Toro 76cm TurfMaster Walk-Behind Lawn Mower Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding
CV
FormNo.3418-948RevB
76cmTurfMaster
â„¢
loopmaaier
Modelnr.:22205TE—Serienr.:400700000enhoger
Gebruikershandleiding
Inleiding
Dezeloopmaaiermetdraaiendemessenisbedoeld
voorgebruikdoorparticulierenofprofessionele
bestuurders.Demachineisvoornamelijkontworpen
voorhetmaaienvangrasopgoedonderhouden
particuliereofcommerciëlegazons.Demachineis
nietontworpenvoorhetmaaienvanstruikgewasof
voorgebruikindelandbouw.
Leesdezeinformatiezorgvuldigdoor,zodatuweet
hoeudemachineopdejuistewijzemoetgebruiken
enonderhoudenenomletselenschadeaande
machinetevoorkomen.Ubentverantwoordelijkvoor
hetjuisteenveiligegebruikvandemachine.
UkuntrechtstreekscontactopnemenmetTorovia
www.T oro.comvoorinformatieoverproductenen
accessoires,omeendealertevindenofomuw
productteregistreren.
Alsuservice,origineleT oroonderdelenofaanvullende
informatienodighebt,kuntucontactopnemenmet
eenerkendeservicedealerofmetdeklantenservice
vanT oro.Udienthierbijaltijdhetmodelnummeren
hetserienummervanhetproducttevermelden.De
locatievanhetplaatjemethetmodelnummeren
hetserienummervanhetproductisaangegevenop
Figuur1.Ukuntdenummersnotereninderuimte
hieronder.
Belangrijk:Scanmetuwsmartphoneoftabletde
QR-codeophetplaatjemethetserienummerom
toegangtekrijgentotdegarantie,onderdelenen
andereproductinformatie.
g226631
Figuur1
1.Plaatsvanmodelnummerenserienummer
Modelnr.:
Serienr.:
Erwordenindezehandleidingeenaantalmogelijke
gevareneneenaantalveiligheidsberichtengenoemd
(Figuur2)metdevolgendewaarschuwingssymbolen,
dieduidenopeengevaarlijkesituatiediezwaar
lichamelijkletselofdedoodtotgevolgkanhebben
wanneerdeveiligheidsvoorschriftennietinacht
wordengenomen.
g000502
Figuur2
Waarschuwingssymbool
Erwordenindezehandleidingtweewoordengebruikt
omuwaandachtopbijzondereinformatietevestigen.
Belangrijkattendeertuopbijzonderetechnische
informatieenOpmerkingduidtalgemeneinformatie
aandiebijzondereaandachtverdient.
DitproductvoldoetaanallerelevanteEuropese
richtlijnen;zievoordetailsdeaparteproductspeciî‚¿eke
conformiteitsverklaring.
Bruto-ennettokoppel:Hetbruto-ennettokoppel
vandezemotorisdoordemotorfabrikantin
laboratoriumomstandighedengemetenvolgens
standaardJ1940ofJ2723vandeSocietyof
AutomotiveEngineers(SAE).Omdatbijde
conî‚¿guratierekeningisgehoudenmetdeveiligheids-
engebruiksvoorschriften,zaldittypemaaiersin
depraktijkeenveellagermotorkoppelhebben.
Raadpleegdeinformatievandemotorfabrikantdie
wordtmeegeleverdmetdemachine.
Gelievenietteknoeienmetdeveiligheidsvoorzie-
ningenofdezeuitteschakelen.Controleerook
regelmatigdatdezenogwerken.Probeerhet
afgesteldmotortoerentalnietteveranderen,anders
kanereenonveiligesituatieontstaanwaardooru
letselkuntoplopen.
Inhoud
Inleiding....................................................................1
Veiligheid..................................................................2
Algemeneveiligheid...........................................2
Veiligheids-eninstructiestickers........................3
©2017—TheToro®Company
8111LyndaleAvenueSouth
Bloomington,MN55420
Registreeruwproductopwww.T oro.com.
Vertalingvandeoorspronkelijketekst(NL)
GedruktinMexico
Allerechtenvoorbehouden
*3418-948*B
Montage....................................................................5
1Dehandgreepbevestigen................................5
2Hoogtevanhandgreepinstellen.......................5
3Demotorbijvullenmetolie...............................6
4Degrasvangermonteren.................................6
Algemeenoverzichtvandemachine.........................8
Bedieningsorganen...........................................8
Speciî‚¿caties......................................................9
Gebruiksaanwijzing..................................................9
Voorgebruik..........................................................9
Veiligheidvóórgebruik........................................9
Brandstoftankvullen.........................................10
Hetmotoroliepeilcontroleren.............................11
Demaaihoogteinstellen....................................11
Tijdensgebruik....................................................12
Veiligheidtijdensgebruik..................................12
Motorstarten....................................................13
Demotorafzetten.............................................13
Dezelfaandrijvingbedienenende
maaimesseninschakelen..............................13
Dehandreminschakelen..................................14
Dehandremuitschakelen.................................14
Maaiselrecyclen...............................................14
Hetmaaiselopvangen......................................15
Hetmaaiselzijwaartsafvoeren.........................15
Tipsvoorbedieningengebruik.........................16
Nagebruik...........................................................17
Veiligheidnahetwerk.......................................17
Deonderkantvandemachinereinigen.............17
Onderhoud..............................................................18
Aanbevolenonderhoudsschema.........................18
Demachineveiligonderhouden........................18
Onderhoudvanhetluchtî‚¿lter............................19
Demotorolieverversen.....................................19
Olieî‚¿ltervervangen...........................................20
Onderhoudvandebougie................................21
Destaatvanderiemencontroleren...................21
Benzineaftappenuitdebrandstoftanken
î‚¿lterreinigen.................................................21
Hetbrandstofî‚¿ltervervangen............................22
Onderhoudvanhetmesaandrijfsysteem...........22
Onderhoudvandemaaimessen.......................23
Demesaandrijfriemvervangen.........................25
Deriemvandemesremkoppeling
vervangen.....................................................26
Kabelvandemesremafstellen.........................27
Detransmissieriemvervangen.........................28
Detransmissieafstellen....................................29
Dekabelvandezelfaandrijvingafstellen...........29
Stalling....................................................................30
Algemeneinformatie.........................................30
Hetbrandstofsysteemgebruiksklaar
maken...........................................................30
Demotorgebruiksklaarmaken.........................30
Demaaimachineuitdestallinghalen................30
Problemen,oorzaakenremedie.............................31
Veiligheid
Dezemachineisontworpeninovereenstemmingmet
deEN-normISO5395:2013.
Algemeneveiligheid
Ditproductkanhandenofvoetenafsnijden
envoorwerpenuitwerpen.Volgaltijdalle
veiligheidsinstructiesopomernstigletselte
voorkomen.
Gebruikvanditproductvooranderedoeleindendan
dezekangevaarlijkzijnvooruofomstanders.
•Voordatudemotorstart,moetudeinstructiesen
waarschuwingenindezeGebruikershandleiding
enopdemachineendewerktuigenlezen,
begrijpenenuitvoeren.
•Houduwhandenenvoetenuitdebuurtvan
bewegendeonderdelenvanofonderdemachine.
Blijfaltijduitdebuurtvanafvoeropeningen.
•Gebruikdemachinenietalserschermenof
anderebeveiligingsmiddelenontbrekenofals
dezenietwerken.
•Houdomstandersenkinderenopeenveilige
afstandvandemachine.Laatkinderennooit
demachinebedienen.Laatenkelmensendie
verantwoordelijkengetraindzijnendiebovendien
vertrouwdzijnmetdeinstructiesenfysiekertoein
staatzijndemachinebedienen.
•Stopdemachine,zetdemotoruitenwacht
totdatallebewegendeonderdelentotstilstand
zijngekomenvoordatuservicewerkzaamheden
uitvoert,brandstofbijvultofverstoppingen
verwijdert.
Onjuistgebruikofonderhoudvandezemachine
kanletseltotgevolghebben.Omhetrisicoop
letselteverkleinen,dientuzichaandevolgende
veiligheidsinstructiestehoudenenaltijdophet
veiligheidssymboolteletten,datbetekentVoorzichtig,
WaarschuwingofGevaar–instructievoorpersoonlijke
veiligheid.Niet-nalevingvandezeinstructieskan
leidentotlichamelijkofdodelijkletsel.
Uvindtbijkomendeveiligheidsinformatiewaarnodig
indezehandleiding.
2
Veiligheids-eninstructiestickers
Veiligheidsstickersenveiligheidsinstructieszijngemakkelijkzichtbaarvoordebestuurder
enbevindenzichbijplaatsenwaargevaarkanontstaan.Vervangallebeschadigdeof
ontbrekendestickers.
decaloemmarkt
Merktekenvanfabrikant
1.Ditmerktekengeeftaandathetmesonderdeelvaneen
origineleToromaaimachineis.
decal93-7009
93-7009
1.Waarschuwing–Gebruikdemachinenietalsde
grasgeleideromhooggeklaptofverwijderdis;zorgervoor
datdegrasgeleideropzijnplaatszit.
2.Handenofvoetenkunnenwordengesneden/geamputeerd
doorhetmaaimes–Blijfuitdebuurtvanbewegende
onderdelen.
decal112-8760
112-8760
1.Demachinekanvoorwerpenuitwerpen–Houdomstanders
opeenveiligeafstandvandemachine.
2.Handenofvoetenkunnenwordengesneden/geamputeerd
–Blijfuitdebuurtvanbewegendeonderdelen.
decal116-7581
116-7581
1.Handenofvoetenkunnenwordengesneden/geamputeerd
doorhetmaaimes–Blijfuitdebuurtvanbewegende
onderdelen.LeesdeGebruikershandleidingvoordatude
machineafstelt,reinigtofservicewerkzaamhedenuitvoert.
decal130-9656
130-9656
1.Choke3.Slow
2.Fast
4.Engine—stop(shutoff)
3
decal116-7583
116-7583
1.Waarschuwing–LeesdeGebruikershandleiding.Gebruik
dezemachineuitsluitendalsuhieringetraindbent.
4.Gevaarvoorhetafsnijdenvanhandenenvoeten–Blijfuitde
buurtvanbewegendedelen,houdalleguardsophunplaats.
2.Demachinekanvoorwerpenuitwerpen–Houdomstanders
opeenveiligeafstandvandemachine.
5.Waarschuwing–Draaggehoorbescherming.
3.Demachinekanvoorwerpenuitwerpen–Gebruikdemachine
nietzonderdeafsluitervandeachterafvoerofdegrasvanger.
6.Handenofvoetenkunnenwordengesneden/geamputeerd
doorhetmaaimes–Maainooitheuvelopwaartsen
heuvelafwaarts;gebruikdemachinedwarsophellingen;
zetdemotorafvoordatudebestuurderspositieverlaat;
raapvoorwerpenopdiedoordemessenkunnenworden
uitgeworpen;kijkachteromalsuachteruitloopt.
decal116-8528
116-8528
1.Leesde
Gebruikershandleiding
alvorenstebeginnenmet
onderhoud.
2.Controleerde
riemspanningomde
50bedrijfsuren.
decal116-9313
116-9313
1.Leesde
Gebruikershandleiding.
3.Gevaar:inademenvan
giftiggas
2.Brandgevaar4.Heetoppervlak;gevaar
vanbrandwonden
decal120-9570
120-9570
1.Waarschuwing–Blijfopafstandvanbewegendedelen;
zorgdatallebeschermendedelenophunplaatszijn.
decal136-9078
136-9078
1.Maaihoogte–voor
decal127-6865
127-6865
1.Maaihoogte–achter
4
Montage
Belangrijk:Verwijderhetplasticwaarmeede
motorisafgedekteneventueelanderplasticof
verpakkingsmateriaalopdemachine.
1
Dehandgreepbevestigen
Geenonderdelenvereist
Procedure
WAARSCHUWING
Alsdehandgreepverkeerdwordtin-en
uitgeklapt,kunnendekabelsschadeoplopen,
waardoordemachinenietveiligkanworden
gebruikt.
•Zorgervoordatudekabelsnietbeschadigt
alsudehandgreepin-ofuitklapt.
•Indieneenkabelisbeschadigd,moetu
contactopnemenmeteenerkendeService
Dealer.
1.Verwijderde2boutenvanhetmachineframeop
deplaatsgetoondinFiguur3.
g028426
Figuur3
1.Bout(2)2.Moeraansteunbeugel(2)
vanhandgreep
2.Draaidehandgreepachterwaartsnaarde
bedrijfsstand.
3.Bevestigdehandgreepaandemachinemetde
moerendieuverwijderdhebtinstap1
4.Draaiaanbeidekantenvandemachinede
boutenwaarmeedehandgreepisbevestigd
vast;zieFiguur4.
g028427
Figuur4
1.Kabelbinder
3.Bout(4)
2.Moeraansteunbeugel(2)
vanhandgreep
5.Bevestigdekabelsmeteenkabelbinderaande
onderstehandgreepopdelocatiegetoondin
Figuur4.
6.Bevestigdekabelbinderaandehandgreep
enverwijderhetovertolligemateriaalvande
kabelbinder.
2
Hoogtevanhandgreep
instellen
Geenonderdelenvereist
Procedure
1.Neemplaatsachterdemachineomnategaan
opwelkehoogtedehandgreephetmeest
comfortabelstaat.
2.Verwijderdeboutvandehandgreepensteek
deboutin1vande3gatenonderaandebeugel
vandehandgreep(Figuur5).
5
g021150
Figuur5
1.Laagstehandgreepstand3.Hoogstehandgreepstand
2.Middelstehandgreepstand
3.Draaideboutvandehandgreepstevigvast.
4.Herhaaldebovenstaandestappenaande
anderekantvandemachine.
3
Demotorbijvullenmetolie
Geenonderdelenvereist
Procedure
Belangrijk:Demachinewordtgeleverdzonder
olieinhetcarter,maaruontvangtaparteenes
motorolie.Vulhetcartermetolievoordatude
motorstart.
Motorolietype
Motoroliecapaciteit
Metolieî‚¿lter:0,85liter
OlieviscositeitSAE30ofSAE10W-30
reinigingsolie
API-onderhoudsclassiî‚¿ca-
tie
SJofhoger
1.Plaatsdemachineopeenhorizontaaloppervlak.
2.Verwijderdepeilstokdoordedoplinksomte
draaieneneruittetrekken(Figuur6).
g194742
Figuur6
1.Vol3.Laag
2.Hoog
3.Gietlangzaamongeveer¾vandeinhoudvan
hetoliecarterindevulbuis.
4.Wacht3minutentotdeolieindemotorgezakt
is.
5.Veegdepeilstokmeteenschonedoekschoon.
6.Steekdepeilstokvolledigindevulbuisen
verwijderdepeilstok.
7.Leeshetoliepeilafvandepeilstok(Figuur6).
•Alshetpeilopdepeilstoktelaagstaat,giet
danvoorzichtigeenkleinehoeveelheidolie
indevulbuis,wacht3minutenenherhaal
stappen5totenmet7totdatdepeilstokhet
juistepeilaangeeft.
•Alshetoliepeilopdepeilstoktehoogis,tapt
udeovertolligeolieaftotdepeilstokhet
juisteoliepeilaangeeft;zieHetmotoroliepeil
controleren(bladz.11).
Belangrijk:Alshetoliepeilinhetmotorte
hoogoftelaagisenulaatdemotortoch
draaien,kuntudezebeschadigen.
8.Plaatsdepeilstokgoedindevulbuis.
Belangrijk:Verversdemotorolienadeeerste
5bedrijfsuren;daarnamoetditelkjaargebeuren.
ZieDemotorolieverversen(bladz.19).
6
4
Degrasvangermonteren
Geenonderdelenvereist
Procedure
1.Schuifdegrasvangeroverhetframe;zieFiguur
7.
g027717
Figuur7
1.Handgreep
3.Grasvanger
2.Frame
Opmerking:Schuifdegrasvangernietover
dehandgreep(Figuur7).
2.Haakhetonderstekanaalvandegrasvanger
overdeonderzijdevanhetframe(Figuur8).
g027718
Figuur8
3.Haakhetbovensteendezijkanalenvan
degrasvangerachtereenvolgensoverde
bovenzijdeendezijkantenvanhetframe(Figuur
8).
7
Algemeenoverzicht
vandemachine
g028352
Figuur9
1.Bougie(onderborstelkap)
10.Bedieningsstang
2.Luchtî‚¿lter11.Grasvanger
3.Vulbuis/Peilstok
12.Achterste
maaihoogtehendel
4.Gashendel13.Brandstofklep
5.Dopvanbrandstoftank14.Olieî‚¿lter
6.Afvoergeleiderachterzijde15.Drijfriemkap
7.Remhendel16.Voorstemaaihoogtehen-
del
8.Stoppen
17.Toegangspaneelvan
drijfriemkap
9.Handgreep
g019644
Figuur10
1.Grasvanger
3.Zijuitwerpkanaal
2.Afsluitervanachteruitworp4.Zijafvoergeleider
Bedieningsorganen
g019652
Figuur11
Gashendel(degashendelisomwillevandeduidelijkheid
nietafgebeeld)
1.Choke
3.Langzaam
2.Snel4.Stoppen
8
g019669
Figuur12
Bedieningsstang
1.Handgreep2.Bedieningsstang
Speciî‚¿caties
Type
Gewicht
Lengte
BreedteHoogte
22205TE72kg175cm81cm97cm
Gebruiksaanwijzing
Opmerking:Bepaalvanuitdenormale
bestuurderspositiedelinker-enrechterzijdevande
machine.
Voorgebruik
Veiligheidvóórgebruik
Algemeneveiligheid
•Zorgervoordatuvertrouwdraaktmetde
bedieningsorganenendeveiligheidssymbolen,en
weethoeudemachineveiligkuntgebruiken.
•Controleerofdebeschermplatenen
veiligheidsvoorzieningenzoalsgrasgeleiders
en/ofdegrasvangerophunplaatszittenennaar
behorenwerken.
•Controleerdemessen,bevestigingsboutenenhet
maaimechanismealtijdopslijtageofbeschadiging.
•Controleerhetwerkgebiedenverwijderalle
voorwerpendiehetgebruikvandemachine
zoudenkunnenhinderenofdiedemachinezou
kunnenuitwerpen.
•Bijhetinstellenvandemaaihoogtekuntuin
aanrakingkomenmeteenbewegendmes.Ditkan
ernstigletselveroorzaken.
–Zetdemotoraf,verwijderhetcontactsleuteltje
(alleenopmodelmetelektrischstartsysteem)
enwachttotdatallebewegendeonderdelentot
stilstandzijngekomen.
–Plaatsuwvingersnietonderdemaaikastalsu
demaaihoogteinstelt.
9
Veiligomgaanmetbrandstof
•Brandstofisuiterstontvlambaarenzeerexplosief.
Brandofexplosievanbrandstofkanbrandwonden
bijuofanderenenmateriëleschadeveroorzaken.
–Omtevoorkomendateenstatischeladingde
brandstoftotontbrandingkanbrengen,moetu
hetbrandstofreservoiren/ofdemachineopde
grondplaatsenvoordatudetankvult,nietop
eenvoertuigofeenanderobject.
–Vuldebrandstoftankindeopenluchtwanneer
demotorkoudis.Neemeventueelgemorste
benzineop.
–Rooknietalsuomgaatmetbrandstof,enhoud
brandstofuitdebuurtvanopenvuurofvonken.
–Alsdemotordraaitofheetis,magde
brandstoftankdopnietwordenverwijderd
enmagdetanknietmetbrandstofworden
bijgevuld.
–Probeerdemotorniettestartenalsu
brandstofmorst.Zorgervoordatergeen
ontstekingsbronnenindebuurtzijntotdatde
brandstofdampenvolledigzijnverdwenen.
–Bewaarbrandstofineengoedgekeurdvatof
blikenbuitenbereikvankinderen.
•Brandstofisschadelijkofdodelijkbijinname.
Langdurigeblootstellingaandampenkanleiden
toternstigletselenziekte.
–Voorkomdatudampenlangetijdinademt.
–Houduwhandenengezichtuitdebuurtvande
vulpijpendeopeningvandebrandstoftank.
–Houdbrandstofuitdebuurtvanuwogenen
huid.
Brandstoftankvullen
GEVAAR
Benzineisuitermateontvlambaaren
explosief.Brandofexplosievanbenzinekan
brandwondenveroorzaken.
•Omtevoorkomendateenstatischelading
debenzinetotontbrandingkanbrengen,
moetuhetbenzinevaten/ofdemachine
voordatudetankvultopdegrond
plaatsen,nietopeenvoertuigofeenander
object.
•Vuldebrandstoftankindeopenlucht
wanneerdemotorkoudis.Neemgemorste
benzineop.
•Rooknietalsuomgaatmetbenzine,en
houdbenzineuitdebuurtvanopenvuur
ofbrandstof.
•Bewaarbenzineineengoedgekeurd
benzinevatenbuitenbereikvankinderen.
•Gebruikvoordebesteresultatenuitsluitend
schone,verse(minderdan30dagenoud),
loodvrijebenzinemeteenoctaangetalvan87of
hoger(indelingsmethode(R+M)/2).
•Metzuurstofverrijktebenzinemettenhoogste
10%ethanolof15%MTBEisgeschikt.
•Ethanol:Benzinemetmaximaal10%ethanol
(gasohol)of15%MTBE(methyl-tertiair-butylether)
pervolumeisaanvaardbaar.EthanolenMTBE
zijnniethetzelfde.Benzinemet15%ethanol
(E15)pervolumeisnietgeschiktvoorgebruik.
Gebruiknooitbenzinediemeerdan10%
ethanolpervolumebevat,zoalsE15(bevat
15%ethanol),E20(bevat20%ethanol),ofE85
(bevattot85%ethanol).Ongeschiktebenzine
gebruikenkanleidentotverminderdeprestaties
en/ofmotorschadediemogelijknietgedektwordt
doordegarantie.
•Geenbenzinegebruikendiemethanolbevat.
•Tijdensdewintergeenbrandstofbewaren
indebrandstoftankofinvaten,tenzijueen
brandstofstabilisatorgebruikt.
•Mengnooitoliedoorbenzine.
Belangrijk:Omstartproblementeverminderen,
moetuhetheleseizoeneenstabilizertoevoegen
aandebenzine.Mengdestabilizermetbenzine
dienietouderisdan30dagen.
Opmerking:Debrandstoftankheefteeninhoudvan
1,8liter.
10
Hetmotoroliepeil
controleren
1.Plaatsdemachineopeenhorizontaaloppervlak.
2.Verwijderdepeilstokdoordedoplinksomte
draaieneneruittetrekken(Figuur13).
g194742
Figuur13
1.Vol3.Laag
2.Hoog
3.Veegdepeilstokmeteenschonedoekschoon.
4.Steekdepeilstokvolledigindevulbuisen
verwijderdepeilstok.
5.Leeshetoliepeilafvandepeilstok(Figuur13).
•Alshetoliepeilopdepeilstoktelaagis
(Figuur13),gietdanvoorzichtigeenkleine
hoeveelheidSAE30ofSAE10W-30
reinigingsolieindevulbuis,wacht3minuten
enherhaalstappen3totenmet5totdatde
peilstokhetjuistepeilaangeeft.Raadpleeg
Demotorolieverversen(bladz.19)voorhet
olietype.
•Alshetoliepeilopdepeilstoktehoogis
(Figuur13),taptudeovertolligeolieaftotdat
depeilstokhetjuistepeilaangeeft,zieDe
motorolieverversen(bladz.19).
Belangrijk:Alshetoliepeilinhetmotorte
hoogoftelaagisenulaatdemotortoch
draaien,kuntudezebeschadigen.
6.Plaatsdepeilstokgoedindevulbuis.
Demaaihoogteinstellen
Demaaihoogtevarieertvan38mmtot127mmin
stappenvan13mm.
g019911
Figuur14
Aanzichtvanaflinkervoorzijdevandemachine
1.38mm5.89mm
2.51mm6.102mm
3.64mm7.114mm
4.76mm8.127mm
Uregeltdemaaihoogtemeteenvoorstehendelen
eenachterstehendel;beidehendelszittenaande
linkerkantvandemachine(Figuur15enFiguur16).
Omdemachinehogeroflagertezetten,moetude
hendelvrijzetten(inknijpen).Wanneeruklaarbent
metdemachineindehoogteteverstellen,laatude
hendelloszodatdezeweeraangrijpt.
g019653
Figuur15
Voorstemaaihoogtehendel
1.Dehendelsamenknijpenomuitteschakelen
11
g019645
Figuur16
Achterstemaaihoogtehendel
Tijdensgebruik
Veiligheidtijdensgebruik
Algemeneveiligheid
•Draaggeschiktekledingenuitrusting,
zoalsoogbescherming,eenlangebroek,
stevigeschoenenmeteengripvastezoolen
gehoorbescherming.Draaglanghaarnietlos,
steeklossekledingstukkengoedvastendraag
geenbungelendejuwelen.
•Gebruikdemachinenietalsuziekofmoebentof
onderdeinvloedvanalcoholofdrugsbent.
•Hetmaaimesisscherp,contactmethetmaaimes
kanernstiglichamelijkletselveroorzaken.Zetde
motoraf,verwijderhetcontactsleuteltje(alleen
modellenmetelektrischstartsysteem)enwacht
totdatallebewegendeonderdelentotstilstandzijn
gekomenvoordatudebestuurderspositieverlaat.
•Alsudebedieningsstangloslaat,moetendemotor
enhetmesbinnen3secondenstoppen.Alsdit
niethetgevalis,magudemachinenietmeer
gebruikenenmoetucontactopnemenmeteen
erkendeservicedealer.
•Houdomstanders,inhetbijzonderkleinekinderen,
uitdebuurtvanhetwerkgebied.Stopdemachine
alsiemandhetwerkgebiedbetreedt.
•Kijkaltijdnaarbenedenenachteromvoordatu
achteruitrijdt.
•Gebruikdemachineenkelbijeen
goedezichtbaarheideningeschikte
weersomstandigheden.Gebruikdemachineniet
alshetkanbliksemen.
•Alsunatgrasennattebladerenmaait,kuntu
uitglijden,inaanrakingkomenmethetmesen
ernstigletseloplopen.Gebruikdemachinenietin
vochtigeomstandigheden.
•Weesuiterstvoorzichtigbijhetnaderenvanblinde
hoeken,struiken,bomenenandereobjectendie
uwzichtkunnenbelemmeren.
•Kijkuitvoorgaten,geulen,hobbels,stenenof
andereverborgenobjecten.Oponeffenterrein
kandemachineomslaanofukuntuwevenwicht
verliezenofwegglijden.
•Alsdemaaimachinetocheenvoorwerpraakt
enbeginttetrillen,moetumeteendemotor
afzetten,decontactsleutelverwijderen(indien
demachinehiermeeisuitgerust),wachtentotdat
allebewegendeonderdelentotstilstandzijn
gekomenendebougiekabellosmakenvoordat
udemaaimachineopbeschadigingcontroleert.
Voerallenoodzakelijkereparatiesuitvoordatude
machineweeringebruikneemt.
•Voordatudebedieningspositieverlaat,moetude
motorafzetten,hetcontactsleuteltjeverwijderen
(alleenmodellenmetelektrischstartsysteem)
enwachtentotallebewegendeonderdelentot
stilstandzijngekomen.
•Alsdemotorheeftgelopen,kandegeluiddemper
heetzijnenernstigebrandwondenveroorzaken.
Blijfuitdebuurtvaneenhetegeluiddemper.
•Controleerdeonderdelenvandegrasvanger
enhetuitwerpkanaalregelmatigopslijtageen
beschadigingenvervangzeindiennodigdoor
onderdelendiedefabrikantheeftaanbevolen.
•Gebruikalleenaccessoiresenwerktuigendiedoor
TheT oro®Companyzijngoedgekeurd.
Demachineveiliggebruikenop
hellingen
•Maaimetdehellingmee,nooithellingopenaf.
Gazeerzorgvuldigtewerkalsuvanrichting
verandertopeenhelling.
•Maainietopaltesteilehellingen.Hetniet
goedneerzettenvandevoetenkanongevallen
veroorzakenwaarbijdegebruikerwegglijdtenten
valkomt.
•Maaivoorzichtigindebuurtvansteilehellingen,
greppelsofdijken.
12
Motorstarten
1.Sluitdebougiekabelaanopdebougie(Figuur
9).
2.Opendebrandstofklep(Figuur17).
Opmerking:Wanneerdebrandstofkraan
geopendis,isdehendelhiervanparallelmetde
brandstoeiding.
g019651
Figuur17
1.Brandstofklep
3.ZetdegashendelopCHOKE(Figuur11).
4.Trekdestarthandgreeplangzaamuittotdatu
weerstandvoelt,daarnakrachtiguittrekken.
5.ZetdegashendelopSNELzodrademotor
aanslaat(Figuur10).
Opmerking:Startdemotornadriepogingen
niet,herhaaldandestappen3totenmet5.
Demotorafzetten
1.ZetdegashendelopUITenwachttotalle
bewegendeonderdelentotstilstandzijn
gekomen,
2.Sluitdebrandstofkraanenmaakdekabelvan
debougielosalsudemaaimachinenietgebruikt
ofonbeheerdachterlaat.
Dezelfaandrijvingbedienen
endemaaimessen
inschakelen
•Gebruikdezelfaandrijvingzonderdemaaimessen
inteschakelendoordebedieningsstangomhoog
tetrekkennaardehendel(Figuur18).
g019671
Figuur18
1.Trekdebedieningsstangnaardehandgreepomhoog.
•Gebruikdezelfaandrijvingenschakelde
maaimessenindoordebedieningsstanggeheel
naarrechtsteschuivenenomhoogtetrekken
naardehendel(Figuur18).
g019672
Figuur19
1.Schuifdebedieningsstang
naarrechts.
2.Trekdebedieningsstang
naardehandgreep
omhoog.
•Laatdebedieningsstanglosomdezelfaandrijving
endemaaimessenuitteschakelen.
Opmerking:Ukuntdesnelheidvariërendoorde
afstandtussenbedieningsstangenhandgreepte
vergrotenofteverkleinen.Laatdebedieningsstang
zakkenomdemaaimachineafteremmenalsueen
bochtmaaktofalsdemachinetesnelvoortbeweegt.
Alsudebedieningsstangteverlaatzakken,
stoptdezelfaandrijvingvandemachine.Duwde
bedieningsstangnaardehandgreeptoeomde
snelheidteverhogen.Wanneerdebedieningsstang
13
dichttegendehandgreepisaangedrukt,beweegtde
machinezichvoortmetdemaximalesnelheid.
Dehandreminschakelen
Steldehandreminwerkingdoorderemhendel
omhoogtetrekkenvandehendel(Figuur20).
g028360
Figuur20
Handremingeschakeld
1.Remhendel3.Bedieningsstang
2.Stoppen
Opmerking:Wanneerdehandremingeschakeldis,
voorkomtdevergrendelingvandebedieningsstang
datudebedieningsstangomhoogtrektende
zelfaandrijvinggebruikt.
Dehandremuitschakelen
Schakeldehandremuitdoorderemhendelnaar
benedentedrukken,naardehendel(Figuur21).
g028359
Figuur21
Handremvrijgesteld
1.Remhendel3.Bedieningsstang
2.Stoppen
Opmerking:Wanneerdehandremuitgeschakeld
isendebedieningsstangomhoogstaatzodatu
dezelfaandrijvingkuntgebruiken,voorkomtde
vergrendelingvandebedieningsstangdatude
handreminschakelt.
Maaiselrecyclen
Alsdemachinewordtgeleverd,isdezegereedom
maaiselenbladafvalnaarhetgazonterecyclen.De
machinevoorbereidenomterecyclen:
•Alsdemaaiervoorzienisvanhetzijuitwerpkanaal,
verwijderditdanenbrengdezijafvoergeleider
aan;zieHetzijuitwerpkanaalverwijderen(bladz.
16).
•Verwijderdegrasvangeralsdezeaandemachine
isbevestigd;zieDegrasvangerverwijderen
(bladz.15).
•Alsdeafsluitervandeachteruitworpnietaan
demachineisbevestigd,neemdezedanvast
bijdehandgreep,tildeafvoergeleideraande
achterzijdeop,enbrengdeafsluiterinhet
achteruitworpkanaaltotdevergrendelingopzijn
plaatsvalt;zieFiguur22.
g019812
Figuur22
1.Afsluitervanachterafvoer2.Afvoergeleiderachterzijde
14
Hetmaaiselopvangen
Gebruikdegrasvangeralsumaaiselenbladafvalwilt
verzamelen.
Alshetzijuitwerpkanaalopdemachinezit,moetudit
verwijderenendezijafvoergeleidermonterenalvorens
hetmaaiseloptevangen;zieHetzijuitwerpkanaal
verwijderen(bladz.16)
Degrasvangerplaatsen
1.Zetdeafvoergeleideraandeachterzijde
omhoogenhoudhemindezestand(Figuur23).
g019798
Figuur23
1.Grasvangerstang2.Afvoergeleiderachterzijde
2.Verwijderdeafsluitervanhetachteruitwerp-
kanaaldoordevergrendelingmetuwduim
naarbenedentedrukkenendeafsluiteruitde
machinetetrekken(Figuur22).
3.Brengdegrasvangerstangaanindeinkepingen
onderaandehandgreepenschuddegrasvanger
heenenweeromzekertezijndatdestang
helemaalindebeideinkepingenzit;zieFiguur
23.
4.Laatdeafvoergeleideraandeachterzijde
zakkentotdezeopdegrasvangerligt.
Degrasvangerverwijderen
Omdezakteverwijderen,voertudestappenin
Degrasvangerplaatsen(bladz.15)inomgekeerde
volgordeuit.
Hetmaaiselzijwaarts
afvoeren
Gebruikdezijafvoeralsuzeerhooggrasmaait.
Zijuitwerpkanaalmonteren
Belangrijk:Controleerofdeafsluitervande
achterafvoerisgemonteerdalvorenshetmaaisel
terecyclen.
1.Zetdemotoruitenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandgekomenzijn.
2.Verwijderdegrasvangeralsdezeopdemachine
isaangebracht;zieDegrasvangerverwijderen
(bladz.15).
3.Brengdeafsluitervanhetachteruitwerpkanaal
aan;zieHetmaaiselopvangen(bladz.15).
4.Verwijderdezijafvoergeleiderdoordeveerdie
deklepopzijnplaatshoudtomhoogtetrekken
endegeleiderteverwijderden(Figuur24).
g019649
Figuur24
1.Bovenkantvandeklep
vandezijuitworp
3.Klepvandezijuitworp
2.Veer
5.Brenghetzijuitwerpkanaal(Figuur25)aan
doordeveeromhoogtetrekken;brenghet
kanaalaanoverdeopeningenlaatdeveer
weerzakkenoverdeuitsteekselsbovenophet
uitwerpkanaal.
15
g019647
Figuur25
1.Zijuitwerpkanaal
Hetzijuitwerpkanaalverwijderen
Omhetzijuitwerpkanaalteverwijderen,voertude
stappeninHetzijuitwerpkanaalverwijderen(bladz.
16)inomgekeerdevolgordeuit.
Tipsvoorbedieningen
gebruik
Algemenetips
•Neemdeveiligheidsinstructiesgoeddoorenlees
dezehandleidingzorgvuldig,voordatumetde
machinegaatwerken.
•Verwijderstokken,stenen,draden,takkenen
anderevoorwerpendiedemessenkunnenraken
enuithetwerkgebiedkunnenwegslingeren.
•Houdiedereen,metnamekinderenenhuisdieren,
weguithetwerkgebied.
•Voorkomcontactmetbomen,muren,hoekstenen
enanderevastevoorwerpen.Maainooitmet
opzetovervoorwerpen.
•Alsdemaaimachinetocheenvoorwerpraakten
beginttetrillen,moetumeteendemotorafzetten,
debougiekabellosmakenendemaaimachineop
beschadigingcontroleren.
•Houddemaaimessenscherpgedurendehethele
seizoen.Vijlkerveneninkepingenindemessen
regelmatigweg.
•Vervangzonodigdemaaimessendoororiginele
Toromessen.
•Maaiuitsluitenddrooggrasofdrogebladeren.Nat
grasennattebladerengaanaankoeken,waardoor
demaaimachineverstoptkanrakenofdemotor
kanafslaan.
•Reinigdeonderkantvanhetmaaidektelkens
nadatuhebtgemaaid.ZieDeonderkantvande
machinereinigen(bladz.17).
•Houddemotorsteedsingoedeconditie.
•Zethetmotortoerentalindehoogstestandomde
bestemaairesultatenteverkrijgen.
•Reinigregelmatighetluchtlter.Bijjnmaken
zalmeermaaiselenstofontstaan,waardoorhet
luchtî‚¿lterverstoptraaktendeprestatiesvande
motorminderworden.
Grasmaaien
•Hettempowaarmeehetgrasgroeit,varieertper
jaargetijde.Hartjezomerkuntuinhetalgemeen
hetgrashetbestemaaienbijeenmaaihoogte
van51mm,64mmof83mm.Maaitelkensniet
meerdanongeveereenderdevandelengtevan
hetgrasaf.Maainietmeteenstandlagerdan
51mm,tenzijdegrasmatdunis,ofalshetlaatin
hetnajaariswanneerhetgraslangzamerbegint
tegroeien.
•Alsugraswiltmaaiendatlangerdan15cmis,
moetueerstmaaienopdemaximalemaaihoogte
enmeteenlangzamereloopsnelheid.Vervolgens
gaatumaaienopeenlageremaaihoogteomhet
gazoneenzofraaimogelijkuiterlijktegeven.Als
hetgrastelangiseninhoopjesachterblijftophet
gazon,kandemaaimachinegeblokkeerdraken,
waardoordemotorafslaat.
•Maaisteedsinwisselenderichtingen.Hierdoor
wordthetmaaiselbeteroverhetgazonverstrooid,
zodathetgazongelijkmatigwordtbemest.
Alsumethetuiterlijkvanhetvoltooidegazonniet
tevredenbent,probeerdaneenofmeervande
volgendestappen:
•Slijpdemessen.
•Looplangzamertijdenshetmaaien.
•Steldemaaimachineinopeenhogere
maaihoogte.
•Maaihetgrasvaker.
•Laatdemaaibanenoverlappeninplaatsvan
steedseenvolledignieuwebaantemaaien.
Bladerenî‚¿jnmaken
•Nahetmaaienmoetaltijd50%vanhetgazon
zichtbaarblijvendoordebladerlaag.Ditkaneenof
meerdererondgangenoverdebladerenvereisen.
•Alsuhetgazonmeteenlichtelaagbladerenwilt
bedekken,moetuallewielenafstellenopdezelfde
maaihoogte.
•Alsdemaaimachinedebladerennietjngenoeg
maakt,ishetbeteromwatlangzamertemaaien.
16
Nagebruik
Veiligheidnahetwerk
Algemeneveiligheid
•Verwijdergrasenvuilvandemachineombrandte
voorkomen.Neemgemorsteolieofbrandstofop.
•Laatdemotorafkoelenvoordatudemachinein
eenafgeslotenruimteopslaat.
•Bewaardemachineofbrandstofhoudernooitbij
eenopenvlam,vonkofwaakvlambijbijv.een
geiserofandereapparaten.
Demachineveiligvervoeren
•Verwijderdecontactsleutel(indiendemachine
hiermeeisuitgerust)voordatudemachinevoor
transportinlaadt.
•Weesvoorzichtigbijhetin-ofuitladenvande
machine.
•Zetdemachinevastzodatzenietkangaanrollen.
Deonderkantvande
machinereinigen
Houddeonderkantvandemaaikastschoonvoor
hetbestemaairesultaat.Ukunthetmaaiselvande
onderkantvandemaaikastspoelenofafschrapen.
Deonderkantvandemachine
schoonmaken
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks—De
onderkantvandemaaikastreinigen.
1.Zetdemaaimachineopeenvlakoppervlakvan
asfaltofbeton,dichtbijeentuinslang.
2.Startdemotor.
3.Houdeentuinslangterhoogtevandehandgreep
enrichtdewaterstraalopdegrond,netvóórhet
rechterachterwiel(Figuur26).
g002275
Figuur26
1.Rechterachterwiel
Opmerking:Demessenzuigenhetwater
indemaaimachine,waardoormaaiselwordt
weggespoeld.Laathetwaterlopentotdater
geenmaaiselmeeronderdemachinevandaan
komt.
4.Zetdemotoruitenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandgekomenzijn.
5.Draaidekraandicht.
6.Startdemaaimachineenlaatdezeeenaantal
minutendraaienomhetvochtopdemachineen
decomponentenervantelatenopdrogen.
Deonderkantvandemachine
schoonschrapen
Alsunietalhetvuilaandeonderkantvande
maaimachinekuntwegwassen,moetudemachine
schoonschrapen.
1.Verwijderdebougiekabelvandebougie.
2.Tapdebenzineafuitdebrandstoftank;zie
Benzineaftappenuitdebrandstoftankenî‚¿lter
reinigen(bladz.21).
3.Kanteldemachineopdezijkantmethet
luchtî‚¿lternaarboven,tothetbovenstedeelvan
dehandgreepopdegrondligt.
4.Verwijdervuilenmaaiselmeteenhardhouten
schraper,vermijdbramenenscherperanden.
5.Zetdemachinerechtop.
6.Vuldebrandstoftank.
7.Sluitdebougiekabelaanopdebougie.
17
Onderhoud
Aanbevolenonderhoudsschema
OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Nadeeerste5bedrijfsuren
•Motorolieverversenzonderolielter.
•Onderhoudhetmesaandrijfsysteem.
Bijelkgebruikofdagelijks
•Deonderkantvandemaaikastreinigen.
•Luchtltercontroleren.
•Controleerdemaaimessenenvoerindiennodigonderhoudswerkzaamhedenuit.
•Demaaimessencontroleren.
Omde25bedrijfsuren
•Reinighetschuimelement(ditmoetvakergebeureninstofgeomstandigheden).
Omde50bedrijfsuren
•Verversdemotorolie(ditmoetvakergebeureninstofgeomstandigheden).
•Controleerdestaatvanderiemen.
•Brandstofslangcontrolerenenindiennodigvervangen.
•Vuilonderdedrijfriemkapverwijderen.
•Onderhoudhetmesaandrijfsysteem.
Omde100bedrijfsuren
•Olieltervervangen.
•Bougiecontroleren.
•Controleerhetbrandstoflter.
•Brandstofltervervangen
Omde250bedrijfsuren
•Deriemvandemesremkoppelingvervangen.
•Detransmissieriemvervangen.
Omde300bedrijfsuren
•Vervanghetpapierelement(ditmoetvakergebeureninstofgeomstandigheden).
Jaarlijksofvóórstalling
•T apdebenzineafuitdebrandstoftankzoalsbeschreven,voordatuvereiste
reparatiesuitvoertofdemachinestalt.
Belangrijk:Raadpleegdehandleidingvandemotorvoorverdereonderhoudsprocedures.
Demachineveilig
onderhouden
•Trekdebougiekabellosvandebougievoordatu
onderhoudswerkzaamhedenuitvoert.
•Draaghandschoenenenoogbescherming
wanneeruservicewerkzaamhedenverricht.
•Hetmaaimesisscherp,contactmethetmaaimes
kanernstiglichamelijkletselveroorzaken.Gebruik
handschoenenalsuhetmesmonteert.Repareer
ofwijzighetmes/demessenniet.
•Knoeinooitmetdeveiligheidsvoorzieningen.
Controleerregelmatigofdezegoedwerken.
•Alsudemachinekantelt,kanerbenzineuitde
tanklekken.Benzineisontvlambaarenexplosief
enkanlichamelijkletselveroorzaken.Laatde
motordrooglopenofpompdebrandstofmeteen
handpompuitdetank.Gebruiknooiteenhevel.
•Omdebesteprestatiesteverkrijgenenervoor
tezorgendatdeveiligheidscertiî‚¿catenvande
machineblijvengelden,moetutervervanging
altijdorigineleonderdelenenaccessoiresvan
Toroaanschaffen.Gebruiktervervanging
nooitonderdelenenaccessoiresvanandere
fabrikanten,omdatditgevaarlijkkanzijnende
productgarantiehierdoorkanvervallen.
18
Onderhoudvanhet
luchtî‚¿lter
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Omde25bedrijfsuren—Reinighet
schuimelement(ditmoetvakergebeurenin
stofî‚¿geomstandigheden).
Omde300bedrijfsuren—Vervanghet
papierelement(ditmoetvakergebeurenin
stofî‚¿geomstandigheden).
Belangrijk:Laatdemotornooitzonderluchtî‚¿lter
draaien;ditveroorzaakternstigemotorschade.
1.Zetdemotoruitenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandgekomenzijn.
2.Verwijderdebougiekabelvandebougie.
3.Verwijderhetluchtî‚¿lterdekselenmaakdit
grondigschoon(Figuur27).
g006591
Figuur27
1.Deksel
3.Basisvanluchtî‚¿lter
2.Schuimelementen
papierelement
4.Verwijderhetschuimelementvanhet
papierelement(Figuur27)envervanghet
papierelementalshetbuitengewoonvuilis.
Belangrijk:Papierelementnooit
schoonmaken.
5.Washetschuimelementmeteenzacht
reinigingsmiddelenwater.Dephetdaarna
droog.
Opmerking:Voorkomdatolieophet
schuimelementterechtkomt.
6.Plaatshetschuimelementophetpapierelement.
7.Monteerhetdeksel.
8.Plaatshetdekselterug.
Demotorolieverversen
Onderhoudsinterval:Nadeeerste5
bedrijfsuren—Motorolieverversen
zonderolieî‚¿lter.
Omde50bedrijfsuren—Verversdemotorolie
(ditmoetvakergebeureninstofî‚¿ge
omstandigheden).
Opmerking:Voordatudeolieververst,moetu
demotorenkeleminutenlatenlopenzodatdeolie
warmwordt.Warmeoliestroomtbeterenvoert
verontreinigingenbetermee.
Motorolietype
Motoroliecapaciteit
Zonderolieî‚¿lter:0,65liter;met
olieî‚¿lter:0,85liter
OlieviscositeitSAE30ofSAE10W-30
reinigingsolie
API-onderhoudsclassiî‚¿ca-
tie
SJofhoger
1.Plaatsdemachineopeenhorizontaaloppervlak.
2.ZieDemachineveiligonderhouden(bladz.18).
3.Verwijderdepeilstokdoordedoplinksomte
draaieneneruittetrekken(Figuur28).
g194742
Figuur28
1.Vol3.Laag
2.Hoog
4.Kanteldemachineopdezijkant(methet
luchtî‚¿lternaarboven)omdeoudeolieuitde
vulbuistelatenlopen(Figuur29).
19
g019648
Figuur29
5.Nadatdegebruikteolieisafgetapt,zetude
maaimachineterugindewerkstand.
6.Gietlangzaamongeveer¾vandeinhoudvan
hetoliecarterindevulbuis.
7.Wacht3minutentotdeolieindemotorgezakt
is.
8.Veegdepeilstokmeteenschonedoekschoon.
9.Steekdepeilstokvolledigindevulbuisen
verwijderdepeilstok.
10.Leeshetoliepeilafvandepeilstok(Figuur28).
•Alshetpeilopdepeilstoktelaagstaat,giet
danvoorzichtigeenkleinehoeveelheidolie
indevulbuis,wacht3minutenenherhaal
stappen8totenmet10totdatdepeilstok
hetjuistepeilaangeeft.
•Alshetoliepeilopdepeilstoktehoogis,tapt
udeovertolligeolieaftotdepeilstokhet
juisteoliepeilaangeeft.
Belangrijk:Alshetoliepeilinhetmotorte
hoogoftelaagisenulaatdemotortoch
draaien,kuntudezebeschadigen.
11.Plaatsdepeilstokweerstevigopzijnplaats.
12.Recycleerdegebruikteolieopdejuistewijze.
Olieî‚¿ltervervangen
Onderhoudsinterval:Omde100bedrijfsuren
1.Laatdemotoreerstlopenzodatdeoliewordt
opgewarmd.
2.Zetdemotoruitenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandgekomenzijn.
3.Verwijderdebougiekabelvandebougie.
4.Tapdemotorolieaf;zieDemotorolieverversen
(bladz.19).
5.Legeendoekonderhetolieî‚¿lteromolieopte
vangendieweglektalsuhetî‚¿lterverwijdert.
6.Verwijderhetolieî‚¿lter(Figuur30).
Opmerking:Zorgdatdepakkingvanhet
olieî‚¿ltersamenmethetî‚¿lterloskomt.
g019650
Figuur30
1.Olieî‚¿lter
7.Smeermetuwvingereenlaagjeolieopde
rubberenpakkingvanhetnieuweî‚¿lter(Figuur
31).
g002805
Figuur31
1.Pakking
8.Plaatshetnieuweî‚¿ltertotdatdepakkingcontact
maaktmetdeî‚¿lterbasisendraaihetî‚¿lter
vervolgensnogeenextraâ…”slagvast.
9.Vulhetcartermetnieuweolietothetjuiste
niveauopdepeilstok;zieDemotorolie
verversen(bladz.19).
10.Sluitdebougiekabelaanopdebougie.
11.Laatdemotorongeveer3minutenlopen.
12.Zetdemotoraf,wachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandzijngekomenen
controleeropolielekkagerondhetî‚¿lter.
13.Vuloliebijomdehoeveelheidolieinhetolieî‚¿lter
weeroppeiltebrengen;zieDemotorolie
verversen(bladz.19)
20
14.Voerdeoudeolieî‚¿lterafvolgensdeplaatselijk
geldendevoorschriften.
Onderhoudvandebougie
Onderhoudsinterval:Omde100bedrijfsuren
GebruikeenNGKBPR5ESbougieofeenbougievan
eenequivalenttype.
1.Zetdemotoruitenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandgekomenzijn.
2.Verwijderdebougiekabelvandebougie.
3.Maakdeomgevingvandebougieschoon.
4.Haaldebougieuitdecilinderkop.
Belangrijk:Alsdebougiegebarstenofvuil
is,moetdezewordenvervangen.Umag
deelektrodennietreinigenomdathierdoor
gruisindecilinderterechtkankomen.Dit
leidtmeestaltotbeschadigingvandemotor.
5.Steldeelektrodenafstandinop0,76mm;zie
(Figuur32).
g000533
Figuur32
1.Centraleelektrode-isolator3.Elektrodenafstand(nietop
schaalweergegeven)
2.Massa-elektrode
6.Plaatsdebougieendepakkingafdichting.
7.Draaidebougievastmeteentorsievan23N·m.
8.Sluitdebougiekabelaanopdebougie.
Destaatvanderiemen
controleren
Onderhoudsinterval:Omde50bedrijfsuren
1.Zetdemotoruitenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandgekomenzijn.
2.Verwijderderiemkap(Figuur9)doorde4
boutenwaarmeedezeaandemaaikastis
bevestigdteverwijderen.
3.Controleerderiemenopeventuelescheuren,
gerafelderanden,schroeiplekkenofandere
schade.
4.Vervangallebeschadigderiemen.
5.Alsudemesaandrijfriemvervangt,moet
udezeafstellen.ZieOnderhoudvanhet
mesaandrijfsysteem(bladz.22).
6.Plaatsderiemkapterugmetde4schroevendie
ubijstap2hebtverwijderd.
Benzineaftappenuitde
brandstoftankenî‚¿lter
reinigen
Onderhoudsinterval:Omde50bedrijfsu-
ren—Brandstofslangcontrolerenen
indiennodigvervangen.
Omde100bedrijfsuren—Controleerhet
brandstofî‚¿lter.
Jaarlijksofvóórstalling—Tapdebenzineafuit
debrandstoftankzoalsbeschreven,voordatu
vereistereparatiesuitvoertofdemachinestalt.
Opmerking:Hetbrandstofî‚¿lterelement(de
î‚¿lterzeef)bevindtzichaandebinnenkantvande
brandstoftank,bijdetankuitlaat.Ditî‚¿ltervormtdeel
vandebrandstoftankenkannietwordenverwijderd.
1.Zetdemotorafenwachttotdezeisafgekoeld.
Belangrijk:Umaguitsluitendbrandstof
aftappenalsdemotorkoudis.
2.Verwijderdebougiekabelvandebougie.
3.Sluitdebrandstofklep.
4.Verwijderdebrandstofslangdoordepijpklembij
decarburateurlostemaken.
5.Opendebrandstofkraanenlaatallebrandstof
uitdetankendebrandstoeidingineen
goedgekeurdbrandstofreservoirlopen.
6.Verwijderdebenzinetankvandemaaimachine.
7.Gieteenkleinehoeveelheidbrandstofinde
tank,schuddetankenlaatdebrandstofdaarna
ineengoedgekeurdbrandstofvatlopen.
8.Monteerdebrandstoftankendebrandstoeiding.
21
Hetbrandstofî‚¿lter
vervangen
Onderhoudsinterval:Omde100bedrijfsuren
1.Zetdemotoruitenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandgekomenzijn.
2.Verwijderdebougiekabelvandebougie.
3.Sluitdebrandstofklep(Figuur33).
g019924
Figuur33
1.Brandstofî‚¿lter2.Brandstofklep
4.Verwijderhetbrandstofî‚¿lter(Figuur33)uitde
brandstoeidingdoordeleidingklemmenrond
hetbrandstofî‚¿lterlostemaken.
5.Brengeennieuwbrandstofî‚¿lteraaninde
brandstoeidingmetbehulpvandeinstap4
verwijderdeleidingklemmen.
Onderhoudvanhet
mesaandrijfsysteem
Onderhoudsinterval:Nadeeerste5bedrijfsuren
Omde50bedrijfsuren—Vuilonderde
drijfriemkapverwijderen.
Omde50bedrijfsuren—Onderhoudhet
mesaandrijfsysteem.
1.Draaide2schroevenvanhettoegangspaneel
vandrijfriemkaplosenverwijderhetpaneel
(Figuur34).
g208925
Figuur34
1.Riemspanveer
5.Mesaandrijfriem
2.Stelbout
6.Wand
3.Tussenruimte
7.Drijfriemkap
4.Stelmoer
8.Toegangspaneelvan
drijfriemkap
2.Borstelofblaashetvuiluitdebinnenzijdevan
dedrijfriemkapenvanalleonderdelen.
3.Houdeenvoelermaatdieisingesteldtussen
0,13and0,76mmtegendewandenschuifhem
omlaagachterderiemspanveer;zieFiguur35.
decal116-8528
Figuur35
1.Leesde
Gebruikershandleiding
alvorenstebeginnenmet
onderhoud.
2.Controleerde
riemspanningelke50uur.
Opmerking:Alserzichtbarespelingistussen
devoelermaatendeveer,draaitudestelbout
en-moeraantotdevoelermaatmaarnetvrijin
enuitdetussenruimtekanschuiven(Figuur34).
Belangrijk:Draaidestelboutniette
vastaan.Ditkandemesaandrijfriem
beschadigen.
4.Monteerhettoegangspaneelvandrijfriemkap.
22
Onderhoudvande
maaimessen
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
Belangrijk:Uhebteenmomentsleutelnodigom
demessenopcorrectewijzetemonteren.Als
ugeenmomentsleutelhebtofnietgoedweet
hoeudemontagemoetuitvoeren,kuntucontact
opnemenmeteenerkendeservicedealer.
Controleerofdemessenscherpzijnentekenen
vanslijtageofbeschadigingvertonentelkensals
ubrandstofmoettanken;zieDemaaimessen
controleren(bladz.23).Alsdesnijrandbotisof
bramenvertoont,moetuhetmeslatenslijpen
ofvervangen.Alsdeessenversleten,gebogen,
beschadigdofgebarstenzijnmoetenzeonmiddellijk
doororigineleT oromessenwordenvervangen.
GEVAAR
Eenversletenofbeschadigdmeskan
brekeneneenstukvanhetmeskanworden
uitgeworpeninderichtingvandegebruiker
ofomstandersenzoernstiglichamelijkof
dodelijkletseltoebrengen.
•Controleeropgezettetijdende
maaimessenopslijtageofbeschadigingen.
•Vervangversletenofbeschadigdemessen.
Opmerking:Zorggedurendehethelemaaiseizoen
voorscherpemaaimessen.Scherpemessensnijden
hetgrasgoedafzonderhettescheurenoftekwetsen.
Doorscheurenenkwetsenwordthetgrasbruin
aanderanden,waardoorhetlangzamergroeiten
gevoeligerisvoorziekten.
Onderhoudvandemaaimessen:
voorbereiding
Kanteldemachineopdezijkantmethetluchtî‚¿lter
naarboven,tothetbovenstedeelvandehandgreep
opdegrondligt.
WAARSCHUWING
Demaaimessenzijnscherp;demaaimessen
aanrakenkanernstiglichamelijkletsel
veroorzaken.
•Verwijderdebougiekabelvandebougie.
•Gebruikhandschoenenterwijludemessen
onderhoudt.
Demaaimessencontroleren
Onderhoudsinterval:Bijelkgebruikofdagelijks
1.Controleerdesnijranden(Figuur36).Alsde
randennietscherpzijnofbramenvertonen,
moetudemaaimessenverwijderenenslijpen
ofvervangen.
g017223
Figuur36
1.Gebogendeel3.Slijtage/groefvorming
2.Snijrand4.Scheur
2.Controleerdemessenzelf,metnamehet
gebogendeel(Figuur36).Alsubeschadiging,
slijtageofgroefvorminginditdeelconstateert,
dandemessendirectdoornieuwemessen
vervangen.
GEVAAR
Alseenmesgaatslijten,kanereen
groefontstaantussendevleugelenhet
plattedeelvanhetmes.Uiteindelijk
kandaneenstukvanhetmesafbreken
envanonderdemaaikastworden
weggeslingerdwaardoordebestuurder
ofeenomstanderernstigletselkan
oplopen.
•Controleeropgezettetijden
demaaimessenopslijtageof
beschadigingen.
•Probeernooiteenkrommesrechtte
buigenofeengebrokenofgescheurd
mestelassen.
•Controleeropkrommemessen;zie
Controleopkrommemessen(bladz.
24).
23
Controleopkrommemessen
1.Draaidemessentotdepositiedieuzietop
Figuur37.
g016532
Figuur37
1.Voorkantvanmaaidek
3.Meetvanafdesnijrandtot
opeengelijk,horizontaal
oppervlak
2.MetenbijAenB
2.Meetvaneenhorizontaaloppervlaktotde
snijrandenopdeplaatsenAenB,(Figuur37),
ennoteerdemetingen.
3.Draaidemessentothuntegenovergestelde
uiteindenzichopplaatsenAenBbevinden.
4.Herhaaldemetingenvanstap2ennoteerze.
Opmerking:Alshetverschiltussen
afmetingenAenBdieuverkregenhebtin
stap2en4meerisdan3mm,moetende
messenvervangenworden;zieMaaimessen
verwijderen(bladz.24).
WAARSCHUWING
Eenkromofbeschadigdmeskan
brekenenuofomstandersernstigletsel
toebrengen.
•Vervangaltijdeenkromofbeschadigd
mesdooreennieuwmes.
•Vijlofmaaknooitscherpeinkepingen
indesnijrandenofhetoppervlakvan
hetmes.
Maaimessenverwijderen
Vervangdemessenalszeeenvastvoorwerphebben
geraakt,ofalszeuitbalans,verbogenofversleten
zijn.Vervangdemessenalleendoororiginelemessen
vanT oro.
1.Gebruikeenhoutenblokomdemessente
ondersteunenendraaidemesboutlinksom
zoalsgetoondinFiguur38.
g016527
Figuur38
2.VerwijderdemessenzoalsgetoondinFiguur39.
g016530
Figuur39
1.As(2)3.Mes(2)
2.Mesaandrijving(2)4.Mesbout(2)
3.Inspecteerdepennenvandemesaandrijvingen
opslijtageenbeschadiging.
24
Maaimessenmonteren
WAARSCHUWING
Onjuistemontagevandemessenkande
machinebeschadigenofdegebruikerof
omstandersverwonden.
Monteerdemaaimessenvolgensde
gebruiksaanwijzing.
1.Monteerheteerstemeshorizontaalenbrengal
hetbevestigingsmateriaalaanzoalsinFiguur
39.
Opmerking:Draaideboutvastmetdehand.
Belangrijk:Degebogenuiteindenvande
messenmoetennaardemachinewijzen.
Zorgervoordatdeuitstekendedelenvan
demesaandrijvingenindeinkepingenin
dekopvandeovereenkomendeaszitten,
endepennetjesaandeanderekantvan
demesaandrijvingenindegatenvanhet
overeenkomendemes.
2.Ondersteundemessenmeteenplankendraai
demesboutrechtsommeteenmomentsleutel
zoalsinFiguur40;draaielkemesboutvastaan
tot81N·m.
g016537
Figuur40
Belangrijk:Eenboutdieisaangetrokken
tot81N·mzitergvast.Zetjegewichtopde
momentsleutelendraaideboutstevigvast.
Hetisnietwaarschijnlijkdatdebouttehard
wordtaangedraaid.
3.Draaihetgemonteerdemeseenkwartslagtot
hetverticaalstaatenmonteerhetanderemes
opdezelfdemanieralsheteerste(ziestap1).
Opmerking:Demessenmoetenloodrecht
opelkaarstaanineenomgekeerdeT,zoalsop
Figuur41.
g016536
Figuur41
1.Mes(2)
4.Draaihettweedemesvast;zie2.
5.Draaidemessenhandmatig360°rondomzeker
tezijndatzeelkaarnietraken.
Opmerking:Alsdemessenelkaarraken,zijn
zenietjuistgemonteerd.Herhaalstappen1tot
3totdatdemessenelkaarnietmeerraken.
Demesaandrijfriem
vervangen.
Vervangdemesaandrijfriemindiennodig.
1.Zetdemotoruitenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandgekomenzijn.
2.Verwijderdebougiekabelvandebougie.
3.Verwijderderiemkap(Figuur9)doorde4
boutenwaarmeedezeaandemaaikastis
bevestigdteverwijderen.
Opmerking:Verwijderdeboutenwaarmeede
drijfriemkapisbevestigdaandemaaikast.
4.Verwijdervuilvanonderdedrijfriemkap.
5.Verwijderderiemkapvandemesremkoppeling
endebevestigingsmiddelen.
Opmerking:Bewaarderiemkapvande
mesremkoppelingenboutenvoorlatere
montage.
25
g208922
Figuur42
1.Riemvan
mesremkoppeling
2.Riemkapvan
mesremkoppeling
6.Verwijderderiemvandemesremkoppelingvan
delinkerpoelievooraan.
7.Draaidestelboutlos(Figuur34).
8.Verwijderdevastespanpoelieende
bevestigingsmiddelen(Figuur43).
Opmerking:Bewaardespanpoelieen
bevestigingsmiddelenvoorlateremontage.
g208924
Figuur43
Despanpoelievandemesremkoppelingister
verduidelijkingverwijderd.
1.Gatinbehuizing
3.Vastespanpoelie
2.Gatinrechtertandwiel4.Gatinlinkertandwiel
9.Verwijderdeoudemesaandrijfriem.
10.Steldegateninhetrechterenlinkertandwiel
opéénlijnmetdegatenindebehuizing,zoals
getoondinFiguur43.
Opmerking:Houddetandwielenmeteen
stangofschroevendraaierophunplaats.
11.Monteerdemesaandrijfriemenvastespanpoelie
nadatudetandwielenhebtvastgezet.
Opmerking:Zorgervoordatdetandeninde
tandwieleningrijpen.
12.Stelderiemafopdeaanbevolenspanning;zie
Onderhoudvanhetmesaandrijfsysteem(bladz.
22).
13.Verwijderdestangofschroevendraaieruitde
tandwielen.
14.Zorgdatdemessenonderdemaaikast
correctzijnuitgelijnd;zieOnderhoudvande
maaimessen(bladz.23).
15.Monteerderiemenkapvande
mesremkoppelingendebevestigingsmiddelen.
16.Monteerderiemkapmetde4schroevendieu
bijstap3hebtverwijderd.
17.Sluitdebougiekabelaanopdebougie.
18.Controleerdewerkingvandebedieningsstang
endemesremkoppeling.
Deriemvande
mesremkoppeling
vervangen.
Onderhoudsinterval:Omde250bedrijfsuren
1.Zetdemotoruitenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandgekomenzijn.
2.Verwijderdebougiekabelvandebougie.
3.Verwijderde4boutenwaarmeededrijfriemkap
isbevestigdaandemaaikast.
Opmerking:Verwijderdeboutenwaarmeede
drijfriemkapisbevestigdaandemaaikast.
4.Verwijderderiemkap.
5.Verwijdervuilvanonderdedrijfriemkap.
6.Verwijderdetransmissieriem;zieDe
transmissieriemvervangen(bladz.28).
7.Verwijderderiemkapvandemesremkoppeling
(Figuur44).
Opmerking:Bewaardeboutenomderiemkap
vandemesremkoppelinglaterweeraante
brengen.
26
g208922
Figuur44
1.Riemvan
mesremkoppeling
2.Riemkapvan
mesremkoppeling
8.Verwijderderiemvoordemesremkoppelingvan
deremtrommelpoelieenneemvervolgensde
riemvandemachine.
Opmerking:Houdeenvanmessenvastmet
eenhandschoenofdoekendraaidemesasom
hetverwijderenvanderiemtevergemakkelijken.
9.Voerdebovenstaandestappeninomgekeerde
volgordeuitomeennieuweriemaantebrengen.
10.Steldekabelvandemesremkoppelingaf,zie
Kabelvandemesremafstellen(bladz.27).
Kabelvandemesrem
afstellen
Steldemesremkabelafelkekeerwanneeru
eennieuwekabelaanbrengtofderiemvande
mesremkoppelingvervangt.
1.Zetdemotoruitenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandgekomenzijn.
2.Verwijderdebougiekabelvandebougie.
3.Verwijderderiemkap(Figuur9)doorde4
boutenwaarmeedezeaandemaaikastis
bevestigdteverwijderen.
Opmerking:Verwijderdeboutenwaarmeede
drijfriemkapisbevestigdaandemaaikast.
4.Verwijdervuilvanonderdedrijfriemkap.
5.Draaideboutvandekabelklemlos(Figuur45).
g208921
Figuur45
1.Kabelklemschroef
2.Mesremkabel
6.Trekaandekabelhulsomspelingwegtenemen
(Figuur46).
Opmerking:Zetdeveernietonderspanning.
g208926
Figuur46
1.Kabelklem2.Veer
7.Brengeenmarkeringaanopderemkabel
(Figuur47)enstelvervolgensdehulszoafdat
eenspelingontstaatvanongeveer3mm(Figuur
48).
27
g208923
Figuur47
1.Brenghiereenmarkeringaanopdekabel
g208920
Figuur48
1.Speling–3mm
8.Draaidekabelklemschroefvastmeteentorsie
van11tot14N·momdeafstellingteborgen.
9.Plaatsderiemkapterugmetde4schroevendie
ubijstap3hebtverwijderd.
10.Sluitdebougiekabelaanopdebougie.
11.Controleerdewerkingvandemesremkoppeling.
Detransmissieriem
vervangen
Onderhoudsinterval:Omde250bedrijfsuren
1.Zetdemotoruitenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandgekomenzijn.
2.Verwijderdebougiekabelvandebougie.
3.Verwijderde4boutenwaarmeededrijfriemkap
isbevestigdaandemaaikast.
Opmerking:Verwijderdeboutenwaarmeede
drijfriemkapisbevestigdaandemaaikast.
4.Verwijderderiemkap.
5.Verwijdervuilvanonderdedrijfriemkap.
6.Zetdebeugellosendraaihemnaarvoren
(Figuur49).
Opmerking:Debeugelvoorkomtdatde
transmissiezoverkanteltdatderiemvande
poelieloopt.
g196531
Figuur49
1.Transmissiespanveer4.Riemvan
mesremkoppeling
2.Beugel
5.Transmissieriem
3.Transmissie
7.Verwijderdetransmissiespanveer
8.Verwijderderiemvandemesremkoppelingvan
deremtrommelpoelie.
9.Verwijderdetransmissieriem.
10.Voerdebovenstaandestappeninomgekeerde
volgordeuitomeennieuwetransmissieriemaan
tebrengen.
28
Detransmissieafstellen
Alsdemachinetractiebegintteverliezen,dientude
transmissietecontrolerenenaftestellen.
1.Zetdemotoruitenwachttotdatallebewegende
onderdelentotstilstandgekomenzijn.
2.Verwijderdebougiekabelvandebougie.
3.Zetdeboutenmoerloswaarmeedebeugelop
zijnplaatsgehoudenwordt.
4.Steldebeugelzoafdathijdetransmissieraakt.
Opmerking:Debeugelvoorkomtdatde
transmissiezoverkanteltdatderiemvande
poelieloopt.
5.Zetdeboutenmoervastomdebeugelte
borgen.
Dekabelvande
zelfaandrijvingafstellen
Alsdezelfaandrijvingvandemaaimachineniet
werktofdemachinenaarvorenkruiptwanneerude
bedieningsstangloslaat,danmoetdeaandrijfkabel
wordenafgesteld.
1.Schakeldemachineuitenwachttotdatalle
bewegendeonderdelentotstilstandgekomen
zijn.
2.Draaidemoervandekabelbeugellos(Figuur
50).
g019876
Figuur50
1.Moervankabelbeugel
3.Schuifdemoervandekabelbeugelnaar
demachinetoeomdezelfaandrijvingte
vermeerderen;schuifdemoervandemachine
afomdezelfaandrijvingteverminderen.
4.Draaidemoervandekabelbeugelvast.
5.Controleerdewerkingvandeaandrijfregelingen
herhaaldebovenstaandestappen,indiennodig.
Opmerking:Alsdemachinenaarvoren
kruiptzonderdatdebedieningsstangis
ingeschakeldofalsdewielendraaienwanneer
deachterwielenwordenopgetild,danisdekabel
testrak.Draaidemoervandekabelbeugellos,
trekdekabelhulsietsomhoog(vandemachine
vandaan)endraaidemoervandekabelbeugel
vast.
Opmerking:Ukuntdesgewenstookde
maximalesnelheidaanpassen(metde
bedieningsstanggeheelingeschakeld).
29
Stalling
Algemeneinformatie
Staldemaaimachineopeenkoele,schone,droge
plaats.Dekdemachineafomdezeschoontehouden
entebeschermen.
1.Voerdeaanbevolenjaarlijkseonderhoudspro-
ceduresuit;zieOnderhoud(bladz.18).
2.Deonderkantvandemachinereinigen;
raadpleegDeonderkantvandemachine
reinigen(bladz.17).
3.Verwijderhaksel,vuilenroetvandebuitenste
motoronderdelen,deuitlaatringendebovenkant
vandemachine.
4.Controleerdeconditievandemaaimessen;
raadpleegDemaaimessencontroleren(bladz.
23).
5.Geefhetluchtî‚¿ltereenonderhoudsbeurt;zie
Onderhoudvanhetluchtî‚¿lter(bladz.19).
6.Draaiallemoeren,boutenenschroevengoed
aan.
7.Werkallegeroesteofafgebladderde
verfoppervlakkenbijmetlakdieverkrijgbaaris
bijeenerkendeservicedealer.
Hetbrandstofsysteem
gebruiksklaarmaken
Alsudetankvoordelaatstekeervanhetjaarvult,
moetueenstabilizertoevoegenaandebenzine
volgensdevoorschriftenvandefabrikant.Maakde
brandstoftankleegnadatudemachinevoordelaatste
keerhebtgebruiktvoordatdezedestallingingaat.
1.Laatdemotorlopentotdathijafslaatdoor
gebrekaanbrandstof.
2.Startdemotoropnieuw.
3.Laatdemotorlopentotdatdezeafslaat.Als
demotornietmeerwilstarten,isdebrandstof
voldoendeverbruikt.
Demotorgebruiksklaar
maken
1.Verversdemotorolieenvervanghetolieî‚¿lter
terwijldemotornogwarmis;zieDemotorolie
verversen(bladz.19)enOlieî‚¿ltervervangen
(bladz.20).
2.Verwijderdebougie.
3.Gietmeteenoliekanongeveer30mlmotorolie
indemotorviadebougieopening.
4.Treklangzaamenkelekerenaanhetstartkoord
omdeolieoverdecilinderteverdelen.
5.Monteerdebougie,maarsluitdebougiekabel
nietaanopdebougie.Bevestigdekabelzodat
dezedebougienietraakt.
Demaaimachineuitde
stallinghalen
1.Controleerallebevestigingenendraaideze
vast.
2.Verwijderdebougieendraaidemotorsnelrond
metbehulpvanhetstartkoordomovertollige
olieuitdecilinderteverwijderen.
3.Controleerdebougieenvervangdezeindien
hijvuil,versletenofgebarstenis;ziede
gebruikershandleidingvandemotor.
4.Plaatsdebougieendraaidievastmetde
aanbevolentorsievan20N·m.
5.Voerdevereisteonderhoudsproceduresuit;zie
Onderhoud(bladz.18).
6.Controleerhetoliepeilindemotor;zieHet
motoroliepeilcontroleren(bladz.11).
7.Vuldebrandstoftankmetversebrandstof;zie
Brandstoftankvullen(bladz.10).
8.Sluitdebougiekabelaanopdebougie.
30
Problemen,oorzaakenremedie
ProbleemMogelijkeoorzaakRemedie
1.Brandstoftankleegofoudebenzinein
hetbrandstofsysteem.
1.Brandstoftankaftappenen/ofvullen
metversebrandstof.Neemcontactop
meteenerkendeServiceDealer,als
hetprobleemaanhoudt.
2.Debrandstofsluitklepisgesloten.2.Opendebrandstofklep.
3.Degashendelstaatnietindejuiste
stand.
3.ZetdegashendelopCHOKE.
4.Erzitvuil,waterofoudebrandstofin
hetbrandstofsysteem.
4.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
5.Debougiekabelisnietaangeslotenop
debougie.
5.Sluitdebougiekabelaanopdebougie.
6.Debougieisaangetast,vuil,ofde
elektrodenafstandisnietcorrect
afgesteld.
6.Debougiecontrolerenenindiennodig
deelektrodenafstandafstellen.De
bougievervangenalsdezeaangetast,
vuilofgebarstenis.
Demotorstartniet.
7.Erzitvuilinhetbrandstofî‚¿lter.7.Vervanghetbrandstofî‚¿lterenreinig
hetî‚¿lterelementindetank.
1.Hetluchtî‚¿lterelementisvuilen
belemmertdeluchtstroom.
1.Reinighetschuimelementen/of
vervanghetpapierelement.
2.Hetmotoroliepeilislaagofdeolieis
vuil.
2.Motoroliepeilcontroleren.Olie
verversenalsdezevuilisofolie
bijvullenalshetoliepeiltelaagis.
3.Deontluchtingsslangvande
brandstoftankzitverstopt.
3.Reinigofvervangdeontluchtingsslang
vandebrandstoftank.
4.Erzitvuilinhetbrandstofî‚¿lter.
4.Vervanghetbrandstofî‚¿lterenreinig
hetî‚¿lterelementindetank.
5.Erzitvuil,waterofoudebrandstofin
hetbrandstofsysteem.
5.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
6.Deonderkantvandemachineis
bedektmetmaaiselenvuil.
6.Deonderkantvandemachinereinigen.
Demotorstartmoeilijkofverliest
vermogen.
7.Debougieisaangetast,vuil,ofde
elektrodenafstandisnietcorrect
afgesteld.
7.Debougiecontrolerenenindiennodig
deelektrodenafstandafstellen.De
bougievervangenalsdezeaangetast,
vuilofgebarstenis.
1.Debougiekabelisnietstevig
aangeslotenopdebougie.
1.Sluitdebougiekabelstevigaanopde
bougie.
2.Debougieisaangetast,vuil,ofde
elektrodenafstandisnietcorrect
afgesteld.
2.Debougiecontrolerenenindiennodig
deelektrodenafstandafstellen.De
bougievervangenalsdezeaangetast,
vuilofgebarstenis.
3.DegashendelstaatnietopSNEL.3.ZetdegashendelopSNEL.
4.Hetluchtî‚¿lterelementisvuilen
belemmertdeluchtstroom.
4.Reinighetschuimelementen/of
vervanghetpapierelement.
Demotorlooptonregelmatig.
5.Erzitvuilinhetbrandstofî‚¿lter.
5.Vervanghetbrandstofî‚¿lterenreinig
hetî‚¿lterelementindetank.
31
ProbleemMogelijkeoorzaakRemedie
1.Eenmesisverbogenofuitbalans.
1.Demessenbalanceren.Eenmes
vervangenalshetisverbogen.
2.Eenbevestigingsboutvaneen
maaimeszitlos.
2.Debevestigingsboutenvandemessen
vastdraaien.
3.Deonderkantvandemaaikastis
bedektmetmaaiselenvuil.
3.Deonderkantvandemachinereinigen.
4.Debevestigingsboutenvandemotor
zittenlos.
4.Debevestigingsboutenvandemotor
vastdraaien.
5.Loszittendemotorpoelie,spanpoelieof
mespoelie.
5.Dedesbetreffendepoelievastzetten.
6.Demotorpoelieisbeschadigd.6.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
7.Demesasisverbogen.7.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
Demaaimachineofdemotortrilt
abnormaal.
8.Deriemisbeschadigd.8.Vervangderiem.
1.Allevierwielenstaannietopdezelfde
hoogte.
1.Allevierdewieleninstellenopdezelfde
hoogte.
2.Demessenzijnstomp.2.Demessenslijpenenbalanceren.
3.Umaaitsteedsinhetzelfdepatroon.
3.Ineenanderpatroonmaaien.
4.Deonderkantvandemachineis
bedektmetmaaiselenvuil.
4.Deonderkantvandemachinereinigen.
Ongelijkmatigmaaipatroon.
5.Demesasisverbogen.5.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
1.DegashendelstaatnietopSnel.1.ZetdegashendelopSNEL.
2.Demaaihoogteistelaag.2.Verhoogdemaaihoogte;maaizonodig
opnieuwopeenlageremaaihoogte.
3.Umaaittesnel.3.Verminderuwsnelheid.
4.Hetgrasisnat.4.Hetgraseerstlatendrogenvoordatu
gaatmaaien.
Hetuitwerpkanaalraaktverstopt.
5.Deonderkantvandemachineis
bedektmetmaaiselenvuil.
5.Deonderkantvandemachinereinigen.
1.Dekabelvandezelfaandrijvingis
ontsteldofbeschadigd.
1.Steldekabelvandezelfaandrijvingaf;
vervangdekabelindiennodig.
2.Erzitvuildeomgevingvanderiem.2.Hetvuiluitdeomgevingvanderiem
verwijderen.
Dezelfaandrijvingvandemaaimachine
werktniet.
3.Deriemisbeschadigd.3.Vervangderiem.
1.Deriemvandemesremkoppelingof
dedistributieriemisversleten,zitlos
ofisgebroken.
1.Dekabelvandemesremkoppeling
afstellen;dedistributieriemspanning
afstellen;vervangzeindiennodig.
2.Deriemvandemesremkoppelingis
vandepoeliegelopen.
2.Controleerderiemopbeschadigingen
neemindiennodigcontactopmeteen
erkendeservicedealer.
Demessendraaiennietofslippen.
3.Dekabelvandemesremkoppelingis
versleten,losofstuk.
3.Dekabelvandemesremkoppeling
afstellen;vervangenindiennodig.
1.Demessenzijnverkeerdaangebracht
ofuitgelijnd.
1.Demessencorrectaanbrengen.
2.Demesadapterszijnversleten,losof
stuk.
2.Demesadaptersvervangen.
3.Dedistributieriemisversleten,losof
stuk.
3.
Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
Demessenrakenelkaar.
4.Dedistributietandwielenofspanpoelie
zijnversleten,losofstuk.
4.Neemcontactopmeteenerkende
servicedealer.
32
PrivacyverklaringvoorEuropa
DeinformatiedieToroverzamelt
ToroWarrantyCompany(T oro)respecteertuwprivacy.Omuwaanspraakopgarantietebehandelenencontactmetuoptenemeninhetgevalvaneen
terugroepactievragenwijombepaaldepersoonlijkeinformatie,hetzijdirectofviauwlokaleTorodealer.
HetTorogarantiesysteemwordtgehostopserversindeVerenigdeStaten,waardeprivacywetmogelijknietdezelfdebeschermingbiedtalsinuwland.
DOORUWPERSOONLIJKEGEGEVENSMETONSTEDELENSTEMTUINMETDEVERWERKINGVANUWPERSOONSGEGEVENSZOALS
BESCHREVENINDEZEPRIVACYVERKLARING.
HoeT oroinformatiegebruikt
Torokanuwpersoonsgegevensgebruikenomuwaanspraakopgarantietebehandelen,contactmetuoptenemeninhetgevalvaneenterugroepactie,
ofvooreenanderdoeleindewaarvanweuopdehoogtebrengen.Torokanuwinformatiedelenmetzijnafdelingen,dealersofanderezakenpartnersin
verbandmetdezeactiviteiten.Weverkopenuwpersoonsgegevensnietaananderebedrijven.Webehoudenonshetrechtvoorompersoonsgegevenste
delenteneindetevoldoenaangeldendewettenenverzoekenvandeaangewezenautoriteiten,opdatwijonzesystemennaarbehorenkunnengebruiken
ofmethetoogoponzeeigenbeschermingofdievananderegebruikers.
Behoudvanuwpersoonlijkeinformatie
Wijbewarenuwpersoonsgegevenszolangalsnodigisvoordedoeleindenwaarvoorzeoorspronkelijkwerdenverzameldofvooranderelegitieme
doeleinden(zoalsnalevingvanvoorschriften),ofzolangalsvereistisdoordevantoepassingzijndewet.
Toro'sengagementvoordebeschermingvanuwpersoonlijkeinformatie
Wijnemenredelijkevoorzorgenomuwpersoonlijkeinformatietebeschermen.Weproberenbovendiendenauwkeurigheidengeldigheidvan
persoonlijkegegevenstewaarborgen.
Toegangtotenwijzigingvanuwpersoonsgegevens
Alsutoegangwilttotuwpersoonsgegevensofdezewiltwijzigen,gelievedaneene-mailtesturennaar[email protected].
Australischeconsumentenwet
AustralischeklantenkunnenvoorinformatieoverdeAustralischeconsumentenwet(AustralianConsumerLaw)terechtbijdelokaleT oroverdelerofze
kunnendezeinformatieindedoosvinden.
374-0282RevC

Documenttranscriptie

Form No. 3418-948 Rev B 76 cm TurfMaster™ loopmaaier Modelnr.: 22205TE—Serienr.: 400700000 en hoger Gebruikershandleiding Inleiding Deze loopmaaier met draaiende messen is bedoeld voor gebruik door particulieren of professionele bestuurders. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden particuliere of commerciële gazons. De machine is niet ontworpen voor het maaien van struikgewas of voor gebruik in de landbouw. Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro via www.Toro.com voor informatie over producten en accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te registreren. Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. Belangrijk: Scan met uw smartphone of tablet de QR-code op het plaatje met het serienummer om toegang te krijgen tot de garantie, onderdelen en andere productinformatie. g226631 Figuur 1 Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd (Figuur 2) met de volgende waarschuwingssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. g000502 Figuur 2 Waarschuwingssymbool Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Bruto- en nettokoppel: Het bruto- en nettokoppel van deze motor is door de motorfabrikant in laboratoriumomstandigheden gemeten volgens standaard J1940 of J2723 van de Society of Automotive Engineers (SAE). Omdat bij de configuratie rekening is gehouden met de veiligheidsen gebruiksvoorschriften, zal dit type maaiers in de praktijk een veel lager motorkoppel hebben. Raadpleeg de informatie van de motorfabrikant die wordt meegeleverd met de machine. Gelieve niet te knoeien met de veiligheidsvoorzieningen of deze uit te schakelen. Controleer ook regelmatig dat deze nog werken. Probeer het afgesteld motortoerental niet te veranderen, anders kan er een onveilige situatie ontstaan waardoor u letsel kunt oplopen. 1. Plaats van modelnummer en serienummer Inhoud Modelnr.: Serienr.: CV © 2017—The Toro® Company 8111 Lyndale Avenue South Bloomington, MN 55420 Inleiding .................................................................... 1 Veiligheid .................................................................. 2 Algemene veiligheid ........................................... 2 Veiligheids- en instructiestickers ........................ 3 Registreer uw product op www.Toro.com.Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL) Gedrukt in Mexico Alle rechten voorbehouden *3418-948* B Veiligheid Montage .................................................................... 5 1 De handgreep bevestigen................................ 5 2 Hoogte van handgreep instellen....................... 5 3 De motor bijvullen met olie ............................... 6 4 De grasvanger monteren ................................. 6 Algemeen overzicht van de machine ......................... 8 Bedieningsorganen ........................................... 8 Specificaties ...................................................... 9 Gebruiksaanwijzing .................................................. 9 Voor gebruik .......................................................... 9 Veiligheid vóór gebruik........................................ 9 Brandstoftank vullen ......................................... 10 Het motoroliepeil controleren.............................11 De maaihoogte instellen ....................................11 Tijdens gebruik .................................................... 12 Veiligheid tijdens gebruik .................................. 12 Motor starten .................................................... 13 De motor afzetten ............................................. 13 De zelfaandrijving bedienen en de maaimessen inschakelen.............................. 13 De handrem inschakelen .................................. 14 De handrem uitschakelen ................................. 14 Maaisel recyclen............................................... 14 Het maaisel opvangen ...................................... 15 Het maaisel zijwaarts afvoeren ......................... 15 Tips voor bediening en gebruik ......................... 16 Na gebruik ........................................................... 17 Veiligheid na het werk ....................................... 17 De onderkant van de machine reinigen ............. 17 Onderhoud .............................................................. 18 Aanbevolen onderhoudsschema ......................... 18 De machine veilig onderhouden........................ 18 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 19 De motorolie verversen..................................... 19 Oliefilter vervangen........................................... 20 Onderhoud van de bougie ................................ 21 De staat van de riemen controleren................... 21 Benzine aftappen uit de brandstoftank en filter reinigen ................................................. 21 Het brandstoffilter vervangen............................ 22 Onderhoud van het mesaandrijfsysteem........... 22 Onderhoud van de maaimessen ....................... 23 De mesaandrijfriem vervangen. ........................ 25 De riem van de mesremkoppeling vervangen. .................................................... 26 Kabel van de mesrem afstellen ......................... 27 De transmissieriem vervangen ......................... 28 De transmissie afstellen.................................... 29 De kabel van de zelfaandrijving afstellen........... 29 Stalling .................................................................... 30 Algemene informatie......................................... 30 Het brandstofsysteem gebruiksklaar maken ........................................................... 30 De motor gebruiksklaar maken ......................... 30 De maaimachine uit de stalling halen ................ 30 Problemen, oorzaak en remedie ............................. 31 Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395:2013. Algemene veiligheid Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen. Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan deze kan gevaarlijk zijn voor u of omstanders. • Voordat u de motor start, moet u de instructies en waarschuwingen in deze Gebruikershandleiding en op de machine en de werktuigen lezen, begrijpen en uitvoeren. • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen van of onder de machine. Blijf altijd uit de buurt van afvoeropeningen. • Gebruik de machine niet als er schermen of andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet werken. • Houd omstanders en kinderen op een veilige afstand van de machine. Laat kinderen nooit de machine bedienen. Laat enkel mensen die verantwoordelijk en getraind zijn en die bovendien vertrouwd zijn met de instructies en fysiek ertoe in staat zijn de machine bedienen. • Stop de machine, zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u servicewerkzaamheden uitvoert, brandstof bijvult of verstoppingen verwijdert. Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel. U vindt bijkomende veiligheidsinformatie waar nodig in deze handleiding. 2 Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers. decaloemmarkt Merkteken van fabrikant 1. Dit merkteken geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro maaimachine is. decal93-7009 93-7009 1. Waarschuwing – Gebruik de machine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd door het maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal130-9656 130-9656 1. Choke 2. Fast decal112-8760 112-8760 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal116-7581 116-7581 1. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd door het maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. Lees de Gebruikershandleiding voordat u de machine afstelt, reinigt of servicewerkzaamheden uitvoert. 3 3. Slow 4. Engine—stop (shut off) decal116-7583 116-7583 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. Gebruik deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent. 4. Gevaar voor het afsnijden van handen en voeten – Blijf uit de buurt van bewegende delen, houd alle guards op hun plaats. 2. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 5. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 3. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de machine 6. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd niet zonder de afsluiter van de achterafvoer of de grasvanger. door het maaimes – Maai nooit heuvelopwaarts en heuvelafwaarts; gebruik de machine dwars op hellingen; zet de motor af voordat u de bestuurderspositie verlaat; raap voorwerpen op die door de messen kunnen worden uitgeworpen; kijk achterom als u achteruitloopt. decal116-8528 116-8528 1. Lees de Gebruikershandleiding alvorens te beginnen met onderhoud. 2. Controleer de riemspanning om de 50 bedrijfsuren. decal136-9078 136-9078 1. Maaihoogte – voor decal116-9313 116-9313 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Gevaar: inademen van giftig gas 2. Brandgevaar 4. Heet oppervlak; gevaar van brandwonden decal127-6865 127-6865 1. Maaihoogte – achter decal120-9570 120-9570 1. Waarschuwing – Blijf op afstand van bewegende delen; zorg dat alle beschermende delen op hun plaats zijn. 4 Montage 4. Belangrijk: Verwijder het plastic waarmee de motor is afgedekt en eventueel ander plastic of verpakkingsmateriaal op de machine. Draai aan beide kanten van de machine de bouten waarmee de handgreep is bevestigd vast; zie Figuur 4. 1 De handgreep bevestigen Geen onderdelen vereist Procedure WAARSCHUWING Als de handgreep verkeerd wordt in- en uitgeklapt, kunnen de kabels schade oplopen, waardoor de machine niet veilig kan worden gebruikt. 1. Kabelbinder • Zorg ervoor dat u de kabels niet beschadigt als u de handgreep in- of uitklapt. 2. Moer aan steunbeugel (2) van handgreep • Indien een kabel is beschadigd, moet u contact opnemen met een erkende Service Dealer. 5. Bevestig de kabels met een kabelbinder aan de onderste handgreep op de locatie getoond in Figuur 4. 6. Bevestig de kabelbinder aan de handgreep en verwijder het overtollige materiaal van de kabelbinder. 1. g028427 Figuur 4 Verwijder de 2 bouten van het machineframe op de plaats getoond in Figuur 3. 3. Bout (4) 2 Hoogte van handgreep instellen Geen onderdelen vereist g028426 Procedure Figuur 3 1. Bout (2) 2. Moer aan steunbeugel (2) van handgreep 2. Draai de handgreep achterwaarts naar de bedrijfsstand. 3. Bevestig de handgreep aan de machine met de moeren die u verwijderd hebt in stap 1 5 1. Neem plaats achter de machine om na te gaan op welke hoogte de handgreep het meest comfortabel staat. 2. Verwijder de bout van de handgreep en steek de bout in 1 van de 3 gaten onderaan de beugel van de handgreep (Figuur 5). g194742 g021150 Figuur 6 Figuur 5 1. Laagste handgreepstand 1. Vol 3. Hoogste handgreepstand 2. Middelste handgreepstand 3. Draai de bout van de handgreep stevig vast. 4. Herhaal de bovenstaande stappen aan de andere kant van de machine. 3. Laag 2. Hoog 3 De motor bijvullen met olie 3. Giet langzaam ongeveer ¾ van de inhoud van het oliecarter in de vulbuis. 4. Wacht 3 minuten tot de olie in de motor gezakt is. 5. Veeg de peilstok met een schone doek schoon. 6. Steek de peilstok volledig in de vulbuis en verwijder de peilstok. 7. Lees het oliepeil af van de peilstok (Figuur 6). • Als het peil op de peilstok te laag staat, giet dan voorzichtig een kleine hoeveelheid olie in de vulbuis, wacht 3 minuten en herhaal stappen 5 tot en met 7 totdat de peilstok het juiste peil aangeeft. Geen onderdelen vereist Procedure • Als het oliepeil op de peilstok te hoog is, tapt u de overtollige olie af tot de peilstok het juiste oliepeil aangeeft; zie Het motoroliepeil controleren (bladz. 11). Belangrijk: De machine wordt geleverd zonder olie in het carter, maar u ontvangt apart een fles motorolie. Vul het carter met olie voordat u de motor start. Belangrijk: Als het oliepeil in het motor te hoog of te laag is en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen. Motorolietype Motoroliecapaciteit Met oliefilter: 0,85 liter Olieviscositeit SAE 30 of SAE 10W-30 reinigingsolie Belangrijk: Ververs de motorolie na de eerste API-onderhoudsclassificatie SJ of hoger 5 bedrijfsuren; daarna moet dit elk jaar gebeuren. Zie De motorolie verversen (bladz. 19). 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien en eruit te trekken (Figuur 6). 8. 6 Plaats de peilstok goed in de vulbuis. 4 De grasvanger monteren Geen onderdelen vereist Procedure 1. Schuif de grasvanger over het frame; zie Figuur 7. g027718 Figuur 8 3. g027717 Figuur 7 1. Handgreep 3. Grasvanger 2. Frame Opmerking: Schuif de grasvanger niet over de handgreep (Figuur 7). 2. Haak het onderste kanaal van de grasvanger over de onderzijde van het frame (Figuur 8). 7 Haak het bovenste en de zijkanalen van de grasvanger achtereenvolgens over de bovenzijde en de zijkanten van het frame (Figuur 8). Algemeen overzicht van de machine g019644 Figuur 10 1. Grasvanger 3. Zijuitwerpkanaal 2. Afsluiter van achteruitworp 4. Zijafvoergeleider Bedieningsorganen g028352 Figuur 9 1. Bougie (onder borstelkap) 10. Bedieningsstang 2. Luchtfilter 11. Grasvanger 3. Vulbuis/Peilstok 12. Achterste maaihoogtehendel 4. Gashendel 13. Brandstofklep 5. Dop van brandstoftank 14. Oliefilter 6. Afvoergeleider achterzijde 15. Drijfriemkap 7. Remhendel 8. Stoppen 16. Voorste maaihoogtehendel 17. Toegangspaneel van drijfriemkap g019652 Figuur 11 Gashendel (de gashendel is omwille van de duidelijkheid niet afgebeeld) 9. Handgreep 8 1. Choke 3. Langzaam 2. Snel 4. Stoppen Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Voor gebruik Veiligheid vóór gebruik Algemene veiligheid g019669 Figuur 12 Bedieningsstang 1. Handgreep • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken. 2. Bedieningsstang • Controleer of de beschermplaten en veiligheidsvoorzieningen zoals grasgeleiders en/of de grasvanger op hun plaats zitten en naar behoren werken. Specificaties Type 22205TE Gewicht 72 kg Lengte 175 cm Breedte 81 cm • Controleer de messen, bevestigingsbouten en het Hoogte maaimechanisme altijd op slijtage of beschadiging. 97 cm • Controleer het werkgebied en verwijder alle voorwerpen die het gebruik van de machine zouden kunnen hinderen of die de machine zou kunnen uitwerpen. • Bij het instellen van de maaihoogte kunt u in aanraking komen met een bewegend mes. Dit kan ernstig letsel veroorzaken. – Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje (alleen op model met elektrisch startsysteem) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. – Plaats uw vingers niet onder de maaikast als u de maaihoogte instelt. 9 Veilig omgaan met brandstof Brandstoftank vullen • Brandstof is uiterst ontvlambaar en zeer explosief. GEVAAR Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Benzine is uitermate ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden veroorzaken. – Om te voorkomen dat een statische lading de brandstof tot ontbranding kan brengen, moet u het brandstofreservoir en/of de machine op de grond plaatsen voordat u de tank vult, niet op een voertuig of een ander object. • Om te voorkomen dat een statische lading de benzine tot ontbranding kan brengen, moet u het benzinevat en/of de machine voordat u de tank vult op de grond plaatsen, niet op een voertuig of een ander object. – Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Neem eventueel gemorste benzine op. – Rook niet als u omgaat met brandstof, en houd brandstof uit de buurt van open vuur of vonken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Neem gemorste benzine op. – Als de motor draait of heet is, mag de brandstoftankdop niet worden verwijderd en mag de tank niet met brandstof worden bijgevuld. • Rook niet als u omgaat met benzine, en houd benzine uit de buurt van open vuur of brandstof. – Probeer de motor niet te starten als u brandstof morst. Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt zijn totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen. • Bewaar benzine in een goedgekeurd benzinevat en buiten bereik van kinderen. – Bewaar brandstof in een goedgekeurd vat of blik en buiten bereik van kinderen. • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2). • Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. • Met zuurstof verrijkte benzine met ten hoogste 10% ethanol of 15% MTBE is geschikt. – Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. • Ethanol: Benzine met maximaal 10% ethanol – Houd uw handen en gezicht uit de buurt van de vulpijp en de opening van de brandstoftank. (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik. Gebruik nooit benzine die meer dan 10% ethanol per volume bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat 20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol). Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot verminderde prestaties en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt door de garantie. – Houd brandstof uit de buurt van uw ogen en huid. • Geen benzine gebruiken die methanol bevat. • Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt. • Meng nooit olie door benzine. Belangrijk: Om startproblemen te verminderen, moet u het hele seizoen een stabilizer toevoegen aan de benzine. Meng de stabilizer met benzine die niet ouder is dan 30 dagen. Opmerking: De brandstoftank heeft een inhoud van 1,8 liter. 10 De maaihoogte instellen Het motoroliepeil controleren 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien en eruit te trekken (Figuur 13). De maaihoogte varieert van 38 mm tot 127 mm in stappen van 13 mm. g019911 Figuur 14 Aanzicht vanaf linker voorzijde van de machine 1. 2. 3. 4. g194742 Figuur 13 1. Vol 3. Laag 38 51 64 76 mm mm mm mm 5. 6. 7. 8. 89 mm 102 mm 114 mm 127 mm 2. Hoog 3. Veeg de peilstok met een schone doek schoon. 4. Steek de peilstok volledig in de vulbuis en verwijder de peilstok. 5. Lees het oliepeil af van de peilstok (Figuur 13). U regelt de maaihoogte met een voorste hendel en een achterste hendel; beide hendels zitten aan de linkerkant van de machine (Figuur 15 en Figuur 16). Om de machine hoger of lager te zetten, moet u de hendel vrijzetten (inknijpen). Wanneer u klaar bent met de machine in de hoogte te verstellen, laat u de hendel los zodat deze weer aangrijpt. • Als het oliepeil op de peilstok te laag is (Figuur 13), giet dan voorzichtig een kleine hoeveelheid SAE 30 of SAE 10W-30 reinigingsolie in de vulbuis, wacht 3 minuten en herhaal stappen 3 tot en met 5 totdat de peilstok het juiste peil aangeeft. Raadpleeg De motorolie verversen (bladz. 19) voor het olietype. • Als het oliepeil op de peilstok te hoog is (Figuur 13), tapt u de overtollige olie af totdat de peilstok het juiste peil aangeeft, zie De motorolie verversen (bladz. 19). Belangrijk: Als het oliepeil in het motor te hoog of te laag is en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen. 6. g019653 Plaats de peilstok goed in de vulbuis. Figuur 15 Voorste maaihoogtehendel 1. De hendel samenknijpen om uit te schakelen 11 • Gebruik de machine enkel bij een goede zichtbaarheid en in geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als het kan bliksemen. • Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u uitglijden, in aanraking komen met het mes en ernstig letsel oplopen. Gebruik de machine niet in vochtige omstandigheden. • Wees uiterst voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren. • Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of andere verborgen objecten. Op oneffen terrein kan de machine omslaan of u kunt uw evenwicht verliezen of wegglijden. • Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de contactsleutel verwijderen (indien de machine hiermee is uitgerust), wachten totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en de bougiekabel losmaken voordat u de maaimachine op beschadiging controleert. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. g019645 Figuur 16 Achterste maaihoogtehendel Tijdens gebruik • Voordat u de bedieningspositie verlaat, moet u de motor afzetten, het contactsleuteltje verwijderen (alleen modellen met elektrisch startsysteem) en wachten tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. Veiligheid tijdens gebruik Algemene veiligheid • Als de motor heeft gelopen, kan de geluiddemper heet zijn en ernstige brandwonden veroorzaken. Blijf uit de buurt van een hete geluiddemper. • Draag geschikte kleding en uitrusting, • • • • • zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los, steek losse kledingstukken goed vast en draag geen bungelende juwelen. Gebruik de machine niet als u ziek of moe bent of onder de invloed van alcohol of drugs bent. Het maaimes is scherp, contact met het maaimes kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje (alleen modellen met elektrisch startsysteem) en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Als u de bedieningsstang loslaat, moeten de motor en het mes binnen 3 seconden stoppen. Als dit niet het geval is, mag u de machine niet meer gebruiken en moet u contact opnemen met een erkende servicedealer. Houd omstanders, in het bijzonder kleine kinderen, uit de buurt van het werkgebied. Stop de machine als iemand het werkgebied betreedt. Kijk altijd naar beneden en achterom voordat u achteruitrijdt. • Controleer de onderdelen van de grasvanger en het uitwerpkanaal regelmatig op slijtage en beschadiging en vervang ze indien nodig door onderdelen die de fabrikant heeft aanbevolen. • Gebruik alleen accessoires en werktuigen die door The Toro® Company zijn goedgekeurd. De machine veilig gebruiken op hellingen • Maai met de helling mee, nooit helling op en af. Ga zeer zorgvuldig te werk als u van richting verandert op een helling. • Maai niet op al te steile hellingen. Het niet goed neerzetten van de voeten kan ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten val komt. • Maai voorzichtig in de buurt van steile hellingen, greppels of dijken. 12 Motor starten 1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Figuur 9). 2. Open de brandstofklep (Figuur 17). De zelfaandrijving bedienen en de maaimessen inschakelen • Gebruik de zelfaandrijving zonder de maaimessen Opmerking: Wanneer de brandstofkraan in te schakelen door de bedieningsstang omhoog te trekken naar de hendel (Figuur 18). geopend is, is de hendel hiervan parallel met de brandstofleiding. g019671 Figuur 18 1. Trek de bedieningsstang naar de handgreep omhoog. • Gebruik de zelfaandrijving en schakel de g019651 Figuur 17 maaimessen in door de bedieningsstang geheel naar rechts te schuiven en omhoog te trekken naar de hendel (Figuur 18). 1. Brandstofklep 3. Zet de gashendel op CHOKE (Figuur 11). 4. Trek de starthandgreep langzaam uit totdat u weerstand voelt, daarna krachtig uittrekken. 5. Zet de gashendel op SNEL zodra de motor aanslaat (Figuur 10). Opmerking: Start de motor na drie pogingen niet, herhaal dan de stappen 3 tot en met 5. De motor afzetten 1. Zet de gashendel op UIT en wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen, 2. Sluit de brandstofkraan en maak de kabel van de bougie los als u de maaimachine niet gebruikt of onbeheerd achterlaat. g019672 Figuur 19 1. Schuif de bedieningsstang naar rechts. 2. Trek de bedieningsstang naar de handgreep omhoog. • Laat de bedieningsstang los om de zelfaandrijving en de maaimessen uit te schakelen. Opmerking: U kunt de snelheid variëren door de afstand tussen bedieningsstang en handgreep te vergroten of te verkleinen. Laat de bedieningsstang zakken om de maaimachine af te remmen als u een bocht maakt of als de machine te snel voortbeweegt. Als u de bedieningsstang te ver laat zakken, stopt de zelfaandrijving van de machine. Duw de bedieningsstang naar de handgreep toe om de snelheid te verhogen. Wanneer de bedieningsstang 13 Maaisel recyclen dicht tegen de handgreep is aangedrukt, beweegt de machine zich voort met de maximale snelheid. Als de machine wordt geleverd, is deze gereed om maaisel en bladafval naar het gazon te recyclen. De machine voorbereiden om te recyclen: De handrem inschakelen Stel de handrem in werking door de remhendel omhoog te trekken van de hendel (Figuur 20). • Als de maaier voorzien is van het zijuitwerpkanaal, verwijder dit dan en breng de zijafvoergeleider aan; zie Het zijuitwerpkanaal verwijderen (bladz. 16). • Verwijder de grasvanger als deze aan de machine is bevestigd; zie De grasvanger verwijderen (bladz. 15). • Als de afsluiter van de achteruitworp niet aan de machine is bevestigd, neem deze dan vast bij de handgreep, til de afvoergeleider aan de achterzijde op, en breng de afsluiter in het achteruitworpkanaal tot de vergrendeling op zijn plaats valt; zie Figuur 22. g028360 Figuur 20 Handrem ingeschakeld 1. Remhendel 3. Bedieningsstang 2. Stoppen Opmerking: Wanneer de handrem ingeschakeld is, voorkomt de vergrendeling van de bedieningsstang dat u de bedieningsstang omhoogtrekt en de zelfaandrijving gebruikt. g019812 Figuur 22 De handrem uitschakelen 1. Afsluiter van achterafvoer Schakel de handrem uit door de remhendel naar beneden te drukken, naar de hendel (Figuur 21). g028359 Figuur 21 Handrem vrijgesteld 1. Remhendel 3. Bedieningsstang 2. Stoppen Opmerking: Wanneer de handrem uitgeschakeld is en de bedieningsstang omhoog staat zodat u de zelfaandrijving kunt gebruiken, voorkomt de vergrendeling van de bedieningsstang dat u de handrem inschakelt. 14 2. Afvoergeleider achterzijde Het maaisel zijwaarts afvoeren Het maaisel opvangen Gebruik de grasvanger als u maaisel en bladafval wilt verzamelen. Gebruik de zijafvoer als u zeer hoog gras maait. Als het zijuitwerpkanaal op de machine zit, moet u dit verwijderen en de zijafvoergeleider monteren alvorens het maaisel op te vangen; zie Het zijuitwerpkanaal verwijderen (bladz. 16) Zijuitwerpkanaal monteren Belangrijk: Controleer of de afsluiter van de achterafvoer is gemonteerd alvorens het maaisel te recyclen. De grasvanger plaatsen 1. Zet de afvoergeleider aan de achterzijde omhoog en houd hem in deze stand (Figuur 23). 1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 2. Verwijder de grasvanger als deze op de machine is aangebracht; zie De grasvanger verwijderen (bladz. 15). 3. Breng de afsluiter van het achteruitwerpkanaal aan; zie Het maaisel opvangen (bladz. 15). 4. Verwijder de zijafvoergeleider door de veer die de klep op zijn plaats houdt omhoog te trekken en de geleider te verwijderden (Figuur 24). g019798 Figuur 23 1. Grasvangerstang 2. 3. 4. 2. Afvoergeleider achterzijde Verwijder de afsluiter van het achteruitwerpkanaal door de vergrendeling met uw duim naar beneden te drukken en de afsluiter uit de machine te trekken (Figuur 22). g019649 Figuur 24 Breng de grasvangerstang aan in de inkepingen onderaan de handgreep en schud de grasvanger heen en weer om zeker te zijn dat de stang helemaal in de beide inkepingen zit; zie Figuur 23. 1. Bovenkant van de klep van de zijuitworp 3. Klep van de zijuitworp 2. Veer 5. Laat de afvoergeleider aan de achterzijde zakken tot deze op de grasvanger ligt. De grasvanger verwijderen Om de zak te verwijderen, voert u de stappen in De grasvanger plaatsen (bladz. 15) in omgekeerde volgorde uit. 15 Breng het zijuitwerpkanaal (Figuur 25) aan door de veer omhoog te trekken; breng het kanaal aan over de opening en laat de veer weer zakken over de uitsteeksels bovenop het uitwerpkanaal. • Houd de motor steeds in goede conditie. • Zet het motortoerental in de hoogste stand om de beste maairesultaten te verkrijgen. • Reinig regelmatig het luchtfilter. Bij fijnmaken zal meer maaisel en stof ontstaan, waardoor het luchtfilter verstopt raakt en de prestaties van de motor minder worden. Gras maaien • Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per g019647 Figuur 25 jaargetijde. Hartje zomer kunt u in het algemeen het gras het beste maaien bij een maaihoogte van 51 mm, 64 mm of 83 mm. Maai telkens niet meer dan ongeveer een derde van de lengte van het gras af. Maai niet met een stand lager dan 51 mm, tenzij de grasmat dun is, of als het laat in het najaar is wanneer het gras langzamer begint te groeien. 1. Zijuitwerpkanaal Het zijuitwerpkanaal verwijderen Om het zijuitwerpkanaal te verwijderen, voert u de stappen in Het zijuitwerpkanaal verwijderen (bladz. 16) in omgekeerde volgorde uit. • Als u gras wilt maaien dat langer dan 15 cm is, moet u eerst maaien op de maximale maaihoogte en met een langzamere loopsnelheid. Vervolgens gaat u maaien op een lagere maaihoogte om het gazon een zo fraai mogelijk uiterlijk te geven. Als het gras te lang is en in hoopjes achterblijft op het gazon, kan de maaimachine geblokkeerd raken, waardoor de motor afslaat. Tips voor bediening en gebruik Algemene tips • Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor • Neem de veiligheidsinstructies goed door en lees • • • • • • • • wordt het maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het gazon gelijkmatig wordt bemest. deze handleiding zorgvuldig, voordat u met de machine gaat werken. Verwijder stokken, stenen, draden, takken en andere voorwerpen die de messen kunnen raken en uit het werkgebied kunnen wegslingeren. Houd iedereen, met name kinderen en huisdieren, weg uit het werkgebied. Voorkom contact met bomen, muren, hoekstenen en andere vaste voorwerpen. Maai nooit met opzet over voorwerpen. Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de bougiekabel losmaken en de maaimachine op beschadiging controleren. Houd de maaimessen scherp gedurende het hele seizoen. Vijl kerven en inkepingen in de messen regelmatig weg. Vervang zo nodig de maaimessen door originele Toro messen. Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat gras en natte bladeren gaan aankoeken, waardoor de maaimachine verstopt kan raken of de motor kan afslaan. Reinig de onderkant van het maaidek telkens nadat u hebt gemaaid. Zie De onderkant van de machine reinigen (bladz. 17). Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende stappen: • Slijp de messen. • Loop langzamer tijdens het maaien. • Stel de maaimachine in op een hogere maaihoogte. • Maai het gras vaker. • Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een volledig nieuwe baan te maaien. Bladeren fijnmaken • Na het maaien moet altijd 50% van het gazon zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of meerdere rondgangen over de bladeren vereisen. • Als u het gazon met een lichte laag bladeren wilt bedekken, moet u alle wielen afstellen op dezelfde maaihoogte. • Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg maakt, is het beter om wat langzamer te maaien. 16 Na gebruik Opmerking: De messen zuigen het water in de maaimachine, waardoor maaisel wordt weggespoeld. Laat het water lopen totdat er geen maaisel meer onder de machine vandaan komt. Veiligheid na het werk Algemene veiligheid • Verwijder gras en vuil van de machine om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op. • Laat de motor afkoelen voordat u de machine in 4. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 5. Draai de kraan dicht. 6. Start de maaimachine en laat deze een aantal minuten draaien om het vocht op de machine en de componenten ervan te laten opdrogen. een afgesloten ruimte opslaat. • Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een geiser of andere apparaten. De onderkant van de machine schoon schrapen De machine veilig vervoeren Als u niet al het vuil aan de onderkant van de maaimachine kunt wegwassen, moet u de machine schoon schrapen. • Verwijder de contactsleutel (indien de machine hiermee is uitgerust) voordat u de machine voor transport inlaadt. • Wees voorzichtig bij het in- of uitladen van de 1. Verwijder de bougiekabel van de bougie. 2. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie Benzine aftappen uit de brandstoftank en filter reinigen (bladz. 21). 3. Kantel de machine op de zijkant met het luchtfilter naar boven, tot het bovenste deel van de handgreep op de grond ligt. 4. Verwijder vuil en maaisel met een hardhouten schraper, vermijd bramen en scherpe randen. 5. Zet de machine rechtop. 6. Vul de brandstoftank. 7. Sluit de bougiekabel aan op de bougie. machine. • Zet de machine vast zodat ze niet kan gaan rollen. De onderkant van de machine reinigen Houd de onderkant van de maaikast schoon voor het beste maairesultaat. U kunt het maaisel van de onderkant van de maaikast spoelen of afschrapen. De onderkant van de machine schoonmaken Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—De onderkant van de maaikast reinigen. 1. Zet de maaimachine op een vlak oppervlak van asfalt of beton, dicht bij een tuinslang. 2. Start de motor. 3. Houd een tuinslang ter hoogte van de handgreep en richt de waterstraal op de grond, net vóór het rechter achterwiel (Figuur 26). g002275 Figuur 26 1. Rechter achterwiel 17 Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 5 bedrijfsuren • Motorolie verversen zonder oliefilter. • Onderhoud het mesaandrijfsysteem. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • De onderkant van de maaikast reinigen. Luchtfilter controleren. Controleer de maaimessen en voer indien nodig onderhoudswerkzaamheden uit. De maaimessen controleren. Om de 25 bedrijfsuren • Reinig het schuimelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden). Om de 50 bedrijfsuren • • • • • Ververs de motorolie (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden). Controleer de staat van de riemen. Brandstofslang controleren en indien nodig vervangen. Vuil onder de drijfriemkap verwijderen. Onderhoud het mesaandrijfsysteem. Om de 100 bedrijfsuren • • • • Oliefilter vervangen. Bougie controleren. Controleer het brandstoffilter. Brandstoffilter vervangen Om de 250 bedrijfsuren • De riem van de mesremkoppeling vervangen. • De transmissieriem vervangen. Om de 300 bedrijfsuren • Vervang het papierelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden). Jaarlijks of vóór stalling • Tap de benzine af uit de brandstoftank zoals beschreven, voordat u vereiste reparaties uitvoert of de machine stalt. Belangrijk: Raadpleeg de handleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. De machine veilig onderhouden nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn en de productgarantie hierdoor kan vervallen. • Trek de bougiekabel los van de bougie voordat u • • • • • onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Draag handschoenen en oogbescherming wanneer u servicewerkzaamheden verricht. Het maaimes is scherp, contact met het maaimes kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Gebruik handschoenen als u het mes monteert. Repareer of wijzig het mes/de messen niet. Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of deze goed werken. Als u de machine kantelt, kan er benzine uit de tank lekken. Benzine is ontvlambaar en explosief en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Laat de motor drooglopen of pomp de brandstof met een handpomp uit de tank. Gebruik nooit een hevel. Om de beste prestaties te verkrijgen en ervoor te zorgen dat de veiligheidscertificaten van de machine blijven gelden, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van Toro aanschaffen. Gebruik ter vervanging 18 Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder de bougiekabel van de bougie. 3. Verwijder het luchtfilterdeksel en maak dit grondig schoon (Figuur 27). Plaats het deksel terug. Om de 50 bedrijfsuren—Ververs de motorolie (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden). Belangrijk: Laat de motor nooit zonder luchtfilter draaien; dit veroorzaakt ernstige motorschade. 2. 8. Onderhoudsinterval: Na de eerste 5 bedrijfsuren—Motorolie verversen zonder oliefilter. Om de 300 bedrijfsuren—Vervang het papierelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden). Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. Monteer het deksel. De motorolie verversen Om de 25 bedrijfsuren—Reinig het schuimelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden). 1. 7. Opmerking: Voordat u de olie ververst, moet u de motor enkele minuten laten lopen zodat de olie warm wordt. Warme olie stroomt beter en voert verontreinigingen beter mee. Motorolietype Motoroliecapaciteit Zonder oliefilter: 0,65 liter; met oliefilter: 0,85 liter Olieviscositeit SAE 30 of SAE 10W-30 reinigingsolie API-onderhoudsclassificatie SJ of hoger 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Zie De machine veilig onderhouden (bladz. 18). 3. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien en eruit te trekken (Figuur 28). g006591 Figuur 27 1. Deksel 2. Schuimelement en papierelement 4. 3. Basis van luchtfilter Verwijder het schuimelement van het papierelement (Figuur 27) en vervang het papierelement als het buitengewoon vuil is. g194742 Figuur 28 Belangrijk: Papierelement nooit schoonmaken. 5. 1. Vol Was het schuimelement met een zacht reinigingsmiddel en water. Dep het daarna droog. 4. Opmerking: Voorkom dat olie op het schuimelement terecht komt. 6. 3. Laag 2. Hoog Plaats het schuimelement op het papierelement. 19 Kantel de machine op de zijkant (met het luchtfilter naar boven) om de oude olie uit de vulbuis te laten lopen (Figuur 29). 6. Verwijder het oliefilter (Figuur 30). Opmerking: Zorg dat de pakking van het oliefilter samen met het filter loskomt. g019648 Figuur 29 5. Nadat de gebruikte olie is afgetapt, zet u de maaimachine terug in de werkstand. 6. Giet langzaam ongeveer ¾ van de inhoud van het oliecarter in de vulbuis. 7. Wacht 3 minuten tot de olie in de motor gezakt is. 8. Veeg de peilstok met een schone doek schoon. 9. Steek de peilstok volledig in de vulbuis en verwijder de peilstok. g019650 10. Figuur 30 1. Oliefilter 7. Smeer met uw vinger een laagje olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Figuur 31). Lees het oliepeil af van de peilstok (Figuur 28). • Als het peil op de peilstok te laag staat, giet dan voorzichtig een kleine hoeveelheid olie in de vulbuis, wacht 3 minuten en herhaal stappen 8 tot en met 10 totdat de peilstok het juiste peil aangeeft. • Als het oliepeil op de peilstok te hoog is, tapt u de overtollige olie af tot de peilstok het juiste oliepeil aangeeft. Belangrijk: Als het oliepeil in het motor te hoog of te laag is en u laat de motor toch draaien, kunt u deze beschadigen. 11. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats. 12. Recycleer de gebruikte olie op de juiste wijze. g002805 Figuur 31 1. Pakking 8. Oliefilter vervangen 9. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren 1. Laat de motor eerst lopen zodat de olie wordt opgewarmd. 2. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 3. Verwijder de bougiekabel van de bougie. 4. Tap de motorolie af; zie De motorolie verversen (bladz. 19). 5. Leg een doek onder het oliefilter om olie op te vangen die weglekt als u het filter verwijdert. 10. 11. 12. 13. 20 Plaats het nieuwe filter totdat de pakking contact maakt met de filterbasis en draai het filter vervolgens nog een extra â…” slag vast. Vul het carter met nieuwe olie tot het juiste niveau op de peilstok; zie De motorolie verversen (bladz. 19). Sluit de bougiekabel aan op de bougie. Laat de motor ongeveer 3 minuten lopen. Zet de motor af, wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen en controleer op olielekkage rond het filter. Vul olie bij om de hoeveelheid olie in het oliefilter weer op peil te brengen; zie De motorolie verversen (bladz. 19) 14. Voer de oude oliefilter af volgens de plaatselijk geldende voorschriften. 4. Vervang alle beschadigde riemen. 5. Als u de mesaandrijfriem vervangt, moet u deze afstellen. Zie Onderhoud van het mesaandrijfsysteem (bladz. 22). 6. Plaats de riemkap terug met de 4 schroeven die u bij stap 2 hebt verwijderd. Onderhoud van de bougie Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Gebruik een NGK BPR5ESbougie of een bougie van een equivalent type. 1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 2. Verwijder de bougiekabel van de bougie. 3. Maak de omgeving van de bougie schoon. 4. Haal de bougie uit de cilinderkop. 5. Benzine aftappen uit de brandstoftank en filter reinigen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Brandstofslang controleren en indien nodig vervangen. Belangrijk: Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet reinigen omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan komen. Dit leidt meestal tot beschadiging van de motor. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm; zie (Figuur 32). Om de 100 bedrijfsuren—Controleer het brandstoffilter. Jaarlijks of vóór stalling—Tap de benzine af uit de brandstoftank zoals beschreven, voordat u vereiste reparaties uitvoert of de machine stalt. Opmerking: Het brandstoffilterelement (de filterzeef) bevindt zich aan de binnenkant van de brandstoftank, bij de tankuitlaat. Dit filter vormt deel van de brandstoftank en kan niet worden verwijderd. 1. Zet de motor af en wacht tot deze is afgekoeld. Belangrijk: U mag uitsluitend brandstof aftappen als de motor koud is. g000533 Figuur 32 1. Centrale elektrode-isolator 3. Elektrodenafstand (niet op schaal weergegeven) 2. Massa-elektrode 6. 7. 8. Plaats de bougie en de pakkingafdichting. Draai de bougie vast met een torsie van 23 N·m. Sluit de bougiekabel aan op de bougie. De staat van de riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren 1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 2. Verwijder de riemkap (Figuur 9) door de 4 bouten waarmee deze aan de maaikast is bevestigd te verwijderen. 3. Controleer de riemen op eventuele scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. 21 2. Verwijder de bougiekabel van de bougie. 3. Sluit de brandstofklep. 4. Verwijder de brandstofslang door de pijpklem bij de carburateur los te maken. 5. Open de brandstofkraan en laat alle brandstof uit de tank en de brandstofleiding in een goedgekeurd brandstofreservoir lopen. 6. Verwijder de benzinetank van de maaimachine. 7. Giet een kleine hoeveelheid brandstof in de tank, schud de tank en laat de brandstof daarna in een goedgekeurd brandstofvat lopen. 8. Monteer de brandstoftank en de brandstofleiding. Het brandstoffilter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren 1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 2. Verwijder de bougiekabel van de bougie. 3. Sluit de brandstofklep (Figuur 33). g208925 Figuur 34 1. Riemspanveer 5. Mesaandrijfriem 2. Stelbout 3. Tussenruimte 6. Wand 7. Drijfriemkap 4. Stelmoer 8. Toegangspaneel van drijfriemkap 2. Borstel of blaas het vuil uit de binnenzijde van de drijfriemkap en van alle onderdelen. 3. Houd een voelermaat die is ingesteld tussen 0,13 and 0,76 mm tegen de wand en schuif hem omlaag achter de riemspanveer; zie Figuur 35. g019924 Figuur 33 1. Brandstoffilter 2. Brandstofklep 4. Verwijder het brandstoffilter (Figuur 33) uit de brandstofleiding door de leidingklemmen rond het brandstoffilter los te maken. 5. Breng een nieuw brandstoffilter aan in de brandstofleiding met behulp van de in stap 4 verwijderde leidingklemmen. decal116-8528 Figuur 35 Onderhoud van het mesaandrijfsysteem 1. Lees de Gebruikershandleiding alvorens te beginnen met onderhoud. Onderhoudsinterval: Na de eerste 5 bedrijfsuren 1. 2. Controleer de riemspanning elke 50 uur. Om de 50 bedrijfsuren—Vuil onder de drijfriemkap verwijderen. Opmerking: Als er zichtbare speling is tussen Om de 50 bedrijfsuren—Onderhoud het mesaandrijfsysteem. de voelermaat en de veer, draait u de stelbout en -moer aan tot de voelermaat maar net vrij in en uit de tussenruimte kan schuiven (Figuur 34). Draai de 2 schroeven van het toegangspaneel van drijfriemkap los en verwijder het paneel (Figuur 34). Belangrijk: Draai de stelbout niet te vast aan. Dit kan de mesaandrijfriem beschadigen. 4. 22 Monteer het toegangspaneel van drijfriemkap. De maaimessen controleren Onderhoud van de maaimessen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Belangrijk: U hebt een momentsleutel nodig om de messen op correcte wijze te monteren. Als u geen momentsleutel hebt of niet goed weet hoe u de montage moet uitvoeren, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer. Controleer of de messen scherp zijn en tekenen van slijtage of beschadiging vertonen telkens als u brandstof moet tanken; zie De maaimessen controleren (bladz. 23). Als de snijrand bot is of bramen vertoont, moet u het mes laten slijpen of vervangen. Als de essen versleten, gebogen, beschadigd of gebarsten zijn moeten ze onmiddellijk door originele Toro messen worden vervangen. Controleer de snijranden (Figuur 36). Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, moet u de maaimessen verwijderen en slijpen of vervangen. g017223 Figuur 36 GEVAAR 1. Gebogen deel 3. Slijtage/groefvorming 2. Snijrand 4. Scheur 2. Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de gebruiker of omstanders en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. Controleer de messen zelf, met name het gebogen deel (Figuur 36). Als u beschadiging, slijtage of groefvorming in dit deel constateert, dan de messen direct door nieuwe messen vervangen. GEVAAR • Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen. Als een mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de vleugel en het platte deel van het mes. Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen. • Vervang versleten of beschadigde messen. Opmerking: Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. • Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen. Onderhoud van de maaimessen: voorbereiding • Probeer nooit een krom mes recht te buigen of een gebroken of gescheurd mes te lassen. Kantel de machine op de zijkant met het luchtfilter naar boven, tot het bovenste deel van de handgreep op de grond ligt. • Controleer op kromme messen; zie Controle op kromme messen (bladz. 24). WAARSCHUWING De maaimessen zijn scherp; de maaimessen aanraken kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. • Verwijder de bougiekabel van de bougie. • Gebruik handschoenen terwijl u de messen onderhoudt. 23 Maaimessen verwijderen Controle op kromme messen 1. Draai de messen tot de positie die u ziet op Figuur 37. Vervang de messen als ze een vast voorwerp hebben geraakt, of als ze uit balans, verbogen of versleten zijn. Vervang de messen alleen door originele messen van Toro. 1. Gebruik een houten blok om de messen te ondersteunen en draai de mesbout linksom zoals getoond in Figuur 38. g016532 Figuur 37 1. Voorkant van maaidek 3. Meet vanaf de snijrand tot op een gelijk, horizontaal oppervlak g016527 Figuur 38 2. Meten bij A en B 2. Meet van een horizontaal oppervlak tot de snijranden op de plaatsen A en B, (Figuur 37), en noteer de metingen. 3. Draai de messen tot hun tegenovergestelde uiteinden zich op plaatsen A en B bevinden. 4. Herhaal de metingen van stap 2 en noteer ze. 2. Verwijder de messen zoals getoond in Figuur 39. Opmerking: Als het verschil tussen afmetingen A en B die u verkregen hebt in stap 2 en 4 meer is dan 3 mm, moeten de messen vervangen worden; zie Maaimessen verwijderen (bladz. 24). WAARSCHUWING Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. g016530 • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. Figuur 39 • Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de snijranden of het oppervlak van het mes. 1. As (2) 3. Mes (2) 2. Mesaandrijving (2) 4. Mesbout (2) 3. 24 Inspecteer de pennen van de mesaandrijvingen op slijtage en beschadiging. Maaimessen monteren 3. WAARSCHUWING Draai het gemonteerde mes een kwartslag tot het verticaal staat en monteer het andere mes op dezelfde manier als het eerste (zie stap 1). Opmerking: De messen moeten loodrecht Onjuiste montage van de messen kan de machine beschadigen of de gebruiker of omstanders verwonden. op elkaar staan in een omgekeerde T, zoals op Figuur 41. Monteer de maaimessen volgens de gebruiksaanwijzing. 1. Monteer het eerste mes horizontaal en breng al het bevestigingsmateriaal aan zoals in Figuur 39. Opmerking: Draai de bout vast met de hand. Belangrijk: De gebogen uiteinden van de g016536 messen moeten naar de machine wijzen. Zorg ervoor dat de uitstekende delen van de mesaandrijvingen in de inkepingen in de kop van de overeenkomende as zitten, en de pennetjes aan de andere kant van de mesaandrijvingen in de gaten van het overeenkomende mes. 2. Figuur 41 1. Mes (2) 4. Draai het tweede mes vast; zie 2. 5. Draai de messen handmatig 360° rond om zeker te zijn dat ze elkaar niet raken. Ondersteun de messen met een plank en draai de mesbout rechtsom met een momentsleutel zoals in Figuur 40; draai elke mesbout vast aan tot 81 N·m. Opmerking: Als de messen elkaar raken, zijn ze niet juist gemonteerd. Herhaal stappen 1 tot 3 totdat de messen elkaar niet meer raken. De mesaandrijfriem vervangen. Vervang de mesaandrijfriem indien nodig. 1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 2. Verwijder de bougiekabel van de bougie. 3. Verwijder de riemkap (Figuur 9) door de 4 bouten waarmee deze aan de maaikast is bevestigd te verwijderen. Opmerking: Verwijder de bouten waarmee de drijfriemkap is bevestigd aan de maaikast. g016537 Figuur 40 4. Verwijder vuil van onder de drijfriemkap. 5. Verwijder de riemkap van de mesremkoppeling en de bevestigingsmiddelen. Opmerking: Bewaar de riemkap van de mesremkoppeling en bouten voor latere montage. Belangrijk: Een bout die is aangetrokken tot 81 N·m zit erg vast. Zet je gewicht op de momentsleutel en draai de bout stevig vast. Het is niet waarschijnlijk dat de bout te hard wordt aangedraaid. 25 Opmerking: Houd de tandwielen met een stang of schroevendraaier op hun plaats. 11. Monteer de mesaandrijfriem en vaste spanpoelie nadat u de tandwielen hebt vastgezet. Opmerking: Zorg ervoor dat de tanden in de tandwielen ingrijpen. 12. Stel de riem af op de aanbevolen spanning; zie Onderhoud van het mesaandrijfsysteem (bladz. 22). 13. Verwijder de stang of schroevendraaier uit de tandwielen. 14. Zorg dat de messen onder de maaikast correct zijn uitgelijnd; zie Onderhoud van de maaimessen (bladz. 23). 15. Monteer de riem en kap van de mesremkoppeling en de bevestigingsmiddelen. 16. Monteer de riemkap met de 4 schroeven die u bij stap 3 hebt verwijderd. g208922 Figuur 42 1. Riem van mesremkoppeling 2. Riemkap van mesremkoppeling 6. Verwijder de riem van de mesremkoppeling van de linker poelie vooraan. 7. Draai de stelbout los (Figuur 34). 17. Sluit de bougiekabel aan op de bougie. 8. Verwijder de vaste spanpoelie en de bevestigingsmiddelen (Figuur 43). 18. Controleer de werking van de bedieningsstang en de mesremkoppeling. Opmerking: Bewaar de spanpoelie en De riem van de mesremkoppeling vervangen. bevestigingsmiddelen voor latere montage. Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren 1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 2. Verwijder de bougiekabel van de bougie. 3. Verwijder de 4 bouten waarmee de drijfriemkap is bevestigd aan de maaikast. Opmerking: Verwijder de bouten waarmee de drijfriemkap is bevestigd aan de maaikast. g208924 Figuur 43 De spanpoelie van de mesremkoppeling is ter verduidelijking verwijderd. 1. Gat in behuizing 3. Vaste spanpoelie 2. Gat in rechter tandwiel 4. Gat in linker tandwiel 9. 10. 4. Verwijder de riemkap. 5. Verwijder vuil van onder de drijfriemkap. 6. Verwijder de transmissieriem; zie De transmissieriem vervangen (bladz. 28). 7. Verwijder de riemkap van de mesremkoppeling (Figuur 44). Opmerking: Bewaar de bouten om de riemkap van de mesremkoppeling later weer aan te brengen. Verwijder de oude mesaandrijfriem. Stel de gaten in het rechter en linker tandwiel op één lijn met de gaten in de behuizing, zoals getoond in Figuur 43. 26 g208922 Figuur 44 1. Riem van mesremkoppeling 8. g208921 Figuur 45 2. Riemkap van mesremkoppeling 1. Kabelklemschroef 6. Verwijder de riem voor de mesremkoppeling van de remtrommelpoelie en neem vervolgens de riem van de machine. 2. Mesremkabel Trek aan de kabelhuls om speling weg te nemen (Figuur 46). Opmerking: Zet de veer niet onder spanning. Opmerking: Houd een van messen vast met een handschoen of doek en draai de mesas om het verwijderen van de riem te vergemakkelijken. 9. 10. Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om een nieuwe riem aan te brengen. Stel de kabel van de mesremkoppeling af, zie Kabel van de mesrem afstellen (bladz. 27). Kabel van de mesrem afstellen Stel de mesremkabel af elke keer wanneer u een nieuwe kabel aanbrengt of de riem van de mesremkoppeling vervangt. 1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 2. Verwijder de bougiekabel van de bougie. 3. Verwijder de riemkap (Figuur 9) door de 4 bouten waarmee deze aan de maaikast is bevestigd te verwijderen. g208926 Figuur 46 1. Kabelklem 7. Opmerking: Verwijder de bouten waarmee de drijfriemkap is bevestigd aan de maaikast. 4. Verwijder vuil van onder de drijfriemkap. 5. Draai de bout van de kabelklem los (Figuur 45). 27 2. Veer Breng een markering aan op de remkabel (Figuur 47) en stel vervolgens de huls zo af dat een speling ontstaat van ongeveer 3 mm (Figuur 48). De transmissieriem vervangen Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren 1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 2. Verwijder de bougiekabel van de bougie. 3. Verwijder de 4 bouten waarmee de drijfriemkap is bevestigd aan de maaikast. Opmerking: Verwijder de bouten waarmee de drijfriemkap is bevestigd aan de maaikast. g208923 Figuur 47 1. Breng hier een markering aan op de kabel 4. Verwijder de riemkap. 5. Verwijder vuil van onder de drijfriemkap. 6. Zet de beugel los en draai hem naar voren (Figuur 49). Opmerking: De beugel voorkomt dat de transmissie zover kantelt dat de riem van de poelie loopt. g208920 Figuur 48 1. Speling – 3 mm g196531 8. Draai de kabelklemschroef vast met een torsie van 11 tot 14 N·m om de afstelling te borgen. 9. Plaats de riemkap terug met de 4 schroeven die u bij stap 3 hebt verwijderd. 1. Transmissiespanveer 4. Riem van mesremkoppeling 2. Beugel 5. Transmissieriem 10. Sluit de bougiekabel aan op de bougie. 3. Transmissie 11. Controleer de werking van de mesremkoppeling. Figuur 49 7. Verwijder de transmissiespanveer 8. Verwijder de riem van de mesremkoppeling van de remtrommelpoelie. 9. Verwijder de transmissieriem. 10. 28 Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om een nieuwe transmissieriem aan te brengen. De kabel van de zelfaandrijving afstellen De transmissie afstellen Als de machine tractie begint te verliezen, dient u de transmissie te controleren en af te stellen. 1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 2. Verwijder de bougiekabel van de bougie. 3. Zet de bout en moer los waarmee de beugel op zijn plaats gehouden wordt. 4. Stel de beugel zo af dat hij de transmissie raakt. Als de zelfaandrijving van de maaimachine niet werkt of de machine naar voren kruipt wanneer u de bedieningsstang loslaat, dan moet de aandrijfkabel worden afgesteld. Opmerking: De beugel voorkomt dat de 1. Schakel de machine uit en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 2. Draai de moer van de kabelbeugel los (Figuur 50). transmissie zover kantelt dat de riem van de poelie loopt. 5. Zet de bout en moer vast om de beugel te borgen. g019876 Figuur 50 1. Moer van kabelbeugel 3. Schuif de moer van de kabelbeugel naar de machine toe om de zelfaandrijving te vermeerderen; schuif de moer van de machine af om de zelfaandrijving te verminderen. 4. Draai de moer van de kabelbeugel vast. 5. Controleer de werking van de aandrijfregeling en herhaal de bovenstaande stappen, indien nodig. Opmerking: Als de machine naar voren kruipt zonder dat de bedieningsstang is ingeschakeld of als de wielen draaien wanneer de achterwielen worden opgetild, dan is de kabel te strak. Draai de moer van de kabelbeugel los, trek de kabelhuls iets omhoog (van de machine vandaan) en draai de moer van de kabelbeugel vast. Opmerking: U kunt desgewenst ook de maximale snelheid aanpassen (met de bedieningsstang geheel ingeschakeld). 29 De motor gebruiksklaar maken Stalling Algemene informatie 1. Ververs de motorolie en vervang het oliefilter terwijl de motor nog warm is; zie De motorolie verversen (bladz. 19) en Oliefilter vervangen (bladz. 20). 2. Verwijder de bougie. 3. Giet met een oliekan ongeveer 30 ml motorolie in de motor via de bougieopening. 4. Trek langzaam enkele keren aan het startkoord om de olie over de cilinder te verdelen. 5. Monteer de bougie, maar sluit de bougiekabel niet aan op de bougie. Bevestig de kabel zodat deze de bougie niet raakt. Stal de maaimachine op een koele, schone, droge plaats. Dek de machine af om deze schoon te houden en te beschermen. 1. 2. Voer de aanbevolen jaarlijkse onderhoudsprocedures uit; zie Onderhoud (bladz. 18). De onderkant van de machine reinigen; raadpleeg De onderkant van de machine reinigen (bladz. 17). 3. Verwijder haksel, vuil en roet van de buitenste motoronderdelen, de uitlaatring en de bovenkant van de machine. 4. Controleer de conditie van de maaimessen; raadpleeg De maaimessen controleren (bladz. 23). 5. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter (bladz. 19). 6. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan. 7. Werk alle geroeste of afgebladderde verfoppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is bij een erkende servicedealer. De maaimachine uit de stalling halen Het brandstofsysteem gebruiksklaar maken Als u de tank voor de laatste keer van het jaar vult, moet u een stabilizer toevoegen aan de benzine volgens de voorschriften van de fabrikant. Maak de brandstoftank leeg nadat u de machine voor de laatste keer hebt gebruikt voordat deze de stalling ingaat. 1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan brandstof. 2. Start de motor opnieuw. 3. Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als de motor niet meer wil starten, is de brandstof voldoende verbruikt. 30 1. Controleer alle bevestigingen en draai deze vast. 2. Verwijder de bougie en draai de motor snel rond met behulp van het startkoord om overtollige olie uit de cilinder te verwijderen. 3. Controleer de bougie en vervang deze indien hij vuil, versleten of gebarsten is; zie de gebruikershandleiding van de motor. 4. Plaats de bougie en draai die vast met de aanbevolen torsie van 20 N·m. 5. Voer de vereiste onderhoudsprocedures uit; zie Onderhoud (bladz. 18). 6. Controleer het oliepeil in de motor; zie Het motoroliepeil controleren (bladz. 11). 7. Vul de brandstoftank met verse brandstof; zie Brandstoftank vullen (bladz. 10). 8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie. Problemen, oorzaak en remedie Probleem De motor start niet. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Brandstoftank leeg of oude benzine in het brandstofsysteem. 1. Brandstoftank aftappen en/of vullen met verse brandstof. Neem contact op met een erkende Service Dealer, als het probleem aanhoudt. 2. De brandstofsluitklep is gesloten. 3. De gashendel staat niet in de juiste stand. 4. Er zit vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 5. De bougiekabel is niet aangesloten op de bougie. 6. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 2. Open de brandstofklep. 3. Zet de gashendel op CHOKE. 7. Er zit vuil in het brandstoffilter. De motor start moeilijk of verliest vermogen. 6. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie vervangen als deze aangetast, vuil of gebarsten is. 7. Vervang het brandstoffilter en reinig het filterelement in de tank. 1. Het luchtfilterelement is vuil en belemmert de luchtstroom. 1. Reinig het schuimelement en/of vervang het papierelement. 2. Het motoroliepeil is laag of de olie is vuil. 2. Motoroliepeil controleren. Olie verversen als deze vuil is of olie bijvullen als het oliepeil te laag is. 3. Reinig of vervang de ontluchtingsslang van de brandstoftank. 4. Vervang het brandstoffilter en reinig het filterelement in de tank. 5. Neem contact op met een erkende servicedealer. 6. De onderkant van de machine reinigen. 3. De ontluchtingsslang van de brandstoftank zit verstopt. 4. Er zit vuil in het brandstoffilter. 5. Er zit vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 6. De onderkant van de machine is bedekt met maaisel en vuil. 7. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. De motor loopt onregelmatig. 4. Neem contact op met een erkende servicedealer. 5. Sluit de bougiekabel aan op de bougie. 7. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie vervangen als deze aangetast, vuil of gebarsten is. 1. De bougiekabel is niet stevig aangesloten op de bougie. 1. Sluit de bougiekabel stevig aan op de bougie. 2. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 2. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen. De bougie vervangen als deze aangetast, vuil of gebarsten is. 3. Zet de gashendel op SNEL. 4. Reinig het schuimelement en/of vervang het papierelement. 5. Vervang het brandstoffilter en reinig het filterelement in de tank. 3. De gashendel staat niet op SNEL. 4. Het luchtfilterelement is vuil en belemmert de luchtstroom. 5. Er zit vuil in het brandstoffilter. 31 Probleem De maaimachine of de motor trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. Een mes is verbogen of uit balans. 1. De messen balanceren. Een mes vervangen als het is verbogen. 2. Een bevestigingsbout van een maaimes zit los. 3. De onderkant van de maaikast is bedekt met maaisel en vuil. 4. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 5. Loszittende motorpoelie, spanpoelie of mespoelie. 6. De motorpoelie is beschadigd. 2. De bevestigingsbouten van de messen vastdraaien. 3. De onderkant van de machine reinigen. Het uitwerpkanaal raakt verstopt. 8. De riem is beschadigd. 1. Alle vier wielen staan niet op dezelfde hoogte. 1. Alle vier de wielen instellen op dezelfde hoogte. 2. De messen zijn stomp. 3. U maait steeds in hetzelfde patroon. 4. De onderkant van de machine is bedekt met maaisel en vuil. 5. De mesas is verbogen. 2. De messen slijpen en balanceren. 3. In een ander patroon maaien. 4. De onderkant van de machine reinigen. 1. De gashendel staat niet op Snel. 1. Zet de gashendel op SNEL. 2. De maaihoogte is te laag. 2. Verhoog de maaihoogte; maai zo nodig opnieuw op een lagere maaihoogte. 3. Verminder uw snelheid. 4. Het gras eerst laten drogen voordat u gaat maaien. 5. De onderkant van de machine reinigen. 3. U maait te snel. 4. Het gras is nat. 5. De onderkant van de machine is bedekt met maaisel en vuil. De zelfaandrijving van de maaimachine werkt niet. De messen draaien niet of slippen. 5. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. De kabel van de zelfaandrijving is ontsteld of beschadigd. 1. Stel de kabel van de zelfaandrijving af; vervang de kabel indien nodig. 2. Er zit vuil de omgeving van de riem. 3. De riem is beschadigd. 2. Het vuil uit de omgeving van de riem verwijderen. 3. Vervang de riem. 1. De riem van de mesremkoppeling of de distributieriem is versleten, zit los of is gebroken. 1. De kabel van de mesremkoppeling afstellen; de distributieriemspanning afstellen; vervang ze indien nodig. 2. De riem van de mesremkoppeling is van de poelie gelopen. 2. Controleer de riem op beschadiging en neem indien nodig contact op met een erkende servicedealer. 3. De kabel van de mesremkoppeling afstellen; vervangen indien nodig. 3. De kabel van de mesremkoppeling is versleten, los of stuk. De messen raken elkaar. 4. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien. 5. De desbetreffende poelie vastzetten. 6. Neem contact op met een erkende servicedealer. 7. Neem contact op met een erkende servicedealer. 8. Vervang de riem. 7. De mesas is verbogen. Ongelijkmatig maaipatroon. Remedie 1. De messen zijn verkeerd aangebracht of uitgelijnd. 1. De messen correct aanbrengen. 2. De mesadapters zijn versleten, los of stuk. 3. De distributieriem is versleten, los of stuk. 4. De distributietandwielen of spanpoelie zijn versleten, los of stuk. 2. De mesadapters vervangen. 32 3. Neem contact op met een erkende servicedealer. 4. Neem contact op met een erkende servicedealer. Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land. DOOR UW PERSOONLIJKE GEGEVENS MET ONS TE DELEN STEMT U IN MET DE VERWERKING VAN UW PERSOONSGEGEVENS ZOALS BESCHREVEN IN DEZE PRIVACYVERKLARING. Hoe Toro informatie gebruikt Toro kan uw persoonsgegevens gebruiken om uw aanspraak op garantie te behandelen, contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie, of voor een ander doeleinde waarvan we u op de hoogte brengen. Toro kan uw informatie delen met zijn afdelingen, dealers of andere zakenpartners in verband met deze activiteiten. We verkopen uw persoonsgegevens niet aan andere bedrijven. We behouden ons het recht voor om persoonsgegevens te delen teneinde te voldoen aan geldende wetten en verzoeken van de aangewezen autoriteiten, opdat wij onze systemen naar behoren kunnen gebruiken of met het oog op onze eigen bescherming of die van andere gebruikers. Behoud van uw persoonlijke informatie Wij bewaren uw persoonsgegevens zo lang als nodig is voor de doeleinden waarvoor ze oorspronkelijk werden verzameld of voor andere legitieme doeleinden (zoals naleving van voorschriften), of zo lang als vereist is door de van toepassing zijnde wet. Toro's engagement voor de bescherming van uw persoonlijke informatie Wij nemen redelijke voorzorgen om uw persoonlijke informatie te beschermen. We proberen bovendien de nauwkeurigheid en geldigheid van persoonlijke gegevens te waarborgen. Toegang tot en wijziging van uw persoonsgegevens Als u toegang wilt tot uw persoonsgegevens of deze wilt wijzigen, gelieve dan een e-mail te sturen naar [email protected]. Australische consumentenwet Australische klanten kunnen voor informatie over de Australische consumentenwet (Australian Consumer Law) terecht bij de lokale Toro verdeler of ze kunnen deze informatie in de doos vinden. 374-0282 Rev C
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140

Toro 76cm TurfMaster Walk-Behind Lawn Mower Handleiding

Categorie
Grasmaaiers
Type
Handleiding