Documenttranscriptie
Inhoudsopgave
N
Bladzijde
1. Introductie........................................................................................................................116
2. Bedoeld gebruik...............................................................................................................117
3. Leveringsomvang............................................................................................................118
4. Verklaring van de symbolen...........................................................................................118
5. Kenmerken........................................................................................................................119
6. Veiligheidsinstructies......................................................................................................119
7. Batterij- en accutips.......................................................................................................122
8. Bedieningselementen.....................................................................................................123
a) Weerstation................................................................................................................123
b) Buitensensor...............................................................................................................125
9. Installatie van de buitensensor.....................................................................................126
a) Geschikte plaats voor de buitensensor..................................................................126
b) Controleer de effectieve overdrachtsafstand.......................................................126
c) Installatie en ijken......................................................................................................127
10. Plaatsing van het weerstation.......................................................................................129
11. Batterijen plaatsen / verwisselen.................................................................................130
a) Algemeen....................................................................................................................130
b) Buitensensor...............................................................................................................130
c) Weerstation................................................................................................................131
12. Gebruik van het weerstation met netvoedingadapter...............................................131
13. Ingebruikname en bediening ........................................................................................131
a) Radioklok.....................................................................................................................131
b) Tijd, kalender, tijdzone...............................................................................................132
c) Alarminstelling............................................................................................................133
d) Sluimerfunctie en achtergrondverlichting.............................................................133
e) Indicatie lage batterijstand......................................................................................133
f) Kanaalkeuze buitensensor.......................................................................................134
g) Windmetingen............................................................................................................134
h) Regenmeting...............................................................................................................135
114
i) Weersverwachting en luchtdruk.............................................................................136
j) Binnen- en buitentemperatuur en luchtvochtigheid............................................138
k) Registratie van maximum en minimum waarden..................................................139
l) Vorstalarm...................................................................................................................139
m) Binnen- en buitenhitte-index...................................................................................139
n) Binnen- en buitendauwpunt.....................................................................................140
o) Gevoelstemperatuur..................................................................................................140
p) Bliksemmeting............................................................................................................141
q) Instelling van het bliksemalarm:..............................................................................143
r) UV-index......................................................................................................................144
14. Probleemoplossing..........................................................................................................147
15. Bereik:...............................................................................................................................148
16. Onderhoud en reiniging..................................................................................................149
17. Verklaring van Conformiteit (DOC)................................................................................149
18. Verwijdering.....................................................................................................................150
a) Product........................................................................................................................150
b) Batterijen / accu's......................................................................................................150
19. Technische gegevens.....................................................................................................151
a) Weerstation................................................................................................................151
b) Buitensensor...............................................................................................................151
c) Netvoedingadapter....................................................................................................151
115
1. Introductie
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aankoop van dit product.
Het product voldoet aan de nationale en Europese wettelijke voorschriften.
Gelieve deze gebruiksaanwijzing goed op te volgen om deze toestand te behouden en
een gebruik zonder gevaren te waarborgen!
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Ze bevat belangrijke
aanwijzingen over de inbedrijfname en het gebruik. Let hierop, ook als u het
product doorgeeft aan derden.
Bewaar deze bedieningshandleiding daarom voor later gebruik!
Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke
eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Heeft u technische vragen dan kunt u zich wenden tot:
Voor meer informatieve kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
116
2. Bedoeld gebruik
Het weerstation dient voor het tonen van verschillende meetwaarden zoals de binnen-/
buitentemperatuur, de luchtvochtigheid binnen en buiten, de regenhoeveelheid, de
windrichting en de windsnelheid.
De meetgegevens van de buitensensor worden draadloos naar het weerstation
gezonden.
Verder berekent het weerstation m.b.v. een barometer en door het optekenen van de
luchtdrukveranderingen een weersvoorspelling die door symbolen op het beeldscherm
weergegeven wordt.
De tijd en de datum kunnen m.b.v. het DCF-tijdsignaal automatisch ingesteld worden.
Instelling kan echter ook handmatig gebeuren (bijv. bij ontvangstproblemen).
Dit apparaat werkt op batterijen Het weerstation werkt ook op een externe
stekkertransformator (niet meegeleverd, kan als accessoire besteld worden).
De producent is niet verantwoordelijk voor onjuiste meldingen, meetwaarden of
weersvoorspellingen en de gevolgen daarvan.
Het product is bestemd voor privégebruik. Het is niet geschikt voor medische
doeleinden of voor publieke informatie.
In verband met veiligheid en normering (CE) zijn geen aanpassingen en/of wijzigingen
aan dit product toegestaan. Indien het product voor andere doeleinden wordt gebruikt
dan hiervoor beschreven, kan het product worden beschadigd. Bovendien kan
bij verkeerd gebruik een gevaarlijke situatie ontstaan met als gevolg bijvoorbeeld
kortsluiting, brand, elektrische schok enzovoort. Lees de gebruiksaanwijzing volledig
door en gooi hem niet weg. Het product mag alleen samen met de gebruiksaanwijzing
aan derden ter beschikking worden gesteld.
Een overzicht van alle productkenmerken en -eigenschappen vindt u in
Hoofdstuk 5.
117
3. Leveringsomvang
•• Weerstation
•• Buitensensor
•• Netvoedingadapter
•• 4 x M6 schroeven
•• 4 x M6 moeren
•• 8 x onderlegringen
•• 2 x metalen klemmen (houder)
•• 4 x houtschroeven
•• 4 x pluggen
•• Gebruiksaanwijzing
4. Verklaring van de symbolen
Dit symbool wordt gebruikt als er gevaar voor uw gezondheid bestaat bijv.
door een elektrische schok.
Het symbool met het uitroepteken duidt op bijzondere gevaren bij het
hanteren, het gebruik of de bediening.
Het “pijl” symbool geeft speciale tips en gebruiksinstructies aan.
118
5. Kenmerken
•• Weersverwachting (zonnig, halfbewolkt, bewolkt, regenachtig, stormachtig)
•• Luchtdruk
•• Windrichting
•• Windsnelheid (opslag minimale en maximale gemeten waarden)
•• Regenmeter (weergave van de dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse en totale
hoeveelheid gevallen neerslag)
•• Bliksemsensor
(afstand
waarschuwingsfunctie)
en
vermoedelijke
aantal
blikseminslagen;
•• UV-sensor (hoogste dagelijkse waarde, actuele UV-index, vermoedelijke duur van
het veiligheidsrisico)
•• Luchtvochtigheid en temperatuur (binnen en buiten; opslag minimale en maximale
gemeten waarden)
•• Weergave dauwpunt, hitte-index en gevoelstemperatuur
•• IJs-/vorstwaarschuwing
•• Tijdsignaal DCF-77 met tijdzone-instelling
•• Wekker met sluimerfunctie
•• Kalender
6. Veiligheidsinstructies
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en let vooral op de
veiligheidsinstructies. Indien de veiligheidsinstructies en de aanwijzingen
voor een juiste bediening in deze gebruiksaanwijzing niet worden
opgevolgd, kunnen wij niet aansprakelijk worden gesteld voor de daardoor
ontstane schade aan apparatuur of persoonlijk letsel. Bovendien vervalt in
dergelijke gevallen de garantie.
• Het product is geen speelgoed. Houd het buiten bereik van kinderen en
huisdieren.
119
• Laat verpakkingsmateriaal niet zomaar rondslingeren. Dit kan gevaarlijk
materiaal worden voor spelende kinderen.
• Het weerstation is alleen geschikt voor droge, afgesloten binnenruimten.
Stel het product nooit bloot aan direct zonlicht, zeer hoge of lage
temperaturen, vochtigheid of nattigheid; dit leidt tot beschadigingen.
• De buitensensor is geschikt voor gebruik buiten maar mag niet in of onder
water gebruikt worden.
• Bescherm het product tegen sterke trillingen, brandbare gassen, dampen
en oplosmiddelen.
• Stel het product niet bloot aan mechanische druk.
• Als het niet langer mogelijk is het product veilig te bedienen, stel het dan
buiten bedrijf en zorg ervoor dat niemand het per ongeluk kan gebruiken.
Veilige bediening kan niet langer worden gegarandeerd wanneer het
product:
-- zichtbaar is beschadigd,
-- niet langer op juiste wijze werkt,
-- gedurende lange periode is opgeslagen onder slechte omstandigheden,
of
-- onderhevig is geweest aan ernstige vervoergerelateerde druk.
• Behandel het product met zorg. Schokken, botsingen of zelfs een val van
een beperkte hoogte kan het product beschadigen.
• Gebruik het product niet in ziekenhuizen of andere medische instellingen.
Hoewel de buitensensor slechts relatief zwakken radiosignalen uitzendt,
kunnen deze toch leiden tot storing van levensondersteunende systemen.
Iets dergelijks geldt mogelijk ook op andere plaatsen.
• De wandcontactdoos moet zich in de buurt van het apparaat bevinden en
gemakkelijk toegankelijk zijn.
• Gebruik voor de
netvoedingadapter.
spanningsbron
uitsluitend
de
meegeleverde
• Gebruik als spanningsbron voor de netvoedingadapter uitsluitend
een goedgekeurde contactdoos van het openbare elektriciteitsnet.
Controleer voor het insteken van de netvoedingadapter, of de op de
netvoedingadapter aangegeven spanning overeenkomt met de spanning
van uw stroomleverancier.
120
• Netvoedingadapters nooit met natte handen in de contactdoos steken of
eruit trekken.
• Trek de netvoedingadapter nooit aan het netsnoer uit de contactdoos, trek
deze altijd aan de daarvoor bestemde greepvlakken uit de contactdoos.
• Wanneer u het product installeert, zorg er dan voor dat de kabel niet
doorgeprikt, geknikt of beschadigd is door scherpe randen.
• Plaats kabels altijd zo, dat niemand erover kan struikelen of erin verstrikt
kan raken. Er bestaat risico op verwonding.
• Trek om veiligheidsredenen bij onweer altijd de netvoedingadapter uit de
contactdoos.
• Raak de netadapter niet aan als schade wordt waargenomen. Er bestaat
risico op de dood door een elektrische schok! Koppel eerst de voeding los
van de contactdoos waarop de netadapter is aangesloten (schakel eerst de
zekering en vervolgens de differentieelschakelaar uit om de contactdoos
op alle fasen los te koppelen). Haal vervolgens de stekker van het apparaat
uit de contactdoos. Gebruik de netadapter niet langer en gooi deze op een
milieuvriendelijke manier weg. Vervang de netvoedingadapter door een
identiek exemplaar.
• Gebruik het product nooit meteen nadat het vanuit een koude naar een
warme ruimte werd overgebracht. De condens die hierbij wordt gevormd,
kan in bepaalde gevallen het product onherstelbaar beschadigen. Bij een
stekkertransformator bestaat er tevens een risico op de dood door een
elektrische schok! Laat het apparaat eerst op kamertemperatuur komen
voordat het aangesloten en gebruikt wordt. Dit kan soms een aantal uur
duren.
• Gebruik het product alleen in een gematigd klimaat, niet in een tropisch
klimaat.
• Giet geen vloeistoffen uit over elektrische apparatuur en plaats geen met
vloeistof gevulde objecten naast het apparaat. Indien er toch vloeistof of een
voorwerp in het apparaat zou terechtkomen, schakel dan de bijbehorende
contactdoos stroomvrij (bijv. automatische zekering uitschakelen) en trek
vervolgens de netstekker uit de contactdoos. Het product mag daarna niet
meer worden gebruikt, breng het naar een elektrotechnisch bedrijf.
• In scholen, onderwijsinstellingen, hobby- en doe-het-zelf-instellingen moet
op het omgaan met elektrische apparatuur door geschoold personeel
toezicht worden gehouden.
121
• In commerciële instellingen moeten de ongevallenpreventievoorschriften
van de Organisatie van Commerciële Bedrijfsverenigingen voor Elektrische
Installaties en Apparatuur nageleefd worden.
• Raadpleeg een expert wanneer u twijfelt over het juiste gebruik, de
veiligheid of het aansluiten van het apparaat.
• Onderhoud, aanpassingen en reparaties mogen alleen uitgevoerd worden
door een expert of in een daartoe bevoegde werkplaats.
• Als u nog vragen hebt die niet door in gebruiksaanwijzingen zijn beantwoord,
neem dan contact op met onze technische dienst of ander technisch
personeel.
7. Batterij- en accutips
•• Let op de juiste polariteit bij het plaatsen van de batterijen / accu’s.
•• De batterijen dienen uit het apparaat te worden verwijderd wanneer het gedurende
langere tijd niet wordt gebruikt om beschadiging door lekkage te voorkomen.
Lekkende of beschadigde batterijen / accu’s kunnen brandend zuur bij contact
met de huid opleveren. Gebruik daarom veiligheidshandschoenen om beschadigde
batterijen / accu’s aan te pakken.
•• Batterijen / accu’s moeten uit de buurt van kinderen worden gehouden. Laat
batterijen / accu’s niet rondslingeren omdat het gevaar bestaat dat kinderen en/of
huisdieren ze inslikken.
•• Alle batterijen / accu’s dienen op hetzelfde moment te worden vervangen. Het door
elkaar gebruiken van oude en nieuwe batterijen / accu’s in het apparaat kan leiden
tot batterijlekkage en beschadiging van het apparaat.
•• Batterijen / accu’s mogen niet worden ontmanteld, kortgesloten of verbrand. Probeer
nooit gewone batterijen te herladen. Er bestaat dan explosiegevaar!
122
8. Bedieningselementen
a) Weerstation
1
2
3
4
5
15
6
7
14
13
12
11
8
10
9
123
1 Toets Light / Snooze
9 Batterijvak
2 Toets BARO
10 Standaard
3 Toets Temp
11 Toets Channel/- resp. toets Clear
4 Toets WIND
12 Toets Channel/+ resp. toets Search
5 Toets RAIN
13 Toets Clock/Set
6 Toets UV
14 Toets Alarm
7 Toets LIGHTNING
15 Beeldscherm
8 Aansluiting voor netvoedingadapter
124
b) Buitensensor
16
17
18
19
20
16 Toezicht buitensensor
19 Toets Transmit
17 Zijaanzicht buitensensor
20 Batterijvak buitensensor
18 Onderaanzicht buitensensor
125
9. Installatie van de buitensensor
a) Geschikte plaats voor de buitensensor
•• De buitensensor moet buitenshuis opgesteld worden
•• De buitensensor moet binnen het maximale signaaloverdrachtsbereik (100 m in
zichtlijn) worden geplaatst. Muren en hindernissen belemmeren de signaaloverdracht
en verkleinen het bereik. Controleer de signaalontvangst van het weerstation voordat
u het definitief installeert.
•• Idealiter moet de buitensensor aan een mast of op het dak van een huis aangebracht
worden waar het van alle kanten aan wind, regen en zonlicht is blootgesteld zodat de
windsterkte en -richting, de neerslag en de UV-index exact gemeten kunnen worden.
•• Plaats de buitensensor niet in de buurt van bronnen van elektromagnetische
straling zoals bijv. een elektriciteitsmast of elektrische apparaten omdat deze de
blikseminslagenmeter kunnen beïnvloeden. Zorg ervoor dat de windvaan en het
windmolentje niet worden geblokkeerd zodat juiste metingen gegarandeerd zijn
•• De buitensensor moet op een vlak, open oppervlak worden aangebracht en niet
onder bomen of achter muren, zodat het zonlicht de UV-sensor op ieder moment van
de dag kan bereiken.
•• Plaats het apparaat niet onder bomen of in de buurt van muren. Het apparaat moet
aan de regen blootgesteld zijn om exacte metingen van de neerslaghoeveelheden
te garanderen.
•• Zorg ervoor dat er zich geen regenwater onder het apparaat kan verzamelen. Water
moet vrij weg kunnen stromen.
b) Controleer de effectieve overdrachtsafstand.
•• Bevestig de buitensensor horizontaal op de door u gekozen plaats buiten (zie blz.
13), op minimaal 1 meter boven de grond. (Dit is nog niet de permanente installatie;
bevestig de buitensensor op dit moment dus nog niet definitief aan een mast of op
een dak totdat het zendbereik ook daadwerkelijk gecontroleerd is).
•• Open het batterijvak van de buitensensor (20) en plaats er 4 AA-batterijen met de
juiste polariteit in (rekening houden met plus/+ en min/-). Sluit het batterijvak en draai
de schroeven vast.
126
•• Plaats het weerstation op de door u gekozen plaats in uw huis. Sluit de
netvoedingadapter aan op de achterkant van het apparaat of plaats 3 AA-batterijen
met de juiste polariteit in het batterijvak (9) (letten op plus/+ en min/-).
•• Druk eenmaal op de toets clock/set (13) om het voor de eerste keer instellen van de
weersverwachting over te slaan.
•• Op het beeldscherm verschijnt, knipperend, het symbool voor de buitensensor. De
zoekmodus van het apparaat is actief. (Mocht het symbool stoppen met knipperen
dan kunt u de toets Search (12) op het weerstation 3 seconden lang ingedrukt houden
om de RF-search te starten).
•• Als het weerstation zich in de zoekmodus bevindt, drukt u op de toets Transmit(19)
onderop de buitensensor om het RF-signaal naar het weerstation te zenden.
•• Als het weerstation en de buitensensor zich binnen het effectieve
signaaloverdrachtsbereik bevinden, wordt alle informatie waaronder
buitentemperatuur, luchtvochtigheid, windsnelheid en -richting, neerslag en UVindex op het weerstation weergegeven.
•• Om een goed RF-signaal te krijgen, moet u proberen het windmolentje te draaien
en de uitlijning van de windvaan van de buitensensor te veranderen waarna
windsnelheid en -richting binnen 2 minuten geactualiseerd moeten worden. Als op
het beeldscherm niet om de minuut een actualisering verschijnt, is het RF-signaal nog
steeds zwak. Voor een goede ontvangst van het RG-signaal moet u de te overbruggen
afstand verkleinen. Daarna herhaalt u de overdrachtstest als bovenbeschreven
totdat het weerstation om de minuut een actualisering toont.
•• Na het testen van het effectieve bereik moet u de batterijen uit de buitensensor halen.
Verwijder bovendien alle batterijen uit het weerstation en koppel het hoofdapparaat
los van de netvoedingadapter.
c) Installatie en ijken
•• Na het testen van het effectieve bereik kunt u de buitensensor op de door u daarvoor
uitgekozen plaats installeren. Daartoe heeft u een paal nodig met een doorsnede van
ca. 25 - 30 mm (niet meegeleverd) die stabiel rechtop staat.
•• Maak de U-vormige metalen plaat vast aan de paal. Schuif de vier zeskantige
schroeven door zowel de gaten in de metalen plaat als de gaten in de bevestigingsplaat
van de buitensensor. Maak de verbinding vast met de meegeleverde moeren.
127
•• Na de installatie moet u controleren dat de buitensensor horizontaal opgesteld is
zodat exacte metingen van windsnelheid en -richting zowel als van neerslag en de
UV-index gegarandeerd zijn.
•• U kunt de buitensensor ook met behulp van schroeven en pluggen aan een muur
bevestigen.
•• Voordat u een schroef voor bevestiging aan een muur die muur indraait of een gat
voor een plug boort, moet u vaststellen of de vanaf de installatieplaats door de
buitensensor verstuurde radiosignalen door het weerstation goed ontvangen kunnen
worden.
•• Open het batterijvak van de buitensensor en doe er 4 AA-batterijen met de juiste
polariteit in (letten op plus/+ en min/-). Sluit het batterijvak en draai de schroeven
vast.
•• Sluit de netvoedingadapter aan op de achterkant van het weerstation. Open het
batterijvak van de buitensensor en doe er 3 AA-batterijen met de juiste polariteit in
(letten op plus/+ en min/-). Sluit het batterijvak weer.
•• De aanduiding van de weersverwachting verschijnt knipperend op het beeldscherm
(15). Druk op toets + of - om de weersomstandigheden van dat moment als
startinstellingen voor een weersverwachting te kiezen. Druk op toets Clock/Set (13)
om de instelling te bevestigen.
•• Op het beeldscherm verschijnt, knipperend, het symbool voor de buitensensor. De
zoekmodus van het apparaat is actief. (Mocht het symbool stoppen met knipperen
dan kunt u de toets Search (12) op het weerstation 3 seconden lang ingedrukt houden
om de RF-search te starten).
•• Terwijl het weerstation zich in de zoekmodus bevindt, moet u naar de buitensensor
gaan en de windvaan naar het noorden richten. Druk aansluitend eenmaal op toets
Transmit (19) onderop het apparaat om voor ijking en registratie RF-signalen naar het
weerstation te zenden. (De LED knippert bij ontvangst 5 maal).
128
S
E
N
W
NORD
•• Zodra het RF-signaal met succes ontvangen wordt, worden op het beeldscherm
buitentemperatuur, luchtvochtigheid, neerslag, windsnelheid/-richting en UV-index
getoond.
•• LET OP HET VOLGENDE: na het vervangen van de batterijen of een stroomstoring
van de buitensensor of het weerstation, moeten het ijken en de registratie opnieuw
uitgevoerd moeten worden.
10. Plaatsing van het weerstation
•• Het weerstation kan op een standaard (10) op een daarvoor geschikte plaats worden
opgesteld. Deze plaats moet waterpas, voldoende groot, stabiel en vlak zijn en
bovendien zo liggen dat kinderen er niet bij kunnen.
129
11. Batterijen plaatsen / verwisselen
Het weerstation en de buitensensor kunnen ook op accu's werken. Door de
lagere spanning (batterij = 1,5 V; accu = 1,2 V) neemt echter de gebruiksduur
en het contrast van het beeldscherm af. Omdat accu's zeer koudegevoelig
zijn, is de tijd dat de buitensensor op een accu werkt echter veel korter.
Wij bevelen u daarom aan om zowel in het weerstation als in de buitensensor
hoogwaardige alkalische batterijen te doen om ervoor te zorgen dat beide
apparaten lang en goed werken.
Het weerstation kan ook op de meegeleverde netvoedingadapter werken. Informatie
daarover vindt u in het volgende hoofdstuk.
a) Algemeen
Let op het volgende:
Doe eerst batterijen in de buitensensor, daarna pas in het weerstation.
Als u het andersom doet, kan het gebeuren dat het weerstation de
buitensensor niet als zodanig herkent. In zo'n geval kan later handmatig naar
de buitensensor worden gezocht.
Als u het weerstation en de buitensensor bij de ingebruikname bijv. eerst in
een kamer uit wilt proberen dan moet u de buitensensor niet vlak naast het weerstation
leggen. In dat geval kunnen door radio-interferentie van het te sterke signaal
ontvangstproblemen ontstaan. Houd een afstand van minstens 1 meter aan tussen
weerstation en buitensensor.
Door deze functietest kunt u er zeker van zijn dat latere ontvangstproblemen (na
installatie) op de plaatsing t.o.v. elkaar van weerstation en buitensensor terug zijn te
voeren.
Het maximale bereik tussen buitensensor en weerstation bedraagt 100 m.
Voor meer informatie verwijzen wij u naar Hfst. 14.
b) Buitensensor
•• Open het batterijvak van de buitensensor (20), dat aan de onderkant zit, door de
schroeven los te draaien met een kleine kruiskopschroevendraaier en doe 4 AAbatterijen met de juiste polariteit in het batterijvak (letten op plus/+ en min/-). Sluit
het batterijvak en draai de schroeven vast.
130
c) Weerstation
•• Open het batterijvak (9) door het deksel van het batterijvak naar beneden te schuiven
en doe er 3 AA-batterijen met de juiste polariteit (letten op plus/+ en min/-).
•• Plaats het deksel van het batterijvak weer terug.
12. Gebruik van het weerstation met
netvoedingadapter
•• Sluit de meegeleverde netvoedingadapter op een daarvoor geschikt stopcontact aan
en steek de uitgangsstekker van de adapter in de aansluitbus (8), die zich aan de
zijkant van het weerstation bevindt.
13. Ingebruikname en bediening
a) Radioklok
•• Nadat de batterijen geplaatst zijn of de netvoedingadapter is aangesloten, begint
het hoofdapparaat met het gelijkzetten van de klok. Tijdens het gelijkzetten ziet u het
antennesymbool knipperend op het beeldscherm (15).
•• Als het DCF-signaal met succes wordt ontvangen, ziet u het antennesymbool
met volle sterkte op het beeldscherm. De klok wordt dagelijks om 02:03 & 03:03 uur
gelijkgezet.
•• Iedere ontvangstcyclus duurt 2,5 tot 10 minuten.
•• Knipperend antennesymbool
•• Permanent antennesymbool
•• Antennesymbool
: Zoeken naar radiokloksignaal
Ontvangst succesvol
: Ontvangst mislukt
131
•• Geen antennesymbool zichtbaar op het beeldscherm: ontvangst is gedeactiveerd
•• Het antennesymbool betekent dat ontvangst niet gelukt is (dagelijks gelijkzetten
gebeurt echter nog steeds). Om het zoeken naar het DCF-signaal te starten, moet u
de toets BARO (2) ingedrukt houden totdat het antennesymbool op het beeldscherm
verschijnt.
•• Als ontvangst nog steeds niet lukt, kunt u het later op een ander plaats opnieuw
proberen. Plaats het weerstation verder uit de buurt van storingsbronnen zoals
handy's huishoudapparaten, TV's, etc.
•• Om de door radiosignalen gestuurde ontvangst uit te zetten en het dagelijkse
gelijkzetten te stoppen, moet u toets BARO (2) indrukken totdat het antennesymbool
verdwijnt.
b) Tijd, kalender, tijdzone
•• Druk op toets CLOCK/SET (13) om te kiezen tussen tijd en kalender.
•• Volg onderstaande stappen om het 12/24-uursformaat, het uurformaat, het dag/
maandformaat, de tijdzone-instelling, de tijd en de kalender in te stellen.
•• Houd toets CLOCK/SET (13) ingedrukt om in de tijdinstellingsmodus te komen.
•• Gebruik de toetsen + of - om uw keuze te corrigeren en de toets CLOCK/SET om de
instelling in onderstaande volgorde te bevestigen (of over te slaan):
•• Weather Forecast > 12/24hr format > D/M or M/D format > Time Zone Offset > Hr >
Min > Yr > > Month > Date > Temperature unit > Rainfall unit > Wind Speed unit >
Pressure unit > Pressure value > EXIT
•• (Weersverwachting > 12/24-uurformaat > Dag/maand- of maand/dag-formaat >
Tijdzone-instelling > Uur > Minuut > Jaar > > Maand> Datum > Temperatuureenheid
> Neerslageenheid > Windsnelheidseenheid > Luchtdrukeenheid > Luchtdrukwaarde
> BEËINDIGEN)
•• LET OP HET VOLGENDE: U moet de tijd en de kalender handmatig instellen als het
weerstation geen DCF-signaal kan ontvangen.
•• LET OP HET VOLGENDE: Als het apparaat geen DCF-signaal kan ontvangen maar u
toch de tijdzone wilt veranderen dan kunt u in TIME ZONE OFFSET (tijdzone-instelling)
tussen +12 en -12 uur kiezen ( dit is het tijdsverschil tussen de radiogestuurde tijd en
de plaatselijke tijd). Als u TIME ZONE OFFSET op iets anders dan 0 instelt, verschijnt
het "ZONE"-symbool in de tijd- en kalenderaanduidingsmodus.
132
c) Alarminstelling
•• Druk op toets ALARM (14) om de alarmtijd aan te geven waarop het "ALARM"-symbool
op het beeldscherm verschijnt.
•• Druk nog een keer op toets ALARM om het alarm aan of uit te zetten. Het kloksymbool
verschijnt op het beeldscherm als het alarm aangezet is.
•• Houd toets ALARM ingedrukt om in de alarminstellingsmodus terecht te komen. Druk
op toetsen + of - om de gewenste uren en minuten in te voeren en druk opnieuw op
toets ALARM om de instelling te bevestigen.
d) Sluimerfunctie en achtergrondverlichting
•• Druk op toets LIGHT/SNOOZE (1) om het wekalarm te onderbreken en de
sluimerfunctie te activeren. Om de wekker voor die dag uit te schakelen, drukt u op
de toets ALARM (14).
•• Zodra de netvoedingadapter op het weerstation is aangesloten, wordt de
achtergrondverlichting aangezet. Houd toets LIGHT/SNOOZE (1) ingedrukt om de
permanente achtergrondverlichting uit te zetten. Om deze weer aan te zetten, drukt u
opnieuw op toets LIGHT/SNOOZE (1).
•• Als het weerstation op batterijen werkt, drukt u in de normale tijdaanduidingsmodus
op toets LIGHT/SNOOZE (1) om de achtergrondverlichting voor een paar seconden
aan te zetten.
e) Indicatie lage batterijstand
•• Indicatie dat de batterijen bijna leeg zijn, is zowel voor het weerstation als de
buitensensor beschikbaar. Vervang de batterij en volg de instellingsprocedure die u
in deze gebruiksaanwijzing vindt.
•• BELANGRIJK: De windrichting moet voor de windmeter opnieuw geijkt worden als
de batterijen vervangen zijn. (Bijzonderheden vindt u in Hfst. 9c "Installatie en Ijken")
133
f) Kanaalkeuze buitensensor
•• Houd toets Channel/+ of toets Search (12) ingedrukt om naar een buitensensor te
zoeken.
•• (Druk op toets + of - om de waarde in te stellen en aansluitend op toets Channel/+ of
toets Search (12) om de instelling te bevestigen).
Let op het volgende: Als u bij het registreren van een buitensensor op toets
Channel/+ of toets Search (12) drukt en deze ingedrukt houdt om het
radiosignaal te zoeken, worden alle in het geheugen opgeslagen gegevens
gewist.
g) Windmetingen
•• Druk op toets WIND (4) om tussen het tonen van de gemiddelde windsnelheid en de
snelheid van windvlagen te kiezen.
•• De buitensensor gebruikt het windmolentje voor bepalen van de windsnelheid en de
windvaan voor het meten van de windrichting.
•• Op het beeldscherm ziet u 16 windrichtingen (N voor noord, S voor zuid, SW voor zuidwest, enz.). Druk op WIND (4) om voor het aangeven van de gemiddelde windsnelheid
en de snelheid van windvlagen te kiezen.
•• Windrichting: gemiddelde van de windrichting over een periode van 2 minuten
•• Gemiddelde windsnelheid: gemiddelde van de windsnelheid over een periode van 2
minuten
•• Snelheid van windvlagen: maximale windsnelheid gedurende een periode van 10
minuten
•• Om de eenheid waarin de windsnelheid wordt uitgedrukt te veranderen:
•• Houd toets Clock/Set (13) ingedrukt om in de instellingsmodus te komen.
•• Gebruik toetsen [+] of [-] om uw keuze te corrigeren en de toets Clock/Set om de
instelling in onderstaande volgorde te bevestigen (of over te slaan):
•• Weather Forecast > 12/24hr format > D/M or M/D format > Time Zone Offset > Hr > Min
> Yr > > Month Date > Temperature unit > Rainfall unit > Wind Speed unit (km/h, knots,
m/s, mph, Beaufort) > Pressure unit > Pressure value > EXIT
•• (Weersvoorspelling > 12/24-uurformaat > Dag/Maand- of maand/dag-formaat >
Tijdzone-instelling > Uur > Minuut > Jaar > > Maand> Datum > Temperatuureenheid >
Neerslageenheid (mm of inch) > Windsnelheidseenheid (km/h, knopen, m/sec, mijl/h,
Beaufort) > Luchtdrukeenheid >Luchtdrukwaarde > BEËINDIGEN)
134
•• LET OP HET VOLGENDE: Om een correcte windrichting te kunnen bepalen, moet de
windvaan van het overdrachtsapparaat tijdens installatie geijkt worden.
•• Lees hierover Hfst. "INSTALLEREN EN IJKEN".
•• LET OP HET VOLGENDE: Ieder keer als de batterijen vervangen worden of de
netvoedingadapter van het hoofdapparaat of het overdrachtsapparaat los wordt
gekoppeld, moet de windvaan opnieuw gericht worden.
h) Regenmeting
•• Druk op toets RAIN (5) om te kiezen tussen het weergeven van dagelijkse, wekelijkse,
maandelijkse en totale hoeveelheden neerslag.
•• Houd de toets ingedrukt om de totale hoeveelheid neerslag op 0 mm (of inch) terug
te zetten.
•• De buitensensor meet de dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse en totale hoeveelheid
neerslag.
•• Druk een aantal maal op toets RAIN (5) om tussen de verschillende modi te kiezen
waarop het betreffende symbool “DAILY”, “WEEKLY”, “MONTHLY” of “TOTAL”
verschijnen zal en de op dat moment ingestelde weergavemodus aangegeven wordt.
•• De neerslag wordt als staafdiagram links middenin het beeldscherm getoond. De
actuele neerslag en de opgeslagen waarden van de afgelopen 6 uur worden getoond.
•• Houd bij het tonen van de totale hoeveelheid neerslag de toets RAIN ingedrukt om de
totale hoeveelheid regen op 0 terug te zetten.
•• Nadat u dit gedaan heeft, worden de dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse en totale
hoeveelheden neerslag vanzelf opnieuw ingesteld als een nieuwe dag, week of
maand begint.
•• Om de eenheid waarin de neerslaghoeveelheid wordt aangegeven te veranderen:
135
•• Houd toets Clock/Set (13) ingedrukt om in de instellingmodus te komen.
•• Druk op toetsen [+] of [-] om uw keuze te corrigeren en toets Clock/Set om de
instelling in onderstaande volgorde te bevestigen (of over te slaan):
•• Weather Forecast > 12/24hr format > D/M or M/D format > Time Zone Offset > Hr
> Min > Yr > > Month > Date > Temperature unit > Rainfall unit (mm of inch)> Wind
Speed unit > Pressure unit > Pressure value > EXIT
•• (Weersverwachting > 12/24-uurformaat > Dag/Maand- of maand/dag-formaat >
Tijdzone-instelling > Uur > Minuut > Jaar > > Maand> Datum > Temperatuureenheid
> Neerslageenheid (mm of inch)> Windsnelheidseenheid > Luchtdrukeenheid
>Luchtdrukwaarde > BEËINDIGEN)
i) Weersverwachting en luchtdruk
•• Het weerstation voorspelt op grond van de verandering van de atmosferische druk de
weersomstandigheden voor de volgende 12 - 24 uur. Het registratiegebied bedraagt
30 - 50 km. De weersverwachting is gebaseerd op de atmosferische druk en is voor
70-75% correct. Omdat de weersomstandigheden niet voor 100% voorspeld kunnen
worden, nemen wij geen verantwoordelijkheid op ons voor schade die op basis van
een incorrecte voorspelling zou kunnen ontstaan.
•• Zonnig
•• Halfbewolkt
•• Bewolkt
136
•• Regenachtig
•• Stormachtig
•• Om het weer juist te kunnen voorspellen, moet u de actuele weersituatie bij eerste
instelling invoeren. Na het installeren van de batterij/aansluiting van de adapter zal
het weersymbool oplichten. Druk op + of - om de actuele weerstoestand te kiezen en
druk op CLOCK/SET om de instelling te bevestigen. U kunt de weersverwachting ook
telkens instellen terwijl u de instellingsmodus ingaat (zie details hieronder).
•• Het weerstation geeft de barometrische luchtdruk aan. Om de luchtdruk exact weer
te geven, is een correcte eerste instelling van de luchtdruk vereist. De eenheden
voor de weersvoorspelling en de luchtdruk kunnen, indien nodig, ook in de
instellingsmodus in worden gesteld.
•• Houd toets Clock/Set (13) ingedrukt om in de instellingmodus te komen. Druk op toets
+ of - om de waarden in te voeren en dan op toets Clock/Set (13) om de instellingen
te bekrachtigen.
•• Weather Forecast > 12/24hr format > D/M or M/D format > Time Zone Offset > Hour >
Minute > Year > Month > Date > Temperature unit > Rainfall unit > Wind Speed unit >
Pressure unit (hPa, mb, inHg, mmHg > Pressure value > EXIT
•• (Weersverwachting > 12/24-uurformaat > Dag/Maand- of maand/dag-formaat >
Tijdzone-instelling > Uur > Minuut > Jaar > > Maand> Datum > Temperatuureenheid
> Neerslageenheid > Windsnelheidseenheid > Luchtdrukeenheid (hPa, mb, inHg,
mmHg) >Luchtdrukwaarde > BEËINDIGEN)
•• LET OP HET VOLGENDE: Instellen van de luchtdruk:
•• De luchtdruk op zeespiegelniveau kunt u te weten komen via uw plaatselijke
nieuwsberichten of op de website van uw regio. U kunt deze waarde invoeren in de
instellingsmodus. Als u de absolute waarde van de luchtdruk van uw locatie kent,
kunt u ook deze in de instellingsmodus invoeren. Zodra de luchtdruk verandert, wordt
de eenheid gewist en de geactualiseerde meting van de luchtdruk getoond die op
deze aanvankelijke invoer van de luchtdruk is gebaseerd.
137
•• Let er op dat de handmatige verandering van de weersverwachting in de
instellingsmodus zal leiden tot automatische verandering van de waarde van de
luchtdrukmeting. Daarom bevelen wij aan de weersverwachting in te voeren voordat
u de luchtdruk instelt.
•• Druk op de BARO-knop om de luchtdruk in de tijdsaanduiding aan te geven. Het
verloop van de luchtdruk in de laatste 6 uur zal dan als staafdiagram links onderin het
beeldscherm verschijnen.
j) Binnen- en buitentemperatuur en luchtvochtigheid
•• De temperatuur en luchtdruk worden midden onderin het beeldscherm getoond.
•• Druk een aantal keer op toets Channel/+ resp. toets Search (12) om de weergavemodi
indoor (binnen), outdoor (buiten) (default channel 1) (vooringesteld kanaal 1) of autochannel scrolling (autozoeken kanaal)
te kiezen.
•• Om de temperatuur te veranderen:
•• Houd toets Clock/Set (13) ingedrukt om in de instellingmodus te komen.
•• Gebruik toetsen + of - om uw keuze te corrigeren en toets Clock/Set om de instelling
in onderstaande volgorde te bevestigen (of over te slaan):
•• Weather Forecast > 12/24hr format > D/M or M/D format > Time Zone Offset > Hr >
Min > Yr > > Month > Date > Temperature unit > Rainfall unit > Wind Speed unit >
Pressure unit > Pressure value > EXIT
•• (Weersverwachting > 12/24-uurformaat > Dag/Maand- of maand/dag-formaat >
Tijdzone-instelling > Uur > Minuut > Jaar > > Maand> Datum > Temperatuureenheid
(graden C of graden F) > Neerslageenheid > Windsnelheidseenheid >
Luchtdrukeenheid > Luchtdrukwaarde > BEËINDIGEN)
138
•• LET OP HET VOLGENDE: De buitentemperatuur- en luchtvochtigheidsensor is
ingebouwd in de buitensensor en is als kanaal 1 ingesteld. Extra of meerdere
thermohygrometer-buitensensoren kunnen apart gekocht worden en moeten dan
ofwel als kanaal 2 dan wel als kanaal 3 ingesteld worden.
k) Registratie van maximum en minimum waarden.
•• Druk een aantal maal op toets Memory (11) om de maximum- en minimumwaarden
van temperatuur, luchtvochtigheid, hitte-index, dauwpunt, windsnelheid en
gevoelstemperatuur te tonen.
•• De betreffende symbolen "MAX en "MIN" verschijnen. Houd toets Memory (11) in de
Max./Min.-modus ingedrukt om de opgeslagen waarden uit het geheugen te wissen.
l) Vorstalarm
•• Het vorstalarmsymbool
verschijnt op het beeldscherm naast de
gevoelstemperatuur als de buitentemperatuur in kanaal 1 minder is dan 4oC. Daarmee
wordt al vroeg gewaarschuwd voor de mogelijkheid dat de wegen glad kunnen zijn.
m) Binnen- en buitenhitte-index
•• De hitte-index is een combinatie van temperatuur en luchtvochtigheid. De index geeft
aan hoe warm het voor ons aanvoelt als hitte en luchtvochtigheid gecombineerd
worden.
•• Druk een aantal maal op toets Temp (3) om de binnen - en buitenhitte-index op het
beeldscherm te laten verschijnen. Het “HEAT INDEX”-symbool verschijnt.
139
n) Binnen- en buitendauwpunt
•• Het dauwpunt is het verzadigingspunt van de lucht ofwel die temperatuur waarop de
lucht zover afgekoeld is dat vocht gaat condenseren.
•• Druk een aantal maal op toets Temp (3) om het binnen - en buitendauwpunt aan te
geven. Het “DEW POINT”-symbool verschijnt.
o) Gevoelstemperatuur
•• De gevoelstemperatuur is temperatuur, gevoeld op blote huid, op basis van de
combinatie van luchttemperatuur en windsnelheid. De op het beeldscherm getoonde
gevoelstemperatuur wordt berekend op basis van de door de buitensensor (kanaal 1)
gemeten temperatuur en gemiddelde windsnelheid.
•• Druk op toets Channel/+ resp. toets Search (12) om de buitentemperatuur en de
luchtvochtigheid via kanaal 1 te tonen. Druk aansluitend een aantal maal op toets
Temp (3) om de gevoelstemperatuur op het beeldscherm te laten verschijnen.
•• Het "WIND-CHILL"-symbool verschijnt.
140
p) Bliksemmeting
•• De bliksemdetector bevindt zich binnenin het overdrachtsapparaat. Het herkent
zowel blikseminslagen als ontladingen tussen wolken. Als de bliksem inslaat, ontstaat
een krachtige elektrische stroom en wordt een sterk elektrisch veld geproduceerd.
De bliksemdetector ontvangt en verwerkt het signaal dat van dit veld uitgaat en schat
de afstand tot de rand van de bliksemactiviteit.
•• Het menselijk gehoor kan de donder na een inslag over een afstand van maximaal
10 km horen. Dit is voor een waarschuwing al te laat. De bliksemdetector kan al een
alarm afgeven als het meest intense deel van een storm zich op een afstand van 30
km bevindt wat voor voldoende tijd zorgt om een veilige schuilplaats te zoeken.
•• LET OP HET VOLGENDE: De detectiegevoeligheid en de geschatte afstand
worden nadelig beïnvloed als de buitensensor opgesteld is in de buurt van
elektromagnetische stralingsbronnen zoals bijvoorbeeld een hoogspanningsmast en
elektrische apparatuur. Plaats de buitensensor daarom dus als het kan op grotere
afstand van deze bronnen
≤10 km, extreme
gevaar!!!
Max. Ruimte van
de menselijke
waarneming
20km ~ 10km
30km ~ 20km
Direct gevaar!
In veiligheid!
Waarschuwing
voor onweer
•• Het aantal blikseminslagen wordt naast de klok getoond.
•• Druk eenmaal op toets LIGHTNING (7) om de geschatte afstand tot de bliksemactiviteit
in km of mijlen aan te geven.
•• (De afstand wordt als “----“ aangegeven als er geen bliksem in de buurt waargenomen
wordt).
•• Druk nogmaals op toets LIGHTNING (7) om te kiezen tussen blikseminslagen iedere
10, 30 of 60 minuten.
•• Het teken "+" naast het aantal blikseminslagen geeft aan dat het werkelijke aantal
inslagen gelijk of groter is dan het getoonde getal. Alhoewel deze meting van het
aantal blikseminslagen slechts een patroon weergeeft, levert het een goed beeld van
de trend van de bliksemintensiteit.
141
•• Voorbeelden:
16 of meer bliksemflitsen in de laatste 10 minuten.
Opkomend onweer met bliksem
Onweer met bliksem ter plekke
Wegtrekken onweer met bliksem
•• Zodra toets LIGHTNING (7) ingedrukt wordt, wordt de terugblik van 60 minuten als
staafdiagram links middenin het beeldscherm getoond waarbij de afstand tot de
blikseminslagen van de laatste 60 minuten getoond wordt.
•• Staafdiagram (voorbeeld)
Opkomend onweer met bliksem
Wegtrekken onweer met bliksem
142
•• Om de eenheid van de afstand tot de blikseminslagen in te stellen moet u toets
LIGHTNING (7) ingedrukt houden waarop de afstandseenheid op zal lichten. Druk
op toets + of - om te kiezen tussen “km” (Kilometer) of “miles” (mijl). Druk op toets
LIGHTNING om de instelling te bevestigen. Druk herhaaldelijk op toets LIGHTNING
om over andere instellingen heen te springen en het proces te beëindigen.
•• LET OP HET VOLGENDE: De gemeten bliksemactiviteit is slechts een voorbeeldpatroon
en moet niet direct met de bliksemstatistieken van professionele weerstations
vergeleken worden.
q) Instelling van het bliksemalarm:
•• Om het bliksemalarm in te stellen drukt u op toets LIGHTNING (7) en stelt u de
volgende reeks in. Druk bij iedere instelling op [+] of [-] om een keus te maken en druk
op [LIGHTNING] om de instelling te bevestigen.
•• Lightning distance unit> Lightning distance alert > Number of lightning strike alert >
strike in every 10/30/60 minutes > Lightning alert on
or off > Exit
•• (Eenheid afstand tot bliksem > Bliksemafstandsalarm > Alarmaantal van de
blikseminslagen > Inslagen iedere 10/30/60 minuten > Bliksemalarm aan
> beëindigen).
of uit
•• Als zich alarmomstandigheden voordoen, klinkt de alarmtoon. Druk op een
willekeurige knop om de pieptoon uit te schakelen.
•• Bliksemafstandsalarm: alarm voor als zich een blikseminslag voordoet binnen de
ingestelde afstand.
•• Bliksemaantalalarm: alarm voor als het aantal blikseminslagen gelijk of groter is dan
de ingestelde waarde
••
Dit symbool licht op om aan te geven dat het bliksemalarm aangezet is.
•• Druk op toets LIGHTNING (7) om bij de bliksemaanduiding te komen en kies de
frequentie van het aantal blikseminslagen per minuut (10, 30, 60 min)
•• Houd de toets ingedrukt om bij de alarminstelling voor blikseminslagen te komen: km/
miles (km/mijl) > distance (afstand) > number of lightning (aantal blikseminslagen) >
per min (per minuut) > alarm On/Off (alarm aan/uit) > exit (beëindigen)
•• (Druk op toets + of - om de waarde in te stellen en aansluitend op toets
LIGHTNING (7) om de instelling te bevestigen)
•• Druk op een willekeurige toets om de bliksemalarmtoon te stoppen.
143
r) UV-index
•• Druk op toets UV (6) om tussen de maximale hoeveelheid UV per dag, de actuele UVstraling en de blootstellingstijd te kiezen; ook wordt in een staafdiagram de maximale
UV-index per dag getoond. Houd toets UV ingedrukt om in de UV-instellingsmodus
terecht te komen Skintype (huidtype) > SPF (SF= Zonnebeschermingsfactor) > exit
(beëindigen)
•• De UV-index toont de sterkte van de UV-straling van de zon. Ze dient als hulp om
de juiste bescherming tegen UV-licht te treffen. Overmatige inwerking van zonlicht
kan zonnebrand, oogschade, huidveroudering en huidkanker veroorzaken. Het is aan
te bevelen dat men zich op de juiste wijze beschermd als de UV-index 3 of hoger
is (bijvoorbeeld door zonnebrandcrème op te smeren en een hoed op te zetten).
Aanbevelingen voor beschermingsmaatregelen als de voorspeld wordt dat de UVindex van de betreffende dag de volgende waarde zal bereiken:
UV-
Blootstelling
Beschrijving
Aanbevolen bescherming
1-2
Zwak
Weinig gevaar voor
UV-straling van de
zon
Draag
op
zonnige
dagen
een
zonnebril.
Gebruik
zonnebrandcrème als er sneeuw
ligt omdat de sneeuw de UVstralen weerkaatst of als u een erg
lichte huid hebt.
3-5
Matig
Matig gevaar op
huidbeschadiging
als
men
zich
onbeschermd aan
de zon blootstelt
Neem beschermingsmaatregelen.
Bedek de huid als u buiten actief
bent.
Index
6-7
Hoog
Grote
kans
op
huidbeschadiging
als
men
zich
onbeschermd aan
de zon blootstelt
Blijf in de schaduw. Draag
een
zonnebril
en
gebruik
zonnebrandcrème
met
beschermingsfactor 30+, zet een
breedgerande hoed op. Vermijd
de zon 3 uur voor en 3 uur na het
middaguur.
8-10
Zeer
Zeer grote kans op
huidbeschadiging
als
men
zich
onbeschermd aan
de zon blootstelt
Gebruik zonnebrandcrème met
een beschermingsfactor van 30+,
draag een blouse, een zonnebril
en een hoed. Blijf niet te lang in
de zon.
hoog
144
11+
Extreem
hoog
E x t r e e m
grote
kans
op
huidbeschadiging
als
men
zich
onbeschermd aan
de zon blootstelt
Neem beschermingsmaatregelen
waaronder het dragen van
een zonnebril, gebruik van
zonnebrandcrème
met
beschermingsfactor 30+, het
bedekken van uw lichaam met een
blouse met lange mouwen en een
broek. Draag een hoed met brede
rand en ga niet in de zon in de
periode tussen 3 uur voor en 3 uur
na het middaguur
•• De gemeten UVI (UV-index) ziet u rechts op het beeldscherm.
•• Druk op toets UV (6) om tussen de dagelijkse maximum UVI, de UVI van dat moment
en de aanbevolen blootstellingstijd te kiezen.
•• De aanbevolen blootstellingstijd wordt berekend op basis van:
-- Huidtype van de gebruiker
-- SF (zonnebeschermingsfactor) van de zonnebrandcrème
•• Houd toets UV (6) 3 seconden lang ingedrukt om naar de instellingsmodus voor
huidtype en SF te gaan. Druk op toets + of - om de waarde in te stellen en aansluitend
op toets UV (6) om de instelling te bevestigen.
Huidtype
Huidcategorie
Huidkleur
1
Geen gebruinde, altijd een verbrande
huid
Bijzonder blond
2
Vaak een gebruinde huid, vaak een
verbrande huid
Blond
3
Normale gebruinde huid, soms een
verbrande huid
Lichtbruin
4
Altijd een gebruinde huid, zelden een
verbrande huid
Lichtbruin-olijfkleur
5
Ongevoelig voor de zon, zeer zelden
een verbrande huid
Olijfkleur
6
Ongevoelig voor de zon, nooit een
verbrande huid
Donkerbruin,
gepigmenteerd
sterk
145
•• SF heeft betrekking op de duur van de blootstelling aan de zon voordat het betreffende
huidtype van een persoon verbrandingen zal gaan vertonen. Een SF-waarde
wordt van de producenten van zonnebrandcosmetica zoals zonnebrandcrème,
lippenstift, make-up, etc. gebruikt. Als u bijv. een zonnebrandcrème met een SF van
4 gebruikt, dan kunt u zich 4x langer aan de zon blootstellen met dan zonder die
zonnebrandcrème. Zodra de toets UV (6) ingedrukt is, wordt het 6-daagse overzicht
als staafdiagram links middenin het beeldscherm getoond. Het geeft de UV-straling
van de laatste 6 dagen weer.
146
14. Probleemoplossing
Met dit weerstation heeft u een product in handen gekregen dat naar de laatste stand
van de techniek gebouwd en bedrijfszeker is. Niettemin kunnen zich toch fouten en
storingen voordoen. Raadpleeg het volgende voor informatie over het oplossen van
eventuele problemen.
Geen ontvangst van het door de buitensensor uitgezonden signaal
•• De afstand tussen weerstation en buitensensor is te groot. Zet de buitensensor en
het weerstation op een andere plaats neer.
•• Objecten zoals bijv. afschermende materialen (gemetalliseerde isolatieramen,
staalbeton, etc.) verhinderen ontvangst van de radiogolven.
•• Het weerstation staat te dicht bij andere elektronische apparaten (TV's, computers).
Zet het weerstation op een andere plaats neer.
•• De batterijen van de buitensensor en/of het weerstation zijn bijna leeg. Vervang de
batterijen zoals eerder beschreven.
•• Zeer lage buitentemperaturen (onder -20 °C) verlagen het door de batterijen
geleverde vermogen. Wacht tot de temperatuur weer stijgt.
•• Een andere zender op dezelfde of een vrijwel gelijke frequentie stoort het radiosignaal
van de buitensensor. Mogelijk helpt het hier om de afstand tussen buitensensor en
weerstation te verkleinen.
Geen DCF-ontvangst
•• De buitensensor is in de buurt van andere elektronische apparaten of elektrische
leidingen geïnstalleerd. Kies een andere plaats om het apparaat te installeren en let
daarbij op de juiste oriëntatie.
•• Na ingebruikname van het weerstation kan het tot 10 minuten duren voordat het DCFsignaal ontvangen en gebruikt wordt.
•• Wacht gewoon tot de volgende dag; het weerstation moet dan de DCF-tijd en de
datum tonen.
147
15. Bereik
De radiosignalen van buitensensor naar weerstation hebben onder optimale
omstandigheden een bereik van maximaal 100 meter.
Bij het opgeven van dit bereik gaat het echter om bereik in het vrije veld, het zg.
"directe zichtcontact".
Deze ideale opstelling (bijv. weerstation en buitensensor op een vlakke weide
zonder bomen, huizen, etc.) wordt in de praktijk echter nooit aangetroffen.
Normaalgesproken wordt het weerstation in huis opgesteld en wordt de
buitensensor aan een daarvoor geschikte mast vastgemaakt.
Door de verschillende invloeden op de signaaloverdracht kan een bepaald bereik
niet worden gegarandeerd.
Normaalgesproken kan de afstandsbediening echter zonder problemen in een
eengezinswoning worden gebruikt.
Als het weerstation geen gegevens van de buitensensor krijgt, reduceer dan de
afstand tussen weerstation en buitensensor.
Het bereik kan aanzienlijk verkleind worden door:
•• Muren, plafonds van gewapend beton
•• Gecoat/bedampt isoleerglas, aluminiumvensters, etc.
•• Voertuigen
•• Bomen, struiken, aarde, rotsen
•• In de buurt van metalen en geleidende voorwerpen (bijv. verwarmingselementen)
•• In de buurt van menselijke lichamen
•• Breedbandstoringen bijv. in woongebieden (DECT- en mobiele telefoons,
radiokoptelefoons, radioluidsprekers, draadloze weerstations, babyfoons, etc.)
•• In de buurt van elektrische motoren, transformatoren, opladers
•• In de buurt van stopcontacten en elektrische kabels
•• In de buurt van slecht afgeschermde of open computers of andere elektrische
apparaten
148
16. Onderhoud en reiniging
Het product is voor u, op af en toe het vervangen van de batterij na, onderhoudsvrij.
Laat onderhoud of reparaties alleen door gekwalificeerde deskundigen of
reparatiewerkplaatsen uitvoeren. In het product zitten geen onderdelen die door u
onderhouden moeten worden, open het dus nooit (met uitzondering van de in deze
gebruiksaanwijzing beschreven procedure voor het plaatsen/vervangen van de
batterijen).
Om de buitenkant van het weerstation schoon te maken is een droge, zachte en schone
doek voldoende.
Druk niet te hard op het beeldscherm om krassen te voorkomen.
Stof op het weerstation kan gemakkelijk met een langharige, zachte, schone penseel
en een stofzuiger verwijderd worden.
Om de buitensensor schoon te maken, kan het best een zacht doekje gebruikt worden
dat met lauwwarm water vochtig is gemaakt.
Gebruik in geen geval agressieve schoonmaakmiddelen, schoonmaakalcohol
of andere chemische oplossingen omdat dit schade toe kan brengen aan de
behuizing en zelfs afbreuk kan doen aan de werking van het product.
17. Verklaring van Conformiteit (DOC)
Hierbij verklaren wij, Conrad Electronic, Klaus-Conrad-Straße 1, D-92240 Hirschau, dat
dit product aan de fundamentele vereisten en aan de andere relevante bepalingen van
richtlijn 1999/5/EG voldoet.
De bij dit product behorende verklaring van conformiteit kunt u vinden op www.
conrad.com.
149
18. Verwijdering
a) Product
Elektronische apparaten zijn recyclebare stoffen en horen niet bij het huisvuil.
Als het product niet meer werkt, moet u het volgens de geldende wettelijke
bepalingen voor afvalverwerking inleveren.
Verwijder de geplaatste batterijen/accu’s en gooi deze afzonderlijk van het
product weg.
b) Batterijen / accu's
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege
batterijen en accu’s in te leveren; verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan.
Batterijen/accu´s die schadelijke stoffen bevatten, zijn gemarkeerd met
nevenstaand symbool. Deze mogen niet via het huisvuil worden afgevoerd. De
aanduidingen voor irriterend werkende, zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg
= kwik, Pb = lood (de aanduiding staat op de batterijen/accu’s, bijv. onder het
links afgebeelde vuilnisbaksymbool).
U kunt verbruikte batterijen gratis bij de verzamelpunten van uw gemeente, onze filialen
of overal waar batterijen worden verkocht, afgeven.
Zo vervult u uw wettelijke verplichtingen en draagt u bij tot de bescherming van het
milieu.
150
19. Technische gegevens
a) Weerstation
Stroomvoorziening.........................................3 x AA-batterijen
Levensduur batterij........................................6 maanden
Stroomverbruik in stand-by..........................0,24 W
Radiofrequentie..............................................868 MHz
Radiosignaal...................................................DCF77
Bereik...............................................................100 m (in het vrije veld)
Beschermingsklasse.....................................3
Bedrijfscondities............................................0 tot +50 °C, 20 – 99 % rel. luchtvochtigheid
Laadcondities.................................................0 tot +50 ºC, 20 – 99 % luchtvochtigheid
Afmetingen (B x H x D)..................................185 x 106 x 30 mm
Gewicht...........................................................265 g
b) Buitensensor
Stroomvoorziening.........................................4 x AA-batterijen
Levensduur batterij........................................12 maanden
Bedrijfscondities............................................-20 tot +60 °C, 20 – 99 % rel. luchtvochtigheid
Laadcondities.................................................-20 tot +60 ºC, 20 – 99 % luchtvochtigheid
Afmetingen (B x H x D)..................................92 x 180 x 325 mm
Gewicht...........................................................275 g
c) Netvoedingadapter
Ingangsspanning...........................................230 V/AC, 50 Hz
Uitgangsspanning/-stroom...........................6 V/DC, 130 mA
Beschermingsklasse.....................................2
Gewicht...........................................................165 g
151
Impressum
Dies ist eine Publikation der Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverfilmung,
oder die Erfassung in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des
Herausgebers. Nachdruck, auch auszugsweise, verboten. Die Publikation entspricht dem technischen Stand bei
Drucklegung.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
Legal notice
This is a publication by Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture
in electronic data processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is
prohibited. This publication represent the technical status at the time of printing.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
Information légales
Ceci est une publication de Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu‘elle soit (p. ex. photocopie, microfilm,
saisie dans des installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l‘éditeur. Il est interdit
de le réimprimer, même par extraits. Cette publication correspond au niveau technique du moment de la mise sous
presse.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
Colofon
Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie,
microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke
toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand
bij het in druk bezorgen.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
V3_0316_02-ETS-Mkde