Garmin Edge® Explore 1000, Europe Handleiding

Type
Handleiding
Edge
®
Explore 1000
Gebruikershandleiding
© 2015–2018 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin
behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of
organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin
®
, het Garmin logo, ANT+
®
, Auto Lap
®
, Auto Pause
®
en Edge
®
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen.
Connect IQ
, Garmin Connect
, Garmin Express
, Varia
, Varia Vision
en Vector
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet
worden gebruikt zonder de uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Apple
®
en Mac
®
zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het woordmerk en de logo's van Bluetooth
®
zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en
voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. iOS
®
is een geregistreerd handelsmerk van Cisco Systems, Inc. dat onder licentie door Apple Inc. wordt gebruikt.
microSD
®
en het microSD logo zijn geregistreerde handelsmerken van SD-3C, LLC. WiFi
®
is een geregistreerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance Corporation. Windows
®
is een geregistreerd
handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Dit product is ANT+
®
gecertificeerd. Ga naar www.thisisant.com/directory voor een lijst met compatibele producten en apps.
M/N: F4ACGQ00
Inhoudsopgave
Inleiding........................................................................... 1
Aan de slag................................................................................. 1
Het toestel opladen..................................................................... 1
Over de batterij...................................................................... 1
De voorsteun installeren............................................................. 1
De standaardsteun installeren.................................................... 1
De Edge losmaken.................................................................2
Het toestel inschakelen...............................................................2
Knoppen.................................................................................2
Navigatie......................................................................... 2
Een rit maken..............................................................................2
Satellietsignalen ontvangen................................................... 3
Koersen...................................................................................... 3
Een koers van internet volgen............................................... 3
Een koers maken en volgen.................................................. 3
Een rondrit maken en volgen................................................. 4
Een koers maken op basis van een recente rit...................... 4
Terug naar startlocatie navigeren.......................................... 4
Een koers stoppen................................................................. 4
Een koers op de kaart weergeven......................................... 4
Koersgegevens weergeven................................................... 4
Koersopties............................................................................ 4
Een koers verwijderen........................................................... 4
Locaties...................................................................................... 5
Uw locatie bewaren................................................................5
Een locatie opslaan vanaf de kaart........................................ 5
Naar een opgeslagen locatie navigeren................................ 5
Naar een recente locatie navigeren....................................... 5
De zoeklocatie instellen......................................................... 5
Naar bekende coördinaten navigeren.................................... 5
Een locatie projecteren.......................................................... 5
Locaties bewerken................................................................. 5
Een locatie verwijderen.......................................................... 5
Ongevaldetectie.............................................................. 5
Ongevaldetectie instellen........................................................... 5
Fietsergegevens en de gegevens van in noodgevallen te
waarschuwen contacten instellen............................................... 6
Ongevaldetectie in- en uitschakelen........................................... 6
Uw contacten voor noodgevallen weergeven............................. 6
Een automatisch bericht annuleren............................................ 6
Een statusupdate verzenden na een ongeval............................ 6
Geschiedenis.................................................................. 6
Uw rit weergeven........................................................................ 6
De agenda gebruiken............................................................ 6
Ritten verwijderen.................................................................. 6
Persoonlijke records................................................................... 6
Een persoonlijk record verwijderen........................................ 6
Een persoonlijk record herstellen...........................................6
Gegevenstotalen weergeven...................................................... 6
Gegevenstotalen verwijderen................................................ 6
Uw rit verzenden naar Garmin Connect..................................... 6
Garmin Connect..................................................................... 7
Bluetooth® connected functies.............................................. 7
WiFi® connected functies..................................................... 7
Bestanden overbrengen naar een ander Edge toestel............... 7
De opslaglocatie voor gegevens wijzigen................................... 8
Een geheugenkaart installeren................................................... 8
Gegevensbeheer........................................................................ 8
Het toestel aansluiten op uw computer.................................. 8
Bestanden overbrengen naar uw computer........................... 8
Bestanden verwijderen.......................................................... 8
De USB-kabel loskoppelen.................................................... 8
ANT+ sensors................................................................. 8
Uw ANT+ sensors koppelen
....................................................... 8
Omgevingsbewustzijn................................................................. 9
Trainen met vermogensmeters................................................... 9
De vermogensmeter kalibreren..............................................9
Draadloze afstandsbediening....................................... 9
Overzicht van het toestel............................................................ 9
Statuslampje............................................................................... 9
De afstandsbediening met uw Edge toestel koppelen................ 9
De actieknop personaliseren...................................................... 9
De houders gebruiken................................................................ 9
De batterij vervangen..................................................................9
Uw toestel aanpassen.................................................. 10
Connect IQ functies die u kunt downloaden............................. 10
Uw gebruikersprofiel instellen................................................... 10
Over ervaren sporters.......................................................... 10
Trainingszones......................................................................... 10
Uw hartslagzones instellen.................................................. 10
Uw vermogenszones instellen............................................. 10
Bluetooth instellingen............................................................... 11
WiFi instellingen...................................................................... 11
Uw activiteiteninstellingen bijwerken........................................ 11
Gegevensschermen aanpassen.......................................... 11
Kaartinstellingen.................................................................. 11
Route-instellingen................................................................ 11
Waarschuwingen................................................................. 12
Auto Lap®............................................................................ 12
Auto Pause gebruiken......................................................... 12
Automatische slaapstand gebruiken.................................... 12
Auto Scroll gebruiken........................................................... 12
De startmelding wijzigen...................................................... 12
Systeeminstellingen.................................................................. 13
GPS-instellingen.................................................................. 13
De accentkleur wijzigen....................................................... 13
Scherminstellingen...............................................................13
De maateenheden wijzigen................................................. 13
De toestelgeluiden instellen................................................. 13
De taal van het toestel wijzigen........................................... 13
De configuratie-instellingen wijzigen.................................... 13
Tijdzones..............................................................................13
Toestelinformatie......................................................... 13
Specificaties..............................................................................13
Edge specificaties................................................................ 13
Specificaties afstandsbediening.......................................... 13
Toestelonderhoud..................................................................... 13
Het toestel schoonmaken.................................................... 14
Problemen oplossen.................................................... 14
Het toestel resetten...................................................................14
Gebruikersgegevens wissen................................................ 14
Energie besparen tijdens het opladen van het toestel.............. 14
Levensduur van de batterijen maximaliseren........................... 14
De software bijwerken.............................................................. 14
Productupdates.........................................................................14
Meer informatie......................................................................... 14
De gebruikershandleiding downloaden.................................... 14
Toestelgegevens weergeven.................................................... 14
De ontvangst van GPS-signalen verbeteren............................ 14
Temperatuurmetingen.............................................................. 14
Vervangende O-ringen............................................................. 14
Op mijn toestel wordt niet de juiste taal gebruikt...................... 15
Appendix....................................................................... 15
Gegevensvelden....................................................................... 15
Berekeningen van hartslagzones............................................. 16
Index.............................................................................. 17
Inhoudsopgave i
Inleiding
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
Raadpleeg altijd een arts voordat u een trainingsprogramma
begint of wijzigt.
Aan de slag
Als u het toestel voor de eerste keer gebruikt, voert u de
volgende taken uit om het toestel in te stellen en vertrouwd te
raken met de basisfuncties.
1
Laad het toestel op (Het toestel opladen, pagina 1).
2
Bevestig het toestel met de standaardsteun (De
standaardsteun installeren, pagina 1) of de voorsteun (De
voorsteun installeren, pagina 1).
3
Schakel het toestel in (Het toestel inschakelen, pagina 2).
4
Zoek naar satellieten (Satellietsignalen ontvangen,
pagina 3).
5
Maak een rit (Een rit maken, pagina 2).
6
Upload uw rit naar Garmin Connect
(Uw rit verzenden naar
Garmin Connect, pagina 6).
Het toestel opladen
LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de
omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel
oplaadt of aansluit op een computer.
Het toestel wordt van stroom voorzien met een ingebouwde
lithium-ionbatterij die u kunt opladen via een standaard
stopcontact of een USB-poort op uw computer.
OPMERKING: Opladen is alleen mogelijk binnen het
goedgekeurde temperatuurbereik (Edge specificaties,
pagina 13).
1
Trek de beschermkap
À
van de USB-poort
Á
omhoog.
2
Steek het kleine uiteinde van de USB-kabel in de USB-poort
op het toestel.
3
Steek het grote uiteinde van de USB-kabel in een netadapter
of een USB-poort van een computer.
4
Sluit de netadapter aan op een standaard stopcontact.
Als u het toestel op een voedingsbron aansluit, wordt het
toestel ingeschakeld.
5
Laad het toestel volledig op.
Over de batterij
WAARSCHUWING
Dit toestel bevat een lithium-ionbatterij. Lees de gids Belangrijke
veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor
productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
De voorsteun installeren
1
Selecteer een geschikte en veilige plek om het Edge toestel
te plaatsen zonder dat dit uw veiligheid op de fiets in gevaar
brengt.
2
Gebruik de inbussleutel om de schroef
À
te verwijderen uit
de stuurverbinding
Á
.
3
Als u de richting van de steun wilt wijzigen, verwijder dan
indien nodig de twee schroeven aan de achterzijde van de
steun
Â
, draai de aansluiting
Ã
, en plaats de schroeven
terug.
4
Plaats het rubberen kussentje rond het stuur:
Gebruik het dikke kussentje als de diameter van het stuur
25,4 mm is.
Gebruik het dunne kussentje als de diameter van het stuur
31,8 mm is.
5
Plaats de stuurverbinding rond het rubberen kussentje.
6
Plaats de schroef terug en draai deze aan.
OPMERKING: Garmin
®
raadt een moment van 0,8 N-m (7
lbf-inch) aan. Controleer regelmatig of schroef goed vast zit.
7
Breng de lipjes aan de achterzijde van het Edge toestel in lijn
met de inkepingen op de fietssteun
Ä
.
8
Duw deze iets omlaag en draai het Edge toestel met de klok
mee totdat het vastklikt.
De standaardsteun installeren
Voor optimale GPS-ontvangst plaatst u de fietssteun zodanig
dat de voorzijde van het toestel op de lucht is gericht. U kunt de
fietssteun op de stuurpen of op de stuurstang plaatsen.
1
Selecteer een geschikte en veilige plek om het toestel te
bevestigen zonder dat dit uw veiligheid op de fiets in gevaar
brengt.
2
Plaats de rubberen schijf
À
op de achterzijde van de
fietssteun.
De rubberen lipjes zijn in lijn met de achterzijde van de
fietssteun, zodat deze op zijn plaats blijft.
3
Plaats de fietssteun op de stuurpen.
4
Bevestig de fietssteun stevig met de twee banden
Á
.
Inleiding 1
5
Breng de lipjes aan de achterzijde van het toestel in lijn met
de inkepingen op de fietssteun
Â
.
6
Duw iets omlaag en draai het toestel met de klok mee totdat
het vastklikt.
De Edge losmaken
1
Draai de Edge rechtsom om het toestel te ontgrendelen.
2
Til de Edge van de steun.
Het toestel inschakelen
De eerste keer dat u het toestel inschakelt, wordt u gevraagd de
systeeminstellingen en het gebruikersprofiel te configureren.
1
Houd ingedrukt.
2
Volg de instructies op het scherm.
Knoppen
À
Selecteer om het toestel in de slaapstand te zetten of eruit te
halen.
Houd deze knop ingedrukt om het scherm te vergrendelen en
het toestel in en uit te schakelen.
Á
Selecteer deze knop als u een nieuwe ronde wilt markeren.
Â
Selecteer deze knop om de timer te starten of te stoppen.
Overzicht startscherm
Vanuit het startscherm hebt u snel toegang tot alle functies van
het Edge toestel.
Selecteer om een rit te maken.
Waarheen? Selecteer om een locatie te zoeken en daar naartoe te
navigeren.
Koersen Selecteer om uw koersen te beheren.
Geschiedenis Selecteer om uw geschiedenis en persoonlijke records
te beheren.
Contacten Selecteer om uw contacten voor noodgevallen weer te
geven.
Selecteer om het instellingenmenu te openen.
Selecteer om uw Connect IQ
apps, widgets en gege-
vensvelden weer te geven.
Het aanraakscherm gebruiken
Tik op het scherm wanneer de timer loopt om de timer-
overlay weer te geven.
Met de timer-overlay kunt u teruggaan naar het startscherm
tijdens een rit.
Selecteer om uw wijzigingen op te slaan en de pagina te
sluiten.
Selecteer om de pagina te sluiten en terug te keren naar
de vorige pagina.
Selecteer om terug te keren naar de vorige pagina.
Selecteer om terug te keren naar het startscherm.
Selecteer en om te bladeren.
Selecteer om nabij een locatie te zoeken.
Selecteer om op naam te zoeken.
Selecteer om een item te verwijderen.
Het verbindingenscherm weergeven
Het verbindingenscherm geeft de status van de GPS, ANT+
®
sensors en draadloze verbindingen weer.
Veeg in het startscherm omlaag vanaf de bovenkant van het
scherm.
Het verbindingenscherm wordt weergegeven. Een
knipperend pictogram betekent dat het toestel aan het
zoeken is. U kunt elk pictogram selecteren om de instellingen
te wijzigen.
De schermverlichting gebruiken
U kunt op elk moment ergens op het scherm tikken om de
schermverlichting in te schakelen.
1
Selecteer in het startscherm de statusbalk boven aan het
scherm.
2
Selecteer Helderheid om de helderheid en verlichtingsduur
van de schermverlichting aan te passen:
Selecteer en om de helderheid handmatig in te
stellen.
Als u de helderheid automatisch wilt aanpassen op basis
van omgevingslicht, selecteert u Automatische
helderheid.
Als u de verlichtingsduur wilt aanpassen, selecteert u
Time-out van scherm en selecteert u een optie.
Navigatie
Een rit maken
1
Selecteer in het startscherm .
2
Wacht terwijl het toestel satellieten zoekt.
3
Selecteer om de timer te starten.
2 Navigatie
OPMERKING: De geschiedenis wordt alleen vastgelegd als
de timer is gestart.
4
Veeg over het scherm voor extra gegevensschermen.
U kunt omlaag vegen vanaf de bovenkant van de
gegevensschermen om het verbindingenscherm weer te
geven.
5
Tik zo nodig op het scherm om de timer-overlay weer te
geven.
6
Selecteer om de timer te stoppen.
7
Selecteer Beëindig rit > Bewaar rit.
Satellietsignalen ontvangen
Het toestel dient mogelijk vrij zicht op de satellieten te hebben
om satellietsignalen te kunnen ontvangen. De tijd en datum
worden automatisch ingesteld op basis van uw GPS-positie.
1
Ga naar buiten naar een open gebied.
De voorzijde van het toestel moet naar de lucht zijn gericht.
2
Wacht terwijl het toestel satellieten zoekt.
Het kan 30 tot 60 seconden duren voordat satellietsignalen
worden gevonden.
Koersen
U kunt vanuit uw Garmin Connect een koers verzenden naar uw
toestel. Als de koers op uw toestel is opgeslagen, kunt u deze
daarop volgen. Het is ook mogelijk om direct op uw toestel een
aangepaste koers te maken en op te slaan.
U kunt bijvoorbeeld een vastgelegde koers volgen omdat de
route u beviel. Of u kunt een fietsvriendelijke route naar uw werk
vastleggen en volgen.
Een koers van internet volgen
Voordat u een koers kunt downloaden van Garmin Connect,
moet u beschikken over een Garmin Connect account (Garmin
Connect, pagina 7).
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
2
Ga naar www.garminconnect.com.
3
Maak een nieuwe koers of kies een bestaande koers.
4
Selecteer Verzend naar toestel.
5
Koppel het toestel los en schakel het in.
6
Selecteer Koersen > Opgeslagen koersen.
7
Selecteer de koers.
8
Selecteer Rijden.
Een koers maken en volgen
1
Selecteer Koersen > Koers maken > Voeg eerste locatie
toe.
2
Selecteer een optie:
Als u uw huidige locatie op de kaart wilt selecteren,
selecteert u Huidige locatie.
OPMERKING: Als het toestel geen satellietsignalen
ontvangt voor uw huidige locatie, wordt u gevraagd om de
laatst bekende locatie te gebruiken of om een locatie te
selecteren op de kaart.
Als u een opgeslagen locatie wilt selecteren, selecteert u
Opgeslagen > Locaties en kiest u een locatie.
Als u een locatie wilt selecteren waarnaar u onlangs hebt
gezocht, selecteert u Recent gevonden en kiest u een
locatie.
Als u een positie op de kaart wilt selecteren, selecteert u
Kaart gebruiken en selecteert u een locatie.
Als u een nuttig punt wilt zoeken en selecteren, selecteert
u Categ. nuttige punten, een categorie en vervolgens
een nuttig punt in de buurt.
Als u een stad wilt selecteren, selecteert u Plaatsen en
kiest u een nabijgelegen stad.
Als u een adres wilt selecteren, selecteert u Adressen en
volgt u de instructies op het scherm.
Als u een kruising wilt selecteren, selecteert u
Kruispunten en volgt u de instructies op het scherm.
Als u bekende coördinaten wilt gebruiken voor een locatie,
selecteert u Coördinaten en voert u de coördinaten in.
3
Selecteer Gebruik.
4
Selecteer Voeg volg. locatie toe.
5
Herhaal de stappen 2 tot en met 4 totdat u alle locaties voor
de koers hebt geselecteerd.
6
Selecteer Bekijk kaart.
Het toestel berekent uw route en vervolgens wordt een kaart
van de koers weergegeven.
TIP: Selecteer om een hoogtegrafiek van de koers weer te
geven.
7
Selecteer Rijden.
8
Volg de instructies op het scherm naar uw bestemming.
Een terug-naar-start koers berekenen
Voordat u een terug-naar-start koers kunt berekenen, moet u
een koers maken met minimaal één locatie.
Selecteer Koersen > Koers maken > > Terug naar start.
Het toestel berekent een route die u terugvoert naar het
startpunt en een kaart van de koers wordt weergegeven.
Een heen-en-terug koers berekenen
Voordat u een heen-en-terug koers kunt berekenen, moet u een
koers maken met twee of meer locaties.
Selecteer Koersen > Koers maken > > Heen en terug.
Het toestel berekent een heen-en-terugweg en een kaart van
de koers wordt weergegeven.
De koersrichting omkeren
Voordat u de richting van een koers kunt omkeren, moet u een
koers maken met minimaal één locatie.
Navigatie 3
Selecteer Koersen > Koers maken > > Keer richting
om.
Het toestel navigeert in omgekeerde richting en een kaart
van de koers wordt weergegeven.
Een koers opslaan via Koers maken
1
Selecteer Koersen > Koers maken > > Sla op als koers
> .
2
Geef een naam op voor de koers en selecteer .
3
Selecteer .
De koers verschijnt in de lijst.
Alle locaties verwijderen uit een koers
Selecteer Koersen > Koers maken > > Wis > .
Instellingen van Koers maken
Selecteer Koersen > Koers maken > Instellingen.
Routemodus: Hiermee stelt u uw transportmiddel in om uw
route te optimaliseren.
Berekeningswijze: Hiermee stelt u de methode in waarmee uw
route wordt berekend.
Zet vast op weg: Zet het positiepictogram, dat uw positie op de
kaart aangeeft, vast op de dichtstbijzijnde weg.
Te vermijden instellen: Hiermee stelt u in welke wegtypen u
wilt vermijden.
Een rondrit maken en volgen
Het toestel kan een rondrit maken op basis van een opgegeven
afstand, startlocatie en navigatierichting.
1
Selecteer Koersen > Rondrit.
2
Selecteer Afstand en voer de totale afstand van de koers in.
3
Selecteer Startlocatie.
4
Selecteer een optie:
Als u uw huidige locatie op de kaart wilt selecteren,
selecteert u Huidige locatie.
OPMERKING: Als het toestel geen satellietsignalen
ontvangt voor uw huidige locatie, wordt u gevraagd om de
laatst bekende locatie te gebruiken of om een locatie te
selecteren op de kaart.
Als u een positie op de kaart wilt selecteren, selecteert u
Kaart gebruiken en selecteert u een locatie.
Als u een opgeslagen locatie wilt selecteren, selecteert u
Opgeslagen locaties en kiest u een locatie.
Als u een nuttig punt wilt zoeken of selecteren, selecteert
u Zoekfuncties > Categ. nuttige punten en selecteert u
een nuttig punt in de buurt.
Als u een stad wilt selecteren, selecteert u Zoekfuncties
> Plaatsen en kiest u een nabijgelegen stad.
Als u een adres wilt selecteren, selecteert u Zoekfuncties
> Adressen en volgt u de instructies op het scherm.
Als u een kruising wilt selecteren, selecteert u
Zoekfuncties > Kruispunten en volgt u de instructies op
het scherm.
Als u bekende coördinaten wilt gebruiken voor een locatie,
selecteert u Zoekfuncties > Coördinaten en voert u de
coördinaten in.
5
Selecteer Startrichting en selecteer een richting.
6
Selecteer Zoeken.
TIP: Selecteer om opnieuw te zoeken.
7
Selecteer een koers om deze op de kaart weer te geven.
TIP: Selecteer en om de overige koersen weer te geven.
8
Selecteer Rijden.
Een koers maken op basis van een recente rit
U kunt een nieuwe koers maken van een eerder opgeslagen rit.
1
Selecteer Koersen > Recente ritten.
2
Selecteer een rit.
3
Selecteer > Bewaar rit als koers.
4
Geef een naam op voor de koers en selecteer .
Een opgeslagen koers rijden
1
Selecteer Koersen > Opgeslagen koersen.
2
Selecteer een koers.
3
Selecteer Rijden.
Terug naar startlocatie navigeren
Terwijl u een koers volgt, kunt u op ieder gewenst moment
terugkeren naar het startpunt.
1
Tik op het scherm om de timer-overlay weer te geven.
2
Selecteer > Waarheen? > Terug naar start.
3
Selecteer Langs dezelfde route of Meest directe route.
4
Selecteer Rijden.
Het toestel navigeert terug naar het startpunt van uw koers.
