GASGAS TXT RACING 300 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2024
TXT RACING 125
TXT RACING 250
TXT RACING 280
TXT RACING 300
TXT GP 250
TXT GP 300
Artikelnr. 3215159nl
BESTE GASGAS KLANT,
*3215159nl*
3215159nl
10.10.2023
BESTE GASGAS KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw GASGAS-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief voer-
tuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 13)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze modelserie.
Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. GASGAS Motorcycles GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens,
prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder vooraf-
gaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen
aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. GAS-
GAS Motorcycles is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, druk-
fouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet standaard bij
de leveromvang horen.
© 2023 GASGAS Motorcycles GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schriftelijke toe-
stemming van de auteur.
GASGAS Motorcycles GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
TXT RACING 125 EU (F0103XG)
TXT RACING 250 EU (F0303XH)
TXT RACING 250 US (F0375XH)
TXT RACING 280 EU (F0303XI)
TXT RACING 300 EU (F0403XJ)
TXT RACING 300 US (F0475XJ)
TXT GP 250 EU (F0303XL)
TXT GP 250 US (F0375XL)
TXT GP 300 EU (F0403XN)
TXT GP 300 US (F0475XN)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN ............................... 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.............................. 5
1.2 Gebruikte formatteringen............................. 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik .............. 6
2.2 Onjuist gebruik .............................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ................................ 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ................ 7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ................ 7
2.6 Veilig gebruik ................................................. 7
2.7 Beschermende kleding.................................. 8
2.8 Werkinstructies ............................................. 8
2.9 Milieu............................................................. 8
2.10 Bedieningshandleiding .................................. 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN................................... 10
3.1 Garantie....................................................... 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen .................... 10
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren................ 10
3.4 Service ......................................................... 10
3.5 Afbeeldingen ............................................... 10
3.6 Klantenservice ............................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG ............................................ 11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave).............................. 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave).............................. 12
5 SERIENUMMERS ........................................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ................... 13
5.2 Typeplaatje .................................................. 13
5.3 Motornummer............................................. 13
5.4 Artikelnummer voorvork............................. 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................................... 14
6.1 Koppelingshendel........................................ 14
6.2 Remhendel .................................................. 14
6.3 Gashendel.................................................... 14
6.4 Magneetschakelaar (Optie: Niet
gehomologeerd).......................................... 14
6.5 Uitschakelknop (Optie:
Gehomologeerd) ......................................... 15
6.6 Lichtschakelaar (Optie: Niet
gehomologeerd).......................................... 15
6.7 Lichtschakelaar (Optie:
Gehomologeerd) ......................................... 15
6.8 Claxonknop (Optie: Gehomologeerd)......... 16
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (Optie:
Gehomologeerd) ......................................... 16
6.10 Ontstekingscurveschakelaar (Optie: Niet
gehomologeerd).......................................... 16
6.11 Overzicht controlelampjes (Optie:
Gehomologeerd) ......................................... 16
6.12 Stuurslot (Optie: Gehomologeerd) ............. 17
6.13 Brandstofkraan............................................ 17
6.14 Chokeknop (Optie: Niet
gehomologeerd).......................................... 17
6.15 Chokehendel (Optie: Gehomologeerd) ...... 18
6.16 Versnellingshendel ...................................... 18
6.17 Kickstarterhendel ........................................ 18
6.18 Rempedaal................................................... 19
6.19 Zijstandaard................................................. 19
6.20 Stuur vergrendelen (Optie:
Gehomologeerd) ......................................... 19
6.21 Stuur ontgrendelen (Optie:
Gehomologeerd) ......................................... 20
6.22 Tankdop openen ......................................... 20
6.23 Tankdop sluiten ........................................... 21
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT (OPTIE:
GEHOMOLOGEERD)................................................... 22
7.1 Overzicht...................................................... 22
7.2 Activering..................................................... 22
7.3 Meldingen op het gecombineerde
instrument................................................... 22
7.4 Gecombineerd instrument instellen........... 22
7.5 Kilometer of mijl instellen........................... 23
7.6 Tijd instellen ................................................ 24
7.7 Service-indicatie instellen ........................... 24
7.8 Snelheid, tijd en DST afstand 1 ................... 25
7.9 Snelheid, tijd en DST2 afstand 2 ................. 25
7.10 AVG gemiddelde snelheid, ART
bedrijfsuren en ODO totale afstand............ 26
8 INBEDRIJFSTELLING ................................................... 27
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling............................................ 27
8.2 Motor inrijden ............................................. 28
8.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden............................ 28
9 RIJ-INSTRUCTIES ........................................................ 30
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling............................................ 30
9.2 Starten ......................................................... 30
9.3 Beginnen met rijden.................................... 31
9.4 Schakelen, rijden ......................................... 31
9.5 Afremmen.................................................... 32
9.6 Stoppen, parkeren....................................... 32
9.7 Transporteren.............................................. 33
9.8 Brandstof tanken......................................... 33
10 SERVICESCHEMA........................................................ 35
10.1 Extra informatie........................................... 35
10.2 Serviceschema............................................. 35
11 CHASSIS AFSTELLEN................................................... 37
11.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ................ 37
11.2 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen................................ 37
11.3 Ingaande demping schokdemper
instellen (alle GP-modellen)........................ 38
INHOUDSOPGAVE
3
11.4 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................................ 38
11.5 Statische veerweg schokdemper
controleren.................................................. 39
11.6 Veervoorspanning schokdemper
instellen ................................................... 39
11.7 Dynamische veerweg schokdemper
controleren.................................................. 41
11.8 Dynamische veerweg instellen ............... 41
11.9 Basisinstelling voorvork............................... 42
11.10 Uitgaande demping voorvork instellen ...... 42
11.11 Ingaande demping voorvork instellen
(alle GP-modellen)....................................... 43
11.12 Veervoorspanning voorvork instellen......... 43
11.13 Hydrostop van de voorvork instellen.......... 44
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS........................ 45
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken............... 45
12.2 Motorfiets van hefbok nemen .................... 45
12.3 Vuilschrapers vorkpoten reinigen............... 45
12.4 Vorkpoten demonteren .......................... 46
12.5 Vorkpoten monteren .............................. 47
12.6 Onderste kroonplaat demonteren ......... 47
12.7 Onderste kroonplaat monteren .............. 49
12.8 Speling balhoofdlager controleren ............. 50
12.9 Speling balhoofdlager instellen .............. 51
12.10 Balhoofdlager smeren ............................. 53
12.11 Koplampkap demonteren ........................... 53
12.12 Koplampkap monteren ............................... 54
12.13 Koplampinstelling controleren (Optie:
Gehomologeerd) ......................................... 55
12.14 Spatbord voor demonteren ........................ 56
12.15 Spatbord voor monteren ............................ 56
12.16 Spatbord achter demonteren ..................... 56
12.17 Spatbord achter monteren ......................... 57
12.18 Schokdemper demonteren ..................... 57
12.19 Schokdemper monteren ......................... 57
12.20 Luchtfilterbak demonteren ..................... 58
12.21 Luchtfilterbak monteren ......................... 59
12.22 Luchtfilter demonteren ........................... 59
12.23 Luchtfilter monteren................................... 60
12.24 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen .......... 61
12.25 Bochtstuk demonteren ........................... 61
12.26 Bochtstuk monteren ............................... 63
12.27 Einddemper demonteren............................ 64
12.28 Einddemper monteren................................ 64
12.29 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen ................................................ 65
12.30 Brandstoftank demonteren .................... 67
12.31 Brandstoftank monteren............................. 68
12.32 Kettingvervuiling controleren ..................... 69
12.33 Ketting reinigen ........................................... 69
12.34 Kettingspanning controleren ...................... 70
12.35 Kettingspanning instellen............................ 71
12.36 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel
en kettinggeleiding controleren ................. 72
12.37 Frame controleren .................................. 72
12.38 Achterbrug controleren .......................... 72
12.39 Rubberen stuurcovers controleren............. 73
12.40 Vrije slag aan de koppelingshendel
controleren.................................................. 73
12.41 Vrije slag aan de koppelingshendel
instellen ................................................... 73
12.42 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen ................................................... 73
12.43 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren ............................... 74
12.44 Vloeistof van de hydraulische koppeling
verversen ................................................. 74
13 REMSYSTEEM............................................................. 76
13.1 Vrije slag remhendel controleren ............... 76
13.2 Vrije slag aan de remhendel instellen .... 76
13.3 Uitgangspositie van de remhendel
instellen ................................................... 76
13.4 Remschijfbescherming voor
demonteren ............................................ 77
13.5 Remschijfbescherming voor
monteren ................................................. 77
13.6 Remzadel voor demonteren ................... 77
13.7 Remzadel voor monteren ....................... 77
13.8 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................................. 78
13.9 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ................................................... 78
13.10 Remvoeringen en remvoeringborging
van de voorwielrem controleren ................ 80
13.11 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen ................................................ 80
13.12 Remschijven controleren ............................ 82
13.13 Vrije slag rempedaal controleren ............... 83
13.14 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ................................................... 83
13.15 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................................. 84
13.16 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .... 84
13.17 Remvoeringen en remvoeringborging
van de achterwielrem controleren ............. 86
13.18 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen ................................................ 87
14 WIELEN, BANDEN ...................................................... 90
14.1 Voorwiel demonteren ............................. 90
14.2 Voorwiel monteren ................................. 90
14.3 Achterwiel demonteren .......................... 91
14.4 Achterwiel monteren .............................. 92
14.5 Bandentoestand controleren...................... 93
14.6 Bandenspanning controleren...................... 94
14.7 Spaakspanning controleren ........................ 94
15 ELEKTRONICA............................................................. 96
15.1 Diagnosestekker .......................................... 96
15.2 Lamp koplamp vervangen (Optie:
Gehomologeerd) ......................................... 96
15.3 Zijlichtlamp vervangen (Optie:
Gehomologeerd) ......................................... 97
INHOUDSOPGAVE
4
15.4 Knipperlichtlamp vervangen (Optie:
Gehomologeerd) ......................................... 98
16 KOELSYSTEEM......................................................... 100
16.1 Koelsysteem ............................................. 100
16.2 Koelmiddelpeil controleren ..................... 100
16.3 Antivries en koelmiddelpeil
controleren............................................... 101
16.4 Koelmiddel aftappen ............................ 102
16.5 Koelmiddel vullen..................................... 103
16.6 Koelmiddel verversen .......................... 104
17 MOTOR AFSTELLEN ................................................ 106
17.1 Speling gaskabel controleren................... 106
17.2 Speling gaskabel instellen .................... 106
17.3 Carburateurafstelling ............................... 107
17.4 Carburateur - stationair toerental ........... 109
17.5 Carburateur - stationair toerental
instellen ................................................ 109
17.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren............................................... 110
17.7 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ................. 110
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR...................... 112
18.1 Vlotterkamer carburateur aftappen
(Optie: Niet gehomologeerd)................... 112
18.2 Cardanoliepeil controleren ...................... 113
18.3 Cardanolie bijvullen.................................. 113
18.4 Cardanolie verversen ........................... 113
19 REINIGING, ONDERHOUD....................................... 115
19.1 Motorfiets reinigen .................................. 115
20 STALLING................................................................. 117
20.1 Stalling ...................................................... 117
20.2 Inbedrijfstelling na stalling ....................... 118
21 OPSPOREN VAN FOUTEN ....................................... 119
22 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 121
22.1 Motor........................................................ 121
22.2 Aanhaalmomenten motor ....................... 121
22.3 Carburateur .............................................. 122
22.3.1 Optie: Gehomologeerd ....................... 122
22.3.2 Optie: Niet gehomologeerd ................ 122
22.4 Vulhoeveelheden ..................................... 123
22.4.1 Cardanolie ........................................... 123
22.4.2 Koelmiddel........................................... 123
22.4.3 Brandstof............................................. 123
22.5 Chassis ...................................................... 123
22.6 Elektronica................................................ 124
22.7 Banden...................................................... 124
22.8 Voorvork ................................................... 124
22.8.1 alle RACING-modellen......................... 124
22.8.2 alle GP-modellen................................. 125
22.9 Schokdemper............................................ 125
22.9.1 alle RACING-modellen......................... 125
22.9.2 alle GP-modellen................................. 125
22.10 Aanhaalmomenten chassis ...................... 126
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................. 129
24 HULPSTOFFEN......................................................... 131
25 NORMEN................................................................. 133
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN...................................... 134
27 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 135
28 LIJST MET SYMBOLEN............................................. 136
28.1 Gele of oranje pictogrammen.................. 136
28.2 Groene en blauwe pictogrammen........... 136
INDEX ............................................................................... 137
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat de werkzaamhe-
den voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage. Daar wordt
uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde speciale gereed-
schap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina. Op de aangegeven pagina vindt u meer informatie.
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die
in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(alle EU-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij trial-gebruik kan weerstaan.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op de
openbare weg.
In de niet-gehomologeerde uitvoering mag dit voertuig uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten
buiten het openbare wegennet.
Dit voertuig is ontworpen voor trialwedstrijden en is niet geschikt voor motocross-gebruik.
(alle US-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij trial-gebruik kan weerstaan.
Info
Dit voertuig is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Dit voertuig is ontworpen voor trialwedstrijden en is niet geschikt voor motocross-gebruik.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specificaties voor
het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden genomen.
Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvuldig door. De veiligheids-
aanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwingsstickers
aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere
personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u
niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen
of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluidsdemping
dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het voertuig voor
andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is
gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaatgassen
geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het
inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en
voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voer-
tuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs ver-
eist.
Storingen die de veiligheid beïnvloeden, moeten onmiddellijk door een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage worden
verholpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en
jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschrif-
ten.
Voor uw eigen veiligheid adviseert GASGAS Motorcycles om het voertuig uitsluitend met geschikte beschermende kleding
te gebruiken.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met contactslot,
modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpondersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen
worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroeven,
afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de fabrikant
bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aanbrengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage. Beschadigde of
versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflic-
ten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u mili-
eubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen evt. de oude motorfiets
zelf aan de geldende wet- en regelgeving in het desbetreffende land.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rijden. In de
bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo komt
u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer als u meer over het voertuig wilt weten of als tijdens
het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding door de
nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download beschikbaar bij uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer en
op de GASGAS Motorcycles-website. Via uw gecertificeerde GASGAS Motorcyclesdealer kan ook een afgedrukt exemplaar
worden besteld.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage worden uitgevoerd en moeten in het GASGAS Motorcycles Dealer.net worden bevestigd,
omdat anders de garantie volledig vervalt. Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het
voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door GASGAS Motorcycles zijn vrijgegeven
en/of aanbevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage monteren. Voor andere producten
en daardoor veroorzaakte schade is GASGAS Motorcycles niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautori-
seerde GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
Het actuele toebehoren voor uw voertuig vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedie-
ningshandleiding genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist
afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat, stoffig of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen, luchtfilters of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te controleren
of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan
draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betref-
fende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de
aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over GASGAS Motorcy-
cles.
De lijst met geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealers vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
I00160-10
1Remhendel ( pag. 14)
2Koppelingshendel ( pag. 14)
3Tankdop
4Schokdemperinstelling uitgaande demping
5Chokeknop ( pag. 17) (Optie: Niet gehomologeerd)
6Versnellingshendel ( pag. 18)
7Brandstofkraan ( pag. 17)
8Motornummer ( pag. 13)
9Lichtschakelaar ( pag. 15) (Optie: Niet gehomologeerd)
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
I00161-10
1Magneetschakelaar ( pag. 14) (Optie: Niet gehomologeerd)
2Gashendel ( pag. 14)
3Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13)
3Typeplaatje ( pag. 13)
4Ontstekingscurveschakelaar ( pag. 16) (Optie: Niet gehomologeerd)
5Artikelnummer voorvork ( pag. 13)
6Kickstarterhendel ( pag. 18)
7Rempedaal ( pag. 19)
8Zijstandaard ( pag. 19)
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het bal-
hoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje 1is op het balhoofd vooraan aangebracht.
5.3 Motornummer
E01326-10
Het motornummer 1is op het motorhuis boven gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de binnenkant van de
asopname gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
14
6.1 Koppelingshendel
I00086-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
I00087-10
De remhendel 1is rechts aan het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
I00087-11
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Magneetschakelaar (Optie: Niet gehomologeerd)
I00086-11
De houder voor de magneetschakelaar 1is op het stuur links aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Magneetschakeler gemonteerd Als de magneetschakelaar is
gemonteerd, kan het voertuig worden gestart en kan ermee wor-
den gereden.
Magneetschakelaar verwijderd Als de magneetschakelaar is
verwijderd, kan het voertuig niet worden gestart en kan er niet
mee worden gereden.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
Waarschuwing
Gevaar voor letselAls de magneetschakelaar bij een val in de
opname blijft, wordt het voertuig niet onmiddellijk geactiveerd.
Zorg ervoor dat de lus van de magneetschakelaar veilig aan
de beschermende kleding of aan de pols is bevestigd zodat
de magneetschakelaar bij een val van de opname wordt
gescheiden.
Als de rode magneetschakelaar op het stuur bijvoorbeeld bij een val van
de houder losraakt, wordt het voertuig uitgeschakeld.
Door verwijderen van de magneetschakelaar op het stuur kan het voer-
tuig in elke bedrijfstoestand snel worden uitgeschakeld.
6.5 Uitschakelknop (Optie: Gehomologeerd)
I00140-10
De uitschakelknop 1is rechts op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een stil-
staande motor schakelt niet in.
6.6 Lichtschakelaar (Optie: Niet gehomologeerd)
I00088-10
De lichtschakelaar 1bevindt zich op het frame links achter het bal-
hoofd.
Info
De lichtschakelaar is in gehomologeerde (gesmoorde) toestand
van de motorfiets zonder functie.
Mogelijke toestanden
Licht aan Lichtschakelaar staat naar achteren. In deze
stand zijn voor- en achterlicht ingeschakeld.
Licht uit Lichtschakelaar staat naar voren. In deze stand
zijn voor- en achterlicht uitgeschakeld.
6.7 Lichtschakelaar (Optie: Gehomologeerd)
I00141-10
De lichtschakelaar 1is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan De lichtschakelaar bevindt zich in de mid-
delste stand. In deze stand zijn het dimlicht en het achter-
licht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar links geschakeld. In
deze stand zijn het groot licht en het achterlicht ingescha-
keld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.8 Claxonknop (Optie: Gehomologeerd)
I00141-11
De claxonknop 1is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon bediend.
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (Optie: Gehomologeerd)
I00141-12
De richtingaanwijzerschakelaar 1is links aan het stuur aangebracht
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar bevindt zich in
de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar
rechts geschakeld.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld.
6.10 Ontstekingscurveschakelaar (Optie: Niet gehomologeerd)
I00089-10
De ontstekingscurveschakelaar 1bevindt zich op het frame rechts
achter het balhoofd.
Mogelijke toestanden
Ontstekingscurveschakelaar staat naar achteren. In deze
stand is de ontstekingscurve Performance actief.
Ontstekingscurveschakelaar staat naar voren. In deze
stand is de ontstekingscurve Soft actief.
Met de ontstekingscurveschakelaar kan de motorkarakteristiek worden
gewijzigd.
Info
De ontstekingscurveschakelaar is in gehmologeerde (gesmoor-
de) toestand van de motorfiets zonder functie.
6.11 Overzicht controlelampjes (Optie: Gehomologeerd)
I00149-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconstateerd.
Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen
met een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Rich-
tingaanwijzer is ingeschakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.12 Stuurslot (Optie: Gehomologeerd)
I00142-10
Het stuurslot 1bevindt zich onder de bovenste kroonplaat.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en rijden is
dan niet meer mogelijk.
6.13 Brandstofkraan
I00090-10
De brandstofkraan bevindt zich aan de linkerkant van de brandstoftank.
Met de draaihendel 1op de brandstofkraan wordt de brandstoftoe-
voer naar de carburateur geopend of gesloten.
Mogelijke toestanden
Brandstoftoevoer gesloten OFF, draaihendel staat naar achteren
Nu kan er geen brandstof van de tank naar de carburateur stro-
men.
Brandstoftoevoer open ON, draaihendel staat naar beneden Er
kan brandstof van de tank naar de carburateur stromen. De brand-
stoftank wordt tot op de reserve geleegd.
Brandstofreservetoevoer open RES, brandstofkraan staat naar
voren Er kan brandstof van de tank naar de carburateur stromen.
De brandstoftank wordt helemaal geleegd.
6.14 Chokeknop (Optie: Niet gehomologeerd)
I00118-10
De chokeknop 1is aan de linkerkant van de carburateur aangebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een ope-
ning vrijgegeven waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen.
Daardoor ontstaat een rijker brandstof-luchtmengsel dat voor de koude
start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitgetrok-
ken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag inge-
drukt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.15 Chokehendel (Optie: Gehomologeerd)
I00141-14
De chokehendel 1is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een ope-
ning vrijgegeven waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen.
Daardoor ontstaat een rijker brandstof-luchtmengsel dat voor de koude
start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokehendel tot de aanslag getrokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel in uitgangspositie.
6.16 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor gemon-
teerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6.17 Kickstarterhendel
401954-10
De kickstarterhendel 1is rechts aan de motor aangebracht.
De kickstarterhendel kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst de kickstarterhendel naar de motor zwen-
ken.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
6.18 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.19 Zijstandaard
E01323-01
De zijstandaard 1bevindt zich aan de rechterkant van het voertuig.
E01322-01
De zijstandaard 1wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard 1opgeklapt zijn.
6.20 Stuur vergrendelen (Optie: Gehomologeerd)
Werkzaamheden vooraf
Stoppen en parkeren. ( pag. 32)
400732-01
Hoofdwerkzaamheden
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Sleutel voor het stuurslot in het stuurslot steken, naar links draaien,
indrukken en naar rechts draaien. Sleutel voor het stuurslot verwij-
deren.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
Sleutel voor het stuurslot nooit in het stuurslot laten zitten.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.21 Stuur ontgrendelen (Optie: Gehomologeerd)
400731-01
Sleutel voor het stuurslot in het stuurslot steken, naar links draaien,
uittrekken en naar rechts draaien. Sleutel voor het stuurslot verwij-
deren.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
Sleutel voor het stuurslot nooit in het stuurslot laten zitten.
6.22 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
I00091-10
Snelsluiting brandstoftank 1omhoog klappen, tegen de klok in
draaien en naar boven toe verwijderen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.23 Tankdop sluiten
I00091-10
Snelsluiting brandstoftank 1met het opschrift GASGAS naar
boven plaatsen en met de klok mee draaien tot de brandstoftank
goed gesloten is.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsslang zonder knikken leggen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT (OPTIE: GEHOMOLOGEERD)
22
7.1 Overzicht
402819-10
1Overzicht controlelampjes ( pag. 16)
2Linker knop
3Display
4Rechter knop
7.2 Activering
402819-01
Gecombineerd instrument activeren
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd als u op een van de
knoppen drukt of als hij van de wieltoerentalsensor een impuls ontvangt.
7.3 Meldingen op het gecombineerde instrument
401901-01
Mogelijke toestanden
Batterijspanning van het gecombineerde instrument De
batterijspanning van het gecombineerde instrument is te
laag. Batterij gecombineerd instrument vervangen.
Service Er moet een servicebeurt worden
uitgevoerd. Contact opnemen met geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage.
7.4 Gecombineerd instrument instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401909-01
Beide knoppen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Eén van de knoppen indrukken om de eenheid UNIT voor de snel-
heid in kilometer KM/H of mijl M/H te selecteren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT (OPTIE: GEHOMOLOGEERD) 7
23
401911-01
5 seconden wachten.
Het gecombineerde instrument gaat naar het volgende menu-
punt. Het pictogram knippert.
Een van de knoppen indrukken om de 24-uursweergave of
12-uursweergave van de klok te selecteren.
401912-01
5 seconden wachten.
Het gecombineerde instrument gaat naar het volgende menu-
punt. Het pictogram knippert.
Tijd terugzetten
Linker knop indrukken.
De waarde verlaagt.
Tijd vooruit zetten
Rechter knop indrukken.
De waarde verhoogt.
401913-01
5 seconden wachten.
Het gecombineerde instrument gaat naar het volgende menu-
punt. Het pictogram knippert.
Service instellen.
Service-interval verkorten
Linker knop indrukken.
De waarde verlaagt.
Service-interval verlengen
Rechter knop indrukken.
De waarde verhoogt.
401914-01
Service-indicatie uitschakelen
Linker knop ingedrukt houden.
Op het display verschijnt off.
7.5 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewijzigd, blijft de waarde ODO bewaard en wordt dienovereenkomstig omgerekend.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT (OPTIE: GEHOMOLOGEERD)
24
401909-01
Beide knoppen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Eén van de knoppen indrukken om de eenheid UNIT voor de snel-
heid in kilometer KM/H of mijl M/H te selecteren.
7.6 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401911-01
Beide knoppen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Wachten totdat het menu voor de klok knippert.
Een van de knoppen indrukken om de 24-uursweergave of
12-uursweergave van de klok te selecteren.
401912-01
5 seconden wachten.
Het gecombineerde instrument gaat naar het volgende menu-
punt. Het pictogram knippert.
Tijd terugzetten
Linker knop indrukken.
De waarde verlaagt.
Tijd vooruit zetten
Rechter knop indrukken.
De waarde verhoogt.
7.7 Service-indicatie instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401913-01
Beide knoppen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Wachten totdat het menu voor de service-indicatie knippert.
Service instellen.
Service-interval verkorten
Linker knop indrukken.
De waarde verlaagt.
Service-interval verlengen
Rechter knop indrukken.
De waarde verhoogt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT (OPTIE: GEHOMOLOGEERD) 7
25
401914-01
Service-indicatie uitschakelen
Linker knop ingedrukt houden.
Op het display verschijnt off.
7.8 Snelheid, tijd en DST afstand 1
401901-01
Eén van de knoppen indrukken tot DST op het gecombineerde
instrument wordt weergegeven.
KM/H of M/H geeft de snelheid weer.
geeft de tijd weer.
DST geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld
tussen twee tankstops.
Info
Als de waarde 39999,9 wordt overschreden, wordt DST automa-
tisch gereset op 0,0.
Linker knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker knop 3
- 5 seconden
indrukken.
DST kan door het indrukken van de toetsen op een
waarde tussen 0,0 en 39999,9 worden ingesteld.
Rechter knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Rechter knop
3 - 5 seconden
indrukken.
DST wordt op 0,0 gereset.
7.9 Snelheid, tijd en DST2 afstand 2
401902-01
Eén van de knoppen indrukken tot DST2 op het gecombineerde
instrument wordt weergegeven.
KM/H of M/H geeft de snelheid weer.
geeft de tijd weer.
DST2 geeft de afstand 2 aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen
twee tankstops.
Info
Als de waarde 39999,9 wordt overschreden, wordt DST2 auto-
matisch gereset op 0,0.
Linker knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker knop 3
- 5 seconden
indrukken.
DST2 kan door het indrukken van de toetsen op
een waarde tussen 0,0 en 39999,9 worden inge-
steld.
Rechter knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT (OPTIE: GEHOMOLOGEERD)
26
Rechter knop
3 - 5 seconden
indrukken.
DST2 wordt op 0,0 gereset.
7.10 AVG gemiddelde snelheid, ART bedrijfsuren en ODO totale afstand
401903-01
Eén van de knoppen indrukken tot AVG,ART en ODO in het gecom-
bineerde instrument weergegeven worden.
AVG geeft de gemiddelde snelheid sinds de laatste reset aan.
ART geeft de bedrijfsuren weer.
ODO geeft de totale afstand weer.
Linker knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker knop 3
- 5 seconden
indrukken.
STEEKSLEUTELPICTOGRAM geeft de resterende
bedrijfsuren aan tot de volgende servicebeurt.
Rechter knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Rechter knop
3 - 5 seconden
indrukken.
AVG wordt op 0,0 gereset.
INBEDRIJFSTELLING 8
27
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en
voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en
jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschrif-
ten.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig
lawaai.
Ervoor zorgen dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage.
Voor de eerste rit de gehele bedieningshandleiding doorlezen.
Met de bedieningselementen vertrouwd maken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 73)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 76)
8 INBEDRIJFSTELLING
28
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 83)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 110)
Eerst op een hiervoor geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende tocht
onderneemt.
Info
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assis-
teren.
Ook eens zo langzaam mogelijk proberen te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Geen ritten maken die te moeilijk voor u zijn.
Het stuur tijdens het rijden met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Geen bagage meenemen.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Spaakspanning controleren. ( pag. 94)
Voorgeschreven waarde
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 28)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
Tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
Regelmatig het stationaire toerental controleren.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 900 … 1.100 1/min
Info
Tijdens de inrijperiode kan het stationaire toerental veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Carburateur - stationair toerental instellen. ( pag. 109)
8.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat, stoffig of
modderig traject/terrein, kunnen componenten zoals luchtfilter, aandrijving, remsystemen of veringscomponenten
duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-
interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 61)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
INBEDRIJFSTELLING 8
29
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
9 RIJ-INSTRUCTIES
30
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 113)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 78)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 84)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controle-
ren. ( pag. 80)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem contro-
leren. ( pag. 86)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 100)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 69)
Kettingspanning controleren. ( pag. 70)
Bandentoestand controleren. ( pag. 93)
Bandenspanning controleren. ( pag. 94)
Spaakspanning controleren. ( pag. 94)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontroleerd,
omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveiligheid ernstig
nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 45)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soe-
pel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vast-
zitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ont-
vlambare stoffen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
RIJ-INSTRUCTIES 9
31
Motorfiets staat meer dan 1 week stil
(Optie: Niet gehomologeerd)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 112)
Draaihendel op de brandstofkraan in stand ON naar beneden
draaien.
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur
stromen.
E01322-01
Zijstandaard 1omhoogzwenken.
Versnelling in stationair schakelen.
Voorwaarde
Motor koud
(Optie: Niet gehomologeerd)
Chokeknop tot de aanslag uittrekken.
(Optie: Gehomologeerd)
Chokehendel tot de aanslag trekken.
Kickstarterhendel krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
9.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden het licht inschakelen om vroeger te worden gezien.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de
motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met
een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor
gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijge-
ven en gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas
uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk
minder brandstof verbruikt.
Slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment aankan - het abrupt opentrekken van de gashendel verhoogt het
verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
9 RIJ-INSTRUCTIES
32
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas
geven resp. nog een keer schakelen.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stilstand.
Voorgeschreven waarde
2 min
Regelmatig of langdurig slepen van de koppeling vermijden. Daardoor verhitten de cardanolie, de motor en het koelsys-
teem.
Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en slepende koppeling.
9.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnel-
ling schakelen.
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voer-
tuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
RIJ-INSTRUCTIES 9
33
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
(Optie: Niet gehomologeerd)
Magneetschakelaar bij stationair toerental van de motor uit de houder op het stuur verwijderen.
(Optie: Gehomologeerd)
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmidde-
len beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
9.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
9 RIJ-INSTRUCTIES
34
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 20)
400382-10
Brandstoftank maximaal tot maat Amet brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A35 mm
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
2,2 l Superbrandstof
loodvrij (98 octaan)
gemengd met 2-takt
motorolie (1:67)
( pag. 130)
Motorolie 2-takt ( pag. 130)
Tankdop sluiten. ( pag. 21)
SERVICESCHEMA 10
35
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht worden
verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten
veranderen. Het meest recente serviceschema is altijd te vinden op GASGAS Motorcycles Dealer.net. Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
10.2 Serviceschema
om de 24 maanden
na iedere race
om de 120 bedrijfsuren
om de 60 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 3 bedrijfsuren
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 80) ●●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren. ( pag. 86) ●●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 82) ●●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ●●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 78) ● ●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 84) ● ●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 76) ●●●●●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 83) ●●●●●
Naaldsproeier vervangen, carburateurdelen controleren/instellen. ● ●
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Membraanhuis, membraan en aanzuigflens controleren. ●●●
Stationair toerental controleren. ●●●●●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 74) ● ●
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 74) ● ●
Koppeling controleren. ●●●●
Functie van de radiateurventilator controleren. ● ● ●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 101) ● ●
Koelmiddel verversen. ( pag. 104) ● ●
Cardanolie verversen. ( pag. 113) ○●●● ●
Bougie en bougiedop vervangen. ● ●
Zuiger controleren/opmeten, cilinder controleren/opmeten en cilinderkop controleren. ● ●
Motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Drijfstang,
drijfstanglager en kruktap vervangen. Zuigers vervangen. Transmissie en versnelling contro-
leren. Alle motorlagers vervangen. Alle transmissielagers vervangen.)
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 65)
Frame controleren. ( pag. 72) ●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze licht
lopen.
●●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchtings-, aftapslangen enz.) en manchetten
controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
●●●●●
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken. ●●●●●
10 SERVICESCHEMA
36
om de 24 maanden
na iedere race
om de 120 bedrijfsuren
om de 60 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 3 bedrijfsuren
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ●●●●●
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed
vastzitten.
●●●●●
Koplampinstelling controleren. (Optie: Gehomologeerd) ( pag. 55) ●●●
Achterbrug controleren. ( pag. 72) ●●●●
Achterbruglager op speling controleren. ●●●
Zwenklager op speling controleren. ●●●●
Schokdemperbevestiging controleren. ●●●●
Schokdemper op dichtheid controleren. ●●●
Demperpakking van de schokdemper vervangen. ● ●
Voorvorkservice uitvoeren. ● ●
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 50) ● ●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 53) ● ●
Bandentoestand controleren. ( pag. 93) ●●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 94) ●●●●●
Wiellager op speling controleren. ●●●●
Wielnaven controleren. ●●●●
Velgslag controleren. ●●●●
Spaakspanning controleren. ( pag. 94) ●●●●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 72) ●●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 70) ●●●●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 61) ●●●●●
Eindcontrole: voertuig op bedrijfsveiligheid controleren. ○●●●●●
Een proefrit maken. ○●●●●●
Service in het GASGAS Motorcycles Dealer.net noteren. ○●●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 11
37
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om
beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te
voorkomen moeten de basisinstelling en veringscomponenten bij
het gewicht van de bestuurder passen.
Dit voertuig is in de leveringstoestand ingesteld op het standaardge-
wicht van een bestuurder (met complete beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 75 … 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de
basisinstelling van de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de
veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen
moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
11.2 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Spatbord achter demonteren. ( pag. 56)
Luchtfilterbak demonteren. ( pag. 58)
I00096-10
Hoofdwerk
Stelschroef 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Overeenkomstig aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (alle RACING-modellen)
Standaard 12 klikken
Uitgaande demping (alle GP-modellen)
Standaard 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN
38
Nawerk
Luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
Spatbord achter monteren. ( pag. 57)
11.3 Ingaande demping schokdemper instellen (alle GP-modellen)
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Spatbord achter demonteren. ( pag. 56)
Luchtfilterbak demonteren. ( pag. 58)
Einddemper demonteren. ( pag. 64)
Schokdemper demonteren. ( pag. 57)
I00150-10
Hoofdwerk
Stelschroef 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Overeenkomstig aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Standaard 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 57)
Einddemper monteren. ( pag. 64)
Luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
Spatbord achter monteren. ( pag. 57)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.4 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmeter in de achterwielas positioneren en de afstand tot het
achterspatbord meten.
Waarde als maat Anoteren.
CHASSIS AFSTELLEN 11
39
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
11.5 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 38)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop hou-
den.
Opnieuw met de veerwegmeter de afstand tussen de achterwielas
en het achterspatbord meten.
Waarde als maat Bnoteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat Aen B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (alle
RACING-modellen)
10 … 15 mm
Statische veerweg (alle GP-
modellen)
10 … 15 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven
maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 39)
11.6 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
Voor het wijzigen van de veervoorspanning de actuele instelling noteren - bijvoorbeeld veerlengte meten.
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Spatbord achter demonteren. ( pag. 56)
Luchtfilterbak demonteren. ( pag. 58)
Einddemper demonteren. ( pag. 64)
Schokdemper demonteren. ( pag. 57)
11 CHASSIS AFSTELLEN
40
I00150-11
Hoofdwerk
(alle RACING-modellen)
Madenschroeven 1losmaken maar niet verwijderen.
Door het draaien van de stelring 2met het speciale gereed-
schap de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 8,5 mm
Haaksleutel (A53529051000)
Info
Draaien tegen de klok in verhoogt de veervoorspanning.
Draaien met de klok mee verlaagt de veervoorspanning.
Madenschroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Madenschroef schok-
demper
M5 2 Nm
(alle GP-modellen)
Madenschroeven 1losmaken maar niet verwijderen.
Door het draaien van de stelring 1met het speciale gereed-
schap de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 8,5 mm
Haaksleutel (A53529051000)
Info
Draaien tegen de klok in verhoogt de veervoorspanning.
Draaien met de klok mee verlaagt de veervoorspanning.
Madenschroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Madenschroef schok-
demper
M5 2 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 57)
Einddemper monteren. ( pag. 64)
Luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
Spatbord achter monteren. ( pag. 57)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
CHASSIS AFSTELLEN 11
41
11.7 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 38)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de
bestuurder met beschermende kleding in een normale rijpositie
(voeten op de voetsteunen) op de motorfiets zitten en wipt enkele
keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmeter de
afstand tussen de achterwielas en het achterspatbord.
Waarde als maat Cnoteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A
en C.
Dynamische veerweg controleren.
Voorgeschreven waarde
Dynamische veerweg (alle
RACING-modellen)
70 … 75 mm
Dynamische veerweg (alle GP-
modellen)
70 … 75 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 41)
11.8 Dynamische veerweg instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Spatbord achter demonteren. ( pag. 56)
Luchtfilterbak demonteren. ( pag. 58)
Einddemper demonteren. ( pag. 64)
Schokdemper demonteren. ( pag. 57)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (alle RACING-modellen)
Standaard 68,7 N/mm
Veerconstante (alle GP-modellen)
Standaard 73,6 N/mm
11 CHASSIS AFSTELLEN
42
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 57)
Einddemper monteren. ( pag. 64)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 39)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 41)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 37)
Luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
Spatbord achter monteren. ( pag. 57)
11.9 Basisinstelling voorvork
401000-01
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische
veerweg worden vastgelegd.
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de
schokdemper door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het
inveren) moeten beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om
beschadiging aan voorvork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de vorkpo-
ten worden ontlucht.
11.10 Uitgaande demping voorvork instellen
I00098-10
Stelschroef 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 1bevindt zich aan het bovenste uiteinde
van de rechter vorkpoot.
Overeenkomstig aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (alle RACING-modellen)
Standaard 19 klikken
Uitgaande demping (alle GP-modellen)
Standaard 19 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
CHASSIS AFSTELLEN 11
43
11.11 Ingaande demping voorvork instellen (alle GP-modellen)
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
I00151-10
Stelschroef 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 1bevindt zich aan de onderzijde van de
rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal slagen tegen de klok in
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Standaard 1,75 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
11.12 Veervoorspanning voorvork instellen
I00100-10
De stelschroef 1tot de aanslag tegen de klok in draaien.
Info
De stelschroef 1bevindt zich aan het bovenste uiteinde
van de linker vorkpoot.
Overeenkomstig aantal slagen met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (alle RACING-modellen)
Standaard 5,5 omw
Veervoorspanning (alle GP-modellen)
Standaard 5,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning,
draaien tegen de klok in verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen invloed op
de instelling van de uitgaande demping.
Toch moet bij een verhoging van de veervoorspanning altijd
ook de uitgaande demping worden verhoogd.
11 CHASSIS AFSTELLEN
44
11.13 Hydrostop van de voorvork instellen
Info
De hydrostop bepaalt het gedrag van de eindpositiedemping en de doorslagveiligheid van de voorvork.
Voorwerk
Remschijfbescherming voor demonteren. ( pag. 77)
I00101-10
Hoofdwerk
De stelschroef 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 1bevindt zich aan de onderkant van de
linker vorkpoot.
Overeenkomstig aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Hydrostop (alle RACING-modellen)
Standaard 2,5 omw
Hydrostop (alle GP-modellen)
Standaard 2,5 omw
Info
Draaien tegen de klok in verhoogt de demping van de hydro-
stop: de eindpositiedemping en de doorslagveiligheid van de
voorvork stijgen.
Draaien met de klok mee reduceert de demping van de
hydrostop: de eindpositiedemping en de doorslagveiligheid
van de voorvork dalen.
Nawerk
Remschijfbescherming voor monteren. ( pag. 77)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
45
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
401942-01
Motorfiets aan het frame onder de motor opkrikken.
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets borgen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
E01323-01
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard 1met de
voet tot de bodem uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
12.3 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
46
I00116-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1aan beide vorkpoten naar boven schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnen-
poot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te vuilschra-
pers terechtkomen. Als deze vervuiling niet wordt verwij-
derd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen gaan
lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigings-
middel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 132)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
12.4 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Remschijfbescherming voor demonteren. ( pag. 77)
Remzadel voor demonteren. ( pag. 77)
Voorwiel demonteren. ( pag. 90)
Koplampkap demonteren. ( pag. 53)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 56)
I00108-10
Hoofdwerk
Schroeven 1losdraaien. Vorkpoot links verwijderen en daarbij de
remkabelgeleiding 2voorzichtig van de vorkpoot schuiven.
Schroeven 3losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
47
12.5 Vorkpoten monteren
I00108-11
Hoofdwerk
Vorkpoot links positioneren en daarbij de remkabelgeleiding 1
voorzichtig op de vorkpoot schuiven.
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M6 12 Nm
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M6 10 Nm
Vorkpoot rechts positioneren.
Schroef 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M6 12 Nm
Schroeven 5vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M6 10 Nm
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven in de
zijkant gefreesd. De eerste ingefreesde groef (van boven)
moet door de bovenkant van de bovenste kroonplaat wor-
den afgesloten.
De vering bevindt zich in de linker vorkpoot. De uitgaande
demping bevindt zich in de rechter vorkpoot.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 90)
Remzadel voor monteren. ( pag. 77)
Remschijfbescherming voor monteren. ( pag. 77)
Spatbord voor monteren. ( pag. 56)
Koplampkap monteren. ( pag. 54)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
12.6 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Remschijfbescherming voor demonteren. ( pag. 77)
Remzadel voor demonteren. ( pag. 77)
Voorwiel demonteren. ( pag. 90)
Koplampkap demonteren. ( pag. 53)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 56)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 46)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
Z03063-10
Hoofdwerk
Stuurbescherming 1verwijderen.
Z03064-10
Schroeven 2verwijderen.
Stuur verwijderen en voorzichtig naar achteren leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
Z03065-10
Schroef 3verwijderen.
Balhoofdmoer 4verwijderen en bovenste kroonplaat voorzichtig
verwijderen.
Info
Onderste kroonplaat vasthouden.
Z03066-10
Onderste kroonplaat 5naar onder uit het balhoofd verwijderen.
Z03067-10
Beschermkap 6verwijderen en bovenste kegellager 7verwijde-
ren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
49
12.7 Onderste kroonplaat monteren
I00173-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren
en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 131)
Onderste kroonplaat met vorkbuis 1plaatsen.
Bovenste balhoofdlager 2monteren.
Beschermring 3monteren.
I01047-10
Bovenste kroonplaat positioneren.
Balhoofdmoer 4monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M16 20 Nm
Schroef 5monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M6 12 Nm
I01053-10
Vorkpoten met remkabelgeleiding positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden gelegd.
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven in de
zijkant gefreesd. De eerste ingefreesde groef (van boven)
moet door de bovenkant van de bovenste kroonplaat wor-
den afgesloten.
De vering bevindt zich in de linker vorkpoot. De uitgaande
demping bevindt zich in de rechter vorkpoot.
Schroeven 6vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M6 10 Nm
Balhoofdmoer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M16 20 Nm
Schroef 5vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M6 12 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen
om spanning te voorkomen.
Schroef 7vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M6 12 Nm
I01043-10
Stuur positioneren.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven 8monteren en gelijkma-
tig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Info
De markeringen op het stuur moeten zich in het midden van
de stuurklemmen bevinden.
Bij het vastdraaien op gelijkmatige spleetmaten letten.
I01041-10
Stuurbescherming 9monteren.
Nawerk
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingslei-
ding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Voorwiel monteren. ( pag. 90)
Remzadel voor monteren. ( pag. 77)
Remschijfbescherming voor monteren. ( pag. 77)
Spatbord voor monteren. ( pag. 56)
Koplampkap monteren. ( pag. 54)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
12.8 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt
componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-
garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
51
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en
achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 51)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 51)
Balhoofdlager controleren, eventueel vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
12.9 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
I00186-10
Hoofdwerk
Stuurbescherming 1verwijderen.
I00152-10
Schroeven 2verwijderen.
Stuur verwijderen en voorzichtig naar voren leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
I00153-10
Schroef 3losdraaien.
Balhoofdschroef 4losmaken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
I00154-10
Schroeven 5losdraaien.
I00153-10
Balhoofdschroef 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M16 20 Nm
Schroef 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M6 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen
om spanning te voorkomen.
I00154-10
Schroeven 5vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M6 12 Nm
I00152-10
Stuur met stuurklemmen positioneren.
Schroeven 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuuradapter met schroeven 2eerst aan de achterzijde van de
stuuradapter op het blok vastschroeven.
Schroeven 2gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
I00186-10
Stuurbescherming 1monteren.
Nawerk
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingslei-
ding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 50)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
53
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
12.10 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 47)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 49)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van de
onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
12.11 Koplampkap demonteren
I00185-10
(Optie: Niet gehomologeerd)
Schroef 1verwijderen.
I00106-10
Koplampkap naar voren verwijderen en voorzichtig opzij han-
gen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
I00158-10
(Optie: Gehomologeerd)
Kabelbinder 1verwijderen.
Koplampkap naar voren zwenken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
I00159-10
Info
Toewijzing van de kabelkleuren noteren.
Stekker 2van de claxon loskoppelen.
Stekker 3van de koplamp en het parkeerlicht loskoppelen.
Stekker 4van de knipperlichten loskoppelen.
Stekker 5van de snelheidsindicator loskoppelen.
Stekker 5van het controlelampje richtingaanwijzer loskoppe-
len.
Koplampkap verwijderen.
12.12 Koplampkap monteren
I00107-10
(Optie: Niet gehomologeerd)
Koplampkap in het bereik Avasthaken.
I00106-10
Koplampkap in het bereik van de voorvork vasthaken.
I00185-10
Klem met schroef 1monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
55
I00159-11
(Optie: Gehomologeerd)
Info
Stekker overeenkomstig de genoteerde kabelkleuren aan-
sluiten.
Stekker 1van het controlelampje richtingaanwijzer aanslui-
ten.
Stekker 2van de claxon aansluiten.
Stekker 3van de snelheidsindicator aansluiten.
Stekker 4van de koplamp en het parkeerlicht aansluiten.
Stekker 5van de knipperlichten aansluiten.
I00158-11
Koplampkap positioneren.
Koplampkap met kabelbinders 6aan de vorkpoten bevesti-
gen.
12.13 Koplampinstelling controleren (Optie: Gehomologeerd)
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zet-
ten en in de hoogte van het midden van de koplamp een markering
aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand Bonder de eerste
markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B5 cm
Voertuig op afstand Arechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand A5 m
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met
bestuurder die gereed is om te rijden precies op de onderste mar-
kering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Koplampinstelling corrigeren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
12.14 Spatbord voor demonteren
I00105-10
Schroeven 1verwijderen en spatbord weghalen.
12.15 Spatbord voor monteren
I00105-10
Spatbord voor positioneren. Schroeven 1monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Spatbord voor M6 12 Nm
Loctite®243™
12.16 Spatbord achter demonteren
I00092-10
Schroef 1verwijderen.
I00093-10
Spatbord achter in het gemarkeerde bereik losmaken en naar achte-
ren verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
57
12.17 Spatbord achter monteren
I00093-11
Spatbord achter in het bereik Avasthaken en in bereik Bver-
grendelen.
I00092-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
12.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Spatbord achter demonteren. ( pag. 56)
Luchtfilterbak demonteren. ( pag. 58)
Einddemper demonteren. ( pag. 64)
Z03155-10
Hoofdwerk
Achterwiel moet naar onder hangen.
Schroef 1verwijderen.
Schokdemper voorzichtig naar boven toe verwijderen.
12.19 Schokdemper monteren
Z03155-10
Hoofdwerk
Schokdemper van bovenaf voorzichtig positioneren.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M10 45 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 64)
Luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
Spatbord achter monteren. ( pag. 57)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
12.20 Luchtfilterbak demonteren
Voorwerk
Spatbord achter demonteren. ( pag. 56)
I00095-10
Hoofdwerk
Slangklem 1losmaken.
I00094-10
Schroeven 2verwijderen.
Luchtfilterbak van het frame tillen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
59
12.21 Luchtfilterbak monteren
I00094-11
Hoofdwerk
Luchtfilterbak voorzichtig op het frame positioneren en daarbij de
inlaatmanchet op de carburateur schuiven.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef luchtfilterbak M6 6 Nm
I00095-11
Slangklem 2positioneren en vastdraaien.
Nawerk
Spatbord achter monteren. ( pag. 57)
12.22 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Spatbord achter demonteren. ( pag. 56)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
I00109-10
Hoofdwerk
Snelsluiting 1verwijderen en spatbescherming uit de luchtfilter-
bak verwijderen.
I00110-10
Luchtfilter-bevestigingsbeugel 2verwijderen.
Luchtfilter met luchtfilterhouder uit de luchtfilterbak verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
12.23 Luchtfilter monteren
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
I00110-11
Luchtfilter positioneren, luchtfilter-bevestigingsbeugel 1monte-
ren.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kunnen
stof en vuil in de motor dringen en schade veroorzaken.
I00109-11
Spatbescherming in de luchtfilterbak positioneren, snelsluiting 2
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Spatbord achter monteren. ( pag. 57)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
61
12.24 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Spatbord achter demonteren. ( pag. 56)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 59)
I00119-12
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en
goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 131)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 131)
Luchtfilterbak reinigen.
Schroeven 1verwijderen.
Spatbescherming verwijderen.
Controleren of de afvoer vrij is.
Info
Deze afvoer dient voor het afvoeren van vloeistoffen.
Spatbescherming positioneren en met schroeven 1monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste deel
luchtfilterbak
EJOT DELTA PT®
K40x12
1,5 Nm
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 60)
Spatbord achter monteren. ( pag. 57)
12.25 Bochtstuk demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
I00143-10
(Optie: Gehomologeerd)
Slang 1eraf trekken.
I00144-10
Schroeven 2verwijderen.
Bochtstuk naar voren toe verwijderen.
I00145-10
Pakking 3verwijderen.
Z03094-10
(Optie: Niet gehomologeerd)
Schroeven 1verwijderen.
Bochtstuk naar voren toe verwijderen.
Z03095-10
Pakking 2verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
63
12.26 Bochtstuk monteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
I00145-11
(Optie: Gehomologeerd)
Pakking 1monteren.
I00144-10
Bochtstuk positioneren.
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bocht-
stuk
M8 12 Nm
Loctite®243™
I00143-11
Slang 3monteren.
I00145-11
(Optie: Niet gehomologeerd)
Pakking 1monteren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
Z03094-11
Bochtstuk positioneren.
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bocht-
stuk
M8 12 Nm
Loctite®243™
12.27 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Voorwerk
Spatbord achter demonteren. ( pag. 56)
Luchtfilterbak demonteren. ( pag. 58)
I00120-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Schroeven 2verwijderen.
Einddemper voorzichtig naar achteren verwijderen.
12.28 Einddemper monteren
I00120-10
Hoofdwerk
Einddemper plaatsen.
Schokdemper positioneren en schroef 1monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Schroeven 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
De einddemper licht bewegen om spanning te vermijden.
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef einddemper
aan frame
M6 14 Nm
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M10 50 Nm
Nawerk
Luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
Spatbord achter monteren. ( pag. 57)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
65
12.29 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van de glasvezelvulling naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Spatbord achter demonteren. ( pag. 56)
Luchtfilterbak demonteren. ( pag. 58)
I00166-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Eindkappenhouder 2verwijderen.
I00167-10
Schroeven 3verwijderen.
Eindkap 4verwijderen.
I00168-10
Binnenpoot 5met glasvezelvulling eruit trekken.
Resterende glasvezelvulling uit einddemper en eindkap verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren
of deze beschadigd zijn.
Nieuwe binnenpoot 5met glasvezelvulling in de einddemper
monteren.
Voorgeschreven waarde
De zijde van de binnenpoot met de grotere binnendiameter moet
in de eindkap worden gepositioneerd.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
I00172-10
Glasvezelvullingen 6,7,8en 9van de reparatieset klaarleg-
gen.
I00170-10
Glasvezelvulling 6in het midden vouwen en met het gereedschap
uit de reparatieset in de einddemper boven stoppen.
Glasvezelvulling 7met het gereedschap uit de reparatieset in de
einddemper onder stoppen.
I00169-10
Eindkap positioneren en in het bereik Aafdichten.
Loctite®5910
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
67
I00171-10
De glasvezelvulling 8boven de binnenpoot 5in de eindkap 4
positioneren.
De glasvezelvulling 9onder de binnenpoot in de eindkap positio-
neren.
I00166-10
Eindkaphouder 2positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Nawerk
Luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
Spatbord achter monteren. ( pag. 57)
12.30 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
I01037-11
Draaihendel op de brandstofkraan in stand OFF naar achteren
draaien.
Slangklemmen 1naar achteren schuiven en brandstofslang verwij-
deren.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
I00122-10
Schroef 2verwijderen.
Ontluchtingsslang 3lostrekken.
Schroef 4verwijderen.
Brandstoftank aan de voorkant optillen en uit het frame verwijde-
ren.
12.31 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
I00122-11
Hoofdwerk
Brandstoftank in het frame positioneren, schroef 1monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstoftank-
bevestiging
M6 6 Nm
Schroef 2monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
69
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstoftank-
bevestiging
M6 6 Nm
Ontluchtingsslang 3aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsslang zonder knikken leggen.
I01037-10
Brandstofslang aansluiten en met slangklem 4borgen.
Nawerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
12.32 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 69)
12.33 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 131)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 131)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
12.34 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert
het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
I00112-10
Hoofdwerk
Afstand Atussen achterbrug en kettingspanner bepalen.
Info
Het voertuig beschikt over een kettingspanner met veer-
voorspanning.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de
meting op verschillende plekken van de ketting worden her-
haald.
Kettingspanning 10 … 20 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 71)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
71
12.35 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert
het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Kettingspanning controleren. ( pag. 70)
I00113-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
I00114-10
Kettingspanning door draaien van de excenter 2links en rechts
instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 10 … 20 mm
Excenter links en rechts draaien, zodat de excenters op dezelfde
arrêtering staan. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas achter M10 50 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
12.36 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten
altijd samen worden vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
12.37 Frame controleren
Z03613-10
Frame op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als het frame beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties aan het frame zijn niet toegestaan.
12.38 Achterbrug controleren
E01406-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming contro-
leren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen. Repa-
ratie van de achterbrug staat GASGAS Motorcycles
niet toe.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
73
12.39 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en
slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
( pag. 131)
12.40 Vrije slag aan de koppelingshendel controleren
I00086-12
Koppelingshendel trekken en vrije slag Acontroleren.
Vrije slag aan de koppelings-
hendel
3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vrije slag aan de koppelingshendel instellen. ( pag. 73)
12.41 Vrije slag aan de koppelingshendel instellen
I00086-13
Vrije slag aan de koppelingshendel controleren. ( pag. 73)
Moer 1losdraaien.
Vrije slag van de koppelingshendel met de stelschroef 2instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, wordt
de vrije slag kleiner. Het drukpunt verwijdert zich van het
stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de
vrije slag groter. Het drukpunt komt dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
Geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
Stelschroef 2tegenhouden en moer 1vastdraaien.
12.42 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
I00086-14
Hoofdwerk
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1
aanpassen aan de grootte van de hand.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de
koppelingshendel dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de
koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
Nawerk
Vrije slag aan de koppelingshendel controleren. ( pag. 73)
12.43 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Geen remvloeistof gebruiken.
I01040-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de hydrauli-
sche koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan boven-
kant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 129)
Deksel 2met membraan positioneren. Schroeven 1monteren
en vastdraaien.
12.44 Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Geen remvloeistof gebruiken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
75
I01040-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de hydrauli-
sche koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan verwijderen.
Z03087-12
Ontluchtingsspuit met de juiste vloeistof vullen.
Hydraulische olie (15) ( pag. 129)
Van de koppelingsnemercilinder de beschermkap verwijderen, ont-
luchtingsschroef 3losmaken en ontluchtingsspuit monteren.
I00125-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zonder lucht-
bellen uit de boring 4van de koppelingscilinder stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef vastdraaien.
Beschermkap monteren.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan boven-
kant van reservoir
4 mm
Deksel 2met membraan positioneren. Schroeven 1monteren
en vastdraaien.
13 REMSYSTEEM
76
13.1 Vrije slag remhendel controleren
I00087-12
Remhendel trekken en vrije slag Acontroleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vrije slag aan de remhendel instellen. ( pag. 76)
13.2 Vrije slag aan de remhendel instellen
I00117-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 76)
Moer 1losdraaien.
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef 2instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, wordt
de vrije slag kleiner. Het drukpunt verwijdert zich van het
stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de
vrije slag groter. Het drukpunt komt dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
Geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
Stelschroef 2tegenhouden en moer 1vastdraaien.
13.3 Uitgangspositie van de remhendel instellen
I00087-13
Hoofdwerk
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1aan de
grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de
remhendel dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de
remhendel verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld gebrui-
ken.
Niet instellen tijdens het rijden.
Nawerk
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 76)
REMSYSTEEM 13
77
13.4 Remschijfbescherming voor demonteren
I00103-10
Schroeven 1verwijderen en remschijfbescherming naar achteren
verwijderen.
13.5 Remschijfbescherming voor monteren
I00103-10
Remschijfbescherming voor positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
13.6 Remzadel voor demonteren
Voorwerk
Remschijfbescherming voor demonteren. ( pag. 77)
I00104-10
Hoofdwerk
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel licht
naar de zijkant te kantelen.
Remzadel voorzichtig naar boven van de remschijf trekken en opzij-
hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
13.7 Remzadel voor monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
13 REMSYSTEEM
78
I00104-10
Hoofdwerk
Remzadel voorzichtig op de remschijf positioneren.
Nawerk
Remschijfbescherming voor monteren. ( pag. 77)
13.8 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
I00126-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als in het kijkglas in het bovenste bereik Aeen luchtbel te zien
is:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 78)
13.9 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
79
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controle-
ren. ( pag. 80)
I00127-11
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan verwijderen.
Remvloeistof tot maat Abijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 130)
Deksel 2met membraan positioneren. Schroeven 1monteren
en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
13 REMSYSTEEM
80
13.10 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
I00155-10
Remvoeringen op minimale voeringdikte Acontroleren.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de voeringdikte dunner is dan de minimale voeringdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 80)
Remvoeringen op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 80)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebruiken.
13.11 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
REMSYSTEEM 13
81
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor GASGASmotorfietsen goedgekeurd en toegelaten. Opbouw en wrijvingscoëffici-
ënt van de remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele
toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de
garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door GASGAS zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Remschijfbescherming voor demonteren. ( pag. 77)
Remzadel voor demonteren. ( pag. 77)
I00127-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan verwijderen.
I01039-10
Borgring 3verwijderen en schroef 4verwijderen.
Borgveer 5en remplaketten verwijderen.
Remzadel reinigen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Borgveer 5positioneren.
Schroef 4monteren en vastdraaien.
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de schroef, de borg-
veer naar beneden duwen.
Erop letten dat de borgveer goed op zijn plaats zit.
Borgring 3monteren.
Remvloeistof tot maat Abijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
5 mm
13 REMSYSTEEM
82
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 130)
Deksel 2met membraan positioneren. Schroeven 1monteren
en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
Nawerk
Remzadel voor monteren. ( pag. 77)
Remschijfbescherming voor monteren. ( pag. 77)
13.12 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Voorwaarden
Voorwerk
Remschijfbescherming voor demonteren. ( pag. 77)
400257-10
Hoofdwerk
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken van
de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van
het raakvlak van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,7 mm
achter 2,7 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorgeschreven
waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en vervor-
ming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Nawerk
Remschijfbescherming voor monteren. ( pag. 77)
REMSYSTEEM 13
83
13.13 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
E01373-10
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en
weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 83)
13.14 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
I00128-10
Moer 1losdraaien en met drukstang 2terugdraaien totdat de
maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rem-
pedaal moer 3losdraaien en schroef 4draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 2zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is. Eventu-
eel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef 4tegenhouden en moer 3vastdraaien.
Drukstang 2tegenhouden en moer 1vastdraaien.
13 REMSYSTEEM
84
13.15 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
I00129-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het remvloeistofpeil onder de markering Ais gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 84)
13.16 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 13
85
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem contro-
leren. ( pag. 86)
I01035-10
Hoofdwerk
Schroef 1met moer 2verwijderen.
Drukstang uit voetremcilinder trekken en rempedaal naar voren
verwijderen.
I00132-10
Schroeven 3verwijderen.
Remcilinder voorzichtig verwijderen en rechtop houden.
I00133-10
Schroeven 4en deksel 5met membraan 6verwijderen.
13 REMSYSTEEM
86
I00134-10
Remvloeistof tot de markering Avullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 130)
Deksel 5met membraan 6positioneren en schroeven 4mon-
teren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
I00132-10
Voetremcilinder positioneren.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voetremcilin-
der
M6 10 Nm
I01035-10
Rempedaal positioneren, drukstang in voetremcilinder steken.
Schroef 1met moer 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rempe-
daal
M8 25 Nm
Loctite®243™
13.17 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
I00130-10
Remvoeringen op minimale voeringdikte Acontroleren.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de voeringdikte dunner is dan de minimale voeringdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 87)
Remvoeringen op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 87)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebruiken.
REMSYSTEEM 13
87
13.18 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Achterwiel demonteren. ( pag. 91)
I01035-10
Hoofdwerk
Schroef 1met moer 2verwijderen.
Drukstang uit voetremcilinder trekken en rempedaal naar voren
verwijderen.
13 REMSYSTEEM
88
I00132-10
Schroeven 3verwijderen.
I00133-10
Schroeven 4verwijderen.
Deksel 5met membraan 6verwijderen.
Compensatiereservoir in een verticale positie vastzetten.
I01012-10
Schroef 7verwijderen.
Remzadel voorzichtig van de achterbrug verwijderen.
I01013-10
Clip 8naar rechts verwijderen.
Remzuiger terugdrukken en remplaketten verwijderen.
Remzadel reinigen.
I01014-10
Nieuwe remplaketten plaatsen.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Clip 8vanaf rechts monteren en controleren of de clip in de
groef Ais vergrendeld.
REMSYSTEEM 13
89
I01012-10
Remzadel en achterbrug positioneren en schroef 7monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
achter
M6 12 Nm
Loctite®243™
I00134-11
Remvloeistofpeil tot markering Bcorrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 130)
I00133-10
Deksel 5met membraan 6positioneren en schroeven 4mon-
teren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
I00132-10
Voetremcilinder positioneren.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voetremcilin-
der
M6 10 Nm
I01035-10
Rempedaal positioneren, drukstang in voetremcilinder steken.
Schroef 1met moer 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rempe-
daal
M8 25 Nm
Loctite®243™
14 WIELEN, BANDEN
90
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Remschijfbescherming voor demonteren. ( pag. 77)
Remzadel voor demonteren. ( pag. 77)
Z03073-11
Hoofdwerk
Schroef 1enkele slagen losdraaien.
Steekas 2losmaken.
Op de linkerkant van de steekas 2drukken om de steekas uit de
asopname te schuiven.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet
wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de voor-
vork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-18
Wiellager 1op beschadiging en slijtage controleren.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 131)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Z03073-10
Steekas 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Vooras M18 50 Nm
Remzadel voor monteren. ( pag. 77)
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Remschijfbescherming voor monteren. ( pag. 77)
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de
remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
WIELEN, BANDEN 14
91
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroef 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
I00135-10
Hoofdwerk
Schroef 1met afstandsbus 2verwijderen.
I00136-10
Excenter 3draaien zodat de grootst mogelijke kettingspeling
wordt verkregen.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het ket-
tingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet
wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas er naar rechts uittrekken. Achter-
wiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemon-
teerd.
E01387-12
Excenter 3en afstandsbussen 4verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN
92
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H03001-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbussen
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 131)
Afstandsbussen erin zetten.
E01387-11
Achterwiel in de achterbrug tillen, positioneren en steekas 2met
excenter 3erin steken.
Ketting erop leggen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
I00135-11
Schroef 4met afstandsbus 5monteren, maar nog niet vast-
draaien.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
WIELEN, BANDEN 14
93
I00156-10
Controleren of de excenters 3tegen de schroeven van de achter-
brug 6zitten.
Kettingspanning instellen. ( pag. 71)
Schroef 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas achter M10 50 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door GASGAS Motorcycles vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die
tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen
tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale wet-
geving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
14 WIELEN, BANDEN
94
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier cijfers
van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste twee cijfers
wijzen op de week van de productie en de laatste twee cij-
fers op het productiejaar.
GASGAS Motorcycles adviseert de banden te wisselen, onaf-
hankelijk van de daadwerkelijke slijtage van de banden, ech-
ter uiterlijk na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning weg (Optie: Gehomologeerd)
voor 1,2 bar
achter 1,2 bar
Bandenspanning terrein
voor 0,42 bar
achter 0,30 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot gevolg-
schade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn gespannen,
ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
WIELEN, BANDEN 14
95
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van
de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spa-
ken met gelijke lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op
verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 2 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 3 Nm
15 ELEKTRONICA
96
15.1 Diagnosestekker
I00157-10
De diagnosestekker 1bevindt zich aan de rechter zijkant onder de
brandstoftank in de spanningsregelaar-houderplaat.
15.2 Lamp koplamp vervangen (Optie: Gehomologeerd)
Aanwijzing
Beperking van reflector en lampVet op de reflector vermindert het lichtrendement.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Vetresten op het lichtpeertje van de gloeilamp verminderen de warmtestraling, waardoor de lamp heter wordt en sneller
veroudert.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Raak het lichtpeertje niet met blote handen aan.
Voorwerk
Koplampkap demonteren. ( pag. 53)
I01004-10
Hoofdwerk
Stekker van de lamp van de koplamp 1verwijderen.
Beschermkap 2naar onder lostrekken.
I01005-10
Lampfitting 3met lamp van koplamp eruit trekken.
ELEKTRONICA 15
97
I01006-10
Lamp van de koplamp 4voorzichtig naar onder drukken en tegen
de klok in ontgrendelen.
Lamp van koplamp verwijderen.
Nieuwe lamp in de koplamp zetten.
Dimlicht/groot licht (BILUX-lamp / sokkel BA20D) ( pag. 124)
Lamp van de koplamp 4voorzichtig naar onder drukken en met de
klok mee vergrendelen.
I01005-10
Lampfitting 3met de lamp van de koplamp in de reflector plaat-
sen.
I01004-10
Beschermkap 2monteren.
Stekker van de lamp van de koplamp 1aansluiten.
Nawerk
Koplampkap monteren. ( pag. 54)
15.3 Zijlichtlamp vervangen (Optie: Gehomologeerd)
Aanwijzing
Beperking van reflector en lampVet op de reflector vermindert het lichtrendement.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Vetresten op het lichtpeertje van de gloeilamp verminderen de warmtestraling, waardoor de lamp heter wordt en sneller
veroudert.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Raak het lichtpeertje niet met blote handen aan.
Voorwerk
Koplampkap demonteren. ( pag. 53)
15 ELEKTRONICA
98
I01010-10
Hoofdwerk
Fitting van het positielicht 1voorzichtig uit de behuizing trekken.
Gloeilamp 2verwijderen.
Nieuwe gloeilamp 2in de fitting positioneren.
Zijlicht (T5W / sokkel BA9s) ( pag. 124)
Fitting van het positielicht 1voorzichtig in de behuizing positione-
ren.
Nawerk
Koplampkap monteren. ( pag. 54)
15.4 Knipperlichtlamp vervangen (Optie: Gehomologeerd)
Aanwijzing
Beperking van reflector en lampVet op de reflector vermindert het lichtrendement.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Vetresten op het lichtpeertje van de gloeilamp verminderen de warmtestraling, waardoor de lamp heter wordt en sneller
veroudert.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Raak het lichtpeertje niet met blote handen aan.
ELEKTRONICA 15
99
E00360-10
Hoofdwerk
Schroef aan de achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Knipperlichtglas 1voorzichtig verwijderen.
De oranje kap 2in de buurt van de uitsteeksels samenduwen en
verwijderen.
Knipperlichtlamp licht in de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in
draaien en uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok
mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 124)
Oranje kap monteren.
Knipperlichtglas positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef
met een kleine ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vast-
draaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
16 KOELSYSTEEM
100
16.1 Koelsysteem
I00147-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen circulatie
van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld
door een klep 2op de radiateur.
16.2 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
I00146-11
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdopschroef 1verwijderen.
KOELSYSTEEM 16
101
400243-10
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
5 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Radiateurdopschroef 1monteren en vastdraaien.
16.3 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
I00146-11
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdopschroef 1verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25…45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
400243-10
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
5 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Radiateurdopschroef 1monteren en vastdraaien.
16 KOELSYSTEEM
102
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
I00146-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Radiateurdopschroef 1verwijderen.
Schroef 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 2met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug koelmiddel M6 15 Nm
KOELSYSTEEM 16
103
16.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
I00146-12
Ervoor zorgen dat schroef 1is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
I00165-10
Ontluchtingsschroef 2tot de laatste schroefdraad losmaken.
Radiateur met koelmiddel vullen tot bij de ontluchtingsschroef 2
koelmiddel uittreedt.
Koelmiddel ( pag. 129)
Ontluchtingsschroef 2vastdraaien.
I00146-14
Radiateur volledig met koelmiddel vullen en
radiateurdopschroef 3monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 101)
16 KOELSYSTEEM
104
16.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
I00146-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Radiateurdopschroef 1verwijderen.
Schroef 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 2met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug koelmiddel M6 15 Nm
I00165-11
Ontluchtingsschroef 3tot de laatste schroefdraad losmaken.
Radiateur met koelmiddel vullen tot bij de ontluchtingsschroef 3
koelmiddel uittreedt.
Koelmiddel ( pag. 129)
Ontluchtingsschroef 3vastdraaien.
Radiateur volledig met koelmiddel vullen en
radiateurdopschroef 1monteren en vastdraaien.
Koelmiddel ( pag. 129)
KOELSYSTEEM 16
105
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 101)
17 MOTOR AFSTELLEN
106
17.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling gaskabel Abepalen.
Speling gaskabel 2 … 3 mm
» Als de speling gaskabel niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 106)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur over
het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 106)
17.2 Speling gaskabel instellen
I00137-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Moer 2losdraaien.
400192-11
Stelschroef 3zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabelspe-
ling Aaanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 2 … 3 mm
Moer 2vastdraaien.
Manchet 1erop schuiven.
Nawerk
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Speling gaskabel controleren. ( pag. 106)
MOTOR AFSTELLEN 17
107
17.3 Carburateurafstelling
Effecten van de carburateurafstelling
H01400-01
De verschillende carburateurcomponenten moeten op elkaar en op het geplande gebruik worden afgestemd.
Hoofdsproeier MJ
De hoofdsproeier MJ heeft de grootste invloed bij open gasklep (vol gas).
Als de isolator van een nieuwe bougie na korte tijd vol gas geven zeer licht of wit is en/of als de motor pingelt, moet een
grotere hoofdsproeier worden gebruikt. Als de isolator donkerbruin of verroest is, moet een kleinere hoofdsproeier worden
gebruikt.
Naaldpositie POS
De naaldpositie heeft de grootste invloed in het middelste gasklepbereik.
Als de motor bij het accelereren met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stotterend vermogen draait, moet de sproei-
ernaald verlaagd worden. Als de motor vooral bij het accelereren pingelt en in het toerentalbereik het volledige vermogen
bereikt, moet de sproeiernaald worden verhoogd.
Cilindrisch deel van de naald CYL
Het cilindrische deel van de naald heeft de grootste invloed bij een bijna gesloten gasklep.
Stationaire sproeier IJ
De stationaire sproeier heeft de grootste invloed in het onderste tot middelste gasklepbereik.
Als de motor bij stationair toerental of bij het versnellen met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stotterend vermo-
gen draait, moet een kleinere stationaire sproeier gebruikt worden. Als de motor in dit vermogensbereik pingelt, moet een
grotere stationaire sproeier worden gebruikt.
Regelschroef stationaire lucht open ASO
De regelschroef stationaire lucht heeft de grootste invloed bij stationair toerental.
17 MOTOR AFSTELLEN
108
Invloed van de gasklepstand
K00495-01
Bij gesloten gasklep heeft de stationaire sproeier de grootste invloed. Het eerste cilindrische deel van de naald en de clippo-
sitie hebben slechts weinig invloed.
Als de gasklep 1/8 geopend is, hebben het eerste cilindrische deel van de naald, de stationaire sproeier en de clippositie de
grootste invloed.
K00496-01
Als de gasklep 1/4 geopend is, hebben de stationaire sproeier en de clippositie de grootste invloed. Het eerste cilindrische
deel van de naald heeft een kleinere invloed.
Als de gasklep 1/2 geopend is, heeft de positie van de naald de grootste invloed. De hoofdsproeier en de stationaire
sproeier hebben slechts een kleinere invloed.
K00497-01
Als de gasklep 3/4 geopend is, heeft de hoofdsproeier de grootste invloed. De clippositie en de stationaire sproeier hebben
slechts een kleinere invloed.
Als de gasklep volledig geopend is, heeft de hoofdsproeier de grootste invloed. De clippositie en de stationaire sproeier
hebben slechts een kleinere invloed.
B00075-10
Clippositie
1... 5 Clippositie van boven
Hier zijn de vijf mogelijke clipposities afgebeeld.
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde
omgevings- en gebruiksomstandigheden.
MOTOR AFSTELLEN 17
109
17.4 Carburateur - stationair toerental
402799-11
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het
startgedrag, op een stabiel stationair toerental en op de response bij het
gas geven. Een motor met een correct ingesteld stationair toerental zal
gemakkelijker starten dan een motor met verkeerd ingesteld stationair
toerental.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef stationaire
lucht 1.
Het stationaire toerental wordt ingesteld met de stelschroef 2.
17.5 Carburateur - stationair toerental instellen
I00138-10
Regelschroef stationaire lucht 1tot de aanslag indraaien en op de
aangegeven basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht (TXT RACING 280 EU)
open 1 omw
Regelschroef stationaire lucht (alle 125/250/300modellen)
open 1,25 omw
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Warmloopfase 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Met de stelschroef 2het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag inge-
drukt. (Optie: Niet gehomologeerd) ( pag. 17)
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel in uitgangspositie.
(Optie: Gehomologeerd) ( pag. 18)
Stationair toerental 900 … 1.100 1/min
Regelschroef stationaire lucht 1langzaam met de klok mee
draaien tot het stationaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu lang-
zaam tegen de klok in draaien totdat het stationaire toerental weer
daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire
toerental instellen.
17 MOTOR AFSTELLEN
110
Info
Als daarbij het motortoerental sterk stijgt, moet het sta-
tionaire toerental weer worden verlaagd tot het normale
niveau en de hiervoor genoemde werkstappen nog een keer
worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend
resultaat wordt bereikt, kan dat liggen aan een verkeerd
gedimensioneerde stationaire sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is
gedraaid en het toerental niet verandert, moet een kleinere
stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen weer
van voren af aan worden herhaald.
Bij grotere veranderingen van de buitentemperatuur en
extreme hoogteverschillen moet het stationair toerental
opnieuw worden afgesteld.
17.6 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand Atussen
de bovenkant van de laars en de versnellingshendel meten.
Afstand versnellingshendel tot
bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 110)
17.7 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef 1verwijderen en versnellingshendel 2eraf halen.
MOTOR AFSTELLEN 17
111
401951-10
Vertanding Avan versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en
de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuig-
componenten niet raken.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellings-
hendel
M5 8 Nm
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
112
18.1 Vlotterkamer carburateur aftappen (Optie: Niet gehomologeerd)
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Draaihendel op de brandstofkraan in stand OFF naar achteren
draaien.
Er stroomt geen brandstof meer van de brandstoftank naar de
carburateur.
I00139-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen zodat de uitlopende brand-
stof wordt opgevangen.
Sluitschroef 1verwijderen.
Brandstof helemaal laten uitlopen.
Sluitschroef 1monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
113
18.2 Cardanoliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is sinds enkele minuten afgezet.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Z03154-10
Hoofdwerk
Cardanoliepeil controleren op het kijkglas 1.
Het cardanoliepeil ligt tussen de bovenkant Aen de onder-
kant Bvan het kijkglas.
»Als het cardanoliepeil onder de onderkant van het kijkglas B
ligt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 113)
18.3 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Cardanolie moet bij koude motor worden bijgevuld.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
Z03154-11
Hoofdwerk
Olievulschroef 1verwijderen.
Cardanolie bijvullen tot het cardanoliepeil in het kijkglas 2tussen
de bovenkant Aen de onderkant Bligt.
Cardanolie (API GL4, SAE 75W) ( pag. 129)
Olievulschroef 1monteren en vastdraaien.
18.4 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De cardanolie-aftapplug bevindt zich links aan de onderkant van de motor.
Om het aftappen te vergemakkelijken, bevindt zich een gat in de motorbescherming ter hoogte van de cardanolie-
aftapplug.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
114
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
I00148-10
Hoofdwerk
Aftapplug voor cardanolie 1verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Aftapplug voor cardanolie grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Aftapplug voor cardanolie 1met nieuwe pakkingring monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug cardanolie M12 15 Nm
Z03153-10
Olievulschroef 2verwijderen en cardanolie vullen.
Cardanolie 0,37 l Cardanolie (API
GL4, SAE 75W)
( pag. 129)
Olievulschroef 2monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 113)
REINIGING, ONDERHOUD 19
115
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel verkrijgbare
motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 131)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfiets-
reiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen,
altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afge-
spoeld moet hij goed worden gedroogd.
(Optie: Niet gehomologeerd)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 112)
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten
en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtempera-
tuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegan-
kelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 69)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en
het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
19 REINIGING, ONDERHOUD
116
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 131)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en
kunststofvlakken ( pag. 131)
Stuurslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 132)
STALLING 20
117
20.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als de motorfiets langere tijd niet wordt gebruikt, worden extra maatregelen aanbevolen.
Alvorens de motorfiets te stallen controleren of alle onderdelen goed werken en of ze zijn versleten. Als er service-
werkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder
drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden aan het begin van het volgende seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets, brand-
stofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 131)
Brandstof tanken. ( pag. 33)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daarbij
brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
Motorfiets reinigen. ( pag. 115)
Cardanolie verversen. ( pag. 113)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 101)
(Optie: Niet gehomologeerd)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 112)
Bandenspanning controleren. ( pag. 94)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote
temperatuurschommelingen.
Info
GASGAS Motorcycles adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 45)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen wor-
den gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en
er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor
korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet
voldoende warm wordt, condenseert de waterdamp die bij
de verbranding ontstaat, waardoor motoronderdelen en
uitlaat gaan roesten.
20 STALLING
118
20.2 Inbedrijfstelling na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 45)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 30)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 21
119
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor springt niet aan Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 30)
Motorfiets heeft langere tijd stil-
gestaan, daarom oude brandstof
in vlotterkamer
(Optie: Niet gehomologeerd)
Vlotterkamer van de carburateur
aftappen. ( pag. 112)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Bougie verroest of nat Bougie en bougiedop reinigen en drogen,
indien nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bougie
te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,7 … 0,8 mm
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Magneetschakelaarkabel in kabel-
boom opengeschuurd; magneet-
schakelaar defect
Magneetschakelaar controleren.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Water in carburateur resp. sproei-
ers verstopt
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Motor heeft geen stationair toe-
rental
Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur
verdraaid
Carburateur - stationair toerental instel-
len. ( pag. 109)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 61)
Uitlaatsysteem ondicht of ver-
vormd
Controleren of het uitlaatsysteem bescha-
digd is.
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controleren.
Motor slaat of klapt in de carbura-
teur
Te weinig brandstof Draaihendel op de brandstofkraan in stand
ON naar beneden draaien.
Draaihendel op de brandstofkraan in stand
RES naar voren draaien.
Brandstof tanken. ( pag. 33)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of aanzuigflens en carbura-
teur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
21 OPSPOREN VAN FOUTEN
120
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsys-
teem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Antivries en koelmiddelpeil controleren.
( pag. 101)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 102)
Koelmiddel vullen. ( pag. 103)
Cilinderkop of cilinderkopafdich-
ting beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting con-
troleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Witte rookontwikkeling (stoom in
uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkopafdich-
ting beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting con-
troleren.
Transmissieolie treedt uit aan ont-
luchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren. ( pag. 113)
Water in transmissieolie Radiale keerring of waterpomp
beschadigd
Radiale keerring en waterpomp controle-
ren.
TECHNISCHE GEGEVENS 22
121
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat
Cilinderinhoud (TXT RACING 125 EU) 125 cm³
Cilinderinhoud (alle 250modellen) 247,7 cm³
Cilinderinhoud (TXT RACING 280 EU) 272,2 cm³
Cilinderinhoud (alle 300-modellen) 294,1 cm³
Slag (TXT RACING 125 EU) 54,5 mm
Slag (alle 250modellen) 60 mm
Slag (TXT RACING 280 EU) 60 mm
Slag (alle 300-modellen) 60 mm
Boorgat (TXT RACING 125 EU) 54 mm
Boorgat (alle 250modellen) 72,5 mm
Boorgat (TXT RACING 280 EU) 76 mm
Boorgat (alle 300-modellen) 79 mm
Primaire overbrenging 27:75
Koppeling Meerplaats-koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Transmissie 6 versnellingsbak, GASGAS*Four / Six System
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 24x27x23x28x15x33
2e versnelling 14:36
3e versnelling 15:33
4e versnelling 28x23x27x24x14x36
5e versnelling 14:27
6e versnelling 28:23
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekings-
systeem met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK BPR5 ES
Elektrodenafstand bougie 0,7 … 0,8 mm
Starthulp Kickstartsysteem
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef koppelingsveer M4 4 Nm
Schroef dynamodeksel M5 8 Nm
Schroef kickstarteraanslag M5 8 Nm
Schroef koppelingmeenemer M5 8 Nm
Schroef koppelingsdeksel M5 8 Nm
Schroef krukas-toerentalsensor M5 8 Nm
Schroef lagerbevestiging schakelas M5 8 Nm
Schroef membraanborging M5 8 Nm
Schroef motorhuis M5 8 Nm
Schroef schakelpal M5 8 Nm
Schroef schakelpal veer M5 7 Nm
Schroef stator M5 8 Nm
Schroef veer schakelas M5 7 Nm
Schroef versnellingshendel M5 8 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
122
Schroef waterpomp M5 8 Nm
Aftapplug koelmiddel M6 15 Nm
Schroef cilinderkop M6 15 Nm
Schroef kickstarterhendel M6 10 Nm
Loctite®243™
Ontluchtingsschroef cilinderkop M8 15 Nm
Borstbout cilinder M10 6 Nm
Moer cilindervoet M10 30 Nm
Schroef rotor M10x1,25 50 Nm
Aftapplug cardanolie M12 15 Nm
Olievulschroef M12 15 Nm
Bougie M14x1,25 27 Nm
Moer primair tandwiel M23LHx1 50 Nm
Loctite®243™
22.3 Carburateur
22.3.1 Optie: Gehomologeerd
Carburateurtype Dell`Orto PHBG 21BS
Naaldpositie (TXT RACING 125 EU) 2e positie van boven
Naaldpositie (alle 250modellen) 1e positie van boven
Naaldpositie (alle 280/300modellen) 3e positie van boven
Sproeiernaald W7
Hoofdsproeier (TXT RACING 125 EU) 65
Hoofdsproeier (alle 250/280/300modellen) 75
Stationaire sproeier (alle 250modellen) 30
Stationaire sproeier (alle 125/280/300modellen) 33
Regelschroef stationaire lucht (TXT RACING 125 EU)
open 1 omw
Regelschroef stationaire lucht (alle 250modellen)
open 0,5 omw
Regelschroef stationaire lucht (alle 280/300modellen)
open 1,25 omw
22.3.2 Optie: Niet gehomologeerd
Carburateurtype KEIHIN PWK 28
Naaldpositie (alle 300-modellen) 4e positie van boven
Naaldpositie (alle 125/250/280modellen) 3e positie van boven
Sproeiernaald JJH
Hoofdsproeier (TXT RACING 125 EU) 125
Hoofdsproeier (alle 250modellen) 125
Hoofdsproeier (TXT RACING 280 EU) 125
Hoofdsproeier (alle 300-modellen) 125
Stationaire sproeier (TXT RACING 125 EU) 52
Stationaire sproeier (alle 250modellen) 45
Stationaire sproeier (TXT RACING 280 EU) 45
Stationaire sproeier (alle 300-modellen) 48
TECHNISCHE GEGEVENS 22
123
Regelschroef stationaire lucht (TXT RACING 280 EU)
open 1 omw
Regelschroef stationaire lucht (alle 125/250/300modellen)
open 1,25 omw
22.4 Vulhoeveelheden
22.4.1 Cardanolie
Cardanolie 0,37 l Cardanolie (API GL4, SAE 75W)
( pag. 129)
22.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,4 l Koelmiddel ( pag. 129)
22.4.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 2,2 l Superbrandstof loodvrij (98 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:67)
( pag. 130)
Brandstofreserve ca. 0,15 l
22.5 Chassis
Frame Buisframe van chroommolybdeenstaal
Voorvork (alle RACING-modellen) Tech 39 mm
Voorvork (alle GP-modellen) Tech 39 mm
Veerweg (alle RACING-modellen)
voor 159,5 mm
achter 174 mm
Veerweg (alle GP-modellen)
voor 159,5 mm
achter 174 mm
Schokdemper (alle RACING-modellen) Tech 2V
Schokdemper (alle GP-modellen) Tech 3V
Remsysteem
voor Schijfrem met axiaal vastgeschroefd remzadel met 4 zui-
gers
achter Schijfrem met remzadel met 2 zuigers
Remschijven - diameter
voor 185 mm
achter 150 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,7 mm
achter 2,7 mm
Bandenspanning weg (Optie: Gehomologeerd)
voor 1,2 bar
achter 1,2 bar
Bandenspanning terrein
22 TECHNISCHE GEGEVENS
124
voor 0,42 bar
achter 0,30 bar
Secundaire overbrenging (TXT RACING 125 EU) 09:48
Secundaire overbrenging (alle 250/280/300modellen) 10:39
Ketting 5/8 x 1/4"
Wielstand 1.320 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast 630 mm
Bodemvrijheid onbelast 325 mm
Gewicht racelaar zonder brandstof ca. 69,3 kg
Gewicht gehomologeerd zonder brandstof ca. 72,2 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 97 kg
Maximale asbelasting achter 127 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 224 kg
22.6 Elektronica
Accu gecombineerde instrument CR 2032 Accuspanning: 3 V
Dimlicht/groot licht (Optie: Gehomo-
logeerd)
BILUX-lamp / sokkel BA20D 12 V
35/35 W
Zijlicht (Optie: Gehomologeerd) T5W / sokkel BA9s 12 V
5 W
Richtingaanwijzer (Optie: Gehomolo-
geerd)
R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem-/achterlicht (Optie: Gehomolo-
geerd)
Led
Nummerplaatverlichting (Optie:
Gehomologeerd)
Led
22.7 Banden
Band voor Band achter
2,75 - 21 M/C 45M TT
Michelin Trial Competition X11
4,00 R 18 M/C 64M TL
Michelin Trial Competition X11
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve fabrikanten
een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke goedkeuringsvoor-
schriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer informatie vindt u in het
servicegedeelte onder:
http://www.gasgas.com
22.8 Voorvork
22.8.1 alle RACING-modellen
Artikelnummer voorvork A53501000044
Voorvork Tech 39 mm
Uitgaande demping
Standaard 19 klikken
Hydrostop
Standaard 2,5 omw
Veervoorspanning
Standaard 5,5 omw
TECHNISCHE GEGEVENS 22
125
Lengte luchtkamer
Luchtkamer lengte links 125 mm
Luchtkamer lengte rechts 70 mm
22.8.2 alle GP-modellen
Artikelnummer voorvork A53501100044
Voorvork Tech 39 mm
Uitgaande demping
Standaard 19 klikken
Ingaande demping
Standaard 1,75 omw
Hydrostop
Standaard 2,5 omw
Veervoorspanning
Standaard 5,5 omw
Lengte luchtkamer
Luchtkamer lengte links 125 mm
Luchtkamer lengte rechts 70 mm
22.9 Schokdemper
22.9.1 alle RACING-modellen
Artikelnummer schokdemper A53504010044
Schokdemper Tech 2V
Uitgaande demping
Standaard 12 klikken
Veervoorspanning 8,5 mm
Veerconstante
Standaard 68,7 N/mm
Statische veerweg 10 … 15 mm
Dynamische veerweg 70 … 75 mm
Gasdruk 10 bar
22.9.2 alle GP-modellen
Artikelnummer schokdemper A53504110144
Schokdemper Tech 3V
Uitgaande demping
Standaard 12 klikken
Ingaande demping
Standaard 12 klikken
Veervoorspanning 8,5 mm
Veerconstante
Standaard 73,6 N/mm
Statische veerweg 10 … 15 mm
Dynamische veerweg 70 … 75 mm
Gasdruk 10 bar
22 TECHNISCHE GEGEVENS
126
22.10 Aanhaalmomenten chassis
Resterende EJOT-schroeven EJOT DELTA PT®K40 1 Nm
Resterende EJOT-schroeven EJOT DELTA PT®K50 2 Nm
Schroef aandrijfwielafdekking (Optie:
Gehomologeerd)
EJOT DELTA PT®K40x12 0,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument
(Optie: Gehomologeerd)
EJOT DELTA PT®45x12-Z 2 Nm
Schroef klemming remslanggeleiding EJOT DELTA PT®K40x12 0,5 Nm
Schroef koplamp (Optie: Gehomolo-
geerd)
EJOT PT®K50x18 T20 3 Nm
Schroef nummerplaathouder (Optie:
Gehomologeerd)
EJOT DELTA PT®K45x12 T20 2 Nm
Schroef onderste deel luchtfilterbak EJOT DELTA PT®K40x12 1,5 Nm
Schroef adapter richtingaanwijzer-
schakelaar (Optie: Gehomologeerd)
M4 6 Nm
Schroef remkabelgeleiding achter M4 5 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 3 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 2 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef achterbrug kettingbescher-
ming
M5 1,2 Nm
Schroef gashendel M5 3 Nm
Schroef handremcilinder M5 6 Nm
Schroef kabelhouderplaat motorhuis M5 8 Nm
Schroef kettingkast M5 1,2 Nm
Schroef kettingkast M5 3 Nm
Schroef klemming koppelingsarma-
tuur
M5 6 Nm
Schroef koplampmasker (Optie: Geho-
mologeerd (niet aanwezig))
M5 6 Nm
Schroef koppelingsgevercilinder M5 5 Nm
Schroef leidinghouder cilinderkop M5 6 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M6 12 Nm
Schroef brandstoftankbevestiging M6 6 Nm
Schroef einddemper aan clipmoer M6 12 Nm
Schroef einddemper aan frame M6 14 Nm
Schroef elektrisch compartiment M6 6 Nm
Schroef encodermagneet (Optie:
Gehomologeerd)
M6 12 Nm
Schroef kettingbescherming aan
frame
M6 12 Nm
Schroef luchtfilterbak M6 6 Nm
Schroef onderste kroonplaat M6 10 Nm
Schroef radiateuropname M6 10 Nm
Schroef remschijf M6 12 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
127
Schroef remschijfbescherming achter-
wiel
M6 3 Nm
Schroef remzadel achter M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef spanningsregelaar M6 6 Nm
Schroef spatbord achter M6 6 Nm
Schroef stuuraanslag frame M6 6 Nm
Schroef voetremcilinder M6 10 Nm
Schroef vorkbuis M6 12 Nm
Schroef zijstandaardbevestiging aan
achterbrug
M6 12 Nm
Spatbord voor M6 12 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bochtstuk M8 12 Nm
Loctite®243™
Schroef excenteraanslag M8 17 Nm
Schroef kettingspanner M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef moterophanging boven M8 30 Nm
Schroef motorbescherming M8 25 Nm
Schroef motorstang aan frame M8 35 Nm
Schroef radiateur veiligheidsklep M8 8 Nm
Schroef rempedaal M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Schroef remzadelgeleiding M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef stuuradapter M8 25 Nm
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Schroef trekstang aan frame M8 30 Nm
Schroef zijstandaard M8 25 Nm
Loctite®243™
Contramoer motorhouder onder M10 50 Nm
Holle schroef koppelingsgevercilinder M10 14 Nm
Holle schroef koppelingsnemercilin-
der
M10 20 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef motorophanging M10 50 Nm
Schroef omkeerhendel M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 50 Nm
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm
Schroef steekas achter M10 50 Nm
Schroef trekstang aan omkeerhendel M10 45 Nm
Moer achterbrugbout M12x1 50 Nm
Schroef achterbrug M14 50 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
128
Moer balhoofd M16 20 Nm
Vooras M18 50 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 23
129
Brandstof super loodvrij (ROZ 98)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 98)
Cardanolie (API GL4, SAE 75W)
Norm / classificatie
API (API GL4)
SAE ( pag. 133) (SAE 75W)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend cardanolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en die de juiste
eigenschappen heeft.
Volsynthetische cardanolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Trial Gear Oil
Hydraulische olie (15)
Norm / classificatie
ISO VG (15)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hydraulische olie die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Hydraulic Fluid 75
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minderwaardige
en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen alleen
door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als het koel-
middel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (verdraagbaar-
heid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
23 GEBRUIKSSTOFFEN
130
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 133)
Voorgeschreven waarde
Uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken.
Volledig synthetisch
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:67)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 133) (1:67)
Mengverhouding
1:67 Motorolie 2-takt ( pag. 130)
Brandstof super loodvrij (ROZ 98) ( pag. 129)
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
HULPSTOFFEN 24
131
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Offroad
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
Aanbevolen leverancier
KTM AG
GRIP GLUE
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Dirt Remover
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
24 HULPSTOFFEN
132
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 25
133
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van
hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt-motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen tijdens races.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme omstan-
digheden een probleemloze verbranding bereikt.
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
134
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de voertui-
gelektronica bewaakt
LIJST MET AFKORTINGEN 27
135
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
28 LIJST MET SYMBOLEN
136
28.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve
rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage.
28.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
INDEX
137
INDEX
A
Achterbrug
controleren ......................... 72
Achterwiel
demonteren ........................ 91
monteren .......................... 92
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 11
rechtsachter ........................ 12
Afbeeldingen .......................... 10
Antivries
controleren .........................101
B
Balhoofdlager
smeren ........................... 53
Bandenspanning
controleren ......................... 94
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . 37
Bedieningshandleiding ..................... 9
Bedrijfsmiddelen ....................... 10
Beoogd gebruik ......................... 6
Beschermende kleding ..................... 8
Bochtstuk
demonteren ........................ 61
monteren .......................... 63
Brandstofkraan ........................ 17
Brandstoftank
demonteren ........................ 67
monteren .......................... 68
C
Carburateur
stationair toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
stationair toerental instellen . . . . . . . . . . . . . . 109
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Carburateurafstelling .....................107
Cardanolie
bijvullen ...........................113
peilcontroleren ......................113
vervangen .........................113
Chokehendel .......................... 18
Chokeknop ........................... 17
Claxonknop ........................... 16
D
Diagnosestekker ........................ 96
Dynamische veerweg
instellen ........................... 41
E
Einddemper
demonteren ........................ 64
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . 65
monteren .......................... 64
F
Frame
controleren ......................... 72
G
Garantie ............................. 10
Gashendel ............................ 14
Gebruiksdefinitie ........................ 6
Gecombineerd instrument
instellen ........................... 22
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 23
melding ........................... 22
Overzicht .......................... 22
service-indicatie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 24
tijdinstellen ........................ 24
H
Hulpstoffen ........................... 10
Hydrostop
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 44
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . . . 27
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling 30
nadestalling ........................118
Ingaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 43
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 38
K
Ketting
controleren ......................... 72
reinigen ........................... 69
Ketting-aandrijfwiel
controleren ......................... 72
Kettinggeleiding
controleren ......................... 72
Kettingspanning
controleren ......................... 70
instellen ........................... 71
Kettingwiel
controleren ......................... 72
Kickstarterhendel ....................... 18
Klantenservice ......................... 10
Knipperlichtlamp
vervangen ......................... 98
Koelmiddel
aftappen ..........................102
vervangen .........................104
INDEX
138
vullen ............................103
Koelmiddelpeil
controleren ......................100-101
Koelsysteem ..........................100
Koplampinstelling
controleren ......................... 55
Koplampkap
demonteren ........................ 53
monteren .......................... 54
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . 74
Koppelingshendel ....................... 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
L
Lamp koplamp
vervangen ......................... 96
Lichtschakelaar ........................ 15
Luchtfilter
demonteren ........................ 59
monteren .......................... 60
reinigen ........................... 61
Luchtfilterbak
demonteren ........................ 58
monteren .......................... 59
reinigen ........................... 61
M
Magneetschakelaar ...................... 14
Milieu ............................... 8
Motor
inrijden ........................... 28
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
reinigen ...........................115
vanhefboknemen .................... 45
Motornummer ......................... 13
O
Onderste kroonplaat
demonteren ........................ 47
monteren .......................... 49
Onjuist gebruik ......................... 6
Ontstekingscurveschakelaar ................ 16
Overzicht controlelampjes ................. 16
R
Remhendel ........................... 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Rempedaal ........................... 19
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Remplaketten
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 87
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . 80
Remschijfbescherming voor
demonteren ........................ 77
monteren .......................... 77
Remschijven
controleren ......................... 82
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 84
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 78
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 84
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 78
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 86
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 80
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 86
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 80
Remzadel voor
demonteren ........................ 77
monteren .......................... 77
Reserveonderdelen ...................... 10
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 16
Rubberen stuurcovers
controleren ......................... 73
S
Schokdemper
demonteren ........................ 57
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . 41
monteren .......................... 57
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . 39
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . 39
Service .............................. 10
Serviceschema ....................... 35-36
Spaakspanning
controleren ......................... 94
Spatbord achter
demonteren ........................ 56
monteren .......................... 57
Spatbord voor
demonteren ........................ 56
monteren .......................... 56
Speling balhoofdlager
controleren ......................... 50
instellen ........................... 51
Speling gaskabel
controleren .........................106
INDEX
139
instellen ...........................106
Stalling ..............................117
Starten .............................. 30
Stuur
ontgrendelen ....................... 20
vergrendelen ........................ 19
Stuurslot ............................. 17
T
Tankdop
openen ........................... 20
sluiten ............................ 21
Tanken
brandstof .......................... 33
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . 126
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . 121
banden ...........................124
carburateur ........................122
chassis ............................123
elektronica .........................124
motor ............................121
schokdemper .......................125
voorvork ..........................124
vulhoeveelheden .....................123
Toebehoren ........................... 10
Toestand van de banden
controleren ......................... 93
Transporteren ......................... 33
Typeplaatje ........................... 13
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 42
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 37
Uitschakelknop ........................ 15
V
Veervoorspanning
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Veilig gebruik ........................... 7
Versnellingshendel ...................... 18
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . 110
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Voertuigidentificatiennummer .............. 13
Voorvork
artikelnummer ....................... 13
basisinstelling ....................... 42
Voorwiel
demonteren ........................ 90
monteren .......................... 90
Vorkpoten
demonteren ........................ 46
monteren .......................... 47
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Vulhoeveelheid
brandstof ....................... 34,123
cardanolie ..................... 114,123
koelmiddel .........................123
W
Werkinstructies ......................... 8
Z
Zijlichtlamp
vervangen ......................... 97
Zijstandaard .......................... 19
Zwaardere gebruiksomstandigheden .......... 28
*3215159nl*
3215159nl
10.10.2023
Stallhofnerstraße 3 /5230 Mattighofen /Oostenrijk /http://www.gasgas.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142

GASGAS TXT RACING 300 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor