Documenttranscriptie

fig. 2.6 (Y = 10 - 2V) Motorspindeln i AME 024 går uppåt vid stigande styrspänning. fig. 2.7 (Y = 10 - 0V) Motorspindeln i AME 024 går uppåt vid stigande styrspänning. fig. 2.8 (Y = 20 - 4mA) Motorspindeln i AME 024 går uppåt vid stigande styrström. fig. 2.9 (Y = 20 - 0mA) Motorspindeln i AME 024 går uppåt vid stigande styrström. OBS: Överkopplingen kan ställas in före och efter självjustering. 3. Elanslutning 3.1 Styrsignal Styrsignal från regulatorn måste anslutas klämma Y (ingångssignal) och klämma SN (gemensam) på AME-kretskortet. 3.2 Utgångssignal Utgångssignalen från klämma X kan användas till att visa den aktuella positionen. Området är beroende av överkopplingen 2/0 (2 - 10 V eller 0 - 10 V). 3.3 Matningsspänning Matningsspänningen (24 V~ ± 10%, 50 Hz) måste anslutas klämma SN och SP. 4. Indikatorn visar slaglängden (fig. 4.) 5. Drift Efter att styrdonet kopplats till en strömkälla, startar det en självjusteringsprocess. Lysdioden blinkar, tills självjusteringen avslutats. Hur länge det varar, beror på spindelns gång, vanligen ett par minuter. Ventilens slaglängd lagras i minnet efter avslutad självjustering. Tryck på RESETknappen (fig. 2) för att återstarta självjusteringen. Om matningsspänningen avbryts eller faller till under 80% under mera än 0,1 s, lagras den aktuella ventilpositionen i minnet, och alla data förblir gömda i minnet, också efter strömavbrott. 5.1 Fjärrstyrd självjustering Genom att klippa överkoppling A är det möjligt att fjärrstyra självjusteringen. Proceduren är följande: - avbryt överkoppling A - avbryt strömförsörjningen - anslut strömförsörjningen och avbryt igen inom 5 - 8 sekunder - upprepa hela proceduren igen Nästa gång strömmen ansluts, utför startdonet självjusteringsproceduren. OBS: RESET-knappen fungerar, även när överkoppling A avbrutits. 6. Funktionstest Lysdioden visar, om motorn är i drift eller inte. Dessutom visar den driftsstatus och fel. Konstant ljus - normaldrift BC-HM Inget ljus - inte i drift eller ingen strömförsörjning Intervallblink (1 Hz) - självjustering pågår Intervallblink (>3 Hz) - strömförsörjning för låg - otillräcklig ventilslaglängd (<20 s) - ändläge kan inte nås NEDERLANDS 1. Montage van de AME 024 op de afsluiter (fig.1) Bevestig de AME 024 op de afsluiter d.m.v. de 4 schroeven. 1.2 De servomotor mag niet hangend onder de afsluiter worden gemonteerd. (gevaar voor waterschade bij lekkage van pakkingbus) 2. Keuze stuursignaal en werkingsrichting Draai de 2 schroeven van het deksel los en verwijder het deksel. Ten behoeve van de keuze van stuursignaal en werkingsrichting is de printplaat voorzien van jumpers. (fig.2) Opmerking “ON” betekent jumper doorverbonden. “Y” = stuursignaal. D/I jumper (zie fig 2.1) D=”ON” --> spindel van motor beweegt naar buiten bij stijgend stuursignaal. I=”ON” --> spindel van motor beweegt naar binnen bij stijgend stuursignaal. Fig.2.2 Y=2 - 10 V (fabrieksaflevering) De spindel van de AME 024 beweegt naar buiten bij stijgende stuurspanning. Fig.2.3 Y=0 - 10 V De spindel van de AME 024 beweegt naar buiten bij stijgende stuurspanning. Fig.2.4 Y=4 - 20 mA De spindel van de AME 024 beweegt naar buiten bij stijgende stuurstroom. Fig.2.5 Y=0 - 20 mA De spindel van de AME 024 beweegt naar buiten bij stijgende stuurstroom. Fig.2.6 Y=10 - 2 V De spindel van de AME 024 beweegt naar binnen bij stijgendestuurspanning. Fig.2.7 Y=10 - 0 V De spindel van de AME 024 beweegt naar binnen bij stijgendestuurspanning. Fig.2.8 Y=20 - 4 mA De spindel van de AME 024 beweegt naar binnen bij stijgende stuurstroom. Fig.2.9 Y=20-0 mA De spindel van de AME 024 beweegt naar binnen bij stijgende stuurstroom. Toelichting De instelling/keuze van werkingsrichting en stuursignaal kan zowel vóór als na de automatische afstelling van de motor (zie punt 5) plaatsvinden. 3. Elektrische aansluiting (fig. 3) EI.95.C3.5Q © Danfoss 7/96 3.1 Stuursignaal Sluit het stuursignaal van de regelaar aan op klem Y (ingangssignaal) en klem SN (gemeenschappelijk) op de AME printplaat. 3.2 Uitgangs- of terugkoppelsignaal Het signaal op klem X kan worden gebruikt voor indicatie of terugkoppeling van de klepstand (positie spindel van de motor). De uitgangsspanning is afhankelijk van jumper 2/0 (2 - 10 of 0 -10 volt) 3.3 Voedingsspanning Sluit de voedingsspanning (24 V~ ± 10%, 50 Hz) op de klemmen SN en SP. 4. De indicator geeft de slaglengte aan (fig. 4) 5. Automatische afstelling van de eindstanden De servomotor dient op de afsluiter bevestigd te zijn. Zodra de spanning op de servomotor wordt aangesloten, start deze een automatische afstelprocedure. Gedurende de afregeling knippert het signaallampje (LED). De procedure kan tot enige minuten in beslag nemen, afhankelijk van de slag van de regelafsluiter. Deze slaglengte wordt - na het beëindigen van het proces - in het geheugen van de servomotor op-geslagen. De automatische motoraf-stelling wordt herhaalt als de RESET-toets (fig.2) kortstondig wordtingedrukt. Valt de netspanning langer dan 0,1 sec. weg of daalt deze onder 80% dan wordt ook de actuele klepstand in het geheugen bewaard. 5.1 Automatische afstelling op afstand Door de jumper A te verbreken kan de procedure m.b.t. de automatische instelling van de servomotor op afstand worden gestart. Na het verwijderen van de jumper A als volgt handelen: - onderbreek de voedingsspanning - schakel de voeding weer in en onderbreek deze weer binnen 5 - 8 sec, deze handeling herhalen. Bij de volgende inschakeling van de voedingsspanning start de AME 024 met de automatische afstelling. Opmerking De Reset-toets blijft in functie óók na het verwijderen van jumper A. 6. Functieaanduiding De lichtdiode geeft de bedrijfssituatie van de AME 024 aan. - LED brandt constant: normaal bedrijf - LED is gedoofd: voedingspanning onderbroken cq. motor defect - LED knippert 1 maal per seconde: automatische afstellingsprocedure loopt - LED knippert meer dan 3 maal per seconde: - voedingsspanning te laag - slaglengte van de afsluiter te klein (looptijd minder dan 20 sec.) - eindstand kan niet worden bereikt 5