Nederlands | 49
Bosch Power Tools 1 609 929 S08 | (30.9.08)
Gebruik
Ingebruikneming
f Bescherm het meetgereedschap tegen
vocht en fel zonlicht.
f Stel het meetgereedschap niet bloot aan
extreme temperaturen of temperatuur-
schommelingen. Laat het bijvoorbeeld niet
lange tijd in de auto liggen. Laat het meetge-
reedschap bij grote temperatuurschomme-
lingen eerst op de juiste temperatuur komen
voordat u het in gebruik neemt. Bij extreme
temperaturen of temperatuurschommelin-
gen kan de nauwkeurigheid van het meetge-
reedschap nadelig worden beïnvloed.
f Voorkom heftige schokken of vallen van het
meetgereedschap. Na sterke externe inwer-
kingen op het meetgereedschap dient u,
voordat u de werkzaamheden voortzet, altijd
een nauwkeurigheidscontrole uit te voeren
(zie „Waterpasnauwkeurigheid”).
f Schakel het meetgereedschap uit wanneer
u het verplaatst of vervoert. Bij het uitscha-
kelen wordt de pendeleenheid vergrendeld.
Anders kan deze bij heftige bewegingen be-
schadigd raken.
In- en uitschakelen
Als u het meetgereedschap wilt inschakelen
duwt u de aan/uit-schakelaar 4 omhoog, zodat op
de schakelaar „I” verschijnt. Onmiddellijk na het
inschakelen zendt het meetgereedschap uit elk
van de laserstraalopeningen 1 één laserstraal.
f Richt de laserstraal niet op personen of
dieren en kijk zelf niet in de laserstraal, ook
niet vanaf een grote afstand.
Als u het meetgereedschap wilt uitschakelen
duwt u de aan/uit-schakelaar 4 omlaag, zodat op
de schakelaar „0” verschijnt. Als u het meetge-
reedschap uitschakelt, wordt de pendeleenheid
vergrendeld.
Automatische uitschakeling instellen
Standaard wordt het meetgereedschap
20 minuten na het inschakelen automatisch
uitgeschakeld.
Deze automatische uitschakeling kan van 20 mi-
nuten op 8 uur worden omgeschakeld. Schakel
daarvoor het meetgereedschap in, onmiddellijk
weer uit en binnen 4 seconden opnieuw in. Ter
bevestiging van de wijziging knipperen alle laser-
stralen na de tweede keer inschakelen gedurende
2 seconden in een snel ritme.
f Laat het ingeschakelde meetgereedschap
niet onbeheerd achter en schakel het meet-
gereedschap na gebruik uit. Andere personen
kunnen door de laserstraal verblind worden.
Als u het meetgereedschap de volgende keer in-
schakelt, is de automatische uitschakeling weer
op 20 minuten ingesteld.
Werkzaamheden met automatisch waterpassen
Plaats het meetgereedschap op een rechte en
stabiele ondergrond of bevestig het op de hou-
der 8 of het statief 18.
Na het inschakelen worden door het automa-
tisch waterpassen oneffenheden binnen het
zelfwaterpasbereik van
± 5° (lengteas) resp.
± 3° (breedteas) automatisch gecompenseerd.
Het waterpassen is afgesloten zodra de punten
van de laserstraal niet meer bewegen.
Als automatisch waterpassen niet mogelijk is,
bijvoorbeeld omdat het oppervlak waarop het
meetgereedschap staat meer dan 5° bzw. 3°
van de waterpaslijn afwijkt, knipperen de laser-
stralen in een snel ritme. Stel in dit geval het
meetgereedschap horizontaal op en wacht het
zelfwaterpassen af. Zodra het meetgereedschap
zich binnen het zelfwaterpasbereik van
±5°
resp.
±3° bevindt, schijnen de laserstralen weer
continu.
Bij trillingen of veranderingen van plaats tijdens
het gebruik vindt automatisch opnieuw water-
passen van het meetgereedschap plaats. Con-
troleer na het waterpassen de positie van de la-
serstralen met betrekking tot referentiepunten
om fouten door een verschuiving van het meet-
gereedschap te voorkomen.
OBJ_BUCH-807-002.book Page 49 Tuesday, September 30, 2008 1:13 PM