KTM 150 EXC TPI 2021 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2021
150 EXC TPI
150 XCW TPI
Artikelnr. 3214218nl
BESTE KTM KLANT,
*3214218nl*
3214218nl
07/2020
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14) Dealerstempel
Motornummer ( pag. 14)
Sleutelnummer (150 EXC TPI EU) ( pag. 14)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2020 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
150 EXC TPI EU (F7103U6)
150 XCW TPI US (F7175U3)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 6
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 6
1.2 Gebruikte formatering......................... 6
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 7
2.2 Onjuist gebruik .................................. 7
2.3 Veiligheidsaanwijzingen...................... 7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 8
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 8
2.6 Veilig gebruik .................................... 8
2.7 Beschermende kleding ....................... 9
2.8 Werkinstructies.................................. 9
2.9 Milieu............................................. 10
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 10
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 11
3.1 Garantie.......................................... 11
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 11
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 11
3.4 Service ........................................... 11
3.5 Afbeeldingen ................................... 11
3.6 Klantenservice................................. 11
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 13
5 SERIENUMMERS........................................ 14
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 14
5.2 Typeplaatje ..................................... 14
5.3 Sleutelnummer (150 EXC TPI EU)..... 14
5.4 Motornummer.................................. 14
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 15
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 15
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 16
6.1 Koppelingshendel ............................ 16
6.2 Remhendel...................................... 16
6.3 Gashendel....................................... 16
6.4 Uitschakelknop (150 EXC TPI EU) .... 16
6.5 Uitschakelknop (150 XCW
TPI US) .......................................... 17
6.6 Claxonknop (150 EXC TPI EU) .......... 17
6.7 Lichtschakelaar (150 EXC TPI EU) .... 17
6.8 Lichtschakelaar (150 XCW
TPI US) .......................................... 17
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar
(150 EXC TPI EU)............................ 18
6.10 Noodstopschakelaar (150 EXC
TPI EU) .......................................... 18
6.11 Startknop ........................................ 18
6.12 Overzicht controlelampjes (150 EXC
TPI EU) .......................................... 19
6.13 Overzicht controlelampjes
(150 XCW TPI US).......................... 19
6.14 Tankdop openen .............................. 19
6.15 Tankdop sluiten ............................... 20
6.16 2-takt-olietankafsluiting openen ........ 20
6.17 2-takt-olietankafsluiting sluiten......... 21
6.18 Koude-startknop .............................. 21
6.19 Regelschroef stationair toerental........ 22
6.20 Versnellingshendel ........................... 22
6.21 Kickstarterhendel............................. 23
6.22 Rempedaal...................................... 23
6.23 Zijstandaard .................................... 23
6.24 Stuurslot (150 EXC TPI EU).............. 24
6.25 Stuur vergrendelen (150 EXC
TPI EU) .......................................... 24
6.26 Stuur ontgrendelen (150 EXC
TPI EU) .......................................... 24
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 25
7.1 Overzicht gecombineerd instrument ... 25
7.2 Activering en test............................. 25
7.3 Kilometer of mijl instellen................. 25
7.4 Functies gecombineerd instrument
instellen.......................................... 26
7.5 Tijd instellen ................................... 27
7.6 Rondetijd opvragen .......................... 27
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid) .... 28
7.8 Weergavemodus SPEED/H
(bedrijfsuren)................................... 28
7.9 Setupmenu ..................................... 29
7.10 Meeteenheid instellen ...................... 29
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)..... 30
7.12 Tijd instellen ................................... 30
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP
(rondetijd)....................................... 31
7.14 Rondetijd opvragen .......................... 31
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO
(odometer) ...................................... 32
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1
(tripmaster 1) .................................. 32
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2
(tripmaster 2) .................................. 33
7.18 TR2 (tripmaster 2) instellen.............. 33
7.19 Weergavemodus SPEED/A1
(gemiddelde snelheid 1) ................... 34
7.20 Weergavemodus SPEED/A2
(gemiddelde snelheid 2) ................... 34
7.21 Weergavemodus SPEED/S1
(chronometer 1)............................... 35
7.22 Weergavemodus SPEED/S2
(chronometer 2)............................... 35
7.23 Functieoverzicht .............................. 35
7.24 Overzicht voorwaarden voor
activeerbaarheid .............................. 37
INHOUDSOPGAVE
3
8 INBEDRIJFSTELLING.................................. 38
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 38
8.2 Motor inrijden.................................. 39
8.3 Startvermogen van lithium-ion-
accu's bij lage temperaturen ............. 40
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden .................. 40
8.5 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden.................................... 41
8.6 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden.................................... 42
8.7 Voertuig voor rijden op nat en
modderig circuit voorbereiden ........... 43
8.8 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden............ 43
8.9 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ........................ 44
9 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 45
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 45
9.2 Voertuig starten ............................... 45
9.3 Beginnen met rijden......................... 46
9.4 Schakelen, rijden ............................. 46
9.5 Afremmen ....................................... 47
9.6 Stoppen, parkeren............................ 48
9.7 Transporteren .................................. 48
9.8 Brandstof tanken ............................. 49
9.9 2-taktolie tanken.............................. 50
10 SERVICESCHEMA....................................... 51
10.1 Extra informatie ............................... 51
10.2 Verplichte werkzaamheden................ 51
10.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 52
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 54
11.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 54
11.2 Ingaande demping schokdemper ....... 54
11.3 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen...................... 54
11.4 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen...................... 55
11.5 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 56
11.6 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 56
11.7 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 57
11.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 57
11.9 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 58
11.10 Dynamische veerweg instellen ....... 59
11.11 Basisinstelling voorvork controleren ... 59
11.12 Ingaande demping voorvork
instellen.......................................... 60
11.13 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 60
11.14 Stuurstand ...................................... 61
11.15 Stuurstand instellen ..................... 61
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 63
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 63
12.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 63
12.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 63
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 64
12.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 64
12.6 Voorvorkprotector monteren............... 65
12.7 Vorkpoten demonteren .................. 65
12.8 Vorkpoten monteren ...................... 66
12.9 Onderste kroonplaat demonteren .... 66
12.10 Onderste kroonplaat monteren ....... 67
12.11 Speling balhoofdlager controleren...... 69
12.12 Speling balhoofdlager instellen ...... 70
12.13 Balhoofdlager smeren ................... 71
12.14 Spatbord voor demonteren ................ 71
12.15 Spatbord voor monteren.................... 71
12.16 Schokdemper demonteren ............. 72
12.17 Schokdemper monteren ................ 72
12.18 Zadel verwijderen............................. 73
12.19 Zadel monteren................................ 73
12.20 Deksel luchtfilterbak demonteren ...... 74
12.21 Deksel luchtfilterbak monteren.......... 74
12.22 Luchtfilter demonteren ................. 75
12.23 Luchtfilter monteren ..................... 75
12.24 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 76
12.25 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ................................ 76
12.26 Einddemper demonteren................... 77
12.27 Einddemper monteren ...................... 77
12.28 Glasvezelvulling van de einddemper
vervangen .................................... 77
12.29 Brandstoftank demonteren ............ 78
12.30 Brandstoftank monteren ................ 80
12.31 Vervuiling ketting controleren............ 82
12.32 Ketting reinigen ............................... 82
12.33 Kettingspanning controleren ............. 83
12.34 Kettingspanning instellen ................. 83
12.35 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 84
12.36 Frame controleren ........................ 87
12.37 Achterbrug controleren .................. 87
12.38 Gaskabelplaatsing controleren........... 87
12.39 Rubberen stuurcovers controleren...... 88
12.40 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 88
INHOUDSOPGAVE
4
12.41 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................... 89
12.42 Vloeistof van de hydraulische
koppeling vervangen ..................... 90
12.43 Motorbescherming demonteren ......... 91
12.44 Motorbescherming monteren ............. 91
13 REMSYSTEEM............................................ 92
13.1 Vrije slag remhendel controleren........ 92
13.2 Vrije slag remhendel instellen
(150 EXC TPI EU)............................ 92
13.3 Uitgangspositie van de remhendel
instellen (150 XCW TPI US)............. 93
13.4 Remschijven controleren................... 93
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 94
13.6 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 94
13.7 Remplaketten van de voorwielrem
controleren...................................... 95
13.8 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................... 96
13.9 Vrije slag rempedaal controleren........ 98
13.10 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 98
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 99
13.12 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 100
13.13 Remplaketten van de
achterwielrem controleren............... 101
13.14 Remplaketten van de
achterwielrem vervangen ............. 101
14 WIELEN, BANDEN .................................... 104
14.1 Voorwiel demonteren .................. 104
14.2 Voorwiel monteren ...................... 105
14.3 Achterwiel demonteren ............... 105
14.4 Achterwiel monteren ................... 106
14.5 Bandentoestand controleren............ 108
14.6 Bandenspanning controleren........... 108
14.7 Spaakspanning controleren ............. 109
15 ELEKTRONICA.......................................... 110
15.1 12V-accu demonteren ................. 110
15.2 12V-accu monteren .................... 112
15.3 12V-accu laden .......................... 113
15.4 Hoofdzekering vervangen ................ 115
15.5 Zekeringen afzonderlijke
stroomverbruikers vervangen ........... 116
15.6 Koplampkap met koplamp
demonteren................................... 118
15.7 Koplampkap met koplamp
monteren ...................................... 118
15.8 Lamp koplamp vervangen ............... 119
15.9 Knipperlichtlamp vervangen
(150 EXC TPI EU).......................... 120
15.10 Koplampstand controleren .............. 120
15.11 Lichtbundelbreedte van de
koplamp instellen .......................... 121
15.12 Batterij gecombineerd instrument
vervangen...................................... 121
15.13 Diagnosestekker............................. 122
16 KOELSYSTEEM......................................... 123
16.1 Koelsysteem .................................. 123
16.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 123
16.3 Koelmiddelpeil controleren ............. 124
16.4 Koelmiddel aftappen .................. 124
16.5 Koelmiddel vullen ...................... 125
16.6 Koelmiddel verversen .................. 127
17 MOTOR AFSTELLEN ................................. 129
17.1 Speling gaskabel controleren........... 129
17.2 Speling gaskabel instellen ........... 129
17.3 Eigenschappen van de gasrespons
instellen .................................... 130
17.4 stationair toerental instellen ........ 131
17.5 Omgevingsdruk programmeren ........ 132
17.6 Stekkerverbinding
ontstekingscurve............................ 133
17.7 Ontstekingscurve wijzigen............... 133
17.8 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 134
17.9 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 134
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 135
18.1 Brandstofzeef vervangen ............. 135
18.2 2-taktoliepeil controleren................ 136
18.3 Oliepomp activeren ..................... 136
18.4 Oliezeef in de olietank reinigen .... 138
18.5 Cardanoliepeil controleren .............. 141
18.6 Cardanolie verversen ................... 141
18.7 Cardanolie bijvullen .................... 143
19 REINIGING, ONDERHOUD......................... 144
19.1 Motorfiets reinigen ......................... 144
19.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter ................................... 145
20 STALLING ................................................ 146
20.1 Stalling......................................... 146
20.2 Inbedrijfname na stalling ................ 147
21 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 148
22 KNIPPERCODE ......................................... 151
INHOUDSOPGAVE
5
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 153
23.1 Motor............................................ 153
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 153
23.3 Vulhoeveelheden............................ 155
23.3.1 Cardanolie................................. 155
23.3.2 Koelmiddel ............................... 155
23.3.3 Brandstof.................................. 155
23.4 Chassis ......................................... 155
23.5 Elektronica.................................... 156
23.6 Banden......................................... 156
23.7 Voorvork........................................ 157
23.8 Schokdemper ................................ 157
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 158
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 161
25 HULPSTOFFEN......................................... 163
26 NORMEN ................................................. 165
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 166
28 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 167
29 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 168
29.1 Rode pictogrammen ....................... 168
29.2 Gele of oranje pictogrammen........... 168
29.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 168
INDEX ............................................................. 169
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
6
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(150 EXC TPI EU)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan.
Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op
de openbare weg.
In de niet-gehomologeerde uitvoering mag dit voertuig uitsluitend worden gebruikt op afgesloten tra-
jecten buiten het openbare wegennet.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
(150 XCW TPI US)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan.
Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
Dit voertuig is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbe-
wijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote
®
) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
10
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo
komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
11
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op garantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller ver-
slijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te contro-
leren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S03607-10
1
Remhendel ( pag. 16)
2
Koppelingshendel ( pag. 16)
3
Lichtschakelaar ( pag. 17) (150 EXC TPI EU)
3
Uitschakelknop ( pag. 16) (150 EXC TPI EU)
3
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 18) (150 EXC TPI EU)
3
Claxonknop ( pag. 17) (150 EXC TPI EU)
4
Stekkerverbinding ontstekingscurve ( pag. 133)
5
Deksel luchtfilterbak
6
Zijstandaard ( pag. 23)
7
Versnellingshendel ( pag. 22)
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S03608-10
1
Tankdop
2
Gashendel ( pag. 16)
3
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14)
4
Kickstarterhendel ( pag. 23)
5
Rempedaal ( pag. 23)
6
Kijkglas remvloeistof achter
5 SERIENUMMERS
14
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer
1
is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje
1
is aan de voorkant van het balhoofd aange-
bracht.
5.3 Sleutelnummer (150 EXC TPI EU)
402247-10
Het sleutelnummer
1
voor het stuurslot is ingefreesd in de sleu-
telhanger.
5.4 Motornummer
401949-10
Het motornummer
1
is in de linkerkant van de motor onder het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
15
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenkant van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe
gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.1 Koppelingshendel
S03609-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
S03610-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
S03611-10
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Uitschakelknop (150 EXC TPI EU)
S03612-10
De uitschakelknop
1
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.5 Uitschakelknop (150 XCW TPI US)
S03630-10
De uitschakelknop
1
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.6 Claxonknop (150 EXC TPI EU)
S03612-11
De claxonknop
1
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
6.7 Lichtschakelaar (150 EXC TPI EU)
E00822-10
De lichtschakelaar
1
is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan De lichtschakelaar bevindt zich in de
middelste stand. In deze stand zijn het dimlicht en
het achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar links gescha-
keld. In deze stand zijn het groot licht en het achter-
licht ingeschakeld.
6.8 Lichtschakelaar (150 XCW TPI US)
E00858-10
De lichtschakelaar
1
bevindt zich links naast het gecombineerde
instrument.
Mogelijke toestanden
Licht uit Lichtschakelaar is tot de aanslag ingedrukt. In
deze stand is het licht uitgeschakeld.
Licht aan Lichtschakelaar tot de aanslag uitgetrokken. In
deze stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingeschakeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (150 EXC TPI EU)
S03612-12
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is links aan het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
bevindt zich in de middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld.
6.10 Noodstopschakelaar (150 EXC TPI EU)
S03614-11
De noodstopschakelaar
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en
een stilstaande motor schakelt niet in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscir-
cuit gesloten en kan de motor worden gestart.
6.11 Startknop
S03614-10
(150 EXC TPI EU)
De startknop
1
is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
S03631-10
(150 XCW TPI US)
De startknop
1
is aan de rechterkant van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
6.12 Overzicht controlelampjes (150 EXC TPI EU)
E00860-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht
is ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconsta-
teerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel
Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen
Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje oliepeil brandt rood Oliepeil
heeft de MINmarkering bereikt. Maximaal nog de res-
terende brandstofvulling leegrijden en bij de volgende
gelegenheid 2taktolie tanken.
6.13 Overzicht controlelampjes (150 XCW TPI US)
E00858-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht Geen functie
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconsta-
teerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel
Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
Waarschuwingslampje oliepeil brandt rood Oliepeil
heeft de MINmarkering bereikt. Maximaal nog de res-
terende brandstofvulling leegrijden en bij de volgende
gelegenheid 2taktolie tanken.
6.14 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
E00929-10
Ontgrendelknop
1
indrukken, tankdop tegen de klok in
draaien en naar boven toe verwijderen.
6.15 Tankdop sluiten
E00930-10
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien tot de ontgren-
delknop
1
vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
2
zonder knik-
ken leggen.
6.16 2-takt-olietankafsluiting openen
E00861-10
Klembeugel
1
omhoog klappen.
2-takt-olietankafsluiting tegen de klok in draaien en naar
boven toe afnemen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.17 2-takt-olietankafsluiting sluiten
E00861-11
2-takt-olietankafsluiting plaatsen en met de klok mee draaien.
Klembeugel
1
omlaag klappen.
De 2-takt-olietankafsluiting vergrendelt.
6.18 Koude-startknop
S03529-10
De koude-startknop
1
is zijdelings aan het smoorklephuis aange-
bracht.
Bij koude motor en lage omgevingstemperatuur verlengt de
elektronische brandstofinspuiting de inspuittijd. Om de hogere
hoeveelheid brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof naar
de motor geleid, door het eruit trekken van de koude-startknop.
Info
Bij een warme motor moet de koude-startknop gedeacti-
veerd zijn.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is er helemaal
uitgetrokken en met ¼ slag gedraaid.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop is na
opnieuw ¼ slag in uitgangspositie teruggekeerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
6.19 Regelschroef stationair toerental
S03529-11
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiel stationair toerental en de response bij
het gas geven.
Een motor met een correct ingesteld stationair toerental start mak-
kelijker dan een motor met een verkeerd ingesteld stationair toe-
rental.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toe-
rental
1
afgesteld.
Info
Als het stationair toerental hoog is, de motor langzaam
aftoert, de motorrem laag is en de gasaanname agressief
is, moet de stelschroef met de klok mee worden gedraaid.
Als het stationair toerental laag is, de motor snel aftoert, de
motorrem hoog is en de gasaanname onzuiver is, moet de
stelschroef tegen de klok in worden gedraaid.
6.20 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerzijde van de motor
gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
23
6.21 Kickstarterhendel
401954-10
De kickstarterhendel
1
is rechts aan de motor aangebracht.
De kickstarterhendel kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst de kickstarterhendel naar de motor
zwenken.
6.22 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.23 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard
1
worden opge-
klapt en met de rubberband
2
zijn vastgezet.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
24
6.24 Stuurslot (150 EXC TPI EU)
E00862-10
Het stuurslot
1
is aan de linkerkant van het balhoofd aange-
bracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en
rijden is dan niet meer mogelijk.
6.25 Stuur vergrendelen (150 EXC TPI EU)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Sleutel voor het stuurslot in het stuurslot steken, naar links
draaien, indrukken en naar rechts draaien. Sleutel voor het
stuurslot verwijderen.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
Sleutel voor het stuurslot nooit in het stuurslot laten
zitten.
6.26 Stuur ontgrendelen (150 EXC TPI EU)
400731-01
Sleutel voor het stuurslot in het stuurslot steken, naar links
draaien, uittrekken en naar rechts draaien. Sleutel voor het
stuurslot verwijderen.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
Sleutel voor het stuurslot nooit in het stuurslot laten
zitten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
25
7.1 Overzicht gecombineerd instrument
V00799-01
Met de toets worden menu's geselecteerd en instellingen
uitgevoerd.
Met de toets worden menu's geselecteerd en instellingen
uitgevoerd.
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus
SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
7.2 Activering en test
400313-01
Gecombineerd instrument activeren
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd als u op een van
de knoppen drukt of als het instrument van de wieltoerentalsensor
een impuls ontvangt.
Displaytest
Voor de functiecontrole van het display lichten kort alle indicatie-
segmenten op.
400314-01
WS (wheel size)
Na de functiecontrole van het display wordt kort de wielomtrek WS
(wheel size) weergegeven.
Info
Het cijfer 2205 komt overeen met de omtrek van een 21"-
voorwiel met standaardbanden.
Vervolgens wordt de laatste geselecteerde modus weergegeven.
7.3 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld, blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde
eenheid.
De waarden TR1, TR2, A1, A2 en S1 worden bij het omstellen gewist.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400329-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies wor-
den weergegeven.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph
knippert.
Km/h instellen
Toets indrukken.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
26
Mph instellen
Toets indrukken.
3 - 5 seconden wachten.
De instellingen worden opgeslagen.
Info
Indien er gedurende 10 - 12 seconden geen knop wordt
ingedrukt of er een impuls wordt ontvangen van de
wieltoerentalsensor, worden de instellingen automatisch
opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
7.4 Functies gecombineerd instrument instellen
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400318-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies wor-
den weergegeven.
Info
Als er 10 - 12 seconden geen knop is ingedrukt, wor-
den de instellingen automatisch opgeslagen.
Indien er gedurende 20 seconden geen knop wordt
ingedrukt of er een impuls wordt ontvangen van de
wieltoerentalsensor, worden de instellingen automatisch
opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de gewenste functie
knippert.
De geselecteerde functie knippert.
Functie activeren
Toets indrukken.
Pictogram blijft op het display staan en de weergave
wisselt naar de volgende functie.
Functie deactiveren
Toets indrukken.
Pictogram op het display verdwijnt en de weergave
wisselt naar de volgende functie.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
27
7.5 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400330-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Uurweergave knippert.
Uurweergave met de knop resp. knop instellen.
3 - 5 seconden wachten.
Het volgende segment van de weergave knippert en kan
worden ingesteld.
Door de knop en knop in te drukken kunnen de volgende
segmenten op dezelfde wijze als de uurweergave worden inge-
steld.
Info
De seconden kunnen alleen op nul worden gezet.
Indien er gedurende 15 - 20 seconden geen knop wordt
ingedrukt of er een impuls wordt ontvangen van de
wieltoerentalsensor, worden de instellingen automatisch
opgeslagen en wordt het setupmenu gesloten.
7.6 Rondetijd opvragen
Info
Deze functie kan alleen worden opgeroepen, als de rondetijden zijn gemeten.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400321-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets kort indrukken.
Op de linkerkant van het display wordt LAP 1 weergegeven.
De ronden 1 - 10 kunnen met de knop worden opgeroepen.
De knop 3 - 5 seconden ingedrukt houden.
De rondetijden worden gewist.
Toets kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Info
Als er een impuls wordt ontvangen van de wieltoeren-
talsensor, schakelt de linkerkant van het display terug
naar de SPEED-modus.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
28
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid)
400317-02
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie SPEED links
op het display verschijnt.
In de weergavemodus SPEED wordt de actuele snelheid weergege-
ven.
De actuele snelheid kan in Km/h of in Mph worden weergegeven.
Info
Landspecifieke instelling aanpassen.
Zodra er een impuls van het voorwiel komt, schakelt de lin-
kerkant van het display naar de SPEED-modus en wordt de
actuele snelheid weergegeven.
7.8 Weergavemodus SPEED/H (bedrijfsuren)
400316-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
In de weergavemodus H worden de bedrijfsuren van de motor weer-
gegeven.
De bedrijfsurenteller slaat de totale rijtijd op.
