53
NL
het soort waarden die op de onderste display worden
weergegeven. VOORBEELD: Als het symbool “ MAX
“ verschijnt, is de waarde op de onderste display de
maximumwaarde.
19 ONDERSTE DISPLAY wordt gebruikt voor het weergeven
van de waarden voor maximum (MAX), minimum (MIN),
verschil (DIF), gemiddelde (AVG), hoge alarmwaarde (HAL)
en lage alarmwaarde (LAL).
20
is het pictogram voor het hoge alarm, en is
het pictogram voor het lage alarm.
21 INDICATOR LAGE BATTERIJSPANNING
:
Vervang de batterij onmiddellijk wanneer de indicator voor
de lage batterijspanning verschijnt.
22 INDICATOR LASERFUNCTIEverschijnt wanneer de
laserfunctie is ingeschakeld. Wanneer deze indicatoren
verschijnt, zal de laser-aanwijzer een laserstraal uitzenden,
wanneer de schakelaar wordt overgehaald.
KNOPINSTRUCTIE (Afbeelding A)
1 Knop
• Hiermee wordt overgeschakeld van waarden in de
temperatuur-eenheden Celsius en Fahrenheit.
• Druk, wanneer u emissiviteit (
), hoge alarmwaarde
(HAL), of lage alarmwaarde (LAL) instelt, op deze
knop als u de in te stellen waarde wilt verhogen
2 Knop
• Druk op deze knop als u de achtergrondverlichting wilt
inschakelen of uitschakelen.
• Druk, voor het inschakelen of uitschakelen van de
laserfunctie, op knop
terwijl u de schakelaar
ingetrokken houdt. Wanneer de laser functie is
ingeschakeld, verschijnt het symbool .
3 Knop
• Hiermee wordt overgeschakeld van temperatuur-
eenheden in Celsius naar Fahrenheit.
• Druk, wanneer u emissiviteit (
), hoge alarmwaarde
(HAL), of lage alarmwaarde (LAL) instelt, op deze
knop als u de in te stellen waarde wilt verlagen.
4 Knop MODE
• Iedere keer dat u de schakelaar intrekt (gedurende
> 1 sec) voor het nemen van metingen, legt de
thermometer het maximum (MAX), minimum (MIN), het
verschil (DIF) tussen het maximum en het minimum, en
het gemiddelde (AVG) vast van alle uit lezingen die dan
worden genomen. Deze gegevens worden opgeslagen
in het geheugen en kunnen worden opgeroepen met
de knop MODE tot u de schakelaar nogmaals (> 1 sec)
intrekt. Wanneer u de schakelaar nogmaals (> 1 sec)
in trekt, worden al deze gegevens uit het geheugen
gewist en start de thermometer een nieuwe registratie.
• Wanneer u de schakelaar ingetrokken houdt, wordt de
uitlezing op het hoofd-display iedere seconde bijgewerkt
met de temperatuur van het doeloppervlak, en wanneer
u de schakelaar loslaat, wordt de laatste uitlezing
vergrendelt, tot u een nieuwe meting uitvoert of de
thermometer zichzelf uitschakelt.
• U kunt door op de knop MODE te drukken de waarden
voor maximum (MAX), gemiddelde (AVG), minimum
(MIN), verschil (DIF), lage alarmwaarde (LAL) en hoge
alarmwaarde (HAL) achtereenvolgens op de onderste
display laten verschijnen. Deze procedure wordt
afgebeeld in Afbeelding A.
OPMERKING:
• Voor het juist aezen van waarden moet u goed op het
onderste display letten, en kijken of het minteken „-”
en de decimale punt verschijnen.
• Wanneer u de batterij enige tijd uit de thermometer
haalt, worden alle instellingen teruggezet naar de
standaardwaarden en worden alle geregistreerde
meetgegevens uit het geheugen gewist.
Zo stelt u de Thermometer in
Het Hoge Alarm en het Lage Alarm Instellen
1. Houd nadat u de thermometer hebt ingeschakeld de
knop MODE ingedrukt tot het symbool knippert, laat
vervolgens de knop los.
2. Houd de knop MODE ingedrukt tot LAL verschijnt en
knippert, nu wordt de actuele lage alarmwaarde op de
onderste display getoond.
3. U kunt de lage alarmwaarde met de knop
verlagen of
met de knop verhogen.
OPMERKING: U kunt de waarden snel aanpassen door de
knop of de knop ingedrukt te houden.
4. Druk nadat u de lage alarmwaarde hebt ingesteld, op de
knop MODE. HAL knippert en de hoge alarmwaarde wordt
getoond op de onderste display. Pas de hoge alarmwaarde