CLX-6200 Series
CLX-6240 Series
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt voor uw aankoop van dit Samsung-
product. Voor een nog completere service,
kunt u zich registreren bij
www.samsung.com/register
2_De functies van uw nieuwe laserproduct
de functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Met dit apparaat kunt u:
SPECIALE FUNCTIES
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van de kleuren
cyaan, magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken tot een resolutie van 2.400 x 600 dpi.
Zie Software.
Uw printer drukt papier van A4-formaat af met een snelheid
van maximaal 20 ppm (CLX-6200 Series) of 24 ppm
(CLX-6240 Series) en papier van Letter-formaat met een
snelheid van maximaal 21 ppm (CLX-6200 Series) of
25 ppm (CLX-6240 Series).
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De multifunctionele lade biedt plaats aan briefhoofden,
enveloppen, etiketten, transparanten, aangepaste
afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier.
De multifunctionele lade kan maximaal 100 vel gewoon
papier bevatten.
Lade 1
voor 250 vellen en de optionele lade voor 500 vellen
kunnen worden gebruikt voor normaal papier van diverse
afmetingen.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk"). Zie
Software.
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina
van uw document worden vergroot, en afgedrukt op
afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster. Zie Software.
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
gewoon papier met briefhoofd. Zie Software.
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier
te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het
papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie Software.
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te
breiden. (Pagina 96)
Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3
(PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken met Windows 2000 en Windows XP/
2003/Vista, evenals met Linux- en Macintosh-systemen.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
Het is mogelijk de afbeelding op het origineel verschillende
keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus- of
krantenachtergrond verwijdert.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
De originelen scannen en direct verzenden
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende
bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van
een fax
(CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX)
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te
verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen
bestemmingen verzenden.
Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt
op basis van uw instellingen.
* Zoran IPS Emulation compatibel met PostScript 3
© Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten
voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage
zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
* 136 PS3-lettertypen
Bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc.
De functies van uw nieuwe laserproduct_3
FUNCTIES PER MODEL
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw
bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
( : aanwezig, O: optioneel, leeg: niet beschikbaar)
INFORMATIE OVER DEZE GEBRUIKERSHANDLEIDING
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie met betrekking tot de verschillende procedures die
doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor het installeren
van en het werken met het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
FUNCTIES CLX-6200ND CLX-6200FX CLX-6210FX CLX-6240FX
USB 2.0
USB-geheugeninterface
DADI (dubbelzijdige automatische documentinvoer)
ADI (automatische documentinvoer)
Vaste schijf OO
Netwerkinterface 802.11 b/g draadloos LAN OOO
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
FAX
CONVENTIE BESCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het
apparaat.
Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening
van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen
van land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderzijde van
de tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor meer
informatie)
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie)
4_De functies van uw nieuwe laserproduct
MEER INFORMATIE
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online documenten zijn.
Beknopte
installatiehandleiding
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar
te maken.
Online
gebruikershandleiding
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat,
de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder verschillende
besturingssystemen en de wijze waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
Hulp bij het
printerstuurprogramma
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van
afdrukinstellingen. Als u de Help-functie bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op
Help
in het dialoogvenster met
printereigenschappen.
Samsung-website
Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie
vinden op de website van Samsung, www.samsungprinter.com
.
Veiligheidsinformatie_ 5
veiligheidsinformatie
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar
dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
LET OP
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk
letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4.
Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden.
Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw
leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het
apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op brand
en elektrische schokken.
10. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden
gemorst.
6 _Veiligheidsinformatie
12.
Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar
een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden
blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt
gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
13. In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle
en reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14. Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg
hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15. Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16. Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
a
zijn.
17. Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
19. Dit apparaat kan alleen worden gebruikt in het land waar u het hebt aangekocht. (Als gevolg van spannings- en
frequentieverschillen, verschillende telecommunicatie-instellingen, enz.)
a. AWG: American Wire Guage.
Veiligheidsinformatie_ 7
MILIEU- EN VEILIGHEIDSOVERWEGINGEN
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten
van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
onderhoud door de gebruiker of in de instructies voorgeschreven onderhoudssituaties nooit iemand zal worden blootgesteld aan laserstraling
hoger dan klasse I.
Waarschuwing
Gebruik of onderhoud de printer nooit als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel de gereflecteerde laserstraal onzichtbaar
is, kan ze uw ogen beschadigen.
Als u dit apparaat gebruikt, moeten deze elementaire veiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico van brand, elektrische
schokken en lichamelijk letsel te beperken:
OZONVEILIGHEID
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat op te stellen in een goed geventileerde ruimte.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Samsung-verkoper in uw buurt.
ENERGIE BESPAREN
Dit apparaat maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie, die het energiegebruik vermindert wanneer het apparaat niet
wordt gebruikt.
Als het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verminderd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov.
8 _Veiligheidsinformatie
RECYCLING
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product of voer ze op een milieuvriendelijke wijze af.
CORRECTE VERWIJDERING VAN DIT PRODUCT
(ELEKTRISCHE & ELEKTRONISCHE AFVALAPPARATUUR)
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv.
lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun gebruiksduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve
deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van
materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde
afvalverwijderering. Particuliere gebruikers kunnen contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met lokale
overheidsinstanties voor informatie over waar en hoe ze deze items op een ecologisch verantwoorde manier kunnen recyclen. Zakelijke
gebruikers dienen contact op te nemen met hun leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de verkoopovereenkomst te
controleren. Dit product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval worden weggegooid.
CORRECTE BEHANDELING VAN EEN GEBRUIKTE ACCU UIT DIT PRODUCT
(Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor accu's en batterijen)
Dit merkteken op de accu, handleiding of verpakking geeft aan dat de accu in dit product aan het einde van de levensduur niet samen met
ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. De chemische symbolen Hg, Cd of Pb geven aan dat het kwik-, cadmium- of loodgehalte
in de accu hoger is dan de referentieniveaus in de Richtlijn 2006/66/EC. Indien de gebruikte accu niet op de juiste wijze wordt behandeld,
kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen of het milieu.
Ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en ter bevordering van het hergebruik van materialen, verzoeken wij u afgedankte accu's en
batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu's en batterijen in
uw omgeving.
RADIOFREQUENTIESTRALING
FCC-voorschriften
Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van klasse A conform artikel 15 van de FCC-
voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat
genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd
en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij een specifieke
installatie geen interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt
controleren door het apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een of meer van de volgende stappen
te ondernemen:
Draai of verplaats de ontvangstantenne.
Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een andere stroomkring dan deze waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse A voor radioruisemissies van digitale apparaten zoals beschreven in de norm
inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel 'Digital Apparatus', ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans
la norme sur le matériel brouilleur: 'Appareils Numériques', ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van
de toepasselijke voorschriften, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer de toestemming heeft om het apparaat te gebruiken.
Veiligheidsinformatie_ 9
VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA
Federal Communications Commission (FCC)
'Intentional emitter' overeenkomstig FCC Deel 15
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Dit deel is alleen van toepassing als dergelijke
apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Verenigde Staten alleen worden gebruikt als op het systeemlabel
een FCC-identificatienummer staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor
gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet
meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten ingeschakeld zijn. Het geleverde vermogen van het draadloze
apparaat (of de draadloze apparaten) dat (die) mogelijk in uw printer ingebouwd is (zijn), ligt ruimschoots onder de door de FCC vastgelegde
RF-blootstellingsgrenzen.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
FCC-verklaring voor het gebruik van draadloze lokale netwerken:
Tijdens de installatie en het gebruik van deze combinatie van zender en antenne is het mogelijk dat vlakbij de geïnstalleerde antenne de RF-
blootstellingsgrens van 1 mW/cm² wordt overschreden. Daarom moet de gebruiker te allen tijde minstens 20 cm afstand houden van de antenne.
Dit apparaat mag niet samen met een andere zender en zendantenne worden opgesteld.
FAX-IDENTIFICATIE
In verschillende landen is het wettelijk verboden om met een computer of ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden die niet zijn
voorzien van een duidelijke strook met de volgende informatie, aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste
pagina:
(1) verzenddatum en -tijd
(2) naam van de verzender (bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon); en
(3) faxnummer van de verzender (apparaat, bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon).
Uw telefoonbedrijf kan wijzigingen aanbrengen in communicatiefaciliteiten, gebruik van apparatuur en procedures wanneer dit redelijkerwijs
noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften (VS: FCC Deel 68). Als van zulke wijzigingen
redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg zullen hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met
de communicatiemiddelen van het telefoonbedrijf, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze
daadwerkelijke gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk op
de hoogte worden gesteld, zodat de klant de gelegenheid heeft om maatregelen te nemen waardoor de telefoonaansluiting in bedrijf kan blijven.
10 _Veiligheidsinformatie
AANSLUITFACTOR (REN, RINGER EQUIVALENCE NUMBER)
Afhankelijk van het land van aanschaf kan achter of onder op het apparaat een sticker zitten met de aansluitfactor (VS: Ringer Equivalence
Number) en het toelatingsnummer of registratienummer (VS: FCC Registration Number) van het apparaat. In sommige landen (zoals de VS)
moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op
dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt “overbelast”. Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met zelf
bellen en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Het totaal van
de aansluitfactoren van alle op dezelfde telefoonlijn aangesloten apparaten mag niet meer dan 5 bedragen om zeker te zijn dat het
telefoonbedrijf in staat is om de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een enkel geval is een totaal van 5 te hoog (afhankelijk van
telefoonbedrijf en/of centrale). Als een aangesloten telefoonapparaaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn
aangezien het schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Verder moet u het volgende weten:
Het apparaat is niet ontworpen voor aansluiting op een digitale bedrijfscentrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op een telefonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn
aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan, behalve een normaal telefoontoestel, geen
andere apparaten aan te sluiten op de lijn waar het apparaat op is aangesloten.
Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om
zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij
uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak.
Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst
het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst van de test op de hoogte te stellen. De dienst kan u dan
meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit aparaat die niet
uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet) ertoe leiden
dat het de gebruiker niet langer is toegestaan om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet
veroorzaakt, moet het telefoonbedrijf de klant ervan op de hoogte stellen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het echter
in de praktijk niet mogelijk is om de klant vooraf in te lichten, kan het telefoonbedrijf de dienstverlening eerder onderbreken, onder
voorwaarde dat het:
a) de klant zo snel mogelijk inlicht;
b) de klant de gelegenheid geeft om het probleem met de randapparatuur op te heffen;
c) de klant erop wijst dat deze het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de
procedures uiteengezet in “FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68”.
Veiligheidsinformatie_ 11
STEKKER VAN HET NETSNOER VERVANGEN (ALLEEN VOOR UK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Wanneer
u de zekering vervangt, moet u een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet
u de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een
nieuwe afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
De 13 ampère stekker is het meest voorkomende type in de UK en kan in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (meest oudere)
gebouwen hebben echter geen normale 13 ampère stopcontacten. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een
geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Belangrijke waarschuwing:
dit apparaat moet worden aangesloten op een geaard stopcontact.
De aders van het netnoer hebben de volgende kleurcodering:
groen en geel: aarde
blauw: neutraal
•bruin: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet gelijk zijn aan die van de stekker.
Sluit de groen/gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “E”, het aarde-symbool, de kleuren groen/geel of de kleur groen.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “N” of de kleur zwart.
Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “L” of de kleur rood.
Ergens in de stroomkring moet een zekering van 13 Ampère zijn aangebracht: in de stekker, in de adapter of in de meterkast.
Als u ondanks het bovenstaande toch de aangegoten stekker verwijdert, gooi deze dan onmiddellijk in de vuilnisbak.
U kunt de stekker niet opnieuw bedraden, en wanneer iemand hem in een passend stopcontact doet, bestaat er groot gevaar
voor elektrische schokken.
12 _Veiligheidsinformatie
VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (EUROPESE LANDEN)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende
toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums:
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten
inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (laagspanningsrichtlijn).
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten
inzake elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999:
Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning
van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante
richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
EC certificering
Richtlijn 1999/5/EC certificering inzake radioapparatuur en telecommunicatie randapparatuur (FAX)
Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluiting als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens
richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN's en compatibele PBX's van de Europese landen:
Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op basis van TBR21. Als hulp bij het gebruik en de toepassing van eindapparatuur die in overeenstemming is met deze
norm, heeft ETSI, het Europees instituut voor telecommunicatienormen, een adviesdocument (EG 201 121) uitgegeven dat opmerkingen en
aanvullende vereisten bevat om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals te garanderen. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met
de in dit document genoemde adviezen en het product voldoet daar volledig aan.
Europese radiogoedkeuringsinformatie
(voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten)
Dit product is een printer. Mogelijk bevat uw printersysteem, dat bedoeld is voor gebruik thuis of op kantoor, radio LAN type-apparaten met
een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Dit deel is alleen van
toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio's alleen worden
gebruikt als een CE-markering met een registratienummer van , een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op het
systeemlabel staan.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie heeft vastgelegd in de R&TTE-richtlijn.
De volgende Europese landen hebben hun goedkeuring voor gebruik gegeven:
EU Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk (met frequentiebeperkingen),
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen,
Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
EER/EVA IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
Europese landen met beperkingen inzake het gebruik:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van
meer dan 10 mW
EER/EVA Geen beperkingen op dit moment.
Veiligheidsinformatie_ 13
WETTELIJK VERPLICHTE VERKLARINGEN INZAKE OVEREENSTEMMING
Draadloze besturing
Mogelijk bevat uw printersysteem radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie)
die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Het volgende deel is een algemeen overzicht van overwegingen die betrekking hebben op het gebruik
van een draadloos apparaat.
Aanvullende beperkingen, waarschuwingen en aandachtspunten voor specifieke landen zijn vermeld in de delen die handelen over een
specifiek land of een specifieke groep van landen. De draadloze apparaten in uw systeem mogen alleen worden gebruikt in de landen
geïdentificeerd door de "radiogoedkeuringsmerken" (Radio Approval Marks) op het systeemlabel. Als u het draadloze apparaat wilt gebruiken
in een land dat niet in de lijst staat, neemt u contact op met uw plaatselijk radiogoedkeuringsbureau voor de vereisten. Draadloze apparaten
zijn streng gereglementeerd en mogen mogelijk niet worden gebruikt.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de momenteel bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder
energie uitstralen dan toegestaan in veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de fabrikant van oordeel dat het gebruik
van deze apparaten veilig is. Ongeacht het vermogen moet erop worden gelet dat menselijk contact tijdens normaal gebruik tot een minimum
wordt beperkt.
Als algemene richtlijn geldt dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos
apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), doorgaans minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm
van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten aanstaan en uitzenden.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van gangbare
beperkingen:
Draadloze radiofrequentiecommunicatie kan apparatuur aan boord van vliegtuigen storen. De huidige luchtvaartvoorschriften vereisen dat
draadloze apparaten aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld. IEEE 802.11- (ook bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-
communicatieapparaten zijn voorbeelden van apparaten die gebruikmaken van draadloze communicatie.
In omgevingen waar het risico op storing van andere apparaten of diensten gevaarlijk is of als gevaarlijk wordt beschouwd, is het mogelijk dat het
gebruik van een draadloos apparaat wordt beperkt of verboden. Luchthavens, ziekenhuizen en plaatsen met een hoge concentratie aan zuurstof
of ontvlambare gassen zijn slechts enkele voorbeelden van waar het gebruik van draadloze apparaten kan worden beperkt of verboden. Als
u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten toegestaan is op de plaats waar u zich bevindt, vraagt u de plaatselijke bevoegde
instantie om goedkeuring voordat u het draadloze apparaat gebruikt of inschakelt.
De beperkingen met betrekking tot het gebruik van draadloze apparaten verschillen van land tot land. Uw systeem is uitgerust met een draadloos
apparaat. Daarom dient u, voordat u met uw systeem naar een ander land reist, bij de plaatselijke radiogoedkeuringsautoriteit te informeren
of het gebruik van een draadloos apparaat in het land van bestemming onderworpen is aan beperkingen.
Als uw systeem werd geleverd met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u dit apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en afschermingen
op hun plaats zitten en het systeem volledig gemonteerd is.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma's die goedgekeurd zijn voor het land waarin u het apparaat wilt gebruiken. Zie de "Systeemreparatieset" van
de fabrikant of vraag meer informatie bij de afdeling "Technische ondersteuning" van de fabrikant.
14 _Veiligheidsinformatie
inhoud_15
2 De functies van uw nieuwe laserproduct
5 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
20
20 Overzicht van de printer
20 Voorkant
20 Achterkant
21 Overzicht van het bedieningspaneel
21 Alleen CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX
22 Alleen CLX-6200ND
23 Informatie over de Status-LED
23 De status van de tonercassette bevestigen
24 Menu-overzicht
25 Meegeleverde software
25 Functies van de printerstuurprogramma’s
25 Printerstuurprogramma
25 PostScript-stuurprogramma
AAN DE SLAG
26
26 De hardware installeren
26 Een testpagina afdrukken
26 Het netwerk installeren
26 Ondersteunde netwerkomgevingen
27 Netwerkprotocol configureren via het apparaat
27 Werken met het SetIP-programma
27 Systeemvereisten
27 Windows
28 Macintosh
28 Linux
28 De software installeren
30 Basisinstellingen van het apparaat
30 Hoogte-instelling
30 De taal op het display wijzigen
30 Datum en tijd instellen
30 De kloknotatie wijzigen
30 De standaardmodus wijzigen
31 Geluiden instellen
31 Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
31 Gebruik van de energiebesparende modi
32 Time-out van afdruktaak instellen
32 Automatisch doorgaan
32 Netwerkaccounting
32 Het lettertype wijzigen
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
33
33 Originelen plaatsen
33 Op de glasplaat van de scanner
33 In de DADI (of ADI)
34 Afdrukmateriaal selecteren
35 Specificaties van afdrukmateriaal
36 Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
36 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
37 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
38 Papier plaatsen
38 Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade
38 Papier plaatsen in de multifunctionele lade
39 De uitvoersteun instellen
39 Voor papier van Letter-formaat
inhoud
16_inhoud
inhoud
39 Voor papier van A4- of Legal-formaat
40 Papierformaat en -type instellen
KOPIËREN
41
41 De papierlade selecteren
41 Kopiëren
41 De instellingen per kopie wijzigen
41 Tonerdichtheid
41 Type origineel
41 Verkleinde of vergrote kopie
42 De instellingen voor het scanformaat wijzigen
42 De standaardkopieerinstellingen wijzigen
42 ID-kaart kopiëren
42 Speciale kopieerfuncties gebruiken
42 Sorteren
43 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
43 Poster kopiëren
43 Klonen
43 Achtergrond afbeeldingen wissen
43 Boeken kopiëren
44 Marge verschuiven
44 Rand wissen
44 Verbeterde kopieën met grijstinten
44 Dubbelzijdig afdrukken
45 Time-out voor kopiëren instellen
SCANNEN
46
46 Basisinformatie over scannen
46 Scannen via het bedieningspaneel
46 Scaninformatie instellen in Samsung Scanbeheer.
46 Scannen naar toepassingen
47 Scannen via het netwerk
47 Voorbereiden om te scannen via het netwerk
49 Naar e-mail scannen
49 Naar een FTP-server scannen
49 Naar een SMB-server scannen
49 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
50 De standaardscaninstellingen wijzigen
50 Automatisch scanbevestigingsrapport afdrukken
50 Een adresboek aanmaken
50 Snelkiesnummers voor e-mail registreren
50 Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
50 Globale e-mailadressen ophalen van de LDAP-server
50 Adresboekitems gebruiken
51 Een item zoeken in het adresboek
51 Adresboek afdrukken
51 Dubbelzijdig scannen
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
52
52 Een document afdrukken
52 Een afdruktaak annuleren
inhoud_17
inhoud
FAXEN
53
53 Een fax verzenden
53 Faxhoofd instellen
53 De documentinstellingen aanpassen
54 Een fax automatisch verzenden
54 Een fax handmatig verzenden
54 Een verzending bevestigen
54 Automatisch opnieuw kiezen
54 Het laatste nummer opnieuw kiezen
54 Faxen dubbelzijdig verzenden
54 Een fax ontvangen
54 De papierlade selecteren
54 Ontvangstmodus wijzigen
55 Automatisch ontvangen in modus Fax
55 Handmatig ontvangen in de modus Tel
55 Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
55 Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
55 Faxen ontvangen via de modus DRPD
56 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
56 Veilige ontvangstmodus inschakelen
56 Faxen ontvangen in het geheugen
56 Andere manieren om een fax te verzenden
56 Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
56 Een uitgestelde fax verzenden
57 Een fax met hoge prioriteit verzenden
57 Faxen doorsturen
58 Fax instellen
58 De faxinstellingen wijzigen
59 De standaarddocumentinstellingen wijzigen
59 Automatisch een verzendrapport afdrukken
60 Een adresboek aanmaken
GEBRUIK VAN EEN USB-FLASHGEHEUGEN
62
62 Over USB-geheugen
62 Een USB-geheugenapparaat aansluiten
62 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
62 Scannen
63 Aangepast scannen naar USB
63 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
63 Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat
63 Een back-up maken van uw gegevens
63 Een back-up maken van uw gegevens
64 Gegevens terugzetten
64 USB-geheugen beheren
64 Een afbeeldingsbestand verwijderen
64 USB-geheugenapparaat formatteren
64 De USB-geheugenstatus weergeven
ONDERHOUD
65
65 Rapporten afdrukken
65 Een rapport afdrukken
65 Het kleurcontrast aanpassen
66 Geheugen wissen
66 Uw apparaat reinigen
66 De buitenkant reinigen
66 Binnenkant reinigen
68 De scannereenheid reinigen
68 De cassette onderhouden
68 Tonercassette bewaren
18_inhoud
inhoud
68 Verwachte levensduur van de cassette
68 Toner herverdelen
69 De tonercassette vervangen
71 Het bericht Toner op wissen
71 De transportriem vervangen
72 Te onderhouden onderdelen
72 Verbruiksartikelen controleren
73 Het rubberen matje van de DADI (of ADI) vervangen
73 Het apparaat beheren via de website
73 Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
74 Het serienummer van het apparaat controleren
PROBLEMEN OPLOSSEN
75
75 Tips om papierstoringen te vermijden
75 Vastgelopen papier verwijderden
75 Papierstoring in het invoergedeelte
76 Papierstoring aan uitgang
76 Papierstoring bij de roller
77 Vastgelopen papier verwijderen
77 In het papierinvoergedeelte
78 In de multifunctionele lade
79 Rond de fixeereenheid
80 In het papierinvoergedeelte
81 In de optionele lade
82 Informatie over berichten op het display
86 Andere problemen oplossen
86 Papierinvoer
87 Afdrukproblemen
88 Problemen met de afdrukkwaliteit
90 Problemen met kopiëren
91 Problemen met scannen
91 Problemen met faxen
92 Veelvoorkomende PostScript -problemen
93 Veel voorkomende Windows -problemen
93 Algemene Linux-problemen
95 Veel voorkomende Macintosh-problemen
VERBRUIKSARTIKELEN EN TOEBEHOREN BESTELLEN
96
96 Verbruiksartikelen
96 Toebehoren
97 Aanschafmogelijkheden
ACCESSOIRES INSTALLEREN
98
98 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
98 Een geheugenmodule upgraden
98 Een geheugenmodule installeren
99 Het toegevoegde geheugen in de PS-printereigenschappen activeren
99 Een draadloze -netwerkinterfacekaart gebruiken
99 Een draadloze -netwerkinterfacekaart installeren
100 Configuratie van de basisinstellingen van het netwerk
100 Verificatietype selecteren
101 Codering instellen
101 De standaardwaarden voor afdrukken in een draadloos netwerk her-
stellen
101 De vaste schijf gebruiken
101 De vaste schijf installeren
102 De vaste schijf instellen in de printereigenschappen
inhoud_19
inhoud
102 Afdrukken met een optionele vaste schijf
103 Best.beleid
104 Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen
SPECIFICATIES
105
105 Algemene specificaties
106 Specificaties van de printer
107 Specificaties van de scanner
107 Specificaties van het kopieerapparaat
107 Specificaties van de fax
VERKLARENDE WOORDENLIJST
108
INDEX
CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE
114
20 _Inleiding
inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van
het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Overzicht van de printer
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
De status van de tonercassette bevestigen
Menu-overzicht
Meegeleverde software
Functies van de printerstuurprogramma’s
OVERZICHT VAN DE PRINTER
Voorkant
Achterkant
1
Breedtegeleiders voor
documenten
12
USB-geheugenpoort
2
DADI
a
13
Indicator papierniveau
3
Bedieningspaneel
14
Optionele lade 2
4
Steun voor papieruitvoer
15
Multifunctionele lade met
geleiders
5
Voorklep
16
Tonercassette
6
Handgreep op de voorklep
17
Transportriem
7
Handgreep voor
multifunctionele lade
18
Scannerdeksel
8
Multifunctionele lade
19
Vergrendelingsschakelaar
scanner
9
Lade 1
20
Glasplaat
10
Documentinvoerlade
21
Scanner
11
Documentuitvoerlade
a. CLX-6200FX is voorzien van de ADI-functie, terwijl CLX-6200ND,
CLX-6210FX en CLX-6240FX de functie Dubbelzijdig ADI hebben.
Zie pagina 51.
1
USB-poort
7
Stroomschakelaar
2
Netwerkpoort
8
Aansluiting netsnoer
3
15-pins aansluiting voor
optionele lade
9
Interface voor externe
apparaten
b
b. Interface voor externe apparaten van Samsung en derden (alleen
CLX-6240FX).
4
Aansluiting telefoonlijn
a
a. Alleen bij de CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX.
10
Klep moederbord
5
Uitgang voor intern
telefoontoestel (EXT)
a
11
Achterklep
6
Greep
12
Kabelbinder
Inleiding_21
OVERZICHT VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Alleen CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX
1
Snelknoppen
Hiermee kunt u vaak gekozen faxnummers opslaan
en ze met enkele toetsaanslagen oproepen.
2
Shift
Hiermee kunt u de snelknoppen verplaatsen om
toegang te krijgen tot de nummers 16 tot en met 30.
3
Address Book
Hiermee kunt u vaak gebruikte faxnummers en
e-mailadressen in het geheugen opslaan.
4
Resolution
Hiermee kunt u de resolutie van het document
voor de huidige faxtaak aanpassen.
5
Redial/Pause
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw
(in de gereedmodus) of voegt u een pauze in een
faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
6
Fax Activeert de faxmodus.
7
Copy Activeert de kopieermodus.
8
Scan/Email Activeert de scanmodus.
9
Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte
tijdens het gebruik.
10
Tonerkleuren
De tonerkleuren onder het LCD-scherm
corresponderen met de berichten op het display.
Zie Status-LED met berichten over de
tonercassettes op pagina 23.
11
Menu
Hiermee opent u de menumodus en bladert u door
de beschikbare menu’s.
12
Linker/
rechter pijl
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt
u de waarden.
13
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
14
Back
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende
menu.
15
Status
Hier wordt de status van het apparaat
weergegeven. Zie pagina 23.
16
Darkness
Hiermee kunt u de helderheid van het document
voor de huidige kopieertaak aanpassen.
Zie "Tonerdichtheid" op pagina 41.
17
Original Type
Hiermee kunt u het documenttype selecteren voor
de huidige kopieertaak. Zie "Type origineel" op
pagina 41.
18
ID Copy
U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld
een identiteitsbewijs, kopiëren op een enkel vel
papier. Zie pagina 42.
19
Reduce/
Enlarge
Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan
het origineel.
20
Duplex
Hiermee kunt u documenten aan beide zijden
bedrukken.
21
USB Print
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een
USB-geheugenapparaat afdrukken wanneer dat
op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van
het apparaat is aangesloten. Zie pagina 62.
22
Cijfertoetsen
Hiermee kiest u een nummer of voert u
alfanumerieke tekens in. Zie pagina 31.
23
On Hook Dial Hiermee opent u de telefoonlijn.
24
Stop/Clear
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt
uitgevoerd. Hiermee kunt u in de gereedmodus
de kopieeropties (zoals de helderheid, het type
document, het kopieerformaat en het aantal
exemplaren) wissen/annuleren.
25
Color Start Start een taak in de kleurmodus.
26
Black Start Start een taak in de zwart-witmodus.
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding
niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van
de opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet
aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
22 _Inleiding
Alleen CLX-6200ND
1
Copy
Activeert de kopieermodus.
2
Scan/Email Activeert de scanmodus.
3
Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte
tijdens het gebruik.
4
Tonerkleuren
De tonerkleuren onder het LCD-scherm
corresponderen met de berichten op het display.
Zie Status-LED met berichten over
de tonercassettes op pagina 23.
5
Menu
Hiermee opent u de menumodus en bladert
u door de beschikbare menu’s.
6
Linker/
rechter pijl
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt
u de waarden.
7
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
8
Back
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende
menu.
9
Status
Hier wordt de status van het apparaat
weergegeven. Zie pagina 23.
10
Darkness
Hiermee kunt u de helderheid van het document
voor de huidige kopieertaak aanpassen. Zie
pagina 41.
11
Original Type
Hiermee kunt u het documenttype selecteren
voor de huidige kopieertaak. Zie pagina 41.
12
ID Copy
U kunt beide zijden van een document,
bijvoorbeeld een identiteitsbewijs, kopiëren
op een enkel vel papier. Zie pagina 42.
13
Reduce/Enlarge
Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan
het origineel.
14
Duplex
Hiermee kunt u documenten aan beide zijden
bedrukken. Zie pagina 42.
15
USB Print
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een
USB-geheugenapparaat afdrukken wanneer dat
op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van
het apparaat is aangesloten. Zie pagina 62.
16
Address Book
Hiermee kunt u opgeslagen e-mailadressen
zoeken.
17
Cijfertoetsen
Hiermee kiest u een nummer of voert u
alfanumerieke tekens in.
18
Stop/Clear
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt
uitgevoerd. In de gereedmodus kunt u hiermee
de kopieeropties (zoals de resolutie, het type
document, het kopieerformaat en het aantal
exemplaren) wissen/annuleren.
19
Color Start Start een taak in de kleurmodus.
20
Black Start Start een taak in de zwart-witmodus.
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding
niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van
de opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet
aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
Inleiding_23
INFORMATIE OVER DE STATUS-LED
De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat weer.
DE STATUS VAN DE TONERCASSETTE
BEVESTIGEN
De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status-LED
en het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden
vervangen, licht de Status-LED rood op en wordt het bericht op het display
weergegeven. Met de pijl wordt aangegeven op welke tonerkleur het bericht
betrekking heeft of welke cassette eventueel vervangen moet worden.
Voorbeeld:
In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van de kleur in de
tonercassette door middel van pijltjes aangegeven. Controleer het bericht
op het display om te achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt
oplossen. Zie pagina 82 voor gedetailleerde informatie over foutmeldingen.
STATUS BESCHRIJVING
Uit Het apparaat is uitgeschakeld.
Het apparaat staat in de energiebesparende
modus. Wanneer er gegevens binnenkomen
of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat
automatisch online.
Groen Knippert
Wanneer het lampje langzaam knippert, ontvangt
het apparaat gegevens van de computer.
Wanneer het lampje snel knippert, is het
apparaat bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
gebruik.
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 82 om het probleem op te
lossen.
De tonercassette bevat nog een kleine
hoeveelheid toner. De tonercassette is bijna aan
het eind van haar geschatte gebruiksduur. Houd
een nieuwe cassette klaar ter vervanging van de
oude cassette. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk
verhogen door de toner te herverdelen.
(Zie "Toner herverdelen" op pagina 69.)
Aan
Er heeft zich een probleem voorgedaan waardoor
het apparaat de taak niet kan voltooien (bijv. een
papierstoring, een geopende klep of geen papier
in de lade). Controleer het bericht op het display
en raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 82 om het probleem op te
lossen.
Een van de tonercassettes is bijna aan het eind
van haar geschatte gebruiksduur. Het verdient
aanbeveling de tonercassette te vervangen.
(Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 70)
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het
probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder Probleemoplossing
kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt.
Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 82 voor meer
informatie.
24 _Inleiding
MENU-OVERZICHT
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s.
Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van de opties en het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van
toepassing op uw apparaat.
.
Faxfunctie
Tonersterkte
Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Prior. verz.
Doorsturen
Veilige ontv.
Pag. toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel.
Verzending
Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen
ECM-modus
Transm.rapport
TCR voor afb.
Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus
Opn. na bels.
Faxinstel.
(Vervolg)
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Grootte neger.
Inst. ong. fax
DRPD-modus
Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz.
Resolutie
Tonersterkte
Autom. rapport
Kopieerfunctie
Kopieen sort.
2 pagina’s/vel
4 pagina’s/vel
Poster kopier.
Meer op 1 vel
Achtergrondkl.
Boek kopieren.
Marge versch.
Geen schaduwr.
Grijst. verb.
Kopieerinstel.
Scanformaat
St.inst. wijz.
Exemplaren
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Scanfunctie
USB-geheugen
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanindeling
E-mail
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanfunctie
(Vervolg)
FTP
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
SMB
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id
Nr. van faxap.
Datum en tijd
Klokmodus
Menu Formulier
Form. select.
Taal
Standaardmodus
Energ.spaarst.
En.sprst. scan
Time-out
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Aut. doorgaan
Netw.acc.beh.
Inst. import.
Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Info verb.art.
Adresboek
Transm.rapport
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Geplande taken
Rap. ong. fax.
Netwerkinform.
NetScan-rapp.
Gebr.ver.lijst
PCL-lettertyp.
PS3-let.lijst
Opgesl. taak
Taak voltooid
Logb. net.ver.
Onderhoud
Gebruiksduur
Kleur
Serienummer
Systeeminst.
(Vervolg)
Instel. wissen
Alle instel.
Faxinstel.
Kopieerinstel.
Scaninstel.
Systeeminst.
Netwerk
Adresboek
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
NetScan-rapp.
Taakbeheer
Actieve taak
Taak opslaan
Best.beleid
Afb. overschr.
Onmiddellijk
Op verzoek
Netwerk
TCP/IP
Ethernet-snel.
Draadloos
Instel. wissen
Netwerkinform.
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-geheugen
E-mail
FTP
SMB
Transm.rapport
Inleiding_25
MEEGELEVERDE SOFTWARE
U moet de printer- en scannersoftware installeren vanaf de meegeleverde
cd nadat u het apparaat hebt geïnstalleerd en op uw computer hebt
aangesloten. De cd bevat de volgende software.
FUNCTIES VAN
DE PRINTERSTUURPROGRAMMA’S
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken.
De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die
door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Printerstuurprogramma
PostScript-stuurprogramma
Cd
INHOUD
Cd met
printer-
software
Windows
Printerstuurprogramma
: gebruik dit
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description (PPD)-
bestand
: het PostScript-stuurprogramma is
bedoeld voor het afdrukken van
documenten met complexe lettertypen
en afbeeldingen in de PS-taal.
Scannerstuurprogramma
: voor het
scannen van documenten zijn TWAIN- en
WIA-stuurprogramma’s (Windows Image
Acquisition) beschikbaar.
Smart Panel
: dit programma geeft
de status van het apparaat weer en
waarschuwt u wanneer er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
SmarThru Office
a
: dit is de meegeleverde,
op Windows-gebaseerde software voor
uw multifunctionele apparaat.
Hulpprogramma Direct afdrukken
:
met dit programma kunt u PDF-bestanden
rechtstreeks afdrukken.
SetIP
: met dit programma kunt u de T
CP/IP-
adressen van uw apparaat instellen.
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een
krachtig beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van
afbeeldingen per e-mail. U kunt ook andere
beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit SmarThru, zoals Adobe
Photoshop. Raadpleeg de Help-functie van het meegeleverde
SmarThru-programma voor meer informatie.
Linux
PostScript Printer Description (PPD)-
bestand
: voor het bedienen van het
apparaat en het afdrukken van documenten
vanaf een Linux-computer.
SANE
: stuurprogramma voor het scannen
van documenten.
Smart Panel
: dit programma geeft
de status van het apparaat weer en
waarschuwt u wanneer er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
Cd met
printer-
software
Macintosh
Printerstuurprogramma
: gebruik dit
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description (PPD)-
bestand
: voor het bedienen van het
apparaat en het afdrukken van documenten
vanaf een Macintosh-computer.
Scannerstuurprogramma
: TWAIN-
stuurprogramma voor het scannen van
documenten op uw apparaat.
Smart Panel
: dit programma geeft
de status van het apparaat weer en
waarschuwt u wanneer er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken OX X
Meerdere pagina’s per vel
(N-up)
O O (2, 4) O
Afdruk aan pagina
aanpassen
OX
O
a
a. Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
Afdrukken op schaal OX O
Andere lade voor eerste
pagina
OX O
Watermerk OX X
Overlay OX X
Dubbelzijdig OX O
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken XX X
Meerdere pagina’s per vel
(N-up)
O O (2, 4) O
Afdruk aan pagina
aanpassen
OX
O
a
a. Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
Afdrukken op schaal OX O
Andere lade voor eerste
pagina
XX O
Watermerk XX X
Overlay XX X
Dubbelzijdig OX O
26 _Aan de slag
aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Een testpagina afdrukken
Het netwerk installeren
Systeemvereisten
De software installeren
Basisinstellingen van het apparaat
DE HARDWARE INSTALLEREN
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het
installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de beknopte
installatiehandleiding. Lees de beknopte installatiehandleiding door en voer
de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie.
Zorg dat u kleppen en papierladen gemakkelijk kunt openen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet
in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige
plek. Plaats het apparaat niet vlakbij de rand van een bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m.
Raadpleeg Hoogte instellen om het printen te optimaliseren. Zie
"Hoogte-instelling" op pagina 30 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een plat en stabiel oppervlak en laat het niet meer
dan 2 mm overhellen. Dit kan de afdrukkwaliteit mogelijk beïnvloeden.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of alle onderdelen zijn
meegeleverd.
3. Verwijder de tape en houd het apparaat daarbij goed vast.
4. Plaats een tonercassette.
5. Plaats papier. (Zie "Papier plaatsen" op pagina 38.)
6. Controleer of alle kabels op de juiste wijze zijn aangesloten op het
apparaat.
7. Zet het apparaat aan.
EEN TESTPAGINA AFDRUKKEN
Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina
afdrukken.
Een testpagina afdrukken:
Houd de knop OK ongeveer 2 seconden ingedrukt in de gereedmodus.
HET NETWERK INSTALLEREN
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen
gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven
via het bedieningspaneel van het apparaat.
Ondersteunde netwerkomgevingen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
ondersteunt:
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op
zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of
de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
ITEM VEREISTEN
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
IEEE 802.11 b/g draadloos LAN (optioneel)
Netwerk-
besturingssysteem
Windows 2000/XP/2003/Vista
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.3 ~ 10.5
Netwerkprotocollen TCP/IP op Windows
•IPP
•SNMP
DHCP
•BOOTP
Als u een DHCP-netwerkprotocol wilt opzetten, gaat u naar http://
developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteert het
benodigde Bonjour for Windows-programma voor uw
besturingssysteem en installeert het programma. Met dit programma
stelt u de netwerkparameters automatisch in. Volg de instructies in het
installatievenster. Dit programma biedt geen ondersteuning voor
Linux.
Aan de slag_27
Netwerkprotocol configureren via het apparaat
U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor onderstaande
stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Menu op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel van
het display Netwerk ziet verschijnen.
4. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
5. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt.
6. Druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt.
8. Druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt.
10. Druk op OK.
Voer met de cijfertoetsen een byte tussen 0 en 255 in en druk op pijl-
links/rechts om tussen de bytes te schakelen.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
11. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
Herhaal stap 9 en 10 voor de configuratie van de andere TCP/IP-
parameters: subnetmasker en gateway-adres.
Werken met het SetIP-programma
Dit programma wordt gebruikt voor het instellen van een netwerk-IP met
behulp van het MAC-adres; het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of -interface. Het is met name bestemd voor de
netwerkbeheerder. Deze kan hiermee de verschillende netwerk-IP’s op
dezelfde tijd instellen.
Het programma installeren
1. Plaats de cd met het stuurprogramma dat bij uw apparaat is geleverd.
Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt uitgevoerd, sluit u
het venster.
2. Start Windows Verkenner en open station X. (X staat voor uw cd-rom-
station.)
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4. Open de gewenste taalmap.
5. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
6. Volg de aanwijzingen in het venster om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Ga naar het menu Start van Windows en selecteer Programma’s >
Samsung Network Printer Utilities > SetIP.
