GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 5
GB
1 Veiligheidskenmerken en –richtlijnen
U heeft gekozen voor een instrument, dat u een zeer grote mate
aan veiligheid biedt.
De analoge-digitale multimeters zijn overeenkomstig de veiligheids-
bepalingen IEC 61010–1/EN 61010–1/VDE 0411–1 en
IEC 61557/EN 61557/VDE 0413 geconstrueerd en getest. Wan-
neer het instrument op de voorgeschreven manier wordt gebruikt,
is zowel de veiligheid van degene die het instrument bedient, als de
veiligheid van het instrument zelf gewaarborgd. Deze veiligheid kan
niet worden gegarandeerd, wanneer het instrument onjuist of
onachtzaam wordt gebruikt.
Om de veiligheidstechnische perfecte staat te handhaven en een veilig
gebruik te kunnen garanderen, is het noodzakelijk dat u, voordat u het
instrument in gebruik neemt, de gebruiksaanwijzing zorgvuldig en in zijn
geheel leest en deze op alle punten opvolgt.
Voor uw eigen veiligheid en ter bescherming van uw meetinstru-
ment zijn de multimeters METRAHit
®
16I van een automatische
busvergrendeling voorzien. Deze is gekoppeld aan de functiescha-
kelaar en geeft slechts de bus vrij, die nodig is voor de gekozen
functie. Bovendien wordt bij aangesloten meetleidingen het scha-
kelen naar ongeoorloofde functies geblokkeerd.
Neem de volgende veiligheidsrichtlijnen in acht:
• Het instrument mag alleen door personen worden gebruikt, die in
staat zijn de gevaren van het aanraken van elektrische spanning
te onderkennen en die de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen
kunnen treffen. Gevaar bij het aanraken van elektrische spanning
bestaat overal, waar spanningen kunnen optreden die groter zijn
dan 30 V (effectief).
• Als metingen uitgevoerd worden, waarbij het gevaar van het aan-
raken van elektrische spanning bestaat, dient alleen werken
voorkomen te worden. Zorg voor de aanwezigheid van een
tweede persoon.
• De maximaal toegestane spanning tussen een willekeurige aanslui-
ting (7) en aarde bedraagt 1000 V
1)
cat. II resp. 600 V
2)
cat. III. De
waarden voor overbelasting worden in hoofdstuk 17 weergege-
ven.
•De
nominale spanning van de installatie mag de volgende grens-
waarden niet overschrijden:
– tussen leiding en nulleiding
600 V,
– in 4-draads-draaistroomsystemen 690 V
2)
tussen
de buitenleidingen
– in 3-draads-draaistroomsystemen 1000 V
2)
tussen
de buitenleidingen.
• Houdt er rekening mee, dat op de te testen objecten (bijv. op
defecte apparaten) onvoorziene spanningen kunnen optreden.
Condensatoren kunnen bijvoorbeeld gevaarlijk geladen zijn.
• Zorg ervoor, dat de meetleidingen in een perfecte staat verkeren,
d.w.z. een onbeschadigde isolatie, geen onderbrekingen in de
leidingen, stekers, enz.
• Wees extra voorzichtig als er metingen worden verricht in een
HF-circuit. Hier kunnen gevaarlijke AC/DC-spanningen optreden.
• Meten in een vochtige omgeving is niet toegestaan.
• Let er goed op, dat de
meetbereiken niet meer worden belast dan
toegestaan. De grenswaarden zijn in de tabel “Meetbereiken” in
hoofdstuk 17 „Technische specificaties“ terug te vinden.
1)
alleen METRAHit
®
16I
2)
METRAHit
®
16T: tot 600 V