22
BEDIENING
4. OMHOOG/OMLAAG
Eerste functie - Cameraregeling
- Druk op de ‘DN’-toets om de zwenkcamera naar beneden te
verplaatsen
- Druk op de ‘UP’-toets om de zwenkcamera naar boven te
verplaatsen
Tweede functie - Menunavigatie
- Gebruik vanuit het menu de ‘UP’- en ‘DN’-toetsen om door de
beschikbare menuopties te bladeren.
5. Volume +/–
Eerste functie - Volumeregeling van luidspreker
- Druk op de ‘–’ toets om het volume van de luidspreker te verlagen.
- Druk op de ‘+’ toets om het volume van de luidspreker te verhogen.
Tweede functie - Instellen van menuopties
- Vanuit bepaalde menumodi (d.w.z. beeldinstelling, bronbenaming)
kunnen de ‘—’ en ‘+’ toetsen worden gebruikt om instellingen te
veranderen of door de beschikbare menu-instellingen te bladeren.
6. HELDERHEIDSSENSOR
- De helderheid van de monitor wordt automatisch afhankelijk van de
omstandigheden veranderd.
- De functie is ontworpen als een nachtgloeilampje op de monitor.
*Deze functie werkt alleen wanneer de dag/nacht schakelaar op ‘aan’
staat.
7. Afstandsbedieningssensor
- De monitor wordt door een afstandsbediening aangestuurd.
- Richt de afstandsbediening op de sensor op de voorkant van de
monitor om deze aan-/uit te zetten.
–
+
DN
UP
Bijlage 1: Vergrendelingsfunctie
Voor de veiligheid van de bestuurder kan een gebruiker een vergrendelingsfunctie kiezen om te
voorkomen dat het display tijdens het rijden onnodig wordt bediend.
De vergrendelingsfunctie instellen
a) Houd in de modus Stand-By of Ingeschakeld de knop ‘Menu’ gedurende 20 seconden ingedrukt
totdat de melding ‘Wilt u vergrendelen?’ [JA/NEE] wordt getoond.
b) Druk op de knop + of - om JA of NEE te kiezen en druk vervolgens op de knop ‘Aan/uit’ om de
instelling van de vergrendelingsfunctie te voltooien.
c) Wanneer u op een knop drukt terwijl de vergrendelingsfunctie is ingeschakeld, wordt de melding
‘Knoppen zijn uitgeschakeld’ getoond.
d) Voer stap a) en b) uit om de vergrendelingsfunctie uit te schakelen.