2. Selecteer de naam van uw printer en klik op .
3. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en standaardgateway van
de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
4. Klik op OK om de instellingen te bevestigen.
5. Klik op Afsluiten om het programma SetIP af te sluiten.
SYSTEEMVEREISTEN
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het
apparaat moet configureren.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de
netwerkbeheerprogramma’s.
SyncThru™ Web Admin Service
: een via internet functionerend
afdrukbeheersysteem voor netwerkbeheerders. Met
SyncThru™
Web Admin Service
kunt u de netwerkapparatuur op een
efficiënte manier beheren en kunt u netwerkapparaten op afstand
controleren en problemen oplossen vanaf elke locatie die toegang
heeft tot het bedrijfsintranet. U kunt dit programma downloaden
vanaf http://solution.samsungprinter.com
.
SyncThru™ Web Service
: een in de netwerkafdrukserver
geïntegreerde webserver om:
- netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat
u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
- apparaatinstellingen aan te passen.
SetIP
: hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol.
Als de naam van uw printer niet wordt weergegeven, klikt u op
om de lijst te vernieuwen.
Als u het MAC-adres van de netwerkkaart niet weet, kunt u het
netwerkinformatierapport van het apparaat afdrukken.
(Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 65.)
BESTURINGS
-SYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE HDD-
RUIMTE
Windows 2000 Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
Server 2003
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2GB
Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Windows
Server 2008
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB
(2.048 MB)
10 GB
Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze
beheerdersrechten hebben.
Dit apparaat is compatibel met
Windows Terminal Services
.
28 _Aan de slag
Macintosh
Linux
DE SOFTWARE INSTALLEREN
U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software
bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke
programma’s.
1. Sluit de netwerkkabel aan op uw apparaat.
2. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid.
(Zie "Het netwerk installeren" op pagina 26.) Sluit alle toepassingen
op de computer voordat u begint met de installatie.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op
Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van
het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start > Alle programma's >
Bureau-accessories > Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
4. Klik op Volgende.
Het bovenstaande venster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
BESTURINGS
-SYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-
RUIMTE
Mac OS X 10.4
of lager
PowerPC G4/G5
Intel-processor
128 MB voor
een MAC op
basis van
PowerPC
(512 MB)
512 MB voor
een MAC op
basis van Intel
(1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5 867 MHz of
sneller PowerPC
G4/G5
Intel-processor
512 MB (1 GB) 1 GB
ITEM VEREISTEN
Besturings-
systeem RedHat 8.0, 9.0 (32 bit)
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit)
Fedora Core 1~7 (32/64 bit)
Mandrake 9.2 (32 bit), 10.0, 10.1 (32/64 bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64 bit)
SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32 bit)
SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64 bit)
Debian 3.1, 4.0 (32/64 bit)
Processor Pentium IV 2.4 GHz (IntelCore2)
RAM 512 MB (1024 MB)
Vrije schijfruimte 1GB (1GB)
Software Linux Kernel 2.4 of hoger
Glibc 2.2 of hoger
CUPS
U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om
met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt
de maximale optische resolutie.
De volgende procedure is van belang wanneer u het apparaat wilt
gebruiken als netwerkapparaat. Als u een apparaat wilt verbinden
met een USB-kabel, raadpleeg dan de Software.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP. De procedure die u moet volgen en het pop-
upvenster dat verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen
afhankelijk van het besturingssysteem, de printerfunctie of
de interface die wordt gebruikt.
Aan de slag_29
5. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik
vervolgens op Volgende.
6. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om
de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om
uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan
het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres
voor het apparaat invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat te controleren,
drukt u een netwerkconfiguratiepagina af. (Zie "Rapporten
afdrukken" op pagina 65.)
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of
zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
7. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker
van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan
toesturen. Als u dit wilt, schakel dan het desbetreffende selectievakje in
en klik op Voltooien.
Als u niet zeker bent van het IP-adres neem dan contact op met
uw netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af.
(Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 65.)
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt,
probeer dan het printerstuurprogramma opnieuw te installeren.
Zie Software.
Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert
het installatieprogramma de taalversie van het
besturingssysteem en wordt het standaardpapierformaat voor
het apparaat ingesteld. Als u een andere taalversie van
Windows gebruikt, moet het papierformaat van het apparaat
worden gewijzigd in het papierformaat dat meestal wordt
gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om het
papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid.
30 _Aan de slag
BASISINSTELLINGEN VAN HET APPARAAT
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het
apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen
of te wijzigen.
Hoogte-instelling
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk, die wordt
bepaald door de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt.
Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op
een optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte
het apparaat wordt gebruikt.
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de taakbalk van Windows
(of in het systeemvak van Linux).
U kunt ook op Smart Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de keuzelijst en klik op Apply.
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taal verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens
op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Datum en tijd instellen
De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer
het apparaat ingeschakeld is en klaar is voor gebruik. Bij de CLX-6200FX,
CLX-6210FX, CLX-6240FX worden de datum en tijd afgedrukt op al uw
faxberichten.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 t/m 12
Dag = 01 t/m 31
Jaar = vier cijfers vereist
Uur = 01 t/m 12 (12-uursnotatie)
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
U kunt ook de pijltoetsen gebruiken om de cursor onder het nummer te
plaatsen dat u wilt corrigeren. Daarna kunt u een nieuw nummer invoeren.
5. Om VM of NM te selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop *
of # of een willekeurige cijfertoets.
Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor
onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op de knop * of # te
drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM
wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg de volgende sectie voor
meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan.
Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik
en gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval
het juiste nummer in.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De kloknotatie wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in
de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren en druk op
OK
.
5. Druk op
Stop/Clear
om terug te keren naar de gereedmodus.
De standaardmodus wijzigen
Uw apparaat werd vooraf ingesteld op faxmodus. U kunt de standaardmodus
afwisselen tussen faxmodus en kopieermodus (alleen CLX-6200FX,
CLX-6210FX, CLX-6240FX).
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de standaardmodus verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het
scherm SyncThru Web Service automatisch. Klik op Machine
Settings > Setup (of Machine Setup) > Altitude. Selecteer
de juiste hoogte-instelling en klik op Apply.
0
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
1 Normaal
2 Hoog 3
3 Hoog 2
4 Hoog 3
Aan de slag_31
Geluiden instellen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
Toetsgeluid: Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer
deze optie op Aan staat, klinkt er een toon telkens wanneer er een toets
wordt ingedrukt.
Waarsch.geluid: Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze
optie op Aan staat,
klinkt er een alarmsignaal wanneer er een fout
optreedt of na verzending of ontvangst van een fax.
Luidspreker (alleen CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX):
Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via de luidspreker
(bijv. een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Met deze optie op
Communicatie, wat "Normaal" betekent, blijft de luidspreker aan tot het
andere apparaat reageert.
Belsignaal (alleen CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX): Stelt het
volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt u instellen op Uit,
Laag, Midden en Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de geluidsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status of het gewenste
volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens
op OK.
5. Herhaal indien nodig de stappen 3 tot en met 5 om andere geluiden
in te stellen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Luidsprekervolume
1. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker.
2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hoort.
3. Druk op Stop/Clear om de wijziging op te slaan en terug te keren
naar de gereedmodus.
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij
de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam
van uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of
e-mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende
namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met
het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot het
gewenste teken op het display verschijnt.
Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met
opschrift MNO.
Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere
letter, M, N, O, m, n, o en tot slot 6.
U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enz.).
Raadpleeg onderstaande sectie voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Indien op dezelfde knop de volgende letter staat, verplaatst u
de cursor door op de rechter
pijltoets te drukken en vervolgens op
de knop met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en het
volgende teken verschijnt op het display.
Als u een spatie wilt invoeren, drukt u tweemaal op 1.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
Cijfers of namen corrigeren
Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam vergist hebt,
drukt u op de linker pijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer
vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode
(bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede
kiestoon hoort. In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een
pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van
snelknoppen of snelkiesnummers.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Redial/Pause tijdens het
invoeren van het telefoonnummer. Op het display wordt de pauze
aangegeven met een koppelteken "-".
Gebruik van de energiebesparende modi
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat
minder energie wanneer het niet gebruikt wordt. U kunt deze modus
inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een
afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus
wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
U kunt het volume regelen met behulp van On Hook Dial.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als
de telefoonlijn is aangesloten.
TOETS TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
1 1Spatie
2 ABCabc2
3 DEFdef 3
4 GHI ghi 4
5 JKLj kl 5
6 MNOmno6
7 PQRSpqr s7
8 TUVt uv8
9 WXYZwxyz9
0 +-,.‘/*#&@0
32 _Aan de slag
Energiebesparende modus voor scannen
In de energiebesparende modus voor scannen bespaart u energie door
uitschakeling van de lamp van de scanner. De lamp onder de glasplaat
gaat automatisch uit wanneer de scanner niet in gebruik is. Zo verbruikt
u minder stroom en gaat de lamp langer mee. Als u een scantaak start,
gaat de lamp automatisch aan na een korte opwarmtijd.
U kunt instellen hoe lang het apparaat na afloop van een scantaak moet
wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot En.sprst. scan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt
en druk vervolgens op OK.
5. Druk op
Stop/Clear
om terug te keren naar de gereedmodus.
Time-out van afdruktaak instellen
U kunt instellen hoe lang één afdruktaak actief is voordat er moet worden
afgedrukt. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als één taak als
deze binnen de opgegeven tijd binnenkomen. Wanneer er een fout optreedt
bij het verwerken van gegevens die afkomstig zijn van de computer en de
gegevensstroom wordt onderbroken, dan wacht het apparaat gedurende de
opgegeven duur en annuleert het de afdruktaken indien de gegevensstroom
niet opnieuw op gang komt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch doorgaan
Met deze optie stelt u in dat het apparaat al dan niet verder moet gaan met
afdrukken als de ingestelde papiergrootte en het papier in de lade niet met
elkaar overeenkomen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Aut. doorgaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Aan: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er automatisch afgedrukt nadat de ingestelde
tijd is verstreken.
•Uit: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er met afdrukken gewacht totdat u op het
bedieningspaneel op Black Start of op Color Start drukt.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Netwerkaccounting
Met de functie Netw.acc.beh. beperkt u het aantal kopieën op de fax, printer,
kopieermachine en scanner. Eerst moet de gebruiker de invoegtoepassing
Net account installeren van de SyncThru™ Web Admin Service.
Maak een gebruikersaccount door het id en wachtwoord in te voeren
in de SyncThru™ Web Admin Service.
Als u zich nog niet hebt geregistreerd, vraagt u de beheerder om een
registratie (zie pagina 26).
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Netw.acc.beh. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
Beschermen: selecteer de optie waarvoor u Netw.acc.beh.
wilt in- of uitschakelen.
Wachtw. wijz.: u kunt het toegangswachtwoord wijzigen.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Het lettertype wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype voor uw regio of land.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen onder
een speciale omgeving (bijv. onder DOS), gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde software-cd.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de taakbalk van Windows
(of in het systeemvak van Linux). U kunt ook op Smart Panel in de
statusbalk van Mac OS X klikken.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Emulatie.
5. Bevestig of PCL is geselecteerd in Emulatie-instelling.
6. Klik op Instelling.
7. Selecteer Tekenreeks voor het lettertype van uw voorkeur.
8. Klik op Apply.
De lettertypen voor de verschillende talen worden hieronder vermeld.
Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
Hebrew: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël)
Greek: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
Arabic & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864,
Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
OCR: OCR-A, OCR-B
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_33
originelen en afdrukmateriaal plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Papier plaatsen
De uitvoersteun instellen
Papierformaat en -type instellen
ORIGINELEN PLAATSEN
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, plaatst u het op
de glasplaat van de scanner of in de DADI (dubbelzijdige automatische
documentinvoer) of ADI (automatische documentinvoer).
Op de glasplaat van de scanner
Zorg dat er geen originelen in de DADI (of ADI) liggen. Als er een origineel
wordt gedetecteerd in de DADI (of ADI), krijgt dit origineel voorrang boven
het origineel op de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij
afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linker bovenhoek van
de plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
In de DADI (of ADI)
In de DADI (of ADI) kunt u maximaal 50 vel papier van 75 g/m
2
voor één taak
plaatsen.
Als u de DADI (of ADI) gebruikt:
In de ADI: plaats geen papier dat kleiner is dan 142 x 148 mm of groter
dan 216 x 356 mm.
In de DADI: plaats geen papier dat kleiner is dan 148 x 148 mm of groter
dan 216 x 356 mm.
Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
Verwijder alle nietjes en paperclips voordat u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voordat u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voordat u de originelen plaatst.
CLX-6200ND, CLX-6210FX, CLX-6240FX is voorzien van de DADI-
functie. Hiermee kunt u beide zijden van het origineel tegelijkertijd
scannen. Zie "Dubbelzijdig scannen" op pagina 51.
Het open laten van het scannerdeksel tijdens het kopiëren kan
de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik nadelig beïnvloeden.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon.
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met
het deksel open.
34 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de DADI
(of de ADI). Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen
samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
AFDRUKMATERIAAL SELECTEREN
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding
vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze
richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
slechte afdrukkwaliteit,
vastlopen van het papier,
versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het
volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden verderop in deze sectie besproken.
Gewenst resultaat: het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: de gladheid van het afdrukmateriaal
bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Als er stof op de glasplaat van de DADI (of ADI) zit, is het mogelijk dat
er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat schoon.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen
aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste
bediening, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau
of andere variabele omstandigheden waarover Samsung geen
controle heeft.
Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmateriaal
aanschaft, of
het voldoet aan de vereisten die in deze
gebruikershandleiding staan vermeld.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties
voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke
reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van
Samsung.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_35
Specificaties van afdrukmateriaal
TYPE FORMAAT AFMETINGEN
GEWICHT
a
CAPACITEIT
b
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
60 tot 105 g/m
2
bankpostpapier
voor de papierlade
60 tot 163 g/m
2
bankpostpapier
voor de papierlade
250 vel 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de lade
100 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
500 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de optionele lade
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
60 tot 105 g/m
2
bankpostpapier
voor de papierlade
60 tot 163 g/m
2
bankpostpapier
voor de papierlade
150 vel 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de lade
100 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Statement 140 x 216 mm
A6 105 x 148 mm
Enveloppen Monarch-enveloppen 98 x 191 mm
75 tot 105 g/m
2
bankpostpapier 10 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Envelop63/4 92 x 165mm
Envelop nr. 10 105 x 241 mm
Envelop nr. 9 98 x 225 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Etiketten Letter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
A5, Statement
Raadpleeg de sectie
Normaal papier
120 tot 150 g/m
2
bankpostpapier 10 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Kaarten Letter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
A5, Statement
Raadpleeg de sectie
Normaal papier
90 tot 163 g/m
2
bankpostpapier 10 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 127 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. Gebruik de multifunctionele lade voor afdrukmateriaal dat zwaarder is dan 105 g/m
2
.
b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
36 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus
worden ondersteund
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
MODUS FORMAAT INVOER
Kopieermodus Letter, A4, Legal, Oficio,
Folio, Executive, JIS B5,
A5, A6
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
Afdrukmodus Het apparaat ondersteunt
alle formaten
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
Faxmodus
a
a. Alleen bij de CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX.
Letter, A4, Legal lade 1
optionele lade 2
Dubbelzijdig
afdrukken
b
b. Alleen 75 tot 105 g/m
2
bankpostpapier.
Letter, A4, Legal, Folio,
Oficio
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
Enveloppen
Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. Houd
bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende
factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m
2
bedragen, anders kan
een papierstoring optreden.
- Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen
plat worden gelegd; ze mogen niet meer dan 6 mm
omkrullen en ze mogen geen lucht bevatten.
- Toestand: de enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het
afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met
scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes,
knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische
materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen
van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van
de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer
dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een
kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde
compatibel is met de fixeertemperatuur van het
apparaat. Raadpleeg de specificaties van uw
apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 106).
De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren
en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges niet
dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van
de envelop samenkomen.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_37
HET FORMAAT VAN HET PAPIER IN
DE PAPIERLADE WIJZIGEN
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst,
moet u de papiergeleiders aanpassen om de papierlade te verlengen.
1. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte. Het is
vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2.
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, drukt u
de papierbreedtegeleider in zoals wordt weergegeven en beweegt u de
geleider naar de papierstapel tot deze juist de rand van de stapel lichtjes
raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier. Hierdoor
zou het papier kunnen gaan buigen.
Wanneer u papier van legal-formaat gebruikt, moet u de lade verlengen.
3. Druk de groene handgreep aan achterzijde van de lade in en trek de
lade in de gewenste positie.
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor gebruik in
laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden
met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor de
fixeertemperatuur (zie pagina 105).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen
de etiketten loskomen van de rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: voor het afdrukken moeten de etiketten plat
worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm
omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn,
blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe
leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen,
waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd
raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd
zijn.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm
of langer dan 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
Voorbedrukt
papier
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan
de fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor
de fixeertemperatuur (zie pagina 105).
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of briefpapier, moet u controleren of
de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens
het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte
papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
1 Ladeverlengingshandgreep
2 Papierlengtegeleider
3 Papierbreedtegeleider
38 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
4. Plaats het papier in de lade.
5. Plaats de lade in het apparaat.
6. Stel het papierformaat in op uw computer.
PAPIER PLAATSEN
Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade
Plaats het afdrukmateriaal dat u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan
maximaal 250 vel papier van 75 g/m
2
gewoon bankpostpapier bevatten.
U kunt een optionele lade voor 500 vel papier aanschaffen en die onder
de standaardlade plaatsen. (Zie "Verbruiksartikelen" op pagina 96.)
1. Om het papier te plaatsen, trekt u de papierlade uit en plaatst u het
papier met de te bedrukken zijde naar boven gericht.
2. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het papier in
voor lade 1. Zie Software voor het afdrukken via de pc.
Papier plaatsen in de multifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmateriaal
bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u
maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd
papier.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
Plaats slechts één formaat afdrukmateriaal tegelijk in
de multifunctionele lade.
Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade
ligt. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor
andere soorten afdrukmateriaal.
Afdrukmateriaal moet met de te bedrukken zijde naar beneden en
met de bovenrand naar voren in het midden van de multifunctionele
lade worden geplaatst.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties.
Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot
de afdrukkwaliteit. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 34.)
Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak,
voordat u ze in de multifunctionele lade plaatst.
1. Houd de handgreep van de multifunctionele lade vast en trek hem
naar beneden om de lade te openen.
2. Plaats het papier in de lade.
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het
afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen
er papierstoringen optreden.
Fotopapier of gecoat papier kan problemen opleveren, waardoor het
apparaat gerepareerd moet worden. Dergelijke reparaties vallen niet
onder de garantie of serviceovereenkomsten van Samsung.
1 Vol
2 Leeg
Als u problemen ondervindt met de papiertoevoer, plaatst u het
papier vel voor vel in de multifunctionele lade.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het
papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar
de printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen
draait u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten
aanzien van de afdrukkwaliteit.
Als u gebruikt papier wilt plaatsen, plaatst u het papier met
de bedrukte zijde naar beneden in de lade.
Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het papier
uit om de vellen van elkaar te scheiden voordat u de stapel in
de lade plaatst.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_39
3. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
pas ze aan aan de breedte van het papier. Oefen niet te veel druk
uit. Het papier kan dan gaan buigen, waardoor een papierstoring
ontstaat of het papier scheef trekt.
4. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het
papier in voor de multifunctionele lade. Zie Software voor afdrukken
via de pc.
5. Sluit na het afdrukken de multifunctionele lade.
DE UITVOERSTEUN INSTELLEN
De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld en de
uitvoersteun zal ervoor zorgen dat de afgedrukte pagina’s uitgelijnd worden.
Om te garanderen dat de uitvoersteun de pagina’s correct uitlijnt, moet u de
uitvoersteun uittrekken volgens het papierformaat.
Voor papier van Letter-formaat
Trek de uitvoersteun uit tot de plaats die aangeduid wordt door LTR zoals
weergegeven en vouw de extensie open.
Voor papier van A4- of Legal-formaat
Trek de uitvoersteun uit tot de plaats die aangeduid wordt door A4, LGL
zoals weergegeven en vouw de extensie open.
Neem bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen
in acht, afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
Enveloppen: met de klep omlaag en de plaats voor
de postzegel linksboven.
Etiketten: met de afdrukzijde naar boven waarbij de bovenste
korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
Voorbedrukt papier: met de bedrukte zijde naar boven en
de bovenzijde in de richting van het apparaat.
Kaarten: met de afdrukzijde naar boven waarbij de korte zijde
het eerst het apparaat ingaat.
Eerder afgedrukt papier: met de eerder bedrukte zijde naar
beneden en de niet-gekrulde rand in de richting van het
apparaat.
De instellingen die via het printerstuurprogramma zijn opgegeven,
krijgen voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel.
1 Steun voor
papieruitvoer
2 Extensie
Als de uitvoersteun niet juist is ingesteld, kunnen de afgedrukte
pagina’s niet goed uitgelijnd worden of eraf vallen.
Als u een groot aantal pagina’s aan één stuk door afdrukt, kan het
oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet
aan en houd kinderen uit de buurt.
40 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
PAPIERFORMAAT EN -TYPE INSTELLEN
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat
en -type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze
instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodi. Als u afdrukt vanaf
een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het
desbetreffende programma.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK als Papierformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste papierformaat verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op Back om terug te gaan naar een hoger niveau.
7. Druk op de pijltoetsen tot Type papier verschijnt en druk op OK.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gebruikte papiersoort verschijnt en druk
op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Kopiëren_41
kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De papierlade selecteren
Kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De instellingen voor het scanformaat wijzigen
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
ID-kaart kopiëren
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Dubbelzijdig afdrukken
Time-out voor kopiëren instellen
DE PAPIERLADE SELECTEREN
Nadat u de afdrukmaterialen hebt geplaatst, selecteert u de papierlade die
u voor het kopiëren wilt gebruiken.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Kopieerlade verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
KOPIËREN
1. Druk op Copy.
Klaar om te kop. verschijnt op de bovenste regel van het display.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke
toetsenblok.
4. Om de kopieerinstellingen m.b.v. de knoppen op het bedieningspaneel
aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonerdichtheid en soort
origineel. Zie pagina 41.
U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals
het kopiëren van posters of 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren. Zie
pagina 42.
5. Druk op Color Start om met het kopiëren in kleur te beginnen.
Of druk op Black Start om met het kopiëren in zwart-wit te beginnen.
DE INSTELLINGEN PER KOPIE WIJZIGEN
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat
u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van
de kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per
kopie wijzigen.
Tonerdichtheid
Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat,
kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
Druk op Darkness om de helderheid van de kopie aan te passen.
De volgende modi zijn beschikbaar wanneer u op de knop drukt:
•Lichtste: geschikt voor donkerdere originelen.
•Licht: geschikt voor donkere originelen.
Normaal: geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
Donker: geschikt voor lichte originelen.
Donkerste: geschikt voor lichtere originelen of onduidelijke
potloodaantekeningen.
Type origineel
De instelling Type origineel geeft u de mogelijkheid het soort document te
selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier
een optimale kopieerkwaliteit te realiseren.
Om het soort document te selecteren, drukt u op
Original Type
. De volgende
modi zijn beschikbaar wanneer u op de knop drukt:
Tekst: gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
•Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
Magazine: gebruik deze optie voor tijdschriften.
Verkleinde of vergrote kopie
Met de knop Reduce/Enlarge kunt u het formaat van een gekopieerde
afbeelding tot 25% verkleinen en tot 400% vergroten wanneer u originele
documenten vanaf de glasplaat kopieert. Documenten die u kopieert vanuit
de DADI (of ADI) kunt u tot 25% verkleinen en tot 100% vergoten.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde
zoominstellingen:
1. Druk op Reduce/Enlarge.
2. Druk op Reduce/Enlarge of op de pijltoetsen tot het gewenste
formaat verschijnt en druk vervolgens op OK.
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks
de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op Reduce/Enlarge.
2. Druk op Reduce/Enlarge of op de pijltoetsen tot Aangepast
verschijnt en druk op OK.
3. Voer de schaalverhouding in en druk op OK om de selectie op te
slaan.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk
op Stop/Clear om het kopiëren te stoppen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt,
worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld,
geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop
van een kopieerproces worden de standaardinstellingen sowieso
automatisch hersteld.
Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op
de kopie zwarte lijnen verschijnen.
42 _Kopiëren
DE INSTELLINGEN VOOR HET SCANFORMAAT
WIJZIGEN
U kunt het scanformaat aanpassen aan het origineel. Als u bijvoorbeeld een
A4-origineel scant en het scanformaat instelt op A5, scant het apparaat
alleen het gebied dat binnen de afmetingen van het A5-formaat valt (148 x
210 mm). Wij raden aan het juiste scanformaat voor het origineel in te
stellen. Deze functie is alleen beschikbaar bij de CLX-6200ND, CLX-
6210FX en CLX-6240FX. Nadat u het afdrukmateriaal hebt geplaatst, dient
u het scanformaat in te stellen met de toetsen op het bedieningspaneel.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Scanformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
DE STANDAARDKOPIEERINSTELLINGEN
WIJZIGEN
De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat
en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest
gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze
standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor
bedoelde knoppen op het bedieningspaneel.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
ID-KAART KOPIËREN
Het apparaat kan 2-zijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier
van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5 of A6.
Bij deze kopieerfunctie wordt één zijde van het origineel op de bovenste
helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft,
zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name
handig voor kleine documenten, zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op ID Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het
display.
4. Druk op Color Start of op
Black Start
.
Het apparaat begint de bedrukte zijde te scannen.
Op het display wordt Plaats achterz. en druk op Start
weergegeven.
5. Til het deksel van de scanner op en draai het origineel om.
6. Druk op Color Start om met het kopiëren in kleur te beginnen.
Of druk op Black Start om met het kopiëren in zwart-wit te beginnen.
SPECIALE KOPIEERFUNCTIES GEBRUIKEN
U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:
Sorteren
U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u
bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, krijgt u
eerst één volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document en vervolgens
een tweede volledige kopie.
1. Druk op Copy.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI (of ADI) of plaats een enkel origineel op de
glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Voer het aantal kopieën in met behulp van het
numerieke toetsenblok.
4.
Druk op
Menu
tot
Kopieerfunctie
verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op
OK
.
5. Druk op OK als Kopieen sort. verschijnt.
6. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Eerst wordt het eerste exemplaar volledig afgedrukt en vervolgens het
tweede.
Na gebruik van deze optie keert het apparaat automatisch terug naar
de standaardinstelling.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear
drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de
standaardinstellingen hersteld.
Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer
30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het
apparaat de kopieertaak en keert het terug naar de gereedmodus.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u op
Stop/Clear
drukt of als er gedurende ongeveer 30 seconden
geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de kopieertaak
en keert het terug naar de gereedmodus.
Kopiëren_43
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel afdrukken.
1. Druk op Copy.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of ADI) of plaats een enkel origineel op
de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot 2 pagina’s/vel of 4 pagina’s/
vel verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te
selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Poster kopiëren
Het apparaat kan één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3 x 3).
U kunt deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Poster kopier. verschijnt
en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus
te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten
worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze
volgorde:
Klonen
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten
afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt
automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Meer op 1 vel verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Achtergrond afbeeldingen wissen
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder
de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is
handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond,
zoals een krant of catalogus.
1. Druk op Copy.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI
(of ADI) of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte
zijde naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: maakt geen gebruik van deze functie.
•Auto: optimaliseert de achtergrond.
Versterk.nv.1~2:
Hoe hoger het cijfer, hoe levendiger de achtergrond is.
Vervag.niv. 1~4: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Boeken kopiëren
Met de functie Boek kopieren kunt u een geheel boek kopiëren. Als het
boek te dik is, opent u het deksel tot de scharnieren niet verder kunnen en
sluit u het deksel weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, laat
u tijdens het kopiëren het deksel open.
1. Druk op Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden
op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op
OK
als Boek kopieren verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: maakt geen gebruik van deze functie.
•Linkerpagina: gebruik deze optie om de linkerpagina van het boek
af te drukken.
Rechterpagina: gebruik deze optie om de rechterpagina van het
boek af te drukken.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen met de knop Reduce/
Enlarge wanneer de functie 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren, is
ingeschakeld.
1 2
1 2
3 4
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met de toets Reduce/Enlarge
als de functie Klonen is ingeschakeld.
44 _Kopiëren
Beide pagina’s: gebruik deze optie om beide pagina’s van het boek
af te drukken.
6. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Marge verschuiven
Met de functie Marge versch. kunt u een bindmarge maken voor het
document. Het beeld kan op de pagina naar boven of naar onderen worden
bijgesteld en/of naar links of naar rechts worden verschoven.
1. Druk op Copy.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI (of ADI) of plaats een enkel origineel op de
glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3.
Druk op
Menu
tot
Kopieerfunctie
verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op
OK
.
4. Druk op
OK
als Marge versch. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: deze functie is uitgeschakeld.
Aut. centreren: hiermee kunt u automatisch in het midden van het
papier kopiëren.
Aangep. marge: voer de linker-, rechter-, boven- en ondermarge
in met behulp van het numerieke toetsenblok.
6. Druk op de pijltoetsen om Ja te selecteren.
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Rand wissen
Met de functie Rand wissen kunt u vlekken, perforatiegaten, vouwen en
nietafdrukken wissen langs een van de vier randen van een document.
1. Druk op Copy.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI (of ADI) of plaats een enkel origineel op de
glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3.
Druk op
Menu
tot
Kopieerfunctie
verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op
OK
.
4. Druk op
OK
als Geen schaduwr. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: de bindoptie wordt niet ingesteld.
Klein orig.: hiermee wordt de rand van het origineel gewist, als het
klein is.
Perforeren: hiermee worden de afdrukken van boekbindgaatjes
gewist.
•Boek midden: hiermee wordt het middelste gedeelte van het papier
gewist, als dit een zwarte horizontale baan is wanneer u een boek
kopieert.
Rand wissen: hiermee wordt een bepaald gedeelte van de rand
van de afdruk gewist.
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verbeterde kopieën met grijstinten
Als u het origineel in grijstinten kopieert, kunt u met deze functie zorgen
voor een betere kwaliteit kopie. Deze functionaliteit is alleen bedoeld voor
kopiëren met grijstinten.
1. Druk op Copy.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI
(of ADI) of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte
zijde naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
4. Druk op
OK
als Grijst. verb. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen om Ja te selecteren.
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
DUBBELZIJDIG AFDRUKKEN
Met de Duplex-knop op het apparaat kunt het apparaat zo instellen dat
documenten dubbelzijdig worden afdrukt.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Duplex.
3. Druk op pijl-links/rechts tot de gewenste inbindoptie verschijnt.
•Uit:kopieert in normale modus.
1->2Kor. zij: kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een notitieblok.
Afhankelijk van de installatie is de functie
Marge versch.
zowel te
gebruiken voor de glasplaat als voor de DADI (of ADI)
.
-
Aut. centreren
:
Glasplaat
-
Aangep. marge
:
Glasplaat
,
DADI (of ADI)
Afhankelijk van de installatie is de functie
Geen schaduwr.
zowel te
gebruiken voor de glasplaat als voor de DADI (of ADI)
.
-
Klein orig.
:
Glasplaat
-
Perforeren
:
Glasplaat
,
DADI (of ADI)
-
Boek midden
:
Glasplaat
-
Rand wissen
:
Glasplaat
,
DADI (of ADI)
Als Oorspr. type is ingesteld op Foto kunt u deze functie op de
DADI (of ADI) van de CLX-6200ND, CLX-6200FX en CLX-6210FX
gebruiken. Op de CLX-6240FX kunt u deze functie zowel op de
DADI (of ADI) als op de glasplaat gebruiken.
Kopiëren_45
1->2Lan. zij.: kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een boek.
2->1 zijde: kopieert beide zijden van het origineel en drukt op beide
zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk die
exact overeenkomt met de originelen (alleen CLX-6200ND, CLX-
6210FX, CLX-6240FX).
2->2 zijden: kopieert beide zijden van het origineel en drukt op
beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk
die exact overeenkomt met de originelen (alleen CLX-6200ND, CLX-
6210FX, CLX-6240FX).
•2->1zijd ROT2: kopieert beide zijden van het origineel en drukt
elke zijde op een afzonderlijk vel af, maar de gegevens aan
de achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid (alleen CLX-
6200ND, CLX-6210FX, CLX-6240FX).
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex op.
TIME-OUT VOOR KOPIËREN INSTELLEN
U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat
de standaardinstellingen worden hersteld, wanneer u niet direct na het
aanpassen van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met
kopiëren.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt.
Bij selectie van Uit zal het apparaat niet naar de standaardinstellingen
terugkeren, tenzij u op Black Start of Color Start drukt om met het
kopiëren te beginnen, of op Stop/Clear om het kopiëren te annuleren.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Als Oorspr. type is ingesteld op Foto kunt u deze functie op de
DADI (of ADI) van de CLX-6200ND, CLX-6200FX en CLX-6210FX
gebruiken. Op de CLX-6240FX kunt u deze functie zowel op de
DADI (of ADI) als op de glasplaat gebruiken.
46 _Scannen
scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basisinformatie over scannen
Scannen via het bedieningspaneel
Scannen via het netwerk
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
De standaardscaninstellingen wijzigen
Automatisch scanbevestigingsrapport afdrukken
Een adresboek aanmaken
Dubbelzijdig scannen
BASISINFORMATIE OVER SCANNEN
U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het
netwerk.
Samsung Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat toe met de
originelen en scant deze via het bedieningspaneel. De gescande
gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten
op de aangesloten computer. Nadat de installatie is voltooid, hebt u
Samsung Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. U kunt deze
functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding.
Raadpleeg de volgende sectie.
•TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als
u een afbeelding wilt scannen, wordt de geselecteerde toepassing
gestart zodat u het scanproces kunt beheren. Raadpleeg de sectie
Software. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de
netwerkverbinding. Zie Software.
Samsung SmarThru Office: Deze functie wordt standaard geleverd
bij het apparaat. U kunt dit programma gebruiken om afbeeldingen of
documenten te scannen. Deze functie werkt zowel via de lokale
verbinding als de netwerkverbinding. Zie Software.
•WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te
kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn
verbonden via een USB-kabel. Zie Software.
•E-mail: U kunt de gescande afbeelding als bijlage bij een e-mailbericht
verzenden. Zie pagina 49.
•FTP: U kunt een afbeelding scannen en naar een FTP-server uploaden.
Zie pagina 49.
•SMB: U kunt een afbeelding scannen en naar een gedeelde map op
een SMB-server verzenden. Zie pagina 49.
SCANNEN VIA HET BEDIENINGSPANEEL
Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande
document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten
computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de
computer met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het
netwerk.
Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Samsung Scanbeheer,
gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt
geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru Office, OCR kunnen
bijvoorbeeld aan de toepassing worden toegevoegd. Zie "Scaninformatie
instellen in Samsung Scanbeheer." op pagina 46.
Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-,
TIFF- of PDF-bestand.
Scaninformatie instellen in Samsung Scanbeheer.
Hier vindt u informatie over het programma Samsung Scanbeheer en de
status van het scanstuurprogramma. Ook kunt u de scaninstellingen
wijzigen en de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande
documenten via het programma Samsung Scanbeheer worden
opgeslagen.
1. Druk op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer.
Het beheerprogramma van Samsung Scanbeheer verschijnt.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Samsung Scanbeheer.
3. Druk op Eigenschappen.
4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen
toevoegen of verwijderen.
Via Poort wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of
netwerk)
Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
Scannen naar toepassingen
1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met
elkaar zijn verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 46 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
Klaar om te sc. verschijnt op de bovenste regel van het display.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar pc scan. verschijnt en druk op
OK
.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
6. Afhankelijk van de poortverbinding verschijnen verschillende berichten.
Controleer de volgende berichten en ga verder met de volgende stap.
Scanbestemming: Verbonden via USB. Ga naar stap 7.
•ID: Verbonden via het netwerk. De gebruiker is geregistreerd. Ga
naar stap 6.
W Lokale comp. X: Kies of u via USB of via het netwerk wilt
scannen. Als u bent verbonden via een USB-kabel, gaat u naar
stap 5. Als u met een netwerk bent verbonden, gaat u naar stap 6.
Niet beschikbaar: Niet verbonden via USB of het netwerk.
Controleer de poortverbinding.
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals
de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het
geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen
van de bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen
u scant, mogelijk niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral
niet met de uitgebreide resolutie.
Samsung Scanbeheer kan alleen worden gebruikt onder Windows
en Macintosh. Raadpleeg de sectie Software als u Macintosh gebruikt.
U opent Samsung Scanbeheer door te klikken op het pictogram
Smart Panel, rechts op de taakbalk van Windows.
Scannen_47
7. Druk op pijl-links/rechts tot de gewenste poort op het display verschijnt.
8. Voer de gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker in
en klik op OK.
9. Druk vanuit Scanbestemming op pijl-links/rechts tot de gewenste
toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
10. Druk op Color Start of
Black Start
als u met de standaardinstelling wilt
scannen. Druk op de linker- of rechterknop totdat de gewenste instelling
verschijnt en druk vervolgens op OK.
11. Het scannen begint.
SCANNEN VIA HET NETWERK
Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters
juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk
versturen.
Voorbereiden om te scannen via het netwerk
Voordat u de scanfuncties van het apparaat kunt gebruiken, moet u
de volgende instellingen configureren afhankelijk van de scanbestemming:
Registreren als geverifieerd gebruiker voor het scannen naar e-mail,
FTP of SMB.
De SMTP-server instellen voor het scannen naar e-mail.
FTP-servers instellen voor het scannen naar FTP.
SMB-servers instellen voor het scannen naar SMB.
Gebruikersverificatie voor scannen via het netwerk
Als u een e-mail, FTP, Netwerk of SMB wilt verzenden, moet u lokale of
voor het netwerk geverifieerde gebruikers registreren met behulp van
SyncThru™ Web Service.
Als de gebruikersverificatie is geactiveerd, kunnen uitsluitend
geverifieerde gebruikers in lokale of server-databases (SMB, LDAP,
Kerberos) vanaf dit apparaat scangegevens naar het netwerk (e-mail,
FTP, SMB, Netwerk) verzenden.
Als u de gebruikersverificatie wilt gebruiken voor scannen via het
netwerk, moet u de netwerk- of lokale verificatieconfiguratie
registreren met behulp van SyncThru™ Web Service.
Er zijn 3 soorten gebruikersverificatie: geen verificatie (standaard),
netwerkverificatie en lokale verificatie.
Lokale geverifieerde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
3. Selecteer Local Authentication op de General Setup van
webpagina User Authentication.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer (van 1 tot 50) waar het overeenkomstige
item opgeslagen zal worden.
6. Voer uw naam, verificatie-id, wachtwoord, e-mailadres en
telefoonnummer in.
U moet de id en het wachtwoord van de geregistreerde gebruiker in
het apparaat invoeren wanneer u vanaf het bedieningspaneel naar
e-mail scant.
7. Klik op Apply.
Via het netwerk geverifieerde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
3. Selecteer Network Authentication op de General Setup van
webpagina User Authentication.
4. Klik op Apply en OK.
5. Selecteer de gewenste Authentication Type.
6. Configureer de juiste waarde voor de verschillende services als
volgt.
7. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via Kerberos
1. Voer het gebied in dat moet worden gebruikt voor het inloggen bij
Kerberos.
2. Selecteer IP Address of Host Name.
3. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
4.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 88.
5. Bij de vorige stap kunt u een back-updomein toevoegen.
6. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via SMB
1. Voer het domein in dat moet worden gebruikt voor het inloggen bij
SMB.
2. Selecteer IP Address of Host Name.
3. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
4.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 139.
5. Bij de vorige stap kan de gebruiker een back-updomein toevoegen.
6. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via LDAP
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en LDAP Server Setup.
De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van Sam-
sung Scanbeheer.
De pincode is het viercijferige nummer dat is geregistreerd op
naam van Samsung Scanbeheer.
Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het ges-
cande bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan of
verwijdert u deze uit Samsung Scanbeheer > De knop Scan
instellen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de com-
puter.
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Samsung Scanbeheer.
Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel scan-
nen.
De gebruiker kan maximaal 6 alternatieve domeinen toevoegen.
48 _Scannen
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 389.
6. Voer Search Root Directory in. Het hoogste zoekniveau van
de LDAP-boomstructuur.
7. Selecteer Authentication method. Methode voor aanmelden bij
de LDAP-server.
Anonymous: wordt gebruikt voor de binding met een wachtwoord
en inlog-id van NULL (het wachtwoord en de inlog-id worden grijs
weergegeven in SWS).
Simple: wordt gebruikt voor de binding met de inlog-id en het
wachtwoord in SWS.
8. Plaats een vinkje bij Append Root to Base DN.
9. Selecteer Match User’s Login ID to the following LDAP attribute
uit CN, UID of UserPrincipalName.
10. Voer uw inlognaam, uw wachtwoord, het maximale aantal
zoekresultaten en de time-out van de zoekopdracht in.
11. Selecteer de gewenste Search Name Order.
12. Plaats een vinkje bij "From:" Field Security Options.
13. Klik op Apply.
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage bij een e-mail wilt
verzenden, moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp
van SyncThru™ Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 25.
6. Schakel SMTP Requires Authentication in om dit apparaat te
verifiëren.
7. Voer de inlognaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
8. Klik op Apply.
Een FTP-server instellen
Als u een FTP-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor
toegang tot de FTP-servers met behulp van SyncThru™ Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en FTP Setup.
3. Klik op Server List.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
6. Typ een naam in Alias for the Setup voor het overeenkomstige item
in de lijst met servers. Deze naam wordt weergegeven op uw
apparaat.
7. Selecteer IP Address of Host Name.
8. Voer het serveradres in als decimale notatie of als een hostnaam.
9.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 21.
10.
Schakel
Anonymous
in als u niet-geregistreerde gebruikers toegang
wilt geven tot de FTP-server.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
11. Voer de aanmeldnaam en het wachtwoord in.
12. Voer Scan File Folder in onder de FTP-map voor het opslaan van
de gescande afbeelding.
13. Klik op Apply.
Een SMB-server instellen
Als u een SMB-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor
toegang tot de SMB-servers met behulp van SyncThru™ Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en SMB Setup.
3. Klik op Server List.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
6. Typ een naam in Alias for the Setup voor het overeenkomstige item
uit de lijst met servers. Deze naam wordt weergegeven op uw
apparaat.
7. Selecteer IP Address of Host Name.
8. Voer het serveradres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
9.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 139.
10. Voer de Share name in van de server.
11. Schakel Anonymous in als u niet-geregistreerde gebruikers
toegang wilt geven tot de SMB-server.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
12. Voer de aanmeldnaam en het wachtwoord in.
13. Voer de domeinnaam in van de SMB-server.
14. Voer de Scan File Folder in onder de gedeelde map voor het
opslaan van de gescande afbeelding.
15. Klik op Apply.
LDAP Referral: de LDAP-cliënt doorzoekt de referentieserver
in het geval de LDAP-server geen gegevens heeft voor
de beantwoording van de query en de LDAP-server een
referentieserver heeft.
Deze optie is alleen aanwezig wanneer u de optie voor
netwerkverificatie hebt geselecteerd bij de instelling voor
de gebruikersverificatie.
Als u informatie zoekt in een standaard e-mailadresgroep,
kunt u deze optie inschakelen.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3beforeSMTP
is, plaatst u een vinkje bij SMTP Requires POP3 Before SMTP
Authentication.
a. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als
een hostnaam.
b. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535.
Scannen_49
Naar e-mail scannen
U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht verzenden.
U moet hiervoor eerst een e-mailaccount aanmaken in SyncThru™ Web
Service. Zie pagina 48.
Voor het scannen stelt u de scanopties voor de scantaak in. Zie pagina 49.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar email sc. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer het e-mailadres van de geadresseerde in en druk op OK.
Als u het Adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een snelknop of
snelkiesnummer voor een e-mailadres of groep gebruiken om een
e-mailadres uit het geheugen op te halen. Zie pagina 50.
6. Om e-mailadressen toe te voegen, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt
en herhaalt u stap 5.
Druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK. U gaat nu
naar de volgende stap.
7. Als in het display de vraag verschijnt of u de e-mail naar uw account wilt
verzenden, drukt u op de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt
u op OK.
8. Vul het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot de bestandsindeling verschijnt en druk op OK
of Start.
Het apparaat begint te scannen en verzendt daarna de e-mail.
10. Als u wordt gevraagd of u zich wilt afmelden bij uw account, drukt u op
de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
11. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Naar een FTP-server scannen
U kunt een afbeelding scannen en daarna naar een FTP-server uploaden.
U moet parameters instellen om vanuit SyncThru™ Web Service toegang
te krijgen tot FTP-servers. Zie pagina 48.
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen. Zie
pagina 49.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar FTP scan. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer de gebruikers-id in en druk op OK.
6. Voer het wachtwoord in en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste FTP-server verschijnt en druk
op OK of Start.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bestandssoort verschijnt en druk
op OK of Start.
Het apparaat begint te scannen en zendt het bestand vervolgens naar
de opgegeven server.
Naar een SMB-server scannen
U kunt een afbeelding scannen en daarna naar een SMB-server verzenden.
U moet parameters instellen om vanuit SyncThru™ Web Service toegang
te krijgen tot SMB-servers. Zie pagina 48.
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen.
Zie pagina 49.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats een enkel origineel op de glasplaat.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar SMB scan. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer de gebruikers-id in en druk op OK.
6. Voer het wachtwoord in en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste SMB-server verschijnt en druk
op OK of Start.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bestandsindeling verschijnt en
druk op OK of Start.
Het apparaat begint te scannen en zendt het bestand vervolgens naar
de opgegeven server.
DE INSTELLINGEN VOOR IEDERE
SCANOPDRACHT WIJZIGEN
Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan
te passen.
Scanformaat: voor het instellen van de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: voor het instellen van het documenttype van het
origineel.
Resolutie: voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: voor het instellen van de kleurmodus.
Scanindeling: voor het instellen van de bestandsindeling waarin
de afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert,
hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige
scantypes beschikken niet over deze mogelijkheid.
Het aanpassen van de instellingen voorafgaand aan een scantaak:
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scanfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar
de gereedmodus.
Deze vraag verschijnt niet als u bij het aanmaken van de
e-mailaccount de optie Nr mezelf verz hebt ingeschakeld.
50 _Scannen
DE STANDAARDSCANINSTELLINGEN WIJZIGEN
Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen
moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen instellen.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
7. Herhaal de stappen 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen.
8. Om de standaardinstellingen voor andere scantypes te wijzigen, drukt
u op Back en herhaalt u de procedure vanaf stap 4.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
AUTOMATISCH SCANBEVESTIGINGSRAPPORT
AFDRUKKEN
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een verzendrapport afdrukt
met onder meer het aantal verzonden pagina’s. In het rapport wordt de
scantaak vermeld die is verzonden via SMB en FTP.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Transm.rapport verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Aan-Fout: Er wordt alleen een rapport afgedrukt als er een fout is
opgetreden.
•Aan:Het rapport wordt afgedrukt wanneer een taak is geslaagd of
mislukt.
•Uit:Er wordt geen rapport afgedrukt als een taak is geslaagd.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
EEN ADRESBOEK AANMAKEN
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via
SyncThru™ Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen
invoeren door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen
in het adresboek.
Snelkiesnummers voor e-mail registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat
te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Klik op Individual Address Book en Add.
4. Kies een locatienummer en voer de gewenste gebruikersnaam en het
gewenste e-mailadres in.
5. Klik op Apply.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
configureren
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat
te openen.
1. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
2. Klik op Group Address Book en Add.
3. Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.
4. Selecteer snelkiesnummers voor de e-mailadressen die u in de groep
wilt opnemen.
5. Klik op Apply.
Globale e-mailadressen ophalen van de LDAP-server
U kunt niet alleen lokale adressen gebruiken die in het geheugen van uw
apparaat zijn opgeslagen, maar ook adressen die in de LDAP-server zijn
opgeslagen. Om de globale adressen te gebruiken, moet u de LDAP-server
eerst als volgt configureren via SyncThru™ Web Service:
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat
te openen.
2. Klik op Machine Settings, LDAP Server Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 389.
6. Voer Search Root Directory in. Het hoogste zoekniveau van de LDAP-
boomstructuur
7. Selecteer Authentication method. Methode voor aanmelden bij
de LDAP-server.
Anonymous: wordt gebruikt voor de binding met een wachtwoord
en inlog-id van NULL (het wachtwoord en de inlog-id worden grijs
weergegeven in SWS).
Simple: wordt gebruikt voor de binding met de inlog-id en het
wachtwoord in SWS.
8. Plaats een vinkje bij Append Root to Base DN.
9. Voer uw inlognaam, uw wachtwoord, het maximale aantal
zoekresultaten en de time-out van de zoekopdracht in.
10. Selecteer de gewenste Search Name Order.
11. Plaats een vinkje bij "From:" Field Security Options.
12. Klik op Add.
Adresboekitems gebruiken
U kunt een e-mailadres op de volgende manieren ophalen:
Snelkiesnummers voor e-mail
Wanneer u gevraagd wordt een e-mailadres in te voeren bij het
verzenden van een e-mail, typt u het snelkiesnummer waaronder u het
bewuste adres hebt opgeslagen.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de
overeenkomstige cijfertoets op het numerieke toetsenbord ingedrukt.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers
houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en vervolgens drukt u de
laatste cijfertoets in.
Ook kunt u op Importeren klikken en het adresboek van uw
computer ophalen.
LDAP Referral: de LDAP-cliënt doorzoekt de referentieserver
in het geval de LDAP-server geen gegevens heeft voor
de beantwoording van de query en de LDAP-server een
referentieserver heeft.
Scannen_51
Als u CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX gebruikt, kunt u ook de
snelkiestoetsen indrukken waaronder het gezochte adres is opgeslagen.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book. Zie pagina 51.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken, moet
u het in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het
adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Address Book.
Zie pagina 51.
Globale e-mailadressen
Als u globale emailadressen in de LDAP-server wilt gebruiken, moet het
in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het
adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Address Book.
Zie
pagina50.
Een item zoeken in het adresboek
Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt
alfabetisch zoeken of op de eerste letters van de naam die aan dat
e-mailadres is verbonden.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en verz. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste nummercategorie verschijnt
en druk op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het adres verschijnt.
U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van achter naar
voor en omgekeerd.
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en verz. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste nummercategorie verschijnt
en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam verschijnt en druk
op OK.
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een lijst
af te drukken.
1. Druk op Address Book tot Afdrukken verschijnt op de onderste regel
van het display.
2. Druk op OK.
Er verschijnt een lijst met de ingestelde snelknoppen, en de
snelkiesnummers voor e-mailadressen en de groepskiesnummers
voor e-mailgroepen worden afgedrukt.
DUBBELZIJDIG SCANNEN
Met behulp van de knop Duplex op uw apparaat kunt u het apparaat
zo instellen dat beide zijden van het papier worden gescand. (alleen
CLX-6200ND, CLX-6210FX, CLX-6240FX)
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Duplex.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: drukt af in normale modus.
2 zijden: Hiermee scant u beide zijden van het origineel en drukt u
op beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk
die exact overeenkomt met het origineel.
2->1zijd ROT2: Hiermee scant u beide zijden van het origineel en
drukt u elke op een afzonderlijk vel af maar de gegevens aan de
achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex op.
52 _Eenvoudige afdruktaken
eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken
toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren
EEN DOCUMENT AFDRUKKEN
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende Windows-, Macintosh- of Linux-
toepassingen. De exacte procedure kan per toepassing verschillen.
Voor informatie over afdrukken verwijzen we naar de Software.
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN
Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals
de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
Als u Windows Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
3. Dubbelklik op de pictogrammen Samsung CLX-6200 Series of
CLX-6240 Series. (Of op Samsung CLX-6200 Series PS of
Samsung CLX-6240 Series PS)
4. Selecteer in het menu Document de optie Annuleren.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop/Clear
op het bedieningspaneel.
U kunt dit venster ook openen door rechtsonder op de taakbalk van
Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
Faxen_53
faxen
Deze faxoptie is alleen beschikbaar voor CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX. Dit hoofdstuk bevat informatie over
het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Andere manieren om een fax te verzenden
Fax instellen
EEN FAX VERZENDEN
Faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en
bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt bovenaan elke pagina die u verzendt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK zodra Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met
de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is
beschikbaar via de toets 0. Zie pagina 31 voor meer informatie over het
invoeren van lettertekens.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op de pijltoetsen tot Nr. van faxap. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De documentinstellingen aanpassen
Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen al naar gelang
de eigenschappen van het origineel.
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Wanneer u echter originelen met een lage
kwaliteit of documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie
aanpassen voor een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op Resolution.
2. Druk op Resolution of op de pijltoetsen tot de gewenste optie
verschijnt.
3. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de
verschillende soorten originelen:
Tonerdichtheid
U kunt de standaard contrastmodus selecteren en het contrast
aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van het display.
U kunt dit apparaat niet als een faxapparaat gebruiken via een
internettelefoon.
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om
de fax te gebruiken. Als u andere internetservices gebruikt (DSL,
ISDN, VolP), kunt u de verbindingskwaliteit verbeteren door de
microfilter te gebruiken. De microfilter elimineert onnodige
geluidssignalen en verbetert de verbindings- of internetkwaliteit. De
DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom
contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSL-
microfilter.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn
MODUS AANBEVOLEN VOOR:
Standaard Originelen met tekens van normale grootte.
Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of
originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus Extra
fijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat
waarmee u communiceert de resolutie Extra fijn ook
ondersteunt.
Als u verzendt vanuit het geheugen is
de modus Superfijn niet beschikbaar.
De resolutie-instelling wordt
automatisch gewijzigd in Fijn.
Wanneer het apparaat ingesteld is
op de resolutie Superfijn terwijl het
ontvangende faxapparaat de resolutie
Superfijn niet ondersteunt, wordt de
fax verzonden met de hoogste resolutie
die door het ontvangende faxapparaat
wordt ondersteund.
Fotofax Originelen met grijstinten of foto’s.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak. Zie pagina 59
om de standaardinstelling te wijzigen.
54 _Faxen
3. Druk op OK als Tonersterkte verschijnt.
4.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK
.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Een fax automatisch verzenden
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
Klaar om te fax. verschijnt op de bovenste regel van het display.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers
gebruiken. Zie pagina 60 voor meer informatie over het opslaan
en zoeken van een nummer.
5. Druk op Color Start of op Black Start.
6. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
7. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Nadat het nummer is gekozen, begint het apparaat met het verzenden
van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt.
Een fax handmatig verzenden
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan. Zie pagina 53.
4. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon.
5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers
gebruiken. Zie pagina 60 voor meer informatie over het opslaan
en zoeken van een nummer.
6. Druk op Color Start of Black Start als u een faxtoon van het
ontvangende faxapparaat hoort.
Een verzending bevestigen
Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort
u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar de gereedmodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een
foutbericht in het display. Zie pagina 82 voor een lijst met foutberichten
en hun betekenis. Druk op Stop/Clear om het weergegeven foutbericht
te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke verzonden fax automatisch een
verzendrapport wordt afgedrukt. Zie pagina 58 voor meer informatie.
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van
de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van
de fabrieksinstellingen automatisch maximaal zeven keer opnieuw gekozen
met tussenpozen van drie minuten.
Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het
nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch
opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het maximum aantal
kiespogingen wijzigen. Zie pagina 59.
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Redial/Pause.
2. Het apparaat begint automatisch met verzenden als er een origineel
in de DADI (of ADI) is geladen.
Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op
OK
. Zodra
u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag
Nog een pagina?
.
Faxen dubbelzijdig verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat faxen dubbelzijdig worden verzonden.
(alleen CLX-6210FX, CLX-6240FX)
1. Druk op
Fax
.
2. Druk op Duplex.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: faxt in normale modus.
2 zijden: faxt beide zijden van het origineel.
2->1zijd ROT2: faxt beide zijden van het origineel en drukt elke
zijde op een afzonderlijk vel af, maar de gegevens aan de
achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex op.
EEN FAX ONTVANGEN
De papierlade selecteren
Nadat u het afdrukmateriaal voor faxen hebt geladen, selecteert u
de papierlade die u wilt gebruiken voor inkomende faxen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op
OK
.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op
OK
.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op de pijltoetsen tot Faxlade verschijnt en druk op
OK
.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op
OK
.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Ontvangstmodus wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
OK
.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op
OK
als Ontvangstmodus verschijnt.
De ingestelde tonerdichtheid geldt voor de huidige faxtaak. Zie
pagina 59 om de standaardinstelling te wijzigen.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van
de fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van
de fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Faxen_55
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxontvangstmodus verschijnt.
In de modus Fax beantwoordt het apparaat een inkomende oproep
en schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus.
In de modus Tel kunt u een fax ontvangen door op On Hook Dial en
vervolgens op Color Start of Black Start te drukken. U kunt ook het
telefoontoestel opnemen en de code voor ontvangst op afstand
intoetsen. Zie pagina 55.
In de modus Ant/Fax worden inkomende oproepen beantwoord door
een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller
kan op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het
faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch
over naar de modus Fax om de fax te ontvangen. Zie pagina 55.
•In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie
DRPD (detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of
beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is
daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig
te beantwoorden. Zie pagina 55 voor meer informatie.
6. Druk op
OK
om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch ontvangen in modus Fax
Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie pagina 59 om het aantal belsignalen te wijzigen.
Handmatig ontvangen in de modus Tel
Wanneer u een faxtoon van het verzendende apparaat hoort, kunt u een fax
ontvangen door op On Hook Dial en dan op Black Start of op Color Start
te drukken.
Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar
de gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid.
Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Deze functie werkt het best wanneer u een intern telefoontoestel gebruikt
dat is aangesloten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u op het interne toestel in
gesprek bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Wanneer u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt
u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het faxtoestel
nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in.
*
9
* is de ontvangstcode op afstand die is voorgeprogrammeerd in de fabriek.
De sterretjes zijn vereist, maar u kunt het cijfer wijzigen. Zie pagina 59 voor
het wijzigen van de code.
Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht op
de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert,
wordt de fax automatisch ontvangen.
Faxen ontvangen via de modus DRPD
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere
oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om u
te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen, die bestaan uit
verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie wordt
vaak gebruikt in callcenters, waar het bij druk telefoonverkeer van belang is te
weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen
beantwoorden.
Met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen) kan uw apparaat
"leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het faxapparaat.
Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en
beantwoord als een faxoproep. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep
doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is
aangesloten op de EXT-uitgang. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen of
onderbreken.
Voor u de optie DRPD kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij
"Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te
stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer
kan kiezen van buitenaf.
Om de modus DRPD in te stellen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
OK
.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op de pijltoetsen tot DRPD-modus verschijnt en druk op
OK
.
Wacht op belsign verschijnt op het display.
5. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een
faxapparaat te bellen.
6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het
apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren".
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt
DRPD-instelling
voltooid
op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt
Fout DRPD-belsignaal
. Druk op
OK
als
DRPD-modus
verschijnt en
herhaal de procedure vanaf stap 4.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Als het geheugen vol is, kunnen geen binnenkomende faxen meer
worden ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door
gegevens uit het geheugen te verwijderen.
Als u de modus Ant/Fax wilt gebruiken, sluit u een
antwoordapparaat aan op
de EXT-uitgang aan de achterzijde van
het apparaat.
Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat
anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken.
In deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het
geheugen. Zie pagina 56 voor meer informatie.
Als u het apparaat hebt ingesteld op de modus
Ant/Fax
en uw
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat
aangesloten op de EXT-aansluiting, schakelt het apparaat na een
vooraf bepaald aantal belsignalen automatisch
over naar de modus
Fax
.
Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller
beschikt,
kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen
na één belsignaal worden beantwoord.
Als de modus Tel (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en
het antwoordapparaat
is aangesloten op uw apparaat, moet
u het antwoordapparaat uitschakelen. Zo voorkomt u dat uw
telefoongesprek onderbroken wordt door de uitgaande boodschap
van het antwoordapparaat.
56 _Faxen
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige
ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens
uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden
alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus
uitschakelt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus inschakelen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op
OK
wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van de display.
3. Druk op de pijltoetsen tot Veilige ontv. verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op
OK
.
5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op
OK
.
6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen, en druk op
OK
.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Wanneer een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het
apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt
weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. Volg de stappen 1 tot en met 3 in "Veilige ontv." om toegang te
krijgen tot het menu Veilige ontvangstmodus inschakelen.
2. Druk op de pijltoetsen tot Afdrukken verschijnt en druk op
OK
.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
OK
.
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. Volg de stappen 1 tot en met 3 in "Veilige ontv." om toegang te
krijgen tot het menu Veilige ontvangstmodus inschakelen.
2. Druk op de pijltoetsen tot Uit verschijnt en druk op
OK
.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
OK
.
De veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het
geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Wanneer u een fax ontvangt
tijdens kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in het
geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan
als er geen papier in de lade is of geen toner in de tonercassette.
ANDERE MANIEREN OM EEN FAX TE
VERZENDEN
Groepsverzenden (een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch opgeslagen
in het geheugen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending
worden de documenten automatisch uit het geheugen gewist. U kunt bij
gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie pagina 53.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
OK
.
5. Druk op de pijltoetsen tot Meerdere verz. verschijnt en druk op
OK
.
6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk
op
OK
.
U kunt snelknoppen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop
Address Book
. Zie pagina 60
voor meer informatie.
7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document
wilt verzenden in te voeren.
8.
Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op
OK
zodra
Ja
verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op
de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer?
en drukt u op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal
pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
10. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat begint met het verzenden van de fax naar de verschillende
nummers in de volgorde waarin deze zojuist zijn ingevoerd.
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen
kleurenfax verzenden.
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie pagina 53.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
Als u uw faxnummer wijzigt of
als u het apparaat aansluit op een
andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer
om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel
vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is
toegekend om
te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld
naar uw telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is
aangesloten op de EXT-aansluiting.
U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een
wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere
groepskiesnummers meer invoeren.
Faxen_57
5. Druk op de pijltoetsen tot Uitgest. verz. verschijnt en druk op
OK
.
6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in.
U kunt snelknoppen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop
Address Book
. Zie pagina 60
voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om het
volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te
voeren.
8.
Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op
OK
zodra
Ja
verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op
de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer?
en drukt u op
OK.
10. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
11. Voer via het numerieke toetsenbord de tijd in en druk op OK of Black
Start.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
12. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat keert terug naar de gereedmodus. Het display herinnert u
eraan dat het apparaat in de gereedmodus staat en dat een uitgesteld
faxbericht is ingesteld.
Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzending die in het
geheugen is opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig
de documentinstellingen aan.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Pag. toevoegen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk
op OK.
Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het
totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s.
Een uitgestelde fax annuleren
1. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Taak annuleren verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
Een fax met hoge prioriteit verzenden
Met de functie Fax met voorrang kan een fax met een hoge prioriteit worden
verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending
tussen twee ontvangers (dat wil zeggen wanneer de verzending naar
ontvanger A eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of
tussen twee kiespogingen.
1. Druk op Fax.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of
ADI) of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde
naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie pagina 53.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Prior. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers
gebruiken. Zie pagina 60 voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
9. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden
van de fax.
Faxen doorsturen
U kunt binnenkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat of e-mailadres.
Verzonden faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet
alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een opgegeven
locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren en druk op OK.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Verzonden faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen
niet alleen naar de ingevoerde e-mailadressen maar ook naar een
opgegeven locatie worden verzonden.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen
andere groepskiesnummers meer invoeren.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de actuele tijd, wordt
de fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
58 _Faxen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
Ontvangen faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat inkomende faxberichten gedurende
een bepaalde periode worden doorgestuurd naar een ander faxnummer.
Als het apparaat een faxbericht ontvangt, wordt dit bericht opgeslagen in
het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u hebt
opgegeven en wordt het faxbericht verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het
doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Voer de begintijd in en druk op OK.
9. Voer de eindtijd in en druk op OK.
10. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Ontvangen faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt uw apparaat zo instellen dat binnenkomende faxen doorgestuurd
worden naar het e-mailadres dat u hebt ingevoerd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het
doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
FAX INSTELLEN
De faxinstellingen wijzigen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het
faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld.
U kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Verzending of Ontvangst verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
5.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt of voer de waarde
in voor de geselecteerde optie en druk op
OK
.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verzending-opties
OPTIE BESCHRIJVING
Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u
0
invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen
plaats.
Opn. kiezen na
Als de lijn van de ontvangende fax bezet is, kan uw
apparaat het faxnummer automatisch opnieuw
kiezen. U kunt het interval tussen de kiespogingen
instellen.
Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers
instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen
voordat er een automatisch gekozen nummer
wordt gekozen. Dit is nuttig om toegang te krijgen
tot een telefooncentrale.
ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de slechte
kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat
uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met
ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen
met ECM kan langer duren.
Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een
verzendrapport afdrukt met onder meer het aantal
verzonden pagina’s. De beschikbare opties zijn
Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste optie
selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt
als de verzending mislukt is.
TCR voor afb. Met deze functie kunnen gebruikers via de
weergave Verzonden berichten in het
verzendingsrapport te weten komen welke
faxberichten er zijn verstuurd. De eerste pagina
van het bericht wordt omgezet naar een
afbeeldingsbestand dat op het
verzendingsrapport wordt afgedrukt zodat
gebruikers kunnen nagaan welke berichten er
werden verzonden. U kunt deze functie echter
niet gebruiken als u een fax verstuurt zonder de
gegevens in het geheugen op te slaan.
Faxen_59
Ontvangst-opties
De standaarddocumentinstellingen wijzigen
De faxopties, met inbegrip van resolutie en tonerdichtheid, kunnen ingesteld
worden op de meest gebruikte modi. Als u een fax verstuurt, gebeurt
dat volgens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via
de desbetreffende knop en menu.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Resolutie verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Autom. rapport verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Kiesmodus Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt
het apparaat deze functie niet.
U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen
op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls
moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem
of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem
contact op met de lokale telefoonmaatschappij als
u niet zeker weet welke kiesmodus moet worden
gebruikt.
Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle
functies van het telefoonsysteem beschikbaar.
Ook kan het kiezen van een fax- of
telefoonnummer mogelijk langer duren.
OPTIE BESCHRIJVING
Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van faxen selecteren. Zie pagina 54
voor meer informatie over het ontvangen van
faxen in iedere modus.
Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt
beantwoord.
Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer, de ontvangstdatum en -tijd
af op iedere pagina van een ontvangen fax.
Startc. ontv. Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een intern telefoontoestel dat aangesloten is op
de EXT-uitgang aan de achterzijde van het
apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel
opneemt en de faxtonen hoort, voert u de code
in. De voorgeprogrammeerde code is *9*.
Aut. verklein. Als u een fax ontvangt die meer pagina’s telt dan
er vellen beschikbaar zijn in de papierlade, kan
het apparaat het formaat van het origineel
aanpassen om alles op het beschikbare papier
te krijgen. Schakel deze functie in als u een
inkomende pagina automatisch wilt laten
verkleinen.
Wanneer deze functie ingesteld is op
Uit
, kan het
apparaat het origineel niet zodanig verkleinen dat
het op één pagina past. Het origineel wordt
opgedeeld en wordt in oorspronkelijk formaat
op twee of meer pagina’s afgedrukt.
Grootte neger. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die
even lang of langer zijn dan het geladen papier,
kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald
gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet
wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de
ontvangen fax op één of meer vellen papier af,
minus de gegevens die op het opgegeven
genegeerde stuk zouden hebben gestaan.
Wanneer de ontvangen fax pagina’s bevat die
groter zijn dan het geladen papier en
Aut.
verklein.
is ingeschakeld, zal het apparaat de fax
verkleinen tot de volledige fax op het papier past.
OPTIE BESCHRIJVING
Inst. ong. fax
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen
geweigerd die afkomstig zijn van externe
nummers die in het geheugen zijn opgeslagen
onder ongewenste faxnummers. Deze functie is
handig om ongewenste faxberichten te blokkeren.
Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot
de volgende opties om de ongewenste
faxnummers in te voeren.
Toevoegen:
hiermee kunt u tot
10 faxnummers opslaan.
Verwijderen
:
hiermee kunt u het betreffende
ongewenste faxnummer opslaan.
Alles verw.
:
hiermee kunt u alle ongewenste
faxnummers verwijderen.
DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar
verschillende telefoonnummers te
beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat
zo instellen dat het herkent welke belpatronen
moeten worden beantwoord. Zie pagina 55 voor
meer informatie over deze functie.
Dubbelz. afdr.
Lange zijde: drukt de pagina’s zodanig af dat
ze gelezen kunnen worden als een boek.
Korte zijde:
drukt de pagina’s zodanig af dat
ze gelezen kunnen worden als een notaboekje.
•Uit: drukt de ontvangen fax op één zijde van
het papier af.
OPTIE BESCHRIJVING
60 _Faxen
Een adresboek aanmaken
U kunt in adresboek de meest gebruikte faxnummers instellen.
De volgende functies zijn beschikbaar om adresboek in te stellen:
Snelknoppen
Snelkiesnummers/groepskiesnummers
Snelknoppen
Via de 15 snelknoppen op het bedieningspaneel kunt u veelgebruikte
faxnummers opslaan. Zo kunt u met één druk op de knop een faxnummer
invoeren. Via de knop
Shift
kunt u maximaal 30 nummers opslaan onder
de snelknoppen.
U kunt op twee manieren nummers toekennen aan snelknoppen.
Bestudeer onderstaande procedure en gebruik de methode die uw
voorkeur heeft:
Registratie na indrukken van een snelknop
1. Druk op Fax.
2. Druk op één van de snelknoppen.
3. Druk op OK als Ja verschijnt.
4. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
5. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
Registratie na het invoeren van een nummer
1. Druk op Fax.
2. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan.
3. Druk op één van de snelknoppen.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
6. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
Snelknoppen gebruiken
Als u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een
faxnummer in te voeren:
Druk op de desbetreffende snelknop en vervolgens op OK om een
nummer van snelknop 1 tot 15 op te halen.
Druk op de desbetreffende snelknop en vervolgens op Shift om een
nummer van snelknop 16 tot 30 OK op te halen.
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 240 veelgebruikte
faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
4. Voer een snelkiesnummer in tussen 0 en 239 en druk op OK.
Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display
de naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Back om
door te gaan met een volgend snelkiesnummer.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het invoeren van
lettertekens.
6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Wijzig de naam en druk op OK.
5. Wijzig het faxnummer en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Snelkiesnummers gebruiken
Voer, wanneer u wordt gevraagd een nummer in te voeren, het
snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt
opgeslagen.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat,
houdt u de cijferknop op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen) en houdt u vervolgens
de laatste cijferknop ingedrukt.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book. Zie pagina 61.
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen
verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een
groepskiesnummer aan toekennen. Op die manier kunt u een document
versturen naar alle bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande
snelkiesnummers van de bestemmingen kunt u maximaal 200 (0 tot en
met 199) groepskiesnummers instellen.
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
4. Voer een groepskiesnummer in tussen 0 en 199 en druk op OK.
5. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer de informatie m.b.t. het snelkiesnummer
correct wordt weergegeven.
7. Druk op OK als Ja verschijnt.
8. Herhaal stap 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep toe
te voegen.
9. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij
de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
10. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Een groepskiesnummer bewerken
U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer
toevoegen aan de geselecteerde groep.
1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en
druk op OK.
Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt
Toevoegen?.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen,
verschijnt Verwijderen?.
5. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u
de faxnummers opslaat.
Als u op een reeds toegekende snelknop drukt, zal het display u
vragen of u wilt overschrijven. Druk op OK om te bevestigen Ja en
door te gaan. Selecteer Nee om een andere snelknop te kiezen.
Faxen_61
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen
of te verwijderen en herhaal stap 4 en 5.
7. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de
vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het
geheugen en selecteren.
Druk op Address Book als u tijdens het versturen van een fax wordt
gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie hieronder.
Een item zoeken in het adresboek
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken.
U doorzoekt het telefoonboek alfabetisch of u voert de eerste letters
in van de naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en kiez. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het nummer
verschijnt. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van
achter naar voor en omgekeerd.
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en kiez. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op
OK
.
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
Een vermelding in het adresboek verwijderen
In het adresboek kunt u items één voor één verwijderen.
1. Druk op Address Book tot Verwijderen verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
Selecteer
Alles zoeken
om een item te zoeken in het volledige
adresboek.
Selecteer Id zoeken om een item te zoeken via de eerste letters van
de naam.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
U kunt ook de eerste letters invoeren en op OK drukken. Druk op
de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om verwijderen te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Adresboek afdrukken
1. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een
lijst af te drukken.
2. Druk op Address Book tot Afdrukken verschijnt op de onderste
regel van het display.
3. Druk op OK. Het apparaat drukt nu een lijst af met uw persoonlijke
instellingen voor snelknoppen, snelkiesnummers en
groepskiesnummers.
62 _Gebruik van een USB-flashgeheugen
gebruik van een USB-flashgeheugen
In dit hoofdstuk wordt u uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over USB-geheugen
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Een back-up maken van uw gegevens
USB-geheugen beheren
OVER USB-GEHEUGEN
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende
geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van
documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s,
hogeresolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan
of verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB-
geheugenapparaat:
Documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
Een back-up maken van uw Adresboek/Telefoonlijst-vermeldingen
en van de systeeminstellingen van uw apparaat (alleen CLX-6200FX,
CLX-6210FX, CLX-6240FX).
Back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het apparaat
(alleen CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX).
Het USB-geheugenapparaat formatteren.
De beschikbare geheugenruimte controleren.
EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT AANSLUITEN
De USB-geheugenpoort op de voorkant van uw apparaat ondersteunt
USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op uw apparaat worden
USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes
ondersteund.
Controleer het bestandssysteem van uw USB-geheugenapparaat bij
de leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Gebruik alleen een metalen/afgeschermd USB-geheugenapparaat.
Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
SCANNEN NAAR EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB-
geheugenapparaat opslaan. Dit kunt u op twee manieren doen: u kunt een
document naar het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u
kunt uw eigen scaninstellingen aanpassen.
Scannen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat
actief is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USB-
geheugen. Onder de garantie voor het apparaat valt geen schade
die is veroorzaakt door onjuist gebruik van de gebruiker.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw
apparaat het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg
de gebruikershandeling van het apparaat voor meer informatie
over deze functies.
Gebruik van een USB-flashgeheugen_63
5. Druk op OK, Color Start of Black Start wanneer USB verschijnt.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 63.
Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt of u een andere
pagina wilt scannen.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen.
Plaats een origineel en druk op Color Start of Black Start.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 63.
Of druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen.
Aangepast scannen naar USB
U kunt het formaat, de grootte en de kleurmodus van afbeeldingen instellen
telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scanfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als USB-geheugen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
U kunt de volgende opties instellen:
Scanformaat: bepaalt de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie: bepaalt de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: bepaalt de kleurmodus. Als u bij deze optie Mono
selecteert, kunt u niet JPEG selecteren in Scanindeling.
Scanindeling: bepaalt de bestandsindeling waarin de afbeelding
moet worden opgeslagen. Wanneer u TIFF of PDF selecteert, hebt
u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Als u bij deze
optie JPEG selecteert, kunt u niet Mono selecteren in Scankleur.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar
de gereedmodus.
U kunt de standaardscaninstellingen veranderen. Zie pagina 50 voor meer
informatie.
AFDRUKKEN VANAF EEN USB-
GEHEUGENAPPARAAT
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op het USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG-, PDF- en PRN-
bestanden afdrukken.
Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden
ondersteund:
PRN: compatibel met Samsung PCL 6.
U kunt PRN-bestanden maken door het selectievakje Afdrukken naar
bestand in te schakelen wanneer u een document afdrukt. Het
document wordt dan niet afgedrukt, maar wordt als een PRN-bestand
opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt,
kunnen direct vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt. Raadpleeg
het gedeelte Software om te weten hoe u een PRN-bestand moet
maken.
BMP: BMP niet-gecomprimeerd
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
PDF: PDF 1.4 en ouder
Om een document af te drukken vanaf een USB-
geheugenapparaat
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat. Als u er reeds een hebt aangesloten,
drukt u op
USB Print
.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest
de gegevens die erop zijn opgeslagen.
2. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden
of mappen in de geselecteerde map.
3. Als u een bestand hebt geselecteerd, gaat u door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt op de pijltoetsen tot het
gewenste bestand verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen om het aantal afdrukken te selecteren of in te
voeren.
5. Druk op OK, Color Start of Black Start om het geselecteerde bestand
af te drukken.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
OK of Color Start: afdrukken in kleur
Black Start: afdrukken in zwart-wit
Na het afdrukken van het bestand wordt u gevraagd of u nog een bestand
wilt afdrukken.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt voor een andere afdruktaak,
en herhaal de procedure vanaf stap 2.
Of druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
EEN BACK-UP MAKEN VAN UW GEGEVENS
Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist
worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het
opslaan. Met een back-up beveiligt u uw adresboek-vermeldingen
en de systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een USB-
geheugenapparaat te bewaren (alleen CLX-6200FX, CLX-6210FX,
CLX-6240FX).
Een back-up maken van uw gegevens
1. Steek het USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Inst. export. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
Adresboek: maakt een back-up van alle adresboek-vermeldingen.
Geg. instellen: maakt een back-up van alle systeeminstellingen.
6. Druk op OK om een back-up van uw gegevens te maken.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Voor het afdrukken kunt u het papierformaat en de lade kiezen.
Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 40.
64 _Gebruik van een USB-flashgeheugen
Gegevens terugzetten
1. Steek de USB-geheugenstick met de gegevensback-up in de USB-
geheugenpoort.
2. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Inst. import. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het bestand met de gegevens die u wilt
terugzetten verschijnt en druk op OK.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het back-upbestand terug te
zetten op het apparaat.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
USB-GEHEUGEN BEHEREN
U kunt afbeeldingsbestanden op het USB-geheugenapparaat één voor één
of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Scan/Email.
3. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK als Verwijderen verschijnt.
6.
Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk vervolgens
op
OK
.
Als u een bestand hebt geselecteerd, toont het display ongeveer
2 seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op de pijltoetsen tot het bestand
dat u wilt verwijderen verschijnt en drukt u op
OK
.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
USB-geheugenapparaat formatteren
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Scan/Email.
3. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Indeling verschijnt en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte nog beschikbaar is voor het
scannen en opslaan van documenten.
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Scan/Email.
3. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Contr. ruimte verschijnt en druk op OK.
In het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet zodra u ze hebt
verwijderd of het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Voordat u ze verwijdert, dient u dan ook te bevestigen
dat u de bestanden niet meer nodig hebt.
Indien u
D
voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden
of mappen in de geselecteerde map.
Onderhoud_65
onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Rapporten afdrukken
Het kleurcontrast aanpassen
Geheugen wissen
Uw apparaat reinigen
De cassette onderhouden
De tonercassette vervangen
De transportriem vervangen
Te onderhouden onderdelen
Het apparaat beheren via de website
Het serienummer van het apparaat controleren
RAPPORTEN AFDRUKKEN
U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken.
De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Een rapport afdrukken
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
HET KLEURCONTRAST AANPASSEN
In het kleurenmenu kunt u de kleurinstelling aanpassen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Onderhoud verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Kleur verschijnt en druk op OK.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige rapporten mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw toestel.
RAPPORT/
LIJST
BESCHRIJVING
Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die door de
gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze lijst
afdrukken om de in de instellingen aangebrachte
wijzigingen te bevestigen.
Info verb.art. In deze lijst staat de huidige status van
verbruiksgoederen in uw apparaat.
Adresboek
In deze lijst staan alle faxnummers en e-mailadressen
die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen.
Transm.rapport In dit rapport staat het faxnummer, het aantal
pagina’s, de verzendduur, de communicatiemethode
en het resultaat van de verzending voor een
specifieke taak.
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het
automatisch een verzendrapport afdrukt na elke
faxtaak. Zie pagina 58.
Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxen en
e-mailberichten die u onlangs hebt verzonden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke
50 communicaties een rapport wordt afgedrukt.
Ziepagina58.
Rap. ontv. fax Dit rapport bevat informatie over de faxberichten die
u recent hebt ontvangen.
Geplande taken In deze lijst staat een overzicht van de uitgestelde
faxen die recent in het geheugen zijn opgeslagen,
met begintijd en aard van de operatie.
Rap. ong. fax.
In deze lijst staan de faxnummers die zijn opgegeven
als ongewenste faxnummers. Ga naar het menu
Inst.
ong. fax
om nummers aan de lijst toe te voegen of uit
de lijst te verwijderen. Zie pagina 59.
Netwerkinform. In deze lijst staat informatie over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw apparaat.
NetScan-rapp.
Dit rapport bevat informatie over de Netwerkscan-
records inclusief IP-adres, tijd en datum, aantal
gescande pagina’s en resultaten. Dit rapport wordt
automatisch afgedrukt na iedere 50 scanopdrachten
op het netwerk.
Gebr.ver.lijst In deze lijst staan de gebruikers die gebruik mogen
maken van de e-mailfunctie.
PCL-lettertyp. U kunt de PCL-lijst met lettertypen afdrukken.
PS3-let.lijst U kunt de PS3-lijst met lettertypen afdrukken.
Opgesl. taak In deze lijst staat de huidige status van
de opgeslagen taak op de HDD.
Taak voltooid de pagina Taak voltooid toont een lijst van alle
voltooide afdruktaken. De lijst bevat de laatste 50
afgedrukte bestanden.
Logb. net.ver. In deze lijst staan de gebruikers die zich hebben
ingelogd in het domein en hun id’s.
RAPPORT/
LIJST
BESCHRIJVING
66 _Onderhoud
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste kleurenmenu op het display
verschijnt en druk op OK.
Aangep. kleur: hiermee kunt u het contrast kleur per kleur
aanpassen. Standaard optimaliseert de kleur automatisch. Handm.
aanpas.: hiermee kunt u het kleurcontrast voor elke cassette
handmatig aanpassen. Standaard: deze instelling wordt aanbevolen
voor de beste kleurkwaliteit.
Aut. kleurreg.: hiermee kunt u de positie van gedrukte
kleurenteksten of -afbeeldingen aanpassen aan het oorspronkelijke
bestand op uw scherm.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
GEHEUGEN WISSEN
U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt wissen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Instel. wissen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
5. Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen.
6. Herhaal stappen 3 tot en met 5 om een ander item te wissen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
UW APPARAAT REINIGEN
Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een
tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit
is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit.
De buitenkant reinigen
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een
zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met
water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
Binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner
en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden gereduceerd of verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten zeerste aangeraden
om dit menu handmatig te bedienen.
Gebruikers van de CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX moeten
voor ze het geheugen wissen controleren of alle faxopdrachten zijn
voltooid, anders worden deze taken ook gewist.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw toestel.
OPTIES BESCHRIJVING
Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt
de standaardinstellingen.
Faxinstel. Herstelt alle standaardfaxopties.
Kopieerinstel. Herstelt alle standaardkopieeropties.
Scaninstel. Herstelt alle standaardscanopties.
Systeeminst. Herstelt alle standaardsysteemopties.
Netwerk Herstelt alle standaardnetwerkopties.
Adresboek Wist alle faxnummers en e-mailadressen uit het
geheugen.
Verzendrapport Wist alle informatie van verzonden faxen en e-mails.
Rap. ontv. fax Wist alle informatie over ontvangen faxberichten.
NetScan-rapp. Wist informatie over scansessies op het netwerk
in het geheugen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met
reinigingsmiddelenen die veel alcohol, oplosmiddel of andere
agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren
of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan
terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een
zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een
stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan
schadelijk voor u zijn.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt
de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om
een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Onderhoud_67
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit
de printer.
4. Druk op de groene handgreep in om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit
het apparaat.
5.
Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste
toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
6. Zoek de lange glazen strook (LSU) in het cassettevak en haal
voorzichtig een witte katoenen doek over de glasplaat om te zien of er
vuil aan blijft zitten
7.
Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
8. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
Let dan op dat u niet de onderkant van het bedieningspaneel (het
onderste gedeelte van de fixeereenheid) aanraakt. De fixeereenheid
kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen.
Wanneer u de voorklep opent en binnenin het apparaat werkt, raden
wij u ten zeerste aan eerst de transportriem te verwijderen om te
vermijden dat deze vuil zou worden.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
68 _Onderhoud
De scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. We raden
u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen.
Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met
een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat van de scanner en het glas van de DADI (of de ADI)
schoon en droog.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5. Sluit het scannerdeksel.
DE CASSETTE ONDERHOUDEN
Tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht,
temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan de aanbevelingen te
volgen met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de
langste gebruiksduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette.
Bewaar deze cassette op dezelfde plaats als waar de printer wordt gebruikt,
in het ideale geval een kantoor waar de temperatuur en vochtigheid worden
geregeld. Haal de tonercassette pas uit zijn originele, ongeopende
verpakkking op het moment dat u de cassette gaat installeren. Als de
originele verpakking ontbreekt, moet u de bovenste opening van de
cassette bedekken met papier en moet u de cassette bewaren in een
donkere kast.
Als u de verpakking van de cassette opent voordat u de cassette
gebruikt, nemen de gebruiksduur en bewaartijd van de cassette
aanzienlijk af. Bewaar de cassette niet op de grond. Als de
tonercassette uit de printer wordt verwijderd, moet de cassette altijd
worden bewaard:
in de beschermende zak van de originele verpakking
horizontaal (niet rechtopstaand) met de juiste zijde naar boven
Bewaar verbruiksartikelen niet in:
- een temperatuur van meer dan 40 °C
- een vochtigheidsgraad van minder dan 20% of meer dan 80%
- een omgeving met extreme vochtigheids- of
temperatuurschommelingen
- direct zon- of kamerlicht
- een stoffige ruimte
- een auto gedurende een lange periode
- een omgeving waar corrosieve gassen aanwezig zijn
- een omgeving met zilte lucht
Instructies voor het hanteren van cassettes
Raak het oppervlak van de lichtgevoelige drum in de cassette niet aan.
Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Draai de drum nooit handmatig, vooral niet in de omgekeerde richting,
want hierdoor kan de cassette binnenin worden beschadigd en gaan
lekken.
Gebruik van cassettes van een ander merk dan
Samsung en gebruik van bijgevulde tonercassettes
Het gebruik van tonercassettes van een ander merk dan Samsung in uw
printer wordt door Samsung Electronics niet aangeraden noch
goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor generieke, bijgevulde of gereviseerde
tonercassettes, alsook tonercassettes van een bepaald winkelmerk.
Geschatte gebruiksduur van tonercassette
De geschatte gebruiksduur van een tonercassette is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die nodig is voor uw afdruktaken. Het eigenlijke aantal
afdrukken kan verschillen afhankelijk van de afdrukdichtheid, de
omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat
van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, ligt
het tonerverbruik hoog en moet u de cassette sneller vervangen.
1 Scannerdeksel
2 Glasplaat
3 Blanco vel
4 Glas van de automatische
documentinvoer
De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het apparaat
die veroorzaakt is door het gebruik van een bijgevulde of
gereviseerde tonercassette of een tonercassette van een ander
merk dan Samsung.
Onderhoud_69
Toner herverdelen
Wanneer een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere
gebieden in de afdruk. Het is ook mogelijk dat gekleurde afbeeldingen niet
in de juiste kleuren worden afgedrukt omdat de tonerkleuren niet naar
behoren worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna
leeg is. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw
te verdelen.
Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat
de toner bijna op is.
Het Smart Panel-programmavenster verschijnt op het computerscherm
om aan te geven welke kleurentonercassette bijna leeg is.
1. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
2. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit
de printer.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt
de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie
om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Let dan op dat u niet de onderkant van het bedieningspaneel (het
onderste gedeelte van de fixeereenheid) aanraakt. De fixeereenheid
kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen.
Wanneer u de voorklep opent en binnenin het apparaat werkt, raden
wij u ten zeerste aan eerst de transportriem te verwijderen om te
vermijden dat deze vuil zou worden.
Als er toner op uw kleding terechtkomt, veegt u deze of met een
droge
doek en wast u het kledingstuk in koud water. Als u warm water
gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
70 _Onderhoud
4. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
5.
Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed is vergrendeld.
DE TONERCASSETTE VERVANGEN
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere
tonercassette: geel (G) magenta (M) cyaan (C) en zwart (Z).
De status-LED en het bericht in verband met de toner op het display
geven aan wanneer een bepaalde tonercassette moet worden vervangen.
Bij de CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX worden inkomende
faxberichten opgeslagen in het geheugen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer
het type tonercassette van uw apparaat. (Zie "Verbruiksartikelen" op
pagina 96.)
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat
is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een
of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Onderhoud_71
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit
de printer.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
5. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder
afgebeeld, en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape
te verwijderen.
7. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenstemt met de
kleursleuf en houd vervolgens de grepen van de tonercassette vast.
Schuif de cassette in de sleuf tot ze vast klikt.
8. Sluit de klep aan de voorzijde. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten
en schakel het apparaat in.
Het bericht Toner op wissen
Als het bericht Toner op wordt weergegeven, kunt u aangeven dat u dit
bericht niet meer wilt zien, zodat het u niet meer stoort.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen totdat Onderhoud verschijnt en druk vervolgens
op OK.
3. Druk op de pijltoetsen totdat Toner Op wis. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste kleurenmenu op het display
verschijnt en druk op OK.
5. Selecteer On en druk op OK.
6. Het bericht Toner op wordt nu niet meer weergegeven maar het bericht
Vervang toner wel, om u eraan te herinneren dat de nieuwe
tonercassette moet worden geïnstalleerd ter verbetering van de
kwaliteit.
Let dan op dat u niet de onderkant van het bedieningspaneel (het
onderste gedeelte van de fixeereenheid) aanraakt. De fixeereenheid
kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen.
Wanneer u de voorklep opent en binnenin het apparaat werkt, raden
wij u ten zeerste aan eerst de transportriem te verwijderen om te
vermijden dat deze vuil zou worden.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes,
om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het
oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet
langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de
tonercassette indien nodig met een stuk papier om deze te
beschermen.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
72 _Onderhoud
DE TRANSPORTRIEM VERVANGEN
De transportriem gaat ongeveer 50.000 zwartwitpagina’s en kleurenpagina’s
mee. Als de levensduur van de transportriem voorbij is, moet u hem
vervangen.
Op het display verschijnt een bericht dat aangeeft dat de transportriem
moet worden vervangen.
Het venster van het programma Smart Panel verschijnt op het scherm
van uw computer en geeft aan dat u de transportriem moet vervangen.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat
is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit
het apparaat.
4. Neem een nieuwe transportriem uit de verpakking.
5.
Plaats de transportriem in de sleuven aan de binnenkant van de voorklep
terwijl u de handgreep van de nieuwe transportriem vasthoudt.
6. Laat vervolgens de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep
komt te liggen en stevig op zijn plaats zit.
7. Sluit de voorklep goed.
8. Zet het apparaat aan.
Als u eenmaal On hebt geselecteerd, wordt deze instelling
permanent in het geheugen van de tonercassette opgeslagen en
verdwijnt dit menu uit het menu Onderhoud.
U kunt doorgaan met afdrukken maar de kwaliteit wordt dan niet
gegarandeerd en er wordt geen productondersteuning meer
verleend.
De levensduur van de transportriem kan worden beïnvloed door de
omgevingsomstandigheden, het interval tussen verschillende afdrukken
en het type en formaat van het afdrukmateriaal.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar,
om de verpakking van de transportriem te openen. U zou het
oppervlak van de transportriem kunnen beschadigen.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
Onderhoud_73
TE ONDERHOUDEN ONDERDELEN
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten
de volgende onderdelen vervangen worden wanneer het opgegeven aantal
pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het desbetreffende
onderdeel is verstreken.
Het wordt ten zeerste aangeraden om dit onderhoud te laten uitvoeren door
een erkende servicemedewerker, dealer of de leverancier bij wie u het
apparaat hebt gekocht. De vervanging van de te onderhouden onderdelen
nadat de levensduur ervan is verstreken valt niet onder de garantie.
Verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of
afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft
afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende
onderdelen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt en druk
op
OK
.
Info verb.art.: drukt een pagina af met informatie voor de
leverancier.
Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-scan: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI.
Scan. via glas: toont het aantal pagina’s dat gescand werd op
de glasplaat.
Transportriem, Fuser, Lade 1-rol, Lade 2-rol, Rol MP-lade: toont
het aantal afgedrukte pagina’s per item.
5. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie voor
de leverancier wilt afdrukken.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Het rubberen matje van de DADI (of ADI) vervangen
U moet het rubberen matje van de DADI (of ADI) vervangen als er voortdurend
problemen optreden met het oppakken van het papier of als de levensduur van
het rubber is verstreken.
Voor de ADI
(alleen voor CLX-6200FX)
1. Open de klep van de automatische documentinvoer.
2. Draai de mof aan het rechteruiteinde van de ADI-rol in de richting
van de ADI en verwijder de rol.
3. Verwijder het rubberen matje van de automatische documentinvoer,
zoals in de afbeelding.
4. Breng een nieuw rubberen matje aan in de ADI.
5. Houd het linkeruiteinde van de ADI-rol in het verlengde van de gleuf
en druk het rechteruiteinde van de rol in de gleuf aan de rechterkant.
Draai de mof aan het rechteruiteinde in de richting van de
uitvoerlade.
6. Sluit de klep van de automatische documentinvoer.
Voor de DADI
(alleen voor CLX-6200ND, CLX-6210FX, CLX-6240FX)
ITEMS
AANTAL AFDRUKKEN
(GEMIDDELD)
Fixeereenheid Circa 100.000 pagina’s
Wrijvingskussen DADI (of ADI) Circa 20.000 pagina’s
Opneemrol DADI (of ADI) Circa 80.000 pagina’s
Opneemrol (multifunctionele lade,
FCF
a
, optionele lade 2)
a. Eerste cassette-invoer (Lade 1).
Circa 70.000 pagina’s
Wrijvingskussen (multifunctionele
lade, FCF, optionele lade 2)
Circa 70.000 pagina’s
1 Mof
2 Rol van de
automatische
documentinvoer
1 Rubberen matje
van de
automatische
documentinvoer
74 _Onderhoud
1. Open de klep van de DADI.
2. Verwijder het rubberen matje uit de DADI, zoals in de afbeelding.
3. Breng een nieuw rubberen matje aan in de DADI.
4. Sluit de klep van de DADI.
HET APPARAAT BEHEREN VIA DE WEBSITE
Als het apparaat is aangesloten op een netwerk en als u de TCP/IP-
parameters correct hebt ingesteld, is beheer van het apparaat mogelijk via
SyncThru™ Web Service van Samsung, een ingesloten webserver. U kunt
de SyncThru™ Web Service gebruiken om:
De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren.
De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
De printereigenschappen te wijzigen.
Het apparaat zo in te stellen dat een e-mailbericht verzonden met
de status van het apparaat.
Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
De ingesloten website wordt geopend.
HET SERIENUMMER VAN HET APPARAAT
CONTROLEREN
Wanneer u een dienst vraagt of u zich registreert als gebruiker op de website
van Samsung, vraagt men u mogelijk naar het serienummer.
Volg onderstaande stappen om het serienummer te controleren:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Serienummer verschijnt en druk op OK.
4. Controleer het serienummer van uw apparaat.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
1 Rubberen matje
van de DADI
Problemen oplossen_75
problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Tips om papierstoringen te vermijden
Vastgelopen papier verwijderden
Vastgelopen papier verwijderen
Informatie over berichten op het display
Andere problemen oplossen
TIPS OM PAPIERSTORINGEN TE VERMIJDEN
U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste type
afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 75 wanneer
er zich een papierstoring voordoet.
Volg de procedures op pagina 38. Zorg ervoor dat de verstelbare
geleiders correct zijn ingesteld.
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen. (Zie "Papierformaat en -
type instellen" op pagina 40.)
Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde van de afdrukmedia in de
papierlade naar boven en in de multifunctionele lade naar onder is
gericht.
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDERDEN
Wanneer er een origineel vastraakt in de DADI (of ADI), verschijnt
Documentstor. op het display.
Papierstoring in het invoergedeelte
Voor de ADI
(alleen voor CLX-6200FX)
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Open de klep van de ADI.
3. Draai de bus aan het rechteruiteinde van de documentinvoerrol in de
richting van de automatische documentinvoer (1) en verwijder de rol
uit de houder (2). Trek het document voorzichtig naar links en uit de
automatische documentinvoer.
4. Breng het linkeruiteinde van de documentinvoerrol aan in de
linkerhouder en druk het rechteruiteinde van de rol in de
rechterhouder (1). Draai de bus aan het rechteruiteinde van de rol in
de richting van de documentinvoer (2).
.
5. Sluit de klep van de ADI. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in
de ADI.
1 Klep van de ADI
Deze illustratie kan iets afwijken van uw apparaat afhankelijk van
het model.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun
of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
76 _Problemen oplossen
Voor de DADI
(alleen voor CLX-6200ND, CLX-6210FX, CLX-6240FX)
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI .
2. Open de klep van de DADI .
3. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
4. Sluit de klep van de DADI. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de
DADI.
.
Papierstoring aan uitgang
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI (of ADI).
2.
Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de
uitvoerlade door het voorzichtig naar rechts te trekken met beide handen.
3. Plaats de verwijderde pagina’s terug in de DADI (of ADI).
Papierstoring bij de roller
1. Open het deksel van de scanner.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergedeelte door het voorzichtig met beide handen naar rechts
te trekken.
3. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s
vervolgens terug in de DADI (of ADI).
1 Klep van de
DADI
Deze illustratie kan iets afwijken van uw apparaat afhankelijk van
het model.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of
gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
Problemen oplossen_77
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN
Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht
op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het
papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
In het papierinvoergedeelte
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
papierinvoergedeelte te verwijderen.
1. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
2. Verwijder het papier door er voorzichtig in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Ga naar stap 7.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, houdt u op met trekken
en gaat u naar stap 3.
3. Sluit de klep aan de voorzijde.
BERICHT
PLAATS VAN DE
PAPIERSTORING
ZIE
Papierstoring 0
multifunct. lade
In de multifunctionele lade Pagina 78
Papierstoring 0
in lade 2
In de optionele lade Pagina 81
Papierstoring 0
Open/sluit klep
In het papierinvoergedeelte en
binnen in het apparaat
Pagina 77,
pagina 79
Papierstoring 1
Open/sluit klep
Binnen in het apparaat Pagina 77,
pagina 79
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Binnen in het apparaat en rond
de fixeereenheid
Pagina 77,
pagina 79
Omgek. stor. 0
Cont. binnenin
In de fixeereenheid en in de klep
van de omkeereenheid.
Pagina 77,
pagina 79
Omgek. stor. 1
Cont. binnenin
In de achterklep en in de klep
van de eenheid voor
dubbelzijdig afdrukken
Pagina 77,
pagina 80
Verwijder papier
in achterklep
Binnen de achterklep Pagina 77,
pagina 80
Stor. in duplex0
Contr. binnenin
Binnen in het apparaat Pagina 77
Stor. in duplex1
Open/sluit klep
In het papierinvoergedeelte en
binnen in het apparaat
Pagina 77,
pagina 79
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige berichten mogelijk
niet op het display verschijnen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
secties om de papierstoring te verhelpen.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat,
kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor
wordt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als
de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet
of onderbroken.
78 _Problemen oplossen
4. Trek de lade volledig open.
5. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten
te trekken zoals hieronder afgebeeld.
6. Om de lade terug te plaatsen, plaatst u de achterkant van de lade in
de sleuf en schuift u ze in het apparaat.
7. Open de voorklep en sluit deze weer. Het apparaat gaat door met
afdrukken.
In de multifunctionele lade
Als u afdrukt via de multifunctionele lade en het apparaat ontdekt dat
er geen papier werd geplaatst of dat het verkeerd werd geplaatst, volgt
u de onderstaande stappen om het vastgelopen papier te verwijderen.
1.
Controleer of het papier is vastgelopen in het invoergedeelte, en zo ja, trek
het er voorzichtig uit.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken
en gaat u naar stap 2.
2. Sluit de multifunctionele lade.
3. Trek de lade er uit.
4. Open de binnenklep terwijl u met beide handen de hendel indrukt.
5. Trek het papier voorzichtig weg.
6. Schuif de lade weer in het apparaat.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 8.
7. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
Problemen oplossen_79
8. Verwijder het vastgelopen papier door er in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Trek het papier voorzichtig en langzaam uit
de printer om te voorkomen dat het scheurt.
9. Sluit de voorklep goed. Het apparaat gaat door met afdrukken.
Rond de fixeereenheid
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de fixeereenheid
te verwijderen.
1. Open de scannereenheid.
2. Open de binnenste klep met behulp van de handgreep.
3. Open de binnenste klep met behulp van de handgreep en verwijder het
vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt
de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie
om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan.
De fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken!
De werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180
°C
.
Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
80 _Problemen oplossen
4. Trek de papierstoringshendel omhoog om het fixeergedeelte van
de fixeereenheid los te maken, en verwijder het vastgelopen papier
voorzichtig uit het apparaat.
5. Duw de papierstoringshendel omlaag om het fixeergedeelte vast
te zetten.
6. Sluit de binnenklep.
7. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
In het papierinvoergedeelte
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
papieruitvoergedeelte te verwijderen.
1. Als een groot deel van het papier zichtbaar is, trekt u het papier er recht
uit. Open de voorklep en sluit deze goed. Het apparaat gaat door met
afdrukken.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken
en gaat u naar stap 2.
2. Open de scannereenheid.
3. Open de klep van de eenheid voor dubbelzijdig afdrukken met behulp
van de handgreep en verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit
het apparaat.
Wanneer de scannereenheid niet volledig gesloten is, werkt het
apparaat niet.
Problemen oplossen_81
Als u weerstand voelt bij het verwijderen van (vastgelopen) papier stopt
u met trekken en draait u de ontgrendelknop in de aangegeven richting
om het vastgelopen papier te verwijderen.
4. Sluit de klep van de eenheid voor dubbelzijdig afdrukken.
5. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 6.
6. Open de achterklep en verwijder het vastgelopen papier voorzichtig
uit het apparaat.
7. Sluit de achterklep.
In de optionele lade
Als het papier is vastgelopen in de optionele lade, voert u de volgende
stappen uit om het vastgelopen papier te verwijderen.
1. Trek de optionele lade open. Nadat u de lade volledig hebt uitgetrokken,
tilt u het voorste deel van de lade lichtjes omhoog om deze uit het
apparaat te verwijderen.
2. Als u het vastgelopen papier ziet, verwijdert u het uit het apparaat
door het voorzichtig recht naar buiten te trekken, zoals hieronder is
aangegeven.
3. Schuif de lade weer in het apparaat en sluit de twee
papierverwijderingskleppen.
4. Open de voorklep.
Wanneer de scannereenheid niet volledig gesloten is, werkt het
apparaat niet.
82 _Problemen oplossen
5. Trek het vastgelopen papier in de aangegeven richting eruit. Trek het
papier voorzichtig en langzaam uit de printer om te voorkomen dat het
scheurt.
6. Sluit de voorklep goed. Het apparaat gaat door met afdrukken.
INFORMATIE OVER BERICHTEN OP HET DISPLAY
Berichten verschijnen op het display van het bedieningspaneel om de status
van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen
voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig.
De berichten en de betekenis ervan zijn in alfabetische volgorde vermeld.
xxx geeft het type afdrukmateriaal aan.
yyy geeft het type lade aan.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, zet u het apparaat uit en
weer aan en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem
contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft
voordoen.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige berichten
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is,
zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
[COMM.-fout] Het apparaat heeft een
communicatieprobleem.
Vraag de afzender om
de fax opnieuw te
verzenden.
[Geen antwoord] Het andere faxapparaat
neemt zelfs na
verschillende pogingen
niet op.
Probeer het opnieuw.
Ga na of het andere
faxapparaat aanstaat.
[Incompatibel] Het apparaat heeft een
fax ontvangen van een
nummer dat is
geregistreerd als een
ongewenst faxnummer.
De ontvangen
faxgegevens zullen
worden verwijderd.
Controleer de
instellingen voor
ongewenste
faxnummers. Zie
pagina 59.
[Lijnfout] Er kan geen verbinding
tot stand worden
gebracht met het
ontvangende
faxapparaat of de
verbinding is verbroken
als gevolg van een
probleem met de
telefoonlijn.
Probeer het opnieuw.
Als het probleem zich
blijft voordoen, wacht u
een uurtje en probeert
u het opnieuw.
U kunt ook de
foutcorrectiemodus
inschakelen.
Zie pagina
58.
[Op Stop gedr.] Stop/Clear werd
ingedrukt terwijl het
apparaat in werking was.
Probeer het opnieuw.
[xxx]
installeren
Het corresponderende
onderdeel van het
apparaat is niet
geïnstalleerd.
Installeer het onderdeel
in het apparaat.
[yyy]
is leeg
De papierlade is leeg. Plaats papier in de
lade.
[xxx]
vervangen
De levensduur van het
onderdeel is volledig
verstreken.
Vervang het onderdeel
door een nieuw
onderdeel. Neem
contact op met de
serviceafdeling.
[xxx]
weldra vervangen
De levensduur van het
onderdeel zal binnenkort
afgelopen zijn.
Zie pagina 72 en neem
contact op met de
serviceafdeling.
[yyy]
Verkeerd papier
Het in de
printereigenschappen
opgegeven
papierformaat stemt niet
overeen met het door u
geplaatste papier.
Plaats het juiste papier
in de lade.
Best.naam best. De ingevoerde
bestandsnaam bestaat
reeds.
Voer een andere
bestandsnaam in.
Bestandsindeling
niet ondersteund
De geselecteerde
bestandsindeling wordt
niet ondersteund.
Gebruik de juiste
bestandsindeling.
Problemen oplossen_83
Annuleren?
W Ja X
Het geheugen van het
apparaat is volgeraakt,
terwijl het document in
het geheugen werd
opgeslagen.
Als u de faxopdracht
wilt annuleren, drukt u
op de knop OK om Ja
te accepteren.
Als u de pagina’s wilt
verzenden die correct
zijn opgeslagen, drukt u
op de knop OK om Nee
te selecteren. Verzend
de resterende pagina’s
later als er opnieuw
geheugen vrij is.
Bestandsnaam
over limiet
De bestandsnamen die
u kunt gebruiken, lopen
van doc001 t/m doc999.
Al deze bestandsnamen
zijn echter al in gebruik.
Verwijder de bestanden
die u niet nodig hebt.
Bestandstoegang
geweigerd
U bent ingelogd op de
netwerkserver. U kreeg
echter geen toegang tot
het bestand op de
netwerkserver.
Wijzig de
serverinstellingen.
Bewerking
niet toegewezen
U bent bezig met Pag.
toevoegen/Taak
annuleren, maar er zijn
geen taken opgeslagen.
Controleer op het
display of er uitgestelde
taken zijn.
Bezig met aanp.
kleurregistratie
Het apparaat is bezig
met het aanpassen van
de kleurregistratie.
Een ogenblik geduld.
Bijgevulde toner
T
De tonercassette die u
hebt geïnstalleerd is niet
origineel of is opnieuw
gevuld.
De afdrukkwaliteit kan
achteruitgaan als een
bijgevulde toner-
cassette is geplaatst,
omdat de kenmerken
van een dergelijke
cassette aanzienlijk
kunnen verschillen van
die van een originele
cassette. Wij raden
het gebruik van een
originele Samsung-
kleurentonercassette
aan.
Cassette
[yyy] uit
De ladecassette is niet
goed gesloten.
Om de lade te sluiten,
drukt u de achterkant
naar beneden, plaatst
u de lade in de sleuf
en schuift u hem in
de printer.
Documentstor. Het origineel heeft een
papierstoring
veroorzaakt in de DADI
(of ADI).
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 75.
Een pagina is
te groot
Er staan meer gegevens
op een pagina dan het
ingestelde formaat
toelaat.
Verlaag de resolutie en
probeer het opnieuw.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
E-mail overschr.
serveronderst.
Het e-mailbericht is
groter dan het door de
SMTP-server
ondersteund formaat.
Splits uw e-mailbericht
op of verlaag de
resolutie.
Energie-
spaarstand
Het apparaat bevindt
zich in de vorige fase
voor de
energiebesparende
modus.
Als de printer gegevens
ontvangt, gaat hij
automatisch online.
Geheugen vol Het geheugen is vol.
Verwijder overbodige
faxopdrachten en
verzend ze opnieuw
zodra er meer
geheugen beschikbaar
is. U kunt de verzending
ook in verschillende
delen opsplitsen.
Globaal adres
niet gevonden
Wanneer het apparaat
het opgegeven adres van
de globale server niet
kan vinden.
Controleer de zoek-id.
Globale query
te groot
Dit foutbericht verschijnt
wanneer de grootte van
de globale query
overschreden is.
Er zijn te veel
zoekresultaten. Voer
meer letters in om uw
zoekopdracht te
verfijnen.
Neem contact op met
een LDAP-
serverbeheerder.
Globale server
communicatiefout
Dit foutbericht verschijnt
wanneer er een
communicatiefout is
tussen de globale server
en het apparaat.
Probeer het opnieuw.
Neem contact op met
een LDAP-
serverbeheerder.
Globale server
niet geconfigur.
Dit bericht verschijnt als
er geen globale server is
geconfigureerd.
Controleer de
configuratie-instellingen
van de LDAP-server.
Globale server
niet gevonden
Wanneer het apparaat
de globale server niet
kan vinden.
Controleer het LDAP-
serveradres. Ofwel het
LDAP-serveradres is
onjuist, ofwel de server
werkte niet.
Globale server
time-out query
Network Information
Center (NIC) kon niet
de juiste reactie van
de LDAP-server krijgen
binnen de opgegeven
tijd.
Controleer de LDAP-
serverinstelling. De
LDAP-serverinstelling
is onjuist.
Globale server
verific. mislukt
Dit bericht verschijnt
wanneer er een
verificatiefout is
opgetreden tijdens het
tot stand brengen van
een verbinding met
de globale server.
Controleer de
verificatieaccount
en het
verificatiewachtwoord.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
84 _Problemen oplossen
Groep niet
beschikbaar
U hebt geprobeerd om
een
groepslocatienummer te
selecteren terwijl u
slechts een enkel
locatienummer kunt
gebruiken, zoals bij het
toevoegen van locaties
voor meervoudig
verzenden.
Gebruik een
snelkiesnummer of
kies handmatig een
faxnummer met de
cijfertoetsen.
Hoofdmotor
geblokkeerd
Er is een probleem met
de hoofdmotor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit deze
weer.
IP-conflict Het door u ingestelde IP-
adres wordt reeds door
iemand anders gebruikt.
Controleer het IP-adres
en stel het desnoods
opnieuw in. Zie
pagina 26.
Kan geg nt lezen
Contr. USB-geh.
Beschikbare tijd is
verstreken bij het lezen
van de gegevens.
Probeer het opnieuw.
Kan geg nt schr.
Contr. USB-geh.
Opslaan op USB-
geheugen is mislukt.
Ga na hoeveel vrije
geheugenruimte er is
op de USB-
geheugenstick.
Klep open/Contr.
transportriem
De voor- of achterklep is
niet goed gesloten.
Sluit de klep goed.
Deze moet vastklikken.
Lijn bezet Het ontvangende
faxapparaat antwoordde
niet of de lijn is al in
gebruik.
Wacht enkele minuten
en probeer het
opnieuw.
Netwerkfout Er is een probleem met
het netwerk.
Neem contact op met
uw netwerkbeheerder.
Niet toegewezen Voor de door u gebruikte
snelknop of het
snelkiesnummer is er
geen toegekend
nummer.
Voer het nummer
handmatig in met
behulp van de
cijfertoetsen of sla het
nummer of adres op.
Omgek. stor. 0
Cont. binnenin
Papier is vastgelopen in
de fixeereenheid of de
klep van de
omkeereenheid.
Verwijder het
vastgelopen papier. Zie
pagina 80.
Omgek. stor. 1
Cont. binnenin
Het papier is vastgelopen
in de klep van de
eenheid voor
dubbelzijdig afdrukken of
in de achterklep.
Verwijder het
vastgelopen papier. Zie
pagina 79.
Ongeldig
serveradres
Het serveradres dat u
hebt ingevoerd is
ongeldig.
Voer het juiste
serveradres in.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Ongeldige toner
T
De kleurentonercassette
die u hebt geïnstalleerd
is niet bestemd voor uw
apparaat.
Installeer een originele
Samsung-
kleurentonercassette
die voor uw apparaat
werd ontwikkeld.
Ongeldige
[xxx]
Het kleuronderdeel van
het apparaat is niet voor
uw apparaat.
Installeer een origineel
Samsung-onderdeel
dat voor uw apparaat
werd ontwikkeld.
Opnieuw kiezen? Het apparaat wacht
gedurende de ingestelde
wachttijd voordat het een
nummer dat bezet was
opnieuw kiest.
U kunt op OK drukken
om direct opnieuw te
kiezen of op Stop/
Clear om het opnieuw
kiezen te annuleren.
Papierstoring 0
in lade 2
Er is papier vastgelopen
in het
papieruitvoergedeelte.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 77.
Papierstoring 0
multifunct. lade
Er is papier vastgelopen
in het invoergedeelte
van
de multifunctionele lade.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 77.
Papierstoring 0
Open/sluit klep
Er is papier vastgelopen
in het invoergedeelte van
de multifunctionele lade.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 77.
Papierstoring 1
Open/sluit klep
Er is papier vastgelopen
in het apparaat.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 79.
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Het speciale
afdrukmateriaal is
vastgelopen in het
papieruitvoergebied.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 80.
Scanner geblok. De scannermodule is
geblokkeerd.
Deblokkeer de scanner
en druk op Stop/Clear.
Stor. in duplex0
Contr. binnenin
Het papier is vastgelopen
bij het dubbelzijdig
afdrukken. Dit is alleen
van toepassing op
apparaten met deze
functie.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 77.
Stor. in duplex1
Open/sluit klep
Het papier is vastgelopen
bij het dubbelzijdig
afdrukken. Dit is alleen
van toepassing op
apparaten met deze
functie.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 77.
Stroomstoring De stroom is uit- en
vervolgens weer
ingeschakeld en er is
geen back-up gemaakt
van het geheugen.
Voer de taak die u vóór
de stroomonderbreking
probeerde uit te
voeren, helemaal
opnieuw uit.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Problemen oplossen_85
Toner bijna op
T
De tonercassette bevat
nog een kleine
hoeveelheid toner. De
tonercassette is bijna
aan het eind van haar
geschatte gebruiksduur.
Houd een nieuwe
cassette klaar ter
vervanging van de
oude cassette. U kunt
de afdrukkwaliteit
tijdelijk verhogen door
de toner te
herverdelen.
(Zie "Toner
herverdelen" op
pagina 69.)
Toner niet Sams.
T
De kleurentonercassette
die door de pijl wordt
aangegeven, is geen
originele cassette van
Samsung.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan te schakelen.
W Stop X
U kunt
Stop
of
Doorgaan
selecteren
met de pijltoetsen.
Als u
Stop
kiest door op
het bedieningspaneel
op
OK
te drukken, stopt
het apparaat met
afdrukken. Als u
Doorgaan
kiest, gaat
het apparaat door met
afdrukken, maar kan de
afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u geen keuze
maakt, reageert het
apparaat alsof
Stop
is
geselecteerd.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele Samsung-
cassette. Zie pagina 69.
Verzendfout
(VERIFICATIE)
Er is een probleem met
de SMTP-verificatie.
Configureer de
verificatie-instellingen.
Verzendfout
(verk. config.)
Er is een probleem met
de netwerkinterfacekaart.
Configureer uw
netwerkkaart op de
goede manier.
Voer nogmaals in U hebt een optie
gekozen die niet
beschikbaar was.
Kies een andere optie.
Zelfdiagnose
Temperatuur
De motor in uw apparaat
controleert problemen
die werden ontdekt.
Een ogenblik geduld.
Zelfdiagnose
LSU
De LSU (Laser Scanning
Unit) in uw apparaat
controleert problemen
die zijn ontdekt.
Een ogenblik geduld.
Niet beschikbaar
Prob. later opn.
Kan de taak niet
onmiddellijk uitvoeren
omdat er te veel taken
tegelijk worden
uitgevoerd.
Probeer het nogmaals
nadat de huidige taak
is uitgevoerd.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Toner op
T
Een van de
tonercassettes is bijna
aan het eind van haar
geschatte gebruiksduur.
W Stop X
Samsung raadt
af niet-originele
Samsung-
tonercassettes
(bijv. bijgevulde
of gereviseerde
tonercassettes)
te gebruiken. Samsung
kan de kwaliteit van niet-
originele Samsung-
tonercassettes niet
garanderen. Onderhoud
en reparaties die vereist
zijn als gevolg van het
gebruik van niet-originele
Samsung-tonercassettes
vallen niet onder de
garantie van het
apparaat.
U kunt kiezen uit
Stop
,
Doorgaan
of
Alleen
zwart
zoals op het
bedieningspaneel
weergegeven. Als u
Stop
selecteert, stopt
de printer met
afdrukken en kunt u pas
opnieuw afdrukken
nadat u de cassette
hebt vervangen. Als u
Doorgaan
selecteert,
gaat het apparaat door
met afdrukken, maar
kan de afdrukkwaliteit
niet worden
gegarandeerd. Als u
Alleen zwart
selecteert, maakt de
printer alleen zwart-
witafdrukken.
Wanneer dit bericht
verschijnt, vervang dan
de tonercassette voor
een optimale
afdrukkwaliteit. Als u de
cassette blijft gebruiken,
kunnen er problemen
zijn met de
afdrukkwaliteit. (Zie
pagina 70.)
Als de zwarte
tonercassette
leeg is, wordt
het bericht
Alleen zwart
niet
weergegeven.
Verzendfout
(SMTP)
Er is een probleem met
de SMTP-server.
Kies een beschikbare
server.
Plaats handmatig
en druk op Start
De multifunctionele lade
is leeg in handmatige-
invoermodus.
Plaats papier in de
multifunctionele lade.
Verwijder papier
in achterklep
Er is papier vastgelopen
binnen de achterklep.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Fout DADI-
klep open
De klep van de DADI is
niet goed vergrendeld.
Sluit de klep van de
DADI tot deze vastklikt.
Gegev. bijwerken
Even geduld...
Dit bericht wordt
weergegeven wanneer u
een systeeminstelling
wijzigt of een back-up
maakt van gegevens.
Schakel het apparaat
niet uit wanneer dit
bericht wordt
weergegeven. Anders
kunnen er wijzigingen
en gegevens verloren
gaan.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
86 _Problemen oplossen
ANDERE PROBLEMEN OPLOSSEN
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de
bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde
totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling
als het probleem zich blijft voordoen.
Papierinvoer
Geen toner meer
T
Een van de
tonercassettes is aan het
eind van haar geschatte
gebruiksduur. De printer
stopt met afdrukken.
De geschatte
gebruiksduur van
een
tonercassette
verwijst naar het
gemiddelde
aantal resterende
afdrukken volgens de
ISO/IEC 19798-norm.
(Zie pagina 105.) Het
aantal pagina's kan
worden beïnvloed door
de
omgevingsvoorwaarden,
de tijd tussen
afdruktaken en het type
en formaat van het
afdrukmateriaal. Het is
mogelijk dat de cassette
nog wat toner bevat
wanneer het bericht
Geen toner meer
verschijnt en de printer
stopt met afdrukken.
Vervang de
tonercassette. Zie "De
tonercassette
vervangen" op
pagina 70.
Toner plaatsen
T
De kleurentonercassette
is niet geïnstalleerd.
Installeer de
kleurentonercassette.
Uitvoerbak vol De uitvoerlade van het
apparaat zit vol met
papier.
Verwijder papier.
Ventilator van
fuser geblok.
Er is een probleem met
de ventilator van het
apparaat.
Open de klep aan
de voorzijde en sluit
deze weer.
Verbinding
mislukt
Het door u ingevoerde
protocol wordt niet
ondersteund of de
serverpoort is verkeerd.
Controleer het protocol
of de serverpoort
Verbindingsfout De verbinding met de
SMTP-server is mislukt.
Controleer de
serverinstellingen en
de netwerkkabel.
Verbindingsfout De verbinding met de
SMTP-server is mislukt.
Controleer de
serverinstellingen en
de netwerkkabel.
Verificatiefout De ingevoerde id of het
wachtwoord is onjuist.
Voer de juiste id of het
wachtwoord in.
Verzendfout
(DNS)
Er is een probleem met
de DNS-server.
Configureer de DNS-
instellingen.
Verzendfout
(POP3)
Er is een probleem met
de POP3-server.
Configureer de POP3-
instellingen.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Afdrukpapier loopt
vast.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 75.
Papier kleeft aan
elkaar.
Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt.
De lade kan maximaal 250 vellen papier
bevatten, afhankelijk van de papierdikte.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Zie pagina 40.
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde
papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk
in de lade worden geplaatst. Plaats alleen
papier van dezelfde soort en hetzelfde formaat
en gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer
vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u
deze. Zie pagina 75.
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder eventuele verstoppingen in het
apparaat.
Het papier is niet goed in de lade gelegd.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste
manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties voor het apparaat voldoet.
Zie pagina 34.
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubberen matje van
de DADI (of ADI) mogelijk worden vervangen.
Zie pagina 73.
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele
lade om af te drukken op speciale materialen.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik
alleen papier dat aan de specificaties voor het
apparaat voldoet. Zie pagina 34.
Misschien zitten er materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder
de resten.
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubberen matje van
de DADI (of ADI) mogelijk worden vervangen.
Zie pagina 73.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed
ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten
van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten
de envelop net raken).
Problemen oplossen_87
Afdrukproblemen
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer
is aangesloten. Controleer
de aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer Samsung CLX-6200
Series of CLX-6240 Series als
de standaardprinter in
Windows.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit
de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier. Zie pagina 77.
De papierlade is leeg. Plaats papier. Zie pagina 38.
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een
tonercassette.
Neem contact op met de serviceafdeling als er
een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en
druk een document af. U kunt
ook proberen om een andere
printerkabel te gebruiken.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste
poort wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort
is aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
printereigenschappen om
na te gaan of alle
afdrukinstellingen correct zijn.
Mogelijk is het
printerstuurprogram
ma niet goed
geïnstalleerd.
Herstel de printersoftware. Zie
de Software.
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft.
Het document is zo
groot dat er niet
voldoende ruimte op
de vaste schijf van
de computer is om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de vaste
schijf vrij en druk het
document opnieuw af.
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoer.
Mogelijk is in
de printer-
eigenschappen de
verkeerde invoerlade
geselecteerd.
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Papier onder
printereigenschappen.
Selecteer de juiste lade.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is
de afdruktaak zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is leeg.
Mogelijk is
de afdrukstand
verkeerd ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het
papier in de lade.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
in de papierlade.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
dat is geselecteerd in het
programma dat u gebruikt.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst is
niet correct,
vervormd of niet
compleet.
De printerkabel zit
los of is defect.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan. Druk
een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit kabel en
apparaat, indien mogelijk, aan
op een andere computer en
druk een document af dat u
eerder wel correct hebt
kunnen afdrukken. Als dit
alles niet helpt, sluit u een
nieuwe printerkabel aan.
Het verkeerde
printerstuurprogram
ma is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu
van de toepassing of u de
juiste printer hebt
geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Zet de
printer uit en weer aan.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
88 _Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
Er worden
blanco pagina’s
"afgedrukt".
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel indien nodig het
tonerpoeder. Zie pagina 68.
Vervang indien nodig de
tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met de
serviceafdeling.
De printer drukt
het PDF-bestand
niet goed af.
Sommige delen
van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het PDF-
bestand en de
Acrobat-producten.
Mogelijk kunt u het probleem
oplossen door het PDF-
bestand af te drukken als
afbeelding. Schakel
Afdrukken als afbeelding uit
de afdrukopties van Acrobat
in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
De foto’s
worden niet
goed afgedrukt.
De afbeeldingen
zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de
foto is zeer laag.
Verklein de afmetingen van de
foto. Als u de foto vergroot in
het programma, wordt de
resolutie verlaagd.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst is
niet correct,
vervormd of niet
compleet.
Als u onder DOS
werkt, is het mogelijk
dat het lettertype
voor uw apparaat
niet juist is ingesteld.
Voorgestelde oplossing:
Wijzig het lettertype. Zie "Het
lettertype wijzigen" op
pagina 32.
Voor het
afdrukken komt
er stoom uit het
apparaat, vlakbij
de uitvoerlade.
Vochtig papier kan
leiden tot
stoomvorming bij
het afdrukken.
Dit is niet erg. Blijf afdrukken.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op
de afdruk ziet:
De tonercassette is bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen,
kunt u er waarschijnlijk nog een aantal
afdrukken mee maken. Zie pagina 69. Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd,
moet u een nieuwe tonercassette plaatsen.
Misschien voldoet het papier niet aan de
specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
Zie pagina 34.
Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie
te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie.
Raadpleeg de Help van het
printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen
kan erop duiden dat de tonercassette gereinigd
moet worden.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte,
neem contact op met de serviceafdeling.
Tonervlekken
Het papier voldoet niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie pagina 34.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Zie "Binnenkant reinigen" op
pagina 66.
Onregelmatigheden
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde
plekken zitten:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een ander
merk. Zie pagina 34.
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen
tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat
sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dik papier.
Raadpleeg de Software voor nadere informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden
opgelost, neemt u contact op met de
serviceafdeling.
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Problemen oplossen_89
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en vuil van het papier komt
binnenin het apparaat terecht, waardoor de
transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig
de binnenkant van het apparaat. Neem contact
op met de serviceafdeling.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met
de serviceafdeling.
Verticale strepen
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zit waarschijnlijk een kras op de
lichtgevoelige drum in de tonercassette.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 69.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-
gedeelte, neem contact op met de
serviceafdeling.
Als de pagina verticale strepen vertoont:
Mogelijk is het oppervlak van het scannerglas
en het witte blad vuil. Reinig deze unit. Zie
pagina 68. Neem, als dit probleem zich bIijft
voordoen, contact op met een medewerker van
het servicecenter.
Gekleurde of zwarte
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht. Zie
pagina 34.
Controleer de omgeving van het apparaat:
bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of
extreem vochtige omgevingsomstandigheden
(relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%)
kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 69.
Tonervlekken
Reinig de binnenkant van het apparaat.
Zie pagina 66.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie pagina 34.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 69.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk defect. Als een
afwijking zich met regelmatige tussenafstanden
herhaalt, moet u een paar keer een
reinigingsvel afdrukken om de tonercassette te
reinigen. Als de problemen zich hierna blijven
voordoen, plaatst u een nieuwe tonercassette.
Zie pagina 69.
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op
de achterkant van de pagina bevinden, zal het
probleem zichzelf waarschijnlijk na enkele
pagina’s oplossen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Schaduwvlekken
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig over de afdruk
verspreid voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te
drukken op papier van een andere partij. Maak
een pak papier pas open op het moment dat u
het gaat gebruiken, zodat het papier niet te veel
vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te vermijden
dat wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als de hele pagina wordt overdekt door
schaduwvlekken, kies dan een andere
afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing
of via de printereigenschappen.
Misvormde tekens
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect),
kan het papier te glad zijn. Probeer een ander
soort papier. Zie pagina 34.
Als tekens er misvormd uitzien en een golvend
effect geven, is het mogelijk dat de
scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Papier trekt schuin
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie pagina 34.
Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal
juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los of
te strak zijn afgesteld.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
Aa
BbC
c
AaBbC
c
AaBbCc
AaBbCc
A
aBbCc
90 _Problemen oplossen
Problemen met kopiëren
Gekruld of gegolfd
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Papier kan krullen als de temperatuur of
de vochtigheid te hoog is. Zie pagina 34.
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie pagina 34.
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Achterkant van
afdrukken is vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Zie pagina 66.
Eén vaste kleur of
zwarte pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect en moet deze
worden vervangen. Verwijder de tonercassette
en plaats een nieuwe. Zie pagina 69.
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd.
Neem contact op met de serviceafdeling.
Tonerverlies
Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie
pagina 66.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Zie pagina 34.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 69.
Als het probleem zich blijft voordoen, moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
Openingen in
tekens
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte
plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten,
probeer dan een andere soort. Wegens de
samenstelling van de transparant zijn enkele
onvolledige tekens normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van
het materiaal. Verwijder het papier en draai het
om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. Zie pagina 34.
Horizontale strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie
pagina 69.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier.
Raadpleeg de Software voor nadere informatie.
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, of er
zit losse toner op
de afdruk, of de
afdruk is te licht of
vuil.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte
van 1000 meter of meer.
Dergelijke hoogten kunnen de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijvoorbeeld losse toner of lichte
afdruk). U kunt deze optie instellen in de
eigenschappen van het printerstuurprogramma op
het tabblad Hulpprogramma Printerinstellingen
of Printer. Zie pagina 30.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Gebruik Darkness om de achtergrond van
kopieën lichter of donkerder te maken.
Vegen, strepen of
vlekken op de
kopieën.
Druk op Darkness om de achtergrond van uw
kopieën lichter of donkerder te maken, als de
fout zich op het origineel bevindt.
Als het origineel geen afwijkingen vertoont,
moet u de scannereenheid reinigen. Zie
pagina 68.
Kopie staat scheef. Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde
naar beneden op de glasplaat van de scanner
is geplaatst of met de bedrukte zijde naar
boven in de DADI (of ADI).
Plaats het kopieerpapier op de juiste manier
in het apparaat.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Problemen oplossen_91
Problemen met scannen
Problemen met faxen
(alleen CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX)
Kopieën zijn blanco. Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner is
geplaatst of met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI (of ADI).
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Vervang het papier in de lade door papier uit
een ander pak.
In vochtige omstandigheden moet u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg deze
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een ander
pak. Controleer de papiergeleiders en stel ze
indien nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht. Het aanbevolen papiergewicht is
75 g/m
2
.
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten kopieerpapier in het
apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette
gaat korter mee dan
verwacht.
Mogelijk bevatten uw originelen afbeeldingen,
opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw
originelen zijn bijvoorbeeld formulieren,
nieuwsbrieven, boeken of andere
documenten die meer toner gebruiken.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en
uitgeschakeld.
Mogelijk is het deksel van de scanner
opengelaten tijdens het kopiëren.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De scanner doet het
niet.
Zorg dat u het origineel met de te scannen
zijde naar beneden op de glasplaat plaatst
of met de te scannen zijde naar boven in
de DADI (of ADI).
Misschien is er niet voldoende geheugen
vrij voor het document dat u wilt scannen.
Ga na of de prescanfunctie werkt. Probeer
een lagere scanresolutie.
Controleer of de USB-kabel goed is
aangesloten.
Controleer of de USB-kabel beschadigd
is. Vervang de kabel door een andere
kabel waarvan u zeker weet dat die werkt.
Vervang de kabel indien nodig.
Controleer of de scanner correct is
geconfigureerd. Controleer de
scaninstelling in de SmarThru-
configuratie of de toepassing die u wenst
te gebruiken om er zeker van te zijn dat
de scantaak naar de juiste poort wordt
verzonden.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat doet erg
lang over een scan.
Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen
gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met
scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
Het scannen van afbeeldingen kost meer
tijd dan het scannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in
de scanmodus omdat er veel geheugen
nodig is om de gescande afbeelding te
analyseren en te reproduceren. Stel de
printerpoort van uw computer in op de
stand ECP (in de BIOS-instellingen van de
computer). De communicatiesnelheid gaat
dan omhoog. Zie de gebruiksaanwijzing
van uw computer voor meer informatie
over de BIOS-instellingen.
Er verschijnt een bericht
op het beeldscherm:
"Het toestel kan niet in
de door u gewenste
H/W-modus worden
gezet."
"Poort wordt gebruikt
door een ander
programma."
"Poort is
gedeactiveerd."
"Scanner is bezig met
ontvangen of
afdrukken van data.
Probeer het opnieuw
zodra de huidige
opdracht is afgerond."
"Ongeldige toegang."
"Scannen is mislukt."
Het is mogelijk dat er een kopieer- of
afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer het
opnieuw wanneer de andere taak is
voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op
en probeer het opnieuw.
De printerkabel is niet goed bevestigd
of het apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of de besturingsomgeving
is niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat correct is
aangesloten en is ingeschakeld. Start
de computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is wellicht niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat doet
niets, het display blijft
leeg en de toetsen
reageren niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of het stopcontact stroom geeft.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer goed is
aangesloten.
Controleer of de telefooncontactdoos in orde
is door er een ander telefoontoestel op aan
te sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen nummers
worden verkeerd
gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen. Druk een
telefoonlijst
af, zie pagina 61.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
92 _Problemen oplossen
Veelvoorkomende PostScript -problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en
kunnen optreden wanneer meerdere printertalen worden gebruikt.
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg ervoor dat u het correct plaatst. Ga na
of het origineel het juiste formaat heeft en
niet te dik of te dun is.
Controleer of de DADI (of ADI) goed is
gesloten.
Het rubber van de automatische
documentinvoer is mogelijk aan vervanging
toe. Zie pagina 73.
Faxberichten worden
niet automatisch
ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
Fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Kijk of er een foutbericht wordt
weergegeven op het display. Los in dat
geval het gemelde probleem op.
Het apparaat verzendt
geen faxberichten.
Zorg dat het origineel zich in de DADI
(of ADI) of op de glasplaat van de scanner
bevindt.
Verzending moet op het display
verschijnen.
Controleer of het andere faxapparaat
uw faxbericht kan ontvangen.
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco of
is van slechte
kwaliteit.
Mogelijk is er een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie
te maken.
Mogelijk is de tonercassette leeg.
Raadpleeg pagina 69 voor informatie over
het vervangen van tonercassettes.
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Het documenttransport van het apparaat dat
het faxbericht verzond, haperde even.
Er staan strepen op
de originelen die u
verstuurt.
Controleer of de scannereenheid vuil is en
reinig deze indien nodig. Zie pagina 68.
Het apparaat kiest het
nummer maar kan
geen verbinding tot
stand brengen met het
andere faxapparaat.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen
er geen oproepen worden beantwoord. Vraag
de gebruiker van het andere faxapparaat om
het probleem op te lossen.
Faxen worden niet
in het geheugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als op het display het bericht
Geheugen vol wordt weergegeven, verwijdert
u faxen uit het geheugen die u niet langer
nodig hebt en probeert u vervolgens de fax
opnieuw op te slaan.
Er verschijnen blanco
stukken onder aan de
pagina, met een korte
strook tekst
bovenaan.
Mogelijk heeft u de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Zie pagina 34 voor meer informatie over
papierinstellingen.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Als u wilt dat een bericht wordt afgedrukt of op het scherm wordt
weergegeven wanneer er PostScript-fouten optreden, opent u het
venster Afdrukopties en klikt u op de gewenste keuze naast
PostScript-fouten.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
OPLOSSING
Het PostScript-
bestand kan niet
worden afgedrukt.
Mogelijk is het
PostScript-
stuurprogramma
niet correct
geïnstalleerd.
Installeer het PostScript-
stuurprogramma opnieuw
(zie Software).
Druk een
configuratiepagina af en
controleer of u kunt
afdrukken in PS.
Als de fout zich blijft
voordoen, neemt u contact
op met de serviceafdeling.
Het bericht "Fout
limietcontrole"
verschijnt.
De afdruktaak is te
complex.
Maak de pagina minder
complex of breid het
geheugen uit.
Er wordt een
PostScript-
foutenpagina
afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk geen
PostScript-taak.
Controleer of de afdruktaak
een PostScript-taak is.
Controleer of de
softwaretoepassing verwacht
dat er een installatiebestand
of PostScript-headerbestand
naar het apparaat wordt
gestuurd.
De optionele lade
is niet
geselecteerd in het
stuurprogramma.
Het printer-
stuurprogramma is
niet
geconfigureerd om
de optionele lade
te herkennen.
Open de PostScript-
stuurprogramma-
eigenschappen, selecteer het
tabblad
Apparaatinstellingen
en stel de optie
Lade
in de
sectie
Installeerbare opties
in
op
Geplaatst
.
Wanneer u op een
Macintosh-
computer een
document afdrukt
met Acrobat
Reader 6.0 of
hoger, worden de
kleuren niet op de
juiste wijze
afgedrukt.
Mogelijk komt de
resolutie-instelling
in het printer-
stuurprogramma
niet overeen met
de resolutie-
instelling in
Acrobat Reader.
Controleer of de resolutie-
instelling in uw
printerstuurprogramma
overeenkomt met de
resolutie-instelling in Acrobat
Reader.
Problemen oplossen_93
Veel voorkomende Windows -problemen Algemene Linux-problemen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder
alle software uit de groep Opstarten, en start
vervolgens Windows weer op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige
bewerking" verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start
Windows opnieuw op en probeer opnieuw af
te drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in de
printer opgetreden"
verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht gewoon even tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het
bericht verschijnt in de gereedmodus of nadat
de afdruk is voltooid, controleert u de
aansluiting en gaat u na of er een fout is
opgetreden.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Windows-foutberichten.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open Unified Driver
configurator en ga naar het tabblad Printers
in het venster Printers configuration om de
lijst met beschikbare printers weer te geven.
Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit
niet zo is, start u de wizard Add new printer
om het apparaat in te stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer uw
apparaat in de lijst met printers. Bekijk de
omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op de knop Start als de status
de tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou
de printer weer normaal moeten werken. De
status "stopped" kan geactiveerd zijn
wanneer zich problemen met het afdrukken
hebben voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de
opdracht geven om een document af te
drukken terwijl de poort wordt gebruikt door
een scantoepassing.
Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-
interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. In de andere toepassing waarmee
u of een andere gebruiker probeert af te
drukken of te scannen, verschijnt de melding
"device busy". Open de poortconfiguratie en
selecteer de poort die is toegewezen aan uw
printer. In het deelvenster Selected port kunt
u bekijken of de poort is bezet door een
andere toepassing. Als dit het geval is, wacht
u tot de uit te voeren taak is voltooid, of drukt
u op de knop Release port als u zeker weet
dat er een storing is opgetreden bij de
huidige "eigenaar" van de poort.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is
ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw".
Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Kies voor Gimp
Front-end "print" -> "Setup printer" en bewerk
de opdrachtregelparameter in de menuoptie.
De CUPS (Common Unix Printing System)-
versie die wordt geleverd bij SuSE Linux 9.2
(CUPS 1.1.21) heeft een probleem met het
afdrukken via het "Internet Printing Protocol"
(IPP). Gebruik "socket printing" in plaats van
IPP of installeer een recentere versie van
CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
94 _Problemen oplossen
Bepaalde
kleurafbeeldingen
worden volledig
zwart afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte
van het document geïndexeerde kleurruimte is
en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd.
Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u
Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU
Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Sommige
kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte kleuren.
Dit is een bekend probleem in Ghostscript (tot
GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer de
basiskleurruimte van het document wordt
geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt
geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat
PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het
kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript
op uw systeem te upgraden naar GNU
Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af; slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is gemeld aan
bugs.ghostscript.com als Ghostscript Bug
688252.
Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript
versie 8.52 of een hogere versie. Download de
recentste versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
Scannen via Gimp
Front-end is niet
mogelijk.
Controleer of Gimp Front-end "Xsane: Device
dialog." heeft in het menu "Acquire". Als dit niet
zo is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp
installeren op de computer. U vindt de Xsane-
plug-in voor Gimp op de cd van uw Linux-
distributie of op de homepage van Gimp. Zie
voor meer informatie de Help op de cd van uw
Linux-distributie of van de toepassing Gimp
Front-end.
Als u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke
toepassingen.
De foutmelding
"Cannot open port
device file" verschijnt
bij het afdrukken van
een document.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als
de afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze
geblokkeerd door het abrupte afbreken van de
taak zodat de poort niet beschikbaar is voor
volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te
geven als deze situatie zich voordoet.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
Controleer of het apparaat is aangesloten
op de computer. Controleer of
het apparaat
correct is aangesloten via de USB-poort en is
ingeschakeld.
Controleer of het scannerstuurprogramma
voor het apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open Unified Driver
configurator, ga naar Scanners configuration,
en druk vervolgens op Drivers. Kijk of er een
stuurprogramma in de lijst staat voor uw
apparaat. Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-
interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. In de andere toepassing waarmee
u of een andere gebruiker probeert af te
drukken of te scannen, verschijnt de melding
"device busy". Dit gebeurt gewoonlijk bij het
begin van een scanprocedure. Er wordt dan
een berichtvenster weergegeven.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt
overeen met de bestemming LP:0 die wordt
weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1
heeft betrekking op LP:1, enz. USB-poorten
beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op
USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enz. In het
deelvenster
Selected port
kunt u bekijken of
de poort is bezet door een andere toepassing
.
Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot
de uit te voeren taak is voltooid of op de knop
Release port drukken, als u zeker weet dat er
een fout is opgetreden bij de actuele
"eigenaar" van de poort.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Problemen oplossen_95
Veel voorkomende Macintosh-problemen
Het apparaat scant
niet.
Controleer of er een document is geplaatst
in
het apparaat.
Controleer of het apparaat is aangesloten op
de computer. Controleer of het correct is
aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld
tijdens het scannen.
Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien
de functionele onderdelen van MFP (printer en
scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen,
is het mogelijk dat verschillende toepassingen
toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. In de andere toepassing waarmee
u of een andere gebruiker probeert af te
drukken of te scannen, verschijnt de melding
"device busy". Dit gebeurt in het algemeen op
het moment dat u de scanprocedure wilt
starten. De desbetreffende melding verschijnt
dan.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0
stemt overeen met de bestemming LP:0 die
wordt weergegeven in de scanneropties,
/dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1,
enzovoort. USB-poorten beginnen bij
dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt
overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het
deelvenster Selected port kunt u bekijken of
de poort is bezet door een andere toepassing.
Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot
de uit te voeren taak is voltooid of op de knop
Release port drukken, als u zeker weet dat er
een fout is opgetreden bij de actuele
"eigenaar" van de poort.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer is
geleverd voor nadere informatie over Linux-foutberichten.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De printer drukt het PDF-
bestand niet goed af.
Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Het PDF-bestand en de Acrobat-
producten zijn niet compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem
oplossen door het PDF-bestand af te
drukken als afbeelding. Schakel
Afdrukken als afbeelding uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken neemt
meer tijd in beslag.
Het document is afgedrukt,
maar de afdruktaak is niet
verdwenen uit de wachtrij
in Mac OS 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3.
of hoger.
Bepaalde letters worden
niet normaal weergegeven
tijdens het afdrukken van
het voorblad.
Dit probleem wordt veroorzaakt
doordat Mac OS het desbetreffende
lettertype niet kan maken bij het
afdrukken van het voorblad. Letters
uit het Engelse alfabet en cijfers
worden normaal weergegeven op het
voorblad.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Mac OS-foutmeldingen.
96 _Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en toebehoren voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Verbruiksartikelen
Toebehoren
Aanschafmogelijkheden
VERBRUIKSARTIKELEN
Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het
apparaat:
TOEBEHOREN
U kunt toebehoren aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit
van uw apparaat te vergroten.
De optionele delen of functies kunnen per land verschillen. Neem
contact op met een van de vertegenwoordigers als u wilt weten of
het onderdeel leverbaar is in uw land.
TYPE
GEMIDDELD AANTAL
AFDRUKKEN
a
a. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798.
ONDERDEELNUMMER
Hoog
rendement
tonercassette
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een zwarte
tonercassette:
5.500 standaardpagina’s
(zwart)
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een
kleurentonercassette:
5.000 standaardpagina’s
(geel/magenta/cyaan)
CLP-K660B (zwart)
CLP-C660B (cyaan)
CLP-M660B (magenta)
CLP-Y660B (geel)
Standaard-
rendement
tonercassette
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een zwarte
tonercassette:
2.500 standaardpagina’s
(zwart)
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een
kleurentonercassette:
2.000 standaardpagina’s
(geel/magenta/cyaan)
CLP-K660A (zwart)
CLP-C660A (cyaan)
CLP-M660A (magenta)
CLP-Y660A (geel)
Transportriem Circa 50.000
Als de transportriem is
versleten, moet u deze
vervangen. In dat geval
verschijnt het bericht op
het display dat de
transportriem is versleten.
CLP-T660B
Wanneer u een nieuwe tonercassette of ander verbruiksartikel
aanschaft, dient u dit in het land te doen waar u ook het apparaat
hebt aangeschaft.
Anders is de tonercassette of het verbruiksartikel niet compatibel
met het apparaat, omdat de configuratie van tonercassettes en
verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
OPTIE BESCHRIJVING ONDERDEELNUMMER
Geheugenmodule Hiermee breidt u de
geheugencapaciteit
van uw apparaat uit.
CLX-6200 Series
CLP-MEM201: 128 MB
CLP-MEM202: 256 MB
CLX-6240 Series
CLP-MEM101: 128 MB
CLP-MEM102: 256 MB
CLP-MEM103: 512 MB
Optionele lade 2 Als u regelmatig
papiertoevoerproble
men ondervindt, kunt
u een extra
papierlade met een
capaciteit van 500
vellen op het toestel
aansluiten. U kunt
documenten op
verschillende
formaten en soorten
afdrukmateriaal
afdrukken.
CLX-S6240A
IEEE 802.11 b/g
draadloze-LAN-
kaart
a
Alleen CLX-6200ND,
CLX-6210FX, CLX-
6240FX
a. Draadloze netwerkinterfacekaarten zijn niet in alle landen verkrijgbaar.
Neem contact op met uw plaatselijke Samsung-verkoper of de winkel
waar u uw printer hebt gekocht.
Hiermee sluit u het
apparaat aan op een
draadloos netwerk
en kunt u deze delen
met anderen in het
netwerk.
ML-NWA10L
Vaste schijf Hiermee breidt u de
mogelijkheden van
het apparaat uit en
hebt u keuze uit
verschillende
afdrukwijzen.
CLX-HDK410
Uw apparaat beschikt mogelijk over twee geheugensleuven. In één
van beide sleuven is in de fabriek reeds een geheugenmodule
geplaatst. U kunt de geheugencapaciteit van uw printer uitbreiden
door een geheugenmodule in de lege sleuf te plaatsen, zoals
aangegeven in bovenstaande tabel. Wij raden u ten zeerste aan om
een geheugenmodule in de lege sleuf te plaatsen en de vooraf
geïnstalleerde geheugenmodule niet te verwijderen. Als uw apparaat
een geheugencapaciteit heeft van 128 MB en u wilt 512 MB
toevoegen, wordt de geheugencapaciteit uitgebreid tot 640 MB.
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen_97
AANSCHAFMOGELIJKHEDEN
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen en toebehoren wilt
bestellen, neem dan contact op met de lokale Samsung-dealer of
de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht of ga naar
www.samsungprinter.com
en selecteer uw land/regio voor informatie over
het aanvragen van technische ondersteuning.
98 _Accessoires installeren
accessoires installeren
Uw apparaat is een model met talrijke functies dat optimaal is afgestemd op het merendeel van uw afdrukbehoeften.
Samsung is zich er echter van bewust dat elke gebruiker andere wensen heeft en biedt daarom verscheidene accessoires
waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
Een geheugenmodule upgraden
Een draadloze -netwerkinterfacekaart gebruiken
De vaste schijf gebruiken
VOORZORGSMAATREGELEN DIE U IN ACHT
MOET NEMEN BIJ DE INSTALLATIE VAN
ACCESSOIRES
Koppel het netsnoer los
Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord wanneer
de stroom is ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los wanneer u interne of externe accessoires
installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te
voorkomen.
Ontlaad statische elektriciteit
Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of
geheugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u
interne accessoires installeert of verwijdert, dient u de statische
elektriciteit van uw lichaam te ontladen door een metalen voorwerp aan
te raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat
op een geaarde stroombron is aangesloten. Wanneer u voor het
beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure
om nogmaals eventuele statische elektriciteit te ontladen.
EEN GEHEUGENMODULE UPGRADEN
Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule (DIMM).
Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te installeren.
Uw apparaat beschikt over twee geheugensleuven, en in één van beide
sleuven is in de fabriek reeds een geheugenmodule geplaatst. Wanneer u
de geheugencapaciteit uitbreidt, kunt u een geheugenmodule toevoegen
aan de lege geheugensleuf. Wij raden u ten zeerste aan om een
geheugenmodule in de lege sleuf te plaatsen en de vooraf geïnstalleerde
geheugenmodule niet te verwijderen. Als uw apparaat een
geheugencapaciteit heeft van 128 MB en u wilt 512 MB toevoegen, wordt
de geheugencapaciteit uitgebreid tot 640 MB. Raadpleeg de
bestelgegevens voor een optionele geheugenmodule.
(zie "Verbruiksartikelen" op pagina 96.)
Een geheugenmodule installeren
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Draai de schroef los en verwijder de achterklep.
3. Draai de schroef los, licht het toegangspaneel lichtjes op en trek het
naar rechts.
4. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de plastic verpakking.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij
in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf.
Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door
een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de
aanwijzingen.
1 Klep
moederbord
Om een bestaande geheugenmodule te verwijderen, duwt u de
twee sloten aan de beide zijden van de module naar buiten.
Accessoires installeren_99
5.
Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de geheugenmodule
in één lijn met de sleuf in een hoek van ongeveer 30 graden. Zorg dat de
inkepingen van de module en de openingen van de sleuf in elkaar
passen.
6. Duw de geheugenmodule voorzichtig in de gleuf totdat u een "klik"
hoort.
7. Plaats het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast.
8. Plaats de achterklep terug en schroef het vast.
9. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
Het toegevoegde geheugen in de PS-
printereigenschappen activeren
Nadat u de geheugenmodule hebt geïnstalleerd, moet u de module in de
printereigenschappen van het PostScript-printerstuurprogramma selecteren
om de module te kunnen gebruiken.
1. Zorg ervoor dat het PostScript-stuurprogramma op uw computer is
geïnstalleerd. Zie voor meer informatie over de installatie van het PS-
stuurprogramma Software.
2. Klik op de knop Start in Windows.
3. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
Als u Windows Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
4. Selecteer de Samsung CLX-6200 Series PS - of Samsung CLX-6240
Series PS-printer.
5. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en kies
Eigenschappen.
6. Als u Windows 2000/XP/2003/Vista gebruikt, selecteert u
Apparaatinstellingen.
7. Selecteer de hoeveelheid geïnstalleerd geheugen bij
Printergeheugen
onder
Installeerbare opties
.
8. Klik op OK.
EEN DRAADLOZE -
NETWERKINTERFACEKAART GEBRUIKEN
De CLX-6200ND, CLX-6210FX en CLX-6240FX zijn voorzien van een
netwerkinterface, waardoor u het apparaat in een netwerk kunt gebruiken. U
kunt ook een draadloze netwerkinterfacekaart aanschaffen om de printer te
gebruiken in draadloze netwerken.
Voor bestelinformatie, zie "Verbruiksartikelen" op pagina 96.
Bekijk de voorzorgsmaatregelen op pagina 98 en volg deze procedure om
de draadloze netwerkinterfacekaart in uw apparaat te installeren.
Een draadloze -netwerkinterfacekaart installeren
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Draai de schroef los en verwijder de achterklep.
Hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken
van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf.
Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de sleuf, dit
kan de module beschadigen. Als de module niet goed in de sleuf
lijkt te passen, voert u de procedure nogmaals voorzichtig uit.
Als u de geheugenmodule wilt verwijderen, trekt u de twee lipjes
aan de zijkanten van de sleuf naar buiten. De module schiet dan
naar buiten.
100 _Accessoires installeren
3. Draai de schroef los, licht het toegangspaneel lichtjes op en trek het
naar rechts.
4. Plaats de connector van de draadloze netwerkinterfacekaart tegenover
de connector op het moederbord. Duw de kaart stevig in de connector
op het moederbord tot de kaart volledig en stevig op zijn plaats zit.
5. Plaats het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast.
6. Plaats de achterklep terug en schroef deze vast.
7. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
Configuratie van de basisinstellingen van het netwerk
Nadat u de draadloze netwerkkaart hebt geïnstalleerd, moet u de juiste
netwerkparameters configureren om de printer in een draadloos netwerk te
kunnen gebruiken. Dit kunt u zowel doen via het bedieningspaneel als via
de SyncThru Web Service, een geïntegreerde printerwebsite. In dit sectie
vindt u de basisinformatie over de parameters van het 802.11 b/g-netwerk
die via het bedieningspaneel kunnen worden geconfigureerd.
U kunt de basisinstellingen van het draadloze netwerk configureren, zoals
SSID, werkingsmodus en kanalen. De basisinstellingen haalt u op door een
draadloos netwerk te selecteren of door de basisinstellingen handmatig te
configureren wanneer u ze nodig hebt.
1. Druk op Menu tot Netwerk verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Draadloos verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK als WLAN Basis verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen om de gewenste instellingsmethode te selecteren
en druk op OK.
Lijst doorz.: de interfacekaart voor het draadloze netwerk van de
printer zoekt naar draadloze netwerken in de omgeving, waarna de
resultaten worden weergegeven in de lijst.
•Aangepast: u kunt de instellingen voor het draadloze netwerk naar
wens configureren.
5. Als u Lijst doorz. hebt geselecteerd, drukt u op de pijltoetsen om een
netwerk te selecteren en druk op OK.
Als u Aangepast hebt geselecteerd, stelt u de onderstaande
netwerkopties in:
SSID bewerken: voer de SSID in om uw draadloos netwerk te
identificeren. ’SSID is hoofdlettergevoelig, dus let op tijdens het
invoeren.
Werkingsmodus: selecteer het type draadloze verbinding.
In de modus Ad hoc communiceren draadloze kaarten direct met
elkaar.
In de modus Infrastructuur communiceren netwerkkaarten met
elkaar via een toegangspunt (access point), waardoor zowel kaarten
voor bedrade als voor draadloze netwerkverbindingen bestanden
naar de printer kunnen sturen.
Kanaal: deze optie is alleen beschikbaar in de modus Ad-hoc. In de
meeste gevallen hoeft u deze instelling niet te wijzigen. De printer zal
op alle beschikbare kanalen zoeken naar het opgegeven netwerk en
zal het kanaal aanpassen aan het gedetecteerde kanaal.
6. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar
de gereedmodus.
Verificatietype selecteren
Verificatie is een proces waarin wordt nagegaan of de gebruiker voldoende
rechten heeft om toegang te krijgen tot het netwerk. U kunt instellen of er al
dan niet gebruik wordt gemaakt van verificatie.
1. Druk op Menu tot Netwerk verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Draadloos verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot WLAN Beveilig. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Statisch WEP verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Verificatie verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen om het gewenste type te selecteren.
Open systeem: verificatie wordt niet gebruikt.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt.
1 Klep
moederbord
1 Connector
2 Draadloze
netwerkinterfacekaart
Raadpleeg de gebruikershandleiding die bij de draadloze
netwerkinterfacekaart is geleverd voor meer informatie over de
configuratie en het gebruik van de printer in een draadloze
netwerkomgeving. U kunt de netwerkparameters ook configureren via
het bedieningspaneel. Zie de volgende kolom.
In de modus Ad hoc gebruikt de printer de draadloze interface,
zelfs wanneer de netwerkkabel is aangesloten.
Accessoires installeren_ 101
7. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Codering instellen
Als uw netwerk gebruik maakt van WEP-coderingssleutels, moet u het juiste
type codering selecteren en de coderingssleutels configureren. U kunt
maximaal vier sleutels configureren. De actieve sleutel moet
overeenstemmen met de sleutelpositie en -waarde (bijvoorbeeld, Sleutel 1)
die zijn ingesteld op andere draadloze apparaten op het netwerk.
1. Druk op Menu tot Netwerk verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Draadloos verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot WLAN Beveilig. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Statisch WEP verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Codering verschijnt en druk op OK.
6. Stel iedere coderingsoptie in en druk op OK.
Codering Type: selecteer een coderingstype: Geen, 64-bits WEP
of 128-bits WEP.
Type sleutel: selecteer het type sleutel van uw netwerk.
Met sleutel: selecteer de sleutel die u wilt gaan gebruiken in uw
netwerk.
Sleutel bew.: voer het sleutelnummer in voor de geselecteerde
sleutelpositie.
U kunt de nummers als volgt invoeren:
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar
de gereedmodus.
De standaardwaarden voor afdrukken in een
draadloos netwerk herstellen
Als het probleem zich voordoet wanneer u de waarden voor afdrukken in
een draadloos netwerk gebruikt of instelt, gaat u als volgt te werk om de
standaardwaarden te herstellen. De standaardwaarden voor afdrukken in
een draadloos netwerk zijn over het algemeen geoptimaliseerd voor uw
printer.
1. Druk op Menu tot Netwerk op de onderste regel van het display
verschijnt en druk op OK.
2. Druk op de pijltoetsen totdat Draadloos verschijnt en druk dan op OK.
3. Druk op de pijltoetsen totdat WLAN Standaard verschijnt en druk dan
op OK.
4. Wanneer op de onderste regel van het display Herstellen verschijnt,
drukt u op OK. De printer begint met het herstellen van de
standaardwaarden.
DE VASTE SCHIJF GEBRUIKEN
Door de installatie van een vaste schijf kunnen de gegevens van uw
computer naar de afdrukwachtrij op de vaste schijf van de printer worden
gestuurd. Op die manier wordt de computer minder belast. Daarnaast kunt u
gebruikmaken van verschillende afdrukfuncties. U kunt bijvoorbeeld een
afdruktaak op de vaste schijf opslaan, een afdruktaak controleren en
persoonlijke documenten afdrukken.
De vaste schijf installeren
Voor bestelinformatie, zie "Toebehoren" op pagina 96. Raadpleeg
de voorzorgsmaatregelen op pagina 98.
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Draai de schroef los en verwijder de achterklep.
3. Open het toegangspaneel tot het moederbord. Draai de schroef los, licht
het toegangspaneel lichtjes op en trek het naar rechts.
4. Plaats de connector op de vaste schijf tegenover de connector op het
moederbord. Duw de connector van de vaste schijf in de connector op
het moederbord totdat de vaste schijf goed vastzit.
.
Als u het verificatietype hebt ingesteld op Open systeem, wordt
het menu Codering niet getoond.
HEXADECIMAAL ALFANUMERIEK
64-bits WEP 10 cijfers 5 tekens
128-bits WEP 26 cijfers 13 tekens
1 Klep
moederbord
102 _Accessoires installeren
5. Draai de vier schroeven vast die bij uw nieuwe vaste schijf zijn geleverd.
6. Plaats het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast.
7. Plaats de achterklep terug en schroef deze vast.
8. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
9. Druk een configuratiepagina af via het bedieningspaneel om na te gaan
of de vaste schijf juist is geïnstalleerd. Zie pagina 65.
De vaste schijf instellen in de printereigenschappen
Na installatie van de vaste schijf moet u de schijf selecteren in de
printereigenschappen om er daadwerkelijk gebruik van te kunnen maken.
Volg de onderstaande stappen:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
Als u Windows Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
3.
Selecteer het Samsung CLX-6200 Series- of CLX-6240 Series-
printerpictogram of het Samsung CLX-6200 Series PS- of Samsung
CLX-6240 Series PS-printerpictogram.
4. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en selecteer
Eigenschappen.
Samsung CLX-6200 Series of CLX-6240 Series: klik op het
tabblad Printer en schakel Optionele vaste schijf in.
Samsung CLX-6200 Series PS of Samsung CLX-6240 Series PS
:
klik op het tabblad Apparaatopties of Apparaatinstellingen en stel
de optie Optionele vaste schijf in op Geplaatst.
5. Klik op OK.
Afdrukken met een optionele vaste schijf
Als de optionele vaste schijf is geïnstalleerd, kunt u gebruikmaken van
geavanceerde afdrukfuncties, zoals een afdruktaak opslaan of in de wachtrij
zetten op de vaste schijf, een afdruktaak controleren en een persoonlijke
afdruktaak specificeren in het venster met printereigenschappen.
Zodra u de bestanden op de vaste schijf hebt opgeslagen, kunt u ze
makkelijk afdrukken of verwijderen via het bedieningspaneel van uw printer.
Een afdruktaak opslaan
U kunt afdruktaken opslaan op de geïnstalleerde vaste schijf.
1. Open het bestand dat u wilt opslaan.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
verschijnt.
3. Klik op Eigenschappen. Als u Instellen, Afdrukken of Opties ziet,
klik dan op deze knop.
4. Klik op het tabblad Extra op Taakinstelling.
5. Selecteer de gewenste afdrukmodus in de vervolgkeuzelijst.
Normaal: afdrukken in de normale modus.
Drukproef: drukt het eerste bestand af en na een korte pauze het
volgende bestand.
Vertrouwelijk: slaat de bestanden op en beveiligt ze met een
wachtwoord.
Opslaan: slaat het bestand op op de vaste schijf.
Wachtrij: plaatst het bestand in de wachtrij op de vaste schijf en
drukt het vanuit deze wachtrij af.
Afdrukschema: drukt het bestand af op een opgegeven tijdstip.
6. Voer de gebruikersnaam en de bestandsnaam in.
7. Klik op OK tot het venster Afdrukken wordt weergegeven.
8. Klik op OK of Afdrukken om het afdrukken te starten.
Een opgeslagen afdruktaak afdrukken
U kunt afdruktaken afdrukken die op de vaste schijf zijn opgeslagen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taak opslaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Als Afdrukken verschijnt, drukt u op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste cijfer verschijnt en druk op OK.
8. Druk op OK. Het afdrukken start.
Een opgeslagen afdruktaak verwijderen
U kunt afdruktaken verwijderen die op uw vaste schijf zijn opgeslagen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taak opslaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
Accessoires installeren_ 103
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Verwijderen verschijnt en druk op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
7. Als Ja verschijnt, drukt u op OK.
De actieve wachtrij beheren
Alle afdruktaken die nog niet zijn afgedrukt bevinden zich in de actieve
wachtrij in de volgorde waarin u ze naar de printer hebt gestuurd. U kunt
een afdruktaak verwijderen uit de wachtrij voordat deze wordt afgedrukt,
of een afdruktaak sneller laten afdrukken.
Een bestand uit de wachtrij verwijderen:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Actieve taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Annuleren verschijnt en druk op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
7. Druk op de pijltoetsen tot Ja verschijnt en druk op OK.
Een bestand uit de wachtrij sneller afdrukken:
U kunt een afdruktaak in de actieve wachtrij selecteren en de
afdrukvolgorde wijzigen zodat de afdruktaak sneller kan worden
afgedrukt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Actieve taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Niv. verhogen verschijnt en druk op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
Een bestand onmiddellijk afdrukken:
U kunt een taak die gepland staat om op een later tijdstip te worden
afgedrukt, ook onmiddellijk laten afdrukken. In dat geval wordt de taak
die op dat moment wordt afgedrukt onderbroken en wordt de
geselecteerde afdruktaak afgedrukt. Deze functie is alleen beschikbaar
als de taak gepland staat om op een later tijdstip te worden afgedrukt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Actieve taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Vrijgeven verschijnt en druk op OK.
Deze optie is alleen beschikbaar als u een afdruktaak hebt
geselecteerd waarvoor eerder de afdrukmodus Afdrukschema is
gekozen. Zie pagina 102.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
Afdrukken met formulierbestanden
U kunt maximaal 10 formulierbestanden opslaan op de vaste schijf van
de printer en deze vervolgens gebruiken voor afdruktaken.
Die formulierbestanden moet u wel eerst aanmaken en daarvoor maakt
u gebruik van het printerstuurprogramma. Zie de Software.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Menu Formulier verschijnt en druk op OK.
3.
Druk op de pijltoetsen tot het gewenste cijfer verschijnt en druk op
OK
.
•Uit: afdrukken in de normale modus.
Enkel form.: alle pagina’s worden afgedrukt aan de hand van
het eerste formulierbestand.
Dubbel form.: het voorblad wordt afgedrukt aan de hand van
het eerste formulierbestand, het achterblad volgens het tweede
formulierbestand.
4. Druk op Back om naar het bovenliggende menu terug te keren.
5. Druk op de pijltoetsen tot Form. select. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Eerste form. verschijnt.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste cijfer verschijnt en druk op OK.
Als u Dubbel form. hebt geselecteerd, gaat u verder met de
volgende stap.
8. Druk op de pijltoetsen tot Tweede form. verschijnt en druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen totdat het formulierbestand voor het tweede
formulier verschijnt en druk dan op OK.
Best.beleid
U kunt het beleid kiezen voor het genereren van de bestandsnaam voordat
u verdergaat met de taak via de vaste schijf. Als het geheugen van de vaste
schijf al dezelfde naam heeft wanneer u een nieuwe bestandsnaam invoert,
kunt u de naam wijzigen of de bestaande naam overschrijven.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot Taakbeheer verschijnt en druk
op OK.
3. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot Best.beleid verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot de gewenste taakinstelling
verschijnt en druk op OK.
Naam wijz.: Als het geheugen van de vaste schijf al dezelfde naam
heeft wanneer u een nieuwe bestandsnaam invoert, wordt het
bestand opgeslagen met een andere naam die automatisch is
geprogrammeerd.
Overschr.: U kunt instellen dat gegevens van een vorige taak
worden verwijderd van de vaste schijf wanneer er gegevens van een
nieuwe taak worden opgeslagen.
104 _Accessoires installeren
5. Druk op OK.
Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen
Afb. overschr. is een veiligheidsmaatregel voor klanten die bezorgd zijn
over het ongeautoriseerd openen en kopiëren van vertrouwelijke of
persoonlijke documenten.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot Afb. overschr. verschijnt en
druk op OK.
3. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot de gewenste taakinstelling
verschijnt en druk op OK.
Onmiddellijk: Alle achtergebleven afbeeldingsgegevens van de
machine worden onmiddellijk gewist nadat elke taak is verwerkt.
Op verzoek: Deze optie biedt een systeembeheerder de
mogelijkheid om op verzoek alle werkelijke afbeeldingsgegevens te
wissen die op de vaste schijf zijn achtergebleven zodra deze optie is
ingeschakeld. Alle bestaande taken worden verwijderd ongeacht hun
status en het indienen van taken is verboden zolang het
overschrijven plaatsvindt.
4. Druk op de linker-/rechterpijltoets om naar Aan of Uit te gaan voor
Onmiddellijk.
Druk op de linker-/rechterpijltoets om naar Inschakelen of
Uitschakelen te gaan voor Op verzoek.
5. Druk op OK.
Als u Op verzoek ingeschakeld hebt geselecteerd, bevestigt de
machine of de overschrijvingsfunctie nu wordt gestart. Druk op de
linker-/rechterpijltoets om Ja of Nee te selecteren. Als u Ja
selecteert, start de Op verzoek-overschrijving zodra u Ja
selecteert. Als u Nee selecteert, wordt deze functie ingeschakeld.
Specificaties_ 105
specificaties
In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
Specificaties van de scanner
Specificaties van het kopieerapparaat
Specificaties van de fax
ALGEMENE SPECIFICATIES
Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het
apparaat.
ITEM BESCHRIJVING
Capaciteit DAD1I
(of ADI)
a
Tot 50 vellen van 75 g/m
2
Documentformaat
DADI (of ADI)
DADI: Breedte: 148 tot 216 mm/Lengte: 148 tot
356 mm
ADI: Breedte: 142 tot 216 mm/Lengte: 148 tot
356 mm
Capaciteit
papierinvoer
Lade: 250 vel normaal papier, 75 g/m
2
Multifunctionele lade: 100 vel normaal papier,
75 g/m
2
Optionele lade: 500 vel normaal papier, 75 g/m
2
Zie pagina 35 voor meer informatie over
de papierinvoercapaciteit.
Capaciteit
papieruitvoer
Bedrukte zijde omlaag: 170 vel van 75 g/m
2
Voeding AC 110 - 127 V of AC 220 - 240 V
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste
voltage, frequentie (hertz) en soort stroom voor uw
apparaat.
Stroomverbruik CLX-6200
Series
Gemiddelde bedrijfsmodus: minder
dan 580 W
Gereedmodus: minder dan 82 W
Energiebesparende modus: minder
dan 18 W
Stroom uit-modus: 0 W
CLX-6240
Series
Gemiddelde bedrijfsmodus: minder
dan 650 W
Gereedmodus: minder dan 82 W
Energiebesparende modus: minder
dan 28 W
Stroom uit-modus: 0 W
Geluidsniveau
b
CLX-6200
Series
Gereedmodus: minder dan 32 dBA
Afdrukmodus: minder dan 53 dBA
Kopieermodus: minder dan 54 dBA
CLX-6240
Series
Gereedmodus: minder dan 32 dBA
Afdrukmodus: minder dan 54 dBA
Kopieermodus: minder dan 55 dBA
Standaardtijd voor
energiebesparende
modus vanuit
gereedmodus
20 minuten
Opstarttijd
Minder dan 49 seconden
Minder dan 65 seconden (alleen voor CLX-6240FX)
De opstarttijd zal langer zijn naarmate er meer
gegevens op de harde schijf staan
Bedrijfsomgeving Temperatuur: 15 tot 32,5 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% RV
Display 16 tekens x 2 regels
Levensduur
tonercassette
c
d
Zwart
Gemiddeld aantal onafgebroken
afdrukken van een zwarte
tonercassette: 5.500 standaardpagina’s
(de CLX-6200 Series wordt geleverd
met een starttonercassette voor
2.500 pagina’s).
Kleur
(geel/
magenta/
cyaan)
Gemiddeld aantal onafgebroken
afdrukken van een kleur tonercassette:
5.000 standaardpagina’s
(de CLX-6200 Series wordt geleverd
met een starttonercassette voor
2.000 pagina’s).
Transportriem Circa 50.000 pagina’s (A4, Letter)
Geheugen
(uitbreidbaar)*
CLX-6200 Series: 128 MB (uit te breiden
tot 384 MB)
CLX-6240 Series: 256 MB (uit te breiden
tot 768 MB)
Externe
afmetingen
(B x D x H)
CLX-6200FX
468 x 498 x 645 mm
(zonder optionele lade)
CLX-6200ND,
CLX-6210FX,
CLX-6240FX
468 x 498 x 651 mm
(zonder optionele lade)
ITEM BESCHRIJVING
106 _Specificaties
SPECIFICATIES VAN DE PRINTER
Gewicht
(inclusief
verbruiksartikelen)
CLX-6200FX: 35 kg
CLX-6200ND, CLX-6210FX: 36 kg
CLX-6240FX: 37 kg
Verpakkings-
gewicht
Papier: 5,8 kg
Plastic: 1,8 kg
Afdrukvolume CLX-6200 Series: tot 65.000 pagina’s
CLX-6240 Series: tot 80.000 pagina’s
Fixeertemperatuur 180 °C
a. DADI (CLX-6200ND, CLX-6210FX, CLX-6240FX), ADI (CLX-6200FX).
b. Geluidsdrukniveau, ISO 7779.
c. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door
de bedrijfsomgeving, de tijd tussen de afdruktaken, het type
afdrukmateriaal en het formaat van het afdrukmateriaal.
d. Dit varieert afhankelijk van de productconfiguratie.
ITEM BESCHRIJVING
ITEM BESCHRIJVING
Afdrukmethode Kleurenlaserprinter
Afdruksnelheid
a
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem,
de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing,
de verbindingsmethode, type en formaat van de afdrukmedia en
de complexiteit van de taak.
CLX-6200 Series: tot 20 ppm (A4),
21 ppm (Letter)
CLX-6240 Series: tot 24 ppm (A4),
25 ppm (Letter)
Snelheid voor
dubbelzijdig
afdrukken
CLX-6200 Series: tot 7 apm (A4, Letter)
CLX-6240 Series: tot 10 apm (A4, Letter)
Tijd voor eerste
afgedrukte pagina
Zwart-wit
CLX-6200 Series
Vanuit gereedmodus: minder
dan 25 seconden
Vanuit een koude start: minder
dan 75 seconden
CLX-6240FX Series
Vanuit gereedmodus: minder
dan 19 seconden
Vanuit een koude start: minder
dan 80 seconden
Kleur
CLX-6200 Series
Vanuit gereedmodus: minder
dan 25 seconden
Vanuit een koude start: minder
dan 75 seconden
CLX-6240FX Series
Vanuit gereedmodus: minder
dan 19 seconden
Vanuit een koude start: minder
dan 80 seconden
Afdrukresolutie Max. 2.400 x 600 dpi effectieve uitvoer
Printertaal CLX-6200ND, CLX-6200FX, CLX-6210FX :
SPL-C, PostScript 3, PCL6
CLX-6240FX: PostScript 3, PCL6
Compatibiliteit met
besturingssystemen
b
b. Ga naar www.samsungprinter.com om de meest recente
softwareversie te downloaden.
Windows: 2000/XP/2003/Vista/2008
Linux: RedHat 8.0 ~ 9.0, Mandrake 9.2 ~ 10.1,
SuSE 8.2 ~ 9.2, Fedora Core 1 ~ 4
Macintosh: Mac OS X 10.3 ~ 10.5,
Universal Mac
Interface High speed USB 2.0
Ethernet 10/100 Base TX embedded type)
Specificaties_ 107
SPECIFICATIES VAN DE SCANNER
SPECIFICATIES VAN HET KOPIEERAPPARAAT
SPECIFICATIES VAN DE FAX
ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit TWAIN-norm/WIA-norm
Scanmethode
Kleuren-CCD
Resolutie
a
a. De maximale resolutie kan verschillen afhankelijk van de
scantoepassing.
TWAIN-
norm/WIA-
norm
Optisch: 600 x 1.200 dpi
Verbeterd: 4.800 x 4.800 dpi
Scannen
naar USB
100, 200, 300 dpi
Scannen
naar e-mail
100, 200, 300 dpi
Scannen
naar PC
75, 150, 200, 300, 600 dpi
Bestandsindeling
netwerkscan
PDF, TIFF, JPEG
b
, BMP
b.JPEG is niet beschikbaar als u onder Scankleur de zwart-witmodus
selecteert.
Effectieve
scanlengte
Glasplaat van de scanner: 289 mm
DADI (of ADI): 348 mm
Effectieve
scanbreedte
Max. 208 mm
Kleurdiepte Intern: 36 bits
Extern: 24 bits
Grijstinten 1 bit voor zwart-witmodus
8 bits voor grijstinten
ITEM BESCHRIJVING
Kopieersnelheid
a
a. Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één
document.
CLX-6200 Series: tot 20 kpm (A4),
21 kpm (Letter)
CLX-6240 Series: tot 24 kpm (A4),
25 kpm (Letter)
Kopieerresolutie
Tekst DADI (of ADI): tot 600 x 600 dpi
Glasplaat van de scanner: tot
600 x 600 dpi
Tekst/foto Tot 600 x 600 dpi
Tijdschrift Tot 600 x 600 dpi
Foto DADI (of ADI): tot 600 x 600 dpi
Glasplaat van de scanner: tot
1.200 x 1.200 dpi
Zoombereik DADI (of ADI): 25% tot 100%
Glasplaat van de scanner: 25% tot 400%
De faxfunctie wordt niet door alle apparaten ondersteund.
ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit ITU-T G3
Telefoonlijn Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX
Gegevenscodering MH/MR/MMR/JBIG/JPEG
Modemsnelheid 33,6 Kbps
Transmissiesnelheid
Tot 3 seconden per pagina
a
a. Standaardresolutie, MMR (JBIG), maximale modemsnelheid, fase "C"
via ITU-T No. 1 chart, Memory Tx, ECM.
Maximale
documentlengte
Glasplaat van de scanner: 356 mm
Automatische documentinvoer: 356 mm
Resolutie Kleur 200 x 200 dpi
Zwart Standaard: 203 x 98 dpi
Fijn: 203 x 196 dpi
Superfijn: 300 x 300 dpi (alleen
ontvangst)
Geheugen CLX-6200FX/ CLX-6210FX: 4 MB (Circa 200
pagina’s)
CLX-6240FX: 500 taken (Tx: 100, Rx: 400)
Halftoon 256 niveaus
108 _Verklarende woordenlijst
verklarende woordenlijst
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten,
dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft
de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s
per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken
aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume
bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt,
beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt
doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt
gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers
met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om
de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV
wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige
toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in
Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche,
ook voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het
papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het
tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent
bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat.
Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel
tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/server-
netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar
de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft
om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen
en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen,
waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals
bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt
gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een
hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de
afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie)
"Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van
de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende
telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms
Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter
kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken
en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
Verklarende woordenlijst_ 109
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde
resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de
functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede
systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte
reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat
verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt
gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag
en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag
van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als
IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds
de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-
netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten,
bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten
kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het
apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het
papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te
zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden
dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor
de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/
IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat
het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere
computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding
weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door
verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering
van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst,
de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een
printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie
en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door
de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area
Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans
overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een
internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit
vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en
de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
110 _Verklarende woordenlijst
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor
de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen,
met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere
afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card)
geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die
verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert,
en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner
ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het
terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden
overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de
afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een
codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend
voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale
informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om
de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met
behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het
verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen
gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multi-
tasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren
en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNS-
stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De
belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de
printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel
hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description
Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en
inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk
ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht
voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling,
ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een
programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en
dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een
afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden
en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan
software communiceren met het apparaatstuurprogramma via
standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden
vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
Verklarende woordenlijst_ 111
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van
de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld
dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt
gerouteerd.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de
verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig,
op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een
bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden.
Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht
verzendt naar de server.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak voor meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit
de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke
verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het
aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na
elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft
de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die
de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die zijn gemaakt met diverse
beeldverwerkingstoepassingen.
Tonercassette
Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is
een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor
het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door
middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor
de toner zich verbindt met de vezels in het papier.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAIN-
compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel
programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een
API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen
van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het
USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met
elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB
ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op
meerdere randapparaten aan te sluiten.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat
helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden.
Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië
geïntroduceerd; ze werden gebruikt door papiermakers om hun product
te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en
andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele
scanner wordt gebruikt.
112 _Index
index
A
aanpassing
hoogte 30
accessoires
installeren
draadloze
netwerkinterfacekaart 99
vaste schijf 101
accessoires installeren
netwerkinterfacekaart 99
vaste schijf 101
achtergrond wissen, speciale kopie 43
achtergrondafbeelding, wissen 43
ADI 20
ADI, plaatsen 33
adresboek
groepskiesnummers 60
snelkiesnummers 60
snelknoppen 60
adresboek, gebruiken 50
afdrukken
demopagina 26
rapporten 65
USB-geheugen 63
alarmgeluid 31
antwoord-/faxmodus, ontvangstmodus 55
apparaat-id, instellen 53
B
bedieningspaneel 21
belsignaal 31
D
datum en tijd, instellen 30
demopagina, afdrukken 26
displaytaal, wijzigen 30
draadloze netwerkinterfacekaart,
installeren
99
DRPD (Distinctive Ring Pattern
Detection)
55
E
energiebesparende modus voor
scannen
32
energiesparende modus 31
F
fax met voorrang 57
fax ontvangen
in antwoord-/faxmodus 55
in DRPD-modus 55
in faxmodus 55
in geheugen 51
in telefoonmodus 55
in veilige ontvangstmodus 56
fax verzenden
automatisch 54
faxen
fax instellen 58
fax met voorrang 57
faxen doorsturen 57
faxen ontvangen 54
faxen verzenden 54
groepsverzenden 56
standaardinstellingen, wijzigen 59
uitgestelde faxen 56
faxen doorsturen 57
faxhoofd, instellen 53
faxmodus, ontvangstmodus 55
faxnummer, instellen 53
G
gebruiken
SetIP 27
geheugen, wissen 66
geheugenmodule
bestellen 96
installeren 98
geluiden, instellen 31
glasplaat
documenten plaatsen 33
reinigen 68
groepskiesnummers, instellen 60
groepsverzenden faxen 56
I
id-kaart, speciale kopie 42
instellen
lettertype 32
K
klokmodus 30
kopie id 21, 22
kopiëren
2 pagina’s per vel, 4 pagina’s per vel 43
achtergrond wissen 43
boek 43
kloon 43
kopie van id-kaart 42
marge verschuiven 44
poster 43
rand wissen 44
soort origineel 41
sorteren 42
standaardinstelling, wijzigen 42
time-out, instellen 45
tonerdichtheid 41
L
lade
breedte en lengte aanpassen 37
LED
status 23
Linux-problemen 93
luidsprekergeluid 31
luidsprekervolume 31
M
marge verschuiven, speciale kopie 44
Index_ 113
N
netwerk
instellen 26
netwerkinterfacekaart, installeren 99
O
onderdelen vervangen
tonercassette 69
onderhoud
onderdelen 72
tonercassette 68
ontvangstmodi 54
opnieuw kiezen
automatisch 54
handmatig 54
optionele lade 72, 96
originelen
papierstoring, verhelpen 75
plaatsen 33
originelen plaatsen
ADI 33
glasplaat 33
P
papier
formaat wijzigen 37
plaatsen in lade 1 38
plaatsen in multifunctionele lade 38
plaatsen in optionele lade 38
storing verhelpen 77
papierlade, instellen
fax 54
kopiëren 41
papiersoort
instellen 40
papierstoring
papier verwijderen uit lade 1 77
tips om storingen te voorkomen 75
papierstoring, verhelpen
document 75
PostScript
problemen 92
probleem, oplossen
afdrukkwaliteit 88
faxen 91
kopiëren 90
Linux 93
papierinvoer 86
scannen 91
Windows 93
problemen met afdrukkwaliteit,
oplossen
88
R
rand wissen, speciale kopie 44
rapporten, afdrukken 65
reinigen
binnenzijde 66
buitenzijde 66
scanner 68
rubberen matje ADI, vervangen 73
S
scannen
naar e-mail 49
naar FTP-server 49
naar SMB-server 49
standaardinstelling, wijzigen 50
USB-flashgeheugen 62
snelkiesnummers, instellen 60
snelknoppen, instellen 60
sorteren, speciale kopie 42
speciale kopieerfuncties 42
standaardmodus, wijzigen 30
stuurprogramma
installatie 28
T
tekens, invoeren 31
telefoonmodus, ontvangstmodus 55
time-out van taak, instellen 32
toetstoon 31
U
uitgestelde fax 56
USB-flashgeheugen
afdrukken 63
beheren 64
gegevensback-up 63
scannen 62
V
vaste schijf
gebruik 102
installeren 101
veilige ontvangstmodus 56
verbruiksartikelen
levensduur controleren 72
verwachte levensduur tonercassette 68
vervangen
rubberen matje ADI 73
vervangen, tonercassette 71
volume, aanpassen
belsignaal 31
luidspreker 31
W
Windows-problemen 93
contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
COUNTRY/
REGION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
ARGENTINE
0800-333-3733 www.samsung.com/ar
AUSTRALIA
1300 362 603 www.samsung.com/au
AUSTRIA
0810-SAMSUNG (7267864,
€ 0.07/min)
www.samsung.com/at
BELGIUM
02 201 2418 www.samsung.com/be
(Dutch)
www.samsung.com/
be_fr (French)
BRAZIL
0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com/br
CANADA
1-800-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/ca
CHILE
800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/cl
CHINA
800-810-5858
400-810-5858
010-6475 1880
www.samsung.com/cn
COLOMBIA
01-8000112112 www.samsung.com.co
COSTA RICA
0-800-507-7267 www.samsung.com/
latin
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG (800-
726786)
www.samsung.com/cz
Samsung Zrt.,
č
eská organiza
č
ní složka, Oasis
Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK
8-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/dk
ECUADOR
1-800-10-7267 www.samsung.com/
latin
EL SALVADOR
800-6225 www.samsung.com/
latin
ESTONIA
800-7267 www.samsung.com/ee
KAZAKHSTAN
8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/
kz_ru
KYRGYZSTAN
00-800-500-55-500
FINLAND
30-6227 515 www.samsung.com/fi
FRANCE
3260 dites ‘SAMSUNG’ (€
0,15/min)
0 825 08 65 65 (€ 0,15/min)
www.samsung.com/fr
GERMANY
01805 - SAMSUNG (726-
7864 € 0,14/min)
www.samsung.de
GUATEMALA
1-800-299-0013 www.samsung.com/
latin
HONDURAS
800-7919267 www.samsung.com/
latin
HONG KONG
3698-4698 www.samsung.com/hk
HUNGARY
06-80-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/hu
INDIA
3030 8282
1800 110011
1800 3000 8282
www.samsung.com/in
INDONESIA
0800-112-8888 www.samsung.com/id
ITALIA
800-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com/it
JAMAICA
1-800-234-7267 www.samsung.com/
latin
JAPAN
0120-327-527 www.samsung.com/jp
LATVIA
8000-7267 www.samsung.com/lv
LITHUANIA
8-800-77777 www.samsung.com/lt
LUXEMBURG
02 261 03 710 www.samsung.com/lu
MALAYSIA
1800-88-9999 www.samsung.com/my
MEXICO
01-800-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/mx
NETHERLANDS
0900-SAMSUNG (0900-
7267864) (€ 0,10/min)
www.samsung.com/nl
NEW ZEALAND
0800 SAMSUNG (0800 726
786)
www.samsung.com/nz
NICARAGUA
00-1800-5077267 www.samsung.com/
latin
NORWAY
3-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/no
PANAMA
800-7267 www.samsung.com/
latin
PHILIPPINES
1800-10-SAMSUNG (726-
7864)
1-800-3-SAMSUNG (726-
7864)
02-5805777
www.samsung.com/ph
POLAND
0 801 1SAMSUNG (172678)
022-607-93-33
www.samsung.com/pl
PORTUGAL
80820-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/pt
PUERTO RICO
1-800-682-3180 www.samsung.com/
latin
REP. DOMINICA
1-800-751-2676 www.samsung.com/
latin
COUNTRY/
REGION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
EIRE
0818 717 100 www.samsung.com/ie
RUSSIA
8-800-555-55-55 www.samsung.ru
SINGAPORE
1800-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/sg
SLOVAKIA
0800-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/sk
SOUTH AFRICA
0860 SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/za
SPAIN
902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com/es
SWEDEN
075-SAMSUNG (726 78 64) www.samsung.com/se
SWITZERLAND
0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
www.samsung.com/ch
TADJIKISTAN
8-10-800-500-55-500
TAIWAN
0800-329-999 www.samsung.com/tw
THAILAND
1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com/th
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/
latin
TURKEY
444 77 11 www.samsung.com/tr
U.A.E
800-SAMSUNG (726-7864)
8000-4726
www.samsung.com/ae
U.K
0845 SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/uk
U.S.A
1-800-SAMSUNG
(7267864)
www.samsung.com/us
UKRAINE
8-800-502-0000 www.samsung.ua
UZBEKISTAN
8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/
kz_ru
VENEZUELA
0-800-100-5303 www.samsung.com/
latin
VIETNAM
1 800 588 889 www.samsung.com/vn
COUNTRY/
REGION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
© 2008 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder berichtgeving vooraf worden gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade van welke aard dan ook als gevolg van of in verband met het gebruik
van de informatie in deze gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
Microsoft, Windows en Windows Vista zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc.
UFST® en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Imaging Inc.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
REV 3.00
Samsung-printer
Software
1
S
OFTWARE
I
NHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1:
PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS
Printersoftware installeren ................................................................................................................................................. 5
Software installeren voor afdrukken via een lokale printer ......................................................................................... 5
Software installeren voor afdrukken via een netwerk ................................................................................................. 8
Printersoftware opnieuw installeren ................................................................................................................................ 11
Printersoftware verwijderen ............................................................................................................................................. 12
Printerstuurprogramma voor zwart-witafdrukken installeren ........................................................................................... 12
Hoofdstuk 2:
STANDAARD AFDRUKINSTELLINGEN
Documenten afdrukken ................................................................................................................................................... 13
Afdrukken naar een bestand (PRN) ................................................................................................................................ 13
Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 14
Tabblad Lay-out ........................................................................................................................................................ 14
Tabblad Papier ......................................................................................................................................................... 15
Tabblad Grafisch ...................................................................................................................................................... 16
Tabblad Extra ........................................................................................................................................................... 17
Tabblad Info .............................................................................................................................................................. 17
Tabblad Printer ......................................................................................................................................................... 17
Favorieten ................................................................................................................................................................. 18
De Help-functie ......................................................................................................................................................... 18
Hoofdstuk 3:
GEAVANCEERDE AFDRUKINSTELLINGEN
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel) ...................................................................................... 19
Posters afdrukken ........................................................................................................................................................... 20
Boekjes afdrukken .......................................................................................................................................................... 20
Afdrukken op beide zijden van het papier ....................................................................................................................... 21
Documenten vergroot of verkleind afdrukken .................................................................................................................. 21
2
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen ........................................................................................... 21
Watermerk afdrukken ...................................................................................................................................................... 22
Bestaand watermerk gebruiken ................................................................................................................................ 22
Nieuw watermerk maken .......................................................................................................................................... 22
Watermerk bewerken ................................................................................................................................................ 22
Watermerk verwijderen ............................................................................................................................................. 22
Overlay afdrukken ........................................................................................................................................................... 23
Wat is een overlay? .................................................................................................................................................. 23
Nieuwe overlay maken .............................................................................................................................................. 23
Overlay gebruiken ..................................................................................................................................................... 23
Overlay verwijderen .................................................................................................................................................. 23
Hoofdstuk 4:
WINDOWS POSTSCRIPT-STUURPROGRAMMA
Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 24
Geavanceerd ............................................................................................................................................................ 24
De Help-functie ......................................................................................................................................................... 24
Hoofdstuk 5:
WERKEN MET HULPPROGRAMMA DIRECT AFDRUKKEN
Overzicht van Hulpprogramma Direct afdrukken ............................................................................................................. 25
Afdrukken ........................................................................................................................................................................ 25
Vanuit het venster Hulpprogramma Direct afdrukken ............................................................................................... 25
Via het snelkoppelingspictogram .............................................................................................................................. 25
Via het contextmenu ................................................................................................................................................. 25
Hoofdstuk 6:
EEN LOKALE PRINTER DELEN
Instellen als hostcomputer ............................................................................................................................................... 26
Instellen als clientcomputer ............................................................................................................................................. 26
3
Hoofdstuk 7:
SCANNEN
Scannen met Samsung SmarThru Office ........................................................................................................................ 27
Werken met Samsung SmarThru Office ................................................................................................................... 27
Deïnstalleren van Samsung SmarThru Office .......................................................................................................... 28
Helpaanwijzingen op het scherm .............................................................................................................................. 28
Scannen met een TWAIN-compatibel programma .......................................................................................................... 29
Scannen via het WIA-stuurprogramma ........................................................................................................................... 29
Windows XP .............................................................................................................................................................. 29
Windows Vista .......................................................................................................................................................... 30
Hoofdstuk 8:
SMART PANEL GEBRUIKEN
Kennismaken met Smart Panel ....................................................................................................................................... 31
De probleemoplossingsgids openen ............................................................................................................................... 32
Hulpprogramma Printerinstellingen ................................................................................................................................. 32
Help-aanwijzingen op het scherm ............................................................................................................................. 32
Panel wijzigen ................................................................................................................................................................ 32
Hoofdstuk 9:
UW PRINTER GEBRUIKEN ONDER LINUX
Aan de slag ..................................................................................................................................................................... 33
Unified Linux-stuurprogramma installeren ....................................................................................................................... 33
Unified Linux-stuurprogramma installeren ................................................................................................................ 33
Installatie van Unified Linux-stuurprogramma ongedaan maken .............................................................................. 34
Werken met het SetIP-programma .................................................................................................................................. 35
Het programma starten ............................................................................................................................................. 35
Werken met Unified Driver Configurator .......................................................................................................................... 35
Unified Driver Configurator openen .......................................................................................................................... 35
Printers configureren ................................................................................................................................................. 36
Scanners Configuration ............................................................................................................................................ 37
Ports Configuration (Poorten configureren) .............................................................................................................. 37
Printereigenschappen configureren ................................................................................................................................. 38
Een document afdrukken ................................................................................................................................................ 38
Afdrukken vanuit een toepassing .............................................................................................................................. 38
Bestanden afdrukken ................................................................................................................................................ 39
Een document scannen ................................................................................................................................................... 39
Werken met Image Manager .................................................................................................................................... 40
4
Hoofdstuk 10:
UW PRINTER GEBRUIKEN IN COMBINATIE MET EEN MACINTOSH
Software voor Macintosh installeren ................................................................................................................................ 42
De installatie van het printerstuurprogramma ongedaan maken ..................................................................................... 42
Werken met het SetIP-programma .................................................................................................................................. 43
Het programma starten ............................................................................................................................................. 43
De printer instellen .......................................................................................................................................................... 43
Voor een Macintosh die op een netwerk is aangesloten .......................................................................................... 43
Voor een Macintosh die via USB is aangesloten aangesloten ................................................................................. 44
Afdrukken ........................................................................................................................................................................ 45
Document afdrukken ................................................................................................................................................. 45
Afdrukinstellingen wijzigen ........................................................................................................................................ 45
Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier ................................................................................................. 47
Dubbelzijdig afdrukken .............................................................................................................................................. 47
Scannen .......................................................................................................................................................................... 48
Scannen met USB .................................................................................................................................................... 48
Scannen met netwerk ............................................................................................................................................... 48
Scaninformatie instellen in Scanbeheer .................................................................................................................... 48
Printersoftware installeren onder Windows
5
1 Printersoftware installeren
onder Windows
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Printersoftware installeren
Printersoftware opnieuw installeren
Printersoftware verwijderen
Printerstuurprogramma voor zwart-witafdrukken installeren
Printersoftware installeren
U kunt de printersoftware installeren voor lokaal afdrukken of afdrukken
via een netwerk. Om de printersoftware op de computer te installeren,
moet u de juiste installatieprocedure uitvoeren voor de printer die wordt
gebruikt.
Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer
met de printer kan communiceren. De installatieprocedure voor
stuurprogramma's verschilt mogelijk per besturingssysteem.
Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u begint
met de installatie.
Software installeren voor afdrukken via een
lokale printer
Een lokale printer is een printer die direct op uw computer aangesloten
is met een bij de printer geleverde printerkabel, bijvoorbeeld een USB-
of parallele kabel. Als uw printer op een netwerk aangesloten is, kunt
u deze stap overslaan en naar “Software installeren voor afdrukken via
een netwerk” op pagina 8 gaan.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode
of de aangepaste methode.
OPMERKING
: als tijdens de installatie het venster 'Nieuwe hardware
gevonden' verschijnt, klikt u op in de rechterbovenhoek van het
venster om het venster te sluiten of klikt u op
Annuleren
.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op
Start
Alle
programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Typische installatie voor een lokale printer
. Klik op
Volgende
.
Printersoftware installeren onder Windows
6
OPMERKING
: Als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 7 over.
6
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
7
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer
zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
. Vervolgens wordt de
website van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
Aangepaste installatie
U kunt zelf onderdelen uitkiezen die geïnstalleerd moeten worden.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op
Start
Alle
programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
Printersoftware installeren onder Windows
7
5
Selecteer uw printer en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: U kunt de installatiemap wijzigen door op [
Bladeren
] te
klikken.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 9 over.
8
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
9
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer
zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
. Vervolgens wordt de
website van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
Printersoftware installeren onder Windows
8
Software installeren voor afdrukken via een
netwerk
Als u uw printer op een netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/IP-
instellingen voor de printer configureren. Nadat u de TCP/IP-instellingen
hebt toegewezen en gecontroleerd, kunt u de software op elke computer
in het netwerk installeren.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of
de aangepaste methode.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en
aan staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op
Start
Alle
programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Typische installatie voor een netwerkprinter
.
Klik op
Volgende
.
OPMERKING
: Als de printer niet op het netwerk is aangesloten,
verschijnt het volgende venster. Selecteer de gewenste instellingsoptie
en klik op
Volgende
.
Het venster
IP-adres instellen
verschijnt. Ga als volgt te werk:
1.Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden
ingesteld in.
2.Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway voor
de printer en klik op
Configureren
om het specifieke IP-adres voor de
netwerkprinter in te stellen.
3.Klik op
Volgende
en ga naar stap 6.
Printersoftware installeren onder Windows
9
U kunt de netwerkprinter ook instellen via
SyncThru™ Web
Service, een geïntegreerde webserver. Klik op
SWS Starten
in
het venster
IP-adres instellen
.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
.
In Windows klikt u op
Start
Configuratiescherm
, gaat u naar
Windows Firewall en schakelt u deze optie uit. Voor andere
besturingssystemen raadpleegt u de online handleiding.
6
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
Aangepaste installatie
U kunt individuele onderdelen selecteren die moeten worden
geïnstalleerd en een specifiek IP-adres instellen.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en aan
staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op
Start
Alle
programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
Printersoftware installeren onder Windows
10
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
.
In Windows klikt u op
Start
Configuratiescherm
, gaat u naar
Windows Firewall en schakelt u deze optie uit. Voor andere
besturingssystemen raadpleegt u de online handleiding.
TIP
: klik op de knop
IP-adres instellen
als u een specifiek IP-adres
op een specifieke netwerkprinter wilt instellen. Het venster IP-adres
instellen verschijnt. Ga als volgt te werk:
a. Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden
ingesteld in.
b. Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway
voor de printer en klik op
Configureren
om het specifieke IP-adres
voor de netwerkprinter in te stellen.
c. Klik op
Volgende
.
U kunt de netwerkprinter ook instellen via
SyncThru™ Web
Service, een geïntegreerde webserver. Klik op
SWS Starten
in
het venster
IP-adres instellen
.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de
onderdelen hebt geselecteerd, verschijnt het volgende venster.
U kunt ook de printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden
gedeeld op het netwerk, de printer instellen als standaardprinter
en de poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op
Volgende
.
Selecteer het selectievakje
Deze printer instellen op een server
om deze software op een server te installeren.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
.
Printersoftware installeren onder Windows
11
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
Printersoftware opnieuw installeren
U kunt de software opnieuw installeren als de installatie is mislukt.
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle
programma’s
de naam van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Herstellen
en klik op
Volgende
.
4
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk opnieuw kunt installeren.
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u
op
Volgende
en
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Er wordt echter geen testpagina aan het
einde afgedrukt.
Het herinstallatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Selecteer de onderdelen die u opnieuw wilt installeren
en klik op
Volgende
.
Als u de printersoftware hebt geïnstalleerd voor lokaal
afdrukken en
u
de naam van het printerstuurprogramma
selecteert, verschijnt er een venster met de vraag of u een
testpagina wilt afdrukken. Ga als volgt te werk:
a. Schakel het selectievakje in om een testpagina af te drukken
en klik op
Volgende
.
b. Als de testpagina correct werd afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Als dat niet het geval is, klikt u op
Nee
om de pagina opnieuw
af te drukken.
6
Nadat de onderdelen opnieuw zijn geïnstalleerd, klikt u op
Voltooien
.
Printersoftware installeren onder Windows
12
Printersoftware verwijderen
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle
programma’s
de naam van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Verwijderen
en klik op
Volgende
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk kunt verwijderen.
4
Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik
op
Volgende
.
5
Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op
Ja
.
Het door u gekozen stuurprogramma wordt van uw computer
verwijderd.
6
Nadat de software verwijderd is, klikt u op
Voltooien
.
Printerstuurprogramma voor zwart-
witafdrukken installeren
Deze printer wordt geleverd met een stuurprogramma voor zwart-
witafdrukken, zodat u het apparaat kunt gebruiken als een monochrome
printer. U moet het stuurprogramma voor zwart-witafdrukken op uw
computer installeren. De volgende stappen loodsen u door de
installatieprocedure.
1
Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en aan
staat. Of zorg ervoor dat uw computer en printer op het netwerk
aangesloten zijn.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation. De cd-rom
start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven.
3
Klik op
Annuleren
.
Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt, klikt u op
Voltooien
.
4
Klik op
Start
Printers en faxapparaten
.
5
Dubbelklik op
Printer toevoegen
.
6
Wanneer de
wizard Printer toevoegen
verschijnt, klikt u op
Volgende
.
7
Selecteer het keuzerondje
Lokale printer die met deze computer
is verbonden
, schakel het selectievakje
Mijn Plug en Play-
printer automatisch detecteren en installeren
in en klik op
Volgende
. Ga naar stap 13.
Als uw computer de printer niet vindt, gaat u naar de volgende
stap.
8
Selecteer
Volgende
in het venster
Een printerpoort selecteren
.
9
Selecteer
Bladeren
in het venster
Een printerpoort selecteren
.
10
Klik op
Bladeren
om een stuurprogramma te vinden waarmee uw
printer zwart-witafdrukken kan maken.
bijv.) Windows XP 32 bits
Selecteer cd-romstation
Printer
PC_MONO
WINXP_2000_VISTA-32
11
Selecteer
***.inf
en klik op
Openen
.
12
Klik op
OK
in het venster
Installeren vanaf schijf
.
13
Selecteer een stuurprogramma voor zwart-witafdrukken in het veld
Printers
en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: Als u vroeger al eens een stuurprogramma voor zwart-
witafdrukken hebt geïnstalleerd, gebruikt u het venster
Bestaand
stuurprogramma gebruiken
. Selecteer het stuurprogramma zoals in
het venster beschreven en klik op
Volgende
. Afhankelijk van de
configuratie van uw computer verschijnt mogelijk het venster voor het
delen van de printer of het venster voor het afdrukken van een
testpagina. Maak de gewenste keuze.
14
Voer de naam van de printer in en klik op
Volgende
.
15
Klik op
Voltooien
om te beginnen met de installatie van een
printerstuurprogramma voor zwart-witafdrukken.
OPMERKING
: Als uw printer verbonden is met een netwerk, opent u de
Eigenschappen
van de printer, selecteert u het tabblad
Poorten
, klikt
u op
Poort toevoegen
en
Standaard TCP/IP-poort
, en creëert u een
nieuwe poort om de printer op aan te sluiten. Om een nieuwe poort te
creëren, volgt u de procedure die beschreven is in het venster van de
wizard.
Standaard afdrukinstellingen
13
2 Standaard afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken
in Windows beschreven.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Documenten afdrukken
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Printerinstellingen
- Tabblad Lay-out
- Tabblad Papier
- Tabblad Grafisch
- Tabblad Extra
- Tabblad Info
- Tabblad Printer
- Favorieten
- De Help-functie
Documenten afdrukken
NB
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma
in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster
dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel
dezelfde onderdelen.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit
met besturingssysteem in de printerhandleiding.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Als u een optie selecteert bij de printereigenschappen verschijnt
mogelijk een uitroepteken of het teken . Een uitroepteken wil
zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren, maar dat deze niet
wordt aanbevolen en wil zeggen dat u deze optie niet kunt
selecteren vanwege de instellingen of omgeving van het apparaat.
De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u moet
volgen om vanuit een Windows-programma af te drukken. De exacte
procedure kan per programma verschillen. Raadpleeg de handleiding
van uw softwaretoepassing voor de exacte afdrukprocedure.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
. Het venster
Afdrukken verschijnt. Dit kan, afhankelijk van het gebruikte
programma, enigszins afwijken van onderstaande illustratie.
U kunt de belangrijkste afdrukinstellingen selecteren in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren
en het afdrukbereik.
3
Selecteer
de printer
in de keuzelijst
Naam
.
4
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken,
klikt u op
Eigenschappen
of
Voorkeursinstellingen
in het
afdrukvenster van de toepassing. Meer informatie vindt u op
“Printerinstellingen” op pagina 14.
Als
Instellen
,
Printer
of
Opties
voorkomen in het afdrukvenster,
klikt u daarop. Klik in het volgende venster op
Eigenschappen
.
5
Klik op
OK
om het venster met printereigenschappen te sluiten.
6
Klik in het venster Afdrukken op
OK
of
Afdrukken
om de afdruktaak
te starten.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als
een bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1
Schakel het selectievakje
Afdrukken naar bestand
in het venster
Afdrukken
in.
2
Selecteer een map, wijs een naam toe aan het bestand en klik op
OK
.
Zorg ervoor dat de printer
is geselecteerd.
Standaard afdrukinstellingen
14
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot
alle informatie die u nodig hebt als u de printer gebruikt. Als de
printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen
die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen.
Afhankelijk van het besturingssysteem kan het venster Eigenschappen
van de printer er anders uitzien. Deze softwarehandleiding geeft het
venster Eigenschappen van Windows XP weer.
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u
aanvullende Windows-tabbladen openen (zie de handleiding van
Windows) en het tabblad Printer (zie “Tabblad Printer” op pagina 17).
NB
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst de
afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen instellingen
die u daar niet vindt, aan te passen in het printerstuurprogramma.
Deze instellingen gelden zolang u uw programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven
,
brengt u ze aan in de map Printers.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop
Start
van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
van het printerstuurprogramma en selecteer
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
Tabblad Lay-out
Het tabblad
Lay-out
bevat opties waarmee u de weergave
van het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen.
Onder
Lay-outopties
hebt u de keuze uit
Meerdere pagina’s per
kant
en
Poster afdrukken
. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Afdrukstand
Met behulp van
Afdrukstand
kunt u de richting selecteren waarin
informatie wordt afgedrukt op een pagina.
Staand
drukt af over de breedte van de pagina, zoals in een brief.
Liggend
drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een
spreadsheet.
Met behulp van
Draaien
kunt u de pagina het opgegeven aantal
graden draaien.
Lay-outopties
Via
Lay-outopties
kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren.
U hebt de keuze uit
Meerdere pagina’s per kant
en
Poster afdrukken
.
Voor meer informatie, zie
“Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)” op pagina 19.
Voor meer informatie, zie
“Posters afdrukken” op pagina 20.
Voor meer informatie, zie
“Boekjes afdrukken” op pagina 20.
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
biedt u de mogelijkheid om op beide zijden van
het papier af te drukken.
Als deze optie niet wordt
weergegeven, beschikt uw printer niet over deze
functie.
Liggend
Staand
Standaard afdrukinstellingen
15
Voor meer informatie, zie
“Afdrukken op beide zijden van
het papier” op pagina 21.
Tabblad Papier
De volgende opties voor papierinstellingen zijn beschikbaar in het
eigenschappenvenster van de printer. Zie “Documenten afdrukken”
op pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Papier
om toegang te krijgen
tot de printereigenschappen.
Exemplaren
In het veld
Exemplaren
kunt u aangeven hoeveel exemplaren
u wilt afdrukken. U kunt een aantal tussen 1 en 999 invullen.
Papieropties
Formaat
In het veld
Formaat
stelt u in welk formaat papier in de lade ligt.
Als het vereiste formaat niet in het vak
Formaat
staat, klikt u op
Aangepast
.
Het venster
Instelling aangepast papier
verschijnt.
Vul het papierformaat in en klik op
OK
. De instelling verschijnt
in de lijst zodat u deze kunt selecteren.
Invoer
Controleer of bij
Invoer
de juiste papierlade is gekozen.
Kies voor
Handmatige invoer
als u op speciaal materiaal wilt afdrukken,
zoals enveloppen of transparanten. Plaats één vel tegelijk in de handmatige
invoer of de multifunctionele lade.
Als de papierinvoer is ingesteld op
Automatisch selecteren
, gebruikt
de printer de laden automatisch in deze volgorde: handmatige invoer
of multifunctionele lade, lade 1, optionele lade 2.
Type
Stel
Type
in volgens het papier in de lade van waaruit u wenst af te
drukken. Zo krijgt u de beste afdruk. Doet u dit niet, zal de afdrukkwaliteit
mogelijk niet aan uw verwachtingen beantwoorden.
Katoen
: 75~90 g/m
2
katoenpapier zoals Gilbert 25% en Gilbert 100%.
Normaal papier
: gewoon papier. Selecteer dit type indien u een
zwartwitprinter heeft en afdrukt op katoenpapier van 60 g/m
2
.
Kringlooppapier
: gerecycleerd papier van 75~90 g/m
2
.
Gekleurd papier
: gekleurd papier van 75~90 g/m
2
.
Dik papier
: dik papier met een gewicht tussen 90 en 105 g/m
2
.
Dun papier
: dun papier met een gewicht tussen 60 en 70 g/m
2
.
Bankpost
: kies deze optie als u bankpost gebruikt.
Archiefpapier
: kies deze optie als u de afdrukken geruime tijd wilt
bewaren (bijvoorbeeld in een archief).
Eerste pagina
Via deze vervolgkeuzelijst kunt u de eerste pagina afdrukken op een ander
type papier dan de rest van het document. U kunt de lade voor de eerste
pagina selecteren.
Plaats bijvoorbeeld dik papier voor de eerste pagina in de multifunctionele
lade en normaal papier in lade 1. Selecteer vervolgens
Lade 1
voor de
optie
Invoer
en
Multifunctionele lade
voor de optie
Eerste pagina
.
Als
deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer
niet over deze functie.
Afdruk aanpassen
Met
Afdruk aanpassen
kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig
schalen op een pagina. U hebt de keuze uit
Geen
,
Verkleinen/Vergroten
en
Aan pagina aanpassen
.
Voor meer informatie, zie
“Documenten vergroot of verkleind afdrukken”
op pagina 21.
Voor meer informatie, zie
“Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen” op pagina 21.
Standaard afdrukinstellingen
16
Tabblad Grafisch
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13 voor
meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Grafisch
om het onderstaande venster te openen.
Kwaliteit
Welke resolutieopties u kunt selecteren, hangt mogelijk
af van het printermodel.
hoe scherper tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan het bovendien
iets langer duren voordat het document is afgedrukt.
Kleurmodus
U kunt kleuropties kiezen. De instelling
Kleur
levert gewoonlijk de beste
afdrukkwaliteit op voor documenten in kleur. Als u een kleurendocument in
grijstinten wilt afdrukken, selecteert u
Grijstinten
. Selecteer
Handmatig
en klik op de knop
Kleuraanpassing
Kleuraanpas.
als u de kleuropties
handmatig wilt aanpassen.
Exemplaren
: Als u deze optie wilt gebruiken, moet u eerst het totale
aantal exemplaren instellen op het tabblad
Papier
. Als u verschillende
exemplaren wilt afdrukken, waarvan sommige in kleur en andere in
grijstinten, gebruikt u deze optie en selecteert u het aantal exemplaren in
grijstinten.
Kleuraanpassing
: u kunt aanpassen hoe afbeeldingen worden
weergegeven door de instellingen in de optie
Levels
te wijzigen.
Kleuraanpas.
: u kunt de afdrukkleuren aanpassen aan de kleuren van
uw scherm met de optie
Settings
.
Geavanceerde opties
Om de geavanceerde opties in te stellen, klikt u op
Geavanceerde
opties
.
Rastercompressie
: Deze optie bepaalt het compressieniveau van
afbeeldingen voor de overdracht van gegevens van een computer naar
een printer. Als u deze optie instelt op Maximaal, ligt de afdruksnelheid
hoger maar de afdrukkwaliteit lager.
Deze functie is alleen
beschikbaar als u het PCL 6-printerstuurprogramma gebruikt.
TrueType-opties
:
deze optie bepaalt wat het stuurprogramma
de printer doorgeeft over het afbeelden van de tekst in uw document.
Pas deze opties eventueel aan uw document aan.
Deze functie is
alleen beschikbaar als u het PCL 6-printerstuurprogramma
gebruikt.
-
Downloaden als contour
: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw document
voorkomen maar nog niet in uw printer zijn opgeslagen. Als u
constateert dat de lettertypen niet juist zijn afgedrukt, kiest u
Downloaden als bitmapafbeelding en drukt u het document nogmaals
af. De instelling Downloaden als bitmapafbeelding is vaak handig als u
afdrukt vanuit Adobe.
Deze functie is alleen beschikbaar als u het
PCL 6-printerstuurprogramma gebruikt.
-
Downloaden als bitmap
: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de lettertypegegevens als bitmapafbeeldingen.
Documenten met complexe lettertypen (bijv. Koreaanse of Chinese
lettertypen) of verschillende soorten lettertypen worden met deze
instelling sneller afgedrukt.
Deze functie is alleen beschikbaar als
u het PCL 6-printerstuurprogramma gebruikt.
-
Grafisch afdrukken
:
als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma alle lettertypen als afbeeldingen. Zo verhoogt
u mogelijk de afdruksnelheid bij documenten met veel afbeeldingen
en betrekkelijk weinig TrueType-lettertypes.
Deze functie is alleen
beschikbaar als u het PCL 6-printerstuurprogramma gebruikt.
Alle tekst zwart afdrukken
:
als
Alle tekst zwart afdrukken
is geselecteerd, wordt alle tekst in uw document zwart afgedrukt,
ongeacht de kleur waarin de tekst op het scherm wordt weergegeven.
Alle tekst donkerder afdrukken
:
als het selectievakje
Alle tekst
donkerder afdrukken
ingeschakeld is, wordt alle tekst in uw document
donkerder afgedrukt dan normaal.
(alleen CLX-6200ND, CLX-
6200FX, CLX-6210FX.)
Grijsschaaluitbreiding
: Druk op het tabblad
Intelligente kleuren
.
Hiermee kunnen gebruikers de details van natuurfoto's bewaren en het
contrast en de leesbaarheid tussen grijscontrasten verbeteren bij het
afdrukken in grijswaarden van gekleurde documenten.
Fijne randen
: Druk op het tabblad
Intelligente kleuren
. Hiermee
kunnen gebruikers tekstranden en fijne lijnen accentueren voor een
betere leesbaarheid en elke kleurkanaalregistratie in
kleurenafdrukmodus uitlijnen.
(alleen CLX-6200ND, CLX-
6200FX, CLX-6210FX.)
Standaard afdrukinstellingen
17
Tabblad Extra
Op dit tabblad selecteert u de uitvoeropties voor documenten.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13 voor meer informatie
over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Extra
om toegang te krijgen tot de volgende functies:
Watermerk
U kunt een afbeelding maken die als achtergrondtekst op elke pagina
in het document wordt afgedrukt.
Voor meer informatie, zie
“Watermerk
afdrukken” op pagina 22.
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier
of formulieren.
Voor meer informatie, zie
“Overlay afdrukken” op pagina 23.
Uitvoeropties
Afdruksubset
: u kunt instellen in welke volgorde de pagina's moeten
worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
-
Normaal (1, 2, 3)
: de printer drukt alle pagina's af van de eerste tot de
laatste pagina.
-
Alle pagina’s omkeren (3,2,1)
: de printer drukt alle pagina's af van
de laatste tot de eerste pagina.
-
Oneven pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een oneven bladnummer af.
-
Even pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een even bladnummer af.
Printerlettertypen gebruiken
: als deze optie is ingeschakeld, gebruikt
de printer bij het afdrukken van uw document de lettertypen die in het
geheugen zijn opgeslagen en worden de lettertypen die in uw document
worden gebruikt niet gedownload. Omdat het downloaden van lettertypen
enige tijd in beslag neemt, verlopen afdruktaken mogelijk sneller als
u deze optie selecteert. Als u deze optie inschakelt, probeert de printer
lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk
overeenkomen met de lettertypen in het document. Als u in uw document
echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken van de lettertypen in het
geheugen van de printer, zal de afdruk er heel anders uitzien dan het
document op het scherm.
Deze functie is alleen beschikbaar als
u het PCL 6-printerstuurprogramma gebruikt.
Opslaan als formulier voor overlay
: selecteer deze optie als u het
document als formulierbestand wilt opslaan (C:\FORMOVER\*.FOM).
Als u deze optie inschakelt, vraagt het printerstuurprogramma telkens
wanneer u afdrukt om de bestandsnaam en het bestemmingspad. Als u
de bestandsnaam en het pad van tevoren wilt instellen, klikt u op de knop
in het vak Uitvoeropties en geeft u een bestandsnaam en pad op.
Deze functie is alleen beschikbaar als u het PCL 6-
printerstuurprogramma gebruikt.
Taakinstelling
In het dialoogvenster
Taakinstelling
kunt u selecteren of het bestand moet
worden afgedrukt of opgeslagen via de optionele vaste schijf.
Sommige
printers ondersteunen deze functie niet.
Gebruik van de on line Help
Klik voor meer informatie over
Taakinstelling
op in de
rechterbovenhoek van het venster. Het Help-venster
Taakinstelling
wordt geopend.?In dit venster wordt Help-informatie over de
Taakinstelling
weergegeven.
Tabblad Info
Op het tabblad
Info
worden de copyrightinformatie en het versienummer
van het stuurprogramma weergegeven. Als u beschikt over een
internetbrowser, kunt u een verbinding maken met het internet door
op het website-pictogram te klikken. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Tabblad Printer
Als u het venster Printereigenschappen opent via de map
Printers
,
is het tabblad
Printer
beschikbaar. Hier stelt u de printerconfiguratie in.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
1
Klik op de knop
Start
van Windows.
2
Selecteer
Printers en faxapparaten
.
3
Selecteer het pictogram van
het printerstuurprogramma
.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
Eigenschappen
.
5
Klik op het tabblad
Printer
en stel de gewenste opties in.
Standaard afdrukinstellingen
18
Favorieten
Via de optie
Favorieten
, die u terugvindt op elk tabblad Eigenschappen,
kunt u de huidige instellingen opslaan voor later gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan
Favorieten
:
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Geef in het invoervenster
Favorieten
een naam aan deze
instellingen.
3
Klik op
Opslaan
.
Wanneer u instellingen opslaat onder
Favorieten
, worden
alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de
vervolgkeuzelijst
Favorieten
. De printer is nu ingesteld om af te drukken
volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt
u op
Verwijderen
.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het
stuurprogramma door
Printerstandaard
te selecteren in de lijst.
De Help-functie
De printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop
Help
in het eigenschappenvenster van de printer. Deze Help-functie geeft
gedetailleerde informatie over de functies die het stuurprogramma
van de printer biedt.
U kunt ook klikken op in de rechterbovenhoek van het venster
en vervolgens op een instelling.
Geavanceerde afdrukinstellingen
19
3 Geavanceerde
afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en geavanceerde afdruktaken
beschreven.
O
PMERKING
:
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel)
Posters afdrukken
Boekjes afdrukken
Afdrukken op beide zijden van het papier
Documenten vergroot of verkleind afdrukken
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
Watermerk afdrukken
Overlay afdrukken
Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)
U kunt aangeven hoeveel pagina’s u op één vel wilt afdrukken.
Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s
verkleind en in de aangegeven volgorde gerangschikt. Het maximum
is 16 pagina’s per vel.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer
Pagina’s per vel
in de keuzelijst
Type lay-out
op het
tabblad
Lay-out
.
3
Geef in de keuzelijst
Pagina’s per vel
aan hoeveel pagina's
u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4
Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Afdrukvolgorde
.
Markeer het selectievakje
Paginakaders afdrukken
als u een rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken.
5
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
6
Klik op
OK
en druk het document af.
1 2
3 4
Geavanceerde afdrukinstellingen
20
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken op 4,
9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt plakken
om er zo een poster van te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Lay-out
en selecteer
Poster afdrukken
in de keuzelijst
Type lay-out
.
3
Kies de instellingen voor de poster:
Voor de pagina-indeling kunt u kiezen uit
Poster
Poster<2x2>
,
Poster<3x3>
,
Poster<4x4>
. Als u
Poster<2x2>
selecteert, wordt de afdruk automatisch over
4 vellen gespreid.
Geef een overlap in millimeter of inch op zodat de vellen
gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
5
Klik op
OK
en druk het document af. U kunt de poster voltooien
door de vellen aan elkaar te plakken.
0,15 inch
0,15 inch
Boekjes afdrukken
Met deze printerfunctie kunt u een document op beide zijden van het
papier afdrukken en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het
afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster met de printereigenschappen.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer
Boekje afdrukken
in de keuzelijst
Type
op het tabblad
Type lay-out
.
O
PMERKING
: De optie
Boekje afdrukken
is niet voor elk
papierformaat beschikbaar. Om na te gaan of deze functie beschikbaar
is voor uw papierformaat, selecteert u het papierformaat in de optie
Formaat
op het tabblad
Papier
, waarna u controleert of het item
Boekje afdrukken
in de vervolgkeuzelijst
Type lay-out
op het tabblad
Lay-out
actief is.
3
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
4
Klik op
OK
en druk het document af.
5
Vervolgens kunt u de pagina's vouwen en nieten.
8
9
8
9
Geavanceerde afdrukinstellingen
21
Afdrukken op beide zijden van het
papier
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier. Voordat u afdrukt,
moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven.
U kunt kiezen uit de volgende opties:
Printerinstelling
: als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald
door de instelling in het configuratiescherm van de printer.
Als deze
optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer
niet over deze functie.
Geen
Lange zijde
, de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden.
Korte zijde
, het type dat vaak wordt gebruikt voor kalenders.
Omgekeerd dubbelzijdig
:
hiermee kunt de algemene afdrukvolgorde
in plaats van de dubbelzijdige selecter
en.
Als deze optie niet
wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over
deze functie.
O
PMERKING
: Druk niet af op beide zijden van etiketten,
transparanten, enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen
veroorzaken en de printer beschadigen.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
“Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer de afdrukstand op het tabblad
Lay-out
.
3
Selecteer in het vak
Dubbelzijdig afdrukken
de gewenste
dubbelzijdige afdrukoptie.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: als uw printer geen unit voor dubbelzijdig afdrukken
heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt dan
eerst om de andere pagina van het document af. Zodra u de eerste
zijde van de taak hebt afgedrukt, wordt er een venster weergegeven.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.
Lange zijde
Korte zijde
25
3
2
5
3
2
5
3
2
5
3
Documenten vergroot of verkleind
afdrukken
U kunt de inhoud van een pagina groter of kleiner afdrukken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer
Verkleinen/Vergroten
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Voer in het veld
Percentage
de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook klikken op of .
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document.
Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer
Aan pagina aanpassen
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst
Afdrukpapier
.
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
A
Geavanceerde afdrukinstellingen
22
Watermerk afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u over een bestaand document heen een
diagonale tekst afdrukken. U kunt bijvoorbeeld diagonaal over de eerste
pagina of op alle pagina’s van een document in grote grijze letters
“CONCEPT” of “VERTROUWELIJK” afdrukken.
Er worden verschillende vooraf gedefinieerde watermerken bij de printer
geleverd. U kunt deze watermerken wijzigen, of u kunt nieuwe
watermerken toevoegen aan de lijst.
Bestaand watermerk gebruiken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Extra
en selecteer het gewenste watermerk
in de keuzelijst
Watermerk
. Het geselecteerde watermerk wordt
weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte
pagina er zal uitzien.
Nieuw watermerk maken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Watermerk
.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Typ tekst in het vak
Tekst in watermerk
. De tekst mag maximaal
uit 40 tekens bestaan. De tekst wordt in het voorbeeldvenster
getoond.
Als u
Alleen eerste pagina
aankruist, wordt het watermerk
alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4
Selecteer de watermerkopties.
U kunt de naam, stijl, grootte en het grijstintenniveau van het
lettertype aangeven onder
Lettertypekenmerken
en de hoek
van het watermerk instellen onder
Hoek tekst
.
5
Klik op
Toevoegen
om het nieuwe watermerk aan de lijst
toe te voegen.
6
Nadat u klaar bent met bewerken, klikt u op
OK
en drukt
u het document af.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u
(Geen watermerk)
in de keuzelijst
Watermerk
.
Watermerk bewerken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Watermerk
.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst
Huidige
watermerken
en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4
Klik op
Bijwerken
als u de wijzigingen op wilt slaan.
5
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Watermerk verwijderen
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder Watermerk.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst
Huidige watermerken
het watermerk
dat u wilt verwijderen en klik op
Verwijderen
.
4
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Geavanceerde afdrukinstellingen
23
Overlay afdrukken
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van
de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die
kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document. Overlays worden
vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats
daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat
en geeft u aan de printer door welke overlay voor uw document gebruikt
moet worden. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt
afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in de printer
te plaatsen. U hoeft alleen maar aan te geven dat de printer de
briefhoofdoverlay moet afdrukken op uw document.
Nieuwe overlay maken
Voordat u een overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe overlay
samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de adresgegevens
van uw bedrijf of een afbeelding bevat.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor
de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding
precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet worden.
2
Ga naar de printereigenschappen als u het document als een
overlay wilt opslaan. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
3
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Overlay
.
4
Klik in het venster Overlay bewerken op
Overlay maken
.
5
In het venster Overlay maken voert u in het vak
Bestandsnaam
een naam van maximaal 8 posities in. Selecteer eventueel het
pad naar de bestemming (standaard is dit C:\Formover).
6
Klik op
Opslaan
. De naam verschijnt in het vak
Lijst van overlays
.
7
Klik op
OK
of
Ja
als u klaar bent met het maken van de overlay.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen
op de vaste schijf van uw computer.
O
PMERKING
: het documentformaat van de overlay moet hetzelfde
zijn als de documenten die u met de overlay afdrukt. Stel geen overlays
met watermerken samen.
WORLD BEST
Dear ABC
Regards
WORLD BEST
Overlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw document
afdrukken. Dit doet u als volgt:
1
Open een document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw
document aan.
2
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
3
Klik op het tabblad
Extra
.
4
Selecteer de gewenste overlay in de keuzelijst
Overlay
.
5
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst
Overlay
voorkomt, klikt u op
Bewerken
en op
Overlay laden
en selecteert
u het overlaybestand.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden via het venster
Overlay laden
.
Klik op
Openen
als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak
Lijst van overlays
en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de keuzelijst
Lijst van overlays
.
6
Klik, indien nodig, op
Overlay bevestigen voor afdrukken
.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer
u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin
u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw document
wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd
geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op
uw document.
7
Klik op
OK
of
Ja
totdat het afdrukken wordt gestart.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak
gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
O
PMERKING
: de resolutie van het overlaydocument moet dezelfde
zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Overlay verwijderen
U kunt paginaoverlays die u niet meer gebruikt verwijderen.
1
Klik in het venster met de printereigenschappen op het tabblad
Extra
.
2
Klik op
Bewerken
onder
Overlay
.
3
Selecteer in de
Lijst van overlays
de overlay die u wilt verwijderen.
4
Klik op
Overlay verwijderen
.
5
Wanneer er een venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd, klikt u op
Ja
.
6
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Windows PostScript-stuurprogramma
24
4 Windows PostScript-
stuurprogramma
Dit onderwerp is van belang als u het PostScript-stuurprogramma op de
cd-rom van het systeem wilt gebruiken om een document af te drukken.
PPD's bieden in combinatie met het PostScript-stuurprogramma
toegang tot de printerfuncties en stellen de computer ertoe in staat
om met de printer te communiceren. Een installatieprogramma voor
de PPD's vindt u op de bijgeleverde software-cd-rom.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot alle opties
die u nodig hebt wanneer u de printer gebruikt. Als de printereigenschappen
worden weergegeven, kunt u de instellingen die u voor de afdruktaak
nodig hebt, controleren en wijzigen.
Hoe het venster met de printereigenschappen er uitziet, hangt
af van het besturingssysteem. In deze softwarehandleiding wordt
het eigenschappenvenster van Windows XP weergegeven.
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
NB
:
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst
de afdrukinstellingen in de softwaretoepassing te wijzigen en alleen
instellingen die u daar niet vindt aan te passen in het
printerstuurprogramma.
Deze instellingen gelden zolang u het programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven,
brengt u ze aan in de map Printers.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de
gebruikershandleiding of on line Help van Windows voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop
Start
van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printer-
stuurprogramma en selecteer Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
Geavanceerd
Als u de geavanceerde opties wilt gebruiken, klikt u op de knop
Geavanceerd
.
Papier/uitvoer
: met deze optie selecteert u het papierformaat in de lade.
Grafisch
: met deze optie regelt u de afdrukkwaliteit voor specifieke
afdruktaken.
Documentopties
: met deze opties stelt u de PostScript-opties
of -printerfuncties in.
De Help-functie
U kunt klikken op in de rechterbovenhoek van het venster en
vervolgens op een instelling.
Werken met Hulpprogramma Direct afdrukken
25
5
Werken met Hulpprogramma
Direct afdrukken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met Hulpprogramma Direct afdrukken
PDF-bestanden kunt afdrukken zonder ze te openen.
O
PGELET
:
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking uit
en probeer opnieuw af te drukken.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die worden beschermd met
een wachtwoord. Schakel de functie voor het wachtwoord uit
en probeer opnieuw af te drukken.
Afhankelijk van hoe het PDF-bestand is gemaakt, is het misschien
niet mogelijk het bestand af te drukken met het
programma
Hulpprogramma Direct afdrukken
.
Het is afhankelijk van de installatie van een vaste schijf in de printer
of PDF-bestanden kunnen worden afgedrukt met het programma
Hulpprogramma Direct afdrukken
.
Het programma
Hulpprogramma Direct afdrukken
ondersteunt
PDF versie 1.4 en lager. Bestanden van een hogere versie moet u
openen om ze te kunnen afdrukken.
Overzicht van Hulpprogramma Direct
afdrukken
Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden
rechtstreeks naar uw printer stuurt zonder dat u deze bestanden hoeft te
openen. De gegevens worden via de Windows-spooler en de poort van het
printerstuurprogramma verzonden. Alleen PDF-documenten worden
ondersteund.
Als u dit programma wilt installeren, moet u de optie
Aangepast (
of
Aangepaste installatie
) en vervolgens dit programma selecteren
wanneer u het printerstuurprogramma installeert.
Afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken
met Hulpprogramma Direct afdrukken.
Vanuit het venster Hulpprogramma Direct
afdrukken
1
Kies in het menu
Start
de optie
Programma‘s
of
Alle
Programma‘s
Hulpprogramma Direct afdrukken
Hulpprogramma Direct afdrukken
.
Of dubbelklik op het pictogram Hulpprogramma Direct afdrukken
op uw bureaublad.
Het venster Direct afdrukken wordt geopend.
2
Selecteer de gewenste printer onder Printer selecteren en klik op
Bladeren
.
3
Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en klik op
Openen
.
Het PDF-bestand wordt nu toegevoegd aan de lijst in het veld
Bestanden selecteren.
4
Pas de printerinstellingen naar wens aan.
Zie hieronder.
5
Klik op
Afdrukken
.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden.
Via het snelkoppelingspictogram
1
Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en sleep het naar
het pictogram Hulpprogramma Direct afdrukken op uw bureaublad.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de standaardprinter
verzonden.
O
PMERKING
:
als de standaardprinter Hulpprogramma Direct
afdrukken niet ondersteunt, wordt er een berichtvenster geopend
waarin u wordt gevraagd een geschikte printer te selecteren.
Selecteer de juiste printer in het veld Printer selecteren.
2
Pas de printerinstellingen naar wens aan.
3
Klik op
Afdrukken
.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden.
Via het contextmenu
1
Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt
afdrukken en kies
Direct afdrukken
.
Het venster Direct afdrukken wordt geopend. Het PDF-bestand is
hierin al toegevoegd.
2
Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
3
Pas de printerinstellingen naar wens aan. Zie hieronder.
4
Klik op
Afdrukken
.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden.
Een lokale printer delen
26
6 Een lokale printer delen
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde
computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de Windows-
gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
O
PMERKINGEN
:
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
Zie Compatibiliteit met besturingssysteem onder Printerspecificaties
in de printerhandleiding.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Instellen als hostcomputer
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
Selecteer in het menu
Start
de optie
Printers en faxapparaten
.
3
Dubbelklik op
het pictogram van het printerstuurprogramma
.
4
Selecteer
Delen
in het menu
Printer
.
5
Schakel het selectievakje
Deze printer delen
in.
6
Typ een naam in het veld
Deelnaam
en klik vervolgens op
OK
.
Instellen als clientcomputer
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop
Start
in Windows en
selecteer
Verkenner
.
2
Selecteer
Mijn netwerklocaties
en klik met de rechtermuisknop op
Zoeken naar computers
.
3
Typ het IP-adres van de hostcomputer in het veld
Computernaam
en klik op
Zoeken
. (Als de hostcomputer om een
Gebruikersnaam
en een
Wachtwoord
vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.)
4
Dubbelklik op
Printers en faxapparaten
.
5
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
Verbinding maken
.
6
Klik op
Ja
als wordt gevraagd of u de installatie wilt uitvoeren.
Scannen
27
7 Scannen
U kunt het apparaat als scanner gebruiken om uw foto’s en teksten om
te zetten in digitale bestanden die u met uw computer kunt bewerken.
U kunt deze bestanden faxen of e-mailen, op uw website zetten of
opnemen in projecten die u kunt afdrukken met behulp van Samsung
SmarThru-software of het WIA-stuurprogramma.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Scannen met Samsung SmarThru Office
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
Scannen via het WIA-stuurprogramma
NB
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit met
besturingssysteem in de printerhandleiding.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren,
zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte,
het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de
instellingen van de bitdiepte. Het kan daarom afhankelijk van
uw systeem en het te scannen object onmogelijk blijken met een
specifieke resolutie te scannen, vooral als er met verbeterde dpi
wordt gewerkt.
Scannen met Samsung
SmarThru
Office
Samsung
SmarThru
is de software die standaard wordt geleverd bij uw
apparaat. U kunt
SmarThru
gebruiken om afbeeldingen of documenten
te scannen met lokale scanners of netwerkscanners.
Werken met Samsung SmarThru Office
Volg de onderstaande stappen om met
SmarThru
te scannen:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer ingeschakeld zijn en
met elkaar zijn verbonden.
2
Leg uw foto of pagina op de glasplaat of voer deze via
de DADI (of ADI) in.
3
Na de installatie van Samsung
SmarThru Office
wordt het
pictogram voor
SmarThru Office
weergegeven op het bureaublad.
Dubbelklik op het pictogram
SmarThru Office
.
Het venster
SmarThru Office
wordt geopend.
Werkbalk
: met behulp van de pictogrammen voor
snelkoppelingen kunt u bepaalde functies activeren, bijvoorbeeld
Scan
,
Søg
, enz.
Werkgebied
-
SmarThru Desktop
: aangemaakt in de standaard Windows-
map Mijn documenten.
-
Sorter på disk
: bestanden in de mappen die niet zijn
geïndexeerd, worden niet weergegeven in het gedeelte
Sorter
på disk
. Sorteercriteria zijn Dato, Filtyper, Senest anvendt.
Als u een map wilt toevoegen aan de index, drukt u op het
menu
Bewerken
Indstillinger
Stikordsregister
.
De snelheid waarmee de toegevoegde mappen met bestanden
worden weergegeven, is afhankelijk van de snelheid van de
computer en het aantal toegevoegde mappen met bestanden.
O
PMERKINGEN
:
Voor het indexeren van, en zoeken in PDF-bestanden moet
u Adobe Acrobat Reader 7.0.5 of hoger installeren.
U kunt ook de index- en zoekfuncties bij
SmarThru
gebruiken die
worden ondersteund door Microsoft Indexing Service.
De Indexing Service wordt ondersteund door Windows 2000 en
hoger, dat wil zeggen dat gebruikers van Windows 98/Me/NT 4.0 niet
over deze functionaliteit beschikken.
-
Windows-mapper
: stelt de gebruiker in staat
te navigeren door mappen en bestanden.
- Het rechter deelvenster: geeft de inhoud van de geselecteerde
map weer.
Dubbelklik op dit pictogram.
Werkbalk
Werkgebied
Naar Taakbalk
Scannen
28
Naar Taakbalk
: voer de bijbehorende toepassing direct uit. Sleep
de geselecteerde bestanden naar de knop van de desbetreffende
toepassing.
-
Send via e-mail
: documenten via e-mail verzenden terwijl u
werkt in
SmarThru
.
Als u een gescande afbeelding of een gescand document per e-
mail wilt verzenden, moet u een e-mailprogramma hebben zoals
Outlook Express en moet uw e-mailaccount in dit programma zijn
ingesteld.
-
Send via FTP
: een documentbestand uploaden naar een
fileserver terwijl u werkt in
SmarThru
.
-
Send via fax
: documenten verzenden via lokale Lokal fax of
Netværkfax terwijl u werkt in
SmarThru Office
.
4
Klik op
Scan
op de werkbalk of in het venster van
SmarThru
Office
.
O
PMERKINGEN
:
In Windows XP kunt u het startprogramma van
SmarThru
gebruiken,
weergegeven rechts op de Taakbalk,
om het venster
Scanningsindstilling
snel te openen.
Bij besturingssystemen anders dan Windows XP klikt u op het
pictogram SmarThru in het systeemvak op de Taakbalk van
Windows om het startprogramma van
SmarThru
te activeren.
Scanningsindstilling
biedt de volgende mogelijkheden:
Vælg scanner
: lokale scanner of netwerkscanner selecteren.
Scaninstellingen aanpassen.
Klik hierop om met scannen te beginnen.
- Lokale scan: na het scannen via de parallelle poort of de
USB-poort kunt u de uitvoer van de scan opslaan in een
afbeeldingsbestand of een document.
- Netwerkscan: na het scannen via het netwerk kunt u de uitvoer
van de scan opslaan als JPEG-, TIFF- of PDF-bestand.
Als u de netwerkscanner wilt gebruiken, dient u
Netwerkscanbeheer
op uw computer te installeren en de
scanner in dat programma te registreren. Zie het hoofdstuk
Scannen in de gebruikershandleiding.
Scaninstellingen
: aanpassen van instellingen voor Beeldtype,
Resolutie, Scangrootte, Papierinvoer.
Scan To
: aanpassen van instellingen voor Bestandsnaam,
Bestandsindeling, OCR-taal.
5
Klik op
Scan
om met scannen te beginnen.
O
PMERKING
:
Als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op
Cancel
.
Deïnstalleren van Samsung
SmarThru
Office
O
PMERKING
:
Sluit alle toepassingen op de computer voordat u de
de-installatie start.
1
Selecteer in het menu
Start
de optie
Programma’s
.
2
Selecteer
SmarThru Office
en vervolgens
Uninstall SmarThru
4
.
3
Lees de verklaring en klik op
OK
om ermee akkoord
te gaan.
4
Klik op
Finish
.
Helpaanwijzingen op het scherm
Klik voor meer informatie over SmarThru op in de rechterbovenhoek
van het venster. Het venster SmarThru Help wordt geopend en u kunt de
helpaanwijzingen van het programma SmarThru op het scherm zien.
Scannen
29
Scannen met een TWAIN-compatibel
programma
Als u documenten met andere programma's wilt scannen, moeten
deze TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe Photoshop. Wanneer u voor
het eerst gaat scannen met een ander programma, moet u het apparaat
in dit programma als TWAIN-bron selecteren.
Als u wilt scannen, voert u de volgende stappen uit:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer aan staan en goed
met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
3
Open uw programma, bijvoorbeeld PhotoDeluxe of Photoshop.
4
Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5
Scan het origineel en sla de afbeelding op.
OPMERKING
: u moet de instructies van het desbetreffende programma
opvolgen om een afbeelding te kunnen produceren. Zie hiervoor de
gebruikershandleiding van de toepassing.
Scannen via het WIA-stuurprogramma
Het apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma voor het scannen
van afbeeldingen. WIA is een van de standaardonderdelen van Microsoft
Windows
XP voor de ondersteuning van digitale camera's en scanners.
In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-
stuurprogramma zonder aanvullende software afbeeldingen gemakkelijk
scannen en bewerken.
OPMERKING
: het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows
XP/Vista als er een USB-poort beschikbaar is.
Windows XP
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
2
Ga vanuit het menu
Start
op het bureaublad naar
Instellingen
,
Configuratiescherm
en vervolgens
Scanners en camera’s
.
3
Dubbelklik op het pictogram van het
printerstuurprogramma
.
De wizard Scanner en camera verschijnt.
4
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op
Voorbeeld
om te zien
welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
5
Klik op
Volgende
.
6
Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer een
bestandsindeling en een opslaglocatie voor de afbeelding.
7
Volg de aanwijzingen op het scherm als u de afbeelding wilt
bewerken nadat deze op uw computer is opgeslagen.
Scannen
30
Windows Vista
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
2
Klik op
Start
Configuratiescherm
Hardware en geluiden
Scanners en camera’s
.
3
Klik op
Een document of foto scannen
. De toepassing
Windows
Faxen en scannen
wordt automatisch geopend.
OPMERKING
: Klik op
Scanners en camera’s weergeven
om de
scanners te bekijken.
4
Klik op
Scannen
om het scannerstuurprogramma te openen.
5
Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op
Voorbeeld
om te zien hoe
uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden.
6
Klik op
Scannen
.
O
PMERKING
: als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op Stop
in de wizard Scanner en camera.
Smart Panel gebruiken
31
8 Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma waarmee de status van de printer wordt
bewaakt. U kunt de status bekijken en de printerinstellingen aanpassen.
Smart Panel
wordt automatisch geïnstalleerd op het moment dat u de
printersoftware installeert.
O
PMERKINGEN
:
Vereisten om dit programma te gebruiken:
- Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als u wilt
weten welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
- Mac OS X 10.3 of hoger
- Linux. Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als
u wilt weten welke Linux-systemen compatibel zijn met de printer.
- Internet Explorer 5.0 of hoger voor de Flash-animaties in de HTML
Help.
De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd-rom.
Kennismaken met Smart Panel
Smart Panel verschijnt automatisch als er tijdens het afdrukken een fout
optreedt. Deze fout wordt dan weergegeven.
U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het
pictogram voor Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows)
of in het systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de
statusbalk (Mac OS X).
Indien u een Windows-gebruiker bent, selecteert u in het menu
Start
de
optie
Programma's
of
Alle programma's
de naam van
uw printerstuurprogramma
Smart Panel
.
Dubbelklik op dit pictogram in Windows.
klik op dit pictogram in Mac OS X.
klik op dit pictogram in Linux.
O
PMERKINGEN
:
Als er al meer dan één printer van Samsung is geïnstalleerd,
selecteert u eerst het gewenste printermodel, zodat u het
bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken. Klik met de
rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het
pictogram voor Smart Panel en selecteer
de naam van uw
printer
.
Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze
softwaregebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
naargelang de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem.
Het programma Smart Panel vermeldt de huidige status van de printer,
het resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en een boel andere
informatie. U kunt ook instellingen wijzigen.
Tonerniveau
Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. De
printer en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen
verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle printers
beschikken over deze functie.
Nu kopen
U kunt reservetonercassette(s) on line bestellen.
Probleemoplossingsgids
Klik op deze knop om de Help te bekijken en problemen op te lossen.
Instelling printer
In het venster van het hulpprogramma Printerinstellingen kunt u
verschillende printerinstellingen configureren. Niet alle printers beschikken
over deze functie.
O
PMERKING
:
Indien uw printer op een netwerk is aangesloten en u
bent een Windows-gebruiker, verschijnt het venster
SyncThru Web
Service
in de plaats van het venster van het hulpprogramma
Printerinstellingen.
Instelling stuurprogramma
(Alleen voor Windows)
Via het venster met printereigenschappen heeft u toegang tot alle
printeropties die u nodig heeft als u de printer gebruikt.
Meer informatie
vindt u onder
Zie “Printerinstellingen” op pagina 14.
1
1
Smart Panel gebruiken
32
De probleemoplossingsgids openen
In de Probleemoplossingsgids vindt u oplossingen voor problemen die
een foutstatus veroorzaken.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Probleemoplossingsgids
.
Hulpprogramma Printerinstellingen
Via het hulpprogramma Printerinstellingen configureert en controleert u
de afdrukinstellingen.
1
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac
OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Instelling
printer
.
2
Wijzig de instellingen.
3
Klik op
Toepassen
om de wijzigingen naar de printer te sturen.
O
PMERKINGEN
:
Indien uw printer is aangesloten op een netwerk,
verschijnt het venster
SyncThru Web Service
in plaats van het venster
van het hulpprogramma Printerinstellingen.
Help-aanwijzingen op het scherm
Klik voor meer informatie over het hulpprogramma voor
de printerinstellingen op .
Panel wijzigen
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Opties
. Selecteer de
gewenste instellingen in het venster
Opties
.
Uw printer gebruiken onder Linux
33
9 Uw printer gebruiken
onder Linux
U kunt uw apparaat gebruiken in een Linux-omgeving.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Aan de slag
Unified Linux-stuurprogramma installeren
Werken met het SetIP-programma
Werken met Unified Driver Configurator
Printereigenschappen configureren
Een document afdrukken
Een document scannen
Aan de slag
Op de bijgeleverde cd-rom vindt u een reeks Samsung Unified
Linux-stuurprogramma’s voor het gebruik van uw printer onder
Linux.
Samsung’s Unified Linux-pakket bevat stuurprogramma’s voor
het afdrukken van documenten en het scannen van afbeeldingen.
Het pakket biedt ook krachtige toepassingen voor het configureren
van de printer en het bewerken van gescande documenten.
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem
kunt u met dit pakket diverse apparaten via snelle parallelle ECP-
poorten en USB tegelijkertijd bewaken.
U kunt de verkregen documenten bewerken, op dezelfde lokale
of netwerkprinters afdrukken, verzenden via e-mail, uploaden
naar een FTP-site of exporteren naar een extern OCR-systeem.
Het Unified Linux-stuurprogrammapakket is voorzien
van een intelligent en flexibel installatieprogramma. U hoeft
niet te zoeken naar extra onderdelen voor de Unified Linux-
stuurprogramma's: alle vereiste toepassingen worden gekopieerd
naar uw systeem en automatisch geïnstalleerd. Dit is mogelijk
op een groot aantal van de bekendste Linux-distributies.
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer.
Schakel de computer en de printer in.
2
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
u moet zich aanmelden als superuser (root)
om de printersoftware te kunnen installeren. Als u geen
superuser bent, neemt u contact op met de systeembeheerder.
3
Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station
van uw computer. De cd-rom wordt automatisch gestart.
Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart,
klikt u onder in het bureaublad op het pictogram .
Als het venster Terminal verschijnt, typt u de onderstaande
strings.
(Er wordt van uitgegaan dat het cd-rom-station de secundaire
master is en de te mounten locatie /mnt/cdrom is.)
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc
/mnt/cdrom
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./install.sh
Als het programma op de cd-rom nog steeds niet wordt
uitgevoerd, typt u het volgende in de juiste volgorde:
[root@localhost root]#umount /dev/hdc
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/
cdrom
O
PMERKING
:
het installatieprogramma wordt automatisch
gestart als AutoRun is geïnstalleerd en geconfigureerd.
4
Het beginscherm verschijnt. Klik op
Next
(Volgende).
Uw printer gebruiken onder Linux
34
5
Na afloop van de installatie klikt u op
Finish
(Voltooien).
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver
Configurator aan het bureaublad en de groep Samsung
Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Zie bij
problemen de helpaanwijzingen op het scherm. U opent
de Help via het systeemmenu of in een van de
stuurprogrammatoepassingen, zoals
Unified Driver
Configurator
of
Image Manager
.
O
PMERKING
:
Het stuurprogramma in de tekstmodus installeren:
Als u de grafische interface niet gebruikt of het
stuurprogramma niet hebt kunnen installeren, moet u het
stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken.
Volg de stappen 1 tot en met 3, voer [root@localhost Linux]#
./install.sh in en volg daarna de instructies op het
terminalscherm. De installatie wordt voltooid.
Voor het verwijderen van het stuurprogramma volgt u de
bovenstaande installatie-instructies, maar voert u
[root@localhost Linux]# ./uninstall.sh in op het
terminalscherm.
Installatie van Unified Linux-
stuurprogramma ongedaan maken
1
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
U moet zich aanmelden als super user (root)
om de installatie van de printersoftware ongedaan te maken.
Als u geen super user bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
2
Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station
van uw computer. De cd-rom wordt automatisch gestart.
Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart,
klikt u onder in het bureaublad op het pictogram .
Als het venster Terminal verschijnt, typt u de onderstaande
strings.
(Er wordt van uitgegaan dat het cd-rom-station de secundaire
master is en de te mounten locatie /mnt/cdrom is.)
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc
/mnt/cdrom
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./uninstall.sh
O
PMERKING
:
het installatieprogramma wordt automatisch
gestart als AutoRun is geïnstalleerd en geconfigureerd.
3
Klik op
Uninstall
(Installatie ongedaan maken).
4
Klik op
Next
(Volgende).
5
Klik op
Finish
(Voltooien).
Uw printer gebruiken onder Linux
35
Werken met het SetIP-
programma
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van
netwerkapparaten in te stellen met het MAC-adres, d.w.z. het
hardwareserienummer van de netwerkprinterkaart of interface.
Het wordt met name door netwerkbeheerders gebruikt om de
IP-adressen van verschillende netwerkapparaten tegelijk in te
stellen.
U kunt het SetIP-programma alleen gebruiken als het apparaat
is aangesloten op een netwerk.
Het SetIP-programma zou automatisch tijdens de installatie
van het printerstuurprogramma moeten worden geïnstalleerd.
Het programma starten
1
Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af.
Hierin wordt het MAC-adres van uw apparaat vermeld.
2
Open de
/opt/Samsung/mfp/share/utils/
.
3
Dubbelklik op het bestand
SetIPApplet.html
.
4
Klik in het SetIP-venster op om het TCP/IP-
configuratievenster te openen.
5
Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in en klik
vervolgens op
Toepassen
.
O
PMERKING
:
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
6
De netwerkinformatie wordt door het apparaat afgedrukt.
Controleer of alle instellingen juist zijn.
7
Sluit het
SetIP
-programma af.
Werken met Unified Driver
Configurator
Unified Linux Driver Configurator is een tool dat voornamelijk
is bestemd voor de configuratie van printers of MFP-apparaten.
Aangezien een MFP-apparaat de functies van een printer en
scanner combineert, zijn de opties in Unified Linux Driver
Configurator logisch gegroepeerd in printer- en scannerfuncties.
Het is ook mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen om
de toegang tot een MFP-printer en -scanner via één I/O-
kanaal te regelen.
Nadat u het Unified Linux-stuurprogramma hebt geïnstalleerd,
wordt het pictogram Unified Linux Driver Configurator
automatisch aan uw bureaublad toegevoegd.
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op
Unified Driver Configurator
op uw bureaublad.
U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken
en achtereenvolgens
Samsung Unified Driver
en
Samsung Unified Driver Configurator
selecteren.
2
Klik in de modulebalk op de knop van
het configuratievenster dat u wilt openen.
Knop Printers Configuration
(Printers configureren)
Knop Scanners Configuration
Knop Ports Configuration
(Poorten configureren)
Uw printer gebruiken onder Linux
36
Klik op
Help
voor helpaanwijzingen op het scherm.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op
Exit
(Afsluiten) om Unified Driver Configurator te sluiten.
Knop Printers Configuration
(Printers configureren)
Knop Ports Configuration
(Poorten configureren)
Printers configureren
Het configuratiescherm bestaat uit twee tabbladen:
Printers
en
Classes
.
Tabblad Printers
Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified
Linux Configurator als u de huidige printerconfiguratie van het
systeem wilt bekijken.
In dit scherm vindt u de volgende knoppen:
Refresh
(Vernieuwen): lijst met beschikbare printers
vernieuwen.
Add Printer
(Printer toevoegen): nieuwe printer
toevoegen.
Remove Printer
(Printer verwijderen): geselecteerde
printer verwijderen.
Set as Default
(Als standaardwaarde instellen): huidige
printer instellen als standaardprinter.
Stop
/
Start
(Stoppen/starten): printer stoppen/starten.
Test
: testpagina afdrukken om te controleren
of de printer goed werkt.
Properties
(Eigenschappen): eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen. Zie pagina 38 voor meer informatie.
Alle geïnstalleerde
printers
Naar Printer
Configuration
Status, modelnaam
en URI van de printer
Uw printer gebruiken onder Linux
37
Tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare
printerklassen weergegeven.
Refresh
(Vernieuwen): de lijst met klassen vernieuwen.
Add Class...
(
Klas toevoegen): een nieuwe printerklasse
toevoegen.
Remove Class
(Klas verwijderen): de geselecteerde
printerklasse verwijderen.
Scanners Configuration
In dit scherm kunt u de activiteiten van de scanners bewaken,
een lijst met geïnstalleerde Samsung MFP-apparaten opvragen,
eigenschappen van apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
Properties...
(Eigenschappen): de scaneigenschappen
wijzigen en een document scannen. Zie pagina 39.
Status van de klasse
en aantal printers
in de klasse
Alle printerklassen
Naar Scanners
Configuration
Alle geïnstalleerde
scanners
Leverancier, model en
type van de scanner
Ports Configuration
(Poorten configureren)
In dit scherm kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven,
de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven
die bezet wordt door een afgebroken taak.
Refresh
(Vernieuwen): de lijst met beschikbare poorten
vernieuwen.
Release port
(Poort vrijgeven): de geselecteerde poort
vrijgeven.
Printers en scanners poorten laten delen
De printer kan via een parallelle poort of USB-poort worden
aangesloten op een hostcomputer. Omdat het MFP-apparaat
uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner), moet
de toegang van "gebruiker"-toepassingen tot deze apparaten
via één I/O-poort goed worden geregeld.
Het Samsung Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een
geschikt mechanisme voor het delen van poorten dat wordt
gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma's van
Samsung. De stuurprogramma's benaderen de apparaten via
de zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFP-
poort kan worden bekeken in het scherm Ports Configuration
(Poorten configureren). Door poorten te delen voorkomt u dat
u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl
een ander blok in gebruik is.
Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken
als u een nieuwe MFP-printer configureert op het systeem.
In dit geval wordt u gevraagd een I/O-poort te kiezen voor
het nieuwe apparaat. Met deze keuze stelt u de meest geschikte
configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners
worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
stuurprogramma's zodat de juiste instellingen standaard
worden toegepast.
Naar Ports
Configuration
Poorttype, aangesloten
apparaat en status
Alle beschikbare
poorten
Uw printer gebruiken onder Linux
38
Printereigenschappen
configureren
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen vanuit
de printerconfiguratie, kunt u verschillende eigenschappen
voor uw apparaat als printer wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Ga eventueel naar het scherm Printers Configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers
en klik op
Properties
(Eigenschappen).
3
Het venster Printer Properties (Printereigenschappen)
wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General
(Algemeen): locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt
weergegeven in de printerlijst van het venster Printers
Configuration.
Connection
(Verbinding): een andere poort bekijken
of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt van USB in
parallel of andersom terwijl de printer in gebruik is, moet
u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver
(Stuurprogramma): een ander
printerstuurprogramma bekijken of selecteren.
Klik op
Options
(Opties) als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
Jobs
(Taken): de lijst met afdruktaken weergeven. Klik
op
Cancel job
(Taak annuleren) om de geselecteerde
taak te annuleren. Schakel het selectievakje
Show
completed jobs
(Voltooide taken weergeven) in om
voltooide taken in de lijst op te nemen.
Classes
(Klassen): de klasse waartoe uw printer behoort.
Klik op
Add to Class
(Toevoegen aan klasse) om uw
printer aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op
Remove from Class
(Verwijderen uit klasse) als u de
printer uit een geselecteerde klasse wilt verwijderen.
4
Klik op
OK
om de wijzigingen toe te passen en sluit het
venster Printer Properties.
Een document afdrukken
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken
met Common UNIX Printing System (CUPS). Vanuit al deze
toepassingen kunt u op de printer afdrukken.
1
Kies in de toepassing waarmee u werkt de optie
Print
(Afdrukken) in het menu
File
(Bestand).
2
Selecteer
Print
directly using
lpr
(Rechtstreeks afdrukken
via lpr).
3
In het venster LPR GUI selecteert u het printermodel in de
lijst met printers en klikt u op
Properties
(Eigenschappen).
4
Wijzig de eigenschappen van de printer en de afdruktaken.
Klik
Uw printer gebruiken onder Linux
39
Dit venster bestaat uit de volgende vier tabbladen:
General
(algemeen): hier kunt u het papierformaat,
de papiersoort en de afdrukstand van de documenten
wijzigen. U kunt hier ook de dubbelzijdige afdrukfunctie
inschakelen, scheidingspagina's toevoegen aan het begin
en einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen.
Text
(Tekst): hier kunt u paginamarges opgeven en
tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen.
Graphics
(Afbeeldingen): hier kunt u grafische opties
instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden,
bijvoorbeeld kleuropties en grootte of positie van een
afbeelding.
Device
(Apparaat): hier kunt u afdrukresolutie, papierbron
en bestemming instellen.
5
Klik op
Apply
om de wijzigingen toe te passen en sluit
het venster Properties.
6
Klik op
OK
in het venster LPR GUI om te beginnen
met afdrukken.
7
Het venster Printing (Bezig met afdrukken) verschijnt.
Hier kunt u de status van de afdruktaak volgen.
Klik op
Cancel
(Annuleren) als u de huidige afdruktaak
wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit
Samsung-apparaat door de standaard-CUPS-methode toe
te passen: direct vanaf de opdrachtregel. U werkt dan met
het CUPS lpr-hulpprogramma. In het pakket stuurprogramma's
beschikt u echter over een veel gebruikersvriendelijker LPR
GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ
lpr <bestandsnaam>
op de opdrachtregel van de
Linux-shell en druk op
Enter
. Het venster LPR GUI wordt
weergegeven.
Als u alleen
lpr
intikt en op
Enter
drukt, wordt eerst het
venster Select file(s) to print (Af te drukken bestand(en)
selecteren) geopend. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op
Open
.
2
In het venster LPR GUI selecteert u de printer in de lijst en
past u de eigenschappen van de printer en de afdruktaken aan.
Zie voor meer informatie over het venster Properties
pagina 38.
3
Klik op
OK
om te beginnen met afdrukken.
Een document scannen
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver
Configurator.
1
Dubbelklik op uw bureaublad op Unified Driver Configurator.
2
Klik op de knop om het venster Scanners
Configuration (Scanners configureren) te openen.
3
Selecteer de scanner in de lijst.
Als u slechts één MFP-apparaat hebt en als dit apparaat
is aangesloten op de computer en aan staat, verschijnt
uw scanner in de lijst en wordt deze automatisch
geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer,
kunt u voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als
er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste
scanner, kunt u de tweede scanner selecteren, de opties
instellen en de scantaak tegelijkertijd starten.
4
Klik op
Properties
(Eigenschappen).
5
Plaats de te scannen documenten met de
bedrukte zijde
naar boven in de automatische documentinvoer of met
de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
6
Klik op
Preview
(Afdrukvoorbeeld) in het venster Scanner
Properties (Eigenschappen scanner).
Klik op uw
scanner
Uw printer gebruiken onder Linux
40
Het document wordt gescand en er verschijnt een
voorbeeld van de afbeelding in het vak Preview.
7
U wijzigt de scanopties in de vakken Image Quality en
Scan Area.
Image Quality
(Beeldkwaliteit): kleurcompositie en
scanresolutie selecteren voor de afbeelding.
Scan Area
(Scangebied): paginaformaat selecteren.
Klik op de knop
Advanced
(Geavanceerd) als u het
paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, klikt
u op Job Type (Taaksoort) en selecteert u een taaksoort
uit de keuzelijst. Zie voor meer informatie over vooraf
ingestelde taaksoorten pagina 40.
Klik op
Default
(Standaard) als u de standaardinstellingen
van de scanopties wilt herstellen.
8
Klik op
Scan
(Scannen) nadat u alle opties hebt ingesteld.
Links onder in het venster verschijnt een statusbalk die de
voortgang van het scanproces aangeeft. Als u het scannen
wilt annuleren, klikt u op
Cancel
(Annuleren).
9
De gescande afbeelding verschijnt op het nieuwe tabblad
Image Manager (Afbeeldingen beheren).
Sleep met de
muisaanwijzer over
het gedeelte dat
u wilt scannen
Op de werkbalk vindt u diverse functies voor het bewerken
van de gescande afbeelding. Zie voor meer informatie over
het bewerken van een gescande afbeelding pagina 40.
10
Als u klaar bent, klikt u op
Save
(Opslaan) in de werkbalk.
11
Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan
en voer de bestandsnaam in.
12
Klik op
Save
.
Instellingen voor taaksoorten toevoegen
U kunt gekozen scanopties opslaan zodat u deze later voor
scantaken kunt gebruiken.
Zo slaat u een nieuwe taaksoort op:
1
Wijzig de opties in het venster Scanner Properties
(Eigenschappen scanner).
2
Klik op
Save As
(Opslaan als).
3
Voer een naam in voor de gekozen instellingen.
4
Klik op
OK
.
De instellingen worden toegevoegd aan de keuzelijst
Saved Settings (Opgeslagen instellingen).
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
1
Selecteer de gewenste instelling in de keuzelijst Job Type
(Taaksoort).
2
Klik op
Save
(Opslaan).
De volgende keer dat u het venster Scanner Properties
opent, zijn de opgeslagen instellingen automatisch
geselecteerd voor de scantaak.
Zo verwijdert u een opgeslagen taaksoort:
1
Selecteer de instelling die u wilt verwijderen
in de keuzelijst Job Type (Taaksoort).
2
De instelling wordt verwijderd uit de lijst.
Werken met Image Manager
In de toepassing Image Manager (Afbeeldingen beheren) vindt
u menuopties en knoppen voor de bewerking van gescande
afbeeldingen.
Met deze knoppen
bewerkt u de
afbeelding.
Uw printer gebruiken onder Linux
41
Met de volgende knoppen kunt u een afbeelding bewerken:
Zie de helpaanwijzingen op het scherm voor meer informatie
over de toepassing Image Manager.
Knop Functie
Afbeelding opslaan.
Laatste handeling ongedaan maken.
Laatste ongedaan gemaakte handeling
herstellen.
Bladeren door afbeelding.
Geselecteerd deel van afbeelding bijsnijden.
Uitzoomen op afbeelding.
Inzoomen op afbeelding.
Formaat van afbeelding schalen. U kunt het
formaat handmatig invoeren of instellen dat
de verhouding proportioneel, verticaal of
horizontaal wordt geschaald.
Afbeelding roteren; u kunt het aantal graden
selecteren in de keuzelijst.
Afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen.
Helderheid of contrast van afbeelding
aanpassen of afbeelding inverteren.
Eigenschappen van afbeelding weergeven.
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
42
10
Uw printer gebruiken
in combinatie met een
Macintosh
Uw apparaat ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde
USB-interface of een 10/100 Base-TX-netwerkkaart. Als u een bestand
afdrukt vanaf een Macintosh-computer, kunt u het PostScript-
stuurprogramma gebruiken door het PPD-bestand te installeren.
O
PMERKING
:
sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer in de gebruikershandleiding
van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Software voor Macintosh installeren
De installatie van het printerstuurprogramma ongedaan maken
De printer instellen
Afdrukken
Scannen
Software voor Macintosh installeren
De cd-rom die bij uw printer is geleverd, bevat het PPD-bestand
waarmee u het CUPS- of Apple LaserWriter-stuurprogramma kunt
gebruiken
(alleen beschikbaar als u een printer gebruikt
die een PostScript-stuurprogramma ondersteunt)
om af te
drukken vanaf een Macintosh-computer.
Het wordt geleverd met de Twain driver waarmee u kunt scannen
op uw Macintoshcomputer.
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer
en de printer aan.
2
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
3
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
5
Dubbelklik op het pictogram van het
Installer
(Installatieprogramma)
.
6
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
7
Het venster van het Samsung-installatieprogramma wordt
geopend. Klik op
Continue (Volgende)
.
8
Selecteer
Easy Install (Eenvoudige installatie)
en klik op
Install
(Installeer)
.
Easy Install (Eenvoudige installatie)
wordt
aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die
noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden geïnstalleerd. Als u
Specialeinstallatie
selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
9
Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden
afgesloten, wordt op de computer weergegeven. Klik op
Continue
(Volgende)
.
10
Selecteer
Typische installatie voor een lokale printer
en klik
daarna op
OK
.
OPMERKING
: Als u
Typische installatie voor een netwerkprinter
selecteert, ziet u “Werken met het SetIP-programma” op pagina 43
nadat de installatie is voltooid.
11
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op
Quit (Afsluiten)
.
OPMERKING
:
Als u een scannerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, klikt u
op
Start opnieuw
.
Nadat de installatie is voltooid, zie "De printer instellen" op
pagina 43.
De installatie van het
printerstuurprogramma ongedaan maken
U moet de installatie ongedaan maken voordat u een nieuwe versie
installeert of als de installatie niet is gelukt.
1
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
2
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
3
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
4
Dubbelklik op het pictogram van het
Installer
(Installatieprogramma)
.
5
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
6
Het venster van het Samsung-installatieprogramma wordt
geopend. Klik op
Continue (Volgende)
.
7
Selecteer
Uninstall (Installatie ongedaan maken)
en klik
vervolgens op
Uninstall (Installatie ongedaan maken)
.
8
Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden
afgesloten, wordt op de computer weergegeven. Klik op
Continue
(Volgende)
.
9
Als de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
Quit (Afsluiten)
.
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
43
Werken met het SetIP-
programma
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in
te stellen met het MAC-adres, d.w.z. het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface. Het wordt met name door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van verschillende
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
U kunt het SetIP-programma alleen gebruiken als het
apparaat is aangesloten op een netwerk.
Het SetIP-programma zou automatisch tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma moeten worden geïnstalleerd.
OPMERKING
: Als u tijdens het installeren van het
printerstuurprogramma
Typische installatie voor een netwerkprinter
selecteert, wordt het SetIP-programma automatisch uitgevoerd na de
installatie. Volg de onderstaande instructie.
1
Het certificaatvenster wordt weergegeven. Klik hierin op
Trust
.
2
Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af. Hierin
wordt het MAC-adres van uw apparaat vermeld.
3
Klik in het SetIP-venster op om het TCP/IP-configuratievenster
te openen.
4
Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op
Toepassen
.
O
PMERKING
:
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
5
De netwerkinformatie wordt door het apparaat afgedrukt.
Controleer of alle instellingen juist zijn.
6
Sluit het
SetIP
-programma af.
Het programma starten
Als u de IP-instelling van uw netwerkprinter wilt wijzigen, volgt u de
onderstaande instructie.
1
Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af. Hierin
wordt het MAC-adres van uw apparaat vermeld.
2
Open de map
Bibliotheek
->
Printers
->
Samsung
->
Het model
van uw printer
->
SetIP
.
3
Dubbelklik op het bestand
SetIPApplet.html
.
4
Het certificaatvenster wordt weergegeven. Klik hierin op
Trust
.
5
Klik in het SetIP-venster op om het TCP/IP-configuratievenster
te openen.
6
Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op
Toepassen
.
O
PMERKING
:
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
7
De netwerkinformatie wordt door het apparaat afgedrukt.
Controleer of alle instellingen juist zijn.
8
Sluit het SetIP-programma af.
De printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u gebruikt
om de printer aan te sluiten op uw computer: een netwerkkabel of een
USB-kabel.
Voor een Macintosh die op een netwerk
is aangesloten
O
PMERKING
:
sommige printers ondersteunen geen netwerkinterface.
Controleer voordat u uw printer aansluit in de gebruikershandleiding
van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
1
Volg de aanwijzingen in het onderwerp “Software voor Macintosh
installeren” op pagina 42 om het PPD-bestand op uw computer te
installeren.
2
Open de map Programma’s en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5: open Systeemvoorkeuren in de map
Programma’s en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Voeg toe
in de
Printerlijst
.
• Voor MAC OS 10.5: klik op het pictogram
+
, waarna een
venster verschijnt.
4
Selecteer bij MAC OS 10.3 het tabblad
Rendezvous
.
Klik bij MAC OS 10.4 op
Standaardkiezer
en zoek naar
Bonjour
.
Klik bij MAC OS 10.5 op
Standaard
en zoek naar
Bonjour
.
De naam van uw apparaat verschijnt bij de lijst. Selecteer
SEC000xxxxxxxxx
bij het printervak, waarbij
xxxxxxxxx
per apparaat verschilt.
5
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt, selecteert
u
Samsung
bij
Printer Model (Printermodel)
(
Druk af via
) en de
naam van uw printer
bij
Model Name (Modelnaam)
(
Model
) .
Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt bij MAC OS 10.5
Selecteer besturingsbestand…
en
de naam van uw printer in
Druk af via
.
De naam van uw apparaat verschijnt in de lijst met
printers en wordt ingesteld als standaardprinter.
6
Klik op
Add (Voeg toe)
.
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
44
Voor een Macintosh die via USB is aangesloten
aangesloten
1
Volg de aanwijzingen in het onderwerp “Software voor Macintosh
installeren” op pagina 42 om het PPD-bestand op uw computer
te installeren.
2
Open de map Programma’s en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5: open Systeemvoorkeuren in de map
Programma’s en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Voeg toe
in de
Printerlijst
.
Voor MAC OS 10.5: klik op het pictogram
+
, waarna een
venster verschijnt.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
USB
.
• Voor MAC OS 10.4: klik op Standaardkiezer en zoek de
USB-verbinding.
• Voor MAC OS 10.5: klik op Standaard en zoek de USB-
verbinding.
5
Selecteer de naam van uw printer.
6
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt, selecteert
u
Samsung
bij
Printer Model (Printermodel)
(
Druk af via
) en de
naam van uw printer
bij
Model Name (Modelnaam)
.(
Model
)
Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt bij MAC OS 10.5
Selecteer besturingsbestand…
en
de naam van uw printer in
Druk af via
.
De naam van uw apparaat verschijnt in de lijst met
printers en wordt ingesteld als standaardprinter.
7
Klik op
Add (Voeg toe)
.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
45
Afdrukken
O
PMERKING
:
Het Macintosh-printereigenschappenvenster in de gebruikershandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van
de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit
vrijwel dezelfde onderdelen.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt
de printersoftware-instelling controleren. Volg de onderstaande stappen
om af te drukken vanaf een Macintosh.
1
Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u
wilt afdrukken.
2
Open het menu
File (Bestand)
en klik op
Page Setup
(Paginainstellingen)
(
Document Setup (Documentinstellingen)
in sommige toepassingen).
3
Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere
opties, en klik op
OK
.
4
Open het menu
File (Bestand)
en klik op
Print (Druk af)
.
5
Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina's
u wilt afdrukken.
6
Klik op
Print (Druk af)
als u klaar bent met het instellen van
de opties.
Mac OS 10.3
Zorg ervoor dat de
printer is geselecteerd.
Afdrukinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Selecteer
Print (Druk af)
in het menu
File (Bestand)
van uw Macintosh-
toepassing. De printernaam die in het printereigenschappenvenster
verschijnt, is afhankelijk van de gebruikte printer. Behalve de naam,
bestaat het printereigenschappenvenster uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
Layout (Lay-out)
Op het tabblad
Layout (Lay-out)
vindt u opties waarmee u de
uiteindelijke afdruk van het document kunt aanpassen. U kunt
verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. Kies
Layout (Lay-
out)
in de vervolgkeuzelijst
Presets (Instellingen)
om toegang te
krijgen tot de volgende functies.
Pages per Sheet (Pagina’s per vel)
: Hier kunt u opgeven
hoeveel pagina's op één vel worden afgedrukt. Zie 'Verschillende
pagina's afdrukken op één vel papierr' in de volgende kolom voor
meer informatie.
Layout Direction (Lay-outrichting)
: U kunt de afdrukrichting
selecteren door op één van de vier voorbeelden in de interface te
klikken.
Mac OS 10.4
Uw printer gebruiken met een Macintosh
46
Graphics (Grafisch)
Op het tabblad
Graphics (Grafisch)
vindt u de opties
Resolution
(Kwaliteit)
en
Color Mode (Kleurmodus)
. Selecteer
Graphics
(Grafisch)
in de vervolgkeuzelijst
Presets (Instellingen)
om toegang te
krijgen tot de grafische functies.
Resolution (Kwaliteit)
: U kunt de afdrukresolutie selecteren.
Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan de
afdruk van het document iets langer duren.
Color Mode (Kleurmodus)
: U kunt de kleuropties instellen. De
instelling
Color (Kleur)
geeft gewoonlijk de best mogelijke
afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Als u een
kleurendocument in grijstinten wilt afdrukken, selecteert u
Grayscale (Grijstinten)
.
Paper (Papier)
Selecteer in de vervolgkeuzelijst
Paper Type (Papier Type)
het type
papier dat zich bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Zo
krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal
plaatst, selecteert u het desbetreffende type papier.
Mac OS 10.4
Mac OS 10.4
Printer Features (Printerfuncties)
Op dit tabblad vindt u opties waarmee u het type papier kunt selecteren
en de afdrukkwaliteit kunt instellen. Kies
Printer Features
(Printerfuncties)
in de vervolgkeuzelijst
Presets (Instellingen)
om
toegang te krijgen tot de volgende functies.
Reverse Duplex Printing (Omgekeerd dubbelzijdig
afdrukken)
: Hiermee kunt u de algemene afdrukvolgorde in
plaats van de dubbelzijdige selecteren.
Fit to Page (Aan pagina aanpassen)
: Met deze vervolgkeuzelijst
kunt u uw afdruk aanpassen aan elk papierformaat, ongeacht de
grootte van het digitale document. Dit kan nuttig zijn als u de
details van een klein document wilt bekijken.
RGB Color (RGB-kleuren)
: Met deze vervolgkeuzelijst kunt u
bepalen hoe kleuren worden gegenereerd.
Standard
(Standaard)
is de meest gebruikte instelling, waarbij de kleurtoon
het best die van een standaardmonitor (sRGB-monitor) benadert.
De modus
Vivid (Levendig)
is geschikt voor het afdrukken van
presentatiegegevens, grafieken en diagrammen. De kleurtoon
van de modus
Vivid (Levendig)
levert levendigere
kleurafbeeldingen op dan bij de modus Standaard. De modus
Device (Apparaat)
wordt het beste gebruikt voor het afdrukken
van fijne lijnen, kleine tekens en tekeningen in kleur. De kleurtoon
van de modus
Device (Apparaat)
kan verschillen van die van de
monitor. De zuivere tonerkleuren worden gebruikt voor het
afdrukken van de kleuren cyaan, magenta en geel.
Mac OS 10.4
Uw printer gebruiken met een Macintosh
47
Verschillende pagina's afdrukken op één
vel papier
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina's af te drukken.
1
Selecteer
Print (Druk af)
in het menu
File (Bestand)
van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer
Layout (Lay-out)
.
3
Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken
via de keuzelijst
Pages per Sheet (Pagina’s per vel)
.
4
Selecteer de paginavolgorde met de optie
Layout Direction (Lay-outrichting)
.
Als u rond elke pagina op het vel een rand wilt afdrukken,
selecteert u de gewenste optie in de keuzelijst
Border (Rand)
.
5
Klik op
Print (Druk af)
. De printer drukt het geselecteerde aantal
pagina's af op één zijde van elke pagina.
Mac OS 10.3
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voordat u dubbelzijdig
afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de pagina's wilt inbinden.
De bindopties zijn:
Lange kant binden
: dit is de klassieke lay-out die wordt gebruikt
bij het boekbinden.
Korte kant binden
: dit is de techniek die vaak wordt gebruikt voor kalenders.
1
Selecteer
Druk af
in het menu
Bestand
van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer de
Layout (Lay-out)
.
3
Selecteer een bindrichting bij
Dubbelzijdig afdrukken
.
4
Als u op
Druk af
klikt, drukt de printer aan beide zijden van het papier af.
O
PGELET
: als u dubbelzijdig afdrukken hebt geselecteerd en vervolgens
verschillende exemplaren van een document probeert af te drukken,
is het mogelijk dat de printer het document niet op de gewenste wijze
afdrukt. Als u ervoor hebt gekozen de exemplaren te sorteren en uw
document een oneven aantal pagina's bevat, worden de laatste pagina
van het eerste exemplaar en de eerste pagina van het volgende exemplaar
afgedrukt op de voor- en achterkant van één vel. Als u ervoor hebt
gekozen de exemplaren niet te sorteren, wordt dezelfde pagina afgedrukt
op de voor- en achterkant van één vel. Als u dus verschillende exemplaren
van een document nodig hebt en u die exemplaren aan beide kanten
van het papier wilt afdrukken, moet u ze een voor een afdrukken, als
afzonderlijke afdruktaken.
Mac OS 10.3
Uw printer gebruiken met een Macintosh
48
Scannen
U kunt documenten inscannen met behulp van
Fotolader
. Macintosh
biedt het programma
Fotolader
.
Scannen met USB
1
Zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op
de juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
3
Start
Programma’s
en klik op
Fotolader
.
Opmerking
: Als het bericht
Er is geen apparaat voor het vastleggen
van afbeeldingen aangesloten
verschijnt, trekt u de USB-kabel uit en
steekt u hem vervolgens weer in. Raadpleeg
Fotolader
als het
probleem aanhoudt.
4
Stel de scanopties in dit programma in.
5
Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Opmerking
:
Meer informatie over
Fotolader
vindt u in de helpfunctie van
Fotolader
.
Als u niet kunt scannen in Image Capture moet u Mac OS bijwerken
naar de laatste versie. Image Capture werkt correct in Mac OS 10.3.9
of hoger en in Mac OS 10.4.7 of hoger.
Als u via de DADI wilt scannen, gebruikt u software die compatibel is
met TWAIN.
U kunt ook scannen met behulp van TWAIN-compatibele software,
zoals Adobe Photoshop.
Scanprocessen verschillen afhankelijk van de TWAIN-compatibele
software. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software.
Scannen met netwerk
1
Zorg dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld.
2
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
3
Start
Programma’s
en klik op
Fotolader
.
4
Klik op
Apparaten
en klik op
Blader door Apparaten...
.
5
Voor MAC OS X 10.4:
Selecteer uw apparaat bij de optie
TWAIN-Apparaten
. Controleer
of het selectievakje
Gebruik TWAIN-software
is ingeschakeld en
klik op
Verbind
.
Voor MAC OS X 10.5:
Controleer of het selectievakje
Verbonden
naast uw apparaat is
ingeschakeld in
Bonjour-apparaten
.
Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande
procedure voor MAC OS X 10.4.
6
Stel de scanopties in dit programma in.
7
Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Opmerking
:
Meer informatie over
Fotolader
vindt u in de helpfunctie van
Fotolader
.
Als u niet kunt scannen in Image Capture moet u Mac OS bijwerken
naar de laatste versie. Image Capture werkt correct in Mac OS 10.3.9
of hoger en in Mac OS 10.4.7 of hoger.
Als u via de DADI wilt scannen, gebruikt u software die compatibel is
met TWAIN.
U kunt ook scannen met behulp van TWAIN-compatibele software,
zoals Adobe Photoshop.
Scanprocessen verschillen afhankelijk van de TWAIN-compatibele
software. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software.
Scaninformatie instellen in Scanbeheer
Hier vindt u informatie over het programma Scanbeheer en de
status van het scanstuurprogramma. U kunt de scaninstellingen
wijzigen en de mappen toevoegen of verwijderen waarin de
gescande documenten via het programma Scanbeheer worden
opgeslagen.
1
Avaa Scanbeheer tilarivin Smart Panel -valikosta.
2
Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en
bestandsindelingen toevoegen of verwijderen. Via Poort
wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen.
3
Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
49
SOFTWARE
INDEX
A
afdrukken
aan pagina aanpassen
21
boekjes
20
document
13
dubbelzijdig
21
meer pagina's per vel
Macintosh
47
Windows
19
overlay
23
poster
22
schalen
21
vanuit Linux
38
vanuit Macintosh
45
vanuit Windows
13
watermerk
22
afdrukstand, afdrukken
Windows
14
annuleren
scannen
30
B
boekjes afdrukken
20
D
document, afdrukken
Macintosh
45
Windows
13
dubbelzijdig afdrukken
21
E
Extra, tabblad, eigenschappen, instellen
17
F
favorieten, instellingen, gebruik
18
G
geavanceerd afdrukken, gebruik
19
gebruiken
SetIP
35, 43
grafische eigenschappen, instellen
16
H
help, gebruik
18
Help, gebruiken
24
I
installatie ongedaan maken
MFP-stuurprogramma
Linux
34
installatie ongedaan maken, software
Macintosh
42
Windows
12
installeren
Linux-software
33
printerstuurprogramma
Macintosh
42
Windows
5
instellen
afbeeldingsmodus
16
contrast
16
favorieten
18
resolutie
Windows
16
tonerspaarstand
16
TrueType
16
L
lay-outeigenschappen, instellen
Macintosh
45
Windows
14
Linux
afdrukken
38
printereigenschappen
38
scannen
39
stuurprogramma, installeren
33
M
Macintosh
afdrukken
45
printer instellen
43
stuurprogramma
installatie ongedaan maken
42
installeren
42
meer pagina's per vel afdrukken
Macintosh
47
Windows
19
MFP-stuurprogramma, installeren
Linux
33
O
overlay
afdrukken
23
maken
23
verwijderen
23
P
papierbron, instellen
Windows
15
papiereigenschappen, instellen
15
papierformaat, instellen
15
papierlade, instellen
kopiëren
25
poster, afdrukken
20
PostScript-stuurprogramma
installeren
24
printereigenschappen
Linux
38
printereigenschappen, instellen
Macintosh
45
Windows
14, 24
printerresolutie, instellen
Windows
16
printersoftware
50
installatie ongedaan maken
Macintosh
42
Windows
12
installeren
Macintosh
42
Windows
5
printerstuurprogramma, installeren
Linux
33
S
scannen
Linux
39
SmarThru
27
TWAIN
29
WIA-stuurprogramma
29
software
installatie ongedaan maken
Macintosh
42
Windows
12
installeren
Macintosh
42
Windows
5
opnieuw installeren
Windows
11
systeemeisen
Macintosh
42
statusmonitor, gebruik
31
T
tonerspaarstand, instellen
16
TWAIN, scannen
29
W
watermerk
afdrukken
22
bewerken
22
maken
22
verwijderen
22
WIA, scannen
29
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168