Info
De bedrijfsurenteller is nodig om te kunnen voldoen aan de
servicewerkzaamheden.
Als het gecombineerde instrument zich bij het starten in de
weergavemodus H bevindt, wisselt het automatisch naar de
weergavemodus ODO.
De weergavemodus H wordt tijdens het rijden onderdrukt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de
functies van het gecombineerde instrument.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
29
7.9 Setupmenu
400344-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu geeft de geactiveerde functies weer.
Info
De knop zo vaak kort indrukken totdat de gewenste
functie bereikt is.
Als er 20 seconden geen knop is ingedrukt, worden de
instellingen automatisch opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Activeert de knipperende indicatie en gaat naar
de volgende indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Deactiveert de knipperende indicatie en gaat
naar de volgende indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende weergave zonder wijzi-
gingen
10 - 12
seconden
wachten.
Setupmenu start, slaat de instellingen op en
wisselt naar H of ODO.
7.10 Meeteenheid instellen
400329-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph
knippert.
In de meeteenheden-modus kan de meeteenheid worden gewij-
zigd.
Info
Als er 5 seconden geen knop is ingedrukt, worden de
instellingen automatisch opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Start van de selectie, activeert de Km/h weer-
gave
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
30
Toets kort
indrukken.
Activeert Mph weergave
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende weergave, wisselt van
de selectie naar het setupmenu
10 - 12
seconden
wachten.
Slaat het setupmenu op en sluit dit menu
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
400319-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechts-
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus CLK wordt de tijd weergegeven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de
klok.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.12 Tijd instellen
400319-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verlaagt de waarde
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende waarde
10 - 12
seconden
wachten.
SETUP-menu verlaten
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
31
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
400320-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechts-
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus LAP kan met de chronometer maximaal 10
rondetijden worden gemeten.
Info
Als de rondetijd na het indrukken van de toets doorloopt,
zijn 9 geheugenplaatsen gebruikt.
De ronde 10 moet met de toets worden gestopt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden terugge-
zet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Stopt de klok.
Toets kort
indrukken.
Start de klok of stopt de lopende rondetijd,
slaat deze op en de chronometer start de vol-
gende ronde.
7.14 Rondetijd opvragen
400321-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets kort indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden terugge-
zet.
Toets kort
indrukken.
Ronden van 1-10 selecteren
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende rondetijd oproepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
32
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)
400317-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie ODO rechts-
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus ODO wordt de totale gereden afstand weerge-
geven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
400323-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR1 rechts-
boven op het display verschijnt.
De TR1 (tripmaster 1) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Hiermee kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand
tussen twee tankstops worden gemeten.
TR1 is aan A1 (gemiddelde snelheid 1) en S1 (chronometer 1)
gekoppeld.
Info
Als 999,9 wordt overschreden, worden de waarden TR1, A1
en S1 automatisch teruggezet op 0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
33
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
400324-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechts-
boven op het display verschijnt.
De TR2 (tripmaster 2) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
wist waarden TR2 en A2.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
verlaagt waarde TR2.
7.18 TR2 (tripmaster 2) instellen
400324-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechts-
boven op het display verschijnt.
Knop 2 - 3 seconden indrukken tot TR2 knippert.
De weergegeven waarde kan handmatig met de knop en de
knop worden ingesteld. Deze functie is praktisch bij ritten op
basis van het roadbook.
Info
De waarde TR2 kan ook tijdens het rijden handmatig wor-
den gecorrigeerd met de knop en de knop .
Als 999,9 wordt overschreden, wordt de waarde TR2 auto-
matisch teruggezet op 0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
verhoogt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
verhoogt waarde TR2.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
verlaagt waarde TR2.
10 - 12
seconden
wachten.
slaat het setupmenu op en sluit het.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
34
7.19 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
400325-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A1 rechts-
boven op het display verschijnt.
A1 (gemiddelde snelheid 1) geeft de gemiddelde snelheid weer op
basis van de berekening van TR1 (tripmaster 1) en S1 (chronome-
ter 1) aan.
De berekening van deze waarde wordt geactiveerd met de eerste
impuls van de wieltoerentalsensor en eindigt 3 seconden na de
laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.20 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
400326-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A2 rechts-
boven op het display verschijnt.
A2 (gemiddelde snelheid 2) geeft de gemiddelde snelheid aan op
basis van de actuele snelheid als de chronometer S2 (chronome-
ter 2) loopt.
Info
De weergegeven waarde kan afwijken van de daadwerkelijke
gemiddelde snelheid als S2 na het rijden niet is gestopt.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
35
7.21 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
400327-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S1 rechts-
boven op het display verschijnt.
S1 (chronometer 1) geeft de rijtijd weer op basis van TR1 en loopt
door als een impuls wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor.
De berekening van deze waarde start met de eerste impuls van de
wieltoerentalsensor en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.22 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
400328-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S2 rechts-
boven op het display verschijnt.
S2 (chronometer 2) is een met de hand te bedienen chronometer.
Als S2 op de achtergrond loopt, knippert de weergave S2 op het
display.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergaven van S2 en A2 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Start of stopt S2.
7.23 Functieoverzicht
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
Weergavemo-
dus SPEED/H
(bedrijfsuren)
Weergave
wisselt naar
het setup-
menu voor de
functies van
het gecom-
bineerde
instrument.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
36
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
Setupmenu Geen functie Activeert de
knipperende
indicatie en
gaat naar
de volgende
indicatie
Geen functie Deactiveert
de knippe-
rende indi-
catie en gaat
naar de vol-
gende indica-
tie
Wisselt naar
de volgende
weergave
zonder wij-
zigingen
Setupmenu
start, slaat de
instellingen
op en wis-
selt naar H of
ODO.
Meeteenheid
instellen
Geen functie Start van de
selectie, acti-
veert de Km/h
weergave
Geen functie Activeert Mph
weergave
Wisselt naar
de volgende
weergave,
wisselt van
de selec-
tie naar het
setupmenu
Slaat het
setupmenu
op en sluit
dit menu
Weergavemo-
dus SPEED/CLK
(tijd)
Weergave
wisselt naar
het setup-
menu voor de
klok.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Tijd instellen Verhoogt de
waarde
Verhoogt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Wisselt naar
de volgende
waarde
SETUP-menu
verlaten
Weergavemo-
dus SPEED/LAP
(rondetijd)
De chrono-
meter en ron-
detijd worden
teruggezet.
Volgende
weergave-
modus
Stopt de
klok.
Start de klok
of stopt de
lopende ron-
detijd, slaat
deze op en
de chrono-
meter start
de volgende
ronde.
Rondetijd
opvragen
De chrono-
meter en ron-
detijd worden
teruggezet.
Ronden van
1-10 selecte-
ren
Geen functie Volgende
rondetijd
oproepen.
Weergavemo-
dus SPEED/ODO
(odometer)
Geen functie Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/TR1
(tripmaster 1)
Indicaties
TR1, A1 en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/TR2
(tripmaster 2)
wist waarden
TR2 en A2.
Volgende
weergave-
modus
verlaagt
waarde TR2.
verlaagt
waarde TR2.
TR2 (tripmas-
ter 2) instellen
verhoogt
waarde TR2.
verhoogt
waarde TR2.
verlaagt
waarde TR2.
verlaagt
waarde TR2.
slaat het
setupmenu
op en sluit
het.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
37
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
Weergavemo-
dus SPEED/A1
(gemiddelde
snelheid 1)
Indicaties
TR1, A1 en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/A2
(gemiddelde
snelheid 2)
Geen functie Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/S1
(chronome-
ter 1)
Indicaties
TR1, A1 en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/S2
(chronome-
ter 2)
Weergaven
van S2 en A2
worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Start of stopt
S2.
7.24 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid
Weergave De motorfiets staat
stil.
Menu activeerbaar
Weergavemodus SPEED/H (bedrijfsuren)
Setupmenu
Meeteenheid instellen
Tijd instellen
Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
Rondetijd opvragen
Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
TR2 (tripmaster 2) instellen
Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
8 INBEDRIJFSTELLING
38
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
INBEDRIJFSTELLING 8
39
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 88)
(150 EXC TPI EU)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 92)
(150 XCW TPI US)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 93)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 98)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 134)
Wen eerst op een hiervoor geschikt terrein aan de omgang met de motorfiets voordat u een veeleisende tocht
onderneemt.
Info
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar
te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig,
en moet het gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 109)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 39)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
Regelmatig het stationaire toerental controleren.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.400 1.600 1/min
Info
Tijdens de inrijperiode kan het stationaire toerental veranderen.
8 INBEDRIJFSTELLING
40
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Stationair toerental instellen. ( pag. 131)
8.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben
een lage zelfontlading en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F)
meer startvermogen. Het startvermogen van lithium-ion-accu's
neemt bij lage temperaturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Hiervoor 5
seconden de startknop indrukken en tussendoor 30 seconden
wachten. De onderbrekingen zijn noodzakelijk opdat de ontstane
warmte zich kan verdelen over de lithium-ion-accu en de 12V-accu
niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu bij temperaturen onder
de 15 °C (60 °F) de starter niet of nauwelijks doortrekt, is hij niet
defect, maar moet hij inwendig worden opgewarmd om het start-
vermogen (stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of mod-
derig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten dui-
delijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 76)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 41)
Rijden op nat zand. ( pag. 42)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 43)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 43)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 44)
INBEDRIJFSTELLING 8
41
8.5 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
M01104-01
Luchtfilter-stofbescherming monteren.
Luchtfilter-stofbescherming (79006920000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
M01105-01
Luchtfilter-zandbescherming monteren.
Luchtfilter-zandbescherming (79006922000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
8 INBEDRIJFSTELLING
42
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 163)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 164)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
8.6 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
M01106-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
INBEDRIJFSTELLING 8
43
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 163)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 164)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
8.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
M01106-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 144)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.8 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
8 INBEDRIJFSTELLING
44
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De transmissieolie wordt snel heet, als de koppeling
wegens een te lange secundaire overbrenging vaak moet
worden bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 163)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 124)
8.9 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
M01106-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
45
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 141)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 94)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 99)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 95)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 101)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 124)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 82)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 84)
Kettingspanning controleren. ( pag. 83)
Bandentoestand controleren. ( pag. 108)
Bandenspanning controleren. ( pag. 108)
Spaakspanning controleren. ( pag. 109)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 64)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 63)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
2-taktoliepeil controleren. ( pag. 136)
9.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
9 RIJ-INSTRUCTIES
46
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
401944-10
Motorfiets van de zijstandaard
1
nemen en zijstandaard met
de rubberband
2
borgen.
Versnelling in stationair schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 10 °C
Koude-startknop er helemaal uittrekken en met ¼ slag
draaien.
Info
Bij een warme motor moet de koude-startknop
gedeactiveerd zijn.
400733-01
Startknop indrukken of kickstarterhendel helemaal en krachtig
intrappen.
Info
Geen gas geven.
Startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de vol-
gende startpoging 30 seconden wachten.
Bij temperaturen onder 15 °C (60 °F) kunnen er ver-
schillende startpogingen nodig zijn om de lithium-ion-
accu op te warmen, waardoor het startvermogen wordt
verhoogd.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
9.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden het licht inschakelen. Zo wordt u door andere verkeersdeelnemers eerder gezien.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband zijn vastgezet.
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en
gelijktijdig voorzichtig gas geven.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
RIJ-INSTRUCTIES 9
47
Waarschuwing
MotorschadeZonder 2-takt-olie in de olietank wordt de motor niet gesmeerd.
Als de oliepeil-waarschuwingslamp gaat branden, is de 2-taktolie nog voldoende voor de resterende
brandstoftankvulling.
Rij hooguit nog de resterende brandstofvulling leeg, zodra het oliepeil-waarschuwingslicht brandt.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid eerst 2-taktolie bij, alvorens brandstof te tanken.
Activeer de oliepomp wanneer de 2takt-olieslang werd losgetrokken of de 2-taktolietank onbedoeld
volledig leeg werd gereden.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor
gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshen-
del vrijgeven en gas geven.
Als de koude-startknop is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas
terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks,
maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Geef slechts zoveel gas als de motor op dat moment aan kan - het abrupt opentrekken van de gashendel ver-
hoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijge-
ven en gas geven resp. nog een keer schakelen.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd met stationair toerental draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Voorkom dat de koppeling vaak en langdurig sleept. Daardoor verhitten de cardanolie, de motor en het koel-
systeem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
9.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
9 RIJ-INSTRUCTIES
48
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnel-
ling afhankelijk van de snelheid.
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
(150 EXC TPI EU)
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
(150 XCW TPI US)
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
RIJ-INSTRUCTIES 9
49
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
9.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Tankdop openen. ( pag. 19)
9 RIJ-INSTRUCTIES
50
400382-10
Brandstoftank maximaal tot maat
A
met brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
35 mm
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
9,25 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 161)
Info
Geen voorgemengde brandstof tanken.
Tankdop sluiten. ( pag. 20)
9.9 2-taktolie tanken
Waarschuwing
MotorschadeZonder 2-takt-olie in de olietank wordt de motor niet gesmeerd.
Als de oliepeil-waarschuwingslamp gaat branden, is de 2-taktolie nog voldoende voor de resterende
brandstoftankvulling.
Rij hooguit nog de resterende brandstofvulling leeg, zodra het oliepeil-waarschuwingslicht brandt.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid eerst 2-taktolie bij, alvorens brandstof te tanken.
Activeer de oliepomp wanneer de 2takt-olieslang werd losgetrokken of de 2-taktolietank onbedoeld
volledig leeg werd gereden.
2-takt-olietankafsluiting openen. ( pag. 20)
M01516-10
2-taktolietank tot de onderzijde
A
van de vulopening vullen.
Voorgeschreven waarde
Alleen 2takt-olie gebruiken dat voor gescheiden smering
geschikt is.
2-taktolietankinhoud
ca.
0,6 l Motorolie 2-takt
( pag. 161)
2-takt-olietankafsluiting sluiten. ( pag. 21)
SERVICESCHEMA 10
51
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
10.2 Verplichte werkzaamheden
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 40 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 5 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Werking van de elektrische installatie controleren.
12V-accu controleren en opladen.
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 95)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 101)
Remschijven controleren. ( pag. 93)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 99)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 98)
Frame controleren. ( pag. 87)
Achterbrug controleren. ( pag. 87)
Achterbruglager op speling controleren.
Schokdemper-zwenklager op speling controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 108)
Bandenspanning controleren. ( pag. 108)
Wiellager op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 109)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 84)
Kettingspanning controleren. ( pag. 83)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controle-
ren of ze gemakkelijk bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 89)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 94)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 92)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 69)
Bougie en bougiedop vervangen.
Membraanhuis, membraan en aanzuigflens controleren.
Cardanolie verversen. ( pag. 141)
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
10 SERVICESCHEMA
52
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 40 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 5 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 123)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 76)
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. ( pag. 77)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed
vastzitten.
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 135)
Brandstofdruk controleren.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 120)
Stationair toerental controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool.
Service in het KTM Dealer.net noteren.
Eenmalig interval
Periodiek interval
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 40 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 80 bedrijfsuren
om de 40 bedrijfsuren
na 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
om de 48 maanden
om de 12 maanden
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling vervangen. ( pag. 90)
Balhoofdlager smeren. ( pag. 71)
Elektrische startinrichting controleren.
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Elektrische startinrichting controleren.
Brandstoffilter vervangen.
Zuigers vervangen en cilinders controleren.
Oliepomp vervangen, oliezeef reinigen.
Oliezeef in de olietank reinigen.
Beschermkap van de druksensor reinigen.
SERVICESCHEMA 10
53
om de 40 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 80 bedrijfsuren
om de 40 bedrijfsuren
na 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
om de 48 maanden
om de 12 maanden
Koelmiddel verversen. ( pag. 127)
Klein motoronderhoud uitvoeren. (Uitlaatregeling op goede werking en soe-
pelheid controleren. Koppeling controleren.)
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de
motor. (Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. Slangaansluitin-
gen van de druksensor reinigen. Transmissie en versnelling controleren.
Alle motorlagers vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN
54
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand inge-
steld op een bestuurder met standaard gewicht (met bescher-
mende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere
afwijkingen moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
11.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het ach-
terwiel veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de
ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
11.3 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot
normaal inveert.
CHASSIS AFSTELLEN 11
55
S03468-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
11.4 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
S03469-10
Stelschroef
1
met een steeksleutel tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
11 CHASSIS AFSTELLEN
56
11.5 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
E00866-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot
de markering SAG op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090100)
Veerwegmal-pen (00029990010)
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
CHASSIS AFSTELLEN 11
57
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 56)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas
en de markering SAG op het achterspatbord meten.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 37 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 58)
11.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 56)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achterwielas en de markering SAG op het
achterspatbord.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 110 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 59)
11 CHASSIS AFSTELLEN
58
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opme-
ten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
Schokdemper demonteren. ( pag. 72)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
402405-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet
de veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige
meting van de veerlengte.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de aangegeven
maat
A
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 10 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring
schokdemper
M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 72)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
CHASSIS AFSTELLEN 11
59
11.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
Schokdemper demonteren. ( pag. 72)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65
75 kg
54 60 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
85 kg
57 63 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
95 kg
60 66 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 72)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 57)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 57)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 56)
11.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net
als bij de schokdemper door de veervoorspanning worden
gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moeten beslist hardere vorkveren worden gemon-
teerd om beschadiging aan voorvork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de
vorkpoten worden ontlucht.
11 CHASSIS AFSTELLEN
60
11.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
S03470-10
Wit stelelement
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker vork-
poot COMP (wit stelelement). De uitgaande demping
bevindt zich in de rechter vorkpoot REB (rood stelele-
ment).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
S03472-10
Rood stelelement
1
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot REB (rood stelelement). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (wit stelele-
ment).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 11
61
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.14 Stuurstand
M00993-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand boorgaten A 15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
B
van het
midden geplaatst.
Afstand boorgaten B 3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste positie
voor de bestuurder te zetten.
11.15 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
11 CHASSIS AFSTELLEN
62
M00993-11
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur
verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
1
monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
63
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
401942-01
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan weg-
rollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard
1
met de
voet tot de bodem uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opge-
klapt en met de rubberband zijn vastgezet.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
H01595-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 64)
K00070-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 164)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 65)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
12.5 Voorvorkprotector demonteren
V00332-10
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en linker voorvorkprotector verwijde-
ren.
Schroeven
3
verwijderen en rechter voorvorkprotector verwij-
deren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
65
12.6 Voorvorkprotector monteren
V00332-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
12.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
Voorwiel demonteren. ( pag. 104)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 118)
E00375-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
De kabelbinders verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
S03475-10
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
12.8 Vorkpoten monteren
H01595-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
1
zijn naar voren gepositio-
neerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot REB (rood stelelement). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (wit stelele-
ment).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven
in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van
boven) moet door de bovenkant van de bovenste kroon-
plaat worden afgesloten.
S03475-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat
onder
M8 15 Nm
E00375-11
Remzadel positioneren, schroeven
4
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 105)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 118)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 120)
12.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
Voorwiel demonteren. ( pag. 104)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 118)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 65)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 71)
Stuurbescherming verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
67
S03514-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen de houder van het gecombineerde
instrument opzij hangen.
E00921-10
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
losdraaien. Bovenste kroonplaat met stuur verwij-
deren en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
E00922-10
Keerring
4
verwijderen. Beschermring
5
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12.10 Onderste kroonplaat monteren
V00359-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 164)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
1
correct is
gepositioneerd.
Beschermring
2
en keerring
3
monteren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
E00921-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Koppelingskabel en kabelboom positioneren.
Schroef
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
S03514-11
Gecombineerd instrument positioneren, schroeven
5
monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
S03463-11
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
6
zijn naar voren gepositio-
neerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot REB (rood stelelement). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (wit stelele-
ment).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven
in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van
boven) moet door de bovenkant van de bovenste kroon-
plaat worden afgesloten.
S03525-11
Schroeven
7
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat
onder
M8 15 Nm
S03508-10
Schroef
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
69
S03508-11
Schroef
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
S03525-10
Schroeven
9
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
E00375-13
Remzadel positioneren, schroeven
bk
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
bl
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Spatbord voor monteren. ( pag. 71)
Voorwiel monteren. ( pag. 105)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 118)
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelings-
leiding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 69)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 120)
12.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 70)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 70)
Balhoofdlager controleren, eventueel vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
12.12 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
S03477-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
en
2
losdraaien.
Schroef
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroef
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 69)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
71
12.13 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 66)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 67)
12.14 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 118)
V00340-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
V00341-10
Schroeven
2
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
12.15 Spatbord voor monteren
V00341-11
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven
1
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
V00340-11
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 118)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 120)
12.16 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
S03615-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug
zo ver neerlaten dat het achterwiel nog gedraaid kan worden.
Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef
2
verwijderen, spatbescherming
3
opzij duwen en
schokdemper verwijderen.
12.17 Schokdemper monteren
S03615-11
Hoofdwerk
Spatbescherming
1
opzij duwen en schokdemper positione-
ren. Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Info
Het zwenklager voor de schokdemper van de achterbrug
is gecoat met teflon. Het mag noch met vet noch met
andere smeermiddelen worden gesmeerd. Smeermidde-
len lossen de tefloncoating op waardoor de levensduur
drastisch wordt verkort.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
73
12.18 Zadel verwijderen
S03480-10
Schroeven
1
aan de linkerzijde verwijderen.
H02218-10
Zadel achteraan optillen, naar achteren trekken en naar boven
toe verwijderen.
12.19 Zadel monteren
H02218-11
Zadel vooraan aan de beide flensbussen van de brandstoftank
haken, achteraan neerlaten en naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
S03480-10
Schroef
1
aan de linkerzijde monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
12.20 Deksel luchtfilterbak demonteren
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
S03632-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef
1
verwijderen.
S03632-11
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
naar de zijkant toe eraf trek-
ken en naar voren toe verwijderen.
12.21 Deksel luchtfilterbak monteren
S03632-12
Hoofdwerk
Deksel luchtfilterbak in bereik
A
vasthaken en in bereik
B
vergrendelen.
S03632-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel
luchtfilterbak
EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 73)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
75
12.22 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 74)
S03482-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip
1
losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder
verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
12.23 Luchtfilter monteren
H02459-01
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
A
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 163)
S03483-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen
1
in bus
B
positioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Bevestigingslip
2
inhaken.
Borgpen
3
is met bevestigingsklem
2
vastgezet.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 74)
Zadel monteren. ( pag. 73)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
76
12.24 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 74)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 75)
102191-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 163)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 163)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd
en goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 75)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 74)
Zadel monteren. ( pag. 73)
12.25 Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 74)
S03499-10
Hoofdwerk
Bij de markering
A
een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 74)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
77
Zadel monteren. ( pag. 73)
12.26 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
S03484-10
Schroeven
1
verwijderen.
Einddemper met de uitlaatmof
2
en veerringen van het
bochtstuk aftrekken.
12.27 Einddemper monteren
S03484-11
Einddemper met de uitlaatmof
1
en veerringen monteren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
12.28 Glasvezelvulling van de einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 77)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
78
V01636-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Binnenpoot
2
met keerring
3
eruit trekken.
Glasvezelvulling
4
uit binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
4
op de binnenpoot monteren.
Buitenpoot
5
over de binnenpoot met de nieuwe glasvezel-
vulling en de O-ring schuiven.
Alle schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van eind-
demper
M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 77)
12.29 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
79
S03485-10
Hoofdwerk
Stekker
1
van brandstofpomp loskoppelen.
Slang
2
van de brandstoftankontluchting trekken.
E00880-10
Snelsluitkoppeling grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Wasdopset
3
monteren.
Waskappenset (81212016100)
E00881-10
Schroeven
4
met flensbussen verwijderen.
(150 EXC TPI EU)
Claxon met claxonhouder opzij hangen.
E00882-10
Schroef
5
met rubberbus verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
80
E00883-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateuropname trekken
en brandstoftank naar boven toe verwijderen.
12.30 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 87)
E00883-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant
vóór de radiateur vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
81
E00882-11
Schroef
1
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
(150 EXC TPI EU)
Claxon met claxonhouder positioneren.
E00881-11
Schroeven
2
met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
S03486-10
Waskappenset verwijderen.
Snelsluitkoppeling grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
O-ring smeren en snelsluitkoppeling
3
in elkaar steken.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van
het uitlaatsysteem leggen.
Slang
4
voor brandstoftankontluchting erop steken.
Stekker
5
van de brandstofpomp verbinden.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 73)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
82
12.31 Vervuiling ketting controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 82)
12.32 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 163)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 163)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
83
12.33 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
E00885-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trek-
ken en de kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
1
moet daarbij
gespannen zijn.
Als de kettingbescherming gemonteerd is moet de ket-
ting minimaal tot de aanslag aan de kettingbescher-
ming
B
omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 55 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 83)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
12.34 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
84
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
Kettingspanning controleren. ( pag. 83)
E00330-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55 58 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zodanig draaien dat de
markeringen aan de linker en rechter kettingspanner in
dezelfde positie staan t.o.v. de referentiemarkeringen
A
.
Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
4
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
12.35 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
85
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
10 15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand
B
van
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
E00886-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glij-
blok
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
86
E00887-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de ket-
tinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is
versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
E00333-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
87
12.36 Frame controleren
S01316-10
Controleren of het frame scheuren heeft of vervormd is.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking
scheuren of vervormingen heeft:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtin-
werking is beschadigd, altijd vervangen. KTM
staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
12.37 Achterbrug controleren
S01317-10
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen.
Reparatie van de achterbrug staat KTM niet toe.
12.38 Gaskabelplaatsing controleren
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 78)
E01230-01
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van
het stuur, boven het brandstoftanklager rechts op het frame,
naar het smoorklephuis gelegd zijn. Beide gasbowdenkabels
moeten achter de rubberband van de brandstoftankhouder
geborgd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabelplaatsing corrigeren.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 80)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
88
Zadel monteren. ( pag. 73)
12.39 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
E00889-10
Schroef
1
op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite
®
243™
De ruit
A
moet zoals op de afbeelding zijn gepositioneerd.
12.40 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
S03609-11
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
89
12.41 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
E01223-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 162)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
90
12.42 Vloeistof van de hydraulische koppeling vervangen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
E01223-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
S03616-10
Ontluchtingsspuit
4
met de juiste vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 162)
Van de koppelingsnemercilinder de beschermkap verwijderen,
ontluchtingsschroef
5
losmaken en ontluchtingsspuit
4
monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
91
E01224-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zon-
der luchtbellen uit de boring
6
van de koppelingscilinder
stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef
vastdraaien. Beschermkap monteren.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.43 Motorbescherming demonteren
H01638-10
Schroeven
1
verwijderen en motorbescherming eraf halen.
12.44 Motorbescherming monteren
H01638-10
Motorbescherming achteraan aan frame haken en vooraan naar
boven zwenken.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
13 REMSYSTEEM
92
13.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
S03617-10
(150 EXC TPI EU)
Remhendel naar het stuur trekken en vrije slag
A
contro-
leren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 92)
S03617-11
(150 XCW TPI US)
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
A
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Uitgangspositie van de remhendel instellen.
( pag. 93)
13.2 Vrije slag remhendel instellen (150 EXC TPI EU)
S03610-11
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 92)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef
1
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
wordt de vrije slag kleiner. Het drukpunt verwijdert zich
van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt
de vrije slag groter. Het drukpunt komt dichter bij het
stuur.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
REMSYSTEEM 13
93
13.3 Uitgangspositie van de remhendel instellen (150 XCW TPI US)
S03610-11
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 92)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
1
aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.4 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
13 REMSYSTEEM
94
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S03618-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 94)
13.6 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
95
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 95)
S03619-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 162)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.7 Remplaketten van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
E00342-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 96)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
13 REMSYSTEEM
96
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 96)
13.8 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
REMSYSTEEM 13
97
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
E01226-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers terug te duwen en erop letten dat er geen remvloeistof
uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van
de remzuigers het remzadel tegen de spaken wordt
geduwd.
E00344-10
Splitpennen
4
verwijderen, bouten
5
eruit trekken en rem-
plaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
100397-01
Controleren of het veerblad
6
in het remzadel en de glij-
plaat
7
in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
E00345-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpen-
nen monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
13 REMSYSTEEM
98
E01226-11
Remvloeistofpeil corrigeren op maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 162)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.9 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
1
uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde over-
eenkomt:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 98)
Veer
1
inhangen.
13.10 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
REMSYSTEEM 13
99
402026-10
Veer
1
losmaken.
E00346-10
Moer
2
losdraaien en met drukstang
3
terugdraaien totdat
de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer
4
losdraaien en schroef
5
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
3
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
Schroef
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbe-
vestiging
M8 20 Nm
Drukstang
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Veer
1
vasthaken.
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM
100
S03518-10
Voertuig verticaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het vloeistofpeil onder de markering
A
van het kijk-
glas is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 100)
13.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 101)
REMSYSTEEM 13
101
S03487-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 162)
Schroefdop met membraan en keerring monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.13 Remplaketten van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
E00349-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 101)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 101)
13.14 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
13 REMSYSTEEM
102
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
S03621-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
E00351-10
Splitpennen
3
verwijderen, bouten
4
eruit trekken en rem-
plaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
REMSYSTEEM 13
103
E00352-10
Controleren of het veerblad
5
in het remzadel en de glij-
plaat
6
in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
E00353-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpen-
nen monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
S03487-10
Remvloeistofpeil tot markering
A
corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 162)
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14 WIELEN, BANDEN
104
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
V00363-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van
de remzuigers het remzadel tegen de spaken wordt
geduwd.
V00364-10
Schroef
1
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
2
losdraaien.
Op de schroef
1
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
1
verwijderen.
V00365-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen
3
verwijderen.
WIELEN, BANDEN 14
105
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 163)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 163)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
V00364-11
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
14 WIELEN, BANDEN
106
V00366-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen. Steekas
3
slechts zo ver
eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
H03002-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 14
107
H03001-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 163)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 163)
V00367-10
Achterwiel positioneren en steekas
2
erin zetten.
Ketting erop leggen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
V00368-10
Kettingspanner
3
positioneren. Moer
4
monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
3
tegen de stelschroe-
ven
5
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 83)
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
3
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
14 WIELEN, BANDEN
108
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
WIELEN, BANDEN 14
109
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning weg (150 EXC TPI EU)
voor 1,5 bar
achter 1,8 bar
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achter-
wiel
M4,5 6 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
15 ELEKTRONICA
110
15.1 12V-accu demonteren
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
S03489-10
Hoofdwerk
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke
stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-
accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventi-
leerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stof-
fen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de mini-
mumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor
laden
9 V
Voer 12V-accu’s waarvan de minimumspanning
werd onderschreden volgens de voorschriften af.
Minkabel
1
van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
2
naar achteren trekken en pluskabel van
de 12V-accu loskoppelen.
S03490-10
EFI-besturingsapparaat
3
van de rubbertaps
4
er naar
boven aftrekken en opzij hangen.
ELEKTRONICA 15
111
S03491-10
Startrelais
5
en zekeringenblok
6
van het accuvak trekken
en opzij hangen.
S03492-10
Kabelboom
7
losmaken, het relais
8
en de stekker
9
los-
koppelen en opzij hangen.
S03493-10
Schroef
bk
verwijderen en accuvak losmaken.
12V-accu naar boven toe verwijderen.
15 ELEKTRONICA
112
15.2 12V-accu monteren
S03494-10
Hoofdwerk
12V-accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen en
met de bevestigingsbeugel
1
vastzetten.
12V-accu (HJTZ5S-FP-C) ( pag. 156)
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
S03492-11
De relais
3
en de stekker
4
tegen het accuvak plaatsen en
de kabelboom
5
vasthaken.
S03491-11
Startrelais
6
en zekeringenblok
7
aan het accuvak vastha-
ken.
S03490-11
EFI-besturingsapparaat
8
met de rubbertaps
9
vastzetten.
ELEKTRONICA 15
113
S03489-11
Pluskabel
bk
met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactring
A
moet onder de schroef
bl
en de
kabelschoen
bm
met de klauwen naar de accupool wor-
den gemonteerd.
Pluspoolafdekking
bn
over pluspool schuiven.
Minkabel
bo
met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 73)
15.3 12V-accu laden
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
12V-accu demonteren. ( pag. 110)
15 ELEKTRONICA
114
S00863-10
Hoofdwerk
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke
stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-
accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventi-
leerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stof-
fen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de mini-
mumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor
laden
9 V
Voer 12V-accu’s waarvan de minimumspanning
werd onderschreden volgens de voorschriften af.
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
12V-accu niet opladen.
12V-accu vervangen en oude 12V-accu op de juiste
manier afvoeren.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inscha-
kelen.
Voorgeschreven waarde
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 12 h
12V-accu regelmatig bij-
laden als de motorfiets
niet wordt gebruikt
6 maanden
Optimale laad- en
opslagtemperatuur van
de lithium-ion-accu
10 20 °C
Acculader (79629974000)
De oplaadtijd kan bij lage temperaturen langer zijn.
Deze acculader is niet geschikt voor de onderhoudsop-
lading van lithium-ion-accu's.
ELEKTRONICA 15
115
Info
Als laadstroom, laadspanning of laadduur wor-
den overschreden, dan vernielt dit de 12V-accu.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er
diepteontlading en capaciteitsverlies op, waar-
door de 12V-accu wordt vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij.
Deksel
1
nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Nawerk
12V-accu monteren. ( pag. 112)
Zadel monteren. ( pag. 73)
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
S03495-10
Hoofdwerk
EFI-besturingsapparaat
1
van de rubbertaps
2
er naar
boven aftrekken en opzij hangen.
S03496-10
Startrelais
3
uit houder trekken.
15 ELEKTRONICA
116
S03497-10
Beschermkappen
4
verwijderen.
Defecte hoofdzekering
5
verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
6
.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109120) ( pag. 156)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkappen
4
erop steken.
Startrelais
3
op de houder steken en kabels leggen.
S03495-10
EFI-besturingsapparaat
1
op de rubbertaps
2
monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 73)
15.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
S03498-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel
1
openen.
Defecte zekering verwijderen.
ELEKTRONICA 15
117
Voorgeschreven waarde
(150 EXC TPI EU)
Zekering 1 10 A - EFI-besturingsunit, lambdasonde,
oliepomp, gecombineerd instrument, elektronische
brandstofinspuiting, diagnosestekker
Zekering 2 - 10 A - claxon, remlicht, radiateurventilator
(optioneel), knipperlicht
Zekering 3 - 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achter-
licht, nummerplaatverlichting
Zekering 4 - 5 A - brandstofpomp
(150 XCW TPI US)
Zekering 1 10 A - EFI-besturingsunit, oliepomp,
gecombineerd instrument, elektronische
brandstofinspuiting, diagnosestekker
Zekering 2 - 10 A - radiateurventilator (optioneel)
Zekering 3 10 A - dimlicht, zijlicht, achterlicht
Zekering 4 - 5 A - brandstofpomp
Zekeringen res - 10 A - reservezekering
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad
A
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten
de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven
ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 156)
Zekering (75011088005) ( pag. 156)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel
1
sluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 73)
15 ELEKTRONICA
118
15.6 Koplampkap met koplamp demonteren
E00899-10
Remleiding en kabelstreng op de koplampkap losmaken.
Rubberband
1
losmaken. Koplampkap naar boven schuiven
en naar voren zwenken.
E00900-10
(150 EXC TPI EU)
Stekkerverbindingen
2
loskoppelen en koplampkap met
koplamp verwijderen.
E00357-10
(150 XCW TPI US)
Stekkerverbinding
2
loskoppelen en koplampkap met
koplamp verwijderen.
15.7 Koplampkap met koplamp monteren
E00900-11
Hoofdwerk
(150 EXC TPI EU)
Stekkerverbindingen
1
verbinden.
E00357-11
(150 XCW TPI US)
Stekkerverbinding
1
verbinden.
ELEKTRONICA 15
119
E00899-11
Koplampkap positioneren en met rubberband
2
vastzetten.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
Remkabel en kabelboom in de remkabelgeleiding positioneren.
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 120)
15.8 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector vermindert de lichtsterkte.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Het lichtpeertje niet met blote handen aanraken.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 118)
E00358-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
met de daaronder liggende lampfitting tot de
aanslag tegen de klok in draaien en optillen.
Lampfitting
2
van het positielicht uit de reflector trekken.
E00359-10
Lamp koplamp
3
eruit draaien.
Nieuwe lamp in koplamp plaatsen.
Koplamp (HS1/sokkel BX43t) ( pag. 156)
Beschermkap met de lampfitting in de reflector plaatsen en tot
de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de keerring
4
goed zit.
Lampfitting van het positielicht in de reflector steken.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 118)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 120)
15 ELEKTRONICA
120
15.9 Knipperlichtlamp vervangen (150 EXC TPI EU)
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector vermindert de lichtsterkte.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Het lichtpeertje niet met blote handen aanraken.
E00360-10
Hoofdwerk
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Knipperlichtglas
1
voorzichtig verwijderen.
De oranje kap
2
in de buurt van de uitsteeksels samenduwen
en verwijderen.
Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen
de klok in draaien en uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij hou-
den.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met
de klok mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 156)
Oranje kap monteren.
Knipperlichtglas positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de
schroef met een kleine ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef
licht vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
15.10 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op afstand
A
rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampinstelling controleren.
ELEKTRONICA 15
121
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met
bestuurder die gereed is om te rijden precies op de onderste
markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 121)
15.11 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 120)
V00369-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Door zwenken van de koplamp de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met
bestuurder die gereed is om te rijden precies op de onderste
markering liggen (aangebracht bij: Koplampinstelling contro-
leren).
Info
Extra belasting kan mogelijk een correctie van de kop-
lamplichtbundelbreedte vereisen.
Schroef
1
vastdraaien.
15.12 Batterij gecombineerd instrument vervangen
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 118)
E00901-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Gecombineerd instrument omhoog uit de houder trekken.
V00371-10
Beschermkap
2
met een munt tot de aanslag tegen de klok
in draaien en verwijderen.
Batterij gecombineerd instrument
3
verwijderen.
Nieuwe batterij van gecombineerd instrument met het
opschrift naar boven plaatsen.
Accu gecombineerde instrument (CR 2430) ( pag. 156)
Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
15 ELEKTRONICA
122
V00372-10
Beschermkap
2
positioneren en met een munt tot de aanslag
met de klok mee draaien.
Een willekeurige knop op het gecombineerde instrument
indrukken.
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd.
Gecombineerd instrument in houder positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 118)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 120)
Kilometer of mijl instellen. ( pag. 25)
Functies gecombineerd instrument instellen. ( pag. 26)
Tijd instellen. ( pag. 27)
15.13 Diagnosestekker
H00933-12
De diagnosestekker
1
bevindt zich onder het zadel onder het
EFI-besturingsapparaat.
KOELSYSTEEM 16
123
16.1 Koelsysteem
S03622-11
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
16 KOELSYSTEEM
124
Koelmiddel ( pag. 161)
Radiateurdop monteren.
16.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 161)
Radiateurdop monteren.
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 16
125
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
S03622-10
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
16.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
S03623-10
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef
1
is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
16 KOELSYSTEEM
126
400243-10
Koelmiddel tot maat
A
boven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel
( pag. 161)
E00904-10
Beschermkap
2
boven de thermostaat omhoog schuiven.
E00905-10
Stekker
3
loskoppelen.
Thermostaat
4
met O-ring verwijderen en wachten tot koel-
middel zonder luchtbellen uittreedt.
Thermostaat
4
met O-ring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef temperatuur-
sensor cilinderkop
M10x1,25 12 Nm
Stekker
3
verbinden.
Beschermkap
2
positioneren.
400243-10
Koelmiddel tot maat
A
boven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel ( pag. 161)
S03624-10
Radiateurdop
5
monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
KOELSYSTEEM 16
127
Nawerk
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 124)
16.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
S03622-10
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
400243-10
Koelmiddel tot maat
A
boven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel ( pag. 161)
16 KOELSYSTEEM
128
S04306-10
Beschermkap
3
boven de thermostaat omhoog schuiven.
S04307-10
Stekker
4
loskoppelen.
Thermostaat
5
met O-ring verwijderen en wachten tot koel-
middel zonder luchtbellen uittreedt.
Thermostaat
5
met O-ring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef temperatuur-
sensor cilinderkop
M10x1,25 12 Nm
Stekker
4
verbinden.
Beschermkap
3
positioneren.
400243-10
Koelmiddel tot maat
A
boven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel ( pag. 161)
S04305-10
Radiateurdop
2
monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Nawerk
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 124)
MOTOR AFSTELLEN 17
129
17.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Het stuur volledig naar rechts draaien. Gashendel licht heen
en weer bewegen en de speling van de gaskabel
A
bepalen.
Speling van gaskabel 3 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 129)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur
over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 129)
17.2 Speling gaskabel instellen
Info
Als de gasbowdenkabels correct zijn gelegd, hoeft de brandstoftank niet te worden gedemonteerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 78)
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 87)
E01227-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Moer
2
losdraaien.
Stelschroef
3
helemaal indraaien.
Moer
4
losdraaien.
Stelschroef
5
helemaal indraaien.
Stelschroef
3
zodanig draaien dat bij de gashendel de spe-
ling van de gasbowdenkabel aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling van gaskabel 3 5 mm
Stelschroef
5
uitdraaien tot de soepelheid of de gaskabelspe-
ling verslechtert.
Stelschroef
5
weer ca. twee slagen indraaien.
17 MOTOR AFSTELLEN
130
Moer
4
vastdraaien.
Moer
2
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 129)
17.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen
Info
Op de gashendel kunnen de eigenschappen van de gasrespons door de vervanging van de gaskabelschijf
worden veranderd.
Een gaskabelschijf met een andere karakteristiek is inbegrepen.
S03625-10
Hoofdwerk
Manchet
1
terugschuiven.
Schroeven
2
en halve schalen
3
verwijderen.
Gaskabels losmaken en handgreep verwijderen.
102246-10
Gaskabelschijf
4
van de handgreep
5
verwijderen.
Gewenste gaskabelschijf op de handgreep positioneren.
Voorgeschreven waarde
De aanduiding OUTSIDE moet zichtbaar zijn. De
markering
A
moet bij de markering
B
gepositioneerd
zijn.
Gaskabelschijf grijs (79002014000)
Alternatief 1
Gaskabelschijf zwart (79002014100)
Info
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep langzaam.
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep snel.
De grijze gaskabelschijf is bij levering gemonteerd.
MOTOR AFSTELLEN 17
131
E01229-10
Stuur aan buitenzijde en handgreep aan binnenzijde reinigen.
Handgreep op het stuur schuiven.
Gaskabels in de gaskabelschijf bevestigen en op hun plaats
brengen.
Halve schalen
3
positioneren, schroeven
2
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 5 Nm
Manchet
1
erop schuiven en gashendel controleren op soe-
pele werking.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 129)
17.4 stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag
van dienst.)
S03529-11
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop is
na opnieuw ¼ slag in uitgangspositie teruggekeerd.
( pag. 21)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Door het verdraaien van de regelschroef stationair toerental
1
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.400 1.600 1/min
Toerenteller (45129075000)
17 MOTOR AFSTELLEN
132
Info
Draaien met de klok mee verlaagt het stationaire toe-
rental.
Draaien tegen de klok in verhoogt het stationaire toe-
rental.
De instelling in kleine stappen uitvoeren.
Een verkeerd stationair toerental heeft een slechte
invloed op de gehele motorloop.
17.5 Omgevingsdruk programmeren
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Info
Als met het voertuig met lopende motor op verschillende zeespiegelniveaus wordt gereden, leert het de
omgevingsdruk permanent mee.
Als het voertuig met uitgeschakelde motor over een groter hoogteverschil wordt getransporteerd, moet de
omgevingsdruk opnieuw worden geprogrammeerd.
H02349-01
Voertuig op nieuwe zeespiegelhoogte starten en motor weer
uitzetten.
Minstens vijf seconden wachten.
Voertuig opnieuw starten en starteigenschappen controleren.
» Als de starteigenschappen niet zijn verbeterd:
Procedure herhalen.
MOTOR AFSTELLEN 17
133
17.6 Stekkerverbinding ontstekingscurve
E00910-10
De stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing
bevindt zich onder de brandstoftank aan het frame.
Info
De ontstekingscurveschakelaar is in gehomologeerde
(gesmoorde) toestand van de motorfiets zonder functie.
Mogelijke toestanden
Soft De stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpas-
sing is losgekoppeld; er wordt een betere rijbaarheid bereikt.
Performance De stekkerverbinding van de ontstekingscur-
veaanpassing is verbonden; er wordt een hoger vermogen
bereikt.
17.7 Ontstekingscurve wijzigen
Info
De ontstekingscurveschakelaar is in gehomologeerde (gesmoorde) toestand van de motorfiets zonder func-
tie.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 78)
E00910-10
Ontstekingscurve van Performance op Soft omschakelen
Stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing
loskoppelen.
Soft Betere rijbaarheid
Ontstekingscurve van Soft op Performance omschakelen
Stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing
verbinden.
Performance Meer vermogen
17 MOTOR AFSTELLEN
134
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 80)
Zadel monteren. ( pag. 73)
17.8 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 134)
17.9 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
401951-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas ste-
ken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef
1
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite
®
243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
135
18.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
E00911-10
Snelsluitkoppeling
1
grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Brandstofzeef
2
uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schui-
ven.
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en O-ring van
de snelsluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 163)
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
136
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en respons controleren.
18.2 2-taktoliepeil controleren
Waarschuwing
MotorschadeZonder 2-takt-olie in de olietank wordt de motor niet gesmeerd.
Als de oliepeil-waarschuwingslamp gaat branden, is de 2-taktolie nog voldoende voor de resterende
brandstoftankvulling.
Rij hooguit nog de resterende brandstofvulling leeg, zodra het oliepeil-waarschuwingslicht brandt.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid eerst 2-taktolie bij, alvorens brandstof te tanken.
Activeer de oliepomp wanneer de 2takt-olieslang werd losgetrokken of de 2-taktolietank onbedoeld
volledig leeg werd gereden.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
S03500-10
Hoofdwerk
2-taktoliepeil in de olietank controleren.
Info
Voor het vullen van de brandstoftank moet de
2-taktolietank minimaal tot aan de bovenste
stootrand
A
gevuld zijn.
De 2-taktolietank is zo vol mogelijk gevuld.
» Als het 2-taktoliepeil te laag is:
2-taktolie tanken. ( pag. 50)
18.3 Oliepomp activeren
Waarschuwing
MotorschadeZonder 2-takt-olie in de olietank wordt de motor niet gesmeerd.
Als de oliepeil-waarschuwingslamp gaat branden, is de 2-taktolie nog voldoende voor de resterende
brandstoftankvulling.
Rij hooguit nog de resterende brandstofvulling leeg, zodra het oliepeil-waarschuwingslicht brandt.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid eerst 2-taktolie bij, alvorens brandstof te tanken.
Activeer de oliepomp wanneer de 2takt-olieslang werd losgetrokken of de 2-taktolietank onbedoeld
volledig leeg werd gereden.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
137
Voorwaarden
De motor staat stil.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
2-taktoliepeil controleren. ( pag. 136)
S03510-10
Hoofdwerk
EFI-besturingsapparaat
1
van de rubbertaps er omhoog
aftrekken en opzij hangen.
Beschermkap
2
van de diagnosestekker verwijderen.
S03611-11
Gashendel
3
in volgasstand zetten en fixeren.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
138
S03512-10
Wake-up-stekker
4
voor het activeren van de oliepompen op
de diagnosestekker
5
steken.
De verlichting van het gecombineerde instrument wordt
geactiveerd.
Info
De stekker wordt bij de motor geleverd.
Minstens vijf seconden wachten.
Vastzetting van de gashendel losmaken.
De oliepomp wordt geactiveerd.
Info
De oliepomp wordt in verschillende snelheden aange-
stuurd.
De procedure is duidelijk hoorbaar.
Wachten tot van de oliepomp geen geluiden meer hoorbaar
zijn.
Wake-up-stekker van de diagnosestekker losmaken.
S03513-10
Controleer of in de slang
6
luchtbellen zichtbaar zijn.
» Als luchtbellen zichtbaar zijn:
Gehele procedure herhalen tot geen luchtbellen meer
zichtbaar zijn.
Beschermkap op de diagnosestekker monteren.
EFI-besturingsapparaat op de rubbertaps monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 73)
18.4 Oliezeef in de olietank reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
Einddemper demonteren. ( pag. 77)
Zadel verwijderen. ( pag. 73)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 78)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 74)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
139
S03626-10
Hoofdwerk
Schroef
1
met ring verwijderen.
De kabelbinders verwijderen en framebescherming eraf nemen.
S03627-10
Schroeven
2
verwijderen.
Schroeven
3
losdraaien.
S03628-10
Klemmen
4
van de smoorklep losmaken.
(150 EXC TPI EU)
Stekkerverbinding
5
van de achterste remlichtschakelaar
loskoppelen.
Console licht optillen en borgen.
Info
Op de aanzuigaansluiting
6
letten.
Smoorklep
7
naar achteren uit de aanzuigflens trekken en
opzij hangen.
S03504-10
Slangklem
8
met behulp van een schroevendraaier openen.
Hoekstuk eraf trekken en de 2-taktolie opvangen in een
geschikte opvangbak.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
140
S03505-10
Oliezeef
9
verwijderen en reinigen.
Oliezeef op beschadiging controleren.
» Als de oliezeef een beschadiging vertoont:
Oliezeef vervangen.
S03506-10
Oliezeef plaatsen en het hoekstuk met een nieuwe slangklem
monteren.
Slangklemmentang (60029057000)
S03629-10
Smoorklep
7
monteren.
Borging verwijderen en console positioneren.
Info
Op de aanzuigaansluiting
6
letten.
(150 EXC TPI EU)
Stekkerverbinding
5
van de achterste remlichtschakelaar
aansluiten.
Klemmen
4
van de smoorklep positioneren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef aanzuig-
flens/membraanhuis
M6 6 Nm
S03627-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef console
onder
M8 30 Nm
Loctite
®
2701™
Schroeven
3
verwijderen.
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef console
boven
M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
141
S03626-10
Framebescherming positioneren.
Schroef
1
met ring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Kabelbinders monteren.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 74)
Brandstoftank monteren. ( pag. 80)
2-taktolie tanken. ( pag. 50)
Oliepomp activeren. ( pag. 136)
Zadel monteren. ( pag. 73)
Einddemper monteren. ( pag. 77)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
18.5 Cardanoliepeil controleren
Info
Het cardanoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
S03738-10
Hoofdwerk
Schroef controle cardanoliepeil
1
verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 143)
Schroef controle cardanoliepeil
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M6 8 Nm
18.6 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
142
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De cardanolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 91)
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
S03739-10
Hoofdwerk
Aftapplug voor cardanolie met
1
magneet verwijderen.
Aftapplug voor cardanolie
2
verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Aftapplug voor cardanolie met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Aftapplug voor cardanolie
1
met magneet en nieuwe pak-
kingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef voor
cardanolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm
Aftapplug voor cardanolie
2
met nieuwe pakkingring monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef voor
cardanolie
M10x1 15 Nm
K00530-10
Olievulschroef
3
met keerring verwijderen en cardanolie bij-
vullen.
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50)
( pag. 161)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 141)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
143
Motorbescherming monteren. ( pag. 91)
18.7 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Cardanolie moet bij koude motor worden bijgevuld.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
S03738-10
Hoofdwerk
Schroef controle cardanoliepeil
1
verwijderen.
401955-11
Olievulschroef
2
met keerring verwijderen.
Cardanolie bijvullen totdat er olie uit de boring van de schroef
controle cardanoliepeil stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 161)
Schroef controle cardanoliepeil monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M6 8 Nm
Olievulschroef
2
met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 141)
19 REINIGING, ONDERHOUD
144
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 163)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
REINIGING, ONDERHOUD 19
145
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 82)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 163)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 164)
(150 EXC TPI EU)
Stuurslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 164)
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als het voertuig in strooizout is gebruikt, na de rit koud water voor de reiniging gebruiken. Warm water ver-
sterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 144)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels en
remplaketten, in afgekoelde en gemonteerde toestand,
grondig met koud water reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het
voertuig grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 82)
20 STALLING
146
20.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 144)
Cardanolie verversen. ( pag. 141)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 123)
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 163)
Brandstof tanken. ( pag. 49)
2-taktolie tanken. ( pag. 50)
Bandenspanning controleren. ( pag. 108)
12V-accu demonteren. ( pag. 110)
12V-accu laden. ( pag. 113)
Voorgeschreven waarde
Optimale laad- en opslag-
temperatuur van de lithium-
ion-accu
10 20 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 63)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
STALLING 20
147
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor
motoronderdelen en uitlaat gaan roesten.
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 63)
12V-accu monteren. ( pag. 112)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 45)
Een proefrit maken.
21 OPSPOREN VAN FOUTEN
148
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (startmo-
tor)
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 45)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 113)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 115)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 45)
Snelsluitkoppeling niet in
elkaar gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Stationaire toerental verkeerd
ingesteld
Stationair toerental instellen.
( pag. 131)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien
nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
1,20 mm
Ontstekingssysteem defect Bobine - primaire wikkeling van bobine
controleren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Ontstekingskabel in de kabel-
boom versleten, uitschakelknop
of noodstopschakelaar defect
Kabelboom controleren (visuele con-
trole).
Elektrische installatie controleren.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Bedrading op beschadiging controleren
en elektrische stekkerverbindingen op
roestvorming en beschadiging controle-
ren.
Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Motor heeft geen stationair toe-
rental
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine - primaire wikkeling van bobine
controleren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Stationaire toerental verkeerd
ingesteld
Stationair toerental instellen.
( pag. 131)
OPSPOREN VAN FOUTEN 21
149
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor "overtoert" niet Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Bedrading op beschadiging controleren
en elektrische stekkerverbindingen op
roestvorming en beschadiging controle-
ren.
Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Ontstekingssysteem defect Bobine - primaire wikkeling van bobine
controleren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Omgevingsdruk verkeerd opge-
slagen
Omgevingsdruk programmeren.
( pag. 132)
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 76)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Brandstofzeef sterk vervuild Brandstofzeef vervangen.
( pag. 135)
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Bedrading op beschadiging controleren
en elektrische stekkerverbindingen op
roestvorming en beschadiging controle-
ren.
Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem
beschadigd is.
Glasvezelvulling van de einddemper
vervangen. ( pag. 77)
Ontstekingssysteem defect Bobine - primaire wikkeling van bobine
controleren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controle-
ren.
Omgevingsdruk verkeerd opge-
slagen
Omgevingsdruk programmeren.
( pag. 132)
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 49)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens goed
vastzit.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Omgevingsdruk verkeerd opge-
slagen
Omgevingsdruk programmeren.
( pag. 132)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 124)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
21 OPSPOREN VAN FOUTEN
150
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 124)
Koelmiddel vullen. ( pag. 125)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting
controleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Voorgeschreven waarde
Openingstemperatuur: 70 °C
Witte rookontwikkeling (stoom
in het uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting
controleren.
Transmissieolie stroomt uit de
ontluchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren.
( pag. 141)
Water in de transmissieolie Radiale keerring of waterpomp
beschadigd
Radiale keerring en waterpomp contro-
leren.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Bedrading op beschadiging controleren
en elektrische stekkerverbindingen op
roestvorming en beschadiging controle-
ren.
Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
12V-accu ontladen 12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Ongewilde stroomverbruikers Ruststroom controleren.
Waarden in het gecombineerde
instrument gewist (tijd, chrono-
meter, rondetijden)
De batterij gecombineerd
instrument is leeg
Batterij gecombineerd instrument ver-
vangen. ( pag. 121)
KNIPPERCODE 22
151
Info
De knippercodes worden alleen door de niet-gehomologeerde versie van het voertuig weergegeven.
Knippercode controle-
lampje storing
45 Controlelampje storing knippert 4x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout
150 EXC TPI EU
Lambdasondenverwarming ingangssignaal te laag
150 EXC TPI EU
Lambdasondeverwarming - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
14 Controlelampje storing knippert 1x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Carter-druksensor - verschil te groot tussen sensor en besturingsunit motorelektro-
nica
Knippercode controle-
lampje storing
09 Controlelampje storing knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Carter-druksensor - kortsluiting met massa
Carter-druksensor - onderbreking/kortsluiting met plus
Omgevingslucht-druksensor - kortsluiting met massa
Omgevingslucht-druksensor - onderbreking/kortsluiting met plus
Knippercode controle-
lampje storing
13 Controlelampje storing knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht ingangssignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
12 Controlelampje storing knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Koelmiddeltemperatuursensor ingangssignaal te laag
Koelmiddeltemperatuursensor - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
06 Controlelampje storing knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Smoorklep-positiesensor circuit A - adaptatie mislukt
Smoorklep-positiesensor circuit A - ingangssignaal te laag
Smoorklep-positiesensor circuit A ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
17 Controlelampje storing knippert 1x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout
150 EXC TPI EU
Lambdasonde - ingangsignaal te hoog
150 EXC TPI EU
Lambdasonde ingangsignaal te laag
22 KNIPPERCODE
152
Knippercode controle-
lampje storing
41 Controlelampje storing knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpomp - onderbreking/kortsluiting met massa
Brandstofpomp - onderbreking/kortsluiting met plus
Knippercode controle-
lampje storing
33 Controlelampje storing knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep 0, cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Inspuitklep 0, cilinder 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
34 Controlelampje storing knippert 3x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep 1, cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Inspuitklep 1, cilinder 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
37 Controlelampje storing knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
02 Controlelampje storing knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Krukas-toerentalsensor - synchronisatie foutief
Krukas-toerentalsensor - signaal niet plausibel
Krukas-toerentalsensor - signaal onregelmatig
Krukas-toerentalsensor - geen signaal
Knippercode controle-
lampje storing
42 Controlelampje storing knippert 4x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Oliepomp - ingangssignaal te laag
Oliepomp - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
21 Controlelampje storing knippert 2x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Accuspanning - ingangsspanning te laag
Accuspanning - ingangsspanning te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
Controlelampje storing brandt
Voorwaarde voor fout Kantelsensor ingangssignaal te laag
Kantelsensor ingangssignaal te hoog
TECHNISCHE GEGEVENS 23
153
23.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 144 cm³
Slag 54,5 mm
Boring 58 mm
Stationair toerental 1.400 1.500 1/min
Uitlaatbesturing - instelbegin 6.300 1/min
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 1 vierkante ring, 1 trapeziumring
Motorsmering Gescheiden smering
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 37,5 mm
Primaire overbrenging 23:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:33
2e versnelling 15:31
3e versnelling 17:28
4e versnelling 19:26
5e versnelling 21:25
6e versnelling 20:20
Dynamo 12 V, 168 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK T40199D-G12
Elektrodenafstand bougie 1,20 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koel-
middel door waterpomp
Starthulp Elektrostartsysteem en kickstartsysteem
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanhouder EJOTDELTA PT
®
30x12 1 Nm
Schroef membraanplaatjes binnen EJOTDELTA PT
®
35x25 1 Nm
Schroef membraanplaatjes buiten EJOTDELTA PT
®
30x6 1 Nm
Schroef bevestigingsplaat stuur-
wals
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
154
Schroef uitlaatbesturingsdeksel M5 4 Nm
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Aftapplug waterpompdeksel M6 10 Nm
Moer stelschroef stuurklep M6 8 Nm
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 8 Nm
Schroef aanslagplaat uitlaatbestu-
ring
M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef aanzuig-
flens/membraanhuis
M6 6 Nm
Schroef bevestigingsplaat kickstar-
ter
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef buitendeksel koppeling M6x20 8 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6x50 8 Nm
Schroef controle cardanoliepeil M6 8 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef instelhendel uitlaatbestu-
ring
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsnemercilinder M6 10 Nm
Schroef lagerborging M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 8 Nm
Schroef startmotorbeveiliging M6 8 Nm
Schroef tussendeksel koppeling M6x20 10 Nm
Schroef tussendeksel koppeling M6x25 10 Nm
Schroef tussendeksel koppeling M6x30 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef verstelhendel uitlaatbestu-
ring
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef cilinderkop M7 18 Nm
Moer cilindervoet M8 23 Nm
Schroef cilindervoet M8 10 Nm
Schroef kickstarterhendel M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef ketting-aandrijfwiel aan-
drijfketting
M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
Aftapschroef voor cardanolie M10x1 15 Nm
Moer rotor M12x1 50 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
155
Aftapschroef voor cardanolie met
magneet
M12x1,5 20 Nm
Bougie M14x1,25 25 Nm
Moer primair tandwiel M16LHx1,5 130 Nm
Loctite
®
243™
Moer koppelingsmeenemer M18x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 161)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 161)
23.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 9,25 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 161)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
2-taktolietankinhoud ca. 0,6 l Motorolie 2-takt ( pag. 161)
23.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork WPXPLOR 5548
Schokdemper WP XPLOR 5746
Veerweg
voor 300 mm
Veerweg
achter 310 mm
Vorksprong 22 mm
Remsysteem Schijfremmen, remzadels vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning weg (150 EXC TPI EU)
voor 1,5 bar
achter 1,8 bar
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
23 TECHNISCHE GEGEVENS
156
Secundaire overbrenging (150 EXC TPI EU) 13:48 (13:50)
Secundaire overbrenging (150 XCW TPI US) 13:50
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 38, 40, 42, 45, 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.482 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast 960 mm
Los van de vloer, onbelast 370 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 96,8 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
23.5 Elektronica
12V-accu HJTZ5S-FP-C Lithium-ion-accu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
onderhoudsvrij
Accu gecombineerde instrument CR 2430 Accuspanning: 3 V
Zekering 75011088005 5 A
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 58011109120 20 A
Koplamp HS1/sokkel BX43t 12 V
35/35 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Controlelampjes W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
Richtingaanwijzer (150 EXC
TPI EU)
R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem-/achterlicht Led
Nummerplaatverlichting (150 EXC
TPI EU)
LED
23.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(150 EXC TPI EU) 80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS Maxx EnduPro
140/80 - 18 M/C 70R TT
MAXXIS Maxx EnduPro
(150 XCW TPI US) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX AT 81
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX AT 81
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
TECHNISCHE GEGEVENS 23
157
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 14.18.8T.62
Voorvork WPXPLOR 5548
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 474 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 3,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 3,8 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 4,0 N/mm
Lengte voorvork 928 mm
Voorvorkolie per vorkpoot 615 ± 10 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 162)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 12.18.7T.61
Schokdemper WP XPLOR 5746
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning 10 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 54 60 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 57 63 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 60 66 N/mm
Veerlengte 225 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 37 mm
Dynamische veerweg 110 mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
158
Inbouwlengte 415 mm
Stootdemperolie ( pag. 162) SAE 2,5
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Resterende schroeven chassis EJOT PT
®
K60x25Z 2 Nm
Schroef aanzuiglucht-
temperatuursensor
EJOTDELTA PT
®
45x12-Z 0,7 Nm
Schroef drukregelaar EJOT PT
®
K60x25Z 2,3 Nm
Schroef oliepeilsensor G 3/4 " 7 Nm
Schroef oliepomphouder op olie-
tank
EJOTDELTA PT45x12-Z 0,7 Nm
Schroef noodstopschakelaar
(150 EXC TPI EU)
M4 0,4 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite
®
243™
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef lichtschakelaar (150 EXC
TPI EU)
M5 1 Nm
Schroef massakabel in het achter-
deel
M5 5 Nm
Schroef remkabelgeleiding achter-
brug
M5 5 Nm
Schroef richtingaanwijzerschake-
laar (150 EXC TPI EU)
M5 1 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Moer kabels aan startmotor M6 4 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accuhouderbeugel M6 6 Nm
Schroef achterbrugelement aan
frame
M6 6 Nm
Schroef bochtstuk op achterbrug-
element
M6 6 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef glijblok M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kabel aan startrelais M6 6 Nm
Schroef kettinggeleiding M6 10 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang
aan rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingshendel M6 5 Nm
Schroef remhendel M6 5 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
159
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zadelbevestiging M6 10 Nm
Brandstofaansluiting aan brand-
stofpomp
M8 10 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Moer rempedaal M8 15 Nm
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Moer trekschakelaar (150 XCW
TPI US)
M8 0,4 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M8 15 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef console boven M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef console onder M8 30 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef kroonplaat onder M8 15 Nm
Schroef motorsteunen M8x15 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef motorsteunen M8x20 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Schroef zijstandaardbevestiging M8 33 Nm
Loctite
®
2701™
Motordraagschroef M10 60 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Moer brandstofpomp M12 15 Nm
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
160
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M24x1,5 18 Nm
Loctite
®
243™
GEBRUIKSSTOFFEN 24
161
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol
(bijv. E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als
het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 165)
SAE ( pag. 165) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 165)
Voorgeschreven waarde
Uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken.
Volledig synthetisch
24 GEBRUIKSSTOFFEN
162
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 165) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 165) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
HULPSTOFFEN 25
163
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Racing Bio Dirt Remover
Siliconenspray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Silicone Spray
25 HULPSTOFFEN
164
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 26
165
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt-motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen
tijdens races. Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook
onder extreme omstandigheden een probleemloze verbranding bereikt.
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
166
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
TPI Inspuiting in de overstroomkanalen
(Transfer Port Injection)
Elektronische brandstofinspuiting waarbij twee
inspuitkleppen in de overstroomkanalen van de
cilinder worden gebruikt
LIJST MET AFKORTINGEN 28
167
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
29 LIJST MET SYMBOLEN
168
29.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliepeil brandt rood Oliepeil heeft de MINmarkering bereikt. Maxi-
maal nog de resterende brandstofvulling leegrijden en bij de volgende gelegenheid 2taktolie
tanken.
29.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel Brandstofpeil heeft de reservemarkering
bereikt.
29.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
INDEX
169
INDEX
1
12V-accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
startvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
2
2-taktoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
2-takt-olietankafsluiting
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
A
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 54
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Brandstofzeef
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
C
Cardanolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Cardanoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
voor borging voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . 76
Diagnosestekker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
E
Eigenschappen van de gasrespons
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . 77
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
F
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Gaskabelplaatsing
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Gecombineerd instrument
batterij gecombineerd instrument vervangen . 121
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . 25
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
I
Inbedrijfname
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 38
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Ingaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 60
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 55
INDEX
170
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 54
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Kickstarterhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151-152
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123-124
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 121
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Koppeling
vloeistof vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . 89
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 88
Koude-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Luchtfilterbak
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
O
Oliepomp
activeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Omgevingsdruk
programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Ontstekingscurve
stekkerverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Opsporen van fouten . . . . . . . . . . . . . . . . . 148-150
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
R
Regelschroef stationair toerental . . . . . . . . . . . . . 22
Reiniging, onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . 144-145
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 93
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 98
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 101
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . 101
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 96
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 95
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
INDEX
171
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 100
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 94
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 99
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 94
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
S
Schokdemper
artikelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 57
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . 54
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 57
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 58
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51-53
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Speling van gaskabel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage tempe-
raturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Stationair toerental
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Tanken
2-taktolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 158
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 153
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 60
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 56
Uitschakelknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16-17
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 134
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 134
Voertuigidentificatiennummer . . . . . . . . . . . . . . . 14
Voorvork
artikelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 59
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Vorkpoten
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50, 155
INDEX
172
Cardanolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142, 155
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126, 155
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . 115
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen 116
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . 40
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
hoge temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
*3214218nl*
3214218nl
07/2020
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175

KTM 150 EXC TPI 2021 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor