Jacobsen Super LF 1880 67924 de handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Safety and Operation Manual
Manuel de l’opérateur et de sécurité
Bedienings- en Veiligheidshandleiding
Betriebs- und Sicherheitshandbuch
Manuale Operativo e di Sicurezza
Super LF 1880
TM
Fairway Mower
RJ 100 022003
WARNHINWEIS: Wenn diese Maschine nicht ordnungsgemäß
verwendet wird, können ernsthafte Verletzungen verursacht
werden. Personen, die diese Maschine verwenden und
warten, müssen in ihrer richtigen Verwendung ausgebildet
sein, auf die Gefahren aufmerksam gemacht worden sein
und die Anleitung ganz gelesen haben, bevor sie versuchen,
die Maschine aufzustellen, zu bedienen, einzustellen oder
zu warten.
WAARSCHUWING: Bij verkeerd gebruik kan deze machine
ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Degenen die de machine
gebruiken en onderhouden moeten worden getraind in het
juiste gebruik ervan, worden gewaarschuwd voor de
gevaren ervan en behoren de volledige handleiding
aandachtig te lezen alvorens de machine bedrijfs-klaar te
maken, te bedienen, af te stellen en/of te onderhouden.
AVERTISSEMENT : Risque de blessures graves en cas
d’utilisation incorrecte de la machine. Les opérateurs et le
personnel d’entretien doivent être formés et conscients des
dangers encourus. Ils doivent lire avec attention le manuel
avant d’essayer de monter, d’utiliser, de régler ou maintenir la
machine.
WARNING: If incorrectly used this machine can cause severe
injury. Those who use and maintain this machine should be
trained in its proper use, warned of its dangers and should
read the entire manual before attempting to set up, operate,
adjust or service the machine.
4102144 (rev.A)
AVVERTENZA: Questa macchina può causare gravi infortuni
se viene utilizzata in modo errato. Prima di accingersi ad
approntare, usare, mettere a punto o eseguire la manutenzione
di questa macchina, coloro che la utilizzano ed i responsabili
della manutenzione devono essere addestrati all’impiego della
macchina, devono essere informati dei pericoli, e devono
leggere l’intero manuale.
Model: 67923 - Engine type: Kubota V1105-E, 2WD
Model: 67924 - Engine type: Kubota V1105-E, 4WD
Model: 67938 - Engine type: Kubota V1105-TE, 4WD
NL-2
INHOUD
1 INHOUD
1 Inhoud
2 Veiligheid
2.1 Operationele veiligheid......................................3
2.2 Belangrijke Veiligheidsoverwegingen ................4
3 Decalplaatjes
3.1 Decalplaatjes.....................................................5
4 Bedieningselementen
4.1 Symbolen...........................................................6
4.2 Beschrijving van besturing................................. 8
4.3 Bedienerlsalarm...............................................10
5 Bediening
5.1 Dagelijkse inspectie..........................................11
5.2 Vergrendelsysteem.......................................... 12
5.3 Bedieningsprocedures..................................... 13
5.4 Starten............................................................. 14
5.5 Stoppen / Parkeren.......................................... 14
5.6 Rjden / Transport............................................. 15
5.7 Bediening op hellingen.................................... 15
5.8 Maaien............................................................. 16
5.9 Slepen / Trailervervoer.................................... 16
5.10 Dagelijks onderhoud ....................................... 17
Waarschuwing onder Voorstel 65
Motoruitlaatgassen van dit product
bevatten chemicaliën die naar de Staat
Californië bekend is, kankerverwekkend
zijn en tot geboorte- en andere
reproductieve afwijkingen leiden
© COPYRIGHT 2002, TEXTRON INC.
“Alle rechten voorbehouden, inclusief het recht om dit handboek of enig deel ervan in enige vorm te reproduceren”
A
lle informatie in deze publicatie is gebaseerd op gegevens die beschikbaar waren ten tijde van de goedkeuring voor he
t
d
rukken ervan. Textron Turf, Golf & Specialty Products behoudt zich het recht voor om hierin, zonder voorafgaande
k
ennisgeving en zonder enige verplichting aan te gaan, op ieder willekeurig tijdstip veranderingen aan te brengen.
LITHO IN U.S.A. 2-2003
VEILIGHEID 2
NL-3
2 VEILIGHEID
2.1 OPERATIONELE VEILIGHEID________________________________________________
1. Veiligheid hangt af van de alertheid, zorg en
voorzichtigheid van degenen die de machine bedienen
of onderhouden. Minderjarigen mag nooit worden
toegestaan om enig deel van de apparatuur te
bedienen.
2. Het behoort tot uw verantwoordelijkheid om deze
handleiding te lezen, evenals alle publicaties die met
deze machine zijn geassocieerd (onderdelen- &
onderhoudshandleiding, motorhandleiding en
instructies betreffende accessoires en aanzetstukken).
Als de bediener geen Nederlands kan lezen, behoort
het tot de verantwoordelijkheid van de eigenaar om de
in deze handleiding opgenomen informatie uit te
leggen.
3. Leer uzelf het juiste gebruik van de machine, alsmede
de positie en bedoeling van alle bedienings- en bestur-
ingsregelingen voordat u ermee gaat werken.
Onbekendheid kan tot ongelukken leiden.
4. Niemand mag worden toegestaan om de machine te
bedienen of onderhouden zonder eerst geschikte
training en instructies te hebben ontvangen. Hetzelfde
verbod geldt voor personen onder de invloed van
alcohol of drugs.
5. Draag alle noodzakelijke beschermende kleding en
persoonlijke veiligheidsuitrusting ter bescherming van
uw hoofd, ogen, oren, handen en voeten. Bedien de
machine uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
6. Inspecteer het gebied waar de machine zal worden
gebruikt. Verzamel alle rommel die u kunt vinden
alvorens te gaan werken. Let goed op obstakels
boven uw hoofd (lage boomtakken, elektrische kabels
enz.), alsmede op ondergrondse (sproeiers, leidingen,
boomwortels enz.). Ga een nieuw gebied voorzichtig
binnen. Blijf u bewust van verborgen gevaren.
7. Grasknipsels mogen nooit in de richting van
omstanders worden uitgeworpen. Houd iedereen op
veilige afstand zolang de machine in bedrijf is. De
eigenaar/bediener is verantwoordelijk voor lichamelijk
letsel dat zelf of door omstanders wordt opgelopen en
schade die aan eigendom wordt toegebracht in
gevallen waar zulks door de eigenaar/bediener kan
worden vermeden.
8. Bedien nooit een machine die niet in perfecte bedrijfs-
staat verkeert, geen decalplaatjes heeft of waarvan de
beschermkappen, keerschotten en/of andere beveilig-
ingsinrichtingen niet of onvoldoende stevig zijn
bevestigd.
9. Geen enkele schakelaar mag ooit worden onderbroken
of geshunt.
10. Koolmonoxide in de uitlaatgassen kan bij inademing
dodelijk zijn. Bedien de motor nooit zonder afdoende
ventilatie.
11. Brandstof is in hoge mate ontvlambaar en dient met
zorg te worden gehanteerd.
12. Houd de motor schoon. Laat hem vóór het stallen
afkoelen en verwijder altijd de contactsleutel.
13. Ontkoppel alle aandrijvingen en trek de parkeerrem
aan voordat de motor wordt gestart. Dit mag uitsluitend
gebeuren met de bediener op de bestuurdersplaats en
nooit wanneer deze zich naast de machine bevindt.
14. Machine en uitrusting moeten voldoen aan de laatste
eisen van landelijke, provinciale en plaatselijke
overheden ten aanzien van het rijden of transport over
de openbare weg.
15. Gebruik nooit uw handen om olielekken op te sporen.
Hydraulische vloeistof onder druk kan de huid
penetreren en ernstig letsel veroorzaken.
16. Op hellingen dient de machine op en neer (verticaal) te
worden gereden, nooit in de dwarsrichting
(horizontaal).
17. Om kantelen of verlies van controle te voorkomen,
mag niet plotseling worden gestart of gestopt.
Verminder de snelheid bij het nemen van scherpe
bochten. Wees voorzichtig wanneer op een helling van
richting wordt veranderd.
18. Houd armen, benen en lichaam binnen het zitgedeelte
wanneer het voertuig in beweging is.
Deze machine behoort te worden bediend en service te worden verleend zoals gespecificeerd in deze handleiding en is
bestemd voor het professionele onderhoud van kwaliteitsgazons. De machine mag niet worden gebruikt op ruw terrein of
voor het maaien van lang gras.
WAARSCHUWING
APPARATUUR DIE VERKEERD OF DOOR ONGETRAIND PERSONEEL WORDT BEDIEND,
KAN GEVAARLIJK ZIJN
Maak uzelf vertrouwd met de locatie en het juiste gebruik van alle bedieningen. Onervaren bedieners behoren te worden
geïnstrueerd door iemand die vertrouwd is met de machine alvorens toestemming te krijgen er zelf gebruik van te maken.
!
2 VEILIGHEID
NL-4
2.2 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSOVERWEGINGEN_________________________________
Dit veiligheidssymbool wordt gebruikt om u te attenderen op potentiële gevaren.
GEVAAR - duidt op dreigende gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, ZAL resulteren in dood of ernstig
letsel.
WAARSCHUWING - duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, KAN resulteren in
dood of ernstig letsel.
VOORZICHTIG - duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, KAN resulteren in licht of
matig letsel en beschadiging van eigendom. Het symbool kan ook worden gebruikt om de aandacht te vestigen op
onveilige praktijken.
Ten behoeve van visuele duidelijkheid, kunnen in sommige illustraties in deze handleiding afschermingen, platen en
andere veiligheidsinrichtingen open worden afgebeeld of zelfs ontbreken. Onder geen enkele omstandigheid mag deze
apparatuur echter worden bediend zonder dat dergelijke onderdelen niet naar behoren zijn aangebracht
Door alle instructies in deze handleiding op te volgen verlengt u de levensduur van uw machine en handhaaft u
maximale efficiency. Bijstellingen en onderhoud behoren altijd door een bevoegde monteur te worden uitgevoerd.
Indien aanvullende informatie of service wordt gewenst, neem dan contact op met een erkende Textron Turf, Golf &
Speciality Products Dealer.
Gebruik van andere dan originele en goedgekeurde Textron Turf, Golf & Specialty Products onderdelen en
accessoires maakt deze garantie ongeldig.
WAARSCHUWING
Het operationele back-up systeem van deze tractor voorkomt het starten ervan tenzij de rempedaal is ingedrukt, de
maaierschakelaar in de UIT-stand en de tractiepedaal in de vrijstand staat. Het systeem zet de motor stil als de
bediener de bestuurdersplaats verlaat zonder de parkeerrem aan te trekken of de maaierschakelaar in de UIT-
stand te zetten.
De tractor mag NOOIT worden bediend tenzij het operationele back-up systeem goed functioneert
.
!
!
WAARSCHUWING
1. Voordat de bestuurdersplaats wegens enige reden wordt verlaten, dient het volgende te worden gedaan
a. Zet de tractiepedaal in de vrijstand.
b. Schakel alle aandrijfmechanismen uit.
c. Laat alle aanzetstukken op de grond neer.
d. Trek de parkeerrem aan.
e. Zet de motor stil en verwijder de contactsleutel.
2. Houd handen, voeten en kleding op veilige afstand van bewegende delen. Wacht tot iedere beweging is
gestopt alvorens te beginnen met het schoonmaken, bijstellen of onderhouden van de machine.
3. Zorg dat het werkgebied vrij blijft van omstanders en huisdieren.
4. Er mogen nooit passagiers worden meegenomen, tenzij daarvoor een speciale zitplaats beschikbaar is.
5. Maaiapparatuur mag nooit worden bediend zonder dat het afvoerkeerschot stevig op zijn plaats zit.
!
DECALPLAATJES 3
NL-5
3 DECALPLAATJES
3.1 DECALPLAATJES___________________________________________________________
Maak uzelf vertrouwd met de decalplaatjes aangezien ze van essentieel belang zijn voor de veilige
bediening en werking van de machine. ONTBREKENDE OF BESCHADIGDE DECALPLAATJES
MOETEN ONMIDDELLIJK WORDEN VERVANGEN
.
1. Leer el manual del operador. No permitir que personas
no capacitadas para ello usen la maquina.
2. Mantener los escudos en su lugar y la tornilleria
debidamente fijada.
3. Antes de limpiar, ajustar o reparar este equipo,
desengranar todas los mandos, aplicar el freno de
estacionamiento y apagar el motor.
4. Mantener las manos, los pies y la ropa alejados de las
piezas en movimiento.
5. No viajar como pasajero ni llevar pasajeros en
maquinas sin asiento para ello.
6. Mantener a las demas personas alejadas.
7. Si no sabe leer ingles, solictarle a otra persona que le
lea y explique el contenido de las etiquetas y del
manual de le maquina.
! ADVERTENCIA
340623
! GEVAAR
3001435
DE RADIATEUR STAAT ONDER DRUK. VER-
WIJDER DE DOP DAAROM LANGZAAM OM
LETSEL TE VOORKOMEN.
! WAARSCHUWING
365956
Lees de bedieningshandleiding voordat u
de machine in gebruik neemt.
Houd beschermkappen op hun plaats en
zorg dat alle bevestigingen en verbindingen
stevig vastzitten.
Voordat wordt begonnen aan
reinigingswerk, bijstelling of reparatie van
de machine, moeten alle aandrijvingen
worden ontkoppeld, terwijl de parkeerrem
moet worden aangetrokken en de motor
stilgezet.
Houd handen, voeten en kleding op veilige
afstand van bewegende delen.
Vervoer nooit passagiers op de machine.
Houd omstanders op voldoende afstand
van de machine.
Bedien deze tractor niet op hellingen steiler
dan 20°.
Model - Motorvermogen - Voertuigmassa met kooien
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
LF 1880 - 19,7 kW - 959 kg
LF 1880 - 26 kW - 998 kg
4102682
! WAARSCHUWING
Teneinde snijwonden te
voorkomen dient een
dopsleutel of de Turf
Groomer® knop te
worden gebruikt om de
kooi te draaien.
1000997
!
WAARSCHUWING
Om lichamelijk letsel te voorkomen
moeten alle aandrijvingen worden
uitgeschakeld, de parkeerrem worden
aangetrokken en de motor worden
stilgezet alvorens aan de machine te
gaan werken of grasvangers leeg te
maken.
! GEVAAR
361877
Ter voorkoming van lichamelijk letsel tijdens werk aan
de accu:
1. De zwarte aardingskabel (-) moet altijd het laatst
worden aangesloten en het eerst worden verwijderd.
2. Houd vonken en open vlammen op veilige afstand en
vermijder ieder contact met zuur.
Ter voorkoming van lichamelijk letsel tijdens
hulpstartprocedure:
1. Sluit de positieve (+) pool aan op de positieve (+) pool.
2. Sluit de negatieve (-) pool van de goede accu aan op
het frame van het voertuig met de ontladen accu.
4 BEDIENINGSELEMENTEN
NL-6
4 BEDIENINGSELEMENTEN
4.1 SYMBOLEN ______________________________________________________________
WAARSCHUWING
Probeer nooit met de tractor te gaan rijden voordat u de bedieningshandleiding heeft
gelezen en precies weet hoe het besturingssysteem werkt.
Maak uzelf vertrouwd met bovenstaande icons en hun betekenis. Stel u op de hoogte van
de plaats en het doel van alle besturingen, controlesystemen en meters voordat u de
tractor gaat bedienen.
D
Brandstof
Diesel
Claxon
Motor-
oliedruk
Verlichting
Hydraulisch
oliefilter
Lees
handleiding
Urenmeter
Smoorregeling motor
Hoog Laag
Motor
Uit Aan Gloeibougie Start
Koel-
temperatuur
Parkeerrem
Ingeschakeld Uitgeschakeld
Kooirotatie
Vooruit Uit Achteruit
(Kooi) (Slijps)
Tractiepedaal
Voorwaarts Achterwaarts
Kooien
Omlaag Omhoog
!
BEDIENINGSELEMENTEN 4
NL-7
10
12
14
16
A Stuurkiphendel
B1 Parkeerremvergrendeling
B2 Parkeerremuitschakeling
C Parkeerrempedaal
D Maaisnelheidsstop
E Tractiepedaal - Voorwaarts
F Tractiepedaal - Achterwaarts
G Stoelafstelling
H Hydraulische oliedop
I Hydraulische olielampje
J Brandstofdop
K Brandstofpeilmeter
L Slijpschakelaar
M Urenmeter
N Watertemperatuurmeter
O Spanningsmeter
P Motorolielampje
Q Claxon
R 2WD / 4WD-schakelaar
S Omhoog / Omlaag-
stuurknuppel
T Kooischakelaar
U Lichtschakelaar
V Contactschakelaar
W Gashendel
X Parkeerremlicht
Y Zekeringblokken
Z Claxonschakelaar
A
B
1
C
D
E
F
G
H
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
B
2
I
Z
4 BEDIENINGSELEMENTEN
NL-8
4.2 BESCHRIJVING VAN BESTURING____________________________________________
A. Stuurkipregeling
Trek de hendel omhoog om de stuurkolom vrij te
maken. Kantel de kolom omhoog of omlaag in de
gewenste positie. Laat de hendel los om de
stuurkolom op de plaats te vergrendelen.
B. Parkeerremvergrendeling / -uitschakeling
Hou het parkeerpedaal (C) ingedrukt om de
parkeerrem te vergrendelen en druk op vergrendelen
(B
1
) totdat deze inschakelt. Druk om de parkeerrem
uit te schakelen, op parkeerrem uitschakelen (B
2
).
C. Parkeerrem
Duw het pedaal omlaag om de parkeerrem in te
schakelen.
D. Maaisnelheidsstop
Deze functie beperkt de voorwaartse snelheid tijdens
het maaien. Draai de hendel om op een lagere
snelheid te maaien, totdat de hendel contact maakt
met de stopschroef (D1) op het vloerpaneel wanneer
het voorwaartse pedaal is ingedrukt. Zet de hendel in
de afgebeelde stand (D3) om op volle snelheid te
rijden. De stopschroef (D2) kan afgesteld worden op
specifieke maaisnelheden. Raadpleeg de
Onderdelen- & Onderhoudshandleiding.
Afb. 4A
E. Voorwaartse beweging (Tractiepedaal)
Duw de voorzijde van het pedaal omlaag om
voorwaarts te gaan. Laat het pedaal los om
langzamer te rijden en te stoppen. Het tractiepedaal
niet indrukken wanneer de parkeerrem is
aangetrokken en het parkeerremlampje (W) brandt.
F. Achterwaartse beweging (Tractiepedaal)
Duw de achterzijde van het pedaal omlaag om
achterwaarts te gaan. Laat het pedaal los om
langzamer te rijden en te stoppen. De tractor moet
volledig gestopt zijn voordat een andere richting
gekozen kan worden. Het tractiepedaal niet
indrukken wanneer de parkeerrem is aangetrokken
en het parkeerremlampje (W) oplicht.
G. Stoelafstelling
Trek de linkerhendel uit om de stoel naar voren of
naar achteren af te stellen. Draai de afstelknop aan
de voorzijde van de stoel om de veerspanning onder
de stoel af te stellen.
H. Hydraulische oliedop
Vullen tot het “groene” gebied op de meter met
schone hydraulische vloeistof wanneer de machine
koud is. Niet te vol vullen.
I. Hydraulische olielampje
Dit lampje waarschuwt de bediener voor een
laag vloeistofpeil in de hydraulische tank. Het
lampje werkt in combinatie met het alarm. Zie
Hoofdstuk 4.3.
J. Brandstofdop
Vul de brandstoftank met Nr. 2 diesel met een
minimaal cetaangetal van 45. Zie
Hoofdstuk 5.10
K. Brandstofpeilmeter
Deze meter geeft het huidige brandstofpeil aan.
Controleer de brandstofmeter dagelijks alvorens de
machine te starten. Alleen tot aan het ‘groene’
gebied op de meter vullen, niet volledig vullen. Laat
de machine niet zonder brandstof komen.
L. Slijpschakelaar
De slijpschakelaar laat de maaieenheden
achterwaarts draaien voor de slijpprocedure.
Voorwaarts – Voor een normale werking
(maaien) moet de schakelaar ingesteld zijn in
de VOORWAARTS (maai)stand.
Achterwaarts – Bij de slijpprocedure moet de
maaier in de achterwaartse draairichting
worden gebruikt. Stel de schakelaar in op de
ACHTERWAARTS (slijp)stand.
Bij de slijpprocedure moet de parkeerrem
aangetrokken zijn en zowel de kooischakelaar (S) als
de slijpschakelaar (L) moeten in de achterwaartse
stand staan. Raadpleeg de Onderdelen- &
Onderhoudshandleiding.
VOORZICHTIG
Stuurkolom nooit afstellen wanneer de tractor in
beweging is. Stop de eenheid en trek de parkeerrem
aan alvorens afstelwerkzaamheden uit te voeren.
!
Volle snelheid Lagere snelheid
D
1
D
2
D
3
E
F
BEDIENINGSELEMENTEN 4
NL-9
M. Urenmeter
Deze meter legt de bedrijfsuren van de motor vast.
Gebruik de urenmeter om periodiek onderhoud in te
plannen.
N. Temperatuurmeter
Deze meter geeft de temperatuur aan van de
motorkoelvloeistof. Een normale bedrijfstemperatuur
ligt tussen de 71° - 110°C. Er klinkt een alarm
wanneer de temperatuur boven de 110°C stijgt. Zie
Hoofdstuk 4.3.
O. Spanningsmeter
Deze meter geeft de accustaat aan. Tijdens een
normaal gebruik mag de meter nooit in het rode
gebied liggen.
P. Motoroliedruklampje
Deze indicator licht op wanneer de motoroliedruk
onder de 7 PSI daalt. Stop de motor onmiddellijk,
zoek de oorzaak en los het probleem op alvorens
verder te werken.
Q. Claxon
Het alarm klikt om de bediener te waarschuwen over
omstandigheden die onmiddellijk bekeken moeten
worden. Zie Hoofdstuk 4.3.
R. 2 WD / 4 WD-schakelaar
Deze schakelaar zet de tractor in twee- of
vierwielaandrijving.
S. Omhoog / Omlaag-stuurknuppel
De stuurknuppel brengt de maaieenheden omhoog
en omlaag. Duw de knuppel naar voren om de
maaieenheden omlaag te brengen en trek de
knuppel naar achteren om de maaieenheden
omhoog te brengen.
T. Kooischakelaar
De kooischakelaar is een wipschakelaar met 3
standen en een neutrale vergrendelstand. Met deze
schakelaar kunnen de maaieenheden voorwaarts of
achterwaarts draaien. Zet de maaischakelaar in de
UIT (middelste) stand bij het starten van de tractor.
Voorwaarts – Duw de schakelaar naar de
VOORWAARTS (maai)stand om te maaien.
Met de schakelaar in deze stand beginnen de
maaieenheden automatisch wanneer ze omlaag
gebracht worden en stoppen ze wanneer ze omhoog
gebracht worden. Zet de schakelaar weer terug in de
middelste stand om de maaieenheden uit te
schakelen.
Achterwaarts – De maaier kan in de
achterwaartse draairichting gebruikt worden
voor de slijpprocedure, het gebruik van
verticale maaiers, het verwijderen van
grasophopingen in de maaieenheden of voor het
verwijderen van voorwerpen die de maaieenheden
blokkeren. Zet de schakelaar in de
ACHTERWAARTS-stand om de bladen achterwaarts
te laten draaien.
Bij de slijpprocedure moet de parkeerrem
aangetrokken zijn, moet de tractiepedaal in neutral
staan en moeten zowel de kooischakelaar (Q) als de
slijpschakelaar (K) ingesteld zijn op
ACHTERWAARTS. Raadpleeg de Onderdelen- &
Onderhoudshandleiding.
U. Lichtschakelaar
Deze schakelaar bedient de werking van de
werklichten.
V. Contactschakelaar
De contactschakelaar heeft vier standen. UIT - RUN
- GLOEIBOUGIE - STARTEN. Zie Hoofdstuk 5.4.
W. Gashendel
Deze hendel regelt het motortoerental. Laat de
machine met een volledig geopende gashendel
lopen tijdens een normale machinewerking.
X. Parkeerremlicht
Dit lampje geeft aan dat de parkeerrem
aangetrokken is. De parkeerrem moet eraf worden
gehaald voordat het tractiepedaal ingeduwd wordt.
Y. Zekeringblokken
Deze worden gebruikt om het circuit van de
elektrische systemen te beschermen. Raadpleeg de
Onderdelen- & Onderhoudshandleiding.
Z. Claxonschakelaar
Deze schakelaar wordt gebruikt om het
alarmsysteem te testen of het alarm uit te schakelen
nadat een laag oliepeil is gedetecteerd. Laat de
schakelaar in de AAN-stand staan tijdens het starten
en het gebruiken van de tractor. Zet de schakelaar in
de UIT-stand en draai de contactsleutel naar RUN
om het alarm te testen. Zie Hoofdstuk 4.3
.
4 BEDIENINGSELEMENTEN
NL-10
4.3 BEDIENERSALARM _______________________________________________________
De machine bewaakt belangrijke machinesystemen. Er
wordt gebruik gemaakt van een akoestisch alarm en
waarschuwingslampjes om de bediener te attenderen op
omstandigheden die onmiddellijke actie vereisen. Volg bij
het klinken van een alarm, de algemene richtlijnen op die
in het onderstaande schema staan aangegeven en volg
specifieke handelingen op die worden aangedragen door
de opzichter op de vloer of de service manager.
