Garmin Edge® Explore Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

EDGE
®
EXPLORE
Gebruikershandleiding
© 2018 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin
behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of
organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin
®
, het Garmin logo, ANT+
®
, Auto Lap
®
, Auto Pause
®
en Edge
®
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen.
Connect IQ
, Garmin Connect
, Garmin Express
en Varia
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder
uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Android
is een handelsmerk van Google Inc. Apple
®
en Mac
®
zijn handelsmerken van Apple, Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het woordmerk en de logo's van
Bluetooth
®
zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. STRAVA en Strava
zijn handelsmerken van Strava, Inc.
Windows
®
is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve
eigenaars.
Dit product is ANT+
®
gecertificeerd. Ga naar www.thisisant.com/directory voor een lijst met compatibele producten en apps.
M/N: A03490
Inhoudsopgave
Inleiding........................................................................... 1
Knoppen..................................................................................... 1
Uw smartphone koppelen........................................................... 1
Overzicht startscherm................................................................. 1
Widgets weergeven............................................................... 1
De schermverlichting gebruiken.............................................1
Het aanraakscherm gebruiken............................................... 1
Het aanraakscherm vergrendelen..........................................1
Het toestel opladen..................................................................... 1
Over de batterij...................................................................... 2
De standaardsteun installeren.................................................... 2
De Edge losmaken.................................................................2
Navigatie......................................................................... 2
Een rit maken..............................................................................2
Satellietsignalen ontvangen................................................... 3
Locaties...................................................................................... 3
Uw locatie markeren.............................................................. 3
Locaties opslaan vanaf de kaart............................................ 3
Naar een locatie navigeren.................................................... 3
Naar bekende coördinaten navigeren.................................... 3
Terug naar startlocatie navigeren.......................................... 3
Stoppen met navigeren.......................................................... 3
Een locatie projecteren.......................................................... 3
Locaties bewerken................................................................. 3
Een locatie verwijderen.......................................................... 3
Koersen...................................................................................... 4
Een koers plannen en volgen................................................ 4
Een koers volgen vanaf Garmin Connect.............................. 4
Een rondrit maken en volgen................................................. 4
Tips voor het rijden van een koers......................................... 4
Koersgegevens weergeven................................................... 4
Een koers stoppen................................................................. 5
Een koers verwijderen........................................................... 5
Koersopties............................................................................ 5
Kaartinstellingen......................................................................... 5
De oriëntatie van de kaart wijzigen........................................ 5
Route-instellingen....................................................................... 5
Bluetooth connected functies....................................... 5
Een GroupTrack sessie starten.................................................. 5
Tips voor GroupTrack sessies............................................... 6
Functies voor ongevaldetectie en hulp vragen........................... 6
Ongevaldetectie..................................................................... 6
Hulp........................................................................................6
De functies voor ongevaldetectie en hulp vragen instellen.... 6
Uw contacten voor noodgevallen weergeven........................ 6
Hulp vragen............................................................................6
Ongevaldetectie in- en uitschakelen...................................... 7
Een automatisch bericht annuleren....................................... 7
Een statusupdate verzenden na een ongeval....................... 7
Draadloze sensoren....................................................... 7
De draadloze sensors koppelen................................................. 7
Uw hartslagzones instellen.................................................... 7
Omgevingsbewustzijn................................................................. 7
Geschiedenis.................................................................. 7
Uw rit weergeven........................................................................ 8
Gegevenstotalen weergeven................................................. 8
Een rit verwijderen...................................................................... 8
Persoonlijke records................................................................... 8
Uw persoonlijke records weergeven...................................... 8
Een persoonlijk record terugzetten........................................ 8
Een persoonlijk record verwijderen........................................ 8
Garmin Connect..........................................................................8
Uw rit verzenden naar Garmin Connect.................................8
Gegevensbeheer
........................................................................ 8
Het toestel aansluiten op uw computer.................................. 8
Bestanden overbrengen naar uw toestel............................... 8
Bestanden verwijderen.......................................................... 9
De USB-kabel loskoppelen.................................................... 9
Uw toestel aanpassen.................................................... 9
Connect IQ functies die u kunt downloaden............................... 9
Connect IQ functies downloaden via uw computer................ 9
Uw gebruikersprofiel instellen..................................................... 9
Uw ritinstellingen bijwerken........................................................ 9
Een gegevensscherm toevoegen.......................................... 9
Een gegevensscherm bewerken........................................... 9
Volgorde van gegevensschermen wijzigen......................... 10
Waarschuwingen................................................................. 10
Auto Lap®............................................................................ 10
Automatische slaapstand gebruiken.................................... 10
Auto Pause gebruiken......................................................... 10
Auto Scroll gebruiken........................................................... 10
De timer automatisch starten............................................... 11
Telefooninstellingen.................................................................. 11
Gastmodus............................................................................... 11
Gastmodus inschakelen.......................................................11
Gastmodus uitschakelen......................................................11
Systeeminstellingen.................................................................. 11
GPS inschakelen of uitschakelen........................................ 11
De accentkleur wijzigen....................................................... 11
Scherminstellingen...............................................................11
Instellingen voor gegevens vastleggen................................ 11
De maateenheden wijzigen................................................. 11
De toesteltonen in- en uitschakelen..................................... 11
De taal van het toestel wijzigen........................................... 12
Tijdzones..............................................................................12
Toestelinformatie......................................................... 12
Specificaties..............................................................................12
Toestelonderhoud..................................................................... 12
Het toestel schoonmaken.................................................... 12
Problemen oplossen.................................................... 12
Het toestel herstellen................................................................ 12
Standaardinstellingen herstellen.......................................... 12
Gebruikersgegevens en instellingen wissen........................ 12
Levensduur van de batterijen maximaliseren........................... 12
De modus Batterijbesparing inschakelen............................ 12
Ik kan mijn telefoon niet koppelen met het toestel.................... 12
De ontvangst van GPS-signalen verbeteren............................ 12
De hoogte instellen................................................................... 13
Op mijn toestel wordt niet de juiste taal gebruikt...................... 13
Vervangende O-ringen............................................................. 13
Toestelgegevens weergeven.................................................... 13
De software bijwerken via Garmin Express.............................. 13
Productupdates.........................................................................13
Meer informatie......................................................................... 13
Appendix....................................................................... 13
Gegevensvelden....................................................................... 13
Berekeningen van hartslagzones............................................. 14
Wielmaat en omvang................................................................ 14
Blootstelling aan RF-straling..................................................... 15
Index.............................................................................. 16
Inhoudsopgave i
Inleiding
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
Raadpleeg altijd een arts voordat u een trainingsprogramma
begint of wijzigt.
Knoppen
À
Selecteer om het toestel in de slaapstand te zetten of eruit te
halen.
Houd ingedrukt om het toestel in of uit te schakelen en het
aanraakscherm te vergrendelen.
Á
Selecteer deze knop als u een nieuwe ronde wilt markeren.
Â
Selecteer deze knop om de activiteiten-timer te starten of te
stoppen.
Uw smartphone koppelen
Om gebruik te maken van de connected functies van het Edge
toestel moet het direct via de Garmin Connect
Mobile app
worden gekoppeld, in plaats van via de Bluetooth
®
instellingen
op uw smartphone.
1
U kunt de Garmin Connect Mobile app via de app store op
uw telefoon installeren en openen.
2
Houd ingedrukt om het toestel in te schakelen.
De eerste keer dat u het toestel inschakelt, stelt u de taal van
het toestel in. In het volgende scherm wordt u gevraagd een
koppeling tot stand te brengen met uw smartphone.
TIP: Veeg op het startscherm omlaag naar de
instellingenwidget en selecteer Telefoon > Koppel
smartphone om handmatig naar de koppelmodus te gaan.
3
Selecteer een optie om uw toestel toe te voegen aan uw
Garmin Connect account:
Als dit het eerste toestel is dat u koppelt met de Garmin
Connect Mobile app, volgt u de instructies op het scherm.
Als u reeds een toestel hebt gekoppeld met de Garmin
Connect Mobile app, selecteert u in het menu of
Garmin toestellen > Voeg toestel toe, en volgt u de
instructies op het scherm.
Als het toestel is gekoppeld, wordt een bericht weergegeven en
synchroniseert uw toestel automatisch met uw smartphone.
Overzicht startscherm
Vanuit het startscherm hebt u snel toegang tot alle functies van
het Edge toestel.
Selecteer om een rit te maken.
Waarheen? Selecteer om te zoeken naar locaties, nuttige punten of
adressen.
Koersen Selecteer om een nieuwe koers te maken of een
opgeslagen koers te openen.
Selecteer om uw geschiedenis, persoonlijke records,
contactpersonen en instellingen weer te geven.
Selecteer om uw Connect IQ
apps, widgets en gege-
vensvelden weer te geven.
Widgets weergeven
Uw toestel wordt geleverd met diverse vooraf geïnstalleerde
widgets, en als u uw toestel koppelt met een smartphone of
ander compatibel toestel, zijn er nog meer widgets beschikbaar.
1
Veeg in het startscherm omlaag vanaf de bovenkant van het
scherm.
De instellingenwidget wordt weergegeven. Een knipperend
pictogram betekent dat het toestel aan het zoeken is. U kunt
elk pictogram selecteren om de instellingen te wijzigen.
2
Veeg naar links of rechts om meer widgets te bekijken.
Als u de volgende keer naar beneden veegt op de widgets te
bekijken, wordt de laatst bekeken widget weergegeven.
De schermverlichting gebruiken
Tik op het aanraakscherm om de schermverlichting in te
schakelen.
OPMERKING: U kunt de time-out voor de schermverlichting
aanpassen (Scherminstellingen, pagina 11).
1
Veeg in het startscherm of een gegevensscherm omlaag
vanaf de bovenkant van het scherm.
2
Selecteer , en gebruik de pijlen om de helderheid
handmatig aan te passen.
Het aanraakscherm gebruiken
Tik op het scherm wanneer de timer loopt om de timer-
overlay weer te geven.
Met de timer-overlay kunt u teruggaan naar het startscherm
tijdens een rit.
Selecteer om terug te keren naar het startscherm.
Veeg of selecteer de pijlen om te bladeren.
Selecteer om terug te keren naar de vorige pagina.
Selecteer om uw wijzigingen op te slaan en de pagina te
sluiten.
Selecteer om de pagina te sluiten en terug te keren naar
de vorige pagina.
Selecteer om nabij een locatie te zoeken.
Selecteer om een item te verwijderen.
Selecteer voor meer informatie.
Het aanraakscherm vergrendelen
U kunt het scherm vergrendelen om te voorkomen dat u per
ongeluk op het scherm tikt en functies activeert.
Houd ingedrukt en selecteer Vergr. scherm.
Selecteer tijdens een activiteit.
Het toestel opladen
LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de
omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel
oplaadt of aansluit op een computer.
Inleiding 1
Het toestel wordt van stroom voorzien met een ingebouwde
lithium-ionbatterij die u kunt opladen via een standaard
stopcontact of een USB-poort op uw computer.
OPMERKING: Opladen is alleen mogelijk binnen het
goedgekeurde temperatuurbereik (Specificaties, pagina 12).
1
Trek de beschermkap
À
van de USB-poort
Á
omhoog.
2
Steek het kleine uiteinde van de USB-kabel in de USB-poort
op het toestel.
3
Steek het grote uiteinde van de USB-kabel in een netadapter
of een USB-poort van een computer.
4
Sluit de netadapter aan op een standaard stopcontact.
Als u het toestel op een voedingsbron aansluit, wordt het
toestel ingeschakeld.
5
Laad het toestel volledig op.
Nadat u het toestel hebt opgeladen, sluit u de beschermkap.
Over de batterij
WAARSCHUWING
Dit toestel bevat een lithium-ionbatterij. Lees de gids Belangrijke
veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor
productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
De standaardsteun installeren
Voor optimale GPS-ontvangst plaatst u de fietssteun zodanig
dat de voorzijde van het toestel op de lucht is gericht. U kunt de
fietssteun op de stuurpen of op de stuurstang plaatsen.
1
Selecteer een geschikte en veilige plek om het toestel te
bevestigen zonder dat dit uw veiligheid op de fiets in gevaar
brengt.
2
Plaats de rubberen schijf
À
op de achterzijde van de
fietssteun.
De rubberen lipjes zijn in lijn met de achterzijde van de
fietssteun, zodat deze op zijn plaats blijft.
3
Plaats de fietssteun op de stuurpen.
4
Bevestig de fietssteun stevig met de twee banden
Á
.
5
Breng de lipjes aan de achterzijde van het toestel in lijn met
de inkepingen op de fietssteun
Â
.
6
Duw iets omlaag en draai het toestel met de klok mee totdat
het vastklikt.
De Edge losmaken
1
Draai de Edge rechtsom om het toestel te ontgrendelen.
2
Til de Edge van de steun.
Navigatie
Een rit maken
Als u een draadloze sensor of draadloos accessoire gebruik,
kunt u deze koppelen en activeren bij de eerste installatie (De
draadloze sensors koppelen, pagina 7).
1
Houd ingedrukt om het toestel in te schakelen.
2
Ga naar buiten en wacht tot het toestel satellieten heeft
gevonden.
De satellietbalken worden groen als het toestel gereed is.
3
Selecteer .
4
Selecteer om de activiteiten-timer te starten.
OPMERKING: De geschiedenis wordt alleen vastgelegd als
de activiteiten-timer is gestart.
5
Veeg naar links of rechts om meer gegevensschermen te
bekijken.
U kunt omlaag vegen vanaf de bovenkant van de
gegevensschermen om de widgets weer te geven.
6
Tik zo nodig op het scherm om de timer-overlay weer te
geven.
7
Selecteer om de activiteiten-timer te stoppen.
TIP: Voordat u deze rit opslaat en deelt op uw Garmin
Connect account, kunt u het rittype wijzigen. Nauwkeurige
rittypegegevens zijn belangrijk voor het kiezen van
fietsvriendelijke routes.
8
Selecteer Bewaar rit.
9
Selecteer .
2 Navigatie
Satellietsignalen ontvangen
Het toestel dient mogelijk vrij zicht op de satellieten te hebben
om satellietsignalen te kunnen ontvangen. De tijd en datum
worden automatisch ingesteld op basis van uw GPS-positie.
TIP: Ga voor meer informatie over GPS naar www.garmin.com
/aboutGPS.
1
Ga naar buiten naar een open gebied.
De voorzijde van het toestel moet naar de lucht zijn gericht.
2
Wacht terwijl het toestel satellieten zoekt.
Het kan 30 tot 60 seconden duren voordat satellietsignalen
worden gevonden.
Locaties
U kunt op het toestel locaties vastleggen en bewaren.
Uw locatie markeren
Voordat u een locatie kunt markeren, dient u satellieten te
zoeken.
Als u oriëntatiepunten wilt onthouden of wilt terugkeren naar een
bepaald punt, markeer dan de locatie op de kaart.
1
Maak een rit.
2
Selecteer Waarheen? > > Markeer positie > .
Locaties opslaan vanaf de kaart
1
Selecteer Waarheen? > > Selecteer het zoekgebied >
Een punt op de kaart.
2
Zoek de gewenste locatie op de kaart.
3
Selecteer de locatie.
Er verschijnt informatie over de locatie boven aan de kaart.
4
Selecteer de informatie over de locatie.
5
Selecteer > .
Naar een locatie navigeren
1
Selecteer Waarheen?.
2
Selecteer een optie:
Selecteer Zoek op kaart als u naar een locatie op de
kaart wilt navigeren.
Selecteer Zoeken om naar een nuttig punt, stad, kruispunt
of locatie met bekende coördinaten te navigeren.
TIP: U kunt selecteren om uw zoekgebied te verfijnen.
Selecteer Zoek adres om een specifiek adres in te
voeren.
Selecteer Opgeslagen locaties om naar een opgeslagen
locatie te navigeren.
TIP: U kunt selecteren om specifieke zoekinformatie in
te voeren.
Selecteer Recent gevonden om te navigeren naar een
van de laatste 50 locaties die u hebt gevonden.
Selecteer > Selecteer het zoekgebied om uw
zoekgebied te verfijnen.
3
Selecteer een locatie.
4
Selecteer Rijden.
5
Volg de instructies op het scherm naar uw bestemming.
Naar bekende coördinaten navigeren
1
Selecteer Waarheen? > Zoekfuncties > Coördinaten.
2
Geef de coördinaten op en selecteer .
3
Volg de instructies op het scherm naar uw bestemming.
Terug naar startlocatie navigeren
Tijdens een rit kunt u op ieder gewenst moment terugkeren naar
het startpunt.
1
Maak een rit (Een rit maken, pagina 2).
2
Tik tijdens uw rit ergens op het scherm om de timer-overlay
weer te geven.
3
Selecteer > Waarheen? > Terug naar start.
4
Selecteer Langs dezelfde route of Meest directe route.
5
Selecteer Rijden.
Het toestel navigeert terug naar het startpunt van uw rit.
Stoppen met navigeren
1
Blader naar de kaart.
2
Selecteer > .
Een locatie projecteren
U kunt een nieuwe locatie maken door de afstand en peiling te
projecteren vanaf een gemarkeerde locatie naar een nieuwe
locatie.
1
Selecteer Waarheen? > Opgeslagen locaties.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer de informatie over de locatie boven in het scherm.
4
Selecteer > Projecteer locatie.
5
Geef de afstand en de peiling op voor de geprojecteerde
locatie.
6
Selecteer .
Locaties bewerken
1
Selecteer Waarheen? > Opgeslagen locaties.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer de informatiebalk boven in het scherm.
4
Selecteer .
5
Selecteer een kenmerk.
Selecteer bijvoorbeeld Wijzig hoogte om een bekende hoogte
voor de locatie op te geven.
6
Voer de nieuwe informatie in en selecteer .
Een locatie verwijderen
1
Selecteer Waarheen? > Opgeslagen locaties.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer de informatie over de locatie boven in het scherm.
4
Selecteer > Verwijder locatie > .
Navigatie 3
Koersen
U kunt vanuit uw Garmin Connect een koers verzenden naar uw
toestel. Als de koers op uw toestel is opgeslagen, kunt u deze
daarop volgen. Het is ook mogelijk om direct op uw toestel een
aangepaste koers te maken en op te slaan.
U kunt bijvoorbeeld een vastgelegde koers volgen omdat de
route u beviel. Of u kunt een fietsvriendelijke route naar uw werk
vastleggen en volgen.
Een koers plannen en volgen
U kunt een aangepaste koers maken en volgen. Een koers
bestaat uit een serie via-punten of locaties die u naar uw
bestemming leidt.
1
Selecteer Koersen > Koers maken > Voeg eerste locatie
toe.
2
Selecteer een optie:
Als u uw huidige locatie op de kaart wilt selecteren,
selecteert u Huidige locatie.
Als u een opgeslagen locatie wilt selecteren, selecteert u
Opgeslagen en kiest u een locatie.
Als u een locatie wilt selecteren waarnaar u onlangs hebt
gezocht, selecteert u Recent gevonden en kiest u een
locatie.
Als u een positie op de kaart wilt selecteren, selecteert u
Kaart gebruiken en selecteert u een locatie.
Als u een nuttig punt wilt zoeken of selecteren, selecteert
u Categ. nuttige punten en selecteert u een nuttig punt in
de buurt.
Als u een stad wilt selecteren, selecteert u Plaatsen en
kiest u een nabijgelegen stad.
Als u een adres wilt selecteren, selecteert u Adressen en
voert u het adres in.
Als u een kruising wilt selecteren, selecteert u
Kruispunten en voert u de straatnamen in.
Als u coördinaten wilt gebruiken, selecteert u
Coördinaten en voert u de coördinaten in.
3
Selecteer Gebruik.
TIP: Vanuit de kaart kunt u een andere locatie selecteren en
selecteert u Gebruik om verder te gaan met het toevoegen
van locaties.
4
Selecteer Voeg volgende locatie toe.
5
Herhaal de stappen 2 tot en met 4 totdat u alle locaties voor
de route hebt geselecteerd.
6
Selecteer Bekijk kaart.
Het toestel berekent uw route en vervolgens wordt er een
kaart van de route weergegeven.
TIP: Selecteer om een hoogteprofiel van de route te
bekijken.
7
Selecteer Rijden.
Een koers volgen vanaf Garmin Connect
Voordat u een koers kunt downloaden van Garmin Connect,
moet u beschikken over een Garmin Connect account (Garmin
Connect, pagina 8).
1
Selecteer een optie:
Open de Garmin Connect Mobile app.
Ga naar connect.garmin.com.
2
Maak een nieuwe koers of kies een bestaande koers.
3
Selecteer Verzend naar toestel.
4
Volg de instructies op het scherm.
5
EdgeSelecteer op het toestel Koersen > Opgeslagen
koersen.
6
Selecteer de koers.
7
Selecteer Rijden.
Een rondrit maken en volgen
Het toestel kan een rondrit maken op basis van een opgegeven
afstand, startlocatie en navigatierichting.
1
Selecteer Koersen > Rondrit.
2
Selecteer Afstand en voer de totale afstand van de koers in.
3
Selecteer Startlocatie.
4
Selecteer een optie:
Als u uw huidige locatie op de kaart wilt selecteren,
selecteert u Huidige locatie.
Als u een positie op de kaart wilt selecteren, selecteert u
Kaart gebruiken en selecteert u een locatie.
Als u een opgeslagen locatie wilt selecteren, selecteert u
Opgeslagen locaties en kiest u een locatie.
Als u een nuttig punt wilt zoeken of selecteren, selecteert
u Zoekfuncties > Categ. nuttige punten en selecteert u
een nuttig punt in de buurt.
Als u een stad wilt selecteren, selecteert u Zoekfuncties
> Plaatsen en kiest u een nabijgelegen stad.
Als u een adres wilt selecteren, selecteert u Zoekfuncties
> Adressen en voert u het adres in.
Als u een kruising wilt selecteren, selecteert u
Zoekfuncties > Kruispunten en voert u de straatnamen
in.
Als u coördinaten wilt gebruiken, selecteert u
Zoekfuncties > Coördinaten en voert u de coördinaten
in.
5
Selecteer Startrichting en selecteer een richting.
6
Selecteer Zoeken.
TIP: Selecteer om opnieuw te zoeken.
7
Selecteer een koers om deze op de kaart weer te geven.
TIP: Selecteer en om de overige koersen weer te geven.
8
Selecteer Rijden.
Tips voor het rijden van een koers
Gebruik afslagbegeleiding (Koersopties, pagina 5).
Als u een warming-up doet, selecteert u om de koers te
starten en voert u de warming-up uit zoals normaal.
Zorg ervoor dat u tijdens de warming-up niet op het pad van
de koers komt.
Als u klaar bent om te beginnen, gaat u naar de koers. Als u
op het pad van de koers komt, wordt er een bericht
weergegeven.
Blader naar de kaart om de koerskaart weer te geven.
Als u van de koers afwijkt, wordt een bericht weergegeven.
Koersgegevens weergeven
1
Selecteer Koersen > Opgeslagen koersen.
2
Selecteer een koers.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Overzicht om een overzicht van koersgegevens
weer te geven.
Selecteer Kaart om de koers op de kaart weer te geven.
Selecteer Hoogte om een hoogtegrafiek van de koers
weer te geven.
Selecteer Ronden om een ronde te selecteren en extra
informatie weer te geven over elke ronde.
Een koers op de kaart weergeven
Voor elke koers die op uw toestel is opgeslagen, kunt u instellen
hoe deze wordt weergegeven op de kaart. U kunt bijvoorbeeld
instellen dat de rit naar uw werk altijd in geel wordt
weergegeven op de kaart. En u kunt een andere koers in groen
4 Navigatie
weergeven. Zo kunt u de koersen zien onder het rijden zonder
dat u een bepaalde koers volgt.
1
Selecteer Koersen > Opgeslagen koersen.
2
Selecteer de koers.
3
Selecteer Instellingen.
4
Selecteer Altijd weergeven om de koers weer te geven op
de kaart.
5
Selecteer Kleur en selecteer een kleur.
6
Selecteer Koerspunten om ook koerspunten weer te geven
op de kaart.
De volgende keer dat u in de buurt van de koers rijdt, wordt
deze weergegeven op de kaart.
Een koers stoppen
1
Blader naar de kaart.
2
Selecteer > .
Een koers verwijderen
1
Selecteer Koersen > Opgeslagen koersen.
2
Selecteer een koers.
3
Selecteer > .
Koersopties
Selecteer Koersen > Opgeslagen koersen > .
Afslagbegeleiding: Hiermee schakelt u afslagaanwijzingen in
of uit.
Koersfoutwaarschuw.: Waarschuwt u als u van de koers
afwijkt.
Zoeken: Hiermee kunt u opgeslagen koersen op naam zoeken.
Filter: Hiermee kunt u op koerstype filteren, bijvoorbeeld
Strava
koersen.
Wis: Hiermee kunt u alle of meerdere opgeslagen koersen van
het toestel verwijderen.
Kaartinstellingen
Selecteer > Segmentwaar. > Kaart.
Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina.
Auto.zoom: Hiermee selecteert u automatisch een zoomniveau
voor de kaart. Als u Uit selecteert, moet u handmatig in- en
uitzoomen.
Begeleidingstekst: Hiermee stelt u in wanneer afslag-voor-
afslag navigatieaanwijzingen worden weergegeven (vereist
navigatiekaarten).
Kaartzichtbaarheid: Hiermee kunt u de geavanceerde
kaartfuncties opgeven.
Kaartinformatie: Hiermee kunt u de op het toestel geladen
kaarten in- of uitschakelen.
De oriëntatie van de kaart wijzigen
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer Kaart > Oriëntatie.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de
pagina weer te geven.
Selecteer Koers boven om uw huidige reisrichting boven
aan de pagina weer te geven.
Selecteer 3D-modus om de kaart driedimensionaal weer
te geven.
Route-instellingen
Selecteer > Segmentwaar. > Routebepaling.
Trendline™ pop. routing.: Routes worden uitgestippeld op
basis van de populairste ritten van Garmin Connect.
Routemodus: Hiermee stelt u uw transportmiddel in om uw
route te optimaliseren.
Berekeningswijze: Hiermee stelt u de methode in waarmee uw
route wordt berekend.
Zet vast op weg: Zet het positiepictogram, dat uw positie op de
kaart aangeeft, vast op de dichtstbijzijnde weg.
Te vermijden instellen: Hiermee stelt u in welke wegtypen u
wilt vermijden.
Herberekenen: Herberekent automatisch de route wanneer u
van de route afwijkt.
Bluetooth connected functies
Het Edge toestel beschikt over Bluetooth connected functies
voor uw compatibele smartphone of fitnesstoestel. Voor
sommige functies moet u de Garmin Connect Mobile app op uw
smartphone installeren. Ga naar www.garmin.com/intosports
/apps voor meer informatie.
OPMERKING: Uw toestel moet zijn verbonden met uw
Bluetooth smartphone om gebruik te kunnen maken van enkele
van deze functies.
LiveTrack: Geef uw vrienden en familie de gelegenheid om uw
races en trainingsactiviteiten in real-time te volgen. U kunt
volgers uitnodigen via e-mail of social media, waardoor zij uw
live-gegevens op een Garmin Connect volgpagina kunnen
zien.
GroupTrack: Hiermee kunt u andere fietsers in uw groep die
LiveTrack gebruiken direct op het scherm en in real-time
volgen. U kunt vooraf ingestelde berichten sturen naar
andere fietsers in uw GroupTrack sessie die een compatibel
Edge toestel hebben.
Activiteiten uploaden naar Garmin Connect: Uw activiteit
wordt automatisch naar Garmin Connect verstuurd, zodra u
klaar bent met het vastleggen van de activiteit.
Koersen downloaden van Garmin Connect: Hiermee kunt u
zoeken naar koersen op Garmin Connect met uw
smartphone en deze naar uw toestel verzenden.
Interactie met social media: Hiermee kunt u een update op uw
favoriete social media-website plaatsen wanneer u een
activiteit uploadt naar Garmin Connect.
Weerupdates: Verstuurt real-time weersberichten en
waarschuwingen naar uw toestel.
Meldingen: Geeft telefoonmeldingen en berichten weer op uw
toestel.
Berichten: Hiermee kunt u reageren op een oproep of een
bericht met vooraf ingestelde berichten. Deze functie is
beschikbaar voor compatibele Android
smartphones.
Ongevaldetectie: Via de Garmin Connect Mobile app kunt u
een bericht sturen naar uw contacten voor noodgevallen als
het Edge toestel een incident detecteert.
Hulp: Hiermee kunt u via de Garmin Connect Mobile app een
automatisch sms-bericht met uw naam en GPS-locatie sturen
naar uw contactpersonen voor noodgevallen.
Een GroupTrack sessie starten
Voordat u een GroupTrack sessie kunt starten, moet u een
smartphone met de Garmin Connect Mobile app koppelen met
uw toestel (Uw smartphone koppelen, pagina 1).
Tijdens een rit kunt u andere fietsers in uw GroupTrack sessie
op de kaart zien.
1
Selecteer op het Edgetoestel > Connected functies >
GroupTrack om de weergave van connecties op het
kaartscherm in te schakelen.
2
Selecteer in het instellingenmenu van de Garmin Connect
Mobile app LiveTrack > GroupTrack.
Bluetooth connected functies 5
3
Selecteer Zichtbaar voor > Alle connecties.
OPMERKING: Als u meerdere compatibele toestellen hebt,
selecteert u één daarvan voor de GroupTrack sessie.
4
Selecteer Start LiveTrack.
5
Selecteer op het Edge toestel en begin uw rit.
6
Blader naar de kaart om uw connecties weer te geven.
Tik op een pictogram op de kaart om de locatie en
koersinformatie van andere fietsers die deelnemen aan de
GroupTrack sessie weer te geven.
7
Blader naar de GroupTrack lijst.
Als u in de lijst een fietser selecteert, wordt deze midden op
de kaart weergegeven.
Tips voor GroupTrack sessies
Met de functie GroupTrack kunt u andere fietsers in uw groep
die LiveTrack gebruiken direct op het scherm volgen. Alle
fietsers in de groep moeten connecties van u zijn in uw Garmin
Connect account.
Rijd buiten en gebruik GPS.
Koppel uw Edge Explore toestel met uw smartphone via
Bluetooth technologie.
Selecteer in het instellingenmenu op de Garmin Connect
Mobile app Connecties om de lijst met fietsers voor uw
GroupTrack sessie bij te werken.
Zorg dat al uw connecties zijn gekoppeld met hun
smartphones en start een LiveTrack sessie in de Garmin
Connect Mobile app.
Zorg dat al uw connecties binnen bereik zijn (40 km of
25 mijl).