Een koers stoppen
1
Blader naar de kaart.
2
Selecteer > .
Een koers op de kaart weergeven
Voor elke koers die op uw toestel is opgeslagen, kunt u instellen
wanneer en hoe deze wordt weergegeven op de kaart. U kunt
bijvoorbeeld instellen dat de rit naar uw werk altijd in geel wordt
weergegeven op de kaart. En u kunt een andere koers in groen
weergeven. Zo kunt u de koersen zien onder het rijden zonder
dat u een bepaalde koers volgt.
1
Selecteer Koersen > Opgeslagen koersen.
2
Selecteer een koers.
3
Selecteer Instellingen.
4
Selecteer Altijd weergeven om de koers weer te geven op
de kaart.
5
Selecteer Kleur en selecteer een kleur.
6
Selecteer Koerspunten om ook koerspunten weer te geven
op de kaart.
De volgende keer dat u in de buurt van de koers rijdt, wordt
deze weergegeven op de kaart.
Koersgegevens weergeven
1
Selecteer Koersen > Opgeslagen koersen.
2
Selecteer een koers.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Overzicht om een overzicht van koersgegevens
weer te geven.
Selecteer Kaart om de koers op de kaart weer te geven.
Selecteer Hoogte om een hoogtegrafiek van de koers
weer te geven.
Selecteer Ronden om een ronde te selecteren en extra
informatie weer te geven over elke ronde.
Koersopties
Selecteer Koersen > Opgeslagen koersen > .
Afslagbegeleiding: Hiermee schakelt u afslagaanwijzingen in
of uit.
Koersfoutwaarschuwingen: Hiermee krijgt u een
waarschuwing u als u van de koers afwijkt.
Zoeken: Hiermee kunt u opgeslagen koersen op naam zoeken.
Wis: Hiermee kunt u alle of meerdere opgeslagen koersen van
het toestel verwijderen.
Een koers verwijderen
1
Selecteer Koersen > Opgeslagen koersen.
4 Navigatie
2
Selecteer een koers.
3
Selecteer > .
Locaties
U kunt op het toestel locaties vastleggen en bewaren.
Uw locatie bewaren
U kunt uw huidige locatie bewaren, zoals uw huis of een
parkeerplaats.
1
Selecteer in het startscherm de statusbalk of veeg omlaag
vanaf de bovenkant van de pagina.
De verbindingenpagina wordt weergegeven.
2
Selecteer GPS > Markeer positie > .
Een locatie opslaan vanaf de kaart
1
Selecteer Waarheen? > Zoek op kaart > .
2
Zoek een locatie op de kaart.
3
Selecteer de locatie.
4
Selecteer de informatie over de locatie boven aan de kaart.
5
Selecteer > .
Naar een opgeslagen locatie navigeren
1
Selecteer Waarheen? > Opgeslagen locaties.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer zo nodig om zoekinformatie in te voeren.
4
Selecteer Rijden.
Naar een recente locatie navigeren
1
Selecteer in het startscherm Waarheen? > Recent
gevonden.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer Rijden.
De zoeklocatie instellen
Het toestel zoekt standaard naar nuttige punten en andere
locaties nabij uw huidige locatie. U kunt het toestel zodanig
instellen dat het zoekt nabij een andere locatie.
1
Selecteer Waarheen? > Zoeken > .
2
Selecteer een zoekgebied.
3
Selecteer, indien nodig, een locatie.
4
Selecteer, indien nodig, Gebruik.
Naar een nuttig punt navigeren
U kunt naar specifieke soorten locaties zoeken.
1
Selecteer in het startscherm Waarheen? > Zoeken > Categ.
nuttige punten.
2
Selecteer een categorie.
3
Selecteer een nuttig punt.
4
Selecteer Rijden.
Navigeren naar een stad, adres of kruispunt
1
Selecteer Waarheen? > Zoeken.
2
Selecteer een optie:
Selecteer Plaatsen en kies een nabijgelegen stad.
Selecteer Adressen en volg de instructies op het scherm.
Selecteer Kruispunten en volg de instructies op het
scherm.
3
Selecteer Rijden.
Naar bekende coördinaten navigeren
1
Selecteer in het startscherm Waarheen? > Zoeken >
Coördinaten.
2
Geef de coördinaten op en selecteer .
3
Volg de instructies op het scherm naar uw bestemming.
Een locatie projecteren
U kunt een nieuwe locatie maken door de afstand en peiling te
projecteren vanaf een gemarkeerde locatie naar de nieuwe
locatie.
1
Selecteer Waarheen? > Opgeslagen locaties.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer de informatie over de locatie boven aan de kaart.
4
Selecteer > Projecteer locatie.
5
Geef de afstand en de peiling op voor de geprojecteerde
locatie.
6
Selecteer .
Locaties bewerken
1
Selecteer Waarheen? > Opgeslagen locaties.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer de informatiebalk boven in het scherm.
4
Selecteer .
5
Selecteer een item.
Selecteer bijvoorbeeld Wijzig hoogte om een bekende
hoogte voor de locatie op te geven.
6
Voer de nieuwe informatie in en selecteer .
Een locatie verwijderen
1
Selecteer Waarheen? > Opgeslagen locaties.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer de informatie over de locatie boven in het scherm.
4
Selecteer > Verwijder locatie > .
Ongevaldetectie
VOORZICHTIG
Ongevaldetectie is een aanvullende functie die in eerste
instantie is bedoeld voor gebruik op de weg. Ongevaldetectie
dient niet te worden beschouwd als primaire methode voor het
verkrijgen van hulp bij ongelukken. De Garmin Connect Mobile
app neemt geen contact op met hulpdiensten namens u.
Als door uw Edge toestel met GPS een ongeval wordt
gedetecteerd, kan de Garmin Connect Mobile app automatisch
een sms- en e-mailbericht met uw naam en GPS-locaties
verzenden naar uw contacten voor noodgevallen.
Op uw toestel en gekoppelde smartphone wordt een bericht
weergegeven met de mededeling dat uw contacten na 30
seconden zullen worden gewaarschuwd. Als u geen hulp nodig
hebt, kunt u de automatische noodoproep annuleren.
Voordat u ongevaldetectie op uw toestel kunt inschakelen, moet
u in de Garmin Connect Mobile app de gegevens invoeren van
de in geval van nood te waarschuwen personen. Uw
gekoppelde smartphone moet zijn voorzien van een data-
abonnement en zich bevinden in het dekkingsgebied van de
netwerkprovider voor datacommunicatie. Uw contacten voor
noodgevallen moeten sms-berichten kunnen ontvangen
(standaard sms-tarieven kunnen van toepassing zijn).
Ongevaldetectie instellen
1
Ga naar www.garmin.com/intosports/apps en download de
Garmin Connect Mobile app naar uw smartphone.
2
Koppel uw smartphone met uw toestel (Uw smartphone
koppelen, pagina 7).
3
Voer in de Garmin Connect Mobile app (Fietsergegevens en
de gegevens van in noodgevallen te waarschuwen contacten
instellen, pagina 6).
4
Schakel ongevaldetectie op uw toestel in (Ongevaldetectie
in- en uitschakelen, pagina 6).
Ongevaldetectie 5
5
Schakel GPS op uw toestel in (GPS-instellingen,
pagina 13).
Fietsergegevens en de gegevens van in
noodgevallen te waarschuwen contacten
instellen
1
Open de Garmin Connect Mobile app op uw smartphone.
2
Selecteer in de app-instellingen Ongevaldetectie.
3
Voer de fietsergegevens en de gegevens van in
noodgevallen te waarschuwen contacten in.
Uw geselecteerde contacten ontvangen een bericht waarin
wordt bevestigd dat zij voor ongevaldetectie de te
waarschuwen contacten zijn.
Ongevaldetectie in- en uitschakelen
Selecteer > Systeem > Ongevaldetectie.
Uw contacten voor noodgevallen weergeven
Voordat u uw contacten voor noodgevallen op uw toestel kunt
weergeven, moet u uw fietsergegevens en de gegevens van in
noodgevallen te waarschuwen contacten opgeven in de Garmin
Connect Mobile app.
Selecteer Contacten.
De namen en telefoonnummers van uw in noodgevallen te
waarschuwen contacten worden weergegeven.
Een automatisch bericht annuleren
Als een ongeval door uw toestel wordt gedetecteerd, kunt u het
automatische waarschuwingsbericht op uw toestel of uw
gekoppelde smartphone annuleren om te voorkomen dat het
naar uw contacten voor noodgevallen wordt verzonden.
Selecteer Annuleer > voordat de 30 seconden wachttijd is
verstreken.
Een statusupdate verzenden na een ongeval
Voordat u een statusupdate naar uw contacten voor
noodgevallen kunt verzenden, moet uw toestel een ongeval
detecteren en een automatisch waarschuwingsbericht
verzenden naar uw contacten voor noodgevallen.
U kunt een statusupdate verzenden naar uw contacten voor
noodgevallen om ze te informeren dat u geen hulp nodig hebt.
1
Veeg omlaag vanaf de bovenkant van het scherm om het
connectiesscherm weer te geven.
2
Selecteer Ongeval gedetecteerd > Verz: Ik ben Ok.
Een bericht wordt verzonden naar al uw contacten voor
noodgevallen.
Geschiedenis
Tot de geschiedenisgegevens behoren tijd, afstand, calorieën,
snelheid, rondegegevens, hoogte en optionele ANT+
sensorgegevens.
OPMERKING: De geschiedenis wordt niet vastgelegd wanneer
de timer is gestopt of gepauzeerd.
Als het geheugen van het toestel vol is, wordt er een bericht
weergegeven. Het toestel overschrijft of verwijdert niet
automatisch uw geschiedenis. Upload uw geschiedenis
regelmatig naar Garmin Connect om al uw ritgegevens bij te
houden.
Uw rit weergeven
1
Selecteer in het startscherm Geschiedenis > Ritten.
2
Selecteer een optie.
De agenda gebruiken
De agenda op uw toestel geeft een historisch overzicht weer
van uw opgeslagen ritten. Als u een dag selecteert in de
agenda, kunt u van elke gereden rit een overzicht bekijken.
1
Selecteer Geschiedenis > Agenda.
2
Selecteer een datum om de opgeslagen ritten weer te geven.
3
Selecteer om extra informatie weer te geven.
Ritten verwijderen
1
Selecteer Geschiedenis > Ritten.
2
Selecteer .
3
Selecteer Wis alles of Verwijder meerdere.
Persoonlijke records
Bij het voltooien van een rit worden op het toestel eventuele
nieuwe persoonlijke records weergegeven die u tijdens deze rit
hebt gevestigd. Tot uw persoonlijke records behoren uw snelste
tijd over een standaardafstand, uw langste rit en de grootste
stijging tijdens een rit.
Een persoonlijk record verwijderen
1
Selecteer in het startscherm Geschiedenis > Persoonlijke
records.
2
Selecteer een persoonlijk record.
3
Selecteer > .
Een persoonlijk record herstellen
U kunt elk persoonlijk record terugzetten op de vorige waarde.
OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze manier
niet gewist.
1
Selecteer Geschiedenis > Persoonlijke records.
2
Selecteer een record om te herstellen.
3
Selecteer Vorig record > .
Gegevenstotalen weergeven
U kunt de verzamelde gegevens weergeven die u hebt
opgeslagen op uw Edge, zoals het aantal ritten, tijd, afstand en
calorieën.
Selecteer in het startscherm Geschiedenis > Totalen.
Gegevenstotalen verwijderen
1
Selecteer Geschiedenis > Totalen.
2
Selecteer > .
OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze
manier niet gewist.
Uw rit verzenden naar Garmin Connect
LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de
omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel
oplaadt of aansluit op een computer.
1
Trek de beschermkap
À
van de USB-poort
Á
omhoog.
2
Steek het kleine uiteinde van de USB-kabel in de USB-poort
op het toestel.
3
Steek het grote uiteinde van de USB-kabel in een USB-poort
van de computer.
6 Geschiedenis
4
Ga naar www.garminconnect.com/start.
5
Volg de instructies op het scherm.
Garmin Connect
U kunt contact houden met uw vrienden op Garmin Connect.
Garmin Connect biedt u de hulpmiddelen om te volgen, te
analyseren, te delen en elkaar aan te moedigen. Leg de
prestaties van uw actieve lifestyle vast, zoals hardloopsessies,
wandelingen, fietstochten, zwemsessies, hikes, triatlons en
meer. Meld u aan voor een gratis account op
www.garminconnect.com/start.
Uw activiteiten opslaan: Nadat u een activiteit met uw toestel
hebt voltooid en opgeslagen, kunt u die activiteit uploaden
naar Garmin Connect en deze zo lang bewaren als u zelf wilt.
Uw gegevens analyseren: U kunt meer gedetailleerde
informatie over uw activiteit weergeven, zoals tijd, afstand,
hoogte, hartslag, verbrande calorieën, cadans, een
bovenaanzicht van de kaart, tempo- en snelheidsgrafieken,
en instelbare rapporten.
OPMERKING: Voor sommige gegevens hebt u een optioneel
accessoire nodig, zoals een hartslagmeter.
Uw activiteiten delen: U kunt contact houden met vrienden en
elkaars activiteiten volgen of koppelingen naar uw activiteiten
plaatsen op uw favoriete sociale netwerksites.
Bluetooth
®
connected functies
Het Edge toestel beschikt over Bluetooth communicatiefuncties
voor uw compatibele smartphone of fitnesstoestel. Voor
sommige functies moet u Garmin Connect Mobile op uw
smartphone installeren. Ga naar www.garmin.com/intosports
/apps voor meer informatie.
OPMERKING: Uw toestel moet zijn verbonden met uw
Bluetooth smartphone om gebruik te kunnen maken van enkele
van deze functies.
LiveTrack: Geef uw vrienden en familie de gelegenheid om uw
races en trainingsactiviteiten in real-time te volgen. U kunt
volgers uitnodigen via e-mail of social media, waardoor zij uw
live-gegevens op een Garmin Connect volgpagina kunnen
zien.
GroupTrack: Hiermee kunt u andere fietsers in uw groep die
LiveTrack gebruiken direct op het scherm en in real-time
volgen.
Activiteiten uploaden naar Garmin Connect: Uw activiteit
wordt automatisch naar Garmin Connect verstuurd, zodra u
klaar bent met het vastleggen van de activiteit.
Overdracht tussen toestellen: Hiermee kunt u bestanden
draadloos overbrengen naar een ander compatibel Edge
toestel.
Interactie met social media: Hiermee kunt u een update op uw
favoriete social media-website plaatsen wanneer u een
activiteit uploadt naar Garmin Connect.
Weerupdates: Verstuurt real-time weersberichten en
waarschuwingen naar uw toestel.
Meldingen: Geeft telefoonmeldingen en berichten weer op uw
toestel.
Ongevaldetectie: Via de Garmin Connect Mobile app kunt u
een bericht sturen naar uw contacten voor noodgevallen als
het Edge toestel een incident detecteert.
Uw smartphone koppelen
1
Ga naar www.garmin.com/intosports/apps en download de
Garmin Connect Mobile app naar uw smartphone.
2
Houd uw smartphone binnen 10 m (33 ft.) van uw toestel.
3
Selecteer op uw toestel > Bluetooth > Schakel in >
Koppel smartphone en volg de instructies op het scherm.
4
Open de Garmin Connect Mobile app op uw telefoon en volg
de instructies op het scherm om een toestel te koppelen.
Deze instructies worden aangeboden tijdens de eerste
installatie of kunnen worden gevonden in de help van de
Garmin Connect Mobile app.
5
Selecteer op uw iOS
®
toestel Koppel Bluetooth Smart en
volg de instructies op het scherm om telefoonmeldingen in te
schakelen op een compatibel iOS toestel (optioneel).
OPMERKING: Voor telefoonmeldingen is een compatibele
smartphone voorzien van Bluetooth Smart draadloze
technologie vereist. Ga naar www.garmin.com/ble voor
informatie over compatibiliteit.
WiFi
®
connected functies
Het Edge Explore 1000 toestel beschikt over WiFi connected
functies. De Garmin Connect Mobile app is niet vereist voor het
gebruik van WiFi connectiviteit.
OPMERKING: Uw toestel moet zijn verbonden met een
draadloos netwerk om gebruik te kunnen maken van deze
functies.
Activiteiten uploaden naar Garmin Connect: Uw activiteit
wordt automatisch naar Garmin Connect verstuurd, zodra u
klaar bent met het vastleggen ervan.
Koersen, workouts en trainingsplannen: Activiteiten en
trainingsplannen die u eerder hebt geselecteerd in Garmin
Connect worden draadloos verzonden naar uw toestel.
Software-updates: Uw toestel downloadt draadloos de
nieuwste software-update. De volgende keer dat u het toestel
inschakelt, kunt u de software-update installeren aan de hand
van de instructies op het scherm.
Een draadloze verbinding Wi
Fi verbinding instellen
1
Ga naar www.garminconnect.com/start en download de
Garmin Express
toepassing.
2
Volg de instructies op het scherm om WiFi connectiviteit in te
stellen voor Garmin Express.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
1
Selecteer > Wi-Fi.
2
Selecteer zo nodig Wi-Fi om draadloze technologie in te
schakelen.
3
Selecteer Voeg netwerk toe om naar beschikbare
netwerken te zoeken.
4
Selecteer een draadloos netwerk.
5
Selecteer zo nodig om de SSID en het wachtwoord van
het netwerk in te voeren.
Het toestel onthoudt de netwerkgegevens voor deze locatie en
maakt voortaan automatisch verbinding als u terugkeert op de
locatie.
Bestanden overbrengen naar een ander
Edge toestel
U kunt bestanden draadloos overbrengen van het ene
compatibele Edge toestel naar het andere via Bluetooth
technologie.
1
Schakel beide Edge toestellen in en breng ze binnen bereik
(3 m) van elkaar.
Geschiedenis 7
2
Selecteer op het toestel met de bestanden >
Toesteloverdrachten > Deel bestanden > .
3
Selecteer een bestandstype dat u wilt delen.
4
Selecteer een of meer bestanden om over te brengen en
selecteer .
5
Selecteer op het toestel dat de bestanden ontvangt >
Toesteloverdrachten.
6
Selecteer een beschikbare verbinding.
7
Selecteer een of meer bestanden om te ontvangen en
selecteer .
Als het bestand is overgebracht, wordt op beide toestellen een
bericht weergegeven.
De opslaglocatie voor gegevens wijzigen
1
Selecteer > Systeem > Gegevensopslag.
2
Selecteer een optie:
Selecteer Interne opslag om uw gegevens op te slaan in
het toestelgeheugen.
Selecteer Geheugenkaart om uw gegevens op te slaan
op een optionele geheugenkaart.
Een geheugenkaart installeren
U kunt een microSD
®
geheugenkaart installeren voor extra
opslagruimte of voorgeladen kaarten.
1
Verwijder de beschermkap
À
van de microSD kaartsleuf
Á
.
2
Druk op de kaart tot u hoort dat deze vastklikt.
Gegevensbeheer
OPMERKING: Het toestel is niet compatibel met Windows
®
95,
98, ME, Windows NT
®
, en Mac
®
OS 10.3 en ouder.
Het toestel aansluiten op uw computer
LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de
omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel
oplaadt of aansluit op een computer.
1
Trek de beschermkap van de USB-poort omhoog.
2
Steek het kleine uiteinde van de USB-kabel in de USB-poort
op het toestel.
3
Steek het grote uiteinde van de USB-kabel in een USB-poort
van de computer.
Het toestel en de geheugenkaart (optioneel) worden
weergegeven als verwisselbaar station onder Deze computer
op Windows computers en als geïnstalleerd volume op Mac
computers.
Bestanden overbrengen naar uw computer
1
Verbind het toestel met uw computer.
Op Windows computers wordt het toestel weergegeven als
verwisselbaar station of een draagbaar station, en de
geheugenkaart wordt mogelijk weergegeven als een tweede
verwisselbaar station. Op Mac computers worden het toestel
en de geheugenkaart als gekoppelde volumes weergegeven.
OPMERKING: Op sommige computers met meerdere
netwerkstations worden toestelstations mogelijk niet correct
weergegeven. Zie de documentatie bij uw besturingssysteem
voor meer informatie over het toewijzen van het station.
2
Open de bestandsbrowser op de computer.
3
Selecteer een bestand.
4
Selecteer Edit > Copy.
5
Open het draagbare toestel, station of volume van het toestel
of geheugenkaart.
6
Blader naar een map.
7
Selecteer Edit > Paste.
Het bestand wordt weergegeven in de lijst met bestanden in
het toestelgeheugen of op de geheugenkaart.
Bestanden verwijderen
LET OP
Als u niet weet waar een bestand voor dient, verwijder het dan
niet. Het geheugen van het toestel bevat belangrijke
systeembestanden die niet mogen worden verwijderd.
1
Open het Garmin station of volume.
2
Open zo nodig een map of volume.
3
Selecteer een bestand.
4
Druk op het toetsenbord op de toets Delete.
OPMERKING: Als u een Apple
®
computer gebruikt, moet u
de map Trash leegmaken om de bestanden volledig te
verwijderen.
De USB-kabel loskoppelen
Als uw toestel als een verwisselbaar station of volume is
aangesloten op uw computer, dient u het toestel op een veilige
manier los te koppelen om gegevensverlies te voorkomen. Als
uw toestel als een draagbaar toestel is aangesloten op uw
Windows computer, hoeft u het niet op een veilige manier los te
koppelen.
1
Voer een van onderstaande handelingen uit:
Op Windows computers: Selecteer het pictogram
Hardware veilig verewijderen in het systeemvak en
selecteer uw toestel.
Voor Apple computers selecteert u het toestel en
selecteert u File > Eject.
2
Koppel de kabel los van uw computer.
ANT+ sensors
Uw toestel kan worden gebruikt in combinatie met draadloze
ANT+ sensors. Ga voor meer informatie over compatibiliteit en
de aanschaf van optionele sensors naar http://buy.garmin.com.
Uw ANT+ sensors koppelen
Voordat u kunt koppelen, moet u de hartslagmeter omdoen of
de sensor plaatsen.
Koppelen is het maken van een verbinding tussen ANT+
draadloze sensors, bijvoorbeeld het verbinden van een
hartslagmeter met uw Garmin toestel.
1
Breng het toestel binnen 3 m (10 ft.) van de sensor.
OPMERKING: Zorg ervoor dat u minstens 10 m (33 ft.) bij
ANT+ sensors van andere gebruikers vandaan bent tijdens
het koppelen.
2
Selecteer > Sensors > Voeg sensor toe.
3
Selecteer een optie:
Selecteer een sensortype.
Selecteer Zoek alles om sensors in de buurt te zoeken.
Er wordt een lijst met beschikbare sensors weergegeven.
4
Selecteer een of meerdere sensors om te koppelen met uw
toestel.
5
Selecteer Voeg toe.
8 ANT+ sensors
Wanneer de sensor is gekoppeld met uw toestel, is de
sensorstatus Verbonden. U kunt een gegevensveld
aanpassen om sensorgegevens weer te geven.
Omgevingsbewustzijn
Uw Edge toestel kan worden gebruikt met het Varia Vision
toestel, slimme Varia
fietsverlichting en achteruitkijkradar voor
een verbeterd omgevingsbewustzijn. Raadpleeg de handleiding
van het Varia toestel voor meer informatie.
OPMERKING: U moet mogelijk de Edge software bijwerken
voordat u Varia toestellen kunt koppelen (De software bijwerken,
pagina 14).
Trainen met vermogensmeters
Ga naar www.garmin.com/intosports voor een lijst met ANT+
sensors die compatibel zijn met uw toestel (zoals Vector
).
Raadpleeg uw gebruikershandleiding voor meer informatie.
De vermogensmeter kalibreren
Voordat u uw vermogensmeter kunt kalibreren, moet deze
correct zijn geïnstalleerd, gekoppeld met uw toestel en actief
gegevens vastleggen.
Raadpleeg de documentatie van de fabrikant voor instructies
over het kalibreren van uw vermogensmeter.
1
Selecteer > Sensors.
2
Selecteer uw vermogensmeter.
3
Selecteer Kalibreer.
4
Zorg dat uw vermogensmeter actief blijft door te blijven
trappen tot het bericht wordt weergegeven.
5
Volg de instructies op het scherm.
Draadloze afstandsbediening
Overzicht van het toestel
À
Rondeknop. Selecteer om een nieuwe ronde te markeren.
Á
Actieknop. Selecteer om de timer te starten of te stoppen. Houd
deze ingedrukt om de schermverlichting in te schakelen.
OPMERKING: Dit is de standaardfunctionaliteit van de actieknop.
Deze actieknopfuncties zijn programmeerbaar.
Â
Paginaknop. Selecteer om door de gegevenspagina's te bladeren.
Houd de knop ingedrukt om tegen de klok in door de gegevenspagi-
na's te bladeren.
Ã
Statuslampje.
Statuslampje
Activiteit statuslampje Status
Groen knipperend Zoeken naar een gekoppeld
toestel.
Afwisselend rood en groen Probeert te koppelen met een
nieuw toestel.
12 keer snel knipperen in het groen Gekoppeld met een toestel.
Activiteit statuslampje Status
Vier keer snel knipperen in het
groen
Opdracht verzonden naar een
toestel.
Vier keer snel knipperen in het rood Kan geen opdracht verzenden
naar een toestel.
De afstandsbediening met uw Edge toestel
koppelen
Wanneer u voor de eerste keer de Edge afstandsbediening met
uw Edge toestel wilt verbinden, moet u de afstandsbediening
koppelen met uw toestel.
1
Breng de afstandsbediening binnen 3 m (10 ft.) van het
toestel.
OPMERKING: Zorg ervoor dat u minstens 10 m (33 ft.) bij
andere ANT+ sensors vandaan bent tijdens het koppelen.
2
Selecteer op het Edge startscherm > Sensors > Voeg
sensor toe > Edge afstandsbediening.
3
Houd op de afstandsbediening twee knoppen tegelijkertijd
ingedrukt totdat het statuslampje afwisselend groen en rood
knippert, en laat de knoppen los.
De afstandsbediening zoekt naar uw toestel. Wanneer de
koppeling is voltooid, knippert het statuslampje 12 keer groen
en verschijnt de naam van de afstandsbediening op het
toestel.
4
Selecteer de afstandsbediening en selecteer Voeg toe.
Nadat de afstandsbediening is gekoppeld, wordt er verbinding
gemaakt met uw toestel als dit binnen bereik is en is
ingeschakeld.
De actieknop personaliseren
1
Selecteer op het Edge startscherm > Sensors > Edge
afstandsbediening > Sensordetails.
2
Selecteer Kort drukken of Lang drukken.
3
Selecteer een functie voor de actieknop.
U kunt met de actieknop bijvoorbeeld een kaart laten
weergeven of de schermverlichting inschakelen.
De houders gebruiken
Er zijn verschillende houders beschikbaar voor uw
afstandsbediening die worden meegeleverd of beschikbaar zijn
als optioneel accessoire. Met de houder kunt u de
afstandsbediening aan uw lichaam, fiets of andere objecten
bevestigen.
Breng twee inkepingen
À
op één lijn met de zijkanten van de
houder en druk de afstandsbediening in de steun totdat u een
klik hoort.
Druk voorzichtig op het ontgrendelmechanisme
Á
en til de
afstandsbediening uit de houder.
De batterij vervangen
Voordat u de batterij kunt vervangen, moet u een kleine
kruiskopschroevendraaier, een kleine platte schroevendraaier
en een CR2032 lithium-ion knoopcelbatterij bij de hand hebben.
1
Verwijder met de kruiskopschroevendraaier de drie
schroeven uit de achterplaat
À
.
Draadloze afstandsbediening 9
2
Verwijder de achterplaat van de afstandsbediening.
3
Omwikkel het uiteinde van een kleine platte schroevendraaier
met tape.
De tape beschermt de batterij, het batterijcompartiment en de
contactpunten tegen beschadiging.
4
Wrik de batterij voorzichtig los van de achterplaat.
5
Installeer de nieuwe batterij in de achterplaat met de pluskant
naar beneden.
6
Controleer of de pakking
Á
volledig in de uitsparing zit.
7
Plaats de achterplaat terug en breng de punten
Â
op één lijn
met het gat in de printplaat
Ã
.
8
Plaats de schroeven terug en draai deze aan.
OPMERKING: Draai de schroeven niet te strak vast.
Uw toestel aanpassen
Connect IQ functies die u kunt downloaden
U kunt aan uw toestel Connect IQ functies toevoegen van
Garmin en andere leveranciers via de Garmin Connect Mobile
app. U kunt uw toestel aanpassen met gegevensvelden, widgets
en apps.
Gegevensvelden: Hiermee kunt u nieuwe gegevensvelden
downloaden die sensors, activiteiten en historische gegevens
op andere manieren presenteren. U kunt Connect IQ
gegevensvelden toevoegen aan ingebouwde functies en
pagina's.
Widgets: Hiermee kunt u direct informatie bekijken, zoals
sensorgegevens en meldingen.
Apps: Hiermee kunt u interactieve functies toevoegen aan uw
toestel, zoals nieuwe soorten buiten- en fitnessactiviteiten.
Uw gebruikersprofiel instellen
U kunt instellingen wijzigen voor geslacht, leeftijd, gewicht,
lengte en instellingen voor ervaren atleten. Het toestel gebruikt
deze informatie om nauwkeurige ritgegevens te berekenen.
1
Selecteer > Gebruikersprofiel.
2
Selecteer een optie.
Over ervaren sporters
Een ervaren sporter is een persoon die een groot aantal jaren
intensief heeft getraind (met uitzondering van lichte blessures)
en die een hartslag in rust van 60 slagen per minuut of minder
heeft.
Trainingszones
Hartslagzones (Uw hartslagzones instellen, pagina 10)
Vermogenszones (Uw vermogenszones instellen,
pagina 10)
Uw hartslagzones instellen
Het toestel gebruikt uw gebruikersprofiel uit de basisinstellingen
om uw hartslagzones te bepalen. U kunt de hartslagzones
handmatig aanpassen op basis van uw fitnessdoelen
(Fitnessdoelstellingen, pagina 10). Stel uw maximale hartslag,
hartslag in rust en hartslagzones in voor de meest nauwkeurige
caloriegegevens tijdens een activiteit.
1
Selecteer > Trainingszones > Hartslagzones.
2
Voer de maximumwaarde en rustwaarde voor uw hartslag in.
De zonewaarden worden automatisch bijgewerkt; u kunt elke
waarde echter ook handmatig aanpassen.
3
Selecteer Op basis van:.
4
Selecteer een optie:
Selecteer BPM om de zones in aantal hartslagen per
minuut weer te geven en te wijzigen.
Selecteer % Max. om de zones als een percentage van
uw maximumhartslag weer te geven en te wijzigen.
Selecteer % HSR om de zones als een percentage van
uw hartslag in rust weer te geven en te wijzigen.
Fitnessdoelstellingen
Als u uw hartslagzones kent, kunt u uw conditie meten en
verbeteren door de onderstaande principes te begrijpen en toe
te passen.
Uw hartslag is een goede maatstaf voor de intensiteit van uw
training.
Training in bepaalde hartslagzones kan u helpen uw
cardiovasculaire capaciteit en kracht te verbeteren.
Als u uw hartslagzones kent, kunt u het risico op blessures
verlagen en voorkomen dat u te zwaar traint.
Als u uw maximale hartslag kent, kunt u de tabel (Berekeningen
van hartslagzones, pagina 16) gebruiken om de beste
hartslagzone te bepalen voor uw fitheidsdoeleinden.
Als u uw maximale hartslag niet kent, gebruik dan een van de
rekenmachines die beschikbaar zijn op internet. Bij sommige
sportscholen en gezondheidscentra kunt u een test doen om de
maximale hartslag te meten. De standaard maximale hartslag is
220 min uw leeftijd.
Uw vermogenszones instellen
De waarden voor deze zones zijn standaardwaarden en passen
mogelijk niet bij uw persoonlijke vaardigheden. U kunt uw zones
handmatig aanpassen op het toestel of gebruikmaken van
Garmin Connect. Als u weet wat uw FTP-waarde (Functional
Threshold Power) is, kunt u deze opgeven zodat de software
automatisch uw vermogenszones kan berekenen.
1
Selecteer > Trainingszones > Vermogenszones.
2
Voer uw FTP-waarde in.
3
Selecteer Op basis van:.
4
Selecteer een optie:
Selecteer watt om de zones in watt weer te geven en te
wijzigen.
Selecteer % FTP om de zones als een percentage van uw
FTP-waarde weer te geven en te wijzigen.
10 Uw toestel aanpassen
Bluetooth instellingen
Selecteer > Bluetooth.
Schakel in: Hiermee schakelt u Bluetooth draadloze
technologie in.
OPMERKING: De overige Bluetooth instellingen worden
alleen weergegeven als Bluetooth draadloze technologie is
ingeschakeld.
Toestelnaam: Hiermee kunt u een gebruiksvriendelijke naam
invoeren ter identificatie van uw toestellen met draadloze
Bluetooth technologie.
Koppel smartphone: Hiermee koppelt u uw toestel met een
compatibele smartphone met Bluetooth functionaliteit. Met
deze instelling kunt u Bluetooth draadloze functies gebruiken,
zoals LiveTrack en activiteiten uploaden naar Garmin
Connect.
Meldingen voor telefoon en SMS: Hiermee kunt u
telefoonmeldingen vanaf uw compatibele smartphone
inschakelen.
Gemiste oproepen en SMS-berichten: Geeft gemiste
telefoonmeldingen vanaf uw compatibele smartphone weer.
WiFi instellingen
Selecteer > Wi-Fi.
Wi-Fi: Hiermee schakelt u WiFi draadloze technologie in.
OPMERKING: De overige WiFi instellingen worden alleen
weergegeven als WiFi is ingeschakeld.
Automatisch uploaden: Hiermee kunt u automatisch
activiteiten uploaden via een vertrouwd draadloos netwerk.
Voeg netwerk toe: Voegt uw toestel toe aan een draadloos
netwerk.
Uw activiteiteninstellingen bijwerken
1
Selecteer > Activiteitinstellingen.
2
Selecteer een optie:
Selecteer Gegevensschermen om de
gegevensschermen en gegevensvelden aan te passen
(Gegevensschermen aanpassen, pagina 11).
Selecteer Kaart om de kaartinstellingen aan te passen
(Kaartinstellingen, pagina 11).
Selecteer Routebepaling om de route-instellingen aan te
passen (Route-instellingen, pagina 11).
Selecteer Waarschuwingen om uw
trainingswaarschuwingen aan te passen
(Waarschuwingen, pagina 12).
Selecteer Automatische functies > Auto Lap om in te
stellen hoe rondes worden gemarkeerd (Auto Lap
®
,
pagina 12).
Selecteer Automatische functies > Auto Pause om in te
stellen wanneer de timer automatisch pauzeert (Auto
Pause gebruiken, pagina 12).
Selecteer Automatische functies > Automatische
slaapstand om in te stellen dat het toestel automatisch in
de slaapstand gaat na 5 minuten inactiviteit (Automatische
slaapstand gebruiken, pagina 12).
Selecteer Automatische functies > Auto Scroll om de
weergave van de pagina's met trainingsgegevens aan te
passen wanneer de timer loopt (Auto Scroll gebruiken,
pagina 12).
Selecteer Startmelding om de startmeldingsmodus aan te
passen (De startmelding wijzigen, pagina 12).
Alle wijzigingen die u aanbrengt worden opgeslagen in de
activiteiteninstellingen.
Gegevensschermen aanpassen
1
Selecteer > Activiteitinstellingen.
2
Selecteer Gegevensschermen.
3
Selecteer een gegevensscherm.
4
Schakel indien nodig het gegevensscherm in.
5
Selecteer het aantal gegevensvelden dat u op het scherm
wilt weergeven.
6
Selecteer .
7
Selecteer een gegevensveld om het te wijzigen.
8
Selecteer .
Kaartinstellingen
Selecteer > Activiteitinstellingen > Kaart.
Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina.
Automatisch zoomen: Hiermee selecteert u automatisch een
zoomniveau voor de kaart. Als u Uit selecteert, moet u
handmatig in- en uitzoomen.
Begeleidingstekst: Hiermee stelt u in wanneer afslag-voor-
afslag navigatieaanwijzingen worden weergegeven (vereist
navigatiekaarten).
Kaartzichtbaarheid: Hiermee kunt u de geavanceerde
kaartfuncties opgeven.
Kaartinformatie: Hiermee kunt u de op het toestel geladen
kaarten in- of uitschakelen.
De oriëntatie van de kaart wijzigen
1
Selecteer > Activiteitinstellingen > Kaart > Oriëntatie.
2
Selecteer een optie:
Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de
pagina weer te geven.
Selecteer Koers boven om uw huidige reisrichting boven
aan de pagina weer te geven.
Selecteer 3D-modus voor een autoperspectief met de
reisrichting bovenaan.
Geavanceerde kaartinstellingen
Selecteer > Activiteitinstellingen > Kaart >
Kaartzichtbaarheid.
Kaartzichtbaarh.modus: Automatisch en Hoog contrast
hebben vooraf ingestelde waarden. Kies Aangepast als u zelf
een waarde wilt opgeven.
Zoomniveaus: Hiermee worden kaartonderdelen op of onder
het geselecteerde zoomniveau weergegeven.
Tekstgrootte: Hiermee wordt de tekstgrootte voor kaartitems
ingesteld.
Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven van meer details is het
mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien
beschikbaar) of schakelt arcering uit.
Extra kaarten kopen
Voordat u extra kaarten aanschaft, dient u de versie van de
kaarten op uw toestel vast te stellen.
1
Selecteer > Activiteitinstellingen.
2
Selecteer Kaart > Kaartinformatie.
3
Selecteer een kaart.
4
Selecteer .
5
Ga naar http://buy.garmin.com of neem contact op met uw
Garmin dealer.
Route-instellingen
Selecteer > Activiteitinstellingen > Routebepaling.
Uw toestel aanpassen 11
Routemodus: Hiermee stelt u uw transportmiddel in om uw
route te optimaliseren.
Berekeningswijze: Hiermee stelt u de methode in waarmee uw
route wordt berekend.
Zet vast op weg: Zet het positiepictogram, dat uw positie op de
kaart aangeeft, vast op de dichtstbijzijnde weg.
Te vermijden instellen: Hiermee stelt u in welke wegtypen u
wilt vermijden.
Herberekenen: Herberekent automatisch de route wanneer u
van de route afwijkt.
Waarschuwingen
U kunt -waarschuwingen gebruiken om te trainen met specifieke
doelstellingen voor tijd, afstand, hartslag, cadans en calorieën.
Bereikwaarschuwingen instellen
Als u een optionele hartslagmeter, cadanssensor of
vermogensmeter hebt, kunt u bereikwaarschuwingen instellen.
Een bereikwaarschuwing wordt afgegeven wanneer het toestel
een waarde meet die boven of onder een opgegeven
waardenbereik ligt. Zo kunt u bijvoorbeeld instellen dat het
toestel u waarschuwt als uw cadans lager is dan 40 rpm of
hoger dan 90 rpm. U kunt ook een trainingszone
(Trainingszones, pagina 10) gebruiken voor de
bereikwaarschuwing.
1
Selecteer > Activiteitinstellingen.
2
Selecteer Waarschuwingen.
3
Selecteer Hartslagwaarschuwing, Cadanswaarschuwing
of Vermogenswaarsch..
4
Schakel indien nodig de waarschuwing in.
5
Voer de minimum- en maximumwaarde in of selecteer zones.
6
Selecteer indien nodig .
Telkens als u boven of onder het opgegeven bereik komt, wordt
een bericht weergegeven. U hoort ook een pieptoon als
geluidssignalen zijn ingeschakeld (De toestelgeluiden instellen,
pagina 13).
Een terugkerende waarschuwing instellen
Een terugkerende waarschuwing wordt afgegeven telkens
wanneer het toestel een opgegeven waarde of interval
registreert. U kunt bijvoorbeeld instellen dat het toestel u elke 30
minuten waarschuwt.
1
Selecteer > Activiteitinstellingen.
2
Selecteer Waarschuwingen.
3
Selecteer Tijdwaarschuwing, Afstandswaarschuwing of
Calorieënwaarschuwing.
4
Schakel de waarschuwing in.
5
Voer een waarde in.
6
Selecteer .
Telkens als u de opgegeven waarde voor een waarschuwing
bereikt, wordt een bericht weergegeven. U hoort ook een
pieptoon als geluidssignalen zijn ingeschakeld (De
toestelgeluiden instellen, pagina 13).
Auto Lap
®
Ronden op positie markeren
Met de functie Auto Lap kunt u de ronde automatisch markeren
op een bepaalde positie. Dit is handig als u uw prestaties tijdens
verschillende gedeelten van een rit wilt vergelijken (bijvoorbeeld
na een lange klim of na een sprint). Tijdens een koers kunt u de
functie Op positie gebruiken om een ronde te starten bij alle
rondeposities die voor de koers zijn vastgelegd.
1
Selecteer > Activiteitinstellingen.
2
Selecteer Automatische functies > Auto Lap > Auto Lap-
trigger > Op positie > Ronde bij.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Alleen bij drukken op Lap om de rondeteller te
activeren telkens als u selecteert en telkens als u een
van deze locaties opnieuw passeert.
Selecteer Start & ronde om de rondeteller te activeren op
de GPS-locatie waar u selecteert en op elke locatie
tijdens de rit waar u selecteert.
Selecteer Markeer en ronde om de rondeteller te
activeren op een specifieke GPS-locatie die u vóór de rit
hebt gemarkeerd en bovendien op elke locatie tijdens de
rit wanneer u selecteert.
4
Pas zo nodig de rondegegevensvelden aan
(Gegevensschermen aanpassen, pagina 11).
Ronden op afstand markeren
Met de functie Auto Lap kunt u de ronde automatisch markeren
op basis van een bepaalde afstand. Dit is handig als u uw
prestaties tijdens verschillende gedeelten van een rit wilt
vergelijken (bijvoorbeeld om de 10 mijl of 40 km).
1
Selecteer > Activiteitinstellingen.
2
Selecteer Automatische functies > Auto Lap > Auto Lap-
trigger > Op afstand > Ronde bij.
3
Voer een waarde in.
4
Pas zo nodig de rondegegevensvelden aan
(Gegevensschermen aanpassen, pagina 11).
Auto Pause gebruiken
U kunt de functie Auto Pause
®
gebruiken om de timer
automatisch te onderbreken als u stopt met bewegen of
wanneer uw snelheid onder de opgegeven waarde komt. Dit is
handig als er verkeerslichten of andere plaatsen voorkomen in
uw route waar u langzamer moet fietsen of moet stoppen.
OPMERKING: De geschiedenis wordt niet vastgelegd wanneer
de timer is gestopt of gepauzeerd.
1
Selecteer > Activiteitinstellingen.
2
Selecteer Automatische functies > Auto Pause.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Zodra gestopt om de timer automatisch te
onderbreken wanneer u stopt met bewegen.
Selecteer Aangepaste snelheid om de timer automatisch
te pauzeren wanneer uw snelheid onder een bepaalde
waarde komt.
4
Pas zo nodig optionele tijdgegevensvelden aan
(Gegevensschermen aanpassen, pagina 11).
Automatische slaapstand gebruiken
U kunt de Automatische slaapstand functie gebruiken om
automatisch in de slaapstand te gaan na 5 minuten van
inactiviteit. Tijdens de slaapstand is het scherm uitgeschakeld
en zijn de ANT+ sensors, Bluetooth en GPS niet verbonden.
WiFi blijft actief wanneer het toestel zich in de slaapstand
bevindt.
1
Selecteer > Activiteitinstellingen.
2
Selecteer Automatische functies > Automatische
slaapstand.
Auto Scroll gebruiken
Met de functie Auto Scroll doorloopt u automatisch alle
schermen met trainingsgegevens terwijl de timer loopt.
1
Selecteer > Activiteitinstellingen.
2
Selecteer Automatische functies > Auto Scroll.
3
Selecteer een weergavesnelheid.
De startmelding wijzigen
Met deze functie herkent het toestel automatisch dat er
satellietsignalen worden ontvangen en dat de fiets rijdt. U wordt
er zo aan herinnerd de timer in te stellen, zodat uw ritgegevens
worden vastgelegd.
12 Uw toestel aanpassen
1
Selecteer > Activiteitinstellingen.
2
Selecteer Startmelding.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Eenmaal.
Selecteer Herhaal > Herh vertrag. om in te stellen na
hoeveel tijd de melding wordt weergegeven.
Systeeminstellingen
Selecteer > Systeem.
GPS-instellingen (GPS-instellingen, pagina 13)
Kleurinstellingen (De accentkleur wijzigen, pagina 13)
Scherminstellingen (Scherminstellingen, pagina 13)
Instellingen voor ongevaldetectie (Ongevaldetectie in- en
uitschakelen, pagina 6)
Instellingen voor gegevensopslag (De opslaglocatie voor
gegevens wijzigen, pagina 8)
Toestelinstellingen (De maateenheden wijzigen, pagina 13)
Tooninstellingen (De toestelgeluiden instellen, pagina 13)
Taalinstellingen (De taal van het toestel wijzigen, pagina 13)
GPS-instellingen
De satellietinstelling wijzigen
Om de prestaties in moeilijke omgevingen te verbeteren en de
GPS-positiebepaling te versnellen, kunt u GPS en GLONASS
inschakelen. Door GPS en GLONASS te gebruiken neemt de
gebruiksduur van de batterij sneller af dan wanneer alleen GPS
wordt gebruikt.
1
Selecteer > Systeem > GPS > GPS-modus.
2
Selecteer een optie.
De hoogte instellen
Als u over nauwkeurige hoogtegegevens voor uw huidige locatie
beschikt, kunt u de hoogtemeter op het toestel handmatig
kalibreren.
1
Selecteer > Systeem > GPS > Stel hoogte in.
2
Geef de hoogte op en selecteer .
Satellieten weergeven
Op de satellietpagina wordt actuele informatie over de GPS-
satelliet weergegeven. Ga voor meer informatie over GPS naar
www.garmin.com/aboutGPS.
Selecteer > Systeem > GPS > Bekijk satellieten.
De GPS-nauwkeurigheid wordt onder aan de pagina
weergegeven. De groene balken geven de sterkte van elk
ontvangen satellietsignaal weer (het nummer van de satelliet
wordt onder het balkje weergegeven).
De accentkleur wijzigen
U kunt de accentkleur van het toestel wijzigen.
1
Selecteer > Systeem > Kleur.
2
Selecteer een accentkleur.
Scherminstellingen
Selecteer > Systeem > Scherm.
Automatische helderheid: Hiermee wordt automatisch de
schermverlichting aangepast op basis van het
omgevingslicht.
Time-out van scherm: Hiermee kunt u de tijdsduur instellen
voordat de schermverlichting wordt uitgeschakeld.
Kleurmodus: Hiermee stelt u in of het toestel dag- of
nachtkleuren weergeeft. U kunt Automatisch selecteren om
het toestel automatisch te laten overschakelen naar dag- of
nachtkleuren op basis van de tijd van de dag.
Oriëntatie: Hiermee kunt u het toestel in de staande of liggende
modus zetten.
Schermafbeelding: Hiermee kunt u de afbeelding op het
scherm van het toestel opslaan.
De maateenheden wijzigen
U kunt de eenheden voor afstand, snelheid, hoogte,
temperatuur, gewicht, positieweergave en tijdweergave
aanpassen.
1
Selecteer > Systeem > Eenheden.
2
Selecteer een type maatsysteem.
3
Selecteer een maateenheid voor de instelling.
De toestelgeluiden instellen
Selecteer > Systeem > Geluid.
De taal van het toestel wijzigen
Selecteer > Systeem > Taal voor tekst.
De configuratie-instellingen wijzigen
U kunt alle aanvankelijk geconfigureerde basisinstellingen
wijzigen.
1
Selecteer > Systeem > Herstel toestel >
Basisinstellingen.
2
Volg de instructies op het scherm.
Tijdzones
Telkens wanneer u het toestel inschakelt en naar satellieten
zoekt of gegevens synchroniseert met uw smartphone, worden
de tijdzone en het tijdstip automatisch vastgesteld.
Toestelinformatie
Specificaties
Edge specificaties
Batterijtype Oplaadbare, ingebouwde lithium-ionbatterij
Batterijduur 15 uur, bij normaal gebruik
Bedrijfstemperatuurbe-
reik
Van -20º tot 60ºC (van -4º tot 140ºF)
Laadtemperatuurbereik Van 0º tot 40ºC (van 32º tot 104ºF)
Radiofrequentie/protocol 2,4 GHz ANT+ protocol voor draadloze
communicatie
Bluetooth Smart draadloze technologie
WiFi draadloze technologie
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7*
*Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water
tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga
voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
Specificaties afstandsbediening
Batterijtype CR2032 van 3 V, door gebruiker te
vervangen
Batterijduur Tot 1,5 jaar (bij 1 uur per dag)
Bedrijfstemperatuurbereik Van -10° tot 50°C (van 14° tot 122°F)
Radiofrequentie/protocol 2,4 GHz ANT+ protocol voor draadloze
communicatie
Waterbestendigheid 5 ATM*
*Het toestel is bestand tegen druk tot een diepte van maximaal
50 meter. Ga voor meer informatie naar www.garmin.com
/waterrating.
Toestelonderhoud
LET OP
Bewaar het toestel niet op een plaats waar het langdurig aan
extreme temperaturen kan worden blootgesteld omdat dit
onherstelbare schade kan veroorzaken.
Toestelinformatie 13
Gebruik nooit een hard of scherp object om het aanraakscherm
te bedienen omdat het scherm daardoor beschadigd kan raken.
Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen, oplosmiddelen en
insectenwerende middelen die plastic onderdelen en
oppervlakken kunnen beschadigen.
Breng de beschermkap van de USB-poort goed aan om
beschadiging van de poort te voorkomen.
Het toestel schoonmaken
1
Veeg het toestel schoon met een doek die is bevochtigd met
een mild schoonmaakmiddel.
2
Veeg de behuizing vervolgens droog.
Laat het toestel na reiniging helemaal drogen.
Problemen oplossen
Het toestel resetten
Als het toestel niet meer reageert, moet u het mogelijk resetten.
Uw gegevens en instellingen worden dan niet gewist.
1
Houd 10 seconden ingedrukt.
2
Houd één seconde ingedrukt om het toestel in te
schakelen.
Gebruikersgegevens wissen
U kunt alle fabrieksinstellingen van het toestel herstellen.
OPMERKING: Hierdoor wordt alle door de gebruiker ingevoerde
informatie gewist, maar uw geschiedenis wordt niet verwijderd.
Selecteer > Systeem > Herstel toestel > Herstel
fabrieksinstellingen.
Energie besparen tijdens het opladen van
het toestel
U kunt het toestelscherm en alle andere functies uitschakelen
tijdens het opladen.
1
Sluit uw toestel aan op een externe voedingsbron.
2
Houd gedurende 4 tot 5 seconden ingedrukt.
Het scherm wordt uitgeschakeld en het toestel schakelt over
op een energiebesparende oplaadmodus.
3
Laad het toestel volledig op.
Levensduur van de batterijen maximaliseren
Verminder de sterkte van de schermverlichting of verlaag de
time-out voor de schermverlichting (De schermverlichting
gebruiken, pagina 2).
Schakel de functie Automatische slaapstand in
(Automatische slaapstand gebruiken, pagina 12).
Schakel de draadloze Bluetooth functie uit (Bluetooth
instellingen, pagina 11).
Schakel de draadloze connectiviteit uit (Wi
Fi instellingen,
pagina 11).
De software bijwerken
Voordat u de toestelsoftware kunt bijwerken, moet u beschikken
over een Garmin Connect account en de Garmin Express
toepassing downloaden.
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
Als er nieuwe software beschikbaar is, verstuurt Garmin
Express deze naar uw toestel.
2
Volg de instructies op het scherm.
3
Koppel uw toestel niet los van de computer tijdens het
bijwerken.
OPMERKING: Als u Garmin Express al hebt gebruikt om
WiFi connectiviteit in te stellen voor uw toestel, kan Garmin
Connect automatisch nieuwe software-updates downloaden
naar uw toestel als verbinding wordt gemaakt met WiFi.
Productupdates
Installeer Garmin Express (www.garmin.com/express) op uw
computer. Installeer de Garmin Connect Mobile app op uw
smartphone.
Op die manier kunt u gemakkelijk gebruikmaken van de
volgende diensten voor Garmin toestellen:
Software-updates
Kaartupdates
Gegevens worden geüpload naar Garmin Connect
Productregistratie
Meer informatie
Ga naar www.support.garmin.com voor meer handleidingen,
artikelen en software-updates.
Ga naar www.garmin.com/intosports.
Ga naar www.garmin.com/learningcenter.
Ga naar http://buy.garmin.com of neem contact op met uw
Garmin dealer voor informatie over optionele accessoires en
vervangingsonderdelen.
De gebruikershandleiding downloaden
Ga naar www.garmin.com/manuals/edgeexplore1000.
Toestelgegevens weergeven
U kunt de toestel-id, softwareversie en licentieovereenkomst
weergeven.
Selecteer > Systeem > Over.
De ontvangst van GPS-signalen verbeteren
Synchroniseer het toestel regelmatig met uw Garmin
Connect account:
Verbind uw toestel met een computer via de USB-kabel
en de Garmin Express app.
Synchroniseer uw toestel met de Garmin Connect Mobile
app op uw Bluetooth smartphone.
Verbind uw toestel met uw Garmin Connect account via
een WiFi draadloos netwerk.
Na verbinding met uw Garmin Connect account downloadt
het toestel diverse dagen aan satellietgegevens, zodat het
toestel snel satellietsignalen kan vinden.
Ga met uw toestel naar buiten, naar een open plek, ver weg
van hoge gebouwen en bomen.
Blijf enkele minuten stilstaan.
Temperatuurmetingen
Het toestel geeft een temperatuur aan die hoger is dan de
werkelijke luchttemperatuur als het toestel in direct zonlicht
wordt geplaatst, in de hand wordt gehouden of wordt opgeladen
met een extern batterijpakket. Het duurt ook even voor het
toestel zich aan significante wijzigingen in de temperatuur heeft
aangepast.
Vervangende O-ringen
Voor de steunen zijn vervangende banden (O-ringen)
verkrijgbaar.
OPMERKING: Gebruik alleen vervangende banden van EPDM
(Ethylene Propylene Diene Monomer). Ga naar
http://buy.garmin.com of neem contact op met uw Garmin
dealer.
14 Problemen oplossen
Op mijn toestel wordt niet de juiste taal
gebruikt
1
Selecteer .
2
Blader omlaag naar het zevende item in de lijst en selecteer
het.
3
Blader omlaag naar het achtste item in de lijst en selecteer
het.
4
Selecteer uw taal.
Appendix
Gegevensvelden
Voor sommige gegevensvelden hebt u ANT+ accessoires nodig
om de gegevens weer te geven.
Afst. tot volg.: De resterende afstand tot het volgende waypoint
op uw route. Deze gegevens worden alleen weergegeven
tijdens het navigeren.
Afstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de huidige
activiteit of het huidige spoor.
Afstand - Laatste ronde: De afstand die u hebt afgelegd voor
de laatste voltooide ronde.
Afstand - Ronde: De afstand die u hebt afgelegd voor de
huidige ronde.
Afstandsteller: Een lopende meting van de afstand die is
afgelegd voor alle trips. Dit totaal wordt niet gewist als de
reisgegevens worden hersteld.
Afstand te gaan: De resterende afstand tijdens een workout of
koers als u een afstandsdoel hebt opgegeven.
Afstand tot bestemming: De resterende afstand tot de
eindbestemming. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Afstand tot koerspunt: De resterende afstand tot het volgende
punt in de koers.
Batterijniveau: De resterende batterijvoeding.
Batterijstatus: Het resterende batterijvermogen van een
fietslamp-accessoire.
Cadans: Fietsen. Het aantal omwentelingen van de pedaalarm.
Voor weergave van deze gegevens moet uw toestel zijn
aangesloten op een cadansaccessoire.
Cadans - Gemiddeld: Fietsen. De gemiddelde cadans voor de
huidige activiteit.
Cadans - Ronde: Fietsen. De gemiddelde cadans voor de
huidige ronde.
Calorieën: De hoeveelheid calorieën die u hebt verbrand.
ETA bij volgende: Het geschatte tijdstip waarop u het volgende
waypoint op de route zult bereiken (aangepast aan de lokale
tijd van het waypoint). Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
ETA op bestemming: Het geschatte tijdstip waarop u de
eindbestemming zult bereiken (aangepast aan de lokale tijd
van de bestemming). Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
GPS-nauwkeurigheid: De foutmarge voor uw exacte locatie.
Uw GPS-locatie is bijvoorbeeld accuraat binnen +/- 3,65
meter (12 ft.).
GPS-signaalsterkte: De sterkte van het signaal van de GPS-
satelliet.
Hartslag: Uw aantal hartslagen per minuut. Uw toestel moet zijn
aangesloten op een compatibele hartslagmeter.
Hoogte: De hoogte van uw huidige locatie boven of onder
zeeniveau.
HS - Gem.: De gemiddelde hartslag voor de huidige activiteit.
HS-grafiek: Een lijndiagram dat uw huidige hartslagzone (1-5)
weergeeft.
HS - Ronde: De gemiddelde hartslag voor de huidige ronde.
HS-zone: Uw huidige hartslagbereik (1 tot 5). De
standaardzones zijn gebaseerd op uw gebruikersprofiel en
de maximale hartslag (220 min uw leeftijd).
Koers: De richting waarin u zich verplaatst.
Lichtconfiguratie: De configuratiemodus van het lichtnetwerk.
Locatie bij bestemming: Het laatste punt in een route of koers.
Locatie bij volgende: Het volgende punt in een route of koers.
Percentage: De berekening van de stijging over de afstand. Als
u bijvoorbeeld 10 ft (3 m.) stijgt na elke 200 ft (60 m.) die u
aflegt, dan is de helling ofwel het stijgingspercentage 5%.
Ronden: Het aantal ronden dat is voltooid voor de huidige
activiteit.
Snelheid: De huidige snelheid waarmee u zich verplaatst.
Snelheid - Gemiddeld: De gemiddelde snelheid voor de
huidige activiteit.
Snelheid - Maximum: De hoogste snelheid voor de huidige
activiteit.
Snelheid - Ronde: De gemiddelde snelheid voor de huidige
ronde.
Status bundelhoek: De modus van de koplampbundel.
Temperatuur: De temperatuur van de lucht. Uw
lichaamstemperatuur beïnvloedt de temperatuursensor.
Tijd: De tijd van de dag, op basis van uw huidige locatie en
tijdinstellingen (notatie, tijdzone en zomertijd).
Tijd: De stopwatchtijd voor de huidige activiteit.
Tijd - Gem. ronde: De gemiddelde rondetijd voor de huidige
activiteit.
Tijd - Laatste ronde: De stopwatchtijd voor de laatste voltooide
ronde.
Tijd - Ronde: De stopwatchtijd voor de huidige ronde.
Tijd te gaan: De resterende tijd in een koers.
Tijd tot bestemming: De tijd die u naar verwachting nodig hebt
om de bestemming te bereiken. Deze gegevens worden
alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Tijd tot volg.: De tijd die u naar verwachting nodig hebt om het
volgende waypoint op de route te bereiken. Deze gegevens
worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Tijd - Verstreken: De totale verstreken tijd. Als u bijvoorbeeld
de timer start en 10 minuten hardloopt, vervolgens de timer 5
minuten stopt en daarna de timer weer start en 20 minuten
hardloopt, bedraagt de verstreken tijd 35 minuten.
Totale daling: De totale afstand van de daling sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Totale stijging: De totale afstand van de stijging sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
V.S. – 30s gem.: Het voortschrijdend gemiddelde (30 seconden)
van verticale snelheid.
Verbonden lampen: Het aantal verbonden lampen.
Vermogen: Het huidige uitgangsvermogen in watt. Uw toestel
moet zijn aangesloten op een compatibele vermogensmeter.
Vermogen - 3s gemiddeld: Het voortschrijdend gemiddelde (3
seconden) van het uitgangsvermogen.
Vermogen - Gemiddeld: Het gemiddelde uitgangsvermogen
voor de huidige activiteit.
Vermogen - kJ: De totale verrichte inspanningen
(uitgangsvermogen) in kilojoules.
Vermogen - Maximum: Het hoogste uitgangsvermogen voor de
huidige activiteit.
Appendix 15
Vermogen - Ronde: Het gemiddelde uitgangsvermogen voor de
huidige ronde.
Vermogenszone: Het huidige uitgangsvermogensbereik (1–7),
gebaseerd op uw FTP of aangepaste instellingen.
Verticale snelheid: De stijg- of daalsnelheid over tijd.
Zon onder: Het tijdstip waarop de zon ondergaat, gebaseerd op
uw GPS-positie.
Zon op: Het tijdstip waarop de zon opkomt, gebaseerd op uw
GPS-positie.
Berekeningen van hartslagzones
Zone % van
maximale
hartslag
Waargenomen
inspanning
Voordelen
1 50–60% Ontspannen,
comfortabel tempo,
regelmatige ademhaling
Aerobische training
voor beginners,
verlaagt het stressni-
veau
2 60–70% Comfortabel tempo, iets
diepere ademhaling,
gesprek voeren is
mogelijk
Standaardcardiovas-
culaire training; korte
herstelperiode
3 70–80% Gematigd tempo,
gesprek voeren iets
lastiger
Verbeterde aerobische
capaciteit, optimale
cardiovasculaire
training
4 80–90% Hoog tempo en
enigszins oncomfortabel;
zware ademhaling
Verbeterde anaerobi-
sche capaciteit en
drempel, hogere
snelheid
5 90–100% Sprinttempo, kan niet
lang worden
volgehouden;
ademhaling zwaar
Anaerobisch en
musculair uithoudings-
vermogen; meer
kracht
16 Appendix
Index
A
accessoires 8, 9, 14
activiteiten opslaan 2
afstand, waarschuwingen 12
afstandsbediening 9
koppelen 9
agenda 6
ANT+ sensors 2, 8, 9
koppelen 8
vermogensmeters 9
applicaties 7, 10
Auto Lap 12
Auto Pause 12
auto scroll 12
automatische slaapstand 12
B
banden 14
basisinstellingen 13
batterij
maximaliseren 14
opladen 1, 14
type 1
vervangen 9
bestanden, overbrengen 8
Bluetooth technologie 7, 11
C
cadans, waarschuwingen 12
calorie, waarschuwingen 12
computer, verbinden 8
Connect IQ 10
contacten voor noodgevallen 5, 6
coördinaten 5
D
de batterij vervangen 9
draadloze toestellen 9
E
ervaren sporter 10
G
Garmin Connect 3, 6, 7, 10
Garmin Express 7
software bijwerken 14
gebruikersgegevens, verwijderen 8
gebruikersprofiel 2, 10
gegevens
opslaan 7
overbrengen 6–8
schermen 11
vastleggen 8
gegevens opslaan 6–8
gegevensvelden 10, 11, 15
geheugenkaart 8
geschiedenis 2, 6
naar de computer verzenden 6, 7
verwijderen 6
GLONASS 13
GPS 13
satellietpagina 13
signaal 2, 3, 14
H
hartslag
waarschuwingen 12
zones 10, 16
het toestel resetten 14
hoogte 13
hoogtemeter, kalibreren 13
I
installeren 1
instellingen 2, 11, 13
toestel 13
K
kaarten 4
bijwerken 14
instellingen 11
kopen 11
locaties zoeken 5
oriëntatie 11
zoomen 11
kalibreren, vermogensmeter 9
knoppen 2, 9
koersen 3, 4
instellingen 4
laden 3
maken 3, 4
navigeren 4
verwijderen 4
wijzigen 3, 4
koppelen 2, 7
afstandsbediening 9
ANT+ sensors 8
L
locaties 5
recent gevonden 5
verwijderen 5
wijzigen 5
zoeken met de kaart 5
locaties zoeken, nabij uw locatie 5
M
maateenheden 13
microSD kaart. Zie geheugenkaart
N
navigatie 5
terug naar start 4
O
O-ringen. Zie banden
ongevaldetectie 5, 6
opladen 14
overbrengen, bestanden 7
P
persoonlijke records 6
verwijderen 6
pictogrammen 2
problemen oplossen 14, 15
profielen, gebruiker 10
R
ronden 2
routes
instellingen 11
maken 4
S
satellietpagina 13
satellietsignalen 2, 3, 14
scherm 13
scherminstellingen 13
schermknoppen 2
schermverlichting 2, 13
slaapmodus 12
smartphone 2, 7, 10, 11
software
bijwerken 14
versie 14
softwarelicentieovereenkomst 14
specificaties 13
startmelding 12
systeeminstellingen 13
T
taal 13, 15
temperatuur 14
terug naar start 4
tijd, waarschuwingen 12
tijdzones 13
timer 2, 6
toestel
onderhoud 13
opnieuw instellen 14
toestel aanpassen 11
toestel bevestigen 1, 9
toestel schoonmaken 14
toestel-id 14
tonen 13
training, schermen 2, 11
U
updates, software 14
USB 14
loskoppelen 8
V
vergrendelen, scherm 2
vermogen (kracht)
waarschuwingen 12
zones 10
verwijderen, alle gebruikersgegevens 8, 14
via-punten, projecteren 5
W
waarschuwingen 12
watch faces 10
Wi-Fi 2
WiFi 11, 14
verbinden 7
widgets 10
Z
zones
tijd 13
voeding 10
Index 17
support.garmin.com
Juli 2018
190-01944-35_0D
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22

Garmin Edge® Explore 1000, Europe Handleiding

Type
Handleiding