KTM 85 SX 17/14 2022 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2022
85 SX
Artikelnr. 3214408nl
BESTE KTM-KLANT,
*3214408nl*
3214408nl
04/2021
BESTE KTM-KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne en spor-
tieve motorfiets die, mits goed onderhouden, u en uw kind lang plezier zal schenken.
We wensen uw kind altijd een goede en veilige rit!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 13)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet
worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2021 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
85 SX 19/16 (F6001V9)
85 SX 17/14 (F6001V8)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatering......................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen...................... 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Beschermende kleding ....................... 8
2.8 Werkinstructies.................................. 8
2.9 Milieu............................................... 8
2.10 Bedieningshandleiding ....................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 10
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 12
5 SERIENUMMERS........................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 13
5.2 Typeplaatje ..................................... 13
5.3 Motornummer.................................. 13
5.4 Artikelnummer voorvork .................... 13
5.5 Artikelnummer schokdemper............. 14
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 15
6.1 Koppelingshendel ............................ 15
6.2 Remhendel...................................... 15
6.3 Gashendel....................................... 15
6.4 Uitschakelknop................................ 15
6.5 Tankdop openen .............................. 16
6.6 Tankdop sluiten ............................... 16
6.7 Brandstofkraan ................................ 17
6.8 Choke ............................................. 17
6.9 Versnellingshendel ........................... 17
6.10 Kickstarterhendel............................. 18
6.11 Rempedaal...................................... 18
6.12 Plug-in standaard............................. 18
6.13 Bedrijfsurenteller ............................. 19
7 INBEDRIJFSTELLING.................................. 20
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 20
7.2 Motor inrijden.................................. 22
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden .................. 22
7.4 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden.................................... 22
7.5 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden.................................... 24
7.6 Voertuig voor rijden op nat en
modderig circuit voorbereiden ........... 25
7.7 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden............ 25
7.8 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ........................ 26
8 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 27
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 27
8.2 Voertuig starten ............................... 27
8.3 Beginnen met rijden......................... 28
8.4 Schakelen, rijden ............................. 28
8.5 Afremmen ....................................... 29
8.6 Stoppen, parkeren............................ 29
8.7 Transporteren .................................. 30
8.8 Brandstof tanken ............................. 30
9 SERVICESCHEMA....................................... 32
9.1 Extra informatie ............................... 32
9.2 Verplichte werkzaamheden................ 32
9.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 33
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 34
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 34
10.2 Luchtvering XACT 5543 ................... 34
10.3 Ingaande demping schokdemper ....... 35
10.4 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen...................... 35
10.5 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen...................... 36
10.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 36
10.7 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 37
10.8 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 37
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 38
10.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 38
10.11 Dynamische veerweg instellen ....... 39
10.12 Basisinstelling voorvork controleren ... 40
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen ............... 40
INHOUDSOPGAVE
3
10.14 Ingaande demping voorvork
instellen.......................................... 42
10.15 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 42
10.16 Stuurstand ...................................... 43
10.17 Stuurpositie instellen .................... 43
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 45
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 45
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 45
11.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 45
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 46
11.5 Vorkpoten demonteren .................. 46
11.6 Vorkpoten monteren ...................... 47
11.7 Voorvorkprotector demonteren ........... 48
11.8 Voorvorkprotector monteren............... 48
11.9 Onderste kroonplaat demonteren .... 49
11.10 Onderste kroonplaat monteren ....... 50
11.11 Speling balhoofdlager controleren...... 52
11.12 Speling balhoofdlager instellen ...... 53
11.13 Balhoofdlager smeren ................... 54
11.14 Startnummerbord demonteren........... 54
11.15 Startnummerbord monteren .............. 54
11.16 Spatbord voor demonteren ................ 55
11.17 Spatbord voor monteren.................... 55
11.18 Schokdemper demonteren ............. 55
11.19 Schokdemper monteren ................ 56
11.20 Zadel verwijderen............................. 56
11.21 Zadel monteren................................ 56
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren ...... 57
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren.......... 57
11.24 Luchtfilter demonteren ................. 57
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 58
11.26 Luchtfilter monteren ..................... 58
11.27 Einddemper demonteren................... 59
11.28 Einddemper monteren ...................... 59
11.29 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen .................................... 59
11.30 Brandstoftank demonteren ............ 60
11.31 Brandstoftank monteren ................ 62
11.32 Kettingvervuiling controleren............. 63
11.33 Ketting reinigen ............................... 63
11.34 Kettingspanning controleren ............. 64
11.35 Kettingspanning instellen ................. 65
11.36 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 66
11.37 Frame controleren ........................ 68
11.38 Achterbrug controleren .................. 68
11.39 Gaskabellegging controleren.............. 68
11.40 Rubberen stuurcovers controleren...... 69
11.41 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 69
11.42 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren...................................... 70
11.43 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
corrigeren........................................ 70
11.44 Vloeistof hydraulische koppeling
verversen ..................................... 71
12 REMSYSTEEM............................................ 73
12.1 Vrije slag remhendel controleren........ 73
12.2 Vrije slag remhendel instellen ........... 73
12.3 Remschijven controleren................... 73
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 74
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 75
12.6 Remplaketten voorwielrem
controleren...................................... 76
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................... 76
12.8 Vrije slag rempedaal controleren........ 79
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 79
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 80
12.11 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 80
12.12 Remplaketten achterwielrem
controleren...................................... 82
12.13 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen .................................... 82
13 WIELEN, BANDEN ...................................... 85
13.1 Voorwiel demonteren .................... 85
13.2 Voorwiel monteren ........................ 85
13.3 Achterwiel demonteren ................. 86
13.4 Achterwiel monteren ..................... 87
13.5 Bandentoestand controleren.............. 88
13.6 Bandenspanning controleren............. 89
13.7 Spaakspanning controleren ............... 89
14 KOELSYSTEEM........................................... 91
14.1 Koelsysteem .................................... 91
14.2 Radiateurafdekking .......................... 91
14.3 Radiateurafdekking monteren............ 91
14.4 Radiateurafdekking demonteren ........ 93
14.5 Antivries en koelmiddelpeil
controleren...................................... 93
14.6 Koelmiddelpeil controleren ............... 94
14.7 Koelmiddel aftappen .................... 95
14.8 Koelmiddel vullen ........................ 95
14.9 Koelmiddel verversen .................... 96
15 MOTOR AFSTELLEN ................................... 98
15.1 Speling gaskabel controleren............. 98
15.2 Speling gaskabel instellen ............. 98
15.3 Carburateurafstelling........................ 99
INHOUDSOPGAVE
4
15.4 Carburateur - stationaire afstelling... 101
15.5 Carburateur - stationair toerental
instellen .................................... 102
15.6 Vlotterkamer carburateur
aftappen .................................... 103
15.7 Stekkerverbinding van de
ontstekingscurveaanpassing ............ 104
15.8 Ontstekingscurve wijzigen............... 104
15.9 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 104
15.10 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 105
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 106
16.1 Cardanoliepeil controleren .............. 106
16.2 Cardanolie verversen ................... 106
16.3 Cardanolie bijvullen .................... 107
17 REINIGING, ONDERHOUD......................... 109
17.1 Motorfiets reinigen ......................... 109
18 STALLING ................................................ 111
18.1 Stalling......................................... 111
18.2 Inbedrijfname na stalling................ 112
19 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 113
20 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 115
20.1 Motor............................................ 115
20.2 Aanhaalmomenten motor ................ 115
20.3 Carburateur ................................... 117
20.3.1 Carburateur - basisinstelling
zandtrajecten ............................ 117
20.3.2 Carburateurafstelling .............. 117
20.4 Vulhoeveelheden............................ 118
20.4.1 Cardanolie................................. 118
20.4.2 Koelmiddel ............................... 118
20.4.3 Brandstof.................................. 118
20.5 Chassis ......................................... 118
20.6 Banden......................................... 119
20.7 Voorvork........................................ 119
20.8 Schokdemper ................................ 120
20.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 120
21 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 123
22 HULPSTOFFEN......................................... 125
23 NORMEN ................................................. 127
24 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 128
INDEX ............................................................. 130
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan. Dit
voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motor-
sportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote
®
) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat uw kind voor het eerst gaat rijden. In de
bedieningshandleiding vinden u en uw kind veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudi-
ger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstemt op uw kind en hoe u en uw kind zich
kunnen beschermen tegen letsel.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTMdealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor de veiligheid van uw kind alleen reserveonderdelen en toebehoren dat door KTM is vrijgegeven en/of
aanbevolen en laat dit alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor
veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat, stoffig of
modderig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen, luchtfilters of veringscomponen-
ten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S04272-10
1
Remhendel ( pag. 15)
2
Koppelingshendel ( pag. 15)
3
Tankdop
4
Deksel luchtfilterbak
5
Versnellingshendel ( pag. 17)
6
Choke ( pag. 17)
7
Brandstofkraan ( pag. 17)
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S04273-10
1
Uitschakelknop ( pag. 15)
2
Gashendel ( pag. 15)
3
Artikelnummer voorvork ( pag. 13)
4
Rempedaal ( pag. 18)
5
Kickstarterhendel ( pag. 18)
6
Kijkglas remvloeistof achter
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer
1
is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
402154-10
Het typeplaatje
1
is vooraan op de framebuis aangebracht.
5.3 Motornummer
401949-10
Het motornummer
1
is in de linkerkant van de motor onder het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenkant van
de asopname gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
14
5.5 Artikelnummer schokdemper
H02222-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe
gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.1 Koppelingshendel
S04274-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
S04275-10
De remhendel
1
is rechts aan het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
S04275-11
De gashendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Uitschakelknop
S04274-11
De uitschakelknop
1
is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.5 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S03417-11
Tankdop
1
tegen de klok in draaien en naar boven toe verwij-
deren.
6.6 Tankdop sluiten
S03418-11
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien tot de brand-
stoftank goed gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
1
zonder knik-
ken leggen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.7 Brandstofkraan
V00817-10
De brandstofkraan bevindt zich aan de linkerkant van de brand-
stoftank.
Met de draaihendel
1
op de brandstofkraan kan men de brand-
stoftoevoer naar de carburateur openen of sluiten.
Mogelijke toestanden
Brandstoftoevoer gesloten OFF Nu kan er geen brandstof van
de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Brandstoftoevoer geopend ON Er kan brandstof van de
brandstoftank naar de carburateur stromen. De brandstoftank
wordt helemaal geleegd.
6.8 Choke
V00818-10
De chokeknop
1
is aan de linkerkant van de carburateur aange-
bracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een
opening vrijgegeven waardoor de motor extra brandstof kan aanzui-
gen. Daardoor ontstaat een rijker brandstof-luchtmengsel dat voor
de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd
zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitge-
trokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag
ingedrukt.
6.9 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand
N
bevindt zich tussen de 1e en 2e ver-
snelling.
6.10 Kickstarterhendel
401954-10
De kickstarterhendel
1
is rechts aan de motor aangebracht.
De kickstarterhendel kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst de kickstarterhendel naar de motor
zwenken.
6.11 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.12 Plug-in standaard
402001-10
De opname voor de plug-in-standaard
1
is de linkerzijde van de
steekas.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de
motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
6.13 Bedrijfsurenteller
V00819-10
De bedrijfsurenteller
1
is onder het zadel aangebracht.
Hij geeft het totale aantal bedrijfsuren van de motor aan.
De bedrijfsurenteller begint te tellen als de motor wordt gestart en
hij stopt als de motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op de bedrijfsurenteller kan niets worden gewist of inge-
steld.
7 INBEDRIJFSTELLING
20
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende fysieke of psychische geschiktheid van het kind vormt een groot
risico.
Kinderen kunnen gevaren vaak onderschatten of geheel niet herkennen.
Uw kind moet al zelf kunnen fietsen.
Uw kind moet het voertuig na vallen zelf weer rechtop kunnen zetten.
Bovendien moet uw kind begrijpen dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toe-
zichthoudende persoon opgevolgd moeten worden.
Vertel uw kind dat het in geen geval zonder toezichthoudende persoon met het voertuig mag rijden.
Vertel uw kind dat het niet sneller mag rijden dan voor uw kind beheersbaar.
Vraag niet teveel van uw kind.
Doe pas mee aan wedstrijden, als conditie, rijtechniek en motivatie voldoende zijn.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als uw kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat
is een voertuig te rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnaangepast rijgedrag vormt een groot risico.
Let erop dat uw kind de rijsnelheid aanpast aan de situatie op de rijweg en de rijvaardigheden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Vertel uw kind dat het geen bijrijder mag meenemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe rijwerkcomponenten worden door overbelasting beschadigd of onbruikbaar.
Overschrijd het hoogst toegelaten bestuurdersgewicht niet.
INBEDRIJFSTELLING 7
21
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat uw kind voor het eerst gaat rijden samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aan-
dachtig door.
Info
Ga daarbij vooral in op de veiligheidsaanwijzingen en het risico op letsel.
Geef uw kind uitleg over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op het
rijgedrag.
Zorg ervoor dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 69)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 73)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 79)
Voordat uw kind voor het eerst gaat rijden moet u eerst controleren of de basisinstelling van het chassis
geschikt is voor het gewicht van het kind.
Laat uw kind op een geschikt terrein wennen aan de besturing van de motorfiets, bij voorkeur op een groot
open veld.
Info
Om uw kind een gevoel te geven voor de bediening van het remsysteem kunt u uw kind het beste eerst
duwen. Pas als uw kind de voorwielrem kan doseren, kan de motor worden gestart.
Laat uw kind eerst naar een andere persoon toe rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en keren.
Stel hindernissen op waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan de omgang met het
voertuig.
Uw kind moet ook proberen om zo langzaam mogelijk en staand te rijden om een beter gevoel voor de motor-
fiets te krijgen.
Laat uw kind geen terreinritten uitvoeren, die de vaardigheden en ervaring van uw kind te boven gaan.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten
rusten.
Zorg ervoor dat het hoogst toelaatbare bestuurdergewicht niet wordt overschreden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht 75 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 89)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 22)
7 INBEDRIJFSTELLING
22
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
Tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat of
modderig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten dui-
delijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 58)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 22)
Rijden op nat zand. ( pag. 24)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 25)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 25)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 26)
7.4 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
Ervoor zorgen dat er geen radiateurafdekkingen ( pag. 91)
zijn ingebouwd.
V00814-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
INBEDRIJFSTELLING 7
23
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
M01104-01
Luchtfilter-stofbescherming monteren.
Luchtfilter-stofbescherming (47206920000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
M01105-01
Luchtfilter-zandbescherming monteren.
Luchtfilter-zandbescherming (79006922000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
M01107-01
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de
afstelling van de carburateur.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 125)
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 126)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
7 INBEDRIJFSTELLING
24
7.5 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
Ervoor zorgen dat er geen radiateurafdekkingen ( pag. 91)
zijn ingebouwd.
V00814-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
M01107-01
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de
afstelling van de carburateur.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 125)
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 126)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
INBEDRIJFSTELLING 7
25
7.6 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
Ervoor zorgen dat er geen radiateurafdekkingen ( pag. 91)
zijn ingebouwd.
M01107-01
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de
afstelling van de carburateur.
Motorfiets reinigen. ( pag. 109)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.7 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
Ervoor zorgen dat er geen radiateurafdekkingen ( pag. 91)
zijn ingebouwd.
V00814-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens
een te lange secundaire overbrenging vaak moet worden
bediend.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 94)
7 INBEDRIJFSTELLING
26
7.8 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
M01107-01
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de
afstelling van de carburateur.
RIJ-INSTRUCTIES 8
27
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 106)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 74)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 80)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 76)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 82)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 94)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 63)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 66)
Kettingspanning controleren. ( pag. 64)
Bandentoestand controleren. ( pag. 88)
Bandenspanning controleren. ( pag. 89)
Spaakspanning controleren. ( pag. 89)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 46)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 45)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zorg ervoor dat de motor met een laag toerental wordt warm gereden.
8 RIJ-INSTRUCTIES
28
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De
licht ontvlambare stoffen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Motorfiets staat meer dan 1 week stil
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 103)
Draaihendel op de brandstofkraan in stand ON draaien.
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motorfiets van de standaard nemen.
Versnelling in stationair schakelen.
Motor koud
Chokeknop tot de aanslag uittrekken.
Kickstarterhendel krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Vertel uw kind dat het bij een hoog toerental niet naar een lagere versnelling mag terugschakelen.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kan uw kind naar een hogere versnelling schakelen.
Daarvoor gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppe-
lingshendel vrijgeven en gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas
terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks,
maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Uw kind mag altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken abrupt opendraaien
van de gashendel verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
RIJ-INSTRUCTIES 8
29
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijge-
ven en gas geven resp. nog een keer schakelen.
Uw kind moet de motor uitzetten, als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Uw kind moet frequent en lang laten slippen van de koppeling vermijden. Daardoor verhit de motorolie, de
motor en het koelsysteem.
Leg uw kind uit dat het beter is met een lager toerental dan met een hoog toerental en slippende koppeling te
rijden.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Vertel uw kind dat het de manier van remmen moet aanpassen aan de rijsituatie en de toestand van
de weg.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en laat het kind pas verder rijden, als het probleem is opgelost. (De geau-
toriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te remmen, om de remplaketten en remschijven te dro-
gen en vuil te verwijderen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Uw kind moet daarbij afhankelijk van de
snelheid naar een lagere versnelling schakelen.
Spoor uw kind aan om bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor te gebruiken. Daarvoor een of
twee versnellingen terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo hoeft uw kind veel minder te
remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
8 RIJ-INSTRUCTIES
30
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
Draaihendel op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
RIJ-INSTRUCTIES 8
31
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 16)
401522-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
35 mm
Inhoud brandstoftank
ca.
5,2 l Superbrandstof
loodvrij (98
octaan) gemengd
met 2-takt
motorolie (1:40)
( pag. 124)
Motorolie 2-takt ( pag. 123)
Tankdop sluiten. ( pag. 16)
9 SERVICESCHEMA
32
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
9.2 Verplichte werkzaamheden
na iedere race
om de 40 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren / om de 10 bedrijfsuren
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 76)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 82)
Remschijven controleren. ( pag. 73)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Afdichtmanchet voetremcilinder vervangen.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 80)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 79)
Frame controleren. ( pag. 68)
Achterbrug controleren. ( pag. 68)
Achterbruglager op speling controleren.
Schokdemper-zwenklager op speling controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 88)
Bandenspanning controleren. ( pag. 89)
Wiellager op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 89)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 66)
Kettingspanning controleren. ( pag. 64)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze soepel
bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 70)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 74)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 73)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 52)
Bougie en bougiedop vervangen.
Cardanolie verversen. ( pag. 106)
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten
controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 58)
SERVICESCHEMA 9
33
na iedere race
om de 40 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren / om de 10 bedrijfsuren
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 59)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed vast-
zitten.
Stationair toerental controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service in het KTM Dealer.net noteren.
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 48 maanden
om de 12 maanden
na iedere race
om de 40 bedrijfsuren
na 20 bedrijfsuren / om de 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren / om de 10 bedrijfsuren
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 71)
Balhoofdlager smeren. ( pag. 54)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Koelmiddel verversen. ( pag. 96)
Klein motoronderhoud uitvoeren. (Inlaatmembraan controleren. Koppeling controle-
ren. Bij zwaardere gebruiksomstandigheden: zuigers vervangen, cilinders en Z-maat
controleren.)
Gemiddelde motorservice uitvoeren. (Zuigers vervangen. Cilinders en Z-maat contro-
leren. Uitlaatregeling op goede werking en soepelheid controleren.)
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor.
(Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. Transmissie en versnelling contro-
leren. Alle motorlagers vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN
34
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
Dit voertuig is in de leveringstoestand ingesteld op het
standaardgewicht van een bestuurder (met complete
beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersge-
wicht
45 … 55 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere
afwijkingen moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering XACT 5543
In de voorvork WP Suspension XACT 5543 wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van con-
ventionele voorvorken. Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de vering. Als eindslag bevindt zich een sta-
len veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de voorvork worden verhoogd om beschadiging
van de voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel worden aangepast aan het bestuurdersgewicht, de
omstandigheden van het terrein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft niet te worden gedemonteerd.
De ingewikkelde montage van hardere of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch
niet door. De lucht wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg blijft grotendeels behouden. De dem-
ping wordt harder en het rijcomfort neemt af.
De demping kan net als bij een conventionele vork qua ingaand en uitgaand niveau worden ingesteld.
De instelling uitgaande demping bevindt zich aan de bovenzijde van de rechter vorkpoot.
De instelling ingaande demping bevindt zich aan de onderzijde van de rechter vorkpoot.
CHASSIS AFSTELLEN 10
35
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het ach-
terwiel veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de
ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
10.4 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot
normaal inveert.
V00820-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10 CHASSIS AFSTELLEN
36
10.5 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
V00821-10
Stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V00822-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 10
37
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk verticale afstand tussen de achterwielas
en een vast punt meten - bijv. een markering op de zijbekle-
ding.
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 37)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achterwielas en het vaste
punt.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 30 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 38)
10 CHASSIS AFSTELLEN
38
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
400990-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 37)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de
achterwielas en het vaste punt.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 120 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 39)
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Schokdemper demonteren. ( pag. 55)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
CHASSIS AFSTELLEN 10
39
402659-10
Hoofdwerk
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de waarde
noteren.
Schroef
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet de
veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige meting
van de veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de aangegeven
maat
A
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 11 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ontspan-
nen veerlengte en de gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring
schokdemper
M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 56)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Schokdemper demonteren. ( pag. 55)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder:
< 45 kg
35 N/mm
Gewicht bestuurder: 45
55 kg
40 N/mm
Gewicht bestuurder:
> 55 kg
45 N/mm
10 CHASSIS AFSTELLEN
40
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecom-
penseerd door het wijzigen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 56)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 37)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 38)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 36)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen wor-
den gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften
worden verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te
voorkomen.
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Extreme wijzigingen in de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk verslechteren
en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden con-
troleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
CHASSIS AFSTELLEN 10
41
S03413-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
Vorkpomp
2
helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
De vorkpomp wordt automatisch ingeschakeld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen
defect van de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 5 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 4 bar
Maximale luchtdruk 8 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden
instellen.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt druk uit de slang, de vork-
poot verliest geen lucht.
De weergave van de vorkpomp schakelt zichzelf na
80 seconden automatisch uit.
Beschermkap monteren.
Info
De beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
10 CHASSIS AFSTELLEN
42
10.14 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
V00823-10
Beschermkap
1
verwijderen.
Stelschroef
2
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
2
bevindt zich aan de onderzijde van
de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
Beschermkap
1
monteren.
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
S03415-10
Rode stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot REB (rode stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 10
43
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.16 Stuurstand
C00248-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand boorgaten A 15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
B
van het
midden geplaatst.
Afstand boorgaten B 3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden
gemonteerd. Daardoor is het mogelijk, het stuur in de
aangenaamste positie voor de bestuurder te zetten.
10.17 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
C00249-10
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur
verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. Schroeven
2
mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
1
monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
10 CHASSIS AFSTELLEN
44
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
45
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78929955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402001-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de plug-in standaard
1
in de linkerkant van de steekas steken.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
H02311-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
46
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 48)
H01353-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 126)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 48)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.5 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Voorwiel demonteren. ( pag. 85)
S04276-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remkabel niet knikken.
Remhendel niet bedienen als remzadel verwijderd is.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
47
V00873-10
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.6 Vorkpoten monteren
H02312-11
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef
1
van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep
A
van de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgeslo-
ten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in-
en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
V00873-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
H00935-15
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen
4
en loopvlakken
B
van de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
Afstandsbussen erin zetten.
S04277-10
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
Voorwiel positioneren.
Steekas erin steken.
Schroef
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
S04278-10
Remzadel positioneren.
Schroeven
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
7
monteren en
vastdraaien.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
11.7 Voorvorkprotector demonteren
V00824-10
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotec-
tor verwijderen.
Schroeven
3
aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkpro-
tector verwijderen.
11.8 Voorvorkprotector monteren
V00825-10
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
3
monteren en
vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
49
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Voorwiel demonteren. ( pag. 85)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 46)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 54)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 55)
Stuurbescherming verwijderen.
V00874-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting
1
uit de vorkbuis trekken.
Schroef
2
losdraaien. Moer
3
verwijderen, bovenste kroon-
plaat met stuur er omhoog aftrekken en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
V00875-10
Beschermring
4
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis naar onderen verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
11.10 Onderste kroonplaat monteren
V00489-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 126)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager
1
monteren.
O-ring
2
erop schuiven.
Beschermring
3
positioneren.
S03451-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Moer
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
S03452-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef
5
van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep
A
van de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgeslo-
ten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De
in- en uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
51
S03454-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
S03419-10
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
S03416-11
Brandstoftankontluchting in de vorkbuis positioneren.
Schroef
7
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Klemschroef vorkbuis M8 20 Nm
S03420-10
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
S03455-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen
9
en loopvlakken
B
van de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
Afstandsbussen erin zetten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
S04277-11
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
Voorwiel positioneren.
Steekas erin steken.
Schroef
bk
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
S04278-11
Remzadel positioneren.
Schroeven
bl
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
bm
monteren en
vastdraaien.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
bn
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 55)
Startnummerbord monteren. ( pag. 54)
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelings-
leiding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 52)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Stuurbescherming positioneren en met kabelbinder vastzetten.
11.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
53
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 53)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 53)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.12 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
S03421-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting
1
uit de vorkbuis trekken.
Schroeven
2
losdraaien.
Schroef
3
losdraaien.
Moeren
4
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroef
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Klemschroef vorkbuis M8 20 Nm
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Brandstoftankontluchting
1
in de vorkbuis positioneren.
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 52)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
11.13 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 49)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 50)
11.14 Startnummerbord demonteren
V00827-10
Schroef
1
verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
11.15 Startnummerbord monteren
V00829-10
Startnummerbord op de remleiding aanbrengen.
Startnummerbord positioneren.
De uitsteeksels
1
grijpen in het spatbord.
V00828-10
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef startnum-
merbord
M6 4 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
55
11.16 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Startnummerbord demonteren. ( pag. 54)
V00830-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
11.17 Spatbord voor monteren
V00831-10
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord
voor
M6 6 Nm
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord
voor
M6 6 Nm
Nawerk
Startnummerbord monteren. ( pag. 54)
11.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
A00044-10
Hoofdwerk
Remkabel uit de remkabelgeleiding haken.
Schroef
1
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug
zo ver neerlaten dat het achterwiel nog gedraaid kan worden.
Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef
2
verwijderen, spatbescherming
3
opzij duwen en
schokdemper verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
11.19 Schokdemper monteren
A00044-11
Hoofdwerk
Spatbescherming
1
opzij duwen en schokdemper positione-
ren. Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M12 60 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M12 60 Nm
Loctite
®
2701™
Remleiding bevestigen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.20 Zadel verwijderen
V00836-10
Schroef
1
verwijderen.
Zadel achter optillen, naar achteren trekken en naar boven toe
verwijderen.
11.21 Zadel monteren
V00837-01
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank haken,
achteraan neerlaten en naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
V00836-10
Schroef
1
voor de bevestiging van het zadel monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
57
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren
A00045-10
Deksel van luchtfilterbak in de bereiken
A
naar de zijkant toe
eraf trekken en naar voren toe verwijderen.
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren
A00045-11
Deksel van luchtfilterbak in de bereiken
A
vasthaken en in
de bereiken
B
vergrendelen.
11.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 57)
V00862-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip
1
losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder
verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 57)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 57)
V00838-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 125)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 125)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting stevig vastzit en niet is
beschadigd.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 58)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
11.26 Luchtfilter monteren
V00839-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
A
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
59
V00840-10
Luchtfilter plaatsen en bovenste borgpen
1
in de bus
B
positioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Onderste borgpen°
2
met bevestigingsklem
C
vastzetten.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
11.27 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
V00841-10
Schroef
1
verwijderen.
Einddemper aan de uitlaatmof
2
van het bochtstuk af trek-
ken.
11.28 Einddemper monteren
V00841-11
Einddemper met de uitlaatmof
1
monteren.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11.29 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het isolatiemateriaal en verdwijnen naar buiten, de dem-
per "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 59)
V01312-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Buitenpoot
2
verwijderen.
Glasvezelvulling
3
van de binnenpoot
4
verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling op de binnenpoot monteren.
Info
Glasvezelvulling zodanig monteren dat de hittebescher-
mingsfolie in rijrichting rechts is gepositioneerd.
Buitenpoot over de binnenpoot met de nieuwe glasvezelvulling
schuiven.
Info
Aansluitdop
5
naar de buitenpijp met silicone afdich-
ten.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef einddemper M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 59)
11.30 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
61
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 56)
Draaihendel op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
V00842-10
Hoofdwerk
Brandstofslang eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Schroeven
1
verwijderen.
V00843-10
Schroef
2
met rubberbus verwijderen.
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
V00844-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateuropname trekken
en brandstoftank naar boven toe verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
11.31 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 68)
V00844-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant
van de radiateuropname vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
V00843-11
Schroef
1
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
63
V00842-11
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Brandstofslang monteren.
Brandstoftankontluchting in de vorkbuis positioneren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 56)
11.32 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 63)
11.33 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 125)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 125)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.34 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
V00863-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het glijblok omhoog trekken en de
kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
1
moet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 46 … 49 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 65)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
65
11.35 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Kettingspanning controleren. ( pag. 64)
S04279-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 46 … 49 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zodanig draaien dat de
markeringen aan de linker en rechter kettingspanner in
dezelfde positie staan t.o.v. de referentiemarkeringen
A
.
Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner (32
mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
4
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
11.36 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting ketting-
slijtage
10 … 15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand
B
van
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
219 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud,
versleten kettingwiel of ketting-aandrijfwiel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
67
H02309-01
Glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
H02310-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
401760-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de ket-
tinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is
versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
V00861-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.37 Frame controleren
V00858-01
Frame op beschadiging, scheurvorming en vervorming controle-
ren.
» Als het frame beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties aan het frame zijn niet toegestaan.
11.38 Achterbrug controleren
V00857-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen.
Reparatie van de achterbrug staat KTM niet toe.
11.39 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gaskabel kan bij verkeerde montage uit de geleiding glijden.
De gasschuif wordt dan niet meer gesloten; de snelheid kan niet meer worden gecontroleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften vol-
doen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 56)
Draaihendel op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 60)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
69
S04280-01
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, rechts
langs het frame, boven het brandstoftanklager naar de car-
burateur zijn gelegd.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 62)
Zadel monteren. ( pag. 56)
11.40 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of
loszit:
Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
( pag. 125)
11.41 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
S04274-12
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aan de grootte van de hand van de bestuurder
aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
11.42 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
S04281-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de
hydraulische koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(vloeistofpeil onder
bovenkant reservoir)
4 mm
»
Als het vloeistofpeil onder de markering
A
van het kijk-
glas is gedaald:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
( pag. 70)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
11.43 Vloeistofpeil hydraulische koppeling corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
71
S04281-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistof tot maat
A
corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(vloeistofpeil onder
bovenkant reservoir)
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 124)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
11.44 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
S04281-11
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
V00850-10
Ontluchtingsspuit
4
met de passende vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 124)
Ontluchtingsschroef
5
op koppelingsactuator van de koppe-
ling verwijderen en ontluchtingsspuit
4
monteren.
V00849-10
Vervolgens de vloeistof zo lang in het systeem spuiten totdat
deze er door de opening
A
van de koppelingscilinder weer
zonder luchtbellen uitkomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren
en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 12
73
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
S04282-10
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
A
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 73)
12.2 Vrije slag remhendel instellen
S04283-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 73)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef
1
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
wordt de vrije slag kleiner. Het drukpunt verwijdert zich
van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt
de vrije slag groter. Het drukpunt komt dichter bij het
stuur.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
74
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 3,5 mm
achter 3,7 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem verversen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem verversen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V00864-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 75)
REMSYSTEEM 12
75
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 76)
S04284-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
12 REMSYSTEEM
76
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 124)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
S04285-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 76)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 76)
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 12
77
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingscoëfficiënt van de
remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
S04284-11
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
12 REMSYSTEEM
78
S04286-10
Splitpennen
4
verwijderen.
Schroeven
5
verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel
licht naar de zijkant te kantelen. Remzadel voorzichtig naar
achteren van de remschijf trekken.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Bout
6
verwijderen.
Remplaketten
7
en borgveer verwijderen.
Remzadel reinigen.
Borgveer positioneren.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Bout
6
monteren.
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de bout, de rem-
plaketten tegen de borgveer drukken.
Op juiste plaatsing van de remplaketten en borgveer
letten.
Splitpennen
4
monteren.
Remzadel positioneren.
Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
S04284-10
Remvloeistof tot maat
A
corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 124)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 12
79
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 79)
Veer
1
vasthaken.
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
V00866-10
Veer
1
losmaken.
Moer
4
losdraaien en met drukstang
5
terugdraaien totdat
de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer
2
losdraaien en schroef
3
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
5
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer voetremhende-
laanslag
M8 20 Nm
Drukstang
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
12 REMSYSTEEM
80
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Veer
1
vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
A00046-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
Tip
Om de markering beter te kunnen zien, de framebe-
scherming iets opzij duwen.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 80)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
81
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 82)
A00047-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel met ring en membraan
2
verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 124)
Deksel met ring en membraan monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12 REMSYSTEEM
82
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
S04287-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 82)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 82)
12.13 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
REMSYSTEEM 12
83
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingscoëfficiënt van de
remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
A00054-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel met ring en membraan
2
verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
S04288-10
Splitpennen
3
verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel
licht naar de zijkant te kantelen.
Bout
4
verwijderen.
Remplaketten
5
en borgveer verwijderen.
Remzadel reinigen.
Borgveer positioneren.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Bout
4
monteren.
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de bout, de rem-
plaketten omhoog tegen de borgveer drukken.
Op juiste plaatsing van de remplaketten en borgveer
letten.
Splitpennen
3
monteren.
Remschijven controleren. ( pag. 73)
12 REMSYSTEEM
84
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
A00056-10
Remvloeistofpeil tot markering
A
corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 124)
Deksel met ring en membraan
2
monteren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
WIELEN, BANDEN 13
85
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
V00869-10
Hoofdwerk
Schroef
1
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
2
losdraaien.
Op de schroef
1
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
1
verwijderen.
A00048-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen
3
verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
13 WIELEN, BANDEN
86
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
Afstandsbussen erin zetten.
V00869-11
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
Voorwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas erin steken.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
WIELEN, BANDEN 13
87
S04289-10
Hoofdwerk
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen. Steekas
3
slechts zo ver
eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
H00936-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00937-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
Afstandsbussen erin zetten.
13 WIELEN, BANDEN
88
V00880-10
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
Achterwiel positioneren en ketting erop leggen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas
2
erin steken.
S04291-10
Kettingspanner
3
positioneren. Moer
4
monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
3
tegen de stelschroe-
ven
5
liggen.
Opletten dat de markeringen aan de linker en rechter ketting-
spanner
3
in dezelfde positie staan t.o.v. de referentiemarke-
ringen
B
. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner kun-
nen bij gelijke kettinglengte verschillende secundaire
overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
3
kunnen 180° worden gedraaid.
Kettingspanning controleren. ( pag. 64)
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
WIELEN, BANDEN 13
89
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
13 WIELEN, BANDEN
90
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M4,5 5 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
KOELSYSTEEM 14
91
14.1 Koelsysteem
V00832-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
14.2 Radiateurafdekking
V00885-10
De radiateurafdekkingen worden voor de radiateur, tussen radia-
teurbescherming en radiateur, gemonteerd.
Info
Radiateurafdekkingen niet bij zwaardere gebruiksomstan-
digheden gebruiken.
Door de radiateurafdekking wordt de koelmiddeltemperatuur in het
optimale bereik gehouden.
Optimale koelmid-
deltemperatuur
60 … 70 °C
V00884-10
De radiateurafdekkingen worden afhankelijk van de omgevingstem-
peratuur voor de radiateur gemonteerd.
Radiateurafdekking
vol
1
rechts en
radiateurafdekking
half
2
links
< 0 °C
Radiateurafdekking
vol
1
rechts
0 … 10 °C
Radiateurafdekking
half
2
rechts
10 … 20 °C
Zonder radiateuraf-
dekking
> 20 °C
14.3 Radiateurafdekking monteren
Info
Linker radiateurbescherming alleen demonteren als beide radiateurafdekkingen worden gemonteerd.
14 KOELSYSTEEM
92
V00886-10
Schroeven
1
verwijderen.
Rechter radiateurbescherming
2
verwijderen.
Schroeven
3
verwijderen.
Linker radiateurbescherming
4
verwijderen.
H02356-01
Passende radiateurafdekking ( pag. 91) positioneren.
De uitsteeksels wijzen richting frame.
V00886-10
Linker radiateurbescherming
4
positioneren.
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Rechter radiateurbescherming
2
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
KOELSYSTEEM 14
93
14.4 Radiateurafdekking demonteren
Info
Linker radiateurbescherming alleen demonteren, als beide radiateurafdekkingen gemonteerd zijn.
V00886-10
Schroeven
1
verwijderen.
Rechter radiateurbescherming
2
verwijderen.
Schroeven
3
verwijderen.
Linker radiateurbescherming
4
verwijderen.
Desbetreffende radiateurafdekking verwijderen.
Rechter radiateurbescherming
2
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Linker radiateurbescherming
4
positioneren.
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
14.5 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
14 KOELSYSTEEM
94
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 123)
Radiateurdop monteren.
14.6 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
KOELSYSTEEM 14
95
Koelmiddel ( pag. 123)
Radiateurdop monteren.
14.7 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
V00832-11
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug koelmiddel M6 8 Nm
14.8 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
14 KOELSYSTEEM
96
V00832-11
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef
1
is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateurdop
2
verwijderen.
Radiateur compleet met koelmiddel vullen.
Koelmiddel ( pag. 123)
V00870-10
Schroef
3
verwijderen tot het koelmiddel zonder luchtbellen
uitkomt.
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koeleront-
luchting
M6 8 Nm
Radiateur compleet met koelmiddel vullen.
Koelmiddel ( pag. 123)
Radiateurdop
2
monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 94)
Nawerk
Koelsysteem controleren op lekkage.
14.9 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 14
97
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
V00832-11
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug koelmiddel M6 8 Nm
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateur compleet met koelmiddel vullen.
Koelmiddel ( pag. 123)
V00870-10
Schroef
3
verwijderen tot het koelmiddel zonder luchtbellen
uitkomt.
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koeleront-
luchting
M6 8 Nm
Radiateurdop
2
monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 94)
15 MOTOR AFSTELLEN
98
15.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling gaskabel
A
bepalen.
Speling gaskabel 2 … 3 mm
» Als de speling gaskabel niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 98)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur
over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 98)
15.2 Speling gaskabel instellen
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 56)
Draaihendel op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 60)
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 68)
S04292-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef
2
tot de
aanslag is ingeschoven.
Moer
3
losdraaien.
MOTOR AFSTELLEN 15
99
400192-11
Stelschroef
2
zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabel-
speling
A
aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 2 … 3 mm
Moer
3
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 62)
Zadel monteren. ( pag. 56)
Speling gaskabel controleren. ( pag. 98)
15.3 Carburateurafstelling
Effecten van de carburateurafstelling
H01400-01
De verschillende carburateurcomponenten moeten op elkaar en op het geplande gebruik worden afgestemd.
Hoofdsproeier MJ
De hoofdsproeier MJ heeft de grootste invloed bij open gasklep (vol gas).
Als de isolator van een nieuwe bougie na korte tijd vol gas geven zeer licht of wit is en/of als de motor pingelt,
moet een grotere hoofdsproeier worden gebruikt. Als de isolator donkerbruin of verroest is, moet een kleinere
hoofdsproeier worden gebruikt.
Naaldpositie POS
De naaldpositie heeft de grootste invloed in het middelste gasklepbereik.
Als de motor bij het accelereren met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stotterend vermogen draait, moet
de sproeiernaald verlaagd worden. Als de motor vooral bij het accelereren pingelt en in het toerentalbereik het
volledige vermogen bereikt, moet de sproeiernaald worden verhoogd.
15 MOTOR AFSTELLEN
100
Cilindrisch deel van de naald CYL
Het cilindrische deel van de naald heeft de grootste invloed bij een bijna gesloten gasklep.
Stationaire sproeier IJ
De stationaire sproeier heeft de grootste invloed in het onderste tot middelste gasklepbereik.
Als de motor bij stationair toerental of bij het versnellen met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stotterend
vermogen draait, moet een kleinere stationaire sproeier gebruikt worden. Als de motor in dit vermogensbereik pin-
gelt, moet een grotere stationaire sproeier worden gebruikt.
Regelschroef stationaire lucht open ASO
De regelschroef stationaire lucht heeft de grootste invloed bij stationair toerental.
Invloed van de gasklepstand
K00495-01
Bij gesloten gasklep heeft de stationaire sproeier de grootste invloed. Het eerste cilindrische deel van de naald en
de clippositie hebben slechts weinig invloed.
Als de gasklep 1/8 geopend is, hebben het eerste cilindrische deel van de naald, de stationaire sproeier en de
clippositie de grootste invloed.
K00496-01
Als de gasklep 1/4 geopend is, hebben de stationaire sproeier en de clippositie de grootste invloed. Het eerste
cilindrische deel van de naald heeft een kleinere invloed.
Als de gasklep 1/2 geopend is, heeft de positie van de naald de grootste invloed. De hoofdsproeier en de statio-
naire sproeier hebben slechts een kleinere invloed.
K00497-01
Als de gasklep 3/4 geopend is, heeft de hoofdsproeier de grootste invloed. De clippositie en de stationaire
sproeier hebben slechts een kleinere invloed.
Als de gasklep volledig geopend is, heeft de hoofdsproeier de grootste invloed. De clippositie en de stationaire
sproeier hebben slechts een kleinere invloed.
Naaldoverzicht
De beschikbare sproeiernaalden zijn in de volgende tabel weergegeven.
MOTOR AFSTELLEN 15
101
402797-01
De kolom 2 komt overeen met een naald in de standaardpositie.
De kolom 1 komt overeen met een naald, die een halve clip dunner is.
De kolom 3 geeft de diameter van het eerste cilindrische deel van de naald aan. Hoe kleiner de diameter van het
eerste cilindrische deel van de naald, hoe rijker het mengsel. Hoe groter de diameter van het eerste cilindrische
deel van de naald, hoe dunner het mengsel. Het eerste cilindrische deel van de naald heeft de grootste invloed in
het onderste lastbereik.
Info
De sproeiernaald rechtsboven A2 komt overeen met de dikste instelling, de sproeiernaald linksonder E1
komt overeen met de dunste instelling van de carburateur. De optimale carburateurafstelling is onder het
desbetreffende model weergegeven.
B00075-10
Clippositie
1 ... 5 Clippositie van boven
Hier zijn de vijf mogelijke clipposities afgebeeld.
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefini-
eerde omgevings- en gebruiksomstandigheden.
15.4 Carburateur - stationaire afstelling
402799-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiel stationair toerental en de respons bij
het gas geven. Dat betekent dat een motor met een correct afge-
steld stationair toerental gemakkelijker start dan een motor met
verkeerd afgesteld stationair toerental.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de trillingen
van de motor onderhevig aan een verhoogde slijtage. Slij-
tage kan storingen veroorzaken.
De fabriekinstelling van de carburateur komt overeen met de vol-
gende waarden.
Hoogte boven zee-
spiegel
301 … 750 m
Omgevingstempera-
tuur
16 … 24 °C
Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:40) ( pag. 124)
Het stationaire toerental wordt ingesteld met de stelschroef
1
.
15 MOTOR AFSTELLEN
102
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef statio-
naire lucht
2
.
15.5 Carburateur - stationair toerental instellen
402799-11
Regelschroef stationaire lucht
1
tot de aanslag indraaien en
op de aangegeven basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 2 omw
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Warmloopfase 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Met de stelschroef
2
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag
ingedrukt. ( pag. 17)
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht
1
langzaam met de klok mee
draaien tot het stationaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu
langzaam tegen de klok in draaien totdat het stationaire toe-
rental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste statio-
naire toerental instellen.
MOTOR AFSTELLEN 15
103
Info
Als daarbij het motortoerental sterk stijgt, moet het sta-
tionaire toerental weer worden verlaagd tot het normale
niveau en de hiervoor genoemde werkstappen nog een
keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend
resultaat wordt bereikt kan dat liggen aan een onjuist
gedimensioneerde stationaire sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is
gedraaid en het toerental niet verandert, moet een klei-
nere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen
weer van voren af aan worden herhaald.
Bij grotere veranderingen van de buitentemperatuur en
extreme hoogteverschillen moet het stationair toerental
opnieuw worden afgesteld.
15.6 Vlotterkamer carburateur aftappen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Voer deze werkzaamheden uit bij een koude motor.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwerk
Draaihendel op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
15 MOTOR AFSTELLEN
104
Er stroomt geen brandstof van de brandstoftank naar de
carburateur.
V00835-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen, zodat de uitstromende
brandstof wordt opgevangen.
Sluitschroef
1
verwijderen.
Brandstof volledig laten uitlopen.
Sluitschroef
1
monteren en vastdraaien.
15.7 Stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpassing
T01480-10
De stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing
bevindt zich onder de brandstoftank aan het frame.
Mogelijke toestanden
Soft De stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpas-
sing is losgekoppeld; er wordt een betere rijbaarheid bereikt.
Performance De stekkerverbinding van de ontstekingscur-
veaanpassing is verbonden; er wordt een hoger vermogen
bereikt.
15.8 Ontstekingscurve wijzigen
Ontstekingscurve van Performance op Soft omschakelen
Stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing loskoppelen.
(afbeelding T01480-10 pag. 104)
Soft Betere rijbaarheid
Ontstekingscurve van Soft op Performance omschakelen
Stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing verbinden.
(afbeelding T01480-10 pag. 104)
Performance Hoger vermogen
15.9 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 105)
MOTOR AFSTELLEN 15
105
15.10 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
401951-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas ste-
ken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef
1
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite
®
243™
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
106
16.1 Cardanoliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
V00834-10
Hoofdwerk
Schroef
1
met pakkingring verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Uit de boring mag geen cardanolie uittreden.
Het cardanoliepeil staat tot de onderzijde van de boring.
» Als het cardanoliepeil onder de boring staat:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 107)
» Als cardanolie uittreedt:
Cardanoliepeil corrigeren.
Schroef
1
met pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M6 8 Nm
16.2 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De cardanolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
V00834-11
Hoofdwerk
Olieaftapschroef
1
met magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Olieaftapschroef
1
met magneet en nieuwe afdichtring mon-
teren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 16
107
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12 20 Nm
401955-11
Olievulschroef
2
met keerring verwijderen en cardanolie bij-
vullen.
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50)
( pag. 123)
Olievulschroef
2
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 106)
16.3 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
V00834-10
Hoofdwerk
Schroef
1
met pakkingring verwijderen.
401955-11
Olievulschroef
2
met keerring verwijderen.
Cardanolie bijvullen tot de onderzijde van de boring van de
olieaftapschroef.
Motorolie (15W/50) ( pag. 123)
Schroef
1
met pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M6 8 Nm
Olievulschroef
2
met keerring monteren en vastdraaien.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
108
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 106)
REINIGING, ONDERHOUD 17
109
17.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 125)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 103)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te
remmen, om de remplaketten en remschijven te
drogen en vuil te verwijderen.
Laat uw kind na de reiniging een korte rit maken, totdat de
motor de bedrijfstemperatuur heeft bereikt en het remsysteem
door voorzichtig remmen gedroogd is.
17 REINIGING, ONDERHOUD
110
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen op de stuurarmaturen terugschuiven, zodat
ook het water dat hier is ingedrongen kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 63)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 125)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 126)
STALLING 18
111
18.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versle-
ten. Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens
de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het sei-
zoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 125)
Brandstof tanken. ( pag. 30)
Motorfiets reinigen. ( pag. 109)
Cardanolie verversen. ( pag. 106)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
Bandenspanning controleren. ( pag. 89)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 103)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor
motoronderdelen en uitlaat gaan roesten.
18 STALLING
112
18.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 27)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 19
113
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 27)
Motorfiets is langere tijd niet
gebruikt en daarom zit er oude
brandstof in de vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftap-
pen. ( pag. 103)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Bougie verroest of nat Bougie en bougiedop reinigen en dro-
gen, indien nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, uitschakelknop
defect
Uitschakelknop controleren.
Water in carburateur resp.
sproeiers verstopt
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Motor heeft geen stationair toe-
rental
Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur
verdraaid
Carburateur - stationair toerental
instellen. ( pag. 102)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat
de vlotternaald is vervuild of
versleten
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 58)
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem
beschadigd is.
Glasvezelvulling van einddemper ver-
vangen. ( pag. 59)
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
19 OPSPOREN VAN FOUTEN
114
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controle-
ren.
Motor stokt of klapt in carbura-
teur
Te weinig brandstof Draaihendel op de brandstofkraan in
stand ON draaien.
Brandstof tanken. ( pag. 30)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de
carburateur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 94)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 95)
Koelmiddel vullen. ( pag. 95)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting
controleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Verkeerd ontstekingstijdstip
door losse stator
Ontsteking instellen.
Witte rookontwikkeling (stoom
in uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting
controleren.
Transmissieolie stroomt uit de
ontluchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren.
( pag. 106)
Water in transmissieolie Radiale keerring of waterpomp
beschadigd
Radiale keerring en waterpomp contro-
leren.
TECHNISCHE GEGEVENS 20
115
20.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 84,93 cm³
Slag 48,95 mm
Boorgat 47 mm
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Krukaslagers 1 groefkogellager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 1 vierkante ring
Motorsmering Mengsmering
Primaire overbrenging 20:64 recht vertande tandwielaandrijving
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 11:29
2e versnelling 14:28
3e versnelling 16:26
4e versnelling 19:26
5e versnelling 21:25
6e versnelling 20:21
Ontstekingssysteem Kokusan 504
Bougie NGK BR9 ECMVX
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Koeling Vloeistofkoeling
Starthulp Kickstarterhendel
20.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef aanslagplaat stuurklep M5x12 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef geleidestuk M5x12 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef instelhendel M5x12 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerbok uitlaatregeling M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef ontstekingssysteem/stator M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef sluitdop uitlaatbesturing M5 4 Nm
Schroef uitlaatregelingsdeksel M5 5 Nm
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
20 TECHNISCHE GEGEVENS
116
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Schroef verstelhendel M5x12 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Aftapplug koelmiddel M6 8 Nm
Moer stelschroef stuurklep M6 8 Nm
Onderdrukaansluiting M6 2 Nm
Schroef aanslagplaat kickstarter-
hendel
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef aanzuigflens M6 6 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 10 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6x25 10 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6x55 10 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6x60 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6x25 8 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6x55 8 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6x60 8 Nm
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef controle cardanoliepeil M6 8 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef kickstartertussentandwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koelerontluchting M6 8 Nm
Schroef koppelingsnemercilinder M6 10 Nm
Schroef lagerborging M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6x45 10 Nm
Schroef motorhuis M6x50 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Moer cilindervoet M8 23 Nm
Schroef cilindervoet M8 10 Nm
Schroef kickstarterhendel M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef met magneet M12 20 Nm
Moer rotor M12x1 60 Nm
Bougie M14x1,25 25 Nm
Moer primair tandwiel M14LHx1,25 60 Nm
Loctite
®
243™
Moer koppelingsmeenemer M16x1,5 60 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS 20
117
20.3 Carburateur
Carburateurtype KEIHIN PWK 28
Naaldpositie 3e positie van boven
Regelschroef stationaire lucht
open 2 omw
Hoofdsproeier 142 (140, 145, 148)
Sproeiernaald NRKC (NRJC)
Stationaire sproeier 48 (45, 50)
Gasschuif 3
Chokemondstuk 62
20.3.1 Carburateur - basisinstelling zandtrajecten
Regelschroef stationaire lucht 2 omw
Stationaire sproeier 48
Sproeiernaald NRJ C
Naaldpositie 4e positie van boven
Hoofdsproeier 148
Info
Als de motor onrustig draait, een kleinere hoofdsproeier plaatsen.
20.3.2 Carburateurafstelling
KEIHIN PWK 28
ASL TEMP 20 … 7 °C 6 … 5 °C 6 … 15 °C 16 … 24 °C 25 … 36 °C 37 … 49 °C
2.301
3.000 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
2
48
NRK C
3
142
2
45
NRK C
3
142
1,5
42
NRK C
3
140
2
42
NRK C
3
138
1,5
42
NRJ C
3
138
1.501
2.300 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
2
48
NRK C
3
145
2
48
NRK C
3
142
2
45
NRK C
3
142
1,5
42
NRK C
3
140
2
42
NRK C
3
138
1,5
42
NRJ C
3
138
751
1.500 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
2
48
NRJ C
4
145
2
48
NRK C
3
145
2
48
NRK C
3
142
2
45
NRK C
3
142
1,5
42
NRK C
3
140
2
42
NRK C
3
138
301
750 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
2
48
NRJ C
4
148
1,5
48
NRK C
3
148
2
48
NRK C
3
145
2
48
NRK C
3
142
2
45
NRK C
3
142
1,5
42
NRK C
3
140
0
300 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
2
48
NRJ C
4
148
1,5
48
NRK C
3
148
2
48
NRK C
3
145
2
48
NRK C
3
142
2
45
NRK C
3
142
1,5
42
NRK C
3
140
20 TECHNISCHE GEGEVENS
118
M/FT ASL Boven NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open (slagen)
IJ Stationaire sproeier
NDL Sproeiernaald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
20.4 Vulhoeveelheden
20.4.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50) ( pag. 123)
20.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,8 l Koelmiddel ( pag. 123)
20.4.3 Brandstof
Inhoud brandstoftank ca. 5,2 l Superbrandstof loodvrij (98 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie
(1:40) ( pag. 124)
20.5 Chassis
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen bui-
zen, geëloxeerd
Voorvork WP Suspension XACT 5543
Schokdemper WP SuspensionXACT 5746
Veerweg
voor 278 mm
achter 305 mm
Vorksprong 14 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met remzadel met 4 zuigers
achter Schijfrem met remzadel met 2 zuigers
Remschijven - diameter
voor 240 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 3,5 mm
achter 3,7 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (85 SX 17/14) 13:46
Secundaire overbrenging (85 SX 19/16) 13:49
Ketting 1/2 x 5/16
TECHNISCHE GEGEVENS 20
119
Leverbare kettingwielen 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51
Balhoofdhoek 66°
Wielstand 1.290 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast (85 SX 17/14) 865 mm
Zadelhoogte onbelast (85 SX 19/16) 890 mm
Bodemvrijheid onbelast (85 SX 17/14) 336 mm
Bodemvrijheid onbelast (85 SX 19/16) 362 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (85 SX 17/14) 67 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (85 SX 19/16) 68 kg
Maximaal bestuurdersgewicht 75 kg
20.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(85 SX 17/14) 70/100 - 17 M/C 40M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
90/100 - 14 M/C 49M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
(85 SX 19/16) 70/100 - 19 M/C 42M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
90/100 - 16 M/C 52M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
KTM.COM
20.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 43.18.8U.04
Voorvork WP Suspension XACT 5543
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Vorklengte 845 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk rechts 363 ± 10 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 124)
Hoeveelheid olie buitenwerk links 100 ± 20 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 124)
Vethoeveelheid cartridge links 5 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 126)
20 TECHNISCHE GEGEVENS
120
20.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 12.18.7U.04
Schokdemper WP SuspensionXACT 5746
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning 11 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: < 45 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: 45 … 55 kg 40 N/mm
Gewicht bestuurder: > 55 kg 45 N/mm
Veerlengte 215 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 120 mm
Inbouwlengte 397 mm
Stootdemperolie ( pag. 124) SAE 2,5
20.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef uitschakelknop M3 0,4 Nm
Schroef carburateurdeksel M4 2 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite
®
243™
Spaaknippels M4,5 5 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef einddemper M5 7 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Bout achterwielrem M6 4 Nm
Bout voorwielrem M6 8 Nm
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef bobine M6 6,4 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 20
121
Schroef handremarmatuur aan
stuur
M6 5 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang
op rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingarmatuur aan
stuur
M6 5 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef spatbord voor M6 6 Nm
Schroef startnummerbord M6 4 Nm
Schroef tankspoiler aan radiateur M6 6 Nm
Gaskabel aan carburateurdeksel M6x0,75 3 Nm
Klemschroef vorkbuis M8 20 Nm
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef aanslag rempedaal M8 20 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M8 15 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef console M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef kettingwiel M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef motorsteunen M8 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remzadel achter M8 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Moer rempedaal M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Motordraagschroef M10 45 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M12 60 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M12 60 Nm
Loctite
®
2701™
Moer zadelbevestiging M12x1 20 Nm
20 TECHNISCHE GEGEVENS
122
Moer achterbrugbout M14x1,5 75 Nm
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 21
123
Brandstof super loodvrij (ROZ 98)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 98)
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als
het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 127)
SAE ( pag. 127) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 127)
Voorgeschreven waarde
Uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken.
Volledig synthetisch
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Cross Power 2T
21 GEBRUIKSSTOFFEN
124
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 127) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 127) (1:40)
Mengverhouding
1:40 Motorolie 2-takt ( pag. 123)
Brandstof super loodvrij (ROZ 98) ( pag. 123)
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 127) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
HULPSTOFFEN 22
125
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chainlube Offroad
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
Aanbevolen leverancier
KTM AG
GRIP GLUE
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Racing Bio Dirt Remover
22 HULPSTOFFEN
126
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciaal vet (00062010053)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication
®
KLÜBERFOOD NH1 34401
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 23
127
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt-motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen
tijdens races. Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook
onder extreme omstandigheden een probleemloze verbranding bereikt.
24 LIJST MET AFKORTINGEN
128
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
INDEX
130
INDEX
A
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 34
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Bedrijfsurenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
C
Carburateur
stationair toerental instellen . . . . . . . . . . . . 102
stationaire afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Carburateurafstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Cardanolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Cardanoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . 59
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
F
Fabrieksgarantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
I
Inbedrijfname
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 20
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Ingaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 42
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 36
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 35
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Kickstarterhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
INDEX
131
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93-94
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 70
vloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 69
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Luchtfilterbak
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Luchtvering XACT 5543 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Ontstekingscurve
stekkerverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Opsporen van fouten . . . . . . . . . . . . . . . . . 113-114
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
R
Radiateurafdekking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109-110
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 79
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 82
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . 82
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 76
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 76
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 80
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 75
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 80
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 74
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 38
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 37
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 38
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32-33
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Speling gaskabel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Stuurpositie
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
INDEX
132
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 120
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 115
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 42
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 36
Uitschakelknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 104
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 105
Voertuigidentificatiennummer . . . . . . . . . . . . . . . 13
Voorvork
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 40
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 118
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . 107, 118
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . 22
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
hoge temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
*3214408nl*
3214408nl
04/2021
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
KTM.COM
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135

KTM 85 SX 17/14 2022 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor