Documenttranscriptie
Form No. 3409-550 Rev C
76 cm TurfMaster™ loopmaaier
Modelnr.: 22205TE—Serienr.: 400000000 en hoger
Gebruikershandleiding
Inleiding
Modelnr.:
Deze loopmaaier met draaiende messen is bedoeld
voor gebruik door particulieren of professionele
bestuurders. De machine is voornamelijk ontworpen
voor het maaien van gras op goed onderhouden
particuliere of commerciële gazons. De machine is
niet ontworpen voor het maaien van struikgewas of
voor gebruik in de landbouw.
Lees deze informatie zorgvuldig zodat u weet hoe
u het product op de juiste wijze moet gebruiken en
onderhouden, en hoe u letsel en materiële schade
kunt voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het
juiste en veilige gebruik van de machine.
U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro via
www.Toro.com voor informatie over producten en
accessoires, om een dealer te vinden of om uw
product te registreren.
Als u service, originele Toro-onderdelen of
aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact
opnemen met een erkende Service Dealer of met
de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het
modelnummer en het serienummer van uw machine
te vermelden. De locatie van het plaatje met het
modelnummer en het serienummer van het product is
aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren
in de ruimte hieronder.
Serienr.:
Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke
gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd
(Figuur 2) met de volgende waarschuwingssymbolen,
die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar
lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben
wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht
worden genomen.
g000502
Figuur 2
1. Waarschuwingssymbool
Er worden in deze handleiding twee woorden gebruikt
om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
Belangrijk attendeert u op bijzondere technische
informatie en Opmerking duidt algemene informatie
aan die bijzondere aandacht verdient.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese
richtlijnen. Zie voor details de aparte productspecifieke
conformiteitsverklaring.
Nettokoppel: Het bruto- en nettokoppel
van deze motor is door de motorfabrikant in
laboratoriumomstandigheden gemeten volgens
standaard J1940 van de Society of Automotive
Engineers (SAE). Omdat bij de configuratie
rekening is gehouden met de veiligheids- en
gebruiksvoorschriften, zal dit type maaiers in de
praktijk een veel lager motorkoppel hebben. Ga naar
www.Toro.com om de specificaties van uw model te
zien.
1
G023543
g023543
Figuur 1
1. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het
serienummer bevindt zich op een van deze twee plaatsen.
CV
© 2017—The Toro® Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420
Inhoud
Inleiding .................................................................... 1
Veiligheid .................................................................. 2
Algemene veiligheid ........................................... 2
Veiligheids- en instructiestickers ........................ 3
Montage .................................................................... 5
1 De handgreep bevestigen................................ 5
Registreer uw product op www.Toro.com.Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL)
Gedrukt in de VS
Alle rechten voorbehouden *3409-550* C
Veiligheid
2 Hoogte van handgreep instellen....................... 6
3 De motor bijvullen met olie ............................... 6
4 Grasvanger monteren...................................... 7
Algemeen overzicht van de machine ......................... 8
Bedieningsorganen ........................................... 9
Specificaties ...................................................... 9
Gebruiksaanwijzing ................................................ 10
Voor gebruik ........................................................ 10
Veiligheid vóór gebruik...................................... 10
Brandstoftank vullen ......................................... 10
Het motoroliepeil controleren.............................11
De maaihoogte instellen ....................................11
De werking van het stopsysteem van het
maaimes controleren .................................... 12
Tijdens gebruik .................................................... 13
Veiligheid tijdens gebruik .................................. 13
Motor starten .................................................... 13
De motor afzetten ............................................. 14
De zelfaandrijving bedienen en de
maaimessen inschakelen.............................. 14
De handrem in- en uitschakelen........................ 14
Maaisel recyclen............................................... 15
Het maaisel opvangen ...................................... 15
Het maaisel zijwaarts afvoeren ......................... 16
Tips voor bediening en gebruik ......................... 17
Na gebruik ........................................................... 17
Veiligheid na gebruik......................................... 17
De onderkant van de machine reinigen ............. 18
Schoonmaken van de wielen ........................... 18
Onderhoud .............................................................. 19
Aanbevolen onderhoudsschema ......................... 19
De machine veilig onderhouden........................ 19
Onderhoud van het luchtfilter ............................ 19
De motorolie verversen..................................... 20
Oliefilter vervangen........................................... 21
Onderhoud van de bougie ................................ 22
De staat van de riemen controleren................... 22
Benzine aftappen uit de brandstoftank en
filter reinigen ................................................. 22
Het brandstoffilter vervangen............................ 23
Onderhoud van het mesaandrijfsysteem........... 23
Onderhoud van de maaimessen ....................... 24
De mesaandrijfriem vervangen. ........................ 26
De riem van de mesremkoppeling
vervangen. .................................................... 27
Kabel van de mesrem afstellen ......................... 28
De transmissieriem vervangen ......................... 29
De transmissie afstellen.................................... 29
De kabel van de zelfaandrijving afstellen........... 30
Stalling .................................................................... 30
Algemene informatie......................................... 30
Het brandstofsysteem gebruiksklaar
maken ........................................................... 30
De motor gebruiksklaar maken ......................... 31
De maaimachine uit de stalling halen ................ 31
Problemen, oorzaak en remedie ............................. 32
Deze machine is ontworpen in overeenstemming met
de EN-norm ISO 5395:2013.
Algemene veiligheid
Dit product kan handen of voeten afsnijden
en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle
veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te
voorkomen.
Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan
deze kan gevaarlijk zijn voor u of omstanders.
• Lees de Gebruikershandleiding en verzeker dat u
deze begrijpt voordat u de motor start.
• Houd uw handen en voeten uit de buurt van
bewegende onderdelen van de machine.
• Gebruik de machine niet als er schermen of
andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als
deze niet werken.
• Blijf altijd uit de buurt van afvoeropeningen.
Houd omstanders op een veilige afstand van de
machine.
• Houd kinderen uit de buurt van het werkgebied.
Laat kinderen nooit de machine bedienen.
• Stop de machine en zet de motor uit voordat u
servicewerkzaamheden uitvoert, brandstof bijvult
of verstoppingen verwijdert.
Onjuist gebruik of onderhoud van deze machine
kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op
letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende
veiligheidsinstructies te houden en altijd op het
veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig,
Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke
veiligheid. Niet-naleving van deze instructies kan
leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
Bijkomende veiligheidsinformatie over een aantal
onderwerpen vindt u in de respectieve hoofdstukken
van deze handleiding.
2
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder
en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of
ontbrekende stickers.
decaloemmarkt
Merkteken van fabrikant
1. Geeft aan dat het mes onderdeel van een originele Toro
maaimachine is.
decal112-8760
decal93-7009
112-8760
93-7009
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders
op een veilige afstand van de machine.
1. Waarschuwing – gebruik de maaimachine niet als de
grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor
dat de grasgeleider is gemonteerd.
2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd
– Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd
door het maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende
onderdelen.
decal116-7583
116-7583
1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding, gebruik
deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent.
4. Gevaar voor het afsnijden van handen en voeten – blijf uit de
buurt van bewegende delen, houd alle guards op hun plaats.
2. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders
op een veilige afstand van de machine.
5. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming.
3. De maaimachine kan voorwerpen uitwerpen – gebruik de
machine niet zonder de afsluiter van de achterafvoer of de
grasvanger.
6. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd
door het maaimes – maai nooit heuvelopwaarts en
heuvelafwaarts. Gebruik de machine dwars op hellingen. Zet
de motor af voordat u de bestuurderspositie verlaat. Raap
voorwerpen die door messen kunnen uitgeworpen op. Kijk
achterom als u achteruitloopt.
3
decal116-8528
116-8528
1. Lees de
Gebruikershandleiding
alvorens te beginnen met
onderhoud.
2. Controleer de
riemspanning elke 50 uur.
decal127-6864
127-6864
decal116-9313
116-9313
1. Maaihoogte – voor
1. Lees de
Gebruikershandleiding.
3. Gevaar: inademen van
giftig gas
2. Brandgevaar
4. Heet oppervlak; gevaar
van brandwonden
decal120-9570
120-9570
decal127-6865
1. Waarschuwing – Blijf op afstand van bewegende delen,
zorg dat alle beschermende delen op hun plaats zijn.
127-6865
1. Maaihoogte – achter
decal121-1449
121-1449
1. Waarschuwing – Parkeer nooit op een helling tenzij de
wielen zijn vastgezet of geblokkeerd.
4
Montage
Belangrijk: Verwijder het plastic waarmee de
motor is afgedekt en eventueel ander plastic of
verpakkingsmateriaal op de machine.
1
De handgreep bevestigen
Geen onderdelen vereist
Procedure
WAARSCHUWING
decal130-9656
130-9656
1. Choke
3. Langzaam
2. Snel
4. Motor – Afzetten
Als de handgreep verkeerd wordt in- en
uitgeklapt, kunnen de kabels schade oplopen,
waardoor de machine niet veilig kan worden
gebruikt.
• Zorg ervoor dat u de kabels niet beschadigt
als u de handgreep in- of uitklapt.
• Indien een kabel is beschadigd, moet u
contact opnemen met een erkende Service
Dealer.
1. Verwijder de 2 bouten van het machineframe op
de plaats getoond in Figuur 3.
2
1
G028426
g028426
Figuur 3
1. Bout (2)
2. Moer aan steunbeugel (2)
van handgreep
2. Draai de handgreep achterwaarts naar de
bedrijfsstand.
3. Bevestig de handgreep aan de machine met de
bouten die u verwijderd hebt in stap 1.
5
4. Draai aan beide kanten van de machine de
bouten waarmee de handgreep is bevestigd
vast; zie Figuur 4.
2
1
1
2
3
3
G021 150
g021150
Figuur 5
1. Laagste handgreepstand
3. Hoogste handgreepstand
2. Middelste handgreepstand
G028427
3. Draai de bout van de handgreep stevig vast.
g028427
Figuur 4
4. Herhaal de bovenstaande stappen aan de
andere kant van de machine.
1. Breng hier een kabelbinder 3. Bout (4)
aan.
2. Moer aan steunbeugel (2)
van handgreep
3
5. Bevestig de kabels met een kabelbinder aan de
onderste handgreep (locatie getoond in Figuur
4) en verwijder het overtollige materiaal van de
kabelbinder.
De motor bijvullen met olie
Geen onderdelen vereist
2
Procedure
Belangrijk: Uw machine wordt geleverd zonder
olie in het carter. Vul het carter met olie voordat u
de motor start.
Hoogte van handgreep
instellen
Inhoud motorolie: met oliefilter 0,85 liter; zonder
oliefilter 0,65 liter
Geen onderdelen vereist
Viscositeit olie: SAE 30 of SAE 10W-30
reinigingsolie
Procedure
API-classificatie: SJ of hoger
1. Neem plaats achter de machine om na te gaan
op welke hoogte de handgreep het meest
comfortabel staat.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Verwijder de peilstok door de dop linksom te
draaien en eruit te trekken (Figuur 6).
2. Verwijder de bout van de handgreep en steek
de bout in 1 van de 3 gaten onderaan de beugel
van de handgreep (Figuur 5).
6
4
Grasvanger monteren
Geen onderdelen vereist
Procedure
1. Schuif de grasvanger over het frame; zie Figuur
7.
g194742
Figuur 6
1. Vol
1
3. Laag
2. Hoog
3. Giet langzaam ongeveer ¾ van de inhoud van
het oliecarter in de vulbuis.
4. Wacht ongeveer 3 minuten tot de olie in de
motor gezakt is.
5. Veeg de peilstok met een schone doek schoon.
g027717
6. Steek de peilstok volledig in de vulbuis en
verwijder de peilstok.
7. Lees het oliepeil af van de peilstok (Figuur 6).
2
3
g027717
• Als het peil onder de Bijvullen-markering op
Figuur 7
de peilstok staat, giet dan voorzichtig een
kleine hoeveelheid olie in de vulbuis, wacht
3 minuten en herhaal de stap 3 tot en met
6 totdat het peil de Vol-markering op de
peilstok bereikt.
1. Handgreep
3. Grasvanger
2. Frame
Opmerking: Schuif de grasvanger niet over
de handgreep (Figuur 7).
• Als de olie tot boven de Vol-markering op
de peilstok reikt, laat dan de overtollige olie
weglopen tot het peil de Vol-markering op
de peilstok bereikt De motorolie verversen
(bladz. 20).
2. Haak het onderste kanaal van de grasvanger
over de onderzijde van het frame (Figuur 8).
Belangrijk: Als het oliepeil in het motor te
hoog of te laag is en u laat de motor toch
draaien, kunt u deze beschadigen.
8. Plaats de peilstok goed in de vulbuis.
Belangrijk: Ververs de motorolie na de eerste
5 bedrijfsuren; daarna moet dit elk jaar gebeuren.
Zie De motorolie verversen (bladz. 20).
7
Algemeen overzicht
van de machine
8
9
7
6
5
3
2
10
4
11
1
12
13
17
16
g027718
15
g027718
Figuur 8
14
g028352
g028352
Figuur 9
3. Haak het bovenste en de zijkanalen van
de grasvanger achtereenvolgens over de
bovenzijde en de zijkanten van het frame (Figuur
8).
1. Bougie (onder borstelkap) 10. Bedieningsstang
2. Luchtfilter
11. Grasvanger
3. Vulbuis/Peilstok
12. Achterste
maaihoogtehendel
4. Gashendel
13. Brandstofklep
5. Dop van brandstoftank
14. Oliefilter
6. Achterklep
15. Drijfriemkap
7. Remhendel
16. Voorste maaihoogtehendel
17. Toegangspaneel van
drijfriemkap
8. Stoppen
9. Handgreep
8
1
1
2
3
4
g019644
G019669
g019644
Figuur 10
2
g019669
Figuur 12
Bedieningsstang
3. Zijuitwerpkanaal
1. Grasvanger
2. Afsluiter van achteruitworp 4. Zij-uitwerpklep
1. Handgreep
2. Bedieningsstang
Bedieningsorganen
1
2
3
Specificaties
4
Type
22205TE
g019652
g019652
Figuur 11
Gashendel (de gashendel is omwille van de duidelijkheid
niet afgebeeld)
1. Choke
3. Langzaam
2. Snel
4. Stoppen
9
Gewicht
72 kg
Lengte
175 cm
Breedte
81 cm
Hoogte
97 cm
Gebruiksaanwijzing
WAARSCHUWING
Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname.
Langdurige blootstelling aan dampen kan
leiden tot ernstig letsel en ziekte.
Voor gebruik
• Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.
Veiligheid vóór gebruik
• Houd uw handen en gezicht uit de buurt
van de vulpijp en de opening van de
brandstoftank.
Algemene veiligheid
• Houd brandstof uit de buurt van uw ogen
en huid.
• Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de
bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en
weet hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
• Controleer of de beschermplaten en
Brandstoftank vullen
veiligheidsvoorzieningen zoals afdekkleppen
en/of de grasvanger op hun plaats zitten en naar
behoren werken.
• Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend
schone, verse, loodvrije benzine met een
octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode
(R+M)/2).
• Controleer de messen, bevestigingsbouten en het
maaimechanisme altijd op slijtage of beschadiging.
• ETHANOL: Benzine met maximaal 10% ethanol
• Controleer het werkgebied en verwijder alle
(gasohol) of 15% MTBE (methyl-tert-butylether)
per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn
niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per
volume is niet geschikt voor gebruik. Gebruik nooit
benzine die meer dan 10% ethanol per volume
bevat, zoals E15 (bevat 15% ethanol), E20 (bevat
20% ethanol), of E85 (bevat tot 85% ethanol).
Ongeschikte benzine gebruiken kan leiden tot
verminderde prestaties en/of motorschade. Het
gebruik van ongeschikte benzine wordt niet gedekt
door de productgarantie.
voorwerpen die de machine zou kunnen uitwerpen.
• Bij het instellen van de maaihoogte kunt u in
aanraking komen met een bewegend mes. Dit kan
ernstig letsel veroorzaken.
– Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
– Plaats uw vingers niet onder de maaikast als u
de maaihoogte instelt.
Veilig omgaan met brandstof
• Geen benzine gebruiken die methanol bevat.
• Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de
GEVAAR
brandstoftank of in brandstofblikken, tenzij een
stabilizer aan de brandstof werd toegevoegd.
Brandstof is uiterst ontvlambaar en zeer
explosief. Brand of explosie van brandstof
kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
• Meng nooit olie door benzine.
Belangrijk: Om startproblemen te vermijden
moet u het hele seizoen een stabilizer toevoegen
aan de benzine. Gebruik nooit benzine die ouder
is dan 30 dagen.
• Om te voorkomen dat een statische lading
de brandstof tot ontbranding kan brengen,
moet u het brandstofreservoir en/of de
machine op de grond plaatsen voordat u
de tank vult, niet op een voertuig of een
ander object.
Voor aanvullende informatie: zie handboek van de
motor.
• Vul de brandstoftank in de open lucht
wanneer de motor koud is. Neem eventueel
gemorste benzine op.
• Rook niet als u omgaat met brandstof, en
houd brandstof uit de buurt van open vuur
of vonken.
• Bewaar brandstof in een goedgekeurd vat
of blik en buiten bereik van kinderen.
10
3 minuten en herhaal de stappen 3 tot en
met 5 totdat het peil de Vol-markering op de
peilstok bereikt.
• Als de olie tot boven de Vol-markering op
de peilstok reikt, laat dan de overtollige olie
weglopen tot het peil de Vol-markering op
de peilstok bereikt. Voor het aftappen van
overtollige olie, zie De motorolie verversen
(bladz. 20).
Belangrijk: Als het oliepeil in het carter te
hoog of te laag is en u laat de motor toch
draaien, kunt u deze beschadigen.
g209575
6. Plaats de peilstok goed in de vulbuis.
Figuur 13
1. Dop van brandstoftank
De maaihoogte instellen
De maaihoogte varieert van 38 mm tot 127 mm in
stappen van 13 mm.
Het motoroliepeil
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Verwijder de peilstok door de dop linksom te
draaien en eruit te trekken (Figuur 14).
4
5
6 7
8
3
2
1
G01991 1
g019911
Figuur 15
Aanzicht vanaf linker voorzijde van de machine
1.
2.
3.
4.
mm
mm
mm
mm
5.
6.
7.
8.
89 mm
102 mm
114 mm
127 mm
De maaihoogte wordt geregeld met een voorste
hendel en een achterste hendel, beide aan de
linkerkant van de machine (Figuur 16 en Figuur 17).
Schakel de hendel in om de machine hoger of lager
te zetten en schakel de hendel na het hoger of lager
zetten weer uit.
g194742
Figuur 14
1. Vol
38
51
64
76
3. Laag
2. Hoog
3. Veeg de peilstok met een schone doek schoon.
4. Steek de peilstok volledig in de vulbuis en
verwijder de peilstok.
5. Lees het oliepeil af van de peilstok (Figuur 14).
• Als het peil onder de Bijvullen-markering op
de peilstok staat, giet dan voorzichtig een
kleine hoeveelheid olie in de vulbuis, wacht
11
De grasvanger gebruiken
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of
dagelijks—Controleer de werking
van het stopsysteem van het
maaimes. De maaimessen moeten
binnen 3 seconden na loslaten van
de bedieningshendel tot stilstand
komen. Doen ze dit niet, neem dan
contact op met een erkende Service
Dealer.
1
U kunt de grasvanger gebruiken om het stopsysteem
van het maaimes te controleren.
1. Verwijder de afsluiter van het achteruitwerpkanaal.
2. Plaats de lege grasvanger op de maaimachine.
3. Start de motor.
4. Schakel de messen in.
g019653
g019653
Figuur 16
Voorste maaihoogtehendel
1. De hendel samenknijpen om uit te schakelen
Opmerking: De grasvanger moet gaan
opzwellen. Dit betekent dat de messen
ingeschakeld zijn en draaien.
5. Houd de grasvanger in het oog en laat de
bedieningsstang los.
Opmerking: Als de grasvanger niet binnen
de 3 seconden leegloopt, is het stopsysteem
van het maaimes mogelijk beschadigd. Als u
hier niets aan doet, kan het onveilig worden
om de machine te gebruiken. Neem contact
op met een erkende Service Dealer om uw
maaimachine te laten inspecteren en repareren.
6. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
De grasvanger niet gebruiken
1. Plaats de maaimachine op een verhard
oppervlak en uit de wind.
2. Stel alle 4 wielen in op de maaistand van 89 mm.
3. Neem een stuk krant en maak hiervan een prop
die onder de machine past (met een doorsnede
van ongeveer 75 mm).
4. Plaats de prop krantenpapier 13 cm vóór de
maaimachine.
5. Start de motor.
6. Schakel de messen in.
7. Laat de bedieningsstang los en wacht 3
seconden.
8. Duw na 3 tellen de machine in een snelle
beweging vooruit over de prop.
9. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
10. Ga naar de voorzijde van de maaimachine en
controleer de prop krantenpapier.
g019645
g019645
Figuur 17
Achterste maaihoogtehendel
De werking van het
stopsysteem van het
maaimes controleren
Voor elk gebruik moet u controleren of de messen
stoppen binnen de 3 seconden nadat u de
bedieningsstang hebt losgelaten.
12
• Als de motor heeft gelopen, kan de geluiddemper
Opmerking: Als de prop niet onder de maaier
heet zijn en ernstige brandwonden veroorzaken.
Blijf uit de buurt van een hete geluiddemper.
is gegaan, herhaalt u stappen 4 tot en met 10.
Belangrijk: Als de prop uit elkaar gevallen
of versnipperd is, duidt dit erop dat de
messen niet op de juiste manier zijn gestopt.
Dit betekent dat u de machine niet veilig
kunt gebruiken. Neem contact op met een
erkende servicedealer.
• Controleer de onderdelen van de grasvanger en
de afvoergeleider regelmatig en vervang ze indien
nodig door onderdelen die de fabrikant heeft
aanbevolen.
• Gebruik alleen accessoires en werktuigen die door
The Toro® Company zijn goedgekeurd.
Tijdens gebruik
De machine veilig gebruiken op
hellingen
Veiligheid tijdens gebruik
• Maai met de helling mee, nooit helling op en af.
Ga zeer zorgvuldig te werk als u van richting
verandert op een helling.
Algemene veiligheid
• Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals
•
•
•
•
•
•
•
•
•
• Maai niet op al te steile hellingen. Het niet
oogbescherming, stevige schoenen met een
gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang
haar niet los en draag geen sieraden.
Gebruik de machine niet als u ziek of moe bent of
onder de invloed van alcohol of drugs bent.
Het maaimes is scherp, contact met het maaimes
kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Zet
de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
Als u de bedieningsstang loslaat, moeten de motor
en het mes binnen 3 seconden stoppen. Als dit
niet het geval is, mag u de machine niet meer
gebruiken en moet u contact opnemen met een
erkende servicedealer.
Gebruik de machine enkel bij een
goede zichtbaarheid en in geschikte
weersomstandigheden. Gebruik de machine niet
als het kan bliksemen.
Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u
uitglijden, in aanraking komen met het mes en
ernstig letsel oplopen. Gebruik de machine niet in
vochtige omstandigheden.
Wees uiterst voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen en andere objecten die
uw zicht kunnen belemmeren.
Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of
andere verborgen objecten. Oneffen terrein kan
ongevallen veroorzaken waarbij de gebruiker
wegglijdt en ten val komt.
Stop de machine en controleer de maaimessen
als u een voorwerp heeft geraakt of de machine
abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke
reparaties uit voordat u de machine weer in
gebruik neemt.
Voordat u de bestuurderspositie verlaat, moet u
de motor afzetten en wachten tot alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
goed neerzetten van de voeten kan ongevallen
veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten
val komt.
• Maai voorzichtig in de buurt van steile hellingen,
greppels of dijken.
Motor starten
1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Figuur
9).
2. Open de brandstofklep (Figuur 18).
Opmerking: Wanneer de brandstofkraan
geopend is, is de hendel hiervan parallel met de
brandstofleiding.
1
1
g019651
g019650
g019651
Figuur 18
1. Brandstofklep
3. Zet de gashendel op CHOKE (Figuur 11).
4. Trek de starthandgreep langzaam uit totdat u
weerstand voelt, daarna krachtig uittrekken.
13
5. Zet de gashendel op SNEL zodra de motor
aanslaat (Figuur 10).
Opmerking: Start de motor na drie pogingen
niet, herhaal dan de stappen 3 tot en met 5.
De motor afzetten
1
1. Zet de gashendel op UIT en wacht tot alle
bewegende onderdelen tot stilstand zijn
gekomen,
g019672
Figuur 20
2. Sluit de brandstofkraan en maak de kabel van
de bougie los als u de maaimachine niet gebruikt
of onbeheerd achterlaat.
2. Trek de bedieningsstang
naar de handgreep
omhoog.
1. Schuif de bedieningsstang
naar rechts.
De zelfaandrijving bedienen
en de maaimessen
inschakelen
• Laat de bedieningsstang los om de zelfaandrijving
en de maaimessen uit te schakelen.
Opmerking: U kunt de snelheid variëren door de
afstand tussen bedieningsstang en handgreep te
vergroten of te verkleinen. Laat de bedieningsstang
zakken om de maaimachine af te remmen als u een
bocht maakt of als de machine te snel voortbeweegt.
Als u de bedieningsstang te ver laat zakken,
stopt de zelfaandrijving van de machine. Duw de
bedieningsstang naar de handgreep toe om de
snelheid te verhogen. Wanneer de bedieningsstang
dicht tegen de handgreep is aangedrukt, beweegt de
machine zich voort met de maximale snelheid.
• Gebruik de zelfaandrijving zonder de maaimessen
in te schakelen door de bedieningsstang omhoog
te trekken naar de hendel (Figuur 19).
De handrem in- en
uitschakelen
G019671
1
G019672
2
De handrem inschakelen
g019671
Figuur 19
Stel de handrem in werking door de remhendel
omhoog te trekken van de hendel (Figuur 21).
1. Trek de bedieningsstang naar de handgreep omhoog.
1
• Gebruik de zelfaandrijving en schakel de
2
maaimessen in door de bedieningsstang geheel
naar rechts te schuiven en omhoog te trekken
naar de hendel (Figuur 19).
3
g028360
g028360
Figuur 21
Handrem ingeschakeld
1. Remhendel
2. Stoppen
14
3. Bedieningsstang
Opmerking: Wanneer de handrem ingeschakeld is,
voorkomt de vergrendeling van de bedieningsstang
dat u de bedieningsstang omhoogtrekt en de
zelfaandrijving gebruikt.
De handrem uitschakelen
Schakel de handrem uit door de remhendel naar
beneden te drukken, naar de hendel (Figuur 22).
2
G019812
g019812
1
Figuur 23
1. Afsluiter van achterafvoer
2. Achterklep
Het maaisel opvangen
3
Gebruik de grasvanger als u maaisel en bladafval wilt
verzamelen.
g028359
g028359
Als het zijuitwerpkanaal op de machine zit, moet
u dit verwijderen en de klep van de zijuitwerp
monteren alvorens het maaisel op te vangen; zie Het
zijuitwerpkanaal verwijderen (bladz. 16)
Figuur 22
Handrem vrijgesteld
1. Remhendel
3. Bedieningsstang
2. Stoppen
Montage van de grasvanger
Opmerking: Wanneer de handrem uitgeschakeld
1. Zet de achterklep omhoog en houd hem in deze
positie (Figuur 24).
is en de bedieningsstang omhoog staat zodat u
de zelfaandrijving kunt gebruiken, voorkomt de
vergrendeling van de bedieningsstang dat u de
handrem inschakelt.
2
Maaisel recyclen
Als de machine wordt geleverd, is deze gereed om
maaisel en bladafval naar het gazon te recyclen. De
machine voorbereiden om te recyclen:
• Als de maaier voorzien is van het zijuitwerpkanaal,
verwijder dit dan en breng de zijafvoergeleider
aan; zie Het zijuitwerpkanaal verwijderen (bladz.
16).
G019798
• Verwijder de grasvanger als deze aan de machine
1
is bevestigd; zie De grasvanger verwijderen
(bladz. 16).
• Als de afsluiter van de achteruitworp niet aan de
machine is bevestigd, neem deze dan vast bij de
handgreep, til de klep aan de achterzijde op, en
steek de afsluiter in het achteruitwerpkanaal tot de
vergrendeling op zijn plaats valt; zie Figuur 23.
g019798
Figuur 24
1. Grasvangerstang
2. Achterklep
2. Verwijder de afsluiter van het achteruitwerpkanaal door de vergrendeling met uw duim
naar beneden te drukken en de afsluiter uit de
machine te trekken (Figuur 23).
15
3. Breng de grasvangerstang aan in de inkepingen
onderaan de handgreep en schud de grasvanger
heen en weer om zeker te zijn dat de stang
helemaal in de beide inkepingen zit; zie Figuur
24.
1
2
4. Laat de achterklep zakken tot deze op de
grasvanger ligt.
De grasvanger verwijderen
Om de zak te verwijderen, voert u de stappen
in Montage van de grasvanger (bladz. 15) in
omgekeerde volgorde uit.
3
Het maaisel zijwaarts
afvoeren
G019649
g019649
Figuur 25
Gebruik de zijafvoer als u zeer hoog gras maait.
1. Bovenkant van de klep
van de zijuitworp
Zijuitwerpkanaal monteren
3. Klep van de zijuitworp
2. Veer
Belangrijk: Controleer of de afsluiter van de
5. Breng het zijuitwerpkanaal (Figuur 26) aan
door de veer omhoog te trekken; breng het
kanaal aan over de opening en laat de veer
weer zakken over de uitsteeksels bovenop het
uitwerpkanaal.
achterafvoer is gemonteerd alvorens het maaisel
te recyclen.
1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de grasvanger als deze op de machine
is aangebracht; zie De grasvanger verwijderen
(bladz. 16).
3. Breng de afsluiter van het achteruitwerpkanaal
aan; zie Het maaisel opvangen (bladz. 15).
4. Verwijder de klep van de zijuitworp door de
veer die de klep op zijn plaats houdt omhoog te
trekken en de klep te verwijderen (Figuur 25).
1
g019647
g019647
Figuur 26
1. Zijuitwerpkanaal
Het zijuitwerpkanaal verwijderen
Om het zijuitwerpkanaal te verwijderen, voert u de
stappen in Zijuitwerpkanaal monteren (bladz. 16) in
omgekeerde volgorde uit.
16
Tips voor bediening en
gebruik
en met een langzamere loopsnelheid. Vervolgens
gaat u maaien op een lagere maaihoogte om het
gazon een zo fraai mogelijk uiterlijk te geven. Als
het gras te lang is en in hoopjes achterblijft op het
gazon, kan de maaimachine geblokkeerd raken,
waardoor de motor afslaat.
Algemene tips
• Neem de veiligheidsinstructies goed door en lees
• Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor
deze handleiding zorgvuldig, voordat u met de
machine gaat werken.
wordt het maaisel beter over het gazon verstrooid,
zodat het gazon gelijkmatig wordt bemest.
• Verwijder stokken, stenen, draden, takken en
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet
tevreden bent, probeer dan een of meer van de
volgende stappen:
andere voorwerpen die de messen kunnen raken
en uit het werkgebied kunnen wegslingeren.
• Houd iedereen, met name kinderen en huisdieren,
• Slijp de messen.
• Loop langzamer tijdens het maaien.
• Stel de maaimachine in op een hogere
weg uit het werkgebied.
• Voorkom contact met bomen, muren, hoekstenen
en andere vaste voorwerpen. Maai nooit met
opzet over voorwerpen.
maaihoogte.
• Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en
• Maai het gras vaker.
• Laat de maaibanen overlappen in plaats van
begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten,
de bougiekabel losmaken en de maaimachine op
beschadiging controleren.
steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
• Houd de maaimessen scherp gedurende het hele
Bladeren fijnmaken
seizoen. Vijl kerven en inkepingen in de messen
regelmatig weg.
• Na het maaien moet altijd 50% van het gazon
• Vervang zo nodig de maaimessen door originele
zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of
meerdere rondgangen over de bladeren vereisen.
Toro-messen.
• Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat
• Als u het gazon met een lichte laag bladeren wilt
gras en natte bladeren gaan aankoeken, waardoor
de maaimachine verstopt kan raken of de motor
kan afslaan.
bedekken, moet u alle wielen afstellen op dezelfde
maaihoogte.
• Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg
• Reinig de onderkant van het maaidek telkens
maakt, is het beter om wat langzamer te maaien.
nadat u hebt gemaaid. Zie De onderkant van de
machine reinigen (bladz. 18).
Na gebruik
• Houd de motor steeds in goede conditie.
• Zet het motortoerental in de hoogste stand om de
beste maairesultaten te verkrijgen.
Veiligheid na gebruik
• Reinig regelmatig het luchtfilter. Bij fijnmaken
zal meer maaisel en stof ontstaan, waardoor het
luchtfilter verstopt raakt en de prestaties van de
motor minder worden.
Algemene veiligheid
• Verwijder gras en vuil van de machine om brand te
voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.
Gras maaien
• Laat de motor afkoelen voordat u de machine in
• Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per
een afgesloten ruimte opslaat.
jaargetijde. Hartje zomer kunt u in het algemeen
het gras het beste maaien bij een maaihoogte
van 51 mm, 64 mm of 83 mm. Maai telkens niet
meer dan ongeveer eenderde van de lengte van
het gras af. Maai niet met een stand lager dan
51 mm, tenzij de grasmat dun is, of als het laat in
het najaar is wanneer het gras langzamer begint
te groeien.
• Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij
een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een
geiser of andere apparaten.
De machine veilig vervoeren
• Wees voorzichtig bij het in- of uitladen van de
machine.
• Als u gras wilt maaien dat langer dan 15 cm is,
• Zet de machine vast zodat ze niet kan gaan rollen.
moet u eerst maaien op de maximale maaihoogte
17
De onderkant van de
machine reinigen
4. Verwijder vuil en maaisel met een hardhouten
schraper, vermijd bramen en scherpe randen.
5. Zet de machine rechtop.
Houd de onderkant van de maaikast schoon voor
het beste maairesultaat. U kunt het maaisel van de
onderkant van de maaikast spoelen of afschrapen.
6. Vul de brandstoftank.
7. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
De onderkant van de machine
schoonmaken
Schoonmaken van de
wielen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—De
onderkant van de maaikast reinigen.
Onderhoudsinterval: Om de 40 bedrijfsuren
1. Verwijder de achterwielen en verwijder vervuiling
in dit gebied.
1. Zet de maaimachine op een vlak oppervlak van
asfalt of beton, dicht bij een tuinslang.
2. Start de motor.
3. Houd een tuinslang ter hoogte van de handgreep
en richt de waterstraal op de grond, net vóór het
rechter achterwiel (Figuur 27).
g002275
Figuur 27
1. Rechter achterwiel
Opmerking: De messen zuigen het water
in de maaimachine, waardoor maaisel wordt
weggespoeld. Laat het water lopen totdat er
geen maaisel meer onder de machine vandaan
komt.
g196471
Figuur 28
1. Tandwielen
4. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Breng na het schoonmaken een kleine
hoeveelheid anti-seize middel aan op de
tandwielen.
5. Draai de kraan dicht.
6. Start de maaimachine en laat deze een aantal
minuten draaien om het vocht op de machine en
de componenten ervan te laten opdrogen.
Opmerking: Als de machine onder extreme
omstandigheden wordt gebruikt zal het schoonmaken
van de wielen met kortere tussenpozen bijdragen aan
een langere levensduur van de tandwielen.
De onderkant van de machine
schoon schrapen
Opmerking: Gebruik geen hogedrukreiniger op de
lagers, dit om schade aan de afdichtingen van de
lagers te voorkomen.
Als u niet al het vuil aan de onderkant van de
maaimachine kunt wegwassen, moet u de machine
schoon schrapen.
1. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
2. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie
Benzine aftappen uit de brandstoftank en filter
reinigen (bladz. 22).
3. Kantel de machine op de zijkant met het
luchtfilter naar boven, tot het bovenste deel van
de handgreep op de grond ligt.
18
Onderhoud
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval
Onderhoudsprocedure
Na de eerste 5 bedrijfsuren
• Motorolie verversen zonder oliefilter.
• Onderhoud het mesaandrijfsysteem.
Bij elk gebruik of dagelijks
• Het motoroliepeil controleren.
• Controleer de werking van het stopsysteem van het maaimes. De maaimessen
moeten binnen 3 seconden na loslaten van de bedieningshendel tot stilstand komen.
Doen ze dit niet, neem dan contact op met een erkende Service Dealer.
• De onderkant van de maaikast reinigen.
• Luchtfilter controleren.
• De maaimessen vervangen en onderhoud plegen, indien nodig.
• De maaimessen controleren.
Om de 25 bedrijfsuren
• Reinig het schuimelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden).
Om de 40 bedrijfsuren
• Maak de wielen en tandwielen schoon.
Om de 50 bedrijfsuren
•
•
•
•
•
Ververs de motorolie (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden).
Controleer de staat van de riemen.
Brandstofslang controleren en indien nodig vervangen.
Vuil onder de drijfriemkap verwijderen.
Onderhoud het mesaandrijvingssysteem.
Om de 100 bedrijfsuren
•
•
•
•
Oliefilter vervangen.
Bougie controleren.
Brandstoftankfilter reinigen.
Brandstoffilter vervangen
Om de 250 bedrijfsuren
• De riem van de mesremkoppeling vervangen.
• De transmissieriem vervangen.
Om de 300 bedrijfsuren
• Vervang het papierelement (dit moet vaker gebeuren in stoffige omstandigheden).
Jaarlijks of vóór stalling
• Tap de benzine af uit de brandstoftank zoals beschreven, voordat u vereiste
reparaties uitvoert of de machine stalt.
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Belangrijk: Raadpleeg de handleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
De machine veilig
onderhouden
Onderhoud van het
luchtfilter
• Trek de bougiekabel los van de bougie voordat u
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
•
•
•
•
onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
Draag handschoenen en oogbescherming
wanneer u servicewerkzaamheden verricht.
Het maaimes is scherp, contact met het maaimes
kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Gebruik
handschoenen als u het mes monteert.
Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen.
Controleer regelmatig of deze goed werken.
Als u de machine kantelt, kan er benzine uit de
tank lekken. Benzine is ontvlambaar en explosief
en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Laat de
motor drooglopen of pomp de brandstof met een
handpomp uit de tank. Gebruik nooit een hevel.
Om de 25 bedrijfsuren—Reinig het
schuimelement (dit moet vaker gebeuren in
stoffige omstandigheden).
Om de 300 bedrijfsuren—Vervang het
papierelement (dit moet vaker gebeuren in
stoffige omstandigheden).
Belangrijk: Laat de motor nooit zonder luchtfilter
draaien; dit veroorzaakt ernstige motorschade.
1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
19
De motorolie verversen
3. Verwijder het luchtfilterdeksel en maak dit
grondig schoon (Figuur 29).
Onderhoudsinterval: Na de eerste 5
bedrijfsuren—Motorolie verversen
zonder oliefilter.
Om de 50 bedrijfsuren—Ververs de motorolie
(dit moet vaker gebeuren in stoffige
omstandigheden).
Opmerking: Voordat u de olie ververst, moet u de
motor enkele minuten laten lopen zodat de olie warm
wordt. Warme olie stroomt beter en voert vervuilingen
beter mee.
Inhoud motorolie: met oliefilter 0,85 liter; zonder
oliefilter 0,65 liter
Viscositeit olie: SAE 30 of SAE 10W-30
reinigingsolie
API-classificatie: SJ of hoger
g006591
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
Figuur 29
1. Deksel
2. Schuimelement en
papierelement
2. Zie Onderhoud (bladz. 19).
3. Basis van luchtfilter
3. Verwijder de peilstok door de dop linksom te
draaien en eruit te trekken (Figuur 30).
4. Verwijder het schuimelement van het
papierelement (Figuur 29) en vervang het
papierelement als het buitengewoon vuil is.
Belangrijk: Papierelement nooit
schoonmaken.
5. Was het schuimelement met een zacht
reinigingsmiddel en water. Dep het daarna
droog.
Opmerking: Voorkom dat olie op het
schuimelement terecht komt.
6. Plaats het schuimelement op het papierelement.
7. Monteer het deksel.
g194742
8. Plaats het deksel terug.
Figuur 30
1. Vol
3. Laag
2. Hoog
4. Kantel de machine op de zijkant (met het
luchtfilter naar boven) om de oude olie uit de
vulbuis te laten lopen (Figuur 31).
20
5. Leg een doek onder het oliefilter om olie op te
vangen die weglekt als u het filter verwijdert.
6. Verwijder het oliefilter (Figuur 32).
Opmerking: Zorg dat de pakking van het
oliefilter samen met het filter loskomt.
1
G019648
g019648
Figuur 31
5. Nadat de gebruikte olie is afgetapt, zet u de
maaimachine terug in de werkstand.
6. Giet langzaam ongeveer ¾ van de inhoud van
het oliecarter in de vulbuis.
g019650
g019650
7. Wacht ongeveer 3 minuten tot de olie in de
motor gezakt is.
Figuur 32
1. Oliefilter
8. Veeg de peilstok met een schone doek schoon.
9. Steek de peilstok volledig in de vulbuis en
verwijder de peilstok.
7. Smeer met uw vinger een laagje olie op de
rubberen pakking van het nieuwe filter (Figuur
33).
10. Lees het oliepeil af van de peilstok (Figuur 30).
• Als het peil onder de Bijvullen-markering op
de peilstok staat, giet dan voorzichtig een
kleine hoeveelheid olie in de vulbuis, wacht
3 minuten en herhaal de stap 8 tot en met
10 totdat het peil de Vol-markering op de
peilstok bereikt.
• Als de olie tot boven de Vol-markering op
de peilstok reikt, laat dan de overtollige olie
weglopen tot het peil de Vol-markering op de
peilstok bereikt.
Belangrijk: Als het oliepeil in het motor te
hoog of te laag is en u laat de motor toch
draaien, kunt u deze beschadigen.
g002805
Figuur 33
11. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.
1. Pakking
12. Recycleer de gebruikte olie op de juiste wijze.
8. Plaats het nieuwe filter totdat de pakking contact
maakt met de filterbasis en draai het filter
vervolgens nog een extra â…” slag vast.
Oliefilter vervangen
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren
9. Vul het carter met nieuwe olie tot aan de
markering Vol op de peilstok; zie De motorolie
verversen (bladz. 20).
1. Laat de motor eerst lopen zodat de olie wordt
opgewarmd.
2. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
10. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
3. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
12. Zet de motor af, wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen en
controleer op olielekkage rond het filter.
11. Laat de motor ongeveer 3 minuten lopen.
4. Tap de motorolie af; zie De motorolie verversen
(bladz. 20).
21
13. Vul olie bij om de hoeveelheid olie in het oliefilter
weer op peil te brengen; zie De motorolie
verversen (bladz. 20)
De staat van de riemen
controleren
14. Voer de oude oliefilter af volgens de plaatselijk
geldende voorschriften.
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren
1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de riemkap (Figuur 9) door de 4
bouten waarmee deze aan de maaikast is
bevestigd te verwijderen.
3. Controleer de riemen op eventuele scheuren,
gerafelde randen, schroeiplekken of andere
schade.
4. Vervang alle beschadigde riemen.
5. Als u de mesaandrijfriem vervangt, moet
u deze afstellen. Zie Onderhoud van het
mesaandrijfsysteem (bladz. 23).
6. Plaats de riemkap terug met de 4 schroeven die
u bij stap 2 hebt verwijderd.
Onderhoud van de bougie
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren
Gebruik een NGK BPR5ESbougie of een bougie van
een equivalent type.
1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
3. Maak de omgeving van de bougie schoon.
4. Haal de bougie uit de cilinderkop.
Belangrijk: Als de bougie gebarsten of vuil
is, moet deze worden vervangen. U mag
de elektroden niet reinigen omdat hierdoor
gruis in de cilinder terecht kan komen. Dit
leidt meestal tot beschadiging van de motor.
Benzine aftappen uit de
brandstoftank en filter
reinigen
5. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm; zie
(Figuur 34).
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Brandstofslang controleren en
indien nodig vervangen.
Om de 100 bedrijfsuren—Brandstoftankfilter
reinigen.
Jaarlijks of vóór stalling—Tap de benzine af uit
de brandstoftank zoals beschreven, voordat u
vereiste reparaties uitvoert of de machine stalt.
Opmerking: Het brandstoffilterelement (de
filterzeef) bevindt zich aan de binnenkant van de
benzinetank, bij de tankuitlaat. Dit filter vormt deel
van de brandstoftank en kan niet worden verwijderd.
1. Zet de motor af en wacht tot deze is afgekoeld.
g000533
Figuur 34
1. Centrale elektrode-isolator
3. Elektrodenafstand (niet op
schaal weergegeven)
Belangrijk: U mag uitsluitend brandstof
2. Massa-elektrode
2.
3.
4.
6. Plaats de bougie en de pakkingafdichting.
7. Draai de bougie vast met een torsie van 23 N·m.
8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
5.
6.
7.
8.
22
aftappen als de motor koud is.
Verwijder de bougiekabel van de bougie.
Sluit de brandstofklep.
Verwijder de brandstofslang door de pijpklem bij
de carburateur los te maken.
Open de brandstofkraan en laat alle brandstof
uit de tank en de brandstofleiding in een
goedgekeurd brandstofreservoir lopen.
Verwijder de benzinetank van de maaimachine.
Giet een kleine hoeveelheid brandstof in de
tank, schud de tank en laat de brandstof daarna
in een goedgekeurd brandstofvat lopen.
Monteer de brandstoftank en de brandstofleiding.
Het brandstoffilter
vervangen
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren
1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
3. Sluit de brandstofklep (Figuur 35).
1
g208925
Figuur 36
2
g019650
g019924
1
5. Mesaandrijfriem
2. Stelbout
3. Tussenruimte
6. Wand
7. Drijfriemkap
4. Stelmoer
8. Toegangspaneel van
drijfriemkap
2. Borstel of blaas het vuil uit de binnenzijde van
de drijfriemkap en van alle onderdelen.
g019924
Figuur 35
1. Brandstoffilter
1. Riemspanveer
3. Houd een voelermaat die is ingesteld tussen
0,13 en 0,76 mm tegen de wand en schuif hem
omlaag achter de riemspanveer; zie Figuur 37.
2. Brandstofklep
4. Verwijder het brandstoffilter (Figuur 35) uit de
brandstofleiding door de leidingklemmen rond
het brandstoffilter los te maken.
5. Breng een nieuw brandstoffilter aan in de
brandstofleiding met behulp van de in stap 4
verwijderde leidingklemmen.
decal116-8528
Figuur 37
Onderhoud van het
mesaandrijfsysteem
1. Lees de
Gebruikershandleiding
alvorens te beginnen met
onderhoud.
Onderhoudsinterval: Na de eerste 5 bedrijfsuren
2. Controleer de
riemspanning elke 50 uur.
Om de 50 bedrijfsuren—Vuil onder de
drijfriemkap verwijderen.
Opmerking: Als er zichtbare speling is tussen
Om de 50 bedrijfsuren—Onderhoud het
mesaandrijvingssysteem.
de voelermaat en de veer, draait u de stelbout
en -moer aan tot de voelermaat maar net vrij in
en uit de tussenruimte kan schuiven (Figuur 36).
1. Draai de 2 schroeven van het toegangspaneel
van drijfriemkap los en verwijder het paneel
(Figuur 36).
Belangrijk: Draai de stelbout niet te
vast aan. Dit kan de mesaandrijfriem
beschadigen.
4. Monteer het toegangspaneel van drijfriemkap.
23
De maaimessen controleren
Onderhoud van de
maaimessen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
1. Controleer de snijranden (Figuur 38). Als de
randen niet scherp zijn of bramen vertonen,
moet u de maaimessen verwijderen en slijpen
of vervangen.
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Belangrijk: U hebt een momentsleutel nodig om
de messen op correcte wijze te monteren. Als
u geen momentsleutel hebt of niet goed weet
hoe u de montage moet uitvoeren, kunt u contact
opnemen met een erkende servicedealer.
Controleer of de messen scherp zijn en tekenen
van slijtage of beschadiging vertonen telkens als
u brandstof moet tanken; zie De maaimessen
controleren (bladz. 24). Als de snijrand bot is of
bramen vertoont, moet u het mes laten slijpen
of vervangen. Als de essen versleten, gebogen,
beschadigd of gebarsten zijn moeten ze onmiddellijk
door originele Toro-messen worden vervangen.
g017223
g017223
Figuur 38
GEVAAR
1. Gebogen deel
3. Slijtage/groefvorming
2. Snijrand
4. Scheur
2. Controleer de messen zelf, met name het
gebogen deel (Figuur 38). Als u beschadiging,
slijtage of groefvorming in dit deel constateert,
dan de messen direct door nieuwe messen
vervangen.
Een versleten of beschadigd mes kan
breken en een stuk van het mes kan worden
uitgeworpen in de richting van de gebruiker
of omstanders en zo ernstig lichamelijk of
dodelijk letsel toebrengen.
GEVAAR
• Controleer op gezette tijden de
maaimessen op slijtage of beschadigingen.
Als een mes gaat slijten, kan er een
groef ontstaan tussen de vleugel en het
platte deel van het mes. Uiteindelijk
kan dan een stuk van het mes afbreken
en van onder de maaikast worden
weggeslingerd waardoor de bestuurder
of een omstander ernstig letsel kan
oplopen.
• Vervang versleten of beschadigde messen.
Opmerking: Zorg gedurende het hele maaiseizoen
voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden
het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen.
Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin
aan de randen, waardoor het langzamer groeit en
gevoeliger is voor ziekten.
• Controleer op gezette tijden
de maaimessen op slijtage of
beschadigingen.
Onderhoud van de maaimessen:
voorbereiding
• Probeer nooit een krom mes recht te
buigen of een gebroken of gescheurd
mes te lassen.
Kantel de machine op de zijkant met het luchtfilter
naar boven, tot het bovenste deel van de handgreep
op de grond ligt.
• Controleer op kromme messen; zie
Controle op kromme messen (bladz.
25).
WAARSCHUWING
De maaimessen zijn scherp; de maaimessen
aanraken kan ernstig lichamelijk letsel
veroorzaken.
• Verwijder de bougiekabel van de bougie.
• Gebruik handschoenen terwijl u de messen
onderhoudt.
24
Maaimessen verwijderen
Controle op kromme messen
1. Draai de messen tot de positie die u ziet op
Figuur 39.
1
Vervang de messen als ze een vast voorwerp hebben
geraakt, of als ze uit balans, verbogen of versleten
zijn. Vervang de messen alleen door originele messen
van Toro.
2
1. Gebruik een houten blok om de messen te
ondersteunen en draai de mesbout linksom
zoals getoond in Figuur 40.
B
B
g016532
3
g016532
Figuur 39
1. Voorkant van maaidek
3. Meet vanaf de snijrand tot
op een gelijk, horizontaal
oppervlak
g016527
Figuur 40
2. Meten bij A en B
2. Meet van een horizontaal oppervlak tot de
snijranden op de plaatsen A en B, (Figuur 39),
en noteer de metingen.
2. Verwijder de messen zoals getoond in Figuur 41.
1
3. Draai de messen tot hun tegenovergestelde
uiteinden zich op plaatsen A en B bevinden.
4. Herhaal de metingen van stap 2 en noteer ze.
2
Opmerking: Als het verschil tussen
afmetingen A en B die u verkregen hebt in
stap 2 en 4 meer is dan 3 mm, moeten de
messen vervangen worden; zie Maaimessen
verwijderen (bladz. 25).
3
WAARSCHUWING
Een krom of beschadigd mes kan
breken en u of omstanders ernstig letsel
toebrengen.
G016530
4
g016530
• Vervang altijd een krom of beschadigd
mes door een nieuw mes.
Figuur 41
• Vijl of maak nooit scherpe inkepingen
in de snijranden of het oppervlak van
het mes.
1. As (2)
3. Mes (2)
2. Mesaandrijving (2)
4. Mesbout (2)
3. Inspecteer de pennen van de mesaandrijvingen
op slijtage en beschadiging.
25
Maaimessen monteren
3. Draai het gemonteerde mes een kwartslag tot
het verticaal staat en monteer het andere mes
op dezelfde manier als het eerste (zie stap 1).
WAARSCHUWING
Opmerking: De messen moeten loodrecht
Onjuiste montage van de messen kan de
machine beschadigen of de gebruiker of
omstanders verwonden.
op elkaar staan in een omgekeerde T, zoals op
Figuur 43.
1
Monteer de maaimessen volgens de
gebruiksaanwijzing.
1. Monteer het eerste mes horizontaal en breng al
het bevestigingsmateriaal aan zoals in Figuur
41.
Opmerking: Draai de bout vast met de hand.
G016536
Belangrijk: De gebogen uiteinden van de
g016536
messen moeten naar de machine wijzen.
Zorg ervoor dat de uitstekende delen van
de mesaandrijvingen in de inkepingen in
de kop van de overeenkomende as zitten,
en de pennetjes aan de andere kant van
de mesaandrijvingen in de gaten van het
overeenkomende mes.
Figuur 43
1. Mes (2)
4. Draai het tweede mes vast; zie 2.
5. Draai de messen handmatig 360° rond om zeker
te zijn dat ze elkaar niet raken.
2. Ondersteun de messen met een plank en draai
de mesbout rechtsom met een momentsleutel
zoals in Figuur 42; draai elke mesbout vast aan
tot 81 N·m.
Opmerking: Als de messen elkaar raken, zijn
ze niet juist gemonteerd. Herhaal stappen 1 tot
3 totdat de messen elkaar niet meer raken.
De mesaandrijfriem
vervangen.
Vervang de mesaandrijfriem indien nodig.
1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
3. Verwijder de riemkap (Figuur 9) door de 4
bouten waarmee deze aan de maaikast is
bevestigd te verwijderen.
Opmerking: Verwijder de bouten waarmee de
drijfriemkap is bevestigd aan de maaikast.
4. Verwijder vuil van onder de drijfriemkap.
5. Verwijder de riemkap van de mesremkoppeling
en de bevestigingsmiddelen.
g016537
g016537
Figuur 42
Opmerking: Bewaar de riemkap van de
mesremkoppeling en bouten voor latere
montage.
Belangrijk: Een bout die is aangetrokken
tot 81 N·m zit erg vast. Zet je gewicht op de
momentsleutel en draai de bout stevig vast.
Het is niet waarschijnlijk dat de bout te hard
wordt aangedraaid.
26
Opmerking: Houd de tandwielen met een
stang of schroevendraaier op hun plaats.
11. Monteer de mesaandrijfriem en vaste spanpoelie
nadat u de tandwielen hebt vastgezet.
Opmerking: Zorg ervoor dat de tanden in de
tandwielen ingrijpen.
12. Stel de riem af op de aanbevolen spanning; zie
Onderhoud van het mesaandrijfsysteem (bladz.
23).
13. Verwijder de stang of schroevendraaier uit de
tandwielen.
14. Zorg dat de messen onder de maaikast
correct zijn uitgelijnd; zie Onderhoud van de
maaimessen (bladz. 24).
g208922
Figuur 44
1. Riem van
mesremkoppeling
2. Riemkap van
mesremkoppeling
15. Monteer de riem en kap van de
mesremkoppeling en de bevestigingsmiddelen.
16. Monteer de riemkap met de 4 schroeven die u
bij stap 3 hebt verwijderd.
6. Verwijder de riem van de mesremkoppeling van
de linker poelie vooraan.
7. Draai de stelbout los (Figuur 36).
17. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
8. Verwijder de vaste spanpoelie en de
bevestigingsmiddelen (Figuur 45).
18. Controleer de werking van de bedieningsstang
en de mesremkoppeling.
Opmerking: Bewaar de spanpoelie en
De riem van de
mesremkoppeling
vervangen.
bevestigingsmiddelen voor latere montage.
Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren
1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
3. Verwijder de 4 bouten waarmee de drijfriemkap
is bevestigd aan de maaikast.
Opmerking: Verwijder de bouten waarmee de
drijfriemkap is bevestigd aan de maaikast.
4. Verwijder de riemkap.
5. Verwijder vuil van onder de drijfriemkap.
g208924
6. Verwijder de transmissieriem; zie De
transmissieriem vervangen (bladz. 29).
Figuur 45
De spanpoelie van de mesremkoppeling is ter
verduidelijking verwijderd.
1. Gat in behuizing
3. Vaste spanpoelie
2. Gat in rechter tandwiel
4. Gat in linker tandwiel
7. Verwijder de riemkap van de mesremkoppeling
(Figuur 46).
Opmerking: Bewaar de bouten om de riemkap
van de mesremkoppeling later weer aan te
brengen.
9. Verwijder de oude mesaandrijfriem.
10. Stel de gaten in het rechter en linker tandwiel
op één lijn met de gaten in de behuizing, zoals
getoond in Figuur 45.
27
g208922
Figuur 46
1. Riem van
mesremkoppeling
g208921
Figuur 47
2. Riemkap van
mesremkoppeling
1. Kabelklemschroef
2. Mesremkabel
6. Trek aan de kabelhuls om speling weg te nemen
(Figuur 48).
8. Verwijder de riem voor de mesremkoppeling van
de remtrommelpoelie en neem vervolgens de
riem van de machine.
Opmerking: Zet de veer niet onder spanning.
Opmerking: Houd een van messen vast met
een handschoen of doek en draai de mesas om
het verwijderen van de riem te vergemakkelijken.
9. Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde
volgorde uit om een nieuwe riem aan te brengen.
10. Stel de kabel van de mesremkoppeling af, zie
Kabel van de mesrem afstellen (bladz. 28).
Kabel van de mesrem
afstellen
Stel de mesremkabel af elke keer wanneer u
een nieuwe kabel aanbrengt of de riem van de
mesremkoppeling vervangt.
g208926
Figuur 48
1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
1. Kabelklem
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
2. Veer
7. Breng een markering aan op de remkabel
(Figuur 49) en stel vervolgens de huls zo af dat
een speling ontstaat van ongeveer 3 mm (Figuur
50).
3. Verwijder de riemkap (Figuur 9) door de 4
bouten waarmee deze aan de maaikast is
bevestigd te verwijderen.
Opmerking: Verwijder de bouten waarmee de
drijfriemkap is bevestigd aan de maaikast.
4. Verwijder vuil van onder de drijfriemkap.
5. Draai de bout van de kabelklem los (Figuur 47).
28
4. Verwijder de riemkap.
5. Verwijder vuil van onder de drijfriemkap.
6. Zet de beugel los en draai hem naar voren
(Figuur 51).
Opmerking: De beugel voorkomt dat de
transmissie zover kantelt dat de riem van de
poelie loopt.
g208923
Figuur 49
1. Breng hier een markering aan op de kabel
g196531
Figuur 51
1. Transmissiespanveer
4. Riem van
mesremkoppeling
2. Beugel
5. Transmissieriem
3. Transmissie
7. Verwijder de transmissiespanveer
8. Verwijder de riem van de mesremkoppeling van
de remtrommelpoelie.
g208920
Figuur 50
9. Verwijder de transmissieriem.
1. Speling – 3 mm
10. Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde
volgorde uit om een nieuwe transmissieriem aan
te brengen.
8. Draai de kabelklemschroef vast met een torsie
van 11 tot 14 N·m om de afstelling te borgen.
9. Plaats de riemkap terug met de 4 schroeven die
u bij stap 3 hebt verwijderd.
De transmissie afstellen
10. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Als de machine tractie begint te verliezen, dient u de
transmissie te controleren en af te stellen.
11. Controleer de werking van de mesremkoppeling.
1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
De transmissieriem
vervangen
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
3. Zet de bout en moer los waarmee de beugel op
zijn plaats gehouden wordt.
Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren
4. Stel de beugel zo af dat hij de transmissie raakt.
1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
Opmerking: De beugel voorkomt dat de
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
transmissie zover kantelt dat de riem van de
poelie loopt.
3. Verwijder de 4 bouten waarmee de drijfriemkap
is bevestigd aan de maaikast.
5. Zet de bout en moer vast om de beugel te
borgen.
Opmerking: Verwijder de bouten waarmee de
drijfriemkap is bevestigd aan de maaikast.
29
De kabel van de
zelfaandrijving afstellen
Stalling
Algemene informatie
Als de zelfaandrijving van de maaimachine niet
werkt of de machine naar voren kruipt wanneer u de
bedieningsstang loslaat, dan moet de aandrijfkabel
worden afgesteld.
Stal de maaimachine op een koele, schone, droge
plaats. Dek de machine af om deze schoon te houden
en te beschermen.
1. Voer de aanbevolen jaarlijkse onderhoudsprocedures uit; zie Onderhoud (bladz. 19).
2. De onderkant van de machine reinigen;
raadpleeg De onderkant van de machine
reinigen (bladz. 18).
3. Verwijder haksel, vuil en roet van de buitenste
motoronderdelen, de uitlaatring en de bovenkant
van de machine.
4. Controleer de conditie van de maaimessen;
raadpleeg De maaimessen controleren (bladz.
24).
5. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Onderhoud van het luchtfilter (bladz. 19).
6. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed
aan.
7. Werk alle geroeste of afgebladderde
verfoppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is
bij een erkende servicedealer.
1. Schakel de machine uit en wacht totdat alle
bewegende onderdelen tot stilstand gekomen
zijn.
2. Draai de moer van de kabelbeugel los (Figuur
52).
1
G019876
g019876
Figuur 52
1. Moer van kabelbeugel
3. Schuif de moer van de kabelbeugel naar
de machine toe om de zelfaandrijving te
vermeerderen; schuif de moer van de machine
af om de zelfaandrijving te verminderen.
Het brandstofsysteem
gebruiksklaar maken
4. Draai de moer van de kabelbeugel vast.
WAARSCHUWING
5. Controleer de werking van de aandrijfregeling en
herhaal de bovenstaande stappen, indien nodig.
Brandstof kan bij langdurige opslag
verdampen en de dampen kunnen ontploffen
als zij in contact komen met een open vuur.
• Bewaar brandstof niet voor langere tijd.
• Stal de maaimachine niet met brandstof
in de brandstoftank of de carburateur in
een afgesloten ruimte waar open vuur is.
(Bijvoorbeeld een verwarmingsketel of de
waakvlam van een heetwatertoestel.)
• Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte
stalt.
Opmerking: Als de machine naar voren
kruipt zonder dat de bedieningsstang is
ingeschakeld of als de wielen draaien wanneer
de achterwielen worden opgetild, dan is de kabel
te strak. Draai de moer van de kabelbeugel los,
trek de kabelhuls iets omhoog (van de machine
vandaan) en draai de moer van de kabelbeugel
vast.
Opmerking: U kunt desgewenst ook de
maximale snelheid aanpassen (met de
bedieningsstang geheel ingeschakeld).
Als u de tank voor de laatste keer van het jaar vult,
moet u een stabilizer toevoegen aan de benzine
volgens de voorschriften van de fabrikant. Maak de
brandstoftank leeg nadat u de machine voor de laatste
keer hebt gebruikt voordat deze de stalling ingaat.
1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door
gebrek aan brandstof.
2. Start de motor opnieuw.
30
3. Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als
de motor niet meer wil starten, is de brandstof
voldoende verbruikt.
De motor gebruiksklaar
maken
1. Ververs de motorolie en vervang het oliefilter
terwijl de motor nog warm is; zie De motorolie
verversen (bladz. 20) en Oliefilter vervangen
(bladz. 21).
2. Verwijder de bougie.
3. Giet met een oliekan ongeveer 30 ml motorolie
in de motor via de bougieopening.
4. Trek langzaam enkele keren aan het startkoord
om de olie over de cilinder te verdelen.
5. Monteer de bougie, maar sluit de bougiekabel
niet aan op de bougie. Bevestig de kabel zodat
deze de bougie niet raakt.
De maaimachine uit de
stalling halen
1. Controleer alle bevestigingen en draai deze
vast.
2. Verwijder de bougie en draai de motor snel rond
met behulp van het startkoord om overtollige
olie uit de cilinder te verwijderen.
3. Controleer de bougie en vervang deze indien
hij vuil, versleten of gebarsten is; zie de
gebruikershandleiding van de motor.
4. Plaats de bougie en draai die vast met de
aanbevolen torsie van 20 N·m.
5. Voer de vereiste onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud (bladz. 19).
6. Controleer het oliepeil in de motor; zie Het
motoroliepeil controleren (bladz. 11).
7. Vul de brandstoftank met verse brandstof; zie
Brandstoftank vullen (bladz. 10).
8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
31
Problemen, oorzaak en remedie
Probleem
De motor start niet.
Mogelijke oorzaak
Remedie
1. Brandstoftank leeg of oude benzine in
het brandstofsysteem.
1. Brandstoftank aftappen en vullen met
verse benzine. Neem contact op met
een erkende servicedealer, als het
probleem blijft voortduren.
2. De brandstofkraan is gesloten.
3. De gashendel staat niet in de juiste
stand.
4. Er zit vuil, water of oude brandstof in
het brandstofsysteem.
5. De bougiekabel is niet aangesloten op
de bougie.
6. De bougie is aangetast, vuil, of de
elektrodenafstand is niet correct
afgesteld.
2. Open de brandstofafsluitklep.
3. Gashendel op Choke zetten.
7. Er zit vuil in het brandstoffilter.
De motor start moeilijk of verliest
vermogen.
6. De bougie controleren en indien nodig
de elektrodenafstand afstellen. De
bougie vervangen als deze aangetast,
vuil of gebarsten is.
7. Vervang het brandstoffilter en reinig
het filterelement in de tank.
1. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
1. Het schuimelement reinigen en/of het
papierelement vervangen.
2. Het motoroliepeil is te laag of de olie
is vuil.
2. Motoroliepeil controleren. Olie
verversen als deze vuil is of olie
bijvullen als het oliepeil te laag is.
3. De ontluchtingsslang van de
brandstoftank reinigen of vervangen.
4. Vervang het brandstoffilter en reinig
het filterelement in de tank.
5. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
6. De onderkant van de machine reinigen.
3. De ontluchtingsslang van de
brandstoftank zit verstopt.
4. Er zit vuil in het brandstoffilter.
5. Er zit vuil, water of oude brandstof in
het brandstofsysteem.
6. De onderkant van de machine is
bedekt met maaisel en vuil.
7. De bougie is aangetast, vuil, of de
elektrodenafstand is niet correct
afgesteld.
De motor loopt onregelmatig.
4. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
5. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
7. De bougie controleren en indien nodig
de elektrodenafstand afstellen. De
bougie vervangen als deze aangetast,
vuil of gebarsten is.
1. De bougiekabel is niet stevig
aangesloten op de bougie.
1. Sluit de bougiekabel stevig aan op de
bougie.
2. De bougie is aangetast, vuil, of de
elektrodenafstand is niet correct
afgesteld.
2. De bougie controleren en indien nodig
de elektrodenafstand afstellen. De
bougie vervangen als deze aangetast,
vuil of gebarsten is.
3. Zet de gashendel op Snel.
4. Het schuimelement reinigen en/of het
papierelement vervangen.
5. Vervang het brandstoffilter en reinig
het filterelement in de tank.
3. De gashendel staat niet op Snel
4. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
5. Er zit vuil in het brandstoffilter.
32
Probleem
De maaimachine of de motor trilt
abnormaal.
Mogelijke oorzaak
1. Een mes is verbogen of uit balans.
1. De messen balanceren. Een mes
vervangen als het is verbogen.
2. Een bevestigingsbout van een
maaimes zit los.
3. De onderkant van de maaikast is
bedekt met maaisel en vuil.
4. De bevestigingsbouten van de motor
zitten los.
5. Loszittende motorpoelie, spanpoelie of
mespoelie.
6. De motorpoelie is beschadigd.
2. De bevestigingsbouten van de messen
vastdraaien.
3. Maak de onderkant van de maaikast
schoon.
4. De bevestigingsbouten van de motor
vastdraaien.
5. De desbetreffende poelie vastzetten.
8. De riem is beschadigd.
6. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
7. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
8. Vervang de riem.
1. Alle vier wielen staan niet op dezelfde
hoogte.
1. Alle vier de wielen instellen op dezelfde
hoogte.
2. De messen zijn stomp.
3. U maait steeds in hetzelfde patroon.
4. De onderkant van de machine is
bedekt met maaisel en vuil.
5. De mesas is verbogen.
2. De messen slijpen en balanceren.
3. In een ander patroon maaien.
4. De onderkant van de machine reinigen.
1. De gashendel staat niet op Snel
1. Zet de gashendel op Snel.
2. De maaihoogte is te laag.
2. Verhoog de maaihoogte; maai zo nodig
opnieuw op een lagere maaihoogte.
3. Verminder uw snelheid.
4. Het gras eerst laten drogen voordat u
gaat maaien.
5. De onderkant van de machine reinigen.
7. De mesas is verbogen.
Ongelijkmatig maaipatroon.
Het uitwerpkanaal raakt verstopt.
3. U maait te snel.
4. Het gras is nat.
5. De onderkant van de machine is
bedekt met maaisel en vuil.
De zelfaandrijving van de maaimachine
werkt niet.
De messen draaien niet of slippen.
5. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
1. De kabel van de zelfaandrijving is
ontsteld of beschadigd.
1. De kabel van de zelfaandrijving
afstellen; de kabel vervangen indien
nodig.
2. Er zit vuil de omgeving van de riem.
3. De riem is beschadigd.
2. Het vuil uit de omgeving van de riem
verwijderen.
3. Vervang de riem.
1. De riem van de mesremkoppeling of
de distributieriem is versleten, zit los
of is gebroken.
1. De kabel van de mesremkoppeling
afstellen; de distributieriemspanning
afstellen; vervang ze indien nodig.
2. De riem van de mesremkoppeling is
van de poelie gelopen.
2. Controleer de riem op beschadiging en
neem indien nodig contact op met een
erkende servicedealer.
3. De kabel van de mesremkoppelingn
afstellen; vervangen indien nodig.
3. De kabel van de mesremkoppeling is
versleten, los of stuk.
De messen raken elkaar.
Remedie
1. De messen zijn verkeerd aangebracht
of uitgelijnd.
1. De messen correct aanbrengen.
2. De mesadapters zijn versleten, los of
stuk.
3. De distributieriem is versleten, los of
stuk.
4. De distributietandwielen of spanpoelie
zijn versleten, los of stuk.
2. De mesadapters vervangen.
33
3. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
4. Neem contact op met een erkende
servicedealer.
Privacyverklaring voor Europa
De informatie die Toro verzamelt
Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een
terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer.
Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.
DOOR UW PERSOONLIJKE GEGEVENS MET ONS TE DELEN STEMT U IN MET DE VERWERKING VAN UW PERSOONSGEGEVENS ZOALS
BESCHREVEN IN DEZE PRIVACYVERKLARING.
Hoe Toro informatie gebruikt
Toro kan uw persoonsgegevens gebruiken om uw aanspraak op garantie te behandelen, contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie,
of voor een ander doeleinde waarvan we u op de hoogte brengen. Toro kan uw informatie delen met zijn afdelingen, dealers of andere zakenpartners in
verband met deze activiteiten. We verkopen uw persoonsgegevens niet aan andere bedrijven. We behouden ons het recht voor om persoonsgegevens te
delen teneinde te voldoen aan geldende wetten en verzoeken van de aangewezen autoriteiten, opdat wij onze systemen naar behoren kunnen gebruiken
of met het oog op onze eigen bescherming of die van andere gebruikers.
Behoud van uw persoonlijke informatie
Wij bewaren uw persoonsgegevens zo lang als nodig is voor de doeleinden waarvoor ze oorspronkelijk werden verzameld of voor andere legitieme
doeleinden (zoals naleving van voorschriften), of zo lang als vereist is door de van toepassing zijnde wet.
Toro's engagement voor de bescherming van uw persoonlijke informatie
Wij nemen redelijke voorzorgen om uw persoonlijke informatie te beschermen. We proberen bovendien de nauwkeurigheid en geldigheid van
persoonlijke gegevens te waarborgen.
Toegang tot en wijziging van uw persoonsgegevens
Als u toegang wilt tot uw persoonsgegevens of deze wilt wijzigen, gelieve dan een e-mail te sturen naar
[email protected].
Australische consumentenwet
Australische klanten kunnen voor informatie over de Australische consumentenwet (Australian Consumer Law) terecht bij de lokale Toro verdeler of ze
kunnen deze informatie in de doos vinden.
374-0282 Rev C
Producten voor
Toro Garantie
professioneel groenbeheer
Zaken en gevallen die niet onder de garantie vallen
Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt
The Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro
Warranty Company, geven krachtens een overeenkomst tussen beide
ondernemingen gezamenlijk de garantie alle onderstaande Toro-producten
te repareren als deze materiaalgebreken of fabricagefouten vertonen.
Er is geen andere uitdrukkelijke garantie behalve voor speciale
emissiesystemen en motoren van sommige producten. Buiten deze
expliciete garantie vallen:
•
Kosten van gewoon onderhoud of onderdelen, zoals filters,
brandstof, smeermiddelen, olieverversingen, bougies, luchtfilters,
slijpen van maaimessen, versleten maaimessen, afstelling van
kabels/overbrengingsmechanismen, afstelling van de rem en de
koppeling.
•
•
Onderdelen die het laten afweten ten gevolge van normale slijtage
De volgende perioden zijn van toepassing vanaf de oorspronkelijke datum
van aankoop:
Producten
Loopmaaiers
Maaiers van 53 en 76 cm voor
particulier gebruik1
Maaiers van 53 en 76 cm voor
commercieel gebruik
•Motor
Middelgrote loopmaaiers
•Motor
Grand Stand®-maaiers
•Motor
Z Master® maaiers 6000-serie
•Motor
Z Master® maaiers 7000-serie
•Motor
Z Master® maaiers 8000-serie
•Motor
Titan HD maaier en motor
Alle maaiers
•Accu
•Werktuigen
Garantieperiode
2 jaar
1 jaar
2 jaar2
2 jaar
2 jaar2
5 jaar of 1200 bedrijfsuur3
3 jaar
5 jaar of 1200 bedrijfsuur3
3 jaar2
5 jaar of 1200 bedrijfsuur3
2 jaar2
2 jaar
3 jaar2
4 jaar of 500 uur3
2 jaar
2 jaar
1Thuisgebruik
betekent gebruik van het product op het terrein dat bij uw huis hoort. Gebruik op
meerdere locaties wordt beschouwd als commercieel. Hierop is de garantie voor commercieel
gebruik van toepassing.
2Voor bepaalde motoren van de Toro LCE-producten geldt een garantie van de fabrikant van de
motor.
3De
•
•
•
Elk product of onderdeel dat is veranderd, verkeerd is gebruikt, is
veronachtzaamd of moet worden vervangen of gerepareerd als gevolg
van ongelukken of gebrekkig onderhoud
Ophaal- en afleverkosten
Reparaties of reparatiepogingen die niet zijn uitgevoerd door een
Erkende Toro Service Dealer
Reparatie die noodzakelijk is omdat de aanbevolen
procedure aangaande brandstof niet is gevolgd (raadpleeg de
Gebruikershandleiding voor meer informatie)
–
Verontreiniging uit het brandstofsysteem halen wordt niet gedekt
–
Gebruik van oude brandstof (meer dan een maand oud) of
brandstof die meer dan 10% ethanol of meer dan 15% MTBE
bevat
–
Het brandstofsysteem is niet goed voorbereid op een periode van
buitengebruikstelling van langer dan één maand
Algemene voorwaarden
De koper wordt beschermd door de nationale wetgeving van elk land. De
rechten waarover de koper beschikt op grond van deze wetgeving, worden
niet beperkt door deze garantie.
optie die zich het eerst aandient moet worden aangehouden.
Deze garantie dekt de kosten van onderdelen en werk, maar de
transportkosten zijn voor rekening van de klant.
Aanwijzingen voor aanvraag van garantieservice
Als u van mening bent dat een Toro product materiaalgebreken of
fabricagefouten vertoont, moet u deze procedure volgen:
1.
Neem contact op met de verkoper om het product te laten nakijken
of te repareren. Als u om wat voor reden dan ook geen contact
kunt opnemen met de verkoper, neem dan contact op met een
andere erkende Toro dealer om onderhoud te laten plegen. Bezoek
http://www.toro.com/ om een Toro verdeler in uw buurt te vinden.
2.
Breng het product met uw aankoopbewijs (kwitantie) naar de
servicedealer.
3.
Als u om enige reden ontevreden bent over het onderzoek van de
servicedealer of de verleende hulp, verzoeken wij u contact met ons
op te nemen via:
Toro Warranty Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196 VS
+1 952-948-4707
Plichten van de eigenaar
U dient uw Toro product te onderhouden zoals wordt beschreven in
de Gebruikershandleiding. Dit routineonderhoud is voor uw rekening,
ongeacht of dit wordt uitgevoerd door de dealer of uzelf.
374-0272 Rev F