Blader tijdens een GroupTrack sessie naar de kaart om uw
connecties weer te geven.
Stap even af als u wilt proberen om de locatie en
koersinformatie van andere fietsers in de GroupTrack sessie
weer te geven.
Functies voor ongevaldetectie en hulp
vragen
Ongevaldetectie
VOORZICHTIG
Ongevaldetectie is een aanvullende functie die in eerste
instantie is bedoeld voor gebruik op de weg. Ongevaldetectie
dient niet te worden beschouwd als primaire methode voor het
verkrijgen van hulp bij ongelukken. De Garmin Connect Mobile
app neemt geen contact op met hulpdiensten namens u.
Als door uw Edge toestel met GPS een ongeval wordt
gedetecteerd, kan de Garmin Connect Mobile app automatisch
een sms- en e-mailbericht met uw naam en GPS-locaties
verzenden naar uw contacten voor noodgevallen.
Op uw toestel en gekoppelde smartphone wordt een bericht
weergegeven met de mededeling dat uw contacten na 30
seconden zullen worden gewaarschuwd. Als u geen hulp nodig
hebt, kunt u de automatische noodoproep annuleren.
Voordat u ongevaldetectie op uw toestel kunt inschakelen, moet
u in de Garmin Connect Mobile app de gegevens invoeren van
de in geval van nood te waarschuwen personen. Uw
gekoppelde smartphone moet zijn voorzien van een data-
abonnement en zich bevinden in het dekkingsgebied van de
netwerkprovider voor datacommunicatie. Uw contacten voor
noodgevallen moeten sms-berichten kunnen ontvangen
(standaard sms-tarieven kunnen van toepassing zijn).
Hulp
VOORZICHTIG
Hulp is een aanvullende functie en dient niet te worden
beschouwd als primaire methode voor het verkrijgen van hulp bij
ongelukken. De Garmin Connect Mobile app neemt geen
contact op met hulpdiensten namens u.
Als uw Edge toestel met GPS is verbonden met de Garmin
Connect Mobile app, kunt u een automatisch sms-bericht met
uw naam en GPS-locatie laten sturen naar uw contactpersonen
voor noodgevallen.
Voordat u de hulpfunctie op uw toestel kunt inschakelen, moet u
in de Garmin Connect Mobile app de gegevens invoeren van de
in geval van nood te waarschuwen personen. Uw via
Bluetoothgekoppelde smartphone moet zijn voorzien van een
data-abonnement en zich bevinden in het dekkingsgebied van
de netwerkprovider voor datacommunicatie. Uw contacten voor
noodgevallen moeten sms-berichten kunnen ontvangen
(standaard sms-tarieven kunnen van toepassing zijn).
Op uw toestel wordt een bericht weergegeven met de
mededeling dat uw contactpersonen na een afteltijd zullen
worden gewaarschuwd. Als u geen hulp nodig hebt, kunt u het
bericht annuleren.
De functies voor ongevaldetectie en hulp vragen
instellen
1
U kunt de Garmin Connect Mobile app via de app store op
uw telefoon installeren en openen.
2
Koppel uw smartphone met het toestel (Uw smartphone
koppelen, pagina 1).
3
Ga naar de instellingen van de Garmin Connect Mobile app,
selecteer Contacten voor noodgevallen en geef uw
fietsergegevens en de gegevens van in noodgevallen te
waarschuwen contactpersonen op.
Uw geselecteerde contactpersonen ontvangen een bericht
waarin wordt bevestigd dat zij in noodgevallen de te
waarschuwen contacten zijn.
OPMERKING: Wanneer u contactpersonen voor
noodgevallen invoert, wordt ongevaldetectie automatisch
ingeschakeld op uw toestel.
4
Schakel GPS in op uw Edge toestel (GPS inschakelen of
uitschakelen, pagina 11).
Uw contacten voor noodgevallen weergeven
Voordat u uw contacten voor noodgevallen op uw toestel kunt
weergeven, moet u uw fietsergegevens en de gegevens van in
noodgevallen te waarschuwen contacten opgeven in de Garmin
Connect Mobile app.
Selecteer > Connected functies > Contacten.
De namen en telefoonnummers van uw in noodgevallen te
waarschuwen contacten worden weergegeven.
Hulp vragen
Voordat u hulp kunt vragen, moet u GPS inschakelen op uw
Edge toestel.
6 Bluetooth connected functies
1
Houd vier seconden lang ingedrukt om de hulpfunctie te
activeren.
U hoort een pieptoon en het toestel verzendt het bericht
nadat de wachttijd van vijf seconden is verstreken.
2
Selecteer indien nodig Verzend om het bericht meteen te
verzenden.
Ongevaldetectie in- en uitschakelen
Selecteer > Connected functies > Ongevaldetectie.
Een automatisch bericht annuleren
Als een ongeval door uw toestel wordt gedetecteerd, kunt u het
automatische waarschuwingsbericht op uw toestel of uw
gekoppelde smartphone annuleren om te voorkomen dat het
naar uw contacten voor noodgevallen wordt verzonden.
Selecteer Annuleer > voordat de 30 seconden wachttijd is
verstreken.
Een statusupdate verzenden na een ongeval
Voordat u een statusupdate naar uw contacten voor
noodgevallen kunt verzenden, moet uw toestel een ongeval
detecteren en een automatisch waarschuwingsbericht
verzenden naar uw contacten voor noodgevallen.
U kunt een statusupdate verzenden naar uw contacten voor
noodgevallen om ze te informeren dat u geen hulp nodig hebt.
1
Veeg vanaf de bovenkant van het scherm naar beneden en
veeg naar links of rechts om de bedieningswidget weer te
geven.
2
Selecteer Ongeval gedetecteerd > Ik ben OK.
Een bericht wordt verzonden naar al uw contacten voor
noodgevallen.
Draadloze sensoren
Uw toestel kan worden gebruikt in combinatie met draadloze
ANT+
®
of Bluetooth sensoren. Ga voor meer informatie over
compatibiliteit en de aanschaf van optionele sensoren naar
buy.garmin.com.
De draadloze sensors koppelen
Voordat u kunt koppelen, moet u de hartslagmeter omdoen of
de sensor plaatsen.
Koppelen is het maken van een verbinding met ANT+ of
Bluetooth draadloze sensors, bijvoorbeeld het verbinden van
een hartslagmeter met uw Garmin
®
toestel.
1
Breng het toestel binnen 3 m (10 ft.) van de sensor.
OPMERKING: Zorg ervoor dat u minstens 10 m (33 ft.) bij
sensors van andere gebruikers vandaan bent tijdens het
koppelen.
2
Selecteer > Sensors > Voeg sensor toe.
3
Selecteer een optie:
Selecteer een sensortype.
Selecteer Zoek alles om sensors in de buurt te zoeken.
Er wordt een lijst met beschikbare sensors weergegeven.
4
Selecteer een of meerdere sensors om te koppelen met uw
toestel.
5
Selecteer Voeg toe.
Wanneer de sensor is gekoppeld met uw toestel, is de
sensorstatus Verbonden. U kunt een gegevensveld
aanpassen om sensorgegevens weer te geven.
Uw hartslagzones instellen
Het toestel gebruikt uw gebruikersprofiel uit de basisinstellingen
om uw hartslagzones te bepalen. U kunt de hartslagzones
handmatig aanpassen op basis van uw fitnessdoelen
(Fitnessdoelstellingen, pagina 7). Stel uw maximale hartslag,
hartslag in rust en hartslagzones in voor de meest nauwkeurige
caloriegegevens tijdens een activiteit.
1
Selecteer > Mijn statistieken > Trainingszones >
Hartslagzones.
2
Voer de maximumwaarde en rustwaarde voor uw hartslag in.
De zonewaarden worden automatisch bijgewerkt; u kunt elke
waarde echter ook handmatig aanpassen.
3
Selecteer Op basis van:.
4
Selecteer een optie:
Selecteer BPM om de zones in aantal hartslagen per
minuut weer te geven en te wijzigen.
Selecteer % Max. om de zones als een percentage van
uw maximumhartslag weer te geven en te wijzigen.
Selecteer % HSR om de zones als een percentage van
uw hartslagreserve weer te geven en te wijzigen
(maximale hartslag min hartslag in rust).
Hartslagzones
Vele atleten gebruiken hartslagzones om hun cardiovasculaire
kracht te meten en te verbeteren en om hun fitheid te
verbeteren. Een hartslagzone is een bepaald bereik aan
hartslagen per minuut. De vijf algemeen geaccepteerde
hartslagzones zijn genummerd van 1 tot 5 op basis van
oplopende intensiteit. Over het algemeen worden hartslagzones
berekend op basis van de percentages van uw maximale
hartslag.
Fitnessdoelstellingen
Als u uw hartslagzones kent, kunt u uw conditie meten en
verbeteren door de onderstaande principes te begrijpen en toe
te passen.
Uw hartslag is een goede maatstaf voor de intensiteit van uw
training.
Training in bepaalde hartslagzones kan u helpen uw
cardiovasculaire capaciteit en kracht te verbeteren.
Als u uw maximale hartslag kent, kunt u de tabel (Berekeningen
van hartslagzones, pagina 14) gebruiken om de beste
hartslagzone te bepalen voor uw fitheidsdoeleinden.
Als u uw maximale hartslag niet kent, gebruik dan een van de
rekenmachines die beschikbaar zijn op internet. Bij sommige
sportscholen en gezondheidscentra kunt u een test doen om de
maximale hartslag te meten. De standaard maximale hartslag is
220 min uw leeftijd.
Omgevingsbewustzijn
Uw Edge toestel kan worden gebruikt met Varia
slimme
fietsverlichting en achteruitkijkradar voor een verbeterd
omgevingsbewustzijn. Raadpleeg de handleiding van het Varia
toestel voor meer informatie.
OPMERKING: U moet mogelijk de Edge software bijwerken
voordat u Varia toestellen kunt koppelen (De software bijwerken
via Garmin Express, pagina 13).
Geschiedenis
Tot de geschiedenisgegevens behoren tijd, afstand, calorieën,
snelheid, rondegegevens, hoogte en optionele ANT+
sensorgegevens.
OPMERKING: De geschiedenis wordt niet vastgelegd wanneer
de timer is gestopt of gepauzeerd.
Als het geheugen van het toestel vol is, wordt er een bericht
weergegeven. Het toestel overschrijft of verwijdert niet
automatisch uw geschiedenis. Upload uw geschiedenis
regelmatig naar Garmin Connect om al uw ritgegevens bij te
houden.
Draadloze sensoren 7
Uw rit weergeven
1
Selecteer > Geschiedenis > Ritten.
2
Selecteer een rit.
3
Selecteer een optie.
Gegevenstotalen weergeven
U kunt de totalen van verzamelde gegevens weergeven die u
hebt opgeslagen op uw toestel, zoals het aantal ritten, tijd,
afstand en calorieën.
Selecteer > Geschiedenis > Totalen.
Een rit verwijderen
1
Selecteer > Geschiedenis > Ritten.
2
Selecteer een rit.
3
Selecteer > Wis > .
Persoonlijke records
Bij het voltooien van een rit worden op het toestel eventuele
nieuwe persoonlijke records weergegeven die u tijdens deze rit
hebt gevestigd. Tot uw persoonlijke records behoren uw snelste
tijd over een standaardafstand, uw langste rit en de grootste
stijging tijdens een rit.
Uw persoonlijke records weergeven
Selecteer > Mijn statistieken > Persoonlijke records.
Een persoonlijk record terugzetten
U kunt elk persoonlijk record terugzetten op de vorige waarde.
1
Selecteer > Mijn statistieken > Persoonlijke records.
2
Selecteer een record om terug te zetten op de vorige waarde.
3
Selecteer Vorig record > .
OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze
manier niet gewist.
Een persoonlijk record verwijderen
1
Selecteer > Mijn statistieken > Persoonlijke records.
2
Selecteer een persoonlijk record.
3
Selecteer > .
Garmin Connect
U kunt contact houden met uw vrienden op Garmin Connect.
Garmin Connect biedt u de hulpmiddelen om te volgen, te
analyseren, te delen en elkaar aan te moedigen. Leg de
prestaties van uw actieve lifestyle vast, zoals hardloopsessies,
wandelingen, fietstochten, zwemsessies, hikes, triatlons en
meer.
U kunt uw gratis Garmin Connect account maken wanneer u uw
toestel met uw telefoon koppelt met behulp van de Garmin
Connect Mobile app, of u kunt naar connect.garmin.com gaan.
Uw activiteiten opslaan: Nadat u een activiteit met uw toestel
hebt voltooid en opgeslagen, kunt u die activiteit uploaden
naar Garmin Connect en deze zo lang bewaren als u zelf wilt.
Uw gegevens analyseren: U kunt meer gedetailleerde
informatie over uw activiteit weergeven, zoals tijd, afstand,
hoogte, hartslag, verbrande calorieën, cadans, een
bovenaanzicht van de kaart, tempo- en snelheidsgrafieken,
en instelbare rapporten.
OPMERKING: Voor sommige gegevens hebt u een optioneel
accessoire nodig, zoals een hartslagmeter.
Uw activiteiten delen: U kunt contact houden met vrienden en
elkaars activiteiten volgen of koppelingen naar uw activiteiten
plaatsen op uw favoriete sociale netwerksites.
Uw rit verzenden naar Garmin Connect
Synchroniseer uw Edge toestel met de Garmin Connect
Mobile app op uw smartphone.
Gebruik de USB-kabel die bij uw Edge toestel is geleverd om
ritgegevens naar uw Garmin Connect account op uw
computer te sturen.
Gegevensbeheer
OPMERKING: Het toestel is niet compatibel met Windows
®
95,
98, ME, Windows NT
®
, en Mac
®
OS 10.3 en ouder.
Het toestel aansluiten op uw computer
LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de
omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel
oplaadt of aansluit op een computer.
1
Trek de beschermkap van de USB-poort omhoog.
2
Sluit de kleine connector van de USB-kabel aan op de USB-
poort.
3
Steek het grote uiteinde van de USB-kabel in een USB-poort
van de computer.
Uw toestel wordt als verwisselbaar station weergegeven in
Deze computer op Windows computers en als geïnstalleerd
volume op Mac computers.
Bestanden overbrengen naar uw toestel
1
Verbind het toestel met uw computer.
Op Windows computers wordt het toestel weergegeven als
een verwisselbaar station of draagbaar apparaat. Op Mac
computers wordt het toestel weergegeven als een
geïnstalleerd volume.
OPMERKING: Op sommige computers met meerdere
netwerkstations worden toestelstations mogelijk niet correct
weergegeven. Zie de documentatie bij uw besturingssysteem
voor meer informatie over het toewijzen van het station.
2
Open de bestandsbrowser op de computer.
3
Selecteer een bestand.
4
Selecteer Edit > Copy.
5
Open het draagbare apparaat, station of volume voor het
toestel.
6
Blader naar een map.
7
Selecteer Edit > Paste.
Het bestand verschijnt in de lijst met bestanden in het
geheugen van het toestel.
8 Geschiedenis
Bestanden verwijderen
LET OP
Als u niet weet waar een bestand voor dient, verwijder het dan
niet. Het geheugen van het toestel bevat belangrijke
systeembestanden die niet mogen worden verwijderd.
1
Open het Garmin station of volume.
2
Open zo nodig een map of volume.
3
Selecteer een bestand.
4
Druk op het toetsenbord op de toets Delete.
OPMERKING: Als u een Apple
®
computer gebruikt, moet u
de map Trash leegmaken om de bestanden volledig te
verwijderen.
De USB-kabel loskoppelen
Als uw toestel als een verwisselbaar station of volume is
aangesloten op uw computer, dient u het toestel op een veilige
manier los te koppelen om gegevensverlies te voorkomen. Als
uw toestel als een draagbaar toestel is aangesloten op uw
Windows computer, hoeft u het niet op een veilige manier los te
koppelen.
1
Voer een van onderstaande handelingen uit:
Op Windows computers: Selecteer het pictogram
Hardware veilig verewijderen in het systeemvak en
selecteer uw toestel.
Voor Apple computers selecteert u het toestel en
selecteert u File > Eject.
2
Koppel de kabel los van uw computer.
Uw toestel aanpassen
Connect IQ functies die u kunt downloaden
U kunt Connect IQ functies van Garmin en andere leveranciers
aan uw toestel toevoegen via de Connect IQ Mobile app.
Gegevensvelden: Hiermee kunt u nieuwe gegevensvelden
downloaden die sensors, activiteiten en historische gegevens
op andere manieren presenteren. U kunt Connect IQ
gegevensvelden toevoegen aan ingebouwde functies en
pagina's.
Widgets: Hiermee kunt u direct informatie bekijken, zoals
sensorgegevens en meldingen.
Apps: Hiermee kunt u interactieve functies toevoegen aan uw
toestel, zoals nieuwe soorten buiten- en fitnessactiviteiten.
Connect IQ functies downloaden via uw computer
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
2
Ga naar apps.garmin.com en meld u aan.
3
Selecteer een Connect IQ functie en download deze.
4
Volg de instructies op het scherm.
Uw gebruikersprofiel instellen
U kunt uw instellingen voor geslacht, leeftijd, gewicht en lengte
bijwerken. Het toestel gebruikt deze informatie om nauwkeurige
ritgegevens te berekenen.
1
Selecteer > Mijn statistieken > Gebruikersprofiel.
2
Selecteer een optie.
Uw ritinstellingen bijwerken
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer een optie:
Selecteer Gegevensschermen om de
gegevensschermen en gegevensvelden aan te passen
(Een gegevensscherm bewerken, pagina 9).
Selecteer Waarschuwingen om uw
trainingswaarschuwingen aan te passen
(Waarschuwingen, pagina 10).
Selecteer Automatische functies > Auto Lap om in te
stellen hoe rondes worden gemarkeerd (Ronden op
positie markeren, pagina 10).
Selecteer Automatische functies > Autom. slaapstand
om in te stellen dat het toestel automatisch in de
slaapstand gaat na 5 minuten inactiviteit (Automatische
slaapstand gebruiken, pagina 10).
Selecteer Automatische functies > Auto Pause om in te
stellen wanneer de timer automatisch pauzeert (Auto
Pause gebruiken, pagina 10).
Selecteer Automatische functies > Auto Scroll om de
weergave van de pagina's met trainingsgegevens aan te
passen wanneer de timer loopt (Auto Scroll gebruiken,
pagina 10).
Selecteer Timer start-modus om in te stellen hoe het
toestel het begin van een rit detecteert en dat de timer
automatisch start (De timer automatisch starten,
pagina 11).
Selecteer Navigatie-aanwijzingen om afslag-voor-afslag
instructies als bericht of op de kaart te tonen.
Selecteer Kaart om de kaartinstellingen aan te passen
(Kaartinstellingen, pagina 5).
Selecteer Routebepaling om de route-instellingen aan te
passen (Route-instellingen, pagina 5).
Alle wijzigingen die u aanbrengt worden opgeslagen in de
ritinstellingen.
Een gegevensscherm toevoegen
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer Gegevensschermen > Voeg toe >
Gegevensscherm.
3
Selecteer een categorie en selecteer één of meer
gegevensvelden.
4
Selecteer .
5
Selecteer een optie.
Selecteer een andere categorie als u meer
gegevensvelden wilt selecteren.
Selecteer .
6
Selecteer of om de indeling te wijzigen.
7
Selecteer .
8
Selecteer een optie.
Tik twee keer op een gegevensveld om het te wijzigen.
Tik op een gegevensveld en tik daarna op een ander
gegevensveld om de volgorde te wijzigen.
9
Selecteer .
Een gegevensscherm bewerken
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer Gegevensschermen.
3
Selecteer een gegevensscherm.
4
Selecteer Indeling/gegev.velden.
5
Selecteer een categorie, selecteer gegevensvelden die u wilt
toevoegen of verwijderen, en selecteer > .
6
Selecteer of om de indeling te wijzigen.
7
Selecteer .
8
Selecteer een optie.
Tik twee keer op een gegevensveld om het te wijzigen.
Tik op een gegevensveld en tik op een ander
gegevensveld om de volgorde te wijzigen.
9
Selecteer .
Uw toestel aanpassen 9
Volgorde van gegevensschermen wijzigen
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer Gegevensschermen > .
3
Selecteer een gegevensscherm.
4
Selecteer of .
5
Selecteer .
Waarschuwingen
U kunt -waarschuwingen gebruiken om te trainen met specifieke
doelstellingen voor tijd, afstand, hartslag, cadans en calorieën.
Bereikwaarschuwingen instellen
Als u een optionele hartslagmeter of cadanssensor hebt, kunt u
bereikwaarschuwingen instellen. Een bereikwaarschuwing wordt
afgegeven wanneer het toestel een waarde meet die boven of
onder een opgegeven waardenbereik ligt. U kunt het toestel
bijvoorbeeld waarschuwingen laten geven als uw hartslag onder
90 bpm of boven 160 bpm komt (Uw hartslagzones instellen,
pagina 7).
1
Selecteer > Segmentwaar. > Waarschuwingen.
2
Selecteer Hartslagwaarsch. of Cadanswaarschuwing.
3
Schakel indien nodig de waarschuwing in.
4
Selecteer de minimum- en maximumwaarde of selecteer
zones.
5
Selecteer indien nodig .
Telkens als u boven of onder het opgegeven bereik komt, wordt
een bericht weergegeven. U hoort ook een pieptoon als
geluidssignalen zijn ingeschakeld (De toesteltonen in- en
uitschakelen, pagina 11).
Een terugkerende waarschuwing instellen
Een terugkerende waarschuwing wordt afgegeven telkens
wanneer het toestel een opgegeven waarde of interval
registreert. U kunt bijvoorbeeld instellen dat het toestel u elke 30
minuten waarschuwt.
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer Waarschuwingen.
3
Selecteer een waarschuwingstype.
4
Schakel de waarschuwing in.
5
Voer een waarde in.
6
Selecteer .
Telkens als u de opgegeven waarde voor een waarschuwing
bereikt, wordt een bericht weergegeven. U hoort ook een
pieptoon als geluidssignalen zijn ingeschakeld (De toesteltonen
in- en uitschakelen, pagina 11).
Auto Lap
®
Ronden op positie markeren
Met de functie Auto Lap kunt u de ronde automatisch markeren
op een bepaalde positie. Dit is handig als u uw prestaties tijdens
verschillende gedeelten van een rit wilt vergelijken (bijvoorbeeld
na een lange klim of na een sprint). Tijdens een koers kunt u de
functie Op positie gebruiken om een ronde te starten bij alle
rondeposities die voor de koers zijn vastgelegd.
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer Automatische functies > Auto Lap > Auto Lap-
trigger > Op positie > Ronde bij.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Alleen bij druk. op ronde om de rondeteller te
activeren telkens als u selecteert en telkens als u een
van deze locaties opnieuw passeert.
Selecteer Start & ronde om de rondeteller te activeren op
de GPS-locatie waar u selecteert en op elke locatie
tijdens de rit waar u selecteert.
Selecteer Markeer en ronde om de rondeteller te
activeren op een specifieke GPS-locatie die u vóór de rit
hebt gemarkeerd en bovendien op elke locatie tijdens de
rit wanneer u selecteert.
4
Pas zo nodig de rondegegevensvelden aan (Een
gegevensscherm bewerken, pagina 9).
Ronden op afstand markeren
Met de functie Auto Lap kunt u de ronde automatisch markeren
op basis van een bepaalde afstand. Dit is handig als u uw
prestaties tijdens verschillende gedeelten van een rit wilt
vergelijken (bijvoorbeeld om de 10 mijl of 40 km).
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer Automatische functies > Auto Lap > Auto Lap-
trigger > Op afstand > Ronde bij.
3
Voer een waarde in.
4
Pas zo nodig de rondegegevensvelden aan (Een
gegevensscherm bewerken, pagina 9).
Ronden op tijd markeren
Met de functie Auto Lap kunt u de ronde automatisch markeren
op basis van een bepaalde tijd. Dit is handig als u uw prestaties
tijdens verschillende gedeelten van een rit wilt vergelijken
(bijvoorbeeld om de 20 minuten).
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer Automatische functies > Auto Lap > Auto Lap-
trigger > Op tijd > Ronde bij.
3
Voer een waarde in.
4
Pas zo nodig de rondegegevensvelden aan (Een
gegevensscherm bewerken, pagina 9).
Automatische slaapstand gebruiken
U kunt de Autom. slaapstand functie gebruiken om automatisch
in de slaapstand te gaan na 5 minuten van inactiviteit. Tijdens
de slaapstand is het scherm uitgeschakeld en zijn de ANT+
sensors, Bluetooth en GPS niet verbonden.
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer Automatische functies > Autom. slaapstand.
Auto Pause gebruiken
U kunt de functie Auto Pause
®
gebruiken om de timer
automatisch te onderbreken als u stopt met bewegen of
wanneer uw snelheid onder de opgegeven waarde komt. Dit is
handig als er verkeerslichten of andere plaatsen voorkomen in
uw route waar u langzamer moet fietsen of moet stoppen.
OPMERKING: De geschiedenis wordt niet vastgelegd wanneer
de timer is gestopt of gepauzeerd.
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer Automatische functies > Auto Pause.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Zodra gestopt om de timer automatisch te
onderbreken wanneer u stopt met bewegen.
Selecteer Aangepaste snelheid om de timer automatisch
te pauzeren wanneer uw snelheid onder een bepaalde
waarde komt.
4
Pas zo nodig optionele tijdgegevensvelden aan (Een
gegevensscherm bewerken, pagina 9).
Auto Scroll gebruiken
Met de functie Auto Scroll doorloopt u automatisch alle
schermen met trainingsgegevens terwijl de timer loopt.
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer Automatische functies > Auto Scroll.
3
Selecteer een weergavesnelheid.
10 Uw toestel aanpassen
De timer automatisch starten
Met deze functie herkent het toestel automatisch dat er
satellietsignalen worden ontvangen en dat de fiets rijdt. De
activiteiten-timer wordt gestart of u wordt eraan herinnerd om de
activiteiten-timer te starten, zodat uw ritgegevens worden
vastgelegd.
1
Selecteer > Segmentwaar..
2
Selecteer Timer start-modus.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Handmatig en vervolgens om de activiteiten-
timer te starten.
Selecteer Op verzoek om een visuele herinnering te
krijgen wanneer u de startmeldingssnelheid bereikt.
Selecteer Automatisch om de activiteiten-timer
automatisch te starten wanneer u de
startmeldingssnelheid bereikt.
Telefooninstellingen
Selecteer > Connected functies > Telefoon.
Schakel in: Hiermee schakelt u Bluetooth draadloze
technologie in.
OPMERKING: De overige Bluetooth instellingen worden
alleen weergegeven als Bluetooth draadloze technologie is
ingeschakeld.
Toestelnaam: Hiermee kunt u een gebruiksvriendelijke naam
invoeren ter identificatie van uw toestellen met draadloze
Bluetooth technologie.
Koppel smartphone: Hiermee koppelt u uw toestel met een
compatibele smartphone met Bluetooth functionaliteit. Met
deze instelling kunt u Bluetooth draadloze functies gebruiken,
zoals LiveTrack en activiteiten uploaden naar Garmin
Connect.
Meldingen voor telefoon en SMS: Hiermee kunt u
telefoonmeldingen vanaf uw compatibele smartphone
inschakelen.
Gemiste oproepen en SMS-berichten: Geeft gemiste
telefoonmeldingen vanaf uw compatibele smartphone weer.
Handtekening sms-antwoord: Hiermee kunnen
handtekeningen in tekstberichten worden opgenomen.
Gastmodus
Met de gastmodus kunt u een beperkt aantal functies en
instellingen beschikbaar stellen voordat u het toestel met een
gastgebruiker deelt.
Gastmodus inschakelen
1
Selecteer > Gastmodus > Schakel in.
2
Selecteer een optie:
Als u de gastmodus wilt inschakelen en een code wilt
instellen om deze uit te schakelen, selecteert u , voert u
een 4-cijferige code in en selecteert u .
Om de gastmodus in te schakelen zonder code, selecteert
u .
Het toestel beperkt de instellingen die beschikbaar zijn voor
aanpassing.
Gastmodus uitschakelen
1
Selecteer > Gastmodus > Schakel in.
2
Voer indien nodig de 4-cijferige code in en selecteer .
OPMERKING: Na drie mislukte pogingen, wordt u gevraagd
de universele ontgrendelingscode in te voeren: Garmin.
3
Selecteer een optie:
Selecteer om de toestelinstellingen die voor de
gastmodus werden gebruikt te herstellen.
Selecteer om de toestelinstellingen die voor de
gastmodus werden gebruikt te behouden.
Systeeminstellingen
Selecteer > Systeem.
GPS-instellingen (GPS inschakelen of uitschakelen,
pagina 11)
Kleurinstellingen (De accentkleur wijzigen, pagina 11)
Scherminstellingen (Scherminstellingen, pagina 11)
Instellingen voor gegevensopslag (Instellingen voor
gegevens vastleggen, pagina 11)
Toestelinstellingen (De maateenheden wijzigen, pagina 11)
Geluidsinstellingen (De toesteltonen in- en uitschakelen,
pagina 11)
Taalinstellingen (De taal van het toestel wijzigen, pagina 12)
GPS inschakelen of uitschakelen
U kunt GPS uitschakelen bij indoortrainingen of om
batterijvermogen te sparen.
Selecteer > Systeem > GPS-modus.
De accentkleur wijzigen
U kunt de accentkleur van het toestel wijzigen.
1
Selecteer > Systeem > Kleur.
2
Selecteer een accentkleur.
Scherminstellingen
Selecteer > Systeem > Scherm.
Helderheid: Hiermee kunt u de helderheid van de
schermverlichting instellen.
Time-out van scherm: Hiermee kunt u de tijdsduur instellen
voordat de schermverlichting wordt uitgeschakeld.
Kleurmodus: Hiermee stelt u in of het toestel dag- of
nachtkleuren weergeeft. U kunt de optie Automatisch
selecteren om het toestel automatisch te laten overschakelen
naar dag- of nachtkleuren op basis van de tijd van de dag.
Schermafbeelding: Hiermee kunt u de schermafbeelding van
het toestel opslaan.
Instellingen voor gegevens vastleggen
Selecteer > Systeem > Gegevensopslag.
Opslaginterval: Hiermee stelt u in hoe het toestel
activiteitgegevens vastlegt. Met de optie Smart legt u
belangrijke punten vast waar u van richting bent veranderd of
waarop uw snelheid of hartslag is gewijzigd. Met de optie 1
sec legt u elke seconde punten vast. Hiermee ontstaat een
zeer gedetailleerd overzicht van uw activiteit, maar de
omvang van het opgeslagen activiteitenbestand neemt
aanzienlijk toe.
Cadans middelen: Bepaalt of het toestel nulwaarden voor
cadans meetelt, die optreden wanneer de pedalen niet
bewegen. Standaard worden nulwaarden die optreden als u
niet trapt, genegeerd.
Registreer HSV: Hiermee worden uw hartslagvariaties tijdens
een activiteit vastgelegd.
De maateenheden wijzigen
U kunt de eenheden voor afstand, snelheid, hoogte,
temperatuur, gewicht, positieweergave en tijdweergave
aanpassen.
1
Selecteer > Systeem > Eenheden.
2
Selecteer een type maatsysteem.
3
Selecteer een maateenheid voor de instelling.
De toesteltonen in- en uitschakelen
Selecteer > Systeem > Geluid.
Uw toestel aanpassen 11
De taal van het toestel wijzigen
Selecteer > Systeem > Taal voor tekst.
Tijdzones
Telkens wanneer u het toestel inschakelt en naar satellieten
zoekt of gegevens synchroniseert met uw smartphone, worden
de tijdzone en het tijdstip automatisch vastgesteld.
Toestelinformatie
Specificaties
Batterijtype Oplaadbare, ingebouwde lithium-
ionbatterij
Levensduur van batterij Maximaal 12 uur.
Bedrijfstemperatuurbereik Van -20 tot 60 ºC (van -4 tot 140 ºF)
Laadtemperatuurbereik Van 0º tot 45ºC (van 32º tot 113ºF)
Draadloze frequentie/
draadloos protocol
2,4 GHz bij 4 dBm nominaal
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7*
*Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water
tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga
voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
Toestelonderhoud
LET OP
Bewaar het toestel niet op een plaats waar het langdurig aan
extreme temperaturen kan worden blootgesteld, omdat dit
onherstelbare schade kan veroorzaken.
Gebruik nooit een hard of scherp object om het aanraakscherm
te bedienen omdat het scherm daardoor beschadigd kan raken.
Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen, oplosmiddelen en
insectenwerende middelen die plastic onderdelen en
oppervlakken kunnen beschadigen.
Breng de beschermkap van de USB-poort goed aan om
beschadiging van de poort te voorkomen.
Het toestel schoonmaken
1
Veeg het toestel schoon met een doek die is bevochtigd met
een mild schoonmaakmiddel.
2
Veeg de behuizing vervolgens droog.
Laat het toestel na reiniging helemaal drogen.
Problemen oplossen
Het toestel herstellen
Als het toestel niet meer reageert, moet u het mogelijk
herstellen. Uw gegevens en instellingen worden dan niet gewist.
Houd 10 seconden ingedrukt.
Het toestel wordt gereset en ingeschakeld.
Standaardinstellingen herstellen
U kunt de standaard configuratie-instellingen en
activiteitenprofielen herstellen. Hiermee wist u niet uw
geschiedenis or activiteitgegevens, zoals ritten, workouts en
koersen.
Selecteer > Systeem > Herstel toestel > Herstel
standaardinstellingen > .
Gebruikersgegevens en instellingen wissen
U kunt alle gebruikersgegevens wissen en het toestel herstellen
naar de oorspronkelijke instellingen. Hiermee wist u uw
geschiedenis en gegevens zoals ritten, workouts en koersen, en
herstelt u de toestelinstellingen en activiteitenprofielen.
Bestanden die u via uw computer op het toestel hebt gezet,
worden niet gewist.
Selecteer > Systeem > Herstel toestel > Wis gegevens
en instellingen > .
Levensduur van de batterijen maximaliseren
Schakel Modus Batterijbesparing (De modus
Batterijbesparing inschakelen, pagina 12).
Verminder de sterkte van de schermverlichting (De
schermverlichting gebruiken, pagina 1) of verkort de time-out
voor de schermverlichting (Scherminstellingen, pagina 11).
Selecteer het registratie-interval Smart (Instellingen voor
gegevens vastleggen, pagina 11).
Schakel de functie Autom. slaapstand in (Automatische
slaapstand gebruiken, pagina 10).
Schakel de draadloze functie Telefoon uit
(Telefooninstellingen, pagina 11).
Selecteer de instelling GPS (GPS inschakelen of
uitschakelen, pagina 11).
Verwijder draadloze sensors die u niet meer gebruikt.
De modus Batterijbesparing inschakelen
In de modus Batterijbesparing worden de instellingen
automatisch aangepast voor een zo lang mogelijke batterijduur
voorj langere ritten. Tijdens een activiteit wordt het scherm
uitgeschakeld. U kunt automatische waarschuwingen
inschakelen en op het scherm tikken om het te activeren. In de
modus Batterijbesparing worden GPS-spoorpunten en -
sensorgegevens minder vaak geregistreerd. Afstandsmeting,
snelheidsmeting en spoorgegevens zijn minder nauwkeurig.
OPMERKING: In de modus Batterijbesparing wordt de
geschiedenis vastgelegd als de timer is ingeschakeld.
1
Selecteer > Modus Batterijbesparing > Schakel in.
2
Selecteer de waarschuwingen die het scherm tijdens een
activiteit activeren.
Ik kan mijn telefoon niet koppelen met het
toestel
Breng het toestel binnen bereik van uw smartphone.
Als uw toestellen al zijn gekoppeld, schakelt u Bluetooth op
beide toestellen uit en weer in.
Als uw toestellen niet zijn gekoppeld, schakelt u Bluetooth
draadloze technologie op uw smartphone in.
Open de Garmin Connect Mobile app op uw smartphone,
selecteer of en vervolgens Garmin toestellen > Voeg
toestel toe om de koppelmodus in te schakelen.
Veeg op het startscherm omlaag naar de instellingenwidget
en selecteer Telefoon > Koppel smartphone om naar de
koppelingsmodus te gaan.
De ontvangst van GPS-signalen verbeteren
Synchroniseer het toestel regelmatig met uw Garmin
Connect account:
Verbind uw toestel met een computer via de USB-kabel
en de Garmin Express
app.
Synchroniseer uw toestel met de Garmin Connect Mobile
app op uw Bluetooth smartphone.
Na verbinding met uw Garmin Connect account downloadt
het toestel diverse dagen aan satellietgegevens, zodat het
toestel snel satellietsignalen kan vinden.
Ga met uw toestel naar buiten, naar een open plek, ver weg
van hoge gebouwen en bomen.
Blijf enkele minuten stilstaan.
12 Toestelinformatie
De hoogte instellen
Als u over nauwkeurige hoogtegegevens voor uw huidige locatie
beschikt, kunt u de hoogtemeter op het toestel handmatig
kalibreren.
1
Selecteer Waarheen? > > Stel hoogte in.
2
Geef de hoogte op en selecteer .
Op mijn toestel wordt niet de juiste taal
gebruikt
1
Selecteer .
2
Blader omlaag naar het laatste item in de lijst en selecteer
het.
3
Blader omlaag naar het zevende item in de lijst en selecteer
het.
4
Selecteer uw taal.
Vervangende O-ringen
Voor de steunen zijn vervangende banden (O-ringen)
verkrijgbaar.
OPMERKING: Gebruik alleen vervangende banden van EPDM
(Ethylene Propylene Diene Monomer). Ga naar
http://buy.garmin.com of neem contact op met uw Garmin
dealer.
Toestelgegevens weergeven
1
Selecteer > Systeem > Over.
2
Selecteer een optie.
Selecteer Informatie over regelgeving om informatie
over regelgeving en het modelnummer weer te geven.
Selecteer Copyrightinfo om softwaregegevens, de
toestel-id en de licentieovereenkomst weer te geven.
De software bijwerken via Garmin Express
Voordat u de toestelsoftware kunt bijwerken, moet u beschikken
over een Garmin Connect account en de Garmin Express
toepassing downloaden.
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
Als er nieuwe software beschikbaar is, verstuurt Garmin
Express deze naar uw toestel.
2
Volg de instructies op het scherm.
3
Koppel uw toestel niet los van de computer tijdens het
bijwerken.
Productupdates
Installeer Garmin Express (www.garmin.com/express) op uw
computer.
Op die manier kunt u gemakkelijk gebruikmaken van de
volgende diensten voor Garmin toestellen:
Software-updates
Kaartupdates
Productregistratie
Meer informatie
Ga naar support.garmin.com voor meer handleidingen,
artikelen en software-updates.
Ga naar www.garmin.com/intosports.
Ga naar www.garmin.com/learningcenter.
Ga naar buy.garmin.com of neem contact op met uw Garmin
dealer voor informatie over optionele accessoires en
vervangingsonderdelen.
Appendix
Gegevensvelden
Voor sommige gegevensvelden hebt u ANT+ accessoires nodig
om de gegevens weer te geven.
Afst. tot volg.: De resterende afstand tot het volgende waypoint
op uw route. Deze gegevens worden alleen weergegeven
tijdens het navigeren.
Afstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de huidige
activiteit of het huidige spoor.
Afstand - Ronde: De afstand die u hebt afgelegd voor de
huidige ronde.
Afstand tot koerspunt: De resterende afstand tot het volgende
punt in de koers.
Afst t. best.: De resterende afstand tot de eindbestemming.
Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het
navigeren.
Afst te gn: De resterende afstand tijdens een koers als u een
afstandsdoel hebt opgegeven.
Batterijniveau: De resterende batterijvoeding.
Batterijstatus: Het resterende batterijvermogen van een
fietslamp-accessoire.
Cadans: Fietsen. Het aantal omwentelingen van de pedaalarm.
Voor weergave van deze gegevens moet uw toestel zijn
aangesloten op een cadansaccessoire.
Cadans - Gemiddeld: Fietsen. De gemiddelde cadans voor de
huidige activiteit.
Cadans - Ronde: Fietsen. De gemiddelde cadans voor de
huidige ronde.
Calorieën: De hoeveelheid calorieën die u hebt verbrand.
ETA bij volg.: Het geschatte tijdstip waarop u het volgende
waypoint op de route zult bereiken (aangepast aan de lokale
tijd van het waypoint). Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
ETA op bestemming: Het geschatte tijdstip waarop u de
eindbestemming zult bereiken (aangepast aan de lokale tijd
van de bestemming). Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
GPS-nauwkeurigheid: De foutmarge voor uw exacte locatie.
Uw GPS-locatie is bijvoorbeeld accuraat binnen +/- 3,65
meter (12 ft.).
GPS-signaalsterkte: De sterkte van het signaal van de GPS-
satelliet.
Hartslag: Uw aantal hartslagen per minuut. Uw toestel moet zijn
aangesloten op een compatibele hartslagmeter.
Hoogte: De hoogte van uw huidige locatie boven of onder
zeeniveau.
HS – %Max.: Het percentage van maximale hartslag.
HS - Gem.: De gemiddelde hartslag voor de huidige activiteit.
HS - Ronde: De gemiddelde hartslag voor de huidige ronde.
HS-zone: Uw huidige hartslagbereik (1 tot 5). De
standaardzones zijn gebaseerd op uw gebruikersprofiel en
de maximale hartslag (220 min uw leeftijd).
Kilometerteller: Een lopende meting van de afstand die is
afgelegd voor alle trips. Dit totaal wordt niet gewist als de
reisgegevens worden hersteld.
Koers: De richting waarin u zich verplaatst.
Lichtmodus: De configuratiemodus van het lichtnetwerk.
Locatie bij bestemming: Het laatste punt in een route of koers.
Locatie bij volgende: Het volgende punt in een route of koers.
Resterende stijging: De resterende stijging tijdens een koers
als u een hoogtedoel hebt opgegeven.
Appendix 13
Ronden: Het aantal ronden dat is voltooid voor de huidige
activiteit.
Snelheid: De huidige snelheid waarmee u zich verplaatst.
Snelheid - Gemiddeld: De gemiddelde snelheid voor de
huidige activiteit.
Snelheid - Maximum: De hoogste snelheid voor de huidige
activiteit.
Snelheid - Ronde: De gemiddelde snelheid voor de huidige
ronde.
Status bundelhoek: De modus van de koplampbundel.
Stijging naar volgende koerspunt: De resterende stijging tot
het volgende punt in de koers.
Tijd: De tijd van de dag, op basis van uw huidige locatie en
tijdinstellingen (notatie, tijdzone en zomertijd).
Tijd: De stopwatchtijd voor de huidige activiteit.
Tijd - Gem. ronde: De gemiddelde rondetijd voor de huidige
activiteit.
Tijd - Ronde: De stopwatchtijd voor de huidige ronde.
Tijd te gaan: De resterende tijd tijdens een koers als u een
tijdsdoel hebt opgegeven.
Tijd tot best.: De tijd die u naar verwachting nodig hebt om de
bestemming te bereiken. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Tijd tot volg.: De tijd die u naar verwachting nodig hebt om het
volgende waypoint op de route te bereiken. Deze gegevens
worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Tijd - Verstreken: De totale verstreken tijd. Als u bijvoorbeeld
de timer start en 10 minuten hardloopt, vervolgens de timer 5
minuten stopt en daarna de timer weer start en 20 minuten
hardloopt, bedraagt de verstreken tijd 35 minuten.
Totale daling: De totale afstand van de daling sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Totale stijging: De totale afstand van de stijging sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Verbonden lampen: Het aantal verbonden lampen.
Zon onder: Het tijdstip waarop de zon ondergaat, gebaseerd op
uw GPS-positie.
Zon op: Het tijdstip waarop de zon opkomt, gebaseerd op uw
GPS-positie.
Berekeningen van hartslagzones
Zone % van
maximale
hartslag
Waargenomen
inspanning
Voordelen
1 50–60% Ontspannen,
comfortabel tempo,
regelmatige ademhaling
Aerobische training
voor beginners,
verlaagt het stressni-
veau
2 60–70% Comfortabel tempo, iets
diepere ademhaling,
gesprek voeren is
mogelijk
Standaardcardiovas-
culaire training; korte
herstelperiode
3 70–80% Gematigd tempo,
gesprek voeren iets
lastiger
Verbeterde aerobische
capaciteit, optimale
cardiovasculaire
training
4 80–90% Hoog tempo en
enigszins oncomfortabel;
zware ademhaling
Verbeterde anaerobi-
sche capaciteit en
drempel, hogere
snelheid
5 90–100% Sprinttempo, kan niet
lang worden
volgehouden;
ademhaling zwaar
Anaerobisch en
musculair uithoudings-
vermogen; meer
kracht
Wielmaat en omvang
Uw snelheidsensor detecteert automatisch uw wielmaat. Indien
nodig, kunt u handmatig uw wielmaat invoeren in de instellingen
van de snelheidsensor.
De wielmaat wordt aan weerszijden van de band aangegeven.
Dit is geen volledige lijst. U kunt ook de omtrek van uw wiel
meten of een van de rekenmachines op internet gebruiken.
Bandafmeting Wielmaat (mm)
20 × 1,75 1515
20 × 1-3/8 1615
22 × 1-3/8 1770
22 × 1-1/2 1785
24 × 1 1753
24 × 3/4 (tubulair) 1785
24 × 1-1/8 1795
24 × 1,75 1890
24 × 1-1/4 1905
24 × 2,00 1925
24 × 2,125 1965
26 × 7/8 1920
26 × 1-1,0 1913
26 × 1 1952
26 × 1,25 1953
26 × 1-1/8 1970
26 × 1,40 2005
26 × 1,50 2010
26 × 1,75 2023
26 × 1,95 2050
26 × 2,00 2055
26 × 1-3/8 2068
26 × 2,10 2068
26 × 2,125 2070
26 × 2,35 2083
26 × 1-1/2 2100
26 × 3,00 2170
27 × 1 2145
27 × 1-1/8 2155
27 × 1-1/4 2161
27 × 1-3/8 2169
29 x 2.1 2288
29 x 2.2 2298
29 x 2.3 2326
650 x 20C 1938
650 x 23C 1944
650 × 35A 2090
650 × 38B 2105
650 × 38A 2125
700 × 18C 2070
700 × 19C 2080
700 × 20C 2086
700 × 23C 2096
700 × 25C 2105
700C (tubulair) 2130
700 × 28C 2136
700 × 30C 2146
700 × 32C 2155
700 × 35C 2168
700 × 38C 2180
700 × 40C 2200
14 Appendix
Bandafmeting Wielmaat (mm)
700 × 44C 2235
700 × 45C 2242
700 × 47C 2268
Blootstelling aan RF-straling
Dit toestel bevat een mobiele zendontvanger die van een
antenne gebruikmaakt om radiofrequente (RF) energie uit te
zenden en te ontvangen voor spraak- en datacommunicatie. Het
toestel zendt radiofrequente straling uit onder de gepubliceerde
limieten als het toestel met maximaal vermogen en met door
Garmin geautoriseerde accessoires wordt gebruikt. Om te
kunnen voldoen aan de vereisten voor naleving van regels
omtrent blootstelling aan RF-straling van de Amerikaanse FCC,
dient het toestel alleen in een compatibele houder of volgens de
installatie-instructies te worden gebruikt. Het toestel dient niet op
enigerlei andere wijze te worden gebruikt.
Dit toestel mag zich niet in de buurt van een andere zender of
antenne bevinden en mag ook niet in combinatie met een
andere zender of antenne worden gebruikt.
Appendix 15
Index
A
aanraakscherm 1
accessoires 7, 13
activiteiten opslaan 2
adressen, zoeken 3
afstand, waarschuwingen 10
ANT+ sensoren 7
ANT+ sensors 1, 7
koppelen 7
applicaties 5, 9
smartphone 1
Auto Lap 10
Auto Pause 10
auto scroll 10
automatische slaapstand 10
B
banden 13
banen 4
basisinstellingen 12
batterij
maximaliseren 12
opladen 1
type 2
bestanden, overbrengen 8
Bluetooth sensoren 7
Bluetooth technologie 5, 11
C
cadans, waarschuwingen 10
calorie, waarschuwingen 10
computer, verbinden 8
Connect IQ 9
contacten voor noodgevallen 6, 7
coördinaten 3
E
ervaren sporter 9
G
Garmin Connect 1, 4–6, 8
Garmin Express, software bijwerken 13
gastmodus 11
gebruikersgegevens, verwijderen 9
gebruikersprofiel 9
gegevens
opslaan 8
overbrengen 8
schermen 9, 10
vastleggen 11
gegevens opslaan 8
gegevensvelden 9, 10, 13
geschiedenis 2, 7, 8
naar de computer verzenden 8
verwijderen 8
GPS 11
signaal 1, 3, 12
GroupTrack 5, 6
H
hartslag
waarschuwingen 10
zones 7, 14
het toestel herstellen 12
hoogte 13
hoogtemeter, kalibreren 13
hulp 6
I
installeren 2
instellingen 9, 11
toestel 12
K
kaarten 3, 4
bijwerken 13
instellingen 5
locaties zoeken 3
oriëntatie 5
knoppen 1
koersen 4, 5
laden 4
maken 4
verwijderen 5
wijzigen 4
koppelen 1
ANT+ sensors 7
Bluetooth sensors 7
smartphone 1, 12
L
LiveTrack 5, 6
locaties 3
verwijderen 3
verzenden 6
wijzigen 3
zoeken met de kaart 3
M
maateenheden 11
N
navigatie 3
stoppen 3
terug naar start 3
nuttige punten, zoeken 3
O
O-ringen. Zie banden
ongevaldetectie 6, 7
P
persoonlijke records 8
verwijderen 8
pictogrammen 1
problemen oplossen 12, 13
profielen, gebruiker 9
R
ronden 1
routes
instellingen 5
maken 4
S
satellietsignalen 1, 3, 12
scherm 11
vergrendelen 1
scherminstellingen 11
schermknoppen 1
schermverlichting 1, 11
slaapmodus 10
smartphone 1, 5, 9, 11
koppelen 1, 12
software
bijwerken 13
licentie 13
versie 13
specificaties 12
startmelding 11
systeeminstellingen 11
T
taal 12, 13
terug naar start 3
tijd, waarschuwingen 10
tijdzones 12
timer 2, 7
toestel
herstellen 12
onderhoud 12
toestel aanpassen 9, 10
toestel bevestigen 2
toestel schoonmaken 12
toestel-id 13
tonen 11
training
pagina's 2
schermen 9, 10
U
updates, software 13
USB 13
loskoppelen 9
V
vergrendelen, scherm 1
verwijderen, alle gebruikersgegevens 9, 12
via-punten, projecteren 3
W
waarschuwingen 10
Wi-Fi 1
widgets 9
wielmaten 14
Z
zones, tijd 12
16 Index
support.garmin.com
Juli 2018
190-02423-35_0A
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22

Garmin Edge® Explore Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor