olie Ververs de olie als volgt: 4 5 6 1 2 ► 1. Bovengrens 2. Ondergrens 8. Nadat de olie is bijgevuld, draait u de olievuldop weer stevig vast om olielekkage te voorkomen. 3 KENNISGEVING: Vergeet niet de pakking van ► 1. Aftapgat 2. Olieaftapbout 3. Pakking (aluminium ring) 4. Olievuldop 5. Pakking van olievuldop 6. Olievulopening de olievuldop aan te brengen voordat u de olievuldop weer erop draait. 96 NEDERLANDS Het luchtfilter reinigen KENNISGEVING: Voordat u de bougie verwijdert, reinigt u eerst de bougie en de cilinderkop zodat geen stof, zand, enz. in de cilinder kan komen. WAARSCHUWING: BRANDBARE STOFFEN STRENG VERBODEN KENNISGEVING: De motor moet afgekoeld Interval voor reinigen en inspecteren Dagelijks (om de 10 bedrijfsuren) KENNISGEVING: Draai de bougie precies recht Reinigingsprocedure 2 zijn voordat u de bougie verwijdert, om te voorkomen dat het schroefgat in de cilinderkop beschadigd wordt. in het schroefgat. Als u de bougie er scheef indraait, wordt het schroefgat in de cilinderkop beschadigd. 1. Voor het openen van het bougiedeksel tilt u het op en draait u het een halve slag. 3 1 1 4 ► 1. Knopbouten 2. Luchtfilterdeksel 3. Element 4. Luchtinlaat 1. Draai de knopbouten los. 2. Verwijder het luchtfilterdeksel. ► 1. Bougiedeksel 2. Gebruik de bijgeleverde bougiesleutel om de bougie te verwijderen en weer vast te draaien. 3. Verwijder het element en reinig al het vuil vanaf het element met behulp van een doek of luchtstroom. Vervang het element door een nieuw als het beschadigd of zeer vuil is. OPMERKING: Het element is van het droge type en het mag niet nat worden. Was het nooit met water. 4. Veeg eventuele olie rond de luchtinlaat weg met een doek of lap. 5. Breng het element aan in het luchtfilterhuis. 6. Breng het luchtfilterdeksel weer aan en draai de knopbouten vast. KENNISGEVING: Reinig het element meer- dere keren per dag als er onder stoffige omstandigheden erg veel stof door wordt opgevangen. KENNISGEVING: Als u door blijft werken terwijl er nog olie op het element zit, kan de olie in het luchtfilter eruit lekken waardoor olieverontreiniging optreedt. De bougie controleren LET OP: Raak de bougie niet aan terwijl de motor draait. Anders kunt u een elektrische schok krijgen. LET OP: Zet de stophendel/stopschakelaar in de stand uit “O”. LET OP: Controleer de bougiekabel regelmatig. Als deze beschadigd of gerafeld is, vervangt u hem. Anders kunt u een elektrische schok krijgen. 3. De speling tussen de twee elektroden van de bougie moet 0,7 tot 0,8 mm bedragen. Stel de juiste speling af als de elektrodeafstand te groot of te klein is. Reinig de bougie grondig of vervang de bougie wanneer deze verontreinigd is of veel koolaanslag heeft. Gebruik als vervangingsbougie NGK CMR6H. 97 NEDERLANDS 1. Verwijder de brandstoftankdop en tap de brandstof af totdat de tank helemaal leeg is. Controleer de binnenkant van de tank op eventuele vreemde stoffen. Verwijder dergelijke stoffen, indien aanwezig. 2. Trek het brandstoffilter met een draad via de brandstofvulopening uit de tank. 3. Als het oppervlak van het brandstoffilter verontreinigd is, reinigt u het met behulp van benzine. KENNISGEVING: Houd u aan de regelgeving 0.7 mm – 0.8 mm (0.028″ – 0.031″) vastgesteld door uw plaatselijke overheid omtrent het verwerken van de benzine die gebruikt is voor het reinigen van het brandstoffilter. KENNISGEVING: Vervang het brandstoffilter 4. Om het bougiedeksel te sluiten, draait u het een halve slag en drukt u het rondom de holte dicht. als dit sterk verontreinigd is. 4. Na controleren, reinigen of vervangen, steekt u het brandstoffilter op de brandstofslang en bevestigt u het met behulp van de slangklem. Plaats het brandstoffilter terug in de brandstoftank en draai de brandstoftankdop er stevig op. 1 Het stationair toerental afstellen LET OP: De carburateur is in de fabriek afgesteld. Maak nooit enige andere afstelling dan het stationair toerental. Voor andere afstellingen dient u contact op te nemen met een erkend servicecentrum. Een geschikt stationair toerental is 2.800 min-1 (omw/ min). Als het nodig is om het stationair toerental af te stellen, doet u dit met een kruiskopschroevendraaier. Als de motor afslaat of onregelmatig draait bij stationair draaien, draait u de stelschroef naar rechts zodat het stationair toerental toeneemt. Als de motor te hard loopt bij stationair draaien, draait u de stelschroef naar links zodat het stationair toerental afneemt. ► 1. Bougiedeksel Het brandstoffilter reinigen LET OP: Verzeker u ervan dat er geen schade aan de brandstoftank is. Als er schade aan de brandstoftank is, vraagt u onmiddellijk een erkend servicecentrum deze te repareren. KENNISGEVING: Reinig het brandstoffilter regelmatig. Een verstopt brandstoffilter kan leiden tot startproblemen of verhinderen dat het toerental kan oplopen. 1 Controleer het brandstoffilter regelmatig op de volgende wijze: ► 1. Stelschroef voor stationair toerental 1 De gasklep controleren 2 3 ► 1. Brandstoftankdop 2. Brandstoffilter 3. Slangklem 98 Als de bedieningskabel gebogen is of blijft steken, maakt de gasklep geen contact met de stelschroef voor stationair toerental, en voorkomt dit dat de motor op het juiste stationair toerental draait. Verander in dat geval de positie van de bedieningskabel zodat de gasklep weer correct kan bewegen. NEDERLANDS 1 4 3 2 ► 1. Gasklep 2. Stelschroef voor stationair toerental 3. Bedieningskabel 4. Gasklepaanslag Als de gasklep niet tegen de gasklepaanslag komt, ondanks dat u de gastrekker helemaal inknijpt, of als de gasklep niet tegen de stelschroef voor stationair draaien komt tijdens stationair draaien, draait u de kabelafstelbout als volgt: 1. Draai de borgmoer los. 2. Als de gasklep niet tegen de gasklepaanslag komt, draait u de kabelafstelbout linksom. Als de gasklep niet tegen de stelschroef voor stationair draaien komt, draait u de kabelafstelbout rechtsom. De carburateurafdekking reinigen Als de carburateurafdekking vuil is geworden en het moeilijk is om de gasklep te controleren, reinigt u de carburateurafdekking als volgt: KENNISGEVING: Gebruik nooit benzine, wasbenzine, thinner, alcohol of iets dergelijks voor het reinigen van de carburateurafdekking. Anders kan hij worden beschadigd. 1. Steek een platkopschroevendraaier door het gat in de motorkap. Maak de klem van de carburateurafdekking los. 1 2 1 ► 1. Carburateurafdekking 2. ► 1. Kabelafstelbout 2. Borgmoer Reinig de carburateurafdekking. KENNISGEVING: Gebruik een natte, schone doek voor het reinigen van de carburateurafdekking. 3. Draai de borgmoer vast om de kabelafstelbout vast te zetten. 3. Plaats de carburateurafdekking terug. Verzeker u ervan dat de klem van de carburateurafdekking vastklikt wanneer u hem terugplaatst. 4. Controleer de beweging van de gasklep. De gasklep komt tot de stand aangegeven in de afbeelding wanneer de gastrekker/gashendel wordt ingeknepen/ gedraaid. 99 NEDERLANDS Tap de brandstof uit de brandstoftank en carburateur op de volgende wijze af voordat u het apparaat opslaat: Bouten, moeren, schroeven en andere onderdelen inspecteren 1. Verwijder de brandstoftankdop en tap alle brandstof af. Als er verontreinigingen achterblijven in de brandstoftank, dient u deze grondig te verwijderen. Draai loszittende bouten, moeren, enz. weer vast. Controleer op brandstof- en olielekkage. Vervang beschadigde onderdelen door nieuwe voor een veilig gebruik. De motor en koelluchtinlaat reinigen Houd de motor schoon door hem met een doek af te vegen. Houd de koelvinnen van de cilinder vrij van stof en vuil. Als de koelvinnen bedekt raken met stof of vuil, kan de motor oververhit raken en de zuiger vastlopen. De blaaslucht wordt aangezogen via het luchtinlaatrooster. Wanneer u merkt dat de blaaskracht afneemt, moet u de motor stoppen en het inlaatrooster controleren op verstoppingen. Reinig zo nodig. Een dergelijke verstopping kan leiden tot oververhitting en schade aan de motor. 2. Trek het brandstoffilter met een draad uit de tank via de vulopening. 3. Druk op de opvoerpomp totdat alle brandstof daaruit verwijderd is en tap daarna de brandstof af die in de tank is gestroomd. 4. Plaats het brandstoffilter terug in de brandstoftank en draai de brandstoftankdop stevig vast. 5. Laat de motor vervolgens draaien tot deze vanzelf stopt. 6. Verwijder de bougie en druppel een paar druppels motorolie in het bougiegat. 7. Trek voorzichtig aan de trekstarthandgreep om de motorolie door de motor te verspreiden en breng de bougie weer op zijn plaats aan. 8. Sla het apparaat op met de draagbeugel aan de bovenkant. 9. Bewaar de afgetapte brandstof in een speciale jerrycan in een goed geventileerde ruimte in de schaduw. Pakkingen en afdichtingen vervangen Wanneer de motor gedemonteerd wordt, vervangt u de pakkingen en afdichtingen door nieuwe. Alle onderhouds- of afstelwerkzaamheden die niet beschreven worden in deze gebruiksaanwijzing mogen alleen worden uitgevoerd door een erkend servicecentrum. Opslag WAARSCHUWING: Voordat u de brandstof aftapt, moet u de motor uitzetten en laten afkoelen. Als u dit niet doet, kunnen brandwonden of brand ontstaan. LET OP: Als u het apparaat voor langere tijd opslaat, dient u alle brandstof uit de brandstoftank en carburateur af te tappen, en het apparaat op een droge en schone plaats op te slaan. 100 NEDERLANDS Storingzoeken Storing Motor start niet of zeer moeilijk Systeem Waarnemingen Oorzaak De ontsteking vonkt. Storing met de brandstoftoevoer of het compressiesysteem, mechanisch defect. De ontsteking vonkt niet. Stopschakelaar is bediend, bedradingsfout of kortsluiting, bougie of bougiecontact defect, defecte ontstekingseenheid. Brandstoftoevoer Brandstoftank is vol. Verkeerde stand van chokehendel, carburateur defect, brandstofslang geknikt of verstopt, brandstof is vuil. Compressie Geen compressie bij tornen van motor. Onderste cilinderpakking kapot, krukasafdichting beschadigd, cilinder of zuigerringen defect of onjuiste afdichting van bougie. Mechanisch Trekstarter werkt niet. Gebroken startveer, gebroken onderdelen in de motor. Problemen met starten van warme motor - Brandstoftank is vol. De ontsteking vonkt. Carburateur is verontreinigd, laat hem reinigen. Motor start maar slaat af Brandstoftoevoer Brandstoftank is vol. Onjuiste afstelling van stationair toerental, carburateur is verontreinigd. Ontstekingssysteem Brandstoftankontluchting werkt niet, brandstoftoevoerleiding verstopt, kabel of stopschakelaar defect. Onvoldoende prestaties Diverse systemen kunnen gelijktijdig problemen hebben Motor draait slecht stationair. Luchtfilter is verontreinigd, carburateur is verontreinigd, uitlaatdemper is verstopt, uitlaatpoort van cilinder is verstopt. Interval voor inspectie en onderhoud Vóór het gebruik - Motorolie Inspecteren/ bijvullen Vervangen - Na brandstof bijvullen Dagelijks (10 uur) 50 uur 200 uur 600 uur of 2 jaar, wat eerder komt Vóór opslaan - - - - - - - - - - - (Opmerking 1) Onderdelen vastdraaien (bouten, moeren) Inspecteren - - - - - - Koelluchtinlaat Reinigen/ inspecteren - - - - - - Brandstoftank Reinigen/ inspecteren - - - - - - - - - - - Brandstof aftappen - Gastrekker/ gashendel Werking controleren - - - - - - De motor uitzetten Werking controleren - - - - - - Het stationair toerental afstellen Inspecteren/ afstellen - - - - - - (Opmerking 3) 101 NEDERLANDS Vóór het gebruik - Luchtfilter Na brandstof bijvullen Dagelijks (10 uur) 50 uur 200 uur 600 uur of 2 jaar, wat eerder komt Vóór opslaan - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Reinigen - - Inspecteren/ zo nodig vervangen - - Bedieningskabel Inspecteren/ afstellen - - Inspecteren/ zo nodig vervangen - - Inspecteren/ zo nodig afstand afstellen - - Reinigen/ zo nodig vervangen - - - - Inspecteren/ zo nodig vervangen - - - - Bougie Bougiekabel Brandstofslang - - (Opmerking 2) - - (Opmerking 2) Inspecteren - - Vervangen - - - - (Opmerking 2) Brandstoffilter Reinigen/ zo nodig vervangen - - - Olieleiding Inspecteren - - - - (Opmerking 2) Klepspeling (inlaatklep en uitlaatklep) Inspecteren/ afstellen - Uitlaatdemper Inspecteren/ reinigen - Verbrandingskamer/ Inspecteren/ klep/poort reinigen - Motor - Reviseren - - (Opmerking 2) - - (Opmerking 2) - - (Opmerking 2) - - - - (Opmerking 2) Carburateur Brandstof aftappen - - - - - (Opmerking 3) Opmerking 1: Voer de eerste verversing uit na 20 bedrijfsuren. Opmerking 2: Laat de inspectie uitvoeren door een erkend servicecentrum of een werkplaats. Opmerking 3: Laat na het aftappen van de brandstoftank de motor draaien en tap de brandstof in de carburateur af. 102 NEDERLANDS PROBLEMEN OPLOSSEN Alvorens om reparatie te vragen, voert u eerst uw eigen inspectie uit. Als u een probleem ondervindt dat niet wordt beschreven in deze gebruiksaanwijzing, mag u niet proberen het gereedschap te demonteren. In plaats daarvan vraagt u een erkend Dolmar/Makita-servicecentrum dat altijd Dolmar/Makita-vervangingsonderdelen gebruikt, om het gereedschap te repareren. Probleemomschrijving Waarschijnlijke oorzaak (storing) Oplossing De motor start niet. Opvoerpomp is niet gebruikt. Druk 7 tot 10 keer. Trekstarthandgreep te langzaam uitgetrokken. Trek hard. Onvoldoende brandstof. Vul brandstof bij. Brandstoffilter verstopt. Reinig het brandstoffilter of vervang hem door een nieuwe. Brandstofslang geknikt. Haal de knik uit de brandstofslang. Brandstof verslechterd. Verslechterde brandstof maakt de motor moeilijker te starten. Vervang door nieuwe. (Aanbevolen vervangingstijd: 1 maand) Buitensporig veel brandstof aangezogen. Zet de gashendel van gemiddeld naar hoog toerental en trek aan de trekstarthandgreep totdat de motor start. Als de motor nog steeds niet start, verwijdert u de bougie, droogt u de elektroden en brengt u de bougie weer op zijn plaats aan. Start daarna volgens de instructies. Bougiekap is losgeraakt. Maak stevig vast. Bougie vervuild. Reinig de bougie. Motor stopt snel. Motortoerental neemt niet toe. Gasklep keert niet terug naar stationair toerental. Onjuiste elektrodeafstand van bougie. Stel de elektrodeafstand af. Andere probleem met de bougie. Vervang de bougie. Probleem met de carburateur. Vraag ons erkende servicecentrum om dit te inspecteren en te repareren. Trekstarthandgreep kan niet worden uitgetrokken. Vraag ons erkende servicecentrum om dit te inspecteren en te repareren. Probleem met inwendige onderdelen van motor. Vraag ons erkende servicecentrum om dit te inspecteren en te repareren. Onvoldoende opgewarmd. Laat de motor goed warmdraaien. Chokehendel staat in de gesloten stand terwijl de motor al warm is. Zet in de geopende stand. Brandstoffilter verstopt. Reinig het brandstoffilter. Vervuild of verstopt luchtfilter. Reinig het luchtfilter. Bedieningskabel is losgeraakt. Bevestig de bedieningskabel stevig. Probleem met inwendige onderdelen van motor. Vraag ons erkende servicecentrum om dit te inspecteren en te repareren. Verkeerde stand van gasklep. Verander de positie van de bedieningskabel. Pas de stand van de gasklep aan door de kabelafstelbout te draaien. De motor stopt niet. Losgeraakte aansluitstekker. Laat de motor stationair draaien Probleem met het elektrisch systeem. en zet de chokehendel in de gesloten stand. 103 Bevestig de aansluitstekker stevig. Vraag ons erkende servicecentrum om dit te inspecteren en te repareren. NEDERLANDS Makita Europe N.V. Jan-Baptist Vinkstraat 2, 3070 Kortenberg, Belgium Makita Corporation 3-11-8, Sumiyoshi-cho, Anjo, Aichi 446-8502 Japan www.dolmar.com 885541-904 EN, FR, DE, IT, NL, ES, PT, DA, EL, TR 20161226
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208

Dolmar MG53004 de handleiding

Categorie
Tuingereedschap
Type
de handleiding