Testen van het alarmsysteem:
Zet de contactschakelaar in de AAN-stand. Alle lampjes
gaan gedurende een of meer seconden branden en het
alarm treedt kortstondig in werking.
Dit systeem controleert:
1. De motoroliedruk.
2. De motorkoeltemperatuur
3. Het hydrauliekoliepeil.
Alert Action
1. Motoroliedruk - Het waarschu-
wingslampje voor de motoroliedruk
gaat branden. De oliedruk is te laag.
Stop de tractor onmiddellijk, laat de hulpstukken neer en zet de motor stil. Inspecteer
het oliepeil in de motor. Als het lampje blijft branden terwijl het oliepeil bevredigend is,
sleep of vervoer de tractor dan met uitgeschakelde motor naar een servicefaciliteit. Zolang
dit waarschuwingslampje brandt, mag NOOIT worden gestart, aangezien ernstige
beschading van de motor hiervan het gevolg kan zijn.
2. Temperatuur motorkoelmiddel -
Het alarm begint te werken. De
temperatuur van het motor-
koelmiddel is te hoog.
Stop de tractor onmiddellijk, laat de hulpstukken neer en zet de motor stil. Verwijder
afval zoals bladeren en grasknipsel waardoor de luchtstroming door het achterscherm op
de kap en het gedeelte tussen de radiateur en de oliekoeler wordt belemmerd. Als de
motortemperatuur te hoog blijft, breng de tractor dan naar een servicefaciliteit.
VOORZICHTIG: het motorkoelmiddel staat onder druk. Na het stilzetten van de
motor moet de vloeistof eerst voldoende afkoelen voordat het peil wordt
gecontroleerd en koelmiddel aan de radiateur wordt toegevoegd.
3. Hydrauliekoliepeil - Het alarm
begint te werken en het waarschu-
wingslampje voor het hydrauliek-
oliepeil gaat branden. Het peil is
lager dan wordt aanbevolen.
Stop de tractor onmiddellijk, laat de hulpstukken neer en zet de motor stil. Voer een
visuele inspectie van de machine uit op duidelijke tekenen van lekkage rond aansluitingen,
in slangen en hydraulische onderdelen. Breng de tractor naar een servicefaciliteit voor
onderhoud/reparatie.
VOORZICHTIG: hydraulische vloeistof staat onder druk. Na het stilzetten van de
motor dient de vloeistof eerst af te koelen voordat het peil wordt gecontroleerd of
de hydraulische tank met olie wordt bijgevuld.
!
!
BEDIENING 5
NL-11
5 BEDIENING
5.1 DAGELIJKSE INSPECTIE ___________________________________________________
1. Voer een visuele inspectie van de volledige machine
uit. Let daarbij op tekenen van slijtage, loszittende
bevestigingen en ontbrekende of beschadigde
onderdelen. Controleer op brandstof- en olielekken
om er zeker van te zijn dat de aansluitingen stevig
vastzitten en de slangen en leidingen in goede
conditie verkeren.
2. Controleer de brandstoftoevoer, het peil van het
radiateurkoelmiddel, de carterolie en de luchtfilter-
indicator. Alle vloeistoffen moeten het vol-streepje
bereiken wanneer de motor koud is.
3. Zorg ervoor dat alle maaieenheden tot dezelfde
maaihoogte zijn afgesteld.
4. Controleer of de banden de juiste spanning hebben.
5. Test het vergrendelsysteem.
N.B: Voor meer gedetailleerde onderhoudsin-
formatie, bijstellingen en onderhouds- en
smeerschema’s, wordt u verwezen naar de
Onderdelen- en Onderhoudshandleiding.
VOORZICHTIG
De dagelijkse inspectie mag uitsluitend worden
uitgevoerd wanneer de motor is stilgezet en alle
vloeistoffen zijn afgekoeld. Laat de maaieenheden op
de grond neer, trek de parkeerrem aan, schakel de
motor uit en verwijder de contactsleutel.
!
5 BEDIENING
NL-12
5.2 VERGRENDELSYSTEEM ______________________________________________________________
1. Het vergrendelsysteem voorkomt het starten van de
motor tenzij de parkeerrem is aangetrokken, de
tractiehendel zich in de vrijstand bevindt en de
kooihendels in de UIT-stand staan. Het systeem zet
tevens de motor stil indien de bestuurder de zitting
verlaat terwijl de kooihendels in de AAN-stand staan,
de tractiehendel zich niet in de VRIJSTAND bevindt
of de parkeerrem is VRIJGEZET.
2. Voer alle onderstaande tests uit om te verzekeren
dat het operationele back-up systeem goed werkt.
Stop hiermee en laat het systeem inspecteren en
eventueel repareren ingeval een van de tests
negatief is:
de motor start niet in test 1;
de motor start tijdens tests 2, 3 of 4;
de motor blijft lopen tijdens tests 5 of 6.
3. Raadpleeg bij iedere test onderstaande tabel en
volg de horizontale controlemarkeringen ().
Tussen twee tests moet de motor worden stilgezet.
Test 1: Vertegenwoordigt de normale startprocedure.
De bestuurder is gezeten, de parkeerrem is
aangetrokken, de tractiehendel bevindt zich in de vrij-
stand en de kooihendels staan in de UIT-stand. De
motor behoort te starten.
Test 2: De motor mag niet starten als de kooihendel
in de VOORUIT- of ACHTERUIT-stand staat. Herhaal
de test met iedere kooihendel in iedere stand.
Test 3: De motor mag niet starten als de parkeerrem
is VRIJGEZET.
Test 4: De motor mag niet starten als de tractiehendel
zich niet in de vrijstand bevindt. Herhaal de test met
de hendel in iedere stand.
Test 5: Start de motor op de normale wijze, zet ver-
volgens de kooihendel in de AAN-stand en haal uw
gewicht van de zitting. Herhaal de test met iedere
kooihendel in iedere stand.
Test 6: Start de motor op de normale wijze, zet ver-
volgens de parkeerrem vrij en haal uw gewicht van de
zitting.
Haal uw gewicht van de zitting. De motor zal afslaan.
WAARSCHUWING
Bedien de machine nooit terwijl het operationele
back-up systeem is uitgeschakeld of niet goed
functioneert. Geen enkele schakelaar mag
worden onderbroken of geshunt.
!
Controle vergrendelsysteem bestuurder
Test Bediener gezeten Parkeerrem Tractiepedaal in
vrijstand
Kooihendels Motor
start
Ja Nee
Aan Uit
Ja Nee
Aan Uit Ja Nee
1 ✔✔
2 ✔✔
3 ✔✔
4 ✔✔✔
5
✔✔
6
✔✔
BEDIENING 5
NL-13
5.3 BEDIENINGSPROCEDURES_________________________________________________
1. Onder geen enkele omstandigheid mag de machine
worden gestart zonder dat de bediener op de
bestuurdersplaats zit.
2. De tractor of de aanzetstukken mogen niet worden
bediend wanneer sprake is van losse, beschadigde
of ontbrekende onderdelen. Waar mogelijk dient het
gras droog te worden gemaaid.
3.
Maai eerst een proefgebied om vertrouwd te raken
met de werking van de tractor en de bedienings- en
besturingsinrichting
.
De kooien mogen nooit worden bediend tenzij ze
gras maaien, aangezien er zich anders warmte
ontwikkelt tussen het ondermes en de kooi waarvan
een beschadigde snijrand het gevolg is.
4.
Bekijk het werkgebied aandachtig om de beste en
veiligste bedieningsprocedure te kunnen bepalen.
Hiertoe behoren de hoogte van het gras, het type
terrein en de conditie van het oppervlak. Iedere
conditie vereist zijn eigen specifieke afstellingen of
voorzorgsmaatregelen
. Gebruik uitsluitend
accessoires en aanzetstukken die zijn goedgekeurd
door Textron Turf, Golf & Specialty Products.
5.
Knipsels mogen nooit in de richting van omstanders
worden uitgeworpen, noch dient iemand zich in de
buurt van de machine te bevinden zolang deze
operationeel is. De eigenaar/bediener is verant-
woordelijk voor lichamelijk letsel van omstanders en/
of schade aan hun eigendommen
.
6.
Wees voorzichtig tijdens het maaien in de nabijheid
van grindoppervlakken (rijwegen, parkeerplaatsen,
karrensporen enz.). Door aanzetstukken
weggeworpen stenen kunnen ernstig letsel
toebrengen aan omstanders en/of de machine
beschadigen
.
7. Zet de kooischakelaar altijd uit om de messen te
stoppen wanneer niet wordt gemaaid.
8.
Schakel de aandrijfmotors uit en breng de kooien
omhoog tijdens het oversteken van paden of wegen
en let goed op het langskomend verkeer
.
9.
De machine moet onmiddellijk worden gestopt en op
beschadiging worden geïnspecteerd na het raken
van een obstakel of wanneer sprake is van
abnormale trilling. Iedere noodzakelijk reparatie moet
worden uitgevoerd voordat het werk wordt hervat
.
10. Op hellingen dient de snelheid te worden
verminderd en extra voorzichtigheid in acht te
worden genomen: lees sectie 5.7. Dit geldt met
name voor scherpe dalingen.
11. Kijk goed naar alle kanten (ook onder de machine)
voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat
de weg vrij is. Neem u in acht tijdens het naderen
van blinde hoeken, struiken, bomen of andere
objecten die het uitzicht kunnen belemmeren.
12. Gebruik nooit uw handen om maaieenheden te
reinigen. Grasknipsel dient met een borstel van de
messen te worden verwijderd. Deze zijn namelijk
bijzonder scherp en kunnen ernstige verwondingen
veroorzaken.
VOORZICHTIG
Om lichamelijk letsel te helpen voorkomen dient een veiligheidsbril te worden dragen, evenals leren werkschoenen
of laarzen, een helm en oorbescherming.
!
VOORZICHTIG
Voordat met maaien wordt begonnen, dienen alle
voorwerpen en afval zoals stenen, speelgoed, draad
enz. die door de machine kunnen worden
weggeworpen, te worden opgeruimd. Werk altijd met
snelheden waarbij u volledige controle over de
maaimachine behoudt.
!
WAARSCHUWING
Om lichamelijk letsel te voorkomen dienen,
alvorens te beginnen met het schoonmaken,
bijstellen of repareren van deze machine, altijd
eerst alle aandrijvingen te worden uitgeschakeld
en de aanzetstukken op de grond te worden
neergelaten. Verder moet de motor worden
stilgezet en de contactsleutel verwijderd.
!
5 BEDIENING
NL-14
5.4 STARTEN ________________________________________________________________
BELANGRIJK: Gebruik geen starthulpvloeistoffen.
Dergelijke vloeistoffen zijn in het luchtinlaatsysteem
namelijk potentieel explosief of kunnen een toestand
creëren waarin de motor ‘op hol slaat’ en ernstig wordt
beschadigd.
1. Controleer of de brandstofafsluiter volledig geopend
is en of de sleepklep (zie Hoofdstuk 5.9) gesloten is.
2. Ga in de bestuurderstoel zitten en controleer of de
kooischakelaar (T) UIT staat, de parkeerrem (C)
aangetrokken is en het tractiepedaal (E en F) in de
neutrale stand staat.
3. Beweeg de gashendel naar 1/8 tot 1/2 van de
gashendelpositie (W). Draai de contactschakelaar
(V) naar RUN. Het parkeerremlicht (X) en het
motorolielampje (P) moeten branden.
4. Draai de contactschakelaar ongeveer 3 tot 5
seconden naar de GLOEIBOUGIE-stand en draai
vervolgens de sleutel weer in de STARTEN-stand.
De schakelaar loslaten zodra de motor aanslaat.
Hoe kouder de omgevingstemperatuur, hoe langer
het duurt voordat de bougies werken. De schakelaar
niet langer dan 5 seconden in de GLOEIBOUGIE-
stand en niet langer dan 15 seconden in de START-
stand houden. Het gebruik van gloeibougies is niet
nodig bij het starten met een warme motor.
Wanneer de motor is gestart, moet het motoro-
lielampje (P) uitgaan.
5. Laat de motor warm worden en goed doorsmeren
alvorens op een hoog toerental te gaan werken.
Afb. 5A
5.5 STOPPEN / PARKEREN ____________________________________________________
Stoppen:
Haal uw voet van de tractiepedaal. De tractor remt
automatisch wanneer de tractiepedaal naar de vrijstand
terugkeert. Trek de parkeerrem altijd aan alvorens de
machine te verlaten.
Parkeren van de tractor onder normale
omstandigheden:
1. Schakel de kooihendels uit, breng de hulpstukken
omhoog en verlaat het werkgebied.
2. Kies een vlak en horizontaal gebied om te parkeren.
a. Laat de gaspedaal los om de tractor volledig tot
stilstand te brengen.
b. Schakel alle aandrijvingen uit, laat de
aanzetstukken op de grond neer, zet de
gashendel terug naar ‘langzaam’ en laat de
motor ongeveer een minuut onbelast draaien.
3. Trek de parkeerrem aan, zet de motor stil en
verwijder altijd de contactsleutel.
Als zich een noodgeval voordoet en de tractor op het
werkgebied moet worden geparkeerd, volg dan de
richtlijnen van de betreffende terreinopzichter. Als de
tractor op een helling wordt geparkeerd, moeten de
wielen worden geklampt.
10
12
14
16
V
T
W
P
X
VOORZICHTIG
Er kan permanente schade aan de turbocompressor
ontstaan wanneer de motor uit is gezet zonder dat de
turbocompressor heeft kunnen afkoelen.
Laat de motor 3 tot 5 minuten met een half geopende
gashendel lopen zonder enige belasting alvorens de
motor uit te schakelen.
!
BEDIENING 5
NL-15
5.6 RIJDEN / TRANSPORT _____________________________________________________
Alle in deze handleiding opgenomen veiligheids-
aanwijzingen moeten worden gelezen en opgevolgd
wanneer de tractor wordt gereden of getransporteerd. Zie
sectie 5.3 voor algemene bedieningsvoorschriften. Bij
achteruitrijden moet vooral goed achter de machine
worden gekeken of de weg vrij is.
Belangrijk: Als deze tractor op de openbare weg wordt
gereden, moet worden voldaan aan lokale wetten en
voorschriften. Neem contact op met de plaatselijke
autoriteiten om op de hoogte te zijn van deze
verordeningen alsmede de eisen t.a.v. de machine.
1. Schakel alle aandrijvingen uit en breng alle
onderdelen omhoog in de transportstand tijdens het
rijden van en naar het werkterrein.
2. Haal de parkeerrem eraf en beweeg de gashendel
naar “Snel”. Druk het tractiepedaal langzaam in.
5.7 BEDIENING OP HELLINGEN_________________________________________________
De tractor is ontworpen om onder normale
maaiomstandigheden goede tractie en stabiliteit te
demonstreren. Tijdens het werken op hellingen, met
name ruw terrein, of wanneer het gras nat is, dient grote
voorzichtigheid in acht te worden genomen. Nat gras
vermindert de tractie en de besturingscontrole.
1. Maai altijd met ‘vol gas’, maar reduceer de rijsnelheid
om de juiste maaifrequentie te handhaven.
2. Als de tractor de neiging heeft om de glijden of als
de banden het gras beginnen te ‘markeren’,
manoeuvreer de tractor dan naar een minder steile
positie totdat de tractie is hersteld of de
bandensporen verdwijnen.
3. Als het glijden of markeren (als onder punt 1)
voortduurt, dan is de helling te steil om veilig te
bewerken. Ga in zo’n geval niet verder, maar verlaat
dit gedeelte langzaam en voorzichtig.
4. Tijdens het afdalen langs een steile helling dienen
de aanzetstukken altijd op de grond te worden
neergelaten om de kans op kantelen te
verminderen.
Een juiste bandenspanning is belangrijk voor een maxi-
male grip.
Voorzijde en achterzijde - 69-83 kPa.
VOORZICHTIG
Pas uw snelheid aan bij het maken van bochten om
omrollen of verlies van de controle te vermijden.
!
WAARSCHUWING
Om de kans op kantelen te minimaliseren, wordt de
veiligste methode tijdens het werken op hellingen en
terrasvormig terrein vertegenwoordigd door op en
neer rijden (verticaal) en niet in de dwarsrichting
(horizontaal). Vermijd onnodig draaien, rijd met lage
snelheid en blijf goed letten op verborgen gevaren.
VOORZICHTIG
Bedien deze tractor niet op hellingen steiler dan 20°.
!
!
5 BEDIENING
NL-16
5.8 MAAIEN _________________________________________________________________
Maaien:
1. Start de motor en laat de maaieenheden op de grond
neer.
N.B: Om beschadiging van kooi en ondermes te
voorkomen mogen de kooien nooit worden bediend
wanneer ze geen gras maaien.
2. Draai de kooischakelaar naar AAN en ontspan de
parkeerrem.
3. Zet de gashendel op 'FAST' (snel) en druk
vervolgens de tractiepedaal langzaam in om de
gewenste maaisnelheid te bereiken.
a. Voor een geheel gelijkmatig maaipatroon dienen
de banen elkaar een paar centimeter te overlap-
pen.
b. Stop en breng de maaieenheden omhoog in de
transportstand wanneer paden of wegen worden
overgestoken. Let goed op het verkeer.
4. Om de grasvanger te verwijderen moeten eerst de
maaieenheden op de grond worden neergelaten.
Trek vervolgens de parkeerrem aan en zet de motor
stil. Kantel de grasvanger zodanig dat er speling
komt tussen de voorkant ervan en het maaierframe
en schuif de grasvanger van het frame. Bij installatie
wordt de grasvanger er onder dezelfde hoek
opgeschoven.
5.9 SLEPEN / TRAILERVERVOER _______________________________________________
Als de tractor een probleem vertoont waarvoor hij uit
bedrijf moet worden genomen en het werkgebied moet
verlaten, dient het vervoer op een trailer te gebeuren. Als
er geen trailer beschikbaar is, kan de tractor met lage
snelheid over korte afstanden worden gesleept.
Wees voorzichtig tijdens het laden en afladen van de
tractor. Zet de tractor goed op de trailer vast om rollen en
schuiven ervan tijdens het transport te voorkomen.
Alvorens te gaan slepen moet de sleepklep worden
geopend. Deze maakt het mogelijk om de tractor voort te
bewegen zonder de motor te starten en voorkomt
mogelijke beschadiging van hydraulische onderdelen
.
De sleepklep (A) bevindt zich aan de onderzijde van de
aandrijfpomp onder de tractor. Draai de tegenmoer los op
de klepsteel om de klep te openen en draai de klep naar
rechts.
Controleer of de maaieenheden omhoog staan alvorens
het voertuig te slepen. Verwijder de onderdelen van de
tractor indien zij niet omhoog gebracht kunnen worden.
Na het slepen moet de klep volledig worden gesloten en
de afdekking worden teruggeplaatst.
N.B. De sleepsnelheid mag hoogstens 3,2 km/uur
bedragen. Slepen over lange afstanden wordt afgeraden.
Slepen/Transporteren over lange afstanden. De
banden van de tractor moeten op de volgende
bandenspanning worden gebracht alvorens de tractor op
de aanhangwagen vast te zetten en over de snelweg te
vervoeren:
Voorzijde - 18 psi
Achterzijde - 24 psi
Breng de bandendruk weer op de normale bedrijfsdruk
nadat de tractor is uitgeladen. Zie Hoofdstuk 5.7
Afb. 5B
WAARSCHUWING
Om ernstig lichamelijk letsel te voorkomen, dienen
handen, voeten en kleding op veilige afstand van
maaieenheden te worden gehouden zolang de
messen draaien.
Gebruik NOOIT uw handen om maaieenheden
schoon te maken. Messen zijn uiterst scherp en
kunnen ernstige verwondingen toebrengen, vandaar
dat een borstel het aangewezen hulpmiddel om
grasknipsel van de messen te halen.
Om een maaieenheid vrij te maken van obstructies,
dient eerst de krachtafneemschakelaar te worden
uitgezet, de parkeerrem te worden aangetrokken, de
motor te worden stilgezet en de contactsleutel te
worden verwijderd voordat hiermee mag worden
begonnen.
!
A
BEDIENING 5
NL-17
5.10 DAGELIJKS ONDERHOUD __________________________________________________
Belangrijk: Voor meer gedetailleerde
onderhoudsinformatie, bijstellingen en onderhouds- en
smeerschema’s, wordt u verwezen naar de Onderdelen-
en Onderhoudshandleiding.
1. Parkeer de tractor op een effen, horizontaal
oppervlak. Laat de aanzetstukken geheel neer op de
grond, trek de parkeerrem aan, zet de motor stil en
verwijder de contactsleutel.
2. Vet en smeer alle punten waar dit nodig is. Om
brand te voorkomen dienen de maaieenheden en
de tractor na ieder gebruik te worden gewassen.
a. Gebruik uitsluitend vers leidingwater voor het
schoonmaken van machine en toebehoren.
N.B.: Het is bekend dat gebruik van zout water of
ander water dat niet uit de kraan komt roest en
corrosie van metalen delen bevordert, wat resulteert
in voortijdige achteruitgang of defecten. Bescha-
diging van deze aard wordt niet gedekt door de
fabrieksgarantie.
b. Gebruik geen hogedrukspuit.
c. Spuit geen water rechtstreeks op het
instrumentenpaneel of elektrische componenten.
d. Spuit geen water in de koelluchtinlaat of de
motorluchtinlaat.
N.B.: Een warme op lopende motor mag niet
worden gewassen. Gebruik perslucht om de motor
en radiateurvinnen te reinigen.
BRANDSTOF
Vul de brandstoftank van de tractor aan het einde van
elke werkdag bij tot aan de markering VOL op de
brandstofmeter.
Gebruik schone, verse #2 dieselolie met een
minimum cetaangetal van 45.
Hanteer brandstof met zorg gezien de grote
brandbaarheid ervan. Gebruik een goedgekeurde
brandstofhouder waarvan de schenktuit in de vulhals
past. Gebruik geen blikken of trechters om de brandstof
over te gieten.
Bewaar brandstof overeenkomstig plaatselijke
voorschriften en de aanbevelingen van uw
brandstofleverancier.
De tank mag nooit worden overvuld of geheel leeg
raken
.
HYDRAULISCH SLANG, OLIE EN FILTER
1. Inspecteer de hydraulische slangen en leidingen
dagelijks. Let vooral op natte slangen en olievlekken.
Beschadigde slangen en leidingen moeten worden
vervangen voordat de machine wordt gebruikt.
2. Controleer de motorolie en hydrauliekolie aan het
begin van iedere werkdag voordat de motor wordt
gestart. Als het oliepeil te laag is, verwijder dan de
olievuldop en giet de vereiste hoeveelheid bij. Nooit
overvullen.
WAARSCHUWING
Zolang de motor loopt of nog warm is, mag de
brandstofdop nooit van de tank worden verwijderd of
brandstof worden bijgevuld.
TIjdens het hanteren van brandstof mag niet worden
gerookt. De tank mag nooit in een overdekte ruimte
worden gevuld of afgetapt.
Mors geen brandstof. Waar dit wel gebeurt, dient het
gemorste onmiddellijk zorgvuldig te worden
opgenomen.
Brandstofhouders mogen nooit worden gehanteerd
nabij een open vlam of enig apparaat dat vonken kan
afgeven waardoor de brandstof of dampen ervan
kunnen ontsteken.
Controleer of de brandstofdop weer is bevestigd en
stevig is aangedraaid.
WAARSCHUWING
Om ernstig lichamelijk letsel als gevolg van hete
hogedrukolie te voorkomen mogen nooit de
handen worden gebruikt om te controleren of
sprake is van olielekken. Papier of karton is
hiervoor het aangewezen middel.
Onder druk ontsnappende hydraulische vloeistof
kan voldoende krachtig zijn om de huid te
penetreren. Waar dit gebeurt moet de olie binnen
enkele uren chirurgisch worden verwijderd door
een dokter die vertrouwd is met deze vorm van
verwonding, aangezien gangreen hier anders het
gevolg van kan zijn.
!
!
BOB-CAT BUNTON CUSHMAN JACOBSEN RANSOMES RYAN E-Z-GO
Equipment from Ransomes Jacobsen Limited is built to
exacting standards ensured by ISO 9001 registration at
all our manufacturing locations. A worldwide dealer
network and factory-trained technicians backed by
Ransomes Jacobsen Parts Xpress provide reliable,
high-quality product support.
Ransomes Jacobsen Limited
Central Avenue, Ransomes Europark, Ipswich, England, IP3 9QG
English Company Registration No. 1070731
www.ransomesjacobsen.com
World Class Quality, Performance and Support
GB
F
NL
D
I
Les machines Ransomes Jacobsen Limited sont
fabriquées, dans toutes nos usines, selon les
normes de l’accréditation ISO 9001. Ransomes
Jacobsen Parts Xpress offre à sa clientèle un
réseau international de concessionnaires et de
techniciens formés pour l’Après-vente.
Qualité Totale Mondiale, Performance et Soutien
Machines van Ransomes Jacobsen Limited worden gebouwd
volgens de hoogste normen, zoals verzekerd door de ISO
9001 registratie die op al onze productielocaties van
toepassing is. Een wereldwijd dealernet en technici met een
fabriekopleiding voorzien, mede dankzij de back-up van
Ransomes Jacobsen Parts Xpress, in een betrouwbare
productondersteuning van hoge kwaliteit.
Kwaliteit, prestatie en ondersteuning van wereldklasse
Geräte der Firma Ransomes Jacobsen Limited werden nach
höchst anspruchsvollen Maßstäben gefertigt. Alle Hersteller-
werke sind nach ISO 9001 zertifiziert. Ein weltweites Händler-
netz und vor Ort ausgebildete Techniker gewährleisten in
Zusammenarbeit mit Ransomes Jacobsen Parts Xpress zuver-
lässige, hochqualitative Produktunterstützung.
Qualität, Leistung und Support von Weltklasse
Le apparecchiature prodotte dalla Ransomes Jacobsen
Limited sono realizzate secondo standard rigorosi previsti
dalla registrazione alle norme ISO 9001 presso tutti i nostri
stabilimenti. La rete internazionale di rivenditori e tecnici
altamente qualificati gode del supporto esclusivo del servizio
Ransomes Jacobsen Parts Xpress, unico per affidabilità e
qualità dei prodotti.
Qualità, prestazioni e assistenza di livello internazionale

Documenttranscriptie

4102144 (rev.A) Safety and Operation Manual Manuel de l’opérateur et de sécurité Bedienings- en Veiligheidshandleiding Betriebs- und Sicherheitshandbuch Manuale Operativo e di Sicurezza Super LF 1880TM Fairway Mower Model: 67923 - Engine type: Kubota V1105-E, 2WD Model: 67924 - Engine type: Kubota V1105-E, 4WD Model: 67938 - Engine type: Kubota V1105-TE, 4WD WARNING: If incorrectly used this machine can cause severe injury. Those who use and maintain this machine should be trained in its proper use, warned of its dangers and should read the entire manual before attempting to set up, operate, adjust or service the machine. AVERTISSEMENT : Risque de blessures graves en cas d’utilisation incorrecte de la machine. Les opérateurs et le personnel d’entretien doivent être formés et conscients des dangers encourus. Ils doivent lire avec attention le manuel avant d’essayer de monter, d’utiliser, de régler ou maintenir la machine. WAARSCHUWING: Bij verkeerd gebruik kan deze machine ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Degenen die de machine gebruiken en onderhouden moeten worden getraind in het juiste gebruik ervan, worden gewaarschuwd voor de gevaren ervan en behoren de volledige handleiding aandachtig te lezen alvorens de machine bedrijfs-klaar te maken, te bedienen, af te stellen en/of te onderhouden. WARNHINWEIS: Wenn diese Maschine nicht ordnungsgemäß verwendet wird, können ernsthafte Verletzungen verursacht werden. Personen, die diese Maschine verwenden und warten, müssen in ihrer richtigen Verwendung ausgebildet sein, auf die Gefahren aufmerksam gemacht worden sein und die Anleitung ganz gelesen haben, bevor sie versuchen, die Maschine aufzustellen, zu bedienen, einzustellen oder zu warten. AVVERTENZA: Questa macchina può causare gravi infortuni se viene utilizzata in modo errato. Prima di accingersi ad approntare, usare, mettere a punto o eseguire la manutenzione di questa macchina, coloro che la utilizzano ed i responsabili della manutenzione devono essere addestrati all’impiego della macchina, devono essere informati dei pericoli, e devono leggere l’intero manuale. RJ 100 022003 INHOUD 1 1 2 2.1 2.2 3 3.1 4 4.1 4.2 4.3 INHOUD Inhoud Veiligheid Operationele veiligheid ...................................... 3 Belangrijke Veiligheidsoverwegingen ................ 4 Decalplaatjes Decalplaatjes ..................................................... 5 Bedieningselementen Symbolen........................................................... 6 Beschrijving van besturing................................. 8 Bedienerlsalarm............................................... 10 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 Bediening Dagelijkse inspectie..........................................11 Vergrendelsysteem.......................................... 12 Bedieningsprocedures..................................... 13 Starten ............................................................. 14 Stoppen / Parkeren.......................................... 14 Rjden / Transport............................................. 15 Bediening op hellingen .................................... 15 Maaien............................................................. 16 Slepen / Trailervervoer .................................... 16 Dagelijks onderhoud ....................................... 17 Waarschuwing onder Voorstel 65 Motoruitlaatgassen van dit product bevatten chemicaliën die naar de Staat Californië bekend is, kankerverwekkend zijn en tot geboorte- en andere reproductieve afwijkingen leiden © COPYRIGHT 2002, TEXTRON INC. “Alle rechten voorbehouden, inclusief het recht om dit handboek of enig deel ervan in enige vorm te reproduceren” Alle informatie in deze publicatie is gebaseerd op gegevens die beschikbaar waren ten tijde van de goedkeuring voor het drukken ervan. Textron Turf, Golf & Specialty Products behoudt zich het recht voor om hierin, zonder voorafgaande kennisgeving en zonder enige verplichting aan te gaan, op ieder willekeurig tijdstip veranderingen aan te brengen. LITHO IN U.S.A. 2-2003 NL-2 VEILIGHEID 2 2 VEILIGHEID 2.1 OPERATIONELE VEILIGHEID ________________________________________________ ! WAARSCHUWING APPARATUUR DIE VERKEERD OF DOOR ONGETRAIND PERSONEEL WORDT BEDIEND, KAN GEVAARLIJK ZIJN Maak uzelf vertrouwd met de locatie en het juiste gebruik van alle bedieningen. Onervaren bedieners behoren te worden geïnstrueerd door iemand die vertrouwd is met de machine alvorens toestemming te krijgen er zelf gebruik van te maken. 1. Veiligheid hangt af van de alertheid, zorg en voorzichtigheid van degenen die de machine bedienen of onderhouden. Minderjarigen mag nooit worden toegestaan om enig deel van de apparatuur te bedienen. 8. Bedien nooit een machine die niet in perfecte bedrijfsstaat verkeert, geen decalplaatjes heeft of waarvan de beschermkappen, keerschotten en/of andere beveiligingsinrichtingen niet of onvoldoende stevig zijn bevestigd. 2. Het behoort tot uw verantwoordelijkheid om deze handleiding te lezen, evenals alle publicaties die met deze machine zijn geassocieerd (onderdelen- & onderhoudshandleiding, motorhandleiding en instructies betreffende accessoires en aanzetstukken). Als de bediener geen Nederlands kan lezen, behoort het tot de verantwoordelijkheid van de eigenaar om de in deze handleiding opgenomen informatie uit te leggen. 9. Geen enkele schakelaar mag ooit worden onderbroken of geshunt. 3. 4. Leer uzelf het juiste gebruik van de machine, alsmede de positie en bedoeling van alle bedienings- en besturingsregelingen voordat u ermee gaat werken. Onbekendheid kan tot ongelukken leiden. Niemand mag worden toegestaan om de machine te bedienen of onderhouden zonder eerst geschikte training en instructies te hebben ontvangen. Hetzelfde verbod geldt voor personen onder de invloed van alcohol of drugs. 5. Draag alle noodzakelijke beschermende kleding en persoonlijke veiligheidsuitrusting ter bescherming van uw hoofd, ogen, oren, handen en voeten. Bedien de machine uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. 6. Inspecteer het gebied waar de machine zal worden gebruikt. Verzamel alle rommel die u kunt vinden alvorens te gaan werken. Let goed op obstakels boven uw hoofd (lage boomtakken, elektrische kabels enz.), alsmede op ondergrondse (sproeiers, leidingen, boomwortels enz.). Ga een nieuw gebied voorzichtig binnen. Blijf u bewust van verborgen gevaren. 7. Grasknipsels mogen nooit in de richting van omstanders worden uitgeworpen. Houd iedereen op veilige afstand zolang de machine in bedrijf is. De eigenaar/bediener is verantwoordelijk voor lichamelijk letsel dat zelf of door omstanders wordt opgelopen en schade die aan eigendom wordt toegebracht in gevallen waar zulks door de eigenaar/bediener kan worden vermeden. 10. Koolmonoxide in de uitlaatgassen kan bij inademing dodelijk zijn. Bedien de motor nooit zonder afdoende ventilatie. 11. Brandstof is in hoge mate ontvlambaar en dient met zorg te worden gehanteerd. 12. Houd de motor schoon. Laat hem vóór het stallen afkoelen en verwijder altijd de contactsleutel. 13. Ontkoppel alle aandrijvingen en trek de parkeerrem aan voordat de motor wordt gestart. Dit mag uitsluitend gebeuren met de bediener op de bestuurdersplaats en nooit wanneer deze zich naast de machine bevindt. 14. Machine en uitrusting moeten voldoen aan de laatste eisen van landelijke, provinciale en plaatselijke overheden ten aanzien van het rijden of transport over de openbare weg. 15. Gebruik nooit uw handen om olielekken op te sporen. Hydraulische vloeistof onder druk kan de huid penetreren en ernstig letsel veroorzaken. 16. Op hellingen dient de machine op en neer (verticaal) te worden gereden, nooit in de dwarsrichting (horizontaal). 17. Om kantelen of verlies van controle te voorkomen, mag niet plotseling worden gestart of gestopt. Verminder de snelheid bij het nemen van scherpe bochten. Wees voorzichtig wanneer op een helling van richting wordt veranderd. 18. Houd armen, benen en lichaam binnen het zitgedeelte wanneer het voertuig in beweging is. Deze machine behoort te worden bediend en service te worden verleend zoals gespecificeerd in deze handleiding en is bestemd voor het professionele onderhoud van kwaliteitsgazons. De machine mag niet worden gebruikt op ruw terrein of voor het maaien van lang gras. NL-3 2 VEILIGHEID 2.2 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSOVERWEGINGEN_________________________________ ! Dit veiligheidssymbool wordt gebruikt om u te attenderen op potentiële gevaren. GEVAAR - duidt op dreigende gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, ZAL resulteren in dood of ernstig letsel. WAARSCHUWING - duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, KAN resulteren in dood of ernstig letsel. VOORZICHTIG - duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, KAN resulteren in licht of matig letsel en beschadiging van eigendom. Het symbool kan ook worden gebruikt om de aandacht te vestigen op onveilige praktijken. Ten behoeve van visuele duidelijkheid, kunnen in sommige illustraties in deze handleiding afschermingen, platen en andere veiligheidsinrichtingen open worden afgebeeld of zelfs ontbreken. Onder geen enkele omstandigheid mag deze apparatuur echter worden bediend zonder dat dergelijke onderdelen niet naar behoren zijn aangebracht ! WAARSCHUWING Het operationele back-up systeem van deze tractor voorkomt het starten ervan tenzij de rempedaal is ingedrukt, de maaierschakelaar in de UIT-stand en de tractiepedaal in de vrijstand staat. Het systeem zet de motor stil als de bediener de bestuurdersplaats verlaat zonder de parkeerrem aan te trekken of de maaierschakelaar in de UITstand te zetten. De tractor mag NOOIT worden bediend tenzij het operationele back-up systeem goed functioneert. ! WAARSCHUWING 1. Voordat de bestuurdersplaats wegens enige reden wordt verlaten, dient het volgende te worden gedaan a. b. c. d. e. Zet de tractiepedaal in de vrijstand. Schakel alle aandrijfmechanismen uit. Laat alle aanzetstukken op de grond neer. Trek de parkeerrem aan. Zet de motor stil en verwijder de contactsleutel. 2. Houd handen, voeten en kleding op veilige afstand van bewegende delen. Wacht tot iedere beweging is gestopt alvorens te beginnen met het schoonmaken, bijstellen of onderhouden van de machine. 3. Zorg dat het werkgebied vrij blijft van omstanders en huisdieren. 4. Er mogen nooit passagiers worden meegenomen, tenzij daarvoor een speciale zitplaats beschikbaar is. 5. Maaiapparatuur mag nooit worden bediend zonder dat het afvoerkeerschot stevig op zijn plaats zit. Door alle instructies in deze handleiding op te volgen verlengt u de levensduur van uw machine en handhaaft u maximale efficiency. Bijstellingen en onderhoud behoren altijd door een bevoegde monteur te worden uitgevoerd. Indien aanvullende informatie of service wordt gewenst, neem dan contact op met een erkende Textron Turf, Golf & Speciality Products Dealer. Gebruik van andere dan originele en goedgekeurde Textron Turf, Golf & Specialty Products onderdelen en accessoires maakt deze garantie ongeldig. NL-4 DECALPLAATJES 3 3 DECALPLAATJES 3.1 DECALPLAATJES ___________________________________________________________ Maak uzelf vertrouwd met de decalplaatjes aangezien ze van essentieel belang zijn voor de veilige bediening en werking van de machine. ONTBREKENDE OF BESCHADIGDE DECALPLAATJES MOETEN ONMIDDELLIJK WORDEN VERVANGEN. ! ! GEVAAR ADVERTENCIA 1. Leer el manual del operador. No permitir que personas no capacitadas para ello usen la maquina. 2. Mantener los escudos en su lugar y la tornilleria debidamente fijada. 3. Antes de limpiar, ajustar o reparar este equipo, desengranar todas los mandos, aplicar el freno de estacionamiento y apagar el motor. 4. Mantener las manos, los pies y la ropa alejados de las piezas en movimiento. 5. No viajar como pasajero ni llevar pasajeros en maquinas sin asiento para ello. 6. Mantener a las demas personas alejadas. 7. Si no sabe leer ingles, solictarle a otra persona que le lea y explique el contenido de las etiquetas y del manual de le maquina. Om lichamelijk letsel te voorkomen moeten alle aandrijvingen worden uitgeschakeld, de parkeerrem worden aangetrokken en de motor worden stilgezet alvorens aan de machine te gaan werken of grasvangers leeg te maken. 361877 ! WAARSCHUWING DE RADIATEUR STAAT ONDER DRUK. VERWIJDER DE DOP DAAROM LANGZAAM OM LETSEL TE VOORKOMEN. 365956 340623 ! GEVAAR ! WAARSCHUWING Ter voorkoming van lichamelijk letsel tijdens werk aan de accu: 1. De zwarte aardingskabel (-) moet altijd het laatst worden aangesloten en het eerst worden verwijderd. 2. Houd vonken en open vlammen op veilige afstand en vermijder ieder contact met zuur. Ter voorkoming van lichamelijk letsel tijdens hulpstartprocedure: 1. 2. Sluit de positieve (+) pool aan op de positieve (+) pool. Sluit de negatieve (-) pool van de goede accu aan op het frame van het voertuig met de ontladen accu. 3001435 ! WAARSCHUWING Teneinde snijwonden te voorkomen dient een dopsleutel of de Turf Groomer® knop te worden gebruikt om de kooi te draaien. 1000997 • Lees de bedieningshandleiding voordat u de machine in gebruik neemt. • Houd beschermkappen op hun plaats en zorg dat alle bevestigingen en verbindingen stevig vastzitten. • Voordat wordt begonnen aan reinigingswerk, bijstelling of reparatie van de machine, moeten alle aandrijvingen worden ontkoppeld, terwijl de parkeerrem moet worden aangetrokken en de motor stilgezet. • Houd handen, voeten en kleding op veilige afstand van bewegende delen. • Vervoer nooit passagiers op de machine. • Houd omstanders op voldoende afstand van de machine. • Bedien deze tractor niet op hellingen steiler dan 20°. Model - Motorvermogen - Voertuigmassa met kooien ––– –– –– –– –– –– ––– –– –– –– –– LF 1880 - 19,7 kW LF 1880 - 26 kW - 959 kg 998 kg 4102682 NL-5 4 BEDIENINGSELEMENTEN 4 BEDIENINGSELEMENTEN 4.1 SYMBOLEN ______________________________________________________________ Lees handleiding Koeltemperatuur Smoorregeling motor Hoog Laag Urenmeter Parkeerrem Ingeschakeld Uitgeschakeld Brandstof Diesel Uit Vooruit (Kooi) Motor Aan Gloeibougie Start Kooirotatie Uit Achteruit (Slijps) D Claxon Tractiepedaal Voorwaarts Achterwaarts Kooien Omlaag Omhoog Verlichting Motoroliedruk Hydraulisch oliefilter ! WAARSCHUWING Probeer nooit met de tractor te gaan rijden voordat u de bedieningshandleiding heeft gelezen en precies weet hoe het besturingssysteem werkt. Maak uzelf vertrouwd met bovenstaande icons en hun betekenis. Stel u op de hoogte van de plaats en het doel van alle besturingen, controlesystemen en meters voordat u de tractor gaat bedienen. NL-6 BEDIENINGSELEMENTEN A B1 B2 C D E F G H I J K L M Stuurkiphendel Parkeerremvergrendeling Parkeerremuitschakeling Parkeerrempedaal Maaisnelheidsstop Tractiepedaal - Voorwaarts Tractiepedaal - Achterwaarts Stoelafstelling Hydraulische oliedop Hydraulische olielampje Brandstofdop Brandstofpeilmeter Slijpschakelaar Urenmeter N O P Q R S T U V W X Y Z Watertemperatuurmeter Spanningsmeter Motorolielampje Claxon 2WD / 4WD-schakelaar Omhoog / Omlaagstuurknuppel Kooischakelaar Lichtschakelaar Contactschakelaar Gashendel Parkeerremlicht Zekeringblokken Claxonschakelaar Z 4 I S M B1 C R D N T E O 10 12 14 B2 16 W A P F X U G Q V K H Y J L NL-7 4 BEDIENINGSELEMENTEN 4.2 BESCHRIJVING VAN BESTURING____________________________________________ A. Stuurkipregeling Trek de hendel omhoog om de stuurkolom vrij te maken. Kantel de kolom omhoog of omlaag in de gewenste positie. Laat de hendel los om de stuurkolom op de plaats te vergrendelen. F. ! VOORZICHTIG Stuurkolom nooit afstellen wanneer de tractor in beweging is. Stop de eenheid en trek de parkeerrem aan alvorens afstelwerkzaamheden uit te voeren. B. Parkeerremvergrendeling / -uitschakeling Hou het parkeerpedaal (C) ingedrukt om de parkeerrem te vergrendelen en druk op vergrendelen (B1) totdat deze inschakelt. Druk om de parkeerrem uit te schakelen, op parkeerrem uitschakelen (B2). C. Parkeerrem Duw het pedaal omlaag om de parkeerrem in te schakelen. D. Maaisnelheidsstop Deze functie beperkt de voorwaartse snelheid tijdens het maaien. Draai de hendel om op een lagere snelheid te maaien, totdat de hendel contact maakt met de stopschroef (D1) op het vloerpaneel wanneer het voorwaartse pedaal is ingedrukt. Zet de hendel in de afgebeelde stand (D3) om op volle snelheid te rijden. De stopschroef (D2) kan afgesteld worden op specifieke maaisnelheden. Raadpleeg de Onderdelen- & Onderhoudshandleiding. D1 D2 D3 F H. Hydraulische oliedop Vullen tot het “groene” gebied op de meter met schone hydraulische vloeistof wanneer de machine koud is. Niet te vol vullen. I. Hydraulische olielampje Dit lampje waarschuwt de bediener voor een laag vloeistofpeil in de hydraulische tank. Het lampje werkt in combinatie met het alarm. Zie Hoofdstuk 4.3. J. Brandstofdop Vul de brandstoftank met Nr. 2 diesel met een minimaal cetaangetal van 45. Zie Hoofdstuk 5.10 K. Brandstofpeilmeter Deze meter geeft het huidige brandstofpeil aan. Controleer de brandstofmeter dagelijks alvorens de machine te starten. Alleen tot aan het ‘groene’ gebied op de meter vullen, niet volledig vullen. Laat de machine niet zonder brandstof komen. Voorwaarts – Voor een normale werking (maaien) moet de schakelaar ingesteld zijn in de VOORWAARTS (maai)stand. Lagere snelheid Afb. 4A E. Voorwaartse beweging (Tractiepedaal) Duw de voorzijde van het pedaal omlaag om voorwaarts te gaan. Laat het pedaal los om langzamer te rijden en te stoppen. Het tractiepedaal niet indrukken wanneer de parkeerrem is aangetrokken en het parkeerremlampje (W) brandt. NL-8 G. Stoelafstelling Trek de linkerhendel uit om de stoel naar voren of naar achteren af te stellen. Draai de afstelknop aan de voorzijde van de stoel om de veerspanning onder de stoel af te stellen. L. Slijpschakelaar De slijpschakelaar laat de maaieenheden achterwaarts draaien voor de slijpprocedure. E Volle snelheid Achterwaartse beweging (Tractiepedaal) Duw de achterzijde van het pedaal omlaag om achterwaarts te gaan. Laat het pedaal los om langzamer te rijden en te stoppen. De tractor moet volledig gestopt zijn voordat een andere richting gekozen kan worden. Het tractiepedaal niet indrukken wanneer de parkeerrem is aangetrokken en het parkeerremlampje (W) oplicht. Achterwaarts – Bij de slijpprocedure moet de maaier in de achterwaartse draairichting worden gebruikt. Stel de schakelaar in op de ACHTERWAARTS (slijp)stand. Bij de slijpprocedure moet de parkeerrem aangetrokken zijn en zowel de kooischakelaar (S) als de slijpschakelaar (L) moeten in de achterwaartse stand staan. Raadpleeg de Onderdelen- & Onderhoudshandleiding. BEDIENINGSELEMENTEN M. Urenmeter Deze meter legt de bedrijfsuren van de motor vast. Gebruik de urenmeter om periodiek onderhoud in te plannen. N. Temperatuurmeter Deze meter geeft de temperatuur aan van de motorkoelvloeistof. Een normale bedrijfstemperatuur ligt tussen de 71° - 110°C. Er klinkt een alarm wanneer de temperatuur boven de 110°C stijgt. Zie Hoofdstuk 4.3. O. Spanningsmeter Deze meter geeft de accustaat aan. Tijdens een normaal gebruik mag de meter nooit in het rode gebied liggen. P. Motoroliedruklampje Deze indicator licht op wanneer de motoroliedruk onder de 7 PSI daalt. Stop de motor onmiddellijk, zoek de oorzaak en los het probleem op alvorens verder te werken. Q. Claxon Het alarm klikt om de bediener te waarschuwen over omstandigheden die onmiddellijk bekeken moeten worden. Zie Hoofdstuk 4.3. R. 2 WD / 4 WD-schakelaar Deze schakelaar zet de tractor in twee- of vierwielaandrijving. S. Omhoog / Omlaag-stuurknuppel De stuurknuppel brengt de maaieenheden omhoog en omlaag. Duw de knuppel naar voren om de maaieenheden omlaag te brengen en trek de knuppel naar achteren om de maaieenheden omhoog te brengen. T. Kooischakelaar De kooischakelaar is een wipschakelaar met 3 standen en een neutrale vergrendelstand. Met deze schakelaar kunnen de maaieenheden voorwaarts of achterwaarts draaien. Zet de maaischakelaar in de UIT (middelste) stand bij het starten van de tractor. Voorwaarts – Duw de schakelaar naar de VOORWAARTS (maai)stand om te maaien. Met de schakelaar in deze stand beginnen de maaieenheden automatisch wanneer ze omlaag gebracht worden en stoppen ze wanneer ze omhoog gebracht worden. Zet de schakelaar weer terug in de middelste stand om de maaieenheden uit te schakelen. 4 Achterwaarts – De maaier kan in de achterwaartse draairichting gebruikt worden voor de slijpprocedure, het gebruik van verticale maaiers, het verwijderen van grasophopingen in de maaieenheden of voor het verwijderen van voorwerpen die de maaieenheden blokkeren. Zet de schakelaar in de ACHTERWAARTS-stand om de bladen achterwaarts te laten draaien. Bij de slijpprocedure moet de parkeerrem aangetrokken zijn, moet de tractiepedaal in neutral staan en moeten zowel de kooischakelaar (Q) als de slijpschakelaar (K) ingesteld zijn op ACHTERWAARTS. Raadpleeg de Onderdelen- & Onderhoudshandleiding. U. Lichtschakelaar Deze schakelaar bedient de werking van de werklichten. V. Contactschakelaar De contactschakelaar heeft vier standen. UIT - RUN - GLOEIBOUGIE - STARTEN. Zie Hoofdstuk 5.4. W. Gashendel Deze hendel regelt het motortoerental. Laat de machine met een volledig geopende gashendel lopen tijdens een normale machinewerking. X. Parkeerremlicht Dit lampje geeft aan dat de parkeerrem aangetrokken is. De parkeerrem moet eraf worden gehaald voordat het tractiepedaal ingeduwd wordt. Y. Zekeringblokken Deze worden gebruikt om het circuit van de elektrische systemen te beschermen. Raadpleeg de Onderdelen- & Onderhoudshandleiding. Z. Claxonschakelaar Deze schakelaar wordt gebruikt om het alarmsysteem te testen of het alarm uit te schakelen nadat een laag oliepeil is gedetecteerd. Laat de schakelaar in de AAN-stand staan tijdens het starten en het gebruiken van de tractor. Zet de schakelaar in de UIT-stand en draai de contactsleutel naar RUN om het alarm te testen. Zie Hoofdstuk 4.3. NL-9 4 4.3 BEDIENINGSELEMENTEN BEDIENERSALARM _______________________________________________________ De machine bewaakt belangrijke machinesystemen. Er wordt gebruik gemaakt van een akoestisch alarm en waarschuwingslampjes om de bediener te attenderen op omstandigheden die onmiddellijke actie vereisen. Volg bij het klinken van een alarm, de algemene richtlijnen op die in het onderstaande schema staan aangegeven en volg specifieke handelingen op die worden aangedragen door de opzichter op de vloer of de service manager. Alert Testen van het alarmsysteem: Zet de contactschakelaar in de AAN-stand. Alle lampjes gaan gedurende een of meer seconden branden en het alarm treedt kortstondig in werking. Dit systeem controleert: 1. De motoroliedruk. 2. De motorkoeltemperatuur 3. Het hydrauliekoliepeil. Action 1. Motoroliedruk Stop de tractor onmiddellijk, laat de hulpstukken neer en zet de motor stil. Inspecteer het oliepeil in de motor. Als het lampje blijft branden terwijl het oliepeil bevredigend is, sleep of vervoer de tractor dan met uitgeschakelde motor naar een servicefaciliteit. Zolang dit waarschuwingslampje brandt, mag NOOIT worden gestart, aangezien ernstige beschading van de motor hiervan het gevolg kan zijn. 2. Temperatuur Stop de tractor onmiddellijk, laat de hulpstukken neer en zet de motor stil. Verwijder afval zoals bladeren en grasknipsel waardoor de luchtstroming door het achterscherm op de kap en het gedeelte tussen de radiateur en de oliekoeler wordt belemmerd. Als de motortemperatuur te hoog blijft, breng de tractor dan naar een servicefaciliteit. VOORZICHTIG: het motorkoelmiddel staat onder druk. Na het stilzetten van de motor moet de vloeistof eerst voldoende afkoelen voordat het peil wordt gecontroleerd en koelmiddel aan de radiateur wordt toegevoegd. - Het waarschuwingslampje voor de motoroliedruk gaat branden. De oliedruk is te laag. motorkoelmiddel Het alarm begint te werken. De temperatuur van het motorkoelmiddel is te hoog. ! 3. Hydrauliekoliepeil - Het alarm begint te werken en het waarschuwingslampje voor het hydrauliekoliepeil gaat branden. Het peil is lager dan wordt aanbevolen. NL-10 Stop de tractor onmiddellijk, laat de hulpstukken neer en zet de motor stil. Voer een visuele inspectie van de machine uit op duidelijke tekenen van lekkage rond aansluitingen, in slangen en hydraulische onderdelen. Breng de tractor naar een servicefaciliteit voor onderhoud/reparatie. VOORZICHTIG: hydraulische vloeistof staat onder druk. Na het stilzetten van de motor dient de vloeistof eerst af te koelen voordat het peil wordt gecontroleerd of de hydraulische tank met olie wordt bijgevuld. ! BEDIENING 5 5 BEDIENING 5.1 DAGELIJKSE INSPECTIE ___________________________________________________ ! VOORZICHTIG De dagelijkse inspectie mag uitsluitend worden uitgevoerd wanneer de motor is stilgezet en alle vloeistoffen zijn afgekoeld. Laat de maaieenheden op de grond neer, trek de parkeerrem aan, schakel de motor uit en verwijder de contactsleutel. 1. Voer een visuele inspectie van de volledige machine uit. Let daarbij op tekenen van slijtage, loszittende bevestigingen en ontbrekende of beschadigde onderdelen. Controleer op brandstof- en olielekken om er zeker van te zijn dat de aansluitingen stevig vastzitten en de slangen en leidingen in goede conditie verkeren. 2. Controleer de brandstoftoevoer, het peil van het radiateurkoelmiddel, de carterolie en de luchtfilterindicator. Alle vloeistoffen moeten het vol-streepje bereiken wanneer de motor koud is. 3. Zorg ervoor dat alle maaieenheden tot dezelfde maaihoogte zijn afgesteld. 4. Controleer of de banden de juiste spanning hebben. 5. Test het vergrendelsysteem. N.B: Voor meer gedetailleerde onderhoudsinformatie, bijstellingen en onderhoudsen smeerschema’s, wordt u verwezen naar de Onderdelen- en Onderhoudshandleiding. NL-11 5 5.2 BEDIENING VERGRENDELSYSTEEM ______________________________________________________________ 1. Het vergrendelsysteem voorkomt het starten van de motor tenzij de parkeerrem is aangetrokken, de tractiehendel zich in de vrijstand bevindt en de kooihendels in de UIT-stand staan. Het systeem zet tevens de motor stil indien de bestuurder de zitting verlaat terwijl de kooihendels in de AAN-stand staan, de tractiehendel zich niet in de VRIJSTAND bevindt of de parkeerrem is VRIJGEZET. 3. Raadpleeg bij iedere test onderstaande tabel en volg de horizontale controlemarkeringen (✔). Tussen twee tests moet de motor worden stilgezet. Test 1: Vertegenwoordigt de normale startprocedure. De bestuurder is gezeten, de parkeerrem is aangetrokken, de tractiehendel bevindt zich in de vrijstand en de kooihendels staan in de UIT-stand. De motor behoort te starten. Test 2: De motor mag niet starten als de kooihendel in de VOORUIT- of ACHTERUIT-stand staat. Herhaal de test met iedere kooihendel in iedere stand. ! WAARSCHUWING Bedien de machine nooit terwijl het operationele back-up systeem is uitgeschakeld of niet goed functioneert. Geen enkele schakelaar mag worden onderbroken of geshunt. Test 3: De motor mag niet starten als de parkeerrem is VRIJGEZET. Test 4: De motor mag niet starten als de tractiehendel zich niet in de vrijstand bevindt. Herhaal de test met de hendel in iedere stand. 2. Voer alle onderstaande tests uit om te verzekeren dat het operationele back-up systeem goed werkt. Stop hiermee en laat het systeem inspecteren en eventueel repareren ingeval een van de tests negatief is: Test 5: Start de motor op de normale wijze, zet vervolgens de kooihendel in de AAN-stand en haal uw gewicht van de zitting. Herhaal de test met iedere kooihendel in iedere stand. ★ ● de motor start niet in test 1; ● de motor start tijdens tests 2, 3 of 4; ● de motor blijft lopen tijdens tests 5 of 6. Test 6: Start de motor op de normale wijze, zet vervolgens de parkeerrem vrij en haal uw gewicht van de zitting. ★ Controle vergrendelsysteem bestuurder Test Bediener gezeten Ja Nee Parkeerrem Aan Uit Tractiepedaal in vrijstand Ja 1 ✔ ✔ ✔ 2 ✔ ✔ ✔ 3 ✔ 4 ✔ 5 ✔ ★ 6 ✔ ★ ✔ Nee Kooihendels Aan ✔ ✔ ✔ ✔ Ja ✔ ✔ ✔ Nee ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ★ ✔ ★ Haal uw gewicht van de zitting. De motor zal afslaan. NL-12 Uit ✔ ✔ ✔ Motor start ✔ ★ BEDIENING 5.3 5 BEDIENINGSPROCEDURES _________________________________________________ ! VOORZICHTIG Om lichamelijk letsel te helpen voorkomen dient een veiligheidsbril te worden dragen, evenals leren werkschoenen of laarzen, een helm en oorbescherming. 1. Onder geen enkele omstandigheid mag de machine worden gestart zonder dat de bediener op de bestuurdersplaats zit. 2. De tractor of de aanzetstukken mogen niet worden bediend wanneer sprake is van losse, beschadigde of ontbrekende onderdelen. Waar mogelijk dient het gras droog te worden gemaaid. 3. Maai eerst een proefgebied om vertrouwd te raken met de werking van de tractor en de bedienings- en besturingsinrichting. De kooien mogen nooit worden bediend tenzij ze gras maaien, aangezien er zich anders warmte ontwikkelt tussen het ondermes en de kooi waarvan een beschadigde snijrand het gevolg is. 4. Bekijk het werkgebied aandachtig om de beste en veiligste bedieningsprocedure te kunnen bepalen. Hiertoe behoren de hoogte van het gras, het type terrein en de conditie van het oppervlak. Iedere conditie vereist zijn eigen specifieke afstellingen of voorzorgsmaatregelen. Gebruik uitsluitend accessoires en aanzetstukken die zijn goedgekeurd door Textron Turf, Golf & Specialty Products. 5. Knipsels mogen nooit in de richting van omstanders worden uitgeworpen, noch dient iemand zich in de buurt van de machine te bevinden zolang deze operationeel is. De eigenaar/bediener is verantwoordelijk voor lichamelijk letsel van omstanders en/ of schade aan hun eigendommen. ! VOORZICHTIG Voordat met maaien wordt begonnen, dienen alle voorwerpen en afval zoals stenen, speelgoed, draad enz. die door de machine kunnen worden weggeworpen, te worden opgeruimd. Werk altijd met snelheden waarbij u volledige controle over de maaimachine behoudt. 7. Zet de kooischakelaar altijd uit om de messen te stoppen wanneer niet wordt gemaaid. 8. Schakel de aandrijfmotors uit en breng de kooien omhoog tijdens het oversteken van paden of wegen en let goed op het langskomend verkeer. 9. De machine moet onmiddellijk worden gestopt en op beschadiging worden geïnspecteerd na het raken van een obstakel of wanneer sprake is van abnormale trilling. Iedere noodzakelijk reparatie moet worden uitgevoerd voordat het werk wordt hervat. ! WAARSCHUWING Om lichamelijk letsel te voorkomen dienen, alvorens te beginnen met het schoonmaken, bijstellen of repareren van deze machine, altijd eerst alle aandrijvingen te worden uitgeschakeld en de aanzetstukken op de grond te worden neergelaten. Verder moet de motor worden stilgezet en de contactsleutel verwijderd. 10. Op hellingen dient de snelheid te worden verminderd en extra voorzichtigheid in acht te worden genomen: lees sectie 5.7. Dit geldt met name voor scherpe dalingen. 11. Kijk goed naar alle kanten (ook onder de machine) voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is. Neem u in acht tijdens het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen of andere objecten die het uitzicht kunnen belemmeren. 12. Gebruik nooit uw handen om maaieenheden te reinigen. Grasknipsel dient met een borstel van de messen te worden verwijderd. Deze zijn namelijk bijzonder scherp en kunnen ernstige verwondingen veroorzaken. 6. Wees voorzichtig tijdens het maaien in de nabijheid van grindoppervlakken (rijwegen, parkeerplaatsen, karrensporen enz.). Door aanzetstukken weggeworpen stenen kunnen ernstig letsel toebrengen aan omstanders en/of de machine beschadigen. NL-13 5 5.4 BEDIENING STARTEN ________________________________________________________________ BELANGRIJK: Gebruik geen starthulpvloeistoffen. Dergelijke vloeistoffen zijn in het luchtinlaatsysteem namelijk potentieel explosief of kunnen een toestand creëren waarin de motor ‘op hol slaat’ en ernstig wordt beschadigd. 5. Laat de motor warm worden en goed doorsmeren alvorens op een hoog toerental te gaan werken. 1. Controleer of de brandstofafsluiter volledig geopend is en of de sleepklep (zie Hoofdstuk 5.9) gesloten is. 2. Ga in de bestuurderstoel zitten en controleer of de kooischakelaar (T) UIT staat, de parkeerrem (C) aangetrokken is en het tractiepedaal (E en F) in de neutrale stand staat. 16 5.5 12 14 4. Draai de contactschakelaar ongeveer 3 tot 5 seconden naar de GLOEIBOUGIE-stand en draai vervolgens de sleutel weer in de STARTEN-stand. De schakelaar loslaten zodra de motor aanslaat. Hoe kouder de omgevingstemperatuur, hoe langer het duurt voordat de bougies werken. De schakelaar niet langer dan 5 seconden in de GLOEIBOUGIEstand en niet langer dan 15 seconden in de STARTstand houden. Het gebruik van gloeibougies is niet nodig bij het starten met een warme motor. Wanneer de motor is gestart, moet het motorolielampje (P) uitgaan. 10 3. Beweeg de gashendel naar 1/8 tot 1/2 van de gashendelpositie (W). Draai de contactschakelaar (V) naar RUN. Het parkeerremlicht (X) en het motorolielampje (P) moeten branden. T W X P V Afb. 5A STOPPEN / PARKEREN ____________________________________________________ Stoppen: Haal uw voet van de tractiepedaal. De tractor remt automatisch wanneer de tractiepedaal naar de vrijstand terugkeert. Trek de parkeerrem altijd aan alvorens de machine te verlaten. Parkeren van de omstandigheden: tractor onder normale 1. Schakel de kooihendels uit, breng de hulpstukken omhoog en verlaat het werkgebied. 2. Kies een vlak en horizontaal gebied om te parkeren. a. Laat de gaspedaal los om de tractor volledig tot stilstand te brengen. b. Schakel alle aandrijvingen uit, laat de aanzetstukken op de grond neer, zet de gashendel terug naar ‘langzaam’ en laat de motor ongeveer een minuut onbelast draaien. NL-14 ! VOORZICHTIG Er kan permanente schade aan de turbocompressor ontstaan wanneer de motor uit is gezet zonder dat de turbocompressor heeft kunnen afkoelen. Laat de motor 3 tot 5 minuten met een half geopende gashendel lopen zonder enige belasting alvorens de motor uit te schakelen. 3. Trek de parkeerrem aan, zet de motor stil en verwijder altijd de contactsleutel. Als zich een noodgeval voordoet en de tractor op werkgebied moet worden geparkeerd, volg dan richtlijnen van de betreffende terreinopzichter. Als tractor op een helling wordt geparkeerd, moeten wielen worden geklampt. het de de de BEDIENING 5.6 RIJDEN / TRANSPORT _____________________________________________________ Alle in deze handleiding opgenomen veiligheidsaanwijzingen moeten worden gelezen en opgevolgd wanneer de tractor wordt gereden of getransporteerd. Zie sectie 5.3 voor algemene bedieningsvoorschriften. Bij achteruitrijden moet vooral goed achter de machine worden gekeken of de weg vrij is. Belangrijk: Als deze tractor op de openbare weg wordt gereden, moet worden voldaan aan lokale wetten en voorschriften. Neem contact op met de plaatselijke autoriteiten om op de hoogte te zijn van deze verordeningen alsmede de eisen t.a.v. de machine. 5.7 5 1. Schakel alle aandrijvingen uit en breng alle onderdelen omhoog in de transportstand tijdens het rijden van en naar het werkterrein. 2. Haal de parkeerrem eraf en beweeg de gashendel naar “Snel”. Druk het tractiepedaal langzaam in. ! VOORZICHTIG Pas uw snelheid aan bij het maken van bochten om omrollen of verlies van de controle te vermijden. BEDIENING OP HELLINGEN _________________________________________________ ! WAARSCHUWING Om de kans op kantelen te minimaliseren, wordt de veiligste methode tijdens het werken op hellingen en terrasvormig terrein vertegenwoordigd door op en neer rijden (verticaal) en niet in de dwarsrichting (horizontaal). Vermijd onnodig draaien, rijd met lage snelheid en blijf goed letten op verborgen gevaren. ! VOORZICHTIG Bedien deze tractor niet op hellingen steiler dan 20°. De tractor is ontworpen om onder normale maaiomstandigheden goede tractie en stabiliteit te demonstreren. Tijdens het werken op hellingen, met name ruw terrein, of wanneer het gras nat is, dient grote voorzichtigheid in acht te worden genomen. Nat gras vermindert de tractie en de besturingscontrole. 1. Maai altijd met ‘vol gas’, maar reduceer de rijsnelheid om de juiste maaifrequentie te handhaven. 2. Als de tractor de neiging heeft om de glijden of als de banden het gras beginnen te ‘markeren’, manoeuvreer de tractor dan naar een minder steile positie totdat de tractie is hersteld of de bandensporen verdwijnen. 3. Als het glijden of markeren (als onder punt 1) voortduurt, dan is de helling te steil om veilig te bewerken. Ga in zo’n geval niet verder, maar verlaat dit gedeelte langzaam en voorzichtig. 4. Tijdens het afdalen langs een steile helling dienen de aanzetstukken altijd op de grond te worden neergelaten om de kans op kantelen te verminderen. Een juiste bandenspanning is belangrijk voor een maximale grip. Voorzijde en achterzijde - 69-83 kPa. NL-15 5 5.8 BEDIENING MAAIEN _________________________________________________________________ ! WAARSCHUWING Om ernstig lichamelijk letsel te voorkomen, dienen handen, voeten en kleding op veilige afstand van maaieenheden te worden gehouden zolang de messen draaien. Gebruik NOOIT uw handen om maaieenheden schoon te maken. Messen zijn uiterst scherp en kunnen ernstige verwondingen toebrengen, vandaar dat een borstel het aangewezen hulpmiddel om grasknipsel van de messen te halen. Om een maaieenheid vrij te maken van obstructies, dient eerst de krachtafneemschakelaar te worden uitgezet, de parkeerrem te worden aangetrokken, de motor te worden stilgezet en de contactsleutel te worden verwijderd voordat hiermee mag worden begonnen. Maaien: 1. Start de motor en laat de maaieenheden op de grond neer. 5.9 N.B: Om beschadiging van kooi en ondermes te voorkomen mogen de kooien nooit worden bediend wanneer ze geen gras maaien. 2. Draai de kooischakelaar naar AAN en ontspan de parkeerrem. 3. Zet de gashendel op 'FAST' (snel) en druk vervolgens de tractiepedaal langzaam in om de gewenste maaisnelheid te bereiken. a. Voor een geheel gelijkmatig maaipatroon dienen de banen elkaar een paar centimeter te overlappen. b. Stop en breng de maaieenheden omhoog in de transportstand wanneer paden of wegen worden overgestoken. Let goed op het verkeer. 4. Om de grasvanger te verwijderen moeten eerst de maaieenheden op de grond worden neergelaten. Trek vervolgens de parkeerrem aan en zet de motor stil. Kantel de grasvanger zodanig dat er speling komt tussen de voorkant ervan en het maaierframe en schuif de grasvanger van het frame. Bij installatie wordt de grasvanger er onder dezelfde hoek opgeschoven. SLEPEN / TRAILERVERVOER _______________________________________________ Als de tractor een probleem vertoont waarvoor hij uit bedrijf moet worden genomen en het werkgebied moet verlaten, dient het vervoer op een trailer te gebeuren. Als er geen trailer beschikbaar is, kan de tractor met lage snelheid over korte afstanden worden gesleept. Wees voorzichtig tijdens het laden en afladen van de tractor. Zet de tractor goed op de trailer vast om rollen en schuiven ervan tijdens het transport te voorkomen. Alvorens te gaan slepen moet de sleepklep worden geopend. Deze maakt het mogelijk om de tractor voort te bewegen zonder de motor te starten en voorkomt mogelijke beschadiging van hydraulische onderdelen. De sleepklep (A) bevindt zich aan de onderzijde van de aandrijfpomp onder de tractor. Draai de tegenmoer los op de klepsteel om de klep te openen en draai de klep naar rechts. N.B. De sleepsnelheid mag hoogstens 3,2 km/uur bedragen. Slepen over lange afstanden wordt afgeraden. Slepen/Transporteren over lange afstanden. De banden van de tractor moeten op de volgende bandenspanning worden gebracht alvorens de tractor op de aanhangwagen vast te zetten en over de snelweg te vervoeren: Voorzijde - 18 psi Achterzijde - 24 psi Breng de bandendruk weer op de normale bedrijfsdruk nadat de tractor is uitgeladen. Zie Hoofdstuk 5.7 A Controleer of de maaieenheden omhoog staan alvorens het voertuig te slepen. Verwijder de onderdelen van de tractor indien zij niet omhoog gebracht kunnen worden. Na het slepen moet de klep volledig worden gesloten en de afdekking worden teruggeplaatst. NL-16 Afb. 5B BEDIENING 5 5.10 DAGELIJKS ONDERHOUD __________________________________________________ Belangrijk: Voor meer gedetailleerde onderhoudsinformatie, bijstellingen en onderhouds- en smeerschema’s, wordt u verwezen naar de Onderdelenen Onderhoudshandleiding. 1. Parkeer de tractor op een effen, horizontaal oppervlak. Laat de aanzetstukken geheel neer op de grond, trek de parkeerrem aan, zet de motor stil en verwijder de contactsleutel. 2. Vet en smeer alle punten waar dit nodig is. Om brand te voorkomen dienen de maaieenheden en de tractor na ieder gebruik te worden gewassen. a. Gebruik uitsluitend vers leidingwater voor het schoonmaken van machine en toebehoren. N.B.: Het is bekend dat gebruik van zout water of ander water dat niet uit de kraan komt roest en corrosie van metalen delen bevordert, wat resulteert in voortijdige achteruitgang of defecten. Beschadiging van deze aard wordt niet gedekt door de fabrieksgarantie. b. Gebruik geen hogedrukspuit. c. Spuit geen water rechtstreeks op het instrumentenpaneel of elektrische componenten. d. Spuit geen water in de koelluchtinlaat of de motorluchtinlaat. N.B.: Een warme op lopende motor mag niet worden gewassen. Gebruik perslucht om de motor en radiateurvinnen te reinigen. BRANDSTOF Vul de brandstoftank van de tractor aan het einde van elke werkdag bij tot aan de markering VOL op de brandstofmeter. Gebruik schone, verse #2 dieselolie met een minimum cetaangetal van 45. Hanteer brandstof met zorg gezien de grote brandbaarheid ervan. Gebruik een goedgekeurde brandstofhouder waarvan de schenktuit in de vulhals past. Gebruik geen blikken of trechters om de brandstof over te gieten. ! WAARSCHUWING Zolang de motor loopt of nog warm is, mag de brandstofdop nooit van de tank worden verwijderd of brandstof worden bijgevuld. TIjdens het hanteren van brandstof mag niet worden gerookt. De tank mag nooit in een overdekte ruimte worden gevuld of afgetapt. Mors geen brandstof. Waar dit wel gebeurt, dient het gemorste onmiddellijk zorgvuldig te worden opgenomen. Brandstofhouders mogen nooit worden gehanteerd nabij een open vlam of enig apparaat dat vonken kan afgeven waardoor de brandstof of dampen ervan kunnen ontsteken. Controleer of de brandstofdop weer is bevestigd en stevig is aangedraaid. • Bewaar brandstof overeenkomstig plaatselijke voorschriften en de aanbevelingen van uw brandstofleverancier. • De tank mag nooit worden overvuld of geheel leeg raken. HYDRAULISCH SLANG, OLIE EN FILTER ! WAARSCHUWING Om ernstig lichamelijk letsel als gevolg van hete hogedrukolie te voorkomen mogen nooit de handen worden gebruikt om te controleren of sprake is van olielekken. Papier of karton is hiervoor het aangewezen middel. Onder druk ontsnappende hydraulische vloeistof kan voldoende krachtig zijn om de huid te penetreren. Waar dit gebeurt moet de olie binnen enkele uren chirurgisch worden verwijderd door een dokter die vertrouwd is met deze vorm van verwonding, aangezien gangreen hier anders het gevolg van kan zijn. 1. Inspecteer de hydraulische slangen en leidingen dagelijks. Let vooral op natte slangen en olievlekken. Beschadigde slangen en leidingen moeten worden vervangen voordat de machine wordt gebruikt. 2. Controleer de motorolie en hydrauliekolie aan het begin van iedere werkdag voordat de motor wordt gestart. Als het oliepeil te laag is, verwijder dan de olievuldop en giet de vereiste hoeveelheid bij. Nooit overvullen. NL-17 GB World Class Quality, Performance and Support Equipment from Ransomes Jacobsen Limited is built to exacting standards ensured by ISO 9001 registration at all our manufacturing locations. A worldwide dealer network and factory-trained technicians backed by Ransomes Jacobsen Parts Xpress provide reliable, high-quality product support. F Qualité Totale Mondiale, Performance et Soutien Les machines Ransomes Jacobsen Limited sont fabriquées, dans toutes nos usines, selon les normes de l’accréditation ISO 9001. Ransomes Jacobsen Parts Xpress offre à sa clientèle un réseau international de concessionnaires et de techniciens formés pour l’Après-vente. NL Kwaliteit, prestatie en ondersteuning van wereldklasse Machines van Ransomes Jacobsen Limited worden gebouwd volgens de hoogste normen, zoals verzekerd door de ISO 9001 registratie die op al onze productielocaties van toepassing is. Een wereldwijd dealernet en technici met een fabriekopleiding voorzien, mede dankzij de back-up van Ransomes Jacobsen Parts Xpress, in een betrouwbare productondersteuning van hoge kwaliteit. D Qualität, Leistung und Support von Weltklasse Geräte der Firma Ransomes Jacobsen Limited werden nach höchst anspruchsvollen Maßstäben gefertigt. Alle Herstellerwerke sind nach ISO 9001 zertifiziert. Ein weltweites Händlernetz und vor Ort ausgebildete Techniker gewährleisten in Zusammenarbeit mit Ransomes Jacobsen Parts Xpress zuverlässige, hochqualitative Produktunterstützung. I Qualità, prestazioni e assistenza di livello internazionale Le apparecchiature prodotte dalla Ransomes Jacobsen Limited sono realizzate secondo standard rigorosi previsti dalla registrazione alle norme ISO 9001 presso tutti i nostri stabilimenti. La rete internazionale di rivenditori e tecnici altamente qualificati gode del supporto esclusivo del servizio Ransomes Jacobsen Parts Xpress, unico per affidabilità e qualità dei prodotti. BOB-CAT BUNTON CUSHMAN JACOBSEN Ransomes Jacobsen Limited Central Avenue, Ransomes Europark, Ipswich, England, IP3 9QG English Company Registration No. 1070731 www.ransomesjacobsen.com RANSOMES RYAN E-Z-GO
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92

Jacobsen Super LF 1880 67924 de handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor