14
Met het bijzondere communicatiesysteem “BlueBus” is het mogelijk door
adressering van de speciale jumpers de fotocellen door de bedieningseenheid
te laten herkennen en de juiste detectiefunctie toe te kennen. Deze adresse-
ring dient zowel op TX als op RX uitgevoerd te worden waarbij u de jumpers
op dezelfde manier moet positioneren. Ga hierbij na of er geen andere stellen
fotocellen met hetzelfde adres zijn.
1.Adresseer de fotocellen op basis van de gewenste functies door de jumpers
te positioneren volgens tabel 1. Leg de eventueel ongebruikte jumpers in het
vakje terug zodat u ze eventueel later nog kunt gebruiken (zie afbeelding 6).
N.B.: Voor een gedetailleerde beschrijving van de verschillende functies die bij
de verschillende soorten adressering worden uitgevoerd, verwijzen wij u naar
de gebruikshandleiding voor bedieningseenheden en interfaces voorzien van
de “BlueBus”-technologie.
N.B.: Om problemen van interferentie tussen de verschillende “BlueBus”-
inrichtingen te voorkomen, dient u de zenders en de ontvangers van de foto-
cellen, zo te plaatsen als op de afbeeldingen 2a en 2b te zien is.
2. Programmeer de inrichtingen op de besturingseenheid, zoals dat weerge-
geven is in de paragraaf “Herkennen van de aangesloten inrichtingen” van
de gebruikshandleiding van de verschillende bedieningsinterfaces of bedie-
ningseenheden “BlueBus”.
N.B.: Als de fotocel gebruikt wordt om een reeds bestaande fotocel te ver-
vangen, dienen de jumpers net zo gepositioneerd te worden als dat het geval
was bij de vervangen fotocel en is de herkenningsfase niet noodzakelijk.
3. Uitrichten:
Bij de richtbare fotocel MOFOB is het mogelijk deze uit te rich-
ten zodat u een perfecte uitlijning kunt verkrijgen, ook wanneer bevestiging
niet optimaal is. Voor het uitrichten handelt u zoals dat op afbeelding 8 is
aangegeven. Draai de schroef wat losser en laat het beweegbare deel lang-
zaam schommelen, draai de schroef daarna vast. Volg de signaleringen
van het lampje “L”: hoe langzamer dat knippert des te beter is de uitlijning.
Op beide uitvoeringen MOFB en MOFOB, is de uitlijning optimaal wanneer
het lampje heel langzaam knippert, in ieder geval acceptabel wanneer het
langzaam knippert, maar niet correct wanneer het lampje snel knippert.
Fotocel
FOTO
1) Aanbevelingen
Deze handleiding is uitsluitend bestemd voor technisch personeel
dat voor de installatie gekwalificeerd is. Geen enkele informatie in dit
dossier kan als interessant voor de eindgebruiker worden beschouwd!
Deze handleiding heeft betrekking op de fotocellen MOFB-MOFOB en
mag niet voor andere producten gebruikt worden.
Het is raadzaam deze aanwijzingen aandachtig door te lezen alvorens met het
installeren te beginnen: oneigenlijk gebruik of een fout in de aansluiting zou de vei-
ligheid of het correct functioneren van de inrichting nadelig kunnen beïnvloeden.
• De fotocel dient uitsluitend te functioneren via rechtstreekse interpolatie TX-
RX; Het is verboden ze te gebruiken via reflectie.
• De fotocel dient blijvend op een vaste ondergrond zonder trillingen beves-
tigd te worden.
• Voor de elektrische aansluitingen dient u de juiste geleidingen te gebruiken
zoals dat in de handleidingen van de besturingseenheden staat aangegeven.
• De fotocellen MOFB-MOFOB kunnen alleen aangesloten worden op bestu-
ringseenheden die met de “BlueBus”-technologie zijn uitgerust.
De fotocellen MOFB en MOFOB zijn obstakeldetectie-inrichtingen (type D vol-
gens de norm EN 12453) die gebruikt kunnen worden in automatiseringen
voor poorten en die obstakels op de optische as tussen zender (TX) en ont-
vanger (RX) kunnen constateren.
De fotocellen zijn uitgerust met het communicatiesysteem “BlueBus” waar-
mee alle inrichtingen gemakkelijk met slechts twee draden aangesloten kun-
nen worden. De fotocellen worden eenvoudigweg allemaal parallel aangeslo-
ten en de adresseringsjumpers worden op basis van de gewenste functie
geselecteerd (zie tabel 1).
De niet-richtbare uitvoering MOFB kan toegepast worden in al die gevallen
waarin de bevestigingsvlakken vlak zijn en waarop een correcte uitlijning TX-
RX mogelijk is; waar een dergelijke uitlijning niet rechtstreeks mogelijk is, is het
raadzaam de richtbare uitvoering MOFOB toe te passen.
De fotocellen MOFB en MOFOB kunnen gebruikt worden samen met de nieu-
we serie inrichtingen “FT210B” (zie afbeeldingen 2a en 2b). FT210B is een
inrichting met de technologie “BlueBUS” waarmee het mogelijk is het pro-
bleem van de elektrische aansluitingen van de contactlijsten op de bewegen-
de vleugels op te lossen (voor een gedetailleerde beschrijving verwijzen we u
naar de gebruikershandeling van de inrichting FT210B).
2) Beschrijving en gebruiksbestemming
3) Installeren
Alle installatiewerkzaamheden dienen uitgevoerd te worden ter-
wijl er geen stroom op de installatie staat; indien er een bufferbatterij
aanwezig is, dient deze losgekoppeld te worden.
Voer nu de installatie uit en controleer de onderstaande punten:
1. Bij toepassing van de vaste fotocel MOFB dient u na te gaan of de beves-
tigingsvlakken een correcte uitlijning TX-RX mogelijk maken, daar het niet
mogelijk ze uit te richten. Bevestig de fotocellen zoals dat op afb. 1a en 1b
is aangegeven.
2. Al naar gelang het type automatisering dient u de fotocellen op basis van
hun detectiefuncties te plaatsen. Controleer op de afbeeldingen 2, 3 en 4,
de plaats en zet de jumpers volgens de tabel 1.
Indien de fotocel als openingsinrichting moet werken (zie de afbeeldingen
2a,2b, 3, 4 en de adressen FA1 en FA2 in tabel 1), dient u het bruggetje
tussen de punten “A” zowel op de TX als op de RX, zoals afb. 5 laat zien,
te verkregen.
3. Sluit de elektriciteitskabel aan op de speciale klemmetjes zowel van de TX
als van de RX. Uit een elektrisch oogpunt bezien dienen zowel TX als RX
onderling parallel (zoals dat op afbeelding 5 is aangegeven) evenals op het
klemmetje “BlueBus” van de interfaces of bedieningseenheden verbonden
te worden. U behoeft geenszins op de polen te letten.